Webdemo 2010-2

32
Conservatisme DEMO Zomer 2010 Hans Wiegel • DomDam- Debat • Vereconomiseerd onderwijs • Plat pragmatisme • Singapore en democratie • Botsende beschavingen • Joshua Livestro en meer...

description

DEMO zomer 2010, thema: conservatisme.

Transcript of Webdemo 2010-2

Page 1: Webdemo 2010-2

Conservatisme

DEMO

Zomer2010

Hans Wiegel • DomDam- Debat • Vereconomiseerd

onderwijs • Plat pragmatisme • Singapore en democratie • Botsende beschavingen • Joshua Livestro en meer...

Page 2: Webdemo 2010-2

Verhalen van breekpunten en doorbraken

Als dit hoofdredactioneel geschreven wordt, is Herman Tjeenk Willink net benoemd tot informateur. De

vorige informateur, Uri Rosenthal, heeft weinig voor elkaar kunnen krijgen. Dat was ook niet echt verassend, want tijdens de eerste informatieronde werd meer uitgesloten dan mogelijk gemaakt: de VVD wilde niet over links, de PvdA niet over het rechts en het CDA zat zielig in een hoekje te huilen.De verkiezingscampagnes stonden in het teken van uitsluiten. VVD en CDA vochten om wie het hardste ‘nee’ kon zeggen tegen het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek, terwijl de SP en de PVV in de marge nog wat vuiligheid schreeuwden over de verhoging van de AOW-leeftijd. Tegenstellingen werden zo groot gemaakt, dat een brug van goeden huizen zal moeten komen om de kloof te dichten. Het hervormingsklimaat werd er alleen maar benauwder op. Nu een kabinet met zowel de VVD als de PvdA onvermijdelijk lijkt, zal de hypotheekrenteaftrek opnieuw een hot item worden. Doordat het onderwerp zo op de spits gedreven is, zal een van de partijen uiteindelijk toe moeten geven. In Nederland breekpuntland zal ook deze concessie als verlies worden geïnterpreteerd. Ergens is dat raar; Nederland was toch een land van het polderen, waar compromissen zonder schande aan de orde van de dag waren?

In Nederlandse politiek 2.0 is verstarring mode. Dat bleek ook uit het wurgende regeerakkoord waaraan CDA en PvdA zich gecommitteerd hadden. De wederzijdse beknotting was zodanig, dat De Balk IV boem deed. Om dergelijke situaties te voorkomen, moet een nieuw kabinet geen gedetailleerd regeerakkoord uitwerken. Een kernovereenkomst voor de komende vier jaar volstaat. Dualisme moet niet langer een vies woord zijn: coalitiepartijen moeten steun kunnen zoeken bij andere partijen dan die uit de coalitie. Een compacter regeerakkoord met expliciete ruimte voor dualisme zou de formatie ongetwijfeld versoepelen.

Wat betreft het uitsluiten andere partijen: de partij die door vrijwel alle andere partijen werd uitgesloten, boekte de grootste verkiezingswinst. De PVV partij boekte met een score van 24 zetels een enorme en onverwachte overwinning. Vrijwel iedereen was verrast. En na de verrassing was er tijd om schande te spreken van Limburg, Brabant en plaatsen als Volendam. Die nare racisten aldaar hadden nog nooit een moslim gezien en hun stem op de PVV was dus niet te rechtvaardigen. Dit is althans een veelgehoorde kritiek.

De werkelijkheid is echter dat PVV-stemmers niet zonder idealen gestemd hebben, maar met andere idealen dan vooraf gedacht werd; ze stemden voor

een stem. Ze zochten een dissidente leider, iemand die ver lijkt te staan van het ‘Haagse gekonkel’ én naar hen luistert. De blunder van journalisten en opiniepeilers om het succes van de PVV niet nauwkeurig in te schatten, geeft aan hoezeer dat deel van het electoraat wordt genegeerd. Niemand luistert naar een PVV’er. Nu moeten we echter wel, want ze zijn kennelijk anderhalf miljoen stemmers sterk.

Deze mensen hebben genoeg van het kosmopolitisme, de multiculturele heilstaat, de globalisering, de belerende toon waarop hen wordt verteld dat een witte wijk helemaal niet beter is en dat alle culturen gelijkwaardig zijn. Het heersende progressieve paradigma boet aan vanzelfsprekendheid in.

De overwinning van de PVV is zo beschouwd een backlash van opgelegde ideeën. En de ideeën die deze mensen erop nahouden, zijn een stuk conservatiever dan progressief Nederland lief is. Hoewel het primitief conservatisme is, is de hernieuwde nadruk op eigen identiteit een teken aan de wand van wat in politiek Nederland weleens een conservatieve revolutie kan gaan heten. De rollen zijn omgedraaid: de voorheen besproken burger geeft de politiek een belerend vingertje terug.

Door Manuel Buitenhuis en Willem Jan Hilderink

Page 3: Webdemo 2010-2

De Drie Wijzen Interview met Hans Wiegel Onderwijs is meer dan economie Open brief aan Alexander Pechtold Inhaligheid bevordert zelfredzaamheid D66 moet breken met plat pragmatisme Langs de lijn Bestuurlijke vernieuwing: terug van nooit geweest De Botsende Beschavingen van Samuel HuntingtonSingapore en democratie Gastcolumn Joshua Livestro CartoonDEMO-Klassement De Paarse Krokodil Waar moet het heen met defensie? Geestverruimende middelen Hoe het DomDamdebat zorgde voor OntzusteringDemocrat Abroad Voorzittershamer

4 6

10 12 13 14 16 18 19 20 22 23 23 24 25 26 28 30 31

Inhoudsopgave

Colofon:26e jaargang – nummer 2 Zomer 2010 Demo is een uitgave van de Jonge Democraten, onafhankelijke politieke jongerenorganisatie sinds 1984.Oplage 5500 stuks.

Kopij [email protected] Demo 3: 1 september 2010 Thema ‘Economie’ (i.s.m. de werkgroep economie)Nb: niet-themagerelateerde stukken ook welkom.

Hoofdredacteur:Manuel BuitenhuisAdjunct-hoofdredacteur:Willem Jan HilderinkVormgeving: Han van LierFotografie: Remco Hekker

Eindredactie:Maarten Broekhof, Manuel Buitenhuis, Willem Jan Hilderink, Tim Jansen

Landelijk bestuur JDPostbus 6602501 CR Den Haag070 – 364 19 [email protected]

Drukker:Veldhuis Media BVKanaaldijk OZ 38102 HL RaaltePostbus 28100 AA Raalte0572 – 34 97 [email protected]

Aan deze Demo werkten mee: Allard Altena, Marco van As, Thomas Bakker, Hidde Boersma, Daniël Boomsma, Pepijn van den Brink, Maarten Broekhof, Coen Brummer, Manuel Buitenhuis, Gilles Goedhart, Rob Goossens, Remco Hekker, Willem Jan Hilderink, Yuri van Hoef, Nico van ’t Hoenderdaal, Melanie van der Horst, Tim Jansen, Sebastiaan Lambalk, Emma de Leeuw, Joshua Livestro, Jeroen Postma, Nikie van Thiel, Isabel Verkes, Hans Wiegel, Pauline van Wierst, Bart Woord.

3

Page 4: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 20104

Coen Brummer studeert geschiedenis en filosofie aan de Universiteit Utrecht. www.coenbrummer.nl

De Drie Wijzen

Hoe herken je de ware conservatief? Zijn het Amerikaanse neo-cons, rechtse bloggers of Christelijke

jongeren? PVV’ers, de rechtervleugel van de VVD of toch juist de SP? Volgens de Leidse rechtsfilosoof Andreas Kinneging herken je de conservatief aan zijn visie op een historisch evenement van ruim tweehonderd jaar geleden; de Franse Revolutie: ‘Voor socialisten stonden Verlichting en Revolutie gelijk aan het ochtendgloren van de aanbrekende dag, voor liberalen aan het doorbreken van de middagzon, en voor conservatieven aan het invallen van de duisternis.’ (Kinneging 2007) Om deze uitspraak van Kinneging te begrijpen, moeten we terug naar twee namen die onlosmakelijk met het conservatisme zijn verbonden: Edmund Burke (1729-1797) en Alexis de Tocqueville (1805-1859).

De Ierse filosoof Burke, jarenlang lid van het Britse Parlement voor de Whig party, publiceerde als één van de eerste auteurs over de Franse Revolutie met zijn Reflections on the Revolution in France (1790). Burke’s afkeer van de heersende tijdsgeest komt voort uit de revolutionaire wil om te breken met traditie, kerk en adel. De intellectuele erfenis van het verleden moet geconserveerd worden, omdat mensen tot verstandige besluiten komen via een proces van trial and error. Breken met het verleden is dus breken met je ervaring en kennis.

De Tocqueville zou je eerder een klassiek liberaal dan een conservatief kunnen noemen, maar vanwege de grote invloed die Burke op hem had en zijn flirts met aristocratie wordt hij vaak tot de conservatieven gerekend. Net

als Burke had ook De Tocqueville zijn twijfels bij de revolutie der revoluties. In de inleiding van L’Ancien Régime et la Revolution (1856) beschrijft hij al dat de revolutie eerder kwaad dan goed heeft gedaan: ‘a government, both stronger and far more autocratic than the one which the Revolution had overthrown, centralized […] the entire administration, made itself all-powerful, suppressed our dearly bought liberties, and replaced them by a mere pretense of freedom.’ Hunkerde je naar échte vrijheid, dan was je in zijn ogen misschien wel beter af in het oude systeem.

Zijn we met deze mannen beter af dan tegenwoordig, waar allerlei zichzelf als ‘conservatief’ verkopende groepen en personen om het hardst schreeuwen dat Christelijke normen en waarden in ere moeten worden hersteld omdat we anders op de verdoemenis afkoersen? Wat in ieder geval opvalt bij het lezen van Burke en De Tocqueville is hun hoge mate van redelijkheid. Anders dan de kleurrijke verzameling van tegenwoordige ‘conservatieven’ zijn Burke en De Toqueville meer beschouwend van geest. Van het moderne conservatisme moet ik weinig hebben. Maar beperken we conservatisme tot het goede uit het verleden in stand proberen te houden en veranderingen eerst rustig te analyseren? Vooruit, dan ben óók ik best conservatief.

Ondanks alle technologische vooruitgang en kennis, blijven we als mens slaven van het

evolutionaire proces. Zonder dat we het doorhebben, blijft ons enige echte doel op aarde voortplanting en het doorgeven van genen. Een belangrijke voorwaarde om onze genen te kunnen doorgeven is dat we een leeftijd bereiken waarop we ons kunnen voorplanten, het liefst met zo weinig mogelijk schade. Dat betekent dat we een aardig tijdje moeten overleven; ons kroost is immers weinig zelfvoorzienend, dus een jaar of twintig om ze rijp te maken, zodat zij ook onze eigen genen weer door kunnen geven, is geen overbodige luxe; het liefste zelfs wat langer! Maar al die jaren jaar overleven, hoe kan dat beter dan elke dag ongeveer hetzelfde te doen? Geen risico’s geen gevaren, alles laten zoals het is, leven op traditie. Als we overleven zoals het nu gaat, waarom zouden we dan van alles veranderen? En dat is precies waar de evolutie eeuwenlang voor geselecteerd heeft. Het logische politieke uitvloeisel hiervan is het conservatisme en die ideologie heeft de evolutie dan ook aan zijn kant. Het hele dierenrijk is doorspekt van conservatisme. Er is geen antilope op de savanne die op een ochtend denkt: laat ik met gevaar voor eigen leven eens die oerwouden hiernaast ingaan om te kijken of daar meer voedsel te vinden is. Geen vogel denkt eraan om meer risico te nemen dan de dag ervoor. Evolutie selecteert voor conservatisme, dat levert de meeste nakomelingen op.

En er is meer: net als alle producten die de evolutie voorbrengt, kijken conservatieven weinig over generaties heen. Evolutie heeft geen ogen en kan

Elk thema verdient een goede inleiding. In de rubriek ‘De Drie Wijzen’ zullen een historicus, een bioloog en een econoom met een korte column hun licht laten schijnen over op het onderwerp. De komende vier DEMO’s zijn Coen Brummer, Hidde Boersma en Sebastiaan Lambalk op deze pagina’s te vinden.

Page 5: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 5

Sebastiaan Lambalk is consultant en studeerde business studies aan de Universiteit van Amsterdam.

Hidde Boersma is wetenschaps-journalist en bioloog. www.wetenschapsjournalist.nl

Hoewel het uitspreken van ‘conservatisme’ bij Jonge Democraten vaak een vieze

smaak achterlaat, valt er op economisch gebied best wat voor te zeggen. Om dat te begrijpen is het belangrijk de goede definitie van conservatisme te hanteren. Als we bijvoorbeeld kijken naar het begrip conservatisme in relatie tot economie dan is dat, anders dan het doet denken, niet perse verbonden met niet willen veranderen en het behouden van de status quo; een bikkelhard voorbeeld is Margaret Thatcher, een conservatievelling pur sang, die als een wervelwind hervorming heeft doorgevoerd op sociaal economisch vlak. Een van de uitgangspunten van een conservatief econoom is dat hij niet gelooft in de maakbaarheid van de samenleving. Dit resulteert onder andere in minder overheidsinmenging, meer focus op de vrije markt en minder overheidsstimulus.. Daarvoor kiest men voor lagere belastingen en rente om bedrijf en burger de economie draaiende te laten houden en voor meer werkgelegenheid te zorgen. Met deze kaders in het achterhoofd is het interessant te kijken naar de politieke partijen in ons eigen land. Houden onze conservatieve partijen er wel een conservatief economisch beleid op na? Laten we beginnen bij de SP en de PVV. Ondanks zijn figuurlijke rol als talisman brengt het conservatief hoefijzer echter weinig soelaas. Beide partijen zijn tegen hervormingen op de arbeidsmarkt en voor minder marktwerking. Duidelijk is dat men conservatief gedachtegoed als doel voor ogen heeft, maar de conservatief economische gereedschapskist zowel links als rechts laat liggen.

De VVD dan? Zoals blijkt uit het verkiezingsprogramma is er veel aandacht voor bezuinigingen. Hoog op de agenda staat het onrealistische idee om voor 2015 een kwart minder ambtenaren te hebben en te kortenop subsidies . Ook scoort Mark Rutte hoog op de economisch-conservatieve graadmeter met zijn wens om minder geld aan de EU af te dragen. Ondanks dat de uitvoering geen schoonheidsprijs verdient en er veel onhaalbare en onwenselijk ideeën worden geopperd zit er een prima gedachte achter. Men moet hervormen en bezuinigen om straks sterker te staan en de kans op een hoog welvaartsniveau voor de komende generaties te vergroten.

Ook D66 heeft deze boodschap begrepen. Al maanden spookt de simpele doch correcte oneliner van Pechtold door mijn hoofd: “Om te behouden moeten we veranderen”. Laten we hopen dat het nieuwe kabinet in staat wordt gesteld hier werk van te maken. Conservatief economisch beleid zal nodig zijn om de woningmarkt, de arbeidsmarkt, de vergrijzingproblematiek en de overheidsbegroting op orde te krijgen. Ondanks deze noodzaak dienen we te waken voor een naar binnen gekeerde samenleving met meer tweedeling. Laten we daarom hopen op een paars kabinet met aan de ene kant hervormingen en aan de andere kant twee progressief liberale clubs die Neo af en toe van zijn rode pil kunnen voorzien.

niet aan langetermijnplanning doen. Het gaat erom nu zoveel mogelijkheid je genen te verspreiden, zonder de gevolgen lange termijn ervan te overzien. Voor problemen wordt op den duur vanzelf wel een oplossing gevonden.

Conservatisme bezigt eenzelfde principe. Zij gaat er vanuit dat dat wat ‘goed’ is, zich via “trial and error” in de maatschappij nestelt en vervolgens een traditie wordt. Kwalijke en onwenselijk zaken zullen op eenzelfde manier juist weggeselecteerd worden. Conservatieven houden dan ook niet van rigoureus ingrijpen om volgende generaties te ontlasten: uiteindelijk levert een langzame verandering te zijner tijd wel een goede aanpassing, zo is hun adagium.

Een gedachtegoed dat wel actief wil ingrijpen in de verre toekomst is dan ook een zeldzaam goed. Progressieven vechten tegen de alles verslindende kracht van de evolutie, tegen de hang naar conservatisme. En dat wordt nergens beter geïllustreerd dan bij laatste verkiezingen: de twee hervormingsgezinde partijen behaalden ondanks een stevige winst nog steeds minder zetels dan een extreem verliezend CDA, conservatieve partij bij uitstek. De komende generaties zullen het zelf moeten doen.

Page 6: Webdemo 2010-2

Het Orakel van Ljouwert, De Grote IJsmeester, erelid van de VVD en sluipmoordenaar van het referendum; Hans Wiegel wordt door vriend en vijand gerespecteerd. Hoewel hij inmiddels alweer een tijdje uit de actieve politiek is, is hij nog steeds een graaggeziene gast bij talkshows om zijn commentaar te geven over de waan van de dag. Op de regenachtige dag vóór de verkiezingen trok de hoofdredactie van DEMO naar Den Haag om hem te bevragen over vroeger, morgen en alles wat daarna zou moeten komen.

Interview door Manuel Buitenhuis en Willem Jan Hilderink

“Zelfspot zie je nooit meer. Steeds die sombere gezichten…”

Page 7: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 7

Wat is er gebeurd met de Nederlandse politiek?Er gebeurt altijd wat in de Nederlandse politiek. Elke keer is de politiek anders, dat is het aardige aan de politiek ook. Ze is onvoorspelbaar. De laatste tijd is er best een boel gebeurd, kijk maar hoe bijvoorbeeld de verkiezingsstrijd begon, toen de heer Bos verdween en plotsklaps een opvolger uit zijn hoge hoed toverde. De Partij van de Arbeid stond toen op vijftien zetels en hij ging weg om op zijn kinderen te passen…

Is hij niet weggestuurd?Hij heeft zelf de stekker eruit getrokken. De vraag is natuurlijk of de heer Bos dat ook had gedaan als zijn partij toen niet op vijftien maar op 35 zetels had gestaan in de peilingen. Of hij toen ook zou hebben besloten om voor zijn kindertjes te zorgen. Ik denk het niet.

En op de langere termijn? U draait al een tijdje mee. De oprichting van D66, door een paar van mijn beste vrienden. Hans Gruijters bijvoorbeeld, hij is later minister geworden in het fameuze kabinet Den Uyl waarin hij de enige D66-minister was. Hij is een van mijn beste vrinden geweest, een geweldige vent, een rebel. Toen ik op het punt stond minister te worden vroeg ik hem wat dat nou eigenlijk was. Zijn antwoord was dat ‘het mooiste aan het ministerschap is dat je het geweest bent’. Dat is een grote waarheid.

De kiezer lijkt sinds uw entree losgeschoten te zijn van gevestigde politieke stromingen. Ziet u dat als iets positiefs?Dat vind ik niet altijd positief, nee. Op zichzelf was ik er bijvoorbeeld een groot voorstander van dat de sociaaldemocraten redelijk sterk in de volksvertegenwoordiging aanwezig zijn, omdat ze ook echt een politieke visie hadden. Later is dat door Kok, die de rode veren afschudde, eigenlijk overboord gezet. Dat vind ik niet verstandig. Ik houd ervan dat er partijen zijn die toch op een duidelijk fundament zijn gegrondvest, net als christendemocraten en liberalen.

Die gevestigde orde is aardig op zijn kop gezet, en toch moet er geformeerd worden. Zou regeren met de PVV voor de VVD een kans zijn?Ja, daar heb ik een aantal argumenten voor. Als je kijkt naar de kiezers van de PVV, dan zijn dat allemaal redelijke mensen die zich zorgen maken over de toekomst. Over de wijk waarin zij wonen. Allemaal gewone, hardwerkende mensen. Waarom zou je die lui uitsluiten? Het gaat niet alleen om de partijleider, het gaat ook om de achterban. Dat is één. En als je kijkt naar dat program dan is

dat op financieel gebied een redelijk goed program. Op sommige punten wat ouderwets, maar een redelijk goed program

Levert dat problemen op met het gebrek aan senatoren van de PVV?De Eerste Kamer is een keurig instituut. Als een coalitie daar niet de meerderheid heeft, dan zou de Eerste Kamer nooit om die reden een kabinet naar huis sturen. De oppositie in de Eerste Kamer stemt ook vaak mee met regeringspartijen op voorstellen waar collega-fracties in de Tweede Kamer tegen hebben gestemd. Wel zal men in de Eerste Kamer, zoals men dat daar altijd doet, onzinnige voorstellen verwerpen. Daar zijn ook wel wat voorbeelden van… Wiegel lacht. Denk aan de heer Van Thijn die het voorstel om de burgemeester rechtstreeks te kiezen getorpedeerd heeft. En het wordt wel opgeworpen als probleem dat de PVV niet in de Eerste Kamer zit, maar dat is natuurlijk met de komende statenverkiezingen ook weer opgelost.

Als u de deur op een kier zet naar de Nacht van Wiegel trappen wij hem natuurlijk met alle liefde in. Ed van Thijn, waar u zojuist naar verwees, zei enige tijd geleden dat hij er spijt van heeft gehad dat hij tegen de gekozen burgemeester heeft gestemd. Oh, is dat zo? Ik vond dat juist zo’n goed standpunt van hem. Ik heb er nooit spijt van gehad dat ik het referendum om zeep heb helpen brengen. Waarom zou ik? In het referendum worden vragen voorgelegd aan de bevolking die in wezen niet zo eenvoudig zijn en die moet de bevolking met Ja of Nee beantwoorden. Er is geen enkel vraagstuk waar met Ja of Nee op kan worden geantwoord. Maar

mijn belangrijkste bezwaar is dat een referendum de verantwoordelijkheid, invloed en de beslissingsbevoegdheid van de Staten Generaal beknot. Ik ben voor een vertegenwoordigende democratie. Het ligt sinds Thorbecke vast dat de regering en parlement de wetten maken, en verder niemand.

De laatste vraag over de formatie. Stel dat we er niet uit komen met dat formeren, wat is dan de laatste optie?Het laatste redmiddel is een kabinet van mensen van buiten de directe politiek. Dat is het last resort omdat het eigenlijk nog nooit is vertoond. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat het kabinet-Cort van der Linden, het oorlogskabinet uit 1914-1918, zo’n kabinet was. Daar zaten een heleboel bewindslieden in die nog nooit een Kamerlid hadden gezien. Dat kabinet stond in een heel moeilijke tijd aan het bewind, tijdens de Eerste Wereldoorlog, en heeft zeer grote hervormingen tot stand gebracht. Algemeen kiesrecht, gelijkheid van algemeen en bijzonder onderwijs, daar was men anders nóóit uitgekomen. Het lukte dat kabinet wel, onder leiding van de Groningse hoogleraar.

Als er eenmaal een nieuw kabinet staat, is er al één heel prominent probleem dat om aandacht vraagt. Hoe pakken we de financiële crisis aan?Vreselijk groot zijn al die dingen weer, die moet je ook met een schep zout nemen. Ik herinner me de tijd toen wij regeerden, waar een aantal economische indicatoren véél ernstiger was dan nu. Met een inflatie van 8%, met 800.000 werklozen, een miljoen WAO’ers en een hypotheekrente van 15%. Die getallen liggen nu allemaal veel lager.

Het is eigenlijk niet zo erg allemaal.Het wordt sterk overdreven en daar is ook een reden voor vanuit de gedachtegang van politici. Hoe zwarter men de situatie schetst, hoe makkelijker het is, denkt men, om bezuinigingen door te voeren. De politiek in haar algemeenheid doet dat, elke partij. ‘We moeten toch wat doen, iets wat we eigenlijk niet willen…’. Daar doet iedereen aan mee.

En als we toch wat moeten doen: hoe krijgen wij de overheid kleiner?Een kleinere overheid begint met minder regeldruk. Ministers die minder regeltjes willen, doen er goed aan hun ambtenaren op te dragen zélf met voorstellen voor het verminderen van die bestuurlijke brij te komen. Het is onzinnig de ambtenaren de schuld te geven, zij voeren enkel uit. Je kunt niet zeggen, we verkleinen de overheid door het ambtenarencorps te halveren en dan de regelbrij intact laten.

“Het CPB is gewoon een gepolitiseerd instituut. “

“Ze rekenen daar bovendien de

grootst mogelijke flauwekul uit”

Page 8: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 20108

Om die te verkleinen en te versimpelen heb je gewoon ambtenaren nodig.

Levert die hervorming de benodigde 29 miljard op?Nee, maar dat hele getal is uit de lucht gegrepen. Volgend jaar hebben we weer een ander getal. Toch moeten we wel in die orde van grootte denken. Het kan zelfs nog wel meer zijn: het CPB ging bij de berekening van die 29 miljard namelijk uit van een redelijk forse economische groei in Nederland en die halen we momenteel echt niet.

U had toch al niet zo’n hoge pet op van het CPB?Nee, het CPB is gewoon een gepolitiseerd instituut. De directeur is een uitgesproken PvdA’er en dat is van invloed op de rapportage van het CPB. Ze rekenen daar bovendien de grootst mogelijke flauwekul uit: ‘als je het VVD- of PvdA-programma uitvoert, dan gaan de mensen er in 2025 er 40 euro in de week op achteruit.’ Wat is dat voor flauwekul? Bovendien begon het CPB allerlei plannen goed te keuren en waande het zich de wetgever. Ik weet toevallig ook dat het Bureau door hoge mensen uit het ministerie van Economische Zaken tot de orde is geroepen. Ze waren te politiek bezig. Het thema voor deze DEMO is

conservatisme. Is conservatisme dood?Ach nee, iedereen is in zekere zin conservatief en dat blijft. Conservatisme is voor mij dat wat op de deugden betrekking heeft. De waarden van de vijftiger jaren waren in die zin heel prettig; Nederland was een fijn en verdraagzaam land. Nederland was vroeger een land zoals Canada nu is: rustige mensen die hard werken, een redelijk belastingtarief betalen, beleefd tegen elkaar zijn en netjes in de rij wachten. Zo’n verhaal over Nederland zal het bij de kiezers ook goed doen, denk ik. Met alledaagse voorbeelden aangeven dat het conservatisme zo gek nog niet is.

Wat is er misgegaan?Mensen hebben het gevoel gekregen dat de overheid alles moet regelen en dat ze recht hebben op allerhande zaken. Ze verwachten niets meer van zichzelf omdat ze alle taken naar de overheid hebben doorgeschoven. Ik moet denken aan Tony Blair, die in het Lagerhuis zei: ‘Mijn generatie, die van de jaren zestig, heeft wel haar vrijheid opgeëist, maar niet haar verantwoordelijkheden genomen.’ Om dit te zeggen, hoef je dus helemaal geen lid te zijn van de Conservative Party. Mensen moeten weer op hun verantwoordelijkheden

gewezen worden.

Betekent dat meer Postbus 51?Dat is van die televisie-onzin, is het niet? Nee, in ieder geval. Politici moeten mensen een verhaal vertellen, ze moeten de mensen vertellen: daar moeten we heen. ‘Luisteren naar de mensen is Quatsch!’ Politici zijn gekozen, middels verkiezingen hebben mensen laten weten dat ze vertrouwen in je hebben. Dan moet je niet honderd dagen met een bus door het land gaan! Je hebt het vertrouwen van de mensen al, ze denken dat jij capabel bent.

De overheid mag dus moraliseren?Nee, ik heb het niet over moraliseren: politici moeten mensen gewoon vertellen wat ze vinden. Dat heb ik ook gedaan in de zeventiger jaren. Mijn issue in die tijd was het aankaarten van misbruik van de

“Politici moeten mensen gewoon vertellen wat ze

vinden.”

Page 9: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 9

sociale voorzieningen. De PvdA verguisde mij daarom, ik mocht die arme mensen hun uitkering toch niet afnemen?! Maar ik kwam aan dat thema doordat een communistische stratenmaker, Piet, mij er in een kroeg in de Jordaan op wees. Hij vertelde dat hij elke ochtend om half zeven zijn bed uit ging op weg naar zijn werk, maar dat zijn buurman de hele dag in bed lag en niet hoefde te werken vanwege de uitkering die hij had. Die communistische arbeider voorzag mij van een ‘rechts’ thema.

Als minister heeft u veel meegemaakt. Wat waren de mooie momenten?Ik zal je een gek verhaal vertellen. Ik was de laatste minister van Binnenlandse Zaken die in het torentje heeft gezeten voordat het naar Algemene Zaken ging. Toen ik in het torentje kwam lagen er allemaal mappen met stukken die, volgens mijn kamerbewaarder, door mijn voorganger voor mij waren achtergelaten. Grijze mappen, dat betekent niet urgent, blauwe mappen, die waren een beetje urgent, en rode mappen, zeer urgent. Ik zei tegen hem: ‘Zou u mij een plezier willen doen, Meneer Waldman? Zou u mij straks een glas whisky-soda willen brengen en zou u daarna al die mappen weg willen brengen en ze in kleine stapeltjes terug kunnen brengen, anders word ik er helemaal gek van. En we beginnen met de grijze’. Toen die grijze mappen als eerste terugkwamen, bleek er een ongetekend besluit in te zitten, waarin de minister van Binnenlandse Zaken de burgemeesters meedeelt dat hij geld beschikbaar heeft gesteld voor het aanschaffen van wapenstokken en wapenschilden ter bescherming van de politie. Dat besluit lag al maanden die map. Fantastisch! Ik heb hem meteen geparafeerd. Daarna heb ik mijn voorlichter de opdracht gegeven een persbericht te schrijven en heb ik onmiddellijk, vanuit het torentje met mijn glas whisky, de Telegraaf gebeld. Dat bericht verscheen de volgende ochtend op de voorpagina, met een groot zwart kader eromheen.

Ik zal je nog een klein feitje geven, dan houd ik er mee op. Ik heb heel hard gewerkt toen ik minister was: ik had een zwaar departement, was viceminister-president en leider van mijn partij, maar in het begin heb ik dus meteen de toon moeten zetten. Die ambtenaren dachten ‘die vreselijke man wordt hier minister, die allemaal vreselijke rechtse dingen heeft geroepen als oppositieleider’. Het was voor hen wennen, dus ik dacht, ik moet laten zien dat ik het kan. Ik heb in mijn eerste weken ontzettend veel besluiten genomen. En als ik dan rond half elf naar huis ging, dan liet ik de lampen branden in het torentje. Dan zat ik achterin mijn dienstwagen en

rookte ik een sigaar, en reden we het binnenhof af, langs de hofvijver, en ik zeg tegen mijn chauffeur ‘Van Dam! Hoofd rechts!’. En daar keken we. De minister werkt. En wij gingen naar huis. En hoe ging dat bij het werken zelf?Ik had op het departement, op Binnenlandse Zaken, wat geleerd van mijn voorganger, de heer Toxopeus. Die had me aangeraden om, als ik zo’n dikke notitie kreeg, gewoon een bladzijde open te slaan en ergens een kruis of een vraagteken te zetten; er was overal wel wat over te vragen. Papiertje erbij: ‘heer directeur-generaal, ik heb uw stuk gezien, maar op bladzijde 143 staat iets wat volgens mij niet klopt’. Terug naar de d.g. Die dacht ‘potverdorie, die minister heeft het hele stuk gelezen’. Wat natuurlijk niet het geval was. Je moest er eerst voor zorgen dat ambtenaren het gevoel hebben dat je weet waar het over gaat.

En ik had voor mijn werk de beste ambtenaren. Het hoofd van het bureau van de secretaris-generaal was de jonge meneer Brinkman, die later van alles en nog wat is geweest, en die was fantastisch. Die las mijn stukken voor mij door, want als je als minister alles leest, neem je geen enkel besluit. Die schreef briefjes, in van die grote bollende letters, met ‘u moet daar en daar eens naar kijken, daar staat iets wat voor mijn gevoel niet past bij uw politieke lijn’. Goede ambtenaren, ambtenaren die loyaal zijn, die alles tegen je durven te zeggen. Die hun minister niet naar de mond praten. Als alle ministers ze zo zouden hebben, wordt dat een prachtkabinet.

Nog een vraag, en dan laten we u wat ruimte om zelf wat toe te voegen, over een fusie tussen JD en JOVD bijvoorbeeld…Niet doen!

…wordt Mark Rutte na Hans Wiegel de eerste VVD’er in het torentje?Dat kan. Ik ben er onlangs nog geweest; er is niet zoveel verandert. Alleen de ramen kunnen niet meer open. Daar kon je de vogeltjes horen fluiten, vroeger. Nu is dat te gevaarlijk.

Wilt u nog iets kwijt?Wat ik zelf ontzettend belangrijk zou vinden is dat in de politiek iets meer, zoals dat vroeger meer gebruikelijk was, wat meer gelachen wordt, wat meer gerelativeerd wordt. Wat meer zelfspot. Zelfspot zie je nooit meer. Steeds die sombere gezichten…

Page 10: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201010

De commissie-Veerman stelde in het rapport dat er meer geld naar het hoger onderwijs moet

om het tij te keren. Het klinkt allemaal erg mooi: meer prikkels voor studenten, de studie-uitval moet drastisch omlaag, talent dient meer benut te worden en er zijn grote investeringen nodig om het beoogde toponderwijs te kunnen realiseren. Kortom, de Nederlandse universiteiten moeten zich in alle opzichten meer onderscheiden.

Volgens Lock ontbreekt er een centrale visie in het rapport. De bevindingen zijn ‘de meest banale concepten van de neo-liberale visie op onderwijs.’ Hij beargumenteert dat de hierboven genoemde punten alleen maar een bevestiging zijn van wat iedereen al weet, namelijk dat het onderwijs beter moet. De bevindingen van de commissie-Veerman zijn stuk voor stuk open deuren.

Elke andere uitkomst van het onderzoek zou politiek toch onacceptabel zijn.

Maar waar het werkelijk om gaat is de interpretatie van het rapport. Gaat het echt om toponderwijs of gaat het om arbeidsproductie, efficiency en marktgericht denken en werken? Toponderwijs betekent in de praktijk immers dat zoveel mogelijk studenten met zo hoog mogelijke cijfers hun diploma halen, tegen zo laag mogelijke kosten.

Als eerste voorbeeld uit het rapport noemt Lock de waarschuwing dat studie-uitval hoog is. Daartegenover staat een te laag rendement. Logisch, zou je zeggen, want topkwaliteit betekent immers dat studenten goede resultaten behalen en degelijk worden voorbereid op de arbeidsmarkt. Het probleem is echter, stelt de hoogleraar, dat uitval

leidt tot ‘inefficiënte inzet van de productiecapaciteit.’ Dat is niet in het belang van het hoger onderwijs. Het heeft namelijk een puur economische reden: het kost geld. Tastbare resultaten zijn pas zichtbaar na een lang maar noodzakelijk ontwikkelingstraject, wanneer de afgestudeerden zich op de arbeidsmarkt begeven, geld opleveren en – wellicht in de toekomst – hun studieschuld afbetalen.

Rendement komt in de ogen van de commissie-Veerman neer op ranglijsten en percentages. Volgens het meest recente rapport van het NOWT (Nederlands Observatorium van Wetenschap en Technologie) staat Nederland vierde in de citatie-index (aantal publicaties per onderzoeker per jaar . Dit noemt het Veerman-rapport positief, alhoewel we tot voor kort maar liefst een derde plaats innamen. In plaats van dat we zouden

Onderwijs is meer dan economieOnlangs kwam de commissie-Veerman met een rapport waarin een aantal aanbevelingen stond voor het hoger onderwijs. Het rapport werd vrijwel unaniem enthousiast ontvangen. In een interview met De Groene Amsterdammer (‘Laat de universiteit vrij’, 22 april 2010, nr. 16) zet filosoof en hoogleraar Grahame Lock echter vraagtekens bij de beoogde hervormingen.

Door Daniël Boomsma

Page 11: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 11

Daniël Boomsma studeert rechten en is algemeen bestuurslid van de afdeling Amsterdam.

moeten streven naar kwaliteit beweert de commissie dat er meer commercieel voordeel uit toponderzoek moet worden gehaald. We moeten meer ‘profiteren van de resultaten van onderzoek.’ Niet de kwaliteit voert hier de boventoon maar de kwantiteit, en dat terwijl dit doodleuk onder het kopje ‘kwaliteit van het onderzoek’ staat. Als de commissie vervolgens concludeert dat Nederlandse opleidingen te smal zijn en verbreding nodig hebben, is de logica al helemaal ver te zoeken. De combinatie ‘breed’ en ‘commercieel’ staan haaks op toponderwijs. Topopleidingen moeten juist de diepte in.

Lock signaleert dat de zin ‘’talent wordt onvoldoende benut’ veelvuldig voorkomt in het rapport van de commissie-Veerman. Hij wijst op het woord ‘benut’ en zegt vervolgens dat ‘…kennis enkel nuttig is als die leidt tot een diploma, dat weer leidt tot een baan.’ Wat relevante kennis is zouden de opleidingen en haar studenten zelf moeten kunnen bepalen. Iemand die bijvoorbeeld Hebreeuws wil leren of zich wil verdiepen in de Slavische culturen is volgens het rapport inefficiënt en kost geld. Ontplooiing is in dat geval geen prioriteit meer, terwijl ontwikkeling van talenten juist een essentieel onderdeel is van goed onderwijs.

Als hbo-instellingen straks dezelfde titels mogen verlenen als universiteiten dreigt er een enorme vervlakking. Het verschil tussen de twee typen opleidingen kan niet worden ontkend. Ten eerste is gelijkschakeling van titels oneerlijk. Studenten aan universiteiten doen onderzoek op een hoger niveau en zijn daarmee langer bezig. Belangrijker is echter dat het hoger beroepsonderwijs niet-wetenschappelijk is en het academisch onderwijs wel. Alleen al op grond daarvan is het niet logisch wanneer twee verschillende onderwijsinstellingen dezelfde titels zouden gaan verlenen. Het praktische van het hbo moeten we behouden. Het verschil is van belang omdat er juist diversiteit moet zijn onder de afgestudeerden. Het verschil opheffen betekent tevens een enorme devaluatie van het bachelor aan de universiteit. Het is toch niet de bedoeling dat de drempel zo laag wordt dat plotseling iedereen een bachelortitel kan halen, ongeacht je competenties?

Dat universiteiten met elkaar dienen te concurreren klinkt goed. Concurrentie zorgt er op het eerste gezicht voor dat universiteiten hun beste beentje voorzetten, en dat is gunstig voor de kwaliteit. Maar dan komt het marktprincipe om de hoek kijken. Waar universiteiten juist vrij moeten worden gelaten krijgen ze nu de opdracht om, zoals Lock het formuleert, ‘een merk

op te bouwen’. Universiteiten moeten zich volgens het rapport meer gaan onderscheiden door bijvoorbeeld kleine opleidingen aan te bieden. Het is naïef om te denken dat de commissie vindt dat zo’n kleine studie een goede aanvulling is op het al bestaande aanbod, redeneert Lock. In wezen gaat het vooral om rendement, want voor de Veerman-commissie is rendement een synoniem voor profilering. Een universiteit met een kleine opleiding zonder rendement ‘profileert’ zich dan opeens niet, waarmee het woord profileren betekenisloos is geworden.

Lock gaat ook in op de selectie aan de poort. Universiteiten moeten via een selectieprocedure kunnen bepalen wie ze toelaten en wie niet. Hij maakt de vergelijking met de Engelse topuniversiteiten Oxford en Cambridge, waar wordt geselecteerd op ‘intellectuele kwaliteiten’. De interpretatie van wat een goede student is verschilt daar volledig met die van de commissie-Veerman. Nieuwsgierigheid en intellectuele kwaliteiten wegen zwaarder dan uitsluitend cijferlijsten. Het komt erop neer dat de universiteiten die de beste studenten willen aannemen, in Nederland kunnen volstaan met een blik op de behaalde cijfers. Maar studenten zijn meer dan een cijferlijst. In Engeland is een brede selectieprocedure een verworvenheid. Een procedure zoals in Oxford en Cambridge is beter, maar door het gebrek aan autonomie van de Nederlandse universiteiten en door de heersende regelmentaliteit (nog) niet realistisch.

Het afschaffen van de financiering per student, zoals het rapport aanbeveelt, is op zich een goed voorstel. Universiteiten die financiering ontvangen per afgestudeerde student hebben er baat bij dat hun studenten zo snel mogelijk afstuderen, en dat is niet per definitie een goede zaak. Maar het is te kort door de bocht om te zeggen dat dit voorstel voortvloeit uit puur nostalgisch verlangen naar de traditionele universiteit van weleer. De financiering zoals die nu is zorgt immers voor ‘tegenproductieve effecten en suboptimale kwaliteit van het eindproduct’, zoals Lock het formuleert. Een dergelijke benadering past niet bij het onderwijs in het algemeen. Zo dreigt de universiteit van een onderwijsinstelling te veranderen in een veredeld bedrijf. Daarbij komt dat de vrijgekomen investeringen bij het afschaffen van de studiefinanciering niet de oplossing vormen op de lange termijn. Onderwijs is geen economie waar geld in kan worden gestoken om het niveau op pijl te houden.

De overheid zit in een spagaat. Enerzijds

moet ze zorgen voor goed onderwijs, anderzijds moet ze de kosten laag houden, zeker in crisistijd. Het afschaffen van de studiefinanciering lijkt logisch. Studenten die geen studiefinanciering meer ontvangen willen zo snel en efficiënt mogelijk hun studie afronden om zo de schuld zo laag mogelijk te houden. En natuurlijk, het kost de overheid minder geld. Een win-win situatie? Nee, daar is geen sprake van. Ten eerste treft deze maatregel diegene voor wie studeren nu al duur is. Daarnaast zorgt het niet voor datgene waar de commissie-Veerman naar streeft, namelijk gebruik maken van talent. Juist de uitblinkers worden met het afschaffen van de ‘stufi’ getroffen. Studenten die boven de rest uitsteken en bijvoorbeeld een tweede studie willen doen, krijgen te maken met een dubbele studieschuld. Het voordeel van een tweede studie, namelijk dat de student een brede kennis krijgt op meerdere vlakken, kan niet op tegen de financiële zorgen die het met zich mee brengt. Wordt talent dan nog wel optimaal ‘benut’?

Eeuwenoude universiteiten zoals die van Oxford en Cambridge hebben hun eigen geldpot. Hierdoor kunnen ze vrij investeren en een vrij beleid voeren. Dat leidt ertoe dat het vergaren van kennis, het promoveren en onderzoek verrichten centraal staan. Dat is immers waar het om gaat: ‘vrij denken en de leidende ideeën en figuren uitdagen of aanvallen’.

Ik deel dan ook de mening van Lock: de oplossing is om universiteiten vrij te laten en te zorgen voor zo min mogelijk regulering of misschien zelfs geen regulering. Die opvatting past ook nog eens perfect in de liberale denkwijze dat de overheid zich niet overal mee dient te bemoeien. De universiteiten hebben geen behoefte aan onzinnige onderwijsconcepten en richtlijnen. Academische vrijheid betekent juist blikverruiming. Het kan niet de bedoeling zijn dat dit blikveld zodanig beperkt wordt dat er nauwelijks iets overblijft van de traditionele universiteit als kennisinstituut en vrijplaats voor onderzoek. Een commissie die vooral belang hecht aan rendement, commercieel gewin en profilering negeert het maatschappelijke belang van goed en vooral autonoom hoger onderwijs. Boven de universiteit hoort slechts de uitgestrektheid te hangen van alles wat nog ontdekt kan worden.

Page 12: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201012

Alexander PechtoldD66 Fractie Tweede KamerPostbus 200182500 EA Den Haag

Beste Alexander,

Allereerst wil ik je graag feliciteren met de verkiezingsoverwinning. Onze overwinning. Tien zetels, we zijn weer helemaal terug. Daar mogen we allemaal blij om zijn. We kunnen allicht zelfs gaan regeren in een droomcoalitie, al zullen we dan alle zeilen bij moeten zetten om bij de volgende stembusgang niet weer meteen compleet kapot geschoten te worden. Maar goed, op dit moment zeggen 650.000 mensen, al dan niet goed geïnformeerd, ‘ja’ tegen onze visie op het land. Dat is fijn.

Maar er steekt iets, hè? Ook bij jou, dat moet wel bijna. Ik was er niet bij in Scheveningen, maar ik kan me voorstellen dat er geen sprake was van een onverdeelde jubelstemming. Ik zat met wat vriendjes op de bank, en we volgden de uitslagen als ware het een zes uur durende voetbalwedstrijd. Rita, die met nagenoeg al haar kiezers net een hotelzaal vol had gekregen voor een last hurrah. Prevelende CDA’ers die niet zo goed meer weten of ze dit willen spinnen of gespind willen worden. Naarmate de avond vorderde en er steeds meer lege flessen Appiewijn op tafel stonden werd ons commentaar ook des te luider. Als pensionado’s schreeuwden we tegen de televisie. Naar aanleiding van het infantiele blokje met Twittercommentaar dat elk half uur langskwam, maar meer nog door de resultaten zelf. Vierentwintig zetels. Gordijneffectje.

De politieke partijen, de media, iedereen was van mening dat immigratie, integratie, veiligheid en de Islam in Nederland geen echte issues waren deze verkiezingen. Wilders zelf begon zich ook al zorgen te maken, het was overduidelijk dat hij geen andere kaarten te spelen had. Het ging toch over het huishoudboekje ? Nou, daar dacht de blank-en-boos-demographic toch duidelijk anders over. Zij zweefden allang niet meer. Heerlijk, een politieke aai over de bol van iemand die je vertelt dat je problemen en onzekerheden niet je eigen schuld zijn, maar die van iemand anders. En je weet wat het mooiste van het verhaal is: in de grote steden, de plekken waar er sprake is van echte wrijving, daar valt de schade nog wel mee. Nee, de winst wordt gepakt in Limburg, waar de meeste mensen nog nooit een allochtoon van dichtbij hebben gezien! Studenten met een harde g zijn wat hier voor buitenlander doorgaat. Een wat oudere medewerker van de Universiteit Maastricht schijnt verzucht te hebben “dat ze hier in de oorlog ook bijna allemaal fout waren”. Nou dunkt me dat een wat overtrokken reactie, ik gooi het eerder op algemene maatschappelijke onvrede, en ‘Hollènders’ worden hier sowieso gewantrouwd, dus Haagse kliek al helemaal. Het vakje van ‘us Camiel’ konden ze niet meer rood kleuren, dus dan moest het maar ‘us Geertje’ worden, de nieuwe favoriete schoonzoon.

De eenvoudigste oplossing zou zijn om in Limburg de onafhankelijke staat Kwaad-Blankië uit te roepen, en Wilders daar zichzelf tot Keizer te laten kronen.

Goed, tien zetels dus. Leuke score. Maar jij en ik weten allebei dat het er meer hadden kunnen zijn. Begrijp me niet verkeerd, het waren er nooit twintig geworden, maar wie heeft je verteld dat de winst lag bij het blijven hakketakken op Wilders? Terwijl jij je spreektijd besteedde aan het bestrijden van een toegegeven abjecte visie op de maatschappij werden we aan beide kanten leeggezogen door de VVD en de PvdA. Twee partijen die voor hun electoraat gaat staan, en feitelijk zeggen: “Iedereen moet hervormen, behalve deze mensen.”. Daar had je toch wat aan kunnen doen ? Iedereen zal iets moeten bijdragen, de hypotheekrenteaftrek is een onhoudbaar systeem, en ons ontslagrecht zal echt anders moeten. In hun hart gaven Rutte en Cohen je allebei gelijk, dat kon je zien. Het werd zelfs impliciet op tv toegegeven. Man, als Bolkestein zelfs pleit voor een gereguleerde legale drugsmarkt, dan is the sky toch the limit ?

Ik had graag gezien dat je je een beetje kwaad had gemaakt. Kwaad op de juiste mensen. Kwaad op je eigen kieslijst, als Stientje vriendelijk stotterend en prevelend een thuiswedstrijd voor een publiek van studenten glorieus verliest. Ik schaamde me dood. Kwaad op partijen die hun electoraat dingen beloven die niet kunnen, kwaad op partijen die geen visie hebben op de gehele maatschappij, maar feitelijk alleen deelbelangen behartigen. Mark en Job een veeg uit de pan geven, ze confronteren met hun gebrekkige verhaal. Ik zag het even toen je met Rouvoet aan tafel stond, het vuur. De passie waarmee je progressieve doelen en verworvenheden verdedigde. Vooruit kijken, niet terug willen naar een fictionele jaren vijftig die alleen in de hoofden van Balkenende, Wilders en Rouvoet bestaat.

Beste Alexander, ik ben een beetje kwaad. Kwaad op mezelf, misschien heb ik er niet genoeg aan gedaan. Kwaad op Nederland, waar mensen vaak zoeken naar het makkelijke antwoord in plaats van het juiste antwoord. Kwaad op ons, omdat we het beter hadden kunnen overbrengen. Maar we moeten weer aan de slag.

Dus daarom vraag ik aan jou: wat gaan we doen?

Met vriendelijke groet,

Jeroen PostmaStudent international business.Lid van de jonge Democraten.

Page 13: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 13

Rob Goossens is publicist en lid van de Jonge Democraten.

De Engelsen hadden hun competitie met Nederland als een gelopen race kunnen beschouwen. Ze

hadden hun handelsbetrekkingen met de Nieuwe Wereld kunnen verstevigen en de specerijenhandel aan Nederland kunnen laten. Ook hadden ze kunnen proberen om in Rome geld los te krijgen door zich tot het katholicisme te bekeren. Het Vaticaan had Engeland graag opgenomen in zijn achterland.

Als de Engelsen één van deze opties hadden gekozen, dan had ik niet de moeite genomen hier überhaupt over te schrijven. In plaats hiervan accepteerden de Engelsen dat ze de eerste ronde hadden verloren, maar dat de tweede ronde beslist voor hen zou zijn. Niet de vraag ‘waarom hebben we verloren?’, maar de vraag ‘waarom hebben zij gewonnen?’ bepaalde hun nieuwe strategie. Cruciale posities in het Engelse handelswezen werden aan Nederlanders vergeven. Hier kregen de Hollanders de vrije hand. Ze kopieerden allereerst het Nederlandse belasting- en kredietsysteem. De Engelsen ontdekten dat je via staatsobligaties geld van je eigen bevolking kunt lenen, zoals de Nederlanders dat toen al tijden deden. Daarnaast voerden ze accijnzen in. Ze gingen ‘erop en erover’. Het waren Nederlanders die de Royal Navy Dockyard in Chatham uitbouwden tot de grootste werkgever ter wereld van die tijd. De Engelse strategie had gewerkt.

Frits Bolkestein heeft begrepen dat niet alleen in dit geval geldt dat het meer zin heeft om je af te vragen waarom ‘zij’ het wel kunnen, dan waarom ‘wij’ niet. Wetenschappers breken zich al vijftig jaar het hoofd over de vraag waarom Afrika zo arm is. Bolkestein bestreed die aanpak op 24 december jongstleden in een opinieartikel in De Volkskrant.

“De juiste vraag is niet: waarom zijn arme landen arm? De juiste vraag is: waarom zijn rijke landen rijk? Want in het begin waren we allemaal arm. Wie een verklaring zoekt voor de bloei van

het Westen, moet teruggaan naar de Renaissance of zelfs naar de Klassieke Oudheid. Kolonialisme heeft niets te maken met die bloei.”, stelt Bolkestein in zijn artikel.

Het zou niet verkeerd zijn ons daadwerkelijk deze vraag te stellen. Welbeschouwd heeft hebzucht ons in ieder geval niet eens zoveel kwaads bezorgd. Europa vergelijkend met Afrika, zou je toch kunnen stellen dat ‘wij’ er iets beter voorstaan dan onze zuiderburen. De prikkel om veel geld te verdienen heeft blijkbaar niet alleen het slechtste, maar ook het beste in Europa naar boven gebracht. Logisch gezien is dat niet raar: uiteindelijk is hebzucht goed uit te leggen als een vorm van vooruitgangsdenken.

‘Hebzucht’, of – minder gechargeerd – ondernemerszin, kan Afrika tot grote hoogten stuwen. Op dit moment teert een land als Mozambique hoofdzakelijk op ontwikkelingsgeld. Belastingen worden er nauwelijks geheven en van representatie is dan ook nauwelijks sprake. Daarbij moet overigens wel gezegd dat Joaquim Chissano, de voormalige Mozambiquaanse president, de laatste winnaar was van de officieuze Afrikaanse prijs voor goed bestuur. Deze

is in de daaropvolgende twee jaren niet meer uitgereikt wegens een schrijnend gebrek aan goed bestuur – tekenend voor de politieke situatie op het Afrikaanse continent. Goed bestuur moet men in Afrika met een vergrootglas zoeken.

Het enige waarin christendemocraten gelijk hebben, is dat goed bestuur wordt gevoed door een sterk maatschappelijk middenveld. Helaas blijft de christendemocratische praktijk achter bij de theorie. Afrikaanse landen kenmerken zich namelijk op bestuurlijk gebied door een chronisch gebrek aan maatschappelijk middenveld. Financiële ondersteuning van een semi-overheid die niet bestaat, vloeit direct naar de Zwitserse bankrekening van de potentaat ter plaatse. Laat het ‘maatschappelijk middenveld’ vooralsnog dus maar even voor wat het is; op de markt gebeurt het.Een land als Angola laat zien dat de vreselijkste oorlogssituatie overwonnen kan worden zonder een cent ontwikkelingsgeld. Door te investeren in infrastructuur en veiligheid, merkt het land niets van de financiële crisis. Mensen zijn bereid een huis te bouwen, en voor de aanschaf van een auto bestaan er lange wachtlijsten. Aan Ivy League- en gerenommeerde Engelse universiteiten opgeleide Angolezen blijven niet hangen in het land waarin ze zijn opgeleid voor topbanen, maar komen massaal terug naar Angola omdat ze daar tegen een enorm hoog salaris kunnen meebouwen aan het Angola van de toekomst. Ambitie en hebzucht gaan hand in hand met vooruitgang. In Afrika is het de beste route naar zelfredzaamheid.

Inhaligheid bevordert zelfredzaamheidTen tijde dat de Nederlanders de wereldzeeën domineerden, zaten de Engelsen met hun handen in het haar. Hun land was groter dan het onze, hun gemenebest was groter dan ons Koninkrijk, en toch slaagden die vermaledijde Nederlanders erin om de Britse handels- en oorlogsvloot te overschaduwen. De Oriënt was Nederlands achterland en om het allemaal nog een graad erger te maken slaagde Michiel de Ruyter erin om tijdens de tweede Engels-Nederlandse oorlog de Theems op te varen, de Engelse blokkade te doorbreken en triomfantelijk terug te keren met HMS Royal Charles, het vlaggenschip van de Engelse marinevloot als buit. De spiegel van dit schip is overigens nog immer te bezichtigen in het Rijksmuseum (mits het geopend is).

Door Rob Goossens

Page 14: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201014

Het verleden van D66 is er één van pieken en dalen. Geen enkele Nederlandse partij had in de

afgelopen veertig jaar zo’n grillig karakter. Dit is deels te wijten aan de flexibele identiteit die D66 altijd gehad heeft. Met haar focus op methodologie in plaats van ideologie was de partij vernieuwend, maar dit pragmatisme maakte het moeilijk om mensen structureel aan zich te binden. Bij haar oprichting hadden de democraten tot doel het verstarde politieke bestel op te blazen. Dit politieke bestel was een product van de verzuilde samenleving. Net zoals de omroepen, kranten en scholen waren ook politieke partijen verdeeld langs ideologische lijnen. De zwevende kiezer bestond nog amper en de politieke leiders bestuurden middels herenakkoorden het land. D66 is in het leven geroepen om deze structuren te breken. Dankzij de inzet van D66 en het roerige klimaat van de jaren zestig veranderde het politieke stelsel ingrijpend. Partijen waren niet meer zeker van de gunst van een vaste achterban en dienden te investeren in de relatie met de kiezer. Het politieke stelsel op basis van zuilen is opgeblazen al heeft D66 niet al haar doelen bereikt.

Behalve het opblazen van het politieke stelsel pretendeerde D66 ook anders te zijn dan andere partijen. Men wilde geen partij bouwen op basis van een ideologie of dogma’s maar problemen oplossen door pragmatische politiek te bedrijven. In zijn meest pure vorm zou pragmatisme leiden tot een rechtlijnig doel-middel denken. Het doel van de politiek kan omschreven worden als het oplossen van maatschappelijke problemen en dit dient volgens het pragmatisme zo efficiënt mogelijk te gebeuren. Een fanatiek pragmaticus zal niet gehinderd worden door morele of ideologische bezwaren. Deze technische manier van politiek bedrijven lijkt efficiënt, maar is in de praktijk niet altijd toepasbaar en soms zelfs onwenselijk. Wanneer uit onderzoek zou blijken dat het invoeren van de doodstraf de beste manier is om criminaliteit tegen te gaan zullen weinig D66’ers zich pragmatisch opstellen.

Blijkbaar is er iets meer dan plat pragmatisme wat de meeste D66’ers

bindt. In 1998 was er dan ook de beweging “Opschudding” binnen de partij die het voor elkaar kreeg dat D66 sindsdien het onderschrift sociaalliberaal voert. Desondanks worden de Democraten nog vaak beschouwd als pragmatici. Ook binnen D66 en de Jonge Democraten wordt pragmatisme nog vaak gehuldigd en krijgt het sociaalliberale karakter pas enige lof sinds het succes in de peilingen. Toch heerst er binnen deze groepen nog vaak de ideologie van de anti-ideologie. Men spreekt vaak met dédain over andere partijen die zich krampachtig zouden vasthouden aan een ideologie of dogmatisch handelen. Behalve dat dit soms onbeleefd is getuigd het ook niet van realiteitszin.

Uiteraard zit D66 niet vast in een starre ideologie, maar evenmin zijn de democraten gespeend van enige vastigheden in de overtuigingen. Zo wordt er bijvoorbeeld een groot belang gehecht aan individuele vrijheden. Dit belang is niet pragmatisch, maar ideologisch. Op dit moment hecht men zelfs zoveel waarde aan deze individuele vrijheden dat zelfs de kleinste beknibbeling op deze vrijheden een soort Pavlovreactie van tegengeluid oproept binnen D66. Als het gaat om individuele vrijheden dan is er nog maar weinig ruimte voor pragmatisme in de gelederen.

De slinkende rol van het pragmatisme binnen D66 kan dan ook alleen maar toegejuicht worden. Puur pragmatisme leidt tot onpersoonlijke bedrijfsmatige politiek waar men in rechtlijnige, maar niet in persoonlijke oplossingen denkt. De problemen zijn belangrijker dan de mensen achter de problemen.

Daarnaast leidt fanatiek pragmatisme tot onherkenbare politiek. Wanneer men alleen uit gaat van doel-middel denken dan kan het politieke beleid alle kanten opschieten. Het cliché dat D66 geen eigen mening heeft is dan ook deels aan dit pragmatische karakter te wijten.

Het sociaalliberalisme is een nog relatief jonge en dunne ideologie. Door het uitdiepen van het sociaalliberale karakter krijgt D66 een eigen smoelwerk. Dit houdt niet in dat bij ieder te nemen besluit men moet terugvallen op een heilig boek. Men kan soms, maar niet altijd, uitkomsten van wetenschap als leidraad nemen. Gezond verstand zal in veel gevallen prima zijn werk doen als vervanger van pragmatisme. Met het opzetten van de vijf richtingwijzers is er al een belangrijke stap gezet in de richting van meer duidelijkheid. Waar andere partijen grotendeels hun ideologische veren hebben afgeschud, is het voor D66 zaak zijn ideologische verentooi op te tuigen. Alleen zo kan D66 zich duidelijk profileren in het druk bezette Nederlandse politieke landschap. Op deze manier kan het liberale karakter van D66 dat sterk geënt is op individuele vrijheden zich afzetten tegen het marktliberalisme van de VVD. Tevens onderscheid men zich zo van het gelijkheidsdenken van de PvdA en SP. Middels het ontplooiingsliberalisme pleit D66 voor gelijke kansen, maar niet voor het creëren van eenheidsworst. Eenieder wordt aangesproken op zijn talenten, niet op zijn onvermogen. Dat is de kern van het sociaalliberalisme.

Door het pragmatisme definitief vaarwel te zeggen kan D66 een brede partij worden, een partij die niet minder groen is dan GroenLinks, en waarin liberalisme niet alleen gericht is op marktwerking en een sociaal karakter heeft dat niet perse iedereen gelijk wil schakelen. Met de keuze voor het sociaalliberalisme kiest D66 voor liberalisme met een hart.

D66 moet breken met plat pragmatismeHet spook van het pragmatisme blijft rondwaren bij D66. Hoewel we het op het moment erg goed doen in de peilingen, zullen we definitief afscheid moeten nemen van het pragmatisme, om ons te kunnen ontwikkelen tot een krachtige partij. Door een verdieping van haar sociaalliberale karakter kan D66 zich ontdoen van haar elitaire natuur en zich zodoende als partij verbreden.

Tim Jansen is politicoloog, studeert wijsbegeerte en is lid van de Jonge Democraten.

Door Tim Jansen

“Het is voor D66 zaak haar ideologische

verentooi op te tuigen.”

Page 15: Webdemo 2010-2
Page 16: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201016

Langs de lijn

Over weinig wordt in de politiek en het maatschappelijk debat zoveel gesproken als over de zorg. Met name de kwaliteit van de zorg is vaak punt van discussie. Hoe staat u daar tegenover? Ergert u zich wel eens aan de politiek?Dat de zorg de aandacht heeft van de politiek lijkt mij logisch en zinnig. Er gaat tenslotte een groot deel van onze nationale begroting naar toe. Daarnaast worden de mensen steeds ouder en groeit daardoor de zorgvraag. Door de vergrijzing dreigt een fors tekort aan werkers in de zorg. Tevens nemen mogelijkheden op het terrein van diagnostiek en behandeling snel toe. Kortom: de samenleving staat ten aanzien van de gezondheidszorg voor een aantal fundamentele keuzes.

De politiek heeft het echter vrijwel alleen over efficiency en bezuinigingen, en dat creëert een wel heel erg beperkt beeld. Ook de kwaliteit van de zorg verdient veel aandacht; het gaat uiteindelijk om de gezondheid van mensen. Als het om kwaliteit gaat, komen met name de slechtere resultaten aan bod, terwijl uit internationaal onderzoek blijkt dat de Nederlandse gezondheidszorg het in vergelijking met het buitenland goed doet. De beeldvorming, die anders suggereert, ontstaat én door wat de politiek op de agenda zet én de gretigheid, waarmee de pers hiermee aan de gang gaat.

Is meer geld de sleutel tot betere zorg of kan het ook anders?Meer geld zal een deel van de oplossing zijn, want uiteindelijk zal een absoluut groter beroep op de zorg worden gedaan. Daarnaast zullen ook keuzes rondom preventie, ketenzorg en zelfmanagement een wezenlijke rol moeten gaan spelen.

Managerscultuur, lijden het ziekenhuis en de patiënten daaronder? Met andere woorden, denkt u dat een grote groep

managers de kwaliteit van zorg ten goede komt? Ik denk dat je niet kunt spreken van één managerscultuur, maar dat er meerdere zijn, afhankelijk van visie en gedrag van betreffende managers. Als management een doorslaggevende invloed heeft op de cultuur, kan dat nadelig uitwerken op een organisatie. Maar het maakt het een groot verschil of je een cultuur hebt, die gekenmerkt wordt door centrale controle en beheersen of een cultuur, die gekenmerkt wordt door faciliteren en stimuleren van zelfsturing; een platte organisatie met zo min mogelijk managementlagen.

Het product van een ziekenhuis is zorg. Zorg is het resultaat van een proces met verschillende actoren: professionals en patiënten. Binnen dat proces speelt iedere actor zijn eigen rol en komt de zorg in interactie tot stand. Dit betekent, dat een deel van de strategie en het beleid van de organisatie in deze interactie tot stand komt.

We leven in een tijd waarin zelfsturing zich ontwikkelt. Iedere organisatie bevindt zich in een eigen fase in deze ontwikkeling. Wat schadelijk is voor de zorg, is een cultuur die deze ontwikkeling

geen ruimte geeft.

In Lelystad is een voorheen slecht presterend ziekenhuis in private handen gekomen. Loek Winter, bekend van patiëntgerichte zorg en meer efficiëntie, wordt geroemd om zijn aanpak.Patiëntgerichte zorg is niet het exclusieve adagium van Loek Winter. Alle ziekenhuizen bevinden zich in de ontwikkeling van aanbodgestuurde zorg naar vraaggestuurde (patiëntgerichte) zorg.

Ons ziekenhuis heeft, om richting te geven aan deze ontwikkeling, gekozen voor “Planetree”. Dit is een uit de Verenigde Staten overgenomen concept voor “Mensgerichte Zorg”. De kracht van dit concept zit in het mensgerichte; een concept gericht op patiënten én medewerkers. Volgens mij ligt daar één van de cruciale aspecten als het gaat om kwaliteitszorg.

En wat zijn de stille problemen?Een “stil” probleem voor dit ziekenhuis is het financieren van de patiëntenaanwas.

Hoe ziet uw ideale ziekenhuis eruit?Het ideale ziekenhuis is niet los te zien van de ideale gezondheidszorg. In deze gezondheidszorg is veel aandacht voor gezondheidsvoorlichting en het stimuleren van een, in alle aspecten, gezonde levenswijze. (Anno 2010 leven groepen, die laag op de maatschappelijke ladder staan ongezonder, hebben een mindere gezondheidsbeleving en leven korter.) Een zorg, die uitgaat van zelfmanagement van de patiënt. Een langer verblijf in de thuissituatie van patiënten, die nu nog regelmatig in het ziekenhuis belanden. Dit betekent versterking van de eerste lijn en (in de toekomst) relatief kleinere ziekenhuizen.

Politici hebben er nogal eens een handje van te praten ‘over’ mensen. Verplegers hebben het te zwaar, docenten kunnen de klas niet meer aan en in het bedrijfsleven nemen managers onverantwoordelijke risico’s om megabonussen binnen te slepen. In de rubriek ‘Langs de Lijn’ gaat DEMO op zoek naar de mensen achter de labels. Dit keer het verhaal van Nico van ’t Hoenderdaal, die naar jaren ‘aan het bed’ nu kwaliteitsadviseur is bij het Flevoziekenhuis in Almere.

Interview door Willem Jan Hilderink

de samenleving staat ten

aanzien van de gezondheidszorg voor een aantal fundamentele

keuzes.

Page 17: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 17

Page 18: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201018

De reden voor deze ommekeer is glashelder. Het ‘Huis van Thorbecke’ had na de

verbrokkeling en versmelting van de vier politieke zuilen in de jaren zestig allang onbewoonbaar verklaard kunnen worden. Doordat deze verticale zuilen verdwenen, viel ook de verbintenis tussen burger en politieke elite weg. De politieke elite heeft echter nooit serieus werk willen maken van fundamentele hervorming om dat gebrek te repareren. D66 was een roepende in de woestijn, die vanaf haar oprichting ageerde tegen was volgens van Hans van Mierlo ‘de onbeweeglijkheid en verstarring van het partijenstelsel’ was.

De ideeën van D66 wonnen wel steeds aan populariteit; een meerderheid van de belangrijke grondwetscommissie Cals/Donner raadde begin jaren zeventig zelfs aan het volk de formateur (=premier) direct te laten verkiezen. In plenaire behandeling ketste het voorstel weer af op de gevestigde partijen.

Zo bleef alles grosso modo bij het oude, totdat Pim Fortuyn in 2001/2002 als een tornado door het politieke landschap raasde. Daarmee barstte de bom van onvrede die de kiezers al jarenlang voelden, maar nooit een duidelijke plaats hadden kunnen geven. De vanzelfsprekende macht van CDA, PvdA en VVD werd plotseling serieus ter discussie gesteld.

Sindsdien hebben deze ‘grote drie’ zich onophoudelijk teweer moeten stellen tegen nieuwkomers die beloofden de zaak eens goed op te schudden: CDA en VVD tegen LPF, Verdonk en Wilders; PvdA voornamelijk tegen de SP. Alle drie de partijen hebben sindsdien op een bepaald moment wel rond of onder de twintig zetels gestaan in de peilingen: een schrikbeeld dat zijn weerga niet kent.En ziedaar: de drie beginnen te schuiven. Twee maanden geleden nog publiceerde de prominente liberaal en ex-VVD’er Frank Ankersmit in NRC Handelsblad zijn pleidooi voor een gekozen burgemeester. Op 17 april jl. ging hij verder in Trouw: constaterende dat we niet in een democratie, maar in een ‘electieve

aristocratie’ leven, pleitte hij ervoor die ‘electie’ zo veel mogelijk ruimte te geven, tot en met de minister-president. Vorige maand lieten in NRC ook oud-minister Hans Hoogervorst (VVD) en oud-partijvoorzitter Marnix van Rij (CDA) van zich horen over staatkundige hervorming. Beiden pleitten voor een hogere kiesdrempel en een ander kiesstelsel; Van Rij ook voor een gekozen burgemeester en premier. De PvdA heeft nu in haar verkiezingsprogramma ook een paragraaf opgenomen over bestuurlijke vernieuwing: er moet een ‘Nationaal Democratie Akkoord’ komen om burgers meer invloed op het bestuur te geven. Concrete voorstellen blijven steken bij een behoorlijk vage ‘nieuwe bestuursstijl’, maar in elk geval is er de politieke wil om te vernieuwen. Zelfs de PVV neemt de gekozen premier op als programmapunt voor de komende verkiezingen. Het is een behoorlijk zuur, maar toch ook een mooi eerbetoon dat de ideeën van Van Mierlo pas echt aan kracht winnen na zijn overlijden.

De gekozen burgemeester en premier moeten bovenaan de agenda worden geplaatst. Vooral het verkiezen van de premier draagt belooft de kiezer meer te binden aan het politieke proces. Het neemt de schimmige toestanden rondom het (in)formatieproces weg, met een duidelijk mandaat voor één formateur. Daarnaast zal de premier iemand zijn aan wie de bevolking het landsbestuur ook daadwerkelijk toevertrouwt, en niet de min of meer toevallige leider van de grootste partij. Er ligt nu eindelijk een reële kans om hervormingen door te voeren. Voor D66 is dat de kans om de belofte van haar oprichting in te lossen. Als het zo ver is, zal Hans van Mierlo zich tevreden nog een keertje omdraaien in zijn graf.

Bestuurlijke vernieuwing: terug van nooit geweestBestuurlijke vernieuwing is terug. Niet in de oude, slechts door D66 ondersteunde gedaante die door een smalende Hans Wiegel werd neergesabeld en waar Thom de Graaff over struikelde. Het is terug in een nieuw jasje, een jasje dat ook de gevestigde partijen plotseling willen proberen. Kortom, bestuurlijke vernieuwing heeft opeens draagvlak.

Gilles Goedhart is historicus, politicoloog en lid van de Jonge Democraten.

Anders?!

Ja!

Nee!

Weet niet!

Eljero Elia is beter dan Rafael van der Vaart!

Ja!

Nee!

Waarom staat Geert Wilders langs de zijlijn?!!

Job Cohen doet het beter dan Wouter Bos!

Ja!

Nee!

Daar kan ik op het moment geen antwoord op geven!

Door Gilles Goedhart

Page 19: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 19

Dan publiceert Samuel P. Huntington (1927-2008), hoogleraar Internationale

Betrekkingen aan Harvard, in het toonaangevende blad Foreign Affairs zijn beroemde en controversiële artikel The Clash of Civilizations? Het artikel krijgt veel aandacht en Huntington werkt zijn these van de Botsende Beschavingen drie jaar later uit in zijn magnum opus The Clash of Civilizations and the Remaking of World Order. De aanslagen van 11 september 2001 brachten Huntingtons werk terug naar de voorgrond. Huntingtons theorie geniet onder neoconservatieven nog steeds veel aanhang. Het nader bezien van zijn theorie geeft niet alleen inzicht in het neoconservatieve gedachtegoed, maar voorziet ons ook van uitstekende argumenten in het debat tegen de neoconservatieven.

Huntington verdeelt de wereld in een aantal beschavingen die per definitie onverenigbaar met elkaar zijn: de Westerse, Latijns-Amerikaanse, Afrikaanse, Islamitische, Sinische (Chinese), Hindoeïstische, (Russisch-)Orthodoxe, Boeddhistische en Japanse beschavingen. Er zijn kleinere aparte beschavingen, zoals de Joodse (i.e. Israel), maar deze voegt Huntington bij de grotere beschavingen. Doordat elke beschaving een andere ontstaansgeschiedenis kent en zich op een andere manier ontwikkeld heeft in de loop der geschiedenis zijn de beschavingen onverenigbaar. Ter illustratie, de Russisch-orthodoxe beschaving wordt als volgt samengevat: ‘a seperate Orthodox civilization, centered in Russia and seperate from Western Christendom as a result of its Byzantine parentage, distinct religion, 200 years of Tatar rule, bureaucratic despotism and limited exposure to the Renaissance, Reformation, Enlightenment, and other

central Western experiences.’ (Huntington 2002, p.45-46). Elke beschaving heeft een of meerdere centrale staten. Zo heeft de Westerse beschaving naast de Verenigde Staten ook Frankrijk en Duitsland als centrale staat. Andere landen volgen het voorbeeld van deze kernstaten en accepteren deze landen ook als leider. Internationaal ingrijpen wordt dan ook alleen van de kernstaat verwacht en geduld. Er zijn twee hoofdredenen waarom Huntington door veel van zijn vakgenoten werd verguisd. Allereerst is zijn demarcatie om de beschavingen van elkaar te scheiden, gebaseerd op de verschillen tussen het Westen en de andere beschavingen. Hierdoor komen vooral de andere beschavingen tegenover het Westen te staan. Ten tweede werd Huntingtons uitspraak ‘Islam has bloody borders’ in zijn artikel al niet in dank afgenomen, maar herhaalt hij deze als antwoord op de critici nogmaals in zijn boek: ‘Islam’s borders are bloody, and so are its innards.’ Veel critici zien het laatste hoofdstuk over het hoofd waarin Huntington juist oproept tot een nieuwe ‘world order’ waarin een soort van Verenigde Beschavingen de wereldorde bewaakt. In deze organisatie zouden de verschillende beschavingen, en niet zozeer de meest sterke landen, gerepresenteerd worden. Degene die Huntingtons boek goed leest komt er dan ook achter dat hij niet zozeer de Islam als het grootste gevaar voor de wereldvrede ziet, maar de inmenging van ‘vreemde’ beschavingen in een andere beschaving. Huntington stelt zelfs: ‘Western intervention in the affairs of other civilizations is probably the single most dangerous source of instability and potential global conflict in a multicivilizational world’

(Huntington 2002, p.45-46). Een van de hoofdregels van Huntingtons gewenste wereldorde is dat beschavingen niet mogen ingrijpen op het territorium van een andere beschaving. Het is dan ook geen verrassing, hoe verbaasd de neoconservatieven ook waren, dat Huntington de aanval op Irak in 2003 sterk veroordeelde! Huntington constateert binnen en buiten de beschavingen ook het gegeven van ‘verscheurde landen’, landen die zich van de eigen beschaving afkeren en zich op een andere beschaving richten. Het tot de Islamitische beschaving behorende Turkije is ook een van deze verscheurde landen. Door de hervormingen van Atatürk (1881-1931), die van Turkije een seculiere republiek maakte en de scheiding tussen kerk en staat bewerkstelligde, zocht Turkije steeds meer aansluiting bij Europa, onderdeel van de Westerse beschaving. De hoofdreden, naast de demografische groei, waarom de Islamitische beschaving ‘bloody borders’ heeft is volgens Huntington het feit dat er binnen deze beschaving een sterke centrale staat ontbreekt. Turkije is een van Huntingtons kandidaten om de centrale staat van de Islamitische beschaving te worden, en daardoor dus orde binnen deze beschaving te brengen. Als neoconservatieven logisch redeneren zou de toelating van Turkije tot de Europese Unie een sterke, en voor de neoconservatief vijandige, Islamitische beschaving beletten. Waarom zouden we Turkije dan niet willen toelaten?

De Botsende Beschavingen van Samuel HuntingtonIn 1993 is de Koude Oorlog voorbij; het socialisme lijkt definitief verslagen en in Amerika zoekt men ijverig naar een nieuwe vijand. Steeds vaker krijgen islamitische terroristen deze rol. Dit beeld wordt versterkt door de bomaanslag op het WTC op 26 februari 1993, waarbij 6 mensen sterven, en meer dan 1.000 gewond raken. In de zomer van 1993 wordt dit vijandbeeld van een theoretische fundering voorzien.

Yuri van Hoef studeerde geschiedenis en theologie en is bestuurslid bij de Jonge Democraten Friesland.

Foto: World Economic Forum

Door Yuri van Hoef

Page 20: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201020

Page 21: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 21

Vrijheid van pers en meningsuiting worden vaak gezien als de eerste condities voor een gezond politiek

klimaat. Toch zijn er landen die wel een democratie in de strikte zin van het woord zijn, maar waar er veel kritischer naar deze vrijheden gekeken wordt. Singapore is een dergelijk land. Door de grote welvaart, lage werkeloosheid en bizarre ordelijkheid zou je er aan kunnen gaan twijfelen of deze grondrechten wel absoluut noodzakelijk om te komen tot een goed functionerende maatschappij.

In Singapore is de People’s Action Party (PAP) al sinds de onafhankelijkheid in 1956 aan de macht. Alle verkiezingen heeft deze partij met overduidelijke meerderheid gewonnen, zonder datcorruptie en verkiezingsfraude aan de orde zijn. Aan de andere kant staan vrijheid van pers en ook het recht op staking en demonstratie niet in de grondwet. Toch geven de Singaporezen iedere vier jaar weer hun stem aan deze partij die hen toch zo veel niet gunt. De antwoorden op de vraag waarom zij dit doen zijn legio, en vanuit ons oogpunt vaak lastig te begrijpen.

vergelijking met China. Daarnaast kan niemand ontkennen dat de regering van Singapore het goed gedaan heeft. In minder dan vijftig jaar tijd heeft het Singapore met zeer sterk en efficiënt beleid tot een van de meest welvarende landen van de wereld gemaakt. Ook zien de bewoners omringende landen waar wel meer vrijheid is, zoals de Filippijnen en Maleisië, worstelen met corruptie, rellen en een gebrekkige economische groei. Dit gebruikt de regering slim om mensen bang voor hervormingen te maken. Zoals oprichter van de PAP en oud minister-president Lee Kuan Yew zegt: “Een van de redenen van het succes van Singapore is toe te schrijven aan de media die professioneel, geïnformeerd en niet tegen de regering zijn.”

De meerderheid van de bevolking kiest dus iedere keer voor deze onvrijheden omdat ze erachter staan; ze kunnen immers vrij stemmen op verschillende partijen. De oppositiepartij heeft in enkele districten ook gewonnen, waardoor ze de regering van het district vormen. De PAP heeft hier slim van gebruik gemaakt door minder te investeren (door bijvoorbeeld dit district geen Metrostation toe te wijzen), waardoor het idee dat meer vrijheid tot stagnatie lijdt wordt beaamd. De beperking van de vrijheid van pers wordt zelfs gezien als een bescherming. Singapore kent namelijk, net zoals heel Zuidoost Azië, een diverse bevolkingssamenstelling met veel boeddhistische Chinezen, Hindoeïstische Indiërs, Moslims en Malay (een etnisch groep waartoe Indonesiërs en Maleisiërs behoren) en nog een aantal christenen uit verschillende landen. Tot in de jaren zeventig hebben zich strubbelingen voortgedaan tussen deze verschillende groepen. Om sociale harmonie te bewaren mag de pers niet schrijven of een misdadiger een Chinese, Indische of Malay achtergrond heeft. Ook wordt alles wat te maken heeft met religie angstig uit de media gehouden. Daarnaast beschermt de regering ook zichzelf tegen de media. Wanneer er kritiek is op haar beleid mag de regering reageren in dezelfde krant op dezelfde pagina met hetzelfde aantal woorden. Verder is kritiek alleen toegestaan als

het onderbouwd is met feiten. Hoewel dit logisch klinkt, is het in werkelijkheid moeilijk om de fundamentele keuzes, die ten grondslag aan beleid liggen, met cijfers en niet met meningen te bekritiseren. De media hebben dus een geheel andere rol dan wij gewend zijn: het is niet een waakhond tegen de overheid, maar juist een hulpmiddel ervan.

Los van de vraag of dit ook daadwerkelijk de bedoeling was van de regering, heeft dit beleid er wel voor gezorgd dat Singapore langzaam afglijdt tot een democratie die niet eens aan de striktste definitie voldoet. Door de meningsuiting van haar burgers en de pers te beperken is het hard zoeken om kritiek over de regering te vinden, terwijl de mening van de regering zelf overal gelezen kan worden. Dit maakt competitie tijdens verkiezingen zeer gering, want ook de oppositie kan niet zomaar kritiek hebben. Volgens de regering is dit eerlijk; zij mogen immers ook geen lukrake kritiek op de oppositie hebben. De oppositie voert echter geen beleid, waardoor er daar ook weinig te bekritiseren valt. Tijdens de volgende verkiezingen kunnen de Singaporezen slechts kiezen tussen de welvaart en vrede van de People’s Action Party of de vrijheid van pers, en het grote onbekende daarna, van de oppositie. Dat kan je nauwelijks eerlijke verkiezingen noemen.

Singapore en democratieHet Handboek van het Nederlandse Staatsrecht, Wikipedia, de recent gestorven Hans van Mierlo en eigenlijk ieder persoon op deze aardbol zullen wel enigszins van mening verschillen over hoe de democratie het best in de praktijk gebracht kan worden. In de encyclopedie staat dat ‘democratie’ inhoudt dat een volksvertegenwoordiging door een meerderheid van het volk dient te worden gekozen middels eerlijke verkiezingen. Deze definitie is echter smal. Om in westerse ogen een volwaardige moderne democratie te zijn, moet er immers aan meer voorwaarden worden voldaan.

Nikie van Thiel studeert international economic studies en is lid van de Jonge Democraten.

“De meerderheid van de bevolking kiest dus iedere keer voor deze

onvrijheden.”

“De beperking van de vrijheid van pers wordt zelfs gezien als een bescherming.”

Ten eerste hebben Aziaten van nature een minder grote drang tot opstand en zijn ze vaak angstig voor verandering. Studenten blijven hier tot hun huwelijk bij hun ouders wonen. Dit komt mede door de krappe huizenmarkt, maar vooral door hun cultuur. Daardoor zullen zij niet snel rebelleren tegen hun familie, laat staan tegen de regering. Verder heeft de meerderheid van de Singaporezen een Chinese achtergrond, waardoor zij een heel ander referentiekader hebben; Singapore is nu eenmaal relatief vrij in

Door Nikie van Thiel

Page 22: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201022

Onlangs besteedden de landelijke media aandacht aan de publicatie van de essaybundel Conservatieve vooruitgang, samengesteld door Thierry Baudet en Michiel Visser. Het is op zich interessant om te zien dat er in intellectuele kring nu aanmerkelijk minder schroom bestaat om zich als conservatief te omschrijven. Maar waar staat conservatisme nu precies voor?

Gastcolumn

Joshua Livestro

De kern van het conservatisme wordt gevormd door de opvatting dat er een aantal

natuurwetten en eeuwige waarden zijn die tezamen de hogere natuur en de bestemming van de mens en de menselijke samenleving vormen. Die waarden vormen geen beperking van de menselijke vrijheid maar een noodzakelijke voorwaarde ervoor. Het zijn in die zin dus letterlijk voor-waarden voor een vrije samenleving. We hebben het hierbij over zaken als recht en een rechtvaardige orde, gezag - vooral van de mens over zich zelf (zelf-beheersing) - goede omgangsvormen, deugdzaamheid, kortom, de waarden die ons, volgens de apostel Paulus, allen in het hart gegrift staan. Het behoort echter niet tot de taken van de overheid om burgers in die waarden te vormen, laat staan om deze normen te handhaven. Die taak valt toe aan de zogeheten kerninstellingen waarin vrije individuen wonen, werken en leven en waarin de kernwaarden hun bevestiging en bestemming vinden: het gezin en de familie, het werk, het buurtleven, de geloofsgemeenschap, de school en de universiteit, het verenigingsleven.

Deze kernwaarden en kerninstellingen

zijn aspecten van een door conservatieven gekoesterd ideaalbeeld van de mens en de samenleving - een beschavingsideaal zogezegd. Zij helpen de orde in de mens zelf en daarmee uiteindelijk ook de orde in de gemeenschap te beschermen tegen aanvallen van buitenaf en van binnenuit. Het hoogste doel blijft daarbij een vrije samenleving van vrije individuen.

Als politieke doctrine schuurt het conservatisme soms opvallend dicht aan tegen het libertarisme. Hoewel het in het politieke domein graag aandacht en bijzondere bescherming vraagt voor eerder genoemende kernwaarden en kerninstellingen, pleit het er ook voor om de kerninstellingen te beschermen tegen elke vorm van staatsbemoeienis. De voornaamste staatstaken die conservatieven onderscheiden, zijn die van de handhaving van de rechtsorde en het bewaken van de buitengrenzen. Over al het andere – wel of geen sociale zekerheid, wel of geen betrokkenheid bij internationale bondgenootschappen etc – zijn conservatieven niet minder verdeeld dan aanhangers van andere politieke stromingen.

Biedt dat aanknopingspunten voor een progressief-liberale partij als D66?

Misschien. Er zijn ongetwijfeld dossiers waarop conservatieven en progressief-liberalen een soort ‘laat ons met rust’ coalitie zouden kunnen vormen. Vaker zullen beide kampen echter tegenover elkaar staan. Dat is helemaal niet erg, sterker nog, dat is zelfs precies zoals het hoort. Politiek is volgens conservatieven namelijk in feite niets anders dan het op vreemdzame wijze beslechten van ideologische tegenstellingen. Dat soort conflicten moet je niet opheffen (zoals de aanhangers van Paars+ lijken te bepleiten) maar uitvechten. Dat leidt tot een gezonder publiek debat – en daarmee uiteindelijk ook tot een gezondere democratie.

Joshua Livestro is columnist bij de Telegraaf en hoofdredacteur van het groepsblog De Dagelijkse Standaard.

“De kern van het conservatisme”

Page 23: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 23

‘Ook Wiegel voelt rookverbod op werkplek’

‘hoe moet ik nu het vuurtje stoken?’

Cartoon

Het komende redactionele jaar zal de hoofdredactie per afdeling de kwantiteit en kwaliteit van geleverde stukken in de gaten houden. Aan het einde van het jaar kan de afdeling die bovenaan staat een leuk presentje verwachten, tezamen met de hopelijk best prestigieuze eer die het is om de actiefste afdeling voor DEMO te zijn!

De regels

1. Geplaatste stukken zijn elk één punt waard.

2. Per DEMO is drie bonuspunt te verdienen voor de beste artikelen in de categorie ‘opiniestukken’ en twee voor de beste artikelen in de categorie ‘overige’.

3. Rubrieken tellen niet mee, met uitzondering van de recensies.

4. Hoofdredactieleden kunnen geen punten krijgen.

DEMO-klassementOm de een of andere reden houden Jonge Democraten wel van competities. Amsterdam en Utrecht vechten elk half jaar het DomDamDebat uit, landelijk hebben we het interne JD-debattoernooi en het schijnt zelfs dat vorige hoofdredacties van DEMO er schimmige schaakcompetities op nahielden. Dat alles staat de hoofdredactie van DEMO echter niet in de weg om gewoon een nieuwe wedstrijd in het leven te roepen: het DEMO-klassement.

Door: Isabel Verkes

Page 24: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201024

De kredietcrisis en de gevolgen daarvan voor EU-lidstaten hebben de discussie over de rol van EU op financieel gebied actueel gemaakt. De stelling luidt: De EU moet de begrotingen van lidstaten voortaan goedkeuren.

De Griekse schuldencrisis heeft aangetoond dat de landen van de Europese Unie tot één economie

verweven zijn. Passende gecentraliseerde economische instituties die een vuist kunnen maken ontbreken echter nog, en hoewel er overeenstemming bestaat over de noodzaak van afdwingbare begrotingsmaatregelen is de vorm nog onzeker. Het vooraf door de EU laten goedkeuren van nationale begrotingen staat op gespannen voet met het principe van subsidiariteit. Tevens zou dan de effectieve beslissingsmacht over wezenlijke politieke keuzes overgebracht wordt naar een organisatieniveau met twijfelachtige democratische legitimiteit. Een toetsing vooraf is niet nodig, maar tijdige constatering van excessieve schuldenproblematiek gevolgd door snel ingrijpen wel. Hiervoor zijn twee veranderingen nodig. Allereerst een Europese rekenkamer die vergaande bevoegdheden krijgt om in de boeken van landen te kijken om onregelmatigheden te onthullen. Dit is van belang om vroegtijdig vast te kunnen stellen hoe potentiële probleemgevallen ervoor staan, zonder hen louter op hun woord te moeten geloven. Ten tweede is een mechanisme nodig om een land de begrotingsautonomie bij excessieve tekorten te ontnemen (net als Nederlandse gemeenten die bij wanbeleid onder curatele gesteld worden). Dit mechanisme moet vooraf vastgesteld en vooral gedepolitiseerd zijn zodat het in noodgevallen op geloofwaardige wijze kan ingrijpen. Geloofwaardigheid voor de kapitaalmarkten is cruciaal gebleken en kan alleen gegarandeerd worden als men zeker wéét dat landen geen mogelijkheid hebben om onder noodzakelijke bezuinigingen uit te komen. Als deze twee wijzigingen doorgevoerd worden zal er geen reden meer zijn om bij begrotingsoverschrijdingen van één lid in paniek te raken. Overschrijdingen worden immers op tijd geconstateerd én er is een geloofwaardig mechanisme om ze op te lossen. Bovendien hebben nationale politici die hun begrotingsautonomie willen behouden een sterke prikkel het nooit zo ver te laten komen.

Gijsbert Werner is lid van de JD.

Afgelopen voorjaar is een groot aantal Europese landen met de neus op het feit gedrukt dat een monetaire unie niet alleen geneugten maar ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt.

Bij de introductie van de euro leefde al het besef dat een individueel land de negatieve gevolgen van onverantwoordelijk overheidsbeleid weleens over de landsgrenzen heen zou kunnen exporteren. De grenzen van staat en monetaire unie zijn immers niet meer gelijk aan elkaar. Wanneer dat wel zo is, plukt een land nadrukkelijk zelf de wrange vruchten van excessieve begrotingstekorten. Een devaluatie van de munt is dan de meest zekere uitweg uit precaire situaties.Het verschil tussen het monetair domein (Europees) en het fiscale domein (nationaal) heeft dat onmogelijk gemaakt. Evengoed blijft wel dat financieel- en economische beleid van een lidstaat tot negatieve druk op de euro kan leiden. Het stabiliteits- en groeipact (SGP) kwam er dus niet zonder reden. De spelregels van dit pact waarborgen dat eurolanden moeten werken aan lage overheidssschulden (> 60% bbp) en lage begrotingstekorten (max 3% bbp). Over deze spelregels is weinig discussie, over de handhaving des te meer. De stok van het SGP is bovendien boterzacht, waardoor sommige landen de spelregels rücksichtslos aan hun laars lapten. Duitsland en Frankrijk gaven zelf het slechte voorbeeld.De oplossing lijkt duidelijk. Lidstaten moeten nadrukkelijk een déél van hun soevereiniteit op financieel terrein inleveren aan Europa. De Commissie moet niet oordelen over de wijze waarop een land invulling geeft aan zijn begroting, maar moet een land wel op de vingers kunnen tikken als een begrotingstekort de grenzen van het SGP overschrijdt. Een Europese begrotingstoezichthouder zou de begrotingsproblematiek kunnen onderzoeken en hierover rapporteren aan Europese regeringsleiders. In zo’n geval zou een land bijvoorbeeld ook (tijdelijk) zijn stemrecht kwijt kunnen aanraken. De politiek moet meer waarde hechten aan de regels van het SGP. Dat helpt Griekse toestanden te voorkomen.

Sven Stevenson is econoom en oud-voorzitter van de JS.

De JOVD is altijd voorstander geweest van Europese samenwerking. De JOVD is bovendien een voorstander van een Europa van kerntaken, dat traditionele waarden als vrijheid, veiligheid, en rechtvaardigheid nastreeft,

en daarnaast voldoende oog heeft voor nationale belangen en subsidiariteit. Europa moet echter een aantal taken op zich nemen die een dwingend karakter hebben, taken die van de lidstaten eisen dat ze zich conformeren aan de Europese eisen. Het naleven van het stabiliteitspact is één van die eisen. Een stabiele eurozone vereist volgens de JOVD een afdwingbaar stabiliteitspact. Momenteel zien we hoe landen als Griekenland, Italië en Spanje hun begrotingstekort dusdanig laten oplopen dat het onmogelijk is om de stabiliteit van de Euro te garanderen. Dat terwijl het economische succes van de Unie één op één verweven is met het succes van de Euro. Om tegen te gaan dat Staten voor hun eigen gewin naar eigen goeddunken een loopje nemen met het stabiliteitspact is het daarom noodzakelijk dit pact juridisch afdwingbaar te maken. Daaruit vloeit logischerwijs voort dat de begrotingen van lidstaten vooraf getoetst moeten worden door een onafhankelijke Europese instelling. Het is daarom noodzakelijk dat de Europese Centrale Bank hiervoor de nodige bevoegdheden krijgt. Om de stabiliteit te garanderen moeten er ook striktere regels komen wat betreft het toetreden van nieuwe lidstaten. Deze zouden pas mogen toetreden tot de Eurozone als zeker is dat zij voldoen aan alle eisen van het stabiliteitspact en bereid zijn om alle plichten te accepteren.

Allard Altena is Voorlichter van het Hoofdbestuur van de JOVD.

De Paarse Krokodil

Page 25: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 25

De daaropvolgende verkiezings-campagne beloofde dan ook mooie debatten en discussies

over de toekomst en rol van Nederland in de wereld en de internationale politiek. Immers, nieuwe grote spelers zoals China en India kloppen op de deur, de economie is fragiel en sommige leden van de Europese Unie verkeren in crisis. Helaas werden deze beloftes niet ingelost. De toekomst van Nederland in de wereld op het gebied van defensie, klimaat en ontwikkelingssamenwerking kwam echter totaal niet aan bod. Het waren de binnenlandse onderwerpen die de boventoon voerden. Een gemiste kans. Steeds meer problemen waar Nederland mee geconfronteerd wordt kunnen alleen door internationale samenwerking worden opgelost. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de liberale en internationaal gezinde partijen, die juist altijd propageren de oplossingen internationaal te zoeken, niet duidelijker stelling namen op dit gebied. Waarom zijn progressieven niet assertiever en nemen we geen actievere houding richting internationale vraagstukken?

Het defensiebeleid is hiervan een sprekend voorbeeld. D66 en GroenLinks mikken op een intensieve samenwerking op Europees niveau en een bijstelling van het ambitieniveau van defensie naar een stabiliteitsrol waarin het opleiden van militairen en het beschermen van burgers centraal staat. Op deze manier kan structureel worden bezuinigd en brengt het onze militairen in minder gevaarlijke situaties. Dat is een opmerkelijke keuze. Hoewel Nederland internationale stabiliteit en mensenrechten hoog in het vaandel hebben staan, besluiten we onze actieve positie op het gebied van vrede en veiligheid uit te hollen. Aan dit onderwerp

kleven uiteenlopende vraagstukken die een bredere maatschappelijke discussie verdienen. De rol die we ons als westerse wereld aanmeten in deze wereld, de ontwikkeling van nieuwe machtsblokken, maar ook de toekomst die de EU en Nederland in de wereld hebben moet intensiever worden besproken.

Eind maart werd door het Ministerie van Defensie het rapport ‘Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst’ gepresenteerd met daarin verkenningen voor de periode tot 2030. Volgens het rapport worden de komende decennia een periode van grote onzekerheid. Machtsblokken kunnen gaan verschuiven of integreren , nieuwe krachten kunnen ontstaan of juist verdwijnen. De keuzes die de internationale maar ook Nederlandse politiek gaat maken zullen bepalend zijn voor de (inter)nationale veiligheid en stabiliteit. De rol van ons leger is hierbij een cruciale factor. Hoe we ons militair manifesteren heeft een grote invloed op de beeldvorming bij andere machten, maar ook op onze rol in de toekomstige wereld. Het is de vraag of het verlagen van het ambitieniveau van ons leger en het bezuinigen op materieel op dit moment de juiste keuze is. Terwijl de Europese landen de komende jaren gaan bezuinigen op defensie blijven de wereldwijde uitgaven voor defensie onverminderd stijgen. Er zijn nieuwe kapers op de kust die hun machtspositie willen vergroten ten opzichte van de westerse wereld. De effecten voor ons en voor de rest van de wereld zijn moeilijk in te schatten. Volgens Defensie wordt de kans op internationale conflicten de komende decennia alleen maar groter.

Naast onze veiligheidsambitie moeten we ook nadenken over onze

verantwoordelijkheden naar andere landen. De westerse landen zijn op dit moment de rijkste, meest vrije landen van de wereld. We profiteren enorm van de globalisering en de stabiliteit van onze buurlanden. Veel andere landen en mensen leven echter in veel erbarmelijkere omstandigheden dan wij. Velen worden onderdrukt, uitgebuit (ja, soms ook door ons!) en lijden dagelijks honger. Velen zouden een moord doen voor onze ‘problemen’. Moeten niet juist wij, als land en partij, ons inzetten voor de belangen van de minder bedeelden in deze wereld? Laten we ons niet te veel leiden door economische belangen? We laten dictators als Kim Jong-il en Robert Mugabe rustig zitten terwijl ze de mensenrechten dagelijks grof schenden. Saddam Hoessein werd pas uit het zadel gewipt toen het Westen meer controle wilde over de Irakese olievoorraad. Hoe ver gaan onze morele verplichtingen ten opzichte van andere volkeren en mensen wanneer ze grootschalig fysiek onrecht worden aangedaan?

Een veelzijdige en multi-inzetbare strijdmacht kan hierin beter onze belangen en waarden verdedigen. Het biedt ons de mogelijkheden in te spelen op de twijfelachtige toekomst en stelt ons in staat onze verantwoordelijkheden naar onszelf en naar anderen te nemen. Het debat moet worden gevoerd, we moeten nadenken over onze positie in de wereld.

Waar moet het heen met defensie?Het vierde kabinet Balkenende is gevallen door de kwestie Uruzgan. Het was niet het eerste conflict binnen het toenmalige kabinet over het te voeren buitenlands beleid. In het voorjaar van 2009 was er een conflict rondom de Joint Strike Fighter. In beide gevallen waren het de PvdA en het CDA die met elkaar over straat rolden, maar ook in de rest van de Tweede Kamer waren de meningen verdeeld.

Marco van As studeert bestuurs- en organisatiewetenschappen en is secretaris promotie van de afdeling Utrecht.

Door Marco van As

Page 26: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201026

In de schaduwen van morgenAuteur: Johan Huizinga

Uitgeverij: AspektISBN: 90 5911 151 6

Wij leven in een bezeten wereld. En wij weten het. Het zou voor niemand onverwacht komen als de waanzin eensklaps uitbrak in een razernij, waaruit deze arme Europese mensheid achterbleef in verstomping en

verbazing, de motoren nog draaiende en de vlaggen nog wapperende, maar de geest geweken’. Met deze zwarte woorden opent een overtuigd conservatief zijn hekeldicht tegen de moderne wereld. In het werk dat hem in 1935 in één klap beroemd maakte, schetst Huizinga een donker sfeerbeeld van een volgens hem donkere wereld. Crisis is een woord dat centraal staat in ‘In de schaduwen van morgen’. Huizinga onderbouwt de stelling dat de wereld zich in een geestelijke crisis bevindt en in die analyse staan wetenschap en filosofie centraal. Hij bouwt zijn boek op als een diagnose waarin elk hoofdstuk een verschillend symptoom behandelt.

Een voorbeeld van zo’n symptoom is het grensvlak tussen cultuur en wetenschap. Huizinga geeft aan dat wetenschap en cultuur, twee disciplines die voorheen gescheiden waren, in de moderne tijd met elkaar conflicteren. De wetenschap plaatst vraagtekens bij zaken als objectiviteit, waarheid en causaliteit, die binnen onze cultuur gemeengoed zijn geworden. Filosofen als Hume durven causaliteit niet meer aan te nemen, en cultureel-antropologen nemen elke vorm van waarheid met een korrel zout. Doordat dit soort belangrijke termen aan vanzelfsprekendheid inbinden komt cultuur te wankelen. Andere voorbeelden geven het conservatisme van Huizinga nog duidelijker weer. Zo hemelt hij de tijd op dat mensen alleen nog maar een mening hadden over zaken waar ze voor geleerd hadden – boeren praten slechts over boeren, bakkers vinden wat over bakken en Guusje ter Horst wordt weer tandarts – en vindt hij dat men minder vragen zou moeten stellen over waarom iets goed is. Daarbij pleit hij stellig tegen denkers als Freud en Nietszche, die volgens hem actief bijgedragen hebben aan het in twijfel trekken van de moraal.

Door het boek heen loopt een rode draad van argumenten tegen de cultuurstaat van dat moment, die in het licht van de tijd waarin het werk geschreven werd nog veel interessanter wordt. In 1935 waren Hitler, Stalin en Mussolini aan de macht en Huizinga’s boek bevat een aantal passages waaruit zijn afkeur voor hun ideologieën blijkt; zo valt hij impliciet Hitlers rassenpolitiek aan door de antropologische stromingen waarop die gebaseerd was, weg te zetten als onwetenschappelijk.

Huizinga’s schrijfstijl onderscheidt zich niet alleen van moderne werken door de archaïsch gespelde woorden; ingewikkelde zinsconstructies en veel onvertaalde Duitse zinsneden maken het werk er niet toegankelijker op. Voor wie van poëtisch geformuleerd proza houdt, is het boek echter een aanrader: Huizinga weet zijn gitzwarte boodschap bij vlagen op verrassend mooie manieren te verpakken.

Geestverruimende middelen

In de schaduwen van morgenJohan Huizinga

Door Manuel Buitenhuis

Page 27: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 27

Der Untergang des AbendlandesAuteur: Oswald Spengler

Uitgeverij: PatmosISBN: 978 3 491 96190 6

Men is held of heilige. Hiertussenin ligt niet de wijsheid, maar de alledaagsheid.” Op dit soort provocerende uitspraken wordt de lezer van Der Untergang des Abendlandes voortdurend getrakteerd. Oswald

Spengler bewijst zich in zijn magnum opus niet alleen een groot schrijver, maar ook een waar ziener. Het boek laat zich het best beschrijven als een kruising tussen een spannende roman en schitterende poëzie.

Het geschiedspeculatieve systeem dat Spengler uiteenzet, geeft een vergelijking tussen acht verschillende culturen, die hij allen als organismen met een eigen ziel benadert. De laatste cultuur die Spengler beschrijft, de Avondlandse, bloeit in (Noord-West) Europa. Deze cultuur begint met de opkomst van de Gotiek rond het jaar 1000 en zal in het jaar 2200 definitief ten onder zijn gegaan.

De methode van Spengler bestaat in eerste instantie uit het blootleggen van de ziel van de cultuur. Dit energetisch principe dat alle cultuurmensen doortrekt, tekent de gedeelde wereldopvatting binnen de betreffende cultuur. Daarnaast trekt Spengler parallellen tussen historische gebeurtenissen in verschillende culturen. Hij laat zien dat iedere cultuur dezelfde ontwikkeling doormaakt; het ‘leven’ van alle culturen kent een zekere cycliciteit. Dit inzicht gebruikt hij om de “geschiedenis te voorspellen”.

De zienerskunst van Spengler is op zijn tijd werkelijk verbluffend. Schrijvend vóór 1923, voorspelt hij de Koude Oorlog, de ontwikkeling van de huidige technologie en de democratie, tot en met figuren als Obama aan toe.

In dergelijke beschouwingen openbaart zich de conservatieve inborst van Spengler. Volgens hem ligt de superioriteit van een natie in de mate waarin zij de traditie weet te behouden. Dat wil zeggen: in de mate waarin zij het aristocratische element binnen de staat, weet te beschermen tegen de vernietigende kracht van de massa. De politieke emancipatie van het gepeupel levert de staat over aan de willekeur van de publieke opinie en de macht van het geld. En dit is de ondergang van de staat.

De waarde van Der Untergang ligt echter noch in het voorspellend karakter, noch in het politiek programma. Het zijn veel meer de uiterst scherpe analyses van de meest uiteenlopende onderwerpen, die telkens weer verbluffen. Vanuit een minachting voor rationaliteit en een hoogachting voor vitaliteit, geeft Spengler zeer verhelderende interpretaties van bijvoorbeeld het ontstaan van taal, de ontwikkeling van geloof tot wetenschap en het specifieke karakter van het Avondlandse Christendom. Hij poogt dit te doen als mensenkenner en niet als wetenschapper: niet door te deduceren, maar door zijn ziel erop te leggen. Meevoelen gaat boven doordenken.

Hier openbaart zich dan ook de taak, die de lezer van Der Untergang des Abendlandes te volbrengen heeft. Wie met een kritische houding begint te lezen, zal nooit de waarde van het boek kunnen ontdekken. Er is veel af te dingen op wat Spengler schrijft, vooral vanwege zijn onwetenschappelijke methode. Maar juist de lezer die zich door Spenglers woorden mee laat nemen en zijn kritische houding pas aanneemt, nadat hij Spenglers verhaal tot zich heeft laten doordringen, zal overtuigd zijn van de niet te overschatten waarde van dit boek.

Der Untergang des Abend-landesOswald Spengler

Door Pauline van Wierst

Page 28: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201028

Hoe het DomDamdebat zorgde voor Ontzustering

Onwennig, onzeker, onhandig, onkundig waren gepaste omschrijvingen voor het debat dat volgde. Amsterdam werd tot winnaar van het lauwe gevecht uitgeroepen (tot mijn grote opluchting), maar een hoogtepunt was het niet. Het was toch wat teveel gevraagd voor die twee meisjes, die de verzustering zochten. Of hadden we stiekem gewoon wat beter moeten kijken naar al die haantjes?

Gelukkig kwam er snel een nieuw hoogtepunt aan: het voordragen van limericken waarin niets of niemand werd ontzien. D66 Amsterdam werd op de hak genomen en zelfs onze landelijk voorzitter Thomas Bakker kreeg een prachtige karikatuur om zijn oren. Nadat de jury erg veel gratis drankjes soldaat had gemaakt, kreeg iedereen veel opbouwend commentaar en na nog een Lagerhuisdebat werd op zeer gefundeerde wijze de afdeling Amsterdam tot grote winnaar van deze editie van het DomDamdebat uitgeroepen. Dit klinkt cynisch, maar ik was het toch roerend met de jury eens.

Leonie en ik vlogen elkaar daarna om de hals. Eindelijk was de strijd weer voorbij en mochten we weer gezellig doen met elkaar. Maar ik dacht ondertussen: ‘Ha, we hebben lekker wel gewonnen!’ En Leonie troostte zichzelf zachtjes: ‘Ach, ze hebben slechts de achterstand weggewerkt naar 8-8. We zullen over een half jaar nog wel eens zien of ze dan nog zo staan te juichen als wij keihard terug slaan.’

Eerlijk is eerlijk: we zijn gewoon dol op deze traditie.

Tot ziens, Utrecht.

Wij zeggen voor nu: AMSTERDAM!!!

hun ogen te zeggen, ‘maar de druk der traditie is te groot’. En daar sprongen zij op om mee te joelen en te sarren. Nu kwam het er op aan. Vol vertrouwen in de kracht van onze debaters, zagen we het twee tegen twee debat tegemoet: het zou een zinderende strijd worden! De wederom hilarische debatleiders Ton Monasso en Floris Kreiken hadden helaas een heel ander idee van een zinderende strijd. Er zou helemaal geen twee tegen twee debat komen. Er was namelijk een unieke situatie ontstaan: zelden hadden Utrecht en Amsterdam tegelijkertijd een vrouwelijke voorzitter gehad. We keken elkaar aan en voelden hem al aankomen: dit werd een één op één strijd tussen Leonie en Melanie…

Dat ook twee ogenschijnlijk lieve en vooruitstrevende meisjes niet in staat zijn met de traditie te

breken, bleek weer eens haarfijn tijdens het halfjaarlijkse DomDamdebat der Jonge Democraten. Het DomDamdebat is al acht jaar een ware traditie (voor JD-begrippen een eeuwigheid), waarbij iedere zes maanden de afdelingen Utrecht en Amsterdam met elkaar strijden om de eer van de beste debater. Maar stiekem gaat het daarbij eigenlijk om meer dan dat. Het gaat erom wie voor het komende half jaar gewoonweg ‘beter’ is, dat wil zeggen: toffer, gaver, succesvoller. Al tijdens de organisatie van het debat liep het prille wederzijds vertrouwen een deukje op, toen Amsterdam met jurylid Maarten Koning kwam aanzetten als vertegenwoordiger van Utrecht. Allemaal leuk en aardig op papier, maar Maarten was in feite toch een diehard Amsterdammer. Tsja, als we zo gaan redeneren: wat deed Bart Woord dan de vorige keer in de jury toen het debat in Utrecht plaatsvond? Het was al goed. Zo, het eerste overwinningspunt voor Amsterdam. Vond Amsterdam. Wij winnen toch wel van dat arrogante zooitje. Dacht Utrecht.

De toon was gezet en de strijd kon beginnen in een volle kroeg aan de Prinsengracht. Helaas, traditiegetrouw verloor Amsterdam het eerste Lagerhuisdebat. Gewoon, omdat iedereen zich wederom liet misleiden door de grote opkomst en slachtoffer werd van het collectieve actieprobleem: ‘de anderen zullen vast veel te zeggen hebben, dus ik kan lekker achterover leunen’. Zoals voorspeld werd het één op één debat wel glansrijk gewonnen door de heer Kleinpaste, alhoewel de hoofdredacteur van de Demo, Manuel Buitenhuis, moedig weerstand bood.

Stand: 1-1. De sfeer werd fanatieker en grimmiger. Twee meisjes zaten tegenover elkaar. Ze lazen een opborrelende strijdlust in elkaars ogen, direct gevolgd door enige gène. ‘Het spijt me’, leken

Melanie van der Horst studeert filosofie en is voorzitter van de afdeling Amsterdam.

Na uitgave van de vorige Demo kregen Leonie (Kuhlman) en ondergetekende als voorzitters van de afdelingen Utrecht en Amsterdam heel wat kritiek én lof op ons stuk over verzustering. Wij pleitten daarin voor meer verzustering tussen afdelingen in plaats van scoringsdrift en haantjesgedrag. Vol goede moed droegen wij deze boodschap van samenwerking en begrip uit. Desalniettemin zijn ook wij, net als alle mensen, uiteindelijk conservatieven, die graag vervallen in oude gewoonten en tradities. Gewoonten en tradities schrijven voor dat we moeten vinden dat Utrecht toffer is dan Amsterdam, maar dat Amsterdam dan eigenlijk weer veel toffer is dan Utrecht.

Door Melanie van der Horst

Page 29: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 29

Ook debatteren?Wie lid is van een politieke jongerenorganisatie heeft natuurlijk een mening, en wil die vaak ook graag op een zo scherp mogelijke manier kwijt. De Jonge Democraten organiseren regelmatige activiteiten die je kunnen helpen je debatvaardigheden te verbeteren. Afdelingen organiseren regelmatig debattrainingen en sommigen hebben zelfs een debatcommissie. Daarnaast heeft de JD ook enkele landelijke debatactiviteiten. Neem contact op met je afdeling om te kijken wat de mogelijkheden zijn; hier zijn alvast wat tips!

Presentatie

1. Varieer je stem: wissel een hoge stem af met een lage stem, een harde toon met zachte tonen en een snel tempo met rustige woorden of stiltes. Zo houd je de aandacht van je toehoorder.

2. Gebruik handgebaren om je verhaal te ondersteunen. Door bijvoorbeeld opsommingen te ondersteunen met telgebaren, breng je het standpunt dat je uitdraagt duidelijker over het voetlicht.

3. Neem nooit een pen mee en draag nooit ringen; daar ga je geheid aan frutselen, en dat komt nerveus over.

Inhoud

1. In korte debatten, zoals Lagerhuis-debatten, heb je geen tijd voor lange argumentatie. Zorg dat je bondig bent. Voorbeelden kunnen net zo goed zijn als argumenten!

2. In langere debatten, zoals twee-tegen-twee-debatten, heb je wat meer tijd. Leg duidelijk uit wat je gaat vertellen aan het begin van het speech. Stel jezelf de steeds de waaromvraag; waarom is hetgeen ik beweer het geval?

3. In elk debat is het van belang de discussie breed te houden. Probeer je punt aan te tonen met verschillende soorten argumenten. Een debat over de bio-industrie hoeft niet alleen over zielige beestjes te gaan; ook het milieu speelt bijvoorbeeld een rol.

Page 30: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 201030

Democrat Abroad

je shopgedrag niet te onderbreken voor het stemmen op mensen die je niet kent en waarvan je toch niet weet wat ze gaan brengen. Waarom zou je jezelf nog organiseren voor een abstract doel als je ook met je nieuwe Ipad kan spelen? Ik denk dat het plausibel is om te stellen dat het autocratisch-kapitalistische systeem in ieder geval nog enkele generaties mee kan.

Dit is natuurlijk veel te lang. Ten behoeve van de behoefte aan stabiliteit van velen worden politieke minderheden onderdrukt en bestraft voor het gebruiken van hun natuurlijke rechten. Ook de keuze voor een democratie wordt immers gedekt door de liberale stelling dat vrijheden en rechten niet kunnen worden beperkt door de tirannie van de meerderheid. Het recht om te kunnen kiezen wie de controle heeft over het stuk persoonlijke autonomie die je opgeeft in de moderne staat is zo fundamenteel dat het, ook wanneer een regime de latente steun van een groot deel van de bevolking heeft, gerespecteerd dient te worden. Dit is wat autocratisch-kapitalistische systemen zo onliberaal maakt.

Ondertussen strijden de broeders en zusters van de SDP door. Veel hebben ze niet in vergelijking met de uitpuilende schatkist van Singapore Inc. . Wat ze wel hebben is een gevoel van rechtvaardigheid dat verder gaat dan de semimeritocratie die de economie brengt.

democratie en anarchie als twee zijden van dezelfde munt zijn te ‘framen’; zie daarvoor bijvoorbeeld de recente onrust in Thailand. Dit versterkt alleen maar de positie van de Singaporese president en de zijnen.

Singapore biedt dan ook een blauwdruk voor een stabiele staat waar de economie prima draait en sociale diensten worden aangeboden aan voldane burgers, zonder dat de leiders het risico lopen hun positie te verliezen en de daarbij behorende voordelen. Het spreekt voor zich dat dit al jaren de aandacht trekt van een regio die niet zoveel opheeft met het Westerse model van democratie en vrije markt; China, Vietnam en zelfs Burma. De Noord-Koreaanse superelite schijnt ook nog wel eens in Singapore te worden gespot op vakantie, dus wie weet dat het ook in hun afgestompte hersencellen nog wat reacties heeft gestimuleerd.

De vraag is in hoe deze autocratisch-kapitalistische systemen op de lange termijn werken. Over het algemeen is het zo dat democratieën, wanneer deze zijn gerijpt, niet meer terugvallen in een autoritair systeem. Dit is een overtuigend bewijs dat de meeste mensen, als ze zich eenmaal in een stabiele democratie bevinden, niets anders meer willen. Maar wellicht biedt een autocratisch-kapitalistische systeem wel eenzelfde lock-in effect en dus een alternatief einde van de geschiedenis? Er bestaat immers nog voldoende vrijheid om te produceren en te consumeren en je hoeft

Een bezoek aan het kantoor van de Singapore Democratic Party, de liberale oppositiepartij waarvan

de jonge leden zich bij IFLRY hebben aangesloten, illustreert de donkere kant van het regime. De leider, Dr. Chee Soon Juan, heeft reeds een aantal rechtszaken verloren waarin hij door het regime werd aangeklaagd voor laster. Hij heeft daardoor een tijdje in de bak gezeten en is persoonlijk bankroet verklaard door de hoge proceskosten, waardoor zijn paspoort is ingenomen en hij het land dus niet meer uit kan. Hij woont daarom op kantoor met zijn, eveneens in de VS opgeleide, vrouw en hun schattige kinderen, die zich amuseren met het verstoppen van de schoenen van gasten zoals ik. Aan de muur hangen foto’s van bekende oppositieleden, waaronder veel vakbondslieden die jaren achter de tralies zitten of hebben gezeten. Het kleine groepje jonge mannen die de kern van de SDP Youth vormt klaagt over het gebrek aan politieke interesse onder mede-studenten.Het is ook een flinke opdracht om democratie aan de gemiddelde Singaporese burger te slijten. Politieke apathie wordt van jongs af aan aangemoedigd via het onderwijs, de media en het gebrek aan verandering. De hedendaagse Singaporees heeft meer kenmerken van een high-tech Dyonisische discipel dan van Aristoteles’ politieke dier, aangespoord door de prachtige en vooral vele shopping malls. In de nabije omgeving van Singapore zijn bovendien goede voorbeelden te vinden waarbij

Door Bart Woord

De stadstaat Singapore is een ongemakkelijke anomalie voor het liberaal-democratische gedachtegoed. Bij aankomst komt de welvaart je tegemoet via gigantische reclameborden en schone toiletten op het vliegveld. Bovendien stellen statistieken stellig dat de levenskwaliteit op bijna Scandinavische niveaus kan worden gerankschikt. Niettemin wordt de Singaporezen autocratisch geregeerd, met draconische straffen voor iedereen die uit de band springt. Wat is er aan de hand met de causale relatie tussen welvaart en democratie die wij zo graag hoog willen houden?

Page 31: Webdemo 2010-2

DEMO Nummer 2, Zomer 2010 31

Voorzittershamer

premies omhoog. Daarmee buigen we in rap tempo ons spaarstelsel voor de pensioenen om naar een omslagstelsel. Kortom, de kosten voor oude dag van de babyboomgeneratie dreigen zo alsnog op het bordje van hun kinderen te komen. Welke politieke partij heeft daar iets over gezegd de afgelopen verkiezingscampagne?

D66 is een partij die vatbaar is voor vernieuwing. De JD heeft bewezen soms beter dan D66 aan te voelen welke thema’s onterecht onderbelicht blijven. Ik denk dan natuurlijk aan de verhoging van de AOW leeftijd of het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek. Succesvol hebben we dat kunnen aankaarten. Dat moeten we blijven doen, zeker als D66 in de regering plaatsneemt, omdat de drang tot vernieuwing dan wel eens onbewust wat kunnen afnemen. Als wij in staat zijn de komende vier jaar onbesproken kwesties over het voetlicht te brengen, zal dat politici tot keuzes en daadkracht dwingen. Wij zullen onze verantwoordelijkheid om vernieuwende ideeën aan te reiken, moeten nemen. Den Haag zal dan moeten volgen. Ik ga in ieder geval mijn best doen, maar reken op jullie kennis en creativiteit om Den Haag scherp te houden!

zijn om meerderheden in de Kamer te zoeken voor beleid dat niet is opgenomen in het regeerakkoord, zonder dat gelijk het voortbestaan van de coalitie op het spel komt te staan. Dit uitgangspunt zou expliciet in het regeerakkoord moeten komen. Dat is van belang om de mogelijkheid tot vernieuwing tijdens een Kabinetsperiode te waarborgen. Mocht D66 gaan meeregeren, dan moet zij ook dan de vrijheid behouden om vernieuwend te kunnen zijn in woord en daad.

Tegelijkertijd leert de geschiedenis en enige realiteitszin dat vernieuwende ideeën in de Haagsche kaasstolp zelden tot nooit vanuit de coalitie komen. Politici komen sowieso zelden zelf op ideeën. Dat is helemaal niet erg, als ze maar in staat zijn om vernieuwing uit bijvoorbeeld de wetenschap de politieke arena in te slingeren. D66 heeft bewezen daar goed in te zijn. ‘Daadkracht’ wordt veel te vaak gewaardeerd boven ‘vernieuwend durven zijn’. Natuurlijk is daadkracht belangrijk, maar wat is het waard als deze wordt losgelaten op betrekkelijk irrelevante vraagstukken? Er komt vast een besluit over verhoging van de AOW leeftijd. Op zichzelf is dat hartstikke goed, maar tegelijkertijd is voor het pensioenstelsel nog maar relatief weinig aandacht. De babyboomgeneratie heeft te weinig gespaard om de pensioenverwachting waar te kunnen maken. Om toch aan die verwachting te kunnen voldoen, gaan de

Verder kunnen en willen kijken dan de komende vier jaar is de grote opgave voor het komende

kabinet. Investeren in duurzaamheid en kennis, gepaard met de broodnodige sociaal economische hervormingen kan Nederland futureproof maken. Daar heeft de JD zich hard voor gemaakt in de aanloop naar 9 juni. De PVV denkt daar radicaal anders over en dreigt vier jaar langer bij iedere wezenlijke vernieuwing op de rem te trappen. Vier jaar langer het klimaatprobleem ontkennen, zal op lange termijn leiden tot desastreuze gevolgen. Vier jaar langer onderwijs bestempelen als linkse hobby leidt tot onherstelbare achterstanden op de rest van de wereld. Vier jaar langer de kosten van de vergrijzing ontkennen, leidt uiteindelijk tot Griekse toestanden. Ook al leidt een regering met de PVV misschien tot een enorme verkiezingswinst voor D66 over vier jaar, ik zie Nederland liever vandaag nog op gang komen om in de juiste richting bewegen. Dan moet een nieuwe regering wel ruimte geven aan verandering.Van groot belang daarvoor is dat de komende jaren het gevoel van urgentie blijft rondwaren in Den Haag. Daarom zou het regeerakkoord een minimumpakket aan keuzes moeten bevatten. Niet in de zin dat er weinig in moet staan; hoe meer hervormingen worden opgenomen, hoe beter. Maar het zou een minimumpakket moeten zijn in die zin dat ook coalitiepartijen vrij

Door Thomas Bakker

De verkiezingen zijn achter de rug. Het land kan weer geregeerd worden. De VVD en PVV spreken op het moment van schrijven met de informateur. Hopelijk kan God, in de vorm van het CDA, verhoeden dat het daadwerkelijk tot een kabinet komt. Ik ben niet eens zo bang dat het ‘moslimbashen’ van Wilders voet aan de grond krijgt. Nederland is voldoende beleidsresistent om dat te voorkomen. Er zal weinig veranderen, en dat is wat betreft het integratie vraagstuk maar goed ook. Wat betreft ieder ander thema is dat een grote bedreiging. Het recept voor wel een succesvolle regeringsperiode is ruimte voor vernieuwing toestaan en een beetje daadkracht toevoegen, welke coalitie het ook wordt.

Page 32: Webdemo 2010-2