Wetenschappelijke verhandeling - Ghent...

79
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Wetenschappelijke verhandeling Amaury Van de Zande 2 de Zittijd MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN afstudeerrichting NATIONALE POLITIEK PROMOTOR : (PROF.) DR.Hendrik Vos COMMISSARIS : (PROF.) DR. Carl Devos COMMISSARIS : (PROF.) DR. Sami Zemni ACADEMIEJAAR 2009 - 2010 Moslims in Europa: Een analyse van de geïnstitutionaliseerde relatie tussen moslimorganisaties en het Belgische en Europese bestuursniveau. aantal woorden: 24185

Transcript of Wetenschappelijke verhandeling - Ghent...

Page 1: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Wetenschappelijke verhandeling

Amaury Van de Zande

2de Zittijd

MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN

afstudeerrichting NATIONALE POLITIEK

PROMOTOR: (PROF.) DR.Hendrik Vos

COMMISSARIS: (PROF.) DR. Carl Devos

COMMISSARIS: (PROF.) DR. Sami Zemni

ACADEMIEJAAR 2009 - 2010

Moslims in Europa: Een analyse van de geïnstitutionaliseerde relatie tussen

moslimorganisaties en het Belgische en Europese bestuursniveau.

aantal woorden:

24185

Page 2: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Abstract

Dit onderzoek bestudeert of er een institutioneel kader bestaat op het Belgische en Europese

beleidsniveau dat de islam toegang geeft tot de politieke dialoog. De relatie tussen de islam en de

Belgische en Europese instellingen wordt bepaald door een analyse vertrekkende uit het historisch

institutionalisme en een onderzoek naar de institutionalisering van de islam, gemeten aan de hand van

de consolidatie van de islamitische instellingen, de erkenning van de islam en de creatie van

vertegenwoordigende islamitische instellingen.

De relaties tussen de verschillende instellingen en de islam zijn zeer verschillend. De Belgische Staat

bouwde een geformaliseerde, ‗utilitaristische‘ band met de islam uit, maar kiest ervoor om de islam

niet bij de politieke dialoog te betrekken. De EU creëerde een institutioneel kader dat de ruimte biedt

aan religieuze organisaties om toegang te krijgen tot de politieke dialoog op het supranationale niveau,

waardoor een informele dialoog mogelijk wordt. Er is vanuit de EU ook een duidelijke toenadering

naar de islam om deze te betrekken bij de dialoog.

Op het Europese niveau kan de islam als volledig geïnstitutionaliseerd beschouwd worden. Om in

België een volledige geïnstitutionaliseerde islam te verkrijgen moeten er in het Waalse Gewest nog

formele criteria vastgelegd worden voor de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen en moet de

Franstalige Gemeenschap een verplichte bijscholing voor imams inrichten waardoor imams voldoen

aan de in België vastgelegde vormingsvoorwaarden.

Page 3: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Lijst van de gebruikte afkortingen

Administratieve Coördinatiecel inzake Schadelijke Sekten: ACSS

Alternative Démocratique des Musulmans de Belgique : ADMB

Brussels Hoofdstedelijk Gewest: BHG

Bureau of European Policy Advisers: BEPA

Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS)

Commissie van de Europese Gemeenschappen: CvdEG

Commissie van Wijzen: CvW

Directorate-General for Research: D-GR

European Muslim Network: EMN

European Socialist Party: ESP

European‘s People Party: EPP

Europees Jaar van de Interculturele Dialoog: EJID

Europees Parlement: EP

Europees Verdrag van de Rechten van de Mens: EVRM

Europese Commissie: EC

Europese Unie: EU

Executieve van de Moslims van België: EMB

Federale Overheidsdienst: FOD

Federation of Islamic Organizations in Europe: FIOE

Forum of European Muslim Youth and Student Organization: FEMYSO

Forward Studies Unit: FSU

Grondwet: GW

Group of Policy Advisors: GOPA

Historisch Institutionalisme: HI

Informatie- en Adviescentrum inzake Schadelijke Sektarische Organisaties: IACSSO

International Council for Inter Religious Cooperation: ICIRC

Islamitische Faculteit van Europa-Gent: IFE-GENT

Koninklijk Besluit: KB

Page 4: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

League of Mutual Aid between Muslim Associations of Europe: LMAMAE

Lokale Geloofsgemeenschap: LG

Muslim Council for Cooperation in Europe: MCCE

Non-Gouvernementele Organisatie: NGO

Présence Musulmane: PM

Raad van Europa: RvE

Raad van Ministers: RvM

Representatief Orgaan van de Islamitische Eredienst in België: ROIEB

Soul for Europe: SfE

Universiteit Antwerpen: UA

Université Catholique de Louvain: UCL

Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid: WWR

Page 5: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Inhoudstafel

1. Inleiding p. 1

2. Vraagstelling/ Hypotheses p. 3

3. Onderzoeksopzet/ Methodologie p.6

4. De islam in Europa: De invloed van de keuzes p. 7

5. Religie in de EU en haar natiestaten: Casus België p. 14

5.1. Het institutioneel kader uitgebouwd door de Belgische Staat p. 14

5.2. Religie in Europa: Wat doet de Europese Unie p. 19

5.3 België en de islam – Een relatie geconditioneerd door keuzes p. 30

6. Religie in de EU en haar natiestaten: Het supranationale niveau p. 35

6.1. Het institutioneel kader uitgebouwd door de Europese Unie p. 35

6.2. De institutionalisering van de islam op het supranationale niveau p. 46

6.3. De Unie en de islam – Een relatie geconditioneerd door keuzes p. 51

7. Hindernissen overkomen? p. 55

8. Besluit p. 59

Bibliografie p. 64

Page 6: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

1.Inleiding

Op 16 maart 2010 organiseerde het European Muslim Network, een islamitische lobbygroep die

probeert invloed te hebben op het Europese beleid, een congres rond de hoofddoekenkwestie en de

onderdrukking van de moslima‘s (http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=458 , 26/07/2010).Van

21 tot 23 mei 2010 hield het Federation of Islamic Organizations in Europe, een lobbygroep die de

belangen van de moslims over de Europese grenzen heen vertegenwoordigt, haar algemene

vergadering. Hieruit kwamen een aantal aanbevelingen naar voren om het leven van de moslims in

Europa inzake opleiding en ontwikkeling te verbeteren (http://www.euro-

muslim.com/En_news_Details.aspx?News_ID=756 , 26/07/2010). Dit zijn slechts 2 voorbeelden die

illustreren dat moslimorganisaties zich meer en meer (ook) op het Europese niveau richten in hun

pogingen om bij de politieke dialoog betrokken te raken.

Dat is een intrigerende vaststelling,want traditioneel werd de islam gebruikt als een concept dat haaks

tegenover Europa stond, of volgens Lubeck ‗the archetypal other‘ (2002: 75). De islam werd

voornamelijk gebruikt als ‗de andere‘ om een identiteit mee vorm te geven, een externe factor die

werd gebruikt om het wij vs. zij -gevoel te creëren. Deze trend is echter aan het keren. Niet alleen de

twee bovenstaande voorbeelden, maar ook andere evenementen en gebeurtenissen (die verder in deze

masterproef nog aan bod zullen komen) lijken aan te tonen dat we in de EU meer en meer gaat

evolueren naar een dialoog waar de islam bij betrokken wordt. Parker (2005: 18) meent dat de

moslims in Europa, in zoverre ze dit reeds niet gedaan hebben, in de toekomst mee vorm zullen geven

aan de EU en aan een Europese identiteit.

Zowel de Raad van Europa als de Europese Commissie verklaarden 2008 tot het Europese Jaar van de

Interculturele Dialoog, waar de interreligieuze dialoog met de islam een belangrijk deel van uitmaakt.

Dit wijst erop dat de EU vandaag open staat voor een dialoog met de islamitische gemeenschap.

Vanuit vele natiestaten wordt er al langer een soort van dialoog met de islam gevoerd, maar sinds kort

lijkt er dus ook sprake van een debat tussen de islam en de EU. Moslimorganisaties lijken in

toenemende mate toegang te vinden tot de dialoog rond het beleid van de EU. Dit gegeven zal

ongetwijfeld een invloed1 hebben op de plaats die de islam inneemt in het Europa van de 21

ste eeuw.

1 Deze thematiek houdt onderzoekers sinds enige tijd bezig. Nu het burgerschap opengesteld werd voor de

moslims in Europa kan dit effect enkel groeien, aangezien het kruisen van de islamitische cultuur en de Europese

dagelijkse kost wordt (Kumar, 2002: 64; Al Sayyad, 2002: 20)

Page 7: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

In deze Masterproef hebben we niet de ambitie om na te gaan hoe de toekomst2 van de islam in de EU

er zal uitzien. Wel willen we onderzoeken welke factoren ertoe geleid hebben (en er vermoedelijk in

de toekomst nog meer toe zullen leiden) dat moslimorganisaties zich op het EU-niveau zijn gaan

richten, in plaats van een exclusieve band te behouden met de natiestaten.

We gaan ons onderzoek voeren vanuit een historisch institutionalistisch kader. Meer concreet betekent

dit dat we zullen argumenteren dat er in de Unie in het verleden een aantal beleidskeuzes gemaakt

werden, die er toe leiden dat de EU vandaag misschien wel méér open staat voor een werkelijke

dialoog met de islam dan de natiestaten, die op hun beurt uiteraard ook werken binnen een kader dat in

belangrijke mate gedetermineerd wordt door keuzes uit het verleden. We vertrekken met andere

woorden vanuit de veronderstelling dat de beleidskeuzes die binnen Europa, vandaag en in het

verleden, gemaakt zijn - door de lidstaten en de Europese instellingen - bepalen hoe de dialoog

vandaag verloopt (Steinmo, 2008: 151; Thelen, 1999: 378).

Met dit onderzoek gaan we een uitgebreid beeld schetsen van de dialoog tussen de islam en de EU

(vergeleken met de dialoog tussen de islam en de natiestaten, met België als casus). Maar naast deze

empirische meerwaarde heeft de masterproef ook een theoretische meerwaarde: we onderzoeken

namelijk in deze heel specifieke case of de basisveronderstellingen uit het historisch institutionalisme -

namelijk het beleid van vandaag wordt in hoofdzaak bepaald door keuzes uit het verleden -

daadwerkelijk gelden.

In een eerste deel specificeren we onze vraagstelling verder en formuleren we ook een aantal concrete

hypotheses, afgeleid uit de academische literatuur, meer specifiek het historisch institutionalisme, die

we vervolgens zullen toetsen. In een volgend deel worden deze hypotheses verder gekaderd en

gekoppeld aan de bestaande literatuur. Daarna zullen we de beleidskeuzes analyseren in België, dat als

casus voor de natiestaten zal fungeren, en de EU. Hieruit zullen we afleiden welke gevolgen dit heeft

voor de islam, waarbij we zullen onderzoeken of de islam een impact kan hebben op de dialoog. Dit

meten we aan de hand van de institutionalisering van de islam in België en de EU. Vervolgens worden

een aantal processen onder de loep genomen die de beweging van de islam naar het supranationale

niveau kunnen verklaren. Uiteindelijk worden de belangrijkste bevinding nog eens opgesomd.

2 Nilüfer Göle, waagde zich wel aan een voorspelling van hoe de relatie de islam zou kunnen evolueren binnen

Europa. (Gôle, 2006: 95-97)

Page 8: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

2. Vraagstelling/ Hypotheses

Religie neemt een belangrijke plaats in in de creatie van de Europese identiteit. Veel van de vragen die

vroeger gesteld werden met betrekking tot culturele en etnische minderheden in de EU, worden nu

gesteld in verband met de religieuze minderheden (Helleyer, 2006: 329), door de aanwezigheid van de

moslims. Met incidenten als de moord op de Nederlandse filmmaker Theo Van Gogh, de kwestie van

de Deense Mohammed-cartoons of de kwestie rond de minaretten in Zwitserland lijkt men in Europa

op een ‗clash of civilizations‘ af te stevenen. De gespannen relatie kan men niet wijten aan een unieke

nationale context. Het is net treffend dat de moeilijkheden die in alle landen voorkomen, gelijkaardig

zijn. Iedere Europese natie ondervindt dat de inpassing van de islam moeizaam verloopt. De kwestie

rond de minaretten illustreert dat de beleidskeuzes bepalen of men al dan niet kiest voor een open

dialoog met de islam. In se moet men het gebrek aan dialoog tussen de verschillende overheden en de

islam aanklagen (Zemni, 2002: 169). De centrale vraag die men zich kan stellen is dan ook: ‗Slaagt het

Europese supranationale niveau er in om een institutionele structuur te creëren waarbij de islam, door

middel van een dialoog tussen de organisaties die moslims vertegenwoordigen en de supranationale

instellingen, impact kan hebben op het beleid in Europa?‘

Het institutioneel kader is enkel aangepast aan de islam indien de organisaties die de moslims

vertegenwoordigen in hun werking niet gehinderd worden door het institutioneel kader en de

organisaties van dezelfde mogelijkheden als andere organisaties en instellingen van gelijkwaardige

erediensten genieten (Koopmans & Staham, 2000: 34). Kiest men voor een geformaliseerde of

informele band met de islam? Institutionaliseert men de band met de islam? Kiest men er überhaupt

voor om een politieke dialoog op te starten? De keuzes die in het verleden gemaakt zijn of de

beslissingen die van vandaag genomen worden en hun basis vinden in een oorspronkelijke beslissing,

zijn een doorslaggevende factor in de opbouw van de dialoog (Steinmo, 2008: 159; Thelen, 1999:

378). Verschillende keuzes in het verleden stippelen verschillende paden uit, die een verschillende

eindbestemming tot gevolg hebben (Vos, 2007: 25). Zijn er belangrijke verschillen op te merken in de

beleidskeuzes op het supranationale en nationale niveau met betrekking tot de omgang tot de islam in

de institutionele structuren? Is de dialoog tussen de islam en de verschillende beleidsniveaus

geïnstitutionaliseerd? Kan men gewag maken van een ‗padafhankelijkheid‘, beleidskeuzes die elkaar

opvolgen en conditioneren op de verschillende niveaus?

Een belangrijke variabele in het debat zijn de partners. In de politieke dialoog zijn de overheden de

belangrijkste spelers en bepalen zij wie er nog toegang krijgt en onder welke voorwaarde. Deze keuze

conditioneert in grote mate de dialoog. In dit onderzoek is het dus belangrijk om te bepalen welke

organisaties worden toegelaten en aan welke criteria ze moeten voldoen om toegang te krijgen tot de

dialoog, aangezien dit een impact heeft op de relatie met de islam.

Page 9: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Als men de islam in de institutionele structuren wil inpassen moet men rekening houden met de

interne verdeeldheid van de islam in Europa (Warner & Wenner, 2006: 460; Saint-Blancat, 2002: 56).

De islamitische gemeenschap in Europa is verdeeld. Enerzijds is de islam geografisch verdeeld, er is

een grote diaspora binnen de moslimgemeenschap. Anderzijds is de islam ook intern verdeeld, de

moslims komen uit verschillende landen van herkomst en behoren tot verschillende ‗sekten‘ of

stromingen. Wanneer men de islam wil gaan inpassen in de Europese structuren kan men verwachten

dat de vernoemde feiten elementen zijn die een impact zullen hebben op de relatie met de islam in de

EU en de natiestaten in Europa.

De dynamiek eigen aan de EU en aan religie spelen ook een rol in de band tussen de islam op het

supranationale en nationale niveau (Willaime, 2003: 96). Op het supranationale niveau heersen een

aantal processen die niet spelen op het nationale niveau, maar ook religie kent een dynamiek met een

eigen karakter. Dit vertaalt zich ongetwijfeld in de band tussen de islam en de overheid. Uiteindelijk

werpen de volgende vragen zich dan ook op: Welke processen eigen aan het supranationale niveau

hebben een invloed op de relatie tussen de EU en de islam? ‗Kunnen de hindernissen, eigen aan de

islam, op het supranationale niveau overkomen worden bij een dialoog met organisaties die moslims

vertegenwoordigen?‘

De natiestaten zijn exclusief bevoegd voor religie, waardoor ze de relatie met de verschillende

erediensten formaliseren. Men kan verwachten dat dit belangrijke gevolgen heeft, vermits de staat

formele oplossingen moet vinden voor de aanwezigheid van de islam (Schwartz, 2004: 2). Het valt te

verwachten dat dit moeilijkheden met zich meebrengt. Moeilijkheden om de islam in te passen in de

institutionele structuren zal dan weer een dialoog rond het politieke beleid met de islam bemoeilijken

(Vertovek & Peach, 1997: 30). Men kan verwachten dat de relatie tussen de islam in Europa

geconditioneerd geweest werd door de beleidskeuzes van de natiestaten en de supranationale

instellingen om de islam in te passen (Steinmo, 2008: 159; Thelen, 1999: 378). Indien de EU een

kader ontwikkelt dat de islam meer betrekt in de politieke dialoog kan de dialoog succesvoller

verlopen voor de islamitische organisaties op het supranationale niveau omdat het institutionele kader

beter aangepast is. De beleidskeuzes hebben een rechtstreekse invloed op het speelveld waarin de

islamitische organisaties moeten handelen, alsook de attitude van de nationale en de supranationale

instellingen naar de islamitische organisaties toe (Steinmo, 2008: 159; Katznelson, 1998: 191). De EU

heeft in het verleden een aantal keuzes gemaakt inzake haar omgang met de moslimwereld die

vandaag ―doorwerken‖ in het beleid dat gevoerd wordt rond de politieke dialoog (Vos, 2007: 25). De

specifieke context van de EU instellingen heeft een impact op de beslissingen, de EU kan leren uit het

verleden – uit haar eigen beslissingen en die van de lidstaten – en kan hieruit een verwachtingspatroon

ontwikkelen dat het mogelijk maakt om te anticiperen of concrete maatregelen of voorzorgen te nemen

(Hall and Taylor, 1996: 938; Steinmo, 2008: 159).

Page 10: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Men kan verwachten dat het kader dat de EU ontwikkeld heeft met betrekking tot een dialoog met de

islam opener is dan dat van de natiestaten en omdat de EU kan opteren voor een geïnstitutionaliseerde

maar informele dialoog, die geen formele vertaling van de islamitische structuren vraagt (Schwartz,

2004: 2). Omdat het nationale niveau wel bevoegd is voor religie, gaat men de band tussen de Staat en

de islam wel formaliseren. Het valt te verwachten dat dit concrete gevolgen heeft voor de dialoog

tussen beiden. Indien de relatie tussen de islam en de Staat geformaliseerd is, dan moet men de dialoog

met islamitische vertegenwoordigende instellingen ook formaliseren en zal de dialoog tussen beiden

ook in een formeel kader gegoten moeten worden, wat geconditioneerd zal worden door de aspecten

eigen aan de islam in Europa, zoals de interne verscheidenheid (Warner & Wenner, 2006: 460). Indien

de EU de keuze gemaakt heeft om de relatie met de islam niet te formaliseren, wat mogelijk is

aangezien ze niet bevoegd is voor religie, kan men verwachten dat het kader dat de EU ontwikkeld

heeft meer openstaat voor de dialoog, omdat de EU een geïnstitutionaliseerde doch informele dialoog

heeft opgestart, die geen formele vertaling van de islamitische structuren vraagt (Schwartz, 2004: 2).

Binnen de dialoog spelen naast de instellingen van de EU en de natiestaten ook de instellingen en

organisaties die de moslims vertegenwoordigen een belangrijke rol (Silvestri, 2007: 139). Welk type

organisaties men toelaat is dan ook een cruciale beslissing. Organisaties en instellingen die moslims

vertegenwoordigen kunnen zowel gecreëerd worden door de overheid als ontstaan uit de

gemeenschap, om zo een erkende partner worden (Silvestri, 2010a: 49). Deze laatste hebben een

grotere legitimiteit bij de bevolking en kunnen dus op een geloofwaardigere manier de stem van

moslims vertegenwoordigen. Islamitische organisaties op het supranationale of nationale niveau die

gecreëerd worden door een overheid, dreigen slechts een formele of erkende partner te blijven en nooit

echt een impact te hebben op het beleid omdat ze aan legitimiteit en representativiteit ontbreken. .

Men moet bij het inpassen van de islam in Europa rekening houden met de karakteristieken ervan.

Hiervoor een institutioneel kader bieden is niet evident. De aspecten eigen aan de aanwezigheid van de

islam in Europa kunnen op twee vlakken voor moeilijkheden zorgen. Ze kunnen de interne werking

van de vertegenwoordigende islamitische organisaties belemmeren en kunnen ervoor zorgen dat de

structuren van de islam niet vertaald zullen worden naar de Europese en nationale instellingen.

Vermoedelijke speelt dit vooral op het nationale niveau een rol (Warner & Wenner, 2006: 460; Saint-

Blancat, 2002: 56; Vertovek & Peach, 1997: 30), aangezien geografische verspreiding en culturele

verscheidenheid op het Europese niveau in elke gemeenschap of organisatie voorkomen.

Een aantal processen op het Europese niveau faciliteren de dialoog met de islam (Willaime, 2003 : 96;

Saint-Blancat, 2002: 66; Silvestri, 2007: 20; Massignon, 2002: 39). Zo is de islam een

grensoverschrijdend fenomeen, dat ernaar streeft om één islamitische geloofsgemeenschap te creëren

(Pfaff, 2007: 50). Hoewel dit geen doorslaggevend gegeven is, vermelden veel islamitische

organisaties dit als grondbeginselen (Silvestri, 2010a: 42).

Page 11: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

De EU is tevens zelf een identiteit aan het uitbouwen en hiervan maakt de inpassing van de islam een

belangrijk deel uit. De gelijktijdige opbouw van de islamitische identiteit en Europese identiteit kan

een zelfversterkend mechanisme doen ontstaan (Jamouchi, 2004: 4). De EU biedt moslimorganisaties

tevens de kans om via het Europese beleid ook het nationale beleid te beïnvloeden (Schneiberg &

Lounsbury, 2008: 651).

3. Onderzoeksopzet/ Methodologie

In dit onderzoek ligt de focus op de instellingen en de rol en invloed die deze spelen met betrekking

tot religie, de beleidskeuzes die gemaakt werden en de instellingen en projecten die hieruit ontstonden.

De band tussen religie en de verschillende bestuursniveaus wordt aan de hand van het historisch

institutionalisme geschetst. Door te kiezen voor dit type analyse vergroot het inzicht in het ‗hoe en

waarom‘ van bepaalde evoluties van religie op het nationale en supranationale niveau, omdat het HI de

gevoeligheden van de dynamiek tussen instituties en andere actoren analyseert. Het houdt immers

rekening met de strategie en de machtsverhoudingen tussen de verschillende spelers, de institutionele

beperkingen en de invloed die verschillende actoren hebben op de procedures en werking van de

instellingen.

Op het Belgisch niveau worden de verschillende bestuursniveaus en het Executief van de Moslims, de

representatieve instellingen van de Islamitische eredienst in België, onderzocht. Dit is de instelling die

als de vertegenwoordiger van de moslims in België optreedt en als gesprekpartner voor de Belgische

overheid fungeert. Op het Europese niveau worden vooral de instellingen met een supranationaal

karakter belicht, met name de Europese Commissie en het Europees Parlement. Aangezien de

beslissingen van de Raad van Europa uitermate afhankelijk zijn van de posities van de lidstaten door

hun intergouvernementeel karakter, wordt deze instelling minder belicht.

Aan de hand van interviews die peilen naar de visie van een aantal deskundigen inzake de Belgische

wetgeving, religie, het beleid van de EU omtrent religie en de band tussen kerk en Staat wordt

onderzocht welke factoren in de praktijk de dialoog tussen de EU, de Belgische overheden en de islam

beïnvloeden en wat de troeven, beperkingen en gevolgen zijn van actie op het supranationale niveau.

Page 12: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

4. De islam in Europa: De invloed van keuzes

Om te weten te komen of de dialoog, op het nationale en supranationale niveau geïnstitutionaliseerd is

en of de verschillende beleidsniveaus een kader hebben ontwikkeld aangepast aan de islam, biedt het

onderzoek een overzicht van de instellingen vertrekkende uit het historisch institutionalisme.3 In het

HI wordt door middel van historische en vergelijkende analyse aangetoond hoe een situatie is ontstaan

(Steinmo, 2008: 151). Het HI poogt om ‗formal and informal procedures, routines, norms and

conventions embedded in the organizational structure of polity‘ te ontdekken (Hall and Taylor, 1996:

938). Zowel formele als informele beslissingen spelen een rol in het beleid (Schwartz, 2004: 2).

Binnen het institutioneel kader zijn zowel de representatieve islamitische instellingen, nationale

instellingen en de Europese instellingen van belang. Instellingen structureren het politiek handelen

(Steinmo, 2008: 159), ze zijn geen neutrale waarnemers, maar bemiddelende variabelen in de machts-

en belangenstrijd (http://stripe.colorado.edu/~steinmo/foweracker.pdf , 14/07/2010): ‗Institutional

dimensions define the available channel of access.’ (Koopmans & Statham, 2000: 34). Actoren

moeten in interactie gaan met de instellingen, maar moeten op hun hoede zijn om niet ingesloten te

worden door de instellingen (Steinmo, 2008: 173).

Niet enkel de keuzes gemaakt naar en voor het institutioneel kader hebben een belangrijke impact,

maar ook de beleidskeuzes ‗an sich’ bepalen de dialoog met de islam. De beslissing genomen door en

met betrekking tot deze instellingen hebben een rechtstreekse invloed op het speelveld waarin de

islamitische organisaties moeten handelen, alsook de attitude van de instellingen naar de islamitische

organisaties.

Binnen de instellingen en het institutionele kader zijn genomen beslissingen vaak, onbedoeld,

bepalend voor de toekomst. Het is niet altijd mogelijk om in te schatten in welke mate een beslissing

gevolgen zal hebben of de alternatieven voor de toekomst beperkt (Vos, 2007: 25; Pierson & Skocpol,

2002: 6). Men kan verwachten dat de relatie tussen islam in Europa geconditioneerd geweest is door

de beleidskeuzes van de natiestaten en de supranationale instellingen (Vertovek & Peach, 1997: 30).

Het onderzoek wijst erop dat de beleidskeuzes in het heden en in het verleden bepalend zijn voor de

band tussen de islam en de verschillende bestuursniveaus. De geschiedenis speelt dus een bepalende

rol (Thelen, 1999: 378; Vos, 2007: 25).

3 Het HI is al gebruikt geweest om de band tussen religie en de Staat te onderzoeken in: Mitchell, C. (2006)

Religion, identity and politics in Northern Ireland. Boundaries of belonging and belief. Aldershot, Ashgate

publishing, 179 p.

Page 13: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Een keuze heeft soms zo‘n onverwachte gevolgen dat afwijken van het ingeslagen pad onmogelijk

wordt (Vos, 2007: 25; Hay & Wincott, 1998: 952). De padafhankelijkheid zorgt ervoor dat de situatie

niet meer willekeurig kan veranderen (Steunenberg, 2000: 16). Er ontstaat een spelvorm die zo

aantrekkelijk is dat afwijken van de genomen beslissing een te grote kost met zich meebrengt, zelfs al

blijkt achteraf dat de beslissing niet juist was (Pierson & Skocpol, 2002: 6; Vos, 2007: 25). De logica

van een genomen beslissing is vaak terug te vinden in het verleden (Steunenberg, 2000: 16; Vos, 2007:

26). Er zijn verschillende redenen waarom men kan vermoeden dat de geschiedenis een rol speelt in de

instellingen. Ten eerste voltrekken politieke gebeurtenissen zich binnen een specifieke context, wat

een onmiddellijke impact heeft op beslissingen. Ten tweede kan men, als men het verleden indachtig

is, leren uit wat vroeger gebeurt is. Ten derde kan men, met het verleden als basis, een

verwachtingspatroon ontwikkelen, dat het mogelijk maakt om te anticiperen of concrete maatregelen

te nemen (Steinmo, 2008: 164).

Maar er kan enkel gesproken worden van een institutioneel kader aangepast aan de islam indien de

organisaties die de moslims vertegenwoordigen in hun werking niet gehinderd worden door het

institutioneel kader en van dezelfde mogelijkheden als organisaties van andere, gelijkwaardige

erediensten genieten.

Op het Belgische niveau erkende men enkel het EMB, de representatieve instelling van de islamitische

eredienst in België. Deze keuze verschilt van het beleid naar andere erediensten toe, waar men met

meerdere erkende organisaties of partners werkt4. Deze keuze, om slechts met één partner te werken,

zal ‗doorwerken‘ op de dialoog met de islam vandaag. Op het Europese niveau richt het onderzoek

zich vooral op de instellingen met een supranationaal karakter, de Europese Commissie en het

Europese Parlement en in mindere mate op de Raad van Europa- aangezien deze een meer

intergouvernementele dynamiek kent. Greenwood stelt immers dat men kan verwachten dat de

drukkingsgroepen met de EC in contact proberen komen omdat het de instelling bij uitstek is waar

dergelijke externe bronnen een impact kunnen hebben en omdat de EC initiatief- en ontwerprecht

heeft (2003: 3). Kleinere en minder gestructureerde organisaties die een ‗algemeen goed nastreven‘ –

zoals religieuze groeperingen – richten hun pijlen gemakkelijker op het EP, om kostenbesparend

tewerk te gaan, teneinde via het EP ook een invloed te kunnen hebben op de EC en de RvE (DG-R,

2003: 33). De coördinatie van de internationale activiteiten en de kost van lobbyen bij de RvE zijn op

hun beurt dan weer onoverkomelijke drempels voor kleinere organisaties (DG-R, 2003: 42).

4 Bijlage 1- Lijst van representatieve organen van de erkende erediensten

Page 14: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Enkel waar de dialoog binnen het institutioneel kader geïnstitutionaliseerd is, kan men besluiten dat de

organisaties een invloed op het beleid kunnen hebben (Koopmans & Statham, 2000: 34). Via de

geïnstitutionaliseerde dialoog krijgt men immers toegang tot het beleid en de instellingen. Instellingen

structureren het politiek handelen (Steinmo, 2008: 159), ze zijn dus geen neutrale waarnemers maar

wel bemiddelende variabelen die deelnemen aan de machts- en belangenstrijd (Katznelson, 1998: 191;

Verhoost, 2002: 46-47; Steinmo & Thelen, 1992: 2).

Actoren moeten in interactie gaan met de instellingen en moeten, om een impact te hebben op het

beleid, geïnstitutionaliseerd en erkend zijn als partner (Koopmans & Staham, 2000: 34). Volgens

Silvestri (2007: 139) zijn er 3 pijlers die bepalen of een dialoog met religieuze groeperingen

geïnstitutionaliseerd is. Men kan ten eerste de consolidatie analyseren van de instelling eigen aan de

religie, zoals plaatsen van vereniging, ten tweede de erkenning van de islam door statelijke actoren

onder de loep nemen en ten derde de creatie van nieuwe instellingen beschouwen. Dit gegeven

verwijst naar de drukkingsgroepen die de rechten van de moslims willen verdedigen (Silvestri, 2007:

139).

Indien de nationale staatsstructuren er echter nog niet in geslaagd zijn om een adequate -institutionele-

structuur te creëren voor de islamitische aanwezigheid en geen geïnstitutionaliseerde dialoog

opgebouwd hebben, en de Europese instellingen daarentegen hier wel al in geslaagd zijn, kan men

stellen dat een dialoog inzake het beleid tussen islamitische organisaties en de EU succesvoller kan

verlopen dan met de natiestaten.

Welk type drukkingsgroep men toelaat aan het debat heeft ook een belangrijke impact op de dialoog.

Naast de voorwaarden die opgelegd worden door de instellingen, moet volgens Silvestri (2010a: 49)

ook rekening houden met de wijze waarop ze ontstaan zijn:

- Top Down: De organisaties zijn ontstaan door sterke initiatieven vanuit de overheid

- Bottom-Up: De organisaties zijn het resultaat van een sterke gemeenschap en het sociaal

kapitaal van de islamitische gemeenschap in een staat, waarbij de overheid slechts achter de

schermen de initiatieven steunde

- Mengvormen: De overheid steunde openlijk initiatieven die het vormen van Islamitische

groeperingen tot doel hadden, maar mengde zich niet met het bestuur ervan

(Silvestri, 2010a: 49)

Page 15: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Men kan vermoeden dat organisaties die van onderuit ontstaan succesvoller zijn. Deze hebben een

grotere legitimiteit en achterban bij de bevolking en kunnen dus geloofwaardiger de stem van moslims

vertegenwoordigen. Organisaties die gecreëerd worden door een overheid, dreigen daarentegen

slechts een formele of erkende partner te blijven en nooit echte impact te hebben op het beleid omdat

ze legitimiteit en representativiteit ontbreken (Silvestri, 2007: 179). Het institutioneel kader voor de

dialoog – en wie men hierin toelaat – speelt dus een doorslaggevende rol in de opbouw en de uitkomst

van de dialoog. Dit wordt echter beïnvloed door interne en externe factoren, eigen aan de

aanwezigheid van de islam in Europa en aan de Europese constructie zelf.

Een adequaat institutioneel kader aanbieden om de islam te betrekken bij het beleid is geen sinecure.

Er bestaat een bepaalde vorm van onverenigbaarheid tussen het islamitische recht en de notie van de

nationale staten en hun recht. In het Westen bestaat een scheiding tussen het kerkelijke recht en het

staatsrecht, maar de islam is volledig opgebouwd uit de gedachte van één ‗goddelijk gemeenschap‘

waarin iedereen leeft onder de islamitische wetten (Katzenstein & Byrnes, 2006: 687). De islamitische

structuren vertalen naar de Westerse instellingen is dus een moeilijke oefening, omwille van het

pluralistische karakter van de islam (Pfaff, 2007: 11). Niet enkel de Europese instellingen hebben

moeite om hun instellingen aan te passen aan de islam, ook het omgekeerde is waar. Swatos &

Christiano menen dat de moslims zelf ook moeite hebben om hun situatie te vertalen naar Westerse

instellingen: ‗[Muslim] nations institutionally prohibit the ‘free commerce of religion’ in favor of

religious and cultural monopolism‘ (2000: 14).

Men mag de moeilijkheden eigen aan de aanwezigheid van de islam in de EU niet uit het oog

verliezen. Auteurs zoals Warner & Wenner (2006: 460) en Schmidt (2005: 577) zijn ervan overtuigd

dat de aard van de islam de collectieve acties determineert en conditioneert. Een belangrijk

struikelblok om moslims als één geheel te vertegenwoordigen bij een collectieve actie op het nationale

niveau, is dat de islam een religie is met verschillende ‗sekten‘, waarvan de Soennieten en de Sjiieten

de hoofdstromen zijn (Warner & Wenner, 2006: 461). Maar dit is niet de enige reden waarom er niet

zoiets als één islamitische gemeenschap bestaat. Er zijn verschillende nationaliteiten aanwezig binnen

de islamitische bevolking en de vertegenwoordigende organisaties (Fetzer & Soper, 2005: 9; Pfaff,

2007: 11). Er bestaan dus 2 breuklijnen binnen de islamitische organisaties en instellingen. Ze zorgen

er immers voor dat er niet zoiets bestaat als één culturele en religieuze homogene moslimgemeenschap

in een land (Saint-Blancat, 2002: 56). Deze hindernissen zijn er echter zowel voor nationale als

internationale groeperingen, wat een geschikte vergelijkingsbodem biedt.

Page 16: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Daaraan moet men volgens Warner & Werner nog toevoegen, dat de islam gepraktiseerd wordt binnen

verschillende culturen en gemeenschappen, zeer veel vormen kent en zich heel snel aanpast aan

verschillende situaties, wat meteen ook een nieuwe drempel voor collectieve actie vormt (2006: 461).

Maar dit is niet het enige structurele obstakel eigen aan de islam in Europa. Saint-Blancat stelt dat de

moslims in Europa geen verenigde etnische groep zijn. Vele moslims hebben een ander land van

herkomst en dit element speelt zeer sterk in het nadeel van het vormen van een gezamenlijk front.

Samen met de verschillende sekten vormt deze verschillende nationale achtergronden de belangrijkste

hindernis voor de vertegenwoordiging van de moslims (2002: 56).

Volgens Warner & Wenner zijn moslims ‗de jure‘ uitgesloten omdat ze geen burger zijn van het land.

Dit heeft tot gevolg dat ze niet kunnen bijdragen tot het politieke proces. De partijpolitiek is namelijk

niet geneigd om zich te associëren met thema‘s die de migranten aanbelangen (2006: 459). Maar nu

het burgerrecht ook verleend wordt in vele Europese lidstaten aan moslims mag dit geen bepalende

factor meer zijn in de opbouw van een dialoog met de islamitische gemeenschap.

Het valt te verwachten dat de aard van de islam in Europa concrete gevolgen heeft voor de dialoog

tussen de islam en de verschillende overheden. Indien de relatie tussen de islam en de Staat wordt

geformaliseerd moet men rekening houden met deze elementen (Schwartz, 2004: 2). Het is een

plausibel gevolg dat dit een drempel vormt voor het implementeren van de islam in de institutionele

structuur. Deze aspecten belemmeren de interne werking van de vertegenwoordigende islamitische

organisaties en zorgen ervoor dat men de structuren van de islam niet kan vertalen naar de instellingen.

De verdeeldheid binnen de islamitische gemeenschap in Europa zal vermoedelijk vooral op het

nationale niveau een effect hebben (Warner & Wenner, 2006: 460; Saint-Blancat, 2002: 56; Vertovek

& Peach, 1997: 30). Eerst en vooral omdat men hier deze aspecten moet formaliseren, daar de

natiestaten bevoegd zijn voor religie, waardoor de EU niet verplicht is om hiervoor een formele

oplossing te vinden. Daarnaast zijn de geografische verspreiding en culturele verscheidenheid voor

alle groeperingen die hun inzetten op het Europese niveau een factor, aangezien deze eigen zijn aan de

actie op het supranationale niveau. Dit zijn echter niet de enige redenen waarom men kan vermoeden

dat deze interne breuklijnen in mindere mate een impact zullen hebben op organisaties die inzetten op

het supranationale niveau, en dat het supranationale niveau dus meer aangepast is voor de islamitische

organisaties om de politieke dialoog te beïnvloeden. Er zijn nog een aantal andere processen die

ervoor zorgen dat de Europese instellingen een adequaat kader kunnen bieden voor de interreligieuze

dialoog waarvan de islam een volwaardig deel kan uitmaken.

Page 17: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

De organisaties slagen erin door hun belangen op het supranationale niveau te verdedigen om

tegelijkertijd de agenda van subnationale en nationale niveaus te beïnvloeden omdat deze mede

bepaald worden door het beleid van de EU (Soysal, 1997: 519). Omdat men net op het Europese

niveau betrokken wordt bij het beleid geeft men hier mee vorm aan, met name aan de bevoegdheden

die overgeheveld zijn naar het supranationale niveau. Actie op het supranationale niveau vergroot

meteen ook de legitimiteit van de vertegenwoordigende organisaties op meerdere beleidsniveaus.

Organisaties erkend door de Europese instellingen kunnen dit argument gebruiken bij de andere

instellingen. De Europese instellingen kunnen de macht van de organisaties versterken of garanderen

en aan de organisaties nieuwe alternatieven en netwerken bieden (Schneiberg & Lounsbury, 2008:

651). Een aantal auteurs zoals Willaime (2003 : 96), Saint-Blancat (2002: 66), Silvestri (2007: 20) en

Massignon (2002: 39) erkennen dat er een potentieel schuilt in grensoverschrijdende supranationale

actie voor islamitische groepering, zij het elk om een andere reden. Ze worden hier kort geschetst.

Willaime merkt op dat een vruchtbare dialoog een basis zou kunnen vormen voor een versterkte socio-

economische positie. Om deze te bekomen schuift hij actie op grensoverschrijdende bestuursniveaus

naar voren, vermits in Europa het zwaartepunt van het economische beleid verschoven is van de

lidstaten naar de EU (2003: 96)

Saint-Blancat (2002: 66) benadrukt de ―bijna evidentie‖ om het supranationaal niveau te beïnvloeden.

Ze stelt dat de islamitische organisaties eerder gestructureerd onderhandelden op het transnationale

niveau dan het nationale niveau. Religieuze bewegingen trekken ook meer naar Brussel om te wegen

op het Europese beleid. Er komen meer groeperingen naar Brussel, maar ze ijveren ook naar een

geïnstitutionaliseerde relatie met de EU (Massignon, 2002: 39). Silverstri ziet in de EU een uitstekend

platform voor de moslims om hun imago – dat door het terrorisme een grote slag gekregen heeft – te

verbeteren (2007: 20). Auteurs als Saint-Blancat (2002: 63) en Massignon (2002: 39) merkten op dat

religie – dat zelf een transnationaal fenomeen is – beter te vereenzelvigen is met het supranationaal

project van de EU. Dankzij supranationale actie kunnen de religieuze organisaties hun ideologie

verspreiden over de grenzen heen, hetgeen de basis vormt van de transnationale gedachte. Volgens

Coglievina (2007: 22) speelt het supranationale karakter van de EU op het gebied van bescherming

tegen religieuze discriminatie en inzake het imago van een religie een bepalende en facilliterende rol

voor de dialoog met islamitische organisaties op het Europees niveau.

Page 18: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Dat de uitbouw van religie een grensoverschrijdend proces is, kan de islamitische actie bij de EU wind

in de vleugels geven. De islam poogt immers ook al eeuwen om over de grenzen heen haar waarden en

normen te implementeren. Moslims die actief zijn op het Europese niveau hebben al meermaals

gemeld dat ze zichzelf zien als lid van een transnationale, universele beweging, de ‗umma‘ (Pfaff,

2007: 50). De ‗umma‘ kan men het best omschrijven als de gemeenschap van diegenen die geloven in

de islam (Schmidt, 2005: 575).

Men kan ook vermoeden dat het momentum er is voor de islamitische organisaties om een islamitische

identiteit uit te bouwen in de EU. De EU poogt namelijk zelf een Europese identiteit uit te bouwen.

Hierin neemt de kwestie rond de plaats van de islam een belangrijke dimensie in. De wederzijdse

toenadering van de islam en de Europese instellingen kan de dialoog ook versterken. De laatste lijken

vragende partij te zijn om islamitische organisaties toe te laten tot de beleidsdialoog. Door een goede

wisselwerking tussen de Europese instellingen en de islam kunnen de islamitische organisaties sneller

hun doel bereiken om een islamitische identiteit in Europa te integreren:

Churches and religious communities are an essential part of civil society and have important

contributions to make to the European project. ‘ (Barroso, 2005: 7)

‘Ce chemin dessinera son propre tracé grâce à la persévérance des échanges d’idées ; non pas en

déniant le débat mais par l’inéluctable dialogue, aboutissant à une reforme.‘(Jamouchi, 2004: 4)

Page 19: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

5. Religie in de EU en haar natiestaten: Casus België

5.1. Het institutioneel kader uitgebouwd door de Belgische Staat

België kent een scheiding tussen kerk en Staat (Stox, 2005: 2). De Belgische GW (art. 19-21 & art.

181, GW) garandeert de vrijheid van erediensten, staatswedde voor bedienaars van erediensten en

toelage voor onderhoud en oprichting van bidhuizen. In art. 19-20 zijn 4 belangrijke facetten van de

bescherming van de godsdienstvrijheid verbonden. Art.19 beschermt de vrijheid van eredienst sensu

stricto en waarborgt de vrije openbare uitoefening van godsdienst, zowel voor erkende als niet-erkende

erediensten. Art.20 waarborgt de vrijheid van meningsuiting, maar herneemt echter de afbakening van

de grenzen van godsdienstvrijheid. Het recht op godsdienstvrijheid kan slechts in strikte gevallen

ingeperkt worden; namelijk wanneer er een wettelijke grondslag voor is, een wettelijk doel wordt

nagestreden en dit een noodzaak is voor de werking van de democratie. (Coppenolle & Storme, 2007:

17). Het Arbitragehof meldt dat dit enkel mogelijk is indien aan volgende voorwaarden wordt voldaan,

en wel wanneer:

- de overheidsmaatregelen het voorwerp uitmaken van een voldoende toegankelijke en precieze

regeling;

- de overheidsmaatregelen een rechtmatig doel nastreven, er een redelijk verband van

evenredigheid bestaat tussen enerzijds het nagestreefde wettelijke doel en anderzijds de

beperking van vrijheden;

- de overheidsmaatregelen beantwoorden aan een ―dwingende maatschappelijke behoefte‖

- en er een redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen enerzijds het nagestreefde

wettelijke doel en anderzijds de beperking van vrijheden.

(Arbitragehof, arrest nr. 152/2005 van 5 oktober 2005, p. 3)

Belangrijk hierbij is dat onrechtmatig gebruik van deze vrijheid enkel met repressieve sancties kan

worden bestraft. Dit kan men op voorhand niet voorkomen (Rimanque, 1999: 46). In art. 21 wordt het

recht op religieuze autonomie erkend. Hierbij horen onder andere de benoeming van de bedienaren

van de erediensten en de mogelijkheid van vrije briefwisseling voor de bedienaars met hun overheid.

Opmerkelijk in het Belgisch systeem is, dat er privileges bestaan voor erkende erediensten, maar dat in

principe alle erediensten gelijk zijn (De Pooter, 2003: 128). Indien er echter slechts één eredienst

erkend zou zijn, zou dit een inbreuk vormen op het gelijkheidsbeginsel.

Page 20: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

In art. 1815 wordt de financiering van de erediensten aangehaald. Erkende erediensten kennen in

België een bevoorrecht statuut ten opzichte van niet-erkende godsdiensten. Er zijn ook bepalingen

betreffende de huisvesting van de bedienaren en het beheer van de goederen van de erediensten. Bij

erkende erediensten vallen de wedden en de pensioenen van de bedienaars ten laste van de Staat. Dit

maakt van hen geen bedienden. Ze hebben een apart statuut.

Art.181 GW creëert namelijk een paradox in de wetgeving, die belangrijke gevolgen heeft voor de

verschillende erediensten. Art. 19, 20 en 21 regelen de vrijheid van eredienst, doch deze kan in het

gedrang komen wanneer de financiering afkomstig is van de Staat. Men verwart dus enerzijds de

autonomie, gewaarborgd door artikel 21 van de Grondwet, met anderzijds de controle die de Staat mag

uitoefenen door de toepassing van artikel 181, § 1 van de Grondwet. Uit artikel 181 vloeit voort, dat

de Staat de weddes en pensioenen van de bedienaars van de erediensten en de afgevaardigden betaalt.

Hierdoor moeten de erkende erediensten zich structureren en moet er een orgaan bestaan dat kan

gelden als formele gespreks- en onderhandelingspartner en kan optreden ten opzichte van de overheid.

Dit is zelfs een voorwaarde wanneer men een erkende eredienst wenst te worden. De praktijk van

erkenning van erediensten heeft ook gevolgen voor de niet-erkende erediensten. Erkende erediensten

worden door de openbare instellingen belast met het beheer van goederen die voor de eredienst

bestemd zijn en deze rechtspersoonlijkheid hebben. Voor niet-erkende erediensten is dit anders. Zij

moeten zich beroepen op een andere gerechtsvorm. Sinds 1921 krijgen ze de mogelijkheid om zich als

VZW te vormen (CvW, 2006: 15).

Inzake financiering is er een duidelijke bevoegdheidsverdeling. De federale regering en zijn parlement

moet instaan voor de uitbetaling van de lonen en pensioenen van de bedienaars van deze groepen en de

vrijzinnige organisaties. In 2001 werden de boekhouding van religieuze groepen en religieuze

gebouwen en de bevoegdheden rond het godsdienstonderwijs overgeheveld naar andere

bestuursniveaus. De Gemeenschapsregeringen betalen dan weer de lonen van de

godsdienstleerkrachten en de kosten van godsdienstige radio- en televisieprogramma‘s. De provincies

staan in voor de kosten van de moskeeën. De kosten van het onderhoud van de kerken en de werking

zijn een bevoegdheid van de gemeenten (http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html ,

12/7/2010)

5 De basis hiervoor kan men terugvinden in het ‗keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkbesturen‘,

dat een financiële steun voor de erediensten invoerde. Ook de wet van 4 maart 1870 ‗op het tijdelijke der

erediensten‘ was een belangrijke stap in de financiering van de erediensten.

Page 21: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Er zijn in België 66 erkende erediensten: de Katholieke, de Protestantse, de Anglicaanse, de

Israëlitische, de Islamitische en de Orthodoxe. De levensbeschouwelijke niet-confessionele ―eredienst‖

werd erkend in 1993 (Martens, 2000: 43). De vrijzinnige groepen kan men beschouwen als zevende

erkende filosofische gemeenschap en hun overkoepelende organisatie, de Centrale Raad van Niet-

Religieuze Filosofische Gemeenschappen van België, geniet eveneens de subsidies en voordelen

aangereikt door de overheid. (http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html , 12/7/2010)

Indien men officieel erkend wil worden, richt men een aanvraag tot het ministerie van Justitie, die

deze aanvraag onderzoekt en advies uitbrengt. Het parlement moet de erkenning definitief goedkeuren,

maar houdt rekening met het advies van het FOD Justitie. Er bestaan formeel geen criteria voor

erkenning maar uit de administratieve jurisprudentie kan men de volgende criteria distilleren

(Coppenolle & Storme, 2007: 9):

- De godsdienst moet over een structuur of een hiërarchie beschikken

- De religieuze groep moet voldoende leden tellen

- Men moet zich houden aan de wetten van de staat en de openbare orde respecteren

- De godsdienst moet al geruime tijd bestaan in het land

- De religieuze groep moet een sociale waarde bieden aan het publiek

De keuze van de Belgische Staat om te opteren voor het systeem van erkenning heeft ook belangrijke

gevolgen, hierdoor garandeert ze immers het voorbestaan van de belangrijkste religies (Coppenolle &

Storme, 2007: 10).

Door de financiering die gepaard gaat met de erkenning krijgt de Staat een kans om binnen de

structuren van de erediensten te kijken en kennis te krijgen van de interne werking, de opbouw van de

verschillende instituten en de gezagsdragers van de organisaties (Coppenolle & Storme, 2007: 12).

Men kiest dus duidelijk voor een systeem van gelijkheid, waarin tezelfdertijd met de verschillende

belanghebbenden samengewerkt wordt. De Commissie van Wijzen kwalificeerde de relatie tussen de

Belgische Staat en religie als één van ‗wederzijdse onafhankelijkheid‘ of één van ‗welwillende

neutraliteit‘ (2006: 9).

6 Bijlage 1 – Lijst van representatieve organen van de ereknde erediensten

Page 22: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

De Belgische instellingen zijn door de jaren heen erg veranderd door de grondwetswijzigingen. Dit

had ook een impact op de instellingen van de erediensten en hun werking. Hierdoor werden de

erkenning van de eredienst en de wedden en pensioenen van de bedienaren van erediensten federale

bevoegdheden en konden de gewesten beslissen over de voogdij over de kerkfabrieken, de erkenning

van parochiegemeenschappen, de toelating tot schenkingen en legaten wanneer het wettelijk

vrijstellingsbedrag wordt overschreden, de controle inzake de budgetten en rekeningen, de controle en

de toelating op werken en de controle en toelating voor vastgoedverrichtingen. Deze bevoegdheden

zijn overgeheveld omdat ze betrekking hebben op lokaal bestuur (CvW, 2006: 9).

Er bestaan 2 organen – opgericht in 1997 – die instaan voor de controle op religieuze groeperingen,

het Informatie- en Adviescentrum inzake Schadelijke Sektarische Organisaties (IACSSO) en de

Administratieve Coördinatiecel inzake Schadelijke Sekten (ACSS). Deze concentreren zich vooral op

de groeperingen uit erediensten die niet erkend worden. Het IACSSO moet instaan voor het

verzamelen van de informatie rond verschillen religieuze groeperingen en sektaire groepen en verleent

advies aan de overheid betreffende deze groeperingen. Het kan deze informatie openbaar maken,

maar is echter niet gemachtigd om bepaalde groepen als schadelijk te bestempelen of er rechtszaken

aan te spannen. Het ACSS staat dan weer in contact met de veiligheids- en juridische diensten en moet

de aanpak met betrekking tot sektaire groepen coördineren. Al de informatie in deze dienst is

vertrouwelijk (http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html , 12/7/2010).

Met betrekking tot de islam is er belangrijke regelgeving uitgebracht in België. De belangrijkste is

ongetwijfeld de Wet van 19 juli 1974 tot erkenning van de islamitische eredienst, waar in hoofdstuk

5.2 verder wordt op ingegaan, vermits de keuze tot erkenning ‗an sich‘ belangrijke gevolgen heeft. De

bijzondere wet van houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en gemeenschap,

het Lambermont akkoord uit 2001, had belangrijke gevolgen. Er werden immers verschillende

elementen van de omgang en dialoog met de islam aan de gewesten en gemeenschappen toebedeeld,

wat belangrijke gevolgen heeft. Men krijgt immers discrepanties tussen de verschillende niveaus en

andere uitwerkingen van wat de islam in België betekent, wat we verder bestuderen in hoofdstuk 5.2.

Het federale niveau staat in voor de erkenning van de Moslimexecutieve; dit gebeurt door het FOD

justitie. Het is dan ook belast met de wedden en de pensioenen van de imams en van de

gevangenisaalmoezeniers. Het FOD buitenlandse zaken staat in voor verblijfvergunningen voor

buitenlandse imams. Het FOD Sociale zaken is belast met de richtlijnen in verband met de wedden

van de aalmoezeniers (Kanmaz & El Battiui, 2004: 10), de betaling van de wedden en pensioenen van

de bedienaar van de eredienst in de erkende lokale geloofgemeenschappen.

Page 23: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

De erkenning van moskeeën en de controle op de temporaliën is een gewestbevoegdheid die valt onder

het Ministerie van Binnenlandse Aangelegenheden. Het gewest is eveneens bevoegd voor de normen

inzake begraafplaatsen en begrafenissen. De Gewesten staan in voor 30% van subsidie van de

bouwkosten voor de infrastructuur van de gebedshuizen. De benoemingen van leraren en inspecteurs

van de islamitische godsdienst is dan weer een gemeenschapsbevoegdheid

(http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html , 12/7/2010).De provincies, en in Brussel het BHG,

moeten de tekorten van de rekeningen van de moskeeën voor hun rekening nemen en voorzien in een

woning- of huisvestingstoelage voor de imams in hoogste rang

(http://www.marinokeulen.be/mod_news/minister-keulen-erkent-8-moskeeen , 12/7/2010).

In 2004 kwam men ook op de proppen met de zogenaamde screeningswet, over de toelating en

bevoegdheid inzake veiligheid. Deze werd verbonden aan de verkiezing van de EMB, die in 2005

gehouden moesten worden (http://mediation.blogs.lalibre.be/archive/2009/02/01/screening-–-avis-de-

la-commission-de-la-protection-de-la-vie.html#more , 27/07/2010). Men wou vanuit de Belgische

Staat immers een controlerecht krijgen of tenminste een zicht krijgen op wie deel uitmaakte van de

EMB, omdat deze de bevoegdheid verkrijgen om beslissingen te nemen die een belangrijke invloed

zouden hebben op de Belgische Staat.

Aangezien het Lambermontakkoord als mijlpaal aangekaart werd voor de islamitische eredienst in

België, omdat ze ingevolge hiervan verschillende bestuursniveaus moet aanspreken, dient men ook te

vermelden dat de Federale overheid, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het BHG op 27 mei

2004 een samenwerkingsakkoord hebben ondertekend betreffende de erkenning van de erediensten, de

wedden en pensioenen van bedienaars der erediensten, de kerkfabrieken en de instellingen belast met

het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten7. Beersmans stelde in 2007 stelde dan ook

de handleiding ‗De erkenning van de islamitische geloofsgemeenschap‘8 op om elke lokale

geloofsgemeenschap de kans te geven om haar weg te vinden door het administratieve doolhof.

De financiering van de islamitische eredienst9 wordt geregeld via art. 29 bis (ingevoegd door de wet

van 27/12/2004 in de wet van 02/08/1974). Hieraan werd in 2009 echter een KB toegevoegd dat een

werkingssubsidie toekende aan de moslimexecutieven omdat er financiële moeilijkheden ontstonden10

.

Naast alle wettelijk vastgelegde financiering, via subsidies en financiële tussenkomsten, merkt Husson

op dat de islamitische eredienst ook kan rekenen op bijkomende financiering door bijkomende

tussenkomsten van de gemeenten, subsidies op het regionaal niveau, via aalmoezenieren en de

vrijstelling van de onroerende voorheffing (Husson, 2005: 7).

7 Bijlage 2 - Interview Jean-François Husson

8 Beersmans, D. (2007) De erkenning van de islamitische geloofsgemeenschap. Een handleiding. Brussel,

Vlaams Minderheidscentrum, 47 p.. 9 Het KB van 3 mei 1978 tot inrichting vaan de comités belast met het beheer van de temporaliën van de erkende

islamitische gemeenschappen is hierbij ook het vermelden waard. 10

Het volledige KB is te lezen op: http://vigilancemusulmane.be/IMG/pdf/AR28082008.pdf , 30/03/2010)

Page 24: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Uit dit hoofdstuk kan men afleiden dat de Belgische Staat en institutioneel kader heeft uitgewerkt

waarin de omgang met de islam wordt geformaliseerd en gestructureerd en waarin een dialoog met de

islam mogelijk gemaakt wordt. De gevolgen van dit institutioneel kader en de beleidskeuzes van de

Belgische Staat komen in het volgende hoofdstuk aan bod.

5.2. De institutionalisering van de islam in België

In België zijn er om en bij de 400 000 moslims (http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html,

12/7/2010). De islamitische eredienst is sinds 1974 erkend. Hieruit kan men concluderen dat België

voldoet aan de tweede pijler inzake de institutionalisering van de islam, de erkenning van de eredienst.

De erkenning kwam er na een onderzoek van het FOD Justitie, nadat de islam voldeed aan de criteria

voor erkenning. De erkenning had tot gevolg dat de Belgische Staat de relatie met de islam moest

formaliseren.

Maar naast een goede basis voor de institutionalisering van de islam heeft de erkenning nog een paar

voordelen tot gevolg, stelt Husson11

. De eredienst wordt namelijk een geprivilegieerde partner bij de

publieke macht, wordt financieel ondersteunt, de verliezen verbonden aan het onderhoud van de

gebouwen wordt mee gedragen, men krijgt toegang tot radio en TV door middel van gefinancierde

programma‘s, fiscale voordelen en de mogelijkheid om godsdienstlessen te geven in het onderwijs.

Toch zijn de voordelen die de religieuze groepering uit de erkenning halen eerder van financiële aard,

aangezien de overheid, door het seculaire karakter, niet kan deelnemen aan de organisatie

Een andere pijler die de institutionalisering van een religie bepaalt, bestaat uit de consolidatie van de

instelling eigen aan de godsdienst; in het geval van de islam zijn dit traditiegetrouw de moskeeën en

hieraan verbonden de opleiding van de bedienaren van de eredienst. Deze pijler kent in België

verschillende uitwerking, wat een rechtstreeks vervolg van de beleidskeuze van de Belgische Staat om

religie in bepaalde mate te regionaliseren en dus over verschillende bevoegdheidsniveaus te

verspreiden.

Het is grondwettelijk niet mogelijk om de behandeling van de imams te organiseren indien er geen

moskeeën erkend zijn (Husson, 2007: 3). De erkenning en financiering van de moskeeën is in België

een Gewestmaterie12

. Deze materie is volledig geïnstitutionaliseerd, maar kent in België de volgende 3

scenario‘s, nadat men eerst en vooral voorgedragen wordt voor erkenning tot lokale gemeenschap door

het ROIEB.

11

Bijlage 2 - Interview Jean-François Husson 12

Over de erkenning van de moskeeën bestaat een interessant naslagwerk van de Koning Boudewijnstichting dat

terug te vinden is op: http://www.kbs-frb.be/uploadedFiles/KBS-

FRB/Files/NL/PUB_1447_Moskeeen_imams_islamleerkrachten.pdf , 04/04/2010

Page 25: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Om erkend te worden moeten de LG in Vlaanderen aan de volgende criteria voldoen,

(http://www.marinokeulen.be/mod_news/minister-keulen-erkent-8-moskeeen , 12/7/2010):

- Individuen weren die oproepen of handelen in strijd met de GW

- De bedienaar van de eredienst in de LG moet voldoen aan de inburgeringplicht

- Bij de contacten met de overheid en in de werking moet het Nederlands de voertaal zijn, men

is wel niet verplicht om deze te gebruiken in de liturgie

- Er moet een financieel plan voor de werking aanwezig zijn

- Er moet een vorm van maatschappelijke relevantie zijn

- Om erkend te worden moet er een positief advies uitgebracht zijn door het gemeentebestuur,

het provinciebestuur en de Minister van Justitie

In Wallonië zijn er nog geen formele criteria vastgesteld. Drie arresten genomen op 13/10/2005 maken

het wel mogelijk om, tot er een algemeen decreet komt, moskeeën te erkennen. Husson stelt dat men

in Wallonië terugvalt op de oude administratieve federale jurisprudentie, die bepaalde dat men vanaf

250 ‗getrouwen‘ in aanmerking komt voor een erkenning (2007b: 5).

In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, heeft men dan weer in de Ordonnantie van 29 juni 2006 de

criteria vastgelegd (Husson, 2007: 5):

- Het register van de moskee bedraagt minstens 200 inschrijvingen

- Het advies van de burgemeester en het schepencollege van de gemeente waarop het gebouw

zich bevindt

- Het gebouw moet beantwoorden aan de veiligheidsnormen.

Aan dit onderdeel van de pijler wordt voldaan, al moet men in het Waalse Gewest de criteria wel nog

gaan formaliseren. Maar men kan stellen dat aan deze pijler de facto voldaan wordt. Maar er moet ook

nagegaan worden of de mogelijkheid bestaat om imams op te leiden die beantwoorden aan Belgische

vormingsvoorwaarden, om deze moskeeën volwaardig te laten functioneren in het Belgische stelsel.

De imamopleiding - waarin bedienaars van de islamitische eredienst gevormd worden in België zorgt

voor ambiguïteit. Rigaux13

, lid van de Commissie van Wijzen, klaagt aan dat de imams die opgeleid

zijn in het buitenland niet voldoen aan de vormingsvoorwaarden die er zouden moeten zijn voor

Belgische imams.

13

Marie-Françoise Rigaux is referendaris aan het Grondwettelijk Hof van België en professor aan de UCL.

Page 26: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Rigaux14

stelt dat de Belgische islamitische bevolking vragende partij is voor duidelijke

vormingsvoorwaarde, aangepast aan de Belgische situatie, via een Belgische opleiding:

‗Les musulmans de Belgique sont demandeurs parce que l’on leur envoie des imams qui sont très bien

formés, mais il ne connaissent pas le français, il ne connaissent pas le néerlandais et surtout ils ne

connaissent pas la situation, la réalité belge‘15

Na verder onderzoek valt op dat België wel initiatieven telt die ervoor zorgen dat imams een degelijke

vorming kunnen krijgen, die hen toelaat om in de Belgische context hun rol en taak adequaat in te

vullen. In tegenstelling tot het beleid rond moskeeën vallen de imamopleidingen onder de

gemeenschapsbevoegdheden. Het institutionele kader dat België aanreikt heeft een concrete en directe

impact op de beoefening van de islamitische eredienst.

Het Centrum voor Migratie en Interculturele Studies (CeMIS) organiseert aan de UA - met financiële

steun van de Vlaamse overheid - sinds het academiejaar 2009-2010 samen met de EMB een

postacademische vorming 'Verdieping in de islamitische godsdienst'. Deze opleiding is gericht op

leerkrachten islam (in opleiding) voor het secundair onderwijs die houder zijn van een bachelor- of

masterdiploma en die erkend zijn door de EMB. Middels het inrichten van deze opleiding willen

CeMIS en de EMB de kennis van de leerkrachten islam verder verdiepen, om zo bij te dragen aan de

verbetering van de kwaliteit van het secundair onderwijs. Deze opleiding is verplicht voor houders van

een bekwaamheidsbewijs islamleerkracht, indien zij in de toekomst als islamleerkracht tewerkgesteld

willen blijven/worden. Het bekwaamheidsbewijs wordt uitgereikt door de EMB

(http://www.ua.ac.be/main.aspx?c=.CEMIS&n=82652 , 20/07/2010).

Aan de UCL bestaat - onder leiding van Brigitte Maréchal - de opleiding ‗Sciences religieuses: Islam‘,

waar iedere moslim met een universitair diploma zich kan verdiepen in de islam. Na evaluatie kan men

een ‗Universitair certificaat‘ verkrijgen op basis van het decreet van 31 maart 2004 [art 20].

(http://www.uclouvain.be/cps/ucl/doc/epl-corta/documents/Formation_continue_2008-2009.pdf,

19/07/2010). Deze opleiding krijgt de steun van de Minister van Onderwijs van de Franse

Gemeenschap (http://www.uclouvain.be/cps/ucl/doc/epl-corta/documents/Formation_continue_2009-

2010.pdf , 21/07/2010).

14

Bijlage 3 - Interview Marie-Françoise Rigaux 15

Bijlage 3 - Interview Marie-Françoise Rigaux

Page 27: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Er bestaan hiernaast nog een aantal privé initiatieven. In Vlaanderen vindt men de Islamitische

Faculteit van Europa-Gent. De IFE-GENT16

werd opgericht om de kennis over de islam te verdiepen

via een intensieve opleiding waarin vooral de traditionele studieonderwerpen van de islam

vertegenwoordigd zijn

(http://www.ifeg.be/ifeg/index.php?option=com_content&view=article&id=143&Itemid=136 ,

19/07/2010).

In het BHG kan men terecht in het ‗Centre Islamique et Culturel de Belgique‘. Het organiseert

opleidingen onder de vorm van maandelijkse conferenties, wekelijkse theologielessen, seminaries en

initiatielessen van de islam. Ze doet dit als hoofd van het Europees Instituut voor Theologie en levert

hierdoor een vorming op universitair niveau, financieel gesteund door de Ligue Islamique Mondiale

(Husson & Dury, 2006: 23).

Er kan dus besloten worden dat in België de islam nog niet geheel geïnstitutionaliseerd is omdat in de

Franstalige Gemeenschap nog geen volledige inpassing is van de eerste pijler. Er bestaan hier wel

opleidingen maar deze zijn nog niet verplicht en men kan dus niet formeel verzekeren dat imams

voldoen aan de in België vastgelegde vormingsvoorwaarden voor imams. In de Vlaamse gemeenschap

is men hier wel al in geslaagd. De tweespalt is een direct gevolg van de keuze om deze bevoegdheden

omtrent religie te regionaliseren. We konden ook al opmerken dat de institutionalisering in het Waalse

Gewest nog niet helemaal afgelopen is aangezien er formeel nog geen vormingsvoorwaarden

vastgelegd zijn inzake de opleiding van imams.

Door de formele erkenning van de islamitische eredienst, moest men op zoek naar een partner voor de

islamitische gemeenschap. De islam is echter een niet-hiërarchische, gedecentraliseerde godsdienst.

Dit brengt bepaalde moeilijkheden met zich mee, meldt Rigaux17

ons. Zo kon men het model dat men

gebruikte voor de katholieke erediensten niet transponeren. Dit euvel treft echter niet alleen België, het

probleem is universeel binnen de verschillende Europese naties. Dus besloot men om in België, en

deze logica wordt in onze buurlanden gerespecteerd, om zelf een orgaan te creëren, volgens De Pooter:

‘In de lijn van de traditie heeft de overheid bij de erkenning van de islam in 1974 gekozen voor een

duidelijk aanspreekpunt onder de vorm van een overkoepelend vertegenwoordigend orgaan. Binnen

de protestantse, anglicaanse en joodse eredienst is er een grote variatie van stromingen en tendensen,

maar toch heeft de overheid steeds één gesprekspartner bepleit, of beter een representatief orgaan

“dat bestaat uit zoveel mogelijk hoofdverenigingen die gestructureerd zijn.’ 18

16

De opleiding in de islamitische wetenschappen is conform aan art. 12 lid 3 van het structuurdecreet 4 april

2003.( http://www.ifeg.be/ifeg/index.php?option=com_content&view=article&id=55&Itemid=79 , 1707/2010) 17

Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux 18

Bijlage 4 – Interview Patrick De Pooter

Page 28: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Men vertrekt uit de idee dat er in een nationale staat een representatief orgaan moet bestaan dat de

rechten van de moslims vertegenwoordigt en ervoor zorgt dat de eredienst vrij moet kunnen worden

bedreven, maar waardoor de Staat een bepaalde vorm van controle behoudt omdat de financiering door

haar gebeurt. Volgens Silvestri (2010a: 49) kunnen Moslimraden op 3 manieren ontstaan, top-down,

bottom-up of een mengvorm van de vorige twee.

Hoewel de instelling in opdracht van de Belgische Staat opgericht werd, moet men het toch

classificeren als een mengvorm aangezien de Belgische Staat zich nooit gemengd heeft met het

besturen van de EMB, dit zou immers in tegenspraak zijn met art. 19-21. Met de oprichting van dit

orgaan wordt voldaan aan de derde pijler van de institutionalisering van de islam in België, maar men

moet wel opmerken dat de werking van dit orgaan doorheen de jaren niet probleemloos is verlopen,

wat zowel interne als institutionele oorzaken heeft.

Het representatief orgaan van de islamitische eredienst in België heeft als algemeen doel de

vertegenwoordiging van de belangen van de islamitische eredienst in België en het beheer van de

temporaliën van deze eredienst. Het is samengesteld uit de volgende instellingen: de Algemene

Vergadering en de Executieve van de Moslims van België. De Executieve van de Moslims van België

is echter de enige officiële gesprekspartner van de overheid. Ze is voornamelijk bij de financiële

transacties belangrijk. Ze zorgen ervoor dat de bedienaars kunnen betaald worden, wat tegelijkertijd

een troef uitmaakt voor de Belgische Staat om een vorm van controle te behouden

(http://www.embnet.be/ORCMB/Composition/Ex%C3%A9cutifdesMusulmansdeBelgique/tabid/501/

Default.aspx , 30/03/2010).

Sinds 1996 wordt de islamitische eredienst een subsidie toegekend om onder andere de

personeelskosten, de huur en het onderhoud van gebouwen de – indirecte en directe - kosten

verbonden aan de werking van de Executieve te dekken. (Husson, 2007: 2) In 2009 bedroeg het totale

budget van de federale overheid voor de erkende religieuze groepen 106 miljoen euro

http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html , 12/7/2010). Op dit moment gaat er ongeveer 1

miljoen euro19

subsidie naar de EMB.

19

Bijlage 2 - Interview Jean-François Husson

Page 29: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Tabel 1: De evolutie van de subsidie aan de erkende instelling van de islamitische eredienst

2000 2005 2007

In duizenden EUR 495.8 1180.0 996.0

Bron: Husson, J.-F.(2007b) Le financement des cultes et de la laïcité: Comparaison internationale et

perspectives. Namur, Les éditions namuroises /Presses universitaires de Namur, p. 2

De financiering van de islamitische eredienst wordt geregeld via art. 29 bis (ingevoegd door de wet

van 27/12/2004 in de wet van 02/08/1974). Omdat de Belgische Staat zorgt voor een financiering van

de islamitische eredienst, krijgt het er een ‗inzagerecht‘ in. Dit vormt echter een paradox met de art 19,

20 en 21 uit de Grondwet. Hieraan werd in 2009 echter een KB toegevoegd dat een werkingssubsidie

toekende aan de moslimexecutieven omdat er financiële moeilijkheden ontstonden20

.

De administratie- en werkingskosten konden door de Executieve niet meer gedragen worden en de

Executieve werd te hulp gesneld door de federale overheid. Het zou immers een gezichtsverlies

geweest zijn voor de democratie mocht een representatieve instelling van de Belgische Staat failliet

verklaard zijn geweest. Men moet hier opmerken dat er nergens grondwettelijk wordt vastgelegd dat

de Staat verplicht is om voor een financiering van de erediensten te zorgen. Enkel de financiering van

de wedden en pensioenen van de bedienaars en afgevaardigden van de eredienst moet voorzien

worden. De financiering van de werkingskosten valt in een grijze zone (CvW, 2006: 120). Aangezien

er in de islamitische eredienst geen vaste hiërarchie of structuur aanwezig is, kan men moeilijk de

manier overzien waarop subsidies worden besteed. Dit vormt een obstakel voor een efficiënte

samenwerking tussen de Belgische Staat en het ROIEB. Dit toont aan dat de formele inpassing van de

islam een moeilijkheid vormt in de opbouw van de dialoog tussen natiestaten en de islam, omdat

sommige aspecten van de islam niet kunnen vertaald worden naar Europese instellingen, wat de

vermoedens van Swatos & Christiano bevestigt (2000: 14). Om aan deze ambiguïteiten inzake de

financiering te remediëren gaat het ministerie van Justitie een voorstel indienen om de financiering

van de geloofsovertuigingen te hervormen om een einde te maken aan de onregelmatigheden inzake

lonen en pensioenen van de bedienaars van de erediensten. Dit rapport zou moeten afgewerkt worden

voor 1/10/2010 (http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html , 12/7/2010) .

Er is dus een onvermogen om de niet-hiërarchische aard van de islam te ‗vertalen‘, wanneer men de

relatie formaliseert. De Belgische Staat vond geen institutioneel antwoord om de verschillende niveaus

van vergoeding van de bedienaars van de islamitische erediensten te bepalen. De moslimexecutieve

kreeg dan ook de mogelijkheid om zelf haar niveaus van vergoeding te bepalen, omdat men bij de

moslims niet kan terugvallen op een hiërarchisch systeem.

20

Het volledige KB is te lezen op: http://vigilancemusulmane.be/IMG/pdf/AR28082008.pdf , 30/03/2010)

Page 30: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Tabel 2: Verschillende niveaus van bezoldiging binnen de islamitische eredienst (art. 29 bis,

toegevoegd door de wet van 27/12/2004 aan de wet van 02/08/1974)

Secretaris-generaal van de Moslimexecutieve van België € 43 228,00

Secretaris van de Moslimexecutieve van België € 20 500,33

Adjunct-secretaris van de Moslimexecutieve van België € 16 994,30

Imam van de eerste rang € 18 652,70

Imam van de tweede rang € 15 840,77

Imam van de derde rang € 13 409,11

Bron: http://www.embnet.be/Portals/0/Traitements%20des%20ministres.pdf , 12/07/2010

Dit creëert voor de Executieve meteen een apart statuut. Het is één van de enigste 2 representatieve

organen - naast de Centrale Raad voor Vrijzinnigen - die een subsidie krijgt op het federale niveau,

zonder dat deze grondwettelijk verankerd is (Husson, 2007: 4). Hierbij is het belangrijk om te melden

dat er tussen de bedienaars van de islamitische eredienst en de Belgische Staat geen

arbeidsovereenkomst bestaat. Dus, hoewel ze door de Belgische Staat bezoldigd worden, zijn ze geen

ambtenaars. Ze bezitten een statuut ‗sui generis‘ (CvW, 2006: 17).

Het is niet onlogisch dat net bij het omzetten van de structuren van de islam problemen ondervonden

worden en moeite ervaren wordt om adequate antwoorden te vinden voor de obstakels inherent aan de

aanwezigheid van de islam in Europa. Het bestaan van de verschillende ‗sekten‘ of stromen die steeds

bereid zijn om elkaars legitimiteit en representativiteit in diskrediet te brengen, is een struikelblok

wanneer ze gezamenlijk ‗de islam‘ moeten vertegenwoordigen, volgens Rigaux21

:

‗On oblige à se retrouver ensemble des gens qui ne sont pas habitués à se retrouver ensembles ou qui

ne s’entendent pas. A la limite ils sont même en guerre, au sens propre22

.‘

In de Belgische islamitische bevolking overweegt de Soennitische strekking. Dit is te verklaren door

de grote hoeveelheid immigranten uit Noord-Afrika en Turkije, waarvan de Soennieten de

meerderheid uitmaken. Rigaux wijst erop dat de verenigbaarheid van de verschillende ‗sekten‘ of

stromen in een representatief orgaan voor de islamitische eredienst niet vanzelfsprekend is.

Desondanks merkt Rigaux23

op dat die situatie niet enkel op de islamieten van toepassing is. Ook

binnen de Orthodoxe kerk zijn er verschillende strekkingen - verenigd in het Oecumenisch

Patriarchaat van Konstantinopel - en deze lijken minder moeilijkheden te hebben om zich adequaat te

verenigen.

21

Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux 22

Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux 23

Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux

Page 31: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Wanneer de mogelijkheid naar voren geschoven wordt om, net als bij het Christendom, verschillende

vertegenwoordigende organen voor de islamitische eredienst op te richten, antwoordt Rigaux24

dat dit

niet zo eenvoudig is. Ze vreest dat men steeds terughoudend zal zijn om zich in te mengen in de

Islamitische religie, omdat men ze niet even goed kent. Dit kan men terugkoppelen aan de paradox die

er ontstaat wanneer we art 19-21 en art 181 naast elkaar leggen. Het valt weer op dat de keuze om

slechts één instelling te erkennen een impact heeft op de werking en de vertegenwoordiging van de

moslims op het nationale niveau. Daarnaast is het overduidelijk, wanneer men instellingen of organen

opricht die de moslims vertegenwoordigen, dat men wel degelijk moet rekening houden met de

verschillende ‗sekten‘ of stromen die de islam telt. Het zorgt er immers voor dat er niet zoiets bestaat

als één islamitische gemeenschap.

Een andere hindernis die gepaard gaat met de aanwezigheid van de islam in Europa, is dat de

verschillende moslims andere landen van herkomst hebben. Dit beïnvloedt de manier waarop ze in de

samenleving staan: ze hebben andere culturele waarden. Dit is ook een factor die de islamitische

gemeenschap kan verdelen. Een illustratie hiervan kregen we in 2005 wanneer de Marokkaanse

populatie besloot om de verkiezingen van de Moslimexecutieve te boycotten nadat er geruchten rond

fraude binnen de executieven opkwamen. Dit wees op een vertrouwensbreuk in de organisatie.

Rigaux25

wijt de verschillende - organisatorische en representatieve - problemen onder andere aan de

verschillende nationaliteiten die in grote getale aanwezig zijn in België. Ze onderscheidt in België

vooral het Marokkaanse en het Turkse kamp. Net als Saint-Blancat opmerkte, kan men in België dus

vaststellen dat de moslims geen verenigde etnische groep vormen (2002: 56).

Maar in België is de invloed van Saoedi-Arabië een belangrijke drempel voor de goede werking van

het EMB. Deze natie verkrijgt een grotere impact door de extra financiering die ze bijbrengt. Rigaux26

merkte op in haar contacten met moslims en de moslimexecutieve dat deze buitenlandse invloed

ergernis opwekt bij de Belgische islamieten. De Belgische moslims willen immers een islam creëren

die zijn plaats gevonden heeft in de Belgische samenleving, een Belgische islam.

Ze willen zichzelf dan ook verlossen van de buitenlandse grip:

‗Au fond, il se crée donc une originalité dans le pays due à l’intégration, à la culture, au domaine

économique. Autrement dit, eux-mêmes voudraient s’affranchir des influences d’une espèce de

mainmise des musulmans de l’étranger sur leur propre réalité belge.27

24

Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux 25

Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux 26

Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux 27

Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux

Page 32: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Rigaux wordt hierin ondersteund door de vele Belgische politici die het rapport Ducarme mee

indienden (http://www.flwi.ugent.be/cie/documenten/proposition_ducarme.pdf , 24/04/2010).28

Dit

wijst er weer op dat het kader dat België biedt, in dit geval art. 181 GW, niet adequaat en aangepast is

aan de noden van de islam. De hervormingsplannen – het voorstel hiervoor gepland voor oktober 2010

– moeten hiermee rekening gaan houden.

Aangezien de moslimgemeenschap, vaak moslims van de derde en vierde generatie, in België wel

toegang heeft tot het burgerschap, kan men de opmerking dat moslims ‗de jure‘ (Warner & Wenner,

2006: 459) uitgesloten zouden worden uit het debat, in België, opzij leggen. Salih vreest echter dat

men moslims nooit echt zal aanzien als volwaardige burgers van een Staat (2004: 997), omdat ze

steeds als ‗essential others‘ zullen bestempeld worden.

Men kan opmerken dat de aard van de islamitische gemeenschap een impact heeft op de relatie tussen

de natiestaat en de islam. De verschillende ‗sekten‘ of stromen de verscheidenheid in de landen van

herkomst vormen een hindernis wanneer men ze in een formeel kader moet gieten, zoals op het

Belgische niveau.

Het inpassen van de karakteristieken eigen aan de islam zorgt dus voor een vrijwel unieke situatie in

België. De aard van de islam conditioneert dus ook bepaalde beleidskeuzes in België. Ook de werking

van de EMB was origineel opgebouwd vanuit de idee dat men de structuur van de instelling moest

aanpassen aan de islam. Ook het verkiezen en het besturen van het EMB vormen al jaren een

probleem. Tot nog toe werd de Moslimexecutieve verkozen door de islamitische bevolking in België,

op basis van de verschillende nationaliteit/ landen van afkomst die er in België zijn. Dit verloopt niet

vlekkeloos. Dit is weer een teken dat het geen sinecure is, om instellingen te creëren op het nationaal

niveau die beantwoorden aan de specificatiën van de islam.

Dit kunnen we illustreren aan de hand van de volgende beleidskeuzes van de Belgische staat. In

februari 2008 slaagde de EMB er niet in om nieuwe leden aan te wijzen. De subsidies van de EMB

werden in het verleden dan ook opgehouden omdat deze situatie niet werkbaar meer was

(http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html , 27/07/2010). Op 20 februari 2009 verkoos de

Algemene Moslimraad een nieuwe executieve en besloot de regering tot erkenning en subsidiëring

voor nog een jaar. Later dat jaar werd er door de Federale Overheid aangegeven dat de subsidies van

het EMB gekoppeld werden aan een hervorming van de EMB, die voor een efficiënter werking en

grotere representativiteit van de instellingen moesten zorgen

(http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html , 29/07/2010).

28

In 2007 kwam er dit voorstel ‗betreffende de totstandkoming van een Belgische islam die vrij is van

buitenlandse ideologische bevoogding en financieel onafhankelijk van het buitenland‘. Hierin was te lezen dat er

een meer adequate overheidsfinanciering moest komen -zodat de buitenlandse invloed teniet gedaan kon

worden- en dat er een grote controle moest zijn op de financiering van de Belgische islam.

Page 33: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Omdat het huidig model onder spanning staat, onder andere door het gebrek aan efficiëntie en

transparantie van de structuren, koos men ervoor om de structuren te gaan hervormen. Er werd een

voorstel tot hervorming neergeschreven, door een groep samengesteld uit leden van de Algemene

Vergadering van het ROIEB, de EMB en externen aan de EMB om de Moslimexecutieve te

hervormen in 2010 (EMB, 2010: 6). In de loop van 2010 zou men bij het FOD Justitie een definitieve

tekst moeten neerleggen die de basis zou vormen voor de contacten tussen de Belgische overheid en

de islamitische eredienst.

Figuur 1: Voorstel tot kieshervorming van het EMB

Bron: Exécutif des Musulmans de Belgique [EMB] (2010) Projet de renouvellement de l‘Organe

Représentatif du Culte Musulman en Belgique (ORCMB). Bruxelles, Exécutif des Musulmans, p. 11

308 (Conseil Général)

154 mosquées

84 mosquées

54 mosquées

Flandre 36% 18 représentants

Wallonie 25% 13 représentants

Bruxelles 39%

20 représentants

51 + 6 = 57

(AG)

Wallonie 25%

Flandre 36%

4 5

6

Bruxelles 39%

15 + 2 = 17

(Exécutif)

Page 34: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

In het nieuwe orgaan zou men een vertegenwoordiging krijgen op basis van de lokale

gemeenschappen en de regio‘s. De overgang zou gebeuren naar een getrapt systeem om het

representatief orgaan efficiënter te kunnen laten werken (EMB, 2010: 8):

- Algemene Raad: 1 lid van elke LG, aangeduid of verkozen door de LG

- Algemene Vergadering: samengesteld uit 51 mandatarissen van de moskeeën, evenredig

verkozen uit de verschillende regio‘s en 6 toegevoegde leden, om vrouwelijke aanwezigheid te

garanderen

- Moslimexecutieve: 17 leden; 15 leden proportioneel samengesteld uit de verschillende

Gewesten en 2 gecoöpteerde leden

De verdeelsleutel wordt bij de evenredige verdeling bepaald aan de hand van de verdeling van de

islamitische gemeenschap in België. Het EMB komt aan de volgende verdeelsleutel:

- Brussels Hoofdstedelijk Gewest: 39% -> 20 leden in de AV

- Waals Gewest: 25% -> 13 leden in de AV

- Vlaams Gewest: 36% -> 18 leden in de AV

Wat hierbij opvalt is dat men zich afwendt van de idee dat de EMB verkozen wordt op basis van de

landen van afkomst. Men baseert zich nu op een communautaire logica. Er kan dus besloten worden

dat het institutioneel kader van België, de structuur van het islamitische orgaan gaat conditioneren. Dit

ondersteunt de hypothese dat de instellingen en het institutioneel kader een rol spelen. Men lijkt er dus

voor te kiezen om het representatief orgaan van de islamitische eredienst in België te ‗verbelgiseren‘.

Dat deze hervorming er niet zo snel en gemakkelijk zal komen blijkt uit de reactie van het Alternative

Démocratique des Musulmans de Belgique. Zij schuiven een ander type hervorming, waarin men niet

denkt aan de communautaire balans maar eerder aan de balans tussen de verschillende landen van

herkomst en culturen binnen de islamitische bevolking, naar voor (ADMB, 2010: 18) en waarin men

de huidige logica dus doortrekt.

Naast de aanklacht bevat dit rapport ook een paar concrete voorstellen die de kiesprocedure kunnen

regelen. De oprichting van een begeleidingscommissie – bestaande uit leden aangeduid door het EMB

en het FOD Justitie - die het toezicht en de controle heeft op de verkiezingen voor de Executieve

zouden de verkiezingen eerlijk moeten laten verlopen. Provinciale kiesomschrijvingen, concrete

kiesvoorwaarden voor kiezers en kandidaten en een verdeelsleutel die de verhouding tussen

Marokkanen, Turken, Bekeerden en andere in de Executieve formeel vastlegt, zijn de andere

maatregelen die het ADMB aanwendt om het legitimiteits- en representativiteitprobleem te kunnen

oplossen (2010: 14).

Page 35: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Door de oprichting van het ROIEB, moet men besluiten dat België voldoet aan de derde pijler die

naar voren geschoven werd in dit onderzoek. Wat hierbij zeker ook het vermelden waard is, is de aard

van de contacten tussen de Belgische Staat en de representatiekanalen van de islamitische eredienst.

Rigaux29

beschrijft de toenadering vanuit de overheid naar de Executieve toe als ‗utilitaristisch‘. Er is-

geen intentie om de Moslimexecutieve meer bij het beleid te betrekken.

Er is in België dan ook geen sprake van een gestructureerde dialoog tussen de erkende erediensten en

de overheid omtrent het Belgische beleid. De bevoegde organen van de erkende erediensten hebben

wel de mogelijkheid om met de federale en regionale overheid contact op te nemen inzake de dossiers

en materies die hen aanbelangen. Maar islamitische - en bij uitbreiding alle religieuze - organisaties

hebben in België enkel de mogelijkheid om echte beslissingen te nemen inzake religie en waarden.

Een echt effect op het Belgische beleid kunnen ze voorlopig nog niet hebben omdat ze niet

geconsulteerd worden in die dialoog. De Belgische Staat kiest er dus niet voor om open in dialoog te

gaan met de islam.

5.3 België en de islam – Een relatie geconditioneerd door keuzes

De relatie tussen België en islam wordt zoals verwacht bepaalt door de beleidskeuzes die men maakte

in het verleden en vandaag (Thelen, 1999: 378; Steinmo, 2008: 151). Dit bevestigd de hypothese dat

instellingen politieke spelers zijn en geen neutrale waarnemers (Steinmo, 2008: 159). Daarnaast lijkt

ook de piste van de padafhankelijk (Vos, 2007: 25) te worden wordt bevestigd in dit onderzoek.

Uiteindelijk moest men ook opmerken dat de Belgische Staat er nog niet is in geslaagd om de islam

volledig te institutionaliseren (Silvestri, 2007: 140). Al deze elementen zorgen ervoor dat de islam

geen toegang krijgt tot de politieke dialoog. Dit wordt weliswaar versterkt door het feit dat de

Belgische Staat geen toenadering zoekt naar de islam en geen vragende partij is voor een dergelijke

dialoog.

De verschillende beslissingen en de wisselwerking tussen de genomen beslissingen conditioneren de

toekomst en stippelen een weg uit waar men niet zo simpel van kan afwijken (Vos, 2007: 25). De

erkenning van de islam gecombineerd met art 19-21 GW, zorgde ervoor dat er slechts één

representatieve islamitische organisatie ontstaan is. Omdat dit een representatieve instelling van de

Belgische Staat is, mag niet zomaar iedereen hierin zetelen. Om hier enigszins wat invloed op te

kunnen hebben ontstond in België de screeningswet, maar dit zorgde dan weer voor een probleem van

representativiteit en legitimiteit van de EMB, waardoor een eventuele efficiënte dialoog met de islam

bemoeilijkt wordt. Dit bevestigt de hypothese van de padafhankelijkheid in de beslissing van de

instellingen (Vos, 2007: 25). Deze beslissing ‗werken door‘ op het beleid dat men vandaag voert in

België.

29

Bijlage 3 - Interview Marie-Françoise Rigaux

Page 36: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Tabel 3: Illustraties van de gevolgen van beleidskeuzes op het nationale niveau

Beleidskeuze/ Institutioneel kader Gevolgen

Natiestaten: Casus België GW: art 19-21 < > art 181

Erkenning islam

Keuze voor 1 erkend, representatief

orgaan

Screeningswet

Regionaliseren van bepaalde

bevoegdheden

-Moeilijk om een evenwicht

vinden tussen financiering en

inkijkrecht/ inmenging in

de structuren/ werking ROIEB

-Formeel kader moeten

ontwikkelen

-Antwoord vinden voor

‗hindernissen‘ eigen aan islam

-Financiële ondersteuning

-Orgaan moet verschillende

sekten/ stromen van de islam en

verschillende culturen

vertegenwoordigen

-Enkel Top-Down – gecreëerde

organisatie toegelaten tot

dialoog

-Belgisch ‗veto‘ op wie mag

zetelen in EMB

-Representativiteit/ legitimiteit

EMB komt in gedrang

-Verschillende ‗modellen‘ voor

de inpassingen van de islam

-EMB lijkt te kiezen voor

communautaire (‗Belgische‘)

model -> in plaats van vertaling

structuren islam naar Belgische

structuren krijgt men een

vertaling Belgische structuren

naar islamitische instelling

Page 37: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

We merkten in dit hoofdstuk ook dat de keuze van de Belgische Staat om religie te betrekken bij de

bevoegdheidsverdeling een concrete impact had. Dit ‗werkt door‘ op minstens 2 cruciale aspecten van

de implementatie van de islam in België (Pierson & Skocpol, 2002: 6).

Enerzijds ziet men ook dat de EMB lijkt te neigen naar een communautarisering van haar structuur en

verkiezingsprocedure, omdat men er nog niet in geslaagd was om de verscheidenheid, eigen aan de

aanwezigheid van de islam in Europa, te vertaken in deze Belgische instelling. Men stapt in de

communautaire logica, geïnspireerd door het Belgische institutioneel kader waarin beslist werd om

religie te verdelen over verschillende bestuursniveaus. In plaats van een opbouw gebaseerd op de

verschillende landen van afkomst van de moslims, lijkt men in de EMB de keuze te maken om zich te

baseren op de verdeling van de moslims over de verschillende gewesten. Het voorlopige falen van de

EMB om een representatieve structuur te vinden, bevestigt de hypothese dat een dialoog die enkel

organisaties betrekt die vanuit de overheid, top-down, weinig kansen tot slagen heeft omdat de

representativiteit en legitimiteit ontbreekt.

Anderzijds moet men besluiten dat de Belgische Staat, door de keuze om religie te regionaliseren, er

nog niet is in geslaagd om de islam volledig te institutionaliseren. Om een volledige

institutionalisering te bekomen moeten er in het Waalse Gewest nog formele criteria vastgelegd

worden voor de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen en moet het de Franstalige

Gemeenschap een verplichte bijscholing voor imams inrichten waardoor imams voldoen aan de in

België vastgelegde vormingsvoorwaarden. Men kent dus tussen het Noorden en het zuiden van het

land verschillende ‗maten van institutionalisering, wat een rechtstreeks gevolg is van de staat om de

bevoegdheden rond religie over de verschillende bestuurniveaus te verspreiden.

Page 38: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Tabel 4: Institutionalisering van de islam in België

Consolidatie van de

instellingen van de islam

Erkenning van de islam

Creatie islamitische

instellingen

Natiestaten:

Casus België

Niet 100% voldaan

Bevoegdheidsverdeling leidt

tot verschillende

uitwerkingen

Erkenning Plaatsen van

verering: Moskeeën:

Vlaams Gewest/ BHG:

Geformaliseerd

Waals Gewest: Via

jurisprudentie

Opleiding Imams:

Vlaamse Gemeenschap:

Erkende, gefinancierde

opleiding aan UA – Verplicht

als bekwaamheidsattest

Zekerheid inzake in België

bepaalde

vormingsvoorwaarden

Franstalige Gemeenschap:

Ondersteunde opleiding aan

UCL – Nog niet verplicht –

Geen zekerheid inzake in

België bepaalde

vormingsvoorwaarden

Voldaan

Erkenning door Belgische

staat door wet van 19 juli

1974

Voldaan

Creatie Representatief

Orgaan van de

Islamitisch Eredienst in

België

Rechtstreeks gevolg

van de erkenning

Enige, formeel

erkende, partner van

België (Top-Down)

Page 39: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Het formaliseren van de islam, dat een gevolg is van de erkenning van de islam, is een groot

struikelblok bij de dialoog met de islam in België. Bij het formaliseren slaagt de Belgische Staat er

niet in om alle aspecten eigen aan de aanwezigheid van de islam in Europa en de dynamiek die dit met

zich meebrengt in een adequaat kader te implementeren (Schwartz, 2004: 2). Een institutionele

beperking ligt dus aan de basis van de moeilijkheden in de relaties tussen België en de islam. Toch

lijkt er voldoende institutionele ruimte om te dialoog aan te gaan, er bestaat een kader waarin men kan

werken en hoewel de institutionaliseren niet helemaal voldaan is, is ze zeker al genoeg gevorderd om

in dialoog te gaan. Daar wringt nu net het schoentje. De Belgische Staat is geen vragende partij voor

een dergelijke dialoog. Er is geen intentie om de Moslimexecutieve meer bij het beleid te betrekken.

De Belgische Staat erkent een partner omdat het hiertoe verplicht is. De benadering kan enkel als

‗utilitaristisch‘ omschreven worden. Men kan dus concluderen dat België de islam (nog) niet betrekt

bij de politieke dialoog, hoewel het kader er voor geschept is.

Page 40: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

6. Religie in de EU en haar natiestaten: Het supranationale niveau

6.1. Het institutioneel kader uitgebouwd door de Europese Unie

Binnen de EU zijn er 5 staten30

met een officiële staatsgodsdienst. Het beschikken over een

staatsgodsdienst en de seculaire aard van de EU, zijn niet onverenigbaar. De bevoegdheden rond

religie zijn in de Europese structuur onderhevig aan het principe van subsidiariteit (Vicente, 2004: 16

& WRR, 2004:33). Het is weliswaar duidelijk dat de EU steeds meer religieuze groeperingen naar

Brussel lokt. Deze proberen te wegen op het Europese beleid (WRR, 2004: 33). In de loop der jaren is

er een framework ontstaan waarin de EU in dialoog kan treden met religieuze organisaties.

Een eerste mijlpaal vond plaats in 1995 wanneer in de Raad van Europa het Kaderverdrag ter

Bescherming van Nationale Minderheden, gesloten werd. Hier wordt in artikel 3 vermeld dat de

rechten zowel individueel of in groep kunnen uitgeoefend worden. Dit wordt de basis voor de

collectieve religieuze actie op het Europese beleidsniveau. In verklaring nummer 11 toegevoegd aan

het Verdrag van Amsterdam uit 1997 staat te lezen welke plaats de kerken en religie in de EU

innemen. Religie blijft een exclusieve bevoegdheid van de lidstaten (Vicente, 2004: 24)31

. In 1998

volgde het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hier is art. 14 van belang omdat dit een

verbod op discriminatie inhoudt. Het Verdrag dateert van 1950 maar kent een grotere impact sinds

1998 omdat ratificatie van het EVRM een voorwaarde vormt om lidstaat van de EU te worden. Inzake

fundamentele vrijheden zijn de toevoegingen van protocol 1, 4, 6, 7, 12 en 13 aan het EVRM van

groot belang geweest.32

Hiermee was de discussie niet afgesloten. Een nieuw element kwam er in 2000 met het handvest van

de grondrechten van de EU. Sommige organisaties ijverden voor de vernoeming van een religieuze

oorsprong van de EU in dit document, dat de formele en wettelijk bindende verwijzingen naar de

positie van religie en religieuze organisaties in de wetgeving van de EU herneemt. In art. 22 van het

handvest wordt de godsdienstige verscheidenheid gewaarborgd. De Directive 2000/43/EC inzake

Anti-Discriminatie 33

en de Directive 2000/78/EC34

inzake gelijke behandeling op de werkvloer zorgen

ervoor dat men niet meer gediscrimineerd wordt op basis van religie, sinds de implementatie van het

Verdrag van Amsterdam.

30

Namelijk Cyprus, Denemarken, Griekenland, Malta & Groot-Brittanië. 31

Verklaring nummer 11 bij het Verdrag van Amsterdam: de Europese Unie respecteert en doet geen afbreuk

aan de status die kerken en religieuze verenigingen en gemeenschappen volgens het nationale recht in de

lidstaten hebben. De Europese Unie eerbiedigt evenzeer de status van levensbeschouwelijke en niet-

confessionele organisaties. (http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/activities/dialogues_religions/index_en.htm ,

15/07/2010)

32 Het EVRM vindt men terug op http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-1D46-4B36-9DAB-

99F4CB59863C/0/NLD_CONV.pdf , 21/07/2010) 33

http://dictionary.sensagent.com/directive+2000/43/ec+on+anti-discrimination/en-en/ , 21/07/2010 34

http://www.aedh.eu/plugins/fckeditor/userfiles/file/Discriminations%20et%20droits%20des%20minorit%C3%

A9s/27_11_2000_Council_Directive_2000_78_EC.pdf , 21/07/2010

Page 41: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

De Convention on the Future of Europe (2001), wat later leidde tot het ontwerp- verdrag tot

vaststelling van een Europese Grondwet was ook van groot belang. Vanaf dit moment mochten de

religieuze groeperingen deelnemen aan plenaire zittingen bijwonen samen met andere NGO‘s en

maatschappelijke drukkingsgroepen, zij het wel als culturele en niet als religieuze groeperingen. Het

White Paper on European Governance uit 2001 gaf religieuze organisatie dan ook de mogelijkheid om

hun reikwijdt te verbreden om hun stem meer te laten horen. Later werd de interreligieuze dialoog

uitgebouwd door de EC. Sinds het voorzitterschap van Jacques Delors worden samenkomsten

georganiseerd tussen de Commissievoorzitter en leiders van de verschillende religieuze

gemeenschappen.

In de ‗Consolidated versions of the Treaty on European Union and of Treaty Establishing the

European Community‘ van 2006 werd herhaald dat de EU een seculair orgaan is met een duidelijke

scheiding tussen Kerk en Staat. Er zijn in principe geen formele verbintenissen tussen de Unie en

religie in de huidige verklaringen en Verdragen. In het Verdrag van Lissabon, ondertekend op 13

december 2007, wordt het belang van de religies in art. 1735

opnieuw vernoemd. Het Verdrag van

Lissabon biedt het handvest van de grondrechten van de EU bindende kracht door de opname

waardoor het dezelfde rechtskracht krijgt als de Verdragen

(http://europa.eu/legislation_summaries/justice_freedom_security/citizenship_of_the_union/l33501_nl

.htm , 21/07/2010).

Hieruit kan men alvast afleiden dat de EU ruimte laat voor een dialoog en een concreet institutioneel

kader biedt. Binnen de Verdragen is er dus een duidelijk kader ontstaan waarin de relatie tussen de

Unie en religies wordt vastgelegd. De concrete dialoog wordt echter binnen de andere instellingen van

de EU gevoerd, de coördinatie van de internationale activiteiten en de kost van lobbyen bij de RvE

zijn dan weer onoverkomelijke drempels voor kleinere organisaties. (D-GR, 2003: 42)

35

1. The Union respects and does not prejudice the status under national law of churches and religious

associations or communities in the Member States.

2. The Union equally respects the status under national law of philosophical and non-confessional organisations.

3. Recognising their identity and their specific contribution, the Union shall maintain an open, transparent and

regular dialogue with these churches and organisations.

Page 42: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

In het Europees parlement ontstond eveneens regelgeving in verband met religie. Het begon in 1988 36

met de Recommendation 1086, die de basis vormt en de wettelijke garanties omvat voor Religieuze

instellingen en organisaties en een aantal aanbeveling omschrijft voor de Raad om de situatie te

verbeteren. De Aanbeveling omtrent Sekten en ‗nieuwe religieuze bewegingen‘37

, waarin het EP wijst

op haar bezorgdheid in verband met het ontstaan van sekten en op maatregelen die door de lidstaten

moeten getroffen worden, volgde hierop. De tekst uit 1988 werd later versterkt door de Aanbeveling

omtrent religieuze tolerantie en de democratische gemeenschap38

waarin het de wettelijke garanties,

opleiding, sensibiliseren en onderzoek rond religie onderstreept.

In 1999 herinnerde het EP de Raad eraan dat zij instaat voor het naleven van het Europese Verdrag

voor de rechten van de mens en dat politici zich niet moeten bemoeien met religieuze beslissingen in

de Aanbeveling omtrent religie en democratie39

. De Aanbeveling omtrent illegale activiteiten van

sekten40

was een aantal maanden later een herinnering aan Recommendation 1178. In 2001 al

organiseerde het EP een seminarie41

over de groeiende rol van de religieuze visie op het Europese

beleid. Ten slotte kwam er de Aanbeveling omtrent Opleiding en religie42

inzake het belang van

opleiding en de rol die religie speelt, wanneer men het verleden en het heden wil begrijpen, het belang

van de waarden in de Abrahamitische religies voor de EU waarbij de Raad gemotiveerd wordt om de

lidstaten op het belang te wijzen van de religieuze (ook niet confessionele) opleiding.

Wanneer we naar de samenstelling kijken merken we meteen op dat Christelijke partijen de overgrote

meerderheid uitmaken van de grootste fractie van het European People‘s Party. Op hun webstek is een

volledige rubriek in verband met Interculturele Dialoog (waarin de interreligieuze dialoog een

belangrijke rol speelt) terug te vinden, wat het belang hiervan duidt

(http://www.eppgroup.eu/interculturaldialogue/default_en.asp , 15/07/2010).

In de Europese Commissie is het belang van religie vooral een gevolg van de invloed van de

Commissievoorzitter en zijn persoonlijke ambitie, wat we ook kunnen opmerken uit de verklaringen

van de verschillende Commissievoorzitters en de verschillende projecten die zij hebben opgestart.

Jacques Delors was hierbij de pionier. Hij stelde dat men op zoek moest gaan naar ‗Een ziel voor

Europa‘.

36

Bijlage 5 - Recommandation 1086 37

Bijlage 6 – Recommandation 1178 38

Bijlage 7 – Recommandation 1202 39

Bijlage 8 – Recommandation 1396 40

Bijlage 9 – Recommandation 1412 41

‗Members of Parliament plan to establish a network to deal with the role of religious institutions within the

EU. A similar network of NGOs will also be established. In addition, Muslim colleagues in the Parliament and

other NGOs are planning to organize an open discussion about the role of Islam in international policy‘

(http://www.seechange.org/media/EuroParl%20Seminar.htm , 15/07/2010)

42 Bijlage 10 – Recommandation 1720

Page 43: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

De EC hecht nog steeds belang aan de relatie tussen politiek en ethiek (Prodi, 2003a: 3), ze heeft er

dan ook alle belang bij om een dialoog te voeren met religieuze organisaties omtrent de waarden in de

EU en de plaats die religie kan innemen: (Prodi, 2003a: 3). Het debat in de Unie kan zelfs niet

succesvol zijn zonder de religieuze organisaties erbij te betrekken. Prodi meent dat de Unie een meer

specifieke band moet creëren met religieuze groeperingen, zonder het nationale recht van de lidstaten

uit het oog te verliezen (2003b: 4-5). Barroso nam in zijn ambtstermijn dezelfde attitude aan als Delors

en Prodi en trok de lijn door. Hij erkent het potentieel dat een dialoog met religieuze organisaties

biedt:

‗Votre contribution aux grands débats de société européens et aux grands questionnements humains

est indispensable à la contribution d‘une Europe non seulement politique, mais aussi éthique.‘

(Barroso, 2009a: 2)

I believe that religious communities have a very important contribution to make. For some time now,

many of you have been expressing concern about the excesses of the market and the impact this is

having on society. So, I am very much looking forward to hearing from you how you think we can best

move forward’ (Barroso, 2009b: 1)

Volgens de Commissie van de europese Gemeenschappen bestaat een dialoog tussen de Commissie en

religieuze verenigingen. De Commissie poogt immers een netwerk uit te bouwen van contacten met de

confessionele en niet-confessionele partners (2005: 7). Deze kunnen namelijk voor bemiddeling

zorgen tussen het gemeenschapsniveau en de nationale, lokale en internationale niveaus waar ze ook

aanwezig zijn. Zo kan men overgaan tot een geslaagde integratie en kan men racisme en extremisme

in de Unie bestrijden (CvdEG, 2007: 7). Een aantal concrete initiatieven moeten in een (in)formeel

kader de interreligieuze dialoog structureren in de EU.

Vanaf 1992 kwam er een denktank van de EC die onder andere de taak had om de dialoog tussen de

Unie en de geloofsgemeenschappen op te starten, het Forward Studies Unit. Jansen schuift de taken

van het FSU in zijn werk naar voren (2000: 105-106). We kunnen deze samenvatten tot de volgende

elementen: het FSU moest vooral instaan voor alle projecten en de ideeën van de Europese Commissie

omtrent de religies en de coördinatie ervan. Concrete projecten van het FSU waren het ‗Soul for

Europe Project‘, maar ook het Euro-Mediterrane project. Het FSU moest ook de belangrijke

ontmoetingen tussen de gemeenschappen organiseren, ervoor zorgen dat de gemeenschappen op een

regelmatige en gestructureerde manier in dialoog kunnen treden en er ook op toezien dat de

geloofsgemeenschappen gingen nadenken over de rol die ze konden spelen in Europa.

Page 44: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Een belangrijke stap in de ontwikkeling van een interculturele dialoog was het Euro-Mediterrane

project uit 1995. (Euro-Mediterranean Conference, 1995: 14) Het Euro-Mediterrane partnerschap43

kan men beschouwen als een voorbeeld om een gestructureerde, opbouwende dialoog te verkrijgen

tussen de religies. Het basisidee achter dit partnerschap, was om de mensen dichter bij elkaar te

brengen, onder andere door een dialoog te creëren waarin men de verschillende culturen beter zou

gaan leren kennen (http://ec.europa.eu/external_relations/euromed , 17/04/2010). Dit partnerschap

werd volgens Silvestri (2005: 386) opgestart om 3 redenen:

- Om de welvaart en de uitwisseling te vergroten in het Middellandse zeegebied

- Om politieke stabiliteit en vrede te verkrijgen, ook door samenwerking op het gebied van

veiligheid

- Om de verstandhouding en samenwerking tussen verschillende culturen op te starten

Het project had volgens Silvestri ook een belangrijke impact op Binnenlandse aangelegenheden,

Sociale vraagstukken en de Euro-Islamitische relaties (2005: 388). Het engagement aangegaan in 1995

werd in 2004 versterkt door het ‗EU strategic Partnership with the Mediterranean and the Middle East‘

(EC, 2004: 5). Het orgaan is nog steeds belangrijk bij de contacten tussen Europa en de Arabische

wereld en inzake de interne discussie of de islam wel te verzoenen is met Europa. Het is tevens het

meest duurzame samenwerkingsorganen gebleken.

Om de dialoog te vergemakkelijken werd het ‗Soul for Europe‘44

-programma er in 1994 aan

verbonden via de Commissievoorzitter. Dit project heeft vooral tot doel om een Europa ‗voor de

mensen‘ op te bouwen. Het is er ook om een ruimte te creëren waarin een interreligieuze dialoog kan

gevoerd worden op verschillende niveaus en met de Europese instellingen. Dit is belangrijk omdat

cultuur en religie de actieve participatie in de samenleving kunnen conditioneren. SfE moest een

forum worden tussen de verschillende religieuze organisaties, de EC en het EP. SfE werd later een

non-profit organisatie die lobbiet voor spirituele organisaties binnenin de EU instellingen.

43

Het ontstaan en de werking van dit project worden geschetst in: European commission (1998) The

Mediterranean society : A challenge for Islam, Judaism and Christianity. London, Kogan Page, 87 p. & Sophie,

N. (ed.) (1999) Intercultural Dialogue: Basis for Euro-Mediterranean Partnership. Lisbon, Produções Gráficas,

125 p.

44 In order to do this the European Commission encouraged the religious communities to present projects:

meetings, seminars, social activities, etc, meant to contribute to the recognition and understanding of the ethical

and spiritual dimension of European unification and politics. Selected projects may benefit from grants from the

European Commission ,

(http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/archives/activities/dialogue_religions_humanisms/sfe_en.htm ,

15/07/2010)

Page 45: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Eén van de doelen van ‗A soul for Europe‘ is dan ook om een multiculturele, multireligieuze en

multilinguistische samenleving te creëren door middel van een dialoog (Barroso, 2006: 3). Elke

organisatie die zichzelf vertegenwoordigt met een religieuze of filosofische traditie, kan officieel lid45

worden van het Soul for Europe-project.

(http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/archives/activities/dialogue_religions_humanisms/sfe_en.htm

, 24/04/2010).

In 2000 werd het FSU omgevormd in het Group Of Policy Advisers. Toch bleef de aard van de taken

dezelfde. De dialoog coördineren tussen de verschillende geloofs- en overtuigingsgemeenschappen

bleef een belangrijk aspect van de taken van het GOPA. In belangrijke mate werd deze taak vooral

ingevuld door het organiseren van ontmoetingen tussen de verschillende religieuze groeperingen

(GOPA, 2004: 4).

Dit werd doorgetrokken wanneer het GOPA in 2004 het Bureau of European Policy Advisers46

werd.

Het BEPA moest instaan voor de verderzetting van de dialoog met de religieuze gemeenschappen.

Silvestri kwalificeert het BEPA dan ook als een ‗embryonische poging van EU-beleid ten opzichte van

religie‘ (2007: 171). Het BEPA is tot op heden het belangrijkste kanaal dat zorgt voor een dialoog

tussen de Unie en de verschillende religies, belast met de taak om een gestructureerde dialoog met de

verschillende religies binnenin Europa te creëren, ter verbetering van de integratie binnenin Europa.

Na dit hoofdstuk kan er besloten worden dat er in de EU een duidelijk kader is uitgebouwd – ingebed

in de instellingen – om aan de hand van een open, geïnstitutionaliseerde, maar informele dialoog de

verschillende religies te betrekken bij het Europese beleid. Zoals verwacht situeert de dialoog zich

vooral op het niveau van de supranationale instellingen, het EP en het EC.

Het EP kwam al in 1991 over de brug met Recommendation 116247

en Order 465, beide betreffende de

bijdrage van de islam aan de Europese cultuur. Hierin werd aan de Raad ook een aantal voorstellen

gedaan om de bijdrage van de islam in de media, onderwijs, cultuur en dagelijks leven duidelijker te

maken. Dit was de eerste keer dat er formeel verwezen werd naar de bijdrage van de islam in Europa.

45

Een lijst van de vertegenwoordigende organisaties vindt u hier ook terug.

(http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/archives/activities/dialogue_religions_humanisms/sfe_en.htm,

10/05/2010). 46

Zie bijlage – Figuur 2 47

http://assembly.coe.int/mainf.asp?Link=/documents/adoptedtext/ta91/frec1162.htm , 21/07/2010

Page 46: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Silvestri analyseerde de vragen in het EP, uit de periode 1994-2004, omtrent de Islam. Het valt op dat

de vragen zich toespitsen op dezelfde thema‘s. Volgens Silvestri ligt dit aan een gezamenlijke visie

over ‗Europese waarden‘ zoals gelijkheid, fundamentele– en mensenrechten en aan de gezamenlijke

visie op wat de rol van religie en vrouwen is in de islam (2009a: 1224).

Tabel 5: Mondelinge en schriftelijke vragen gesteld in het EP (verdeeld per fractie)

Political Number of questions Notes Themes

Group (by political group)

PSE 8 Includes 1 oral question 8 Fundemental Freedoms/ Human

Rights (of which 6 on Religious

Freedom)

UEN 5 1 Religious Freedom & Human

Rights, 1 Islamic radicalism

1 religion in the EU, 1 Iran,

1 Human Rights & Women

PPE/DE 12 Includes 4 oral questions 8 Religious Freedom, 2 Islamic

1 Shared with EDN radicalism, 1 Women, 1 ME

ALDE 6 Includes 1 oral question 5 Religious Freedom & Human

Rights, 1 religion in UE

GUE-NGL 2 1 Anti-discrimination, 1 women

Greens 2 2 religious freedom

EDN/ ID 2 Incudes 1 shared with 2 religious freedom & HR

PPE

Bron: Silvestri, S. (2009a) ‗Islam and religion in the political system‘. West European Politics, 32, 6,

p. 1239

De meeste vragen handelen over de fundamentele rechten en religieuze vrijheden in niet-Europese

landen. Dezelfde trend merkt Silvestri op in de rapporten die het EP publiceerde, voornamelijk inzake

het islamitisch fundamentalisme en radicalisme (2009a: 1226). Toch kan men vaststellen dat het EP –

en haar leden - ook al pogingen deden om de islam te internaliseren en bij het beleid te betrekken

Page 47: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

De Greens, de Europese Groene fractie, brachten in 2006 een voorstel uit na de publicatie van de

Mohammed cartoons, inzake de vrije meningsuiting en het respect voor de religieuze gedachte. Ze

motiveerden dit door enerzijds de reactie van de islamitische gemeenschap te veroordelen maar

anderzijds de aanpak van de Deense overheid als ontoereikend aan te klagen. (http://www.greens-

efa.org/cms/topics/dok/108/[email protected] , 15/07/2010).

In het licht van deze gebeurtenissen stelde het ESP ook voor om de dialoog tussen de islam en de EU

zo snel mogelijk te structureren (http://www.pes.org/en/news/cartoon-controversy-not-clash-

civilisations , 15/07/2010), om een ‗Clash of Civiliziations‘ te vermijden.

De EPP heeft -in het kader van de interreligieuze dialoog- een Working Group Islam opgericht, die

zich moet buigen over de rol en de plaats van de Islam in de EU. Thema‘s als de houding van de EPP

naar de islam toe, de islamitische gemeenschappen in Europa, een analyse van de situatie in

verschillende lidstaten en de reactie van de EU inzake de Irak crisis kwamen al aan bod

(http://www.eppgroup.eu/interculturaldialogue/archives_en.asp , 15/07/2010).

Samen met het International Council for Inter Religious Cooperation48

heeft het EP - onder de leiding

van Michael Theurer49

- in 2010 een seminarie georganiseerd, ‗On increasing Understanding between

Islam and the West – Series I‘ waarin geopperd werd dat de islam en de EU in de toekomst nauwer en

gestructureerder moeten gaan samenwerken (http://www.prnewswire.com/news-releases/inter-

religious-meeting-organized-in-the-european-parliament-on-increasing-understanding-between-islam-

and-the-west---series-i-96162029.html , 15/07/2010). Het was niet de eerste samenwerking tussen het

EP en het ICIRC, in 2009 organiseerden ze een interreligieuze samenkomst in de gebouwen van het

Parlement. Alles wijst er op dat dit project in de toekomst zal verdergezet worden.

Anderzijds merkt Kastoryano (2002: 171-172) op dat het EP ook mee heeft gebouwd aan de

transnationale allianties bij islamitische groeperingen door subsidies toe te kennen aan

overkoepelingorganen die verschillende nationale groeperingen zouden behelzen, opdat deze zouden

kunnen lobbyen op het Europese niveau en ook geholpen heeft bij het mobiliseren van een achterban

en het ontwikkelen van politieke strategieën.

48

International Council for Inter-Religious Cooperation (ICIRC) an International multi-faith Think Tank formed

in 2009 with the purpose of engaging religious leaders on the ground to cooperate and ICIRC to assist them in

deleting the vacuum created between the religions. 49

Duits, Liberaal Europees parlementslid

Page 48: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

De islam neemt al langer een belangrijke plaats in bij de EC. Tal van projecten zijn vanuit de EC

opgestart om de interculturele dialoog aan te gaan – waar de islam een volwaardig deel uitmaakt – en

om de islam bij het beleid te betrekken.

Centraal in het FSU was in de jaren ‗90 het project ‗The presence of Muslim Communities in the

Union and the future of European Society‘ aangevraagd door het EP en het EC. Volgens Fogelstroem

& Köhler was één van de geheime doelen ‗to create a network of researchers and scholars that would

get to know each other and work cooperatively on the issue of Muslim communities in Europe‘ (2000:

237). De dialoog tussen de Unie en de moslims werd midden jaren ‘90 nog versterkt door de

Barcelona Declaration, resultaat van de Euro-Mediterane dialoog, stellende dat een efficiënte

interreligieuze dialoog kan leiden betere economische en politieke relaties

(http://europa.eu/legislation_summaries/external_relations/relations_with_third_countries/mediterrane

an_partner_countries/r15001_en.htm , 23/07/2010).

Daarnaast organiseerde de EC in 2008 het Europees Jaar van de Interculturele Dialoog. Het EJID was

gebaseerd op beschikking nr. 1983/2006/EG van het EP en RvM 50

. Eigenlijk erkende de EU met dit

project de grote culturele diversiteit binnenin Europa. Het is niet onbelangrijk om erop te wijzen dat de

EC met oog op het succesvol laten verlopen van dat jaar, 10 miljoen euro uittrok voor dit project. De

meeste Europeanen zijn immers de mening toegedaan dat een dergelijke interculturele dialoog

binnenin Europa zeer interessante gevolgen kan hebben 51

.

(http://www.interculturaldialogue2008.eu/414.0.html?&L=14 , 17/04/2010). Een nevenprogramma

van het EJID kreeg bijvoorbeeld de naam ‗Reconciliation through intercultural and inter-faith

dialogue’. Het EJID moest er voor zorgen dat de verschillende religies naar elkaar toegroeien, wat

moet leiden tot de creatie van een Europese identiteit (Barroso, 2008: 2).De RvE koos er - naast de EC

in 2008 - ook voor om 2008 tot jaar van EJID uit te roepen. Het jaar was dus vooral een statement naar

het belang van aan deze dialoog inneemt voor de EU

(http://www.vatican.va/roman_curia/pontifical_councils/migrants/pom2008_107/rc_pc_migrants_pom

107_inter-cultural-silvestri.html , 17/07/2010).

50

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/oj/2006/l_412/l_41220061230nl00440050.pdf , 17/04/2010 51

Zoals uit de enquête van Eurobarometer bleek: http://ec.europa.eu/public_opinion/flash/fl_217_sum_en.pdf ,

10/04/2010

Page 49: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Naast deze projecten probeert de EC, via het BEPA, om gestructureerde dialogen op te starten tussen

de verschillende religies en de EU. Volgens Cesar-Das-Neves52

zijn er verschillende types van

dialoog. Commissievoorzitter Barroso nodigt, sinds 2005, organisaties en individuen uit die

geassocieerd worden met de Abrahamische religies. Sinds 2007 worden gesprekken gevoerd met de 3

Voorzitters (Parlement, Commissie en Raad), de betrokken commissarissen en religieuze organisaties

- op Europese topniveau. Deze gebeurden weliswaar op basis van ‗Trial and error‘ en vinden hun

oorsprong in een ‗political hunch‘, stelt Cesar-Das-Neves53

. Vorig jaar handelde deze bijeenkomst

over de financiële crisis. In de toespraken van Barroso die de meeting inleiden, valt meteen op welk

belang er gehecht wordt aan de bijeenkomsten en welke mogelijkheden ze bieden:

Daarnaast bestaan er ontmoetingen georganiseerd door het BEPA, onder de vorm van seminaries, in

sommige gevallen met de betrokken commissarissen. Hier gaat het vooral om de omwisseling tussen

experten. Er worden dus topics uitgekozen die kunnen leiden tot beleidsvoorstellen.

Ten slotte zijn er de-briefings54

. Na elke top of belangrijke ontmoeting, worden de partners gedebriefd.

De de-briefings worden vaker georganiseerd en hebben een grotere impact dan de seminaries. César-

das-Neves55

verklaart dit in het interview: ‗The big advantage of these meetings is that it’s a shorter

meeting, it’s more flexibel –because it only lasts two hours- and secondly it’s easier to invite all.

Obviously with a dialogue seminary you can’t invite all the associations.‘ Met de de-briefings wil men

aanwijzen dat de verschillende religieuze strekkingen mee mogen reflecteren op het beleid. De

ontmoetingen zijn dus niet enkel ‗window dressing‘.

Uiteraard kan niet zomaar elke organisatie toetreden tot de dialoog. De formele voorwaarde is dat

organisaties een basis of een legitimatie moeten hebben in de natiestaten. De EU is zelf niet bevoegd

om over te gaan tot erkenning van religieuze organisaties. Daarnaast is er ook een informele of

politieke voorwaarde: ‗We deal with those organizations that are ready to build Europe and to

contribute to what we do… Those who respect the European Union values, and also those who respect

the European Union way of respecting value’56

. Hierbij meldt Cesar-Das-Neves dat geweld57

bij de

organisaties helemaal uit den boze is. Hij doelt op zowel fysiek als verbaal geweld. Er is namelijk een

belangrijke verantwoordelijkheid naar het Europese publiek toe, dat moet zien dat de Unie bereid is

om haar ‗patrimonium‘ te beschermen.

52

Bijlage 11 – Interview Jorge Cesar-Das-Neves

Jorge Cesar-Das-Neves maakt deel uit van de Europese adviesgroep BEPA 53

Bijlage 11 – Interview Jorge Cesar-Das-Neves 54

Bijlage 12 - De-briefing BEPA 55

Bijlage 11 – Interview Jorge Cesar-Das-Neves 56

Bijlage 11 – Interview Jorge Cesar-Das-Neves 57

Bijlage 11 – Interview Jorge Cesar-Das-Neves

Page 50: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

BEPA betrekt binnen de dialoog een aantal islamitische organisaties als erkende partner, met name de

‗Federation of Islamic Organizations in Europe‘ , het Forum of European Muslim Youth and Student

Organization‘, de ‗League of Mutual Aid between Muslim Associations of Europe‘ en het ‗Muslim

Council for Cooperation in Europe‘.

Het valt dus op dat de Unie via samenwerking toch een brug probeert te bouwen naar de islam en de

islamitische organisaties. De islamitische organisaties kunnen via deze weg mee een –beperkte –

invloed hebben op het beleid. Er moet op gewezen worden dat het EP en de partijen erin het pad van

de dialoog willen bewandelen, maar de vragen en rapporten handelen nog vaak over de verschillen

tussen de islam en Europa en minder naar de waarden die ze gemeen hebben. De EC maakt in haar

beleid ook de keuze om religies te betrekken bij de politieke dialoog via een aantal gestructureerde

initiatieven, waarin de islamitische stem een volwaardige plaats inneemt. Men moet hier wel de

bedenking bij maken dat deze keuzes in belangrijke mate gedragen worden door de persoonlijke

keuzes en overtuiging van de Commissievoorzitter.

De hindernissen verbonden aan implementatie van de islam op het nationale niveau lijken op het

Europese niveau geen even grote impact te hebben . De geografische en etnische verscheidenheid is

een element dat een factor is voor alle organisaties die mikken op het supranationale niveau. Daarnaast

moet de EU ook geen rekening houden met deze moeilijkheden omdat ze de relatie niet formaliseert

en er geen ‗vertaling‘ van de islamitische structuren naar de Europese moet komen. Daarnaast merkt

men ook dat de islamitische organisaties niet toestaan dat dit op het Europese niveau een rol speelt:

‗We accept that for our generation, we are not going to accept that for the future generation, because,

we consider those people all European.‘ (Ahmed Al-Rawi58

in Silvestri, 2010b: 9)

Men kan dus besluiten dat er op het supranationaal niveau een institutioneel kader werd neergezet

waarin ruimte is voor een gestructureerde, geïnstitutionaliseerde en informele dialoog met religieuze

groeperingen. Hierin heeft de islam de ruimte gekregen om een volwaardige plaats in te nemen, door

middel van de islamitische organisaties, binnen de politieke dialoog. De keuze om deze band niet te

formaliseren speelt hierbij een belangrijke rol, omdat hierdoor de diversiteit en verscheidenheid -

eigen aan de aanwezigheid van de islam in Europa - niet moet ‗vertalen‘ binnen de Europese

structuren. De supranationale instellingen, het EC en het EP, werken tevens ook naar de islam toe, om

deze te betrekken bij het beleid.

58

Mohammed Al-Rawi is een leider van de islamitische groeperingen FIOE.

Page 51: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

6.2. De institutionalisering van de islam op het supranationale niveau

Aangezien de EU niet bevoegd is voor religie kan de eerste pijler, de consolidatie van de instelling,

niet besproken worden. De tweede pijler, de erkenning van de eredienst, is ook geen bevoegdheid van

de EU maar wanneer men het institutioneel kader van de EU en de omgang van haar instelling met de

islam onder de loep genomen heeft, valt een de facto erkenning wel op.

De derde pijler, de oprichting en erkenning van instellingen en organisaties, valt wel te onderzoeken.

De rol van het BEPA is hierin belangrijk. Het BEPA erkent een aantal islamitische organisaties als

erkende partner, met name de ‗Federation of Islamic Organizations in Europe‘ , het ‗Forum of

European Muslim Youth and Student Organization‘, de ‗League of Mutual Aid between Muslim

Associations of Europe‘ en het ‗Muslim Council for Cooperation in Europe‘. Dit vormt uiteraard een

fundamenteel element in het betoog over de geïnstitutionaliseerde band tussen de islam en de EU.

In 1996 steunde het FSU de oprichting van een gematigde representatieve instelling voor moslims op

het Europees niveau, wat het Muslim Council of Cooperation in Europe werd. Het resultaat was dat

het MCCE een organisatie was die centraal stond in het debat op het Europese niveau en een kans

bood voor Moslims om hun identiteit en hun wensen te ventileren bij de EU instellingen (Roy: 103).

Silvestri meldt dat spontaneïteit in het MCCE onbestaand is en het lijkt dat ze, naast wat vermelding

op sites van de EU, geen echte werking lijkt te hebben (2007: 176). Uiteindelijk kan men het MCCE

terugbrengen tot een product van de EC. Het ‗past‘ in de gestructureerde dialoog die de EU wil

opstarten. Het werd dan ook opgericht door de EU en islamitische intellectuelen die een gepast kanaal

wouden hebben voor een formele interactie tussen Moslims en EU-instellingen (Silvestri, 2007: 177).

Het Federation of Islamic Organizations in Europe (FIOE) is één van de belangrijkste organen om de

belangen van de moslims in Europa te vertegenwoordigen, die officieel erkend wordt. Het probeert

interactie tussen de verschillende instellingen en structuren te verkrijgen teneinde de rechten van de

moslims op het supranationale niveau te bespreken (Parker, 2005: 16). Dankzij haar transnationale

netwerk probeert ze de initiatieven, genomen in de verschillende natiestaten, te coördineren en deze

ondertussen te kaderen in een Europees en Islamitisch perspectief. (Silvestri, 2009b: 5). FIOE is de

best gestructureerde - door zijn klein maar goed georganiseerd netwerk aan individuen en organisaties

- en de meest efficiënte, erkende vereniging van Moslims in Europa (Silvestri, 2009b: 3). Maréchal

wijst op het ‗secretive and informal‘ karakter van de netwerken. (2008: 36)

Page 52: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

FIOE bracht in 2008 het Muslim Charter of Europe59

uit, dat als doel had om het imago van de

moslims in Europa te verbeteren. Daarnaast moet het ook de moslims verenigen en hen behoeden voor

fragmentatie van de opinies en Europa erop wijzen dat de Islam en de EU dezelfde waarde zoals

eerlijkheid, het gemene goed en respect voor het recht ondersteunen. Het FIOE staat aan de basis van 2

andere Europese islamitische organisaties, met name het ‗Forum of European Muslim Youth and

Student Organizations‘, dat een erkende partner van het BEPA is en het ‗European Council for Fatwa

and Research‘, dat geen erkende partner is, maar desalniettemin een belangrijke bijdrage levert in het

Europese landschap.

FEMYSO is ontstaan uit het World Assembly of Muslims, het FIOE en tal van jongerenorganisaties.

Het wordt door Silvestri (2009b: 11) beschouwd als één van de meer dynamische organisaties die

instaat voor opleiding van jongeren en de opvolging van de anti-discriminatie. Het brengt 40

organisaties bij elkaar die 37 landen overkoepelen (Merley, 2008: 15). Het heeft dus in verschillende

Europese lidstaten een legitimerende basis die ervoor zorgt dat de Unie haar kan erkennen als

betrouwbare partner. Deze organisatie is van belang omdat men volgens Filibeck (2004: 3) jonge

mensen moet inpassen in de informele dialoog.

Deze 3 erkende organisaties kampen met een probleem van transparantie en hierdoor wordt de indruk

gewekt dat ze slechts bestaan omdat BEPA officiële, erkende partners wenst om in dialoog mee te

treden. In de literatuur komen ook sceptische stemmen op. Zij stellen dat de invloed van erkende

moslimorganisaties in Europa zeer gering is. Volgens Koenig worden deze organisaties slechts

marginaal betrokken in de samenwerking tussen de Europese regelgevende instellingen en de

religieuze instellingen ( 2007: 923).

Toch wordt door de erkenning van deze partners duidelijk dat de islam een integraal deel uitmaakte

van de interreligieuze dialoog die mede vorm mag geven aan het Europese beleid. We kunnen dus

besluiten dat er zoiets bestaat als een geïnstitutionaliseerde en gestructureerde band tussen de islam en

Europa. Toch moet men de bemerking maken dat geen enkele van deze organisaties echt de stem van

moslims in de EU vertegenwoordigt. Maar naast de erkende partners van BEPA zijn er andere

islamitische organisaties die op het Europese niveau lobbyen en de islamitische belangen proberen te

verdedigen. De organisaties mogen dan niet officieel erkend zijn als partner maar ze zijn, door hun

samenstelling, van intellectuelen tot activisten, relevant binnen dit onderzoek, door hun bijdrage aan

de interculturele dialoog in de EU.

59

Het volledige charter is te vinden op http://www.flw.ugent.be/cie/documenten/muslim_charter.pdf ,

17/07/2010

Page 53: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Het European Coucil for Fatwa and Research –dat een ander orgaan is dat ontstaan is uit het FIOE—

heeft een uitvalsbasis in Dublin en London. De gebruikstaal in de organisatie is voornamelijk

Arabisch, wat een verklaring is waarom er tussen het ECFR en de Unie instellingen geen contact is,

omdat het de transparantie verkleint en het in strijd lijkt met hun doel om het referentiepunt te zijn

voor Moslims in Europa. Het ECFR gaat enkel in interactie met organisaties die een band hebben met

het FIOE. De fatwas worden uitgesproken door de Raad tijdens een gewone of bijzondere zitting, bij

consensus of bij gebrek hieraan bij absolute meerderheid (http://www.e-cfr.org//en/ECFR.pdf ,

19/07/2010). De fatwas60

die uitgeschreven worden door de Raad werden in 2008 uitgebracht.

Daarnaast worden de bevindingen die uit een Raad van het ECFR komen neergeschreven in een Final

Statement. Deze kan men terugvinden op: http://www.e-cfr.org/en/index.php?ArticleID=320 ,

17/07/2010.

Naast het ECFR is ook Présence Musulmane een moslimcollectief dat streeft naar universele waarden

en een participatieve burgerschap gevoed door een begrip van de islam en een open identiteit

(http://www.presencemusulmane.org/# , 19/07/2010). Présence Musulmane fungeert als denktank voor

de verschillende sociale thema‘s waar moslims mee geconfronteerd worden in de EU. De missie van

PM is om een platform te geven voor dialoog en uitwisseling rond de islam. Deze vertaalt zich op 2

manieren. PM wil opleiden en sensibiliseren door activiteiten, vormingen en informatie rond islam en

de realiteit van de hedendaagse islam, startend vanuit de islamitische waarden. Daarnaast wil ze

aanzetten en deelnemen aan de dialoog rond islam en aan het publiek debat rond de sociale

vraagstukken en problemen die de moslims aanbelangen

(http://www.presencemusulmane.org/a_propos_de_pm.htm#philosophie , 19/07/2010), zoals de

discriminatie van islamitische vrouwen in Europa

(http://www.presencemusulmane.org/publication_view.php?id=64 , 17/07/2010).

Het European Muslim Network is eveneens een denktank van Europese islamitische intellectuelen en

activisten, die een belangrijke, geloofwaardige en representatieve partner van de EU zou kunnen

worden. Het poogt om de dialoog tussen beleidsmakers, moslimorganisaties, NGO‘s en stakeholders

op te starten. (http://www.euro-muslims.eu/ , 17/07/2010). Het biedt zijn know-how aan om alle

lokale, nationale en internationale organisatie te voorzien van hulp bij onderzoek, lobbying en concrete

aanbevelingen ( http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=454 , 17/07/2010).

60

Bijlage 13 – Fatwa Book 1 & Bijlage 14 – Fatwa Book 2

Page 54: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Het EMN biedt een duidelijke inkijk op alle onderzoeken en wetgeving61

vanuit de EU die de

leefwereld van de moslims in Europa kunnen beïnvloeden. Daarnaast publiceert het EMN en haar

leden nog tal van eigen onderzoeken, pamfletten en opiniestukken rond de thema‘s die de moslims in

de EU aanbelangen. Er werd zo onderzoek gevoerd naar de verschillende modellen om met religie om

te gaan en hun impact, islamofobie en de rol van de islamitische vrouw in het Westen.

(http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=405 ,17/07/2010) Het EMN organiseert tevens seminaries

en informatiesessies, in 2010 nog het ‗L‘Union Européenne face à la question Palestine‘.

(http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=459 , 19/07/2010).

Een bepalende factor in deze 2 organisaties en de dialoog tussen de islam en de EU is Tariq

Ramadan62

. Hij heeft internationaal invloed verkregen in de debatten rond de plaats van islam in de

Westerse wereld en neemt intensief deel aan de initiatieven rond de interculturele dialoog. Hij stelt dat

moslims in de EU voor een keuze staan, of ze nestellen zich in de slachtofferrol of ze kiezen ervoor

om de geschiedenis achter zich te zetten en een volwaardig deel van de samenleving te worden (2006:

14). Een volwaardige plaats innemen in het Westen kan volgens Ramadan dankzij deze 5 pilaren:

- Het geloof moet er staan en moet een duidelijke positie innemen

- De verantwoordelijkheidsethiek

- Een veeleisende participatie

- Een onvervreemdbare vrijheid

- Rechtvaardigheid

(http://www.tariqramadan.com/Une-Presence-musulmane-une-vision.html , 19/07/2010)

Ramadan is een controversieel figuur die men beticht van een dubbel discours te houden,

extremistisch aan de ene zijde, verzoenend als het gaat om meer opening te creëren voor de

moslimwereld. Onder andere Fourest63

klaagde het discours van Ramadan aan, door herhaaldelijke

aanvallen op haar blog64

. Er werden in het EP ook vragen gesteld over zijn invloed op de Moslim in

Europa en het extremistische karakter van zijn gedachten (Silvestri, 2009a: 1224).

61

Deze zijn te vinden op: http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=422 , 19/07/2010) 62

Ramadan is een Zwitsers schrijver/ filosoof en theoloog van Egyptische origine. Hij is de voorzitter van de

European Muslim Network en wetenschappelijk medewerker van Présence Musulmanes. 63

Caroline Fourest is een franse feministe, schrijfster en groot voorstander van de ‗pensée laïque‘ 64

http://carolinefourest.wordpress.com/?s=ramadan , 19/07/2010

Page 55: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Over zijn discours spreekt Silvestri haar niet uit maar stelt dat zijn impact niet overschat mag worden

en dat de figuur vaak primeert over het discours:

‗I certainly do not see him as the headmaster of the coordination of Islamic organizations in Europe!

In fact, it is curious to note that increasingly I see T.Ramadan invited to speak in conferences

organized by non-Muslims and in particular by people who are not deeply involved with research on

Islam in Europe and therefore are not aware of the multiple facets of European Islam, of the diversity

of currents and of personalities that exist…’65

Na dit hoofdstuk kan men besluiten dat de islam een volwaardig deel uitmaakt van de interreligieuze

dialoog op het Europese niveau. Dit bevestigt onze hypothese over de geïnstitutionaliseerde karakter

van de dialoog tussen de islam en de EU (Koppmans & Statham, 2000: 34). We bemerken zowel een

politieke beweging van de islamitische organisaties naar de EU als een beweging van de EU naar de

islamitische organisaties toe. De laatste wordt vooral geregeld door de EC. Er moet wel opgemerkt

worden dat niet-erkende organisaties op dit ogenblik meer impact hebben op de islamitische zaak dan

de erkende organisaties.

De geïnstitutionaliseerde band tussen de EU en de islam kan positief bekeken worden omdat enerzijds

de EU aldus kan zorgen voor een betere integratie van de islam in Europa. Anderzijds kunnen de

moslims aldus hun eisen beter en duidelijker verdedigen, en misschien ook verwezenlijkt zien. De

vertegenwoordigende organisaties zullen echter meer aanwezig moeten zijn en voor transparantere

structuren moeten zorgen om ten volle op het beleid te kunnen wegen. De instelling die door de EU

opgericht werd, het MCCE is echter een non-organisatie. Dit bevestigt het vermoeden dat organisaties

die de moslims vertegenwoordigen bottom-up moeten ontstaan, omdat ze anders legitimiteit en

daadkracht ontberen. De EU moet er wel werk van maken om organisaties die wel de stem van de

moslims vertegenwoordigen en een duidelijke impact hebben op het beleid, toe te laten bij de dialoog.

Zeker het European Muslim Network en Présence Musulmanes kunnen - binnen de voorwaarden van

de EU – functioneren als een sterke islamitische partner.

Daarnaast moet men ook incalculeren dat Barroso‘s eerste mandaat er op een cruciaal moment kwam.,

op het ogenblik dat de vrees groot was door de toenemende aanslagengolf door fundamentalistische

Islamitische terroristen en de opstart van de toetredingsgesprekken tussen de EU en Turkije. Barroso

moest dus de keuze maken om in dialoog te treden met de moslims en dus de islam gaan beschouwen

als een deel van de Europese constructie of als een extern element. Het valt op dat de EU hier volop

voor de dialoog heeft gekozen, daar waar de VS bijvoorbeeld gekozen heeft voor de War on Terror.

De keuze om de islam in te sluiten in de EU modelleerde de relaties tussen de EU en de islamitische

organisaties (Silvestri, 2009a: 1223).

65

Bijlage 15 - Interview Sara Silvestri

Page 56: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Indien men had gekozen om de ruimte tot dialoog te vernauwen, hadden islamitische organisaties

mogelijks niet kunnen binden met de EU instellingen zoals ze hier en nu de mogelijkheid toe krijgen.

Ondertussen konden ze ook aanzien, zichtbaarheid en know-how kweken in Brussel in die jaren. Dit

kon omdat – door interactie met de instellingen – ze informatie, communicatiestrategieën en inzicht in

de werking van de EU konden opbouwen (Silvestri, 2009: 1222a). Katzenstein & Byrnes stellen dan

ook dat het geheel mogelijk is dat de islam in Europa een volledig nieuwe vorm krijgt en zo

genormaliseerd geraakt -het zogenaamde Euro islam (2006: 689).

6.3 De Unie en de islam – Een relatie geconditioneerd door keuzes

In dit hoofdstuk werd de hypothese dat een politieke dialoog op het supranationale alle kansen heeft

tot slagen bevestigd. De band met de islam op het Europese niveau is informeel en wordt gekenmerkt

door een toenadering van de EU naar de islam toe (Schwartz, 2004: 2). Dit bevestigd de hypothese dat

instellingen politieke spelers zijn en geen neutrale waarnemers (Steinmo, 2008: 159). Daarnaast lijkt

ook de piste van de padafhankelijk (Vos, 2007: 25) bevestigd in dit onderzoek. De volwaardige

institutionalisering van de islam in de instelling zorgt er ook voor dat deze betrokken wordt bij de

dialoog (Koopmans & Statham, 2000: 34).Al deze elementen zorgen ervoor dat de islam volwaardige

toegang krijgt tot de politieke dialoog op het supranationale niveau. Dit wordt bovendien versterkt

door de toenadering van de EU naar de islam, aangezien de EU vragende partij is voor een dergelijke

dialoog.

Tabel 6: Institutionalisering van de islam op de verschillende bestuursniveaus

Consolidatie van de

instellingen van de islam

Erkenning van de islam

Creatie islamitische

instellingen

Supranationaal

EU:

Niet bevoegd Niet bevoegd maar ‗de

facto‘ erkenning

Voldaan:

Creatie instellingen

(MCCE)

Toelating andere

instellingen bij dialoog

(FIOE, FEMSYO)

Een eerste teken dat de dialoog met de islam vlot kan verlopen en wordt ondersteund door de EU ziet

men terug in de institutionalisering van de islam. De EU heeft de islam namelijk - binnen haar eigen

bevoegdheden – geheel geïnstitutionaliseerd. (Silvestri, 2007: 139) De enige opmerking die men

hierbij kan formuleren is dat de EU haar structuren zou kunnen openen voor organisaties als EMN en

Présences Musulmanes. Deze organisaties kunnen geloofwaardiger en met een grotere

representativiteit de stem van de moslims vertegenwoordigen in de politieke dialoog.

Page 57: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Dat de islamitische groeperingen nu een volwaardige plek kan innemen in de dialoog is te wijten aan

een beleidskeuzes die de EU genomen heeft en die een bepaald pad hebben uitgestippeld, sinds de

erkenning van de bijdrage van de islam aan de Europese samenleving, wat onze hypothese bevestigd.

(Thelen, 1999: 378).

Tabel 7: Illustraties van de gevolgen van beleidskeuzes op het supranationale niveau

Beleidskeuze/ Institutioneel kader Gevolgen

Supranationaal: EU -Verdragen/ Aanbevelingen EP

vermelden belang religie

-Keuze om relatie niet te formaliseren

-Recommendation 1162 en order 465;

-Projecten al Euro-Meditterane

Partnerschap, Soul for Europa,

-Oprichting FSU/ GOPA/ BEPA

-Opstarten Informele dialoog

-FIOE,FEMSYO, MCCE, LMAMAE

erkennen als partner BEPA

-Instellingen erkennen belang

van religie voor EU dialoog

-Institutioneel kader

uitgebouwd die dialoog

mogelijk maakt

-Geen nood aan ‗vertalen‘ van

de islam naar Europese

instellingen

-Start van de toenadering van de

EU naar de islam toe

-Leggen basis voor dialoog

-Tonen bereidheid van de

Europese instellingen aan om

in dialoog te treden

-Dialoog op frequente basis

-Religieuze organisaties worden

betrokken bij politieke dialoog

Islamitische organisatie krijgen

kans om volwaardige plaats in

te nemen in politieke dialoog

Page 58: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Hierbij valt op dat net als op het Belgisch niveau een pad wordt uitgestippeld, waar men niet van

afwijkt, en die via tussenstappen geleid heeft tot een gestructureerde, informele dialoog. De oprichting

van de FSU, die omgang de verschillende religies moest coördineren, was hierbij een startpunt voor

een dialoog. Wanneer men dit orgaan hervormde bleef deze missie echter overeind en werd ze

uitgebreid. Via de tussenstap van het GOPA, leidde het FSU tot het BEPA, dat vandaag de islam bij de

politieke dialoog betrekt via topontmoetingen met de voorzitters van de verschillende instellingen,

seminaries en de-briefings van de genomen beslissingen. Instellingen zijn dus zelf een actor in de

politieke dialoog (Steunenberg, 2000: 16). Ook op het Europese niveau wordt de hypothese van de

padafhankelijkheid dus bevestigd (.Thelen, 1999: 378; Vos, 2007: 25).

De keuze van de EU om de relatie met de islam niet te formaliseren, maar om informeel en

gestructureerd in dialoog te gaan is ook bepalend gebleken (Schwartz, 2004: 2). Dit zorgt er immers

voor dat de Europese instellingen zich niet moeten bekommeren om de interne verscheidenheid van de

islamitische gemeenschap te ‗vertalen‘ naar de Europese structuren. Het is namelijk bij het

formaliseren van deze structuren dat de natiestaten moeilijkheden ondervinden, wat een succesvolle

dialoog hypothekeert. Hierbij kan men vaststellen dat ook informele beslissingen en maatregelen een

invloed kunnen hebben op de dialoog en het beleid (Hall and Taylor, 1996: 938)

De EU maakt een duidelijk toenadering naar de islam toe en is vragende partij om de islam te

betrekken bij het beleid. Dit vormt een belangrijke troef voor islamitische organisaties die hun richten

op het supranationale niveau. Wanneer men dit combineert met de institutionalisering van de islam

kan men enkel besluiten dat alle variabelen aanwezig zijn om een dialoog met betrekking tot het beleid

op het supranationale niveau succesvol te laten verlopen.

Op het nationale niveau en het supranationale niveau heersen er dus een heel andere dynamiek, die

veroorzaakt zijn door een heel andere beleid naar de islam toe. Daar waar men op het Belgische niveau

een geformaliseerde en ‗utilitaristische‘ relatie heeft opgebouwd, waarin de islam niet betrokken wordt

bij de politieke dialoog, koos men er op het supranationale niveau voor om de islam volwaardig deel te

laten uitmaken van de beleidsdialoog. Dit gebeurde via een gestructureerde, geïnstitutionaliseerde

maar informele dialoog, die gekenmerkt wordt door een wederzijdse toenadering.

Page 59: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Tabel 8: Dialoog tussen islam en de verschillende beleidsniveaus

Aard van de relatie met de islam Natiestaten: Casus België Geformaliseerd

Bevoegd voor religie

Volwaardig Institutioneel kader gecreëerd

Gevolg: Inpassen van ‗hindernissen‘ eigen aan islam

In grote mate geïnstitutionaliseerd

Ruimte/ Instellingen voor dialoog zijn er

‗Utilitaristisch’

Geen beweging van Belgische Staat naar islam

Islam niet betrokken bij politieke dialoog

Supranationaal: EU Niet geformaliseerd/ Informeel netwerk

EU heeft keuze om de band niet te formaliseren vermits ze

niet bevoegd is voor religie

Volwaardig Institutioneel kader gecreëerd

Gevolg: Geen nood aan ‗vertalen‘ van de islam

naar Europese instellingen

Geïnstitutionaliseerd (binnen eigen bevoegdheden)

Ruimte/ Instellingen voor dialoog zijn er

(Wederzijdse) Toenadering

Beweging/ Inspanningen van EU naar islam toe

Betrokken als volwaardig partner bij politieke dialoog

Page 60: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

7. De hindernissen overkomen?

Er is al aangetoond dat de EU in mindere mate geconfronteerd wordt met de moeilijkheden die de aard

van de islam met zich meebrengen - omdat de EU niet bevoegd is voor religie – en dit leidt tot meer

flexibele structuren en omgang met de islamitische organisaties. In de beleidskeuzes van de EU ziet

men ook meer de wil om de islam toe te laten bij de dialoog rond het beleid. Maar er zijn nog keuzes,

processen en een dynamiek die ervoor zorgen dat islamitische groeperingen meer toegang kunnen

krijgen tot de politieke dialoog op het supranationale niveau.

Naast de interne verdeeldheid – inherent aan de aanwezigheid van de islam in Europa – kan men

opmerken dat de islam in Europa een andere karakteristiek met zich meebrengt, die eigen is aan de

meeste religies; met name het grensoverschrijdend te werk gaan. Binnen de moslimwereld is

grensoverschrijdende actie al eeuwen een evidentie, zowel op politiek als op religieus vlak, omdat de

islamitische doctrine zichzelf altijd bestempeld heeft als wereldreligie. Volgens Saint-Blancat

onderhandelde de islam dan ook al informeel op het transnationale niveau vóór het gestructureerd was

op het nationale niveau (2002: 63). Het proces dat hierachter staat is de idee van de ‗umma‘. Khatab

stelt dat de umma naast een sociale, economische, morele en intellectuele aard, namelijk ook een

politieke betekenis heeft (2004: 236-239; Halliday, 2002: 24).

In zekere zin kan men door de ‗umma‘ dus spreken van een nieuwe ‗immagined community‘

(Schmidt, 2005: 577). Poole stelt dat ‗de umma‘ al gebruikt werd voor politieke doeleinden, om een

groot internationaal ‗we‘-gevoel te creëren. De nieuwe technologische media hebben geleid tot sterke

sociale, culturele en politieke netwerken voor transnationale gemeenschappen (2002: 61).

Dankzij het internet kan er een derde ruimte gecreëerd worden waarin men werkt aan

identiteitsvorming en de ‗umma‘ versterkt (Mandaville, 2004: 151). Het internet werkt de creatie van

een ‗umma‘ en actie over de grenzen heen in de hand (Bunt, 2000: 103) en is cruciaal in de opbouw

van een islamitische identiteit in de EU (Mirza, 2007: 45). Het gebruik van het Engels, in de fora en

blogs, kan deuren openen voor de beweging omdat het de transparantie vergroot naar de andere

partners, zoals de natiestaten of de Europese Unie (Kort, 2005: 364). Moslims moeten er wel op letten

dat ze op het internet geen virtuele realiteit creëren, die niet omzetbaar is in de praktijk (Keleman &

Smith, 2001: 376). Dit streven naar de ‗umma‘ is volgens Parker, samen met de aard van de Europese

instellingen en de interactie tussen de islamitische organisaties en de EU, de oorzaak voor de Euro-

Islam, de transnationale versie van de Europese islam (2005: 23). Het streven naar de ‗umma‘ is voor

vele Europese islamitische organisaties, zoals het FIOE en het ECFR, één van hun grondbeginselen.

Op het Europese niveau kunnen de moslims mee bouwen aan één grote islamitische gemeenschap.

Men kan hierdoor opmerken dat de EU het beleidsniveau lijkt dat het best beantwoordt aan de

dynamiek en processen die gepaard gaan met de aanwezigheid van moslims.

Page 61: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Een andere troef voor het vlotte verloop van de opbouw van een dialoog tussen de EU en de islam, is

dat de uitbouw van de islamitische identiteit in de EU parallel zal verlopen met de creatie van een

Europese identiteit. Een parallel die we kunnen trekken tussen de totstandkoming van de Europese

identiteit en de islamitische identiteit in Europa ligt hem in de groep die de acties onderneemt en

ondersteunt. Beiden worden gehouden door een elite groep in de samenleving (Koenig, 2007: 923),

deze processen gebeuren in belangrijke mate top-down. Het is dus niet ondenkbaar dat deze 2 groepen

inzien dat ze een gelijkaardig project nastreven en de handen in elkaar slaan. Wanneer we dit punt

aansnijden stelt Cesar-Das-Neves66

ook dat de EU hierin de vragende partij is.

De opbouw van een Europese identiteit moet en zal samengaan met het proces van de internalisering

van de islam in Europa. Wat gebeurt in de natiestaten - de graduele erkenning van de islamitische

eredienst en de moslims - is een proces dat doorgetrokken moet worden op het Europese niveau. Het

samen opbouwen van een identiteit is een belangrijk element voor de interreligieuze dialoog die

tijdens de volgende jaren zal plaatsvinden. Dit proces zou kunnen verlopen zoals de creatie van de

Joodse identiteit in Europa. Cesar-Das-Neves67

verwijst hierbij naar een Joods vertegenwoordiger, die

indruk had gemaakt op Commissievoorzitter Barroso:

‘Throughout the history, Jewish communities tried to integrate in Europe without being assimilated

[with Europe]; he [The Jewish leader] made the distinction between integration and assimilation.’68

Cesar-Das-Neves69

ziet een gelijkaardig proces weggelegd voor de islam in Europa. Enerzijds moet er

een beweging komen waarin de islam in Europa wordt geïntegreerd en geïnstitutionaliseerd;

anderzijds moet er een plaats zijn voor de ontplooiing en ontwikkeling van de islam:

‘Muslims are not only Muslims in Europe, they are European citizens, first class citizens like all other

citizens and this doesn’t mean that they have to erase their own Muslim identity’70

Daarnaast moet men er ook op wijzen dat men een beweging van de islam naar de EU opmerkt en vice

versa. De Unie is voor de islam dan ook een belangrijk ankerpunt. De legitimiteit van de

transnationale islamitische gemeenschap hangt samen met de erkenning van de islam in Europa

(http://essays.ssrc.org/sept11/essays/kastoryano.htm , 04/04/2010) en hierop kan supranationale actie

een positieve weerslag hebben. De islamitische organisaties richten dus langzamerhand hun pijlen op

het Europese beleidsniveau.

66

Bijlage 11 - Interview Jorge Cesar-Das-Neves 67

Bijlage 11 - Interview Jorge Cesar-Das-Neves 68

Bijlage 11 - Interview Jorge Cesar-Das-Neves 69

Bijlage 11 - Interview Jorge Cesar-Das-Neves 70

Bijlage 11 - Interview Jorge Cesar-Das-Neves

Page 62: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Er ontstaat dus een dynamiek van wederzijdse toenadering, die we niet zagen in de Belgische Staat.

Dit wijst er weer op dat het Europese bestuursniveau meer open staat voor een dialoog rond het beleid

waarin de islam betrokken wordt, dankzij de context en de beleidskeuzes binnen de Europese

instellingen. De EU kiest ervoor om, via het EC, in dialoog te gaan met de islam bij het opbouwen van

een Europese identiteit. Bij de dialoog rond de Europese identiteit is de islam zowel een speler als een

onderwerp, de plaats die de islam zal innemen maakt integraal deel uit van de discussie rond de bouw

van de Europese identiteit. De uitbouw van de islamitische identiteit kan hierdoor vlotter verlopen,

omdat islamitische organisaties mee kunnen wegen op het debat en de facto de rol van rechter, jury en

beul kunnen vervullen.

Uiteraard heeft actie op het supranationale niveau ook gevolgen. Er zijn bepaalde drempels verbonden

aan de actie op een breder, internationaal niveau. Actie op het supranationale niveau blijkt moeilijker

omdat er meer praktische problemen ontstaan (Smith, 2005: 1). Bedoyan, Van Aelst en Walgraeve

spreken van de financiële en verplaatsingkosten en de politieke- en psychologische hindernissen die

moeten overwonnen worden (2003: 3). Men moet zich bewust zijn van de impact die actie op het

supranationaal niveau met zich meebrengt en voldoende sterk zijn om erin te slagen om effectief een

impact te hebben op de besluitvorming. Verder zijn er veel lobby- en drukkingsgroepen aanwezig in

Brussel, maar slechts enkele slagen erin om toe te treden tot het Europese besluitvormingsproces. Dit

is voor vele organisaties een onneembare drempel, omdat men slechts een invloedrijke speler wordt

wanneer men ook een officiële en erkende partner is (Koopmans & Statham, 2000: 34). Het is niet

omdat een dialoog tussen de EU en de islam inzake beleid succesvoller lijkt te verlopen, dat actie op

het nationale niveau op een laag pitje moet worden gezet. De islam is sinds de jaren ‘90 niet enkel een

deel van het integratieproces in Europa volgens Haddad & Golson, maar valt ook onder een proces van

‗binnenlandse politiek‘(2007: 498), omdat men een poging waagt om de islam te internaliseren in de

natiestaten om aldus hun transnationale band te verbreken. De poging om de islam te

institutionaliseren op het nationale niveau is er één die ervoor moet zorgen dat de Europese waarden

en normen worden ingeprent in de islam (Haddad & Golson, 2007: 498).

Men dient zich ervan bewust te blijven dat de religieuze groeperingen op het nationale niveau ook

actief moeten zijn. Op het nationale niveau moeten ze de theologische vraagstukken oplossen want dit

blijft een bevoegdheid van de lidstaten en hier zal geen verandering in komen. De islamitische

groeperingen,en bij uitbreiding alle religieuze organisaties, moeten ervoor zorgen dat ze voet aan wal

houden in de natiestaten omdat ze zo een grotere impact zullen hebben op het supranationale niveau.

De Pooter stelt dat de religieuze organisaties moeten blijven concentreren op de natiestaat:‗Religie en

levensbeschouwing zijn onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis en de cultuur van een land. 71

71

Bijlage 4 – Interview Patrick De Pooter

Page 63: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Rigaux72

wijst er op dat religie een nationale bevoegdheid is en zal blijven, omdat men nooit de

soevereine bevoegdheid van religie zal opgeven als Europese natiestaat. Ze ziet hier vooral een

politiek probleem in:

‗Le grand hic ce sont les objectifs politiques. Est-ce que les états seront prêts à abandonner ces

pratiques ? Effectivement, on parle encore toujours de nos religions, de nos pratiques culturelles,...‘73

Ook Cesar-Das-Neves74

onderstreept dat religie onderhevig is aan het subsidiariteitprincipe en dat de

EU zelf aanvoelt dat religie beter een nationale materie blijft. Islamitische organisaties kunnen op het

nationale niveau andere materies bespreken dan op het supranationale niveau. Op het nationale niveau

bestudeert men dossiers inzake religie, op het supranationale niveau dossiers inzake beleid.

Het belang van een uitvalsbasis op het nationale niveau is groot. Organisaties die een brede werking

hebben op het nationale niveau staan sterker in hun schoenen dan andere. Ook Tarrow vermeldt dat

men belang moet blijven hebben voor nationale politiek en daar waar de werking over de grenzen heen

een breed gamma aan mogelijkheden biedt, moet de steun er nog steeds zijn vanuit natiestaten.(2005:

173-175). Vaak gaan bepaalde nationale bewegingen in alliantie met andere nationale bewegingen om

een internationale draagkracht te krijgen. Ze hopen om meer aandacht en legitimiteit te krijgen voor

hun claims en een impact te hebben op het beleid (Smith, 2005: 1). Hier zijn 2 grote voordelen aan

verbonden. De organisaties kunnen aan de beleidsmakers aantonen dat de problematiek relevant is op

een internationale schaal en de organisaties zenden de grensoverschrijdende netwerken positieve

impulsen naar de natiestaten terug. Zij kunnen zo gesterkt worden in hun geloof, meer solidair zijn en

hun achterban versterken (Yu-Wen Chen, 2008: 6).

Enkel de organisaties die nationaal verankerd zijn, kunnen een partner worden van de EU omdat de

EU enkel dan de organisatie intern te controleren, via de lidstaten. Daarom moeten de organisaties

steeds een achterban behouden in de natiestaten. We zagen immers dat deze die door de EU worden

opgericht om de moslims te vertegenwoordigen, zoals het MCCE, niet functioneren. Het

vertegenwoordigen van de islamitische gemeenschap in de EU mag dus geen ‗of/of‘ – verhaal worden,

maar moet zowel het nationale niveau als het supranationale niveau trachten te beïnvloeden.

72

Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux

73 Bijlage 3 – Interview Marie-Françoise Rigaux

74 Bijlage 11 - Interview Jorge Cesar-Das-Neves

Page 64: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

8. Besluit

De relatie tussen de islam en haar vertegenwoordigende organisaties op het Belgische en Europese

beleidsniveau werd onder de loep genomen in dit onderzoek. Belangrijke verschillen vallen hierbij op

in beleidskeuzes en de uitbouw van het institutioneel kader op het Belgische en het Europese niveau,

met betrekking tot de omgang met de islam.

Een eerste belangrijk element is de wijze waarop men de islam heeft ingepast. België heeft haar

omgang met de islam geformaliseerd. Bij het formaliseren slaagt de Belgische Staat er niet in om alle

aspecten eigen aan de aanwezigheid van de islam in Europa en de dynamiek die dit meebrengt te

implementeren. De hindernissen die natiestaten ondervinden bij het vertalen van de islam naar haar

eigen structuren zijn nadelig voor de opbouw van een dialoog waarbij islamitische organisaties zouden

kunnen betrekken bij de politieke dialoog. Er kan besloten worden dat het formaliseren van de relatie

de bewegingsruimte en de openheid naar de dialoog met de islamitische organisaties beperkt (Schartz,

2004: 2). De EU heeft daarentegen gekozen om haar relatie met de islamitische organisaties informeel

te houden. Dit kan omwille van het feit dat de EU niet bevoegd is voor religie en religieuze thema‘s.

De EU moet zich niet bekommeren met het omzetten van de structuren van de islam en de (interne)

belemmeringen die deze met zich meebrengen. De keuze van de EU om de relatie met de islam

informeel te houden zorgt voor een adequatere aanpak en kader, naar een dialoog met de islam toe

(Schwartz, 2004: 2).

Het bleek tevens dat de Belgische Staat en de EU gekozen hebben om de islam op een zeer

verschillende manier te benaderen. De aanpak van het Belgische niveau kan als ‗utilitaristisch‘

omschreven worden. De Belgische Staat richtte het ROIEB in de eerste plaats op om een officiële

partner te hebben, niet omdat ze de moslims wou betrekken bij het beleid. Er is weinig direct contact

tussen de Belgische Staat en de islam. België betrekt de islam, door middel van het ROIEB,

nauwelijks of niet bij de politieke dialoog. De islam is dan ook eerder een object van regelgeving dan

een deelnemer.

De EU kiest er dan weer voor om de islam te betrekken en te integreren in de politieke dialoog, via

projecten als Soul for Europe, het Euro-Mediterrane Partnerschap en het Europees Jaar van de

Interculturele Dialoog en de informele dialogen georganiseerd door de EC. Hierbij staat de EC

centraal in de dialoog met de islam. Het feit dat deze keuze sinds de jaren ‘90 keer op keer

doorgetrokken is, ondanks de ‗war on terror‘, de opkomst van het islamitisch fundamentalisme en de

verschillende aanslagen, heeft geleid tot de integratie van de islam bij de politieke dialoog op het

supranationale niveau.

Page 65: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Een illustratie hiervan zagen we bij de rellen rond de publicatie van de Mohammed cartoons in

Denemarken. Het European Socialist Party drukte het EP erop dat het, in het licht van de

gebeurtenissen, de dialoog tussen de islam en de EU zo snel mogelijk moest structureren (

De creatie van een Europese identiteit - waarvan de islam een belangrijk deel uitmaakt - kan de

integratie van de islam nog versterken, omdat dit parallel met de creatie van een Islamitische identiteit

verloopt. Op beide processen kunnen de islamitische organisaties een belangrijke impact hebben. Dit

ondersteunt de hypothese dat de EU een gunstigere ruimte biedt aan de islam EU om invloed te

hebben op de politieke dialoog.

De EU heeft, dankzij de keuze om de islam op een informele en pragmatische manier te benaderen,

een kader uitgebouwd waardoor een dialoog met islamitische organisaties rond het Europese beleid

mogelijk is gemaakt. In België is deze institutionele ruimte er ook, maar wordt de stap naar de islam

door de Staat niet gezet. Dit is ongetwijfeld het belangrijkste verschil tussen het beleid van België en

de EU naar de islam toe. Dit bevestigt de hypothese dat de instellingen zelf ook een actieve rol spelen

en geen neutrale waarnemers zijn in de politieke dialoog (Steinmo, 2008: 159, Katznelson, 1998: 191).

De beleidskeuzes die de EU heeft gemaakt in het verleden hebben ertoe geleid dat vandaag de dag

islamitische organisaties meer hun stempel kunnen laten drukken op het beleid.

Het belang van de verschillende keuzes binnen de instellingen en hoe deze elkaar opvolgen en

versterken werd bevestigd in dit onderzoek (Hay & Wincott, 1998: 952; Pierson & Skocpol, 2002: 6).

De beleidskeuzes van de Belgische Staat bepalen de relatie met de islam, ze structureren zelfs de hele

aanwezigheid van de islam in België. De keuzes die in België gemaakt werden conditioneren elkaar

enigszins; er ontstaat een vorm van padafhankelijkheid (Vos, 2007: 25). Dit werd in dit onderzoek ook

geïllustreerd. De erkenning van de islam gecombineerd met art 19-21 GW maakt dar er slechts één

representatieve islamitische organisatie ontstaan is. Omdat dit een representatieve instelling van de

Belgische Staat is, mag niet zomaar iedereen hierin zetelen. Om hier enigszins wat invloed op te

kunnen hebben ontstond in België de screeningswet, maar dit zorgde dan weer voor een probleem van

representativiteit en legitimiteit van de EMB, waardoor een eventuele efficiënte dialoog met de islam

bemoeilijkt wordt.

Op het Europese niveau zien we eveneens dat bepaalde keuzes andere conditioneren (Pierson &

Skocpol, 2002: 6). Sinds begin jaren ‘90 en Recommendation 1162 zijn immers beslissingen genomen

en projecten opgestart die elkaar opvolgen en versterken, waardoor de islam een volwaardig deel

uitmaakt van de dialoog met religies. Het FSU werd opgericht om projecten als Soul for Europe en

het Euro-Mediterrane partnerschap op te bouwen. Dit resulteerde via het GOPA in de BEPA die niet

alleen het jaar van de Interculturele dialoog heeft gecoördineerd maar ook gestructureerd in dialoog

gaat met de islam, via de-briefings van het beleid, seminaries en topontmoetingen met de voorzitters

van de verschillende instellingen.

Page 66: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Het pad dat ingeslagen werd door de Unie begin jaren ‘90 heeft er dus, via een aantal andere

beleidskeuzes, toe geleid dat de islam een volwaardige toegang heeft tot de politieke dialoog. Er waren

nochtans veel gebeurtenissen die de EU voor de keuze zetten om van het pad af te wijken, zoals de

golf van fundamentalistische aanslagen, de opstart van de toetredingsgesprekken tussen de EU en

Turkije. De EU heeft –onder Barroso - in deze context gekozen om de moslims en dus de islam te

gaan beschouwen als een deel van de Europese constructie, daar waar de VS – onder president Bush -

gekozen heeft om de islam als extern element te beschouwen, binnen haar War on Terror. De VS neigt

dus naar de visie van Lubeck en zijn archetypal other (2002: 75) waar de EU gekozen heeft om de

discussie rond de islam meer te ankeren op een debat rond sociale en politieke problemen.

(http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/zemni_parker_1.htm, 05/05/2010)

Dat de beleidskeuzes vaak onbedoelde gevolgen hebben kan men illustreren aan de hand van de

structurele evolutie die aan de gang lijkt te zijn in het EMB. Men kan hier haast gewag maken van een

communautarisering van de vertegenwoordigende instelling van de islam. Zoals eerder vermeld heeft

België het ROIEB opgericht vertrekkende uit een eerder ‗utilitaristische‘ logica, de Belgische Staat

moest een formele islamitische partner hebben.

Art 19-21 GW indachtig wou men zich niet inmengen in de structuren en richtte men één orgaan op.

Het formaliseren van de Islamitische structuren was geen sinecure. Dit werd onder andere geïllustreerd

door het statuut ‗sui genereis‘ van de bedienaars van de islamitische eredienst. Het formaliseren van de

structuren is echter moeilijk en de situatie die uitgetekend werd in het EMB zorgt voor moeilijkheden

in de werking en betwistingen van de verkiezingsprocedure en verkiezingsuitslagen in de EMB. Het

EMB lijkt nu zelf te neigen naar een ‗verbelgisering‘ van haar structuur en verkiezingsprocedure om

hieraan te remediëren. Men stapt in in de communautaire logica, geïnspireerd door het Belgische

institutioneel kader waarin beslist werd om religie te verdelen over verschillende bestuursniveaus. In

plaats van een opbouw gebaseerd op de verschillende landen van afkomst van de moslims, lijkt men

de keuze te maken om zich te baseren op de verdeling van de moslims over de verschillende gewesten.

De keuze om religie te verdelen over de verschillende bevoegdheidsniveaus in België heeft nog

gevolgen gehad. Er bestaan hierdoor in de Gewesten verschillende criteria voor de erkenning van

moskeeën en in de gemeenschappen vindt men verschillende vormingsvoorwaarden en opleidingen

terug voor de imams.

Page 67: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Naast de keuze om informeel en pragmatisch te handelen en zelf een stap naar de islam toe te zetten,

is ook de grote mate van de institutionalisering van de islam binnen de EU een teken dat de EU er alles

aan gedaan heeft om een dialoog rond het beleid met de islam mogelijk te maken. (Koopmans &

Statham, 2000: 34) Er kan dus besloten worden dat de EU een institutionele structuur heeft gecreëerd

waarin de islam, door middel van een dialoog tussen de organisaties die moslims vertegenwoordigen

en de supranationale instelling, een impact kan hebben op het beleid en bijgevolg dat de EU bereid is

om de islam te betrekken bij deze dialoog. Het kader is in België ook ongeveer volledig uitgebouwd,

maar de wil om de dialoog op te starten is er niet.

De institutionalisering van de islam op de verschillende beleidsniveaus werd onderzocht aan de hand

van de consolidatie van de instellingen van de islam, de erkenning van de islam en de creatie van

instellingen en organisaties die de islam vertegenwoordigen (Silvestri, 2007: 140).

Men kon vaststellen dat de Belgische staat de islamitische eredienst nog niet volledig heeft kunnen

institutionaliseren, hoewel de belangrijkste ingrepen al gebeurd zijn. Om een volledige

institutionalisering te bekomen moeten er in het Waalse Gewest nog formele criteria vastgelegd

worden voor de erkenning van lokale geloofsgemeenschappen en moet de Franstalige Gemeenschap

een verplichte bijscholing voor imams inrichten waardoor imams voldoen aan de in België

vastgelegde vormingsvoorwaarden. Desondanks kan men stellen dat de islam in belangrijke mate

geïnstitutionaliseerd is, wat er weer op wijst dat de ruimte in België wel degelijk bestaat om de

dialoog te starten.

De institutionalisering op het Europese niveau kan enkel beoordeeld worden door de creatie en

erkenning van instellingen die de islamitische eredienst vertegenwoordigen. Instellingen moeten

voldoen aan één formele voorwaarde, ze moeten namelijk verankerd zijn in een lidstaat of meerdere,

en één politieke voorwaarde, ze moeten namelijk de ‗Europese waarden‘ respecteren. In dit onderzoek

kwamen zowel organisaties aan het licht die een vereniging zijn van allerlei nationale organisaties die

zich hergroeperen op het supranationale niveau (bvb FIOE) als organisaties gecreëerd door de EU zelf

zoals MCCE. Het valt op dat de top-down organisaties, zoals MCCE, de achterban en de legitimiteit

ontbreken om de moslims te vertegenwoordigen. Men moet wel vermelden dat de organisaties die de

EU, via BEPA, erkent en betrekt tot de dialoog niet diegene zijn die de meeste impact hebben op

moslims in Europa. Deze organisaties zijn bijgevolg niet diegene die het meest representatief zijn voor

de stem van moslims. Organisaties zoals het European Muslim Network en Présence Musulmanes

lijken ook te kunnen voldoen aan de voorwaarden van de EU, waardoor ze eventueel officieel erkend

kunnen worden. Dit zou de representativiteit van de dialoog kunnen vergroten. Er is ook sprake van

een ‗de facto‘ erkenning van de islam omdat men ook in dialoog gaat met representatieve organen van

de islam, maar de EU is niet bevoegd om de islam formeel te erkennen.

Page 68: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Het vermoeden dat de interne verscheidenheid binnen de islamitische gemeenschap vooral op het

nationale niveau een hindernis is voor de werking van vertegenwoordigende islamitische organisaties

werd bevestigd. (Warner & Wenner, 2006: 460, Saint-Blancat, 2002). Men moet wel opmerken dat

deze elementen ‗an sich‘ geen probleem vormen. Ze vormen echter een hindernis of moeilijkheid

wanneer men, zoals op het Belgische niveau, deze relatie met de islam probeert te formaliseren.

Aangezien de relatie tussen de EU en de islam nooit geformaliseerd is geweest, hebben deze aspecten

minder impact op de politieke dialoog op het supranationaal niveau. Het is dus niet zozeer dat deze

hindernissen worden overkomen op het supranationale niveau, maar dat de EU – door haar keuze om

een informele dialoog met de islam te verkiezen – hier niet mee in aanraking komt en er dus geen

institutionele oplossing voor moet vinden.

Er zijn echter nog andere factoren die erop wijzen dat het Europese bestuursniveau, door haar eigen

dynamiek en die van de islam, het meest aangepast is voor een politieke dialoog met de islam. De

grensoverschrijdende dynamiek die de islam kenmerkt, in dit onderzoek geïllustreerd door ‗de umma‘,

zorgt ervoor dat moslims op het Europese niveau het gevoel krijgen dat ze mee bouwen aan één grote

islamitische gemeenschap. Op het Europese niveau heerst er ook een dynamiek die ervoor zorgt dat de

islam geïnternaliseerd raakt. Door het Europese beleid te beïnvloeden kunnen de islamitische

organisaties invloed hebben op de natiestaten, waardoor ze hun actieradius vergroten: door het

Europese niveau te bespelen kunnen ze een invloed uitoefenen op één van de grootste economische

machten ter wereld.

Page 69: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Bibliografie

Allievi, S. (2003) ‗The international dimension‘. In: Maréchal, B., Allievi, S., Dassetto, F. & Nielsen,

J. (eds.) Muslims in the enlarged Europe : Religion and society. Boston, Brill academic publishers,

449-488

Al Sayyad, N. (2002) ‗Muslim Europe op Euro-Islam: On the discours of Identity and culture‘. In: Al

Sayyad, N. & Castells, M. (eds.) Muslim Europe or Euro-Islam: politics, culture, and citizenship in the

age of globalization. Lanham, Lexington Books, 9-30

Alternative Démocratique des Musulmans de Belgique (2010) Propositions pour le renouvellement de

l‘Organe représentatif des musulmans de Belgique. Project Altératif pour le renouvellement du Culte

Musulman de Belgique. Bruxelles, Alternative Démocratique des Musulmans de Belgique, 22 p.

Barroso, J.M. (2005) Talking against terror: The role of churches and religion in Europe. Brussels,

[Meeting with religious leader], 8 p.

Barroso, J.M. (2008) President Barroso meets leading dignitaries of the three monotheistic religions.

Brussels, [Introduction Speech. Prime Minister Janez Janša and President Hans-Gert Pöttering co-

chaired the meeting], 7 p.

Barroso, J.M. (2009a) President Barroso meets philosophical and non-confessional organizations.

Brussels, [Introduction Speech], 14 p.

Barroso, J.M. (2009b) President Barroso meets leading dignitaries of the three monotheistic religions.

Brussels, [Introduction Speech], 7p.

Bédoyan, I., Van Aelst, P. & Walgrave, S. (2003) Limitations and possibilities of transnational

mobilization. The case of the EU summit protesters in Brussels, 2001. Antwerpen, University of

Antwerp, [Colloques: Les mobilizations altermondialitses], 19 p.

Beersmans, D. (2007) De erkenning van de islamitische geloofsgemeenschap. Een handleiding.

Brussel, Vlaams Minderheidscentrum, 47 p.

Bunt, G. (2000) Virtually Islamic. Cardiff, University of Wales press, 189 p.

Coglievina, S. (2007) Religious discrimination and Legal protection in the European Union. Brussels,

European Network against racism, 26 p.

Page 70: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Commissie van de Europese Gemeenschappen (2005) Mededeling van de Commissie aan het

Europees Parlement en de Raad betreffende rekrutering voor terrorisme: Aanpakken van de factoren

die bijdragen tot gewelddadige radicalisering. Brussel, Commissie van de Europese Gemeenschappen,

15 p.

Commissie van de Europese Gemeenschappen (2007) Mededeling van de Commissie aan de Raad, het

Europees Parlement, het Europees Economische en Sociaal Comité en het Comité van de Regio‘s:

Derde jaarverslag over migratie en integratie. Brussel, Commissie van de Europese Gemeenschappen,

12 p.

Commissie van Wijzen (2006) Verslag van de Commissie van wijzen. De federale financiering van de

bedienaren der erediensten en de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad. Brussel, [In

opdracht van mevrouw Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie Laurette Onkelinx], 238 p.

Coppenolle W. & Storme M. (2007) Het recht op godsdienstvrijheid en de neutraliteit van de staat.

Het recht op godsdienstvrijheid in de multiculturele rechtstaat. Leuven, [Seminarie Grondslagen van

het Recht], 27 p.

De Pooter, P. (2003) De rechtspositie van erkende erediensten en levensbeschouwingen in Staat en

maatschappij. Brussel, Larcier, 575 p.

Directorate-General for Research (2003) Working paper. Lobbying in the European Union: Current

rules and practices. Brussels, European Parliament, 58 p.

Euro-Mediterranean Conference (1995) Barcelona Declaration and Work Program. Brussels. European

Commission, 17 p.

European Union (2006) Consolidated versions of the treaty on European Union and of treaty

establishing the European community. Brussels, Official Journal of the European Union, 331 p.

Europese Commissie (2004) Final Report [approved by the European Council in June 2004] on an EU

strategic Partnership with the Mediterranean and the Middle East. Brussel, Europese Commissie, 18 p.

Exécutif des Musulmans de Belgique (2010) Projet de renouvellement de l‘Organe Représentatif du

Culte Musulman en Belgique (ORCMB). Bruxelles, Exécutif des Musulmans, 15 p.

Fetzer, J.S. & Soper, J.C. (2005) Muslims and the State in Britain, France, and Germany. Cambridge,

Cambridge University Press, 208 p.

Page 71: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Filibeck, G. (2004) Dialogue between peoples and cultures: actors in the dialogue. Youth promoting a

dialogue of cultures. Brussels, Directorate-General for education and culture, 5 p.

Fogelstroem, J. & Köhler, M.A. (2000) ‗EU- Mediterranen relations and links to the Presence of

Muslim Communities in Europe‘. Cambridge review of international affairs, 12, 2, 228, 239

Göle, N. (2006) ‗Europe‘s Encounter with Islam: What Future‘? Constellations, 13, 2, 248-262

Greenwood, J. (2003) Interest representation in the EU: Demos rules OK? Aberdeen, ARENA

Research Seminar, 17 p.

The Group of Policy Advisers (2004) Activity Report 2004. Brussels, European Commission, 6 p.

Haddad, Y. & Golson, T. (2007) ‗Overhauling Islam: representation, construction, and co-option of

"moderate Islam" in Western Europe‘. Journal of Church and State, 49, 3, 487-516

Hall, P.A. & Taylor, R.C.R. (1996) ‗Political Science and the Three new Institutionalisms‘. Political

Studies, 44, 5, 936-957

Halliday, F. (2002) ‗The politics of the umma: states and community in Islamic movements‘.

Mediterranean politics, 7, 3, 20-41

Hay, C. & Wincott, D. (1998) ‗Structure, agency and historical institutionalism‘. Political Studies,

XLVI, 951-957

Helleyer, H.A. (2006) ‗Muslims and Multiculturalism in the European Union‘. Journal

Of Muslim minority affairs, 26, 3, 329-351

Husson, J.-F. (2005) Le financement des cultes et de la laïcité: Comparaison international et

perspectives. Namur, Presses universitaires de Namur, 269 p.

Husson, J.-F (2007) Le financement des cultes et de la laïcité: Comparaison internationale et

perspectives. Namur, Les éditions namuroises /Presses universitaires de Namur, 9 p.

Husson, J-F. & Dury, J. (2006) Pour une formation des imams en Belgique. Points de référence en

Belgique et en Europe. Bruxelles, Weissenbruch, 84 p.

Jamouchi, M. (2004) La jeunesse et le fait religieux. Bruxelles, Commission européenne, [Dialogue

des peuples et des cultures: Les acteurs du dialogue], 6 p.

Page 72: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Jansen, T. (2000) ‗Europe and religions: the Dialogue between the European Commission and

Churches or Religious Communities‘. Social Compass, 41, 1, 103-112

Kanmaz, M. & El Battitui, M. (2004) Moskeeën, imams en islamleerkrachten in België. Brussel,

Weissenbruch, 50 p.

Kastoryano, R. (2002) Negotiating Identities: States and Immigrants in France and

Germany. Princeton, Princeton University Press, 244 p.

Katzenstein, P. J. & Byrnes T. A. (2006) ‗Transnational religion in an expanding Europe‘.

Perspectives on Politics, 4, 4, 679-694

Katznelson, I. (1998) ‗The doleful dance of politics and policies: Can historical institutionalism make

a difference‘? American Political Science Review, 92, 1, 191-197

Keleman, M. & Smith, W. (2001) ‗Community and its Virtual Promises: A Critique of Cyberlibertian

Rhetoric‘. Information, Communication & Society, 4, 3, 370 - 387

Khatab, S. (2004) ‗Arabism and islamism in Sayyid Quib‘s thought on nationalism‘. The Muslim

world, 94, 217-240

Khedimellah, M. & Tietze, N. (2002) ‗Les dynamiques européennes de l‘islam. Du local au

transnational‘. In: Commissariat Général du Plan (ed.) Croyances religieuses, morales et éthiques

dans le processus de construction européenne. Paris, Documentation Française, 133-143

Koenig, M. (2007) ‗Europeanizing the governance of Religious diversity: An institutionalist Account

of Muslim Struggles for Public recognition‘. Journal of Ethnic and Migration Studies, 33, 6, 911-932

Koopmans, R. & Statham, P. (2000) 'Migration, Ethnic Relations, and Xenophobia as a Field of

Political Contention: An Opportunity Structure Approach'. In: Koopmans, R. & Statham, P. (eds.)

Challenging Immigration and Ethnic Relations Politics: Comparative European Perspectives. Oxford,

Oxford University Press, 13-56

Kort, A. (2005) ‗Dar al-Cyber Islam: Women, domestic violence, and the Islamic reformation on the

World Wide Web‘. Journal of Muslims and Minority affairs, 25, 3, 363-383

Page 73: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Kumar, K. (2002) ‗The nation state, the European union and transnational identities‘. In: Al Sayyad,

N. & Castells, M. (eds.) Muslim Europe or Euro-Islam : politics, culture, and citizenship in the age of

globalization. Lanham, Lexington Books, 53-68

Lubeck, P. (2002) ‗The challenge of Islamic Networks and citizenship claims: Europe‘s painful

adjustment to Globalization‘. In: Sayyad, N. & Castells, M. (eds.) Muslim Europe or Euro-Islam :

politics, culture, and citizenship in the age of globalization. Lanham, Lexington Books, 69-90

Mandaville, P. (2004) Transnational Muslim Politics. Reimagining the Umma. New York, Routledge,

235 p.

Maréchal, B. (2008) ‗Universal Aspirations: The Muslim Brotherhood in Europe‘. ISIM Review, 22,

36-37

Martens, K. (2000) ‗Religie‘. In: De Geest, G., De Ridder, R. & Hobin, V. (ed.) Administratieve

wegwijzer voor vreemdelingen, vluchtelingen en migranten. Deurne, Kluwer, 1989 p.

Massignon, B. (2002) ‗Les Relations des Organismes Européens Religieux et humanistes avec les

Institutions de l‘Union Européenne: Logiques Nationales et confessionnelles et Dynamiques

d‘Européanisation‘. In: Commissariat Général du Plan (ed.) Croyances religieuses, morales et éthiques

dans le processus de construction européenne. Paris, Documentation Française, 23-40

Merley, S. (2008) The federation of Islamic organizations in Europe. Brussels, The NEFA

foundations, 55 p.

Mirza, M. (2007) Living Apart Together: British Muslims and the Paradox of Multiculturalism.

London, Policy exchange, 99 p.

Mitchell, C. (2006) Religion, identity and politics in Northern Ireland. Boundaries of belonging and

belief. Aldershot, Ashgate publishing, 179 p.

Parker, M. A. (2005) The Europeanization of Islam: The Role of the Multi-Level Structure of the EU.

Pittsburgh, Department of political Science University of Pittsburgh, [Paper prepared for presentation

at the Ninth Biennial International Conference of the European Union Studies Association], 23 p.

Pfaff, S. (2007) Integrating Muslims in Europe and the United States: Islam, Religious Institutions,

and the problem of Multiculturalism. Colorado, [Paper prepared for the ‗Multiculturalism and the

Discontents‘ Conference, University of Colorado-Boulder], 56 p.

Page 74: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Pierson, P. & Skocpol, T. ( 2002) Historical Institutionalism in Contemporary Political Science.

Boston, Harvard University Press, 33 p.

Poole, E. (2002) ‗Networking Islam: The democratizing potential of New technologies in relation to

Muslim communities‘. The public, 9, 1, 51-64

Prodi, R. (2003a) Speaking Notes on the first meeting of the group on the spiritual and cultural

dimensions on the enlarged European Union. Brussels, Group on the spiritual and cultural dimensions

on the enlarged European Union, 4 p.

Prodi, R. (2003b) The role of religion in European integration. Brussels, [Speaking notes for Romano

Prodi at the third meeting of the reflection group on the Spiritual and Cultural Dimension of Europe],

6 p.

Ramadan, T. (2006) ‗Muslims, the pope and European Identity‘. New Perspectives Quarterly, 23, 4,

14-18

Rimanque, K. (1999) De grondwet toegelicht, gewikt en gewogen. Antwerpen, Intersentia

rechtswetenschappen, 426 p.

Roy, O. (2004) Globalized Islam: The search for a new ummah. New York, Columbia University

Press, 378 p.

Saint-Blancat, C. (2002) ‗L‘Islam en diaspora: Un laboratoire de gestion du pluralisme‘. In:

Commissariat Général du Plan (ed.) Croyances religieuses, morales et éthiques dans le processus de

construction européenne. Paris, Documentation Française, 53-66

Salih, R. (2004) ‗The backward and the new national, transnational and post-national Islam in

Europe‘. Journal of ethnic and migration studies, 30, 5, 995-1011

Schmidt, G. (2005) ‗The Transnational ummah – Myth or Reality? Examples from the Western

Diasporas‘. The Muslim World, 95, 4, 575-586

Schneiberg, M & Lounsbury, M. (2008) ‗Social Movements and Institutional Analysis‘. In:

Greenwood, R., Oliver, C. en Sablin-Andersson, K. (eds.) The Handbook of Organizational

Institutionalism. London, Sage Publications, 650-672

Schwartz, H. (2004) Down the wrong path: Path dependency, increasing returns and historical

institutionalism. Charlottesville, University of Virginia, 16 p.

Page 75: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Silvestri, S. (2005) ‗EU relations with Islam in the context of the EMP‘s Cultural Dialogue‘.

Mediterranean Politics, 10, 3, 385-405

Silvestri, S. (2007) ‗Asserting Islam in the EU: actors, strategies and priorities‘. In: François Foret

(ed.) L‘espace public européen à l‘épreuve du religieux. Bruxelles, Editions de Bruxelles, 139-177

Silvestri, S. (2009a) ‗Islam and religion in the political system‘. West European Politics, 32, 6, 1212-

1239

Silvestri, S. (2009b) Moderate islamist Groups in Europe: The Muslim Brothers. Cambridge,

Cambridge University Press, 20 p.

Silvestri, S. (2010a) ‗Muslim Self-Organization in Europe: Risks and Odds of State Intervention‘. In:

Kreienbrink, A. & Bodenstein, M. (eds.) Muslim Organizations and the State – European Perspectives.

Nürnberg, Bundesamt für Migrations und Flüchtlinge, 38-53

Silvestri, S. (2010b) ‗Public policies towards Muslims and the institutionalization of ‗Moderate Islam‘

in Europe. Some critical reflections‘. In: Anna Triandafyllidou (ed.) Muslims in 21st Century Europe.

Structural and cultural perspectives. Milton Park, Routledge, 45-58

Smith, J. (2005) Transnational activist groups. St. Joseph County, University of Notre Dame Press , 2

p.

Soysal, Y. N. (1997) ‗Changing parameters of citizenship and claims-making: Organized Islam in

European public spheres‘. Theory and society, 26, 4, 509-527

Steinmo, S. (2008) ‗What is historical institutionalism‘? In: Della Porta, D. & Keating, M. (eds.)

Approaches in the social scniences. Cambrdige, Cambrdige University Press, 150-178

Steunenberg, B. (2000) Institutionele verandering: naar een bestuurskunde bewegend tussen

‗vloeibare‘ en ‗gestolde‘ voorkeuren. Leiden, Universiteit Leiden, [Rede uitgesproken bij de

aanvaarding van het ambt van hoogleraar bestuurskunde met inbegrip van de institutionele economie

van het openbaar bestuur], 28 p.

Stox, I. (2005) ‗Een paradoxale scheiding. De laiciteé van de staat in de Belgische grondwet‘. Jura

Falconis, 41, 1, 37-62

Swatos W.H. & Christiano, K.J. (2000) ‗Secularization theory‘. In: Swatos, W.H. & Olson, D. (eds.)

The secularization debate. Lanham, Rowland & Littlefield, 1-20

Tarrow, S. (2005) The new transnational activism. Cambridge, Cambridge University Press, 258 p.

Page 76: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Thelen, K. (1999) ‗Historical institutionalism in comparative politics‘. Annual review of Political

Science, 2, 369-404

Thelen, K. & Steinmo, S. (1992) ‗Historical institutionalism: State, Society and economics.‘ In:

Steinmo, S., Thelen, K. &Longstreth, F. (eds.) Structuring politics. Historical Institutionalism in

comparative politics. New York, Cambridge University Press, 272 p.

Vertovec, S. & Peach, C. (1997) Islam in Europe: The Politics of Religion and Community.

Basingstoke, Macmillan, 312 p.

Vos, H. (2007) Besluitvorming in de Europese Unie. Een survival kit. Leuven, Acco, 207 p.

Vicente, R. (2004) ‗Les religions dans l‘Union européenne‘. In: Friedli, R. & Schneuwly, P. M. (eds.)

L‘Europe des religions. Eléments d‘analyse des champs religieux européens. Bruxelles, Peter Lang,

15-32

Yu Wen Chen, J. (2008) Transnational cooperation of national self-determination activism: A survey

analysis of European Ethnopolitical Groups. Delmenhorst, Transatlantic graduate student workshop,

[Dissertation outline], 10 p.

Warner, C. M. & Wenner M. W. (2006) ‗Religion and the Political Organization of Muslims in

Europe‘. Perspectives on Politics, 4, 3, 457-479

Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (2004) De Europese Unie, Turkije en de Islam.

Amsterdam, Amsterdam University Press, 76 p.

Willaime, J. P. (2002) ‗Les formes de coopération des organisations et acteurs religieux en Europe

entre œcuménisme et quêtes identitaires‘. In: Commissariat Général du Plan (ed.) Croyances

religieuses, morales et éthiques dans le processus de construction européenne. Paris, Documentation

Française, 23-40

Zemni, S. (2002) ‗Islam, European Identity and the Limits of Multiculturalism‘. In: Shadid, W.A.R. &

van Koningsveld, P.S. (eds.) Religious freedom and the neutrality of the state : the position of Islam in

the European Union. Leuven, Peeters, 158-173

Page 77: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

Internetbronnen:

http://vigilancemusulmane.be/IMG/pdf/AR28082008.pdf , 30/03/2010

http://www.embnet.be/ORCMB/Composition/Ex%C3%A9cutifdesMusulmansdeBelgique/tabid/501/D

efault.aspx , 30/03/2010

http://www.kbs-frb.be/uploadedFiles/KBS-

FRB/Files/NL/PUB_1447_Moskeeen_imams_islamleerkrachten.pdf , 04/04/2010

http://ec.europa.eu/external_relations/euromed , 17/04/2010

http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/archives/activities/dialogue_religions_humanisms/sfe_en.htm ,

24/04/2010

http://www.flwi.ugent.be/cie/documenten/proposition_ducarme.pdf , 24/04/2010

http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/activities/dialogues_religions/docs/events/speech_programme_

2009.pdf , 29/04/2010

http://www.flwi.ugent.be/cie/CIE/zemni_parker_1.htm, 05/05/2010

http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/archives/activities/dialogue_religions_humanisms/sfe_en.htm,

10/05/2010

http://belgium.usembassy.gov/irfr2009dutch.html , 12/07/2010

http://www.embnet.be/Portals/0/Traitements%20des%20ministres.pdf , 12/07/2010

http://www.marinokeulen.be/mod_news/minister-keulen-erkent-8-moskeeen , 12/07/2010

http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showVIVerslag.action?id=574504 , 12/07/2010

http://stripe.colorado.edu/~steinmo/foweracker.pdf , 14/07/2010

http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/activities/dialogues_religions/index_en.htm , 15/07/2010

http://www.eppgroup.eu/interculturaldialogue/default_en.asp , 15/07/2010

http://ec.europa.eu/dgs/policy_advisers/archives/activities/dialogue_religions_humanisms/sfe_en.htm ,

15/07/2010

http://www.seechange.org/media/EuroParl%20Seminar.htm , 15/07/2010

Page 78: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

http://www.greens-

efa.org/cms/topics/dok/108/[email protected] , 15/07/2010

http://www.pes.org/en/news/cartoon-controversy-not-clash-civilisations , 15/07/2010

http://www.eppgroup.eu/interculturaldialogue/archives_en.asp , 15/07/2010

http://www.prnewswire.com/news-releases/inter-religious-meeting-organized-in-the-european-

parliament-on-increasing-understanding-between-islam-and-the-west---series-i-96162029.html ,

15/07/2010

http://www.ifeg.be/ifeg/index.php?option=com_content&view=article&id=55&Itemid=79 ,

17/07/2010

http://www.flw.ugent.be/cie/documenten/muslim_charter.pdf , 17/07/2010

http://www.e-cfr.org/en/index.php?ArticleID=320 , 17/07/2010

http://www.vatican.va/roman_curia/pontifical_councils/migrants/pom2008_107/rc_pc_migrants_pom

107_inter-cultural-silvestri.html , 17/07/2010

http://www.presencemusulmane.org/publication_view.php?id=64 , 17/07/2010

http://www.presencemusulmane.org/publication_view.php?id=64 , 17/07/2010

http://www.euro-muslims.eu/ , 17/07/2010

http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=454 , 17/07/2010

http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=405 ,17/07/2010

http://www.uclouvain.be/cps/ucl/doc/epl-corta/documents/Formation_continue_2008-2009.pdf ,

19/07/2010

http://www.ifeg.be/ifeg/index.php?option=com_content&view=article&id=143&Itemid=136 ,

19/07/2010

http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=459 , 19/07/2010

http://www.e-cfr.org//en/ECFR.pdf , 19/07/2010

http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=422 , 19/07/2010

http://www.presencemusulmane.org/a_propos_de_pm.htm#philosophie , 19/07/2010

http://www.presencemusulmane.org/structure.htm , 19/07/2010

Page 79: Wetenschappelijke verhandeling - Ghent Universitylib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/491/007/RUG01-001491007...De relatie tussen de islam en de Belgische en Europese instellingen wordt

http://www.presencemusulmane.org/# , 19/07/2010

http://www.presencemusulmane.org/a_propos_de_pm.htm#philosophie , 19/07/2010

http://www.tariqramadan.com/Une-Presence-musulmane-une-vision.html , 19/07/2010

http://carolinefourest.wordpress.com/?s=ramadan , 19/07/2010

http://www.ua.ac.be/main.aspx?c=.CEMIS&n=82652 , 20/07/2010

http://www.echr.coe.int/NR/rdonlyres/655FDBCF-1D46-4B36-9DAB-

99F4CB59863C/0/NLD_CONV.pdf , 21/07/2010

http://www.uclouvain.be/cps/ucl/doc/epl-corta/documents/Formation_continue_2009-2010.pdf ,

21/07/2010

http://dictionary.sensagent.com/directive+2000/43/ec+on+anti-discrimination/en-en/ , 21/07/2010

http://www.aedh.eu/plugins/fckeditor/userfiles/file/Discriminations%20et%20droits%20des%20minor

it%C3%A9s/27_11_2000_Council_Directive_2000_78_EC.pdf , 21/07/2010

http://assembly.coe.int/mainf.asp?Link=/documents/adoptedtext/ta91/frec1162.htm , 21/07/2010

http://ec.europa.eu/bepa/pdf/about_pdf_see_also/organisation_chart_2010_en.pdf , 21/07/2010

http://europa.eu/legislation_summaries/justice_freedom_security/citizenship_of_the_union/l33501_nl.

htm , 21/07/2010

http://europa.eu/legislation_summaries/external_relations/relations_with_third_countries/mediterranea

n_partner_countries/r15001_en.htm , 23/07/2010

http://www.flw.ugent.be/cie/archief/docu57.htm , 25/07/2010

http://www.euro-muslims.eu/index.php?id=458 , 26/07/2010

http://www.euro-muslim.com/En_news_Details.aspx?News_ID=756 , 26/07/2010

http://mediation.blogs.lalibre.be/archive/2009/02/01/screening-–-avis-de-la-commission-de-la-

protection-de-la-vie.html#more , 27/07/2010