Zaaddispersie
-
Upload
gesmoltenhaai -
Category
Documents
-
view
511 -
download
3
Transcript of Zaaddispersie
HOOFDSTUK 3
Zaaddispersie
1. Zaaddispersie
toenemende interesse in het onderwerp
1. Zaaddispersie
1. Zaaddispersie
2. Voordelen
dispersie van nakomelingen in de ruimte: reductie intraspecifieke competitie reductie risico op predatie en infectie door
pathogenen (Janzen-Connell model) reductie van inteelt laat toe om optimale condities op te zoeken kolonisatie van nieuwe gebieden
2. Voordelen
Kolonisatie-succes = dispersie (dispersal)+ vestiging (recruitment)
Janzen-Connell-model
een verklaring voor het recruitment-succes van tropische bomen d.m.v. het Janzen-Connell-model
Janzen-Connell-model
zaai-experimenten met Virola surinamensis in cirkels rond de moederplant
indien de zaden gezaaid worden op 45m afstand: 40x hogere P(overleving)
99.2 % zaadmortaliteit t.g.v. predatie door snuitkevers in de onmiddellijke omgeving van de moederplant
Lichte toename van hoeveelheid lichtinval, sterke toename overleving en leefbaarheid: 3.5% gap opening drie bladeren 2.5 % gap opening twee bladeren
dispersie enkel d.m.v. specifieke vogelsoorten (Guans, Toekans). Door degradatie en destructie van bossen sterke afname in de abundantie van vogels
Janzen-Connell-model
Virola surinamensis, Toekan, Guan
Janzen-Connell-model
densiteitsafhankelijke mortaliteit(Janzen-Connell-model) via herbivorie en pathogenen
(roest infectie) intraspecifieke competitie zeldzame soorten kunnen profiteren
(zelf-regulatie) verklaring voor hoge soortenrijkdom in
tropische bossen ook mogelijk in graslanden die hoge
diversiteit kunnen herbergen reden voor rotatie-systeem bij
gewassen example: Bell et al. 2006 Ecol. Letters
Janzen-Connell-model
Plant–soil feedbacks as a J–C mechanism (McCarthy-Neumann & Kobe, 2010) plant-soil feedbacks are
important components on seedling dynamics in trees
effect much stronger for tropical than for temperate trees
effect mostly mediated through chemical rather than through natural enemies as expected under the Janzen-Connell model.
Percentage of cases in which conspecific seedlings were disadvantaged, equal or favoured relative to heterospecific seed-lings when grown soil-culture
Reductie van inteelt
verwantschap tussen oudersverlaagt fitness nakomelingen
dispersie als mechanisme om inteelt te vermijden (vb. Gentianella germanica) tweejarig, insect-pollinatoren sterke afname t.g.v. habitat-fragmentatie gebruik van pollinatie- en zaadgroei-
experimenten zaadzetting hangt af van pollinatoren zowel inteelt als uitteelt-depressie!
Reductie van inteelt
verwantschap tussen oudersverlaagt fitness nakomelingen
dispersie als mechanisme om inteelt te vermijden (vb. Rhododendron brachycarpum) mixed mating-system genetisch verwantschap:van 100%
verwant (selfing) tot niet verwant microsatelliet-merkers om de
verwantschap tussen nakomelingen en ouders te schatten
Reductie van inteelt
verwantschap tussen oudersverlaagt fitness nakomelingen
dispersie als mechanisme om inteelt te vermijden (vb. Rhododendron brachycarpum) mixed mating-system genetisch verwantschap: van 100%
verwant (selfing) tot niet verwant microsatelliet-merkers om de
verwantschap tussen nakomelingen en ouders te schatten
gebruik van pollinatie- en zaadgroei-experimenten impact van inteelt vs uitteelt op zaadzetting
Reductie van inteelt
verwantschap tussen oudersverlaagt fitness nakomelingen
dispersie als mechanisme om inteelt te vermijden (vb. Rhododendron brachycarpum) mixed mating-system genetisch verwantschap: van 100%
verwant (selfing) tot niet verwant microsatelliet-merkers om de
verwantschap tussen nakomelingen en ouders te schatten
gebruik van pollinatie- en zaadgroei-experimenten impact van inteelt vs uitteelt op zaadzetting impact van inteelt in functie van afstand
Reductie van inteelt
Geum urbanum (Geel nagelkruid)
Dispersie-snelheid
theoretisch vs geobserveerde dispersie-patronen bij bomen boomdispersie gedurende de
laatste ijstijd Pleistoceen (ca. 18000 ya) postglaciale migratie-routes
(vb. Quercus robur) gebaseerd op chloroplast DNA
en pollen-data
Dispersie-snelheid
theoretisch vs geobserveerde dispersie-patronen bij bomen boomdispersie gedurende de
laatste ijstijd Pleistoceen (ca. 18000 ya) postglaciale migratie-routes
(vb. Quercus robur) gebaseerd op chloroplast
DNA en pollen-data afstand= d x n x
d = gemiddelde dispersie afstand van diaspore
n = aantal generaties R0 = reproductie-rate per
generatie
Gevolg: als een eik 10000 eikels per generatie produceert (100y) gedurende 300 generaties (gemiddeld 3000y) en als de zaaddispersie gemiddeld 30m is, geeft het model een verplaatsing van slechts 36 km over heel de periode (12 m/year)
Dispersie-snelheid
effectieve migratie-rate van Europese en Noord-Amerikaanse bomen: tussen 100 en 1000 m per jaar
veel groter i.v.m. de voorspelde 12 m/jaar volgens het Skellam diffusion model
“Paradox of Reid” (1899, The origin of the British flora)
Dispersie-snelheid
verklaring voor Reid-paradox1. dispersie gebeurt niet continu, maar is een combinatie van
dispersie over korte afstanden en soms dispersie over lange afstanden
2. gestratifieerde dispersie (vogels, zoogdieren,…) met satelliet-populaties
3. lange staart van de dispersie-curve
Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): Algemeen d.m.v. anemo- en hydrochorie Theorie van epizoöchorie op poten van watervogels
(Ridley 1930) recent grootschalig onderzoek toont dat dit zeer
onwaarschijnlijk is Nogales et al. (2012) 10.000 vogels in Galapagos Canarische eilanden & Azoren geen evidentie recent relatief jonge oceanische eilanden
(ideale studie-objecten): Canarische eilanden ≈ 100 km Galapagos ≈ 1.000 km Hawaï ≈ 4.000 km
Lange-afstanddispersie (LDD) Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen: vruchten en zaden disperseren via mechanismen
waaraan ze niet geadapteerd zijn onmogelijk om te voorspellen
2. Omnivore vogels grote capaciteit voor zaadtransport dankzij grote
lichaamsgrootte sterke vliegkracht de zaden blijven relatief lang in het darmkanaal regelmatige ruimtelijke en temporele beweging naar
en tussen eilanden
Lange-afstanddispersie (LDD) Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:2. Omnivore vogels; enkele voorbeelden:
Meeuwen (Calvino-Cancela, 2011) tot 31 verschillende soorten de helft heeft LDD-kenmerken zaden 9,5 tot 17u in darmkanaal
Carvidae (kraaien & raven) voeden zich met meer dan 30 soorten Corvus corax verantwoordelijk voor
dispersie van 15 soorten Watervogels
zoals Charadrius vociferous & Erolia minutella kan leefbare zaden in darmkanaal herbergen
voor 1 tot 2 weken
Lange-afstanddispersie (LDD)
Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD): 1. Stochastische LDD-mechanismen:2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren
algemeen en abundant op eilanden breedte van dieet typisch breder op eilanden,
vele vruchten en zaden veel granivore vogels zijn reguliere migranten op
eilanden
Lange-afstanddispersie (LDD) Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren; enkele voorbeelden
Vinken op de Galapagos (Guerrero & Tye, 2009) ondanks predatie, defaecatie van leefbare zaden bij 9 soorten 2 soorten zelfs legitieme disperseerders
Lange-afstanddispersie (LDD) Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren; enkele voorbeelden
Granivore vogels op de Azoren (Heleno et al., 2011) 1 ervan zelfs (Fringilla coelebs) even effectief in dispersie
van zaden als lokale disperseerders
Lange-afstanddispersie (LDD) Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren4. Secundaire zaaddispersie
predatorische vogels eten regelmatig frugivore hagedissen en vogels, prooien die gewoonlijk abundant zijn
predatorische vogels hebben goede dispersie-eigenschappen: grote lichaamsgrootte, hoog vliegvermogen, lange darmpassage-tijden en beweging in en tussen eilanden
reguliere seizoenale processen
Lange-afstanddispersie (LDD) Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren4. Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden
uilen & vinken in de Galapagos (Grant et al., 1975) ondanks predatorisch leveren 9 soorten leefbare zaden Chamaesyce amplexicaulis (Euphorbiaceae)
Lange-afstanddispersie (LDD) Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren4. Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden
klauwieren en hagedissen op de Canarische eilanden (Nogales et al., 2007; Padilla et al., 2011)
hagedissen zijn belangrijke frugivoren in eiland-ecosystemen leefbare zaden bij meer dan 60 klauwiersoorten
Lange-afstanddispersie (LDD) Mechanismen voor lange-afstanddispersie (LDD):
1. Stochastische LDD-mechanismen:2. Omnivore vogels 3. Zaadpredatoren4. Secundaire zaaddispersie; enkele voorbeelden5. Evaluatie op recente vulkanische eilanden:
Surtsey (Iceland, North Atlantic Ocean), 25 year old 64% van de angiospermen overgebracht via vogels 27% via zeestromingen (+vloten) 9% via wind
Anak Krakatau (Indonesia, Indian Ocean) 23% van de plantensoorten via vogels en vleermuizen 55% via zee 22% via wind
Dispersie-genetica
het gebruik van genetica om dispersie-patronen te ontrafelen vb.: Banksia hookeriana (He et al., 2010)
in zanderig scrubland (kreupelhout) volledig uitkruisend zaden worden tot wel 9 jaar bewaard
vrijstelling na vuur winddispersie van zaden gebruik van microsatelliet DNA-merkers
Eneabba
Dispersie-genetica
het gebruik van genetica om dispersie-patronen te ontrafelen vb.: Banksia hookeriana (He et al., 2010)
17 genetische populaties dispersie-probabiliteiten & effectieve
dispersie-events 23 effectieve dispersie-events
3. Dispersiesyndromen
1. Anemochorie (Gr.: anemos = wind; chorous = verspreiden)
dispersie door de wind grote afstanden afhankelijk van het weer (minder dispersie bij regen),
windsnelheid en windrichting verscheidene types
Meteochorie: zaaddispersie via de wind blaasstructuren (Cystometeorochory) zeer fijne diasporen (Granometeorochory) diasporen met pluis / pappus (Trichometeorochory) gevleugelde diasporen (Pterometeorochory)
Semachorie of Barochorie: diaspore verspreid na inwerking van krachten van buiten
Chamaechorie: dispersie van volledige planten via wind, zaden komen vrij gedurende het transport
3.1. Anemochorie
Cystometeochorie Granometeochorie
Colutea arborescens
Parnassia palustris
Epipactis helleborine (Brede
wespenorchis)
Bromus hordeaceus (Zachte dravik)
3.1. Anemochorie
Trichometeochorie
Pterometeochorie
Taraxacum officinale
(Paardenbloem)
Alsomitra macrocarpa
Nerium oleander (Oleander)
Tragopogon dubius (Bleke Morgenster)
Tsuga mertensiana (Mertens'
berghemlockspar)
Cavanillesia platanifolia
3.1. Anemochorie
Semachorie
Papaver rhoeas
(Klaproos)
Sporen bij veel mossen(vb.: Sphagnum sp.)
3.1. Anemochorie
Chamaechorie
Wolffia borealis (kleinste bloemplant: 0,6 mm).
Donut-vorm, stigma en kleine anthere in miniscule
bloem
Tumbleweed (Salsola tragus), dispersie van duizenden zaden, over lange afstanden bij
storm
Selaginella lepidophylla (Valse roos van Jericho)
3. Dispersiesyndromen
2. Hydrochorie (Gr.: hydros= water; chorous = verspreiden)
dispersie via (oppervlakte)water lange afstanden (tot 1000 km) zaden met hoge drijfcapaciteit sommige soorten hebben lange
retentietijd nodig voor succesvolle kieming vb.: kokosnoot, mangrovesoorten,…
Coco de mer (Lodoicea maldivica)
Cocos nucifera (Kokospalm)
3.2. Hydrochorie
3. Dispersiesyndromen
3. Zoochorie (Gr.: zoos= dier; chorous = verspreiden)
dispersie via dieren variabele afstanden
klein bij bv. mieren groot bij grote herbivoren
minder random (vb: vogels verspreiden zaden onder roestplaatsen)
predatie-risico! vb. reduceren door masten bij bomen
3.3. Zoochorie
minder random; vb: Viscum album (Maretak, Mistletoe) tweehuizig prefereren kalkbodem groeien en bloeien tijdens de winter dispersie door vogels (meestal epizoochorie) kleverige zaden (vogellijm), perfecte depositie van
de zaden
Grote lijster (Mistle thrush)
3.3. Zoochorie
masten bij bomen mast = vruchten van bomen (zoals eikels en noten)
(Oud-Engels: mæst = accumulatie van noten van bomen op de grond, in het bijzonder deze gebruikt voor het vetmesten van varkens)
synchronisatie bloei en massale zaadafwerping (reproductieve activiteit)
cyclisch proces: om de x-aantal jaren (mastjaar; bij beuk, eik, kastanje ± 9 jaar)
strategie om: pollinatie-succes te verhogen
(vnl. winddispersie bij bomen) zaad-overleving te verhogen
safety in numbers-effect: hoge zaaddensiteit verlaagt individuele kans om opgegeten te worden, aangezien consumptie van predatoren satureert (predatie-saturatie); de predatorpopulatie wordt gereguleerd gedurende niet-mastjaren
dispersie-afstand te verhogen via predatie-saturatie overleven meer zaden meer dispersie
3.3. Zoochorie
Isoglossa woodii dominant monocarpisch kruid in
beboste duinen in Zuid-Afrika bestoven door insecten sterke zaadpredatie door mieren (Pheidole)
4-7 cyclus synchrone bloei & mortaliteit
Hypotheses promoten kruis-
bestuiving anti-predatie-strategie verlaging interspecifieke
competitie
3.3. Zoochorie
Isoglossa woodii – bevindingen meer bloemen met
hogere zaadzetting proportioneel lagere zaad-predatie
met toenemende zaadabundantie hogere recruitment onder dode
planten dan in vrije plaatsen in de vegetatie vlakbij predatie-saturatie voordeel voor recruitment & vestiging
3. Dispersiesyndromen
3. Zoochorie (Gr.: zoos= dier; chorous = verspreiden)
verscheidene types1. endozoochorie: via darmkanaal
vogels: vaak vlezige vruchten knaagdieren: verzamelen vaak voor proviand / stock grote herbivoren: accidentieel en ongekende dispersie
2. epizoochorie: extern vnl. herbivoren (behaarde huid)
3. myrmecochorie: via mieren elaiosoom
4. antropochorie: via de mens ethelochorie: bewust zaaien speirochorie: onbewust zaaien (archaeofyten: Echte Kamille,
Korenbloem) agestochorie: via machines (banden, messen; vb.: Yellow-rattles)
3.3.1. Endozoochorie
Endozoochorie
Vlaamse gaai – één van de belangrijkste verspreiders van eik
Rode eekhoorn – één van de belangrijkste verspreiders van
hazelnoot
Ichtyochorie – grotendeels ongekend, maar waarschijnlijk
belangrijk in de tropen
Zaaddispersie via vogels (ornithochorie)
Yokoshikawa (2009) Japanse studie gematigd klimaat bij 40-80% van alle houtige plantensoorten gebeurt
de dispersie via vogels vrucht-consumerende vogels grote variatie aan
voedselstrategieën enkel vogels die leefbare zaden excreteren of
regurgiteren zijn zaadverbreiders “gulpers” slikken vruchten door & excreteren intacte
zaden “grinders” slikken vruchten door, maar verteren veel
zaden “crushers” voeden zich enkel met de zaden van vruchten “peckers” voeden zich enkel met de zaden van vruchten
Yokoshikawa (2009) “gulpers” & “grinders” generalisten; behouden
soortdiversiteit in bossen
“crushers” & “peckers” veeleer specialisten; voeden zich
met vruchten & zaden, bijdrage aan zaaddispersie marginaal
Zaaddispersie via vogels (ornithochorie)
Selectiedrukken op zaadgrootte
Olea europaea (Alcantara & Rey, 2003) klein tot middelgrote frugivore vogels (Turdus en Sylvia)
gelimiteerde capaciteit om zich met grote vruchten te voeden
Selectiedrukken op zaadgrootte
Olea europaea (Alcantara & Rey, 2003) Kleinere zaden betere dispersie-mogelijkheden Grotere zaden hogere vestigings- en overlevingskansen
Interspecifieke selecte & relatie zaadgrootte
veel dieren verkiezen grotere zaden (vb.: dispersie van eikels door de Vlaamse gaai) Quercus ilex (Steeneik) Q. faginea (Portugese eik) Q. suber (Kurkeik) Q. coccifera (Hulsteik)
Interspecifieke selecte & relatie zaadgrootte
soortspecifieke preferentie
preferentie kleinere zaden die kunnen worden ingeslikt
selectie naar grotere zaden, maar maximumgrootte, want kunnen niet meer opgepikt worden!
Zaadgrootte: verzadiging 2 niveau’s
vb.: masten & grote zaden: eikels (Quercus ilex) vs snuitkever (Curculio elephas)
Zaadgrootte: verzadiging 2 niveau’s
vb.: masten & grote zaden: eikels (Quercus ilex) vs snuitkever (Curculio elephas)
grotere zaadproductie lagere infectiekans grotere zaden grotere kiemplanten
bij infectie blijft relatie bestaan, maar er iseen daling van de kiemplantgrootte(door consumptie van de cotylen)
grotere zaden meer larven máár grotere kans op minder schade cotylen
zowel zaadgrootte als zaadaantalgeschikt voor predatie-saturatie maar trade-off tussen beide (allocatie nutriënten)
eiken met minder, grotere eikels meer geïnfecteerde eikels + meer infecties / eikel predatie-saturatie op niveau van zaadgrootte
eiken met meer, kleinere eikels minder geïnfecteerde eikels + minder infecties / eikel,maar gevoeliger voor infecties predatie-saturatie op niveau van zaadaantal
geen significant verschil in embryo-predatie tussen eiken
Diplochorie
dispersie in 2 of meer fases met verschillende agenten fase 1 zich verwijderen van de moederplant
ontsnappen van densiteitsafhankelijke mortaliteit van zaad en kiemplant
fase 2 bewegen naar veilige sites (gerichte dispersie) vaak ondergronds, reductie van zaadpredatie
vaak voordelig en vermoedelijk algemener dan wordt aangenomen
Diplochorie
frugivore vogels en mieren (Christianini & Oliveira, 2010, JEcol) veel bomen in de savanne,
zoals Xylopia aromatica (Cerrado-savanne) primaire agenten: vogels
(lange-afstandsdispersie) secundaire agenten of redders: mieren
(korte-afstandsdispersie)
Turdus leucomelas
Diplochorie
frugivore vogels en mieren (Christianini & Oliveira, 2010, JEcol) veel bomen in de savanne,
zoals Xylopia aromatica (Cerrado-savanne) primaire agenten: vogels
(lange-afstandsdispersie) secundaire agenten of redders: mieren
(korte-afstandsdispersie)
Diplochorie
frugivore vogels en mieren (Christianini & Oliveira, 2010, JEcol) epifytische mierentuinen in tropische bossen
kleine plantengemeenschappen
Diplochorie
Wind en knaagdieren (Vander Wall, 2002, EcolEvolConserv) Neotammias amoenus (Yellow-pine chipmunk) voedt zich met zaden van Pinus jeffreyi (Jeffrey pine)
Bewaart zaden in verspreide sites, oppervlakkig in de bodem
Diplochorie
Grote grazers en mestkevers (Vander Wall, 2003, TREE) grote grazers lange-afstandsdispersie mestkevers verplaatsen mestballen begraven mest (met daarin zaden)
in de grond voor de larven
3.3.1. Endozoochorie
nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany) mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)
holoparasiet: geen fotosynthese, alle nutriënten via gastheer volledig ingebed in gastheer, in de lente verschijnen de
bloemen die door mieren worden bestoven besachtige vruchten bevatten duizenden zaadjes (0,2mm)
3.3.1. Endozoochorie
nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany) mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)
kever Pimelia costata consumeert 17,5% van de vruchten 46% van de kevers bevatte zaden van deze soort tot 31 zaden werden gevonden in individuele keverfaeces zaden bleven intact en leefbaar (geen afname i.v.m. controles)
3.3.1. Endozoochorie
nieuw zaaddispersie-mechanisme (Vega et al., 2011, Annals of Botany) mediterraanse plant Cytinus hypocistis (Gele hypocist, Raflesiaceae)
meeste vruchtdragende planten zaaddispersie door vertebraten
C. hypocistis zaaddispersie vnl. door kevers zaadjes in keverfaeces even leefbaar als zaden in vruchten ook knaagdieren eten de vruchten, maar eten vnl. onrijpe vruchten
waardoor ze minder effectief zijn als zaadverbreiders kevers eten niet alleen enkel rijpe vruchten, ze graven zichzelf ook
in het zand gedurende de middag, waardoor ze dichter bij de wortels van een potentiële gastheer komen
een van de weinige voorbeelden van endozoochorie bij insecten vermoedelijk veel algemener, vnl. bij planten met zeer kleine zaden
3.3.1. Endozoochorie
meervoudige dispersie door vleermuizen en vogels (Jacomassa & Pizo, 2010, Acta Oecologica)
voeden met zaden van Solanum granuloso-leprosum (Wilde tomaat) pionier, boom met kleine zaden
beide dieren hebben een verschillende impact op kiem-succes
3.3.2. Epizoochorie
Ibicella lutea (Duivelsklauw)
Xanthium strumarium
(Late stekelnoot)
Arctium lappa (Grote klit)
Medicago hispida
3.3.3. Myrmecochorie
elaiosoom (mierenbroodje): rijk aan proteïnen
gerichte dispersie naar mierenhoop: nutriëntenrijk: optimale
condities om te kiemen vermijden van predatoren verscheidene plantenfamilies
Euphorbia mafingensis
BloodrootChelidonium majus Primula vulgaris
3.3.3. Myrmecochorie
elaiosoom (mierenbroodje): rijk aan proteïnen
gerichte dispersie naar mierenhoop: nutriëntenrijk: optimale
condities om te kiemen vermijden van predatoren verscheidene plantenfamilies
Witte dovenetel Bosanemoon Sneeuwklokje
WonderboomScherpe zegge
Ruwe smeerwortel
3. Dispersiesyndromen
4. Mechanische dispersie dispersie over korte afstand vruchten openen explosief,
zaden worden weggeschoten reuzenbalsemien Amerikaanse maretak sandbox tree