Govert D. Geldof Geldof c.s., Tzum (NL) & DTU Lyngby (DK) ZMP Netwerk Utrecht, 18 juni 2010.
Lore GELDOF - Ghent University€¦ · weefselbestanddelen (anabolisme). Deze anabole eigenschappen...
Transcript of Lore GELDOF - Ghent University€¦ · weefselbestanddelen (anabolisme). Deze anabole eigenschappen...
Detectie van methandiënon in urine
door middel van GC- triple
quadrupool MS
Lore GELDOF
Verhandeling ingediend tot
het verkrijgen van de graad van
Master in de Biomedische Wetenschappen
Promotor: Prof. Dr. Ir. Peter Van Eenoo
Vakgroep: Klinische biologie,
microbiologie en immunologie
Academiejaar 2010-2011
“De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor consultatie
beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk
ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder
met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te vermelden bij het
aanhalen van resultaten uit deze masterproef.”
Datum
(handtekening student) (handtekening promotor)
(Naam student) (Naam promotor)
Woord vooraf
Via deze weg wil ik nog een aantal personen bedanken die het mogelijk maakten om deze
masterproef tot stand te brengen. Het realiseren van een masterproef vraagt immers heel wat
motivatie en doorzetting. Ik wil deze personen dan ook alvast bedanken voor hun steun.
Vooreerst wil ik mijn promotor Prof. Dr. Ir. Peter Van Eenoo bedanken voor de kans die hij
mij gegeven heeft om mijn masterproef in het DoCoLab uit te voeren. Ik wil hem eveneens
bedanken voor het veelvuldig nalezen en corrigeren van mijn tekst en het opstellen van goede
deadlines.
Ik wil bovendien ook mijn begeleider Nik bedanken om mij op een enthousiaste manier met
raad en daad bij te staan. En eveneens voor de vele tijd die hij voor mij vrijgemaakt heeft.
Daarnaast heeft hij me veel bijgeleerd over de werking van de toestellen. Ik wil hem hierbij
ook bedanken voor al de hulp bij mijn praktisch werk.
Mijn ouders wil ik eveneens bedanken voor de mogelijkheid die ze me gaven om deze
opleiding te volgen. Ik wil hen en daarnaast ook mijn familie en vrienden bedanken voor de
steun en motivatie die ze me gegeven hebben.
Mijn medestudenten wil ik bedanken voor de praktische tips die ze me gaven bij het
neerschrijven van deze masterproef. Ik wil dan ook nog in het bijzonder de studenten in het
labo Annelies, Diedelinde en Danica bedanken voor de toffe momenten in het labo.
Ten slotte wil ik nog de medewerkers van het DoCoLab bedanken: Koen, Kris, Wim, Pieter
H., Pieter V.R., Leen, Lance, Simone, Jan, Fiona, Michaël, Dominique, Trui, Ann en Steven.
Ik wil hen bedanken voor de vele praktische hulp, de goede sfeer in het labo en om me de
nodige kennis omtrent het wielrennen bij te brengen.
Inhoudstafel
Samenvatting ............................................................................................................................ 1
1. Inleiding ................................................................................................................................. 2
1.1 Doping .............................................................................................................................. 2
1.2 Anabole androgene steroïden ........................................................................................... 3
1.3 Metabolisme van anabole androgene steroïden ................................................................ 4
1.3.1 Fase I metabolisme .................................................................................................... 5
1.3.2 Fase II metabolisme ................................................................................................... 6
1.4 Detectie van anabole androgene steroïden ....................................................................... 7
1.4.1 Chromatografie .......................................................................................................... 7
1.4.2 Injecteren van staal..................................................................................................... 8
1.4.3 Gaschromatografische scheiding ............................................................................... 8
1.4.4 Interface ..................................................................................................................... 9
1.4.5 Massaspectrometrie .................................................................................................... 9
1.5 Methodevalidatie ............................................................................................................ 12
1.6 Probleemstelling ............................................................................................................. 13
1.7 Methandiënon ................................................................................................................. 13
2. Materialen en methoden .................................................................................................... 16
2.1 Producten en reagentia .................................................................................................... 16
2.2 Instrumentatie ................................................................................................................. 16
2.3 Excretiestudie ................................................................................................................. 17
2.4 Staalvoorbereiding .......................................................................................................... 18
2.5 Methodevalidatie ............................................................................................................ 19
3. Resultaten ............................................................................................................................ 20
3.1 Analyse van referentiestandaarden ................................................................................. 20
3.1.1 Full scan spectra van referentiestandaarden van methandiënon en metabolieten .... 20
3.1.2 Production scan van de geselecteerde precursorionen ............................................. 21
3.1.3 Opstellen van MRM methode .................................................................................. 21
3.1.4 Opstellen van SIM methode ..................................................................................... 22
3.2 Analyse van excretie-urines ............................................................................................ 23
3.2.1 Full scan spectra van excretie-urines ....................................................................... 23
3.2.2 Opstellen MRM methode voor eventuele metabolieten van methandiënon en
controleparameters ............................................................................................................ 25
3.2.3 Controle van de opgestelde MRM methode aan de hand van positieve en negatieve
urines ................................................................................................................................. 28
3.2.4 Toepassen van de opgestelde MRM methode op de excretie-urines van 0-12 u ..... 30
3.2.5 Opstellen SIM methode voor metabolieten van methandiënon en
controleparameters ............................................................................................................ 35
3.2.6 Toepassen van de opgestelde SIM methode op excretie-urines van 0-12 u ............ 35
3.2.7 Toepassen van de opgestelde MRM methode op excretie-urines vanaf 30 u .......... 36
3.2.8 Toepassen van de opgestelde SIM methode op excretie-urines vanaf 30 u............. 40
3.2.9 Vergelijking van detectietijden tussen de SIM en MRM methode .......................... 41
3.3 Methodevalidatie ............................................................................................................ 44
3.3.1 Herhaalbaarheid en bias ........................................................................................... 44
4. Bespreking ........................................................................................................................... 46
4.1 MRM methode toegepast op excretie-urines tot 12 u ..................................................... 46
4.2 MRM methode toegepast op de excretie-urines vanaf 30 u ........................................... 47
4.3 Vergelijken van de MRM en SIM methode ................................................................... 48
4.4 Methodevalidatie ............................................................................................................ 48
5. Algemeen besluit ................................................................................................................. 49
6. Referenties ........................................................................................................................... 50
Afkortingenlijst
AAS Anabole Androgene Steroïden
amu atomic mass unit
CID Collision Induced Dissociation
DHT 5α-dihydrotestosteron
DHEA dehydroepiandrosteron
DoCoLab DopingControleLaboratorium UGent
EI Elektron Ionisatie
EIC Extracted Ion Chromatogram
GC Gas Chromatografie
HDL High Density Lipoprotein
IS Interne Standaard
LC Vloeistof Chromatografie
LDL Low Density Lipoprotein
LLE Vloeistof-Vloeistof Extractie
LOD Limit Of Detection
LOQ Limit Of Quantification
M+
Moleculair Ion
MPS MultiPurpose Sampler
MRM Multiple Reaction Monitoring
MRPL Minimum Required Performance Limit
MS Massaspectrometrie
MSTFA N-Methyl-N-TrimethylsilylTrifluoroAcetamide
m/z Massa/ladingsverhouding
PTV Programmed Temperature Vaporisation
Q Quadrupool
QC Kwaliteitscontrole
RRT Relatieve RetentieTijd
RSD Residuele StandaardDeviatie
RT RetentieTijd
SD StandaardDeviatie
SIM Selected Ion Monitoring
SRM Single Reaction Monitoring
TMS TriMethylSilyl
u uur
WADA Wereld AntiDoping Agentschap
(rekenkundig) gemiddelde
Samenvatting
Anabole androgene steroïden worden vaak misbruikt door sporters om hun prestaties te
verbeteren. Om de fairplay te bevorderen is het gebruik van deze anabole steroïden verboden
en werden ze op de dopinglijst van het Wereld Anti-Doping Agentschap geplaatst. Detectie
van deze steroïden in urine van atleten gebeurt vaak aan de hand van gaschromatografie
gekoppeld aan massaspectrometrie. Recent werd er een triple quadrupool massaspectrometer
ontwikkeld voor gaschromatografie. Dit type massaspectrometer maakt het mogelijk om
‘single reaction monitoring’ (SRM) uit te voeren, wat een grotere selectiviteit met zich
meebrengt dan de nu vaak toegepaste ‘single ion monitoring’ (SIM). Hierdoor is het mogelijk
om de detectielimiet te gaan verlagen, wat er op zijn beurt voor zorgt dat het misbruik van de
anabole androgene steroïden langer opspoorbaar blijft.
In deze masterproef is het de bedoeling om een ‘single reaction monitoring’ methode te gaan
ontwikkelen voor de detectie van methandiënon in urine. Methandiënon is immers één van de
meest gedetecteerde exogene anabole steroïden en daarenboven is het metabolisme van dit
steroïd reeds goed gekend. Om deze methode te kunnen ontwikkelen werd er gebruik gemaakt
van excretie-urines, gecollecteerd na inname van methandiënon. De methode werd
ontwikkeld voor reeds goed gekende metabolieten van methandiënon, maar daarnaast werd
eveneens op zoek gegaan naar nog onbekende metabolieten. Zo werd er gezocht naar
metabolieten die een langere detectietijd toelaten. Zowel de vrije fractie (ongecojugeerde
steroïden) als de totale fractie van de steroïden werd bestudeerd. Er werd eveneens een ‘single
ion monitoring’ methode opgesteld om de detectielimieten en detectietijden van beide
methodes met elkaar te kunnen vergelijken.
Uiteindelijk werd er een methode ontwikkeld voor de detectie van methandiënon, 6β-
hydroxymethandiënon, 17-epimethandiënon, epimethendiol, de mogelijke metabolieten M1
tot en met M9 en de eventuele metabolieten V1 tot en met V16. Van de mogelijk metabolieten
bleven er na controle uiteindelijk maar 8 metabolieten over (M3, M4, M7, V3, V4, V8, V12
en V16). Voor alle steroïden bleek de SRM methode de beste detectielimiet en de langste
detectietijden toe te laten.
Gebruik van de triple quadrupool massaspectrometer brengt dus zeker voordelen met zich
mee om het misbruik van methandiënon langer opspoorbaar te maken. Verder onderzoek zal
nog nodig zijn om deze ‘nieuwe’ metabolieten verder te bestuderen en hun structuur te
ontrafelen. Op basis van de resultaten van methandiënon lijkt het gebruik van SRM voor
andere steroïden veelbelovend om de detectie van hun misbruik te verbeteren.
1. Inleiding
1.1 Doping
Atleten wensen telkens hun beste prestatie neer te zetten. Om hun prestaties te bevorderen
wordt er soms misbruik gemaakt van doping. De anabole androgene steroïden (AAS) zijn de
vaakst gebruikte dopeermiddelen [1]. In 1999 werd het Wereld Anti-Doping Agentschap
(WADA) opgericht om doping in de sport te bestrijden. Het bestrijden van doping heeft als
doel om de fairplay in stand te houden en om de gezondheid van de atleet te beschermen. Het
WADA stelt elk jaar een dopinglijst op met verboden middelen en verboden methoden. De
verboden middelen worden onderverdeeld in tien klassen:
S0. Niet goedgekeurde middelen
S1. Anabole middelen
S2. Peptide hormonen, groeifactoren en verwante stoffen
S3. Bèta-2 agonisten
S4. Hormoon-antagonisten en modulatoren
S5. Diuretica en andere maskerende middelen
S6. Stimulantia
S7. Narcotica
S8. Cannabinoïden
S9. Glucocorticosteroïden
Er wordt eveneens een onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten competitie. Zo zijn de
klassen S6 tot S9 enkel verboden tijdens de competitie terwijl de overige zowel binnen als
buiten wedstrijdverband verboden zijn. De S0 klasse werd slechts in 2011 toegevoegd aan de
verboden lijst. De anabole androgene steroïden behoren tot de anabole middelen en zitten dus
vervat in de S1 klasse [2].
Om misbruik van verboden substanties of methoden op te kunnen sporen zijn er 35
geaccrediteerde dopingcontrolelaboratoria. Het DoCoLab of Dopingcontrolelaboratorium van
de UGent is er hier één van. Naast het uitvoeren van dopingcontroles spelen ze ook een
belangrijke rol in het onderzoek naar nieuwe methoden om doping te detecteren [3].
1.2 Anabole androgene steroïden
Anabole androgene steroïden worden ingedeeld in twee klassen: de endogene en de exogene
steroïden. Testosteron, 5α-dihydrotestosteron (DHT), dehydroepiandrosteron (DHEA),
androsteendion en androsteendiol zijn belangrijke endogene steroïden. De exogene steroïden
zijn deze AAS die van nature niet in het lichaam voorkomen. Voorbeelden van exogene
steroïden zijn nandrolon, methandiënon, stanozolol en mesterolon [4].
De basisstructuur van de steroïden is het perhydrocyclopentaanfenanthreen ringsysteem. Dit
systeem bestaat uit vier ringen: de A-, B-, C- en D-ring. De zijketens op dit ringsysteem
kunnen zich ofwel onder het vlak of boven het vlak bevinden. Deze posities van de zijketens
worden dan respectievelijk de α- en de β-positie genoemd [5]. Het typevoorbeeld van de AAS
is het endogene steroïd testosteron. Testosteron heeft het typische androstaanskelet met een
methylgroep op het tiende en dertiende koolstofatoom (Figuur 1) [6].
Zoals de naam het doet vermoeden hebben de AAS zowel anabole als androgene
eigenschappen. De steroïden stimuleren de stofwisseling en de opbouw van
weefselbestanddelen (anabolisme). Deze anabole eigenschappen zorgen voor een toename
van de spiermassa. Het viriliserende of vermannelijkende effect is toe te schrijven aan de
androgene functies van het hormoon. Het is dus vooral omwille van deze anabole
eigenschappen dat steroïden vaak misbruikt worden door sporters. Door synthetische
analogen aan te maken werd geprobeerd om de anabole effecten van testosteron te verbeteren
en te scheiden van zijn ongewenste androgene effecten. De anabole-androgene dissociatie is
meestal het resultaat van modificaties ter hoogte van de A-ring van testosteron of DHT.
Oraal ingenomen anabole steroïden worden sterk afgebroken door het ‘first-pass’
metabolisme in de lever. Om oraal actieve AAS te bekomen werden er modificaties
uitgevoerd om dit metabolisme te kunnen omzeilen. Deze steroïden worden gekenmerkt door
O
O H
2
3 4
18
19
7
8 9
11 12
15 14
16
17
10
6
13
1
5 A B
C D
Figuur 1. Structuurformule van het belangrijkste endogene steroïd testosteron
met nummering en benaming van het koolstofskelet.
een 17 α-alkyl substituent die het hepatische metabolisme van de 17β-hydroxyl groep sterisch
hinderen. Methandiënon en stanozolol zijn voorbeelden van oraal actieve steroïden met een
17α-methyl groep [4]. Daarnaast kunnen de steroïden eveneens parenteraal toegediend
worden via intramusculaire injectie of via een transdermale patch. Bij een intramusculaire
injectie wordt er een veresterde vorm van de steroïden toegediend. Door hydrolyse worden de
steroïden geleidelijk op de plaats van injectie vrijgesteld. Via een transdermale patch worden
de steroïden eveneens geleidelijk afgegeven en gaan ze via de huid naar de bloedbaan [6].
Gebruik van de anabole androgene steroïden heeft echter heel wat nevenwerkingen. Zo kan
het toedienen van hoge dosissen of het langdurig gebruik van oraal actieve AAS aanleiding
geven tot leverdysfuncties. Een aantal algemene nevenwerkingen zijn acne, toegenomen
agressiviteit en veranderingen in libido. Daarnaast is er een verhoogd risico op hart- en
vaataandoeningen door een stijging van het LDL-cholesterol en daling van het HDL-
cholesterol. Bij vrouwen kan bovendien de menstruele cyclus verstoord worden en kunnen er
mannelijke kenmerken tot expressie komen. Mannen kunnen impotentie, vergroting van de
prostaat of prostaatkanker en gynaecomastie verkrijgen [4].
Het steroïd dat in deze masterproef verder zal bestudeerd worden is methandiënon (Figuur 2).
Figuur 2. Structuurformule van het exogene steroïd methandiënon.
1.3 Metabolisme van anabole androgene steroïden
Zowel exogene als endogene steroïden worden meestal sterk gemetaboliseerd, met excretie
van slechts kleine hoeveelheden van het oorspronkelijke steroïd in de urine. In het geval van
de exogene steroïden is het bovendien zo dat de toegediende steroïden zelf meestal maar voor
een korte periode na toediening opspoorbaar zijn. Om deze redenen gebeurt de detectie van de
steroïden zelf slechts in beperkte mate. Detectie van AAS aan de hand van hun metabolieten
laat langere detectie van het misbruik toe. Hiervoor is het dus belangrijk dat het metabolisme
gekend is en dat de structuur van de metabolieten achterhaald wordt. Om het metabolisme te
bepalen kunnen er excretiestudies uitgevoerd worden bij de mens waarbij een AAS wordt
toegediend en de urine op regelmatige tijdstippen wordt gecollecteerd.
OH
O
CH3
Het is echter wel zo dat niet alle AAS aanleiding geven tot unieke metabolieten, soms zijn er
gemeenschappelijke metabolisatie pathways [4;5].
Het metabolisme van de anabole steroïden kan onderverdeeld worden in twee fasen: het fase I
en het fase II metabolisme. In de fase I reacties wordt voornamelijk de basisstructuur van de
steroïden veranderd. De AAS ondergaan enzymatisch gekatalyseerde reacties met als doel ze
meer polair te maken, te inactiveren en hun eliminatie te vergemakkelijken. Fase I
metabolisme vindt voornamelijk plaats in de lever. Fase II metabolisme zorgt voor conjugatie
van de steroïden met endogene molecules zoals sulfaat of glucuronzuur. Deze
conjugatiereactie maakt ze zo meer polair waardoor hun renale excretie bevorderd wordt [5].
1.3.1 Fase I metabolisme
De enzymatische reacties die in deze eerste fase plaatsvinden zijn oxidaties, reducties en
hydroxylaties. In Tabel 1 wordt per ring de fase I reacties vermeld. Naast de reacties in de
tabel kan ook hydroxylatie optreden ter hoogte van het 18e (en 19
e) koolstofatoom.
5α- en 5β-reductie ter hoogte van de A-ring is de snelheidsbepalende stap in de 3-keto-4-een
steroïden zoals testosteron. De enzymen die deze reacties katalyseren, 5α-reductase en 5β-
reductase, zijn voornamelijk in de lever gelokaliseerd. De verhouding van de 5α- en 5β-
isomeren is afhankelijk van de structuur van het steroïd. Zo zullen 3-keto-androsta-1,4-dien
structuren, zoals methandiënon, niet gemetaboliseerd worden tot 5α-isomeren.
De reductie van de koolstof-4,5 dubbele binding is irreversibel en wordt gevolgd door 3α- en
3β-hydroxy-reductie. Deze reductie treedt snel op bij het 5α-isomeer en wordt gekatalyseerd
door het 3α-hydroxysteroïd dehydrogenase of 3β-hydroxysteroïd dehydrogenase. 3-keto
reductie van een 5β-steroïd, zoals in het geval van methandiënon heeft enkel aanleiding tot de
3α-hydroxy structuur.
Ter hoogte van de D-ring is de 17-oxidatie een belangrijke metabolisatieweg voor AAS met
een secundaire 17β-hydroxy groep, zoals testosteron. Deze 17-keto metabolieten worden
gevormd met behulp van het 17β-hydroxysteroïd dehydrogenase. Ditzelfde enzyme kan
eveneens de 17-keto groep terug in de 17β-hydroxy groep omzetten. Bij de oraal actieve
steroïden met een 17α-alkyl groep wordt de 17-oxidatie van de 17β-hydroxyl groep
verhinderd [5].
Tabel 1. Fase I metabolisme ter hoogte van de vier ringen van de anabole steroïden [5].
A-ring B-ring C-ring D-ring
5α- en 5β-reductie 6β-hydroxylatie 12-hydroxylatie 17-oxidatie van 17β-
hydroxy groep
3α- en 3β-hydroxy-
reductie 6,7-dehydrogenatie
17β-hydroxylatie van
17-keto steroïden
1,2-hydrogenatie 17α-hydroxylatie van
17-keto steroïden
1,2-dehydrogenatie 16α- en 16β-
hydroxylatie
verder metabolisme
van A-ring
gemodificeerde AAS
16-oxidatie
17-epimerisatie
verder D-ring
metabolisme
1.3.2 Fase II metabolisme
De conjugatiereacties in deze tweede fase worden eveneens enzymatisch gecontroleerd. Het
fase I metabolisme wordt niet noodzakelijk opgevolgd door fase II. Er kan dus een
onderscheid gemaakt worden tussen geconjugeerde en ongeconjugeerde metabolieten. De
belangrijkste fase II reacties worden in Tabel 2 weergegeven [5].
Tabel 2. Fase II metabolisme ter hoogte van de A- en D-ring van de anabole steroïden [5].
A-ring D-ring
sulfatatie van 3β-hydroxy groep glucuronidatie van secundaire 17β-hydroxy groep
glucuronidatie van 3α-hydroxygroep glucuronidatie van tertiaire 17β-hydroxy groep in 17β-
hydroxy-17α-methyl steroïden
sulfatatie van secundaire 17β-hydroxy groep
sulfatatie van 17β-hydroxy groep in 17β-hydroxy-17α-
methyl steroïden en 17-epimerisatie
1.4 Detectie van anabole androgene steroïden
De matrix die wordt gekozen voor de detectie van anabole steroïden bij atleten is urine.
Afname van urine is immers minder invasief ten opzichte van bloedafname. Bovendien
komen de AAS en hun metabolieten in een hogere concentratie voor in urine dan in bloed [4].
Het misbruik van AAS wordt gecontroleerd door de detectie van de AAS zelf, indien deze in
de urine geëxcreteerd worden, en van hun metabolieten [5]. Voor de detectie van de endogene
AAS is er een kwantitatieve bepaling nodig, aangezien ze van nature al in het lichaam
voorkomen. Dit in tegenstelling tot de exogene steroïden waar een kwalitatieve analyse al
voldoende is. De aanwezigheid van exogene steroïden levert immers direct een bewijs van
misbruik op. De detectie van de AAS gebeurt vaak aan de hand van gaschromatografie
gevolgd door massaspectrometrie (GC-MS) [3;4]. Daarnaast is er eveneens detectie mogelijk
met behulp van vloeistofchromatografie-massaspectrometrie (LC-MS). LC-MS wint aan
aandeel aangezien het geen derivatisatie vereist en dus snellere staalvoorbereiding toelaat
[7;8]. LC-MS kan complementaire informatie geven, voornamelijk in het geval van thermisch
labiele AAS, zoals trenbolon. GC-MS wordt dan weer bij voorkeur toegepast bij
componenten die moeilijker te ioniseren zijn met de zachtere ionisatietechnieken gebruikt bij
LC-MS, bijvoorbeeld in het geval van androstaandiol [8].
1.4.1 Chromatografie
Chromatografie wordt vaak gebruikt voor de scheiding van oplossingen in zijn verschillende
componenten. De oplossing wordt via de mobiele fase over de stationaire fase geleid. De
componenten gaan zich verdelen over de twee fasen. De scheiding berust op een verschil in
interactie met de stationaire fase, waardoor de componenten vertraagd worden (retentie). Zo
elueren de componenten bij een verschillende retentietijd (RT). Bij gaschromatografie is deze
mobiele fase een gas, het draaggas. De stationaire fase is vloeibaar of vast en is gecoat als dun
laagje aan de binnenzijde van een capillaire kolom van fused silica (SiO2) [6;9]. De
belangrijkste onderdelen van de gaschromatograaf zijn weergegeven in Figuur 3.
Om de chromatografische eigenschappen van de steroïden te verbeteren worden de AAS
gederivatiseerd met trimethylsilyl (TMS). Door deze derivatisatie worden de stoffen
vluchtiger en thermisch stabieler [4;10].
1.4.2 Injecteren van staal
De monstercapaciteit van capillaire kolommen is zeer klein. Overbelading kan dus snel
optreden. Daarom kan er gebruik gemaakt worden van verschillende injectors: split, splitless
of ‘Programmed Temperature Vaporisation’ (PTV).
In het geval van de split/splitless injector wordt het staal in een liner in een warme
verdampingskamer gebracht zodat het staal verdampt. In de splitless modus wordt de ganse
hoeveelheid naar de kolom geleid. Bij een split injectie gaat slechts een klein deel van het
staal naar de kolom. De hoeveelheid die opgespoten wordt, wordt bepaald door de
splitverhouding.
In een PTV injector wordt de temperatuur van de liner via een temperatuurprogramma
gereguleerd waardoor er grotere volumes staal opgespoten kunnen worden. De verdamping
van het staal gebeurt immers meer geleidelijk. Het solvent heeft het laagste kookpunt en zal
dus het eerst naar de kolom geleid worden of kan via een splitopening de liner verlaten
(‘solvent vent’) [6;9].
Figuur 3. Opstelling van de gaschromatograaf [6].
1.4.3 Gaschromatografische scheiding
De TMS-derivaten van AAS scheiden goed op een fused-silica capillaire kolom met cross-
linked methylsilicone (zie Figuur 4) als de stationaire fase. De mobiele fase is helium (He),
waterstof (H2) of stikstof (N2). De oven is meestal ingesteld op een bepaald
temperatuurprogramma om een optimale scheiding te verkrijgen en de analysetijd zo kort
mogelijk te houden. De gasflow van het draaggas bepaalt eveneens de mate van scheiding en
de analysetijd. Aangezien de gebruikte kolom van de GC zeer apolair is, is het belangrijk dat
de glucuronide-groepen, die polair zijn, van de geconjugeerde steroïden vooraf verwijderd
worden.
De detector die hier gebruikt zal worden is de triple quadrupool massaspectrometer [4].
Figuur 4. Structuur van de stationaire fase, dimethylpolysiloxaan [11].
1.4.4 Interface
Er is een interface nodig tussen de gaschromatograaf en de massaspectrometer indien de
gasflow hoger is dan de massaspectrometer kan verwerken. Op deze manier kan het
drukverschil overbrugd worden [10].
Bij het gebruik van fused silica capillaire kolommen is een directe koppeling mogelijk. Deze
koppeling gebeurd door middel van een transferline die verwarmd wordt. Aangezien de
oplosmiddelpiek leidt tot een grote druktoename in de ionenbron is het noodzakelijk om de
ionenbron uit te schakelen tijdens de elutie van het oplosmiddel (‘solvent delay’). Op deze
manier wordt het filament van de ionenbron beschermd [10].
1.4.5 Massaspectrometrie
Massaspectrometrie is gebaseerd op het scheiden van ionen volgens hun
massa/ladingsverhouding (m/z) [10]. De belangrijkste componenten van de
massaspectrometer worden weergegeven in Figuur 5.
Figuur 5. Hoofdcomponenten van een massaspectrometer [6].
Een eerste belangrijk onderdeel van de massaspectrometer (Figuur 5) is de ionenbron. In deze
ionenbron worden componenten vanuit de gasfase geïoniseerd en verkrijgen ze dus een
lading. De massaspectrometer werkt onder vacuüm om er voor te zorgen dat geïoniseerde
moleculen niet met resterende gasmoleculen kunnen botsen. Dit zorgt er bovendien voor dat
het filament niet doorbrandt [6]. Voor het ioniseren van anabole steroïden wordt er vaak
gebruik gemaakt van elektron ionisatie (EI) [8]. Bij EI worden de moleculen gebombardeerd
met elektronen. Op deze manier wordt er een elektron bij de molecule verwijderd en worden
er positief geladen ionen bekomen. Naast de ionisatie treedt er eveneens fragmentatie op.
Deze fragmentatie zorgt ervoor dat er bijkomend extra structuurinformatie over de te
analyseren verbinding bekomen wordt [10].
Naast de ionenbron is er een massa-analysator die zorgt voor de scheiding van de ionen door
middel van een elektromagnetisch veld. De quadrupool analysator (Figuur 6) bestaat uit vier
evenwijdige geplaatste staafvormige elektroden. Elk paar tegenoverliggende staven wordt
gevoed door een gelijkspanningscomponent, VDC, en een radiofrequente
wisselspanningscomponent, VRF. Door deze VDC en VRF ontstaat er een elektrostatisch veld
binnen de quadrupool massafilter. Door dit elektrisch veld ondergaan de ionen oscillerende
bewegingen. Enkel de componenten, zoals in Figuur 6, met een stabiele oscillerende
beweging bereiken de detector [6;10].
Figuur 6. Een single quadrupool massaspectrometer [12].
De triple quadrupool massaspectrometer bestaat uit 3 quadrupolen die naast elkaar geplaatst
zijn (Figuur 7). De eerste analysator (Q1) wordt gebruikt voor de selectie van precursorionen
met een bepaalde m/z. Q2 doet dienst als ‘collisie cell’, waarbij de geselecteerde ionen
worden gefragmenteerd door botsing met het collisiegas. Deze fragmentatie noemt men
‘collision induced dissociation’ (CID). Het collisiegas kan argon (Ar), stikstofgas (N2) of
helium zijn. De derde quadrupool (Q3) is terug een massa-analysator die enkel de
geselecteerde fragmentionen of productionen doorlaat voor detectie. Deze selectie van
precursor- en production wordt ‘single reaction monitoring’ (SRM) genoemd [6].
Figuur 7. Een triple quadrupool massaspectrometer [13].
Voor de analyse van de anabole androgene steroïden met behulp van massaspectrometrie
(Figuur 8) kan er gekozen worden voor het opnemen van volledige spectra (‘full scan mode’)
of voor ‘selected ion monitoring’ (SIM). Bij SIM wordt de eerste analysator ingesteld op één
of enkele ionen die een hoge specificiteit hebben voor de te analyseren verbinding terwijl bij
de volledige spectra alle ionen tussen een bepaald massabereik afgescand worden. [10]. Bij
het uitvoeren van tandem massaspectrometrie, bijvoorbeeld met een triple quadrupool
massaspectrometer, kan er eveneens gebruik gemaakt worden van ‘single reaction
monitoring’. Bij SRM wordt een bepaalde transitie (precursorion en production) gedetecteerd
die specifiek is voor de te identificeren component. Door de mogelijkheid om SRM analysen
te kunnen uitvoeren, kan een grotere selectiviteit en specificiteit bekomen worden met de
triple quadrupool massaspectrometer. Er kan eveneens een ‘multiple reaction monitoring’
(MRM) methode toegepast worden. In dit geval worden er meerdere transities per component
gedetecteerd. Een bijkomende mogelijkheid met de triple quadrupool MS is de ‘production
scan’. Bij de ‘production scan’ wordt een geselecteerd precursorion gedissocieerd en worden
alle bekomen productionen gescand. Door het toepassen van deze ‘production scan’ kunnen er
gemakkelijker transities voor een bepaalde component opgesteld worden [6].
Figuur 8. De verschillende analysemethoden die met de triple quadrupool MS toegepast kunnen worden.
Ten slotte worden de ionen gedetecteerd aan de hand van elektron multipliers. De werking
ervan is gebaseerd op het principe van secundaire elektronen-emissie. De ionen komen op een
metaaloppervlak terecht waardoor er elektronen vrijkomen. Deze elektronen vallen op hun
beurt op een tweede oppervlak en maken terug elektronen vrij. Dit wordt verschillende keren
herhaald om zo het signaal te kunnen versterken [10].
1.5 Methodevalidatie
Het is belangrijk om na het ontwikkelen van een methode deze te gaan valideren. Op deze
manier kan er gecontroleerd worden of de methode wel geschikt is voor zijn doel en of deze
voldoende betrouwbaar is [14].
Om een kwalitatieve methode te gaan valideren is het belangrijk om de selectiviteit,
specificiteit en de aantoonbaarheidsgrens of de ‘Limit of Detection’ (LOD) te gaan bepalen.
De selectiviteit is de mate waarin een methode het onderscheid kan maken tussen de analyt en
de achtergrond of interferenties. De eigenschap van een methode om enkel en alleen de analyt
te meten is de specificiteit. Om de selectiviteit en specificiteit te kunnen testen, worden er
minimum 10 blanco stalen en minimum 10 blanco stalen aangerijkt met mogelijke
interfererende stoffen geanalyseerd [14].
De LOD is de laagste concentratie die met een zekere statistische zekerheid kan worden
gemeten. Om de LOD te gaan bepalen worden er stalen gespiked met verschillende
concentraties van het steroïd. De LOD is dan de laagste concentratie waarbij de signaal tot
ruis verhouding (S/N) minimum gelijk is aan drie. Het is belangrijk dat deze LOD lager is dan
de ‘Minimum Required Performance Limit’ (MRPL). De MRPL is de concentratie die
laboratoria routinematig moeten kunnen detecteren [14]. WADA legt de MRPL vast op 10
ng/ml voor de anabole steroïden. Voor enkele metabolieten van de steroïden methandiënon,
stanozolol en 17α-methyltestosteron is deze limiet zelfs 2 ng/ml. Voor methandiënon moet
een MRPL gehaald worden van 2 ng/ml voor de metaboliet epimethendiol [15].
Bij de validatie van kwantitieve methodes moet eveneens de bepaalbaarheidsgrens of ‘Limit
of Quantification’ (LOQ) bepaald worden. De LOQ is de laagste concentratie aan een analyt
die bepaald kan worden met een aanvaardbaar niveau van precisie (herhaalbaarheid) en
juistheid (bias).
1.6 Probleemstelling
Een nadeel van het gebruik van SIM is dat het aanleiding kan geven tot misidentificatie als
dezelfde ionen ook bij een andere verbinding voorkomen. Om deze reden er gekozen worden
voor tandem MS (MS/MS). Door de hogere selectiviteit en specificiteit van de SRM methode
kunnen immers de interferenties en achtergrond gereduceerd worden. Er is immers een
kleinere kans dat de interfererende component aanleiding zal geven tot hetzelfde production
[10]. Dit heeft eveneens tot gevolg dat lagere concentraties kunnen gedetecteerd worden en
dus een lagere detectielimiet verkregen wordt.
Recent werd er een triple quadrupool massaspectrometer ontwikkeld die gekoppeld kan
worden aan een gaschromatograaf. Dit type massaspectrometer werd reeds gebruikt in
combinatie met vloeistofchromatografie. Er zijn nog geen studies gebeurd met de GC
gekoppeld aan een triple quadrupool massaspectrometer omtrent de detectie van anabole
steroïden. Het is bij deze masterproef dan ook de bedoeling om een SRM methode met behulp
van de triple quadrupool massaspectrometer gekoppeld aan een gaschromotograaf te gaan
ontwikkelen. De methode zal ontwikkeld worden voor het steroïd methandiënon aan de hand
van excretie-urines. Het is hierbij de bedoeling om naast de reeds gekende metabolieten in de
literatuur ook op zoek te gaan naar eventueel nieuwe metabolieten. Zowel de vrije fractie
(ongecojugeerde steroïden) als de totale fractie van de steroïden zal bestudeerd worden.
Daarnaast zal er eveneens een SIM methode opgesteld worden, zodat de detectietijden van de
metabolieten tussen de SIM en SRM methode vergeleken kunnen worden.
1.7 Methandiënon
Methandiënon (17α-methyl-17β-hydroxyandrosta-1,4-dien-3-on) of misschien beter gekend
onder zijn merknaam Dianabol is een exogeen anabool androgeen steroïd dat al sinds 1959 op
de markt is [16]. De structuurformule van methandiënon wordt weergegeven in Figuur 2 ( zie
pagina 4). Methandiënon heeft een moleculair gewicht van 300,44 Dalton. Na derivatisatie
met TMS wordt een moleculair ion bekomen met een m/z van 444 (300 + (2 x 72)).
Methandiënon is een exogeen steroïd met orale activiteit. Deze orale activiteit wordt bekomen
door de 17α-methyl substitutie. Dit heeft echter tot gevolg dat het bij orale inname schadelijk
is voor de lever.
In deze masterproef werd er voor methandiënon gekozen aangezien het één van de frequentst
gedetecteerde exogene anabole steroïden is. Zo werd dit steroïd in 2009 in 3,3% van de
positieve stalen voor anabole steroïden gedetecteerd [1]. Het metabolisme van methandiënon
werd bovendien al veelvuldig bestudeerd [7]. Op deze manier kon er een lijst met
metabolieten van methandiënon die reeds in de literatuur beschreven zijn, opgesteld worden
(zie Tabel 3).
Voor de detectie van de inname van methandiënon wordt er vaak gebruikt gemaakt van het
diagnostisch metaboliet 6β-hydroxymethandiënon [4]. 6β-hydroxymethandiënon is één van de
vroegst te detecteren metabolieten van methandiënon in urine na inname van dit steroïd. De
volgende steroïden worden ongeconjugeerd in de urine uitgescheiden: 17-epimethandiënon,
6β-hydroxymethandiënon, 6β-hydroxy-17epi-methandiënon en 17α,17β-dimethyl-18-
norandrosta-1,4,13-trien-3-on [16]. De metabolieten epimethendiol (17β-methyl-5β-androsta-
1-en-3α,17α-diol) en 18-normetenol (17α,17β-dimethyl-18-nor-5β-androsta-1,13-dien-3α-ol)
laten detectie van methandiënon op lange termijn toe. Beide metabolieten worden als
glucuronideconjugaten in de urine uitgescheiden. 17α-methyl-5β-androsta-3α,17β-diol is een
gemeenschappelijke metaboliet van de steroïden methandiënon, methandriol en
methyltestosteron [5].
Tabel 3. Lijst met metabolieten van methandiënon en de massa’s van de moleculaire ionen als TMS-enol-
TMS-ether derivaat.
Naam steroïd M
+
(Dalton) Referentie
Methandiënon (merknaam: Dianabol, Danabol)
= methandrostenolon
= 17α-methyl-17βhydroxyandrosta-1,4-dien-3-on
444 [7;17;18;19]
1 17-epimethandiënon
= 17β-methyl-17α-hydroxyandrosta-1,4-dien-3-on 444 [7;18]
2 6β-hydroxymethandiënon
= 17α-methyl-6β,17β-dihydroxyandrosta-1,4-dien-3-on 532 [7;18]
3 6β-hydroxy-17-epimethandiënon
= 17β-methyl-6β,17α-dihydroxyandrosta-1,4-dien-3-on 532 [7]
4 17α-methyl-17βhydroxyandrosta-1,4,6-trien-3-on 442 [7]
5 17α-hydroxymethyl-17β-methyl-18-norandrosta-1,4,13-
trien-3-on 442 [7]
6 17α-methyl-17β-hydroxy-5β-androsta-1-en-3-on 446 [7;18]
7 17β-hydroxymethyl-17α-methyl-18-norandrosta-1,4,13trien-
3-on 442 [7;17;18]
8 17α,17β-dimethyl-18-nor-5β-androsta-1,13-dien-3-on 356 [7]
9 17α,17β-dimethyl-18-norandrosta-1,4,13-trien-3-on 354 [7;18]
10 17α-methyl-5β-androsta-1-en-3α,17β-diol 448 [7]
11 Epimethendiol
= 17β-methyl-5β-androsta-1-en-3α,17α-diol 448 [7;18]
12 18-normetenol
= 17α,17β-dimethyl-18-nor-5β-androsta-1,13-dien-3α-ol 358 [7;18]
13 17α-methyl-5β-androsta-3α,17β-diol 450 [7;18]
14 17α-methyl-6β,16α,17β-trihydroxyandrosta-1,4-dien-3-on 620 [7]
15 17β-methyl-6β,16β,17α-trihydroxy-androsta-1,4-dien-3-on 620 [7]
16 17α-methyl-6β,16β,17β-trihydroxy-androsta-1,4,dien-3-on 620 [7]
17 17α-methyl-6β,12β,17β-trihdydroxy-androsta-1,4-dien-3-on 620 [7]
18 18-nor-epimethendiol
=17β-methyl-18-nor-5β-androsta-1-en-3α,17α-diol 433 [17]
19 6-en-epimethandiënon
= 17β-methyl-17α-hydroxyandrosta-1,4,6-trien-3-on 442 [7]
2. Materialen en methoden
2.1 Producten en reagentia
Referentiestandaarden voor methandiënon (17α-methyl-17β-hydroxyandrosta-1,4-dien-3on)
en de volgende metabolieten ervan: 6β-hydroxymethandiënon, 17-epimethandiënon en 17β-
methyl-5β-androsta-1-en-3α,17α-diol (epimethendiol) werden aangekocht bij het ‘National
Measurement Institute’ (Pymble, Australië). Als interne standaard (IS) wordt 17α-
methyltestosteron gebruikt dat bekomen werd via Organon (Oss, Nederland).
Het enzyme β-glucuronidase van Escherichia coli is afkomstig van Roche Diagnostics
(Mannheim, Duitsland). N-methyl-N-trimethylsilyltrifluoroacetamide (MSTFA) is afkomstig
van Karl Bucher (Waldstetten, Duitsland) en ethaanthiol komt van Acros (Geel, België).
Dinatriumwaterstoffosfaat dihydraat (Na2HPO4.2H2O) p.a., natriumdiwaterstoffosfaat
dihydraat (NaH2PO4.H2O) p.a., kaliumcarbonaat (K2CO3) p.a., natriumsulfaat (Na2SO4) p.a.
en natriumchloride (NaCl) p.a. en ammoniumiodide (NH4I) werden aangekocht bij Merck
(Darmstadt, Duitsland). Diethylether, methanol en natriumcarbonaat ( NaHCO3) p.a. komen
van Fisher Scientific (Loughborough, UK). Pentaan p.a. en acetonitrille (ACN) werden
aangekocht bij Biosolve (Valkenswaard, Nederland). Iso-octaan p.a. en ethaanthiol komen
van Acros (Geel, België).
De leverancier van de gassen gebruikt voor de GC-MS analyse, helium en stikstofgas, is Air
Liquide (Bornem, België).
2.2 Instrumentatie
De gebruikte gaschromatograaf is een Agilent 7890 GC (Agilent Technologies, Palo Alto,
USA) met een 12,5 m J&W Ultra 1 capillaire kolom van Agilent. De capillaire kolom heeft
een interne diameter van 200 µm en een film thickness van 0,11 µm. De stationaire fase van
de kolom bestaat uit ‘cross-linked’ dimethylsilicone of dimethylpolysiloxaan. Helium wordt
gebruikt als mobiele fase met een flow van 0,77 ml/min en een druk van 5,56 psi. De
massaspectrometer is een Agilent 7000A triple quadrupool MS. Het collisiegas in de
collisiecel is N2 (1,5 ml/min) en als quench gas wordt er helium (2,25 ml/min) gebruikt. De
GC gekoppeld aan de triple quadrupool MS is eveneens uitgerust met een MPS2 autosampler
en een PTV-injector van Gerstel (Mülheim en der Ruhr, Duitsland).
5 µl staal werd geïnjecteerd in de ‘solvent vent’ modus van de PTV-injector. Het volgende
temperatuurprogramma werd voor de PTV gebruikt: 35°C gedurende 0,20 min en dan met
12°C/min opwarmen tot 310°C. De ‘vent flow’ was 125 ml/min met een ‘vent’ druk van 9 psi
gedurende 0,2 min. Om injectie van dit grotere volume staal toe te laten, werd er gebruikt
gemaakt van een ‘baffled’ liner.
Het oventemperatuurprogramma was als volgt ingesteld: de initiële temperatuur was 60°C
gedurende 0,20 min (‘cold on column’). Via deze ‘cold on column’ techniek kan er een betere
scheiding van de componenten verkregen worden en worden er mooiere pieken bekomen,
aangezien de componenten terug gaan condenseren aan het begin van de kolom. Dit zorgt
eveneens voor dat de retentietijden van de componenten niet te veel verschuiven [20].
De temperatuur nam dan toe met 70°C/min tot 183°C vervolgens werd er opgewarmd met
5,1°C/min tot 220°C. Uiteindelijk werd er opgewarmd om tot de finale temperatuur van
310°C te komen met een snelheid van 50°C/min, deze temperatuur werd 1,8 min
aangehouden.
De transferline heeft een temperatuur van 310°C. De ‘solvent delay’ bedraagt 1,20 min. De
temperatuur van de ionenbron is ingesteld op 250 °C.
De totale run neemt telkens 12,81 min in beslag.
Bij het opnemen van full scan massaspectra (MS1 scan) wordt er gescand van de m/z waarden
40 tot 700 met een scantijd van 350 ms en met als grootte van de stappen 0,1 amu. Als MS
resolutie wordt er telkens voor ‘wide’ gekozen. Bij de opname van een production scan was
de collisie-energie telkens vastgelegd op 15 eV met een scantijd van 350 ms. De MS1 werd
ingesteld op het precursorion en de MS2 scande van een m/z van 40 tot een m/z van het
precursorion + 5.
2.3 Excretiestudie
De urinestalen die voor deze masterproef nodig zijn, werden afgenomen bij een excretiestudie
(UZ Gent, project B67020084191). De proefpersonen in deze studie waren gezonde mannen
met een leeftijd tussen de 21 en 60 jaar. Methandiënon werd aan één proefpersoon
toegediend, hiervoor moest er één capsule met dit steroïd ingenomen worden. De capsule
bevatte een dosis van 5 mg methandiënon. De urinestalen werden afgenomen op 0-2-4-6-9-
12-24-30-36-48-72-96 u en dan verder om de 24 u tot 14 dagen (336 u) na de orale toediening
van de anabole steroïden. Na afname werden de urinestalen in de diepvries (maximum -15°C)
bewaard ter afwachting van de analyse van de stalen.
2.4 Staalvoorbereiding
Er wordt 1 ml van de urinestalen overgebracht in een proefbuis. In het geval van de ‘full scan’
analyses werd er gebruik gemaakt van 5 ml urine. Bij elke reeks urinestalen zal er telkens ook
een systeem blanco (water), een blanco (negatief urinestaal) en een positieve controle
(steroïdvrije urine aangerijkt met referentiestandaarden van de bestudeerde steroïden)
geanalyseerd worden ter controle. Aan de stalen wordt er 50 µl 17α-methyltestosteron (IS)
toegevoegd. Vervolgens wordt er 1 ml fosfaatbuffer toegevoegd met een pH van 7,0.
Enzymatische hydrolyse van de glucuronide-groepen wordt uitgevoerd met 50 µl β-
glucuronidase (E. coli) gedurende 1,5 uur bij 56±5°C. Op deze manier kan de totale fractie
geanalyseerd worden. De totale fractie bevat dus zowel geconjugeerde als ongeconjugeerde
steroïden. Na de stalen te laten afkoelen tot kamertemperatuur wordt er 300 mg NaCl en 2 ml
vloeibare buffer NaHCO3/K2CO3 (2/1) met pH 9,5 toegevoegd. Vloeistof-vloeistof extractie
(LLE) wordt met 5 ml diethylether uitgevoerd door de buizen 20 minuten te laten rollen en
vervolgens te centrifugeren gedurende 5 minuten bij 2000-2800 toeren. Vervolgens wordt de
organische fractie afgenomen en in een kleine sovirelbuis overgebracht. Deze organische
fractie wordt gedroogd door toevoegen van 100 mg Na2SO4 en vervolgens drooggedampt
onder een stikstofstroom bij kamertemperatuur. Als de batch niet direct geanalyseerd kon
worden, werden de stalen na deze stap in de koelkast geplaatst. Voor de analyse werden de
residuen dan nog 10 min extra gedroogd bij 80±5°C. Er wordt 20 µl acetonitrille aan de
gedroogde residuen toegevoegd. Ten slotte worden de AAS gederivatiseerd met 50 µl N-
methyl-N-trimethylsilyltrifluoroacetamide (MSTFA) en in een tweede stap met 50 µl van een
trimethylsilyl (TMS) -derivatiseringsoplossing. De TMS-derivatiseringsoplossing bevat
MSTFA, ammoniumiodide (NH4I) en ethaanthiol (500:4:2). De derivatistering gebeurt in
twee stappen waarbij de stalen telkens 30 minuten in de oven bij 80±5°C geplaatst worden
[21]. Om te verhinderen dat MSTFA in het toestel terechtkomt, wordt er na de derivatisatie
nog een tegenextractie, die in het DoCoLab opgesteld is, uitgevoerd. Op deze manier moet de
liner minder snel vervangen worden. Dit zorgt er bovendien voor dat de derivatisatie langer
stabiel is. Voor deze tegenextractie wordt er 125 µl gedestilleerd water en 500 µl
pentaan/isoctaan (4/1) toegevoegd. De stalen worden goed gevortexd en de bovenste
organische fase wordt in een vial overgebracht. Via de MPS2 autosampler wordt er
vervolgens 5 µl uit de vials op de gaschromatograaf opgespoten.
Om de vrije fractie (ongeconjugeerde steroïden) te kunnen analyseren wordt na het toevoegen
van de IS meteen overgegaan naar de LLE, zonder de enzymatische hydrolyse uit te voeren.
Vervolgens worden de zelfde stappen voor de staalvoorbereiding gevolgd zoals hierboven
beschreven.
Indien er zuivere referentiestandaarden (opgelost in methanol) geanalyseerd worden, worden
deze meteen drooggedampt onder een stikstofstroom en worden vervolgens dezelfde stappen
gevolgd als hierboven beschreven.
2.5 Methodevalidatie
Na het ontwikkelen van de kwalitatieve methode werd de methode eveneens gevalideerd. De
validatie gebeurde aan de hand van een batch met 10 positieve urinestalen en een batch van
10 negatieve urinestalen.
Als kwalitatieve controleparameters in elke batch zijn de interne standaard, 17α-
methyltestosteron, en de transitie in de MRM methode ter controle van mono-TMS vorming
belangrijk. Het toevoegen van een interne standaard maakt het mogelijk om te corrigeren voor
variaties in de staalvoorbereiding en om relatieve retentietijden (RRT) en relatieve
piekoppervlakten te berekenen. De RRT wordt bekomen door de retentietijd van de
component te delen door de retentietijd van de IS. De controle van de derivatisatie gebeurd
aan de hand van het mono-TMS gederivatiseerde androsteron. Het is belangrijk dat de mono-
TMS vorming lager is dan 10% om een efficiënte derivatisatie te verkrijgen.
Om de methode te gaan valideren wordt de residuele standaarddeviatie (RSD) en de bias
bepaald voor 6 calibratiepunten. Deze 6 calibratiepunten hebben een concentratie van 2
ng/ml, 5ng/ml, 10 ng/ml, 15 ng/ml, 20 ng/ml en 50 ng/ml. Per punt worden er 3 herhalingen
uitgevoerd. Om te kunnen spreken van een goede herhaalbaarheid moet de RSD kleiner zijn
dan de 2/3RSDmax van Horwitz ((2/3)*2(1-0,5logC)
). De bias (%) wordt berekend aan de hand
van de juistheid. De bias moet kleiner zijn dan 15%, voor het laagste punt moet dit lager zijn
dan 20%. De laagste concentratie die met voldoende statistische zekerheid kan worden
bepaald wordt als de LOQ genomen [14].
[14]
[14]
3. Resultaten
3.1 Analyse van referentiestandaarden
3.1.1 Full scan spectra van referentiestandaarden van methandiënon en metabolieten
Om een MRM methode op te kunnen stellen is het belangrijk om eerst full scan spectra op te
nemen. De full scan spectra werden opgenomen van telkens 100 µl referentiestandaard van
methandiënon (1 µg/ml), 6β-hydroxymethandiënon (20 µg/ml), 17-epimethandiënon (1
µg/ml) en epimethendiol (100 µl/ml). Aan de hand van deze massapectra kunnen de beste
precursorionen geselecteerd worden. Bij de selectie van een precursorion wordt er op gelet dat
dit ion een hoge m/z waarde heeft en dat het een voldoende hoge abundantie heeft. Op deze
manier kan het na de fragmentatie nog teruggevonden worden en kunnen er voldoende
productionen gevormd worden. In Figuur 9 wordt het massaspectrum van 6β-
hydroxymethandiënon weergegeven. De geselecteerde precursorionen worden weergeven in
Tabel 4.
Figuur 9. Full scan massaspectrum van 6β-hydroxymethandiënon.
Tabel 4. Selectie precursorionen uit full scan spectra referentiestandaarden.
Steroïd Moleculair ion (M+) Precursorion RT RRT
methandiënon 444 444; 354; 339 9,73 0,99
6β-hydroxymethandiënon 532 517 10,32 1,05
17-epimethandiënon 444 444 8,96 0,91
epimethendiol 448 448; 358 6,92 0,71
3.1.2 Production scan van de geselecteerde precursorionen
Door het opnemen van production scans wordt er nagegaan worden welke productionen
voortkomen uit de bovenstaande geselecteerde precursorionen. In Figuur 10 wordt de product
ion scan van 6β-hydroxymethandiënon weergegeven. Op deze manier was het mogelijk om de
beste productionen te selecteren. Voor de productionen is het belangrijk dat ze voldoende
specifiek zijn voor de component, daarom wordt er bij voorkeur ook geen ion met een te lage
m/z waarde gekozen. Er dient eveneens voor gezorgd te worden dat het production een
voldoende hoge abundantie heeft. Een transitie van een precursorion naar een production met
een verschil van m/z 90 dient vermeden te worden, aangezien dit niet zo specifiek is. Dit
fragmention komt immers overeen met TMS-OH ((CH3)3SiOH). Het ion met m/z 73 komt
overeen met trimethylsilyl ((CH3)3Si) en is dus niet specifiek voor een bepaalde component,
aangezien het eveneens afkomstig is van de trimethylsilylderivatisatie [8;9].
Vervolgens werd, met de beste transities van precursorion en production, een MRM methode
samengesteld (zie Tabel 5).
Figuur 10. Product ion scan van 6β-hydroxymethandiënon met m/z=517 als precursor ion.
3.1.3 Opstellen van MRM methode
De transities die gekozen werden voor methandiënon, 17-epimethandiënon, 6β-
hydroxymethandiënon en epimethendiol worden weergegeven in Tabel 5.
Deze MRM methode werd vervolgens getest op de referentiestandaarden van methandiënon,
17-epimethandiënon, 6β-hydroxymethandiënon en epimethendiol. Aan de hand van de
MassHunter software werd er een kwantitatieve methode opgesteld. In deze methode worden
de transities en retentietijden van de componenten ingegeven. Aan de hand van deze methode
was het dan mogelijk om de relatieve piekoppervlakten van de componenten in het
chromatogram te bepalen. Deze relatieve piekoppervlakten geven een idee over de
hoeveelheid van de steroïden er in de urine uitgescheiden wordt.
Tabel 5. Geselecteerde transities voor MRM methode.
Steroïd Transitie Collisie-energie (eV) Dwell (ms)
methandiënon 444 339 15 10
444 297 15 10
444 206 15 10
429 299 15 10
429 283 15 10
339 297 15 10
339 283 15 10
6β-hydroxymethandiënon 517 337 15 10
517 429 15 10
517 297 15 10
517 317 15 10
517 229 15 10
517 229 30 10
17-epimethandiënon 444 206 15 10
444 339 15 10
epimethendiol 448 419 15 10
448 301 15 10
448 216 15 10
448 195 15 10
448 182 15 10
448 143 15 10
358 301 15 10
3.1.4 Opstellen van SIM methode
Naast de MRM methode werd er eveneens een SIM methode opgesteld voor de detectie van
methandiënon, 17-epimethandiënon, 6β-hydroxymethandiënon en epimethendiol. De
geselecteerde ionen kunnen teruggevonden worden in Tabel 6.
Tabel 6. Opstellen SIM methode voor de referentiestandaarden van methandiënon en enkele
metabolieten.
Steroïd Ionen Dwell (ms)
methandiënon 444; 339; 206; 143 10
6β-hydroxymethandiënon 517; 294; 279; 229 10
17-epimethandiënon 444; 339; 206 10
epimethendiol 448; 358; 216; 143 10
3.2 Analyse van excretie-urines
3.2.1 Full scan spectra van excretie-urines
Van de excretiestudie werden de volgende urinestalen in full scan geanalyseerd: blanco urine
van methandiënon en de stalen na 1 u, 2 u, 6 u, 9 u en 12 u na inname. De vrije fractie van de
steroïden van deze stalen werd eveneens geanalyseerd.
De verkregen full scan spectra werden beoordeeld met behulp van de MassHunter software
voor kwalitatieve analysen. Bij het zoeken naar de reeds in de literatuur gekende metabolieten
werd er gebruik gemaakt van de ‘extracted ion chromatogram’ (EIC) van het moleculair ion
(M+) en het moleculair ion met een afgesplitste methylgroep (M
+-15). Het afsplitsen van een
methylgroep wordt immers vaak gezien bij de detectie van steroïden [8]. Deze metabolieten
van methandiënon en hun overeenkomende moleculaire ionen na derivatisatie met MSTFA
worden weergegeven in Tabel 3 (p. 15). De EIC van de verschillende urinestalen werden over
elkaar gelegd (overlaid chromatograms). Naast deze m/z-waarden werd er eveneens gebruik
gemaakt van m/z- waarden die vaak in steroïden teruggevonden worden. Op deze manier
kunnen nieuwe metabolieten opgespoord worden. Zo is een fragmention met een m/z van 129
een goede indicator voor gederivatiseerde steroïden met een 3- of 17-hydroxyl functie. De
aanwezigheid van een 17-methylgroep in TMS gederivatiseerde 17-hydroxy steroïden heeft
aanleiding tot de fragmentionen met een m/z van 143 en een minder intens ion met m/z 130.
Gederivatiseerde 17-keto steroïden worden gekarakteriseerd door het voorkomen van een m/z
van 169 in het massaspectrum. Steroïdstructuren met een 1,4-dien-3-on die gederivatiseerd
zijn, zoals methandiënon, genereren een intens fragment ion bij een m/z van 206 [8]. 17-
methyl-16,17-bis(trimethylsiloxy)steroïden vertonen fragmentionen met een m/z van 218 en
231, met 218 als het meest intense ion. Bijkomende karakteristieke fragmentionen bij deze
steroïden zijn de ionen met een m/z van 117 en 147 [22]. Bij steroïden met een 17-
hydroxymethylgroep komt het fragmention met een m/z van 103 voor. Maar het ion met een
m/z waarde van M+-103 kan soms meer intens zijn. Daarnaast komt er ook een fragmention
voor met m/z 133. Deze karakteristieke ionen komen voornamelijk bij methandiënon voor
[23].
Voor de metabolieten van methandiënon zal er een evolutie in concentratie zijn na inname
van methandiënon. Uiteraard moeten deze metabolieten afwezig zijn in de blanco pre-
administratieurine, de urine vooraleer methandiënon werd ingenomen. In Figuur 11 wordt dit
geïllustreerd aan de hand van het EIC van m/z 339, bij een retentietijd van 5,98. Bij deze
retentietijd is er een mooie evolutie van de hoeveelheid van M5 over de uren na inname op te
merken. Het gaat hier om een mogelijke, nog onbekende metaboliet die hier M5 wordt
genoemd. M5 vertoont de grootste piek bij 9u na de inname van methandiënon. Slechts na 2u
is er excretie van M5, die te onderscheiden is van de negatieve urine en de blanco excretie
urine.
Figuur 11. EIC van m/z 339 bij een RT van 5.98 in ‘overlaid chromatogram’ modus.
Het massaspectrum van de component die bij deze retentietijd elueert wordt weergegeven in
Figuur 12. Om vertrekkende vanuit het massaspectrum transities te bekomen voor de
metabolieten werden de gepaste precursor- en productionen geselecteerd (zoals dit gebeurde
bij 3.1.2).
In de full scan spectra kan de IS opgemerkt worden bij een RT van 9,8. Bij de
gehydrolyseerde urinestalen werden op basis van de vergelijking tussen post- en pre-
administratieurines uiteindelijk 9 mogelijke metabolieten van methandiënon (M1 tot en met
M9) gevonden naast epimethendiol, 6β-hydroxymethandiënon en methandiënon zelf. In de
vrije fractie werden er 16 mogelijke metabolieten gevonden (V1 tot en met V16).
Figuur 12. Massaspectrum van metaboliet M5 bij een RT van 5,98.
3.2.2 Opstellen MRM methode voor eventuele metabolieten van methandiënon en
controleparameters
Aan de hand van de verkregen full scan massaspectra van de excretie-urines (zie 3.2.1) werd
er een MRM methode ontwikkeld (Tabel 7). Hierbij werden eveneens de beste precursor en
productionen geselecteerd om tot goede transities te komen van te detecteren componenten.
Tabel 7. MRM methode voor detectie van mogelijke metabolieten methandiënon in excretie-urines en
enkele controleparameters.
Steroïd RT (min) RRT Transitie Collisie-energie (eV) Dwell (ms)
androsteron 7,59 0,77 239 167 15 10
239 117 15 10
IS 9,8 1 446 301 15 10
446 198 15 10
mono-TMS 6,81 0,69 347 253 15 10
M1 9,54 0,97 446 143 15 10
431 143 15 10
M2 8,92 0,91 444 206 15 10
444 339 15 10
M3 8,56 0,87 505 143 15 10
358 143 15 10
448 216 15 10
M4 3,11 0,32 354 193 15 10
354 324 15 10
M5 5,98 0,61 446 267 15 10
446 133 15 10
M6 7,98 0,81 450 246 15 10
450 194 15 10
450 143 15 10
M7 9,87 1,01 550 507 15 10
550 458 15 10
M8 10,58 1,08 548 206 15 10
548 231 15 10
M9 10,74 1,09 634 529 15 10
619 265 15 10
V1 3,63 0,37 313 117 15 10
313 185 15 10
V2 5,3 0,54 420 217 15 10
289 217 15 10
217 95 15 10
V3 5,94 0,60 432 133 15 10
339 133 15 10
432 206 15 10
V4 6,5 0,66 408 354 15 10
354 206 15 10
354 229 15 10
V5 7,5 0,76 427 281 15 10
427 148 15 10
427 131 15 10
442 339 15 10
V6 7,78 0,79 422 309 15 10
422 237 15 10
422 143 15 10
V7 8,1 0,82 502 339 15 10
473 339 15 10
443,5 339 15 10
V8 8,25 0,84 427 317 15 10
427 215 15 10
427 129 15 10
V9 9,12 0,93 450 199 15 10
450 156 15 10
V10 9,28 0,94 522 168 15 10
522 256 15 10
522 417 15 10
V11 9,36 0,95 536 169 15 10
536 253 15 10
536 291 15 10
V12 9,69 0,99 445 339 15 10
445 157 15 10
339 157 15 10
V13 9,84 1,004 550 230 15 10
517 230 15 10
550 244 15 10
V14 10,48 1,07 433 354 15 10
433 253 15 10
433 343 15 10
V15 10,7 1,09 605 463 15 10
605 542 15 10
605 113 15 10
V16 10,76 1,10 605 243 15 10
605 449 15 10
605 403 15 10
A1 358 253 15 10
358 216 15 10
A2 532 337 15 10
532 281 15 10
A3 532 337 15 10
532 297 15 10
A4 442 339 15 10
442 337 15 10
442 133 15 10
442 228 15 10
442 281 15 10
Legende:
M = eventuele metabolieten in totale fractie
V = eventuele metabolieten in vrije fractie
A = bijkomende metabolieten van methandiënon uit artikels [16,23]
Mono-TMS = mono-TMS gederivatiseerde androsteron
3.2.3 Controle van de opgestelde MRM methode aan de hand van positieve en negatieve
urines
Om de geschiktheid van de mogelijke metabolieten uit het vorige experiment te controleren
werden er telkens 10 negatieve urinestalen en 10 positieve urinestalen voor methandiënon
geanalyseerd met behulp van de opgestelde MRM methode. Van deze urinestalen werd zowel
de vrije fractie als de totale fractie geanalyseerd. De metabolieten die in de positieve
urinestalen werden teruggevonden zijn weergegeven in Tabel 8 (totale fractie) en Tabel 9
(vrije fractie).
Tabel 8. Detectie van metabolieten aan de hand van de opgestelde MRM methode in de totale fractie van
10 positieve urines.
Metabolieten Positieve urines
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Methandiënon X X X X X X X X X X
6β-
hydroxymethandiënon
X X X X X X X X X X
17-epimethandiënon X X X X X X X X X X
epimethendiol X X X X X X X X X X
M1
M2
M3 X X X X X X X X
M4 X X X X X X X X X
M5 X X X X X X X X X X
M6 X X
M7
M8 X X X X X X X X
M9 X X X X X X X X X X
Van de metabolieten gevonden in de totale fractie werden de volgende metabolieten echter
teruggevonden in sommige negatieve urines: M5, M8 en M9. Bij het toepassen van de MRM
methode op de vrije fractie van 10 negatieve urines werden de volgende metabolieten
eveneens teruggevonden: V1, V5, V6, V9, V10, V13 en V14. Hieruit blijkt dat deze
componenten geen metabolieten kunnen zijn van methandiënon, aangezien ze eveneens in
blanco urines aanwezig zijn.
Tabel 9. Detectie van metabolieten aan de hand van de opgestelde MRM methode in de vrije fractie van 10
positieve urines.
Metabolieten Positieve urines
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Methandiënon X X X X X X X X X X
6β-hydroxymethandiënon X X X X X X X X X X
17-epimethandiënon X X X X X X X X X X
Epimethendiol X X X X
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
V1 X X X X X
V2
V3 X
V4 X X X X X X X X
V5 X X X X X X X X X X
V6 X X X X X X X X X X
V7
V8
V9 X
V10 X X X X
V11
V12
V13 X X
V14 X X X X X
V15
V16
3.2.4 Toepassen van de opgestelde MRM methode op de excretie-urines van 0-12 u
De totale MRM methode met zowel de transities van de referentiestandaarden en van de
gevonden metabolieten in de excretie-urines werd vervolgens nog eens toegepast op de batch
van excretie-urines (zie 3.2.1) voor zowel de vrije fractie als de totale fractie. Op deze manier
kan de relatieve piekoppervlakte van de metabolieten uitgezet worden ten opzichte van de tijd
na inname van methandiënon. Deze grafieken kan je in de volgende figuren zien (Figuur 13
tot en met Figuur 22).
Figuur 13. Detectie van methandiënon, 17-epimethandiënon, epimethendiol en 6β-hydroxymethandiënon
in de totale fractie van de excretie-urines van 0-12 u aan de hand van de MRM methode.
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0 2 4 6 8 10 12
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
latk
e
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-12u
methandiënon
17-epimethandiënon
epimethendiol
6B-hydroxymethandiënon
Figuur 14. Detectie van methandiënon, 17-epimethandiënon en epimethendiol in de totale fractie van de
excretie-urines van 0-12 u aan de hand van de MRM methode.
Figuur 15. Detectie van M4 en M7 in de totale fractie van de excretie-urines van 0-12 u aan de hand van
de MRM methode.
0
0,05
0,1
0,15
0 2 4 6 8 10 12
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
latk
e
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-12u
methandiënon
17-epimethandiënon
epimethendiol
0
0,05
0,1
0,15
0,2
0,25
0,3
0,35
0,4
0,45
0,5
0 2 4 6 8 10 12
rela
tiev
e p
ieko
pp
ervl
akte
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-12u
M4
M7
Figuur 16 . Detectie van M7 in de totale fractie van de excretie-urines van 0-12u aan de hand van de MRM
methode.
Figuur 17. Detectie van V4, V12 en V16 in de totale fractie van de excretie-urines van 0-12 u aan de hand
van de MRM methode.
0
0,0005
0,001
0,0015
0,002
0,0025
0,003
0,0035
0,004
0 2 4 6 8 10 12
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
lakt
e
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-12u
M7
0
0,002
0,004
0,006
0,008
0,01
0,012
0 2 4 6 8 10 12
rela
tiev
e p
ieko
pp
ervl
akte
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-12u
V4
V12
V16
Figuur 18. Detectie van methandiënon, 17-epimethandiënon, epimethendiol en 6β-hydroxymethandiënon
in de vrije fractie van de excretie-urines van 0-12 u aan de hand van de MRM methode.
Figuur 19. Detectie van methandiënon, 17-epimethandiënon en epimethendiol in de vrije fractie van de
excretie-urines van 0-12 u aan de hand van de MRM methode.
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0 2 4 6 8 10 12
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
lakt
e
tijd na inname methandiënon (u)
Vrije fractie 0-12u
methandiënon
17-epimethandiënon
epimethendiol
6B-hydroxymethandiënon
0
0,01
0,02
0,03
0,04
0,05
0,06
0,07
0 2 4 6 8 10 12
rela
tiev
e p
ieko
pp
ervl
akte
tijd na inname methandiënon (u)
Vrije fractie 0-12u
methandiënon
17-epimethandiënon
epimethendiol
Figuur 20. Detectie van M3 en M4 in de vrije fractie van de excretie-urines van 0-12 u aan de hand van de
MRM methode.
Figuur 21. Detectie van V3, V4, V8 en V12 in de vrije fractie van de excretie-urines van 0-12 u aan de
hand van de MRM methode.
0
0,0001
0,0002
0,0003
0,0004
0,0005
0,0006
0 2 4 6 8 10 12
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
lakt
e
tijd na inname methandiënon (u)
Vrije fractie 0-12u
M4
M3
0
0,0005
0,001
0,0015
0,002
0,0025
0,003
0,0035
0,004
0 2 4 6 8 10 12
rela
tiev
e p
ieko
pp
ervl
akte
tijd na inname methandiënon (u)
Vrije fractie 0-12u
V3
V4
V8
V12
Figuur 22. Detectie van V3, V8 en V12 in de vrije fractie van de excretie-urines van 0-12 u aan de hand
van de MRM methode.
3.2.5 Opstellen SIM methode voor metabolieten van methandiënon en controleparameters
Naast de MRM methode werd er eveneens een SIM methode ontwikkeld aan de hand van de
excretie-urines (zie 3.2.1). Zo wordt het mogelijk gemaakt om de detectietijden van de
metabolieten tussen beide methodes met elkaar te vergelijken. Deze SIM methode met de
geselecteerde ionen wordt weergegeven in Tabel 10.
3.2.6 Toepassen van de opgestelde SIM methode op excretie-urines van 0-12 u
Deze SIM methode voor zowel de ionen voor de identificatie van de referentiestandaarden en
de gevonden metabolieten in de excretie-urines werd vervolgens nog eens toegepast op de
batch van excretie-urines (zie 3.2.1) voor zowel de vrije als de totale fractie.
0
0,00005
0,0001
0,00015
0,0002
0,00025
0,0003
0,00035
0,0004
0,00045
0 2 4 6 8 10 12
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
lakt
e
tijd na inname methandiënon (u)
Vrije fractie 0-12u
V8
V3
V12
Tabel 10. SIM methode voor de detectie van mogelijke metabolieten van methandiënon in excretie-urines
en enkele controleparameters.
Steroïd RRT Ionen Dwell (ms)
androsteron 0,77 434; 329 10
IS 1 301; 198 10
M3 0,87 448; 358; 216 10
M7 1,01 550; 507; 458; 219 10
V3 0,60 432; 339; 133 10
V4 0,66 408; 354; 229 10
V8 0,84 427; 317; 215 10
V12 0,99 445; 339; 157 10
V16 1,10 605; 449; 403; 243 10
A1 358; 253; 185 10
A2 532; 337; 281 10
A3 532, 337; 297 10
A4 442; 339; 228; 194 10
3.2.7 Toepassen van de opgestelde MRM methode op excretie-urines vanaf 30 u
Om na te gaan hoe lang de eventuele metabolieten gevonden in de excretie-urines van 1u tot
9u teruggevonden kunnen worden, werden er eveneens later afgenomen excretie-urines
geanalyseerd met deze MRM methode. Hiervoor werd zowel de vrije fractie als de totale
fractie van de excretie-urines van 30u, 36u, 48u, 72u, 96u, 120u, 144u, 168u, 192 u, 216u,
240u, 264u, 288u, en 312u na toediening van methandiënon geanalyseerd.
Door de relatieve piekoppervlakte van de metabolieten uit te zetten ten opzicht van de tijd na
inname van methandiënon wordt de detectietijd van de metabolieten bepaald. Deze grafieken
worden weergegeven in de figurenFiguur 23 tot en met Figuur 30.
Legende:
M= eventuele metabolieten in totale fractie
V= eventuele metabolieten in vrije fractie
A= bijkomende metabolieten van methandiënon uit artikels
Figuur 23. Detectie van methandiënon, 17-epimethandiënon, epimethendiol, 6β-hydroxymethandiënon in
de totale fractie van de excretie-urines van 0-312 u aan de hand van de MRM methode.
Figuur 24. Detectie van methandiënon, epimethendiol en 17-epimethandiënon in de totale fractie van de
excretie-urines van 0-312 u aan de hand van de MRM methode.
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0 50 100 150 200 250 300 350
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
lakt
e
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-312 u
epimethendiol
17-epimethandiënon
methandiënon
6B-hydroxymethandiënon
0
0,02
0,04
0,06
0,08
0,1
0,12
0,14
0 50 100 150 200 250 300 350
rela
tiev
e p
ieko
pp
ervl
akte
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-312 u
epimethendiol
17-epimethandiënon
methandiënon
Figuur 25. Detectie van M4 en M7 in de totale fractie van de excretie-urines van 0-312 u aan de hand van
de MRM methode.
Figuur 26. Detectie van M7 in de totale fractie van de excretie-urines van 0-312 u aan de hand van de
MRM methode.
0
0,125
0,25
0,375
0,5
0 50 100 150 200 250 300 350
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
lakt
e
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-312 u
M4
M7
0
0,0005
0,001
0,0015
0,002
0,0025
0,003
0,0035
0,004
0 50 100 150 200 250 300 350
rela
tiev
e p
ieko
pp
ervl
akte
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-312 u
M7
Figuur 27. Detectie van V4, V12 en V16 in de totale fractie van de excretie-urines van 0-312 u aan de hand
van de MRM methode.
Figuur 28. Detectie van methandiënon, 17-epimethandiënon, epimethendiol en 6β-hydroxymethandiënon
in de vrije fractie van de excretie-urines van 0-312 u aan de hand van de MRM methode.
0
0,002
0,004
0,006
0,008
0,01
0,012
0 50 100 150 200 250 300 350
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
lakt
e
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie 0-312 u
V4
V12
V16
0
0,1
0,2
0,3
0,4
0,5
0,6
0,7
0 50 100 150 200 250 300 350
rela
tiev
e p
ieko
pp
ervl
akte
tijd na inname methandiënon (u)
Vrije fractie 0-312 u
epimethendiol
methandiënon
17-epimethandiënon
6B-hydroxymethandiënon
Figuur 29. Detectie van methandiënon, 17-epimethandiënon en epimethendiol in de vrije fractie van de
excretie-urines van 0-312 u aan de hand van de MRM methode.
Figuur 30. Detectie van V4, V12 en V16 in de vrije fractie van de excretie-urines van 0-312u aan de hand
van de MRM methode.
3.2.8 Toepassen van de opgestelde SIM methode op excretie-urines vanaf 30 u
De batchen van in 3.2.7 worden eveneens geanalyseerd met de opgestelde SIM methode.
0
0,01
0,02
0,03
0,04
0,05
0,06
0,07
0 50 100 150 200 250 300 350
rela
tie
ve p
ieko
pp
erv
lakt
e
tijd na inname methandiënon
Vrije fractie 0-312 u
epimethendiol
methandiënon
17-epimethandiënon
0
0,0005
0,001
0,0015
0,002
0,0025
0,003
0,0035
0,004
0 50 100 150 200 250 300 350
rela
tiev
e p
ieko
pp
ervl
akte
tijd na inname methandiënon
Vrije fractie 0-312 u
V4
V12
V16
3.2.9 Vergelijking van detectietijden tussen de SIM en MRM methode
Na het analyseren van de totale fractie en de vrije fractie van de excretie-urines van 0-312 u
met zowel de MRM als met de SIM methode werden de detectietijden van de verschillende
componenten vergeleken. Bij het bepalen van deze detectietijden werd er eveneens rekening
gehouden met het voorkomen van de transities van de qualifiers, die naast de quantifier
gedetecteerd worden. Deze detectietijden worden in de volgende figuren (Figuur 31 tot en met
Figuur 34) weergegeven.
Deze eventuele metabolieten van methandiënon zijn wel niet steeds meteen direct na inname
detecteerbaar. Deze tijden worden in Tabel 11 weergegeven. Het verschil tussen beide
methodes kan je ook opmerken in de figurenFiguur 35 enFiguur 36.
Figuur 31. Vergelijking van de detectietijden tussen de MRM en SIM methode voor de detectie van
methandiënon, epimethendiol, 17-epimethandiënon en 6β-hydroxymethandiënon in de totale fractie.
methandiënon ; 48
methandiënon ; 36
epimethendiol ; 120
epimethendiol ; 72
17-epi ; 48
17-epi ; 36
6B-OH ; 96
6B-OH ; 48
0 20 40 60 80 100 120 140
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie MRM vs SIM
Legende:
6B-OH = 6β-hydroxymethandiënon Blauw = MRM
17-epi = 17-epimethandiënon Rood = SIM
Figuur 32.Vergelijking van de detectietijden tussen de MRM en SIM methode voor de detectie van
methandiënon, epimethendiol, 17-epimethandiënon en 6β-hydroxymethandiënon in de vrije fractie.
Figuur 33. Vergelijking van de detectietijden tussen de MRM en SIM methode voor de detectie van M4,
M7, V4, V12, en V16 in de totale fractie.
methandiënon ; 36
methandiënon ; 12
epimethendiol ; 36
epimethendiol ; 30
17-epi ; 48
17-epi ; 48
6B-OH ; 96
6B-OH ; 72
0 20 40 60 80 100 120
tijd na inname methandiënon (u)
Vrije fractie MRM vs SIM
M4 ; 12
M4 ; 12
M7 ; 48
M7 ; 36
V4 ; 12
V4 ; 12
V12 ; 12
V12 ; 0
V16 ; 12
V16; 0
0 10 20 30 40 50 60
tijd na inname methandiënon (u)
Totale fractie MRM vs SIM
Legende:
Blauw = MRM Rood = SIM
Legende:
6B-OH = 6β-hydroxymethandiënon Blauw = MRM
17-epi = 17-epimethandiënon Rood = SIM
Figuur 34. Vergelijking van de detectietijden tussen de MRM en SIM methode voor de detectie van M4,
V3, V8 en V12 in de vrije fractie.
Tabel 11. Tijd tot detectie voor de metabolieten met behulp van de MRM en SIM methode in zowel de
totale als vrije fractie.
Metabolieten Totale fractie Vrije fractie
MRM SIM MRM SIM
Methandiënon 2 6 6 6
Epimethendiol 1 6 6 6
17-epimethandiënon 1 2 1 6
6β-hydroxymethandiënon 1 12 1 6
M3 / / / /
M4 1 1 6 /
M7 1 2 / /
V3 / / 6 /
V4 2 / 2 6
V8 / / 6 /
V12 6 / 2 /
V16 1 / / /
M4 ; 12
M4 ; 0
V3 ; 12
V3 ; 0
V4 ; 36
V4 ; 12
V8 ; 12
V8 ; 0
V12 ; 48
V12 ; 0
0 10 20 30 40 50 60
tijd na inname methandiënon (u)
Vrije fractie MRM vs SIM
Legende:
Blauw = MRM Rood = SIM
Figuur 35. Detectie van epimethendiol in de totale fractie van de excretie-urine van 1u aan de hand van de
MRM methode. De verschillend transities en hun bijhorende piek in het chromatogram worden
weergegeven. De quantifier is in het zwart weergeven.
Figuur 36. Detectie van epimethendiol in de totale fractie van de excretie-urine van 1u aan de hand van de
SIM methode. De verschillend transities en hun bijhorende piek in het chromatogram worden
weergegeven. De quantifier is in het zwart weergegeven.
3.3 Methodevalidatie
3.3.1 Herhaalbaarheid en bias
In Tabel 12 worden de resultaten van de methodevalidatie weergegeven, waaronder de bias
(%) en de herhaalbaarheid (RSD (%)).
Tabel 12. Validatie van de MRM en SIM methode voor methandiënon, epimethendiol, 6β-
hydroxymethandiënon.
Concentratie methandiënon epimethendiol 17-epi 6β-OH
MRM SIM MRM SIM MRM SIM MRM SIM
2 ng/ml 4,44 5,29 3,68 4,99 1,08 4,31 3,68 4,31
2/3RSDmax
= 27,18
SD 0,21 0,08 0,38 0,38 0,28 0,05 0,12 0,11
RSD 4,76 1,53 10,24 7,54 25,81 1,05 3,29 2,46
bias -122,24 -164,65 -83,81 -149,82 45,85 -115,68 -84,02 -115,26
5 ng/ml 6,56 7,39 14,97 15,20 4,45 6,22 5,48 6,11
2/3RSDmax
= 23,68
SD 0,22 0,19 2,44 2,60 0,36 0,12 0,33 0,29
RSD 3,36 2,55 16,33 17,13 8,02 1,93 6,08 4,78
bias -31,20 -47,75 -199,36 -203,95 11,06 -24,37 -9,52 -22,15
10 ng/ml 8,96 9,79 8,71 6,40 10,73 9,97 9,13 9,58
2/3RSDmax
= 21,33
SD 0,69 0,19 1,23 1,18 2,27 0,58 0,42 0,62
RSD 7,73 1,92 15,08 18,45 21,17 5,97 4,59 6,45
bias 10,44 2,11 12,81 36,04 -7,37 0,28 8,61 4,23
15 ng/ml 13,73 14,59 15,25 13,50 17,09 13,97 13,88 14,46
2/3RSDmax
= 20,07
SD 0,48 0,38 1,93 1,79 0,59 1,42 0,71 0,79
RSD 3,52 2,57 12,71 13,2 3,47 10,15 5,10 5,46
bias 8,44 2,72 -1,72 9,97 -13,93 6,85 7,48 3,60
20 ng/ml 18,68 19,16 18,81 18,59 20,02 18,46 18,56 18,88
2/3RSDmax
= 19,22
SD 3,45 3,43 3,45 3,35 3,64 2,4 2,11 1,76
RSD 18,48 17,91 18,04 12,03 18,18 13,00 11,36 9,30
bias 6,60 4,18 5,94 7,03 -0,09 7,69 7,17 5,59
50 ng/ml 51,86 52,44 43,47 42,45 55,13 52,95 46,04 45,49
2/3RSDmax
= 16,74
SD 6,05 7,35 0,69 0,66 9,20 8,42 3,32 3,37
RSD 11,67 14,01 1,58 1,03 16,68 15,90 7,21 7,41
bias -3,72 -4,88 13,05 15,00 -10,27 -5,90 7,92 9,02
Legende:
17-epi= 17-epimethandiënon
6β-OH= 6β-hydroxymethandiënon
= gemiddelde
Rood = voldoet niet aan de gestelde eisen
voor de herhaalbaarheid of bias
4. Bespreking
Aan de hand van excretie-urines voor methandiënon kon er een MRM methode ontwikkeld
worden voor de detectie van methandiënon, epimethendiol, 17-epimethandiënon, 6β-
hydroxymethandiënon, de eventuele metabolieten M1 tot en met M9 en de mogelijke
metabolieten V1 tot en met V16. Na het toepassen van deze MRM methode op de excretie-
urines en op positieve en negatieve urines bleken enkel nog de metabolieten M3, M4, M7, V3,
V4, V8, V12 en V16 over te blijven als eventuele metabolieten van methandiënon. Daarnaast
was het wel steeds mogelijk om de reeds goed gekende metabolieten van methandiënon:
epimethendiol, 17-epimethandiënon en 6β-hydroxymethandiënon te detecteren. De
metabolieten A1 tot A4 werden niet teruggevonden in deze excretie-urines.
4.1 MRM methode toegepast op excretie-urines tot 12 u
In de grafiek van de totale fractie valt het op dat 6β-hydroxymethandiënon tamelijk snel wordt
uitgescheiden. Na 9u wordt al de hoogste concentratie bereikt. 6β-hydroxymethandiënon is
dan ook al langer bekend als één van de vroegst te detecteren metabolieten van methandiënon
[16]. Het valt meteen op dat 6β-hydroxymethandiënon een belangrijke metaboliet is van
methandiënon, de piek is eveneens veel hoger dan voor epimethendiol en 17-
epimethandiënon. 6β-hydroxymethandiënon kan in een zelfde mate teruggevonden worden in
de vrije fractie. 6β-hydroxymethandiënon wordt immers ongeconjugeerd uitgescheiden in de
urine [16]. Methandiënon zelf wordt wel in een grotere hoeveelheid in de totale fractie
teruggevonden, dit steroïd wordt immers wel geconjugeerd geëxcreteerd. 17-epimethandiënon
wordt net zoals 6β-hydroxymethandiënon ongecojugeerd uitgescheiden. Dit is eveneens af te
leiden uit de grafieken, 17-epimethandiënon wordt immers ook in grote mate teruggevonden
in de vrije fractie, dit in tegenstelling tot methandiënon en epimethendiol die wel
geconjugeerd worden [5;16]. In Figuur 14 is te zien dat epimethendiol geen zo’n hoge
maximale concentratie bereikt. Het houdt wel langere tijd dezelfde relatieve piekoppervlakte
aan. Epimethendiol komt dan ook overeen met een metaboliet die lange detectie van de
inname van methandiënon mogelijk maakt [5].
M3 wordt enkele gedetecteerd in de vrije fractie, maar dit slechts in vrij geringe abundantie,
waardoor het geen echt geschikte metaboliet is voor het opsporen van misbruik van
methandiënon. M4 wordt voornamelijk in de totale fractie gedetecteerd en is dus een
hoofdzakelijk geconjugeerde metaboliet van methandiënon. De maximale concentratie van
M4 wordt reeds na 9 u bereikt en de relatieve piekoppervlakte is na 12 u al sterk afgenomen.
M7 wordt enkel in de totale fractie gedetecteerd, maar met een kleinere abundantie dan M4.
De concentratie aan M7 bereikt na 1 u zijn maximum en daalt hierna ook vlug terug en houdt
dan van 6 u tot 12 u een zelfde concentratie aan.
V3 wordt enkel in de vrije fractie gedetecteerd en bereikt na 1 u al zijn maximum en wordt
slechts gedurende de eerste 12 u gedetecteerd. V3 is bijgevolg een kortetermijn-metaboliet
van methandiënon. V4 wordt hoofdzakelijk teruggevonden in de totale fractie en steekt in
beperkte hoeveelheid in de vrije fractie. In tegenstelling tot de totale fractie waar de
concentratie aan V4 na 6 uur reeds afneemt, blijft de concentratie in de vrije fractie echter wel
verder stijgen. Dit duidt op verschillen in fase II metabolisme volgens post-administratietijd.
V8 wordt uitsluitend in de vrije fractie gedetecteerd en bereikt na 12 u zijn hoogste
concentratie. V12 heeft in de totale fractie de hoogste relatieve piekoppervlakte en bereikt zijn
maximale waarde na 9u. V16 wordt alleen in de totale fractie gedetecteerd met een minimale
relatieve abundantie. Hieruit kunnen we afleiden dat de metabolieten M4, V4 en V12
voornamelijk geconjugeerde metabolieten van methandiënon zijn. M7 en V16 worden
uitsluitend geconjugeerd geëxcreteerd. Terwijl de metabolieten M3, V3 en V8 uitsluitend in
de vrije fractie gedetecteerd worden en dus als ongecojugeerde metabolieten worden
uitgescheiden.
4.2 MRM methode toegepast op de excretie-urines vanaf 30 u
Uit Figuur 24 blijkt dat epimethendiol inderdaad als een langetermijn-metaboliet van
methandiënon kan beschouwd worden, aangezien deze metaboliet het langst gedetecteerd kan
worden. De detectietijd van alle andere metabolieten is veel korter. M4 kan eveneens
gedurende een relatief lange periode gedetecteerd worden, alhoewel de abundantie van M4 na
12 u al terug sterk daalde. M7 wordt eveneens gedurende een lange periode gedetecteerd. In
de excretie-urines tot en met 12 u was te zien dat na 1 u reeds de maximale concentratie aan
M7 in de urine bereikt werd. Het uitscheidingspatroon op het einde van de excretieperiode
van 30 tot 240 u na de inname van methandiënon vertoont wel een pulsatief karakter. V12 is
ook over een relatief lange periode te detecteren en vertoont eveneens een aantal terugkerende
pieken. Dezelfde resultaten worden gezien in de vrije fractie en de totale fractie.
M3 en V3 worden niet meer gedetecteerd in de excretie-urines na 30 u van de inname van
methandiënon en zullen dus als kortetermijn-metabolieten kunnen beschouwd worden. V8
kan na 30 u niet meer gedetecteerd worden en dit zowel in de vrije als in de totale fractie. De
excretie van V16 in de urine vertoont na meer dan de 12 u na inname van methandiënon een
vlugge afname.
4.3 Vergelijken van de MRM en SIM methode
Bij het vergelijken van beide methodes wordt duidelijk dat de MRM methode een langere
detectie van de metabolieten toelaat. In beide methodes blijkt epimethendiol de meest
geschikte metaboliet te zijn om misbruik van methandiënon op te sporen. IN deze studie kon
er aangetoond worden dat epimethendiol zelfs 2 dagen langer detecteerbaar is met de
opgestelde MRM methode dan met de SIM methode (120 u versus 72 u).
Bij de ‘nieuwe’ metabolieten van methandiënon blijkt M7 het langste detecteerbaar in de
totale fractie en V12 in de vrije fractie. Uit de resultaten voor deze metabolieten blijkt
eveneens dat de MRM methode de langste detectietijden toelaat. Beide metabolieten zijn
echter niet zo lang detecteerbaar als epimethendiol.
De structuren van de metabolieten V12 en M7 zijn echter nog niet volledig opgehelderd. V12
heeft een moleculair ion van 445 na derivatisatie met MSTFA. Dit komt niet overeen met één
van de reeds gekende metabolieten van methandiënon, cfr. Tabel 3. Het massaspectrum bevat
wel het ion met m/z 206 wat wijst op een gederivatiseerd steroïd met een 1,4-dien-3-on
structuur [8]. Een ion met een m/z van 143 wordt echter niet teruggevonden in het
massaspectrum.
M7 komt niet overeen met een eerder gevonden metaboliet van methandiënon, cfr. Tabel 3 en
heeft een M+ van 550, na derivatisatie. Een ion met een m/z van 143, dat karakteristiek is voor
17-gemethyleerde steroïden zoals methandiënon, wordt hier eveneens niet teruggevonden [8].
Het is wel zo dat de ionen met een m/z van 117 en 147 teruggevonden worden en dit zou
karakteristiek zijn voor 17-methyl-16,17-bis(trimethylsiloxy)steroïden [22].
Daarnaast is het ook zo dat met MRM methode een vroegere detectie van het misbruik kan
bereikt worden. In het geval van 6β-hydroxymethandiënon in de totale fractie is er een
verschil van bijna een halve dag waar te nemen. Er is immers na 1 u al een detectie mogelijk
met behulp van de MRM methode, waar dit met de SIM methode pas na 12 u is.
4.4 Methodevalidatie
Met de MRM methode kan er een LOQ bereikt worden van 5 ng/ml voor 17-epimethandiënon
en 6β-hydroxymethandiënon. Voor epimethendiol en methandiënon wordt er een LOQ
gehaald van 10 ng/ml.
De SIM methode bereikt voor geen enkele van de referentiestandaarden een LOQ van 5
ng/ml. Een LOQ van 10 ng/ml wordt wel gehaald voor 17-epimethandiënon, methandiënon en
6β-hydroxymethandiënon. Voor epimethendiol wordt er slechts een LOQ van 15 ng/ml
bereikt. Door het toepassen van de MRM methode kan er dus een betere LOQ gehaald
worden voor 17-epimetandiënon, 6β-hydroxymethandiënon en epimethendiol in vergelijking
met de SIM methode. Voor methandiënon zelf, blijkt de LOQ gelijk voor de MRM en de SIM
methode. De lagere detectielimiet die kan gehaald worden, verklaart dan ook waarom aan de
hand van de MRM methode een vroegere en langere detectie mogelijk is.
5. Algemeen besluit
Een methode werd ontwikkeld voor de detectie van methandiënon, 6β-hydroxymethandiënon,
17-epimethandiënon, epimethendiol, en 8 ‘nieuwe’ metabolieten van methandiënon (M3, M4,
M7, V3, V4, V8, V12 en V16).
Voor alle steroïden bleek de MRM methode de beste detectielimiet en de langste
detetectietijden toe te laten in vergelijking met de SIM methode. De opgestelde MRM
methode werd gevalideerd en haalde een LOQ van 5 ng/ml voor 17-epimethandiënon en 6β-
hydroxymethandiënon. Voor epimethendiol en methandiënon wordt er een LOQ bereikt van
10 ng/ml.
Gebruik van de triple quadrupool massaspectrometer brengt dus zeker voordelen met zich
mee om het misbruik van methandiënon langer opspoorbaar te maken. Verder onderzoek zal
nog nodig zijn om de geschiktheid van deze eventuele metabolieten nog uitgebreider te
bestuderen en hun structuur te gaan bepalen. De metabolieten M7 en V12 dienen zeker verder
gekarakteriseerd te worden als potentiële langetermijn-metabolieten van methandiënon. Het
gebruik van de triple quadrupool massaspectrometer gekoppeld aan een gaschromatrograaf
zou eveneens gebruikt kunnen worden om de detectie van andere steroïden te verbeteren.
6. Referenties
1. World AntiDoping Agency (WADA). Laboratory statistics , http://www.wada-
ama.org/Documents/Science_Medicine/AntiDoping_Laboratories/Lab_Statistics/WADA_2009_Labora
toryStatisticsReport_Final.pdf (21/12/2010).
2. World AntiDoping Agency (WADA). The 2011 Prohibited List, http://www.wada-
ama.org/Documents/World_Anti-Doping_Program/WADP-Prohibited-
list/To_be_effective/WADA_Prohibited_List_2011_EN.pdf (21/03/2011).
3. www.wada-ama.org
4. Kickman AT, Gower DB (2003). Anabolic steroids in sport: biochemical, clinical and analytical
perspectives. Annals of clinical biochemistry 40: 321-356.
5. Schänzer W (1996). Metabolism of anabolic androgenic steroids. Clinical chemistry 42: 1001-1020.
6. www.wikipedia.org
7. Pozo OJ, Lootens L, Van Eenoo P, Deventer K, Meuleman P, Leroux-Roels G, Parr MK, Schänzer W,
Delbeke FT (2009). Combination of liquid-chromatography tandem mass spectrometry in different scan
modes with human and chimeric mouse urine for the study of steroid metabolism. Drug testing and
analysis 1:554-567.
8. Thevis M, Schänzer W (2007). Mass spectrometry in sports drug testing: structure characterization and
analytical assays. Mass spectrometry reviews 26: 79-107.
9. Lipschitz C, Baars B, Van den Berg J, Janssen H-G, Maaskant J, Schoenmakers P, Tijsen R, Vonk N
(1996). Gaschromatografie. Den Haag: Ten Hagen en Stam
10. Lipschitz C, Baars B, Van Den Berg J, Janssen H-G, Schoenmakers P, Tijsser P, Vonk N (1997).
Gaschromatorgrafie. Den Haag: Ten Hagen en Stam.
11. http://chemwiki.ucdavis.edu/xApproaches/ChemCases/Silicones_1._Silicate_Structures/Silicones_5._O
rganic_Silicones_at_General_Electric
12. http://chemwiki.ucdavis.edu/Wikitexts/UCD_Chem_115_Lab_Manual/Lab_7%3A_Electrospray_Mass
_Spectrometry
13. http://www.chromatography-online.org/GC-Tandem/Quadrapole-Mass-Spectrometer/MS-MS/rs39.html
14. Pieters I, De Logi E, Vandenkerckhove B, Van Eenoo P, Plum J, Verhofstede C (2009). Cursus goede
laboratorium praktijk, hoofdstuk 10 : 51-69.
15. World AntiDoping Agency (WADA). Technical document TD2010MRPL, http://www.wada-
ama.org/Documents/World_Anti-Doping_Program/WADP-IS-
Laboratories/WADA_TD2010MRPLv1.0_Minimum%20Required%20Performance%20Levels_Sept%
2001%202010_EN.pdf (21/12/2010)
16. Schänzer W, Geyer H, Horning S (1998). Long-term determination of methandienone and mestanolone.
Recent advances in doping analysis 5: 13-26.
17. Fragkaki AG, Angelis YS, Tsantili-Kakoulidou A, Koupparis M, Georgakopoulos C (2009). Schemes
of metabolic patterns of anabolic androgenic steroids for the estimation of metabolites of designer
steroids in human urine. Journal of steroid biochemistry and molecular biology 15: 44-61.
18. Lootens L, Meuleman P, Pozo OJ, Van Eenoo P, Leroux-Roels G, Delbeke FT (2009). uPA +/+
- SCID
mouse with humanized liver as a model for in vivo metabolism of exogenous steroids: methandienone
as a case study. Clinical Chemistry 55:1783-1793.
19. Schänzer W, Delahaut P, Geyer H, Machnik M, Horning S (1996). Long-term detetection and
identification of methandienone and stanozolol abuse in athletes by gas chromatography-high-resolution
mass spectrometry. Journal of chromatography B Biomedical applications 687: 93-108.
20. Agilent Technologies (2009). Agilent Triple Quadrupole GC/MS techniques and operation (Student
manual). Course number R1718A Volume 1.
21. Kiousi P, Angelis YS, Lyris E, Koupparis M, Calokerinos AC, Atta-Politou J, Georgakopoulos CG
(2009). Two-step silylation procedure for the unified analysis of 190 doping control substances in
human urine samples by GC-MS. Bio-analysis 1: 1-11.
22. McKinney AR, Ridley DD, Suann CJ (2001). Metabolism of methandrostenolone in the horse: a gas
chromatographic-mass spectrometric investigation of phase I and phase II metabolism. Journal of
chromatography B Biomedical applications 765: 71-79.
23. Parr MK, Fußhöller G, Gütschow M, Hess C, Schänzer (2010). GC-MS(/MS) investigations on long-
term metabolites of 17-methyl steroids. Recent advances in doping analysis (18): 64-73