2 Getallenkennis LES 1 en 2 Getalbegrip tot 100...

naam ��

2 GetallenkennisLES 1 en 2 Getalbegrip tot 100 - Tientallen en eenheden - Honderdveld

1

1 Kleur de T groen, de E geel. Kleur de juiste boomstronken.

8953 67

76

Kleur de boomstronk met het kleinste getal rood en het grootste getal blauw.

2 Vul de getallenassen aan.

. 76 77 78 . . . 82 . 84 .

57 58 . . . . 63 64 . . .

3 Wat komt voor? Wat komt na? Vul aan.

. 43 .

. 50 .

. 98 .

. 36 .

. 29 .

. 85 .

4 Vul aan.

Ik ben 1 T meer dan 28. Ik ben .

Ik ben 2 E kleiner dan 64. Ik ben .

VO

OR

VO

OR

NA

NA

Katapult2 SB target3.indd 1 17/12/15 11:17

2

naam ��

2GetallenkennisLES 1 en 2 Getalbegrip tot 100 - Tientallen en eenheden - Honderdveld

1

1 Rarara ... welk getal ben ik? Los op.

Ik ben 2 T meer dan 34. Ik ben .

Ik heb 5 E minder dan 97. Ik ben .

Ik heb 4 T meer en 1 E minder dan 58. Ik ben .

2 Schrijf de getallen op de juiste plaats op het honderdveld.

- het getal met 6 T en 4 E

- het getal dat tussen 49 en 51 komt

- het getal dat 10 meer is dan 30

- de buurtientallen van 70

- de getallen tussen 68 en 74

- het kleinste getal dat bestaat

met 9 T

- twee getallen die meer zijn dan

56, maar minder dan 62

- het getal dat 2 T kleiner is dan 36


naam ��

2

3 Volg de pijlen en los op.

BewerkingenLES 3 en 4 Optellen en aftrekken met tientallen tot 100

2

1 Kijk naar de voorstelling en los op.

. T + . T

. + . = .

. T – . T

. – . = .

2 Los op. T + T

10 + 40 = .

40 + 30 = .

50 + 50 = .

70 + 20 = .

30 + 60 = .

T – T

70 – 30 = .

90 – 20 = .

100 – 60 = .

50 – 10 = .

80 – 70 = .

60 + 40 = .

50 – 10 = .

90 – 40 = .

20 + 50 = .

100 – 30 = .

100

– 20

.

– 70

.

+ 50

.

.

.

– 40

+ 80


2

naam ______________________________________

2BewerkingenLES 3 en 4 Optellen en aftrekken met tientallen tot 100

2

2 Vul de magische vierkanten aan.

50 + . = 70

+ + +

. + . = .

= = =

. + 30 = 100

. – 50 = .

– – –

70 – . = 30

= = =

20 – . = .

1 Los op.

70 + 30 = .

. + 10 = 90

40 + . = 70

. = 40 + 20

80 – 50 = .

. – 20 = 70

50 – . = 20

40 = 60 – .

50 + . = 70

. + 30 = 60

80 – . = 30

70 = . – 30

3 Los het rekenverhaal op.Pierre en Camille hebben elk een zakje waarin 40 snoepjes zitten. Op een feestje delen ze snoepjes uit en ze hebben nog de helft van 1 zakje over.

? Hoeveel snoepjes werden uitgedeeld?

_______________________

________________________

________________________

________________________

Er werden . snoepjes uitgedeeld.


naam ��

2 BewerkingenLES 5 Maaltafel van 2, 5 en 10

3

1 Kijk naar de voorstelling en vul aan.Hoeveel kaarsjes?

. + . + . + . + . + . + . = .

. keer 5 = . . x 5 = .

Hoeveel koeien?

. + . + . + . = .

. keer 2 = . . x 2 = .

Hoeveel keer een groep van 10?

. keer . = . . x . = .

2 Vermenigvuldig.

6 x 2 = .

9 x 2 = .

5 x 5 = .

4 x 5 = .

7 x 10 = .

10 x 10 = .


2

naam ��

2BewerkingenLES 5 Maaltafel van 2, 5 en 10

3

3 Bij welke tafel horen de getallen? Verbind de kaartjes met de juiste ballon.

1 Vul het rooster aan.

x5 2 10

3

14

9

60

4

40

2 Zoek een andere bewerking met dezelfde uitkomst.

4 x 5 = . x 10

8 x 5 = de helft van ( . x . )

8 + (6 x 10) = .

(5 x 5) – 20 = .

het dubbel van 7 = . x .

3 x . = 6 x 5

. x . = het dubbel van 20

14

25

60

20

45

0

18


naam ��

2 BewerkingenLES 8 en 9 Optellen en aftrekken tot 100 T + E = TE / E + T = TE / TE – E = T

4

1 Kijk naar de voorstelling en los op.

. T + . E

60 + 4 = .

4 + 60 = .

64 – 4 = .

. T + . E

80 + 7 = .

7 + 80 = .

87 – 7 = .

3 Verbind wat samen hoort.

2 Los op. T + E = TE

60 + 5 = .

40 + 2 = .

90 + 1 = .

30 + 7 = .

E + T = TE

4 + 30 = .

7 + 80 = .

2 + 50 = .

9 + 10 = .

TE – E = T

79 – 9 = .

63 – 3 = .

24 – 4 = .

85 – 5 = .

50 + 6

56

37

56 – 6

7 + 30

50


2

naam ______________________________________

2BewerkingenLES 8 en 9 Optellen en aftrekken tot 100 T + E = TE / E + T = TE / TE – E = T

4

1 Vul aan.

De som van 50 en . is 56.

Vermeerder 3 met . , dan heb je 93.

Trek . af van 66, dan bekom je 60.

Verminder 79 met 70, dat is .

74 min . is 4.

. en 2 is 42.

20 en 30 en . is 59.

Voeg . E bij 6 T, dat is 61.

2 Reken uit en vergelijk met <, > of =.

4 T en 7 E . 7 T en 4 E

2 meer dan de helft van 80 . 20 + 4

4 minder dan 64 . de helft van 100

40 + 6 . 6 + 40

33 – 3 . 3 + 30

90 + 1 . 80 + 4

4 Los op.Tuur heeft 100 knikkers. Zijn 2 broers krijgen er elk 20 van hem. Hijzelf krijgt er 6 bij van zijn vriend.

? Hoeveel knikkers heeft hij nu?

_____________________

______________________

______________________

Nu heeft Tuur . knikkers.

3 Nummer van klein naar groot. Het kleinste = 1, dan 2 ...

40 + 30 + 2

60 – 50 + 7

3 + 40 – 25 T en 1 E

9 E en 3 T


naam ��

2 GetallenkennisLES 11 en 12 Structuur van het honderdveld

5

1 Vul de ontbrekende getallen in op het honderdveld.

0

1 2 3 4 5

16 17 18 19 20

21 23 24 25 27 29 30

34 35 36 38

41 42 43 48 49 50

53 54 55 56 57 58

62 65 70

73 75 80

85 90

96 98

2 Zoek deze stukken in het honderdveld bij oefening 1 en kleur ze in de juiste kleur.

47

57

67

77

40

50

60

70

96 97 98 99 100

31 32 33 34 35 36 37


2

naam ��

2GetallenkennisLES 11 en 12 Structuur van het honderdveld

5

Kleur de plaatsen in het honderdveld in dezelfde kleur als de stukken. Vul dan de ontbrekende getallen aan in de gekleurde stukken op het honderdveld.

79

55

61 98 43


naam ��

2 BewerkingenLES 13 en 14 Optellen tot 100 zonder brugTE + E = TE / E + TE = TE / TE + E = T / E + TE = T

6

1 Kijk naar de voorstelling en schrijf er een som bij.

. + . = .

. + . = .

. + . = .

2 Tel op. TE + E = TE

14 + 5 = .

61 + 7 = .

47 + 1 = .

93 + 3 = .

E + TE = TE

3 + 53 = .

6 + 71 = .

9 + 30 = .

4 + 55 = .

TE + E = T

45 + 5 = .

62 + 8 = .

26 + 4 = .

14 + 6 = .

E + TE = T

7 + 93 = .

3 + 47 = .

2 + 88 = .

6 + 34 = .

3 Vul de roosters in.

+53 92 21

7

5

+5 3 4

65

44


2

naam ______________________________________

2BewerkingenLES 13 en 14 Optellen tot 100 zonder brugTE + E = TE / E + TE = TE / TE + E = T / E + TE = T

6

1 Kleur de weg van de mier naar het graan ... Kleur de hokjes, maar begin met het hokje dat 41

uitkomt en ga tot 50.

60 + 4 30 + 30 3 + 14 + 30 10 + 38 29 + 20

30 + 21 20 + 5 + 40 40 + 6 70 + 4 41 + 9

1 + 40 18 + 50 – 20 5 + 90 – 50 100 – 50 + 7 52 + 3

90 – 50 + 2 20 + 3 + 20 80 – 40 + 4 31 + 9 60 – 30

80 – 40 + 5 60 – 10 + 8 1 + 40 + 20 35 + 5 7 + 21

40 + 40 + 4 7 + 80 30 + 4 + 21 70 – 50 + 3 5 + 72

2 Vul de zinnen aan.

Vermeerder 34 met 5 E, dat is .

De som van 40, . en 3 is 73.

Tel 30 bij 45, dat is .

De som van 5 en . is 75.

Doe . bij 5, dan heb je 97.

80 plus 15 is .

3 Los op.Papa heeft 60 vissen in de vijver. De helft geeft hij aan oom Jan. Van de buren krijgt hij er dan nog 2 keer 5 bij.

? Hoeveel vissen heeft papa nu?

____________________

_____________________

__________________________

Nu heeft papa . vissen.

90 – 50 + 2


naam ��

2 BewerkingenLES 17 en 18 Deeltafel van 2, 5 en 10

7

1 Verdeel en los op.

Ik verdeel 25 biefstukken eerlijk onder 5 leeuwen. Elk heeft er .

25 : 5 = .

Ik verdeel 18 eikels onder 2 eekhoorns. Elke eekhoorn krijgt er .

18 : 2 = .

2 Zoek het quotiënt.

60 : 10 = .

50 : 10 = .

100 : 10 = .

80 : 10 = .

20 : 2 = .

16 : 2 = .

8 : 2 = .

14 : 2 = .

10 : 5 = .

30 : 5 = .

25 : 5 = .

50 : 5 = .


2

naam ______________________________________

2BewerkingenLES 17 en 18 Deeltafel van 2, 5 en 10

7

2 Vul het rooster aan.:

2 10 5

5

30

8

20

3 Zoek een andere bewerking met dezelfde uitkomst.

50 : 10 = . : .

35 : 5 = . : .

De helft van 80 = . x .

. x . = het dubbel van 15

Het product van 6 en 5 = . x .

1 Vul aan. Delen.

60 : 10 = .

45 : . = 9

. : 2 = 40

35 : 5 = .

. : 10 = 8

De helft van 100 = . x .

18 : 2 = .

5 = 25 : .

50 : 10 = 25 : .

4 Los op.Louis heeft 2 auto's meer dan het vijfvoud van 6.

? Hoeveel auto's heeft Louis?

______________________

Louis heeft . auto's.

Mama koopt 5 potten verf. Ze betaalt € 35.

? Wat is de prijs per pot?

______________________

De prijs per pot is € .

Lies verdeelt haar 30 cakes onder vrienden. Elk krijgt er 6.

? Hoeveel vrienden kregen cakes?

______________________

. vrienden kregen cakes.


naam ��

2 BewerkingenLES 19 en 20 Aftrekken tot 100 zonder brugTE – E = TE / TE – T = E / TE – T = TE

8

1 Trek af.

68 – 4 = .

68 – 30 = .

45 – 4 = .

45 – 40 = .

2 Zoek het verschil. Je mag je getalbeelden gebruiken.

TE – E

76 – 4 = .

89 – 6 = .

58 – 2 = .

98 – 8 = .

TE – T

54 – 50 = .

99 – 60 = .

86 – 80 = .

63 – 40 = .

65 – 2 = .

74 – 70 = .

96 – 4 = .

85 – 40 = .

3 Lees en los op.

Ik verminder 65 met 4, dan heb ik .

Het verschil van 85 en 80 is .

Trek 30 af van 65, dan heb je .


2

naam ______________________________________

2BewerkingenLES 19 en 20 Aftrekken tot 100 zonder brugTE – E = TE / TE – T = E / TE – T = TE

8

1 Los op. Verminder.

65 – 2 = .

87 – 4 = .

49 – . = 43

. – 3 = 84

78 – 30 = .

93 – 50 = .

87 – . = 7

. – 20 = 5

76 – 2 – 70 = .

63 – 50 – 3 = .

58 – . – 2 = 6

. – 50 – 6 = 3

3 Los op.Karel nodigt zijn vrienden uit.Hij heeft een zak met 68 snoepjes. Ze eten er samen eerst 4 op en daarna hebben ze de smaak te pakken, want ze eten er nog eens 50 van op. De rest houdt Karel voor broer.

? Hoeveel snoepjes zal broer nog hebben?

_______________________

________________________

Broer zal nog . snoepjes hebben.

2 Volg de pijlen en vul aan.

78

– 6

.. .

42

– 30

.

59

. .

51

1

89

. .. .


naam ��

2 GetallenkennisLES 25 en 26 Structuur van 100 (helft / dubbel / tafel van 10 / honderdveld / tellen met sprongen van 2 - 5 - 10)

9

1 Vul de stukken van het honderdveld aan.

45 23

56 79 32

64

2 Splits 100. Je mag getalbeelden gebruiken indien nodig.

100

50

100

20

100

75

100

25 25

100

20

3 Het konijn probeert allebei de wegen naar de wortel. De eerste weg telt met sprongen van 2, de tweede weg

met sprongen van 5.

64

35

..

..

.

.

...

..

.


2

naam ��

2GetallenkennisLES 25 en 26 Structuur van 100 (helft / dubbel / tafel van 10 / honderdveld / tellen met sprongen van 2 - 5 - 10)

9

2 Vul de bloemblaadjes aan. Samen vormen ze 100.

1 Vul de rijen aan.

45 55

0 40

52 58

3 Vul het rooster aan. Kies uit de getallen in de kringen naast het rooster.

20 50 = 80

= 30

10 40 = 100

= 50 = 70 = 90

100

.

.

20

10

100

.

.

25

25

10

20

0

50

10


naam ��

2 BewerkingenLES 27 en 28 Maaltafel van 4

10

1 Kijk naar de foto's en vul aan.

. keer 4 gebakjes = . gebakjes

. keer 4 = . . maal 4 = . . x 4 = .

. keer 4 lolly's = . lolly's

. keer 4 = . . maal 4 = . . x 4 = .


2 Teken stippen en vermenigvuldig.

7 x 4 = . 3 x 4 = .

5 x 4 7 x 4 2 x 4 9 x 4 6 x 4

28 20 24 8 36


2

naam ______________________________________

2BewerkingenLES 27 en 28 Maaltafel van 4

10

1 Verbind de oefening met de plaats waar het product thuishoort.

2 x 4 4 x 4

0 10 20 30 40

6 x 49 x 4 7 x 4

3 Los op.Senne heeft 5 torens van 4 blokken gebouwd. Lukas bouwde 6 torens van elk 5 blokken.

? Hoeveel blokken gebruikte Lukas meer dan Senne?

Senne:

Lukas:

_____________________

Lukas gebruikte . blokken meer dan Senne.

Thor heeft 3 postzegels van Amerika. Tuur heeft er 2 meer dan het viervoud van Thor.

? Hoeveel postzegels heeft Tuur?

______________________

______________________

Tuur heeft . postzegels.

2 Vul aan.

Het product van 4 en . is 32.

3 meer dan (9 x 4) = .

Het dubbel van 6 = . x 4

(7 keer 4) - 20 = .


naam ______________________________________

2 GetallenkennisLES 35 en 36 Structuur van 50 en 100

11

3 Vul aan. Je mag kijken op het honderdveld en op de voorstelling

bovenaan.

50 is 5 T en . E

1 T minder dan 50 is .

1 E minder dan 50 is . en 1 E meer dan 50 is .

De helft van 50 is .

Het dubbel van 50 is .

1 Kijk naar de voorstelling van 50 en vul aan.

20 en 5 keer 10 en 10 en

30 en 40 en 5 en

2 Volg de sprinkhaan en tel verder met sprongen.

5 10 . . . . . . 5 10 . . . . . .


2

naam ��

210

50

50

5

100

20

50

15

1 Vul de vleugels aan, het totaal staat op het lijfje.

GetallenkennisLES 35 en 36 Structuur van 50 en 100

11

3 Vul de rijen aan. Tel met sprongen.

24 32 40

10 25 45

4 Vul aan.

50 staat tussen de tientallen . en .

. meer dan 30 is 100.

2 Vul de blokken aan.

20

20 10

100

70

5

25

15 10


naam ��

2 BewerkingenLES 37 en 38 Optellen en aftrekken tot 100T + TE / TE + T / T – E = TE / 100 – E = TE

12

1 Kijk naar de voorstelling en noteer de bewerking.

. + . = .

. – . = .

. + . = .

. – . = .

2 Los op.

42 + 40 = .

57 + 20 = .

23 + 50 = .

37 + 20 = .

50 – 4 = .

100 – 7 = .

90 – 2 = .

70 – 5 = .

70 + 18 = 70 + 10 + 8 = . .

60 + 31 = ____________________

40 + 29 = ____________________

40 + 52 = ____________________


2

naam ��

2BewerkingenLES 37 en 38 Optellen en aftrekken tot 100T + TE / TE + T / T – E = TE / 100 – E = TE

12

3 Vul aan.

Verminder 70 met . , dan heb je 63.

4 T meer dan 35, dat is .

De som van 50, 20 en 17 is .

Vermeerder het dubbel van 30 met 15, dat is .

Het verschil van . en 8 is 32.

1 Los op en kleur de schoenen in de juiste kleur. 56 78 96

20 + 16 + 60 80 – 50 + 48 (2 keer 25) + 6

18 + het dubbel van 30 4 minder dan 6 T (4 keer 20) + 16

2 Vul het rooster aan met de getallen uit de rondjes.

17 30 = 87

= 60

20 40 = 66

= 67 = 100 = 46

6

40

20

10

30


naam ��

2 BewerkingenLES 43 en 44 Deeltafel van 4 - Herhaling deeltafel van 2, 5 en 10

13

1 Kijk naar de voorstelling en vul de bewerking aan.

3 Los op.

12 : 2 = .

12 : 4 = .

20 : 2 = .

20 : 4 = .

20 : 10 = .

20 : 5 = .

50 : 10 = .

50 : 5 = .

. : 4 = .

. : 4 = .

2 Kijk naar de getallenas en los op. 0 4 8 12 16 20 24 28 32 36 40

24 : 4 = .

16 : 4 = .

36 : 4 = .

28 : 4 = .

8 : 4 = .

4 : 4 = .

12 : 4 = .

40 : 4 = .


2

naam ______________________________________

9

6 x 4

5

6

7

3524

45 90

30 : 5

20 : 4

28 : 4

18 : 2

9 x 5

7 x 5

9 x 10

BewerkingenLES 43 en 44 Deeltafel van 4 - Herhaling deeltafel van 2, 5 en 10

13


3 Los op.Tuur, Tore, Lukas en Senne gaan op dagtocht. Ze nemen een zak koffiekoeken mee. Wanneer ze die eerlijk verdelen, dan krijgen ze er elk 6 en dan blijft er nog 1 koek over.

? Hoeveel koeken zaten er in die zak?

______________________

Er zaten . koeken in de zak.

2 Los op.

Het quotiënt van 40 en 4 is .

. keer 10 is 30.

. gedeeld door 5 is 9.

. maal 4 is 28.

Het product van . en . is 24.

25 gedeeld door . is .


2 Getallenkennis LES 1 en 2 Getalbegrip tot 100...

Documents

Transcript of 2 Getallenkennis LES 1 en 2 Getalbegrip tot 100...