werkschrift DKJL

56
1 taalspelletjes voor ouders en kinderen thuis

description

Volledige versie

Transcript of werkschrift DKJL

Page 1: werkschrift DKJL

1

taalspelletjes voor ouders en kinderen thuis

Page 2: werkschrift DKJL

2

Page 3: werkschrift DKJL

3

Beste ouders, verzorgers van ….

Voor u ligt het Discussiëren kun je leren werkboekje voor thuis. Discussiëren Kun Je Leren

(DKJL) is een aanpak om de communicatie van kinderen sterker te maken, oftewel beter te

leren praten. Dat leren ze op school, maar vooral ook thuis. Kinderen hebben u nodig om het

beter te doen op school en in de maatschappij van nu. En leren praten is dan heel belangrijk.

Als kinderen meer praten met volwassenen leren ze nieuwe woorden bij en wordt hun kennis

van de wereld vergroot. Voorwaarde om te praten is leren luisteren. Als u vindt dat uw

kind al goed kan praten, bedenk dat uw kind ook moet leren om met anderen om te gaan

en om socialer te zijn in een stad waar mensen leven met allerlei verschillende culturele en

religieuze achtergronden. Met dit werkboekje kunt u uw kind stimuleren om na te denken

over onderwerpen die soms moeilijk zijn om over te praten. Dat kun je leren. En als het lukt,

dan levert dat ontzettend veel op. Voor uw kind, maar ook voor u.

Met DKJL voor thuis leert u uw kind beter kennen. Uw kind leert om beter na te denken

en te luisteren voordat hij of zij iets zegt. Hierdoor krijgt uw kind meer zelfvertrouwen en

kunnen conflicten worden voorkomen. Niet alleen thuis, maar ook op school en op straat.

Veel Amsterdamse scholen zijn enthousiast over DKJL. Sommige leraren werken met ons

lespakket. Maar ook als de juf of meester op school nog geen kennis heeft gemaakt met

DKJL, kunt u uw kind beter leren luisteren, praten en discussiëren. Of dit nu in uw eigen

taal is of niet. Daarom heeft de gemeente Amsterdam DKJL de opdracht gegeven een

werkboekje te maken dat alle ouders zelf met hun kind kunnen doen; thuis, op de bank of

aan de keukentafel.

Met dit werkboekje kunt u (in uw eigen taal) met uw kind vaardigheden oefenen zoals

redeneren en verbanden leggen. Deze vaardigheden zijn gekoppeld aan een aantal spelregels

die in het volgende hoofdstuk kort worden uitgelegd.

U zult ontdekken dat niet alle spelletjes vanzelf gaan. Het is aan u om goed naar uw kind

te luisteren en een fijngevoeligheid te ontwikkelen voor wat uw kind wel of niet aankan.

Bekijk de spelletjes dus met een goed gevoel voor humor en een gezonde dosis zelfspot en

relativeringsvermogen.

Ik wens u en uw kind heel veel plezier bij het spelen van de spelletjes. Houd u aan de

spelregels, want DISCUSSIËREN KUN JE LEREN.

Chantal Deken

Stichting DKJL

Page 4: werkschrift DKJL

4

De opbouw van het werkboekje:Dit werkboekje bestaat uit 22 spelletjes die u thuis met uw kind kunt spelen. Elk spelletje is gekoppeld aan een DKJL spelregel. Deze staan achterop het werkschrift en zijn:

De niveaus: Dit boekje is bedoeld voor kinderen en ouders vanaf groep 3 tot en met groep 8.Vooral ouders en kinderen eind groep 5, groep 6, 7 en 8 zullen hier veel plezier aan beleven. Kinderen vanaf hun negende levensjaar ontwikkelen namelijk een steeds duidelijker mening en kunnen die steeds beter verwoorden.

In dit werkboekje worden de niveaus aangeduid met de tekens:OB = onderbouw groep 3 en 4 MB = middenbouw groep 5 en 6BB = bovenbouw groep 7 en 8

De niveaus worden soms per spel door elkaar gebruikt.

Moeilijke opdrachten worden aangeduid met een

Spelletjes die u gemakkelijk in de eigen taal kunt spelen, worden aangeduid met NT2. Vraag of iemand, als dat nodig is, de uitleg van het spel voor u wilt vertalen.

Let op:Misschien zult u merken dat sommige opdrachten voor uw kind lastig zijn. Laat u zich hierdoor niet ontmoedigen, maar ga rustig door naar de volgende vraag of opdracht. Oefening baart kunst.

De voordelen van DKJL:• DKJL speelt in op de actualiteit.• DKJL is betekenisvol en ligt in de belevingswereld van kinderen van nu.

Page 5: werkschrift DKJL

5

De opbrengsten voor uw kind:• versterken mondelinge taalvaardigheid en vergroten woordenschat;• hogere denkvaardigheden worden geoefend;• samen (thuis) leren en verbeteren sociaal emotionele vaardigheden;• aandacht voor gezond burgerschap;• vergroten van kennis van de wereld.

Op het gebied van de mondelinge taal worden vaardigheden geoefend als:• benoemen, beschrijven;• redeneren: oorzaak-gevolg, middel-doel;• concluderen; • samenvatten.

Wat levert het op voor u?DKJL is een aanleiding om interessante gesprekken te voeren met uw kind. Hierdoor leert u uw kind steeds beter kennen. Met deze DKJL spelletjes bouwt u een betere band op met uw kind. Uw kind leert uw standpunten beter begrijpen en andersom geeft het voor u inzicht in het denken van uw kind.

Kenmerken van DKJL:• DKJL is leuk!• U kunt de spelletjes tussendoor spelen.• De nadruk ligt op het plezier, uw kind leert op een natuurlijke manier.

Voordat u gaat beginnen, volgen hier nog enkele belangrijke tips:• Speel de spelletjes in uw eigen taal als u moeite hebt met het Nederlands.• Geef uw kind veel ruimte en tijd om te praten en na te denken.• Stel vragen die gericht zijn gericht op het “Hoe” en “Waarom”, om uw kind verder op weg

te helpen. Bijvoorbeeld: “Hoe weet je dat?” “Waarom vind je dat?”• Formuleer uw boodschap of verwachting altijd positief: “Ik zou het fijn vinden als…”• Geef uw kind veel bevestiging: “Dat is goed, omdat..” “Dat klopt, omdat…”• Spreek met de ik-boodschap, dus niet: “Spruitjes zijn vies”, maar wel: “Ik vind spruitjes

vies.”• Luisteren is het aller belangrijkste!• Geef uw kind inzicht in de wijze waarop u denkt. Ziet u verbanden? Leg dat dan uit.

Vertel altijd waarom u iets denkt of vindt.• Vraag om verduidelijking als u niet snapt wat uw kind bedoeld: “Wat bedoel je met…?”• Help u kind verder door te zeggen: “Dus je zegt dat… en dus… daardoor…'• Beleef plezier aan uw kind en aan de spelletjes. • Boek leerwinst zonder te focussen op het ‘winnen’.

Bij sommige spellen heeft u een kookwekker of stopwatch nodig. Als u die niet in huis heeft, kunt u gebruik maken van de online-stopwatch op www.online-stopwatch.com

Page 6: werkschrift DKJL

6

1a. Ik zie, ik zie…U speelt het met: Drie spelers, twee deelnemers, één ‘jurylid’.

Uw kind leert: Luistervaardigheden.

Voordat u begint: Knip de kaartjes uit en leg ze op tafel met de afbeelding naar beneden. Om en om pakt u een kaartje van de stapel. Vertel wie u op de afbeelding ziet zonder de naam en de verboden woorden te gebruiken. De andere spelers mogen raden over wie u het heeft, oftewel wie op de afbeelding staat. Het jurylid heeft de taak om te controleren of de ver-boden woorden niet worden gebruikt.

Gebruik een kookwekker of www.online-stopwatch.com

De opdracht: “Leg uit wat je ziet, maar PAS OP voor het verboden woord!”

Het spel: “Wie raadt zoveel mogelijk kaartjes? 30 seconden per ronde?”

De regel is: Als de persoon die de omschrijving geeft toch het verboden woord gebruikt, krijgt hij een strafpunt. Als alle kaartjes op zijn, telt u de kaartjes. De persoon met de meeste kaartjes wint. Zijn er strafpunten vanwege het gebruik van een verboden woord? Dan trekt u dit aantal strafpunten van het aantal geraden kaartjes af.

U zegt: “We moeten om de beurt, de bekende persoon of het karakter dat op het kaartje staat omschrijven. De één legt uit, zonder het gebruik van de verboden woorden. De ander moet binnen 30 seconden raden wie op het kaartje staat. Wordt het niet geraden, dan gaat de beurt voorbij en wisselen de rollen. Het jurylid zorgt ervoor dat de verboden woorden niet worden gebruikt.”

= Extra moeilijk. Meer geschikt voor bovenbouw. Twee punten per goed geraden antwoord.

Wilt u dit spel moeilijker maken? Dan kunt u als verboden woord alle zelfstandig naamwoorden uitsluiten.

Bent u uitgespeeld met deze foto’s. Bedenk dan zelf nieuwe bekende personen en verboden woorden. Zorgt u er dan wel voor dat alle deelnemende spelers deze karakters kennen.

Page 7: werkschrift DKJL

7

Bert en Ernie,Sesamstraat, poppenKoningin Beatrix

koning, Van OranjeMichael Jackson

zanger, Amerika, ‘King of pop’K3

zangeressen, drie, roze

Bert en Ernie,Sesamstraat, poppenWesley Sneijder

voetbal, Nederlands elftal, oranjeJustin Bieber

zanger, jongen, AmerikaPrinses Maxima

prinses, Alexander, koningshuisYolanthe Cabau van Kasbergenvoetbalvrouw, Wesley Sneijder

Donald Duckeend, Disney, Mickey Mouse

Bert en Ernie,Sesamstraat, poppenJan Smit

Volendam, zangerLady Gaga

zangeres, PokerfaceKermit de kikker

groen, kikker, muppetBeyonce

zangeres, Amerika

Bert en Ernie,Sesamstraat, poppenPaus Benedictus

kerk, RomeObama

president, AmerikaMatthijs van Nieuwkerk

DWDD, presentatorMark Rutte

minister president, VVD

Page 8: werkschrift DKJL

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

ik zie, ik

zie

8

Page 9: werkschrift DKJL

9

1b. Wat vind je hiervan?

U speelt het met: Twee of meer spelers.

Uw kind leert: Mening geven, luisteren, concluderen.

Voordat u begint: Let goed op of de afbeelding geschikt is voor de leeftijd van uw kind.

De opdracht: Kijk samen naar de foto. De vraag is: “WAT VIND JE HIERVAN?”. De op-

dracht voor uw kind is: “Leg uit wat je ziet en wat jouw mening hierover is. Fluister dit in

het oor van je ouder. Je ouder moet hardop herhalen wat jouw mening is en een conclusie

trekken. Wat is zijn of haar conclusie? Jij moet controleren of deze conclusie klopt.”

Het spel: “Geef je mening over wat je ziet.”

De regel is: Als uw kind het niet eens is met uw conclusie, dan krijgt u een ‘strafpunt’.

Hoeveel strafpunten verdient u?

U zegt: “Ik wijs straks een afbeelding aan. Je mag jouw mening over wat je ziet in

mijn oor fluisteren. Ik zal daarna hardop herhalen wat je zei en ik trek een conclusie over

wat je tegen me hebt gezegd. Een conclusie is wat ik nu van jou weet of wat ik van jou

geleerd heb. Als mijn conclusie niet klopt, dan krijg ik een strafpunt.”

Nadat uw kind iets in uw oor heeft gefluisterd zegt u: “Oké, dus jij vindt…”

U kunt dit spel ook spelen met onderwerpen uit het NOS Jeugdjournaal.

Page 10: werkschrift DKJL

10

Wat vind je hiervan?

Page 11: werkschrift DKJL

11

Page 12: werkschrift DKJL

12

Wat vind je hiervan?

Page 13: werkschrift DKJL

13

1c. Vraag-maar-raak-boxU speelt het met: Bij voorkeur met het hele gezin.

Uw kind leert: Openlijk praten over moeilijke onderwerpen, luistervaardigheden.

Voordat u begint: Maak of koop een doosje en plak er een sticker op met de tekst: “Vraag maar raak.”

De opdracht: U en uw kind(eren) mogen briefjes stoppen in de ‘Vraag-maar-raak-box’. Daarin staan vragen waarvoor soms geen tijd is om ze te stellen, of te beantwoorden, maar het kun-nen ook de vragen zelf zijn, die u of uw kind(eren) moeilijker vindt of niet durft te stellen.

Het spel: Eens per week (bij voorkeur op een vast tijdstip) haalt u een briefje uit de ‘Vraag-maar-raak-box’. U en uw kind mogen allebei antwoord geven op de vraag. U gaat daar-bij op zoek naar wat hetzelfde is in beide antwoorden. U gaat dus op zoek naar de overeen-komsten tussen u en uw kind.

De regel is: Houd rekening met het niveau van uw kind en misbruik de openheid van het gesprek, die nodig is voor dit spel, niet. Toon begrip als uw kind ergens liever niet over wil praten en leg uit dat u ook het recht heeft om een vraag over te slaan. U en uw kind kunnen op alle momenten van de dag een briefje stoppen in de ‘Vraag-maar-raak-box’.

U zegt: “Wil je een vraag stellen waarop ik nu geen antwoord kan geven of die je moeilijk vindt, stop die in de ‘Vraag-maar-raak-box’. Op… halen we één, twee, drie of vier briefjes uit de box.”

Spreek een dag en tijd af waarop u dit spel speelt. Bij voorkeur bij het ontbijt in het weekend, na het avondeten of ruim op tijd voor het slapen gaan.

Page 14: werkschrift DKJL

14

1d. KletsmajoorU speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Goed te luisteren en de woordenschat uit te breiden.

Voordat u begint: Zorg dat er een kookwekker klaar staat. Neem het lijstje woorden met elkaar door. Zorg dat uw kind het woord / het begrip goed snapt, voordat de minuut ingaat.

De opdracht: “Vertel in één minuut wat je denkt bij het woord.”

Het spel: Wie als eerste de minuut kan volpraten, wint de titel kletsmajoor.

De regel is: Als je niks meer weet, gaat de beurt naar de volgende speler.

Variant: Vertel een grappige anekdote. Vertel over uw eigen ervaringen. Vertel over wat u heeft meegemaakt. Vertel over nu. Vertel over vroeger.

U zegt: “Je mag in één minuut vertellen over een woord. Als het je lukt om de minuut vol te praten, win je de titel kletsmajoor en krijg je een punt.”

WIE IS DE GROOTSTE KLETSMAJOOR?

= Extra moeilijk. Meer geschikt voor bovenbouw

Page 15: werkschrift DKJL

15

1. zacht2. verjaardag3. krant4. raar5. tandarts6. verliefd7. eng8. geld9. ziek10. baby11. geluk 12. school13. verwend

1. spijbelen2. geloof3. beroemd4. zelfverzekerd5. irritant6. herrie7. brutaal8. kippenvel 9. woedend10. zindelijk11. eigenaardig 12. roken13. alcohol

Page 16: werkschrift DKJL

16

1e. Wat zeg ik?U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Goed te luisteren en een samenvatting maken.

Voordat u begint: Zorg dat er (teken)papier en potloden of viltstiften aanwezig zijn.

De opdracht: “Teken wat is verteld.”

Het spel: “Wie kan het beste in een tekening samenvatten wat er is verteld?”

De regel is: De beste samenvatting ‘wint’.

U zegt: “Vertel eens wat over… het onderwerp… (kies uit de lijst). Ik maak daarna een tekening. Ik vat in mijn tekening samen wat jij hebt gezegd. Daarna wisselen onze rollen.”

Vertel eens over:

Kunt u zelf nog dingen bedenken?

Page 17: werkschrift DKJL

17

2a. StorytellingU speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Geordend een verhaal te vertellen.

Voordat u begint: Spreek af wie begint en wie daarna de beurt heeft et cetera.

De opdracht: “Iedere speler bedenkt steeds een zin.”

Het spel: Door de samenhang van de zinnen wordt een verhaal verteld.

De regel is: De persoon die als eerste niks meer weet, heeft verloren.

U zegt: “Waar zullen we het over hebben? (Voorbeeld: Het verhaal gaat over een meisje dat woonde in de bergen.) Er was eens…”

De regel is: Er zijn geen regels.

Er was eens

een meisje dat in

de bergen woonde.

Iedere ochtend liep

zij de alpenweide in

om bloemen te plukken.

Page 18: werkschrift DKJL

18

2b. Over de kookwekker?

U speelt het met: Twee of drie spelers.

Uw kind leert: Keuzes maken en beargumenteren.

Voordat u begint: Gebruik een kookwekker of www.online-stopwatch.com

De opdracht: Knip de kaartjes uit. Leg ze met de tekst naar beneden neer. Maak er een stapeltje van. Pak steeds één kaartje van de stapel. U of uw kind leest de vraag voor. Daarna moet u of uw kind kiezen: ja, nee of ehhhh. U legt de ‘ehhhh… vragen’ op een apart stapeltje. Met deze vragen gaat u aan de slag.

Het spel: “Wie lukt het om als eerste drie minuten vol te praten, zonder dat de ander hem of haar onderbreekt of zonder dat er een langere stilte valt dan tien seconden?”

De regel is: “Als je klaar bent met vertellen, weet je dan wel of jouw antwoord ja of nee is?”

U zegt: NIKS.

Toelichting: Als uw kind praat zegt u niks, maar bevestigt u door non-verbale communicatie, zoals hoofd schuin houden en knikken. Maak oogcontact en biedt rust. Laat uw kind veel vertellen als dat aan de beurt is. U kunt uw kind verder helpen door aan het eind een samenvatting te geven van wat hij of zij heeft gezegd. Wissel van rol. Het kind leert op deze manier van u.

= Extra moeilijk. Meer geschikt voor bovenbouw

Page 19: werkschrift DKJL

Speel je graag de baas? Kan je goed ‘nee’ zeggen?

Vind je jezelf normaal? Weet je snel wat je wil?

Vind je verschillen tussen mensen leuk? Blijf je altijd beleefd?

Vind je het leuk als iemand de deur voor je openhoudt? Wanneer is iemand aardig?

Wil je beroemd zijn? Vind je de mening van anderen interessant?

Wanneer word je verlegen? Hoe lang duurt het voordat je boos wordt?

Heb je wel eens een goede daad verricht? Waar ben je het meest trots op?

Waar heb je spijt van? Ben je netjes?

Wanneer voel je je veilig? Wanneer voel je je thuis?

Geef je graag iets aan anderen? Hoe zou je zijn als je in Afrika of Azië geboren was?

Kunnen kinderen door hun opvoeding veranderen? Kunnen kinderen door pesten veranderen?

Krijg je graag aandacht? Wanneer raak jij geïrriteerd?

Word je snel kwaad? Kan jij een week zonder internet?

Hoe voelt verliefdheid? Kan je alles zeggen zonder te kwetsen?

Wil je altijd de waarheid weten? Wie vind jij een sterke leider?

Ben je graag populair? Lees jij stiekem berichtjes die niet voor jou bedoeld zijn?

Kan geweld nuttig zijn? Ben je gevoelig voor groepsdruk?

Ben je streng voor jezelf? Vind je jezelf bescheiden?

19

Page 20: werkschrift DKJL

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker

Over de kookwekker Over de kookwekker20

Page 21: werkschrift DKJL

21

IJsvrij.

Regen.

Vroeg naar bed gaan.

Een scheet laten.

Je schoolrapport mee naar huis krijgen. Naar de kapper gaan.

Verplicht een klusje in huis doen.Nieuwe kleren.

Ruzie maken.Als iets kapot gaat.

NOEM VOOR- EN NADELEN VAN:

2c. Positief/negatiefU speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Verbanden leggen: middel-doel en oorzaak-gevolg relatie.

De opdracht: Noem voor- en nadelen van…

Het spel: U kijkt naar het woord, de zin of de afbeelding. Om de beurt noemt u een voor- of nadeel. Probeer uw kind aan te leren om te zeggen: “Een voordeel is… een nadeel is”.

De regel is: De persoon die, op het moment dat de kookwekker gaat het woord heeft, wint. Maar hij of zij wint alleen als zijn of haar laatste bewering juist is.

U zegt: “Ik zet de kookwekker op twee, drie of vier minuten. De tijd loopt. Noem zoveel mogelijk voor- en nadelen van…”

Page 22: werkschrift DKJL

22

Dierproeven.

De waarheid weten.

Te laat komen.Een doktersbezoek.

Spelletjes op de computer. Wonen in een flat.

Veel hobby’s hebben.Een volle koelkast.

De herfst.Naschoolse opvang.

NOEM VOOR- EN NADELEN VAN:

Jaloezie.

Verhuizen.

MSN of chat.

De OV-chipkaart.Het gebruik van een mobiele telefoon.

Als de buurvrouw je in de gaten houdt. Wonen in de stad.

Vlinders in je buik.De Cito-toets.

Slapeloze nachten.

NOEM VOOR- EN NADELEN VAN:

Page 23: werkschrift DKJL

23

3a. Spiegeltje, spiegeltje

U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Emoties herkennen en nabootsen.

De opdracht: “Ik speel in slow motion alsof ik iets meemaak en een emotie ervaar.

Jij mag mij nadoen.”

Het spel: Speel het spiegelspel. Ga tegenover elkaar staan. De één laat een emotie zien.

De ander doet het precies na. Hierna wisselt u van rol. Bespreekt met uw kind om welk ge-

voel het gaat.

De regel is: Gebruik tijdens het spiegelspel geen woorden. Beeld uit met uw gezicht en uw

lijf. Dit spel speelt u in stilte. Als u klaar bent met uitbeelden, bevriest u uw beeld.

U zegt: “Heb jij je zo wel eens gevoeld? Wanneer voel jij je zo?”

Page 24: werkschrift DKJL

24

3b. Op wie lijk ik het meest?U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Overeenkomsten en verschillen herkennen.

Voordat u begint: Zorg dat u de tijd heeft voor dit spel. Knip de kaartjes uit. Leg ze omgekeerd op tafel. Hussel ze door elkaar en spelen maar.

De opdracht: “Vertel over … We gaan op zoek naar wat we allebei hetzelfde hebben."

Het spel: U gaat samen met uw kind op zoek naar wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen u en uw kind. Het spel wordt gespeeld zoals memory. Zodra u of uw kind twee dezelfde kaartjes heeft gevonden, mag u vertellen over wat hetzelfde is en wat verschillend is.

De regel is: Er zijn geen regels.

U zegt: “Wat hebben wij hetzelfde en wat is verschillend? We spelen memory. Als je twee dezelfde kaartjes hebt, mag je vertellen.”

Page 25: werkschrift DKJL

De hobby’s die we leuk vinden.

Onze lievelingsdieren.

De talenten die we bezitten.

Onze eigenaardige karaktereigenschappen.

Het eten waar we wel of niet van smullen.

Onze ervaringen op school.

Hoe ik kon leren/ hoe jij leert.

Onze uiterlijke kenmerken.

De dingen waar we van houden.

Waar we boos om kunnen worden.

De kleding die we dragen.

Ons favoriete vakantieland.

De grappen die we maken en waar we om lachen.

De dingen waar we kippenvel van krijgen.

De hobby’s die we leuk vinden.

Onze lievelingsdieren.

De talenten die we bezitten.

Onze eigenaardige karaktereigenschappen.

Het eten waar we wel of niet van smullen.

Onze ervaringen op school.

Hoe ik kon leren/ hoe jij leert.

Onze uiterlijke kenmerken.

De dingen waar we van houden.

Waar we boos om kunnen worden.

De kleding die we dragen.

Ons favoriete vakantieland.

De grappen die we maken en waar we om lachen.

De dingen waar we kippenvel van krijgen.

25

Page 26: werkschrift DKJL

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?

Op wie lijk ik het meest?26

Page 27: werkschrift DKJL

27

De emoties op de foto's zijn:1. boos2. blij3. verdrietig /gefrustreerd4. verbaasd5. blij verrast /trots6. bang

7. verdrietig /jaloers8. verward /geshockeerd9. verveeld /teleurgesteld10. teleurgesteld /ontevreden

3c. Welke emotie?U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Woordenschat vergroten, emoties herkennen, fantaseren, redeneren (spreken) over oorzaak - gevolg.

De opdracht: “Raad de emotie aan de hand van de afbeelding."

Het spel: Leg uit welke emotie u ziet. Gebruik woorden om uit te leggen, maar zonder de emotie te verraden. Het kind moet de emotie raden. Nadat alle emoties zijn geraden, bestudeert u de afbeelding met uw kind. Fantaseer met uw kind over hoe de persoon op de foto zich voelt en wat er is gebeurd.

De regel is: Als uw kind de emotie heeft geraden, krijgt hij of zij een punt. U gaat net zo lang door totdat uw kind het raadt. Pas op dat u de emotie niet verklapt.

U zegt: “Ik zie een meisje / jongen, zij / hij ziet eruit alsof…”

Page 28: werkschrift DKJL

28

8

1

46

10

32

97

5

Welke emotie?

Page 29: werkschrift DKJL

29

4a. Snap jij het?U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Verbanden zien tussen oorzaak – gevolg, fantaseren en zich inleven in anderen.

Voordat u begint: Kent uw kind de begrippen oorzaak en gevolg? Zo niet, dan is het belangrijk dat u dit eerst uitlegt.

De opdracht: De vraag is: “Snap jij wat er is gebeurd?”

Het spel: Leg uit wat er is gebeurd. Als uw kind er niet uitkomt mag u uw kind helpen / aanvullen.

De regel is: Kijk naar de plaatjes en fantaseer er maar op los.

U zegt: “Zie jij wat er is gebeurd? Als we het met elkaar eens zijn, schudden we elkaar de hand en roepen we EENS!”

Page 30: werkschrift DKJL

30

oorzaak gevolg

oorzaak gevolg

oorzaak gevolg

oorzaak gevolg

Page 31: werkschrift DKJL

31

oorzaak gevolg

oorzaak gevolg

oorzaak gevolg

oorzaak gevolg

Page 32: werkschrift DKJL

32

4b. Ik citeer… U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Aandachtig luisteren naar een gesproken tekst, de kennis van de wereld ver-groten en de hoofdgedachte te achterhalen.

Voordat u begint: Neem samen plaats achter de PC of neem de laptop of tablet op schoot. Heeft u internetverbinding? Kijk de filmpjes bij voorkeur twee of drie keer.

De opdracht: “Wat klopt wel en niet van wat er wordt gezegd?”

Het spel: “Kan ik kritisch luisteren naar wat er wordt gezegd? Kan ik argumenten controleren op het gebruik van zogenaamde feiten die niet kloppen? Kan ik mij vinden in de mening van de ander?”

De regel is: Probeer ieders standpunt te begrijpen.

U zegt: “We gaan samen naar een filmpje kijken. We gaan allebei heel goed luisteren en daarna vind ik het leuk om met je te praten over wat we hebben gezien. De vraag is wat klopt wel en wat klopt niet van wat er wordt gezegd?”

De vraag:

1. Wat klopt van wat wordt gezegd?

2. Wat klopt van wat wordt gezegd?

3. Wat klopt van wat wordt gezegd?

4. Met wie ben jij het eens?

5. Welk vooroordeel klopt volgens jou?

Het filmpje op YouTube

1. Echte meisjes op zoek naar zichzelf - Daniella over de zon http://www.youtube.com/watch?v=Zy6E86-0vfE&feature=related

2. Praatjesmakers - Geert Wilders http://www.youtube.com/watch?v=vmyPITIH_0k&feature=related

3. Najib Amhali - Amsterdam http://www.youtube.com/watch?v=pq_kGmVgAXc&feature=related

4. Jeugdjournaal - Kinderen over illegaal vuurwerk http://www.youtube.com/watch?v=xWhMxRQYDRU&feature=related

5. Najib Amhali - Discriminatie en vooroordelen http://www.youtube.com/watch?v=FVbLWki5iq8&feature=related

Page 33: werkschrift DKJL

33

5a. Same same, but differentU speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Vergelijken en nadenken over overeenkomsten en verschillen.

Voordat u begint: Alle spelers hebben een kladblaadje en een pen of potlood nodig.

De opdracht: “Schrijf op wat je denkt bij…”

Het spel: U en uw kind gaan op zoek naar de overeenkomsten tussen de dingen die u los van elkaar heeft bedacht en opgeschreven.

De regel is: Spreek af hoeveel tijd u neemt. Kies voor één, twee of drie minuten. Bij elke overeenkomst tussen u en uw kind zegt u ‘same same’.

U zegt: “We moeten zoveel mogelijk dingen opschrijven die we denken bij een bepaald woord. Dit woord is… De tijd loopt. Schrijven maar! Daarna gaan we kijken naar wat we hetzelfde hebben, wat de overeenkomsten zijn en wat anders is: de verschillen. Alleen de dingen die verschillend zijn, leveren een punt op.”

U kunt zelf met uw kind nieuwe dingen bedenken en deze lijst aanvullen.

Page 34: werkschrift DKJL

34

- gezond zijn- slangen- Amsterdam- mijn geboorteland- kinderen die gemeen doen- naar de tandarts gaan- vroeg opstaan- dromen over later- een lekker band- waar ik van schrik- ...- ...- ...- ...

- mijn grootste irritatie- het nieuws van gisteren- de politiek van nu- de Cito-eindtoets- muggen in je slaapkamer- mijn spiegelbeeld- ...- ...- ...- ...

OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN

Page 35: werkschrift DKJL

35

5b. Dit is dat.U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Categoriseren; wat hoort bij wat?

Voordat u begint: Gebruik een kookwekker of www.online-stopwatch.com

De opdracht: “Noem in twee minuten zo veel mogelijk soorten van…”

Het spel: Laat uw kind zonder te kijken een woord aanwijzen op de pagina. Zodra het woord is genoemd loopt de tijd voor alle spelers.

De regel is: Per genoemd woord krijg je een punt. Wie heeft de meeste punten?

U zegt: “Doe je ogen dicht en ik doe je een blinddoek om. Wijs met je vinger iets aan op de pagina. Voor dit woord krijgen we twee minuten de tijd om zoveel mogelijk soorten te noemen. De tijd loopt…”

Voorbeeld: Soorten van fruit: “Appel, peer, banaan ananas, meloen” et cetera.

U kunt zelf met uw kind nieuwe categoriewoorden bedenken.

boerderijdieren

sportenberoepen

kledingstukken

tv-programma’smeubilair

groenten

Page 36: werkschrift DKJL

36

reptielen

hoofdsteden

rivieren

dranken

smaken

films

stripfiguren

titels van kinderboeken

beroemde schilders

woorden die beginnen met de letter c

vakken in het voortgezet onderwijs

broodbelegmelkproducten

keukengerei landen

bekende zangers sprookjes

woorden die rijmen op discussieren

woorden die eindigen op ‘lijk’

..

Noem soorten van...

..

Page 37: werkschrift DKJL

37

- de basisschool

- de supermarkt

- jouw familie

- het huis waarin je woont

- jouw lievelingsmuziek

- de schooltuinen

- zwemles

- digitaal pesten

6a. Feit of leugen?U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Vergroten feitenkennis van de wereld, kritisch zijn op informatie.

Voordat u begint: Gebruik een kookwekker of www.online-stopwatch.com

De opdracht: “Noem zoveel mogelijk feiten over…”

Het spel: Wanneer een genoemd feit niet klopt volgens het jurylid, krijgt de ander weer de beurt.

De regel is: Per juist genoemd feit krijg je een punt. Na vijf minuten stoppen en kijken wie de meeste punten heeft gescoord. Twijfelt de jury? Dan even googelen!

U zegt:

- hooggebergte

- het klimaat

- de supermarkt

- jouw familie

- zwanger worden

- klassieke muziek

- jouw lievelingsmuziek

- de Tweede Wereldoorlog

- het christendom

- jouw idool

- overgewicht

- ramadan

- loverboys

U kunt zelf met uw kind nieuwe thema’s bedenken.

Page 38: werkschrift DKJL

38

6b. De stembus U speelt het met: Bij voorkeur het hele gezin.

Uw kind leert: Zijn of haar mening met argumenten te onderbouwen.

Voordat u begint: Spreek met uw kind af over wie dit spel gaat. Kies om welke familieleden, of mensen die u allebei goed kent, het gaat. Pak een grote vaas of een kartonnen doosje en noem dit: ‘de stembus’.

De opdracht: “Luister naar de vraag. Denk na en schrijf de naam op van de persoon aan wie je denkt bij deze vraag. Bekijk de kaartjes en bespreek: zijn jullie het met elkaar eens of niet en waarom?”

Het spel: U vraagt een deelnemer een nummer te noemen. Dit nummer hoort bij de vraag die centraal staat. U of uw kind leest de vraag voor. Alle familieleden zetten een naam van de personen waaruit ze moeten kiezen op een eigen blaadje, en doen dit in de ‘stembus’. “Stem op de persoon aan wie je denkt bij deze vraag. Daarna kijken we naar alle briefjes in de stembus. Wie heeft voor welke vraag de meeste stemmen? Wie durft argumenten te geven voor zijn of haar mening? Kan jij er tegen als jouw naam op het blaadje staat?”

De regel is: Iedere speler moet zijn of haar mening met argumenten onderbouwen. Na maximaal vijf vragen stopt u met het spel en gaat u een volgende keer verder.

U zegt: “Denk aan de ik-boodschap als je je mening en argumenten geeft. We mogen alleen opbouwende kritiek geven. Opbouwende kritiek betekent tips met de ik-boodschap waar je echt iets aan hebt. Dit spel spelen we met een knipoog. Vinden we het allemaal nog grappig?”

Voel goed aan of uw kind het nog leuk vindt en of hij of zij de lol van dit spel kan inzien.

Kunt u zelf nog vragen bedenken? Formuleer die vanaf nu bij voorkeur alleen nog maar positief, of met een knipoog.

Tip: Speel dit spel een aantal keer. Bedenk eventueel zelf nieuwe vragen.

Page 39: werkschrift DKJL

39

23 Wie is een rekenwonder?

7 Wie is het meest ambitieus?

8 Wie heeft het meeste talent?

22 Wie is het meest lui?

1 Wie is het best gekleed?

17 Wie is het meest attent?

13 Wie heeft veel zelfvertrouwen?

12 Wie zou beroemd kunnen zijn?

11 Op wie ben je het snelst boos?

18 Wie kan het best tegen zijn verlies?

21 Wie heeft het meest vaak geluk?

10 Wie is het meest nieuwsgierig?

15 Wie kan het beste opruimen?

3 Wie is het meest eigenwijs?

4 Wie kan het beste tekenen?

25 Wie kan goed onthouden?

20 Wie heeft de meeste humor?

5 Wie kan het beste delen?

2 Wie kan het makkelijkste iets nieuws leren?

14 Wie heeft nooit een ochtendhumeur?

6 Wie is het vaakst het zonnetje in huis?

24 Wie is gauw verliefd?

19 Wie huilt nooit?

16 Wie maakt anderen graag blij?

Page 40: werkschrift DKJL

40

Wat heerlijk dat je je

kamer hebt opgeruimd.

Wat fijn dat je zo goed naar me

geluisterd hebt.

Wat zie je er vrolijk uit vandaag.

Ik vind je

lief.

Sorry…

Wat ruik je lekker.

Wat heb je mooie kleren aan vandaag.

Wat zit je haar goed.

Ik vind je

knap.

Wat ben je slim.

Wat fijn dat je op tijd

bent.

Wat zeg je goede dingen.

Wat goed dat je snel bent opgestaan.

Wat goed dat je de wekker hebt gezet.

Wat goed dat je je huiswerk hebt gemaakt.

Wat goed dat je de tv hebt uitgedaan.

Wat fijn dat je een boek

leest.

Lief dat je je aan onze

afspraak hebt gehouden.

Lief dat je aan me denkt.

Lekker zo’n uurtje zonder

computer.

Dank je wel voor…

Ik vind je

aardig.

Ik ben dol op jou…

Lief dat je me helpt bij… …

6c. Complimentje van de week.

U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Omgaan met positieve feedback en uw kind ontwikkelt zelfvertrouwen.

Voordat u begint: Knip een kaartje uit en geef het aan uw kind.

De opdracht: U geeft een complimentje en legt uit waarom u zo blij bent.

Het spel: Verstop het kaartje in de jaszak of in het boek van uw kind. Of leg het op het

hoofdkussen van uw kind. Bespreek of het kaartje is gevonden. Legt u ook uit waarom?

De regel is: Blijf spreken met de ik-boodschap.

U zegt: “Ik wil je graag een complimentje geven, omdat...”

Page 41: werkschrift DKJL

Wat heerlijk dat je je

kamer hebt opgeruimd.

Wat fijn dat je zo goed naar me

geluisterd hebt.

Wat zie je er vrolijk uit vandaag.

Ik vind je

lief.

Sorry…

Wat ruik je lekker.

Wat heb je mooie kleren aan vandaag.

Wat zit je haar goed.

Ik vind je

knap.

Wat ben je slim.

Wat fijn dat je op tijd

bent.

Wat zeg je goede dingen.

Wat goed dat je snel bent opgestaan.

Wat goed dat je de wekker hebt gezet.

Wat goed dat je je huiswerk hebt gemaakt.

Wat goed dat je de tv hebt uitgedaan.

Wat fijn dat je een boek

leest.

Lief dat je je aan onze

afspraak hebt gehouden.

Lief dat je aan me denkt.

Lekker zo’n uurtje zonder

computer.

Dank je wel voor…

Ik vind je

aardig.

Ik ben dol op jou…

Lief dat je me helpt bij… …

41

6c. Complimentje van de week.

U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Omgaan met positieve feedback en uw kind ontwikkelt zelfvertrouwen.

Voordat u begint: Knip een kaartje uit en geef het aan uw kind.

De opdracht: U geeft een complimentje en legt uit waarom u zo blij bent.

Het spel: Verstop het kaartje in de jaszak of in het boek van uw kind. Of leg het op het

hoofdkussen van uw kind. Bespreek of het kaartje is gevonden. Legt u ook uit waarom?

De regel is: Blijf spreken met de ik-boodschap.

U zegt: “Ik wil je graag een complimentje geven, omdat...”

Page 42: werkschrift DKJL

voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…

voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…

voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…

voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…

voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…voor jou…

42

Page 43: werkschrift DKJL

43

7a. De stelling is…U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Discussiëren, zijn of haar mening geven en beargumenteren.

Voordat u begint: Vraag of uw kind op school heeft leren discussiëren.

De opdracht: Discussieer over de stelling…

Het spel: “Wie overtuigt de ander van zijn of haar gelijk?”

De regel is: Houd je aan alle DKJL spelregels, maar blijf zeggen: “Ik vind… omdat…”. De persoon met het beste argument wint. Wissel uw beurt steeds af.

U zegt: “We gaan argumenten bedenken vóór en tegen de stelling… Zeg: “Ik vind… omdat…”

Voor kinderen vanaf groep 6 kunt u ervoor kiezen om (eventueel samen) het ABC formulier in te vullen. Dit helpt u bij de argumentatie.

Page 44: werkschrift DKJL

44

- Het internet is slecht voor je.- Ouders moeten bepalen wat hun kind eet.- Jongens zijn even sterk als meisjes.- De juf of meester op school moet strenger zijn.- Verschillen zijn leuk.- De politie is je beste vriend.

- Kinderen moeten meer bewegen.- De kleur roze hoort niet bij jongens.- Bijles op school is een goed idee.- Als je wordt gepest, mag je terugpesten.- Liegen is niet slecht.- Te veel hobby’s hebben is ongezond.- Schelden doet geen pijn.

- Zware straffen zijn een goed idee.- Het NOS Jeugdjournaal moet alleen positief nieuws uitzenden.- Kinderen moeten u zeggen tegen de meester of juf.- Kinderen hebben te weinig respect voor de politie.- Geld verdienen is belangrijker dan je school afmaken.- Social media zorgt voor slechte cijfers.- Je kunt pas goed leren als de sfeer in de klas goed is.

STELLINGEN

STELLINGEN

STELLINGEN

Page 45: werkschrift DKJL

45

Mee eens:

Mee oneens:

1. Argument: omdat….

Bijvoorbeeld:

2. Argument: omdat….

Bijvoorbeeld:

3. Argument: omdat….

Bijvoorbeeld:

1. Argument: omdat….

Bijvoorbeeld:

2. Argument: omdat….

Bijvoorbeeld:

3. Argument: omdat….

Bijvoorbeeld:

Conclusie: ik heb geleerd dat… ik weet nu dat:

Ik ben het ermee eens/oneens.

ABC-schema

Page 46: werkschrift DKJL

46

7b. Ik-verhaal

U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: In chronologische (van begin tot eind) volgorde vertellen vanuit het

ik-perspectief / de ik-vorm.

Voordat u begint: Spreek af wie begint en wanneer jullie eindigen.

De opdracht: “Maak samen een verhaal vanuit ik.”

Het spel: Vertel om de beurt een zin. Bijvoorbeeld: “Ik loop over straat. Ik zie een

bloem. Ik pluk de bloem. Ik ruik aan de bloem.”

De regel is: De persoon die als eerste van perspectief wisselt is ‘af’ en mag niet meer mee

spelen. De persoon die als laatste overblijft wint.

U zegt: “Ik begin…”

Gebruikt u ook het woord ‘omdat’?

Page 47: werkschrift DKJL

47

Als ik dit zie dan denk ik aan een school in

Afrika. Ik vind het mooi om te zien dat deze

kinderen zo hard werken om een betere toekomst

tegemoet te gaan. En ik vind dat leerkrachten die

hier werken een prachtig beroep hebben. Ik vind

het beroep van leraar heel mooi omdat je als leraar:

- kinderen iets kan leren waar ze hun hele leven

iets aan hebben- werk hebt waarin je iets betekent voor de

maatschappij- werk hebt waar het niet vooral gaat om geld

verdienen- jong blijft doordat je met kinderen praat

8a. BijvoorbeeldU speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Voorbeelden geven bij een argument.

Voordat u begint: U kunt voor uw kind in groep 6, 7 of 8 in plaats van deze foto’s ook een foto uit de krant gebruiken.

De opdracht: “Kijk naar de foto en maak de zin af. Als ik dit zie dan denk ik… Ik vind… omdat… bijvoorbeeld…”

Het spel: De persoon met de meeste voorbeelden ‘wint’.

De regel is: Hoeveel voorbeelden kun je geven met de ik-boodschap?

U zegt: “Als ik dit zie dan… omdat… bijvoorbeeld.”

voorbeeld:

Hulpzinnen zijn: Omdat bijvoorbeeld…Bij mij thuis…In mijn buurt…Bij mij op school…In Nederland…In andere landen…Als…

Dan…

Page 48: werkschrift DKJL

48

Omdat...

Bijvoorbeeld...

Page 49: werkschrift DKJL

49

8b. Geef het goede voorbeeld

U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Gedrag en handelingen observeren, uitleggen waarom en nadoen.

Voordat u begint: Kies wat bij uw kind past en wat uw kind aankan.

De opdracht: Nodig uw kind uit om u na te doen. U doet de handeling voor, dan doet u het

samen en dan doet uw kind het alleen.

Het spel: Vraag uw kind u zo nauwkeurig mogelijk na te doen en maak plezier.

De regel is: U moet tijdens uw handelingen met de ik-boodschap, uitleggen

waarom u dit zo doet.

U zegt: “Let op ik doe iets voor. Kijk goed. Daarna doen wij het samen en ten slotte

doe jij het alleen na. Na een aantal oefeningen zegt u: “Kun jij ook iets bedenken dat jij gaat

voordoen zodat ik van je kan leren? Daarna doen we het samen en dan doe ik je na.”

Page 50: werkschrift DKJL

50

Een kop thee maken.

Een bord, beker en bestek

afwassen.

Tanden poetsen.

De TV uitzetten.

Iemand een hand geven.

Een samenvatting geven van iets uit het NOS Jeugdjournaal.Een afspraak maken in mijn agenda.

Gezellig aan tafel eten.

Een artikel uit de krant lezen. De deur op slot doen.

Tanden flossen.

Mijn tas inpakken.

De gordijnen dichtdoen.

De tafel afruimen.

Thee drinken zonder slurpen en

zonder suiker.

Het huisdier te eten geven.

Mijn broer of zus (of..) een knuffel

geven.

De planten water geven

.

Een filmpje kijken op YouTube dat geschikt is voor mijn leeftijd.

Vijf minuten iets opzoeken op de PC, laptop of iPad.

Een aardig MSN of SMS berichtje sturen aan iemand waar ik ruzie mee heb gemaakt

Geef het goede voorbeeld

Page 51: werkschrift DKJL

51

8c. Met dit kun je dat….

U speelt het met: Minimaal twee spelers.

Uw kind leert: Middel-doel relatie leggen en verwoorden. Creatief denken.

Voordat u begint: Misschien zijn alle plaatjes voor het niveau van uw kind geschikt. Als het spel

op het niveau van uw kind goed gaat, dan kunt u verder spelen met de plaatjes op een ander

niveau.

De opdracht: Bedenk zoveel mogelijk verschillende dingen die u of uw kind kunt

doen met…

Het spel: Wees creatief! Dus niet alleen: “Met een wiel kun je rijden.” Maar ook: “Met

het materiaal van een wiel kun je…” Of: “Dankzij de vorm kun je…”

De regel is: Fantaseer er maar op los! Bij dit spel is niks fout.

U zegt: “Wat kun je doen met…”

Page 52: werkschrift DKJL

52

Page 53: werkschrift DKJL

53

Met dit... kun je dat...

Page 54: werkschrift DKJL

54

COLOFON

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch,

mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset,

fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming

van Stichting Discussiëren Kun Je Leren en Gemeente Amsterdam, Dienst Maatschappelijke

Ontwikkeling

Het DKJL werkboekje voor thuis is tot stand gekomen in samenwerking met de

Gemeente Amsterdam, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, november 2012

Idee en concept: Chantal Deken

Tekst: Chantal Deken Stichting Discussiëren Kun Je Leren

Ontwerp en opmaak: Vormgeverij Verf en de Buuf, www.verfendebuuf.nl

Redactie: Isabelle Bolluyt

Foto cover en kindportretten: Herman Poppelaars

Foto’s binnenwerk: stock foto’s 123RF en Wikipedia

Foto’s DKJL debatbattles cover en binnenwerk: Tony Perez

Gemeente Amsterdam, Stichting Discussiëren Kun Je Leren

Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling T 020 7794557

T 020 251866 E [email protected]

E [email protected] W www.discussierenkunjeleren.nl

W www.actieveouders.nl Contactpersoon: Chantal Deken, directeur

Contactpersoon: Leonie van den Berg,

senior projectleider afdeling Onderwijs

Page 55: werkschrift DKJL

55

Page 56: werkschrift DKJL

56

Deze uitgave is tot stand gekomen in samenwerking met de Gemeente Amsterdam, november 2012