ZINGEVING AAN GEBRUIK VAN INFORMATIESYSTEMEN DOOR MEDEWERKERS IN ORGANISATIES
research.hva.nl · Web viewHet is de kern van hun passie en zingeving en dat maakt onderwijs tot...
Transcript of research.hva.nl · Web viewHet is de kern van hun passie en zingeving en dat maakt onderwijs tot...
EEN SCHOOL DIE ONTWIKKELING STIMULEERT EN VERSCHILLEN ERKENT
Over het ondersteunen en benutten van loopbaanontwikkeling van leraren
Marco Snoek, Lector Leren & Innoveren,
Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding, Hogeschool van Amsterdam
1. Inleiding
1.1 De leraar en de dubbele bodem
Wat moet je nou met zo’n titel? EEN SCHOOL DIE ONTWIKKELING STIMULEERT EN
VERSCHILLEN ERKENT? Dat is toch een open deur? Het is immers de kernopdracht van elke
school, schoolleider en leraar, om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren en daarbij
rekening te houden met verschillen van kinderen. Daar worden ze op aangesproken en
afgerekend en dat is voor leraren en schoolleiders ook de reden om zich elke dag weer in te
zetten. Het is de kern van hun passie en zingeving en dat maakt onderwijs tot één van de mooiste
sectoren om in te werken en het leraarschap tot zo’n prachtig beroep.
Het mooie van onderwijs is dat je als leraar in dat ondersteunen van die ontwikkeling van
leerlingen altijd jezelf meeneemt. Onderwijs gaat niet alleen over wat je onderwijst, maar ook
over wie je bent voor leerlingen. ‘Consciously we teach who we know, unconsciously we teach
who we are’ (Hamachek, 1999, p.209). Die dubbele bodem maakt het onderwijs zo fascinerend,
omdat je altijd jezelf de vraag kunt stellen of je voorleeft wat je van leerlingen verwacht of bij
leerlingen wilt stimuleren. Als we creativiteit bij leerlingen willen stimuleren, foutloos
taalgebruik, empathie naar anderen, verantwoordelijkheid voor het welbevinden van de groep,
etc, dan kunnen en moeten we onszelf steeds de vraag stellen in hoeverre we dat zelf ook
voorleven: die creativiteit, dat taalgebruik, die empathie, of die verantwoordelijkheid voor het
welbevinden voor diegenen om ons heen?
1.2 Rolmodellen ten aanzien van ontwikkeling en erkenning van verschillen?
Die dubbele bodem heeft ook betrekking op de twee thema’s in de titel: het stimuleren van
ontwikkeling en het erkennen van verschillen. Dan gaat het over de mate waarin leraren en
schoolleiders zichzelf en elkaar stimuleren tot groei en ontwikkeling en de mate waarin leraren
en schoolleiders verschillen in het team erkennen, waarderen en benutten. En de mate waarin ze
daarin rolmodel zijn voor leerlingen.
Misschien denk je ook hier dat ook dat toch vanzelfsprekend is. Dit hoofdstuk gaat echter over
het feit dat dat lang niet altijd het geval is. Als dat namelijk wel het geval was geweest, dan was
dit boek helemaal niet nodig geweest. De diversiteit en pluriformiteit binnen schoolteams is over
het algemeen klein. En dan heb ik het niet zozeer over culturele of sexe verschillen, maar over
pluriformiteit in taken, rollen en expertises, over het erkennen van die pluriformiteit als
verrijking van een school, en over het benutten daarvan.
Dat het niet vanzelfsprekend is, kom niet omdat leraren en schoolleiders dat niet willen, maar
omdat structuren en mentale modellen rond het beroep van leraren ze vaak in de weg zitten. Als
scholen, schoolleiders en leraren echt het stimuleren van ontwikkeling en het erkennen van
verschillen ook willen toepassen op het niveau van leraren, dan is daar heel bewust aandacht
voor nodig, want dat gaat niet vanzelf.
In dit hoofdstuk wil ik eerst stilstaan bij de culturen en mentale modellen die ons in de weg zitten
om vervolgens te schetsen welke mogelijkheden er eigenlijk zijn voor ontwikkeling van leraren
en voor het erkennen van verschillen tussen leraren. Tenslotte ga ik in op wat dat vraagt van
leraren en schoolleiders en -bestuurders.
2. Een eenzaam, uniform, statisch en smal beroep?
2.1 De individuele leraar voor de klas
Onderwijs wordt over het algemeen volgens een vast patroon vorm gegeven: met groepen
kinderen van dezelfde leeftijd of hetzelfde niveau in een klas met een leraar die hen ondersteunt
in hun leerproces. Die leraar is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van die groep kinderen
gedurende een heel schooljaar (in het basisonderwijs) of voor de ontwikkeling van hun kennis en
inzichten voor een specifiek vak (in het voortgezet onderwijs). Dat model is in de afgelopen
jaren krachtig gebleken. We waren er mee in staat om onderwijs voor grote groepen kinderen op
efficiënte manier te organiseren, met (een beperkte tot redelijke mate van) aandacht voor
individuele kinderen. Uiteraard gaat het niet altijd goed, maar over de breedte heeft het geleid tot
een onderwijssysteem dat kan concurreren met andere landen in de wereld.
2.2 Een eenzaam beroep
Toch heeft dit systeem een groot nadeel. Door de manier van organiseren (één leraar met een
klas leerlingen), staan leraren in de kern van hun beroep er in hun eentje voor. Natuurlijk is er
overleg en afstemming met collega’s mogelijk, maar op het moment suprême sta je er in de
meeste gevallen alleen voor. Omdat een leraar er meestal in zijn eentje voor staat, moet hij het
hele onderwijs- en leerproces onder controle hebben: van het plannen van lessen, het
voorbereiden van materialen, het uitvoeren en begeleiden, tot het evalueren en feedback geven.
Ook startende leraren moeten dit vanaf dag 1 kunnen. Dat roept veel onzekerheid op, want ze
hebben dezelfde verantwoordelijkheid voor hun klas als een leraar die al 20 jaar ervaring heeft.
En die onzekerheid leidt vaak tot de neiging om die eenzaamheid ook te koesteren: dan is er
tenminste ook niemand die met een kritische blik kijkt of je het wel goed doet (Vermeulen,
2009).
2.3 Een uniform beroep
Het feit dat leraren er veelal in hun eentje voor staan en dus alle facetten van het verzorgen van
onderwijs moeten beheersen, zorgt er ook voor dat ze allemaal aan dezelfde kwaliteitseisen
moeten voldoen. Daarmee lijkt de lerarenopleiding op een soort mal waar iedere aankomende
leraar door heen moet om uiteindelijk aan dezelfde set (bekwaamheids)eisen te voldoen.
Verschillen worden wel gezien, maar vooral als uitdaging om zo snel mogelijk weg te werken.
Zij-instromers moeten zo snel mogelijk ingepast worden in het beeld en de verwachtingen dat we
hebben ten aanzien van het leraarschap. En er is maar beperkt ruimte (en bereidheid) om de
unieke kwaliteiten en ervaringen van zij-instromers, de onderzoekspassie van academisch-
opgeleide leerkrachtenleraren, en de ontwikkelsprong die leraren na een masteropleiding
gemaakt hebben, een plek te geven binnen de school.
Ook de focus op bevoegdheden van leraren helpt hier niet bij: iedere leraar moet aan dezelfde
bevoegdheidseisen voldoen, en er is geen ruimte om meer te denken in termen van een
‘teambevoegdheid’ vanuit de gedachte dat alle verschillende kwaliteiten niet in één persoon
gedekt hoeven te worden, maar gezamenlijk in de leden van een team.
2.4 Een statisch beroep
Behalve dat het een eenzaam en uniform beroep is, leidt het ook tot een statisch beroep. Als je
immers vanaf de eerste dag alles al moet kunnen, welk ontwikkel- en groeiperspectief is er dan
nog? Door de structuur van het beroep zijn er nauwelijks uitgekristalliseerde ontwikkel- of
loopbaanpaden voor leraren (zie ook het Europese rapport van Eurydice (2018) over
loopbaanmogelijkheden van leraren). Er worden weliswaar sinds enige tijd functieniveaus
onderscheiden binnen het onderwijs, maar het is veelal onduidelijk wat die functieniveaus van je
vragen in competenties, taken en verantwoordelijkheden. Gevolg is dat er veelal een statisch
beeld bestaat van het beroep van leraar, zowel binnen de samenleving als binnen de
beroepsgroep zelf. Slechts een kwart van de leraren is tevreden over de loopbaanmogelijkheden
in het onderwijs (Van der Aa, Scheeren & Cörvers, 2018). Leraren die zich willen ontwikkelen,
moeten veelal zelf hun weg zoeken, een weg die vaak de klas, de school of zelfs het onderwijs
uit is.
2.5 Een smal beroep
De manier waarop we het onderwijs georganiseerd hebben heeft ook nog een vierde effect op het
beroep van leraar. Centraal in ons denken over het beroep staat immers de leraar die lesgeeft. Dat
is de basis voor de bekostiging van het onderwijs en voor de taakverdeling binnen scholen. We
noemen dat ook niet voor niets het ‘primaire proces’, daar draait het leraarschap immers om.
Tegelijk leidt dat tot een smalle opvatting over het beroep van leraar: Een leraar is iemand die
lesgeeft. Het betekent dat dat er nauwelijks aandacht is voor andere taken van leraren binnen de
school. Dat zijn de resttaken die nog verdeeld moeten worden in de vorm van taakuren. Hoewel
leraren in de praktijk vaak tal van andere rollen vervullen, ervaren leraren weinig inzicht in de
mogelijkheden om rollen te pakken naar het lesgeven (Boogaard, Glaudé, Schenke, Weijers &
Snoek, 2018; Broeks, Bakker, Hertogh, Van Meeuwen-Kok & Gondwe, 2018). Bovendien
leggen we die taken vaak neer bij anderen dan leraren. Onderzoek naar onderwijs is een taak
voor onderzoekers, ontwikkeling van onderwijs en lesmaterialen leggen we neer bij educatieve
uitgevers en ontwikkelaars van lesmethoden, en onderwijsbeleid is een taak van besturen,
stafafdelingen of ministeries. Daarmee ontstaat het risico dat een leraar uitvoerder wordt van
beleid en methodes die door anderen bedacht en ontwikkeld zijn. En dat kan ten koste gaan van
het werkplezier van leraren, de variatie in hun werk, en het eigenaarschap dat ze ervaren ten
aanzien van het onderwijs dat ze verzorgen.
En aAl is ons onderwijssysteem van hoge kwaliteit, toch is de manier waarin het beroep van
leraar vorm krijgt een probleem. Dat probleem wordt zichtbaar in het huidige lerarentekort. Een
eenzaam, uniform, statisch en smal beroep is immers niet een beroep dat een grote
aantrekkingskracht heeft op veel jongeren en ook niet een beroep waarin iedere leraar gedurende
lange tijd met passie kan en wil blijven werken.
3. Een beroepsbeeld dat uitgaat van ontwikkeling en verschillen
3.1 Op zoek naar een meer collectief, pluriform, dynamisch en breed beroepsbeeld
Het beeld van een eenzaam, uniform, statisch en smal beroep is voor een deel een karikatuur. Er
is steeds meer aandacht voor samenwerken en overleg tussen leraren, er is in toenemende mate
aandacht voor professionalisering van leraren en steeds meer leraren pakken en krijgen rollen
naast hun rol richting leerlingen. En toch – en dat is wat mij betreft de kern van de vorige
paragraaf - bestaat er een hardnekkig mentaal model rond het beroep van leraar waarin het
eenzame, statische en smalle beeld van het beroep dominant is. Er is weinig beeld van
ontwikkelpaden voor leraren, slechts een beperkt aantal scholen werkt systematisch met
verschillende competentieniveaus, er zijn nog maar weinig scholen waar sprake is van
teamteaching, in sollicitaties gaat het meer over de kwaliteit van je lesgeven dan over de rollen
en ontwikkelmogelijkheden die je binnen een school kunt krijgen, er is weinig ruimte om andere
rollen binnen de school in tijd te faciliteren, en de gesprekken over de taakverdeling binnen
scholen worden vaker gevoerd vanuit taken die vanuit organisatorisch perspectief uitgevoerd
moeten worden, dan vanuit de passies, kwaliteiten en ambities die leraren zelf hebben.
Dat dominante mentale model ten aanzien van het beroep van leraar blijft ook bestaan omdat het
ontbreekt aan een helder en expliciet beeld voor een alternatief. Om tot een beroep te komen dat
minder eenzaam is, waarin aandacht is voor groei en ontwikkeling en waarin leraren niet alleen
uitvoerder zijn, maar ook ontwerper, ontwikkelaar en ondersteuner van collega’s, is het
noodzakelijk om een beroepsbeeld te ontwikkelen waarin ontwikkeling en het erkennen en
benutten van verschillen in rollen en competenties centraal staat.
3.2 Een meer dynamisch beroepsbeeld
De afgelopen jaren is een dergelijk beroepsbeeld ontwikkeld in de vorm van Het beroepsbeeld
voor de leraar (Snoek, De Wit, Dengerink, Van der Wolk, Van Eldik, & Wirtz, 2017; ) (zie
figuur Figuur 1). In dit beroepsbeeld staan twee elementen centraal: allereerst het uitgangspunt
dat leraren zich kunnen ontwikkelen van in-opleiding naar starter naar ervaren leraar naar expert
of meester in hun beroep. Dit perspectief geeft aan dat leraren na hun initiële opleiding niet klaar
zijn met hun professionele ontwikkeling, maar aan het begin staan van een volgende fase van
ontwikkeling. Dit sluit aan bij de huidige aandacht voor de begeleiding van startende leraren,
maar gaat nog een stap verder door ook aandacht te vragen voor ontwikkeling na de inductiefase.
Het tweede element heeft betrekking op de domeinen waar het werk en die ontwikkeling van
leraren betrekking op kan hebben. Daarbij worden vier domeinen onderscheiden: het
ondersteunen van het leren van leerlingen, het ontwikkelen van onderwijs, het organiseren van
onderwijs, en het ondersteunen van het leren van collega’s. Dit perspectief benadrukt dat het
leraarschap breder is dan alleen het ‘primaire proces’ – het ondersteunen van het leren van
leerlingen - en dat leraren keuzes kunnen maken in de domeinen waarin ze zich verder willen
specialiseren (naast het domein van het ondersteunen van het leraren van leerlingen).
Figuur 1: Beroepsbeeld voor de leraar (Snoek et al, 2017)
Niet elke leraar hoeft naast het ondersteunen van het leren van leerlingen in elk van de andere
drie domeinen actief te zijn. Leraren kunnen daarin bovendien verschillende fasen doorlopen
gedurende hun loopbaan. Daarmee biedt het beroepsbeeld zicht op loopbaanmogelijkheden en
biedt het tegenwicht tegen een mentaal model waarbij het beroep van leraar als smal en statisch
gezien wordt.
3.3 Zes loopbaanmogelijkheden
Dit sluit aan bij beelden die afgelopen jaar in een Europees netwerk ontwikkeld zijn rond
loopbaanontwikkeling van leraren. Daarbij zijn zes mogelijke loopbaantrajecten onderscheiden
(zie Ttabel 1).
HiërarchischDeze loopbaanmogelijkheid heeft betrekking op doorgroei naar hogere hiërarchische posities: van leraar naar team- of afdelingsleider of bouwcoördinator naar schoolleider naar bestuurder.
Groei in bekwaamheidDeze loopbaanmogelijkheid betreft het steeds beter worden in het beroep. Dit sluit aan bij de functiemix.
Horizontale groei in rollenLeraren kunnen ook hun loopbaan ontwikkelen door naast het leraarschap andere taken en rollen op zich te nemen zoals taalcoördinator, schoolopleider, GMR-lid, coach van startende leraren, leraar-onderzoeker, et cetera.
Overstappen tussen contextenLeraren kunnen ook switchen tussen schoolsoorten, bijvoorbeeld van po naar vo of van vo naar mbo, en weer terug. Of ze kunnen hun werkdomein verbreden door een tweede bevoegdheid (bijvoorbeeld voor een ander vak) te behalen.
ReikwijdteEen loopbaanmogelijkheid kan ook betrekking hebben op het vergroten (of verkleinen) van de reikwijdte van het handelen. Leraren kunnen in hun werk op verschillende niveaus bezig zijn: binnen het eigen team, binnen de school, op lokaal/regionaal niveau, op landelijk niveau (bijvoorbeeld binnen een beroepsgroep of vakvereniging, of als leraar-ambtenaar of lid van een curriculum.nu werkgroep) of mogelijk zelfs op internationaal niveau.
Open en hybrideTen slotte hoeft loopbaanontwikkeling zich niet te beperken tot de school en het educatieve domein. Leraarschap is te combineren met rollen in andere werkvelden. Dit kan gelijktijdig met het leraarschap (hybride loopbanen) of door het onderwijs een tijdje te verlaten en er later weer in terug te komen (circulaire loopbanen).
Tabel 1: Loopbaanmogelijkheden binnen het beroep van leraar (zie Europese Commissie, 2020 en Snoek, de Wit & Dengerink, 2020b).
Het eerste loopbaanpad is de meest bekende route richting management, het tweede, derde en
vijfde pad zijn terug te vinden in het Beroepsbeeld voor de Leraar, het vierde loopbaanpad is
benadrukt door de Onderwijsraad in haar advies rond het bevoegdhedenstelsel (Onderwijsraad,
2018), en het zesde loopbaanpad wordt benadrukt door het Expertisecentrum Hybride Docent
(www.hybridedocent.nl).
Beide modellen – het beroepsbeeld en de zes loopbaanmogelijkheden –kunnen leraren houvast
bieden bij het nadenken over hun ambities en ontwikkelmogelijkheden en bij het nemen van
regie over hun loopbaan.
4. Naar een beroep op basis van samenwerking
4.1 Specialisatie als verrijking van de school
Het hierboven geschetste beeld van het beroep van leraar rekent af met het idee dat het
leraarschap smal en statisch is. Het laat zien dat leraren zich kunnen ontwikkelen en
specialiseren. Daarmee rekent het ook af met het beeld dat alle leraren gelijk zijn. Juist de
mogelijkheid om je te specialiseren en vervolgens om in die specialisatie ook erkend te worden
als expert, kan leiden tot een verrijking. Niet alleen voor leraren omdat het leraarschap daarmee
aantrekkelijker en gevarieerder kan worden, maar ook voor scholen omdat de verschillende
expertises binnen een school kunnen bijdragen tot het ontwikkelen van beter onderwijs.
Dat veronderstelt wel dat die expertise van leraren ook erkend wordt en benut wordt binnen
scholen, zowel door de schoolleider als door leraren onderling.
4.2 Leiderschap van leraren
Daarmee veronderstelt het erkennen en faciliteren van loopbaanmogelijkheden van leraren ook
het erkennen van het leiderschap van leraren. Het feit dat een leraar een expert kan zijn op een
specifiek terrein betekent dat deze leraar dan ook wat in te brengen heeft binnen de school, wat
verder gaat dan de eigen klassen, de eigen leerlingen en de eigen lessen. Dat is een vorm van
leiderschap die niet zozeer betrekking heeft op formele rollen, posities of schalen, maar op
expertise die iemand bezit en de bereidheid om die expertise te delen met anderen om samen tot
beter onderwijs te komen.
Rond het leiderschap van leraren kunnen verschillende varianten onderscheiden worden,
afhankelijk van de mate waarin dat leiderschap formeel is vastgelegd (door een formele functie
of mandaat), of meer informeel (op basis van persoonlijk initiatief en ondernemerschap), of de
mate waarin dat leiderschap vooral individueel of meer collectief is (zie Ffiguur 2). Dat leidt tot
vier verschillende wijzen waarop leiderschap van leraren vorm kan krijgen.
Een veel voorkomende vorm van leiderschap die door individuele leraren wordt uitgeoefend is
gebaseerd op een formele rol die ze verworven hebben in de school (als teamleider,
onderzoeksdocent, coach van collega's, jaarlaag-, taal- of rekencoördinator). Deze vorm van
‘role-based teacher leadership’ (Murphy, 2005) helpt om erkenning te krijgen, gezien te worden
en iets teweeg te kunnen brengen. Daartegenover stelt Murphy ‘community-based teacher
leadership’: het hele lerarenteam is informeel aan zet en op alle leraren wordt een appel gedaan
om hun kwaliteit en expertise in te zetten. Bij collectief en formeel leiderschap (‘çollective role-
based teracher leadership’) krijgen werk- of projectgroepen van leraren het mandaat om
bijvoorbeeld een verandering door te voeren. Individuele leraren zonder formele positie kunnen
aangeduid worden als 'initiatoren'. Zij zijn de luizen in de pels die aan stoelpoten zagen, brandjes
stoken, out of the box met initiatieven komen en collega's en schoolleiding op blinde vlekken
wijzen. Dergelijke initiatoren kunnen een ontzettend belangrijke rol in een school spelen, maar
ervaren dit soms als eenzaam, wanneer ze bij gebrek aan een formele positie genegeerd worden.
Figuur 2: Drie varianten van leiderschap van leraren (Snoek, Hulsbos & Andersen, 2019).
4.3 Gedeeld leiderschap in scholen als basis voor het erkennen en benutten van verschillen
Vooral vormen van informeel en collectief leiderschap van leraren (community-based teacher
leadership) maken het beroep van leraar minder eenzaam. Feitelijk doet dit perspectief van
gedeeld leiderschap (Hulsbos & Langevelde, 2017) een appel op iedere leraar in de school om
zijn of haar expertise in te brengen en verder te ontwikkelen om als school zo goed mogelijk een
antwoord te vinden op de uitdagingen vanuit leerlingen, ouders en samenleving.
Dan gaat het niet om functies en formele taken, maar vooral om de kwaliteiten die iemand in
huis heeft en hoe die kwaliteiten benut kunnen worden om het onderwijs binnen de school te
versterken. Daarbij kunnen rollen van leiders en volgers ook wisselen over de tijd. En bij het
ontwikkelen en uitoefenen van jouw leiderschap als leraar gaat het dan ook voortdurend over de
vraag hoe jij daarmee ook het leiderschap van anderen binnen de school kunt versterken. Deze
vorm van ‘gedeeld leiderschap’ wordt door Joseph Kessels elders in dit boek verder uitgewerkt.
5. Wat vraagt dit van scholen, schoolleiders en leraren?
5.1 Aandacht voor en kennis over loopbaanontwikkeling
Ik heb beargumenteerd dat het stimuleren van ontwikkeling en het erkennen van verschillen
tussen leraren binnen een school geen vanzelfsprekendheid is. Dat vraagt gerichte aandacht van
leraren en schoolleiders. Die aandacht heeft betrekking op het ontwikkelen van een nieuw
perspectief op het beroep, het ontwikkelen van kennis ten aanzien van loopbaanontwikkeling en
leiderschap, en op het versterken van het handelingsvermogen bijvoorbeeld door middel van
concrete instrumenten die ingezet kunnen worden ten behoeve van loopbaanoriëntatie of
loopbaanondersteuning (Europese Commissie, 2020). Een van de handvatten die in de afgelopen
periode ontwikkeld zijn, is het drieluik Leraar: een professie met Perspectief (Snoek, De Wit &
Dengerink, 2020a). Dit biedt een kennisbasis voor leraren, schoolleiders en HR-medewerkers
rond professionele ontwikkeling en loopbaanontwikkeling van leraren, rond specifieke
loopbaanmogelijkheden en rond de noodzakelijke condities binnen scholen.
5.2 Implicaties voor leraren
Van leraren vraagt het allereerst dat zij nadenken over hun loopbaanambities. Het beroepsbeeld
kan daarbij helpen aan de hand van de vragen Waar sta je nu en waar wil je over vijf jaar staan?
Het veronderstelt wel dat leraren beschikken over loopbaancompetenties, dat wil zeggen dat ze
(in staat zijn om te) reflecteren op hun motieven en waarden en op hun kwaliteiten, zicht hebben
op mogelijkheden in het beroep en het onderwijs, (in staat zijn om) hun loopbaan (te) sturen en
een netwerk (kunnen) onderhouden (Kuijpers, 2020). Ook het nemen van leiderschap in de
school vraagt om specifieke competenties ten aanzien van persoonlijk leiderschap, inzicht in
veranderprocessen en strategische handigheid (Snoek, 2020). Deze competenties ten aanzien van
loopbaanontwikkeling en leiderschap komen niet of nauwelijks aan de orde binnen de initiële
lerarenopleiding en de ontwikkeling daarvan vraagt daarom aandacht, bijvoorbeeld door
specifieke leertrajecten (zie bijvoorbeeld https://www.hva.nl/kc-onderwijs-opvoeding/gedeelde-
content/contentgroep/teacher-leadership/voorbeelden/teacher-leadership-trajecten/
trajectlijst.html).
5.3 Implicaties voor schoolleiders en -bestuurders
Van schoolleiders en bestuurders vraagt het bewustzijn en een visie ten aanzien van
ontwikkeling van leraren en ten aanzien van gedeeld leiderschap in scholen. Zij hebben een rol in
het stimuleren en faciliteren van loopbaanontwikkeling. Niet omdat leraren ‘carrière’ moeten
maken, maar omdat ontwikkeling gedurende de loopbaan zorgt voor variatie, uitdaging en groei,
waardoor leraren langer met passie blijven werken. En dat is in het belang van leerlingen.
Dat betekent dat strategisch personeelsbeleid, loopbaanbeleid en een visie op organisatie en
(gedeeld) leiderschap binnen de school samen moeten vallen. Schoolleiders en bestuurders
spelen daarmee een sleutelrol in het creëren van een organisatiecultuur die gericht is op leren en
ontwikkelen (zowel individueel als als team) en op gedeeld leiderschap (waarbij ieders
kwaliteiten erkend en ingezet worden; ) (Ros, Geijsel, Dengerink & De Wit, 2020). Op steeds
meer plekken begin dat besef door te dringen en worden mogelijkheden gecreëerd voor
ontwikkeling en worden instrumenten ontwikkeld die leraren, schoolleiders, bestuurders en HR-
medewerkers daarbij kunnen ondersteunen (zie bijv. www.beroepsbeeldvoordeleraar.nl,
www.leraareenkleurrijkberoep.nl en Ffiguur 3).
Figuur 3: Infographic als inspiratie voor leraren, schoolleiders, bestuurders en HR-medewerkers in scholen (bron: www.leraareenkleurrijkberoep.nl).
[6.] 5.4 Tot slot: Pluriformiteit en ontwikkeling als kracht
Wanneer Het stimuleren van ontwikkeling en het erkennen van verschillen binnen scholen heeft
niet alleen betekenis als het gaat om leerlingen, maar ook als het gaat om leraren. Dat is van
belang voor leerlingen omdat leraren die zich ontwikkelen hun leerlingen beter kunnen
ondersteunen bij hun leren. AlsMaar het is ook in het belang van leraren. Als leraren en
schoolleiders (samen met hun bestuurders en HR-medewerkers) dit oppakken en vanuit een meer
ontwikkelingsgericht perspectief kijken naar het beroep van leraar, dan ontstaat er meer ruimte
voor het erkennen, stimuleren en benutten van diversiteit en pluriformiteit van schoolteams. Dan
kan er meer aandacht komen voor de vraag hoe die unieke kwaliteiten, expertises, achtergronden
en ambities van iedere leraar kunnen bijdragen aan het bieden van het beste onderwijs voor
leerlingen. En dan wordt het geheel meer dan de som van de afzonderlijke delen.
Daarmee kan bovendienwordt niet alleen de aantrekkelijkheid van het beroep van leraar versterkt
wordenaantrekkelijker, maar worden leraren nog sterker inspirerende rolmodellen voor
leerlingen, rolmodellen die voorleven en leven leraren, schoolleiders en scholen leerlingen voor
hoe mooi het is om – samen met anderen – actief bezig te zijn met je ontwikkeling.
Literatuur
Boogaard, M., Glaudé, M., Schenke, W., Weijers, D., & Snoek, M. (2018). Loopbanen van
leraren in het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
https://kohnstamminstituut.nl/rapport/loopbanen - van - leraren-in-het-voortgezet-onderwijs/
Broeks, L., Bakker, W., Hertogh, E., Van Meeuwen-Kok, J., & Gondwe, M. (2018).
Loopbaanpaden in het primair onderwijs. Utrecht: Berenschot Groep.
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2018/06/14/loopbaanpaden-in-het-
primaironderwijs
Europese Commissie (2020). Supporting teacher and school leader careers. A policy guide.
Brussels: Publications Office of the European Union. https://op.europa.eu/en/publication-
detail/-/publication/6e4c89eb-7a0b-11ea-b75f-01aa75ed71a1/language-en/format-PDF/source-
124205685
Eurydice (2018). Teaching Careers in Europe: Access, Progression and Support. Eurydice
Report. Luxembourg: Publications Office of the European Union.
https://publications.europa.eu/en/publicationdetail/-/publication/435e941e-1c3b-11e8-ac73-
01aa75ed71a1/language-en.
Hamachek, D. (1999). Effective teachers: what they do, how they do it, and the importance of
self-knowledge. In R.L. Lipka & T.M. Brinthaupt (Eds.), The role of self in teacher development
(pp. 189-224). Albany, N.Y.: State University of New York Press.
Hulsbos, F., & Langevelde, S. (red.) (2017). Gespreid leiderschap in het onderwijs. Kessels &
Smit.
Kuijpers, M. (2020). Competenties voor de moderne loopbaan. In: Snoek, M., Van Tartwijk, J. &
Pauw, I. (red.). Leraar: een professie met perspectief. Deel 1: Een veelzijdig beroepsbeeld (pp.
51-57). Meppel: Ten Brink Uitgevers.
https://www.beroepsbeeldvoordeleraar.nl/wp-content/uploads/2020/01/H1.4-Competenties-voor-
de-moderne-loopbaan.pdf
Murphy, J. (2005). Connecting Teacher Leadership and School Improvement. Thousand Oaks,
CA: Corwin Press.
Onderwijsraad (2018). Ruim baan voor leraren. Een nieuw perspectief op het leraarschap. Den
Haag: Onderwijsraad. https://www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2018/11/07/ruim-baan
Ros, A.; Geijsel, F., Dengerink, J., & De Wit, B. (red.) (2020. Leraar: een professie met
perspectief. Deel 3: Een leeromgeving voor leraren. Meppel: Ten Brink Uitgevers.
https://www.beroepsbeeldvoordeleraar.nl/wp-content/uploads/2020/01/Leraar-een-professie-met-
perspectief-3.pdf
Snoek, M. (2020). De teacher leader. In: Dengerink, D., Van der Meij, J., & Onstenk, J. (red).
Leraar: een professie met perspectief. Deel 2: Verbreding en verdieping in het beroep (pp. 101-
108). Meppel: Ten Brink Uitgevers.
https://www.beroepsbeeldvoordeleraar.nl/wp-content/uploads/2020/01/H2.9-De-teacher-
leader.pdf
Snoek, M., De Wit, B., & Dengerink, J. (Reds.) (2020). Leraar: een professie met perspectief (3
delen). Meppel: Ten Brink Uitgevers. www.beroepsbeeldvoordeleraar.nl/drieluik.
Snoek, M., De Wit, B., & Dengerink, J. (2020a). Een gedeeld beroepsbeeld voor de leraar. In:
Snoek, M., Van Tartwijk, J. & Pauw, I. (Reds.). Leraar: een professie met perspectief. Deel 1:
Een veelzijdig beroepsbeeld (pp. 16-26). Meppel: Ten Brink Uitgevers.
https://www.beroepsbeeldvoordeleraar.nl/wp-content/uploads/2020/01/H1.1-Een-gedeeld-
beroepsbeeld-voor-de-leraar.pdf
Snoek, M., De Wit, B., Dengerink, J., Van der Wolk, W., Van Eldik, S., & Wirtz, N. (2017). Een
beroepsbeeld voor de leraar: over ontwikkelrichtingen en groei van leraren in het onderwijs.
Amsterdam/Utrecht: geen uitgever. http://www.beroepsbeeldvoordeleraar.nl
Snoek, M., Hulsbos, F., Andersen, I. (2019). Teacher leadership. Hoe kan het leiderschap van
leraren in scholen versterkt worden? Amsterdam: HvA. www.hva.nl/teacher-leadership.
Van der Aa, R., Scheeren, J., & Cörvers, F. (2018). Carrièreperspectieven van leraren; zijn er
voldoende promotiemogelijkheden?. In: F. Cörvers en M. van der Meer (red.), Onderwijs aan
het werk. Analyses, feiten en visies over werken in het onderwijs. (529-539). Den Haag: CAOP.
Vermeulen, M. (2009). Vrijheid, gelijkheid en eenzaamheid. In: Van den Berg, D. & R.
Vandenberghe (reds.), Onderwijsinnovatie: geen verzegelde lippen meer. Antwerpen: Garant.