Post on 11-Jan-2017
Andere kijk, goed voor elkaarTransitieplan voor het sociale domein in Waalwijk Vastgesteld 3 februari 2014
Inhoud Samenvatting 2
Inleiding 2
1. WAT: Wat gaat er voor inwoners veranderen na 2015? 5
1.1 Wat draagt het Rijk aan de gemeente over? 5
1.1.1 Wmo 5
1.1.2 De Jeugdwet 8
1.1.3 De Participatiewet 11
1.2 Doelgroepenanalyse 13
1.3 Hoe stelt de gemeente Waalwijk zich de toekomstige situatie voor? 18
2. WAAR: Waar kan een inwoner met zijn vraag of idee terecht? 24
2.1 Hoe kan een inwoner zijn vraag of idee voor het sociale domein stellen? 24
2.2 Hoe krijgt een inwoner de juiste informatie op het juiste moment? 27
3. HOE: Welke ondersteuning op maat krijgt een inwoner? 32
3.1 Hoe wordt de keuzevrijheid voor de inwoner georganiseerd? 32
3.2 Van welke organisaties die betaalde ondersteuning geven kunnen inwoners
gebruik maken? 34
3.3 Hoe zorgen we dat het resultaat voor de inwoner centraal staat? 35
4. Wat kost het? 36
4.1 Met welke financiële kaders krijgt de gemeente te maken? 36
4.2 Kosten binnen de perken maar wel iedereen ondersteuning die het echt nodig
heeft 37
5. Planning 41
2013 41
2014 41
Lijst met afkortingen 43
2
Samenvatting Het kabinet is voornemens om per 2015 taken op het gebied van jeugd, werk en
ondersteuning over te dragen aan gemeenten. De gemeente Waalwijk wil deze
hervormingen in het sociale domein zorgvuldig voorbereiden. Dit doen wij met inwoners,
maatschappelijke organisaties en buurgemeenten. Dit transitieplan legt drie belangrijke
zaken aan u voor:
De koers zoals gemeente Waalwijk de toekomst ziet.
Het toekomstig model voor de toegang.
De nieuwe manier van contracteren van aanbieders voor meer maatwerk.
Nadat u het transitieplan heeft vastgesteld volgt de uitwerking. Hoe ziet dit er in de
praktijk uit? Wat kunnen we per transitie in 2015 realiseren en wat volgt in fasen
daarna?
Naast dit transitieplan wordt eveneens het regionaal Beleidskader jeugdstelsel Hart van
Brabant aan u voorgelegd. In dit beleidskader wordt aangegeven hoe we de regionale
jeugdhulp inrichten en samen met de regiogemeenten Midden Brabant de aanbieders
contracteren.
Inleiding Het college van Waalwijk biedt dit plan aan de gemeenteraad aan. Omdat ook anderen
dit plan zullen lezen, wijzen we er op, dat daar waar in dit plan ‘wij’ staat, het college
wordt bedoeld en daar waar ‘u’ staat de gemeenteraad.
Alvorens we ingaan op het onderwerp van dit plan, de transities, brengen we de
werkagenda van de raad onder de aandacht waarin is aangegeven hoe de raad met dit
onderwerp te werk wil gaan. In de raadswerkgroep Samenleving zijn voor dit onderwerp
de volgende vragen geformuleerd.
Hoe kan de raad zijn kaderstellende rol oppakken?
Hoe geeft de raad inhoud aan zijn budgetrecht?
Hoe bewaakt de raad de democratische legitimiteit van de besluitvorming en uitvoering
van de decentrale regelgeving?
In deze notitie wordt met name ingegaan op de kaders voor de transities. Over de
financiën wordt besloten bij de vaststelling van de gemeentebegroting 2015. Maar het
kan zijn, dat het nodig is om ook tussentijds daar besluiten over te nemen. De
dynamische werkagenda is het voertuig om daar al werkende duidelijkheid over te
krijgen. Verdere besluitvorming heeft betrekking op onder meer uitvoeringsplannen en
verordeningen. Ook hiervoor geldt, dat met de raadswerkgroep zal worden besproken,
welke stukken relevant zijn voor het bewaken van de democratische legitimiteit van de
besluitvorming en uitvoering van de decentrale regelgeving. Verordeningen moeten in
ieder geval door de raad worden vastgesteld.
Om zo goed mogelijk in beeld te houden wat dit betekent voor inwoners is dit plan zoveel
mogelijk geschreven vanuit het perspectief van inwoners, cliënten. Dat helpt om het
3
verhaal niet overdreven moeilijk te maken, maar ook om de juiste richting in te gaan.
Uiteindelijk gaat het er om, dat we ondersteuning kunnen blijven bieden aan de mensen
die echt niet zonder kunnen.
Met de voorgenomen decentralisaties krijgen gemeenten er veel taken bij. Meer taken,
maar minder geld. In dit transitieplan beschrijven we wat er op basis van nieuwe wetten
gaat veranderen en hoe wij daar mee omgaan. We moeten bij het schrijven van dit plan
accepteren, dat er nog veel onduidelijk is. We weten bijvoorbeeld nog niet precies welke
taken worden overgedragen en er is nog veel onduidelijkheid over de financiën. Maar als
we zouden wachten met het vaststellen van deze notitie tot alles echt duidelijk is, dan
komen we tijd tekort om op 1 januari 2015 klaar te zijn voor de nieuwe taken. Zo
moeten we met de inkoop van de jeugdhulp en begeleiding begin 2014 starten.
Voorkomen is beter dan genezen. We streven naar een samenleving waar mensen sociaal
en economisch zelfredzaam zijn; een gemeenschap waar inwoners elkaar ontmoeten en
helpen en toegang hebben tot allerlei ‘voorzieningen’ die hen in staat stellen om zich te
ontplooien en zoveel mogelijk deel te nemen aan de samenleving.
En als er dan problemen zijn, is een belangrijk uitgangpunt, dat er meer een beroep zal
worden gedaan op inwoners om problemen zelf op te lossen. Zelf problemen oplossen,
maakt mensen sterker. Maar niet iedereen is daar altijd toe in staat. Dan is er hulp nodig
van familie, vrienden, buren of professionals.
We hebben te maken met overdracht van verantwoordelijkheden vanuit het Rijk en de
provincie naar de gemeenten op basis van:
de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning
de Jeugdwet
de Participatiewet
Deze wetten hangen samen met elkaar. In de praktijk komt het regelmatig voor dat
huishoudens1 die een probleem hebben op één terrein, dat ook hebben op een ander
terrein. Daarom is het vasthouden van die samenhang belangrijk bij het schrijven van
het transitieplan, maar ook straks bij de uitvoering. Tegelijk is het wel zo, dat de
voorwaarden die de wetten aan de gemeenten opleggen zo verschillend zijn, dat ze alle
drie apart aandacht moeten krijgen.
Op 13 september 2012 heeft de raad kennisgenomen van de visie- en keuzenota ‘Eigen
kracht, samen sterk’ met daarin de visie en uitgangspunten. Middels een amendement
werd besloten om de behandeling en besluitvorming (instemming) op te schorten tot
een later tijdstip, dit in samenhang met de nieuwe kadernota Wmo. De totstandkoming
van de kadernota Wmo echter, is vanwege het landelijke herijkingsproces voorlopig
uitgesteld. In de nota die nu voor u ligt, zijn de beleidskaders AWBZ-transitie opnieuw
opgenomen, zij het in een enigszins aangepaste vorm. Zo zullen de voorwaarden voor
het PGB op een later moment, nadat de wetgeving bekend is, nader worden uitgewerkt.
Het transitieplan ‘Anders kijken, goed voor elkaar’ kunt u beschouwen als een
vervanging van de keuzenota ‘Eigen kracht, samen sterk’. Dit conform het amendement.
1 We gebruiken de term huishouden voor een adres waar één of meer personen wonen. Daaronder vallen ook éénpersoonshuishoudens. Dit in tegenstelling tot de term gezin.
4
De Jeugdwet legt aan gemeenten op om op regionaal niveau samen te werken. Zo
moeten gemeenten gezamenlijk afspraken maken over de wijze waarop de
jeugdbescherming en de jeugdreclassering worden geregeld en hoe die worden
ingekocht. Voor deze en nog veel meer andere verplichtingen is er een ‘Regionaal
beleidskader jeugd’ opgesteld. Dit moet door de gemeenteraden in het Hart van Brabant
(Tilburg, Loon op Zand, Hilvarenbeek, Goirle, Dongen, Oisterwijk, Heusden, Gilze en
Rijen en Waalwijk) worden vastgesteld. In het ‘Beleidskader jeugdstelsel Hart van
Brabant’ wordt ingegaan op de zaken die gemeenten verplicht of vrijwillig gezamenlijk
moeten of willen regelen. Het zou te gedetailleerd worden om dat allemaal in dit
transitieplan over te nemen. We beperken ons in deze notitie tot de hoofdlijnen. Het
Beleidskader jeugdstelsel Hart van Brabant bieden wij eveneens ter vaststelling aan.
In juni 2013 hebben de gemeenteraden van de Langstraat-gemeenten ingestemd met de
nota “Iedereen doet mee”. Deze nota is gebaseerd op de contourennota en het sociaal
akkoord en is bedoeld als richtinggevend document. Het geeft een eerste aanzet tot een
meerjarig participatiebeleid. De beslispunten zijn meegenomen bij het maken van dit
plan.
Dit plan is opgebouwd aan de hand van de vragen ‘wat, waar, hoe en de kosten’. In
hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de vraag wat er per 1 januari 2015 voor inwoners
verandert op de terreinen van nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet
en de Participatiewet. We gaan in op de veranderingen in de wetgeving, welke groepen
inwoners daar mee te maken hebben en hoe groot deze groepen zijn. Vervolgens gaan
we in dit hoofdstuk in op hoe de gemeente Waalwijk zich de toekomstige situatie
voorstelt. In hoofdstuk 2 gaan we in op waar inwoners terecht kunnen om ondersteuning
te vragen. Dit is uitgewerkt in een model, waarin duidelijk wordt hoe dit model in
Waalwijk gaat werken. In hoofdstuk 3 gaan we in op de vraag hoe we op basis van de
omvang van de verschillende groepen en de verantwoordelijkheden die we krijgen, er
voor zorgen dat inwoners die dat nodig hebben ondersteuning op maat krijgen. De
kosten bespreken we in hoofdstuk 4. Het vervolg (de planning) bespreken we in
hoofdstuk 5. Daarna is nog een lijst met afkortingen toegevoegd.
De raad heeft besloten:
In te stemmen met de hiervoor in de werkgroep Samenleving gehanteerde werkagenda, als overdrachtsdocument voor de aankomende nieuwe gemeenteraad danwel de nieuwe raadswerkgroep Samenleving en de geformuleerde vragen ten aanzien van de vast te stellen kaders
Het transitieplan te beschouwen als een vervanging van de keuzenota ‘Eigen kracht, samen sterk’.
De conclusies en aanbevelingen van het rapport van de Rekenkamercommissie ‘De invulling van zijn kaderstellende rol door de gemeenteraad van Waalwijk’ d.d. 4 juni 2013 te betrekken bij de uitwerking van deze kaders.
5
1. WAT: Wat gaat er voor inwoners veranderen na
2015?
1.1 Wat draagt het Rijk aan de gemeente over?
Wmo en AWBZ, jeugdhulp en arbeidsparticipatie, het hele sociale domein, het moet
allemaal anders. Goedkoper, doelmatiger en meer samenhangend met elkaar.
Verschuivingen van taken, verantwoordelijkheden en geld moeten een antwoord geven
op de huidige problemen zoals versnippering, langs elkaar heen werken, kosten,
wachtlijsten, doorverwijzingen en stapeling van gesprekken. We noemen dit transities.
Het idee achter de transities is dat de gemeente dichter bij de inwoners staat en zo dus
beter de behoeften van de inwoners begrijpt en er antwoord op kan geven. Bovendien
kan zo de eigen kracht van mensen beter worden benut.
De rol van de (lokale) overheid verschuift van ‘voorschrijven van oplossingen’ naar
‘ondersteuning bij’ het zelf oplossen van problemen. Als inwoner kun je daarom geen
voorziening meer claimen, wel is er ondersteuning bij het meedenken over oplossingen.
Dat is de visie die het Rijk voorstaat bij de nieuwe wetten op het gebied van
maatschappelijke ondersteuning, jeugd en werk (nieuwe Wet maatschappelijke
ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet).
Hierna volgt een korte uitleg van deze wetten, met daarbij een beschrijving van waar we
ons als gemeente aan moeten houden en om hoeveel inwoners van de gemeente
Waalwijk het gaat.
Wmo
De (nieuwe) Wmo, wat is dat?
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking,
chronische, psychische of psychosociale problemen ondersteuning krijgen om te helpen
om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen.
In de nieuwe Wmo, die ingaat op 1 januari 2015, staan drie doelen centraal:
Het bevorderen van sociale samenhang, de mantelzorg, het vrijwilligerswerk en de
veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van
huiselijk geweld.
Het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een
beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in
de eigen leefomgeving.
Het bieden van opvang (maatschappelijke opvang, vrouwenopvang, beschermd wonen
en verslavingszorg vallen hieronder).
Hierbij gaat het om taken die ook al in de oude Wmo stonden, aangevuld met taken uit
de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). En dat allemaal in een nieuw jasje.
6
De belangrijkste veranderingen of aanscherpingen:
Zelfredzaamheid en participatie voorop.
In de nieuwe Wmo wordt het begrip maatwerkvoorziening geïntroduceerd in plaats van
de compensatieplicht. Van belang is de dialoog tussen de inwoner en de gemeente over
de benodigde hulp. De gemeente en de inwoner hebben de ruimte om samen tot
oplossingen te komen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden.
De gemeenten moeten mantelzorgers en vrijwilligers ondersteunen en algemene
voorzieningen en maatwerkvoorzieningen bieden. Dit alles om de zelfredzaamheid en
participatie van de cliënten te vergroten.
De prestatievelden van de huidige Wmo komen met de invoering van de nieuwe Wmo te
vervallen.
De uitbreiding van de Wmo met taken vanuit de AWBZ
Concreet betekent het voor inwoners van onze gemeente, dat zij voor de volgende
ondersteuning voortaan bij de gemeente moeten zijn:
Begeleiding, hierbij gaat het bijvoorbeeld om dementerenden die een aantal keren per
week op een locatie deelnemen aan een dagbesteding;
Kortdurend verblijf, hierbij gaat het bijvoorbeeld om opvang van mensen met een
verstandelijk beperking in het weekend om de mantelzorgers te ontzien.
De persoonlijke verzorging gaat grotendeels niet over naar de gemeenten, maar naar de
zorgverzekeraars. Een klein deel dat betrekking heeft op cliënten met zintuiglijke of
verstandelijke beperking en cliënten met een psychiatrische problematiek, zo’n 6,7% van
degenen die persoonlijke verzorging krijgen, gaat wel naar de gemeenten met 5% van
het budget.
De uitbreiding van de Wmo gaat om mensen met:
Een somatische aandoening of beperking
Een lichamelijke ziekte die een blijvende beperking geeft, niet veroorzaakt door een
stoornis van het zenuwstelsel of bewegingsapparaat.
Voorbeeld: Artrose
Een psychogeriatrische aandoening of beperking
Er is sprake van een ziekte, niet-aangeboren aandoening of functiestoornis in of van de
hersenen. Deze aandoeningen gaan vaak gepaard met aantasting van denkvermogen,
gevoelsleven en herinneringscapaciteit.
Voorbeeld: Dementie
Een psychiatrische aandoening of beperking
Een stoornis door een of meer symptomen veroorzaakt door in de psyche gelegen
factoren. Bij de classificatie worden vaak vastgestelde criteria gehanteerd die uitgaan van
een (groep van) symptomen.
7
Voorbeeld: Borderline en Anorexia
Een verstandelijke beperking
Iemand scoort met het denkvermogen lager dan gemiddeld bij een algemene
intelligentietest (in Nederland geldt voor AWBZ-ondersteuning een IQ-grens van 85). Er
is sprake van blijvende beperkingen op het gebied van de sociale redzaamheid.
Voorbeeld: Syndroom van Down
Een lichamelijke beperking
Een fysieke aandoening waarbij sprake is van beperkingen als gevolg van stoornissen
van het zenuwstelsel en het bewegingsapparaat, waarbij geen functionele verbetering
mogelijk is.
Voorbeeld: Niet-aangeboren hersenletsel, beperkingen van het spierstelsel en
beenderstelsel (dwarslaesie en verlamming).
Een zintuiglijke beperking
Het kan gaan om een beperkt gezichtsvermogen (visueel) of gehoor (auditief) of een
communicatieve beperking.
Voorbeeld: Visuele beperkingen (blindheid, slechtziendheid en oogziekte) en auditieve
beperkingen (doofheid en andere stoornissen in het gehoor).
Met de uitgangspunten van de nieuwe wet betekent dit dat het wettelijke recht op
ondersteuning, zoals dat nu is opgenomen in de AWBZ, komt te vervallen. Voor de
cliënten met een langere indicatie na 1 januari 2015 geldt waarschijnlijk een
overgangsregeling voor een periode van één jaar. Welke veranderingen dit –voor de
betreffende inwoner- precies tot gevolg zal hebben, is nu nog niet duidelijk. De
intramurale ondersteuning (bijvoorbeeld binnen verpleeghuizen) voor de meest
kwetsbare mensen blijft in de kern-AWBZ.
Hoe zit het met vervoer naar de dagbesteding na 1 januari 2015?
Onder het huidige AWBZ-regime stelt het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg) vast of er
sprake is van een medische noodzaak voor vervoer bij een inwoner met een indicatie
voor groepsbegeleiding. Nu wordt vervoer enkel geïndiceerd bij groepsbegeleiding. Het
grootste gedeelte van cliënten met groepsbegeleiding ontvangt vervoer van en naar de
organisatie die de groepsbegeleiding aanbiedt. In de praktijk wordt dit verder door de
aanbieder geregeld. Veelal heeft deze een contract met een vervoerder zoals een
taxibedrijf.
Doordat straks de gemeenten het budget (minus een korting) voor vervoer gaan
ontvangen en beheren, kan dit betekenen dat zij het vervoer op een andere manier gaan
regelen. Bijvoorbeeld door vrijwilligers in te zetten of gebruik te maken van het
leerlingenvervoer (een systeem waarbij kinderen met een beperking met een taxi of
busje van en naar school worden gebracht), maar dan buiten de school- c.q. piektijden
om. Het is ook mogelijk dat er – vooralsnog - niets verandert met betrekking tot het
vervoer. De gemeenten doen hier momenteel onderzoek naar. In ieder geval zullen zij
8
trachten de inwoners zoveel mogelijk op een zo kort mogelijke afstand passende
ondersteuning te bieden. Behalve een langere reistijd bespaart dit ook op de
vervoerskosten.
De nieuwe taken in de Wmo, over hoeveel inwoners hebben we het dan?
Aantal cliënten Bekostiging
>180 Persoonsgebonden budget
>420 Zorg in natura
Anno 2013 maken ruim 600 inwoners van Waalwijk gebruik van AWBZ producten die
straks over worden geheveld naar de gemeente. Daarbij gaat het om hulp in de vorm
van dagbesteding, individuele begeleiding en kortdurend verblijf. Van deze AWBZ-
producten wordt ca. 30% verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB)
en 70% in de vorm van Zorg in Natura (ZIN). Hier gaan we verder op in in paragraaf 3.2.
Bron: Decentralisatie Monitor (Wmo Kantoor, 2013).
1.1.2 De Jeugdwet
De (nieuwe) Jeugdwet, wat is dat?
In de huidige situatie is de ondersteuning voor de jeugd georganiseerd in tal van wetten
en voorzieningen en al jaren wordt gewerkt aan een stroomlijning hiervan. De
ontwikkelingen rondom het Centrum Jeugd en Gezin zijn hier een voorbeeld van. De
nieuwe wet verlegt bestaande taken rondom de jeugdhulp naar het lokale (gemeentelijke
of regionale) niveau.
Gemeenten worden per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor het geheel aan preventie,
ondersteuning, begeleiding, hulpverlening en behandeling bij problemen in het gezond en
veilig opgroeien van kinderen tot volwassenheid. Daaronder vallen ook de uitvoering van
jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.
Concreet betekent dit voor de gemeente, dat zij verantwoordelijk wordt voor:
Het verbeteren van het opvoedklimaat;
Een passend aanbod van jeugdhulp;
Een netwerk rondom jeugdhulp;
Inschakeling van de Raad voor de Kinderbescherming, waar nodig;
Participatie van jeugdigen met een beperking;
Het beantwoorden van vragen en het geven van goede adviezen;
Een goed aanbod op het terrein van Kinderbescherming en Jeugdreclassering.
Voor inwoners betekent dit, dat ze voor ondersteuning op het terrein van jeugdhulp bij
de gemeente moeten zijn of bij de door de gemeente betaalde voorzieningen.
9
Deze hulp moet laagdrempelig zijn en gemakkelijk te herkennen. Om dit te realiseren zal
nauw moeten worden samengewerkt met het onderwijs en ook met huisartsen, medisch
specialisten en jeugdartsen (GGD), omdat deze ook door kunnen verwijzen naar alle
vormen van jeugdhulp. Hiervoor maken we in 2014 afspraken.
De nieuwe Jeugdwet geeft minder ruimte voor de vrije invulling in de gemeente, zowel
ten aanzien van de ondersteuning die moet worden geleverd als de
samenwerkingsverbanden die hierbij moeten worden aangegaan. Het gaat hierbij om:
Ondersteuning die verplicht moet worden geleverd zoals:
Continuering in 2015 van de ondersteuning die onder de huidige Wet op de jeugdzorg
valt voor de bestaande cliënten en de cliënten die op de wachtlijst staan. Met
uitzondering van cliënten in de jeugdreclassering en jeugdbescherming kan hierbij wel
worden gezocht naar een alternatief aanbod, mits de gemeente en de cliënt daar
overeenstemming over hebben.
De inrichting van een Algemeen Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
(AMHK).
Maatregelen die worden opgelegd door tussenkomst van een rechter. Deze maatregelen
moeten door de gemeenten geleverd en uitgevoerd worden.
Directe hulp in situaties waarbij er sprake is van onveiligheid voor het kind.
Een 24-uurs crisisdienst.
Samenwerkingsverbanden, die verplicht met regiogemeenten worden aangegaan:
De jeugdbescherming en jeugdreclassering, ofwel de zorg die valt onder veiligheid en in
het gedwongen kader, moeten vanuit de Jeugdwet op regionaal niveau worden
georganiseerd en aansluiten bij het Zorg – en Veiligheidshuis (regio Midden–Brabant).
De jeugdbeschermingsmaatregelen (bijvoorbeeld voogdij en gezinsvoogdij) moeten
worden uitgevoerd door gecertificeerde instellingen. Deze instellingen bepalen welke
jeugdhulp nodig is en de gemeente heeft een leveringsplicht.
De samenwerking met de Raad voor de Kinderbescherming zal worden vastgelegd in een
protocol.
Gecertificeerde instellingen gaan de taken voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
uitvoeren. Deze behoren nu tot de taken van Bureau Jeugdzorg (BJZ). Vanaf 1 januari
2015 houdt BJZ op te bestaan. De taak Toegang van het Bureau Jeugdzorg gaat naar
gemeenten.
Het inrichten van een Algemeen Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
(AMHK) moet op regionaal niveau worden geregeld.
Hoe zit het met passend onderwijs?
Naast de stelselwijziging voor de ondersteuning voor jeugd vindt er ook een
stelselwijziging plaats voor het onderwijs: Passend onderwijs. De twee grote
10
stelselwijzigingen Passend onderwijs en ondersteuning voor jeugd hebben op veel punten
raakvlakken. Zij gaan uit van het hanteren van eenzelfde visie op de ondersteuning van
jeugdigen en kunnen daardoor elkaar versterken. Schoolbesturen krijgen de opdracht en
de middelen om elk kind Passend onderwijs te bieden. Gemeenten worden
verantwoordelijk voor hulp aan jeugdigen en ouders in gezin, wijk en buurt. Beiden
krijgen de opdracht om de terreinen met elkaar te verbinden en de plannen over en weer
af te stemmen.
Van onderwijs wordt verwacht dat zij een belangrijke bijdrage levert aan zowel onderwijs
als opvoeding van kinderen en jongeren, door het geven van les maar ook door het
stimuleren van de ontwikkeling in algemene zin. Het contact met ouders is van groot
belang en wij zien bij het onderwijs een belangrijke rol liggen in het stimuleren van
ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Over het Ondersteuningsplan, dat het
onderwijs verplicht op moet stellen, dient vóór 1 mei 2014 overeenstemming te worden
bereikt met gemeenten in een Op Overeenstemming Gericht Overleg (OOGO).
De nieuwe Jeugdwet, over hoeveel jeugdigen hebben we het dan?
Omdat het hier gaat om sterk uiteenlopende ondersteuning maken we hier een
onderscheid naar de soort hulp:
Aantal cliënten Bekostiging
565 Zorgverzekeringswet
195 AWBZ
410 Provincie
10 Gesloten jeugdzorg
565 jeugdigen maken gebruik van de GGZ op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw).
De GGZ bestrijkt een zeer divers veld met veel verschillende aandoeningen, met grote
verschillen in de zwaarte (dyslexie, autisme, psychose, anorexia) en met grote
verschillen in de kosten;
195 jeugdigen ontvangen jeugdhulp op basis van de AWBZ, al dan niet met verblijf. Er is
altijd sprake van cliënten met een aantoonbare psychiatrische stoornis.
410 jeugdigen ontvangen hulp op basis van door de provincie gefinancierde jeugdhulp.
Het gaat hier om opvoed en opgroei – ondersteuning waaronder de ambulante hulp,
verblijf in een accommodatie deeltijd / voltijd, verblijf pleegzorg, jeugdbescherming,
jeugdreclassering, aanmeldingen BJZ, gemelde kinderen bij het Algemeen Meldpunt
Kindermishandeling.
10 jeugdigen hebben een vorm van gesloten jeugdzorg.
Deze cijfers komen uit de meicirculaire 2013 en hebben betrekking op 2010/2011 en zijn
gebruikt om de hoogte van de budgetten te berekenen.
11
1.1.3 De Participatiewet
De Participatiewet, wat is dat?
Het kabinet wil dat alle mensen als volwaardige burgers mee kunnen doen aan onze
samenleving. Bij voorkeur via een reguliere baan, maar als dat (nog) een brug te ver is,
door op een andere manier te participeren in de samenleving. Er worden ook kansen
gecreëerd voor mensen met een arbeidsbeperking. Daarvoor komt er één regeling, de
Participatiewet. De regering wil de grote onderwerpen op de arbeidsmarkt samen met
werknemers en werkgevers aanpakken. In het sociaal akkoord stellen werkgevers zich
garant voor 100.000 extra banen in 2026 voor mensen met een arbeidsbeperking die
niet zelfstandig het wettelijk minimum loon kunnen verdienen. Hiervoor wordt het
instrument van loonkostensubsidie geïntroduceerd. Met dit instrument compenseert de
gemeente werkgevers tot maximaal 100% van het wettelijk minimum loon voor de
verminderde productiviteit van een werknemer met een arbeidsbeperking.
De overheid doet hetzelfde voor 2.500 banen per jaar, oplopend tot 25.000 in 2024.
Mochten deze aantallen niet gerealiseerd worden, dan treedt in 2017, na overleg met de
sociale partners en gemeenten, alsnog een wettelijk quotumregeling2 in werking. Lokaal
maken we hier afspraken over met werkgevers.
Gemeenten worden met de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015
verantwoordelijk voor de begeleiding en ondersteuning van werkzoekenden naar een
reguliere baan op de arbeidsmarkt.
Concreet betekent dit voor de verschillende inwoners van Waalwijk dat:
Een inwoner die een bijstandsuitkering heeft of aanvraagt bij de gemeente zo snel
mogelijk weer werk zoekt. Daarop wordt hij voorbereid door b.v. een opleiding of
training.
Mensen die nu een uitkering hebben op basis van de Wajong, de Wwb of de Wsw zullen,
voor zover zij (gedeeltelijk) kunnen werken ook regulier werk moeten vinden.
Werkgevers worden geacht hier aan mee te werken. De huidige Wajong wordt daarbij
beperkt tot de groep die volledig en voor altijd arbeidsongeschikt is en de Wsw is er
alleen nog maar voor de mensen die in aanmerking komen voor ‘beschut werk’. Hierbij is
geen nieuwe instroom meer mogelijk.
Van inwoners voor wie de afstand tot de arbeidsmarkt nog te groot is, wordt een
tegenprestatie gevraagd. Dat kan zijn vrijwilligerswerk, onbetaald werk, enz. In feite
betekent dit voor inwoners dat niemand aan de kant hoeft te blijven staan, maar ook niet
kàn blijven staan. De inzet van inwoners als vrijwilliger is ook nodig om aan de stijgende
vraag naar hulp in de samenleving te kunnen voldoen.
Naast de begeleiding naar werk is in de wet ook een beperking opgenomen ten aanzien
van het recht op inkomensondersteuning. Er wordt niet alleen naar het individuele
inkomen gekeken maar naar het inkomen van het hele huishouden. Dit noemen we de
2 De quotumregeling, zoals die in de concept Participatiewet was opgenomen, hield in, dat werkgevers met 25 of meer medewerkers de verplichting hebben er voor te zorgen, dat 5% van hun personeel mensen met een beperking zijn. Deze quotumregeling is opgeschort tot 2017.
12
huishouduitkeringstoets. De invoering van de huishouduitkeringstoets heeft vooral
consequenties voor de Wajongers die worden overgedragen naar de gemeente en voor
de Wsw-ers. In de periode 2015-2017 worden alle Wajongers door het UWV herkeurd.
Deze mensen worden –gefaseerd - door het UWV aan gemeenten overgedragen. Er zijn
in onze gemeente ongeveer 485 Wajongers. Daarvan valt 60% naar verwachting onder
de Participatiewet, omdat ze gedeeltelijk arbeidsvermogen hebben. Voor zover zij
huisgenoten met een inkomen hebben, zouden zij geen uitkeringen krijgen vanwege de
huishouduitkeringstoets. Maar voor deze groep geldt, voor zover zij niet gehuwd zijn,
een uitzondering van deze toets gedurende 30 maanden. Dat betekent, dat ze in deze
periode wel een uitkering kunnen krijgen als alleenstaande en dat ze ook worden
begeleid naar werk. Dit leiden we af van de conceptwettekst, die nog niet is vastgesteld.
Voor de aanvragen voor een uitkering voor levensonderhoud blijft de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Suwi) bestaan. Aanvragen voor
levensonderhoud moeten per 1 januari 2015 ingediend worden bij het UWV. Het UWV
stuurt deze aanvragen door naar de gemeente / Baanbrekers ter beoordeling en
besluitvorming. Bij de inrichting van de toegang moet hiermee rekening worden
gehouden.
Vanuit de wet worden gemeenten geacht de regionale samenwerking te versterken,
vooral daar waar het gaat om eenduidigheid in de dienstverlening richting werkgevers.
In het sociaal akkoord is afgesproken dat de huidige Sociale Werkvoorzieningsbedrijven
(SW-bedrijven) opgaan in 35 werkbedrijven, één in elke arbeidsmarktregio. Voor de
uitwerking van de Werkbedrijven zijn de sociale partners (werkgevers, werknemers en
het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV)) met gemeenten in overleg.
Uitgangspunt is dat de Werkbedrijven een schakel gaan vormen naar de banen waarvoor
werkgevers zich garant hebben gesteld.
Gemeenten hebben de lead bij de vorming van de Werkbedrijven en werken daarbij
nauw samen met de sociale partners en het UWV. Er is in dit proces geen sprake van
gedwongen fusies van SW-bedrijven. De dienstverlening, bepalen arbeidscapaciteit,
matching en begeleiding, gaan lopen via deze werkbedrijven.
Een ander resultaat uit het sociaal akkoord is dat werkgevers zich (oplopend tot 2026)
garant stellen voor 100.000 extra banen voor arbeidsgehandicapten.
In aanloop naar de invoering van de Participatiewet hebben de gemeenten Waalwijk,
Heusden en Loon op Zand besloten de ISD-ML (Intergemeentelijke Sociale Dienst
Midden-Langstraat) en WML (Werkvoorziening Midden-Langstraat) te laten fuseren tot 1
uitvoeringsinstituut Baanbrekers. Baanbrekers is per 1 januari 2013 van start gegaan.
Ter voorbereiding op de komst van de Participatiewet hebben de raden van Langstraat-
gemeenten in het tweede kwartaal 2013 de nota “Iedereen doet mee” vastgesteld.
Daarmee hebben de raden besloten:
dat, om maximaal gebruik te maken van de (verdien) capaciteit van mensen, wordt
gekozen voor een individuele benadering in plaats van de huidige
doelgroepenbenadering;
dat Baanbrekers in overleg met de gemeenten voor de groep kwetsbaren een
uitvoeringsplan opstelt, over hoe met deze groep om te gaan.
13
dat bij het maken van een profielschets van het gezin ( één gezin, één plan) het gezin in
haar sociale context en directe woonomgeving wordt geplaatst. Bij het opstellen van de
profielschets is een wijkgerichte benadering, waarbij het gezin en het aanwezige sociale
netwerk centraal staat, voorwaarde om te komen tot een maatwerkoplossing.
dat het contact met het bedrijfsleven moet worden geïntensiveerd om zo de kans op
plaatsing van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten;
dat Baanbrekers de ontmoeting tussen werkgevers en potentiële werknemers moet gaan
faciliteren. Deze ontmoeting zorgt ervoor dat werkgevers eerder bereid zullen zijn om
ruimte te bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
dat Baanbrekers komt met een voorzet over op welke wijze er vorm gegeven moet
worden aan de tegenprestatie.
Deze besluiten zijn meegenomen bij het maken van dit plan.
De Participatiewet, over hoeveel inwoners hebben we het dan?
Onder de Participatiewet vallen de Wet sociale werkvoorziening (Wsw), de Wajong en de
Wet Werken en Bijstand (Wwb)
Aantal cliënten Bekostiging
326 Wsw
485 Wajong
743 Wwb
De Wsw heeft in Waalwijk betrekking op 326 inwoners, 286 in een dienstverband, 16 in
begeleid werken en 24 op de wachtlijst (Bron: bestuursrapportage tweede kwartaal 2013
Baanbrekers). Hierbij gaat het om mensen die via het UWV een indicatie beschut werken
hebben.
485 inwoners maken gebruik van Wajong, van wie 453 volledig en 32 deels
arbeidsongeschikt zijn verklaard (Bron: Atlas Sociale Verzekeringen 2012: Regionale
informatie Sociale Verzekering peildatum 1 januari 2013). Hierbij gaat het om mensen
die vóór hun 18e arbeidsongeschikt zijn.
De Wwb uitkering wordt door 743 inwoners gebruikt (bron, bestuursrapportage tweede
kwartaal 2013 Baanbrekers). Hierbij gaat het om mensen die tijdelijk niet in de kosten
van levensonderhoud kunnen voorzien, omdat ze werkloos zijn.
1.2 Doelgroepenanalyse
De aantallen inwoners die per transitie zijn vermeld in de vorige paragrafen zijn
gebaseerd op gegevens, monitors e.d. uit verschillende jaren. Eind 2012 heeft de
gemeente samen met de instellingen geconstateerd, dat er geen overzicht is om wie en
wat het precies gaat bij de transities en om hoeveel huishoudens het gaat. Daarom is
besloten om een eigen analyse te maken op huishoudniveau.
14
De analyse in deze paragraaf is tot stand gekomen op basis van cijfers die door
instellingen3, actief in Waalwijk, aan ons zijn aangeboden. Het aantal producten en het
aantal huishoudens is in onderstaand schema opgenomen:
Taken die nu al onder de gemeente vallen en een relatie hebben met de transities
Taken die in het kader van de transities overkomen naar de gemeente Taken die ook in de toekomst extern worden uitgevoerd, maar wel een relatie hebben met de transities
Uit de analyse blijkt, dat inwoners van Waalwijk in 2012 in totaal 7300 producten
afnemen bij de gemeente of bij instellingen die door de gemeente worden betaald. Met
de transities komen er ongeveer 3000 producten bij. Hierbij gaat het om producten en
niet over huishoudens. Het gaat hier om individuele vragen van inwoners die
ondersteuning kregen in de vorm van een of meer producten.
De landelijke cijfers geven een vergelijkbaar beeld. Naar verwachting krijgt de gemeente
te maken met ca. 2300 extra cliënten. Via de Wmo (ruim 600), de Jeugdwet (1180) en
de Participatiewet (485). De 2300 cliënten maakten gebruik van 3000 producten.
3 De instellingen die hebben meegewerkt aan de analyse zijn: Baanbrekers, GGZ, MEE, Stichting Jongerencentra Waalwijk, Juvans, ContourdeTwern, het Veiligheidsoverleg, Novadic Kentron, Casade, SiZa Gemini, Schakelring, Prisma, Amarant, Thebe en RIBW en de gemeente. We hebben geen detailgegevens van de politie en Bureau Jeugdzorg.
Huidige taken
Paswijzer
Schuldhulpverlening
Wmo Rolstoelvoorziening,
Wmo woonvoorziening
Wmo huishoudelijke zorg
Vroegtijdig schoolverlaten
Spijbelen
Veiligheid
Maatschappelijk werk
Jeugd- en jongerenwerk
Homestart en Opstap
WSW
3 transities
Lichamelijke beperking
Verstandelijke beperking
Psychiatrische hulp
Verslavingszorg
Wmo begeleiding
Wajong
Jeugdzorg
Extern
Huurachterstanden
Problematisch woongedrag
7347 producten
4829 huishoudens
3210 producten
2634 huishoudens
15
Bij de data hier onder zijn gegevens verzameld niet op individueel niveau, maar op het
niveau van huishoudens. Dat hebben we gedaan omdat het uitgangspunt is, dat we bij
meervoudige problemen kijken naar het hele huishouden.
Producten per huishouden (figuur 1)
De optelsom van de producten per huishouden geeft het volgende beeld:
Waalwijk heeft in totaal 19.500 huishoudens;
4800 daarvan, dat wil zeggen 24%, is bekend bij één of meerdere partners in het sociale
domein;
Een groot deel (60%) van deze 4800 huishoudens komt slechts voor bij één van de
partners, en maakt maar gebruik van één dienst.
Figuur 1 Aantal producten per huishouden
Het gebruik van producten (figuur2):
Afgezet tegen het totale aantal huishoudens van Waalwijk zien we dat bijna een kwart
van de huishoudens bekend is bij minimaal één van de partners betrokken in onze
analyse. In onderstaand schema is aangegeven hoeveel huishoudens nu gebruikmaken
van voorzieningen (blauwe kolom) en de ambitie van de gemeente die wordt voorgesteld
(rose kolom)
Figuur 2 Gebruik voorzieningen door huishoudens
16
Elke organisatie heeft naar eigen inzichten bepaald welke diensten/producten zij leveren
aan huishoudens in Waalwijk. Hierbij is aangegeven hoeveel huishoudens hiervan gebruik
maken.
Daarnaast is bij elk product een inschatting gemaakt van het risico voor dit huishouden
met de volgende betekenissen:
Risico rood betekent dat voor dit huishouden een direct risico wordt gezien wat betreft de
behoefte aan ondersteuning en de mogelijkheden van participatie. Een voorbeeld hiervan
is een huishouden in de schuldhulpverlening.
Risico oranje betekent dat er wel wat aan de hand is maar dat het afhankelijk van de
verdere omstandigheden is of dit huishouden (sterk) afhankelijk is van ondersteuning.
Een voorbeeld hiervan is een huishouden in de bijstand.
Een huishoudens met minstens één keer een rood risico of met twee of meer keren een
oranje risico beschouwen we als een huishouden met risico.
17
De kennismaking:
De heer en
mevrouw
Janse.
De heer en mevrouw Janse zijn al 45 jaar getrouwd en genieten van
hun pensioen. De laatste maanden gaat het iets moeizamer omdat
mevrouw wat vergeetachtig wordt en de heer Janse haar niet meer
alleen durft te laten. De ene dag gaat het beter dan de andere. Hun
enige dochter wil hen wel helpen maar heeft als alleenstaande,
werkende moeder beperkte mogelijkheden.
De heer van
den Bosch
De heer van den Bosch werkt sinds 4 jaar als zelfstandig ondernemer in
de publieke dienstverlening. Na 2 zeer succesvolle jaren valt de omzet
nu fors tegen. Hij heeft zijn inkomen al fors verlaagd, alle geldpotjes
zijn al leeg geschraapt, en nu maakt hij zich zorgen over de komende
maanden. Hij vertrouwt wel op de toekomst, inmiddels trekt de markt
al weer aardig aan, maar op de korte termijn voorziet hij problemen
met de betalingen van de vaste lasten.
Familie Peters
Familie Peters staat bekend als een gezellig en warm gezin. Vader en
moeder werken allebei en de twee kinderen hebben het eigenlijk altijd
wel goed gedaan. Tot zoonlief Floris van 14 wat meer in aanraking komt
met de uitdagingen van de straat. Of het nu door de verveling komt of
het avontuur dat lonkt: ineens duiken er nieuwe ‘vrienden’ op en alles
lijkt te veranderen. De schoolprestaties lopen terug en ook heeft de
mentor al signalen afgegeven van herhaald schoolverzuim. Maar nog
erger: vader en moeder hebben de indruk dat Floris in een verkeerd
circuit is terecht gekomen. Soms reageert hij zo raar? En hoe hij af en
toe kijkt, hij zal toch geen drugs gebruiken? Als klap op de vuurpijl is
Floris gisteren betrapt bij een winkeldiefstal. De politie stond ineens
voor de deur. Wat nu?
Familie van
Hurk
Familie van Hurk zit dik in de problemen. Door de crisis is vader zonder
werk komen te zitten en moeder heeft alleen maar een nul-
urencontract, waar ook niet veel inkomsten uit komen. En daarmee
lijkt alles in de soep te draaien: de schulden zijn nog niet dramatisch,
maar de rek is er wel uit. De huur van dit grote huis is bijna niet meer
op te brengen. En tussen hen gaat het ook niet meer zo lekker. Ze zitten
op elkaars lip, en soms denken ze wel eens dat het zo niet langer samen
hoeft. Moeder heeft ook steeds meer last van allerlei kwaaltjes.
Gelukkig gaat het met de kinderen nog goed, maar ze zullen het wel
gaan merken als er gesneden moet worden in hun clubactiviteiten.
Familie Beekmans
Familie Beekmans is al jaren bekend bij vele organisaties. Op één of
andere manier gaat het elke keer weer fout. En als er dan ondersteuning
komt komen ze vaak de afspraken niet na. Het groeit hun boven het
hoofd. En nu loopt het helemaal uit de hand met de kinderen. De school
heeft een melding gedaan van het vermoeden van kindermishandeling,
en dat is niet de eerste keer. Vader en moeder begrijpen het niet zo best.
Ze houden zoveel van hun kinderen en hebben er echt alles voor over.
Eigenlijk vinden ze het ook wel fijn dat ze allebei de hele dag thuis zijn,
dan kunnen ze hen veel aandacht geven.
18
1.3 Hoe stelt de gemeente Waalwijk zich de toekomstige
situatie voor?
De gemeente Waalwijk gaat voor een actieve samenleving waarin inwoners zichzelf en
anderen helpen en waarin mensen sociaal en economisch zelfredzaam zijn. Daarbij gaan
we uit van de eigen kracht van inwoners en hun sociale netwerk. Voor een kleinere groep
(kwetsbare) inwoners die (tijdelijk of permanent, geheel of gedeeltelijk) niet zelfstandig
kunnen zijn bieden we ondersteuning.
Vanuit het bovenstaande perspectief gebruikt gemeente Waalwijk de toekomstige
ontwikkelingen om een aantal belangrijke koersveranderingen in te zetten of door te
zetten:
De kanteling naar het inwonersperspectief
In plaats van te kijken naar de afzonderlijke ontwikkelingen die op de gemeente afkomen
bekijken we het totaal van de transities als een kans om anders met de behoefte, kracht
en mogelijke ondersteuning van de inwoners om te gaan.
Dit maakt het mogelijk om uit te gaan van de kansen, niet van de bedreigingen; kiezen
voor een eigen benadering: niet de protocollen en regels staan voorop, maar vanuit de
inwoners wordt gekeken naar wat er nodig is aan hulp en ondersteuning. Als basis wordt
gestreefd naar inwoners die zichzelf kunnen redden, werk en inkomen hebben, hun leven
zelf kunnen organiseren, jongeren die succesvol zijn, diploma’s halen en aan het werk
gaan. Hiermee beperken we het aantal huishoudens dat nog een beroep doet op betaalde
ondersteuning, waardoor voor de huishoudens die het echt nodig hebben een goed
passend aanbod kan worden gedaan.
Figuur 1 Gemeente Waalwijk ziet de transities als een paraplu tussen het wolkendek van decentralisaties en de wensen en behoeftes van de inwoners
19
Er zijn ook situaties waar regels wel voorop dienen te staan. Denk aan een maatregel die
door de rechter is opgelegd om de veiligheid van kinderen te waarborgen.
De inzet van eigen kracht en verantwoordelijkheid
Het inzetten van eigen kracht en verantwoordelijkheid sluit aan bij de visie van de
gemeente Waalwijk, waarbij een inwoner met een vraag:
Primair verantwoordelijk is voor zijn eigen vraag en oplossing;
Daarbij voor hulp als eerste aanklopt bij het eigen sociale netwerk, als dat nodig is;
Eventueel aangevuld met georganiseerd vrijwilligerswerk;
En als dat niet voldoende oplossing biedt gebruik kan maken van algemene of collectieve
voorzieningen;
En in het uiterste geval steun krijgt van professionele individuele voorzieningen.
De slag naar de transitiedoelstellingen voor alle inwoners
De gemeente Waalwijk staat voor ondersteuning op maat maar wel vanuit spelregels,
niet problematiserend, maar waar mogelijk ontzorgend. Iedere inwoner doet hierin mee,
niemand staat langs de kant. Daarbij moet wel ruimte zijn voor uitzonderingen, rekening
houdend met het individu en het huishouden. Indien nodig wordt hulp gegeven, zo licht
als mogelijk en zo intensief als nodig.
Wij stellen voor om akkoord te gaan met de transitiedoelen:
Iedereen is sociaal en economisch zelfredzaam
Figuur 2 Eigen kracht centraal
20
Ieder huishouden heeft minimaal één kostwinner4
Iedere jongere haalt een startkwalificatie
In de analyse over het aantal huishoudens hebben we gezien dat van de 19.500
huishoudens, 4800 huishoudens een beroep doen op betaalde voorzieningen. Gemeenten
worden met de komst van de nieuwe taken geconfronteerd met flinke kortingen op de
budgetten die meekomen. Als gemeente willen we waarborgen dat ook in de toekomst de
mensen hulp ontvangen die zij echt nodig hebben. De volgende onderdelen vormen de
basis voor het formuleren van de te bereiken maatschappelijke effecten.
De doelgroepenanalyse (de omvang van doelgroepen van de drie transities);
Een overzicht van de gemiddelde kosten per doelgroep (op basis van beperking e.d.);
De bezuinigingen;
De effecten van meer inzetten op eigen kracht;
De effecten van efficiënter werken (één huishouden één plan)
We stellen voor om de voor de volgende maatschappelijke effecten na te streven om de
kosten beheersbaar te houden en het beroep op (ter)echte hulp te waarborgen.
Van de 19.500 huishoudens doet in 2018 maximaal 15% een beroep op een voorziening,
betaald door de gemeente
Maximaal 5% van de huishoudens doet in 2018 een beroep op specialistische
voorzieningen betaald door de gemeente
De voortgang tenminste 1 x per 2 jaar te onderzoeken
N.B. De werkelijke omvang van het aantal huishoudens dat een beroep doet op
ondersteuning voor 2015 zal duidelijker worden bij de feitelijke overdracht van de
dossiers naar verwachting rond de zomer van 2014.
Sturing en monitoring op het resultaat voor de inwoner
De bovenstaande transitiedoelstellingen worden leidend en komen in plaats van de
zorgplicht en compensatieplicht. We doen een beroep op de eigen kracht van inwoners.
Dit vergt een andere manier van denken, niet alleen van inwoners, ook van
hulpverleners. De inwoner krijgt geen standaard aanbod maar werkt aan voor hem/haar
haalbare doelen: hij wil werk, hij wil van zijn schulden af enz. Daarbij krijgt hij/zij
ondersteuning, waar dat nodig is.
Bijvoorbeeld: als iemand op grond van een beperking een scootmobiel heeft, wil dat niet
zeggen dat een hulpvrager met eenzelfde beperking, ook een scootmobiel krijgt. Het
gaat om maatwerk en dan kan een andere oplossing beter van toepassing zijn. Inwoners
willen geholpen worden om hun doelen en oplossingen te bereiken. De gemeente
faciliteert in de lijn van de transitiedoelstellingen.
4 Onder kostwinner verstaan we iemand die een inkomen heeft, bijvoorbeeld uit arbeid, en die geen beroep doet op een uitkering.
21
Voor de organisaties die betaalde ondersteuning geven betekent dit dat de wijze van
levering en verantwoording in lijn moet zijn met de doelstelling van de inwoner.
Uitgangspunten bij de inkoop van ondersteuning zijn:
Het leveren van maatwerk op basis van het ondersteuningsplan van het huishouden in
plaats van standaard aanbod.
Afrekenen op basis van in het bereiken van de doelstellingen voor het huishouden in
plaats van inspanningen (zoals het aantal contacten met het huishouden).
Het sturingsmodel ziet er dan als volgt uit: de inwoner staat centraal. Ondersteuning is
succesvol als er is voldaan aan de drie gestelde criteria: De inwoner staat in zijn eigen
kracht, de gestelde doelen zijn gehaald en de bejegening, dus de manier waarop met de
inwoner is omgegaan, wordt positief ervaren. Dit wordt de basis waarop de relatie met
organisaties die betaalde ondersteuning geven wordt ingezet, de wijze waarop wordt
verantwoord en daarmee de graadmeter voor de geleverde kwaliteit.
Dit alles staat in de context van de rechten en de plichten van alle partijen. Inwoners en
de professionals die hun daarbij ondersteunen zullen hun doelen moeten stellen in het
verlengde van de gestelde transitiedoelstellingen. Het gaat dus over meedoen, over
jongeren die startkwalificaties halen, over het voorkomen van armoede of hier juist
uitkomen. Hetzelfde geldt voor de bejegening: het gaat erom dat instellingen binnen de
kaders de juiste vorm kiezen. Als het bijvoorbeeld gaat om een huishouden waar de
rechter een maatregel heeft opgelegd en interventie vanuit Jeugdzorg nodig is, dan is dat
de randvoorwaarde waarbinnen het huishouden wordt ondersteund. Ontevredenheid over
de maatregel is daarbij niet het punt van discussie. En hetzelfde geldt voor de eigen
regie. Organisaties die betaalde ondersteuning geven hebben als opdracht in alle
interventies de eigen kracht van de inwoners centraal te stellen. Van de vaak
‘bemoederende’ werkwijze die inwoners nu gewend zijn, wordt in dit model afscheid
genomen. Er wordt niet langer vóór de inwoners gedacht, maar mét de inwoners.
Figuur 3 Sturingsmodel Eigen kracht, doelen en bejegening
Doelen
van de
inwoner
Eigen
kracht
Bejege-
ning
✓
✓✓
✓
22
Kortom: deze sturing vraagt een omslag van alle partijen. Dit is noodzakelijk om een
gezonde maatschappij op te bouwen en om het systeem betaalbaar te houden.
Wij stellen voor om bij het contracteren van partijen voor ondersteuning door
professionele instellingen en de verantwoording als criteria te hanteren:
De eigen kracht benadering
De mate waarin resultaten worden behaald
De bejegening van de cliënt
Lokaal tenzij
De ondersteuning wordt zo dicht mogelijk bij de bewoners georganiseerd, bij voorkeur in
de eigen gemeente. Maar als het wordt opgelegd door wetgeving (Jeugdwet) of als het
om kwalitatieve of kostentechnische redenen beter is, wordt samenwerking met
omliggende gemeenten in de regio gezocht.
Voor de inkoop van specialistische Wmo-voorzieningen ligt regionale samenwerking voor
de hand. Ook in het kader van de Jeugdhulp werken we samen met de gemeenten in
Midden Brabant. In het Beleidskader Jeugdstelsel Hart van Brabant is dit uitgewerkt.
Verder wordt voor inkomensondersteuning en re-integratie al samengewerkt op
Langstraatniveau (Waalwijk, Heusden. Loon op Zand).
De raad heeft besloten:
Akkoord te gaan met de transitiedoelen: Iedereen is sociaal en economisch zelfredzaam Ieder huishouden heeft minimaal één kostwinner Iedere jongere haalt een startkwalificatie
De volgende maatschappelijke effecten na te streven: Van de 19.500 huishoudens doet in 2018 maximaal 15% een beroep op een voorziening, betaald door de gemeente Maximaal 5% van de huishoudens doet in 2018 een beroep op specialistische voorzieningen betaald door de gemeente De voortgang tenminste 1 x per 2 jaar te onderzoeken Bij het contracteren van partijen voor ondersteuning door professionele instellingen en de verantwoording als criteria te hanteren: De eigen kracht benadering De mate waarin resultaten worden behaald De bejegening van de cliënt
23
De vraag achter de vraag:
De heer en mevrouw
Janse
De heer Janse weet eigenlijk precies wat hij wil: zo lang
mogelijk samen met zijn vrouw, en als het kan geen
vreemden in huis. Dat hij zelf dan minder naar buiten kan
neemt hij voor lief, maar hij wil wel zo lang mogelijk
proberen dingen samen met zijn vrouw te doen, zoals
boodschappen halen en de kleinkinderen bezoeken.
Ondersteuning of een vrijwilliger in huis, dat liever niet,
maar hulp bij het boodschappen doen zou heel wenselijk
zijn.
De heer van den Bosch
De heer van den Bosch houdt graag overzicht op zijn situatie
en kan er niet goed tegen dat problemen niet snel worden
opgepakt. Zijn hypotheekverstrekker zegt dat er pas wordt
ingegrepen bij grote betalingsachterstanden, maar zelf wil hij
het niet zo ver laten komen. En eigenlijk geldt dat voor nog
een aantal partijen waar hij in het krijt staat.
Hoe kan de heer van den Bosch er voor zorgen dat hij zich
blijft richten op zijn werk, en niet meegezogen wordt door de
geldzorgen.
Familie Peters
Vader en moeder zijn radeloos. Een half jaar geleden was er
nog niets aan de hand en nu zien ze Floris in sneltreinvaart
afglijden. Wat nu als Floris moet voorkomen en er
strafmaatregelen komen? Hoe moet het dan verder op
school, want daar zitten ze ook al achter hem aan? En dat
lidmaatschap van de hockeyclub betalen ze nu ook voor
niets: ook daar blijkt hij al weken verstek te laten gaan.
Wat ze eigenlijk willen is iemand die meekijkt naar het totale
plaatje. Wat is er aan de hand met Floris? Hoever zit hij al in
de ellende? Wat kunnen ze nu aanpakken en wie kan hun
daarbij helpen? Maar ook: waar zijn zij tekort geschoten dat
het zo ver is gekomen?
Familie van Hurk
Vader en moeder van Hurk weten eigenlijk niet zo goed
waar ze moeten beginnen. Er is zoveel aan de hand en
eigenlijk grijpt het ook wel allemaal in elkaar. Als het zo nog
een paar maanden doorgaat weten ze niet of hun huwelijk
wel standhoudt. Ze hebben er wel met hun vrienden over
gepraat maar echt helpen doet dat ook niet omdat ze altijd
het idee hebben dat er partij wordt getrokken of dat er maar
een deel van het totaal wordt opgepakt.
Kon iemand het maar voor hen op een rij zetten.
Familie Beekmans
Vader Beekmans heeft nooit zijn school afgemaakt omdat
het hem allemaal boven de pet ging. Moeder Beekmans
heeft wel een diploma, maar elke keer als ze een tijdje werk
heeft gaat het fout. Mensen begrijpen haar niet en dan
wordt ze weer ziek. Als gevolg van verstandelijke en
psychische problematiek lukt ‘t het echtpaar Beekmans niet
om zelfstandig en zonder steun hun huishouden te draaien.
Nu dreigt het ook fout te lopen met de kinderen en zijn ze
bang dat die van hen worden afgepakt. Wie kan hen helpen
de boel op een rij te krijgen en te houden.
24
2. WAAR: Waar kan een inwoner met zijn vraag of idee
terecht?
Al deze ontwikkelingen en ideeën hebben grote gevolgen voor de manier waarop
inwoners hun eigen ondersteuning moeten en kunnen organiseren. Hiervoor is een model
ontwikkeld uitgaande van de situaties die een inwoner kan tegenkomen (2.1).
Omdat de inwoners maximaal in eigen kracht moeten worden gezet en om te zorgen
voor een effectieve en efficiënte samenwerking en verantwoording speelt de
informatievoorziening een belangrijke rol (2.2). De relatie en het proces met de
organisaties die betaalde ondersteuning geven zal als gevolg van de nieuwe werkwijze
sterk veranderen (2.3).
2.1 Hoe kan een inwoner zijn vraag of idee voor het
sociale domein stellen?
Het model voor de toegang is gebaseerd op de principes die in het vorige hoofdstuk zijn
gedefinieerd.
Uitgangspunt is daarbij de vraag of het idee van de inwoner. Het ondersteunende
systeem en de betrokken instellingen moeten daarbij dezelfde mindset hebben: het gaat
om de oriëntatie op de doelen van de inwoners, maximaal uitgaande van de eigen kracht
en het eigen netwerk. Niet alles wat inwoners willen, is maatgevend: het moet wel
passen binnen de transitiedoelstellingen (economische en sociale zelfredzaamheid, ieder
huishouden een kostwinner, iedere jongere een startkwalificatie).
Wetende dat dit niet voor alle huishoudens (meteen) een optie is zal het systeem van de
toegang ook ingangen moeten bieden voor signalering vanuit de bestaande instellingen
en systemen. Denk aan een school die zich zorgen maakt over een leerling, een
buurvrouw over de oudere bewoners in haar straat, e.d. Ook voor deze signalen biedt het
model voor de toegang de mogelijkheid om, ook weer maximaal vanuit de kracht van de
inwoner, de ingang naar de ondersteuning te vinden.
25
Het model ‘Toegang tot het sociale domein’
Vanuit de inwoner herkennen we daarbij de volgende paden voor het organiseren van
hulp:
Een inwoner met een vraag of idee kan gebruik maken van een Hulpwijzer. Zonodig
kan hij daarbij ondersteuning zoeken in zijn netwerk, bijvoorbeeld een vrijwilliger. Het is
ook mogelijk dat een inwoner of organisatie op basis van een signaal voor een andere
inwoner op zoek gaat naar informatie.
Figuur 4 Model toegang tot het sociale domein
26
Veelal zal de inwoner het antwoord op de vraag zelf vinden. Denk daarbij aan inwoners
die op zoek zijn naar vrijetijdsbesteding voor hun oudere moeder, een moeder die zich
afvraagt wat ze kan doen aan het bedplassen van haar kind, ouders die op zoek zijn naar
voedingsadvies voor hun pubers, enz. Het gaat hierbij om vraagstukken waarbij niet zo
veel aan de hand is, snel op te lossen, meestal kortdurend. Inwoners kunnen dit in hun
eigen kracht oplossen, mits zij van de juiste informatie worden voorzien.
Vanuit de Hulpwijzer kan de inwoner twee vormen van ondersteuning zelf direct
organiseren (3 en 4).
Voorzieningen die niet gefinancierd worden door de gemeente kunnen vanuit de
Hulpwijzer zelf worden benaderd. Denk daarbij aan het vinden van een fysiotherapeut
in de buurt of het maken van een keuze voor een onderwijsinstelling.
Het kan ook een vraagbaak zijn waar mensen ideeën kunnen plaatsen of zelf hulp
aanbieden voor anderen of vragen aan elkaar kunnen stellen. De Hulpwijzer helpt in
ieder geval in het slim oplossen van de vraag waar men zelf mee verder kan.
Voorzieningen die vrij beschikbaar zijn, waarvoor geen tussenkomst van de gemeente
nodig is. Denk daarbij aan bezoeken aan buurthuizen, lotgenotencontact,
vrijwilligersondersteuning, een consultatiebureau enz.
Indien de vraag van de inwoner via de hulpwijzer niet wordt beantwoord, staat er een
Helpdesk ter beschikking. Dat geldt ook voor een inwoner die geen toegang heeft tot
internet en ook geen ondersteuning heeft in zijn omgeving. De Helpdesk beoordeelt hoe
de vraag van de inwoner kan worden opgepakt. De Helpdesk heeft als eerste doel de
inwoner van advies te voorzien waarmee de vraag wordt opgelost en men weer zelf
verder kan. Maar niet iedere vraag kan met een ja worden beantwoord of gehonoreerd.
Een gemotiveerd nee is ook een antwoord.
Een andere situatie is dat de vraag van de inwoner niet complex is, maar er wel
behoefte is aan extra ondersteuning. Een voorbeeld is de vraag van een vrouw die zeer
slecht ter been is en niet met openbaar vervoer of eigen auto kan reizen; een moeder die
overbelast is en psychisch in de knoei zit; een verstandelijk beperkte die op zoek is naar
passend werk enz. Vanuit de Helpdesk kan de inwoner dan worden doorverwezen naar
een instelling of dienst die deze hulp kan leveren. Hierbij kan net als in de bestaande
situatie behoefte zijn aan een huisbezoek of het opvragen van aanvullende informatie.
Het idee hierbij is dat het gaat om kortstondige ondersteuning vanuit een professionele
organisatie of als dat mogelijk is vrijwilligersorganisatie. De intentie is om de inwoner zo
spoedig mogelijk weer in eigen kracht te zetten. Het kan gaan om algemene of
individuele ondersteuning. Hierbij kan het gaan om een huishouden maar ook om een
individu. De Helpdesk gebruikt hierbij de Midden-Brabantse quickscan en het
screeningsinstrument die zijn ontwikkeld om zicht te krijgen op de problematiek van een
individu of huishouden op verschillende terreinen.
De vraag van de inwoner kan ook betrekking hebben op meervoudige problematiek. Er
is meer aan de hand, het gaat dan om de huishoudens die dreigen te verzuipen en regie
nodig hebben. Een voorbeeld is een huishouden waar de ouders geen werk hebben, er
sprake is van schulden, de kinderen veel spijbelen op school en wellicht als gevolg van
dit alles er problemen zijn in de relatie. Het is dan zaak om er voor te zorgen dat het
huishouden weer overzicht krijgt, prioriteiten gaat stellen en dat het aantal en het soort
interventies wordt afgestemd. Hiervoor wordt een coach ingezet, iemand die het
huishouden overzicht geeft, mede een koers uitzet en op zoek gaat naar de eigen kracht.
Dat wil zeggen dat de coach informatie geeft en de weg wijst, het huishouden zit zelf in
27
de uitvoering. Voor een coach is het huishouden altijd het uitgangspunt, niet het individu.
De coach kijkt met het huishouden mee naar alle levensdomeinen (wonen, werken,
financiën, onderwijs, gezondheid, vrije tijd en veiligheid). Plannen worden altijd mét het
huishouden gemaakt en nooit zonder hen.
en 9. De coach wordt ook ingezet bij complexe situaties waarbij huishoudens (zeer)
specialistische ondersteuning ontvangen. Denk daarbij aan de situatie waarbij
bijvoorbeeld jeugdbeschermingsmaatregelen zoals jeugdreclassering of
jeugdbescherming worden ingeschakeld. In dat geval blijft de coach aanspreekpunt voor
het huishouden, tijdens en na beëindiging van de maatregel. In deze huishoudens kan
meer aan de hand zijn (meervoudige problematiek) maar het kan ook om een
enkelvoudige maar complexe situatie gaan.
Het model zorgt ervoor, dat daar waar inwoners Terecht een beroep doen op
ondersteuning, zij ook Echt ondersteuning op maat krijgen: (Ter)Echte hulp!
Een gevolg van voorliggende keuzes is om de toegang te organiseren los van de huidige
professionele organisaties die ondersteuning bieden: uitgangspunt is, dat met het
huishouden een plan wordt gemaakt, waarbij wordt gekeken wat het huishouden zelf kan
en welke hulp op alle leefdomeinen echt nodig is. Het plan van het huishouden is een
plan op maat. Dit is vaak niet hetzelfde als het bestaande aanbod van hulp en de
bestaande organisatie van de instellingen. Onafhankelijkheid is daarbij een vereiste om
de kans op een succesvolle invoering van het nieuwe model zo groot mogelijk te maken.
Wij stellen voor de toegang tot het sociale domein te organiseren onafhankelijk van de
professionele organisaties die ondersteuning geven. Ook stellen wij voor het model
‘Toegang tot het sociale domein’ te hanteren als basis voor de Waalwijkse werkwijze voor
de drie transities.
Na het vaststellen van dit model zal het model als basis dienen om alle aspecten die aan
de orde komen bij de implementatie van de toegang binnen de visie van de gemeente
Waalwijk uit te werken. Denk daarbij aan: organisatiestructuur, personele invulling
waaronder de capaciteitsberekening en functieprofielen5, rol en positie specialisten,
overlegstructuur, programma van eisen registratie- en klantvolgsysteem, financiering,
klachten en bezwarenprocedure. De klachten- en bezwarenprocedure zal conform
wetgeving worden ingericht. Indien u hiertoe besluit wordt begin 2014 dit model
uitgewerkt in een uitvoeringsplan. Daarna volgt de inrichting om op tijd gereed te zijn
voor 2015.
2.2 Hoe krijgt een inwoner de juiste informatie op het
juiste moment?
Wil de gemeente haar doelstellingen halen wat betreft het goed informeren van haar
inwoners, maar ook het voorkomen van onnodig gebruik van voorzieningen, dan is een
snelle en eenvoudige toegankelijkheid tot de juiste informatie van groot belang. De
gemeente Waalwijk gaat centraal de informatie via verschillende gemeentelijke kanalen
zoals de website, sociale media e.d. ontsluiten. Daarnaast is het uitgangspunt dat
5 Hierbij maken we gebruik van het functieprofiel uit het Regionaal beleidskader jeugd.
28
inwoners van de gemeente Waalwijk 7*24 uur inzicht in hun eigen dossier kunnen
hebben.
Wij stellen voor dat de gemeente ten aanzien van het model voor de toegang alle
relevante communicatie, activiteiten en documenten centraal vastlegt voor zover dat
wettelijk is toegestaan en de instemming van de cliënt heeft.
De informatiebronnen
De gemeente Waalwijk heeft haar eigen informatiebronnen (Civision samenleving e.d.)
en enkele basisregistraties zoals de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Tegelijk
werken wij binnen het sociaal domein met allerlei andere (keten)partijen samen die over
eigen informatiebronnen beschikken. Hieronder wordt een aantal clusters van
informatiebronnen onderkend, zoals:
Gemeentelijke registraties;
Domein Ondersteuning;
Domein Jeugdhulp;
Domein Werk en Inkomen;
Basisregistraties;
Overige individuele uitwisselingen.
Bovenvermelde informatiebronnen zijn zodanig verschillend van opzet en structurering
dat ‘rechttoe-rechtaan verbinden’ op korte termijn niet mogelijk is. Daarom zal in eerste
instantie naar pragmatische oplossingen worden gekeken voordat er een totaaloplossing
gerealiseerd wordt.
Op basis van de privacywetgeving zullen met partijen ook afspraken moeten worden
gemaakt over de informatievoorziening.
De aansluiting bij de inwoner
De informatievoorziening moet transparant zijn, laagdrempelig en aansluiten bij het
model voor de toegang in het sociale domein, zoals geschetst in de vorige paragraaf.
Concreet betekent dit voor de Hulpwijzer, Helpdesk en Coach het volgende:
Hulpwijzer
De Hulpwijzer is de eerste vraagbaak en informatiestroom, opgezet om inwoners en hun
netwerk te helpen zelf de antwoorden op hun vragen te vinden of hun ideeën kwijt te
kunnen. Deze bevat dus heldere voorlichting en stuurinformatie waardoor het voor de
inwoner duidelijk wordt hoe hij zijn probleem kan aanpakken. De inwoner kan zich ook
proactief laten informeren door het instellen van een persoonlijk interesse profiel.
Hierdoor kan de inwoner automatisch berichten ontvangen van de gemeente Waalwijk als
er bijvoorbeeld wet & regelgeving verandert of als er initiatieven in zijn of haar wijk
worden georganiseerd e.d. Hierbij zullen ook de nieuwe communicatiekanalen zoals
sociale media (Twitter, Facebook enz.) worden ingezet. Voorzieningen die niet
gefinancierd worden door de gemeente kunnen vanuit de Hulpwijzer zelf worden
benaderd.
De toegang tot de Hulpwijzer is niet alleen mogelijk vanuit de individuele inwoner, maar
ook vanuit alle betrokken organisaties en is 7*24 uur beschikbaar.
29
Helpdesk
De Helpdesk moet bij het uitvoeren van haar taak de gegevens van een inwoner kunnen
inzien en beoordelen. Op basis daarvan vindt de doorgeleiding plaats naar de volgende
stappen, zoals beschreven in het model van toegang.
Een goede informatievoorziening en het inzetten van het digitale kanaal kan bijdragen
aan stroomlijning van de dienstverlening. Faciliteiten die daar onder andere ingezet
kunnen worden zijn:
Online afspraakmodules: de inwoner kan zelf afspraken maken en daarbij
(binnen bandbreedtes) zelf datum, tijd en plaats bepalen;
Online ‘zelfdiagnose’ of toetsing: waar kom ik (niet) voor in aanmerking, aan welke eisen
moet ik voldoen, welk (administratief) bewijs moet ik leveren?
Kom ik in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart?
Online aanvragen van producten/diensten (met DigiD);
Doorverwijsinstrument naar lokale voorzieningen (Budgethulp, huishoudelijke hulp, Wmo
voorzieningen, opvoedhulp);
Administratieve vastlegging van het dossier (zaakdossier);
Persoonlijke Internet Pagina waarop de cliënt zijn dossier 7*24 uur kan raadplegen, kan
aanvullen en kan communiceren met de gemeente;
Kennis-databank.
Naast het effectief en efficiënt ondersteunen van de inwoners heeft de Helpdesk ook een
taak ten aanzien van het meten van de kwaliteit van de dienstverlening en het bewaken
van de voortgang van het totale proces van toegang. Ook voor het uitvoeren van deze
taken zal de informatievoorziening moeten worden ingericht.
Coach
Bij zeer specialistische ondersteuning en/of complexe problematiek wordt de coach
ingezet. De coach moet weten wat er binnen het huishouden speelt en is de spin in het
web. Ook hier geldt dat goede informatievoorziening essentieel is voor de sturing en
stroomlijning van de dienstverlening.
Beveiliging en privacy
De dienstverlening in het sociaal domein gaat ook over inwoners in kwetsbare posities.
Gegevens, die de gemeenten en organisaties die betaalde ondersteuning geven in hun
dossiers registreren, hebben veelal een medische of justitiële achtergrond. De
organisatorische en technische beveiliging van de gegevens, en de bescherming van de
privacy van de betrokkenen is van absoluut belang. Er komt nog een (landelijk) juridisch
kader over wat wel en niet is toegestaan. Hiermee wordt rekening gehouden bij de
uitwerking.
De raad heeft besloten:
Het model ‘Toegang tot het sociale domein’ te hanteren als basis voor de Waalwijkse werkwijze voor de drie transities en opdracht te geven om dit uit te werken in een uitvoeringsplan. Dat de gemeente de toegang tot ondersteuning in het sociale domein organiseert zo veel mogelijk onafhankelijk van professionele organisaties die betaalde ondersteuning geven. Dat de gemeente ten aanzien van het model voor de toegang alle relevante communicatie, activiteiten en documenten centraal vastlegt voor zover dat wettelijk is toegestaan en de instemming van de cliënt heeft.
30
31
Hoe werkt het in het model:
De heer en mevrouw
Janse
Dochter en vader gaan samen op zoek naar een oplossing. Ze
gaan naar de Hulpwijzer van de gemeente die hun door het
woud van vragen en mogelijkheden helpt. En daar vinden ze
al snel een mooi oplossing: de buurtsuper biedt de
mogelijkheid om boodschappen te laten thuis bezorgen,
zelfs nog op dezelfde dag, en hetzelfde geldt voor de
apotheek en de winkels in het naburige winkelcentrum. Op
de lokale marktplaats vinden ze ook nog een klusjesman die
tegen een redelijke vergoeding kan inspringen als er in huis
iets meer nodig is.
De heer van den Bosch
De Hulpwijzer biedt uitkomst. De heer van den Bosch krijgt
de ingang naar financiële advisering, een specialist op dit
gebied die meekijkt en advies geeft. Doel is voorkomen dat
kleine schulden uitgroeien tot een groot debacle voor het
hele gezin.
Familie Peters
Op zoek naar hulp vinden vader en moeder op de Hulpwijzer
een verwijzing naar het Centrum voor Jeugd en Gezin.
Zouden ze daar terecht kunnen met hun vraag? Of toch maar
naar het jongerenwerk? Maatschappelijk werk? Ze weten
het eigenlijk niet. De Hulpwijzer biedt hen de mogelijkheid
een aanvraag te doen, waarbij zij kunnen aangeven wat er
speelt en wat hun vraag is. Dit wordt onmiddellijk opgepakt
door de Helpdesk waar al snel de ernst van situatie wordt
ingezien. Schooluitval en beginnende criminaliteit wordt
door de voelsprieten van de ondersteuners onmiddellijk
gesignaleerd. Een coach wordt toegevoegd aan het gezin die
hen helpt met alle betrokken partijen rond te tafel en een op
Floris en de ouders afgestemd traject te starten.
Familie van Hurk
De Hulpwijzer biedt niet helemaal de uitkomst. Het helpt wel
om een opsomming te krijgen van wat er allemaal speelt,
maar overzicht is er nog niet. Vanuit de Helpdesk wordt een
coach aan het huishouden toegevoegd. Deze begint met
inzicht te geven in het totaal, samen met de heer en
mevrouw van Hurk, en op basis daarvan een prioritering aan
te brengen in de aanpak. Niet alles tegelijk en in een logische
volgorde.
Familie Beekmans
De Helpdesk heeft dit huishouden op basis van alle
signaleringen al langer op de kaart staan. Nu is duidelijk dat
hier meer moet gebeuren. Dit vergt nog wel iets bijzonders,
want hierbij is ook de Jeugdzorg betrokken. Ook aan dit
huishouden wordt een coach toegevoegd die naast de
samenwerking met de voogd een totaalplan opzet voor het
gezin. Ook hier wordt het netwerk van de familie waar
mogelijk ingeschakeld. Het is de vraag of vader en moeder
Beekmans ooit zonder ondersteuning kunnen.
32
3. HOE: Welke ondersteuning op maat krijgt een
inwoner?
3.1 Hoe wordt de keuzevrijheid voor de inwoner georganiseerd?
Wij willen inzetten op zoveel mogelijk eigen kracht, van het sociale netwerk en van vrij
toegankelijke algemene voorzieningen. Daarmee willen we de financiële ruimte veilig
stellen om er voor te zorgen, dat mensen die het niet op eigen kracht kunnen oplossen,
de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben.
In het algemeen zijn er drie mogelijkheden om hulp te verkrijgen: zorg in natura (ZIN),
Persoonsgebonden Budget (PGB) en door middel van vouchers (persoonsvolgend
budget).
Bij zorg in natura krijgt de cliënt direct met een zorgaanbieder te maken en wordt de
financiële afwikkeling van deze ondersteuning buiten hem om geregeld.
Bij een PGB krijgt de inwoner nu nog een bepaald budget op de eigen bankrekening of
wordt het budget beheerd door de Sociale verzekeringsbank (SVB). Deze koopt daarmee
de gevraagde ondersteuning in. Een PGB in de vorm van geld op de eigen bankrekening
is vanaf 2015 in de nieuwe Jeugdwet en in de nieuwe Wmo niet meer mogelijk.
Bij het voucher systeem krijgt de inwoner een aantal waardebonnen ter beschikking
waarmee de gevraagde ondersteuning ingekocht kan worden bij de door de verstrekker
geselecteerde organisaties die betaalde ondersteuning geven. De leverancier kan de
waardebonnen bij de gemeente indienen en krijgt zo zijn geld. Het trekkingsrecht is een
variant hierop. Een vouchersysteem kan een variant zijn waarbij gemakkelijk, zonder al
te veel regels en met een eigen bijdrage, ondersteuning kan worden verleend. Dit kan
het beroep op dure professionele ondersteuning voorkomen. Daarom worden de
mogelijkheden onderzocht of bestaande ondersteuning in de vorm van individuele
voorzieningen en nieuwe taken als dagbesteding daar onder kunnen vallen.
Scenario’s ten aanzien van keuzevrijheid cliënten.
Transitie Wettelijke mogelijkheden Bijzonderheden
AWBZ / Wmo Zorg in natura
PGB in de vorm van een
persoonsvolgend budget
(via Sociale
Verzekeringsbank)
Voucher
PGB moet worden aangeboden maar
er worden wel voorwaarden aan
verbonden
Jeugdhulp Zorg in natura
Voucher
PGB (kan maar is geen
verplichting)
Keuzevrijheid of je wel of geen PGB
aanbiedt in de vorm van vouchers of
trekkingsrecht
De keuze van welke vorm wordt
ingezet kan verschillen per
ondersteuningsvorm. Lokaal en
regionaal kan qua keuze ook
33
verschillen.
Participatie Re-integratie in de vorm van
natura: arrangement
Inkomensondersteuning
Geen keuzevrijheid voor de klant.
Hoe zit het met het PGB? Heeft een inwoner van Waalwijk daar straks ook nog
recht op?
Wmo
Ook vanaf 2015 zal de PGB-regeling worden gehandhaafd. Wel zullen er –vanuit de wet-
strengere voorwaarden worden gesteld. Hier bovenop kan ook de gemeente aparte
regels stellen.
Volgens de nieuwe wet zal een persoonsgebonden budget alleen worden verstrekt indien:
de klant in staat geacht wordt de bijbehorende taken op verantwoorde wijze uit te
voeren;
de klant zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de voorziening niet wenst
geleverd te krijgen door een aanbieder;
de voorzieningen van goede kwaliteit zijn.
Verder kan de gemeente stellen dat een budget voor bepaalde voorzieningen niet
mogelijk is, of onder welke voorwaarden het budget wordt verstrekt. Dit zal dan in de
gemeentelijke verordening moeten zijn opgenomen.
Ter voorkoming van misstanden wordt niet meer een geldbedrag aan de klant verstrekt,
maar stelt de gemeente een budget beschikbaar waaruit de Sociale Verzekeringsbank
namens het college betalingen kan doen aan degene die de aanvrager heeft ingeschakeld
voor zijn ondersteuning. De gemeente toetst of de aanbieder voldoet aan de
voorwaarden.
Jeugdhulp
In het wetsvoorstel jeugd is het uitgangspunt dat jeugdhulp ‘in natura’ wordt geleverd.
De mogelijkheid van het toekennen van een PGB op basis van trekkingsrecht bestaat
wanneer de jeugdige en de ouder dit wensen. In tegenstelling tot de bestaande regeling
is er geen sprake meer van direct beschikbaar stellen van budgetten aan inwoners maar
zal er gekozen worden voor een andere wijze van uitkering bijvoorbeeld door middel van
vouchers.
Wij stellen voor dat inwoners bij de Wmo en de Jeugdhulp kunnen kiezen uit een
persoonsvolgend budget onder nader te stellen voorwaarden en een voorziening in
natura. Daarbij willen we de mogelijkheden onderzoeken van een persoonsvolgend
budget in de vorm van vouchers en de wijze waarop de eigen bijdrage wordt ingevoerd.
Daarmee willen we het beroep op specialistische ondersteuning verminderen.
Participatiewet
Bij re-integratievoorzieningen zijn PGB en voucher niet aan de orde. De begeleiding
wordt door Baanbrekers zelf uitgevoerd.
34
Eigen bijdrage
Het is aan de gemeente om te bepalen of cliënten voor ondersteuning van de gemeente
een bijdrage verschuldigd zullen zijn. Als de gemeente daarvoor kiest, zal dat in de
verordening moeten worden bepaald. Hierin wordt vastgelegd hoe zij de hoogte van de
eigen bijdrage regelt, voor welke voorzieningen deze geldt en wat voor eisen hier aan
zijn verbonden. Voor eigen bijdragen geldt een inkomens- en vermogensafhankelijk
wettelijk maximum.stellen voor om voor zover wettelijk toegestaan een eigen bijdrage te
vragen voor betaalde ondersteuning van de gemeente.
3.2 Van welke organisaties die betaalde ondersteuning
geven kunnen inwoners gebruik maken?
Op basis van de vragen van inwoners zal het best passende antwoord worden gezocht en
zal waar nodig doorverwijzing plaatsvinden of ondersteuning worden geboden. Hiermee
verandert ook de wijze waarop instellingen worden gefinancierd. De meeste
maatschappelijke organisaties worden nu gesubsidieerd met bedragen die in de
gemeentebegroting zijn vastgesteld. Na 2015 ontstaat een nieuwe situatie. De gemeente
wil de mogelijkheid bieden dat inwoners zelf op basis van de vragen die zich aandienen
hulp inkopen bij de instelling. De gemeente bepaalt de financiële en kwalitatieve kaders.
Dat kan bijvoorbeeld op basis van raamcontracten. We houden rekening met een nader
te bepalen overgangsperiode. De gemeente wil daarmee meer ruimte creëren voor
organisaties om maatwerk te leveren die past bij de oplossing van de vraag. Daarnaast
wil de gemeente dat inwoners meer keuzeruimte krijgen om te kiezen voor de
maatoplossing en instelling. Voor de Jeugdwet zijn de komende drie jaar de
mogelijkheden beperkter vanwege wettelijke verplichtingen en regionale afspraken indien
hiertoe wordt besloten.
Voor de bestaande instellingen waar de gemeente nu mee samenwerkt zal dit veel
kunnen betekenen. Het automatisme van het leveren van ondersteuning wordt ingeperkt.
Daarbij zijn de gemeentelijke doelstellingen leidend.
De gemeente neemt hierin de regie.
De gemeente Waalwijk kiest ervoor om ook kleine organisaties die betaalde
ondersteuning geven een kans te geven, mits de kwaliteit kan worden gewaarborgd.
We stellen daarom voor om te kiezen voor zoveel mogelijk marktwerking waarbij ruimte
is voor maatwerk en waarbij grote en kleine organisaties die betaalde ondersteuning
geven een aanbod kunnen doen
Flexibilisering van het hulpaanbod en het vergroten van de keuzemogelijkheid bij (kleine)
organisaties die betaalde ondersteuning geven is voor cliënten wenselijk. Bij de Jeugdwet
en waarschijnlijk bij de Wmo moet de hulp in 2015 worden gecontinueerd bij de
bestaande professionele organisaties die hulp verlenen. Regionaal is voor de jeugdhulp
voorgesteld om drie jaar diensten af te nemen van de bestaande organisaties.
35
3.3 Hoe zorgen we dat het resultaat voor de inwoner
centraal staat?
Kwaliteit wordt behaald als:
De inwoner zijn doelen bereikt;
De inwoner eigen regie heeft kunnen voeren;
De inwoner met respect wordt bejegend;
De inwoner de opgelegde zorg begrijpt en deze zorg objectief wordt beoordeeld.
Bij de toeleiding naar hulp, ondersteunen we inwoners al in het denken in termen van
maatschappelijke doelen. De manier waarop dit gebeurt, moet recht doen aan de eigen
kracht van inwoners. De leefdomeinen zijn hierbij een handvat (wonen, werken,
financiën, onderwijs, gezondheid, vrije tijd en veiligheid). Vragen, problemen,
interventies en resultaten worden daarbij uitgedrukt en verantwoord in de doelstelling die
op het leefdomein is gedefinieerd. Dus niet als doel stellen een uitkering, een
reisvergoeding of een rolstoel maar voldoende inkomen en mogelijkheden om te
participeren. De passende oplossing wordt daarbij gezocht. De mate waarin dit resultaat
wordt gehaald is de kwaliteit waarop wordt gestuurd.
Bij het meten van de kwaliteit maken we onderscheid naar de verschillende onderwerpen
(doelen, regie, bejegening, opgelegde zorg) en naar het pad dat de inwoner doorloopt:
In alle gevallen meten we of de inwoner,
tevreden is over de bejegening.
maximaal in eigen kracht is gezet.
zijn doelstellingen heeft behaald.
Bij de Hulpwijzer meten we of de inwoner snel de juiste informatie vindt en of die ook
echt heeft geholpen.
Bij de Helpdesk meten we of inwoners snel zijn doorverwezen naar de juiste hulp.
Daar waar sprake is van opgelegde zorg meten we of de inwoners de opgelegde zorg
begrijpen.
De raad heeft besloten:
Dat inwoners bij de Wmo en de Jeugdhulp kunnen kiezen uit een voorziening in natura en een
persoonsvolgend budget onder nader te stellen voorwaarden.
Dat de gemeente Waalwijk een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage vraagt bij betaalde
ondersteuning door de gemeente indien dit binnen de wet is toegestaan.
Te kiezen voor het uitgangspunt dat – afhankelijk van de zorgvraag – maatwerk wordt
verricht en op basis hiervan een keuze te maken hoe een voorziening het beste georganiseerd
kan worden.
Te kiezen voor zoveel mogelijk marktwerking waarbij ruimte is voor maatwerk en waarbij
grote en kleine organisaties die betaalde ondersteuning geven een aanbod kunnen doen.
36
4. Wat kost het?
4.1 Met welke financiële kaders krijgt de gemeente te maken?
De gemeente krijgt in de komende jaren te maken met een verschuiving van het
takenpakket van centraal naar lokaal, met daarbij budgetkortingen.
4% korting op het budget jeugdhulp in 2015 tot 15% in 2017
25% korting op het budget Wmo-begeleiding in 2015
40% korting op het budget Hulp bij het Huishouden in 2015
20% korting op het budget Wajong, wat overgaat van UWV naar gemeenten
Tot 28% korting op het Participatiebudget in 2017. Dit heeft te maken met de afbouw
Wsw
Het volgende plaatje is hiervan een sterk versimpelde weergave. Concreet betekent dit
dat de gemeente invulling moet geven aan nieuwe taken en dat zowel voor de bestaande
taken als de nieuwe taken minder budget beschikbaar is dan in de bestaande situatie.
Complicerend is daarbij dat een deel van het takenpakket en een deel van de
bestedingen vastgelegd is in de wet, of bepaald of sterk beïnvloed wordt door gedeeltelijk
verplichte (sub) regionale samenwerkingsverbanden. Dit geldt dus zowel voor een deel
van de omvang van het takenpakket als voor een deel van de beschikbare budgetten.
Voorbeelden hiervan zijn:
Het recht op en de hoogte van uitkeringen;
De plicht tot regionale samenwerking in de jeugdhulp;
37
De plicht om een crisisdienst te organiseren;
De continuering van langlopende indicaties in de huidige AWBZ;
Daarbij komt ook nog dat in de overgangsperiode veel maatregelen in 2015 blijven
bestaan.
Naast de verplichtingen is er ook een groot aantal onzekerheden en onduidelijkheden ten
aanzien van deze taken en financiën. Daarnaast is ook nog niet helder wat de gevolgen
van de budgettaire maatregelen zijn voor de specifieke situatie in Waalwijk. De grondslag
op basis waarvan de verdeling van de budgetten worden doorgevoerd is veelal nog niet
bekend.
Kortom: er is nog weinig houvast om een goede inschatting te maken van de
consequenties van de transities om te komen tot een financieel kader. De financiële
consequenties (structureel en eenmalig) zijn op dit moment niet goed onderbouwd en
zullen in 2014 bij de behandeling van de voorjaarsnota 2015 aan u worden voorgelegd.
4.2 Kosten binnen de perken maar wel iedereen ondersteuning
die het echt nodig heeft
Deelfonds sociale domein
De wetgeving voor decentralisaties betreft de behandeling van de nieuwe Wet
maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet. Het kabinet gaat
voor het uitvoeren van de decentralisaties een deelfonds oprichten. Niet de huidige
afzonderlijke regelingen en voorzieningen dienen hierbij centraal te staan, maar de
individuele ondersteuningsbehoefte van mensen. Het (op termijn) creëren van een
deelfonds zonder schotten moet leiden tot een doelmatige uitvoering van de nieuwe Wet
maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en de Participatiewet. Echter, we weten
nog niet wat de omvang en impact is van de nieuwe taken binnen de financiële kaders.
Daarom stellen we voor in het jaar 2015 de budgetten te labelen voor de drie
afzonderlijke transities binnen het fonds sociaal domein. Dat wil zeggen dat we de
schotten tussen de budgetten voorlopig in 2015 handhaven om zicht te krijgen op het
budget per transitie, de korting en de uitgaven. In de meicirculaire van 2014 krijgen we,
volgens de huidige planning, een indicatie van de budgetten van 2015 per transitie.
Kosten voor de gemeente
We hebben bij de transities te maken met:
Invoeringskosten 2012-2014. Deze zijn bedoeld om de ontwikkeling voor te bereiden van
de jeugdhulp en AWBZ-Wmo;
Uitvoeringskosten. Dit zijn structurele kosten die we voor de (interne) organisatie van de
uitvoering van taken moeten maken zoals ICT, inrichten toegang, beleid, monitoring,
enz.;
Financiering van de uitvoering van taken (dit zijn kosten voor de uitvoering van de
ondersteuning aan inwoners die we laten uitvoeren door maatschappelijke instellingen).
38
De uitvoeringskosten en de wijze waarop de dekking plaatsvindt dienen uiteindelijk een
plaats te krijgen in de uitvoeringsplannen die worden opgesteld voor de transities.
Wat weten we op dit moment van de budgetten die overkomen?
Nieuwe taken Wmo
In 2011 is voor cliënten in Waalwijk ongeveer € 6,6 miljoen uitgegeven voor begeleiding
inclusief vervoer (bron: rapportage HHM 2012). Persoonlijke verzorging met een
vergelijkbaar bedrag als bij begeleiding is daar niet bij inbegrepen. Van deze taak komt
6,7% met een budget van 5% over naar de gemeente.
Van het budget willen we nader te bepalen deel reserveren voor innovatie.
Nieuwe taken Jeugdhulp
In de meicirculaire 2013 is een indicatie opgenomen van het bedrag dat gemeenten in
2015 voor de decentralisatie Jeugd gaan ontvangen (kort na het uitbrengen van de
circulaire is een verbeterde versie op internet geplaatst). De bijdrage voor de gemeente
Waalwijk is hierbij voorlopig bepaald op € 8,8 miljoen. Maar er is nog veel onduidelijk
over het uiteindelijk over te hevelen budget. Deze informatie volgt in de meicirculaire
2014. Daarnaast zal informatie worden opgenomen over de compensatie van
uitvoeringskosten, waaronder informatie over compensatie voor extra uitvoeringskosten
van € 16 miljoen in 2015 en € 26 miljoen vanaf 2016.
Bij de jeugdhulp is op basis van de mei – circulaire 2013 van het totale regiobudget
berekend dat 71,8 % van het totale regiobudget (€ 90.327.917) ingezet moet worden
voor regionale taken. Voor Waalwijk betekent dat ongeveer € 6 miljoen voor regionale
inzet. Daarnaast moet 2,2 % worden ingezet voor landelijke taken. Resteert nog 26%
waarvan 15 % (1,3 miljoen) lokaal inzetbaar voor taken zoals de enkelvoudige
ambulante zorg, 7% (612.000) voor innovatie, 2% (174.000) voor lokale
uitvoeringskosten en 2% (174.000) voor risicoreservering. Dit voorstel is opgenomen in
het Beleidskader jeugdstelsel Hart van Brabant dat ter besluitvorming voorligt.
Taken Percentage Bedrag
Regionaal 71,8 6.318.400
Landelijk 2,2 193.600
Lokaal, zoals enkelvoudige
ambulante zorg 15 1.320.000
Lokale uitvoeringskosten 2 176.000
Risicoreservering 2 176.000
Innovatie 7 616.000
Totaal 100 8.800.000
Participatie
De bestaande budgetten voor de Wsw, Wajong en re-integratie worden per 1 januari
2015 gebundeld. Onder voorbehoud komt er in totaal landelijk € 11 miljard beschikbaar
voor de uitvoering van de Participatiewet. Dit bedrag bestaat voor circa € 7,8 miljard uit
geld dat nu al via specifieke uitkeringen aan de gemeenten wordt verstrekt voor de Wet
werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Daarnaast is er voor
39
de uitvoering van de Participatiewet een te decentraliseren bedrag van € 3,2 miljard
beschikbaar, vooral uit de Wajong die nu nog door de UWV wordt uitgevoerd.
Op basis van de Miljoenennota 2014 kunnen we voor het participatiebudget stellen, dat
dit budget wordt gekort oplopend tot ongeveer 28% in 2018. Op basis van de ons nu
bekende gegevens hebben we voor de rijksvergoeding Wsw en de Re-
integratievergoeding doorgerekend wat dit kan betekenen voor de ontwikkeling van de
bijdrage die gemeente Waalwijk ontvangt.
Voor de Wsw wordt de rijksvergoeding tussen 2015 en 2020 verlaagt van € 25.500,-
naar € 23.000 per jaar per subsidie-eenheid (SE6). Waalwijk heeft in 2014 275,50 SE. De
rijksvergoeding bedraagt in 2014 € 26.003,-. De voorlopige rijksbijdrage voor 2014 is
dus 275,5 X € 26.003 = € 7.163.827. Bij een gelijkblijvende taakstelling zal met ingang
van 2015 de rijksbijdrage jaarlijks met € 137.750,- afnemen (€ 500 X € 275,5 SE).
De re-integratievergoeding (Werkdeel), binnen het participatiebudget 2014 voor
Waalwijk is voorlopig vastgesteld op € 912.783,-
Voorgenomen bezuiniging op het werkdeel landelijk zijn jaarlijks
2015 116 milj. (17%)
2016 154 milj. (23%)
2017 193 milj. (28%)
Op basis van deze informatie is voor de gemeente Waalwijk bij gelijkblijvende
omstandigheden de jaarlijkse re-integratievergoeding als volgt te berekenen:
2014 € 912.783 (100%)
2015 € 757.610 ( 83%)
2016 € 702.843 ( 77%)
2017 € 657.204 ( 72%)
Risicomanagement
Zoals eerder aangegeven, is er nog veel onduidelijkheid over taken en budgetten. Op dit
moment is dat een risico. Een belangrijke vraag is natuurlijk of de gemeente alle taken
op het gewenste kwaliteitsniveau kan uitvoeren met het budget dat beschikbaar wordt
gesteld. Temeer daar waar de gemeente verplicht is bepaalde vormen van ondersteuning
te verlenen, maar niet zelf de indicering daarvoor regelt (huisartsen, Jeugdbescherming
en Jeugdreclassering). Ook als er sprake is van open eind regelingen is er een risico. Bij
de Jeugdhulp wordt dat zoveel mogelijk opgevangen door regionale afspraken waarmee
grote schommelingen in de verplichtingen van de gemeente ten laste van een regionaal
budget worden gebracht (risicoverzekering en -verrekening).
Conclusie
Met de taken die de gemeente krijgt overgedragen komt ook een aantal risico’s mee. Op
dit moment is er nog veel onduidelijkheid over de hoogte van het budget en op
onderdelen ook nog over de taken die we moeten uitvoeren. In ieder geval komt er wel
een korting op het budget en wordt de gemeente naar verwachting op meerdere
onderdelen verplicht de ondersteuning waar inwoners in 2014 recht op hebben minstens
een jaar te continueren.
6 Een subsidie-eenheid (SE) is vergelijkbaar met een fte of arbeidsplaats met dien verstande, dat een subsidie-eenheid groter kan zijn dan 1 i.v.m. de beperking van de betreffende Wsw-er.
40
De taken zijn niet één op één over te nemen. Wellicht kunnen zaken die verplicht worden
overgenomen ook goedkoper worden uitgevoerd. Zeker is dat niet. Naast het wijzigen
van de koers, zoals voorgesteld in het model in hoofdstuk 2 is het nodig om meer in te
zetten op preventie om inzet van dure professionele ondersteuning te voorkomen. De
wijziging van het model vergt nadere uitwerking, zaken moeten worden getest, mensen
moeten worden opgeleid, de ICT moet worden gemaakt enz.
Op basis van de vastgestelde koers, het model voor de toegang en contracteren van
partijen voor ondersteuning op maat, werken we per transitie de plannen verder uit.
Er is dan nog heel wat te doen om voor 2015 gereed te zijn. Aan de andere kant is het
niet mogelijk om de totale omslag per 2015 te realiseren. Daarom werken we gericht aan
de koerswijziging dat uiteindelijk moet leiden tot een transformatie.
De raad heeft besloten:
In het jaar 2015 de budgetten te labelen voor de drie afzonderlijke transities binnen het
fonds sociaal domein.
41
5. Planning
2013
Tweede kwartaal
Vaststelling nota “Iedereen doet mee”, invoering participatiewet per 01-01-2015
Gezamenlijke raadsbijeenkomst over samenwerkingsagenda Langstraat inclusief thema
transities en werken
Raadsinformatiebrief 41-13: functioneel ontwerp jeugdstelsel Midden-Brabant
Derde kwartaal
Openbare Informatievoorziening stand van zaken beleidskader transities en regionaal
beleidskader jeugdhulp Midden Brabant
Vierde kwartaal
Symposium over de proeftuinen één huishouden één plan en de participatieladder
Raadsinformatiebrief doelgroepenanalyse en uitkomst proeftuinen
Informatieavond transities
2014
Eerste kwartaal
Vaststellen koers gemeente Waalwijk voor de transities inclusief wijze waarop Waalwijk
de toegang regelt en de ondersteuningsstructuur
Vaststellen regionaal beleidskader jeugdhulp Midden Brabant
Voorbereiding inkoop en contracteren aanbieders
Tweede kwartaal
Implementatieplan toegang
Voorbereiding uitvoering nieuwe taken AWBZ zoals dagbesteding, individuele
begeleiding, kortdurend verblijf, vervoer
Voorbereiding uitvoering nieuwe taken jeugdhulp
Voorbereiding uitvoering Participatiewet: inrichten beschut werken en ontwikkelen
werkgeversbenadering
Afspraken met huisartsen, jeugdarts, wijkverpleegkundigen, zorgverzekeraars e.a.
Derde kwartaal
Opstellen conceptverordeningen Wmo/Jeugdwet en Participatiewet (de verordening voor
de participatiewet wordt ter besluitvorming voorgelegd aan het AB.
Overdracht dossiers
42
Contracteren (nieuwe) aanbieders
Vierde kwartaal
Vaststellen verordeningen
43
Lijst met afkortingen In deze notitie gebruiken we de volgende afkortingen
AMK Advies- en Meldpunt Kindermishandeling
AMHK Advies- en meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling
AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BJZ Bureau Jeugdzorg
CIZ Centrum voor Indicatiestelling Zorg
CJG Centrum voor Jeugd en Gezin
GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst
GGZ Geestelijke Gezondheidszorg
ISD-ML Intergemeentelijke Sociale Dienst Midden-Langstraat
JB Jeugdbescherming
JR Jeugdreclassering
(L)VB (Licht) verstandelijk Beperkten
OOGO Op Overeenstemming Gericht Overleg
PGB Persoonsgebonden Budget
PVB Persoonsvolgend Budget
Suwi (Wet) Structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
SW-bedrijven Sociale Werkvoorzieningsbedrijven
UWV Uitkeringsinstituut Werknemers Verzekeringen
Wajong Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten
WML Werkvoorziening Midden-Langstraat
Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning
Wsw Wet sociale werkvoorziening
Wwb Wet Werk en Bijstand
Zvw Zorgverzekeringswet