2] het sociaal contract - republiek & democratie · PDF fileeen republiek kan een...
Transcript of 2] het sociaal contract - republiek & democratie · PDF fileeen republiek kan een...
10
2] het sociaal contract - republiek & democratie
republiek & natie-staat
een republiek is een politieke gemeenschap, geconstitueerd door het algemeen belang
een republiek constitueert zowel de bestuursvorm als de gemeenschap van burgers
het staat als concept / ideaal tegenover een bestuur dat regeert in het belang van één heerser of een elite
de constitutie (instituties & grondwet) moet het algemeen belang veilig stellen tegen despotisme
despotisme wordt tegengegaan door verdeling van macht, en rechtsstatelijke beginselen (de constitutie)
een republiek kan een constitutionele monarchie, aristocratie of democratie zijn
zolang de heersende partij(en) maar onderworpen zijn aan de regels die de republiek constitueert
republiek verwijst dus eerder primair naar rechtsstaat dan naar democratie
de opkomst van de republiek gaat gelijk op met de opkomst van de hanze-steden en zuidelijke stadsstaten
(republieken avant-la-lettre waren o.a. enkele Griekse stadsstaten, de Romeinse Republiek en IJsland)
het bestuur van stadsstaten in Italie werd vanaf de 15e eeuw aangeduid met res publica (publieke zaak)
kenmerkend voor de laatsten is dat loting een belangrijk deel uitmaakte van hun politieke systeem
de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd uitgeroepen in 1588, maar pas in 1648 erkend
voorheen garandeerde de vorst de vrijheden en privileges van zijn steden, gewesten en onderdanen
na de afzwering van Filips II werd er geen vorst gevonden die de Spaanse koning kon vervangen
in de republiek had elk gewest een stem in de gemeenschappelijke vergadering van de Staten-Generaal
leden hadden recht op ruggespraak met hun gewest, wat soms voor vertraging van besluitvorming leidde
de raadpensionaris functioneerde als premier, minister van financiën én minister van buitenlandse zaken
een Oranje bekleedde het ambt van stadhouder (plaatsvervanger), maar deze had formeel geen macht
de opkomst van de moderne republiek (als staat) gaat gelijk op met de opkomst van de natie-staat
deze politieke eenheid heeft zijn formele oorsprong in de Vrede van Westfalen (1648)
diplomatieke onderhandelingen beëindigden de 30-jarige oorlog (1618) en de 80-jarige oorlog (1568)
deze verdragen definiëren de soevereine staat en een nieuw stelsel van inter-nationale relaties
de Westfaalse soevereiniteit was de basis voor staatsvorming in een groot deel van de moderne wereld
soevereiniteit (latijn: suprema potestas) is het legitiem opperste gezag van een bestuursorgaan
deze legitimatie kan verschillend gefundeerd zijn: volks-, gods-, vorsten-soevereiniteit, etc
binnen rechtsstaten is het recht terug te voeren op de wet (grondwet of constitutie)
in het internationaal recht betekent soevereiniteit respect voor gezag binnen de grenzen van een natie-staat
d.w.z. dat landen elkaars integriteit en territorium respecteren, alsook het gevoerde nationale beleid
soevereiniteit (zelfbeschikking) en autonomie zijn dan ook vrijwel synomiem
11
republikanisme
afgezien van de republiek als staatsvorm, staat het ook voor een politieke filosofie over staats-inrichting
republiek is afgeleid van res publica = de publieke zaak, het algemeen belang, wat het particuliere overstijgt
republiek = gemeen goed / gemenebest / commonwealth / publike weal (etymologie: well / wahl / wohl )
vanaf de 17e eeuw verwijst republiek vooral naar "a state in which the supreme power is vested in the people"
"better things were done, and better managed ... under a commonwealth than under a king"
Samuel Pepys (1633-1703)
republikanisme was echter geen wijdverbreide ideologie tot eind 18e, begin 19e eeuw
vroeg-moderne denkers waren vooral bezig met de vraag hoe vrijheid te beschermen tegen oligarchen
maar vele Verlichtings-denkers (bijv. Voltaire) zagen over het algemeen weinig in de republiek als staatsvorm
vooral de ervaringen tijdens Cromwell's Commonwealth of England (1649-1659) was daar debet aan
een democratische republiek zag men als instabiel, en vatbaar voor anarchie, dan wel tirannie
men zag meer heil in een constitutionele monarchie ter vervanging van de absolute monarchie
d.w.z. dat de macht van de vorst ingeperkt wordt door een constitutie / grondwet
vanaf de 18e eeuw wint de republiek aan populariteit, ten koste van de (absolute) monarchie
Montesquieu (1689-1755) en Rousseau (1712-1778) prezen de ideologische grondslagen van de republiek
maar ze namen de Griekse en Italiaanse stadstaten als voorbeeld, wat tot een praktisch probleem leidde:
Athene telde 150.000 inwoners (50.000 burgers), Frankrijk telde in de 18e eeuw meer dan 20.000.000
Montesquieu meende dat een grote natie het best bestuurd kon worden door een constitutionele monarchie
hij klassificeerde zowel de democratie als de aristocratie als republikeins, maar onder voorwaarden:
zolang er sprake is van een grondwet (inperking van macht) en van verkiezingen (dus geen erfelijke opvolging)
republieken (res publica = publieke zaak) kunnen dus monarchieën, aristocratieën of democratieën zijn
het belangrijkste kenmerk is dat het algemeen belang (public interest, commonwealth) centraal staat
vrijheid (niet geknecht zijn) werd doorgaans gezien als het belangrijkste aspect van het algemeen belang
vrijheid betekende destijds vooral het niet overgeleverd zijn aan de willekeur van de macht / overheerser
of die macht nu een koloniale mogendheid, een vorst, een aristocratische elite, of 'de meerderheid' is
daarom moet er sprake zijn van een rechtvaardige rechtsorde, waarin vrijheden verankerd zijn in de wet
de regering / de macht moet dus worden gelegitimeerd en gecontroleerd door de geregeerden (het volk)
dat impliceert niet perse democratie: een aristocratie die regeert 'in het algemeen belang' is ook mogelijk
democratie en republiek werden in de 18e/19e eeuw gezien als mogelijk conflicterende sytemen
democratie werd door veel republikeinen beschouwd als een populistisch, anarchisch en instabiel systeem
vrijheid zou al snel leiden tot losbandigheid, egoisme, en uiteindelijk tot opportunistische machts-politiek
de macht van een meerderheid, niet ingeperkt door een grondwet, kan leiden tot een 'electieve despotie'
(in de 19e eeuw noemde Tocqueville dat 'despotisme de la majorité', en Mill 'tyranny of the majority')
democratie vormt zo een gevaar voor de 'natuurlijke' rechten van het individu en van minderheden
m.a.w: democratische vrijheid kan leiden tot ochlocratie (heerschappij van de menigte), en dus tirannie 1
vrijheid vereist volgens het republikanisme instituties die de macht onderwerpt aan de publieke zaak
die publieke zaak veronderstelt een rechts-orde, maar niet perse (volgens sommigen juist niet) democratie
in een republiek gaat het niet om negatieve vrijheid (vrij zijn van regels en wetten), maar positieve vrijheid
positieve vrijheid veronderstelt randvoorwaarden, en is dus niet vrijblijvend: zonder plichten geen vrijheid
12
dat betekent dat vrijheid impliceert dat de burger gebonden is aan wetten, maar waar hij zelf mee instemt
vrijheid houdt dan in: niet geknecht zijn, niet overgeleverd aan de willekeur van een andere macht 2
dat is dus niet hetzelfde als niet gebonden zijn aan wettelijke bepalingen en publieke regels ('vrij zijn van...')
vrijheid kan niet zonder bepalingen en publieke regels, zolang deze maar de 'algemene wil' representeren
zo bezien is een volk dat zijn eigen wetten maakt dus vrij, ook al schept dit verplichtingen voor burgers
maar het algemeen belang kan (in theorie) ook prima behartigd worden door bijv. een elite van wijze mannen
zolang het systeem (de constitutie) maar waarborgen heeft tegen machts-concentratie en machts-politiek
een gemengde constitutie moet dan een systeem van checks & balances waarborgen
onderlinge controle tussen verschillende instituties maakt dat deze zich moeten verantwoorden
deze verantwoording is de waarborg tegen de willekeur van de macht
Charles de Montesquieu (1689-1755)
Montesquieu werkte in De l’Esprit des Lois (1748) zijn idee van scheiding der machten uit: de trias politica
in een republiek staan grondwet, grondrechten en het algemeen belang (opgevat als vrijheid) centraal
grondrechten moeten individuele vrijheid, en de rechten van minderheden, beschermen tegen overheersing
de macht van de regering / overheid wordt ingeperkt door de grondwet, en een scheiding der machten
dus niet zozeer 'de volks-wil', alswel de beperkingen die de constitutie oplegt aan de macht, staan centraal
constitutionalisme = het inperken van de macht door het recht, en spreiding van overheids-bevoegdheden
politieke vrijheid is alleen mogelijk in een gematigde staatsvorm met een scheiding der machten
constitutionle belemmeringen moeten de concentratie van macht bij een groep of orgaan tegengaan
de wetgevende macht, bestaande uit afgevaardigden van de aristocratie en het volk, stelt wetten op
door hun veto-macht houden ze elkaar in evenwicht, en vertegenwoordigen ze de algemene wil
de uitvoerende macht is het dagelijks bestuur van de staat; beste in handen van 1 persoon (de monarch)
de rechterlijke macht toetst deze uitvoering aan de (grond)wet / constitutie
een ander republiekeins argument tegen democratie was de ongeletterdheid / onwetenheid van het volk
'de gewone man' zou zich niet laten leiden door wijsheid en verstand, maar door sentiment (de onderbuik)
i.p.v. van 'de besten' (Grieks: aristoi) zou het volk volksmenners (Grieks: demagogen) verkiezen
identificatie en behartiging van het algemeen belang vereist echter wijsheid, kennis en educatie
in de 18e en 19e eeuw waren deze kwaliteiten alleen te vinden bij de aristocratie (zo meende men althans)
derhalve zou een regering 'voor het volk', maar niet 'door het volk', de voorkeur verdienen
Montesquieu introduceert hiervoor het onderscheid: volonté particulière vs volonté générale
volksvertegenwoordigers zijn derhalve zaakwaarnemers, die dát doen wat het volk als geheel zelf niet kan
het volk is incapabel om zichzelf te besturen, maar wijs genoeg om te beoordelen wie wel capabel is
bestuur en politieke besluitvorming zijn een taak van politici, het volk mag kiezen welke politici dat zijn
te ver doorgevoerde (directe) democratie (populisme) leidt tot ondermijning van de democratische rechtsstaat
als burgers respect verliezen voor de senaat en de rechterlijke macht is de democratie in gevaar
"De ware geest van gelijkheid is niet dat iedereen beveelt of niemand bevelen krijgt,
maar dat gehoorzaamd wordt en bevolen wordt aan gelijken.
Het gaat er niet om dat mensen geen meester hebben,
maar dat ze hun gelijken als meester hebben." - Montesquieu, 1748
13
de Verlichting (1650-1800)
centrale thema's uit sociale en politieke filosofie van de moderniteit en de Verlichting zijn:
vrijheid & emancipatie (centrering van het subject, individualisme)
gelijkheid & solidariteit (democratisering)
rationaliteit & vooruitgang (wetenschap, technologie, materialisme)
dit zijn terugkerende thema’s in het politieke / publieke debat die de moderniteit (17e eeuw tot nu) karakteriseren
het zijn ook centrale thema’s in de sociale en politieke theorieen van de Verlichting (17e - 18e eeuw)
ze hebben o.m. vorm gegeven aan de ideologie van de Franse Revolutie: vrijheid - gelijkheid - broederschap
centrering van het subject als rationeel vermogen (de Rede)
Descartes' stelling "ik denk dus ik ben" (1637) is waarschijnlijk de bekendste one-liner uit de filosofie 3
het is ook de spreuk die de moderne filosofie inluidt, en die een markering is t.o.v. de middeleeuwen
in de middeleeuwen nam de mens een vaste plaats in op de ladder van God's schepping (scala naturæ)
de moderne filosofie wordt gekenmerkt door de zgn. centrering van het subject; het centraal stellen van de mens
de moderne filosofie (vanaf de 16e eeuw) is vooral anti-dogmatisch en kritisch
deze revolutie in denken en cultuur zal in de eeuwen die komen gaan grote gevolgen hebben:
individualisering, secularisering, emancipatie, vooruitgangsgeloof, etc.
het subject-begrip speelt ook een hoofdrol in ideeën over ethiek, burgerschap en politiek
de term subject heeft op verschillende niveau's betekenis:
sociaal-maatschappelijk: als individu te midden van anderen, dus als sociaal wezen / burger
moreel-ethisch: als autonoom persoon: een bewust handelend wezen met verantwoordelijkheid
psychologisch: als bewustzijn dat eigen subjectieve ervaringen heeft, een 'innerlijk'
wetenschappelijk: als onderzoeker die de natuurlijke werkelijkheid (object) wil kennen / beheersen
de centrering van het subject leidt tot een emancipatorische wending:
tijdens de Verlichting (17e tot 19e eeuw) ontstond het idee van emancipatie door kennis ("kennis is macht")
kennis stelt de mensheid in staat om het lot / de natuur naar zijn hand te zetten (maakbare samenleving)
kennis stelt de burger in staat om voor zichzelf te denken, en zelf tot (bijv. politieke) keuzes te komen
"Verlichting betekent bevrijding van de mens uit zijn door hemzelf veroorzaakte onmondigheid.
Onmondigheid is het onvermogen je verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander.
Aan jezelf te wijten is deze onmondigheid wanneer de oorzaak ervan niet een gebrek aan verstand is,
maar een gebrek aan vastberadenheid en moed. 'Heb de moed je van je eigen verstand te bedienen!'
is dan ook het motto van de Verlichting."
(Immanuel Kant: Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung? - 1784)
de Verlichting kwam dus voort uit positivisme en optimisme t.a.v. het menselijk kunnen en de vooruitgang
de mens kon (en moest) de slaafse relatie tot de natuur, zijn eigen instincten, en irrationele tradities overwinnen
bevrijding van vooroordelen en bijgeloof: intellectuele vermogens van de mens tot hun recht te laten komen
wanneer we onze rede niet actief inzetten, maar haar in een staat van lijdzaamheid en passiviteit houden,
dus wanneer we de rede niet als autonoom vermogen gebruiken, dan zullen we nooit vrij zijn
14
het sociaal contract
het ontstaan van het moderne subject loopt synchroon met het ontstaan van de burgerij (16e - 18e eeuw)
de maatschappij is niet langer gebaseerd op een door God gegeven orde (feodale verhoudingen, adel),
maar op een sociaal contract tussen "van nature" vrije en gelijke burgers, zo meende de burgerij
er zijn diverse invullingen aan dit idee gegeven, variërend van totalitair tot egalitair, van liberaal tot socialistisch
maar bij alle contract-theorieën staan 2 begrippen op gespannen voet met elkaar: vrijheid vs. gelijkheid
de vraag was hoe een moderne staat eruit moest zien, en welke macht deze over z'n burgers moest hebben
en ook: hoe kan de samenleving gezien worden als bestaande uit (Latijn:) individuen (Grieks: atomen)?
m.a.w: hoe is sociale cohesie te rijmen met individuele vrijheid?
het idee van het sociaal contract heeft een geschiedenis
het sociaal contract is niet zozeer een historische beschrijving van hoe staten daadwerkelijk zijn ontstaan,
maar een hypothetisch model dat de heerschappij van de staat over z'n onderdanen moet legitimeren
(vgl het adagium: "dat hebben we met elkaar zo afgesproken")
het sociaal contract staat daarbij tegenover de state of nature (natuurlijke toestand) waarin de natuurwet geldt
Thomas Hobbes (1588-1679): De Cive (over de burger; 1642) & Leviathan (monster, beest; 1651)
Hobbes leefde in een tijd van religieuze, politieke en sociale onrust:
1639-1651: burgeroorlogen in Engeland
1651-1658: streng, puriteins militaristisch bewind onder Oliver Cromwell
1660: restauratie van de monarchie (dictatoriale stabiliteit)
Hobbes sociaal contract is een conflict-model: er was eens... de natuurstaat; gekenmerkt door:
"bellum omnium contra omnes" (oorlog van allen tegen allen)
"homo homini lupus est" (de mens is een wolf voor zijn medemens)
"Man’s life was solitary, poor, nasty, brutish and short"
in Hobbes' natuurstaat heerst chaos en wetteloosheid (wat we nu een failed state noemen: Somalië bijv)
om deze ellendige toestand te boven te komen smeden de mensen, uit puur eigenbelang, een sociaal contract:
een soeverein leider moet deze oorlog van allen tegen allen beëindigen, en in de toekomst zien te voorkomen
de macht van deze soeverein is absoluut, want alleen een sterke leider kan de natuurstaat bedwingen
vandaar: Leviathan (= monster / beest / draak): dus geen utopie maar een noodzakelijk kwaad
Leviathan is ontleend aan een zeemonster uit het Oude Testament (psalmen 74: 13, 14; Job 41; Jesaja 27:1)
stabiliteit boven democratie dus (zoals dat ook het credo lijkt van bijv. regimes in het Midden-Oosten)
in de sociaal-historische context van Engeland halverwege de 17e eeuw is Hobbes' visie begrijpelijk
maar ook ten tijde van de periode van terreur na de Franse revolutie voorstelbaar
John Locke (1632-1704): Second Treatise of Government (1689); het welbegrepen-eigenbelang-model
Locke baseerd zich op Grotius’ ideeën over het natuur-recht, en individuele onvervreemdbare rechten 4
heeft een minder pessimistisch mensbeeld dan Hobbes: in de natuurtoestand is de mens goed noch slecht
er heerst een communaal gebruik van goederen: iedereen kan aanspraak maken op alle goederen
op het moment dat men goederen gaat 'vermengen' met arbeid houdt het communaal gebruik op te bestaan
15
het goed komt in eigendom van de bewerker, en door het eigendom komen de mensen in conflict met elkaar
in de natuurtoestand zullen ze deze conflicten zelf moeten oplossen, hun natuur-recht laten gelden
maar mensen zoeken veiligheid en zekerheid, en kiezen uit eigenbelang voor een maatschappelijk verdrag
dit sociaal contract biedt een institutionalisering van het recht in de staat (een neutrale rechter)
de maatschappelijke staat vervangt de natuur(lijke)-staat
maar: de staat is niet een door God gegeven instituut, noch een soort organisme (Hobbes' Leviathan),
maar het product van een in vrijheid door burgers gesloten overeenkomst,
waarbij men afspreekt een deel van zijn natuurlijke rechten over te dragen aan de staat
deze zorgt ervoor dat eigenrichting (eigen rechter) en disproportionele straffen (lynchen) worden afgeschaft
de maatschappelijke staat is bescherming en gehoorzaamheid verschuldigd aan zijn volk (algemeen belang)
het sociaal contract kan door de burgers gewijzigd worden als er sprake is van veranderde omstandigheden
als er sprake is van tirannie, absolutisme, corruptie, e.d. mag het volk hem afzetten (volks-soevereiniteit)
Locke heeft enorme invloed gehad op de founding fathers van de V.S.
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778): Économie Politique (1755) & Du Contrat Social (1762)
in de natuurstaat is de mens een vrij en zachtaardig wezen; pas in sociale relaties gaat macht een rol spelen
m.a.w: de mens is van nature goed, maar de (van nature gegroeide) maatschappij maakt hem slecht
de moderne maatschappij, gebaseerd op individualisme en privé-bezit, zou de mens corrumperen
"De eerste mens die een hek om een stuk land zette en zei 'dit is van mij', en naïevelingen vond die hem
geloofden, is de ware stichter van de maatschappij. [...] De vruchten van de aarde behoren ons allen toe,
en de aarde zelf behoort niemand toe." - Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité, 1754
het natuur-recht is gebaseerd op macht en kracht, en als recht van de sterkste is dat geen recht, maar een feit
de samenleving moet niet gebaseerd zijn op historische, door de status quo gelegitimeerde machtsverhoudingen,
maar op een vrijwillig sociaal contract tussen vrije en gelijke burgers
ten grondslag aan het sociaal contract moet de algemene wil (volonté générale) van het soevereine volk liggen
de algemene wil is niet de democratische uitkomst van de som individuele belangen (volonté de tous), maar
de gemeenschappelijke wil van het collectief om zich te associëren (volonté générale = algemeen belang)
dit veronderstelt een communale wil of geneigdheid tot consensus; identificatie met de gemeenschap
burgerlijke vrijheid en burgerlijke plicht (jezelf de wet voorschrijven) zijn 2 kanten van dezelfde medaille
het individueel belang is gelegen in het algemeen belang (de burger krijgt zijn geïnvesteerde vrijheid terug)
in het Sociaal Contract (1762) stelt hij dat representatieve democratie in strijd is met republikanisme
"de Engelsen zijn slaven, vrij om eens in de zeven jaar hun meesters te kiezen" - Du Contrat social, 1762
in een ware republiek zou de burger actief betrokken moeten zijn bij besluitvorming; aldus Rousseau
vrijheid is daarom alleen realiseerbaar in relatief kleine gemeenschappen, zoals stadstaten (bijv. Geneve)
de soevereiniteit van het volk komt (volgens Rousseau) in grotere politieke verbanden onder druk te staan
zelfs als je de gehele bevolking laat kiezen uit een aantal kandidaten, zal het algemeen belang eronder lijden
de volonté de tous is de aggregatie (optelsom) van particuliere belangen en preferenties van burgers
deze zet de deur open naar naar factionalisme, en aldus naar machtstrijd, en vervolgens anarchie of repressie
16
de volonté générale is een uitdrukking van de volks-wil, opgevat als het algemeen belang
de volonté générale is een breed gedragen idee over wat 'het goede' is voor een politieke gemeenschap
in tegenstelling tot volonté de tous is de volonté générale holistisch, en gericht op de lange-termijn
dit veronderstelt een 'denken vanuit het geheel' (algemeen belang), in tegenstelling tot factionalisme 5
facties strijden voor het eigen belang, maar kunnen vanuit oportunistische motieven coalities smeden
zo kan een meerderheid ontstaan die politiek machtig genoeg is om bepaald beleid door te voeren
dit is echter iets fundamenteel anders dan de volonté générale, dat een uitdrukking is van het algemeen belang
het ontstaan van een algemene wil (volonté générale) vereist bepaalde sociaal-maatschappelijke randvoorden
republieken moeten daarom aan een aantal voorwaarden voldoen voor hun legitimiteit en stabiliteit
een van de belangrijkste is: voorkomen van belangenstrijd en factie-vorming
de algemene wil is gemakkelijker te identificeren in een kleine en (cultureel) homogene gemeenschap
dus: gedeelde normen en waarden, en een manier van leven waarin burgers zich herkennen
“hoe meer sociale banden uitrekken, des te losser ze worden,
over het algemeen is een kleine staat relatief sterker dan een grote”
een andere voorwaarde is: relatieve gelijkheid, dus niet al te grote verschillen qua rijkdom en macht
de verdeling van rijkdom en macht moet onderhevig zijn aan wettelijke bepalingen
de macht mag zich nooit laten gelden buiten de wet om, en rijkdom mag niet leiden tot slavernij of uitbuiting
“precies omdat de werking van de macht altijd neigt naar ondermijning van gelijkheid,
moet de macht van de wet er altijd op gericht zijn deze gelijkheid in stand te houden”
waar belangen-conflicten groot zijn, is er geen 'algemene wil', maar vooral de strijd voor het eigen-belang
en waar minderheden uitgesloten worden, zullen gevestigde belangen het algemeen belang overschaduwen
sociale ongelijkheid en heterogeniteit zal dan leiden tot de vorming van facties (politieke groepsvorming)
de elkaar bestrijdende facties zullen niet ijveren voor het algemeen belang, maar voor hun eigen-belang
zolang een factie klein genoeg is hoeft de algemene wil hier niet perse onder te lijden
maar als een factie te groot wordt zijn het algemeen belang en de rechten van minderheden in het geding
in een democratie, waar het recht van de meerderheid geldt, is dit een serieus probleem
maar is deze opvatting van Rousseau niet naïef? bestaat er wel zoiets als de 'algemene wil'?
mensen identificeren zich volgens Rousseau niet niet met 'de mensheid', maar altijd met een bepaalde groep
empathie (invoelendheid) en solidariteit ontstaan door identificatie, en veronderstelt een gemene deler
deze kan zijn: familie, werk, sociale klasse, de buurt, de club, het vaderland, Europa, etc
identificatie met de groep laat ons delen in een algemeen belang, en ons eigen-belang opofferen
deze identiteit ligt niet vast, maar wordt gevormd, en kan dus gestimuleerd worden (Économie Politique, 1755)
in hoeverre we ons 'stadjer', Ajaxiet, Nederlander of Europeaan voelen is een kwestie van cultivatie
vrijheid ligt besloten in de identificatie met de gemeenschap en erkenning van het algemeen belang
egoïsme is geen natuurlijke eigenschap maar een ondeugd, en burgerschap is geen keuze maar maar een plicht
zij die zich niet kunnen verplaatsen in het 'algemeen goed' moeten 'gedwongen worden om vrij te zijn'
alleen collectieve besluitvorming, met participatie van alle burgers, leidt tot legitieme wetten
geinspireerd door de Corsicaanse Republiek (1755–1769) pleitte Rousseau voor autonome communes 6
liberalen (bijv. Karl Popper) menen dat de volonté générale een absolutistisch en ondemocratisch beginsel is,
vergelijkbaar met het Marxistische idee van dictatuur van het proletariaat, of Mao's culturele revolutie
17
zo vindt Rousseau dat zij die zich onttrekken aan burgerschap "gedwongen moeten worden om vrij te zijn"
de angst van liberalen voor positieve vrijheid komt voort uit het idee dat collectivisme repressief is
“[...] niet het individu telt, maar de broederschap van mensen. [...] Wie kiest, kiest voor allen!" (Sartre)
anderen menen juist dat Rousseau in de volonté de tous het gevaar zag van een tirannie van de meerderheid,
en de volonté générale daar tegenover stelde (vergelijkbaars met Kant's categorische imperatief)
m.a.w: de volonté générale is de wil van het individu die zich verplaatst in het publieke goed
(dus niet de wil van het individu dat zichzelf buiten of tegenover het publieke plaatst)
de volonté générale zou bijv. iets kunnen voorstaan, terwijl het ego-centrische individu daar tegen is,
met als gevolg dat het in een democratie moeilijk is om noodzakelijke maar impopulaire maatregelen te nemen
als wij ons echter verplaatsen in het algemeen belang, zien we in dat offers soms nodig zijn (denk aan: milieu)
"ask not what your country can do for you, ask what you can do for your country." (J.F. Kennedy, 1961)
tot slot wordt Rousseau's patriotisme vaak (onterecht) gelijkgesteld met cultureel of etnisch nationalisme
het gaat hem echter niet om culturele identiteit, maar om engagement / verbintenis met politieke instituties
deze kan alleen tot stand komen als deze instituties burgers gelijkwaardig, eerlijk en onpartijdig behandelen
als mensen zich niet gezien voelen zullen ze zich niet identificeren, en die instituties niet onderschrijven
bijv: Geneve (Rousseau's geboorteplaats) was een stadstaat, bestuurd door een aristocratische ‘burgher’-elite
de calvinistische bevolking verweet hen geen recht te doen aan de republikeinse grondslagen van hun stad
zij voelden zich niet gerepresenteerd en eisten sociale gelijkheid en onderschrijving van Calvinistische waarden
in 1781 leidde dit tot strijd tussen de représentants (habitants & natives) en de aristocratische Raad (regering)
Rousseau koos de kant van het volk (habitants & natives), terwijl de burghers hulp uit Frankrijk inschakelden
Franse Verlichtings-filosofen als Diderot, Voltaire en d'Alembert steunden de burghers
de Franse Revolutie (1789–1799)
de ideeen van de Verlichting waren de voedingsbodem voor de Franse Revolutie (1789-1799)
de inzet van de Franse Revolutie was echter niet in eerste instantie het omver werpen van de monarchie
het parlement stelde een Nationale Grondwetgevende Vergadering in (Assemblée nationale constituante)
deze moest een grondwet ontwerpen om de macht van de monarchie in te perken
ze schafte adellijke privileges af, en stelde de Verklaring van de rechten van de mens en de burger op
pas na de vlucht van Lodewijk XVI (1791) werd de nieuwe grondwet ingevoerd
de absolute monarchie werd vervangen door een constitutionele monarchie
in 1792 werd de koning ontheven van zijn macht en werd de Première République uitgeroepen
"de monarchie is vernietigd, adel en geestelijkheid zijn verdwenen, het tijdperk van de gelijkheid vangt aan"
(Robespierre, 1792)
in een republiek dient de politicus vooral gedreven te worden door patriottisme en het algemeen belang
ook Robespierre (een van de aanvoerders van de Franse Revolutie) verdedigde de volks-soevereiniteit
maar hij zag zichzelf als woordvoerder en belichaming van de algemene wil van de natie (de volks-wil)
de Franse Revolutie ontaardde zo al snel in een totalitair bewind (de Jacobijnse Terreur, 1789-1794)
vrijheid - gelijkheid - broederschap waren het credo, maar de volks-wil werd belichaamd door een kleine elite
het utopische ideaal van 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' was omgeslagen in een dystopie
18
overal in Europa was de adelijke elite zich lam geschrokken, en werd een heilige alliantie gesmeed
de democratie / ochlocratie had zich van z'n bloeddorstigste kant laten zien, en de geest moest terug in de fles
hieruit werd door andere politiek denkers / Verlichts-filosofen, die streden voor meer vrijheid, lering getrokken
de angel-saxen (Locke, Mandeville, Smith, Hume) waren echter sceptischer (minder idealistisch) dan Rousseau
niet opofferingsgezindheid, maar eerzucht, persoonlijke trots en ijdelheid zijn de drijfveren van de politicus
deze ambities (alsook factionalisme) zijn niet uit te sluiten, maar hooguit te beteugelen: door checks & balances
Edmund Burke (1729-1797)
Burke was een Ierse conservatief, die de politieke ontwikkelingen in Frankrijk verafschuwde
hij wees op gevaren van revoluties en pleitte voor een aristocratische democratie
hij hechtte aan stabiliteit en traditie, en wees abstracte principes ('vrijheid, gelijkheid, broederschap') van de hand
de samenleving is geen sociaal contract tussen individuen hier en nu, maar tussen generaties
het individu maakt deel uit van een nationale cultuur, bestaande uit tradities en instituties
déze moeten door de staat worden beschermd; niet de particuliere wil van individuen of groepen
Burke was wel voorstander van de Amerikaanse revolutie (1765-1783), maar fel tegenstander van de Franse
de Amerikanen wilden slechts onafhankelijkheid (soevereiniteit), de Fransen een geheel nieuw systeem
de Franse Revolutie liep uit op terreur (net als het nazisme, stalinisme en maoisme in de 20e eeuw)
oorzaak: de fundamenten van de oude samenleving (ancien regime) werden doelgericht vernietigd
hij verwierp daarom het idee van 'macht aan het volk', en pleitte voor de autonomie van volksvertegenwoordigers
zij zijn niet gebonden aan de opinies en wensen van hun achterban, maar aan hun eigen inzicht en oordeel
het parlement is geen arena waar verschillende facties / belangengroepen hun belangen uitvechten,
maar een platform voor overleg van één natie, met één belang: het algemeen belang (commonwealth)
de burger kiest een volksvertegenwoordiger / afgevaardigde, maar eenmaal gekozen is hij lid van het parlement
"Het parlement is niet een bijeenkomst van ambassadeurs van verschillende en vijandige belangen
die zij moeten dienen, als een behartiger en een advocaat, tegen andere belangen en advocaten;
maar het parlement is een debatterende vergadering van één natie, met één belang, namelijk dat
van het geheel – waar niet lokale belangen de gids zouden moeten zijn, maar het algemene goed,
dat voortkomt uit de algemene rede van het geheel. U moet inderdaad een lid (van het parlement)
kiezen; maar als u hem hebt gekozen is hij niet het lid van Bristol maar een lid van het parlement."
Edmund Burke: Speech to the Electors of Bristol, 1774 7
i.p.v. de kiezers te dienen, verraadt het parlementslid hen juist, als hij zich aan hun meningen onderwerpt
(in Nederland kennen we dit principe als ’stemmen zonder last of ruggespraak’ - grondwet art. 50 & 67.3)
volksvertegenwoordigers vertegenwoordigen ‘het volk’, niet één partij, één mening of één belang
het parlement is de ‘belichaming’ van het algemeen belang, de 'onpartijdige redelijkheid van de natie'
Burke sprak echter in een tijd voordat de politiek gedomineerd werd door het partijen-stelsel
de Amerikaanse Revolutie (1765-1783)
de Amerikaanse Revolutie was in aanvang niet gericht tegen de monarchie, maar tegen het Britse parlement
de Patriots weigerden als kolonie uitgebuit te worden en eisten inspraak: "no taxation without representation"
omdat de Britse kroon geen oor had voor de grieven van de Patriots keerden zij zich tegen de monarchie 8
19
in 1776 verklaarden de 13 (onverenigde) staten van Amerika zich onafhankelijk van het Britse Koninkrijk
met de Declaration of Independence (1776) werd het republikanisme als staatsvorm gekozen
"We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their
Creator with certain unalienable rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness.
- That to secure these rights, Governments are instituted among Men, deriving their just powers from the
consent of the governed, - That whenever any Form of Government becomes destructive of these ends,
it is the Right of the People to alter or to abolish it, and to institute new Government [...]"
in 1781 traden de, door alle 13 staten geratificeerde, Articles of Confederation in werking
daarin was de soevereiniteit van de 13 staten gewaarbord, met weinig macht voor een federale overheid
het gebrek aan een centraal gezag en diverse coordinatie-problemen tussen de staten leidden tot spanningen
in 1787 bogen 55 afgevaardigden zich over de vraag hoe de Articles om te smeden tot een Constitution
deze Constitutional Convention leidde tot een voorstel voor een nieuwe grondwet (maar ook tot strijd) 9
de federalisten Alexander Hamilton, James Madison en John Jay schreven 85 artikelen als onderbouwing
deze werden tussen 1787 en 1788 gepubliceerd als The Federalist (nu bekend als de Federalist Papers)
hierin pleitten deze 'framers' (ontwerpers) voor een sterk centraal gezag over de 13 kolonieën / staten
anti-federalisten waren tegen een te machtige federale overheid en dus tegen ratificatie van de Constitution
ze verdedigden een (wat nu heet) identitets-theorie van politieke representatie, wat wil zeggen:
volksvertegenwoordigers moeten een afspiegeling zijn van de opvattingen en gevoelens van hun kiezers
zij moeten dicht bij de burger staan, hun wensen en grieven kennen, en hun taal spreken
een te grote federale overheid zou de voeling met het volk verliezen, en elitair of zelfs totalitair worden 10
daarbij komt dat een te grote machts-concentratie moeilijker te controleren is:
"men love power" (Alexander Hamilton)
"power naturally grows, because human passions are insatiable" (John Adams)
in 1989 werd de Constitution geratificeerd, maar niet zonder geëiste aanpassingen: de Bill of Rights (1791)
deze amendamenten verankerden republikeinse idealen en fundamentele rechten van de burger, zoals bijv:
1] scheiding tussen kerk & staat, vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting, pers-vrijheid, recht op vereniging
2] recht op wapenbezit (vanuit het idee dat een vrij volk zich moet kunnen verdedigen, bijv. tegen een tirannieke regering)
het zijn contra-majoritaire maatregelen om de vrijheid van individuen en minderheden te beschermen 11
interessant is dat James Madison (aanvankelijk federalist) de eerste 10 amendamenten heeft geschreven
in 1791 verbrak Madison de samenwerking met Hamilton en diens Federalist Party
in 1801 wonnen de Democratic-Republicans (Madison & Jefferson) een meerderheid in de federale regering
in 1828 werd de Democratic Party opgericht, en in 1854 de Republican Party (= Grand Old Party: GOP)
James Madison (1751-1836) - 4e president van de V.S.
Madison was, evenals Rousseau, republikein: beide meenden dat soevereiniteit bij het volk moet liggen
maar voor Rousseau moesten overheids-instituties vooral de wil van het volk (volonté générale) representeren
de vraag voor Madison was hoe een federale overheid te verenigen met Rousseau's republikeinse ideaal:
een legitieme democratische republiek zou alleen kunnen bestaan in kleine homogene gemeenschappen,
immers: te grote en heterogene gemeenschappen zouden ten prooi vallen aan facties en instabiliteit
en dit was precies het geval in de nog-niet-verenigde-staten-van-Amerika
20
Madison maakte in 1787 als eerste onderscheid tussen republiek (representatie) en democratie (direct)
hij had weinig op met de beweging die in de 13 staten streed voor wat hij zag als 'excessieve democratie'
hij hekelde afgevaardigden die alleen ijverden voor de particuliere belangen van hun achterban
politici zouden 'belangeloos' moeten handelen, d.w.z. in het belang van het geheel / het algemeen belang
maar hij geloofde ook niet in het opvoeden of moreel verheffen van burgers: mensen zijn ego-centrisch
eigen-belang en factie-vorming zijn eigen aan de mens, en kunnen niet door wetgeving uitgebannen worden
"een streven vanuit diverse meningen aangaande religie en regering hebben de mensheid verdeeld in
partijen hetgeen leidt tot conflict en onderdrukking, i.p.v. samenwerking voor het algemeen belang"
(Federalist #10)
geen enkele politieke gemeenschap, hoe klein of homogeen ook, kan factie-vorming voorkomen
ook directe democratie in kleine gemeenschappen leidt daarom al snel tot 'tirannie van de meerderheid'
het schenden van fundamentele rechten door de meerderheid is echter net zo illegitiem als door een monarch
een 'democratische tirannie' is dus geen innerlijke tegenspraak, maar een reëel politiek gevaar
een grote republiek daarentegen kent vele belangen en partijen, die gerepresenteerd moeten worden
gekozen vertegenwoordigers zullen de opinies van de achterban moeten duiden en filteren
met het oog op het algemeen belang zullen zij over de schaduw van het factionalisme heen (moeten) stappen
in een republiek wordt het algemeen belang behartigd door politici die 'boven de partijen (moeten) staan'
zijn behoren hun eigen-belang, of dat van hun achterban, ondergeschikt te maken aan het algemeen belang
maar zoals Madison ook wist: "men love power" (Alexander Hamilton)
"power naturally grows, because human passions are insatiable" (John Adams)
facties zijn volgens Madison dus zowel onvermijdelijk, alsook schadelijk voor het algemeen belang
factionalisme moet dus erkend, maar gereguleerd worden, door ze op te nemen in het politieke proces
door de politieke gemeenschap op te schalen kan hun macht geneutraliseerd worden
in een grote politieke gemeenschap met vele facties zal geen enkele partij de absolute meerderheid hebben
geen enkele factie zou dus de 'algemene wil’ kunnen belichamen, en het algemeen belang 'kapen' / claimen
en geen enkele factie zou dus zijn wil kunnen opleggen aan de hele gemeenschap
juist het opschalen naar een grote, heterogene gemeenschap kan een 'tyranny of the majority' voorkomen
"de regulering van uiteenlopende, conflicterende belangen is de centrale taak van moderne wetgeving,
en impliceert dat partijen en facties het handelen van elke regering bepalen." (Federalist #10)
door te focussen op het probleem van factionalisme, zag Madison dus juist in schaal-vergroting de oplossing:
een democratie zal, naarmate de natie groeit, uiteenvallen in belangen-groepen en zwakker worden
een republiek zal, naarmate de natie groeit, belangen-verschillen overkomen en sterker worden
de regering en overheids-instituties zijn dus bij Madison niet de belichaming van de 'algemene wil',
maar de mediator tussen diverse partijen met conflicterende belangen en opvattingen
overheids-instituties moeten voorkomen dat bepaalde groepen (facties) macht over anderen krijgen
om de macht van meerderheids-facties te beteugelen introduceerde Madison een aantal instrumenten:
federalisme (met een machtsverdeling tussen de federale overheid en de deelstaten)
een constitutie die staatsmacht over burgers inperkt (en zich dus vertaalt in vrijheid voor burgers)
gekozen afgevaardigden van het volk (representatieve democratie i.p.v. directe democratie)
21
het demografisch opschalen van de politieke gemeenschap heeft nog een ander voordeel:
de vijver om in te vissen naar politiek talent t.b.v. de democratische representatie wordt ook groter
dit leidt tot betere, meer getalenteerde, wijzere volks-vertegenwoordigers, die:
"het best in staat zijn het algemeen belang van de natie te behartigen, en wiens vaderlands-liefde en
rechtvaardigheids-gevoel zal belemmeren dat ze zullen bezwijken voor particuliere of korte-termijn belangen"
deze wijze mannen zullen "de algemene wil beter belichamen dan het volk die zelf kan verwoorden"
de boven-gemiddelde kwaliteiten van deze afgevaardigden tillen zo publieke besluitvorming naar een hoger niveau
een republiek is een representatief systeem, waarin regering en parlement bestaan uit gekozen afgevaardigden
deze volksvertegenwoordigers zijn zaakwaarnemers die naar eigen inzicht, eer en geweten moeten handelen
dit zijn geen 'gewone burgers', maar individuen die uitmunten, en daardoor het verschil kunnen maken
hun wijsheid en deugd overstijgt particuliere belangen, en dienen zo het algemeen belang het beste
de autonomie van de afgevaardigde maakt dat zijn oordeel niet ondergeschikt is aan de 'spirit of faction'
het bestuur in handen van deze begaafde burgers is dus deels aristocratisch (bestuur door de besten),
en deels democratisch: via verkiezingen kan het volk zich uitspreken over de samenstelling van het bestuur 12
alle burgers hebben zo in gelijke mate ('one man, one vote') een middel om invloed uit te oefenen
(zij het dat stemrecht was voorbehouden aan blanke, mannelijke grondbezitters: 6% van de bevolking)
zo zal de vorming van een oligarchie door eerzucht, heerszucht en elitisme worden afgestraft door de kiezer,
alsook door de scheiding der machten en tegengestelde belangen en ambities van verschillende politici
demagogen krijgen zo minder snel een kans in grote republieken, dan in kleine, homogene gemeenschappen
John Stuart Mill (1806-1873)
de angst voor een knellende moraal van de gemeenschap vinden we ook bij de liberaal John Stuart Mill
Mill begint zijn hoofdwerk On Liberty (1859) met een kritiek op de politieke identiteits-theorie
termen als volks-soevereiniteit, volks-wil, zelf-bestuur en macht aan het volk zijn gevaarlijke illusies
dat gevaar is de 'tyranny of the majority' (de Tocqueville noemt dat: despotisme de la majorité)
het gaat niet om controle van het volk over wetgeving, maar om het inperken van de macht van de staat
vrijheid is pas mogelijk als er een privé-sfeer bestaat, waar de staat niet mag ingrijpen
de 'tyranny of the majority' was voor Mill meer een schrikbeeld dan voor zijn voorgangers
belangrijke noties waarop Mill zijn ethiek bouwt zijn het 'harm-principle' en het 'offense principle'
het harm-principle heeft betrekking op het schenden van individuele belangen / rechten
het offense principle heeft vooral betrekking op morele sentimenten en de goede zeden (fatsoen)
vrijheid moet kunnen worden ingeperkt door het harm-principle, maar niet door het offense principle
het 'offense principle' kan namelijk gemakkelijk een bedreiging voor de vrijheid (van menigsuiting) vormen 13
het gaat in de politiek dus niet alleen om kwantiteit (de meerderheid), maar ook om kwaliteit (principes)
dit vereist erkenning van zowel minderheden (en individuen) als de 'superiority of cultivated intelligence'
daartoe moet er onderscheid worden gemaakt tussen delegatie en representatie
delegatie = directe afvaardiging vanuit het volk (in de moderne maatschappij lastig te verwezenlijken)
representatie = vertegenwoordiging als dienaar van het volk ('regering voor het volk, niet door het volk')
22
1 Rita Verdonk wilde de burger aan het woord laten. Haar idee was om via internet permanent peilen wat het Nederlandse volk wil en denkt.
“Als je thuis moet beslissen over het avondeten en drie willen er patat en twee zuurkool, dan wordt het toch patat? Heel simpel.
Zo werkt democratie: de meerderheid beslist” … Mensen zonder internet (onder wie bijna de helft van alle 65+ers) hebben pech gehad.
Ook minderheden krijgen geen stem, want “we zijn met 15 miljoen autochtonen en 2 miljoen allochtonen”. (Luuk Koelman, 2008)
2 vgl. Kant's autonomie-concept: vrijheid betekent niet-onderworpen zijn ('freedom as non-domination')
3 René Descartes (1596-1650)
methodische (cartesiaanse) twijfel (Meditationes de prima philosophia; 1641)
het enige dat zeker is, is dat ik twijfel aan alle kennis, aan alles dat ik meen te weten
maar twijfelen veronderstelt een denkend / bewust iets (ratio, geest of ziel)
de enige zekerheid is dat ik denk: "ik denk, dus ik ben" ("cogito ergo sum")
4 Hugo de Groot (Grotius, 1583-1645): "vader van het natuurrecht" (pater iuris naturae), en "vader van het volkenrecht"
in de heersende Calvinistische opvatting werd het recht als van God gegeven beschouwd (predestinatie-idee)
volgens Grotius kon louter met behulp van de menselijke rede een (natuur)rechts-stelsel opgesteld worden
bepaalde zaken zijn uit zichzelf goed of slecht; daardoor zijn bepaalde rechtsbeginselen vanuit zichzelf geldig
het natuur-recht geldt "zelfs als we zouden aannemen dat er geen God van Israël bestaat" (hypothetisch)
hij meende daarom dat de staat boven de kerk staat, en stond daarmee aan de kant van de remonstranten
1618: Hugo werd veroordeeld 'ter eeuwige gevangenisse'; ontsnapte in 1621 uit Loevestein in een kist
De iure belli ac pacis (over het recht van oorlog en vrede, 1625) vormt de basis voor het moderne volkenrecht
5 een factie is een politiek georganiseerde groep die ijvert voor z'n eigen-belang, ten koste van het algemeen belang
factionalisme is de tendens van afgevaardigden of partijen om strijd, strategie en profilering boven het algemeen belang te plaatsen
zo was de SPD kwaad op Merkel, vanwege het in stemming brengen van het ‘homo-huwelijk’,
terwijl de SPD dit juist als verkiezings-thema op de agenda wilden zetten
https://www.nrc.nl/nieuws/2017/06/28/merkel-kaapt-thema-homohuwelijk-11326193-a1564776
6 Zwitserland is een voorbeeld van een politiek systeem waar dit ideaal geprobeerd wordt te benaderen
7 zie ook Frans Verhagen: https://joop.vara.nl/opinies/de-actualiteit-van-de-kiezers-van-bristol
8 Thomas Jefferson, John Adams, Thomas Paine, en Alexander Hamilton waren enkele Patriots;
ook wel revolutionaries, continentals, rebels, of whigs genoemd
9 de Federalisten (o.a. Alexander Hamilton, John Adams) zagen de toekomst vooral in (overzeese) handel
deze kooplieden, bankiers, producenten en landeigenaren waren vermogend en hoog-opgeleid
zij hekelden de Franse Revolutie, en wilden nauwe (economische) banden met Engeland onderhouden
de Republikeinen (Thomas Jefferson, later James Madison) zagen meer in een agrarische economie
deze handarbeiders, kruideniers, boeren en kolonisten waren laag-opgeleid en vaak analfabeet
volgens hen moest de overheid vooral de belangen van de 'gewone man' dienen
zij vreesden dat de plannen van Hamilton zouden leiden tot centralisering van de macht en aristocratie
Jefferson bewonderde de Franse Revolutie: "de vrijheid komt niet op een donzen bedje"
10 in deze discussie is een parallel te herkennen met de huidige strijd tussen 'populisten' en 'Euro-fielen'
11 de Founding Fathers stonden over het algemeen zeer kritisch tegenover (te directe) democratie
een grondwet, die rechten, vrijheden en eigendom beschermt, gaat boven de stem / wil van het volk
de Founding Fathers hadden het derhalve niet over democratie, maar wel over vrijheid en gelijkheid
12 een recente pejoratieve naam voor representatieve democratie is dan ook: electieve aristocratie
13 bijv: het verbranden van de Amerikaanse vlag, karikaturen van Mohammed, Chomsky & de Faurisson-affaire