WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne...

57
Filosofie Inleiding 1. Wetenschapsfilosofie en kentheorie van de pedagogiek 1.1 Wat is filosofie? Filosofie = Rationeel (radicaal) kritische reflectie over de fundamenten van de werkelijkheid 1.1.1 Common sense, godsdienst en wetenschappen versus filosofie = externe afgrenzing van de filosofie tegenover andere 'wereld- oriënterende' praktijken en theorieën 1. Common sense of 'het gezond verstand' & ideologie algemeen aanvaarde overtuigingen en waardeoordelen onkritische vooroordelen en vanzelfsprekendheden ideologie: geheel van opvattingen en waarderingen met een praktische strekking in de context van socio- politieke invloed en macht (i) conservatief (ii) revolutionair 2. Godsdienst & mythe geopenbaarde of overgeleverde waarheid mythische verklaring, toekomst perspectief of moralistische les oorsprong, plaats en bestemming van de mens die verbonden worden met de goddelijke of sacrale dimensie van de kosmos 3. Wetenschappen Filosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben 1

Transcript of WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne...

Page 1: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

FilosofieInleiding1. Wetenschapsfilosofie en kentheorie van de pedagogiek

1.1 Wat is filosofie?

Filosofie = Rationeel (radicaal) kritische reflectie over de fundamenten van de werkelijkheid

1.1.1 Common sense, godsdienst en wetenschappen versus filosofie

= externe afgrenzing van de filosofie tegenover andere 'wereld-oriënterende' praktijken en theorieën

1. Common sense of 'het gezond verstand' & ideologie

algemeen aanvaarde overtuigingen en waardeoordelen onkritische vooroordelen en vanzelfsprekendheden

ideologie: geheel van opvattingen en waarderingen met een praktische strekking in de context van socio-politieke invloed en macht

(i) conservatief

(ii) revolutionair

2. Godsdienst & mythe

geopenbaarde of overgeleverde waarheid mythische verklaring, toekomst perspectief of moralistische les

oorsprong, plaats en bestemming van de mens die verbonden worden met de goddelijke of sacrale dimensie van de kosmos

3. Wetenschappen

Filosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne

menswetenschappen (19E) die zich hebben afgesplitst van de filosofie zijn jonge en recente theoretische disciplines

4. Filosofie

Methode: rationeel kritisch Doel: bereiken van intelligibiteit

Tekenen schema p.2

1

Page 2: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

1.1.2 De domeinen van de filosofie

Tekenen schema p.1 en p.3

Metafysica (na / natuur) = de leer van het zijn/ wat er is

-> Ontologie (zijnde / leer) = de leer van het zijn / wat is er in de werkelijkheid, het zijn(de) als zijn(de) (vb. bestaan er getallen?) (= neutrale term want niet boven fysica)

Epistemologie (weten, kennis / leer) = de leer van de kennis/gerechtvaardigde, ware overtuiging

Logica= de leer van het redeneren

1.2 Filosofie van de wetenschappen en theorie van de kennis

1.2.1 Pragmatische indeling van de wetenschappen

Formele wetenschappen : - formele structuren - logica, wiskunde

Empirisch-formele wetenschappen : -formaliseerbare structuur + empirische inhoud - Experimenten - fysica, biologie, psychologie, economie, sociologie,...

Hermeneutische wetenschappen : - interpretatie van culturele fenomenen en symbolische systeem (cultuurwet.)

- archeologie, (kunst)gesch, literatuurwet., godsdwet, filosofie

Toegepaste wetenschappen : - ingenieurs, geneeskunde, geologie,...

niet-empirisch empirisch

natuurwetenschappen sociale wetenschappen

2

Page 3: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

1.2.2 Wetenschap in logisch-epistemologisch, sociocultureel en ethisch perspectief

Logisch-epistemologisch : georganiseerde vorm van rationeel weten of kennen

=> kennistheoretische problemen betreffende de aard, structuur en geldigheid van de

wet. kennis

Sociocultureel : individueel beoefende en tevens sociaal verankerde onderzoeksactiviteit

Ethisch : waardeoordelen betreffende de wetenschap

Logisch-epistemologisch perspectief => het inductie- en conformatieprobleem

=> Het demarcatieprobleem

=> Probleem van de dynamiek van de wetenschappelijke kennis

=> Reductieprobleem

=> Verklaringsprobleem

( => Probleem van de sociologie van de wetenschappen)

( => Probleem van de waardevrijheid)

1.2.3 Het normatieve ideaal van wetenschappelijkheid

Demarcatiecriterium: heeft te maken met wat wet. eigenlijk is, norm of criterium om wet. van niet-wet. te onderscheiden (winkelhaak)

=> Wetenschap als rationele, objectieve en ware kennis (niet-wet = subjectief & niet-rationeel)

1) Een systematische component: wet als een systeem van weten, niet als een verzameling losstaande weetjes; wet als verklaring door de veelheid terug te voeren op een eenheid dmv principes. Meer kans dat het objectief, rationeel en waar is. vb. universele graviatiewet.

2) Een logische component: wet moet voldoen aan de eisen van logische geldigheid en coherentie van de afleidingen. Mag niet emotioneel zijn of gebaseerd op vooroordelen, moet neutraal zijn/rationeel.

3) Een funderingscomponent: wet als gefundeerde of gegronde kennis wet als stabiele en zekere kennis.

Rationalisme (Descartes): ratio/rede/verstand Empirisme (Locke, Hume) empirie/zintuigen

=> Probleem van de historiciteit (de historische groei): Hoe kan wet. groeien als iets waar is?

1.2.4 Het klassieke concept van kennis

Wetenschappelijke kennis is een vorm van kennis in het algemeen 3 'afzonderlijk noodzakelijke' en 'gezamenlijk voldoende' voorwaarden als gerechtvaardigde,

ware overtuiging (JTB)

3

Page 4: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

Standaardanalyse (meningsvoorwaarde, waarheidsvoorwaarde en rechtvaardigingsvoorwaarde):

------------------------------------------------------------------

S weet (heeft of bezit kennis) dat p, als en alleen als,

(1) S meent (heeft de overtuiging) dat p

(2) p is waar

(3) S's mening (overtuiging) dat p is gerechtvaardigd.

-------------------------------------------------------------------

S is een variabele voor een subject van kennis

p is een variabele voor een propositie

'Kennis hebben of bezitten' = 'weten'. "S heeft of bezit de propositionele kennis dat p" is hetzelfde als " S weet dat p". De klassieke analyse heeft uitsluitend betrekking op de propositionele kennis: kennis dat iets het geval is, dat iets waar is (dat-constructie) (= Feitenkennis of kennis van waarheden).

Kennis gebaseerd op ervaring of zintuigen: empirische (a posteriori) kennis Kennis gebaseerd op de rede of het denken: niet-empirische (a priori) kennis.

! Verschil met capaciteitskennis of dispositionele kennis 'weten hoe' !

1.3 Filosofie van de pedagogische wetenschappen

1.3.1 Natuurwetenschappen, gedrags- en maatschappijwetenschappen, logica

- Historisch komen de natuurwet voor de soc wet.

- Structureel staat de natuurwet dichter bij het normatieve ideaal dan de sociale wet.

- Zowel de filo vd natuurwet en de sociale wet vooronderstellen de logica

- Gedrags- en maatschappijwet bewegen op lijn ts de extremen van strikte wet en suggestieve lit.

=> het problematische statuur van de gedrags- en maatschappijwet.

1.3.2 De standaardvisie op de gedrags- en maatschappijwetenschappen

William Dilthey:

Schema (natuur/mens(gedrags-en maatsch/cultuur) (natuur= beta, sociale = y cultuur = alfa)

4

Page 5: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

1.3.3 De problematische sociale wetenschappen

150 jaar geleden geïntroduceerd door Auguste Comte (sociologie) en Wilhelm Wundt (pyschologie).

=> Methodenstrijd om één enkel causaal-nomologisch verklaringsprincipe

+ geen eensgezindheid over object!

OBJECT

ME

TH

OD

E

Sociale structuur/systeem(top-down approach)

Individuele handeling(bottom-up approach-

Empirisch- formeel 'Erklären' kwantitatiefHermeneutisch 'Verstehen' kwalitatief

1.3.4 Filosofie van de gedrags- en maatschappijwet. en de pedagogische wet.

Tot op grote hoogte valt een filosofie van de pedagogische wetenschappen samen met een filosofie an de gedrags- en maatschappijwetenschappen.

5

Page 6: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

Deel 1: Logica2. Logisch redeneren in de wetenschap

2.1 Logica en formeel geldige redeneringen

2.1.1 rationaliteit en logica

Logica is de leer van het redeneren. Meer specifiek is logica 'de studie van de methoden en beginselen die gebruikt worden om goed van slecht redeneren e onderscheiden'.

Logica = normatieve leer Logica = de leer van de logische wetten en regels die inzicht verschaffen in het begrip van

logische geldigheid. (niet geldig = drogreden)

2.1.2 Syntaxis, semantiek, pragmatiek en assertorisch taalgebruik

Syntactische : het samenstellen van letters en van woorden naar zinnen, formele relaties tussen tekens onderling

Semantische : betekenis, inhoudelijke relaties tussen de tekens en de betekenis, niveau van de propositie

Pragmatische : taal als instrument, relaties tussen de tekens en de gebruikers, taaldadeno Bewerend of assertorisch descriptief, informatief): po Interrogatief: ?po Directief: !po Expressief: !!po Evaluatief: Epo Verbintenissen (bijvoorbeeld een belofte)o Institutioneel (ceremonieel)

=> Wet. taalgebruik is descriptief en beperkt zich dus tot bewerend/assertorisch taalgebruik

=> indicatieve zinnen = zinnen waarin beweringen (asserties) worden uitgedrukt

=> zinnen die waar (I) of onwaar (0) zijn.

2.1.3 Redenering, premissen en conclusie

Redenering: - een groep van zinnen (of uitspraken) - een tekstfragment- waarin uit

- het gestelde iets anders dan het gestelde

- met noodzaak volgt krachtens het gestelde.

Propositie = de inhoud van een zin (en een oordeel) (p, q, r, s)

Premisse(n) = het 'gestelde' of de uitgangspunten van een redenering (Prn)

Conclusie = iets anders dan het gestelde of het gevolg van de premissen (C)

6

Page 7: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

Schema premissen conclusie

De streep = daaruit volgt (inferentiële implicatie) Ongeldige redering vervangen door => of Geldige redenering vervangen door (= afleidbaarheid) Premisse-indicatoren: aangezien, omdat, want, als ,daar, welnu,... Conclusie-indicatoren: dus, daarom, zo(dat), bijgevolg,... => Samen: redeneringsindicatoren

2.1.4 Geldigheid, waarheid en redeneervorm

De geldigheid van een redenering heeft niets te maken met de feitelijke waarheid van de presmissen of de conclusie. Premissen en conclusie zijn waar (W) of onwaar (O), terwijl redeneringen geldig of ongeldig zijn.

=> Logische geldigheid is formele geldigheid. De redeneervorm bepaalt de geldigheid van een redenering.

Formalisatie is onontbeerlijk in de logica. De redeneervorm maakt abstractie van de concrete zinnen of woorden en hun inhoud door het invoeren van variabelen p, q, r,... voor individuen de letters x, y, z en voor predikaten de hoofdletters F, G, H,...

Een geldige redenering is een redenering waarvan de conclusie niet ontkend kan worden zonder in tegenspraak te komen met minstens één van de premissen. Waarbij de waarheid van de premissen de waarheid van de conclusie afdwingt;

als de premissen waar zijn, dan is de conclusie dat onvermijdelijk of noodzakelijk ook.

De Socrates redenering:

Pr1 Alle mensen zijn sterfelijk Alle F zijn GPr2 Socrates is een mens x is een F

------------------------- ----------------C Socrates is sterfelijk x is G

= formeel geldige redeneerschema

Invulling van de syllogistische redeneervorm BARBARA:

Pr1 Alle F zijn GPr2 Alle G zijn H

----------------C Alle F zijn H

modus ponens-redeneerschema:

7

Page 8: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

Pr1 Als het regent, dan wordt de straat nat Pr1 Als p, dan qPr2 Het regent Pr2 p

---------------------------------------------- ---------------C De straat wordt nat C q

De volgende ex consequentia-redeneervorm is ongeldig en dus een drogreden:

Pr1 Als p, dan qPr2 q

--------------C p

2.1.6 Deductie en inductie

Redeneringen worden ingedeeld in 2 types:

Deductief : redenering waarbij men, uitgaande van het meer algemene, tot het bijzondere besluit.

Inductief : redenering waarbij men besluit van het bijzondere tot het meer algemeen.

Formeel geldige redeneringen zijn deductief geldige redeneringen: de waarheid van de conclusie volgt noodzakelijk of onvermijdelijk - met noodzaak - uit de waarheid van de premissen.

Inductieve redeneringen zijn strikt logisch gezien niet formeel geldig: de waarheid van de conclusie volgt niet noodzakelijk, maar enkel met een zekere waarschijnlijkheid uit de waarheid van de premissen (dubbele streep of blokpijl).

2.1.7 Soorten logica's of logische systemen

De logica bestaat niet. De wetenschap van het redeneren omvat verschillende soorten logica's of logische systemen.

1) Informele logica

A) Filosofische logica (filosofie van de taal)

B) Argumentatieleer

2) Formele logica

A) Traditionele, artistotelisce logica of syllogistiek

B) Moderne, mathematische of symbolische logica (midden 19e E)a) propositielogicab) predikatenlogicac) andere niet-standaardlogica's

Propositielogica: zinnen (proposities) als blokken (p, q, r)

Predikatenlogica: interne structuur van de zinnen verder analyseerd door predikaten (F, G, H) toe te

kennen aan individuen (a, b, x, y, x) en te kwantificeren ( , Ɐ ⱻ).

2.2 Basisregels van de propositielogica

8

Page 9: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

2.2.1 Basiselementen van de propositielogica

1) De negatie: de ontkenning 'niet' ⌐

2) De conjunctie: voegwoord 'en' (serieschakeling) ^

3) De disjunctie: voegwoord 'of' (parallelschakeling) ˅

4) De implicatie: 'als (..., dan)' →

5) De equivalentie: 'dan en slechts dan alleen dan ↔

Alternatieve symbolisering: Peono-Russel-notatie

1)2)3)4)5)

1) Negatie

p p 1 00 1

2) Conjunctie [1000]

p q p q p q 1 1 1 1 1 11 0 0 1 0 00 0 1 0 1 00 0 0 0 0 0

3) Disjunctie [1110]

p q p q p q 1 1 1 1 1 11 1 0 1 0 10 1 1 0 1 10 0 0 0 0 0

-----------------------------------------

4) Implicatie [1011]

p q p q p q 1 1 1 1 1 11 0 0 1 0 00 1 1 0 1 10 1 0 0 0 1

5) Equivalentie [1001]

p q p q p q 1 1 1 1 1 11 0 0 1 0 00 0 1 0 1 00 1 0 0 0 1 1

2.2.2 De logische wetten

In de logica maakt men onderscheid tussen:1) Contingente logische formules: De waarheid hangt af van de concrete inhoud2) Tautologieën of logische wetten: Altijd waar, het is een formele waarheid3) Contradicties: Is altijd onwaar

Er zijn twee soorten van logische wetten (of regels):

9

Page 10: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

1) vervangingswetten (of equivalentieregels) ≡= symmetrisch, binnen formule dingen verwisselen

(1) p ≡ (p p) p ≡ (p p) <tautologie: Taut.>

(2) p ≡ p <dubbele negatie: D.N.>

(3) (p q) ≡ (q p) <commutativiteit: Comm.; geldt niet voor >

(4) [p (q r)] ≡ [(p q) r)] [p (q r)] ≡ [(p q) r)] <associativiteit: Ass.>

(5) [p (q r)] ≡ [(p q) (p r)] [p (q r)] ≡ [(p q) (p r)] <distributiviteit: Distr.>

(6) (p q) ≡ (p q) (p q) ≡ (p q) (p q) ≡ (p q) (p q) ≡ (p q) <De Morgan: De M.>

(7) (p q) ≡ (p q) <implicatie: Impl.>

(8) (p q) ≡ (q p) <contrapositie: Contrap.>

(10) (p q) ≡ [(p q) (q p)] <equivalentie: Eq.>

2) afleidingswetten (of inferentieregels) = asymmetrisch, tussen formules, heeft 1 richting

(11) (p, q) (p q) <conjunctie: Conj.>

(12) (p q) p (p q) q <simplificatie: Simpl.>

(13) p (p q) q (p q) <additie: Add.>

(14) [(p q) p] q [(p q) q] p <disjunctief syllogisme: D.S.> (= tollendo ponens)

(15) [(p q) (q r)] (p r) <hypothetisch syllogisme: H.S.>

(16) [(p q) p] q <modus ponens: M.P.>

(17) [(p q) q] p <modus tollens: M.T.>Wetten van het denken:

(1) Principe van identiteit:

p p

10

Page 11: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

(2) Principe van niet-contradictie (of geen tegenspraak):

(p p)

Bijgevolg: (p p) qof met woorden, uit een contradictie volgt om het even wat (L. ex falso sequitur quodlibet)

(3) Principe van uitgesloten derde (of uitgesloten midden):

p p

2.2.3 Basale popositielogische regels en redeneerschema's

1) Conjunctie

water is doorschijnend pwater is dorstlessend q   water is doorschijnend en dorstlessend p q

2) Disjunctief syllogisme

natriumhydroxide is een zuur of een base p qnatriumhydroxide is geen zuur p   natriumhydroxide is een base q

3) Hypothetisch syllogisme

indien de mate van sociale integratie daalt, dan stijgt de graad van persoonlijke desorganisatieindien de graad van persoonlijke desorganisatie stijgt, dan stijgt het zelfmoordpercentageindien de mate van sociale integratie daalt, dan stijgt het zelfmoordpercentage

p qq r p r

4) Modus ponens

indien het onderwijs van kinderen wordt verplicht, dan daalt de criminaliteithet onderwijs van kinderen wordt verplicht   de criminaliteit daalt

11

Page 12: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

p qp   q

5) Modus tollens

indien de opvoeding van kinderen wordt verwaarloosd, dan stijgt de criminaliteit de criminaliteit stijgt nietde opvoeding van kinderen wordt niet verwaarloosd

p q q p

6) Contrapositie

“indien de mens moreel verantwoordelijk is, dan is de mens vrij”

p q

mag vervangen worden door

“indien de mens niet vrij is, dan is de mens niet moreel verantwoordelijk”

q p

7) Equivalentie

“Karel weet dat Paraguay groter is dan Uruguay, als en alleen als hij de gerechtvaardigde, ware overtuiging heeft dat Paraguay groter is dan Uruguay”

p q

mag herleid worden tot (vervangen worden door)

“indien Karel weet dat Paraguay groter is dan Uruguay, dan heeft hij de gerechtvaardigde, ware overtuiging dat Paraguay groter is dan Uruguay

p q

en

indien Karel de gerechtvaardigde, ware overtuiging heeft dat Paraguay groter is dan Uruguay, dan weet hij dat Paraguay groter is dan Uruguay” q p

2.2.4 Propositielogische bewijzen

Q.E.D staat voor het Latijnse 'quod erat demonstrandum' (= wat te bewijzen was)

.

2.3 Nomenclatuur van de predikatenlogica

12

Page 13: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

De predikatenlogica is een uitbreiding van de propositielogica die het fundament is. Dit heeft als gevolg dat alle proposistielogische wetten/regles blijven gelden in de predikatenlogica. Omdat de predikatenlogica gekwantificeerd wordt, noemt men haar ook wel de kwantificatietheorie.

2.3.1 Basiselementen van de predikatenlogica

In de propositielogica behandelt men de (deel)zinnen (proposities) als blokken (p, q, r), terwijl men in

de predikatenlogica de interne structuur van de zinnen verder analyseert door predikaten (F, G, H) toe

te kennen aan individuen (a, b, x, y, z) en te kwantificeren (, ).

Omdat kwantificatie altijd een algemene zin oplevert, wordt het ook wel generalisatie genoemd.

Er zijn 2 kwantoren:

1) De existentiële kwantor ⱻⱻx wordt gelezen als 'voor minstens 1 geldt dat' of 'er bestaat een x waarvoor geldt

dat' of nog 'voor ten minste 1 entiteit x is het zo dat'.

2) De universele kwantor Ɐx als 'voor elke x geldt dat' of 'voor iedere entiteit x is het zo dat'.Ɐ

2.3.2 Gekwantificeerde formules en kwantorenverwisseling

1) Singuliere zin [Ws, Fa, Gb]: een bepaald predikaat en een eigennaam voor een bepaald individu

2) Algemene zin (kwantificatie/generealisatie): resultaat van kwanificatie (existentiël of universeel)

A) Atomaire zin

a) Particulier (ⱻxFx)

b) Universeel ( xGx)Ɐ

B) Moleculaire zin:

a) Particulier (ⱻx(Fx^Gx): ontstaan door existentiële kwanificatie op conjuncties

b) Universeel (Ɐx(Fx->Gx): ontstaan door universele kwantificatie op implicaties

De wet/regel van de kwantorenverwisseling (K.V.):

De waarheidswaarde van een zin blijft behouden, als men

a) de ene kwantor vervangt door de andere, en tegelijk

b) zowel de kwantor als het predikaat negeert.

13

Page 14: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

Er zijn 4 K.V.-equivalentieregels:

I) x Fx ≡ x Fx

II) x Fx ≡ x Fx

III) x Fx ≡ x Fx

IV) x Fx ≡ x Fx

Het gaat er meestal om dat men een zin verkrijgt die niet met een negatie begint.

2.3.5 Basale predikaatlogsiche fomules en redeneerschema's

1) Wetenschappelijke wet

Wetenschappelijk onderzoek is niet gericht op het singuliere maar op het algemene, het universele

x (Fx Gx)

2) De Socrates-redenering

Alle mensen zijn sterfelijk x (Mx Sx)Socrates is een mens Ms   Socrates is sterfelijk Ss

3) Het BARBARA-syllogisme

Alle Vlamingen zijn mens x (Vx Mx)Alle mensen zijn sterfelijk x (M x S x ) Alle Vlamingen zijn sterfelijk x (Vx Sx)

2.3.6 Identiteit

De predikatenlogica kan onder meer worden uitgebreid met de identiteitsrelatie.

Verschil kwalitatieve (uitzicht gelijk, 2 lucifers) numerieke (lucifer 1 en lucifer 2). In de logica gaat

het om de numerieke soort van identiteit.

x (x = x) reflexiviteit

x y [(x = y) (y = x)] symmetrie

x y z {[(x = y) (y = z)] (x = z)} transitiviteit

‘=’ is een equivalentierelatie

● De wet van Leibniz of de wet der ononderscheidbaarheid van gelijken, als 2 dingen identiek zijn, dan geldt voor allee eigenschappen dat indien het ene een bepaalde eigenschap heeft, ook het andere ding die eigenschap heeft.

x y (x = y) F (Fx Fy)]

14

Page 15: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

● Het principe van Leibniz of de wet der gelijkheid van ononderscheidbaren, als voor alle eigenschappen geldt dat indien het ene ding een bepaald eigenschap heeft, ook het andere ding die eigenschap heeft, en omgekeerd, dan zijn deze dingen gelijk.

x y F (Fx Fy) (x = y)

Deel 2: Filosofie van de wetenschappen

3. Inductivisme, funderingsdenken en logisch positivisme

3.1 Inductivisme

3.1.1 Historische achtergrond

15

Page 16: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

Deductieve systematisering was het ideaal van wetenschap tot aan de copernicaanse revolutie in de 16e-17e eeuw. Aan de sublieme synthese van God, wereld en de mens maakt de opkomst van de moderne natuurwetenschappen een einde.

Mathematische fysica => heliocentrisme => mechanisch wereldbeeld

=> Men benaderd de dingen niet meer kwalitatief maar kwantitatief, niet meer finalistisch maar mechanisch.

3.1.2 De inductieve methode

Sluit aan bij het klassieke empirisme en wordt vaak gezien als DE wetenschappelijke methode.

(INDUCTIVISME) (i) feiten ⇝ observaties ⇨ (ii) generalisaties

Fa Ga OBSERVATIEFb GbFc Gc…Fy Gy   x (Fx Gx) GENERALISATIE (U.G.)

Hypothese H : om het even welk voorstel dat getest kan worden. Het is een particuliere of algemene zin die geëvalueerd kan worden in termen van zijn test-implicaties I1, I2, I,...

Theorie T : Algemene, systematische verklaring van een bepaalde klasse van fenomenen door middel van wetmatigheden.

3.1.3 De inductieve gevolgtrekking en het inductieprincipe

Hypothesen (en theorieën) - generalisaties - worden afgeleid uit de verzamelde en getabelleerde data aan de hand van een inductieve gevolgtrekking of rederring. Ze leiden van het bijzondere -singuliere data - naar het algemene.

De conclusie van een inductieve redenering volgt slechts uit de premissen met een (min of meer) hoge graad van waarschijnlijkheid, maar niet met zekerheid. Logisch gezien is een inductieve redenering ongeldig.

=> Volgens het inductivisme wordt de waarschijnlijkheid van wetenschappelijke hypothesen en theorieën bepaald door het principe van inductie (Russel):

Hoe meer gevallen bekend, hoe waarschijnlijker het is, we kunnen zeggen dat er een zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is.

=> Confirmatietheorie: er wordt een studie gemaakt van de verschillende factoren die bepalend zijn voor de kracht van de empirische steun of de waarschijnlijkheidsgraad van de confirmatie.

3.1.4 Probleem van het inductivisme

1) Het probleem van de naakte feiten of de onbevooroordeelde observatie

Het methodologisch basisprincipe van het inductivisme luidt: " Niets dan de feiten en alleen maar de feiten; geen interpretatie, maar uitsluitend observatie"

=> protocol-zinnen die als essentieel betrouwbaar en zeker beschouwd

16

Page 17: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

MAAR is onhoudbaar!

a) onbevooroordeelde observatie door een 'onschuldig en onpartijdig' oog is een mythe

b) Wet. O zou niet van start kunnen gaan indien men eerst alle feiten zou moeten verzamelen

=> relevante feiten => theoretische vooronderstelling

c) Verzamelde date kunnen op veel verschillende manieren geclassificeerd worden en de meeste van deze classificaties zijn irrelevant voor het doel van het wet. O. Tabellering en analyse van empirische data zijn bijgevolg blind zonder voorafgaande hypothesen en theorieën.

2) Het probleem van de identificatie van wetenschappelijke ontdekking met rationele rechtvaardiging

Het ontdekkingsproces valt in het inductivisme samen met het rechtvaradigingsproces, waarbij hypothesen en theorieën quasimechanisch of door systematische gevolgtrekking afgeleid worden uit de empirisch data aan de hand van de rationele, regels van inductie.

Tegenover het naïeve geloof in de 'logica' van de inductie' staan de stellingen dat

a) er geen regelgeleide, mechanische inductieve procedure bestaan om over te gaan van geobserveerde fieten naar hypothesen en theorieën

b) de context van de ontdekking radicaal moet onderscheiden worden van de context van rechtvaardiging.

=> Er zijn geen algemeen toepasbare 'inductieregels', de overgang van gegevens naar theorie vereist een creatief voorstellingsvermogen.(Hempel)

=> De context van de ontdekking en die van rechtvaardiging moeten van elkaar losgemaakt worden. Binnen de ontdekkingscontext gelden er gen strikte regels, binnen de rechtvaardigingscontext blijven de inductieregels in de brede zin gelden. (Hempel)

3) Het problem van de vergissing en het probleem van de factor geluk

a) Het inductivisme kan geen rekenschap afleggen van het feit dat dezelfde inductieve methode die tot waarheid zou moeten leiden zo dikwijls tot vergissing leidt. Wetenschappelijk onderzoek is feilbaar.

b) De factor geluk in het ontdekken van hypothesen is onverklaarbaar. Het blind geluk van een wetenschapper bij een ontdekking impliceert evenwel niet dat een theoretische achtergrond dan afwezig of er geen belang heeft. Integendeel, deze achtergrond is noodzakelijk om niet 'ziende blind' te blijven.

3.2 Funderingsdenken

3.2.3 Epistemisch infallibilisme

Het infallibilisme is de epistemische rechtvaardigingstheorie die stelt dat rechtvaardiging onfeilbaar of conclusief moet zijn. De klassieke tripartiete of standaardanalyse (JTB) moet versterkt worden tot de volgende analyse van propositionele kennis (JTB*):

S weet* (heeft of bezit kennis*) dat p, als en alleen als,

17

Page 18: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

1*) S meent (heeft de overtuiging) zonder de minste twijfel/zeker dat p

2*) p is waar

3*) S's mening (overtuiging) dat p is conclusief gerechtvaardigd.

Er moet dus onderscheid worden gemaakt tussen het klassiek concept van kennis en een sterk concept van kennis, aangeduid door *.

3.3 Logisch positivisme

3.3.1 Historische achtergrond

i) 1900-1930: de (logische) analyse van Moore, B. Russell en

L. Wittgenstein-1 (vooral in Cambridge);

*ii) 1930-1945: het logisch empirisme van de “Wiener Kreis” *;

iii) 1945-1960: de filosofie van de gewone taal van Wittgenstein-2,

G. Ryle, J.L. Austin en P. Strawson (vooral in Oxford);

iv) 1960-90: het naturalisme van vooral Amerikaanse filosofen

zoals Quine en Davidson; en

v) 1990-: het project van een wetenschappelijke filosofie.

3.3.2 De erfenis van Hume

Het logisch positivisme combineert het empirisme met de formele, mathematische of symbolische logica. Het is een synthese van:

1) het klassieke empirisme (Hume)

2) het logicisme (Russel)

3) centrale stellingen uit Ludwig Wittgensteinds Tractatus Logico-Philosophicus

Hume maakte een exclusieve tweedeling tussen twee soorten van kennis 'de vork van Hume':

Relaties tussen ideeën (a priori) en feiten (a posteriori)

1) Het epistemologische onderscheid tussen a priori en a posteriori kennis:

a) a priori kennis hangt niet af van zintuigen maar van de rede

b) a posteriori kennis hangt af van zintuiglijke ervaring, empirie

2) Het metafyschische onderscheid tussen noodzakelijke en contigente waarheid:

a) noodzakelijke waarheid kan niet onwaar zijn, meestal a priori gekenmerkt door het verstand

b) contigente waarheid is niet noodzakelijk waar, a posteriori door zintuigen gekenmerkt

3) Het semantische onderscheid tussen analytische en synthetsiche proposities (het a/s onderscheid):

18

Page 19: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

a) analytisch oordeel of analytische propositie: waar krachtens de betekenissen van haar delen (a priori)

b) synthetisch oordeel of synthetische propositie is waar krachtens andere elkementen dan de betekenissen van haar delen

3.3.3 Het probleem van a priori kennis

Volgens het logisch positivisme is alle kennis gebaseerd op zintuiglijke ervaring (a posteriori).

=> probleem van a priori kennis, het is de meest exacte en zekere kennis, maar toch steunt ze niet op de zintuiglijke ervaring.

1) Eerste stap: de wiskunde kan herleid worden tot de logica

2) Tweede stap: de logica verschaft geen nieuwe kennisinhoud, ze is inhoudelijk leeg en stelt ook geen probleem voor de hoofdstelling dat alle kennis gebaseerd is op zintuiglijke ervaring. Een logische wet is een formele waarheid, tautulogisch.

=> De wiskunde stelt dus geen probleem voor het logisch positivisme omdat wiskunde als logica tautologisch is. Mathematische zinnen zijn niet empirisch en ook niet synthetisch a priori, maar analytisch. Wiskundige formules zijn altijd waar, onafhankelijk van de empirische werkelijkheid.

3.3.4 Het verificatieprincipe

Aan de inductivistische stelling dat alle kennis gebaseerd is op zintuiglijk ervaring voegt het logisch positivisme het criterium voor cognitieve significantie of het verificatieprincipe toe. De formulering van dit principe luidt als volgt:

(VERIFICATIE) Een zin is cognitief betekenisvol indien ze de waarheid van die zin in principe kan bepaald worden aan de hand van observaties, indien de zin verifieerbaar is.

Het verificatieprobleem is op de eerste plaats een betekeniscriterium; het bevindt zich niet op het niveau van de waarheid, maar op dat van de betekenis. Het gaat niet om feitelijke verificatie maar om principiële verificeerbaarheid.

Het verificatieprincipe is in het logisch positivisme ook een demarcatiecriterium. Het principe van verifieerbaarheid is een criterium om wetenschap van niet- of pseudo-wetenschap te onderscheiden.

De logisch positivistische versie van deze 'intellectuele hygiëne' luidt dat er slechts 2 soorten wetenschappelijke bewerkingen bestaan:

a) tautologische

b) empirisch verifieerbare

=> Hoewel niet-verifieerbare beweringen (die niet tautologisch zijn) misschien wel een emotionele betekenis hebben, zijn ze cognitief betekenisloos of zinledig en dus onwetenschappelijk of pseudo-wetenschappelijk.

4. Falsificationisme, paradigmastrijd en coherentisme

4.1 Het kritisch falsificationisme van Popper

Popper: uit zijn kritisch falsificationisme (in het bijzonder zijn fallibilisme) volgt dat de liberale democratie de enige rechtvaardigbare staatsorde is.

-> Anti-inductivisme en het anti-funderingsdenken => zeer kritisch tegenover het logisch positivisme/empirisme.

19

Page 20: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

=> deductivisme en fallibilisme => kritisch falsificationisme

-> Probleem van de evolutie, groei of dynamiek van de wetenschappelijke kennis.

4.1.1 Deductivisme en falsificationisme

Poppers falsificationisme is een deductivisme met betrekking tot de wetenschappelijke methode.

Gissingen en weerleggingen: de methode van stoutmoedige gissingen (“conjectures”), alsmede ingenieuze en gestrenge pogingen om ze te weerleggen (“refutations”)

Hoewel hypothesen niet logisch bewezen kunnen worden, kunnen ze wel verfijnd en voorlopig aanvaard worden.

Logische structuur:

p (hypothese) q (empirische data) q p

modus tollens

Testimplicaties:

p (hypothese) q (empirische data)

H I1, I2, I3, ..., In

Anti-inductivisme: wetenschap begint niet met observaties,maar met problemen en oplossingspogingen

=> Dit falsificationisme houdt eigenlijk in dat de wetenschappelijke methode niets anders is dan de kritische voortzetting van de gissen-en-vergissen-methode.

=> Onderscheid tussen wetenschap en pseudo- of niet-wetenschap1) De objectiviteit van de wet. berust op de objectiviteit van de kritische traditie en methode en wordt gegarandeerd door de bediscussierbaarheid en vooral de falsifieerbaarheid. 2) Niet het verificatieprobleem maar het falsificatieprincipe is het demarcatiecriterium. Indien ze dit niet is, is ze ipso facto onwetenschappelijk (immuniseren zich tegen mogelijke kritiek).

=> Het falsificatieprincipe is GEEN betekeniscriterium. Hoewel metafysische uitpraken niet-wetenschappelijk zijn, zijn ze toch geen letterlijke nonsens, ze blijven zinvol!

Poppers deductivisme en falsificationisme ontwijken de problemen van het inductivisme op de volgende manier:

1) Probleem van de naakte feiten:- Observatie is niet het fundament van de wetenschap, maar vervult een kritische functie in de weerleggingspogingen van hypothesen en theorieën.- Het onderscheid ts relevante en irrelevante feiten kan gemaakt worden omdat de relevante feiten diegene zijn die behoren tot de empirische inhoud van de onderzochte hypothese.

2) Probleem van de identificatie van wet. ont. met rationele rechtvaardiging:

20

Page 21: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

- De klemtoon ligt op de creatieve en imaginatieve inspiratie bij het voorstellen van H&T- Onderscheid ts de context van ontdekking en de context vd rechtvaardiging.

3) Probleem van de vergissing en de factor geluk:- Vergissingen zijn slechte gissingen en geluk is de vervulling van een verwachting- Ook het probleem van de rechtvaardiging van inductie en de paradox van confirmatie worden ontweken, omdat het centrale methodologische principe van falsificatie logisch deductief is.

4.1.2 Fallibilisme en corroboratietheorie

Poppers kritisch falsificationisme is een fallibilisme met betrekking tot (het statuur van) de wetenschappelijke kennis.

"Alle theorieën zijn hypothesen; alle zouden kunnen omvergeworpen worden"=> Ook basis-uitspraken (protocol-zinnen) hebben een hypothetisch statuut!

Observatie is altijd theoriegeladen Wetenschap is principieel feilbaar => toestand van permanente onzekerheid Dynamische visie op wetenschap

=> Het fallibilisme kan rekenschap afleggen van de wezenlijke historiciteit en de groei van wetenschappelijke kennis=> Idee van vooruitgang door weerlegging (falsificatie) (historische groei = ⇛):

t1: H / T ⇛ t2: (H / T H / T) ⇛t3: H' / T' ⇛ t4: (H' / T' H' / T') ⇛t5: H" / T" ⇛ t6: (H" / T" H" / T") ⇛ ... ⇛ ∞

=> Popper offert de zoektocht naar zekerheid op ten voordele van de zoektocht naar waarheid. Er

bestaat geen 'absolute zekerheid' dus blijft waarheid volgens hem de 'regulatieve idee' voor

wetenschapsbeoefening (= antifunderingsdenken).

WAARHEID als regulatieve idee voor de wetenschap

(CORROBORATIE) H1 / T1 heeft een hogere graad van corroboratie dan H2 / T2, indien H1 / T1

(i) meer falsifieerbaar is en

(ii) meer onderworpen werd aan strenge testen dan H2 / T2, ofschoon (iii) H1 / T1 toch nog niet

weerlegd werd.

(criterium voor 'het dichter komen bij de waarheid' = versimilitude)

De mate van de falsifieerbaarheid hangt af van het gehalte aan empirische inhoud/info

21

Page 22: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

De graad van corroboratie = de graad van weerstand = een maat van de performantie

van een H/T in het verleden

Corraboratieheorie = maatstaf voor de theorie over verisimiltude

verisimilitude

corroboratie

H-2 H-1

asymptotische benadering waarheid

van de waarheid

perfectie

H-2 H-1

4.1.3 Epistemisch fallibilisme

Poppers fallibilisme met betrekking tot wet. kennis impliceert een fallibilisme ten aanzien van kennis in het algemen. Het epistemisch fallibilisme is de epistemische rechtvaardigingstheorie die stelt dat rechtvaardiging feilbaar of niet-conclusief kan zijn (garandeert niet noodzakelijk de waarheid)

S weet' (heeft of bezit kennis') dat p, als en alleen als,

(1') S meent (heeft de overtuiging) met redelijk vertrouwen dat p(2+) p is waarheidsgelijkend(3') S’s mening (overtuiging) dat p is met een hoge graad van waarschijnlijkheid gerechtvaardigd

4.1.4 Problemen bij het kritisch falsificationisme

1) Het probleem van vasthoudendheid

Elke theorie kampt met problemen en er is altijd wel prima facie empirische bewijsgrond te vinden om een hypothese te falsifiëren. In wet. O ook een principe van vasthoudendheid noodzakelijk. Dit 'conservatief' en 'dogmatisch' principe van vasthoudendheid heeft in Poppers kritisch falsificationisme geen of slechts een secundaire plaats.

2) Het probleem van de grenzen aan de mogelijke kritiek

Wet. O werkt onder de stress van de rationele kritiek. Hiertegenover staat het fundamentele feit dat er grenzen zijn aan de mogelijke kritiek. Alle denken gebeurt namelijk tegen een horizon van aanvaarde grenzen en geaccepteerde ideeën.

22

Page 23: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

3) Het problem van de sociohistorische inbedding van wetenschap

Wetenschappelijke vooruitgang wordt uitsluitend gestuwd door rationele kritiek en falsificatie. Het is bijgevolg een louter rationele en logische aangelegenheid. Hiertegenover staat het fundamentele feit dat wetenschappelijke veranderingen ook mede bepaald worden door historische en sociale factoren. => wet. vooruitgang verloopt, ten minste gedeeltelijk, niet-rationeel.

4.2 De paradigma's en wetenschappelijke revoluties van Kuhn

Kuhn maakt een fundamenteel onderscheid tussen normale en revolutionaire wetenschap. Periodes van stabiliteit (normaliteit) wisselen af met periodes van instabiliteit (revoluties). Dit wetenschapsmodel biedt een oplossing voor de (aangestipte) problemen van Poppers kritisch falsificationisme.

4.2.1 Normale wetenschap en paradigma's

Met meeste wet. O is normaal en is gegrondvest op één of meer wet. modelprestaties of paradigma's die als grondslag erkend zijn en niet in vraag worden gesteld.

Verruimt de notie van paradigma tot die van disciplinaire matrix => ook een brede constellatie van gemeenschappelijke overtuigingen, waarden en technieken in een bepaalde discipline

Paradigma = teken van rijpheid voor die betreffende discipline Paradigma's voldoen aan 2 essentiële vereisten:

o Spectaculairiteit (opzienbarend en indrukwekkend) (consensus)o Plasticiteit (onvoltooid en soepel om nog openstaande problemen te hebben) (puzzel-

oplossend) => Normale wetenschap is cumulatief, want de puzzeloplossende activiteit breidt systematisch

de kennis verder uit!

=> Nieuw licht op de diversiteit van bepaalde groepen disciplines:

Eerste paradigma's uit de 'prehistorie' komen: wiskunde en astronomie Recente paradigma's: deel biologie, deel menswetenschappen (Nog) geen paradigma's = preparadigmatisch: deel menswetenschappen => onrijpheid

=> Van alle sociale wetenschappen is de pedagogiek er het slechts aan toe, bekleden de sociologie en de psychologie een middenpositie en staat de economie er het best voor.

4.2.2 Wetenschappelijke revoluties en anomalieën

normale wetenschap

paradigma / disciplinaire matrix

stabiliteit consensus (spectaculariteit) puzzel-oplossend (plasticiteit)

cumulatief(on)rijpheid van disciplines

23

Page 24: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

----------------------------------

revolutionaire wetenschap

instabiliteit anomalieën / paradoxen ontwerpen van alternatieve paradigma's Verandering van wereldbeelden Gestalt-switch = irreversibel methodenstrijd incommensurabiliteit

niet-cumulatief

=> Dynamische visie op de wetenschap.=> Kan rekenschap afleggen van de wezenlijke historiciteit en de groei van wetenschappelijke kennis=> Vooruitgang door revoluties (schokgolven)

Popper Kuhn wetenschap is permanent 'in

revolutie' Binnen-paradigmatische

veranderingen Wet. vooruitgang = doelgericht

Revoluties zijn vrij zeldzaam en kortstondig Radicalere vorm van kritiek Binnen-paradigmatische veranderingen EN

globale veranderingen van paradigma's Idee wet vooruitgang loskoppelen van idee van

doelgerichtheid & dichter bij de waarheid komen => niet-doelgerichte evolutie

4.2.3 Voor- en nadelen van Kuhn wetenschapsmodel

1) Zowel het principe van vasthoudendheid als de grenzen aan de mogelijke kritiek kunnen perfect geplaatste en begrepen worden.

2) Ook de sociohistorische inbedding kan een plaats krijgen

3) Voornaamste nadeel = leidt tot relativisme en antirealisme

4) Er bestaat geen realiteit op zich onafh vd paradigma's. Het 'Ding an sich' is ongekend en onbestaand

Deel 3: Filosofie van de sociale wetenschappen

5. Methodologisch individualisme en de Erklären-Versthen-controverse in de sociale wetenschappen

5.1 De methodenstreit in de sociale wetenschappen

Niet iedereen is het eens met de typering van de sociale wetenschappen als empirisch-formele wetenschappen, deze standaardvisie wordt hevig aangevochten. Deze instabiele situatie over het statuur van de soc wet. gaat gepaard met een niet aflatende methodestijd.

De sociale wetenschappen zijn prepragmatisch (en volgens sommige onrijp), andere spreken over multi-pragmatisch.

preparadigmatisch => verklaringsprobleem (epistemologisch probleem) multi-paradigmatisch => reductieprobleem (ontologisch probleem)

24

Page 25: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

OBJECT/ONTOLOGIE

(A) holisme (B) individualisme

sociale structuur/systeem individuele handeling

* sociale feiten * 'sociale feiten'

(C) sciëntisme/erklären 1.sciëntistisch holisme 2.sciëntistisch individualisme

causaal-nomologisch

nomothetisch (Marx, Durkheim) (rationele-keuzetheorie, Hempel)

(D) humanisme/verstehen 3. humanistisch holisme 4. humanistisch individualisme

hermeneutisch-interpretatief

betekenisontsluierend (kritische theorie) (Weber, Mead, Taylor)

Positie 1 o Marx, Durkheim, functionalisme, macro-economieo 'naturalisme' in de sociale wetnschappen (= 'standaardvisie')o empirisch-formele wetenschappen

Positie 2 o rationele keuzetheorie, speltheorie, evolutionaire psychologie en micro-economie o Hempels causaal-nomologisch model

Positie 3 o kritische theorie, sociologie (Luhmann), historische en institutionele economie

Positie 4 o Weber, Mead,symbolisch/sociaal interactionisme o hermeneutische cultuurwetenschappen (the humanities)

A) Een sociale ontologie geeft antwoord op de 'wat'-vraag (sociale feiten of individuele feiten)

B) Een sociale methodologie geeft een antwoord op de 'waarom'-vraag

a) de durkheimiaanse of holistische visie: *sociale feiten*

= extern, supra-individueel, autonoom sui generis-fiet dat individuen causaal kan beïnvloeden

b) de weberiaanse of individualistische visie: 'sociale feiten'

= aggregaat van individuele feiten die elkaar causaal beïnvloeden

=> Reductionistisch

c) sciëntistische visie: sociale verklaring is nomothetisch

d) humanistische visie: sociale verklaring is betekenisontsluierend

25

Page 26: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

De methodologische 'Erklären-Versthen'-controverse wordt behandeld in het kader van het verklaringsprobleem en het theoretische 'structuur-handeling'-dilemma in de context van het reductieprobleem.

5.2 Methodologisch holisme en individualisme

5.2.1 Durkheim en Weber over sociale feiten

holisme:

individu = f(systeem)

het primaire studieobject is de sociale structuur of het sociaal systeem

de Durkheimiaanse visie op sociale feiten:- sociale feiten hebben een autonoom bestaan onafhankelijk van de feiten betreffende individuen; sociale feiten hebben een extern bestaan los van de individuen, maar tegelijk beperken en dwingen ze de individuen- sociale feiten zijn bijvoorbeeld wetten, normen, rollen, instituties, opinies en statistische patronen (onder andere in zelfmoord en misdadigheid)

individualisme:

systeem = f(individuen + interactie)

het primaire studieobject is de individuele, menselijke handeling; de sociale systemen bestaat slechts als een theoretische constructie in termen van individuele handelingen en de interactie tussen individuen

de Weberiaanse visie op sociaal handelen:- een sociaal fenomeen heeft geen sui generis statuut; een sociaal geheel is niets meer en ook niets anders dan de som van de individuele delen- spreken over een sociale institutie bijvoorbeeld — zoals het parlement of de vakbond — is alleen maar een façon de parler over de complexe wisselwerking tussen individuen; wat een institutie ‘beslist’ en ‘doet’ moet zonder restrictie herleid worden tot en exhaustief verklaard worden door de beslissingen en handelingen van individuen

=> We bestuderen alleen in het 'structuur-handeling'-dilemma alleen het methodologisch individualisme, de reden hiervoor is pedagogisch, de pedagoog kan niet anders kiezen dan de handeling als studieobject.

-> Sociale/economische wetmatigheid:

Algemene sociale / economische wetmatigheden of regelmatigheden zijn causale relaties — of ten minste statistische correlaties — tussen sociale / economische eigenschappen (S/E), met als logische structuur:

26

Page 27: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

x (Six Sjx)

x (Ekx Elx)

sociaal-structurele regelmatigheden= Durkheimiaanse *sociale feiten*

voorbeelden:- stijgende werkloosheid leidt tot stijgende criminaliteit- urbanisatie leidt tot een daling in religieuze participatie- politieke programma’s voor het opvoeren van tewerkstelling veroorzaken inflatie- de politieke invloed van staten daalt indien ze hun economische macht verliezen- protestantse ethiek vergemakkelijkt de opkomst van het kapitalisme- het kapitalisme veroorzaakt de teloorgang van gemeenschapswaarden- de wetten van vraag en aanbod

Durkheimiaanse sociale ontologie:

sociale factorenstructurele regelmatigheden

(S-regelmatigheden)

individuele factorenintentionele regelmatigheden

(I-regelmatigheden)

de (sterke) overheersingsthesis: S determineert I, i.e. I wordt opzij gezet voor S; de (zwakkere) overvleugelingsthesis: S predestineert I, i.e. I wordt geselecteerd of uitgefilterd ter ondersteuning van S.

Argumenten anti MH, pro MI:

1) menselijke vrijheid, individuele autonomie, intentionele autarkie

2) het obscurantisme van macro-processen vrs. de intelligibiliteit van micro-funderingen

3) probleem van sociale / economische causaliteit, probleem van benedenwaartse causaliteit (“downward causation”)

27

Page 28: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

5.2.2 Theoretisch reductionisme

METHODOLOGISCH INDIVIDUALISME

HERLEIDEN VAN *SOCIALE FEITEN*

REDUCTIONISME ENEENHEID VAN DE WETENSCHAPPEN

S sociale wetenschappen (sociale groepen)

P psychologie (meercellige levende wezens)

-------------------------------------------------------------------F biologie (cellen)

neurologie (neuronen)

chemie (moleculen)

fysica (atomen/elementaire deeltjes)

wiskunde

=> Volgens de methodologische individualist zijn de sociale wetenschappen (T2) reduceerbaar tot de psychologie (T1)

Een theorie T is een verzameling wetmatigheden, of ten minste wetachtige algemene uitspraken (met betrekking tot onder andere onobserveerbare entiteiten). De sociale theorie Ts bijvoorbeeld formuleert haar wetmatigheden aan de hand van een sociologisch vocabularium of sociologische predikaten [S1, S2, ..., Sn]:

Ts: x (S1x S2x) y (S3y S4y) ... z (Smz Snz)

Een bepaald veld van fenomenen verklaren en voorspellen op basis van T. De sociale theorie Ts

bijvoorbeeld verklaart en voorspelt sociale fenomenen.

REDUCTIONISME ENSOCIO-PSYCHISCHE WETMATIGHEDEN

OF BRUGWETTEN x (Sx Px)

T2: x (S1x S2x) x (S3x S4x) ... x (Smx Snx)

T1: x (P1x P2x)

28

Page 29: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

x (P3x P4x) ... x (Pmx Pnx)

T2 is reduceerbaar tot T1, indien alle wetmatigheden en categorieën/predikaten van T2 logisch afleidbaar of deduceerbaar zijn uit de wetmatigheden en categorieën/predikaten van T1.T2 is reduceerbaar tot T1, indien x (S1x S2x), etc. logisch kan afgeleid of gededuceerd worden uit x (P1x P2x), etc.

Omdat [S P], moet deze logische afleidbaarheid of deduceerbaarheid van T2 uit T1 steunen op bijkomende overbruggingswetmatigheden (“auxiliary bridge laws”):

(Br) x (Sx Px)

(Br)-wetten zijn (S-P)-wetmatigheden.

=> de psychologie zelf volgens de methodologische individualist een autonoom statuut heeft, kunnen de sociale wetenschappen niet verder gereduceerd worden tot de biologie. De methodologische individualist keert zich niet alleen tegen de reductie van de sociale wetenschappen tot de biologie, maar ook tegen de (strikte) analogie tussen de maatschappij en het biologisch organisme.

=> Typisch voor de biologie is het functionele verklaringsprincipe maar dat leidt tot pseudoverklaringen in de sociale wetenschappen.

=> Typisch voor de soc wet is volgens de methodologische individualist het intentioneel (en rationeel) principe voor de verklaring van menselijk gedrag. Als de soc wet herleid worden tot de psychologie moet er een verklaringstheorie voor individueel, intentioneel handelen ontwikkeld worden. Dit brengt ons bij het verklaringsprobleem en de methodologische 'Erklären-Verstehen'-conctroverse in de soc wet.

=> Het is opmerkelijk dat de soc wet geen autonome en sui generis-verklaringstheorie hebben. Een model eigen en uniek voor de soc wet bestaat niet (ze gebruikten van nat wet en cul wet).

5.3 Hempels causaal-nomologisch model van verklaring

Hempel was een logisch positivist en ontwierp het deductief-nomologisch model (oorspronkelijk voor de natuurwetenschappelijke verklaring) en breidde het uit tot de verklaring van de 'Geisteswissenschaften'

Hempel vertegenwoordigd de causaal-nomologische, nomothestische, empirisch-analystische, kwantitatieve benadering van het menselijk gedrag: sciëntistisch en methodologisch-individualistisch.

5.3.1 De deductief-nomologische en causale verklaring in de natuurwetenschappen

(D-N)

C1, C2, ..., Ck (= antecedente condities) explanans

29

Page 30: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

L1, L2, ... , Lr (= algemene wetmatigheden)__________

E (= de te verklaren gebeurtenis

explanandum

C : Conditions L : Law E : Event

Dit verklaringsverslag bestaat uit 2 soorten zinnen:

a) Zinnen die antecedente condities (singuliere feiten) beschrijven

b) Zinnen die algemene wetten uitdrukken.

=> Uit deze 2 verzamelingen van zinnen (a, b) volgt logisch, dus deductief (c) de zin die het fenomeen beschrijft (E). E is een zin die de conclusie formuleert van een logisch geldige redenering.

=> Het D-N-model wordt ook wel het gedekt-zijn-door-een-wet-model

Een verklaring bestaat uit 2 constituenten: (i) het explanandum en (ii) het explanans. In het D-N-schema is E het explanandum: wat moet verklaard worden, het te verklaren fenomeen; en is de unie van de verzameling {C1, C2, ..., Ck} en de verzameling {L1, L2, ..., Lr} het explanans: wat verklaart, de verklarende factoren. De relatie is die van logische deductie, een noodzakelijke voorwaarde is dat de explanans waar is, het is een geldige modus ponens-redeneervorm:

Fa x (F x G x ) Ga

p p q qEen wetmatigheid heeft de logische structuur van een algemene, universele zin. Het explanandum is meestal een singuliere gebeurtenis (maar kan ook een algemene wet zijn).

Hempel maakt geen onderscheid tussen een D-N-analyse van de wetenschappelijke verklaring en die van de wetenschappelijke voorspelling. Het onderscheid is louter pragmatisch en alleen maar gebaseerd op een tijdsfactor.

wetenschappelijk verklaren

ex post factum

na de feiten (na t)

&

wetenschappelijk voorspellen

ex ante factum

vóór de feiten (vóór t)

30

Page 31: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

Hempels norm:

goede verklaring = de mogelijkheid van voorspelling

ex post factum verklaring zonder voorspellende kracht

is geen goede verklaring

Alle causale verklaringen zijn volgens Hempel deductief-nomologisch, maar niet alle deductieef-nomologische verklaringen zijn causaal. Dat vooronderstelt een welbepaalde analyse van causaliteit, met name de klassiek empiristische analyse van Hume: analyseert in termen van de principes van (i) contiguïtiet, (ii) prioriteit en (iii) constante conjunctie.

(CAUSALITEIT)

Gebeurtenis g veroorzaakt gebeurtenis h, als en slechts als,i) g en h aan elkaar grenzen in de ruimte (eventueel via een keten van aan elkaar grenzende gebeurtenissen), — CONTIGUÏTEITii) g vóór h komt in de tijd, en — PRIORITEITiii) g’s (gebeurtenissen van type G) met h’s (gebeurtenissen van type H) verbonden zijn door een constante conjunctie.

— NOMOLOGISCHE GENERALISATIE

(D-N)

C1, C2, ..., Ck

L1, L2, ... , Lr

__________

E

=> alle causale verklaringen zijn deductief-nomologisch!

5.3.2 De intentionele verklaring als een causaal-nomologische verklaring in de soc wet

(I-D-N) in de sociale wetenschappen

Hempels Methodologisch Monisme

Hempel geeft toe dat vele verklaringen in de gedrags- en maatschappijwetenschappen (en de cultuurwetenschappen) het ideaaltypische en geïdealiseerde, theoretische D-N model slechts gebrekkig benaderen.

Economische verklaringen kunnen(i) elliptisch of onvolledig geformuleerd zijn,psychologische verklaringen kunnen(ii) partieel of gedeeltelijk zijn ensociologische verklaringen kunnen (slechts)

31

Page 32: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

(iii) verklaringsschetsen zijn,

maar geen enkele van deze sociaalwetenschappelijke verklaringen is sui generis (L. enig in zijn soort, niet te classificeren met andere), dat wil zeggen heeft een autonoom statuut onafhankelijk van de causaal-nomologische verklaring.

CAUSAAL-NOMOLOGISCH MODEL

Sociale wetenschappen zijn gedrags- en maatschappijwetenschappenmet als (materieel) studieobject:

het gedrag van individuen in de maatschappijhet patroon in sociale gebeurtenissen

METHODOLOGISCH INDIVIDUALISME:

intentioneel handelen (gedrag) als object

intentionele verklaring als sociaal-wetenschappelijke verklaring par excellence

menselijk gedrag

verlangens overtuigingen preferentie informatie

intentionele, psychische toestanden

=> Een bepaalde handeling wordt hier verklaard op basis van een (intentionele) overtuiging-verlangen-structuur; het gedrag wordt verklaard door redenen.Omdat de handeling teleologisch of doelgericht is, kan de intentionele verklaring ervan volgens sommigen gen causale verklaring zijn. Omdat deze handeling bovendien vrij is, kan de intentionele verklaring ervan ook geen nomologische verklaring zijn. MAAR volgens Hempel zijn redenen ook oorzaken.

Intentionele wetten zijn empirische generalisaties met de logische structuur van een algemene universele zin. Maar intentionele wetten zijn niet strikt, omdat er uitzonderingen op zijn.

=> Om deze uitzonderingen uit te sluiten, woren intentionele wetten voorzien van een ceteris paribus-clausule. Intentionele wetten gelden alleen ceteris paribus = onder voorwaarde dat alle andere dingen gelijk blijven.

=> Voornaamste kritiek luidt dat intentionele wetten of onwaar of leeg zijn. Zonder ceteris paribus-clausule zijn intentionele wetten manifest onwaar, maar met een dergelijke voorwaarde zijn ze gewoon leef of zonder empirische inhoud. Een ceteris paribus intentionele wet heeft geen verklarende (of voorspellende) kracht.

32

Page 33: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

=> Ceteris paribus-clausules maken deel uit van de noodzakelijke idealisatie en abstractie in de wetenschap in het algemeen.

=> (met uitzondering van de fysica) maken alle andere wetenschappen gebruik van ceteris paribus-clausules bij de expliciete formulering van hun wetten.

Deze repliek ter verdediging wordt een 'tu quoque-repliek' genoemd.

5.4 Taylors hermeneutsich-interpretatieve model van verklaring

Taylor vertegenwoordigt de hermeneutsiche, interpretatieve, betekenisontsluierende, kwalitatieve benadering van het menselijk gedrag: humanistisch en methodologisch-individualistisch.

5.4.1 De hermeneutsich-interpretatieve verklaring in de cultuurwetenschappen

Schleiermacher wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne wetenschappelijke hermeneutiek. Toch is het vooral Dilthy die aan de geesteswetenschappen in het algemeen een hermeneutsiche grondslag heeft willen geven.

Dilthey: twee vormen van begrijpen

- causaal-nomologisch 'verklaren' (Erklären)

- hermeneutisch-interpretatief 'verstaan' (Verstehen)

De hermeneutische interpretatie wil haar studieobject uitleggen, duidelijk maken, begrijpen en verstaan; interpretatie poogt de betekenis te ontsluieren of te onthullen.

Het object van deze intellectuele activiteit is een tekst of een tekst-analogon

Volgens Taylor omvat de hermeneutsich-interpretatieve verklaring de volgende vier elementen:

1) Betekenis is altijd betekenis voor een subject BS

2) Succesvolle interpretatie is een overgang van impliciete of latente betekenis naar expliciete of manifeste betekenis.

3) Interpretatie vooronderstelt het onderscheid tussen betekenis [B] en betekenaar [b].

BS ? BS' ! & [B B'] b b'

4) Het proces van betekenisontsluiering steunt op het centrale, algemene, interpreatieprincipe dat betekenaars alleen maar betekenis hebben in relatie tot de betekenissen van andere betekenaars. Betekenis vooronderstelt een netwerk, veld of groter geheel van andere betekenissen, hermeneutische interpretaties gaan uit van het semantisch holisme.

semantiek = de leer van de betekenissen (cf. logica)

Semantisch atomisme

33

Page 34: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

“de betekenis van een zin is functie van de betekenissen van de woorden in die zin (samen met de syntactische structuur van die zin)”(= het principe van samengesteldheid (E. “compositionality”))

de betekenis van een woord kan in principe als geïsoleerd element een autonoom leven leiden “semantisch atomisme (= ondeelbare eenheid)”

de primaire relatie in de betekenisconstitutie is de externe symbool/wereld-relatie (en niet de interne symbool/symbool-relatie);de betekenis van de semantische atomen wordt gedetermineerd door een causale en/of nomologische relatie tussen woorden en objecten in de wereld=> Semantisch atomisme is dus niets anders dan de hedendaagse variant van de klassieke denotatieve betekenistheorie, de zogenoemde 'Fido'-Fido-theorie van de betekenis.=> Tot deze atomistische traditie in de semantiek behoren al diegenen die op een of andere manier beïnvloed zijn door het 'mentalistische' empirisme (Hobbes, Locke, Berkely en Hume) of door het 'behaviouristische' empirisme (Watson, Mead, Skinner en Dewey.=> De locus classicus van het semantisch atomisme is het logisch positivisme van de Wiener Kreis

Semantisch holisme

“alleen in de context van een zin heeft een woord betekenis” (Frege);“het verstaan van een zin vooronderstelt het verstaan van een taal” (Wittgenstein)

een (reeks van) taalteken(s) — betekenaar(s) [b] — heeft slechts betekenis [B] wanneer het deel uitmaakt van een groter geheel van (reeksen van) taaltekens “semantisch holisme (= geheel)”

de primaire relatie in de betekenisconstitutie is de interne symbool/symbool-relatie, de relatie tussen de woorden onderling(en niet de externe symbool/wereld-relatie);de betekenis (F. “signifié”) van een betekenaar (F. “signifiant”) is afhankelijk van het gehele systeem van de “differenties”— de verschillen — tussen de betekenaars onderling

SEMANTISCH HOLISME

HERMENEUTISCHE CIRKEL

probleem van externe verificatie (confirmatie)

geen ‘externe, harde feiten’alleen maar ‘meer van hetzelfde’geen ‘buiten’

probleem van objectieve justificatie

34

Page 35: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

geen ‘objectieve, harde feiten’alleen maar ‘diepte’ / ‘oppervlakkigheid’

‘breedte’ / ‘smalheid’

5.4.2 Hermeneutische interpretatie in de sociale wetenschappen

Taylor verdedigt een methodologische scheiding tussen de 'Naturwissenschaften' en de 'Geisteswissenschaften'. Hij opteert voor het methodologisch dualisme.

De cruciale reden voor deze splitsing is dat menselijk gedrag speciaal is; het is doelgericht en vrij, betekenis- en waardevol.

=> Menselijk gedrag moet de hermeneutsich-interpretatieve methodologie van de cultuurwetenschappen importeren. De hermeneutisch-interpretatieve verklaring in deze wetenschappen is een autonome en sui generis-verklaring met een autonoom statuut onafhankelijk van de causaal-nomologische verklaring in de natuurwetenschappen.

MAAR hoe is het hermeneutisch-interpretatieve model van verklaring mogelijk in de sociale wetenschappen?

=> Wat heeft gedrag met tekst te maken?

=> Er moet een analogie getrokken worden tussen gedrag en tekst. Het is een tekst-analogon: gedrag is zoals tekst, gedrag is analoog aan tekst (betekenis van tekst of betekenis van gedrag)

(H-I) BS ? BS ! b b'

[B (B1, B2, B3, ... , Bn)]

TEKST-ANALOGON (HANDELING)

(h) handeling = lichamelijke beweging + intentie (overtuiging & verlangen)

(h*) handeling (intentioneel gedrag) = betekenisvol gedrag

(H-I*) BS* ? BS ! h b

& [B* B]

=> Handelingen zitten altijd al gevangen in het net van de interpretatie en intentionele toestanden zijn altijd reeds beladen met betekenissen omdat de mens zich oorspronkelijk in de narratieve orde bevindt en een zichzelf interpreterend wezen is. (=> zelfinterpretatie)

Drie niveau’s van interpretatie

(i) een basale proto-interpretatie— “geleefde betekenis”

35

Page 36: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

(ii) een impliciete en latente zelfinterpretatie— “reflexieve betekenis”/ “(auto)biografie”

een reflexieve en expressieve toe-eigening van (i)

(iii) een expliciete en manifeste hermeneutische interpretatie— “wetenschappelijke betekenis”

een wetenschappelijk verstaan van (ii) (en dus ook (i))

INTERPRETATIE(iii) VAN INTERPRETATIE(ii)/(i)

wereld ———— ik / zelf ———— wetenschappelijk onderzoek(st)er

Statuut van de hermeneutische interpretatie

hermeneutische interpretatie in de sociale wetenschappen is uitsluitend ex post factum verklaring

(precieze of exacte) ex ante factum voorspelling in de sociale wetenschap is onmogelijk

Waarom is dat zo?

1) predicties vereisen een “gesloten systeem” — vergelijk de ‘causale geslotenheid’ van het domein van de fysische gebeurtenissen;

maar het domein van het sociaal gedrag — de sociale, politieke en economische gebeurtenissen — is echter een open systeemomdat het niet kan afgeschermd worden tegen externe interferentie van bijvoorbeeld psychische en biologische factoren

2) predicties vereisen (een hoge graad van) “exactheid en precisie” — vergelijk de accuratesse van objectieve metingen in de fysica;

maar hermeneutische interpretatie is (inter)subjectief en daardoor onontkoombaar vaag, wat tot verder gevolg heeft dat interpretatie dikwijls leidt tot alternatieve — en zelfs incommensurabele — versies

3) predicties vereisen dat alle toestanden (zowel in het verleden als in de toekomst) van een systeem kunnen beschreven worden in termen van “dezelfde” concepten of “dezelfde” variabelen —vergelijk de unificerende, mechanistische beschrijving van het fysische systeem;

maar in de hermeneutische sociale wetenschappen is een dergelijk unificerend systeem evenwel niet mogelijk,omdat de mens een zichzelf interpreterend wezen isen de zelfinterpretatie is niet statisch, maar dynamisch

36

Page 37: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

Deel 4: Filosofie van de pedagogische wetenschappen

6. Theorie, praktijk en waarden in de pedagogische wetenschappen

Pedagogiek is volgens Kuhn (nog) geen 'normale' wetenschap want haar hoofddoel is praktisch. Dit stelt een wetenschapsfilosofisch probleem van de relatie tussen theorie en praktijk. Opvoedingspraktijk is onlosmakelijk verbonden met waarden, normen en levensbeschouwing, dit zorgt voor het bijkomende wetenschapsfilosofisch probleem van het onderscheid tussen feiten en waarden.

6.1 Brezinka's metatheorie van de opvoeding

Een filosofie van de pedagogische wetenschappen is tegelijk ook altijd zowel een filosofie van de sociale wetenschappen als een filosofie van de wetenschappen in het algemeen. Brezinka combineert in zijn theorie 3 elementen uit deze filosofieën van de wetenschappen:

a) Poppers kritsich falsificationisme

b) het methodologisch individualisme

37

Page 38: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

c) het nomothetisch of causaal-nomologisch model

=> Brezinka's 'metatheorie van de opvoeding'

Een theorie is een 'systeem van zinnen', Brezinka onderscheid 3 soorten van theorieën over opv:

a) wetenschappelijke theorieën over de opvoeding of opvoedingswetenschap

b) filosofische theorieën over de opvoeding of filosofie van de opvoeding (wijsgerige pedagogiek)

c) praktische theorieën over de opvoeding of praktische pedagogiek

=> In de traditionele opvoedingstheorieën loopt alles door elkaar, de bedoeling van de metatheorie is meer helderheid en klaarheid te brengen.

6.1.1 Opvoedingswetenschap

Methodologisch monisme

Het ideaaltypische [deductief-nomologisch] verklarings-schema is niet alleen in de natuurwetenschappen, maar ook in de sociale wetenschappen en de kultuurwetenschappen bruikbaar. Bij de verklaring van menselijke handelingen en bij genetisch-historische verklaringen treden weliswaar bijzondere problemen op die met de doelgerichtheid van handelingen en de keuzemogelijkheden van handelende personen samenhangen. Het blijkt evenwel dat ook zogenaamde alternatieven zoals de verklaring door rationele motieven (in plaats van door wetmatige uitdrukkingen) in wezen beantwoorden aan het [deductief-nomologisch] verklaringsschema. (eigen vertaling)

verklaring van menselijke handelingen door rationele motieven= intentionele verklaring aan de hand vanintentionele, psychische toestanden (intentie, overtuiging, verlangen)= I-D-N verklaring (cf. Hempel)

Methodologisch individualisme

Onder opvoeding verstaan we handelingen waardoor mensen [opvoeders] de structuur van psychische disposities bij andere mensen [opvoedelingen] in een of ander opzicht trachten te verbeteren op een duurzame wijze, of de als waardevol beschouwde componenten ervan te behouden, of het ontstaan van als slecht beschouwde disposities te verhinderen. In plaats van “structuur van psychische disposities” kan men afgekort ook over “persoonlijkheid” spreken. (eigen vertaling)

het object van de opvoedingswetenschap= interactie tussen individuele opvoeders (intentionele handelingen) en opvoedelingen (psychische disposities)= opvoeding als persoonlijkheids- of karaktervorming

Opvoeding als middel-doel relatie

Wat houdt dat in

38

Page 39: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

— opvoeding als persoonlijkheids- of karaktervorming?

Niet de middelen alleen in afzondering van de doelen, maar de doel-middel relaties als geheel moeten als het centrale object van de opvoedingswetenschap aanzien worden. Niet de middelen, maar veeleer de doelen moeten ook als het “gegevene” behandeld worden. (eigen vertaling)

——— “middel” —— “doel”

opvoedingsmiddelen & –doelen

opvoedende handelingen & persoonlijkheidsidealen

objectieve feiten en ‘gegevens’

Causale relaties

... het hoofdprobleem van de opvoedingswetenschap bestaat erin de voorwaarden voor het bereiken van de opvoedingsdoelen te onderzoeken.De opvoedingswetenschap is niet alleen een feiten-beschrijvende, maar ook een teleologisch-causaalanalytische wetenschap. (eigen vertaling)

OORZAAK ————— EFFECT

causale processen en causale voorwaarden

= instrumentele relatie

= criterium van efficiëntie

OORZAAK ————— EFFECT

causale processen en causale voorwaarden

= instrumentele relatie

= criterium van efficiëntie

Om een dergelijk opvoedingsdoel met succes te realiseren, moet de opvoeder

a) de (beste) voorwaarden kennen waaronder — en dus de oorzaken waardoor — dat beoogde effect

optreedt, en

b) weten aan de hand van welke opvoedende handelingen zulke voorwaarden tot stand gebracht

kunnen worden.

cf. orthopedagogiek (handicap, leerstoornis, pathologie)

39

Page 40: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

bv. winkeldiefstal door adolescenten (gevangenis, gemeenschapsdienst, therapie, ...)

Brezinka tracht een empirische pedagogiek als 'strenge wetenschap' uit te bouwen aan de hand van het

ideaaltypische, nomologische wetenschapsmodel. Voor het formuleren van pedagogische

wetmatigheden gebruikt hij Poppers methodologie. Tot de opvoedingswetenschap behoort niet alleen

de nomothetische pedagogiek maar ook de historische pedagogiek.

6.1.2 Filosofie van de opvoeding

Brezinka onderscheidt 3 types van filosofie:

i) wetenschapsfilosofie en epistemologie of metatheorie

ii) wereld- en levensbeschouwelijke filosofie of metafysica (cf. praktische pedagogiek)

iii) moraal / ethiek of normatieve filosofie

Filosofie van de opvoeding is voor Brezinka in de eerste plaatseen normatieve filosofie van de opvoeding (L. “norma” = winkelhaak, richtsnoer)met als hoofdtaak de normatieve begronding vande opvoedingsdoelen of persoonlijkheidsidealen.

De opvoedingswetenschap spreekt zich niet uit over het goed of slecht zijn - de zedelijkheid - van de doelen zelf. (Zedelijkheid heeft betrekking op het de jure, gerechtvaardigd aspect of normatief statuut, terwijl 'zede' handelt over het de facto, feitelijk 'zijn', descriptief aspect.)

Over de normen en waarden is geen empirische wetenschap mogelijk, toch is de discussie over normen en waarden niet irrationeel (of arationeel). Men moet zich in het onderzoek naar normen en waarden bedienen van het filosofische rationele argument:

Opvoedingsdoelen rechtvaardigen?Rationaliteit, alsook keuze / beslissing

alleen evaluerende normatieve filosofie van de opvoeding [kan] normatieve oriënteringshulp bieden. Omdat ze normgevend moet zijn, wordt in haar noodzakelijk voor de ene en tegen de andere zingevende, evaluerende en normerende mogelijkheden partij gekozen. Dat gebeurt niet irrationeel, ... Het filosofische karakter van de normatieve filosofie bestaat juist daarin dat haar uitspraken redelijk begrond worden. Maar deze begronding kan in geen geval zo volkomen zijn dat ze een beslissing overbodig maakt. (eigen vertaling)

De meningsverschillen over de begronding of rechtvaardiging van opvoedingsdoelenzijn begrijpelijkerwijze niet geringer als die met betrekking tot waardenoordelen en normen als dusdanig. ... Hiermee overeenkomstig keren in de normatieve filosofie van de opvoeding, in methodisch opzicht, alle richtingen terug die er in de normatieve (of praktische) filosofie als dusdanig bestaan. (eigen vertaling)

Paradigmastrijd in

40

Page 41: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

de normatieve (of praktische) filosofie

In de moraal/ethiek worden 3 of 4 posities onderscheiden:i) deontologie of kantianisme (categorische imperatief)ii) consequentialisme of utilitarisme (het grootste geluk voor het grootste aantal)iii) deugdenethiek (matigheid, moed, verstandigheid en rechtvaardigheid)iv) de zorg-ethiek (particularisme)

In de axiologie (de leer van intrinsieke waarden) onderscheidt men er 3:i) hedonisme (genot is het hoogste goed),ii) preferentie-theorie (bevrediging van verlangens is het hoogste good)iii) objectieve lijst theorie (opsomming van intrinsieke waarden).

6.1.3 Praktische pedagogiek

normatief + descriptief (beide abstract) prescriptief (concreet)

een normatief-descriptief gemengd systeem van zinnen [theorie] dat[1] bepaalde groepen opvoeders in een bepaalde socio-culturele situatie over zowel[2] hun opvoedingstaken als over[3] de middelen om die te volbrengen, moet informeren, en hen moet inspireren [motiveren] tot[4] opvoedend handelen in de geest van de geldende wereldbeschouwing en moraal. (eigen vertaling)

Hoewel deze praktijkleer geen “strenge wetenschap” kan zijn,moet ze toch opgesteld worden in de geest vande algemene regels van de wetenschappelijke methode enin het licht van de idealen van rationaliteit en kritische reflectie.

4 elementen:

1) Situatie-analytisch element:Praktische pedagogiek moet uitgaan van een concrete opvoedingspraktijk van “bepaalde groepen opvoeders in een bepaalde socio-culturele situatie”

2) Teleologisch element:Praktische pedagogiek moet in functie van een specifieke situatie-analyse opvoeders informeren over 'hun opvoedingstaken' Het pedagogisch handelen is niet hypothetisch ( indien je Y wil, doe dan X) maar categorisch (doe X).Praktisch gaat het over de (ten minste voorlopige) dogmatisering van bepaalde wereldbeschouwelijke en morele postulaten=> Praktische pedagogiek is, in die zin, ideologisch

(i) religieuze pedagogiek(ii) politieke pedagogiek

41

Page 42: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

(iii) rationele pedagogiek

3) Methodologisch elementPraktische pedagogiek moet in het licht van vastliggende, gegeven opvoedingsdoelen “de [concrete] middelen” aanreiken om die doelen te realiseren

In de wetenschap zijn in het beste geval algemene wetmatigheden gegeven, d.w.z. abstracties waaraan nooit een of andere reële situatie precies beantwoordt. Om ze [abstracties] praktisch te kunnen aanwenden, moet men ze eerst trachten te vertalen in concrete handelingsaanwijzingen. ... De praktische pedagogiek moet bemiddelen tussen de wetenschappen en het situatie- en praktijkgeoriënteerde denken van de opvoeder. ...Een bijzonder belangrijke taak daarbij is de kennis uit de ingewikkelde en abstracte vaktaal van wetenschappelijke specialisten te vertalen naar de eenvoudige, concrete en aanschouwelijke omgangstaal van opvoedend handelende mensen. (p. 258, eigen vertaling)

+ common sense-denken in het concretiseringsproces

4) Beroepsethisch-motiverend elementPraktische pedagogiek is een tweeluik:

i) informeren (cognitief, het verstand)ii) inspireren (conatief, de wil, de motivatie) van de opvoeders

“In de geest van de geldende wereldbeschouwing en moraal” moet de praktische pedagogiek daadwerkelijk opvoeders “inspireren [motiveren] tot opvoedend handelen”

Hoe? — a.h.v. discreet advies, massieve propaganda, beroepsdeontologie (cf. ‘Klasse. Voor onderwijs in Vlaanderen)

Probleem van indoctrinatie, determinatie versus rationele keuze, individuele beslissing van de opvoeders

6.2 Hoe wetenschappelijk is de pedagogiek?

Hoewel de filosofie grotendeels samenvalt met de filosofie van de sociale wetenschappen, is ze toch op één punt vrij uniek; ze is gericht op de praktijk.

Deze praktische taak roept onmiddellijk het probleem op van de waardevrijheid van de wetenschappen: het ideaal van een objectieve wetenschap versus de mogelijkheid van een wetenschap van opvoedingsdoelen en -waarden (axiologie).

6.2.1 De relatie tussen theorie en praktijk

Drie mogelijke posities met betrekking tot de relatie tussen theorie en praktijk in de pedagogiek kunnen onderscheiden worden:

a) het primaat van de theorie

b) het primaat van de praktijk

c) de equivalentie van theorie en praktijk

42

Page 43: WordPress.com€¦  · Web viewFilosofie is de oudste theoretische discipline (-5E) De moderne natuurwetenschappen (16-17E) en de moderne menswetenschappen (19E) die zich hebben

Brezinka vertegenwoordigt de eerste positie. De praktische ped is een theoretische synthese van de descriptieve opvoedingswetenschap en de normatieve filosofie van de opvoeding met als doel voorschriften, richtlijnen en handelingsaanwijzingen aan te bieden voor de concrete opvoedingspraktijk.

Naarmate de onafhankelijkheid en het primaat van de ped theorie verdedigt, lijkt men ok de waardevrijheid van de ped wet beter te kunnen bepleiten. De zuivere theorie lijkt immers los te staan van de waardegebonden praktijk. De wetenschappelijkheid van de ped is daardoor op het eerste gezicht gegarandeerd.

Diametraal tegenover het theoretische model staat het praktisch model. Dit sluit aan bij het hermeneutisch-interpretatief verklaringsmodel.

De ped theorie blijft echter volledig schatplichtig aan de ped praxis. Naarmate men het primaat van de ped praktijk bekemtoont, lijkt men het ook moeilijker te hebben om de waardevrijheid van de ped wet te vrijwaren. De wetenschappelijkheid van de ped komt daardoor op het eerste gezicht in het gedrang.

43