FysioPraxis april 2016

48
FYSIO PRAXIS VAKBLAD VOOR DE FYSIOTHERAPEUT JAARGANG 25 • NUMMER 3 • APRIL 2016 NIEUWE PRAKTIJKEN Fitness bij dialyse CASUÏSTIEK Impact opname op intensive care WETENSCHAP Vroege prognose op stroke unit Themanummer Ziekenhuisfysiotherapie 16 22 32

description

 

Transcript of FysioPraxis april 2016

Page 1: FysioPraxis april 2016

FYSIOPRAXISVA K B L A D V O O R D E F Y S I O T H E R A P E U T

JAARGANG 25 • NUMMER 3 • APRIL 2016

NIEUWE PRAKTIJKEN

Fitnessbij dialyse

CASUÏSTIEK

Impact opnameop intensive care

WETENSCHAP

Vroege prognoseop stroke unit

ThemanummerZiekenhuisfysiotherapie

16 22 32

FP03_Cover.indd 1 12-04-16 14:11

Page 2: FysioPraxis april 2016

Wie denkt er nog in beperkingen?Support neemt drempels weg. Bij mensen met een

fysieke beperking, bij hun omgeving en bij zorgpro-

fessionals. Zij komen naar Support voor de nieuwste

trends, technieken en kennis die de zelfstandigheid,

vrijheid en de kwaliteit van leven vergroten. Kom

beleven, luisteren, leren en doen! Wie denkt er nog

in beperkingen?

supportexpo.nl

Gratis entree!

25 - 28 mei 2016Jaarbeurs | Utrecht

Powered by:

13699 JAA SUPPORT Adv A4.indd 1 03-03-16 09:20fysiopraxis 160422.indd 1 11-04-16 13:43

Page 3: FysioPraxis april 2016

FysioPraxis | april 2016

3

REACTIES KUNT U MAILEN NAAR [email protected]

REDACTIONEELINHOUD

Op weg naar evidence based practiceHet effect van een ziekenhuisopname op het fysieke en mentale functioneren van de patiënt is groot; we spreken niet voor niets van een ‘major life event’. Vooral bij patiënten met multimorbiditeit kunnen ernstige pathofysiologische veranderingen optreden. De patiënt kan terechtkomen in een vicieuze cirkel van (chirurgische) stress, deconditionering en inactiviteit, wat uiteindelijk kan leiden tot verminderde functionele status, vermindering in ADL-zelfstandigheid en complicaties. Fysiotherapie voor deze patiënten is maatwerk. Fysiotherapeutische interventies gericht op het verbeteren van fysieke fi theid vóór de opname stellen het menselijk lichaam in staat om externe stressoren zoals chirurgie beter te weerstaan. Hierdoor treden er minder vaak complicaties op en wordt de opnameduur bekort. Bij voorkeur gaat de ziekenhuisfysiotherapeut al drie maanden vóór de geplande opname aan de slag en wordt de patiënt na ontslag gevolgd. Ook bij een acute opname kan de nazorg beter worden gereguleerd en moeten er interdisciplinaire afspraken gemaakt worden over beweging, voeding en gedrag, waarbij familie en mantelzorgers betrokken worden. Ziekenhuisfysiotherapie staat sterk in de wetenschappelijke belangstelling. Vanuit mijn leerstoel zijn patiëntenzorg, onderzoek en onderwijs gericht op de transitie van zorg bij patiënten met complexe aandoeningen. Zo promoveerde Jaap Dronkers op preoperatieve fysiotherapie, bekleedt Marike van der Schaaf het lectoraat Revalidatie in de acute zorg en besprak Cindy Veenhof in haar oratie fysieke zelfredzaamheid bij een ziekenhuisopname. Er blijven echter nog veel vragen onbeantwoord, bijvoorbeeld: Wat is de optimale trainingsinterventie voor, tijdens en na de opname? Hoe vindt de kennisoverdracht tussen ziekenhuis en eerste lijn plaats? Wat is de rol van de NVZF hierbij? Ik ben er als gasthoofdredacteur trots op dat vele deskundigen op het gebied van ziekenhuisfysiotherapie een bijdrage hebben geleverd aan dit themanummer van FysioPraxis. De ziekenhuisfysiotherapie is sterk op weg naar evidence based practice met bewezen effi ciëntie, doelmatigheid en kosteneffectiviteit.

Prof. dr. Raoul EngelbertGasthoofdredacteur FysioPraxis

5 Agenda/Op de cover

6 KNGF-kort

9 Kort nieuws

Dossier ziekenhuisfysiotherapie

11 Overzicht

12 Interviews

16 Nieuwe praktijken

19 Salariëring

22 Casuïstiek, diagnostiek en

behandeling

26 Hospital-ADL-studie

28 Wetenschap – narratieve review

32 Wetenschap – klinisch onderzoek

35 Wetenschap – kwalitatief

onderzoek

38 Wetenschap – summary

39 Specialistenkatern

45

Meer info vindt u op www.kngf.nl

FysioPraxis is het offi ciële tijdschrift van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en verschijnt 10 keer per jaar.

REDACTIEADRESKNGFPostbus 248 3800 AE AmersfoortE: [email protected]

EINDREDACTIEMieke van DalenE: [email protected]: 06 502 43 735

REDACTIE Adri ApeldoornSaskia Bon (hoofdredacteur)Karin HaksLidwien van Loon (specialistenkatern)François MaissanCaroline Speksnijder

ADVERTENTIESBureau Van Vliet B.V.advertentietarieven op aanvraagFrank OudmanE: [email protected] Wijnhout E: [email protected]: 023 571 47 45I: www.bureauvanvliet.com

ABONNEMENTEN NIET-KNGF LEDENEen particulier abonnement kost per jaar € 106 en buitenlandse abonnees betalen € 45 voor een digitale versie (prijswijzigingen voorbehouden). Abonnementen kunnen op ieder moment starten en u betaalt aan het begin van het jaar voor het aanko-mend jaar. Beëindiging kan op elk moment, met inachtneming van één maand opzegter-mijn. Er volgt een verrekening naar rato

en teveel betaald abonnementsgeld wordt gecrediteerd.

ABONNEMENTEN / ADRESWIJZIGINGENKNGF, Postbus 248, 3800 AE Amersfoort T: 033 467 29 00E: [email protected]

VERANTWOORDELIJKHEIDDe redactie beslist over de samenstel-ling van FysioPraxis. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de door hen geschreven artikelen en het KNGF voor het verenigingsnieuws.

AUTEURSRECHT© 2014 KNGF. Artikelen mogen alleen worden overgenomen en/of vermenig-vuldigd na schriftelijke toestemming van het KNGF en met bronvermelding. Voor overname voor commerciële

doeleinden vragen we een passende vergoeding.

BLADCONCEPTOnnink Grafi sche Communicatie BV

VORMGEVING Maarten Molenaar, X-Media Solutions

DRUKWERKSenefelder Misset B.V.

FOTO OMSLAGWiep van Apeldoorn

ISSN0927- 5983

FP03_Inhoud_Redactioneel.indd 3 12-04-16 14:40

Page 4: FysioPraxis april 2016

U kent Chemodol,

de hypo-allergene af -

wasbare massage-olie.

Maar Chemodis heeft

meer massage-oliën.

Zoals Chemotherm,

een massage-

emulsie met milde

en ver antwoorde

warmte werking. Het

zuiver plantaardige

Olivine, zonder

conserveermiddelen

en emul gatoren.

Chemovine, speciaal

voor de sterk

behaarde huid.

En, speciaal voor

de overgevoelige

huid, Chemoderm

met natuurlijke

werk stoffen en de

ongepar fumeerde

Baselin Emulsion

met biolo gische

eigenschappen.

Uw leveranciers

kunnen u er alles

over vertellen.

Of bel voor meer

informatie:

0800-chemodis

(0800-24 36 63 47).

www.chemodis.nl

Chemodis B.V.Para-medische FarmaciePostbus 9160NL-1800 GD AlkmaarTel. +31 (0)72 - 520 50 83Fax +31 (0)72 - 512 82 14

Dat ligt voor de hand CHEMODIS

Over de rugvan Chemodol.

fysiopraxis 140124.indd 1 15-01-14 11:45fysiopraxis 150619.indd 47 09-06-15 11:13

Page 5: FysioPraxis april 2016

Feb – eind 2016E-learning Wet- en Regelgeving: vanaf 8 februari tot einde jaar

April 201625 april• Training Wet- en regelgeving (gecombi-

neerd met e-learning), Alkmaar• KNGF Ledentour regio Zuidoost-

Nederland, Urmond

26 aprilKNGF Workshop Ontspannen onder-nemen, Arnhem

Mei 20169 meiLezing COPD: pathofysiologie en effecten van revalidatie (extra), Bergen op Zoom

10 mei• Workshop Klinisch redeneren,

Groningen• Presentatie Tijdig starten met stoppen,

Dordrecht• Lezing De invloed van kanker op het

bewegend functioneren, Amsterdam

12 mei• Workshop Kwetsbare ouderen:

sarcopenie, Eindhoven• KNGF Ledentour regio Zuidoost-

Nederland, Molenhoek

18 meiWorkshop Functioneringsgesprekken voeren, Groningen

19 meiWorkshop Kwetsbare ouderen: sarcopenie, Hengelo (ov)

23 meiTraining Wet- en regelgeving (gecombi-neerd met e-learning), Deventer

24 meiPresentatie Tijdig starten met stoppen, Heerenveen

31 meiPresentatie Tijdig starten met stoppen, EnschedeJuni 20153 juniWorkshop Functioneringsgesprekken voeren, Vught

7 juniWorkshop Klinisch redeneren, Nijmegen

8 juniCursus Samen zorgen in de wijk, Wassenaar

15 juniKNGF Ledentour regio Zuidoost-Nederland, Nederweert

Juli 20164-8 juliIFOMPT Congres 2016 in Glasgow

November 20164 novemberDe dag van de Fysiotherapeut en KNGF-congres

Informatie, inschrijven en meer scholingen, congressen, lezingen en trainingen:- www.KNGF.nl – Scholing voor het totale scholingsaanbod- www.fysionetwerken.nl – kalender

REACTIEEdwin de Raaij (@edwinderaaij):3 artikelen op rij in Fysiopraxis maart 2016 die heel mooi de biomedische, psychische en sociale aspecten van fysiotherapie laten zien. 18 maart 2016

FysioPraxis | april 2016

5

OP DE COVERAGENDA EN MEER

Wie zijn jullie?Wij zijn algemeen ziekenhuisfysiothera-peuten in Gelre Ziekenhuizen Apeldoorn.

Waar is de foto gemaakt?Op de dagbehandeling van het Dialyse Centrum Apeldoorn, waar patiënten tijdens dialyseren kunnen meedoen met de fi tness-video’s die wij geproduceerd hebben.

Ik lees in FysioPraxis vooral……de artikelen die specifi ek met ziekenhuis-werk te maken hebben (Wieringa). …de artikelen over wetenschap, geriatrie of neurologie (Van Eijsden).

Wij zijn trots op……Gelrefi t met Dialyse, de fi tnessvideo’s voor dialysepatiënten die wij interdisciplinair met de afdeling hebben kunnen maken. De naam Gelrefi t is bewust gekozen, zodat we ook fi lmpjes voor andere afdelingen in het ziekenhuis kunnen maken, bijvoorbeeld Gelrefi t met Geriatrie. Ziekenhuisbreed is inmiddels wel bekend dat alleen maar in bed liggen niet goed is.

Ik heb gekozen om in een ziekenhuis te werken omdat……je hier echt zieke mensen kunt begeleiden en stimuleren om te bewegen. Het werk heeft veel impact en is breder dan de fysieke component; je bent ook bezig met coachen en acceptatie (Wieringa).…het werk interdisciplinair is. Bij complexe patiënten kun je gemakkelijk overleggen met collega’s van andere disciplines. Je doet gezamenlijk een poli en een stukje diagnos-tiek (Van Eijsden).

Hanna van Eijsden en

Reenske Wieringa

Tekst: Frank van Geffen | Foto’s: Wiep van Apeldoorn (foto links: Van Eijsden;

foto rechts: Wieringa)

FP03_Op-de-cover_Agenda_Reacties.indd 5 12-04-16 14:40

Page 6: FysioPraxis april 2016

V.l.n.r.: Herman van Hemsbergen, Edwin Brugman, Brechtus Engelsma, Marcel Sturkenboom

FysioPraxis | april 2016

6

KNGF en VvAA, ledenorganisatie en dienstverlener voor professionals in de zorg, gaan nauwer samenwerken. Hiertoe hebben zij op 24 maart 2016 een overeenkomst getekend.

Directeur kennismanagement en netwerken VvAA Edwin Brugman: “Doel van de samen-werking is om leden-fysiotherapeuten van beide organisaties bij te staan met zaken bij hun beroepsuitoefening en praktijkvoering, waardoor zij er met onverdeelde aandacht kunnen zijn voor hun patiënten.” “Daarbij spelen we uiteraard in op de zeer verschillende settings waarin onze leden werkzaam zijn: van vrijgevestigd tot dienstverband”, stelt Marcel Sturkenboom, directeur KNGF. Het KNGF wil met de samenwerking de belangen van zijn leden nog beter behartigen. Het KNGF wil zich behalve op vakinhoud en kwaliteit ook richten op het versterken van de niet-vakinhoudelijke aspecten zoals praktijkvoering, ondernemer-schap en persoonlijke ontwikkeling. Expertise die VvAA inbrengt. VvAA kan met de samen-werking haar positie onder fysiotherapeuten verstevigen met diensten en producten die zijn toegesneden op deze beroepsgroep.

Logisch gevolgDe nauwere samenwerking tussen KNGF en VvAA is een logisch gevolg van de geza-menlijke activiteiten die beide organisaties nu al ontwikkelen. Sturkenboom: “Wij trekken in het kader van de net aangenomen Wet dere-gulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet dba) met elkaar op bij het opstellen van model-overeenkomsten en leggen deze voor aan

KNGF EN VVAA BUNDELEN KRACHTENKNGF-KORTKNGF-KORT

BEROEPSCOMMISSIE REGISTRATIE ZOEKT LIDDe Beroepscommissie Registratie is op zoek naar een nieuw lid. Deze commissie behandelt beroepszaken van fysiothe-rapeuten waarvan de (her)registratie in het CKR is geweigerd, doet uitspraken over bezwaarschriften herregistratie en monitort inhoudelijk het herregistratie- beleid. Bent u fysiotherapeut met enige procedurele en juridische kennis en erva-ring met het vormgeven van beleid? Dan

Foto

: Man

uela

Koe

lem

ij

de Belastingdienst. Verder hebben we een gezamenlijke training voor starters ontwikkeld en is er samengewerkt aan het kaartenboek toekomstbestendige inkomstenbronnen.” “Afgelopen najaar was er een bijeenkomst over contractering met zorgverzekeraars en KNGF-leden krijgen korting op hun beroeps-

aansprakelijkheids- en rechtsbijstandverze-kering”, aldus Brugman. Beide partijen kijken hoe zij fysiotherapeuten-werkgevers beter kunnen ondersteunen en hoe de waarde van het lidmaatschap voor fysiotherapeuten in dienstverband kan worden vergroot.

nodigen we u uit te reageren.Het beheer van het CKR is onderge-bracht bij het Beleidsorgaan van het Centraal Kwaliteitsregister (BOCK). Het Beleidsorgaan stelt op zijn beurt een Beroepscommissie Registratie in die beslist in beroepszaken van fysiotherapeuten. Eens per jaar is er een overleg met het BOCK. Eens in de vijf jaar, bij herregistratie, zijn er drie à vier vergaderingen waarin bezwaar-

schriften behandeld worden. Het volle-dige profi el vindt u op www.kngf.nl, zoek-term ‘beroepscommissie’. Voor meer informatie: Sabine Zondervan, ambtelijk secretaris van de Beroepscommissie Registratie, via [email protected].

FP03_KNGF_Kort.indd 6 12-04-16 14:42

Page 7: FysioPraxis april 2016

Guusje ter Horst opent de wetenschapsdag.

Nienke de Vries bij haar promotie. Links: prof. dr. Ria Nijhuis-van der Sanden

7

FysioPraxis | april 2016

7

COACHENDE FYSIOTHERAPIE VOOR KWETSBARE OUDEREN

WCF PROEFSCHRIFTPRIJS VOOR NIENKE DE VRIESCoaching op maat door een getrainde fysiotherapeut kan de kwetsbaarheid van ouderen verminderen en de zorg-kosten verlagen. Dat blijkt uit het proef-schrift van fysiotherapeut dr. Nienke de Vries. Zij kreeg op woensdag 23 maart de WCF Proefschriftprijs uitgereikt tijdens de jaarlijkse wetenschapsdag van het KNGF en het Wetenschappelijk College Fysiotherapie (WCF).

Tekst: Pieter van Megchelen

“Ik ben heel blij met deze prijs. Het is een mooie erkenning vanuit mijn eigen beroepsgroep”, zegt De Vries. Haar bekroonde onderzoek zou weleens de basis kunnen leggen voor de fysio-therapie van de toekomst. Dat geldt voor de coachende aanpak door de fysiotherapeut en voor de doelgroep: kwetsbare ouderen. Het toenemende aantal kwetsbare ouderen is een van de grootste uitdagingen voor de gezond-

heidszorg in de komende jaren. Volgens De Vries is lichamelijke activiteit een van de belangrijkste factoren bij kwetsbaarheid. Bewegen is niet alleen belangrijk voor de licha-melijke gezondheid, maar ook voor het welbe-vinden en de mobiliteit van ouderen. Ouderen die minder gaan bewegen door een valpartij, een acute ziekte of andere problemen, komen al snel in de gevarenzone die kwetsbaarheid

wordt genoemd. Getrainde fysiotherapeuten kunnen een sleutelrol vervullen bij het voor-kómen en terugdringen van die kwetsbaarheid door de mobiliteit te herstellen.

Coach2MoveDe Vries verrichtte vanuit het Radboudumc in Nijmegen een gerandomiseerde klinische studie naar de meerwaarde van fysiotherapeu-tische behandeling volgens de Coach2Move-strategie boven reguliere fysiotherapie bij oudere patiënten die bijvoorbeeld vanwege een valpartij in aanmerking kwamen voor fysiotherapie. De Coach2Move-aanpak begint met een zorgvuldige klinimetrische analyse van de motoriek en de beperkingen van de patiënt, maar vooral ook een inventarisatie van diens mogelijkheden en wensen. Via klinisch redeneren komt de fysiotherapeut zo samen met de patiënt tot behandeldoelen en een behandelcontract. “Die behandeldoelen zijn heel individueel. Voor de ene patiënt is het belangrijk om weer de bus te kunnen nemen om een bekende te helpen, een ander wil weer kunnen knielen in de kerk”, zegt De Vries.Die individuele aanpak blijkt te werken: na zes maanden was de Coach2Move-groep lichamelijk actiever en was de kwetsbaarheid sterker afgenomen dan in de controlegroep. Inmiddels is er vanuit de afdeling IQ Healthcare van het Radboudumc in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Geriatrie (NVFG) gestart met implemen-tatieonderzoek. De Vries is er bovendien van

overtuigd dat haar geïndividualiseerde aanpak van de fysiotherapie ook voor andere doel-groepen de toekomst heeft. Er is dus nog heel wat onderzoek te doen.En een fysiotherapeut die dit leest en ermee aan de slag wil? De Vries: “Ik krijg regelmatig mailtjes met die vraag. Er is gelukkig veel enthousiasme. Maar het implementatieonder-zoek is echt nodig om precies te weten hoe je deze complexe interventie in de dagelijkse praktijk neerzet. Er is meer nodig dan een nascholingscursus. In het onderzoek hebben wij bijvoorbeeld de geriatriefysiotherapeuten die Coach2Move gaven, intensief gecoacht. In de praktijk moet je daar wat anders op vinden, bijvoorbeeld intervisie. Ik denk zelfs dat je per regio moet kijken hoe Coach2Move kan aansluiten bij de bestaande multidisciplinaire netwerken. Het zal dus helaas nog even duren voordat Coach2Move overal in Nederland ingezet kan worden.”

Meer informatie over Coach2Move kunt u vinden in FysioPraxis november 2015, pag. 13.

FP03_KNGF_Kort.indd 7 12-04-16 14:42

Page 8: FysioPraxis april 2016

AGENDA VOORBEREIDING EN IMPLEMENTATIE DBA

FysioPraxis | april 2016

8

Schijnzelfstandigheid maar ook gebrek aan verantwoordelijkheid bij de opdrachtgever waren voor de poli-tiek redenen om afscheid te nemen van de Verklaring Arbeidsrelaties (VAR). Met ingang van 1 mei is een alternatief van kracht dat uitgaat van een ‘goed-gekeurde’ voorbeeldovereenkomst in plaats van een VAR-beschikking. Een papieren exercitie? Nee, het is een seri-euze verandering met niet te verwaar-lozen risico’s voor zzp’ers én praktijk-houders.

Tekst: Erik van Dam en Willemijn Caron

Op 1 mei 2016 treedt de Wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties in werking, inmid-dels beter bekend als ‘de DBA’. Daarmee verdwijnt de VAR, de beschikking die prak-tijkhouders duidelijkheid geeft als er een zzp-collega in de praktijk komt werken.

VoorbeeldovereenkomstenIn de plaats van de VAR komen voorbeeld-overeenkomsten die vooraf zekerheid moeten geven over het ontbreken van de inhoudings-plicht voor loonheffi ngen, inclusief sociale premies. De Belastingdienst publiceert hier-voor goedgekeurde overeenkomsten, online, herkenbaar per branche. Opdrachtgever (praktijkhouder) en opdrachtnemer (zzp’er) kunnen een overeenkomst van opdracht sluiten op basis van een gepubliceerd voor-beeld. De Belastingdienst stelt dat er dan geen dienstbetrekking bestaat. Inhoudingen zijn dan niet aan de orde. Partijen moeten in de praktijk daadwerkelijk werken volgens wat er in de overeenkomst is bepaald. Het risico dat dit naar de mening van de belastinginspecteur misschien niet het geval is, ligt straks in eerste instantie bij de opdrachtgever. Van een vrijwarende werking voor de praktijkhouder, zoals bij de VAR, is in de nieuwe situatie geen sprake meer. Om de kans op naheffi ngen te beperken, moeten praktijkhouders zich verdiepen in de nieuwe wetgeving en zo nodig actie ondernemen. Bedenk dus goed of een overeenkomst (nog) wel passend is bij de gewenste samenwer-king. Wellicht zijn andere oplossingen per saldo beter, verstandiger. Ook voor ‘bestaande

GROTE IMPACT WET DBA

VAR VERDWIJNT

KNGF-KORTKNGF-KORT

1. Voorbereidingsfase (tot 1 mei 2016): VAR nog van kracht • Goedgekeurde voorbeeldovereenkomsten gepubliceerd door Belastingdienst. • VAR-WUO is nog geldig.

2. Implementatiefase (van 1 mei 2016 t/m 1 mei 2017): DBA van kracht, beperkte handhaving • VAR is vervallen, DBA is van kracht. Voorbeeldovereenkomst gebruiken indien passend. • De Belastingdienst is terughoudend met handhavingsmaatregelen.

3. Vervolgfase (vanaf 1 mei 2017): DBA van kracht, volledige handhaving • DBA van kracht; implementatiefase is voorbij. • Correcties worden opgelegd als er sprake blijkt van een dienstbetrekking. De bedragen kunnen dan � ink oplopen.

gevallen’. Het kan namelijk zijn dat door de vrijwarende werking van de VAR situaties zijn ontstaan die feitelijk op een dienstbetrekking wijzen. Werken met een voorbeeldovereenkomst zegt overigens alleen iets over de loonhef-fi ngen. De vraag of de Belastingdienst de zzp’er voor de inkomstenbelasting, na afl oop van het belastingjaar, als ondernemer ziet, is in het DBA-tijdperk een andere. Daar biedt de DBA geen zekerheid voor. Het inkomen van de zzp’er wordt door de Belastingdienst dus niet per defi nitie als winst uit onderneming aange-merkt.

Overeenkomst voor fysiotherapeutenSamen met het KNGF en de partners van Paramedisch Platform Nederland (PPN) diende de VvAA overeenkomsten voor praktijkwaar-neming en -medewerking in. Zodra deze zijn goedgekeurd, worden ze als voorbeeldover-

eenkomst gepubliceerd op de website van de Belastingdienst. U wordt hierover geïnformeerd in de FysioEnieuws. VvAA werkt met verschei-dene beroepsorganisaties aan voorbeeldover-eenkomsten. Via de Landelijke klankbordgroep (met sociale partijen en grote koepels) en via de Projectgroep implementatie heeft VvAA direct contact met de Belastingdienst over invoering van de Wet dba.

Wat betekent dit voor u?Voor een antwoord hierop kunt u contact opnemen met KNGF-Ledenvoorlichting via 033 467 29 29 of kngf.nl/waarnemen. Ook de adviseurs denken graag met u mee. Belt u hiervoor met de Ondernemerslijn 030 247 41 94 of kijk online op vvaa.nl/var-dba.

Erik van Dam is senior consultant Kennismanage-ment en netwerken bij VvAA. Willemijn Caron is ledenadviseur bij het KNGF.

FP03_KNGF_Kort.indd 8 12-04-16 14:42

Page 9: FysioPraxis april 2016

9

FysioPraxis | april 2016

9

Foto

: Rad

bou

dum

c

JEURISSEN BIJZONDER HOOGLERAAR

HACKATON MS

ARTSEN EN HACKERS SLUITEN ZICH OP

Door verschillende disciplines bij elkaar te brengen in een hackathon, hopen de orga-nisatoren dat artsen en onderzoekers nieuwe inzichten in MS opdoen en dat het leven voor patiënten vergemakkelijkt kan worden. De deelnemende teams krijgen hiervoor onder andere (openbare) data, API’s en een kop-peling naar het cognitieve computersysteem Watson en het ontwikkelplatform Bluemix van IBM aangereikt. De hackathon is een initiatief van Mobile Doctors (VvAA) en MoveS, in sa-

menwerking met Many2More, VUmc MS Cen-trum Amsterdam, IBM en PwC. Deelnemers kunnen zich tot en met 2 mei aanmelden via www.mshackathon.nl.

Ongrijpbare ziekteMS is een van de meest ongrijpbare neuro-logische ziektes bij jongvolwassenen, omdat de ziekte zich vaak in een onvoorspelbaar patroon ontwikkelt. MS kenmerkt zich door ontstekingen in de hersenen en het ruggen-merg en door verlies van hersenweefsel. Hier-door kunnen signalen de spieren niet berei-ken, met tintelingen, geheugenproblemen en verlamming tot gevolg. MS is dus een ziekte van het centraal zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en geen spierziekte, wat vaak wordt gedacht. Een kleine 20.000 Nederlan-ders heeft MS, wereldwijd zijn er 2,5 miljoen patiënten. Waardoor de ziekte wordt veroor-zaakt, is niet bekend. Duidelijk is wel dat ook omgevingsfactoren een rol spelen; in mildere klimaten komt MS minder voor. Maar ook erfelijkheid, virusinfecties en eetgewoontes hebben invloed.

Bron: VvAA

Patrick Jeurissen (1969) is benoemd tot bijzonder hoogleraar Betaalbaarheid van Zorg aan het Radboudumc. Jeurissen is programmaleider van Celsus, Academie Betaalbare Zorg, een samenwerkings-verband tussen de afdeling IQ health-care van het Radboudumc en het minis-terie van VWS. Hij doet onderzoek naar de relatie tussen kosten en kwaliteit van de gezondheidszorg met als doel betaal-bare zorg voor iedereen. Zo onderzoekt hij hoe overheden en zorginkopers de zorg het best kunnen financieren, hoe zorg voor de ‘duurste’ patiënt – onge-veer één procent van het totaal – kwali-tatief beter maar ook goedkoper kan, en hoe procesinnovaties zoals Buurtzorg of ParkinsonNet kunnen bijdragen aan een betere betaalbaarheid van zorg.De kersverse bijzonder hoogleraar studeerde Bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit en promoveerde in 2010 op een vergelijkend en longi-tudinaal onderzoek naar winst in de ziekenhuiszorg in vier Westerse landen. Hij heeft meer dan vijftig (inter)natio-nale publicaties op zijn naam en is een veelgevraagd spreker. Hij adviseerde verschillende regeringen en interna-tionale organisaties, zoals de WHO en de EU over hervormingen om zorg beter betaalbaar te maken. Daarnaast is hij wetenschappelijk adviseur van het ministerie van VWS.

Bron: Skipr.nl

Honderdvijftig artsen, programmeurs, engineers, hackers, creatieven en patiënten sluiten zich op 21 en 22 mei gedurende 36 uur op in de strijd tegen multiple scle-rose (MS).

ww

w.shutterstock.com

/rayjunk

BETAALBARE ZORG

O V E R I G K O R T N I E U W S

FYSIOTHERAPIE IN CIJFERS• Gemiddeld ziet een fysiotherapeut 9 patiënten op een dag.• 29% van de chronisch zieken maakt gebruik van fysiotherapie vanuit de basis- en/

of aanvullende zorgverzekering. Dit zijn vooral mensen met Parkinson, aandoeningen van hersenen/ruggenmerg en mensen met neuropathische pijn.

• 3,4 miljoen mensen hebben fysiotherapie vanuit de zorgverzekering ontvangen.• 59% van de fysiotherapeuten is vrouw.• De meeste mensen komen bij de fysiotherapeut voor spier-, pees- en fascie-aandoe-

ningen.Kijk voor meer feiten en cijfers over fysiotherapie op zorgprismapubliek.nl.

Bron: Vektis (informatie over 2014)

FP03_OverigKortnieuws.indd 9 12-04-16 14:42

Page 10: FysioPraxis april 2016

Klaar zijn voor de toekomst

- Online afspraken maken- Online video consults- Online oefeningen met metingen inclusief leefstijladvies- Online huiswerk monitoren met bijsturing- Online EPD koppeling inclusief declaratie

Uw voordeel:- Minder administratie- Meer aandacht voor de klant in kortere tijd

Dat bestaat toch niet?Toch wel! Mail naar [email protected] of bel naar 045-2600013 voor een vrijblijvende afspraak met demo. We laten u zien hoe u meer consulten per therapeut realiseert. Kijk alvast voor meer info op: www.mijnvitaliteit.org.

RUG CONCEPT

Testen en monitorenEVE (eValuated Exercise) Professional is een compleet meet/monitoringsysteem speciaal ontworpen om samen te werken met het Da-vid rugconcept en David heup- & Knieconcept. EVE biedt fysiotherapeuten locatie-onafhanke-lijke toegang tot metingen en oefendata.

78% van de bevolking heeft last van rugklachten ergens in hun leven. Rugklachten is de meest voorkomende en recidiverende klacht in de westerse samenleving. Er is nu een geavanceerde en effectieve oplossing gebaseerd op wetenschappelijk bewijs.

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

Evidence, Effectief

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

en Winstgevend!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Nu met marketingplan voor optimale praktijkondersteuning!

Medische revalidatieDavid is de laatste 30 jaar uitgegroeid tot leider van wetenschappelijke gestuurde me-dische revalidatie-appartuur. Gericht op een onderbouwde manier om mobiliteit, kracht en spinale coördinatie te verbeteren.

IndividueelGeïndividualiseerde programma’s worden opgebouwd vanuit de anamnese, bewe-gingsonderzoek en fysieke testen. Bij de aanvang worden parameters ingesteld en geladen op een RFID kaart. Deze kaart ver-werkt de training via EVE.

WinstgevendVoor een vast maandbedrag is alles ge-regeld. Van apparatuur tot en met klant-communicatie. Met een bewezen plan van aanpak starten we met 50 deelnemers, het break-even point. Gemiddelde bruto omzet € 80.000 bij slechts 10 uur per week.

MEER INFORMATIESAMCON • POSTBUS 199 • 4530 AD TERNEUZEN • T 0115-567089 • F 0032-93621926 • [email protected]

WWW.DAVIDRUGTRAINING.NL

fysiopraxis 160422.indd 3 11-04-16 13:43

Page 11: FysioPraxis april 2016

Ziekenhuis-fysiotherapiein cijfersZiekenhuisfysiotherapie is een specialisme in de breedte. Er bestaat geen officiële masteropleiding voor de ziekenhuisfysiotherapeut. In het ziekenhuis zijn naast algemeen fysiotherapeuten veel specialistisch opgeleide fysiotherapeuten werkzaam. Het soort ziekenhuis (academisch, topklinisch, algemeen of categoraal), de visie en het adherentiegebied van het ziekenhuis zijn mede bepalend voor de samenstelling van een afdeling ziekenhuisfysiotherapie. Tekst: Rudi Steenbruggen

Jaarlijkse uitvraag Om haar beleid adequaat te kunnen richten op haar doelgroep, is de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuis Fysiotherapie (NVZF) geïnteresseerd in deze mix van fysiotherapeuten zoals die binnen de 90 ziekenhuizen in Nederland bestaat. Daarom wordt sinds 2014 jaarlijks informatie opgevraagd bij afdelingen. Naast het verkrijgen van een jaarlijks inzicht in de ontwikkelingen in de diverse formatiegroottes en -samenstellingen kan de NVZF met deze informatie gericht ziekenhuizen benaderen voor projecten die zich in het beroepenveld voordoen.

Algemeen fysiotherapeuten In 2015 namen 40 ziekenhuizen (44% van alle ziekenhuizen) deel aan deze formatie-enquête. Hieruit blijkt dat 77% van de gemid-delde afdeling ziekenhuisfysiotherapie uit algemeen fysiotherapeuten bestaat. Verder is zo’n 12% professional master, 3% wetenschapper en 3% oefent een functie van associate degree (assistent) uit (zie figuur 1). Deze mix aan functies wordt door 5% management ondersteund. De gemiddelde grootte van een team ziekenhuisfysio-therapie was 16,65 fte in 2014 en 15,52 fte in 2015. Deze terugloop in formatie verliep voornamelijk over de functie van algemeen fysiotherapeut. Gemiddeld heeft een afdelingsmedewerker een contract voor 0,76 fte in 2014 en 0,74 fte in 2015. Afgezet tegen het aantal klini-sche bedden blijkt de gemiddelde afdeling over 0,041 fte (SD 0,019) per bed te beschikken. Dit is echter een grof gegeven, omdat dit getal weinig rekening houdt met het soort ziekenhuis, de soort patiëntgroepen en de eigen verhouding in soorten werkzaamheden (klinisch, polikli-nisch en medisch-specialistische revalidatie).

Benchmark De resultaten van de jaarlijkse enquête worden aan de deelnemende afdelingen bekendgemaakt.

Dit geeft hun de kans te benchmarken met collega-afdelingen, zodat bijvoorbeeld beleidsmatige keuzes in strategische afdelingsopbouw zichtbaar worden en uitgewisseld kunnen worden. Masters worden gezien als belangrijke brug tussen fysiotherapeuten en verwijzers (positionering en profilering), maar zijn duurder wat betreft opleiding en salaris dan een algemeen fysiotherapeut, of zelfs een associate degree. In die zin is het voor het management altijd een zoektocht naar de juiste mix, mede afhankelijk van het soort ziekenhuis waarin gewerkt wordt. In VLF-verband (Vereniging Leidinggevenden Fysiotherapie) is de jaarlijkse enquête onlangs geëvalu-eerd. Om de cijfers nog betrouwbaarder te maken, wordt in de enquête-2016 een aantal vraagstellingen aange-scherpt. Ook worden er enkele toegevoegd die deelname aan de vragenlijst en benchmarken met de resultaten hiervan nog aantrekkelijker maken.

Rudi Steenbruggen is NVZF-bestuurslid en manager therapie-

groep Isala Zwolle.

Een specialisme in de breedte

FysioPraxis | april 2016

11D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

3%

77%

12%

3%5%

Ass. Degree (MBO)

Bachelor FT

Profess. Master FT

MSc/Drs

PHd/Dr

Management

Figuur 1.

Medewerkers afdelingen ziekenhuisfysiotherapie (fte's)

FP03_Dossier_ziekenhuisfysiotherapie.indd 11 12-04-16 14:42

Page 12: FysioPraxis april 2016

Ziekenhuisfysiotherapie verandert meeIn de ziekenhuiswereld is veel veranderd. De ligduur is korter, steeds meer operaties vinden in dagbehandeling plaats en de populatie veroudert. Hoe reageren ziekenhuisfysiotherapeuten hierop? Vijf betrokkenen aan het woord.Tekst: Frank van Geffen, Redactief

Dianne Fransen, hoofd Paramedische Dienst van het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis in Nijmegen “Veranderingen zijn er zeker in ons vakgebied. Er valt veel te ontwikkelen binnen de ziekenhuisfysiotherapie. Voorheen begon de behandeling van de fysiotherapeut als de patiënt het ziekenhuis binnenkwam. De ziekenhuis-fysiotherapeut kan daarvóór al iets betekenen. Ik denk aan voorlichting en voorbereiding op de operatie. De patiënt is dan veel meer in zicht. We kunnen die patiënt begeleiden en meten wat het effect van de behandeling is. We moeten aantonen dat onze interventie effect heeft. Tegelijkertijd zien we dat de opnameduur verkort is en de behandeling van de tweede naar de eerste lijn verschuift. Ook de patiënt verandert, die is beter geïnformeerd en wil meer zelf de regie voeren. Daar kan de ziekenhuisfysio-therapeut op inspelen, meer zorg op maat leveren, en de mantelzorgers er meer bij betrekken. De hele financiering van de zorg is ingewikkeld. Poliklinische zorg wordt nogal gemakkelijk weggestreept. Maar wie levert dan de nazorg voor de patiënt met de nieuwe heup?”

“Ik denk dat we vooral mee moeten met nieuwe ontwik-kelingen, oude patronen ter discussie durven stellen. Als een orthopeed voor een nieuwe heup drie dagen rekent, moeten we meebewegen. We moeten onze positie in de organisatie verstevigen, bondgenoot van de medisch

specialisten zijn. Verder is het zaak om constant alert te zijn op kansen, te weten wat er speelt.”“Een ziekenhuisfysiotherapeut hoeft voor mij niet per se een master te zijn. We hebben mensen nodig die de drive hebben om te willen ontwikkelen. Die de kennis en kunde

hebben om nieuwe ontwikkelingen aan te gaan. Dat staat voor mij los van die mastertitel. Driekwart van ons werk bestaat uit productie, behandeling. Daarvan worden sommige mensen niet gelukkig. Die willen onderzoeken of richtlijnen implementeren. Dan is een goede mix van personeel van belang. Vandaar dat die mastertitel voor mij niet bepalend is.”

“Zoals ik al zei, moeten we onze positie in de organisatie verstevigen. Dat kunnen we doen door aan te tonen dat onze interventies effect hebben. Een voorbeeld daarvan is onze IMT-training, een training van de inspiratoire ademhalingsspieren. Daarmee bereiden we patiënten voor op een buikoperatie. De patiënt gaat dan eerst voor een meting naar de ziekenhuisfysiotherapeut en krijgt oefeningen mee die hij thuis kan doen. Dat heeft posi-tieve gevolgen voor de conditie waarmee de patiënt de operatie in gaat.Een ander voorbeeld is het invoeren van het CVA-protocol. De nieuwe CVA-richtlijn schrijft meer behandelmomenten voor dan wij hier aan CVA-patiënten besteedden. Ondanks

Kortere ligduur, complexe aandoeningen, oudere patiënten

Fransen: ‘We moeten aantonen dat onze interventies effect hebben’

12

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

FP03_Dossier_Afdelingshoofden.indd 12 12-04-16 14:41

Page 13: FysioPraxis april 2016

>>

minder opnamedagen van CVA-patiënten hebben wij onze formatie hier kunnen behouden. We hebben bekeken hoe we het anders konden doen. Het intensiever behandelen van patiënten hielp daarbij.”

Dies Boonman, fysiotherapeut / manueel thera-peut Leids Universitair Medisch Centrum “Ik zie veel kansen op vakinhoudelijk gebied voor de ziekenhuisfysio-therapeut. Hij kan zich namelijk tot specialist ontwikkelen op het gebied van het bewegend functioneren. Mede door vergrijzing en betere eerstelijnsgezondheidszorg zijn

er meer mensen die met een ernstige crisis of een ontre-gelde chronische aandoening in het ziekenhuis belanden, waarbij er steeds vaker ook sprake is van een of meer comorbiditeiten. De ziekenhuisfysiotherapeut met zijn specifieke kennis en vaardigheden op het terrein van musculoskeletale, hart-vaat-long- en centraal-neurologische problemen kan bij deze hoogcomplexe patiënten ondersteuning bieden om het bewegend functioneren te verbeteren als

essentieel onderdeel voor het herstel. Snel handelen is noodzakelijk, vaak al in de acute fase van de aandoening, omdat vroegtijdig bewegen een positief effect heeft op het herstel. Denk hierbij aan het project Better In Better Out van Erik Hulzebos. Om deze specialistische functie in een ziekenhuis te kunnen claimen en zich te profileren en positioneren naast andere zorgverleners, moet de ziekenhuisfysiotherapeut zich specifieker en breder bijscholen op deze hoogcom-plexe patiëntenzorg, met de nadruk op evidence based practice. Eventuele hiaten in kennis moeten een uitdaging vormen voor nader wetenschappelijk onderzoek en er moeten EBP-richtlijnen en protocollen van het fysiothera-peutisch handelen ontwikkeld worden.De ziekenhuisfysiotherapie zal zich ook nadrukkelijk moeten presenteren in multidisciplinaire besprekingen, in zorgpaden en een eigen positie moeten innemen in de DBC’s. Hierdoor ontstaat meer transparantie in het handelen en wordt ziekenhuisfysiotherapie een stabielere factor in de onderhandelingen met stakeholders.”

“Zorg vindt steeds vaker poliklinisch plaats of in een klinisch-ambulante omgeving. De ziekenhuisfysiothe-rapeut moet deze ontwikkeling goed volgen en daarop anticiperen. Dat kan door samen te werken met de eerste en derde lijn.Binnen de afdelingen fysiotherapie in ziekenhuizen moet er meer een cultuur ontstaan van een ‘lerende organisatie’ waarin kennis en vaardigheden snel worden doorge-

geven aan (nieuwe) collega’s. Bezoek en deelname aan multidisciplinaire refereerbijeenkomsten zouden een vast onderdeel in de jaarplanning moeten worden, net als deelname aan nationale en internationale congressen. Doel hiervan is het uitwisselen van kennis maar vooral het aangaan van contacten en samenwerkingsverbanden.”“Steeds meer fysiotherapeuten volgen een specialisti-sche masteropleiding. Er was ook een initiatief voor een masteropleiding ziekenhuisfysiotherapeut. Die kwam echter door financiële problemen niet van de grond. Dat is jammer voor zo’n belangrijke doelgroep, waar hoogge-specialiseerde kennis en vaardigheden worden gevraagd en geleverd. Het goed bewegend functioneren is immers vaak een voorwaarde om weer maatschappelijk te func-tioneren. Nu ontbreekt het aan een structurele opleiding en beleidsvoering vanuit de beroepsgroep, het is vaak een persoonlijk initiatief van individuen. In het buitenland

zijn ze al verder dan in Nederland. Het Angelsaksische functioneringsmodel – junior, senior expert en consultant physical therapist – zou ook in Nederland ingevoerd moeten worden.”

Gert Jan Stiksma, leidinggevende op de afdeling Fysiotherapie, Ergotherapie en Logopedie en de polikliniek Revalidatiegeneeskunde van het Martiniziekenhuis in Groningen “Er is veel veranderd in de ziekenhuiswereld. Een ligduur van drie, vier weken was gebruikelijk voor aandoeningen waar nu vier dagen voor staan. Steeds meer operaties vinden in dagbehan-deling plaats. Een andere verandering is de veroudering van de populatie. En mensen komen met gecompli-ceerdere klachten, hebben niet meer één aandoening. De ziekenhuisfysiotherapeut kan de spin in het web van het beweeggebied zijn, kan zorgen voor een fatsoenlijke voor- en nabehandeling. Het ziekenhuis is een tussensta-tion, beter worden gebeurt pas na de ziekenhuisopname. In dat kader is het belangrijk dat er netwerken zijn, zoals ParkinsonNet. Om als ziekenhuisfysiotherapeut goed te functioneren, moet je de specialist mee hebben. Dat kan door met de eerste lijn goede afspraken te maken over protocollen. Met zijn bemiddelende rol kan de ziekenhuisfysiothera-peut zowel de patiënt als de specialist tevredenstellen. We staan steeds dichter bij de specialist, we zijn ook graag aanwezig bij het eerste spreekuur.”“Een bedreiging zie ik eigenlijk alleen als je niets zou doen.

Boonman: ‘Het Angelsaksische functioneringsmodel – junior, senior expert en consultant physical thera-pist – zou ook in Nederland ingevoerd moeten worden’

FysioPraxis | april 2016

13I N T E R V I E W S

FP03_Dossier_Afdelingshoofden.indd 13 12-04-16 14:41

Page 14: FysioPraxis april 2016

Koster-Raven: ‘Bied jezelf aan, zonder jezelf op te dringen. Kruip niet in de slachtofferrol door te zeggen: ze zijn ons wéér vergeten’

Als je stilzit, wordt je toegevoegde waarde steeds kleiner. Je wilt juist van belang zijn voor het verdere behandeltra-ject, de specialist daarin ontzorgen, een bijdrage leveren aan de one-stop-poli’s. Dat doen we door te laten merken dat ziekenhuisfysiotherapie daarin thuishoort. Wij zijn bij alles betrokken wat met beweging te maken heeft. Je hebt kans van slagen als de specialist meegaat in netwerken.”“Het is noodzakelijk dat je bijblijft, op je omgeving let,

gesprekken aangaat met specialisten en afdelingen. Dat moet je niet eenmalig doen, maar voortdurend. De samenwerking tussen ziekenhuizen is ook belangrijk. De NVZF en de Vereniging Leidinggevenden Fysiotherapie spelen daarin al een rol. Zorg dat je daaraan gelieerd bent. We moeten werken aan de zichtbaarheid van de ziekenhuisfysiotherapeut. Dat moet de ziekenhuisfysiotherapeut zelf doen, vooral op lokaal en regionaal niveau. Wij hebben bijvoorbeeld een goede samenwerking met het UMC Groningen, zowel op het gebied van gezamenlijke scholing als het uitwisselen van behandelprotocollen en met de afde-ling Fysiotherapie van de Hanzehogeschool Groningen. De overkoepelende organisaties doen het in het groot, op nationaal niveau.”

“Op onze afdelingen werken negen masters op dertig fysiotherapeuten. Er is wel behoefte aan mensen met een helikopterview en wetenschappelijke scholing, maar het is niet nodig dat iedere ziekenhuisfysiotherapeut een mastertitel heeft. Er is ook behoefte aan juist die uitvoe-renden. Het komt neer op de goede combinatie.”

“Het deelnemen aan netwerken noem ik als voorbeeld van een geslaagd project. We nemen deel aan onder andere ParkinsonNet, het Schoudernetwerk en het Rugnetwerk. Daarin maken we goede afspraken, we nemen regelmatig deel aan bijeenkomsten en gezamenlijke scholing. We onderhouden de contacten met die netwerken dus goed.”

Heleen Koster-Raven, hoofd paramedische zorg van het Diakonessenhuis in Utrecht – Zeist “We hebben te maken met een kortere opnameduur, en veel poliklinische behandelingen gaan naar de eerste lijn. Toch biedt dat kansen. Je kunt je bezinnen op wat in de tweede lijn moet blijven. Het is goed om los te laten en tegelijkertijd te ervaren dat je werk leuker en interessanter wordt. Je verricht minder routinematige handelingen, maar je kunt meerwaarde bieden in diagnostiek op basis van je specifieke expertise. Ziekenhuisfysiotherapeuten zien veel bijzondere zaken waar goede diagnostiek op

te ontwikkelen valt. We zijn hier een pilot gestart om de aanvullende waarde van fysiotherapie voor de diagnos-tiek van de orthopeed te versterken. De fysiotherapeut ziet andere dingen dan de orthopedisch chirurg, kijkt naar het hele plaatje, vaak met een holistische benadering. Dat is onze kracht. Wij komen met veel meer aspecten in aanraking. Er is een nauwe samenwerking tussen de eerste en tweede lijn bij de behandeling van patiënten met een totale heupprothese of totale knieprothese. In plaats van op kwantiteit focus je op kwaliteit. Je krijgt veel terug voor wat je loslaat, als je kansen weet te benutten. Kijk naar wat je wél kunt doen.”

“Om kansen te grijpen, is het belangrijk dat je kritisch kijkt naar je eigen mogelijkheden en wat je kunt bijdragen aan nieuwe ontwikkelingen. Wij signaleren dat patiënten inactief zijn tijdens de opname en stimuleren hen om uit bed te komen. Daaraan kan ook de omgeving bijdragen. Maar de patiënt kan de tv alleen goed zien als hij in bed ligt. Dit kan ook anders. Voor die cultuuromslag moet je in gesprek met specialisten en managers. Zorgen dat je goede maatjes wordt, dat je een bondje hebt. Daarin kun

je je meerwaarde laten zien. Neem deel aan werkgroepen die zich met dergelijke zaken bezighouden. Bied jezelf aan, zonder jezelf op te dringen. Kruip zeker niet in de slachtofferrol door te zeggen: ze zijn ons wéér vergeten.”“Er is geen algemene master ziekenhuisfysiotherapie. Maar het is ook niet nodig dat iedere ziekenhuisfysiothe-rapeut een mastertitel heeft. Een goede mix lijkt mij ideaal. De masters zouden in de gelegenheid gesteld moeten

Stiksma: ‘We staan steeds dichter bij de specialist, we zijn ook graag aanwezig bij het eerste spreekuur’

14

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

FP03_Dossier_Afdelingshoofden.indd 14 12-04-16 14:42

Page 15: FysioPraxis april 2016

“Niet iedere ziekenhuisfysiotherapeut hoeft master te zijn. Het is wel wenselijk dat in ieder team een of meer masters functioneren. Die kunnen wetenschap en onder-zoek vertalen naar de praktijk, het voortouw nemen in het implementeren van richtlijnen en meewerken aan het kwaliteitssysteem.”

“De NVZF blijft de overkoepelende veranderingen in de zorg volgen en de informatie die daaruit voortkomt verspreiden onder de leden, samen met een advies over hoe je daarop kunt inspelen. Dat kan per regio of ziekenhuis verschillen. Op ons platform kunnen we kennis uitwisselen, en mensen en projecten met elkaar verbinden.

Natuurlijk is er ook de belangenbehartiging, streven we naar een goede financiële positie voor onze leden. We willen dat onze beroepsgroep duidelijk zichtbaar is en een volledige partner in het zorgproces blijft.”

worden om, behalve te behandelen, kennis over te dragen en richtlijnen te implementeren. Nu ligt de nadruk voorna-melijk op productie en zijn andere zaken alleen mogelijk als er tijd over is.”

“In ons ziekenhuis loopt momenteel een pilot op de maag-darm-leverafdeling. Twee ziekenhuisfysiotherapeuten hebben een werkgroep opgezet, samen met de chirurg en de verpleging. Doel hiervan is om de patiënt na een openbuikoperatie sneller uit bed te krijgen en bij te dragen aan het verminderen van de negatieve gevolgen van de operatie en opname. Alle betrokkenen werken daar resul-taatgericht aan mee. Ik vermoed dat we daarmee veel succes kunnen boeken.”

Sjoerd van Huffelen, voorzitter Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuisfysiotherapie (NVZF) “We hebben tegenwoordig te maken met de participe-rende patiënt, mensen informeren zich via internet, zijn steeds meer betrokken bij hun eigen genezingsproces. Je kunt dus veel meer met hen in gesprek gaan. De hulpvraag wordt zo vaak duidelijker. Ook de ICT-ontwikkeling biedt kansen: denk aan oefenapps voor patiënten. In een aantal ziekenhuizen draaien pilots van een beweegprogramma op televisie. Ziekenhuisfysiotherapeuten zijn verantwoor-delijk voor de inhoud van de beweegprogramma’s en het maken van de bijbehorende filmpjes. Ketenzorg wordt steeds belangrijker. Daarbij kan de ziekenhuisfysiothe-rapeut van betekenis zijn. Wij zien de patiënt meestal als eerste in de keten tijdens de opname en/of na de operatie.”

“Natuurlijk zijn er ook uitdagingen. Hoe versterken we onszelf? Onze inzet valt nu bijvoorbeeld weg in de DBC’s. De NVZF zet zich in om dat te verbeteren. Dat vereist veel overleg met specialisten. Als je nu aan een gemiddelde orthopeed voorstelt om fysiotherapie te outsourcen, vindt die dat prima, die ziet vaak de consequentie hiervan niet. Maar als wij een week ons werk niet doen, blijkt dat de ligduur meteen stijgt, de kans op postoperatieve compli-caties sterk stijgt en de kosten van outsourcen meestal niet lager zijn. Kennis vergaren is een tweede punt. Zowel de individuele fysiotherapeut als het afdelings- en ziekenhuisniveau moet goed geïnformeerd blijven. In dat licht is het goed dat het KNGF in samenwerking met onder andere de NVZF werkt aan een nieuw kwaliteitsregister, overkoepelend voor alle fysiotherapeuten.Zo vind ik ook dat wetenschappelijk onderzoek belang-rijk is, dat we richtlijnen ontwikkelen en implementeren. Dat we aansluiting blijven zoeken met specialisten als verwijzers, en onze collega’s in de eerste lijn. Dat we veranderingen op lokaal, nationaal en internationaal niveau blijven volgen. Dat we meegaan in veranderingen, bijvoorbeeld in een nieuwe manier van opereren. Het lijkt logisch dat we aansluiten bij dergelijke veranderingen, maar te vaak gebeurt het zonder dat wij erin gekend zijn. Dan zijn we te weinig zichtbaar.”

Van Huffelen: ‘Ketenzorg wordt steeds belangrijker. Wij zien de patiënt meestal als eerste in de keten tijdens de opname en/of na de operatie’

FysioPraxis | april 2016

15I N T E R V I E W S

FP03_Dossier_Afdelingshoofden.indd 15 12-04-16 14:59

Page 16: FysioPraxis april 2016

Ziekenhuisfysiotherapie verandert meeGelre ziekenhuizen Apeldoorn is in oktober vorig jaar een pilot gestart met drie verschillende fitnessvideo’s voor dialysepatiënten. Patiënten kunnen tijdens de hemodialyse meedoen met een vijftien minuten durend filmpje. Het doel is dialysepatiënten meer te laten bewegen en het effect van de dialyse te vergroten. Gelre fysiotherapeuten Hanna van Eijsden en Reenske Wieringa vertellen over de productie en de eerste ervaringen met de filmpjes.Tekst: Frank van Geffen | Fotografie: Wiep van Apeldoorn

Hanna van Eijsden en Reenske Wieringa zijn als fysio-therapeuten ziekenhuisbreed inzetbaar, maar zijn in de praktijk nooit op de dialyseafdeling te vinden. Van Eijsden vertelt hoe zij toch bij de videoproductie betrokken zijn geraakt. “In de literatuur is steeds meer aandacht voor bewegen tijdens dialyseren. Daarnaast was men in het Dialysecentrum aan het kijken hoe dialyseren effec-tiever gemaakt kon worden, met name om het fosfaat makkelijker aan het bloed te kunnen onttrekken. Een van de nefrologen heeft daarom gevraagd of de afdeling Fysiotherapie daar iets mee kon.” Van Eijsden, die ook fysiotherapiewetenschapper is, ging met het verzoek aan de slag.

Nederland in Beweging Van Eijsden trof een aantal onderzoeken aan over de effecten van bewegen op fosfaatafvoer. “Er is geen hard bewijs, maar er zijn voldoende aanwijzingen dat bewegen een positief resultaat op de dialyse kan hebben. Daar komt bij dat nierpatiënten vaak een wat passieve levensstijl hebben. Patiënten komen hier drie keer per week voor behande-ling en al die uren zitten ze stil. Dat is niet vreemd, want dialyseren is gewoon vermoeiend. Zo hadden we een tweeledig doel: de dialyse verbeteren én de levensstijl aanpassen. Dat wilden we bereiken door bewegen op de dialyseafdeling te stimuleren.” Van Eijsden ging eerst te rade bij andere dialysecentra. “Iedereen is enthousiast om iets aan bewegen te doen, maar het stokt bij de uitvoe-ring. Dat bracht ons op het idee om filmpjes te maken in de stijl van Nederland in Beweging van omroep Max. Die

zouden op de afdeling getoond kunnen worden. Dat zou niet belastend zijn voor de verpleging en er zouden ook niet steeds fysiotherapeuten bij hoeven zijn.”

Script In samenwerking met de afdeling Marketing & Communicatie en de Medische Fotografie van Gelre ziekenhuizen werd het plan verder ingevuld. Collega Reenske Wieringa sloot zich aan om de filmpjes vorm te geven. “We hebben echt een filmscript gemaakt”, vertelt ze. “We hebben alles van tevoren bedacht: welke oefe-ningen, hoe brengen we die in beeld, welke patiënten doen mee, wat zeggen we erbij? Wat zetten we onder in beeld? We hebben een hele dag op de dialyseafdeling gefilmd, introducties en afsluitingen hebben we apart in de studio van de Medische Fotografie hier in het ziekenhuis opgenomen.” De filmpjes hebben een vaste opbouw: een

Gelre Fit met Dialyse

Hemodialyse

Bij patiënten met een chronische nierziekte worden afvalstoffen zoals fosfaat en ureum onvoldoende uit het lichaam afgevoerd. Door dialyse wordt het bloed kunstmatig gefilterd. In het Dialyse Centrum Apel-doorn komen patiënten gemiddeld drie tot vier keer in de week voor hemodialyse. Vanaf een bed of stoel worden ze via een shunt (een onderhuidse verbin-ding tussen ader en slagader) aangesloten op een apparaat dat als kunstnier functioneert. Het bloed wordt rondgepompt en gezuiverd, net zolang totdat er voldoende afvalstoffen en vocht zijn afgevoerd. Een dialysebehandeling duurt gemiddeld drie tot vier uur. Met aan de ene arm een bloeddrukmeter en de andere een shunt hebben patiënten beperkte bewe-gingsruimte. De shunt is operatief aangebracht in de onderarm of bovenarm.

Wieringa: ‘Patiënten zijn geneigd hun arm stil te houden, maar als ze oefeningen doen, blijken ze hun arm hoger te kunnen tillen dan gedacht’

16

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

FP03_Dossier_Gelre_Ziekenhuizen.indd 16 12-04-16 14:41

Page 17: FysioPraxis april 2016

>>

uitleg vooraf om iedereen te stimuleren, een warming-up, dan oefeningen met dumbells of met de REP-band en vervolgens een cooling down. Van Eijsden: “We hebben zoveel mogelijk variatie aangebracht. Er is met meerdere camera’s gefi lmd, vanuit meerdere hoeken. Alles om een afwisselend en aantrekkelijk beeld te krijgen. Patiënten krijgen de fi lmpjes immers heel regelmatig te zien.” “Het was een enorme klus, maar het was heel leuk om te doen”, knikt Wieringa enthousiast.

Vastzitten en loskomen Sommige patiënten dialyseren in bed, anderen in een stoel. “Daar moet je met de oefe-ningen rekening mee houden”, vertelt Van Eijsden. “We doen oefeningen voor armspierkracht, beenspierkracht, algemene oefentherapie. Omdat mensen langdurig stil-zitten, hebben ze nog weleens last van de rug. We doen daarom oefeningen met billen, bekken kantelen, benen bewegen, nekbewegingen, schouders draaien; zodat alles wat soepeler wordt.” “Het is naar kunnen”, vult Wieringa aan. “Mensen kunnen een mindere dag hebben. We stimuleren hen om te bewegen, maar mensen bepalen zelf of en hoe intensief ze meedoen. In principe mag iedere patiënt meedoen.”

Patiënten liggen met een shunt in de arm vast aan het dialyseapparaat en zijn daardoor beperkt in hun handelen. “In de fi lmpjes geven we aan dat je mee kan doen tot zover het gaat”, zegt Wieringa. “Patiënten zijn geneigd hun arm stil te houden, maar als ze oefeningen doen, blijken ze hun arm hoger te kunnen tillen dan gedacht. Eén patiënt was bang om te bewegen, bang dat de shunt eruit zou gaan. Dat is nooit gebeurd.”

Vrijwilligers De fi lmpjes zijn nog geen vast onderdeel van de behandeling. De verpleegkundigen probeerden elke groep ten minste één keer per week een fi lmpje aan te bieden door de tv neer te zetten. Daarnaast konden patiënten erom vragen en konden zij de fi tnessfi lmpjes bekijken vanaf een tablet. Maar een tablet spreekt niet aan, weet Van Eijsden inmiddels. “Mensen willen een groot scherm en willen met elkaar in de groep aan de slag. Dat was nu juist het leuke. Als de verpleging te druk was, vroegen patiënten er niet om. Ze wilden de verpleging niet belasten. Het staat of valt dus met de tijd en inzet van de verpleging. Die is heel enthousiast, maar als het te druk is, schiet het erbij in.” Om de verpleegkundigen te ontlasten, zijn er inmiddels vrijwilligers aangenomen. Elk dagdeel is

Hanna van Eijsden (l.) en Miep Gerritsen

Van Eijsden: ‘Er is met meerdere camera’s gefi lmd, vanuit meerdere hoeken. Alles om een afwisselend en aantrekkelijk beeld te krijgen’

FysioPraxis | april 2016

17N I E U W E P R A K T I J K E N

FP03_Dossier_Gelre_Ziekenhuizen.indd 17 12-04-16 14:41

Page 18: FysioPraxis april 2016

er nu een vrijwilliger die tijd heeft om de tv neer te zetten en de mensen te begeleiden. “Zij zijn geschoold door de verpleegkundigen en door ons”, vertelt Wieringa. “We zijn erg blij met hun hulp.”

Van passief naar actief Van Eijsden vroeg 34 dialy-sepatiënten – mannen en vrouwen tussen de 28 en 84 jaar – naar hun bevindingen; 14 patiënten deden altijd mee met de video’s, 7 patiënten deden soms mee en de rest wilde of kon niet meedoen. “Het sociale aspect is belangrijk. Samendoen maakt het leuk. De tijd gaat ook sneller. Bijna de helft gaf aan zich wat beter te voelen: minder rusteloze benen, ze voelen zich losser en actiever.” Wieringa: “Het doet iets tegen de kramp in de benen en het is beter dan passief in een stoel zitten, zeggen patiënten. Je ziet ook dat mensen die tijdens dialyseren altijd passief waren en nu meedoen, thuis ook meer gaan doen. Juist voor hen is dit project belangrijk. We hebben vooraf en achteraf een handknijpkrachtmeting gedaan en de algehele conditie gecontroleerd. We zagen weinig verschil. Er was geen achteruitgang, maar ook dat kan winst zijn.” Van Eijsden wijst erop dat het project nog in

De trailer van de Gelre Fit Video’s is te zien op www.Gelreziekenhuizen.nl/GelreFit.

Miep Gerritsen (80) dialyseert drie keer per week

“Als ze het tv-scherm neerzetten, doe ik mee. Zet-ten ze geen scherm neer, dan doe ik zelf oefeningen. Ik hoef niet per se beeld te hebben, maar het is wel prettiger, want dan zie je goed hoe het moet en dat motiveert. Mijn buurvrouw doet vaak met mij mee, we hebben er veel lol bij. Je praat niet met elkaar tijdens de dialyse, veel mensen slapen. Maar als je meedoet met de video’s, heb je contact. Je lacht en je bent blij met elkaar, want je ligt hier allemaal voor hetzelfde.Ik word er lekker los van. Dat is belangrijk als je hier vier uur zit. De tijd schiet ook harder op. Als ik het een keer niet doe, merk ik het echt als ik van het dia-lyseapparaat af kom. Dan ben ik minder fit. De jeuk is mijn ergste vijand. Dat komt door de afvalstoffen. Het bewegen maakt de jeuk wat draaglijker. Ik ben actiever dan de meeste mensen hier. Meestal fiets ik en doe ik een video. Ik doe nog altijd alles zelf in huis. Ik zou het heel erg vinden als dat weg zou val-len. Door fit te blijven, kan ik dat soort dingen langer blijven doen.”

de pilotfase zit. “We hebben nu gekeken of we dialyse-patiënten aan het bewegen kunnen krijgen. Een volgende stap is om te kijken wat bewegen doet met de fosfaat- afvoer. Fosfaat wordt maandelijks gemeten op de afdeling, dus daar kunnen we vrij gemakkelijk analyses op loslaten. Het zou mooi zijn om dit samen met de nefroloog en de epidemioloog te onderzoeken en er een publicatie van te maken.”

Nog veel te doen Met dialysepatiënten is er op fysiothe-rapeutisch gebied nog veel te doen, vindt Wieringa. “Het is heel jammer dat wij als fysiotherapeuten niet standaard betrokken zijn bij deze afdeling. Patiënten die wachten op een niertransplantatie weten goed waarom ze in bewe-ging moeten blijven, maar niet iedere patiënt heeft een intrinsieke motivatie om te bewegen.” Van Eijsden valt haar bij: “Bewegen wordt nu nog gezien als iets extra’s, maar moet gewoon onderdeel van de dialysebehandeling zijn. Daar ben je als behandelend team met elkaar verant-woordelijk voor.”

Hanna van Eijsden (l.) en Reenske Wieringa

18

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

FP03_Dossier_Gelre_Ziekenhuizen.indd 18 13-04-16 08:43

Page 19: FysioPraxis april 2016

Ziekenhuisfysiotherapie en salariëringSinds begin 2015 kent Gelre ziekenhuizen (Apeldoorn en Zutphen) een tweede salarisschaal, voor een deel van de gespecialiseerde fysiotherapeuten. Op verschillende plaatsen in het ziekenhuis hebben deze fysiotherapeuten een belangrijke rol bij de totstandkoming van diagnostiek. Deze ‘meerkennis’ kan nu gehonoreerd worden. Promotie naar deze functie is niet afhankelijk van het al dan niet behaald hebben van een mastertitel.Tekst en foto’s: Gelre ziekenhuizen

In 2014 is er binnen de Medisch Ondersteunende Dienst (MOD) van Gelre ziekenhuizen een uitvoerig traject door-lopen om te komen tot nieuwe functiebeschrijvingen (hierna: fubes). Redenen om dit te doen waren, naast het inbrengen van competenties in de fubes, het compact en competentiegericht beschrijven van functies en het vereenvoudigen van het hele ‘functiegebouw’ van de MOD. “In de loop der jaren waren er steeds nieuwe fubes bij gekomen, waardoor we op een gegeven moment meer dan 120 verschillende fubes hadden binnen een dienst met 750 medewerkers”, vertelt Jeroen van Suijlen, direc-teur MOD.Bij het opnieuw beschrijven van de functies is de ‘oude vertrouwde’ indeling volgens de zogenaamde gezichts-punten van de systematiek volgens de Functiewaardering Gezondheidszorg (FWG, zie kader) losgelaten. Deze oude indeling correspondeerde een-op-een met de ‘weging’ van functies, die moet leiden tot een indelingsvoorstel voor een functie. Hieruit volgt dan een salarisvoorstel, oftewel: de weging bepaalt in welke salarisschaal de functie wordt ingeschaald. “De hele exercitie van herbe-schrijven en opnieuw kijken naar het functiegebouw bood ons de mogelijkheid ook de competenties van de specia-listisch werkende fysiotherapeut eens te vergelijken met andere professionals”, aldus Jeroen van Gend, manager paramedische dienst van Gelre ziekenhuizen. “Aan wat ik altijd ‘de onderkant van het medische domein’ noem, is het laatste decennium heel veel veranderd. Op een poli van een medisch specialist lopen tegenwoordig een nurse practitioner, een specialistisch verpleegkundige en een physician assistent rond. Die zijn allemaal ingeschaald in FWG 60. Gelukkig was mijn directeur bereid eens goed te kijken naar een aantal poli’s waarbij fysiotherapeuten een eigen inbreng hebben in de diagnostiekbatterij. Hij heeft zijn nek uitgestoken om nieuw beroepsperspectief voor paramedici ook in financiële zin te kunnen honoreren. Het hoefde ook niet ‘budgetneutraal’ of zo.”

Poli’s Binnen Gelre ziekenhuizen werken de fysiothera-peuten behalve in de kliniek en op hun eigen polikliniek

(vergelijk eerste lijn) ook in toenemende mate in een ‘derde’ werkveld, namelijk samen met een of meer specia- listen in een multidisciplinair programma. Van Gend: “We onderscheiden hier een GO-poli (groei en ontwik-keling, samen met kinderarts) en een BB-poli (‘Brede Blik’, een onderzoekscarrousel samen met kinderarts en orthopedagoog met nabespreking bij (meestal) pubers

Nieuw perspectief

>>

Van Gend: ‘Bij het opwaarderen naar een hogere loonschaal hebben we gekozen voor een kwalitatief en een kwantitatief criterium’

Functiewaardering Gezondheidszorg

Alle functies binnen de cao-ziekenhuizen zijn ingedeeld volgens de FWG-systematiek. Er zijn 16 verschillende schalen, van functiegroep 5 tot functiegroep 80. Fysiotherapeuten zitten voor het merendeel ingedeeld in schaal 55. Deze schaal kent 12 treden (in principe ieder jaar naar de volgende trede tot je op je max zit), met een maximaal te bereiken bru-tosalaris van € 3.774 per maand. De cao kent een volwaardige dertiende maand. De weging die bepaalt in welke functiegroep een functie terecht-komt, is opgebouwd uit scores voor negen zogenaamde gezichtspunten, waarvan de items ‘kennis’, ‘zelfstandigheid’ en ‘risico’s, verantwoorde-lijkheden en invloed’ het zwaarst wegen.

De functiebeschrijvingen en FWG-verantwoordingsdocumenten zijn op te vragen via [email protected].

FysioPraxis | april 2016

19D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

FP03_Dossier_Jeroen_vGend.indd 19 12-04-16 14:41

Page 20: FysioPraxis april 2016

met onbegrepen of vage klachten). Met de anesthesio-logen doen we een rugpoli, met plastisch chirurgen en verpleegkundigen een handenspreekuur, met de geriaters een valpoli, en met de orthopeden een schouderpoli. In Zutphen hebben we daarnaast een Downpoli en een hoofdpijnpoli. We doen nog wel meer samen met speci-alisten, maar dan niet in een gezamenlijke activiteit, zoals onze hart- en longrevalidatie, de oncologische revalidatie en de samenwerking binnen het Apeldoorns Duizeligheids Centrum (ADC). Binnen de orthopedie gaan we op korte termijn fors opschalen naar andere specialistische poli’s. Hier zijn de betreffende fysiotherapeuten ook al geschoold in echografie.”

FWG 60 Van Suijlen: “We hebben de fysiotherapeuten uitgedaagd met criteria te komen op basis waarvan een nieuwe fube kon worden gemaakt die na weging in FWG 60 zou vallen. Je kunt je afvragen welke competenties bij een ‘standaard’ ziekenhuisfysiotherapeut horen, en daarmee in de fube met FWG 55, en welke daarbovenuit stijgen.” Van Gend: “Uiteindelijk hebben we gekozen voor een kwalitatief en een kwantitatief criterium: in de fube staat letterlijk: ‘De fysiotherapeut-specialist wordt ingezet op een gemeenschappelijk spreekuur of carrousel-spreekuur met nabespreking met ten minste één medisch specialist, waarbij de inbreng c.q. de differentiaaldiagnose c.q. het onderzoek van de fysiotherapeut-specialist mede bepalend is voor de diagnose en/of het behandelplan van de medicus, en waarbij overleg c.q. uitwisseling van onderzoeksgegevens tussen beiden op gelijkwaardig niveau is. In de samenwerking met de medisch specialist voegt de fysiotherapeut-specialist iets toe aan de diag-nostiekbatterij op het gebied van het menselijk bewegen en functioneren wat er zonder hem niet is, en doet dit ook op verzoek en uitnodiging van de medisch specialist. Het betreft hier dus geen gedelegeerde medische taken, maar vakspecifiek eigen onderzoek.’ Het kwantitatieve criterium bepaalt dat het ‘een substantieel onderdeel van de functie moet zijn, in die zin dat er wekelijks ten minste één dagdeel gebruik wordt gemaakt van de extra verworven competenties’. We hebben er dus bewust voor gekozen om een mastertitel niet als criterium te gebruiken voor het opwaarderen naar een hogere loonschaal; er wordt uitsluitend gekeken naar de genoemde kwalitatieve en kwantitatieve criteria.” Na vaststelling van de nieuwe fube door Van Suijlen is deze aangeboden aan afdeling Human Resource Management voor weging en indeling. Het bleek dat op het gezichtspunt ‘risico’s, verantwoor-delijkheden en invloed’ de score één niveau hoger was te honoreren (van een F naar een G), waardoor de hele functie in FWG 60 viel.

Grijs Inmiddels hebben vijf collega’s een of meer tienden van hun arbeidscontract ingeruild voor een dienstverband in de nieuwe functie ‘fysiotherapeut-specialist’. Het betreft twee therapeuten die wekelijks een dagdeel schouderpoli draaien met de orthopeden, één therapeut die wekelijks de ‘Brede Blik-poli’ meedraait, en dan nog eens twee

therapeuten die meerdere activiteiten doen die binnen de nieuwe criteria passen (onder andere hoofdpijnpoli), en dan in combinatie met de hiervoor genoemde schou-derpoli en/of BB-poli. Uiteraard is er discussie binnen het team welke activiteiten met medisch specialisten nu wel, en welke niet onder de nieuwe noemer vallen. Van Gend hierover: “Ik ben blij dat we deze stap hebben kunnen maken, de eerste schapen zijn over de dam. Als je nooit vernieuwt, blijft alles gemakkelijk wit of zwart. Wij hebben nu inderdaad grijs geïntroduceerd. Daar moeten we alle-maal nog mee leren werken. Het lukt de meeste collega’s

20

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

FP03_Dossier_Jeroen_vGend.indd 20 12-04-16 14:41

Page 21: FysioPraxis april 2016

die op de nominatie staan nog niet om óók door te groeien naar de specialistfunctie, omdat ze niet voldoen aan het kwantitatieve criterium (tijd). Maar dat is een kwestie van tijd, gezien de groei van alle activiteiten.”

Stap verder Er was bij het KNGF belangstelling voor de hele procedure in Gelre ziekenhuizen, omdat deze op termijn natuurlijk gevolgen kan hebben voor de hele beroepsgroep. Van Gend hierover: “Binnen de Vereniging Leidinggevenden Fysiotherapie (VLF) zijn collega’s geïnfor-meerd, en een enkeling heeft inmiddels de nieuwe fubes

bij mij opgevraagd. Ik hoop dat met deze publicatie we met z’n allen weer een stap verder komen. Idealiter wordt deze nieuwe functie opgenomen in de functieboeken FWG en onderdeel van de zogenaamde ijkfuncties die in het systeem zitten. Bij mijn weten zijn we het eerste ziekenhuis waar deze honorering voor deze specialisti-sche fysiotherapie mogelijk geworden is. Laten we hopen dat dit gemeengoed kan worden. Dat is goed voor het aanzien van het beroep.”

Jeroen van Gend (l.) en Jeroen van Suijlen

FysioPraxis | april 2016

21

FP03_Dossier_Jeroen_vGend.indd 21 12-04-16 14:41

Page 22: FysioPraxis april 2016

Impact van een intensive-care-opnameDankzij medisch-technische ontwikkelingen zijn de overlevingskansen van patiënten op de intensive care (ic) toegenomen. Een groot deel van de patiënten kampt na het ontslag uit het ziekenhuis met langdurige fysieke, cognitieve en psychische restverschijnselen.1,2 Dit wordt het Post-Intensive Care Syndroom (PICS) genoemd.3 In dit artikel bespreken we de symptomen en gevolgen van PICS en de fysiotherapeutische aangrijpingspunten gedurende het herstelproces aan de hand van een patiëntcasus.Tekst: Juultje Sommers en Marike van der Schaaf

Casus

Anamnese• Patiënt heeft na een griepachtig beeld aanhoudende

klachten van algehele malaise, hoesten, pijn in de linker-schouder/thorax en gewichtsverlies.

• Sociale anamnese: Is zeer sportief, speelt 5 à 6 keer per week op hoog niveau voetbal en doet aan fitness. Leeft gezond. Heeft een vriendin, geen kinderen, wel een kinderwens.

• Medische diagnostiek: CT-thorax: grote solide massa links in de thorax.

• Conclusie: Kiemceltumor ter plaatse van het mediastinum, geen aanwijzingen voor metastase. • Medische behandeling: Vier ongecompliceerde chemo-

kuren met afname tumorweefsel. • Rede voor ic-opname: Postoperatieve bewaking na

geplande chirurgische verwijdering mediastinale tumor. • Verwachte ziekenhuisopname: 7 dagen waarvan 1 dag

postoperatieve opvang op de ic.

Ziektebeloop tijdens ic-opname Na het verwijderen van de mediastinale kiemceltumor volgt een zeer gecom-pliceerd ic-beloop op basis van nabloeding waarvoor een re-thoracotomie wordt gedaan, gevolgd door sepsis en respiratoire insufficiëntie ten gevolge van luchtweg-infectie met ARDS (Acute Respiratory Distress Syndrome). Gedurende de zeer kritieke ziektefase wordt de patiënt gesedeerd (in slaap gehouden), ondersteund met Extra Corporele Membraan Oxygenatie (ECMO), en krijgt hij

bloeddrukstimulerende medicatie en vulling om zijn circu-latie op peil te houden. Door de beademingsbuis, de dikke lijn van de ECMO, de toename van oedeem op basis van zijn vulling en zijn sedatie is de patiënt gedurende 4 weken niet in staat om zelf te bewegen. Zijn vriendin wijkt niet van zijn zijde en is dagelijks bij hem op de ic.Op het moment dat de patiënt wakker wordt uit sedatie, heeft hij niet meer het vermogen om zijn armen en benen te bewegen. Alleen met zijn gelaat kan hij enigs-zins communiceren. Hij is niet in staat om te spreken in verband met de langdurige beademing. Ten gevolge van een delier is hij wisselend bij bewustzijn. Deze ernstige spierzwakte wordt, behalve door langdurige bedrust en inactiviteit, veroorzaakt door de kritieke ziekte en de daarvoor noodzakelijke ic-behandeling.4 De oorzaak van spierzwakte ten gevolge van de ic-gerelateerde factoren kan op spier- en op zenuwniveau liggen. Omdat deze aandoeningen vaak tegelijk voorkomen en moeilijk te differentiëren zijn, is de term ‘intensive care-acquired weakness’ (ICU-AW) geïntroduceerd. De diagnose ICU-AW wordt gesteld op basis van de MRC-score van 6 grote spiergroepen (beiderzijds): schouderabductie, elleboogflectie, polsextensie, heupflexie, extensie van de knie en dorsaalflexie van de voet. Een somscore lager dan 48 geeft ICU-AW aan. De ic-verworven spierzwakte bemoeilijkt het ontwennen van de beademing en vertraagt de revalidatie.5

Fysiotherapeutische diagnose en behandeldoelenDe evidence stament (ES) voor fysiotherapie op de ic is opgebouwd conform het methodisch fysiotherapeutisch handelen en geeft praktische aanbevelingen voor de fysiotherapeutische behandeling voor alle patiënten op de ic, ongeacht de diagnose of de ernst van de ziekte.6-8

De aanbevelingen hebben betrekking op de veiligheid, het gebruik van klinimetrie en interventies en vormen hiermee de basis voor het evidence-based fysiotherapeutisch handelen.Kijkend naar het diagnostisch proces is het bij een

PROBLEEMSTELLING Wat zijn de fysiotherapeutische aangrijpingspunten en behan-delmogelijkheden bij een 25-jarige man met een geplande resec-tie van een mediastinale kiemceltumor gevolgd door een zeer gecompliceerd ic-beloop en PICS?

22

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

FP03_Dossier_Juultje_Sommers.indd 22 12-04-16 14:41

Page 23: FysioPraxis april 2016

Foto

: ww

w.s

hutt

erst

ock.

com

Fysiotherapeutische interventie op de ic

Tabel 1. Rode vlaggenParameters Criteria

hartslag recent myocardischemiehartfrequentie < 40/min en > 130/min

bloeddruk MAP < 60 mmHg en > 110 mmHgsaturatie ≤ 90%beademingsparameters fractie ingeademde zuurstof (FiO 2) ≥ 0,6 (60%)

PEEP ≥ 10 cm H2O

ademhalingsfrequentie > 40 ademhalingen/min

bewustzijnsniveau van patiënt RASS-score: -4, -5, 3, 4dosis inotropica dopamine ≥ 10 mcg/kg/min

nor/adrenaline ≥ 0,1 mcg/kg/min

temperatuur ≥ 38,5 graden Celsius≤ 36 graden Celsius

neurologisch instabiel ICP ≥ 20 cm H2O

Overige aspecten Kenmerken

klinische blik zwetenafwijkende gelaatskleurpijnvermoeidheid

chirurgische contra-indicaties onder andere instabiele fracturen, botlap, open buik/thorax

aanwezigheid van lijnen die mobilisatie onveilig maken

Rode vlaggen voor actieve fysiotherapie bij een patiënt op de intensive care.Afkortingen: MAP: gemiddelde arteriële bloeddruk; PEEP: positieve eind expiratoire druk; RASS: Richmond Agitatie en Sedatie Schaal; ICP: intracraniële druk.

De criteria in de tabel gelden als (relatieve) contra-indicaties voor het mobiliseren uit bed en actieve fysiotherapie van een patiënt op de intensive care. Indien een patiënt voldoet aan een van de criteria, wordt geadviseerd vooraf te overleggen met een ic-verpleegkundige en/of ic-intensivist.

patiënt op de ic belangrijk om voor iedere behandeling te screenen op rode vlaggen (tabel 1). Tijdens deze screening worden de potentiële risico’s en de winst van de fysiotherapeutische interventie tegen elkaar afge-wogen. De belastbaarheid van de patiënt, waaronder de hemodynamische stabiliteit, cardiorespiratoire reserve en responsiviteit, die bij patiënten op de ic sterk kan variëren, wordt bij deze afweging binnen het klinisch redeneren meegenomen. Op basis van de bevindingen uit het diagnostisch proces, de screening en de klinimetrie worden fysiotherapeutische behandeldoelen opgesteld. De aanbevolen meetinstrumenten om de gevolgen van de ernstige ziekte voor het functioneren tijdens en na de ic te meten, worden in tabel 2 (pagina 24) weergegeven.

Na 4 weken is de patiënt hemodynamisch stabiel en wordt hij wakker uit sedatie. Hij is in staat om eenvoudige opdrachten uit te voeren (standardized 5 questions (S5Q) score 5). Hij is dan nog wel gedesoriënteerd in tijd en plaats op basis van zijn delier. Er zijn geen gewrichtsbeperkingen (gemeten met de range of motion; ROM), zijn spiertonus is normaal volgens de Modified Ashworth Scale (MAS, score 0) en de spierkracht volgens de Medical Research Council (MRC)-somscore is 0. De sensibiliteit is niet goed te beoordelen omdat de communicatie moeizaam verloopt.

FysioPraxis | april 2016

23C A S U Ï S T I E K , D I A G N O S T I E K E N B E H A N D E L I N G

FP03_Dossier_Juultje_Sommers.indd 23 12-04-16 14:41

Page 24: FysioPraxis april 2016

Functies en anatomische eigenschappen:• Coöperatie: S5Q• Actieve en passieve bewegingsbeperking: ROM • Spierkracht: u MRC-(som)score u Handheld dynamometer of handknijpkracht (Jamar) vanaf

spierkracht MRC 3• Spiertonus: MAS• Sensibiliteit: NSAActiviteiten:• Transfers: DEMMI• Lopen: DEMMI

Tabel 2. Klinimetrie

Voor het uitvoeren van basale dagelijkse activiteiten is de patiënt volledig afhankelijk. Hij is niet in staat om zichzelf te verplaatsen in bed; De Morton Mobility Index (DEMMI) scoort 0/100. Na analyse van observatie en het lichamelijk onderzoek luidt de fysiotherapeutische diagnose: ernstige ICU-AW bij een beademde, hemodynamisch stabiele postoperatieve ic-patiënt met delier.De kortetermijn-behandeldoelen zijn gericht op:• Behandeldoel anatomische eigenschappen: u het verminderen van oedeem in de extremiteiten.• Behandeldoelen gericht op functies: u het onderhouden van de ROM; u het optimaliseren van de (adem)spierkracht; u het optimaliseren van spieruithoudingsvermogen; u het optimaliseren van de inspanningstolerantie.• Behandeldoelen gericht op activiteiten: u het optimaliseren van lichaamshouding (verplaatsen

in bed, zitbalans); u het optimaliseren van transfers (sta-training).

Behandelplan Er is steeds meer wetenschappelijk bewijs dat met fysiotherapie de gevolgen van ernstige ziekte, bedrust en inactiviteit voor het bewegend functio-neren kunnen worden beperkt en dat dit veilig kan worden uitgevoerd bij patiënten op de ic.9-15

De keuze van de fysiotherapeutische behandeling gedu-rende een ic-opname hangt onder andere af van het bewustzijn, de coöperatie en de belastbaarheid van de patiënt.Gedurende de ic-opname van 4 maanden is een van de belangrijkste aangrijpingspunten voor de fysiotherapie de ic-verworven spierzwakte (ICU-AW). Gedurende de eerste 4 weken bestaat de fysiotherapeutische behandeling bij deze niet-wakkere patiënt uit passieve

oefentherapie gericht op oedeemvermindering, het voor-komen van contracturen en spieratrofie. Dit vindt manueel of met de bedfiets plaats. Op het moment dat de patiënt wakkerder en voldoende coöperatief is, wordt de therapie uitgebreid met (geleid) actieve oefentherapie (met klein oefenmateriaal) en functionele oefentherapie (rand van bed, voor onder andere het trainen van de rompbalans). Om de cardiorespiratoire functies te verbeteren en voor het afwennen van de beademing, wordt zo vroeg moge-lijk gestart met het mobiliseren in de stoel, met behulp van een tillift. Tijdens het afwennen van de beademing wordt er met ademhalingstherapie, waaronder inspiratoire spiertraining (IMT), gewerkt aan het optimaliseren van de ademspierkracht en het evacueren van sputum. Voor het realiseren van al deze trainingsvormen is een multidisci-plinair dagprogramma opgesteld, waarin de verpleging, ergotherapeut, fysiotherapeut en ook zijn vriendin parti-ciperen. Hierdoor kan de therapie verspreid over de dag, met korte trainingsmomenten afwisselend met perioden van rust, goed afgestemd op de belastbaarheid plaats-vinden.Na 4 maanden is de patiënt onafhankelijk van de beade-ming en kan hij worden overgeplaatst naar de gewone verpleegafdeling. Hij kan zelfstandig sputum evacu-eren. Hij heeft geen beperkingen in de ROM van de gewrichten. Wel heeft hij een verminderd gevoel in zijn rechteronderbeen ter plaatse van de n. peroneus. Zijn spierkracht is toegenomen van MRC-somscore 0 naar een MRC-somscore 37, waarbij de bovenste extremiteit een spierkracht heeft van MRC-score 3-4 en de onderste extremiteit een spierkracht van MRC 3 (met uitzondering van de dorsaalflexie voet rechts: deze is 0 ten gevolge van n. peroneus-letsel). Hij heeft een DEMMI-score van 24/100 met een goede rompbalans in zit op de rand van het bed en hij kan met maximale ondersteuning door 2 personen 10 seconden staan. Op dat moment kan hij 30 minuten in een stoel zitten. Naast deze fysieke kenmerken is de patiënt zeer somber. Hij heeft last van angsten, is bang om alleen te zijn, voelt zich zeer afhankelijk, heeft regelmatig nachtmerries over grote spinnen, heeft slaap-problemen en moeite om zich te concentreren.

“Er kwamen veel mensen aan mijn bed. Ze zeiden steeds: Wat ben jij opgeknapt! Dat was erg vreemd voor mij. Hoezo opgeknapt, dacht ik. Ik kon mijn hand nog niet optillen. Ik was een gezonde en fitte vent.”

Na 2 weken opname op de verpleegafdeling wordt de patiënt overgeplaatst naar een revalidatiecentrum waar hij gedurende 3 maanden klinische multidisciplinaire behandeling krijgt, gericht op het vergroten van zijn ADL-zelfstandigheid. Bij ontslag uit het revalidatiecentrum is hij in staat om zichzelf aan te kleden, te eten en zich te kunnen verplaatsen met behulp van twee elleboogkrukken binnenshuis. Buitenshuis is hij afhankelijk van een rolstoel.

Klinimetrie voor patiënten op de ic op de ICF-niveaus functies en anatomische eigenschappen en activiteiten.Afkortingen: S5Q: standardized 5 questions; ROM: range of motion; MRC: Medical Research Council; MAS: Modified Ashworth Scale; NSA: Nottingham Sensory Assessment; DEMMI: De Morton Mobility Index.

24

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

FP03_Dossier_Juultje_Sommers.indd 24 12-04-16 14:41

Page 25: FysioPraxis april 2016

Op dit moment eindigt zijn revalidatie. Aangezien hij geen medische diagnose heeft die aansluit bij een bestaande revalidatie-indicatie, zijn er geen mogelijkheden voor voortzetting van de revalidatiebehandeling. Een jaar na zijn opname in het ziekenhuis zit hij werkloos thuis, is hij ADL-onafhankelijk en kan hij 100 meter lopen met behulp van één elleboogkruk. Hij heeft moeten leren omgaan met een laag energieniveau en de blijvende angsten en nachtmerries. Hij is depressief, heeft op zijn jeugdige leeftijd geen uitzicht meer op terugkeer naar betaald werk en heeft blijvend inkomensverlies.

“Ik heb geknokt om goed te revalideren. Met de topsportmentaliteit die ik altijd in mij had, vocht ik door alle pijn heen. Kreeg hoop bij iedere kleine voor-uitgang, die ik boekte. Een lieve vriendin, opleiding net afgerond en een leuke baan, ik ging ervoor. Tja...”“Het revalideren is zwaarder en langer dan ik ooit had kunnen denken…”“Ik was rustig aan begonnen. Dacht dat het allemaal wel zou lukken. Maar als ze twee dingen tegelijk aan me vroegen, was ik de eerste vraag alweer vergeten. Ik raakte geïrriteerd, was prikkelbaar en doodmoe. … Deze pijn was niet te beschrijven. Mijn werk, mijn passie, mijn toekomst. Ik wilde dat het weer was zoals voorheen.”“Nog steeds blijf ik knokken… Ik leg me er niet bij neer. Ben nog steeds jong en wil een leuke echtge-noot en vader worden!”

Discussie en beschouwing Jaarlijks worden er meer dan 86.000 patiënten op een ic opgenomen. Naar schat-ting ontwikkelt 50% van de patiënten die langer dan 2 dagen op de ic is opgenomen, PICS. Onderzoeken hebben aangetoond dat fysiotherapie een sleutelrol vervult binnen het multidisciplinaire behandel-team in de preventie en behandeling van de gevolgen van bedrust, inactiviteit en kritieke ziekte voor het bewegend functioneren. Vroegtijdige fysiotherapie zoals beschreven in de evidence statement voor fysiotherapie op de ic kan veilig worden toegepast en draagt bij aan het verminderen van de gevolgen van PICS. Gezien het complex aan symptomen die kunnen optreden als onderdeel van PICS, is een interdisciplinaire revalidatieaanpak bij veel patiënten geïndiceerd. Maar door de verschillende manco’s in de huidige zorg blijft het nog steeds moeilijk om voor deze patiëntgroep een passende en gefinancierde revalidatie-behandeling te bieden, waardoor langdurige beperkingen in het dagelijks functioneren blijven bestaan.16 Na ontslag uit het ziekenhuis hebben deze patiënten een aantal gemeenschappelijke kenmerken, zoals spierzwakte, kortademigheid, pijn, depressie, posttrau-matische stress, angst en cognitieve problemen. Doordat de oorspronkelijke reden van opname echter zeer divers is, worden de individuele patiënten na ontslag van de ic door verschillende medische specialisten vervolgd.

Hierdoor worden patiënten met PICS niet als een groep herkend. Deze patiënten hebben hun ernstige ziekte overleefd, maar worden onvoldoende begeleid in het natraject. Inmiddels bieden naar schatting 25 ziekenhuizen in Nederland een vorm van ic-nazorg aan, variërend van een telefonische follow-up, patiënt-terugkomdagen en ic-nazorgpoli’s. Revalidatieprogramma’s zijn niet beschikbaar voor de fase na de ziekenhuisopname. Dit is een groot gemis voor de naar schatting 30.000 patiënten per jaar die na een gecompliceerd ic-verblijf geen optimale revalidatiebehan-deling krijgen.

Juultje Sommers, MSc, fysiotherapeut en onderzoeker (PhD) op de afdeling Revalidatie AMC. Marike van der Schaaf, lector Revalidatie in de Acute Zorg aan de Hogeschool van Amsterdam en senior onderzoeker op de afdeling Revalidatie AMC.

Referenties1. van der Schaaf M, Beelen A, Dongelmans DA, Vroom MB, Nollet F.

Functional status after intensive care: a challenge for rehabilitation professionals to improve outcome. JRehabil Med 2009;41(5):360-6.

2. Kerckhoffs MC, Soliman IW, Wolters AE, Kok L, van der Schaaf M, van Dijk D. Lange termijn uitkomsten van IC behandeling. Ned Tijdschr Geneeskd 2016;160:A9653.

3. Needham DM, Davidson J, Cohen H, Hopkins RO, Weinert C, Wunsch H, et al. Improving long-term outcomes after discharge from intensive care unit: report from a stakeholders’ conference. Crit Care Med 2012;40:502-9.

4. Parry SM, Puthucheary ZA. The impact of extended bed rest on the musculoskeletal system in the critical care environment. Extrem Physiol Med 2015;4:1-8.

5. Hermans G, de Jonghe B, Bruyninckx F, van den Berghe G. Interventions for preventing critical illness polyneuropathy and critical illness myopathy. Cochrane Database Syst Rev 2014;1:CD006832.

6. Sommers J, Engelbert RH, Dettling-Ihnenfeldt D, Gosselink R, Spronk PE, Nollet F, van der Schaaf M. Physiotherapy in the intensive care unit: an evidence-based, expert driven, practical statement and rehabilitation recommendations. Clin Rehabil 2015;29(11):1051-63.

7. van der Schaaf M, Sommers J. Evidence statement voor fysiotherapie op de intensive care. 1e editie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2015.

8. van der Wees P, Richtlijnontwikkeling (EBRO); Handleiding voor werkgroepleden. Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. 2007.

9. Bourdin G, Barbier J, Burle JF, Durante G, Passant S, Vincent B, et al. The feasibility of early physical activity in intensive care unit patients: a pros-pective observational one-center study. Respir Care 2010;55:400-7.

10. Burtin C, Clerckx B, Robbeets C, Ferdinande P, Langer D, Troosters T, et al. Early exercise in critically ill patients enhances short-term functional recovery. Crit Care Med 2009;37:2499-505.

11. Schweickert WD, Kress JP. Implementing early mobilization interventions in mechanically ventilated patients in the ICU. Chest 2011;140:1612-7.

12. Needham DM. Mobilizing patients in the intensive care unit: improving neuromuscular weakness and physical function. JAMA 2008;300:1685-90.

13. Parker A, Sricharoenchai T, Needham DM. Early rehabilitation in the intensive care unit: preventing physical and mental health impairments. Curr Phys Med Rehabil Rep 2013;1:307-314.

14. Kayambu G, Boots R, Paratz J. Physical therapy for the critically ill in the ICU: a systematic review and meta-analysis. Crit Care Med 2013;41:1543-54.

15. Calvo-Ayala E, Khan BA, Farber MO, Ely WE, Boustani MA. Interventions to improve the physical function of ICU survivors: A systematic review. Chest 2013;144:1469-80.

16. Brackel M, van der Schaaf M, van Dijk D. Nazorg IC moet uit de kinderschoenen. Medisch Contact 2015 (Dec 10):2438-40.

FysioPraxis | april 2016

25

FP03_Dossier_Juultje_Sommers.indd 25 12-04-16 14:41

Page 26: FysioPraxis april 2016

raten Transmurale Ouderenzorg, Acute Revalidatie en Fysiotherapie van de Hogeschool van Amsterdam, de afdelingen geriatrie en revalidatie van het AMC en de afdeling klinische psychologie van de UvA. In totaal worden 400 ouderen vanaf opname tot 3 maanden na ontslag intensief gevolgd. Metingen worden uitgevoerd bij opname, tijdens opname, bij ontslag en tijdens huisbe-zoeken 1, 2 en 3 maanden na ontslag uit het ziekenhuis.6

Meten Binnen het Hospital-ADL-onderzoek wordt functie(verlies) gemeten door middel van vragenlijsten om cognitieve, fysieke, gedragsmatige, psychosociale en biologische factoren uit te vragen vanaf opname tot en met 3 maanden na ontslag. Naast de vragenlijsten worden in het ziekenhuis en de eerste week na ontslag performancetesten uitgevoerd om functies en activi-teiten vast te leggen. De ‘fysieke’ meetinstrumenten zijn de JAMAR-handknijpkrachtmeter, de Morton Mobility Index (DEMMI), de Short Physical Performance Battery (SPPB), de Modified Chair Sit and Reach test (CSR), de 2 minuten-wandeltest en de fitbit flex. Ten slotte wordt er, met toestemming van de patiënt, tweemaal bloed afgenomen. Dit doen we om inflammatoire parameters als Interleukine-6 en C-Reactief Proteïne te bepalen, die mogelijk geassocieerd zijn met verlies van spiermassa tijdens ziekenhuisopname en te kijken naar de associatie tussen sickness behaviour en spiermassaverlies.

Sickness behaviour We zien dat veel ouderen na ontslag uit het ziekenhuis moe zijn, geen motivatie tot bewegen hebben en bang zijn om te vallen. De ernst van de ziekte speelt hier mogelijk een belangrijke rol bij. Een acute inflammatoire respons treedt op wanneer er in het bloed een infectie of trauma wordt gedetecteerd. Door het lichaam worden dan pro-inflammatoire cytokines (zoals Interleukine-6) aangemaakt. Naast deze immuno-logische reactie treedt er ook een set gecoördineerde fysiologische en gedragsmatige symptomen op, ook wel sickness behaviour of geriatrisch syndroom genoemd. Op fysiologisch gebied treden verschijnselen op als verhoogd metabolisme, koorts en motorische retardatie, waarbij

Better outCirca dertig procent van de ouderen (70+) heeft 3 maanden na acute ziekenhuisopname te maken met nieuwe beperkingen in het dagelijks functioneren in vergelijking met twee weken vóór de ziekenhuisopname, gedefinieerd als ‘functieverlies’.1,2 De meeste onderzoeken geven een overzicht van risicofactoren bij opname en kijken naar uitkomsten 3 maanden na ontslag. Wat in deze kritieke fase van ziekenhuisopname en in de 3 maanden na ontslag gebeurt, is onduidelijk. Het AMC in Amsterdam is een cohortonderzoek gestart om inzicht te verkrijgen in deze kritieke fase vanuit een multidisciplinair perspectief. Het onderzoek loopt nog.Tekst: Jesse J. Aarden, Lucienne A. Reichardt en Bianca M. Buurman

Achteruitgang In figuur 1 is het beloop van functioneren van 2 weken vóór opname tot 6 maanden na zieken-huisontslag zichtbaar.3 Vóór acute opname gaan veel ouderen al achteruit in hun dagelijks functioneren, doordat ze bijvoorbeeld meer op bed liggen.

Tijdens het ziekenhuisverblijf neemt het functieverlies toe, onder andere door bedrust en minder lopen: gemiddeld lopen patiënten in het ziekenhuis 4-7 minuten per dag en liggen ze 87% van de tijd in bed.4 De rode onderbroken lijn in figuur 1 geeft de ideale situatie aan, namelijk herstel in de 3-6 maanden na ziekenhuisontslag. Veel ouderen bereiken na ontslag echter niet meer het niveau dat zij 2 weken vóór de ziekenhuisopname hadden; zij hebben te maken met permanent functieverlies.5 Verder is zo’n 30% van de acuut opgenomen ouderen 1 jaar na ziekenhuis-opname overleden.2

Hospital-ADL studie Het onderzoek onder de naam Hospital-Associated Disability and impact on daily Life (Hospital-ADL) wordt verricht in 6 Nederlandse ziekenhuizen en is een samenwerking tussen de lecto-

Studie naar functieverlies als gevolg van ziekenhuisopname

Vooropname

Na ziekenhuisontslag

Gewenste dagelijks functioneren

Functioneren 2 weken voor opname

Achteruitgang in dagelijks functioneren

Ziekenhuisverblijf

Opname Ontslag

Figuur 1.

Beloop van het functioneren van ouderen vóór, tijdens en na opname in het ziekenhuis

26

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

FP03_Dossier_Buurman_aarden.indd 26 12-04-16 14:40

Page 27: FysioPraxis april 2016

mensen geen zin hebben om te bewegen. Op gedrags-matig niveau hebben mensen geen eetlust, verliezen ze gewicht, slapen ze slecht en hebben ze een verminderde interesse in de omgeving, een sombere stemming en apathie. Alhoewel dit sickness behaviour ervoor zorgt dat er energie overblijft voor de bestrijding van de infectie of trauma, is het gedrag ook schadelijk; het zorgt uiteinde-lijk voor afname van spiermassa en spierkracht, omdat mensen niet bewegen en onvoldoende voedingsstoffen innemen. We onderzoeken onder andere of dit sickness behaviour blijft bestaan nadat de infl ammatoire respons over is, om zo betere interventies te kunnen ontwikkelen.

Fysiotherapeutisch perspectief? Goede zorg aan acuut opgenomen ouderen zal vanuit een multidisciplinair perspectief plaats moeten vinden. De fysiotherapeut, met kennis van bewegen en pathologie, is een belangrijke schakel om (fysieke) functies in kaart brengen en te moni-toren bij welke acuut opgenomen patiënten een risico

Kijk voor meer informatie over het onderzoek op: www.amc.nl/hospitaladlstudy.Het protocol van de studie is recent gepubliceerd en gratis te downloaden:Reichardt LA, Aarden JJ, van Seben R, van der Schaaf M, Engelbert RH, Bosch JA, Buurman BM; Hospital-ADL study group. Unravelling the potential mechanisms behind hospitalization-associated disa-bility in older patients; the Hospital-Associated Disa-bility and impact on daily Life (Hospital-ADL) cohort study protocol. BMC Geriatrics 2016;16(1):59.

bestaat op verdere achteruitgang van het functioneren. Dit onderzoek zal inzicht geven in welke indicatoren voorspellen of een patiënt ‘at risk’ is voor functionele achteruitgang. De behandeling zal altijd plaats moeten vinden in een goede samenwerking met andere disciplines zoals verpleegkundigen, artsen, diëtisten en psychologen. Er liggen mooie kansen om de zorg verder te verbeteren voor onze ouderen.

Jesse J. Aarden, promovendus hospital-ADL studie, fysiothera-peut, faculteit gezondheid, Hogeschool van Amsterdam.Lucienne A. Reichardt, promovendus hospital-ADL studie, psycholoog, afdeling ouderengeneeskunde AMC, Amsterdam.Bianca M. Buurman, senior onderzoeker en lector Transmurale Ouderenzorg, AMC en Hogeschool van Amsterdam.

Veel ouderen zijn na ontslag uit het ziekenhuis moe, hebben geen motivatie tot bewegen en zijn bang om te vallen

FysioPraxis | april 2016

27

Referenties1. Covinsky KE, Pierluissi E, Johnston CB. Hospitalization-associated

disability: “She was probably able to ambulate, but I’m not sure”. JAMA 2011;306(16):1782-93.2. Buurman BM, Hoogerduijn JG, de Haan RJ, Abu-Hanna A, Lagaay

AM, Verhaar HJ, et al. Geriatric conditions in acutely hospitalized older patients: prevalence and one-year survival and functional decline.

PLoS One 2011;6(11):e26951.3. Buurman BM, de Rooij SE. Functieverlies ouderen bij acute opname in

ziekenhuis. Ned Tijdschr Geneeskd 2015;159:A8185.4. Zisberg A, Shadmi E, Sinoff G, Gur-Yaish N, Srulovici E, Admi H. Low

mobility during hospitalization and functional decline in older adults. J Am Geriatr Soc 2011;59(2):266-273.5. Boyd CM, Landefeld CS, Counsell SR, Palmer RM, Fortinsky RH,

Kresevic D, et al. Recovery of activities of daily living in older adults after hospitalization for acute medical illness. J Am Geriatr Soc 2008;56(12):2171-2179.

6. Reichardt LA, Aarden JJ, van Seben R, van der Schaaf M, Engelbert RH, Bosch JA, Buurman BM; Hospital-ADL study group. Unravelling the potential mechanisms behind hospitalization-associated disability in older patients; the Hospital-Associated Disability and impact on daily Life (Hospital-ADL) cohort study protocol. BMC Geriatrics 2016;16(1):59.

C A S U Ï S T I E K , D I A G N O S T I E K E N B E H A N D E L I N G

FP03_Dossier_Buurman_aarden.indd 27 12-04-16 14:40

Page 28: FysioPraxis april 2016

28

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

Preoperatieve begeleiding volop in ontwikkeling

Fysiotherapie voor de operatiepatiënt

Dit artikel beschrijft twee casussen die laten zien hoe de fysiotherapeut zijn rol in de zorg voor de operatie-patiënt kan vormgeven.Tekst: Jaap Dronkers en Thomas Hoogeboom

Een grote operatie is voor veel patiënten een ‘major life event’, in het bijzonder voor oudere mensen. Na de operatie kunnen patiënten complicaties oplopen en kunnen de dagelijkse activiteiten langdurig of soms permanent zijn beperkt. Een afname van de fysieke fi theid na een operatie is onvermijdelijk. De vraag is dan ook hoe patiënten hiervan herstellen. Sommige patiënten laten een goed en voorspoedig herstel zien en weten de fysieke fi theid van voor de operatie terug te winnen. Maar een groter aantal patiënten heeft na een operatie een langdurig en vaak permanent verlies van de fysieke conditie. Jongere mensen met een laag activiteitenniveau merken dit vaak niet op. Bij oudere mensen kan dit gepaard gaan met een verlies van zelfredzaam-heid. In een klein aantal gevallen kan de patiënt onvoldoende weerstand bieden aan de stressoren van de operatie en komt deze te overlijden. De afname van de fysieke fi theid is in de literatuur goed beschreven, maar krijgt pas de laatste tijd meer aandacht. Dit past bij de huidige transitie van een medisch naar een meer functioneel geori-enteerde gezondheidszorg. In 2011 verscheen er in JAMA (Journal of the American Medical Association) een artikel van Covinsky waarin hij de nadelige gevolgen van een ziekenhuisopname voor het functioneren van de patiënt een naam gaf: ‘hospitalization associated disability’.1 In een review geeft hij aan dat een derde van de patiënten ouder dan 70 jaar hiermee te maken krijgt. Vorig jaar verscheen er een artikel waarin de ‘hospitalization associated disability’ als iatrogene aandoening werd bestempeld.2 Dit is een aandoening ten gevolge van een medische behandeling. Verder geeft het artikel aan dat deze aandoening te voorkomen is. Als oorzaak gelden het lage activiteitenniveau van de patiënt en het feit dat fysiotherapeuten te weinig worden ingeschakeld.In het vervolg van dit artikel beschrijven we twee casussen die laten zien hoe de fysiotherapeut zijn rol in de zorg voor de operatiepatiënt kan vorm-geven. De ene casus beschrijft een patiënt bij wie darmkanker is geconstateerd en de andere casus gaat over een patiënt die een orthopedische operatie moet ondergaan.

Casus Patiënt 1Meneer De Vrede, 72 jaar oud, BMI 19 kg/m2, is door de maag-darm-leverarts gediag-nosticeerd met colorectale kanker. De colon-verpleegkundige verwijst de patiënt naar de chirurg en naar de afdeling fysiotherapie voor een preoperatieve screening. Behalve chronic obstructive pulmonary disease (COPD) heeft de patiënt geen comorbiteiten. De patiënt rookt niet, maar hoest wel regel-matig slijm op. De maximale kracht van de inspiratiespieren is 58 cm H2O. De score op de chair rise time test (10x) is 33 seconden. De handknijpkracht bedraagt 24 kg. De geschatte VO2max op basis van de Steep Ramp Test is 21 ml O2/kg/min. Meneer heeft een hond en wandelt twee keer per dag een kwartier en het activiteitenniveau gemeten met de LASA Activity Questionnaire (LAPAQ) is 500 kcal. De operatie vindt waarschijnlijk plaats binnen 2 tot 3 weken. Hij is zelfred-zaam en woont zelfstandig en heeft een fi tte vrouw. Hij is gemotiveerd om zelf bij te dragen aan het slagen van de operatie. De fysiotherapeut analyseert zijn risicopro-fi el voor een buikoperatie die nodig is om de tumor te verwijderen. De volgende vragen komen op:

Vraag 1: Wat zijn risicofactoren voor zijn postoperatieve herstel?Vraag 2: Wat is het advies of behandelvoor-stel in het preoperatieve traject?Vraag 3: Hoe kan dit het beste worden aangepakt?

Hieronder een antwoord op de drie vragen met gebruik van bestaande literatuur.

Antwoord 1De literatuur geeft aan dat het aeroob vermogen een goede voorspeller is van het postoperatief verloop, met name van complicaties. Ondanks zijn COPD heeft de patiënt een redelijk aeroob vermogen, wat blijkt uit de Steep Ramp Test. Dit is een test die oudere patiënten goed kunnen uitvoeren en waarvan de score goed correleert met de VO2max.3 De voorspelde VO2max is bij deze patiënt 21 ml/kg/min. Dat is hoger dan het afkappunt van 18 ml/kg/min dat de literatuur hanteert voor risicopatiënten.4

De spierfunctie lijkt wel een probleem. Alle

spierkrachtmetingen laten een score zien die ligt onder de referentiewaarden. Voor de handknijp-kracht geeft de literatuur een afkappunt van 22 kg voor een risico op postoperatieve problemen, daar zit de patiënt net boven.5,6 De kracht van de inspiratiespieren ligt duidelijk onder de norm van 80 cm H2O voor zijn leeftijd. Met name de score op de chair rise time test baart zorgen. Deze schat de power (kracht x snelheid) van de beenspieren, een maat die nauw correleert met ADL-activiteiten en zelfredzaamheid van de patiënt.7 De score van 33 seconden ligt ruim boven de referentiewaarde. De lage BMI versterkt de zorgen, omdat ondervoeding de spieropbouw in de weg staat.Ook het activiteitenniveau is een voorspeller van het postoperatief verloop en wordt gemeten met de LAPAQ, een activiteitenvragenlijst die de patiënt onder andere vraagt naar wandel-, fi ets- en tuinactiviteiten.8 De intensiteit van de activiteiten uitgedrukt in METs maakt daar onderdeel van uit. MET staat voor metabool equivalent en 1 MET staat gelijk met 3,5 ml/kg/min. Er zijn uitgebreide lijsten beschikbaar die van de meest voorkomende activiteiten de MET-waarde geven. Meneer loopt elke dag een half uur, maar doet dat in een erg rustig tempo, waardoor hij niet voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) die een matige intensiteit vereist. Het lage tempo is waarschijnlijk te wijten aan de oude leeftijd van zijn hond. Op basis van de geschatte VO2max van 21 ml/kg/min kan hij activiteiten uitvoeren van 6 MET (VO2max gedeeld door 3,5), wat staat voor een matige inspanning, en hiermee kan hij dus wel voldoen aan de NNGB.

Samenvattend heeft meneer De Vrede een matig maar voldoende aeroob vermogen, een te lage spierkracht en een erg matig activiteiten-niveau, wat resulteert in een hoger risico op problemen in het postoperatief verloop. Ook de comorbiditeit COPD en het preklinisch opgeven van slijm verhogen het risico op met name een postoperatieve longcomplicatie. Postoperatieve problemen kunnen behalve uit postoperatieve complicaties en een langere ligduur ook bestaan uit de afname van de ADL-functie en mogelijk verlies van de zelfredzaamheid (op korte en lange termijn).

Antwoord 2De tweede vraag gaat over risicofactoren die preoperatief nog te beïnvloeden zijn en die bij

FP03_Wetenschap_Narratieve_review.indd 28 12-04-16 08:42

Page 29: FysioPraxis april 2016

29

FysioPraxis | april 2016

>>

kunnen dragen aan een betere conditie van de patiënt voor de operatie. Want hoe beter de patiënt het ziekenhuis in gaat, des te beter komt hij er ook weer uit, dit is het ‘better in, better out’-concept (BiBo™).De patiënt heeft een goed aeroob vermogen nodig om de metabole belasting na de operatie goed aan te kunnen. Meneer heeft een VO2max die boven het risiconiveau van 18 ml/kg/min ligt. Dit is een vrij constant gegeven waarde in de literatuur. De patiënt krijgt daarom de aanbe-veling te blijven wandelen en krijgt hiervoor geen aparte training.4

Bij deze patiënt lijkt vooral de spierkracht een risicofactor. Dat de spierkracht is afgenomen, valt goed te verklaren. De spier is een orgaan dat continu wordt opgebouwd en afgebroken (turn-overtijd van 3 maanden). Zowel de COPD als darmkanker zorgen voor een negatieve verandering in deze balans. Dit manifesteert zich bij deze chronische ziekten in een afname van de spiermassa.9 Patiënten die worden gediagnosticeerd met kanker, hebben op dat moment vaak al een lagere spiermassa dan gezonde personen.De spiermassa zal na de operatie verder afnemen. Dit onder invloed van de ‘surgical stress’ die bestaat uit een breed scala aan fysiologische reacties die onder andere de spiermassa negatief beïnvloeden. En minstens zo belangrijk is in dit verband de inactiviteit na de operatie. Deze veroorzaakt ook spiermas-saverlies die bij de oudere operatiepatiënten 3 keer zo snel gaat vergeleken bij jongere mensen.10 Zo kunnen patiënten in korte tijd veel spiermassa verliezen. Ook de lage BMI en het risico op ondervoeding wijzen richting de spier als aandachtspunt in de zorg voor deze operatie-patiënt. Dat de spiermassa voor deze patiënt zo belangrijk is, heeft vier redenen. Ten eerste heeft hij de spiermassa nodig om na de operatie snel te mobiliseren en weer snel zijn zelfredzaam-heid terug te krijgen. Dit werkt preventief op het krijgen van (long)complicaties. Ten tweede is de spiermassa nauw gecorreleerd met vermoeid-heid die er de oorzaak van kan zijn dat patiënten te weinig bewegen. Als derde geldt dat meneer na de operatie mogelijk een chemokuur moet ondergaan. De toxiciteit van deze behandeling is gerelateerd aan de hoeveelheid spiermassa. Die kan er in een later stadium dus voor zorgen dat de patiënt goed door een chemokuur komt zonder het naar beneden bijstellen van dose-ringen of, nog erger, het moeten stoppen van de behandeling. Wanneer de lage spiermassa na de operatie nog verder afneemt, kan dit leiden tot ADL-problemen. Tot slot hebben spieren ook een gezondheidsbevorderende rol via de uitscheiding van zogenaamde myokines. Dit zijn cytokines met endocriene effecten die onder andere verantwoordelijk worden gehouden voor de (secundaire) preventie van darmkanker.11 Alle

reden dus om in het preoperatieve traject de spiermassa van meneer in de gaten te houden en zo nodig te verbeteren.De fysiotherapeut besteedt apart aandacht aan de ademhalingsspieren. Na een buik- maar ook thoraxoperatie is er een extra afname van de kracht van het diafragma, waardoor de patiënten een ander adempatroon krijgen, met risico op longcomplicaties. Gezien de COPD is het wenselijk vooraf te werken aan een optimale functie van de inademingsspieren. De literatuur geeft hier ook evidentie voor.12 Een van de werkingsmechanismen van de inspiratoire muscle training (IMT) is dat het diafragma bij inspanning de bloedtoevoer naar de perifere spieren via de metaboreflex op een later moment afknijpt, waardoor onder anderen patiënten met COPD langer actief kunnen zijn. Dat is een bijkomend voordeel van het inzetten van de IMT voor deze patiënt. Heel lang is het gebruikelijk geweest de patiënt gedurende 15 minuten te laten ademen tegen een weerstand van 30-40% van de maximale kracht. Maar onderzoek uit Groningen geeft aan dat een hogere intensiteit (met minder herhalingen) een beter effect geeft.13

Het activiteitenpatroon is voor deze patiënt ook een factor van betekenis in de preoperatieve periode. Uit onderzoek en ervaring blijkt dat deze patiëntengroep zich op de operatie voor-bereidt door rustig aan te doen, dit vaak aange-moedigd door de directe omgeving. Als je een operatie beschouwt als een zware fysiologische inspanning (sommigen vergelijken het met het lopen van een marathon), is het nodig meneer te wijzen op voldoende activiteit in afwachting van de operatie. Ook zal de fysiotherapeut de patiënt aanmoedigen actief te zijn met het oog op de gezondheidseffecten van bewegen die uitgebreid zijn beschreven, waaronder ook het preventieve effect op het krijgen van (recidief) kanker. De literatuur leert dat hiervoor een geringe hoeveelheid beweging al effectief is.14 Daaraan lijkt hij al te voldoen. Vanwege de geschatte VO2max is het mogelijk ook aan te raden de intensiteit van het activiteitenpatroon nog iets te verhogen.

Samengevat is het voor meneer De Vrede belangrijk de spierfunctie op peil te houden. Omdat de spierfunctie minimaal is, wordt hem een begeleide training aangeboden. Daarnaast krijgt hij de aanbeveling om vooral actief te blijven, minimaal op het huidige niveau, maar bij voorkeur met iets meer intensiteit.

Antwoord 3Er is geen algemeen behandelprotocol voor patiënten die een buikoperatie moeten ondergaan waar de fysiotherapeut op kan terugvallen. Hij zal een behandeling op maat moeten samenstellen, waarbij aan de ene kant

de intensiteit zo hoog mogelijk moet zijn (voor een effect op korte termijn) en hij aan de andere kant moet oppassen dat meneer de training kan volhouden en niet afhaakt. Ook dient er na de inspanning voldoende tijd te zijn voor herstel bij de patiënt,15 om overtraining in deze fragiele patiëntengroep te voorkomen. Hiervoor zal hij de patiënt frequent moeten monitoren op veran-deringen in moeheid en herstel van de training. Uit de literatuur blijkt dat een kortdurende training van 2 tot 4 weken voor ouderen goed haalbaar is en de fysieke fitheid van de patiënt kan verbeteren. De aangetoonde associatie tussen fysieke fitheid en postoperatief verloop betekent niet altijd een causaal verband. Daarom willen clinici ook evidentie voor het effect van de training op de postoperatieve uitkomstmaten. Overzichtsartikelen geven aan dat dit effect nog niet hard is aangetoond.16,17 Veel onderzoeken hebben daarvoor te weinig mensen in de studie opgenomen. Zeer recent is een artikel verschenen dat de postoperatieve effecten van training bij een buikoperatie aantoont.18 In dit onderzoek werd veel aandacht besteed aan spiertraining.Behalve resultaten van interventiestudies kan een goede rationale ook dienen als onderbou-wing van de behandeling. De fysiotherapeut vindt in het geval van meneer voldoende onder-bouwing voor de behandeling van de functie van de spiermassa.Alhoewel voor het verbeteren van de spier-kracht meestal een high-intensity-training wordt ingezet, kun je oudere patiënten ook een low-intensity-programma aanbieden onder de voorwaarde dat deze vaker wordt gerepe-teerd.19 Voor meneer kiest de fysiotherapeut voor deze vorm, omdat deze de haalbaarheid van de training bevordert.

Dan moet de fysiotherapeut een keuze maken tussen een spierkrachttraining en een functio-nele training. De effecten op de spierkracht zijn het grootst bij een spierkrachttraining, maar deze effecten zijn in de praktijk snel verdwenen wanneer de training stopt. Een functionele training heeft minder effect op de spierkracht maar deze training houden patiënten beter vol.20 Voor meneer is op de korte termijn spier-krachttraining het meest geschikt. Later na de operatie kan die worden gevolgd door een meer functionele training. Om een goede en snelle mobilisatie te borgen, zal het accent liggen op de beenspieren. Daar treedt na de operatie ook het meeste spiermassaverlies op. Een goede functionele beweging is het traplopen. Wanneer meneer dat in een goed tempo doet, is dat een goede manier om de power van de beenspieren te trainen. En een trap is meestal wel in de buurt.

W E T E N S C H A P – N A R R AT I E V E R E V I E W

FP03_Wetenschap_Narratieve_review.indd 29 12-04-16 08:42

Page 30: FysioPraxis april 2016

30

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

Casus Patiënt 2Mevrouw Jansen, 78 jaar oud en BMI 35,2 kg/m2, heeft de afgelopen 2 jaar last van haar rechterheup. Na een bezoek aan de orthopedisch chirurg wordt, door middel van röntgendiagnostiek, heupartrose vastgesteld. Haar orthopedisch chirurg adviseert haar een nieuwe-heupoperatie te ondergaan. Ze stemt hiermee in. Voorafgaand aan de operatie bezoekt ze de anesthesioloog en de fysiotherapeut, die haar medisch en functioneel testen. Mevrouw heeft op de American Society of Anesthesiologists (ASA) Physical Status classifi cation een score van 2. Ze leidt aan diabetes mellitus type 2, maar dit is goed gecontroleerd. Functioneel scoort mevrouw 16 seconden op de Timed Up and Go test. Op een handknijpkrachttest scoort ze 18 kilogram. De operatie vindt plaats over 3 weken. Ze woont zelfstandig in een aanleunwoning zonder trap. Ze hoopt na de operatie weer te kunnen fi etsen en gemakkelijker buiten te wandelen.De fysiotherapeut en anesthesioloog bespreken haar risicoprofi el voor een totale heupprothese. De volgende vragen komen op:

Vraag 1: Welke factoren zijn risicofactoren voor haar postoperatieve herstel?Vraag 2: Is het zinvol om deze patiënte te adviseren om preoperatief te trainen?Vraag 3: Zo ja, hoe zou dit moeten worden aangepakt?

De vragen worden beantwoord aan de hand van recent en lopend onderzoek door drie Nederlandse fysiotherapeuten, tevens promo-vendi.

Antwoord 1In een recente literatuurstudie vonden Elings en collega’s dat een hoge ASA-score en meerdere nevenaandoeningen (vooral hart- en longproblemen) gerelateerd zijn aan een vertraagd herstel in het ziekenhuis.21 Zij bevestigden deze bevindingen in eigen onderzoek in het Diakonessenhuis te Utrecht. Daarnaast vonden zij een relatie tussen slechte preoperatieve functionele mobiliteit (Timed Up and Go test > 12,5 seconden) en vertraagd herstel na een totale heup-prothese.22 Deze bevindingen zijn vervolgens bevestigd in het Nij Smellinghe ziekenhuis te Drachten en in het Gelderse Vallei zieken-huis te Ede.23 Preoperatief functioneren was steeds een van de sterkste voorspellers voor postoperatief klinisch herstel.Een andere interessante nieuwe bevinding

door Oosting uit de Gelderse Vallei is dat niet BMI alleen, maar lichaamssamenstelling een belangrijke voorspeller is voor het herstel na een totale heupprothese. Met behulp van data van 315 patiënten kon ze aantonen dat patiënten met een hoog BMI én een lage spierkracht een hoger risico op vertraagd herstel hebben dan patiënten met een hoog BMI of lage spierkracht alleen.De risicofactoren van mevrouw Jansen zijn dus: 1) de combinatie tussen een hoog BMI en lage handknijpkracht (< 20 kg voor vrouwen) en 2) een Timed Up and Go-tijd van boven de 12,5 seconde.

Antwoord 2Deze vraag is wat lastiger te beantwoorden. De meest recente review naar trainen voorafgaand aan totale gewrichtsvervanging concludeert dat: “preoperatieve oefentherapie pijn en func-tioneren op de korte termijn verbeteren, echter deze effecten zijn te klein en kortdurend om als klinisch relevant beoordeeld te worden”.24 In deze review werden 22 gerandomiseerde studies (1.492 patiënten) geïncludeerd. Ondanks dat er veel studies beschikbaar zijn, is er helaas wel wat op deze studies aan te merken. Bijna alle studies zijn van lage methodologische als ook therapeutische kwaliteit.25 Dit is niet vreemd, want oefentherapie is nu eenmaal erg lastig te vatten in gerandomiseerd onderzoek dat oorspronkelijk is bedacht om medicijnen te onderzoeken. Immers, patiënt en thera-peut zijn lastig te blinderen voor wel of geen oefentherapie. Daarnaast vraagt een dergelijke studieopzet om een gestandaardiseerde thera-peutische aanpak, die vaak ten koste gaat van

de persoonsgerichte, meer intensieve, aanpak. Tot slot includeren onderzoekers vaak patiënten met de laagste complicatierisico’s, om even-tuele uitbijters in de onderzoeksresultaten te voorkomen. Dit is helaas ook het geval in deze onderzoeken.25

Echter, de oplettende lezer in deze casus heeft vast gemerkt dat er erg snel besloten is om over te gaan op röntgendiagnostiek en totale heup-prothesiologie. Uit de casus komt niet duidelijk naar voren of mevrouw alle bewezen effectieve conservatieve interventies al heeft geprobeerd om de klachten te verminderen. Lichamelijke training is hier een belangrijke optie. Immers, ondanks de aanwezigheid van knie- of heupar-trose zijn deze mensen goed conservatief behandelbaar. Dit is onlangs wederom beves-tigd door Skou en collega’s.26 Zij vergeleken in een wetenschappelijk onderzoek een 12 weken durende preoperatieve oefentherapie in combinatie met pijnstillers, zooltjes, educatie en dieet, met een totale knieprothese. Uit deze studie bleek dat, hoewel patiënten in de knie-prothesegroep minder pijn en functionerings-problemen hadden na 12 maanden, zij ook een substantieel groter risico hadden op ernstige complicaties. Daarnaast bleek driekwart (!) van de deelnemers in de trainingsgroep 12 maanden na de interventie geen knieprothese te hebben ondergaan.Op dit moment is er onvoldoende weten-schappelijk bewijs om preoperatief trainen structureel te adviseren aan patiënten die een totale gewrichtsprothese ondergaan. Echter, in gesprek met de patiënt die binnen de risico-populatie valt, kan preoperatieve training worden overwogen. De preoperatieve effecten

Foto

: Wie

p v

an A

pel

doo

rn

FP03_Wetenschap_Narratieve_review.indd 30 12-04-16 08:42

Page 31: FysioPraxis april 2016

31

FysioPraxis | april 2016

Referenties1. Covinsky KE, Pierluissi E, Johnston CB.

Hospitalization-associated disability: “She was probably able to ambulate, but I’m not sure”. JAMA 2011;306:1782-93.

2. Sourdet S, Lafont C, Rolland Y, Nourhashemi F, Andrieu S, Vellas B. Preventable iatrogenic disability in elderly patients during hospitalization. J Am Med Dir Assoc 2015;16:674-81.

3. De Backer IC, Schep G, Hoogeveen A, Vreugdenhil G, Kester AD, van Breda E. Exercise testing and training in a cancer rehabilitation program: the advantage of the steep ramp test. Arch Phys Med Rehabil 2007;88:610-6.

4. West MA, Asher R, Browning M, Minto G, Swart M, Richardson K, et al. Validation of preoperative cardiopulmonary exercise testing-derived variables to predict in-hospital morbidity after major colorectal surgery. Br J Surg 2016 Feb 23. doi: 10.1002/bjs.10112. [Epub ahead of print]

5. Chen CH, Chang H, Huang YZ, Hung TT. Hand-grip strength is a simple and effective outcome predictor in esophageal cancer following esophagectomy with reconstruction: A prospective study. J Cardiothorac Surg 2011;6:98.

6. Dronkers JJ, Chorus AM, van Meeteren NL, Hopman-Rock M. The association of pre-operative physical fitness and physical activity with outcome after scheduled major abdominal surgery. Anaesthesia 2013;68:67-73.

7. Dietzel R, Felsenberg D, Armbrecht G. Mechanography performance tests and their association with sarcopenia, falls and impairment in the activities of daily living - a pilot cross-sectional study in 293 older adults. J Musculoskelet Neuronal Interact 2015;15:249-56.

8. Stel VS, Smit JH, Pluijm SM, Visser M, Deeg DJ, Lips P. Comparison of the LASA Physical Activity Questionnaire with a 7-day diary and pedometer. J Clin Epidemiol 2004;57:252-8.

9. Christensen JF, Jones LW, Andersen JL, Daugaard G, Rorth M, Hojman P. Muscle dysfunction in cancer patients. Ann Oncol 2014;25:947-58.

10. English KL, Paddon-Jones D. Protecting muscle mass and function in older adults during bed rest. Curr Opin Clin Nutr Metab Care 2010;13:34-9.

11. Pedersen BK. Muscle as a secretory organ. Compr Physiol 2013;3:1337-62.

12. Valkenet K, van de Port IG, Dronkers JJ, de Vries WR, Lindeman E, Backx FJ. The effects of preoperative exercise therapy on postoperative outcome: a systematic review. Clin Rehabil 2011;25:99-111.

13. van Adrichem EJ, Meulenbroek RL, Plukker JT, Groen H, van Weert E. Comparison of two preoperative inspiratory muscle training programs to prevent pulmonary complications in patients undergoing esophagectomy: a randomized controlled pilot study. Ann Surg Oncol 2014;21:2353-60.

14. de Souto Barreto P. Global health agenda on non-communicable diseases: has WHO set a smart goal for physical activity? BMJ 2015;350:h23.

15. Radak Z, Chung HY, Koltai E, Taylor AW, Goto S. Exercise, oxidative stress and hormesis. Ageing Res Rev 2008;7:34-42.

16. O’Doherty AF, West M, Jack S, Grocott MP. Preoperative aerobic exercise training in elective intra-cavity surgery: a systematic review. Br J Anaesth 2013;110:679-89.

17. Santa Mina D, Clarke H, Ritvo P, Leung YW, Matthew AG, Katz J, et al. Effect of total-body prehabilitation on postoperative outcomes: a systematic review and meta-analysis. Physiotherapy 2014;100:196-207.

18. Barakat HM, Shahin Y, Khan JA, McCollum PT, Chetter IC. Preoperative Supervised Exercise Improves Outcomes After Elective Abdominal Aortic Aneurysm Repair: A Randomized Controlled Trial. Ann Surg 2016 Jan 7. [Epub ahead of print]

19. Montero-Fernandez N, Serra-Rexach JA. Role of

zijn namelijk evident, de interventie is veilig, en iedere vorm van additionele fysieke activiteit is aan te bevelen.

Antwoord 3In 2012 lieten Oosting en collega’s zien dat de slechtst functionerende ouderen die opgaan voor een totale heupprothese, goed trainbaar zijn. Voorwaardelijk was wel dat zij: a) patiënten aan huis trainden, b) doelen stelden die ook voor de ouderen relevant waren, en c) deze doelen regel-matig evalueerden met de deelnemers.27

In het Nij Smellinghe ziekenhuis loopt, onder leiding van Van der Sluis, sinds 2009 een cohort-studie. In deze studie worden alle personen die een nieuwe-heupoperatie of nieuwe-knieoperatie ondergaan, pre- en postoperatief gemeten. Met behulp van deze database heeft Van der Sluis zicht op de impact van veranderingen binnen en buiten het ziekenhuis op opnameduur, ontslagrichting en functioneel herstel.28 Recentelijk worden alle personen met een verhoogd risico op vertraagd herstel na een knieprothese in Nij Smellinghe preoperatief getraind door eerstelijnsfysiothe-rapeuten. Deze fysiotherapeuten vormen een netwerk rondom het ziekenhuis. Om de drie maanden komen zij samen om de voortgang en ervaringen uit te wisselen. Uiteindelijk kunnen deze ongeselecteerde, prospectieve data ons nieuwe inzichten verschaffen in de effecten van therapeutisch valide training voorafgaand aan totale knieprothese.

Tot slotHopelijk geven de beide casussen inzicht in de mogelijkheden die de fysiotherapeut heeft om de patiënt te begeleiden gedurende een periode in zijn of haar leven waarin het fysiek functioneren na een zware operatie fors kan teruglopen. In beide casussen wordt duidelijk dat er voor deze patiënten geen algemeen protocol beschikbaar is waar je op terug kunt vallen. De fysiotherapeut dient de gegevens uit de literatuur toe te passen op de patiënt in zijn specifieke omstandigheden. Dat is niet altijd eenvoudig maar maakt hem wel tot een professional. De bespreking van beide casussen maakt duidelijk dat de preoperatieve begeleiding van patiënten volop in ontwikke-ling is. In Nederland zijn er op dit gebied veel onderzoeksinitiatieven zoals in het AMC in Amsterdam, het UMC Utrecht en het ziekenhuis Gelderse Vallei. Door deze te blijven volgen, kunnen de fysiotherapeuten in het ziekenhuis en de eerste lijn bijdragen aan het verder vermin-deren van een onnodig iatrogeen functieverlies.

Dr. Jaap Dronkers, ziekenhuis Gelderse Vallei, Ede en Hogeschool Utrecht.Dr. Thomas Hoogeboom, Radboud universiteit medisch centrum, Radboud Institute for Health Science, IQ healthcare, Nijmegen.

W E T E N S C H A P – N A R R AT I E V E R E V I E W

exercise on sarcopenia in the elderly. Eur J Phys Rehabil Med 2013;49:131-43.

20. de Vreede PL, van Meeteren NL, Samson MM, Wittink HM, Duursma SA, Verhaar HJ. The effect of functional tasks exercise and resistance exercise on health-related quality of life and physical activity. A randomised controlled trial. Gerontology 2007;53:12-20.

21. Elings J, Hoogeboom TJ, van der Sluis G, van Meeteren NL. What preoperative patient-related factors predict inpatient recovery of physical functi-oning and length of stay after total hip arthroplasty? A systematic review. Clin Rehabil 2015;29:477-92.

22. Elings J, van der Sluis G, Goldbohm RA, Galindo Garre F, de Gast A, Hoogeboom T, et al. Development of a risk stratification model for delayed inpatient recovery of physical activities in patients undergoing total hip replacement. J Orthop Sports Phys Ther 2016;46:135-43.

23.Oosting E, Hoogeboom TJ, Appelman-de Vries SA, Swets A, Dronkers JJ, van Meeteren NL. Preoperative prediction of inpatient recovery of function after total hip arthroplasty using performance-based tests: a prospective cohort study. Disabil Rehabil 2015:38;1-7.

24. Wang L, Lee M, Zhang Z, Moodie J, Cheng D, Martin J. Does preoperative rehabilitation for patients planning to undergo joint replacement surgery improve outcomes? A systematic review and meta-analysis of randomised controlled trials. BMJ Open 2016;6:e009857.

25. Hoogeboom TJ, Oosting E, Vriezekolk JE, Veenhof C, Siemonsma PC, de Bie RA, et al. Therapeutic validity and effectiveness of preoperative exercise on functional recovery after joint replacement: a systematic review and meta-analysis. PLoS One 2012;7:e38031.

26. Skou ST, Roos EM, Laursen MB, Rathleff MS, Arendt-Nielsen L, Simonsen O, et al. A randomized, controlled trial of total knee replacement. N Engl J Med 2015;373:1597-606.

27. Oosting E, Jans MP, Dronkers JJ, Naber RH, Dronkers-Landman CM, Appelman-de Vries SM, et al. Preoperative home-based physical therapy versus usual care to improve functional health of frail older adults scheduled for elective total hip arthroplasty: a pilot randomized controlled trial. Arch Phys Med Rehabil 2012;93:610-6.

28.van der Sluis G, Goldbohm RA, Bimmel R, Garre FG, Elings J, Hoogeboom TJ, et al. What augmented physical activity and empowerment can bring to patients receiving total knee replacement: content, implementation, and comparative effectiveness of a new function-tailored care pathway in a routine care setting. Biomed Res Int 2015;2015:745864.

FP03_Wetenschap_Narratieve_review.indd 31 12-04-16 08:42

Page 32: FysioPraxis april 2016

32

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

Vroege prognose op een stroke unit:

SAFE-model als voorspeller voor arm-handvaardigheidEen adequate inschatting van de functionele prognose op basis van het beloop in de eerste dagen na een beroerte is een belangrijk onderdeel van het klinisch neurologisch onderzoek dat standaard wordt uitgevoerd bij patiënten die opgenomen zijn op een ziekenhuis-stroke unit.1 Voorspellen wat komen gaat is niet alleen van belang voor de verdere inrichting van de revalidatie die volgt, maar ook voor het vroegtijdig informeren van de patiënt en zijn of haar familie over het te verwachten beloop en het kunnen legitimeren van het voorgenomen verwijsbeleid na het ziekenhuis. In dit artikel wordt antwoord gegeven op de vraag hoe met klinisch neurologisch onderzoek de functionele prognose van arm-handvaardigheid op 6 maanden adequaat kan worden ingeschat bij CVA-patiënten die verblijven op een ziekenhuis-stroke unit.Tekst: Gert Kwakkel en Rinske Nijland

Het EPOS-onderzoek, dat staat voor Early Prediction of Outcome after Stroke, is een prospectief cohortonderzoek uitgevoerd bij 264 CVA-patiënten met een primair ischemisch hemisferaal infarct. Het onderzoek, destijds gefi nancierd door het Wetenschappelijk College Fysiotherapie (WCF), laat zien dat het mogelijk is om binnen 72 uur na het CVA een vrij accurate voorspelling te maken over wie wel en wie niet enige arm- en handvaardigheid heeft na 6 maanden. Dit kan eenvoudig worden bepaald met het onderzoek van twee simpele functies, te weten aanwezigheid van enige vingerextensie en/of schouderabductie van de paretische arm. De mogelijkheid tot willekeu-rige vingerextensie van de aangedane hand en een zichtbare abductie van de schouder binnen 3 dagen na het CVA zijn sterk geassocieerd met een gunstige prognose. Zelfs de meest geringe willekeurige vinger- en/of duimextensie is al voldoende om een gunstige prognose op lange termijn te kunnen voorspellen. Figuur 1 laat

zien dat vrijwel alle patiënten (98%) die op de tweede dag na het CVA enige willekeurige vingerextensie en schouderabductie hadden, na 6 maanden enige functionaliteit hadden van de arm en hand volgens de Action Research Arm test (ARAT > 10 punten). Bij 34% was dit herstel zelfs volledig volgens de ARAT (57 punten). In de groep patiënten die 9 dagen na het CVA nog steeds niet hun vingers willekeurig konden strekken en de schouder niet konden abdu-ceren, was de kans op functionaliteit van de bovenste extremiteit slechts 14%.2 Tegen-woordig wordt het ‘Shoulder-Abduction-Finger-Extension’-model (SAFE-model) in de kliniek gebruikt als voorspeller voor de arm-handvaar-digheid.2,3 Nader onderzoek met Transcraniële Magnetische Stimulatie (TMS), waarbij patiën-

ten een korte magneetpuls krijgen ter hoogte van de primaire hersenschors, laat zien dat (willekeurige) vingerextensie vrijwel alleen door het corticospinale baansysteem kan worden geactiveerd. Daarmee is de mogelijkheid tot (willekeurige) vingerextensie een belangrijke indicator voor een nog intact baansysteem na een CVA.3,4 Dit kan de hoge voorspellende waarde van het model verklaren. Het SAFE-model laat eveneens zien dat men voorzichtig moet zijn bij het aanwijzen van patiënten die na 6 maanden geen functionele arm en hand zullen hebben. De negatieve gepre-diceerde waarde van 0,86 (95% BI 0,77-0,93) suggereert dat het SAFE-model relatief vaak een onterechte ongunstige prognose oplevert. Dit laatste betekent dat sommige patiënten die na

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

<72h 5d 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Kans (%)

Gunstige prognose

Ongunstige prognose

SAFE-model gemeten binnen 72 uurna een beroerte

Weken na een beroerte

Figuur 1. Weergave van een voorspellingsmodel voor het vaststellen van de kans op terugkeer van arm-handvaardigheid 6 maanden na een beroerte. Het model staat in de Angelsaksische literatuur ook wel bekend als het SAFE-model. De Y-as geeft de kans op terugkeer van arm-handvaardigheid weer volgens de Action Research Arm Test (ARAT) 6 maanden na ontstaan van een beroerte. Hiervoor werden in Nederland 188 patiënten met een onbloedig herseninfarct in een van beide hemisferen onderzocht binnen 3 dagen na ontstaan van de beroerte. Herstel van arm-handvaardigheid volgens de ARAT werd gedefi nieerd als 10 punten of meer op een ARAT gemeten op 6 maanden na een beroerte. De X-as geeft de tijd weer van de eerste 10 weken na ontstaan van een beroerte. De groene voorspellingslijn suggereert dat patiënten die binnen 3 dagen

enige willekeurige strekfunctie van de vingers hadden en in staat waren om de verlamde arm zijwaarts iets willekeurig te bewegen (schouderabductie), vrijwel allemaal (~98% kans) enig herstel hadden van arm-handvaardigheid volgens de ARAT (gunstige prognose). Afwezigheid van enige schouderabductie en vingerextensie binnen 3 dagen (lijn in rood) laat zien zien dat de kans op terugkeer van functioneel herstel op 6 maanden substantieel kleiner is (~26%) (ongunstige prognose). Omdat de kans bij aanvang op herstel van armvaardigheid kleiner wordt naarmate terugkeer van beide functies uitblijft na ontstaan van de beroerte, dienen patiënten met een aanvankelijk ongunstige prognose volgens de behandelrichtlijnen wekelijks te worden gecontroleerd op terugkeer van beide functies gedurende de eerste 3 maanden na een beroerte.

FP03_Wetenschap_ziekenhuisfysiotherapie.indd 32 12-04-16 14:10

Page 33: FysioPraxis april 2016

33

FysioPraxis | april 2016

>>

3 dagen nog geen willekeurige vingerextensie hebben en daardoor niet in staat zijn om hun hand te openen, deze wel soms terugkrijgen in de loop van de tijd.Kennelijk is het voorspellen van patiënten met een ongunstige prognose van de bovenste extre-miteit lastiger dan het accuraat voorspellen van patiënten met een gunstige prognose. Om de patiënten met een onterechte ongunstige prog-nose te kunnen onderscheiden van de patiënten met een terechte ongunstige prognose, wordt aangeraden om de patiënten in de tijd, bij voor-keur wekelijks, te monitoren op terugkeer van deze vingerextensie.2 Omdat eveneens bekend is dat spontaan neurologisch herstel vooral plaatsvindt binnen de eerste 3 maanden,5 wordt geadviseerd om dit monitoren te beperken tot de eerste 3 maanden.

Neurologisch herstel Opvallend is dat de prognostische accuratesse van deze twee simpele ‘bedside testen’ niet onderdoet voor resultaten uit studies met TMS, waarbij door het vaststellen van een ‘motor-evoked potential’ (MEP) de corticospinale integriteit non-invasief kan worden vastgelegd.6

Ook het volume van het infarct op een MRI-scan, gemeten op de zesde dag na een CVA, lijkt qua voorspellend vermogen voor herstel van arm-handvaardigheid geen meerwaarde te hebben boven de gevonden bedside testen. Een veel belangrijkere rol blijkt de lokalisatie van het infarct te zijn, waarbij patiënten met een diep gelokaliseerd CVA een veel minder gunstige prognose hebben dan patiënten met een meer oppervlakkig, (sub)corticale CVA.7 Recent onder-zoek naar het stimuleren van de vingerextensie met behulp van zogenaamde EMG-gestuurde NeuroMusculaire-elektroStimulatie (EMG-NMS) bij patiënten met een aanvankelijke ongunstige prognose laat zien dat deze belangrijke functie van de hand zich niet door oefentherapie gecom-bineerd met EMG-NMS laat beïnvloeden.8 Het uitblijven van differentiële effecten in dit gecon-troleerde effectonderzoek suggereert dat het herstel van deze vingerextensiefunctie louter door spontaan neurologisch herstel tot stand komt.8 Ook systematisch literatuuronderzoek laat geen evidence-based therapievormen zien bij deze patiëntengroep met een aanvankelijk afwezige willekeurige vingerextensie op baseline.9,10 Op dit moment zijn er alleen evidence-based therapieën beschikbaar voor patiënten die op baseline wille-keurige polsextensie en vingerextensie hebben. Meta-analyse laat zien dat vooral therapieën zoals gemodifi ceerde vormen van constraint induced movement therapie ([m]CIMT) klinisch relevante effecten worden gevonden.11 Bovenstaande heeft belangrijke implicaties voor therapie als voor de inrichting van klinische trials, waarbij patiënten bij voorkeur op basis van aanwezige vingerex-tensie zouden moeten worden gestratifi ceerd.

AlgoritmeOmdat terugkeer van willekeurige vinger-extensie conditioneel is voor het vroegtijdig kiezen van evidence-based therapievormen, heeft een groep internationale onderzoekers in 2010 besloten om een behandelalgoritme te ontwikkelen waarop therapiekeuze gebaseerd kan worden. Bovenstaande heeft in de afgelopen 5 jaar geresulteerd in de ontwikkeling van een beslisboom waarbij, naast het vaststellen van (hemiplegische) schouderpijn, aan de patiënt wordt gevraagd drie keer binnen een minuut een vingerextensiebeweging uit te voeren. De patiënten die in de eerste week geen willekeu-rige vingerextensie hebben, zouden vervolgens gedurende de eerst drie maanden na het CVA wekelijks moeten worden gemonitord om vast te stellen of deze functie spontaan terugkeert.12 Afhankelijk van wel of niet kunnen uitvoeren van deze willekeurige vingerbeweging en chro-niciteit van het CVA, kan worden gekozen uit 12 verschillende therapieboxen. Elke box heeft zijn eigen set aan ‘evidence-based’ therapieën, geselecteerd uit de KNGF behandelrichtlijnen ‘beroerte’10 (zie fi guur 2).

Behandel-app Het spreekt voor zich dat werken met een beslis-algoritme niet erg gebruiksvriendelijk is en daarmee moeilijk te implementeren. Bovendien is het algoritme voor de paretische arm en hand gepubliceerd in een Australisch fysiotherapeu-tisch tijdschrift12 en dus weinig toegankelijk

voor de fysiotherapeuten die wereldwijd met deze diagnosegroep moeten werken. Een derge-lijk algoritme en daaruit voortvloeiende keuze van therapie zou juist een sterke meerwaarde hebben in landen als India, China en Zuid-Amerika. Om deze implementatiedilemma’s te ondervangen, is dankzij een subsidie van het Canadese CVA-Netwerk in de afgelopen 5 jaar een behandel-app ontwikkeld, die gratis te downloaden is. Door middel van deze app worden, afhankelijk van fase van herstel en aanwezigheid van vingerextensie, aanbeve-lingen gedaan voor therapie (zie fi guur 3).Bovendien kan via deze behandel-app gekozen worden uit therapievormen in groepen of individueel. Ten slotte worden in de app aanbevelingen gedaan voor een core-set van valide meetinstrumenten om verandering in arm-handvaardigheid op gezette tijden vast te stellen.

Nader onderzoekToekomstig onderzoek moet uitwijzen of moder-nere, non-invasieve technieken tot een betere voorspelling zullen leiden voor wel of geen terugkeer van arm-handvaardigheid na een CVA. Gedacht kan worden aan motore opge-wekte potentialen (MEP) bijvoorbeeld van de abductor digiti minimi (ADM-MEP) met behulp van Transcraniale Magnetische Stimulatie (TMS), of moderne neuroimaging-technieken zoals ‘Difusion Tensor Imaging’ (DTI). Hiermee kan de integriteit van het corticospinale baan-

W E T E N S C H A P – K L I N I S C H O N D E R Z O E K

Figuur 2.Ontwikkeld beslisalgoritme voor behandelen van arm-handvaardigheid.Overgenomen en aangepast uit: Wolf SL, Kwakkel G, Bayley M, McDonnell MN. Upper Extremity Stroke Algorithm Working Group. Best practice for arm recovery post stroke: an international application. Physiotherapy 2016;102(1):1-4.

FP03_Wetenschap_ziekenhuisfysiotherapie.indd 33 12-04-16 14:10

Page 34: FysioPraxis april 2016

34

FysioPraxis | april 2016

D O S S I E R Z I E K E N H U I S F Y S I O T H E R A P I E

Referenties1. Langhorne P, Bernhardt J, Kwakkel G. Stroke

rehabilitation. Lancet 2011;14;377(9778):1693-702.

2. Nijland RH, Van Wegen EE, Harmeling-van der Wel BC, Kwakkel G. Presence of fi nger extension and shoulder abduction within 72 hours after stroke predicts functional recovery: early prediction of functional outcome after stroke: the EPOS cohort study. Stroke 2010;41:745-50.

3. Stinear C. Prediction of recovery of motor function after stroke. Lancet Neurol 2010;9(12):1228-32.

4. Byblow WD, Stinear CM, Barber PA, Petoe MA, Ackerley SJ. Proportional recovery after stroke depends on corticomotor integrity. Ann Neurol 2015;78(6):848-59.

5. Kwakkel G, Kollen B, Twisk J. Impact of time on improvement of outcome after stroke. Stroke 2006;37(9):2348-53.

6. Van Kuijk AA, Pasman JW, Hendricks HT, Zwarts MJ, Geurts AC. Predicting hand motor recovery in severe stroke: the role of motor evoked potentials in relation to early clinical assessment. Neurorehabil Neural Repair 2009;23:45-51.

7. Schiemanck SK, Kwakkel G, Post MW, Kappelle LJ, Prevo AJ. Impact of internal capsule lesions on outcome of motor hand function at one year post-stroke. J Rehabil Med 2008;40(2):96-101.

8. Kwakkel G, Winters C, van Wegen EE, Nijland RH, van Kuijk AA, Visser-Meily A, e.a.; EXPLICIT-Stroke consortium. Effects of unilateral upper limb training in two distinct prognostic groups early after stroke: the EXPLICIT-stroke randomized clinical trial. Neurorehabil Neural Repair 2016 Jan 7.

9. Langhorne P, Coupar F, Pollock A. Motor recovery after stroke: a systematic review. Lancet Neurol 2009;8(8):741-54.

10. Veerbeek JM, van Wegen E, van Peppen R, van der Wees PJ, Hendriks E, Rietberg M, Kwakkel G. What is the evidence for physical therapy poststroke? A systematic review and meta-analysis. PLoS One 2014;9(2):e87987.

11. Kwakkel G, Veerbeek JM, van Wegen EE, Wolf SL. Constraint-induced movement therapy after stroke. Lancet Neurol 2015;14(2):224-34.

12. Wolf SL, Kwakkel G, Bayley M, McDonnell MN. Upper Extremity Stroke Algorithm Working Group. Best practice for arm recovery post stroke: an international application. Physiotherapy 2016;102(1):1-4.

13. Winters C, van Wegen EE, Daffertshofer A, Kwakkel G. Generalizability of the proportional recovery model for the upper extremity after an ischemic stroke. Neurorehabil Neural Repair 2015;29(7):614-22.

14. Richtlijn KNGF Beroerte: https://www.fysionet-evidencebased.nl/index.php/richtlijnen/richtlijnen/beroerte-2014.

systeem nauwkeurig in kaart worden gebracht. De centrale vraag zal zijn of diagnostische TMS-MEP of DTI boven op het SAFE-algoritme een toegevoegde waarde heeft naast het klinisch neurologisch onderzoek. In dit kader zal ook de voorspelbaarheid van het spontane neurologisch herstel voor terugkeer van neurologische functies en het vaststellen bij wie dit wel en bij wie dit niet plaatsvindt, belangrijke vraagstukken zijn voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek.13 Dit geldt vooral omdat bekend is dat 80 tot 90% van de verandering door spontaan neurologisch herstel in de eerste 8 tot 10 weken lijkt te worden gedefi nieerd.5 Kennis over de klinische determinanten die vroegtijdig uitkomst van arm-handvaardigheid voorspellen, zal niet alleen consequenties hebben voor de keuze van behandeling, maar straks ook een belangrijke rol spelen bij de inrichting van toekomstige trials, waarbij patiënten, afhankelijk van aanwezige determinanten, kunnen worden gestratifi ceerd in subgroepen met een gunstige en ongunstige prognose. Een voorbeeld van een gestratifi ceerde trial op basis van willekeurige vingerextensie is het EXPLICIT-stroke-onderzoek geweest (www.explicit-stroke.nl).8 Door de randomisatie binnen de subgroep met een aanvankelijk gunstige of ongunstige prognose als het ware te nesten, kan het effect van de inter-ventie veel nauwkeuriger worden vastgesteld. Een ander belangrijk voordeel is dat, door het creëren van prognostisch homogenere groepen, veel minder patiënten nodig zijn om voldoende statistische power te hebben dan wanneer deze stratifi catie niet vooraf had plaatsgevonden.

ConclusiesDe kennis over de functionele prognose bij patiënten die na een CVA of beroerte zijn opgenomen op een stroke unit, is de afgelopen jaren sterk gegroeid. Prospectief cohortonder-zoek suggereert dat de mogelijkheid tot enige vingerextensie en willekeurige activiteit in de schouderabductoren binnen 3 dagen na een CVA goede voorspellers zijn voor arm-handvaar-digheid op 6 maanden. Op basis van een hoge positief voorspellende waarde blijkt het SAFE-model goed in staat te zijn om aan te wijzen wie straks wel een gunstige prognose heeft voor arm-handvaardigheid op 6 maanden. De nega-tief voorspellende waarde van het SAFE-model bleek minder hoog. Het is dus nog moeilijk om al in de eerste week te voorspellen bij wie straks geen herstel van arm-handvaardigheid valt te verwachten. Dit suggereert dat voor deze laatste groep met een aanvankelijk ongunstige arm-handprognose, terugkeer van vinger-extensie wekelijks onderzocht moet worden in de eerste 3 maanden. Door te blijven moni-toren kunnen we de patiënten aanwijzen die als gevolg van spontaan neurologisch herstel veranderen in hun prognose. Op basis van het SAFE-algoritme is in de afgelopen jaren een behandel-app ontwikkeld waarbij op basis van willekeurige vingerextensie binnen de eerste 3 maanden aanbevelingen worden gedaan voor keuze van therapie en evaluatie. Ten slotte heeft het ontwikkelde SAFE-algoritme belang-rijke consequenties voor de inrichting van toekomstige gecontroleerde effectonderzoeken die vlak na een CVA starten.

Prof. dr. Gert Kwakkel, hoogleraar Neurorevalidatie, VU Medisch Centrum Amsterdam, tevens verbonden aan het Revalidatiecentrum Reade, Amsterdam. Visiting Professor Neurorehabilitation, Rehabilitation Institute Chicago (RIC), Northwestern University Chicago, USA (E: [email protected]). Dr. Rinske Nijland, senior onderzoeker, cluster Neurorevalidatie, Centrum voor Revalidatie en Reumatologie Reade, Amsterdam.

Figuur 3.Vrij te downloaden app voor het oefenen van hand-armtraining na een beroerte, ontwikkeld door meer dan 20 experts op het gebied van arm-handvaardigheid na een beroerte (www.viatherapy.org).12 Deze behandel-app is ter ondersteuning van fysio-, ergotherapeuten en revalidatieartsen bij het maken van hun keuze van therapie die gemaakt kan worden op basis van het SAFE-model voor terugkeer van arm-handvaardigheid in de eerste 6 maanden na een beroerte. Het beslisalgoritme dat hierbij gevolgd wordt en de keuze van therapie zijn analoog aan de behandelrichtlijnen voor fysiotherapie ontwikkeld door Veerbeek en collega’s, en gefi nancierd door het KNGF.10,14

Figuur 3.

FP03_Wetenschap_ziekenhuisfysiotherapie.indd 34 12-04-16 14:10

Page 35: FysioPraxis april 2016

35

FysioPraxis | april 2016

Tekst: Herman de Vries, Corelien Kloek, Daniël Bossen en Cindy Veenhof

SamenvattingInleiding – Door e-health kan zorg op afstand worden aangeboden tegen een lage prijs, wat bijdraagt aan de kosteneffectiviteit van zorg. Ondanks de mogelijkheden wist in 2015 slechts 2% van de patiënten dat een fysiotherapeuti-sche e-health-interventie beschikbaar was en werden deze interventies nauwelijks ingezet. Dit kwalitatieve onderzoek onderzocht waarom fysiotherapeuten een e-health-interventie wel of niet inzetten. Methode – Semigestructureerde interviews zijn afgenomen bij eerstelijnsfysiotherapeuten die e-Exercise, een onlinebeweegprogramma voor patiënten met heup- en/of knieartrose, aange-boden kregen in het kader van gerandomiseerd klinisch onderzoek. De uitgeschreven interviews werden door twee onderzoekers geanalyseerd om tot overkoepelende factoren te komen die de mate van e-health-gebruik verklaren. Resultaten – Na analyse van 9 interviews trad saturatie van de bevindingen op. De mate waarin fysiotherapeuten een e-health-interventie gebruiken, blijkt af te hangen van patiëntaanbod en bereidheid van de patiënt, meerwaarde, benodigde tijd, werkdruk, profes-sionele autonomie, de omgeving en financiële consequenties. Deze 7 factoren kunnen zowel stimulerend als belemmerend werken om een e-health-interventie te gebruiken. Alle deelne-mers bevestigden de interne validiteit van de bevindingen. Discussie – De bevindingen laten zien dat succesvolle implementatie vraagt om een e-health-interventie die weinig tijd kost of zelfs tijdwinst oplevert, meerwaarde heeft door bijvoorbeeld een verbeterd behandeleffect of gebruiksgemak, ondersteund wordt door de gehele organisatie en gebaseerd is op een gezond businessmodel. Omdat het hier één e-health-interventie betrof die in een onder-zoekssetting werd gebruikt bij één patiënten-populatie en gekenmerkt wordt door substitutie van zorg, wordt aanbevolen om de bevindingen extern te valideren in een niet-onderzoeksset-ting, met een andere e-health-interventie bij een andere patiëntenpopulatie.

InleidingHet aanbieden van gezondheidszorg via elek-tronische middelen wordt e-health genoemd.1

W E T E N S C H A P – K W A L I TAT I E F O N D E R Z O E K

Fysiotherapeutisch gebruik van een blended e-health-interventie

Waarom wordt e-health (niet) gebruikt?

Nederland is wereldwijd een van de vijf landen met het gunstigste e-health-klimaat,2 waardoor steeds meer toepassingen zoals zelf-meet-apps, persoonlijke gezondheidsdossiers en onlinebeweegprogramma’s beschikbaar komen. Dankzij e-health kunnen informatie en diensten worden aangeboden op afstand3 en tegen een lage prijs.4 Ook blijkt e-health de therapietrouw te kunnen verbeteren5 en bij te kunnen dragen aan kosteneffectiviteit.6 Voor het deel van de patiëntenpopulatie waarvoor e-health-interven-ties bruikbaar zijn, kunnen deze ter aanvulling op de reguliere behandeling worden ingezet, maar ook een deel van de reguliere behande-lingen vervangen en zo het behandelgemiddelde omlaag brengen. Uit de e-health-monitor 2015 blijkt dat het e-health-aanbod in de Nederlandse gezondheidszorg toeneemt.7 Echter, slechts 2% van de ondervraagde zorggebruikers die in 2015 een eerstelijnsfysiotherapeut bezocht (n=223), wist dat e-health beschikbaar was en het werd bij geen van hen ingezet.7 Om inzicht te krijgen in de beweegredenen voor het gebruik van e-health-interventies, werd in deze studie onderzocht waarom fysiotherapeuten een e-health-interventie wel of niet gebruiken.

MethodeEr is kwalitatief onderzoek uitgevoerd door middel van semigestructureerde interviews onder eerstelijnsfysiotherapeuten. De onder-

werpen werden gebaseerd op een onderzoek naar determinanten van e-health-gebruik binnen gezondheidszorginstellingen8 en waren onder-verdeeld in onderwerpen met betrekking tot de fysiotherapeut, patiënt, organisatie, regels en vergoeding, e-Exercise en implementatie (de topic list staat in tabel 1). Er werden deelnemers geworven onder fysiotherapeuten die deel-namen aan een nog lopend onderzoek naar de kosteneffectiviteit van e-Exercise, een beweeg-programma voor patiënten met heup- en/of knieartrose waarin fysiotherapie wordt gecombi-neerd met e-health.9 Er werden fysiotherapeuten geworven uit verschillende leeftijdsklassen, uit diverse regio’s en fysiotherapeuten die het programma e-Exercise in verschillende mate hadden gebruikt. Er werden nieuwe deelnemers geworven totdat de interviews geen nieuwe inzichten meer gaven in factoren die van invloed zijn op het gebruik van e-health (datasaturatie). De interviews werden uitgeschreven en door twee onderzoekers onafhankelijk geanalyseerd. Relevante uitspraken werden gemarkeerd en voorzien van een code. Aan elkaar gerelateerde codes zijn samengevoegd om zo tot overkoe-pelende factoren te komen die de mate van e-health-gebruik kunnen verklaren. Verschillen tussen de onderzoekers zijn bediscussieerd om zo tot overeenkomst te komen. De resultaten van de interviews zijn aan de deelnemers voorgelegd voor interne validatie.

Tabel 1. Topic list

FysiotherapeutWaarom e-Exercise?Affiniteit met e-healthToekomstvisie e-healthICT-vaardighedenPassend bij huidige werkwijze

WerkomgevingInvloed van omgeving?Werkdruk

e-ExerciseGebruiksgemakVolledigheidVoldoende face-to-face-contact?Meerwaarde?Andere doelgroepen

PatiëntAanbodGeschiktheidReactiesMeer zelfstandigheid patiënt = minder invloed therapeut

Financieel voordeelMinder zittingen declarerenOnderscheidende positie?

ImplementatieInstructies vooraf duidelijk?Voldoende beschikbare tijd?Ervaren benodigde tijd?

>>

FP03_Wetenschap_ziekenhuisfysiotherapie.indd 35 12-04-16 14:10

Page 36: FysioPraxis april 2016

36

FysioPraxis | april 2016

ResultatenDatasaturatie trad op na 9 interviews. De geïnterviewde fysiotherapeuten waren 24-59 jaar oud (mediaan: 52), voornamelijk werkzaam in loondienst (5/9), man (6/9), hadden meestal geen masteropleiding (7/9) en behandelden 0-3 patiënten met e-Exercise (mediaan: 1). Na analyse van de interviews kwamen er 7 hoofd-thema’s naar voren die de mate van e-health-gebruik door fysiotherapeuten verklaarden. Alle deelnemers bevestigden de interne validiteit van de bevindingen. De hoofdthema’s worden toegelicht aan de hand van citaten. Deze citaten zijn uitspraken van individuele fysiotherapeuten en kunnen dus niet als conclusies worden gezien.

1. Patiëntaanbod en bereidheid van patiëntEen van de redenen om e-Exercise wel of niet te gebruiken blijkt het aanbod van geschikte pati-enten te zijn. Zo beschrijft een fysiotherapeut: “We hebben op een gegeven moment, toen er geen aanmeldingen waren, een advertentie in de krant gezet. Er kwamen toen ineens tachtig aanmeldingen.” Hoewel het aanbieden van een innovatieve interventie dus nieuwe patiënten kan aantrekken, speelt daarnaast ook de wisse-lende bereidheid van patiënten een rol. “De affi-niteit met het ICT-tijdperk is veel te laag in deze groep, veel te weinig om resultaat te behalen. En dan zit ik toevallig ook nog in een wijk waar mensen verder zijn dan in de gemiddelde wijk, maar ik kreeg het niet voor elkaar.”

2. MeerwaardeDe mate waarin de fysiotherapeut ervaart dat e-Exercise meerwaarde heeft, is van invloed op de mate van gebruik. Voorbeelden van ervaren meerwaarde zijn een verbeterde thera-pietrouw en behandeleffect, een extra optie om patiënten met een beperkte vergoeding te kunnen begeleiden, het gemak voor de patiënt om in de thuissituatie te kunnen oefenen en positieve ervaringen met de video’s bij het online-oefenprogramma en de informatie. Zoals een therapeut beschreef: “Mensen hebben toch sturing nodig, dus wat is prettiger dan hun thuis op een computer instructie te geven?”

3. Benodigde tijdEen andere factor die het gebruik van e-Exercise beïnvloedt, is de hoeveelheid tijd die nodig is om de tool te implementeren en te gebruiken. “Als iets niet binnen de behandeltijd kan, dan zullen we het niet gaan doen. Heel simpel.” Wat hieraan bijdraagt, is de benodigde tijd om te wennen aan een nieuwe werkwijze, de ICT-vaardigheden van de fysiotherapeut, het gebruiksgemak van het programma, de helderheid van de instructies en de benodigde tijd om patiënten te werven. Dat een e-health-

interventie ook tijd kan besparen, bleek uit de reactie van twee fysiotherapeuten: “Het kost minder tijd dan een normale behandeling.”

4. WerkdrukDe beschikbare tijd van de fysiotherapeut beïn-vloedt ook het gebruik; hoe minder tijd des te minder gebruik van e-Exercise. Veelgenoemde factoren die de werkdruk verhogen en zo de beschikbare tijd verminderen, zijn adminis-tratieve lasten, externe audits, een groot patiëntenaanbod en werkdruk door andere activiteiten zoals deelname aan onderzoek of onderwijs. Een jonge fysiotherapeute die de interventie niet heeft gebruikt vanwege werk-druk door administratieve lasten en een externe audit: “We zijn er minder mee bezig geweest. Alles wat extra werk zou opleveren – ook al kost dit geen extra tijd – moesten we gewoon schrappen.”

5. Professionele autonomieSommige fysiotherapeuten hadden door het gebruik van de e-health-interventie het gevoel minder invloed te hebben op de behandeling van de patiënt: “Het liefst doe ik wat meer in de zaal met mensen, want daar kun je hen corri-geren. Thuis hebben ze de oefeningen wel mooi op beeld, maar je weet nog niet of de uitvoering goed is.” Daarnaast vinden fysiotherapeuten het belangrijk dat de e-health-interventie in hoge mate aan te passen is aan de behoeften van de patiënt en aansluit op de vakinhoudelijke inzichten van de fysiotherapeut zelf. Aan de andere kant blijkt dat de verwachting van een fysiotherapeut die vooraf sceptisch was over het gebruik van e-Exercise, niet altijd uitkomt: “Het was een beetje een eyeopener dat de behandeling ook minder intensief kan van onze kant en mensen meer zelf kunnen doen.”

6. OmgevingDe omgeving van de fysiotherapeut lijkt ook invloed te hebben op de mate waarin de e-health-interventie gebruikt wordt. Deze omge-vingsfactoren kunnen worden onderverdeeld in wet- en regelgeving, reacties van patiënten en ervaren steun uit de werkomgeving. “Ik denk dat het makkelijker is als je een baas hebt die gewoon zegt wat we gaan doen”, beschrijft een fysiotherapeute die problemen bij de implemen-tatie van e-health ervoer vanwege een aantal praktische nadelen in haar werkomgeving.

7. Financiële consequentiesDe financiële consequenties kunnen de mate waarin fysiotherapeuten e-Exercise gebruiken, ook beïnvloeden. Uit de interviews bleek dat de eis van bepaalde zorgverzekeraars om e-health aan te bieden, in sommige gevallen als pres-siemiddel werkt. Ook het laag houden van het behandelgemiddelde blijkt een drijfveer voor

het gebruik van e-health-interventies te kunnen zijn: “De zorgverzekeraar is continu bezig om je behandelgemiddelde in de gaten te houden. Als je te veel afwijkt, dan krijg je een audit, en als dat niet goed is, andere maatregelen. Het is gewoon gunstig om daar niet te hoog bovenuit te komen.” Daarentegen kan deze substitutie leiden tot inkomstenderving, wat voor sommige fysiotherapeuten een drempel vormt. Andere fysiotherapeuten zien het aanbieden van e-health als kans om de concur-rentiepositie te verbeteren of nieuwe patiënten te werven: “e-Exercise kan ook worden gebruikt om de groep die nu niet in de praktijk komt, te bereiken.”

DiscussieOntwikkelingen op het gebied van e-health gaan snel en ook voor fysiotherapeuten komen steeds meer online-interventies beschikbaar. Het gebruik van e-health in de dagelijkse praktijk valt echter nog tegen, wat maakt dat er behoefte is aan inzicht in de factoren die gere-lateerd zijn aan dit gebruik. Er is nog niet eerder onderzoek gedaan naar factoren gerelateerd aan e-health-gebruik in een fysiotherapeutische setting bij een interventie die zowel door de patiënt als fysiotherapeut gebruikt wordt. Dit onderzoek geeft ten opzichte van eerdere studies onder andere zorgverleners8,11 een aantal nieuwe inzichten, die hieronder zullen worden toegelicht. De beschikbaarheid en bereidheid van patiënten die de e-health-interventie kunnen gebruiken, hebben invloed op het gebruik door de fysio-therapeut. Omdat veel patiënten nog niet bekend zijn met e-health, is het belangrijk dat praktijken hen hiervan op de hoogte brengen. Het is belangrijk dat de interventie aansluit bij de patiëntenpopulatie en goed geïnstrueerd wordt. De kostenreductie door de inzet van e-health kan patiënten aantrekken die beperkt verzekerd zijn en momenteel geen fysiothera-peutische zorg gebruiken. Ook is het belangrijk dat de e-health-interventie aansluit bij de werkwijze van de fysiotherapeut (professionele autonomie), omdat fysiotherapeuten e-health-interventies waarin zij geen vertrouwen hebben, niet zullen gebruiken. Ontwikkelaars van e-health-interventies kunnen hierop inspelen door aan te tonen wat de meerwaarde van hun e-health-interventie is voor de fysio-therapeut. De ondervraagde fysiotherapeuten vonden dat e-Exercise meerwaarde had door verbeterde therapietrouw en behandeleffect, het beschikken over een extra optie om patiën-ten met een beperkte vergoeding te kunnen begeleiden, gemak voor de patiënt om in de thuissituatie te kunnen oefenen en positieve ervaringen met de video’s bij het online-oefen-programma en de informatie. Ten slotte zijn ook organisatorische factoren van invloed op het

W E T E N S C H A P - K W A L I TAT I E F O N D E R Z O E K

FP03_Wetenschap_ziekenhuisfysiotherapie.indd 36 12-04-16 14:10

Page 37: FysioPraxis april 2016

37

FysioPraxis | april 2016

gebruik van e-health door fysiotherapeuten. Stimulans uit de werkomgeving heeft een positieve invloed op de mate waarin fysiothe-rapeuten een e-health-interventie gebruiken. Vanuit de zorgverzekeraar kan gedacht worden aan een fi nancieringsstructuur waarin fysio-therapeuten beloond worden voor het inzetten van een e-health-interventie die tot goedkopere zorg leidt.Het gebruik van e-health brengt een nieuwe manier van werken met zich mee en het kost tijd om hieraan gewend te raken. Gezien de hoge werkdruk die fysiotherapeuten ervaren, heeft de implementatie van e-health op dit moment bij veel fysiotherapeuten niet de hoogste priori-teit. Externe prikkels vanuit de omgeving en de zorgverzekeraar kunnen mogelijk de motivatie van de fysiotherapeut verhogen, waardoor er meer prioriteit wordt gegeven aan de gedegen implementatie van e-health binnen het dage-lijks handelen van de fysiotherapeut.

Hoewel dit onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd, zijn er enkele kanttekeningen te plaatsen. In dit onderzoek zijn eerstelijnsfysiotherapeuten geïnterviewd die de e-health-interventie gratis aangeboden kregen vanwege deelname aan onderzoek. Ofschoon in de interviews een ruime variatie aanwezig was in motivatie voor deelname aan het onderzoek en de positieve of negatieve houding ten opzichte van e-health-

interventies, kan niet met zekerheid worden gezegd dat de bevindingen representatief zijn voor alle eerstelijnsfysiotherapeuten. Daarnaast zijn de bevindingen gebaseerd op ervaringen met een e-health-interventie die gekenmerkt wordt door substitutie van zorg, waardoor nog niet met zekerheid kan worden gesteld dat deze bevindingen ook representatief zijn voor e-health-interventies waarbij geen substitutie van zorg plaatsvindt. Daarom wordt aanbevolen om de bevindingen extern te valideren in een niet-onderzoeksetting, gebruikmakend van een andere e-health-interventie en patiëntenpopu-latie. De bevindingen laten zien dat succesvolle implementatie vraagt om een e-health-inter-ventie die weinig tijd kost of zelfs tijdswinst oplevert, meerwaarde heeft door bijvoorbeeld een verbeterd behandeleffect, therapietrouw of gebruiksgemak, ondersteund wordt door de gehele organisatie en gebaseerd is op een gezond businessmodel. Indien al deze factoren optimaal aanwezig zijn, zal het gebruik van e-health mogelijk verbeteren en zal er sprake kunnen zijn van integratie van e-health binnen ons vakgebied.

Referenties.

1. E-Health: World Health Organization (WHO); [cited 2015 08/21]. Available from: www.who.int/trade/glossary/story021/en.

2. EU Countries’ mHealth App Market Ranking 2015: research2guidance; 2015. Available from: www.mHealthEconomics.com.

3. Banbury A, Roots A, Nancarrow S. Rapid review of applications of e-health and remote monitoring for rural residents. Aust J Rural Health 2014;22(5):211-22.

4. Srivastava S, Pant M, Abraham A, Agrawal N. The Technological Growth in eHealth Services. Comput Math Methods Med 2015;2015:894171.

5. Sieben A, Bredie SJ, van Laarhoven CJ, Schoonhoven L, Burger DM, van Onzenoort HA. E-health interventies en verbetering van therapietrouw. Ned Tijdschr Geneeskd 2014;158:A8460.

6. Elbert NJ, van Os-Medendorp H, van Renselaar W, Ekeland AG, Hakkaart-van Roijen L, Raat H, et al. Effectiveness and cost-effectiveness of ehealth interventions in somatic diseases: a systematic review of systematic reviews and meta-analyses. J Med Internet Res 2014;16(4):e110.

7. Krijgsman J, Peeters J, Burghouts A, Brabers A, de Jong J, Moll T, et al. Tussen vonk en vlam - eHealth-monitor 2015. Nictiz, NIVEL, 2015.

8. Fleuren M, Wiefferink K, Paulussen T. Determinants of innovation within health care organizations: literature review and Delphi study. Int J Qual Health Care 2004;16(2):107-23.

9. Kloek CJJ, Bossen D, Veenhof C, van Dongen JM, Dekker J, de Bakker DH. Effectiveness and cost-effectiveness of a blended exercise intervention for patients with hip and/or knee osteoarthritis: study protocol of a randomized controlled trial. BMC Musculoskelet Disord 2014;15:269.

10. Leemrijse CJ, Barten JA, Kooijman MK, Verberne LDM, Veenhof C, Swinkels ICS. Omvang en kenmerken fysiotherapeutische zorg bij patiënten met artrose. NIVEL Zorgregistraties eerste lijn [internet]. [updated 16-12-2013; cited 12-09-2015]. Available from: www.nivel.nl/node/3336.

11. Venkatesh V, Morris MG, Gordon BD, Davis FD. User Acceptance of Information Technology: Toward a Unifi ed View. MIS Quarterly 2003;27(3):425-78.

Onderdelen e-Exercise

• Reguliere fysiotherapie: Patiënten worden gedurende 12 weken 4 à 5 keer behandeld door de fysiotherapeut, wat een aanzienlijke afname in behandelcontact betekent vergeleken met het gemiddelde van 17,1 behandelingen bij patiënten met artrose.10 De KNGF Richtlijn Artrose heup-knie staat centraal in de behandeling. Ook formuleert de patiënt samen met de fysiothe-rapeut persoonlijke doelstellingen en er worden oefeningen geselecteerd die aansluiten bij de hulpvraag van de patiënt. Deze keuzes vormen de basis voor het onlinebeweegprogramma.

• Onlinebeweegprogramma: Als aanvulling krijgt de patiënt via de website wekelijks nieuwe beweegopdrachten, afgestemd op het niveau van de patiënt. Op basis van Graded Activity voert de patiënt 3 keer per week een zelfgekozen activiteit uit en houdt in een onlinelogboek bij in welke mate deze zijn uitgevoerd. Hierdoor krijgt de fysiotherapeut inzicht in de thera-pietrouw en kan deze het programma waar nodig bijstellen. Het onlinebeweegprogramma en de reguliere fysiotherapie vormen zo één geheel. Het programma is zo ingericht, dat de fysiotherapeut naast het face-to-face-behandelcontact niet hoeft in te loggen.

• Kracht- en stabiliteitsoefeningen: De patiënt krijgt wekelijks 2 kracht- en stabiliteitsoefe-ningen aangeboden met een toelichting in tekst en video en houdt bij in welke mate deze zijn uitgevoerd in een onlinelogboek.

• Informatie: Via de online-infotheek staan er elke week nieuwe informatieve teksten en fi lmpjes online. Thema’s hierin zijn bijvoorbeeld het ontstaan van artrose, lichaamsbeweging, omgaan met pijn en motivatie.

• Wekelijkse e-mails en online-evaluatie: De patiënt krijgt wekelijks een mailtje zodra er nieuwe opdrachten klaarstaan. Daarnaast wordt de patiënt wekelijks gevraagd de voortgang te evalueren. Deze evaluaties zijn zichtbaar voor de fysiotherapeut.

Meer informatie over e-Exercise en een fi lmpje zijn te vinden op www.e-exercise.nl.

Herman de Vries, Nederlands instituut voor onder-zoek van de gezondheidszorg (NIVEL), Utrecht; Departement Revalidatie, Verplegingswetenschap en Sport, Brain Center Rudolf Magnus, Universitair Medisch Centrum Utrecht; Paramedics, fysiothe-rapiepraktijk, Assen.Corelien Kloek MSc, NIVEL, Utrecht; Tranzo, School of Social and Behavioral Sciences, Tilburg University.Dr. Daniël Bossen, ACHIEVE Centre of Expertise, Faculty of Health, Amsterdam University of

FP03_Wetenschap_ziekenhuisfysiotherapie.indd 37 12-04-16 14:10

Page 38: FysioPraxis april 2016

38

FysioPraxis | april 2016

W E T E N S C H A P - S U M M A R Y

Effects of Cooling During Exercise on Thermoregulatory Responses of Men With Paraplegia

Coen Bongers, Thijs Eijsvogels, Ilse van Nes, Maria Hopman, Dick Thijssen

Klinische vraagWat zijn de effecten van het dragen van een evaporatief koelvest tijdens inspanning op de thermoregulatoire responsen (kerntemperatuur) van mannen met een thoracale dwarslaesie?

Conclusie van de auteursHet dragen van een evaporatief koelvest is niet effectief in het beperken of vertragen van de stijging in kerntemperatuur tijdens een 45 minuten durende inspanningssessie bij een omgevingstemperatuur van 25°C bij mannen met een thoracale dwarslaesie.

OnderzoeksopzetGerandomiseerde cross-over-studie.

OnderzoekslocatieHet onderzoek is uitgevoerd op de afdeling Fysiologie van het Radboudumc te Nijmegen.

SAMENVATTINGPersonen met een dwarslaesie hebben een verminderde input naar het thermoregula-toire centrum, waardoor de zweetcapaciteit en vasodilatatie onder het niveau van de laesie verstoord zijn. Hierdoor neemt tijdens inspanning de kerntemperatuur sneller toe in personen met een dwarslaesie in vergelijking met controles. Onderzoek bij gezonde vrijwilli-gers toonde aan dat het koelen van het lichaam voorafgaand aan of tijdens inspanning zorgt voor een minder grote stijging van de kerntem-peratuur. Het koelen van het lichaam tijdens inspanning zorgt mogelijk ook bij sporters met een dwarslaesie voor een afname in de stijging van de kerntemperatuur.Aan het onderzoek hebben 10 mannen met een lage thoracale dwarslaesie (T4-T5 of lager) deelgenomen. Op dag 1 werden deelnemers medisch gecheckt en werd een maximale inspanningstest uitgevoerd met een armergo-meter. Op dag 2 en 3 van het experiment hebben de deelnemers gedurende 45 minuten een inspanning op een armergometer uitgevoerd op 50% van het maximaal behaalde wattage (omgevingstemperatuur 25°C). In gerandomi-seerde volgorde droegen de deelnemers op een van beide dagen een koelvest. De kern- en

huidtemperatuur werden continu gemeten tijdens de inspanningstesten. Daarnaast hebben de deelnemers iedere 3 minuten een score gegeven voor de subjectieve mate van thermische belasting.De huidtemperatuur tijdens inspanning in de koelvestconditie was significant lager (32,5 ± 0,3°C versus 33,1 ± 0,4°C), en daarnaast werd de inspanning als thermisch minder belastend ervaren. Hoewel inspanning zorgt voor een verhoogde kerntemperatuur, had het dragen van een koelvest geen effect op de maximale kerntemperatuur (koelvest=37,8 ± 0,1°C versus controle=37,9 ± 0,1°C). Dit suggereert dat het dragen van een koelvest comfortabel kan zijn voor dwarslaesiepatiënten tijdens inspanning in gematigde omstandigheden, ondanks dat het geen effect heeft op de kerntemperatuur.

Drs. Coen Bongers, afdeling Fysiologie, Radboudumc, Nijmegen.

Summarized from Physical Therapy Journal© American Physical Therapy AssociationDecember 10, 2015, DOI: 10.2522/ptj.20150266

Prevalence and “Red Flags” Regarding Specified Causes of Back Pain in Older Adults Presenting in General Practice

Wendy Enthoven, Judith Geuze, Jantine Scheele, Sita Bierma-Zeinstra, Herman Bueving, Arthur Bohnen, Wilco Peul, Maurits van Tulder, Marjolein Berger, Bart Koes, Pim Luijsterburg

Klinische vraagHet doel van het onderzoek was: 1. de prevalentie vaststellen van specifieke

oorzaken van rugklachten bij ouderen (55 jaar en ouder);

2. beoordelen of er associaties zijn tussen ‘rode vlaggen’ en vertebrale fracturen, zoals ge- diagnosticeerd door de huisarts, in ouderen met rugklachten.

Conclusie van de auteursIn ouderen met rugklachten die de huisarts consulteerden, werd 6% gediagnosticeerd met een ernstige onderliggende pathologie, voor-namelijk vertebrale fracturen (5%). Vijf rode vlaggen waren geassocieerd met de aanwezig-heid van een vertebrale fractuur.

OnderzoeksopzetEen prospectief cohort waarin patiënten (> 55 jaar) met rugklachten 1 jaar werden gevolgd.

OnderzoekslocatiePatiënten werden geïncludeerd in de huisarts-praktijk wanneer zij zich presenteerden met rugklachten.

SAMENVATTINGDe meeste patiënten met rugklachten hebben aspecifieke rugklachten, maar in een klein deel van de patiënten is de oorzaak een specifieke onderliggende pathologie. De BACE (Back Complaints in the Elders) studie is een prospectieve cohortstudie. Een vragenlijst werd afgenomen en een lichamelijk onderzoek inclusief een hielbotdichtsheidmeting werd verricht. Rugpijn- en patiëntkarakteristieken inclusief rode vlaggen werden vastgesteld. Deelnemers kregen een röntgenfoto van de rug en het verslag werd verstuurd naar de huisarts. Uiteindelijke diagnoses na 1 jaar werden verzameld vanuit het huisartsinformatiesys-teem. Er werden 669 patiënten geïncludeerd, 6% van de patiënten werd door de huisarts gediagnosticeerd met een serieuze onderlig-gende pathologie gedurende 1 jaar follow-up. De meesten (n=33) werden gediagnosticeerd met een vertebrale fractuur.Een multivariabele regressieanalyse liet zien dat de rode vlaggen leeftijd > 75 jaar, trauma, osteoporose, een rugpijn score > 7 (range 0-10) en thoracale pijn geassocieerd waren met een hogere kans op het krijgen van de diagnose vertebrale fractuur. Echter, een diagnostisch model liet zien dat deze variabelen niet accuraat zijn in het voorspellen van een vertebrale frac-tuur. Van de variabelen had trauma de hoogste positief voorspellende waarde (0,25; 95% betrouwbaarheidsinterval (BI) 0,09-0,41) en positieve likelihood ratio (6,2; 95%BI 2,8-13,5). Een model waarbij de vijf rode vlaggen gecom-bineerd werden, kon deze waarden niet verder verhogen.Voor de praktijk is het belangrijk dat veel rode vlaggen geen duidelijke positieve relatie lijken te hebben met de diagnose wervelfractuur en dat bovendien de rode vlaggen met een posi-tieve relatie maar een beperkte voorspellende waarde hebben voor de diagnose.

Drs. W.T.M. Enthoven, arts in opleiding tot huisarts en onderzoeker, Erasmus MC, afdeling huisarts-geneeskunde.

Summarized from Physical Therapy Journal© American Physical Therapy AssociationMarch 2016, 96(3):305-312; DOI: 10.2522/ptj.20140525

FP03_Wetenschap_ziekenhuisfysiotherapie.indd 38 12-04-16 14:10

Page 39: FysioPraxis april 2016

N V F S

N V O F

N V F K

S P E C I A L I S T E N K AT E R N

42

44

45

Daarom zijn sportfysiotherapeuten lid! Meerjarenbeleid NVFS

Overleg en verdiepingOrofaciale fysiotherapie in de tweede lijn

NWO-promotiebeurs naar Marike Boonzaaijer En andere berichten

SPECIALISTENKATERN

REDACTIE: de Beroepsinhoudelijke verenigingenCOÖRDINATIE EN EINDREDACTIE: Lidwien van Loon

39

N V Z F

41Positiebepaling bij outsourcen Leidraad voor ziekenhuisfysiotherapeuten

N V F B

40Korte opnames, veel afstemming Intramuraal werkende bekkenfysiotherapeuten

N V F G

46De wondere wereld van dementie Interview met dr. Anneke van der Plaats

43Samen naar Rio Column

FP03_Specialisten_Katern_voorblad.indd 39 12-04-16 08:42

Page 40: FysioPraxis april 2016

40 S P E C I A L I S T E N K AT E R N

FysioPraxis | april 2016

Intramuraal werkende bekkenfysiotherapeuten

Korte opnames, veel afstemming

NV

FB

| N

ED

ER

LA

ND

SE

VE

RE

NIG

ING

VO

OR

FY

SIO

TH

ER

AP

IE B

IJ B

EK

KE

NP

RO

BL

EM

AT

IEK

EN

PR

E-

EN

PO

ST

PA

RT

UM

GE

ZO

ND

HE

IDS

ZO

RG

Vrijwel altijd zijn we werkzaam in een wit uniform. Meestal maken we deel uit van een fysiotherapieteam, maar een werksetting als eilandje in het ziekenhuis of in een gebouw ernaast komt ook voor. Werkend in een fysiotherapieteam maken we een nauwe en waardevolle samen-werking mogelijk met andere specialis-tische ziekenhuisfysiotherapeuten. Graag stellen we ons aan u voor.Tekst: Roelfrieke Naber MSPT en Hennie Weltevreden-

Palmhof MSPT

In de polikliniek en de klinische fase zijn bekkenfysiotherapeuten betrokken bij patiënten die geopereerd worden in verband met een prostaat- of rectumcarcinoom, en bij verzak-kingsoperaties. Vanwege de korte opnameduur is het klinische contact vaak eenmalig, zoals na een partus- of een verzakkingsoperatie. Voor patiënten die mictie- of defecatieproblemen ervaren, worden we steeds vaker in consult gevraagd.

INFORMATIE EN EDUCATIEBekkenfysiotherapeuten werken met aandacht voor ontspanning, buikdrukregulatie, toiletge-drag, bekken- en bekkenbodemklachten. We geven veel informatie over aandoeningen, klachten en de mogelijkheden voor patiënten om daar zelf invloed op te krijgen. Behalve zorg voor de patiënt geven we ook informatie en instructie aan andere disciplines in de zorg. Daarnaast verzorgen we educatieve consulten, vaak aan patiënten met veel comorbiditeit. Deelname aan multidisciplinaire patiëntbesprekingen is in de meeste ziekenhuizen een vast agendapunt voor de bekkenfysiotherapeut. We worden geregeld om een second opinion gevraagd.

KLINISCH EN POSTKLINISCHDoor de kortere opnameduur is het nog belang-rijker geworden dat de vervolgbehandelingen in de eerste lijn goed worden afgestemd door samenwerking tussen tweede en eerste lijn. Intramurale bekkenfysiotherapeuten streven naar optimale zorg voor de patiënt op het goede moment, op de beste plaats, liefst laagdrempelig en dicht bij huis. Zo werken we samen met de eerste lijn bij patiënten die opgenomen zijn in het ziekenhuis in verband met een gecompliceerde bevalling, waarbij heftige bekkenpijn aanwezig is. We begeleiden en informeren dan de patiënten tot de gewenste ADL-zelfstandigheid voor thuis. Postklinisch worden patiënten doorverwezen

naar de bekkenfysiotherapeut in de eerste lijn, zodat de begeleiding vervolgd kan worden voor het bekkengebied als geheel, inclusief bekken-bodem.

MULTIDISCIPLINAIRE POLI’SNaast het klinische werk participeren we in veel ziekenhuizen in multidisciplinaire poli’s voor urogynaecologie, seksuologie en functionele buikklachten. Een voorbeeld van participatie in de urogynaecologie is de bekkenbodempoli (fi guur 1): vrouwen met klachten van urineverlies in combinatie met verzakkingsklachten worden door de huisarts verwezen. De bekkenfysiothe-rapeut doet vervolgens de intake en stelt vragen gericht op hulpvraag, wensen, verwachtingen en belemmerende factoren. Een inwendig onderzoek naar de bekkenbodemfunctie maakt onderdeel uit van de intake, en zo nodig een algemeen fysio-therapeutisch bewegingsonderzoek. De intake is gericht op het hele bekkengebied en niet alleen op de mictie en verzakking. Daarom vragen we ook naar fecale, seksuologische en pijnklachten. De pijnklachten kunnen in rug, bekken en heupen voorkomen, maar ook in de genitaliën. Daarnaast doen de continentieverpleegkundige, de uroloog en de gynaecoloog hun specifi eke onderzoek. Vervolgens worden de conclusies besproken en wordt er een behandelplan geformuleerd. Indien er belemmerende factoren zijn, zoals matige spierkracht in de benen zodat het toilet niet snel genoeg bereikt kan worden, worden patiënten voor training verwezen naar een algemeen fysio-therapeut of gestimuleerd om aan beweegpro-gramma’s deel te nemen.

TRANSMURAALEen van de uitdagingen in het intramurale werk is het mee-ontwikkelen van transmurale zorgpaden, bijvoorbeeld bij prostaat- of rectumcarcinoom. Daarmee kunnen we de bekkenfysiotherapie in een vroeg stadium in de zorg inbrengen. De alge-meen fysiotherapeut heeft in de tweede (en ook eerste en derde) lijn een belangrijke signalerende functie wat betreft bekkenproblematiek. Het zou een normale zaak moeten worden om, naast de gebruikelijke intake, vragen te stellen over urine- en ontlastingsverlies, balgevoel in de vagina, pijn bij vrijen en moeite met ontlasten, en om bij problemen te verwijzen naar de arts of bekken-fysiotherapeut.

Roelfrieke Naber is bekkenfysiotherapeut

in Ziekenhuis Gelderse Vallei in Ede. Hennie

Weltevreden-Palmhof is bekkenfysiotherapeut

in het Isala Diaconessenhuis in Meppel. Ze zijn

bereikbaar via [email protected].

gynaecoloog

uroloog specialistisch

verpleegkundige

bekkenfysiotherapeut

behandel plan voor patiënte

vrouw met prolaps- en/of mictieklachten

Bekkenfysiotherapeut Catelijne Janse de Jonge aan het werk in Ziekenhuis Gelderse Vallei

Uitleg met behulp van een model en plaatma-teriaal over de anatomie en de functie van de bekkenbodem, gerelateerd aan de klachten van de patiënt

Figuur 1.Het zorgtraject in de bekkenbodempoli

FP03_Specialisten_Katern.indd 40 12-04-16 08:43

Page 41: FysioPraxis april 2016

41S P E C I A L I S T E N K AT E R N

NV

ZF

| N

ED

ER

LA

ND

SE

VE

RE

NIG

ING

VO

OR

ZIE

KE

NH

UIS

FY

SIO

TH

ER

AP

IE

FysioPraxis | april 2016

Leidraad voor ziekenhuisfysiotherapeuten

Positiebepaling bij outsourcen Landelijke ontwikkelingen leiden steeds vaker tot een heroriëntatie van de organi-satie van paramedische diensten. Hierdoor komt in veel ziekenhuizen het outsourcen van de fysiotherapeutische zorgverlening ter sprake. De financiële consequenties worden veelal positiever ingeschat dan de werkelijkheid uitwijst. De NVZF heeft een leidraad gemaakt die handvatten biedt om de voor- en nadelen van outsource-varianten in beeld te brengen. In gesprek met de ontwikkelaars van de leidraad.Tekst: Yvonne Lunaček-de Ruiter

“De laatste jaren wordt het bestuur van de NVZF in toenemende mate gevraagd om advies over oursourcen. Veel afdelingen ziekenhuisfysiothe-rapie hebben onvoldoende kennis paraat over outsourcen, de varianten ervan en de gevolgen”, aldus Rudi Steenbruggen. Hij is manager Therapiegroep Isala Klinieken in Zwolle en bestuurslid van de NVZF. Samen met organisatie-adviseur Hannah Boven onderzocht hij afgelopen jaar de outsourcemogelijkheden van zijn afdeling; hij wilde een antwoord vinden op de vraag of de polikliniek toekomstbestendig was. De resultaten van het onderzoek hebben Steenbruggen en Boven uitgewerkt tot een leidraad voor de leden van de NVZF.

WERKWIJZESteenbruggen en Boven bezochten acht zieken-huizen die bezig waren met (gedeeltelijke) outsourcing. Aan de hand van interviews in deze ziekenhuizen stellen ze enkele scenario’s voor.

RISICOPROFIELUit het onderzoek hebben Steenbruggen en Boven een drietal risico’s gedestilleerd die kunnen leiden tot (gedeeltelijke) outsourcing:• financiële situatie van het ziekenhuis: als er

geen heldere beleidsregels zijn geformuleerd voor financiering van poliklinische verrich-tingen, ontstaat er verschil in aanpak bij zorg-verzekeraars en ziekenhuisorganisaties;

• gebrek aan visie: het ontbreken van een visie of een onduidelijke visie die niet of nauwelijks is afgestemd op de koers van het ziekenhuis, maakt een paramedische dienst kwetsbaar;

• verhouding klinische en poliklinische productie: een relatief hoge poliklinische productie vergroot het risico.

MOGELIJKE ACTIESIn de leidraad adviseren Steenbruggen en Boven een proactief beleid, ook als er (nog) geen sprake is van outsourcing. Zorg voor een heldere visie die aansluit bij de organisatie aan de hand van de volgende instructies:• maak een analyse van de huidige situatie (in

de leidraad wordt het INK-managementmodel gebruikt);

• werk verschillende toekomstscenario’s uit in een businesscase en voer een haalbaarheids-analyse uit;

• bepaal het gewenste toekomstscenario.Zodra de toekomstige situatie duidelijk is, kan er een plan gemaakt worden waarin verschillende fases en mijlpalen benoemd worden. AANDACHTSPUNTENIn de leidraad vragen Steenbruggen en Boven

aandacht voor de volgende zaken: • creëren van draagvlak en betrokkenheid bij

medewerkers om kapitaalverlies te voorkomen (verlies van expertise door personeelsverloop en productieverlies bij medewerkers die in onzekerheid verkeren);

• slim en efficiënt inrichten van de processen en zichtbaar maken van de toegevoegde waarde van de paramedische dienst in het primaire patiëntproces (veelgebruikte methode: Lean Six Sigma);

• leveren van hoge kwaliteit in combinatie met een marktgerichte benadering voor specifieke doelgroepen;

• rekening houden met verschillen tweede en eerste lijn (cultuur, productie, niet-productieve tijd in de kliniek en de financiële consequenties daarvan, CAO ziekenhuiswezen);

• samenwerken in de anderhalvelijnszorg zien als een kans, al is er nog geen eenduidige defi-nitie van anderhalvelijnszorg;

• heldere afspraken met medewerkers bij gedeeltelijke outsourcing.

Neem voor meer informatie contact op met het secretariaat van de NVZF via [email protected]. Rudi Steenbruggen en Hannah Boven vertellen graag meer. Ze zijn bereikbaar via [email protected] en [email protected].

Yvonne Lunaček-de Ruiter is fysiotherapeut

en manueel therapeut. Ze is bereikbaar via

[email protected].

Rudi Steenbruggen en Hannah Boven

Polikliniek en kliniek

binnen het ziekenhuis

Polikliniek outsourcen

Polikliniek en kliniek

outsourcen

Samen-werking in

1½ lijn

Figuur 1.Scenario’s voor het oursourcen van fysiothera-peutische zorg

FP03_Specialisten_Katern.indd 41 12-04-16 08:43

Page 42: FysioPraxis april 2016

42 S P E C I A L I S T E N K AT E R N

FysioPraxis | april 2016

NV

FS

| N

ED

ER

LA

ND

SE

VE

RE

NIG

ING

VO

OR

FY

SIO

TH

ER

AP

IE I

N D

E S

PO

RT

GE

ZO

ND

HE

IDS

ZO

RG

Het lidmaatschap van beroepsinhoudelijke verenigingen staat de laatste tijd onder druk. Ook het bestuur van de NVFS wordt regelmatig benaderd met de vraag: ‘Wat doen jullie nou eigenlijk voor mij?’ Veel, is dan ons antwoord. Om daarin meer inzicht te geven, zetten we als bestuur de voordelen nog eens op een rij. Met wie zitten we aan tafel en voor welke zaken maken we ons hard?Tekst: Bart Smit en Hans Bloo

In het meerjarenbeleid van de NVFS vermelden we welke onderwerpen de komende jaren onze prioriteit hebben. Ze staan hoog op de agenda. INTENSIVEREN INTERNATIONALE BETREKKINGENDe NVFS is lid van de IFSPT, de wereldorgani-satie van de sportfysiotherapie en onderdeel van de WSPT. De waarde van dergelijke betrek-kingen is dat we als sportfysiotherapie in Nederland een mondiale koploper zijn. Om niet gehinderd te worden door regels die mondiaal worden opgesteld, zitten we regelmatig rond de tafel om de zaken internationaal af te stemmen. Zo hebben we het afgelopen jaar de registratie-eisen mondiaal afgestemd. Hierdoor is het voor onze leden mogelijk overal te werken onder één registratie zonder geconfronteerd te worden met dubbele registratie-eisen en onnodig admi-nistratief werk.

REALISEREN HOOGLERAAR MSGIn 2014 heeft het KNGF in samenwerking met de musculoskeletale groep (NVMT, NVOF, NFP, NVBF en NVFS) een MSG-hoogleraar aangesteld. Daarnaast is vanuit de MSG-groep een Sciencenetwerk opgezet. We zijn nu druk doende dit wetenschappelijk netwerk op te zetten door onder andere sportfysiotherapie-praktijken aan de VU te verbinden die onder-zoeksvragen vanuit de praktijk genereren. Samen met deze praktijken werken we onder-zoeksvragen verder uit. De praktijken nemen ook deel aan het onderzoek. Het doel van dit netwerk is de wetenschap ten dienste te laten staan van de praktijk en de sportfysiotherapie vanuit de praktijk beter te onderbouwen.

OPTIMALISEREN RELATIE MET STAKEHOLDERSDe afgelopen tijd is er veel aandacht en tijd besteed aan het intensiveren van de relatie met onder andere de VSG (Sportgeneeskunde). Door

de erkenning van het specialisme sportgenees-kunde ziet het NVFS-bestuur mogelijkheden om samen afspraken te maken met zorgverzekeraars en master sportfysiotherapeuten meer kansen te geven in verwijzingen naar de tweede lijn en om zelf röntgenfoto’s aan te vragen. Onze leden krijgen daarmee de mogelijkheid een poortwach-tersfunctie in de sportketen te vervullen, zodat sportartsen sneller en beter worden geconsul-teerd. Daarnaast werken we hard aan het ontwik-kelen van VSG-sportzorgproducten. De enkel, knie en schouder staan hierbij centraal. Leden van de NVFS en de VSG ontwikkelen de zorgstandaards waarna op bestuurlijk niveau gezamenlijk met de zorgverzekeraars over de producten worden onderhandeld. En last but not least werken we samen met de vereniging voor betaald voetbal en het NOC*NSF om de positie van sportfysiothera-peut te bestendigen in een concurrerend veld.

MASTER ALS REGISTRATIE-EISVeel leden van de NVFS stellen het bestuur

vragen over alternatieve routes om te voldoen aan de mastereis. Inmiddels zijn er vier routes ontwikkeld. Ook hebben we de erkenning aangepast van leden die een mastertitel in een aanpalend domein hebben behaald, zoals manuele therapie. Leden die zo’n mastertitel hebben behaald, worden ook door de NVFS erkend; ze hoeven slechts het praktische deel te volgen voor de registratie als sportfysiothe-rapeut. Bovendien maken we ons sterk voor fysiotherapeuten in de topsport die weinig tijd hebben voor het volgen van scholing. We bena-deren scholingsaanbieders om modules aan te bieden in relatief rustige tijden, zodat ook fysio-therapeuten die werkzaam zijn in de topsport,in staat worden gesteld aan de registratie-eis te voldoen.

INITIËREN EIGEN ONDERZOEKTot slot hechten we als beroepsinhoudelijke vereniging veel waarde aan het onderbouwen van ons specialisme. Daartoe stimuleren en

Meerjarenbeleid NVFS

Daarom zijn sportfysiotherapeuten lid!

De NVFS was aanwezig op het 1e IFSPT-wereldcongres in Bern in november 2015.

FP03_Specialisten_Katern.indd 42 12-04-16 08:43

Page 43: FysioPraxis april 2016

43S P E C I A L I S T E N K AT E R N

FysioPraxis | april 2016

faciliteren we sportgerelateerd onderzoek van onze leden, zoals:• MATCH: talentenscreening (2014-2016)• GRIP: liesonderzoek in 12 BVO’s (2014-2017)• onderzoek vanuit de IFSPT omtrent shared

decision making (2015)• VKB-statement en criteria return-to-play (goed-

gekeurd in maart 2016, project 2016-2018)Daarnaast wordt met een aantal collega’s gewerkt aan het inbedden van sport in de nationale weten-schapsagenda. Dit gebeurt onder leiding van Frank Backx, Janine Stubbe en Frits Oosterveld; Hans Bloo is er vanuit de NVFS bij betrokken.

SCIENCE NETWORK MSGIn 2015 is men begonnen met de opbouw van het science network van het cluster MSG waarvan de sportfysiotherapie deel uitmaakt. Het is de bedoe-ling dat in dit netwerk de wetenschapswereld de praktijkwereld ondersteunt en vice versa. In 2016 komen de portefeuillehouders Wetenschap & Scholing bijeen van de NVFS, NVMT, NVOF, NVBF en NFP, samen met Michel Coppieters en Annelies Pool. Ze geven de opbouw van het netwerk verder vorm en sluiten aan bij thema’s uit de academi-sche wereld waarin relevante resultaten worden vertaald naar de praktijk. Dit jaar zullen daarvoor de eerste gezamenlijke projecten ontwikkeld worden.Verder worden dit jaar de aangesloten praktijken naar niveau ingedeeld, zodat de praktijken in het MSG-netwerk kunnen participeren op het niveau dat zij aankunnen: • Niveau 1 is voor praktijken die meehelpen

data te verzamelen voor een ingezet onderzoek vanuit de MSG;

• Niveau 2 is voor praktijken die in staat zijn een praktijkonderzoek te faciliteren voor het verzamelen van data of het uitvoeren van een testopstelling;

• Niveau 3 is voor praktijken die daadwerkelijk werkplekken creëren waar onderzoekers en masterfysiotherapeuten samenwerken en onderzoek uitwerken in de praktijk zelf.

Naast een eigen plek aan de VU wordt ook de verbinding gezocht met andere academische plekken waar relevant onderzoek wordt uitge-voerd, zoals de technische universiteiten en rele-vante lectoraten.

Kijk voor meer informatie over de ge- noemde onderzoeken op www.kngf.nl.

Bart Smit en Hans Bloo maken deel uit van het NVFS-bestuur en zijn bereikbaar via [email protected].

NV

FS

| N

ED

ER

LA

ND

SE

VE

RE

NIG

ING

VO

OR

FY

SIO

TH

ER

AP

IE I

N D

E S

PO

RT

GE

ZO

ND

HE

IDS

ZO

RG

In de topsport en ook daarbuiten is samenwerking in een medisch team van het grootste belang. Wanneer deze samenwerking er te weinig is of zelfs niet, dan is de patiënt of de sporter hier altijd de dupe van. Bovendien vergroot je er je eigen werkplezier niet mee. Alle reden dus om samen-werking binnen een medisch team hoog op de agenda te zetten. En het mooie is: sporters presteren er ook nog eens beter door.

Tijdens het ABN-AMRO World Tennis Tournament in Rotterdam liep de samenwerking tussen de fysiotherapeuten en mij heel soepel. Blessures samen beoordelen en samen advies geven aan een toptennisser maakt je advies voor deze tennisser des te waarde-voller. Je straalt uit dat je samenwerkt, elkaar vertrouwt en als team achter het advies aan de sporter staat. En wat kwam ik afgelopen weken in een gespreid bedje in Portugal bij een trainingskamp van wielrenners! Waardoor? Doordat ik in de dagen voorafgaand aan het trainingskamp veelvuldig contact had gehad met de fysiotherapeut die daar al ter plaatse was. Toen ik in Portugal kwam, was ik al volledig van alles op de hoogte, en dat schept voor de sporters een gevoel van vertrouwen in het medische team.

Bovenstaande klinkt misschien een beetje als een nieuwe episode van ‘Liefde is...’, maar veel verder dan medische liefde gaat dit niet, al zijn er natuurlijk altijd uitzonde-ringen. Samenwerking is de sleutel in een medisch team. Dat is ook voor de Olympische Spelen van Rio van het grootste belang. Alleen zo kunnen we optimale zorg verlenen aan onze topsporters. Vandaar dat we vanuit NOC*NSF ruim vóór Rio verschillende meetings hebben gehad met alle betrokken (para)medici; er zullen er nog een paar volgen om van elkaar te leren en elkaar nog beter te leren kennen. Op deze manier ken je elkaars gewoonten en specialisaties lang voordat je elkaar treft op Schiphol.

In Rio zal het medisch team als een eenheid opereren, net als in Beijing, Londen, Sochi en Baku. Of we er medailles mee gaan winnen, is de vraag, maar een topsamenwerking zal de kans op medailles verliezen in elk geval verkleinen. Natuurlijk geldt dit samen-werken niet alleen voor exotische oorden. Of je nu samenwerkt in Rio of in een praktijk ergens in Nederland, werken als team is goud waard.

Kijk voor meer informatie op: www.sportenbewegingsarts.nl.

Maarten Moen, sportarts NOC*NSF en Bergman Clinics([email protected])

Samen naar Rio

Maarten MoenCO

LUM

N

FP03_Specialisten_Katern.indd 43 12-04-16 08:43

Page 44: FysioPraxis april 2016

44 S P E C I A L I S T E N K AT E R N

FysioPraxis | april 2016

NV

OF

|

NE

DE

RL

AN

DS

E V

ER

EN

IGIN

G V

OO

R O

RO

FA

CIA

LE

FY

SIO

TH

ER

AP

IE

“In de beroepspraktijk van de orofaciaal fysiotherapeut in de eerste- en tweedelijnszorg zie ik verschillen en overeenkomsten. In het St. Antonius Ziekenhuis werken we direct samen met specialisten die zich bezighouden met het hoofd- en halsgebied. Hierdoor zien we vaker fracturen van het aangezicht, begeleiden we bij osteotomieën en zijn we vaak betrokken bij de voorbereiding van patiënten op kaakoperaties. Zoals bij de bilaterale sagitale splijtingsosteotomie, een ingreep waarbij verlenging of verkorting van de onderkaak aan de orde is.”Tekst: Grace van de Dobbelsteen

Aan het woord is tweedelijns orofaciaal fysiotherapeut Henk Kempkes. “Om tot goede behandelkeuzes te komen hebben we vaak overleg, lopen we gemakkelijk bij elkaar binnen en hebben we één keer per week samen een werkbespreking tijdens de lunch. Voor een deel zijn de aandoeningen die we behandelen direct operatiegerelateerd.”

INTERACTIE“Wat frequent voorkomt in zowel de eerste als tweede lijn, is de behandeling van tempo-romandibulaire disfuncties (TMD) en atypische aangezichtspijn, zoals kiespijn zonder oorzaak”, vertelt Kempkes. In zijn praktijk vindt Kempkes het waardevol om patiëntenbesprekingen te voeren in een multidisciplinair team met een tandarts-gnatoloog, kaakchirurg, tandarts-endo-dontoloog en de tandartsen van de restauratieve en prothetische tandheelkunde van St. Antonius Centrum voor Bijzondere Tandheelkunde. De interactie met en gespecialiseerde kennis van alle partijen zorgen voor een vlotte en adequate benadering van de problematiek. “Ook bij acute aandoeningen staan we direct samen klaar. Daarom wordt er bij kaakchirurgie gewerkt met spoedplekken in de agenda. Patiënten met een geblokkeerde kaak kunnen vaak nog dezelfde dag bij ons terecht. Bij de diverse overlegvormen hoort ook een wekelijks avondspreekuur op de kaakpoli. Zo kunnen we ook informeel onderling overleggen over lopende behandelingen en de patiënt samen zien als we dit nodig achten.”

VOLGENS PROTOCOL“Werkt men in de eerstelijnspraktijk veel samen met onder meer de huisarts en tandarts, bij ons komt dit minder vaak voor. Vanuit ons vakgebied vragen we indien relevant ook andere specia-

Orofaciale fysiotherapie in de tweede lijn

Overleg en verdieping

lismen in ons ziekenhuis voor een consult. Dit kan een logopedist zijn of een psycholoog.” Het interdisciplinair werken is breed. Contact met de neuroloog uit het ziekenhuis staat vaak in verband met behandeling van hoofd-pijnklachten, facialis parese en duizeligheids-klachten. Kempkes: “Patiënten met een facialis parese en patiënten met oorpijn en oorsuizen in relatie tot TMD zien we vaak via de KNO-arts. Dit soort behandelingen komt ook veel voor in de eerste lijn. De behandelwijzen verschillen niet. We werken allen volgens richtlijnen. Neem het normaliseren van de mondopening en de kauwfunctie na een operatie van een aange-zichtsfractuur. Hiervoor doen we metingen en hanteren we een protocol.”

SPEERPUNTENOncologische patiënten worden naar Kempkes’ praktijk doorgestuurd vanuit het UMC Utrecht. Kempkes en zijn collega’s orofaciaal fysiothe-rapeuten hebben jaarlijks overleg met de long-arts. “Maar ook hier zijn de lijnen kort”, vertelt Kempkes. “We schuiven weleens aan bij het wekelijks overleg voor de bespreking van mensen met slaapapneu met een Mandibulair Repositie Apparaat (MRA). In deze laatste patiëntengroep willen we ons verder specialiseren. Op jaarbasis stellen we in onze vakgroep Orofaciaal twee speerpunten vast. In 2016 zijn dit verbreding en verdieping op het gebied van de MRA-cases en het verder verbeteren van onze informatie aan patiënten en specialisten door middel van folder-materiaal.” Als trend ziet Kempkes een sterke onderlinge samenwerking tussen de eerste- en tweedelijnsbehandelaars. “Dit is mede mogelijk door de participatie in het regionale IOF TMD.”

EPDOmdat men in het St. Antonius Ziekenhuis met een Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) werkt, kunnen alle betrokken behandelaars de voort-gang van zorgprocessen volgen. “Dit zie ik als een absolute meerwaarde in de samenwerking, in het belang van de patiënt. We zijn zo steeds op de hoogte van de actuele status van onderzoeken en andere relevante data, en kunnen snel bij de benodigde onderzoeksgegevens, zoals ortho-pantomogrammen en MRI-scans. Het EPD stelt ons verder in staat snel met elkaar te commu-niceren. We besparen tijd en doen geen onnodig extra onderzoek, er zijn geen doublures in de behandeling. Een nuttig systeem dat zijn kracht in de dagelijkse praktijk absoluut bewijst.”

Grace van den Dobbelsteen is communicatie-advi-

seur bij Dobbelsteen Communicatie in Tilburg. Ze

is bereikbaar via [email protected].

Interdisciplinair overleg met een patiënt (v.l.n.r.): Hendrik Paul Volkers (tandarts-gnatholoog), Henk Kempes (orofaciaal fysiotherapeut) en Joost Frenken (kaakchirurg)

Henk Kempkes is werkzaam als manueel therapeut, bedrijfsfysiotherapeut en orofaciaal fysiotherapeut in het St. Antonius Ziekenhuis in Utrecht en Nieuwegein.

FP03_Specialisten_Katern.indd 44 12-04-16 08:43

Page 45: FysioPraxis april 2016

45S P E C I A L I S T E N K AT E R N

Nederlandse bijdragen in PPTIn het lentenummer 2016 van Pediatric Physical Therapy staan twee bijdragen van Nederlandse auteurs, en daar zijn we trots op. Zo schreven Jongbloed-Pereboom en haar collega’s het artikel ‘Measurement of action planning in children, adoles-cents and adults: a comparison between 3 tasks’. Steenman en collega’s publiceerden het artikel ‘Extended reference values for the Muscle Power Sprint Test in 6- to 18-year-old children’, voor veel kinderfysiotherapeuten een must read. Lees de Nederlandse vertaling van de abstracts op de website van de NVFK. Het volledige artikel is voor NVFK-leden te lezen via de inlog bij PPT.

Vereniging van patiënten met een Erbse parese De EPVN is de vereniging van patiënten met een Erbse parese. Een Erbse parese kan ontstaan bij de bevalling; de schouder van de baby blijft dan achter het schaam-been van de moeder haken. De parese kan ook ontstaan op latere leeftijd na een ongeval. Uit onderzoek blijkt dat een Erbse parese nog altijd bij 1 tot 3 per 1.000 geboortes ontstaat. Recente litera-tuur geeft echter hogere aantallen aan: 5 tot 6 per 1.000 geboortes. Daarom brengt de NVFK het bestaan van de patiënten-vereniging van Erbse parese graag onder de aandacht. Kijk voor meer informatie op www.nvfk.nl.

RenJeFit! RenJeFit is een beweegprogramma voor kinderen met Developmental Coordination Disorder (DCD). Kinderen met DCD hebben niet alleen moeite met motoriek. Vaak zijn ze niet fit en bewegen ze minder dan leeftijdsgenoten. Daarom is in het UMCG Centrum voor Revalidatie het beweegpro-gramma RenJeFit ontwikkeld. RenJeFit zet in op zowel fitter worden door te trainen als fitheid behouden door een actieve leefstijl. Kinderen volgen tien weken een intensieve training voor verbetering van uithoudingsvermogen, spierkracht en anaerobe kracht. In de twaalf weken na de training volgt een leefstijlinterventie, met coaching op afstand en stappentellers voor het hele gezin, om zo samen beweeg-doelen te bereiken en fit te blijven. Ouders geven aan dat hun kind na RenJeFit meer energie heeft en beter kan meedoen met sport. Meer informatie kunt u opvragen via [email protected].

Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologieHet Prinses Máxima Centrum voor kinderon-cologie wil de best mogelijke zorg bieden aan kinderen met kanker, met als doel: een zo groot mogelijke kans op genezing en een zo klein mogelijke kans op bijwerkingen tijdens en na de behandeling. Door de bundeling van zorg, onder-zoek, onderwijs en opleiding in één nationaal centrum verbeteren de overlevings- en gene-

zingskansen van kinderen en wordt de kwaliteit van (over)leven bevorderd. Kinderen uit het hele land met (verdenking op) een oncologische aandoening worden op termijn verwezen naar het nieuwe centrum, waar kinderoncologisch specialisten de diagnose stellen en de behande-ling bepalen en inzetten. Het centrum wordt uitgerust met uitstekende kind- en gezinsvriende-lijke verblijfsmogelijkheden. Minder complexe aspecten van de behandeling, zoals eenvoudige onderdelen van chemotherapie, vinden onder regie van het Prinses Máxima Centrum plaats in meebehandelende ziekenhuizen verspreid over het land. De eerste afdeling is inmiddels gestart binnen de muren van het Wilhelmina Kinderziekenhuis, in 2018 wordt de nieuwbouw op de Uithof geopend. De Special Interest Groep Kinderfysiotherapie bij Kinderoncologie zet zich in om de best mogelijke kinderfysiotherapeutische zorg voor deze groep kinderen te realiseren.

NWO-promotiebeursvoor leraren naarkinderfysiotherapeutOp 18 november 2015 ontving Marike Boonzaaijer de NWO-promotiebeurs voor leraren. Met de beurs zet Boonzaaijer een deel voort van de GODIVA-studie van het lectoraat Leefstijl en Gezondheid binnen de Hogeschool Utrecht. GODIVA staat voor: Gross Motor Development of Infants using home-video registration with the Alberta Infant Motor Scale. Dankzij deze beurs kan Boonzaaijer vijf jaar lang twee dagen per week onderzoek doen. De afgelopen twee jaar werkte ze aan het GODIVA-project, opgezet door Jacqueline Nuysink. Er werd een videome-thode ontwikkeld om de grofmotorische ontwikkeling van jonge kinderen in de tijd te volgen via thuisvideo’s. Ouders maken video-opnames van hun kind en via een beveiligde verbinding sturen ze die door naar de onderzoekers/kinderfysiotherapeuten. In het vervolgonderzoek wordt gekeken naar individuele variatie in de grofmotorische ontwikkeling van gezonde zuige-lingen met behulp van de Alberta Infant Motor Scale. Dit onderzoek start in de zomer van 2016 en neemt enkele jaren in beslag.

FysioPraxis | april 2016

NV

FK

|

NE

DE

RL

AN

DS

E V

ER

EN

IGIN

G V

OO

R K

IND

ER

FY

SIO

TH

ER

AP

IE

Foto: Petra Braaksma

FP03_Specialisten_Katern.indd 45 12-04-16 08:43

Page 46: FysioPraxis april 2016

46 S P E C I A L I S T E N K AT E R N

Dr. Anneke van der Plaats is oprichter van Het Breincollectief, een groep deskun-digen die zich bezighouden met mensen met een hersenaandoening. Ze ontwik-kelden de Brein-Omgeving-Methodiek, ofwel BOM™®, die ons leert hoe we in de leef/zorgomgeving rekening kunnen houden met de aantasting van het brein.Tekst: Linda van Osch

Van der Plaats is sociaal geriater, weten-schapper, docent en adviseur. Ze werd geïn-terviewd voor het vakblad van de NVFG over dementie. Met sprekende voorbeelden verdui-delijkte ze het begrip omgevingszorg volgens BOM™®. Graag delen we enkele voorbeelden, met zinvolle adviezen voor fysiotherapeuten die demente mensen behandelen.

OEFEN IN GROEPJESVolgens Van der Plaats werkt het goed om in groepjes te oefenen. “Maar dan wel zonder andere patiënten eromheen”, legt Van der Plaats uit. “Bij mensen met dementie is het bovenbrein beschadigd en hiermee is het onderbrein de baas, ook wel de na-aap-laag genoemd. Een persoon met dementie heeft namelijk bij de vraag ‘ga eens lopen’ geen voorstelling, geen plaatje van het lopen, laat staan van welke spieren hij moet aanspannen. De beweging voordoen, samen hand-in-hand achteruitlopen, tellen bij het lopen maar ook lopen in groepsverband werkt dan goed.”

VERALGEMENISEER NIETEen voorbeeld van een ander aandachtspunt: “Een meneer met een CVA zat te worstelen met het aandoen van zijn trui en dacht op een gegeven moment: ‘dan maar geen trui’. Het was hartje winter, maar toen hij naar buiten keek, leek het zomer door het stralende zonnetje. De meneer stapte in zijn overhemd naar buiten en had de volgende gewaarwording: ‘Brr, wat is het koud.’ Direct liep hij naar binnen en trok zijn trui in één keer aan. Dit komt door de associatie die meneer kreeg bij het waarnemen van de kou. Daarbij zei hij: ‘Mijn vrouw had me onderweg niet moeten vragen om de was binnen te halen, want dan was ik boos geworden.’” Van der Plaats legt uit dat het onderbreken van de handeling als storend wordt ervaren, omdat dan het plaatje verdwijnt. “Was deze meneer opgenomen geweest, dan had iedereen gezegd dat hij zijn trui zelf kon aandoen. Dit zeggen we omdat we veralgemeniseren: als we eenmaal koffie kunnen zetten, dan menen we dat overal

Interview met dr. Anneke van der Plaats

De wondere wereld van dementie

te kunnen, ongeacht hoe druk het is of hoe de koffiekopjes eruitzien. Dit veralgemeniseren kunnen mensen met dementie niet.”

BEDENK: IK WIL NIET = IK KAN NIETVan der Plaats legt ook uit waarom mensen met dementie vaak niet weten waarom ze iets niet doen en dan zeggen: ‘Ik heb geen zin of ik wil niet.’ “Dat is geen luiheid want ze doen hun uiterste best”, zegt ze. “Als mensen met dementie zeggen: ‘Ik wil dat niet’, dan bedoelen ze eigenlijk: ‘Dat kan ik niet.’ Oftewel: hun hersenen kunnen dat niet.” Ze geeft een voor-beeld van een meneer die op de dagbehande-ling altijd alleen voor zichzelf koffie inschonk. De anderen vonden dat onbeschoft en zeiden dan: “Nou Jan, als je voor jezelf koffie pakt, dan kun je ook voor de anderen inschenken.” Jan zei dan: “Ik wil dat niet.” Van der Plaats: “Natuurlijk, als deze meneer dat zou kunnen, dan zou hij dat doen. Het is dan leuk om in deze situatie iets te bedenken. Zo bleek deze meneer kantinebaas te zijn geweest. Iedereen noemde hem Ome Jan. Zodra iedereen rustig zat, zei de activiteitenbegeleider op een joviale manier zoals dat in kantines gaat: ‘Hé ome Jan, schenk eens een bakkie koffie in!’ Waarop Jan voor iedereen koffie inschonk.”

ZOEK NAAR ASSOCIATIESVan der Plaats benadrukt dat het goede plaatje vinden bij mensen met dementie belangrijk is. “Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat we al onze herinneringen opslaan in plaatjes. Bij mensen met dementie vervagen de laatste plaatjes als eerste en er komen geen nieuwe plaatjes bij. Zo herkennen dementerende mensen bijvoorbeeld geen moderne meubels, waardoor ze kunnen weigeren om op een moderne stoel te gaan zitten. Het zoeken naar oude tafereeltjes en associaties is dus belang-rijk om de juiste plaatjes naar boven te halen.”

Linda van Osch is fysiotherapeut en senior onderzoeker bij Covance. Daarnaast is ze redacteur van het vakblad F&O van de NVFG. Ze is bereikbaar via [email protected].

Het volledige interview staat in de jubileum- editie (jaargang 30) van het vakblad F&O van de NVFG.

Dr. Anneke van der Plaats (foto: Artica Maastricht)

Woonzorgcentrum De Rijnhoven in Utrecht zonder aandacht voor de inrichting van de omgeving

De Rijnhoven met aandacht voor de inrichting van de omgeving (© ontwerp: Sylvia de Koning/De Koning Creaties); visualisatie: Michiel Schouteten)

De serre van verpleeghuis Kinrooi (Belgisch Limburg) zonder aandacht voor de inrichting van de omgeving

De serre in Kinrooi met aandacht voor de inrichting van de omgeving (© ontwerp: Sylvia de Koning/De Koning Creaties); visualisatie: Michiel Schouteten)

FysioPraxis | april 2016

NV

FG

|

NE

DE

RL

AN

DS

E V

ER

EN

IGIN

G V

OO

R F

YS

IOT

HE

RA

PIE

IN

DE

GE

RIA

TR

IE

FP03_Specialisten_Katern.indd 46 12-04-16 08:43

Page 47: FysioPraxis april 2016

Finetuning van Motor Control legt de basis voor optimaal bewegen.

T 010 416 93 93E [email protected]

Werkt u al met het Veldon® concept?!

WWW.STARTJEPRAKTIJK.NL

Neem eens een kijkje bij ons actuele aanbod aan praktijken en kandidaten

Startjepraktijk is onderdeel van:

Praktijk kopen/verkopen?

www.PsychFysio.nl Modulen 2016

Nieuws en cursussen voor fysiotherapeuten

P De Mindful Fysiotherapeut - 8 dagen start 6/9.P Motiverende gespreksvoering+SFT - 3 dagen di 13/9, 4/10, 25/10.P ACT bij pijn - 8 dagen start 14/10. P Dansante fysiotherapie - 3 dagen di 8/11, 22/11, 29/11.P Pijn en stressmanagement techn. - 3 dagen start wo 30/11. P Praktijk NLP

[email protected] • 06-21867046Nieuwegein • www.psychfysio.nl

Tweejarige universitaire deeltijd masteropleiding tot klinisch epidemioloog (medisch wetenschappelijk onderzoeker) voor medici, paramedici, verpleegkundigen en verloskundigen

Bridging healthcare and science■ een eersteklas carrièrestap als startpunt naar een hoog

wetenschappelijk niveau■ modern en actueel onderwijs met een multidisciplinaire

benadering■ (inter)nationaal gerespecteerd en NVAO-geaccrediteerd■ locatie Faculteit der Geneeskunde - AMC

Voor contact, voorlichtingsdata, informatie en aanmelding:www.amc.nl/masterebp

START 15E ACADEMISCH JAAR SEPTEMBER 2016

MSc/DrsEvidence Based Practice in Health Care

fysiopraxis 160422.indd 4 11-04-16 13:43

Page 48: FysioPraxis april 2016

THE BEST VS THE RESTwat is jouw rol?

Voor een optimaal herstel wil iedereen de beste medische zorg.

Met onze TÜV-gecertifi ceerde, latexvrije tape garanderen wij

het beste materiaal. Eigenlijk is voor fysiotherapeuten en hun

patiënten maar één keus: CureTape.

www.curetape.nl

13891 Adv campagne Curetape.indd 1 22-04-13 09:15fysiopraxis 140829.indd 1 13-08-14 10:57