Post on 22-Feb-2018
1
Les 6 Spijsvertering en enzymen
Spijsvertering, voeding, energie, enzym, oesophagus
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 1
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 2
Spijsvertering• Metabolisme = anabolisme + katabolisme• Metabolisme of stofwisseling = bouwstofwisseling
en energievrijmaking of energiestofwisseling
gewichtsafname normaal gewichtstoename
verbruik opname
LG, fig. 8.12, blz. 191
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 3
Spijsverteringstaak• Spijsverteringsstelsel heeft als taak:
– Opname voedsel uit m.e. [eten]– Mechanische afbraak voedsel in delen [kauwen]– Transport voedsel door spijsverteringsstelsel [slikken en
peristaltiek (samentrekkingen)]– Ontleding voedsel door enzymen in substraten
(celvoedingsstoffen) [vertering] en vloeibaar maken– Overdracht substraten aan circulatie [resorptie=opname]– Uitscheiding van resten voedselafbraak [ontlasting]
2
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 4
Waar het omgaat?• Voedingsstoffen, transporteren, geschikt
maken zodat deze opgenomen (in de bloedbaan brengen) en gebruikt kunnen worden in onze cellen.
• Stoffen (afvalstoffen) die niet nodig zijn worden daarbij uitgescheiden.
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 5
VoedingBestaat uit:
– Eiwitten of proteïne– Koolhydraten (zetmeel en suikers)– Vetten of lipiden– Water– Mineralen of zouten– Vitaminen ( veelal zijn dat essentiële enzymen)
• Letten op samenstelling en hoeveelheid• Eenzijdige voeding kan ook gebrek geven
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 6
Belang eiwitten• Eiwitten zijn bouwstoffen (samen met de
mineralen of zouten) voor cellen dus groei• Koolhydraten en vetten zijn
energieleveranciers en kunnen vervangen worden, eiwitten niet!
• Energie: • 1 gram eiwit => 17 Kj, 4,1 kcal (1)• 1 gram koolhydraat => 17 Kj, 4,1 kcal (1)• 1 gram vet => 38 Kj, 9,3 kcal (2)
3
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 7
Energie nodig voor• chemische arbeid (omzetting stoffen in het lichaam)
• mechanische arbeid (werk of sporten)
• actief transport, nieren en darmen (peristaltiek)
• elektrische arbeid (hart en spieren)
• handhaving lichaamstemperatuur (restproduct verbranding oftewel stofwisseling)
• aërobe = afbraak met zuurstof (O2)• anaërobe = afbraak zonder zuurstof (O2)
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 8
Verbranding
• H2O + CO2 geeft H+ + HCO3-
dus verzuring, dus toename H+, dus lagere pH, richting acidose
KoolhydratenVettenEiwitten
VolledigOnvolledigOnvolledig
CO2
CO2
Ureum
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 9
Energie• Voor celfuncties, kerndeling, celdeling,
opname en afgifte van stoffen.• Brandstoffen die de cel nodig heeft zijn
koolhydraten.• Om energie te krijgen is zuurstof nodig,
energie die vrijkomt wordt uitgedrukt in joule, vroeger cal.
• Dagelijkse dosis afhankelijk van activiteit– 7500 tot 12.500 Kj– alleen voor basaalmetabolisme 7000 Kj
4
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 10
Vitaminen• Zijn gecompliceerde organische
verbindingen die in betrekkelijk kleine hoeveelheden onmisbaar zijn. Het lichaam ze niet maken.
• Aminen zijn aminozuren vitamine zijn dus vitale aminozuren en dat klopt niet helemaal want het zijn niet allemaal aminen
• Vitaminen spelen een essentiële rol in de enzymsystemen van het lichaam
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 11
Vitaminen
• Vitaminen spelen een essentiële rol in de enzymsystemen van het lichaam
• Voor de voedingsmiddelen waar de vitaminen in voorkomen, LG tabel 7.3, blz. 148
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 12
Enzym definitie• Enzymen zijn splitsing of
ontledingsstoffen, bevorderd scheikundige processen in het menselijk lichaam, zonder zelf te veranderen
• Enzymen zijn biochemische katalysatoren of biokatalysatoren
• Versnellen of bevorderen lichaamsprocessen zonder zelf verbruikt te worden
5
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 13
Enzymen• Zijn steeds eiwitten, hebben meestal ook
een niet-eiwit gedeelte het coënzym kunnen alleen gezamenlijk werken
• De meeste vitamine zijn coënzymen (weinig)• Enzymen zijn specifiek, dus slechts 1
reactie • amylase => zetmeel (amylum)• saccharose => riet of bietsuiker• pepsine => eiwitsplitsing
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 14
Kenmerken enzym
• Temperatuur is zoals bij alle scheikundige reacties een belangrijke factor =>hoe hoger de temp hoe makkelijker de reactie
• Optimum temperatuur waarop de reactie het best verloopt voor menselijk lichaam 37°
• Ook afhankelijk van de zuurgraad (pH)
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 15
Substraat = een betere term voor voedingsstof van de celVoedingsstof = bestanddeel van onze voeding
Enzymreactie• Substraat (omzettingsstof) => samen met enzym
=> enzymsubstraatcomplex => substraat valt uiteen in stukken => enzym
6
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 16
Spijsverteringsstelsel• LG, figuur 2.2.7, blz. 152 bestaat uit:
– cavitas oris (mondholte)– os (mond) met lingua (tong) en speekselklieren– farynx (keelholte) met epiglottis (strotklepje)– oesophagus (slokdarm)– gaster (maag)– dunne en dikke darm– anus
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 17
Mond• Begin spijsverteringskanaal• Tanden en kiezen t.b.v. fijnmalen [kauwen]• Speekselklieren bevochtiging (1,5 l/d) en
begin ontleding door vermenging met speeksel= Amylase en breekt zetmeel af in suikers,reflectoir bepaald door b.v. ruiken of kauwen
• Tong zorgt voor verplaatsing en plaatsing voedsel
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 18
Speekselklieren
• LG, Figuur 2.2.15, blz. 158 en figuur 2.2.16, blz. 160
• glandula parotidea (oor-speekselklier)• glandula sublingualis (ondertong-speekselklier)• glandula submandibularis (onderkaak-
speekselklier
7
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 19
Slikken LG, fig. 7.7b, blz. 155
• Reflectoir wanneer voedsel of vocht achter in de mond komt gaat als volgt:– Eerst punt tong ↑ harde verhemelte – Rest tong waardoor voedsel ->– Weke verhemelte met huig ↑ neusholte dicht– Door beweging tong strottenklepje ↓ en -> dus
voorliggende luchtpijp dicht– Dan peristaltiek keelholte verder transport
Verslikken is te laat sluiten strottenklepje
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 20
Luchtweg kruising met voedselweg
A = bij inademen B = bij slikken C = bij verslikken1 = neusholte 2 = huig 3 = tong4 = strotklepje 5 = wervelkolom 6 = luchtpijp 7 = slokdarm 8 = voedselbrok 9 = voedsel in ‘verkeerde’ keelgat
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 21
Keelholte en slokdarm• farynx (keelholte) is holte/buis achter neus
en mondholte gaat over in slokdarm• nasofarynx (neus-keelholte) achter
neusholte tot einde huig• orofarynx (mond-keelholte) achter de
mondholte tot strotklepje • laryngofarynx (strottenhoofd-keelholte)
achter de opening naar het strottenhoofd• Slokdarm begint dus feitenlijk na luchtpijp
8
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 22
Farynx (keelholte)• Veel spieren i.v.m. peristaltiek, slikken,
spreken, zingen, blazen, enz.• slijmvlies uit meerlagig plaveiselepitheel en
zeer veel slijmkliertjes, beschermende slijmlaag
• tonsillen of amandelen zijn gelegen zowel in gehemeltebogen als in de tong (tongtonsil) alsook neusamandel (farynxtonsil) =lymfatische weefsel t.b.v. afweer
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 23
Oesophagus (slokdarm)• 25-30 cm lange gespierde buis.• Verbind keelholte met de maag• ligt achter luchtpijp en voor wervelkolom• passeert diafragma (middenrif)• mondt 3 cm onder diafragma in de maag uit• 4 vernauwingen, net achter strottenhoofd,
kruising aorta, kruising hoofdbronchus, en passeren diafragma
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 24
Functies oesophagusPeristaltiek = voortbewegen voedsel naar maagwand bestaat uit: (nr, zie tekening volgende dia)
– slijmvlies (tunica mucosa) sterk geplooid (1,2)– bindweefsel (tela submucosa) bloedvaten en zenuwen (3,4)– twee spierlagen kring en lengte (tunica muscularis) (5,6)– laag bindweefsel (adventitia) verbinding met omliggende
weefsels
• Deels beïnvloedbaar bovenste deel willekeurig• Anti-peristaltiek is braken, mede door krachtige
samentrekking middenrif
9
ANZN 1e leerjaar - Les 6 - ©Matthieu Berenbroek, 2000-2011 25
Opbouw en peristaltiek