VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze...
Transcript of VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze...
EMMA COLLEGE Rapportage Onderwijsvisie en Onderwijsconcept, mei 2017
VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST Ruimtelijk Functioneel Programma van Eisen, januari 2019
2
INHOUD
1. Inleiding
2. Missie en Visie
3. Toekomstig Onderwijs
4. Huisvesting
4.1 Huisvestingsvisie
4.2 Huisvestingsconcept
4.3 Ruimtestaat
4.4 Flexibiliteit programma
3
Op 10 september 2019 is er een overleg geweest tussen Leo Kanner en M3V over verschillende huisvestings-
vraagstukken voor zowel het VSO als het SO in Oegstgeest. Voor het SO loopt een traject waarbij de mede-
werkers van de school op intensieve wijze bezig zijn met het ontwikkelen van een huisvestingsvisie op basis
van hun onderwijsvisie. Voor het VSO is er sinds 2014 een ontwikkeling gaande, waarbij verschillende rappor-
tages, tussenrapportages en aanvullende memo’s opgeleverd zijn. Het programma van eisen van augustus
2014 en de aanvullende memo’s zijn gebaseerd op 220 tot 280 leerlingen. Ondanks passend onderwijs blijken
deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300 leerlingen, waarbij er
gebouwd dient te worden gerealiseerd voor 250 leerlingen met een flexibele schil voor 50 leerlingen.
Naast het in beeld brengen van de verschillende programma’s van eisen loopt er een locatieonderzoek voor
de inpassing van het SO en het VSO op de locatie van de Julianaschool in Oegstgeest.
In deze memo is een de onderwijs- en de huisvestingsvisie uit de rapportage van 2014 opgenomen. Vervol-
gens is het huisvestingsconcept voor 250 tot 300 leerlingen opgenomen.
1. INLEIDING
De VSO-afdeling van de Leo Kannerschool verzorgt onderwijs aan leerlingen in de middelbare schoolleeftijd
met een autismespectrumstoornis . De leerlingen kunnen er de leerweg praktijkonderwijs of de basis/kader
beroepsgerichte leerweg volgen.
De school, gesitueerd op de Hazenboslaan 101 te Oegstgeest, heeft te maken met achterstallig onderhoud
en ruimtegebrek (praktijkruimten zijn o.a. gesitueerd in de kelder, in niet voor onderwijs bestemde en ge-
schikte ruimten).
Op basis van een toekomstgerichte onderwijsvisie heeft de school haar wensen en eisen ten aanzien van het
gebouw geconcretiseerd. In voorliggend document treft u een beschrijving op hoofdlijnen van het toekom-
stig onderwijsconcept en een daarbij passend huisvestingsconcept.
Leo Kanner VSO
De VSO-afdeling van de Leo Kannerschool
verzorgt onderwijs aan leerlingen met
een autismespectrumstoornis in de mid-
delbare schoolleeftijd. De leerlingen kun-
nen er de leerweg praktijkonderwijs of de
basis/kader beroepsgerichte leerweg
volgen.
De school, gesitueerd op de Hazenbos-
laan 101 te Oegstgeest, heeft te maken
met achterstallig onderhoud en ruimte-
gebrek (praktijkruimten zijn o.a. gesitu-
eerd in de kelder in niet voor onderwijs
bestemde en geschikte onderwijsruim-
ten).
op basis van een toekomstgerichte on-
derwijsvisie heeft de school haar wensen
en eisen ten aanzien van het gebouw
geconcretiseerd. In voorliggend docu-
ment treft u een beschrijving op hoofdlij-
nen van het toekomstig onderwijscon-
cept en een daarbij passend huisvestings-
concept.
4
2. MISSIE EN VISIE
De huidige missie en visie van de VSO Leo Kanner luidt als volgt:
De Leo Kanner Onderwijsgroep wil bereiken dat leerlingen later in de maatschappij zo goed mogelijk kunnen
functioneren. Daarom wordt er veel aandacht besteed aan hun mogelijkheden. Leerlingen worden gestimu-
leerd en uitgedaagd om zich niet alleen cognitief te ontwikkelen, want de ontwikkeling op het gebied van
levensvaardigheden zijn even belangrijk. Bij deze vaardigheden worden de leerlingen gestimuleerd bij hun
zelfredzaamheid, praktische en sociale vaardigheden en hun emotionele ontwikkeling.
• De Prof. Dr. Leo Kanner Onderwijsgroep heeft als missie het bieden van onderwijs aan onze leerlingen
zodat zij zich zowel cognitief als op sociaal/emotioneel gebied optimaal kunnen ontwikkelen.
• Dit willen we bereiken door (visie) ‘onze locaties zo in te richten dat alle medewerkers in staat zijn
deze missie succesvol en met enthousiasme uit te voeren’.
• We vinden het belangrijk dit alles in een veilige en gestructureerde leefomgeving te doen in goede
samenwerking met ouders en hulpverlening.
Deze missie en visie blijft grotendeels in stand voor de toekomstig gewenste situatie.
In aanvulling op deze missie/visie is het volgende door de teamleden gesteld:
a. Leerlingen stromen pas uit als er een vervolgplek is. De missie/visie heeft dus betrekking op de perio-
de t/m de plek in de maatschappij, en niet alleen op de schooltijd.
b. In het kader van Passend Onderwijs zal het VSO meer en meer een tijdelijke verblijfsfunctie voor leer-
lingen worden: tijdelijk opvangen en hen gereed maken om weer terug te keren naar het regulier on-
derwijs.
c. Idem: het VSO zal zich sterker ontwikkelen naar de expertfunctie voor de regio/
samenwerkingsverband (i.p.v. vooral opvang en onderwijsfunctie).
d. Aanvullend aan of eigenlijk algemeen inleidend op de cognitieve, emotionele en sociale ontwikkellijn: -
• De leerlingen die tools meegeven waarmee ze zoveel mogelijk volwaardig burger kunnen zijn en
op eigen niveau zo goed mogelijk mee kunnen draaien in de maatschappij.
• Meer breed accent op natuurbeleving, duurzaamheid en groen.
e. Last but not least: het VSO zal zich nadrukkelijk meer moeten richten op eindonderwijs en toeleiding
naar de arbeidsmarkt.
In het kader van deze missie/visie sluit het VSO ook aan op het project ‘Boris brengt je bij ’n baan’. Binnen dit
project zetten de kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven hun diensten in om leerlingen uit het
voortgezet speciaal onderwijs (VSO), die kiezen voor de leerroute naar de arbeidsmarkt, te ondersteunen.
5
3. TOEKOMSTIG ONDERWIJS
In de huidige situatie heeft elke docent steeds een volledig jaar een groep leerlingen en verzorgt deze do-
cent alle vakken (m.u.v. de praktijkvakken). Docenten zijn dus generalisten en niet zozeer vakdocenten zoals
in het regulier voortgezet onderwijs het geval is. Men kan zich naar de toekomst toe voorstellen dat vanaf
leerjaar 3 dit laatste ook invulling krijgt op het VSO: vakdocenten voor o.a. taal- en zaakvakken waarbij elke
stamgroep zijn eigen mentor krijgt.
Behalve leerlingen wil men dat ook leerkrachten meer gaan samenwerken. Dat laatste vergt een klassen
doorbrekende leeromgeving waarin samenwerking tussen leerkrachten tijdens de lessen vorm krijgt, en niet
alleen buiten de lessen om. De school ziet dat vorm krijgen in een ontwikkellijn waarbij:
• Voor de onderbouw (leerjaren 1 en 2) de voorkeur blijft voor klassikaal onderwijs met eigen groeps-
ruimten voor de groepen, waarbij differentiatie van werkvormen deels binnen en deels buiten de klas
vorm krijgt. De unitstructuur is hiervan de visualisatie, zie zijbalk.
• Vanaf de bovenbouw (leerjaar 3 e.v.) een steeds meer open leeromgeving met differentiatie van werk-
vormen en klassen doorbrekend werken in een meer gedifferentieerde leeromgeving en een team van
docenten. Organisatorisch betekent dit het team-op-maat model.
Vanaf leerjaar 3 zijn er steeds meer vakdocenten en daarmee docentenwisseling. Dit vergt, gezien de leerling
populatie, een indeling in (kleinere) units van bv. 3 à 4 groepen leerlingen. In die unit krijgen de leerlingen 75%
van die (theoretische) onderwijstijd hun lessen van een vast team van docenten. Voor de overige lessen gaan
de leerlingen dan naar een goed geoutilleerde praktijkruimte of special.
Voor de praktijkvakken zoekt men nadrukkelijk de mogelijkheid om de bij die praktijk horende theoretische
lesstof te koppelen aan die praktijk, binnen die praktijkomgeving zelf.
Die praktijk dient (ook voor interne stages) zoveel mogelijk de echte praktijk, de echte bedrijfssetting te be-
naderen. Niet in een (bij wijze van spreken) grote industriële hal met daarin alle bedrijfsettings, maar klein-
schalige bedrijfjes in de school waarin praktijk en theorie plaats kunnen vinden. Die bedrijfjes hebben in elk
geval een interne relatie (met de algemene onderwijsomgeving), maar moeten elk ook apart door externe
klanten (bv. wijkbewoners) benaderbaar zijn via een aparte buitendeur, met een eigen balie/receptie voor
inname van opdrachten en uitgave van resultaten.
Unitstructuur
• Eén docent (team) voor één groep;
• Groepen per unit hebben een relatie
met elkaar;
• Mogelijkheid tot groepsoverstijgend
werken;
• m² Onderwijsruimte ook buiten
groepsruimten, binnen de unit
Team op Maat
• Groep docenten verantwoordelijk
voor meerdere groepen leerlingen;
• Veel samenwerking mogelijk tussen
docenten en leerlingen;
• Mogelijkheid tot groepsoverstijgend
werken;
• m² onderwijsruimte ook buiten
groepsruimten
6
De oriëntatie op de praktijkvakken in de onderbouw vindt in die bedrijfjes zelf plaats. Dus niet in een soort
van WPO-omgeving (werk- en praktijkoriëntatie). In die praktijkruimte leren dus zowel oudere als jongere
leerlingen waarbij de oudere leerling een buddy/leermeester/voorbeeldfunctie heeft voor de jongere leer-
ling. Qua organisatiestructuur betekent dit een vakgerichte organisatie voor de praktijkvakken, waarbij een
vak als het ware een bedrijf is.
De school wil een zo breed mogelijke praktijk aanbieden zodat leerlingen zich zo goed mogelijk kunnen ori-
ënteren op wat ze in de toekomst willen/kunnen doen. Daarnaast wil de school zo dicht mogelijk aansluiten
bij de arbeidsmarkt in de omgeving om daarmee de toekomstkansen voor de leerlingen te bevorderen.
4. HUISVESTING
Het beoogde toekomstige onderwijs moet vorm krijgen in een gebouw met een veilige en gestructureerde
leefomgeving voor de leerlingen. Zichtbaarheid is van groot belang; de school moet een uitnodigende, extra-
verte uitstraling hebben, zodat zij goed verankerd is in de buurt. De samenwerking met externe partners is
essentieel voor het geven van de praktijkvakken. De leerlingen moeten later in de maatschappij zo goed mo-
gelijk kunnen functioneren.
Voor de ontwikkeling van het Programma van Eisen is uitgegaan van een leerlingenaantal van 250, met een
uitbreidingsmogelijkheid naar 300 leerlingen. De school gaat zich, ook naar aanleiding van de wet passend
onderwijs, nog sterker profileren op het uitstroomprofiel arbeid.
Uit de onderwijskundige visie blijkt dat er de wens ligt voor een gedifferentieerde leeromgeving, met inten-
sieve samenwerking binnen het docententeam. De school wordt verdeeld in een onderbouw (1e en 2e leer-
jaar) en een bovenbouw (3e t/m 5e leerjaar). De onderbouw is gericht op terugkeer naar het regulier onder-
wijs. Hierdoor ligt de nadruk op het theoretisch onderwijs (BK), met uitzondering van de leerlingen die het
profiel arbeid hebben (P). In de bovenbouw is men met name gericht op uitstroom richting arbeid.
De onderwijsorganisatie vertaald zich naar de huisvesting. Op de volgende pagina wordt de huisvestingsvisie
toegelicht.
Vakgerichte organisatie
• Georganiseerd op vak in plaats van op
leeftijd
• Leerlingen bewegen zich door het
gebouw
• Leerlingen hebben diverse docenten
• Docent is expert in 1 of meer vakken
Onderwijsorganisatie VSO Leo Kanner
• Onderbouw, unit-structuur
• Bovenbouw: team op maat en vakge-
richte organisatie
Onderbouw:
• Aantal leerlingen 131 tot 157
• Gemiddelde groepsgrootte 12
• Aantal groepen 11 tot 13
Bovenbouw:
• Aantal leerlingen 119 tot 143
• Gemiddelde groepsgrootte 12
• Aantal groepen 10 tot 12
7
De huisvesting moet het onderwijs goed faciliteren, de vorm volgt de inhoud. Het onderwijs staat centraal, de
huisvesting maakt het mogelijk. Aan de hand van een relatieschema (zie volgende pagina) wordt de huisves-
tingsvisie toegelicht die past bij het beoogde onderwijs. Vervolgens is de huisvestingsvisie uitgewerkt naar het
huisvestingsconcept met ruimtestaat.
De huisvestingsvisie is gevisualiseerd in een relatieschema, er worden 6 gebieden onderscheiden: (1)Hart, (2)
Nevenfuncties, (3) Onderbouw, (4) Bovenbouw, (5) Sport en (6) Buitenruimte.
Centraal ligt het hart van gebouw waar alle leerlingen en medewerkers binnen komen en de gezamenlijke
functies voor de leerlingen zijn geclusterd. Rondom het hart liggen de overige deelgebieden, zij zijn toegan-
kelijk vanuit het hart. De onderbouw en de bovenbouw hebben een eigen veilige en gestructureerde omge-
ving, waarbij de indeling van de onderbouw meer gericht is op het theoretisch onderwijs en van de boven-
bouw op praktisch onderwijs (richting arbeid). De theoretische omgeving bestaat uit verschillende ruimten.
De onderwijs ondersteunende functies zoals de personeelskamer, werkplekken voor medewerkers en kanto-
ren zijn tevens geclusterd in een gebied. Leerlingen en bezoekers kunnen niet zomaar in dit gebied komen,
de receptie en conciërge houden toezicht.
Vanuit het aantal leerlingen heeft de school behoefte aan ca. 4 lokalen bewegingsonderwijs. In het program-
ma zijn 2 zalen en 1 fitnessruimte opgenomen, vanuit de veronderstelling dat structureel gebruik gemaakt
kan blijven worden van een nabij gelegen gemeentelijke gymzaal, het gemeentelijk zwembad (voor zwemle-
sen) en een Cruyffcourt op het terrein van de school. Indien er geen garantie voor één of meer van deze
randvoorwaarden is, dan kan dat betekenen dat er alsnog meer gymruimte bij de school zelf gerealiseerd
moet worden. Hier dient in het ontwerp rekening mee gehouden te worden. De sport mag vast liggen aan
het hart van de school, maar de leerlingen kunnen ook een stukje lopen om bij de gymzalen te komen. Bui-
tensport is een belangrijk onderdeel van het bewegingsonderwijs op het VSO van de Leo Kanner. Hiervoor
dient minimaal één Cruyff Court gerealiseerd te worden.
De buitenruimte bij de school is passend ingericht voor de doelgroep. Dit betekent veel ruimte voor voetbal
en bewegen, maar ook voor ‘chillen’ en elkaar ontmoeten. Ongeveer de helft van het aantal leerlingen komt
met de fiets naar school en men wil - in het kader van zelfredzaamheid -het gebruik van het openbaar ver-
voer stimuleren zodat er minder busjes bij de school hoeven te komen.
Theoretische omgeving: leerplein
Theoretische omgeving: thuisbasis met leerplein
Praktische omgeving: oefenwoning onderbouw
8
9
Ruimtebudget
Het ruimtebudget wordt uitgedrukt in
BVO, wat staat voor Bruto Vloer Opper-
vlak. Het bruto vloeroppervlak is het to-
taal aantal vierkante meter van een ge-
bouw, inclusief de constructie, wanden,
installatieruimten, vides en verkeersruim-
ten (gangruimte e.d.)
FNO staat voor Functioneel Nuttig Opper-
vlak. Dit is het aantal vierkante meter dat
functioneel gebruikt kan worden. De
bergruimten en sanitaire ruimten beho-
ren hier ook toe.
De onderwijs– en huisvestingsvisie vertaalt zich door naar een huisvestingsconcept. Het huisvestingsconcept
gaat in op de benodigde vierkante meters per ruimte, de bezetting en de onderlinge relaties tussen de ruimten.
Op de volgende pagina is een gedetailleerd relatieschema opgenomen, paragraaf 4.3 behelst de bijbehorende
ruimtestaat. Hieronder volgt de tekstuele toelichting bij het relatieschema.
1. Hart
Alle leerlingen en medewerkers komen het gebouw binnen via de hoofdentree. Deze hoofdentree is goed
gepositioneerd en royaal. In het hart bevinden zich de gezamenlijke ruimten voor alle leerlingen. Dit gebied
vormt de ontsluiting naar de overige deelgebieden. Iedereen die binnenkomt wordt gezien door de receptie.
Deze zit op het snijvlak van de het hart en de nevenfuncties. De receptie heeft overzicht over de aula onder-
bouw en de aula bovenbouw. De aula’s van de onder- en bovenbouw zijn gescheiden maar kunnen bij bijeen-
komsten ook gekoppeld worden. Aan de twee aula’s liggen de fitnessruimte en het muzieklokaal. Het mu-
zieklokaal dient als podium bij voorstellingen. De zichtbaarheid van de fitness moet beweging stimuleren.
2. Nevenfuncties
Vanuit het hart kan men naar het deelgebied (2) nevenfuncties. Dit gebied herbergt de ondersteunende func-
ties voor leerlingen en medewerkers. Op het snijvlak van het hart en de nevenfuncties bevinden zich de re-
ceptie en de ruimte voor de conciërge. Evenals de receptie heeft de conciërge goed overzicht over de aula
onderbouw en de aula bovenbouw.
Naast de receptie bevinden zich de ruimten voor de administratie en de directie. Centraal in het gebied ligt
de personeelskamer met ook de werkplekken voor medewerkers. De personeelskamers is ruim van opzet en
biedt zicht op de aangrenzende kantoren. De kantoren zijn zoveel mogelijk op een transparante wijze ver-
bonden met de verkeersruimte rondom de personeelskamer.
3. Onderbouw
Vanuit de aula onderbouw kan men naar de leeromgeving van de onderbouw. Centraal in dit gebied bevin-
den zich de kantoorruimte van de teamleider en de orthopedagoog. Daarnaast zijn er twee praktijkruimten,
in de vorm van een algemene beroepsvaardigheden ruimte en oefenwoning, deze zijn beschikbaar voor alle
leerlingen van de onderbouw. De praktijk in de onderbouw is gericht op het ontwikkelen van algemene be-
roepsvaardigheden en zelfredzaamheid. De ruimte voor algemene beroepsvaardigheden is neutraal inge-
richt.
10
Mogelijke opbouw leerwerkbedrijven:
• Begane grond, twee lagen hoog
• Entresol op verdieping
• Doorsnede met entree langs twee zijden
11
(vervolg huisvestingsconcept 3. onderbouw)
De leerlingen van de onderbouw hebben een eigen veilige en gestructureerde theoretische leeromgeving
met voor elke groep een basisgroep, de thuishaven. De thuishavens zijn geclusterd in units van 2 groepen bij
een leerplein. Onderling zijn de units in groepen van twee geclusterd zodat het mogelijk is een groter schaal,
of gedifferentieerde schaal te maken. Binnen de unit heeft elke groep zijn eigen groepsruimte, een gezamen-
lijke spreek-/werkruimte en een gedeeld leerplein voor het groepsoverstijgend werken. Per twee units zijn er
een berging en een toiletgroep.
De groepslokalen binnen de units zijn circa 42 m² en daarmee groot genoeg als basisgroep van 12 leerlingen.
Voor de gedeelde spreek-/ werkruimte is per leerplein 9 m² FNO gereserveerd. Het gezamenlijke leerplein
voor groepsoverstijgend werken is ca. 36m² groot. Bij koppeling van twee leerpleinen ontstaat een ruimte
van ca. 72 m² FNO.
Door het toepassen van flexibele wanden en/of schuifdeuren is het voor de school mogelijk om de groeps-
ruimtes af te scheiden van het leerplein of deze er juist bij te betrekken. Flexibiliteit in zowel de theoretische
leeromgeving als de praktische leeromgeving is essentieel voor de school.
4. Bovenbouw
Vanuit de aula bovenbouw is de onderwijsomgeving van de bovenbouw toegankelijk. Centraal liggen weder-
om de kantoorruimte van de teamleider en van de orthopedagoog. Daarnaast is er een theoretische omge-
ving in de vorm van units, een praktische omgeving in de vorm van leerwerkbedrijven en een lokaal alge-
meen arbeidstechnische vaardigheden.
De praktijkvakken in de bovenbouw zijn technischer van aard dan in de onderbouw en worden deels in een
algemene ruimte en deels in oefenbedrijven gegeven. Het schoolteam wil met de leeromgeving en het prak-
tijkaanbod zoveel mogelijk aansluiten bij de toekomstige (professionele) werkomgeving en arbeidsmarkt van
de leerlingen, zowel wat betreft die arbeidsmarkt zelf als de vervolgopleidingen daarnaartoe. Dus niet zo-
zeer praktijkruimten met werkplekken, maar kleinschalige leerbedrijven met werkplekken die de realiteit zo
dicht mogelijk benaderen met werkzaamheden in een betekenisvolle context en met de juiste relaties naar
andere werkzaamheden naar (externe) relaties.
Het kan daarbij gaan om bedrijfsmatig opgezette praktijkruimten zoals :
• Repro (afdrukken, kopiëren, etc.)
• Groen (planten, bloemen, tuin)
• Klussenbedrijf en Techniek (houttechniek en –bewerking, elektrotechniek, fietstechniek, etc.).
Schematisch weergave leerbedrijf
Onderstaande afbeelding is een schema-
tische weergave van een leerbedrijf. Hier-
in zijn alle fasen van ontwikkeling en pro-
ductie van een product benoemd. Dit kan
monodisciplinair (bijvoorbeeld alleen
houtbewerking), maar ook multidiscipli-
nair waarbij bijvoorbeeld hout, metaal en
elektro ieder hun eigen ruimten hebben
maar ook gezamenlijk projectruimten
hebben voor projecten waar de tech-
nieken bij elkaar komen in één product
(bouw van een dakkapel).
De leerwerkbedrijven kunnen volwaardi-
ge naar buiten gerichte bedrijfjes zijn,
zoals een bloemen- en plantenzaak, re-
pro, etc. Bij de groothuishouding kan het
weer gaan om werkpleksimulatie in zo
echt mogelijke ruimten, maar met een
externe dienstverlening bij verzorgings-
huizen e.d.
12
• (Detail)handel (winkel om zelf geproduceerde artikelen te verkopen e.d.)
• Horeca (restaurant, catering)
• Groot- en klein-huishouding
• Etc.
Belangrijk is dat de functionele opzet van de ruimten zodanig is dat men flexibel kan inspelen op veranderin-
gen in de (arbeids)markt, het aanbod in praktijkrichtingen en/of competenties dan wel interesses van leer-
lingen.
Een van de praktijkruimten wordt ingezet als keuken met restaurant. Voor deze ruimte geldt dat er naast de
koppeling met de interne straat ook een koppeling met de aula van de bovenbouw moet zijn, zodat deze
ingezet kan worden als ruimte voor klanten.
Een deel van het theoretisch onderwijs van de bovenbouw wordt gegeven in de bedrijven. Daarom hebben
niet alle groepen in de bovenbouw een thuisbasis in de theoretische leeromgeving, maar zullen zij hun dag
gezamenlijk starten op de entresol van een bedrijf.
De opzet van de theoretische leeromgeving van de bovenbouwleerlingen komt overeen met de opzet van de
theoretische omgeving van de onderbouw, met als verschil dat er in plaats van 2 groepsruimten 3 groeps-
ruimten per unit gerealiseerd worden. In totaal zijn er in de bovenbouw 6 groepsruimten voor theoretisch
onderwijs opgenomen in het programma van eisen. Deze ruimten zijn bedoeld voor het onderwijs dat niet
gelieerd is aan de praktijkvakken.
5. Sport
Voor de leerlingen van de Prof. Dr. Leo Kannerschool is bewegen een essentieel onderdeel van de dagbeste-
ding. Naast gymlokalen is dan ook ruimte gevraagd voor een fitnesslokaal, een tafeltennisruimte en een klim-
wand. Deze functies moeten goed zichtbaar zijn in de school. De fitnessruimte is opgenomen in het hart van
de school. Hier zou een klimwand gerealiseerd kunnen worden.
Voor het bewegingsonderwijs dienen naast de fitnessruimte 2 reguliere zalen (conform KVLO) gerealiseerd
te worden. Mits aan de voorwaarden zoals wordt voldaan zoals verwoord in paragraaf 4.1. Een groot deel
van het jaar kan bewegingsonderwijs buiten plaats vinden. Hiervoor is in ieder geval een Cruyff Court ge-
wenst.
6. Buitenruimte
Voor de buitenruimte bij de school is uitgegaan van de beschikbare vierkante meters volgens de verordening
Voorbeeld leerwerkbedrijf plantenzaak
Voorbeeld leerwerkbedrijf repro
Voorbeeld leerwerkbedrijf restaurant
13
onderwijshuisvesting van de gemeente Oegstgeest; 3 m² per leerling met een maximum van 600 m². Dit is
minimaal. Er ligt een wens om meer buitenruimte te realiseren. Beweging is voor de leerlingen van de Leo
Kannerschool van groot belang. Ook in de pauzes hebben de leerlingen behoefte aan extra beweging. De
buitenruimte bij de school dient hierop ingericht te zijn, een combinatie van een sportveld met een plein
heeft de voorkeur.
De school wil de zelfstandigheid van de leerlingen bevorderen. Zij willen derhalve het gebruik van openbaar
vervoer stimuleren. Op dit moment wordt echter nog veel gebruik gemaakt van busjes. Het parkeren van
busjes, taxi’s en auto’s op en om het terrein is een specifiek op te lossen verkeerskundige probleem. De op-
lossing is enerzijds afhankelijk van de wensen van de school en anderzijds van het beleid van de gemeente en
de gekozen locatie. De ontwikkelaar dient in de uitwerking concreet en aantoonbaar de oplossingsrichting in
beeld te brengen.
De behoefte aan buitenruimte is in het onderstaande overzicht opgenomen:
Buitenspelen/sporten
• speelplaats 600 gebaseerd op basisonderwijs max.600m2
• buitensporten 1176 op speelplaats, ingericht voor buitensport, bv. Cruyff Court (42x28m)
• buitenberging 24
subtotaal 1.800 m²
Parkeren (aantallen op basis van geïnventariseerde behoefte, nader af te stemmen met gemeente en op de
locatie)
• 30x parkeerplaats personeel 30 m² per plaats totaal 750 m²
• 150x fietsenstalling leerlingen 1,5 m² per plaats totaal 225 m² o.b.v. 50% leerlingen
• 60 x fietsenstalling personeel 2.1 m² per plaats totaal 125 m²
• 40x taxibusjes 50 m² per plaats totaal 2.000 m² afhankelijk van locatie
subtotaal 3.100 m²
Nb. Voor het fietsparkeren van leerlingen wordt uitgegaan van nietjes. Voor het fietsparkeren van medewer-
kers wordt uitgegaan van een afgebakende buitenruimte.
Overig
Naar aanleiding van bezoeken aan een referentieproject hebben de teamleden van de school aangegeven
belang te hechten aan voldoende natuurlijk licht en een goede akoestiek in het gebouw. Goede zichtlijnen en
overzicht zijn belangrijk voor een veilige omgeving.
Hang- en ontmoetplek
Stimulans beweging buiten het gebouw
Beweging en chillen in één
14
Uitgangspunten VSO Leo Kanner scenario 2015
minimaal scenario
maximaal scenario verschil
opgenomen in ruimtestaat max. variant
aantal leerlingen 220 250 300 50
aantal FTE ? ? ?
bruto-netto verhouding onderwijs 1,45
m² BVO per leerling 12,2
vaste voet 370
ruimtebudget in m² BVO 3.054 3.420 4.030 610 4.030
ruimtebudget in m² FNO 2.106 2.358 2.779 421
aantal leerlingen onderbouw 115 131 157 26
aantal leerlingen bovenbouw 105 119 143 24
gemiddelde groepsgrootte 12 12
aantal groepen 21 25 4
aantal groepen onderbouw 11 13 2
aantal groepen bovenbouw 10 12 2
15
Ruimtegebied aantal min. scenario
aantal max. scenario
aantal lln per ruimte
m² FNO per lln.
m² FNO per ruimte
m² FNO min. Scenario
m² FNO max. Scenario
m² BVO max. scenario
opmerkingen
A Onderbouw (groep 1 en 2 + ID-groep)
Onderbouw Theorie
thuishavens 10 12 12 3,5 42 420 504 2 extra thuishavens in het maximale scenario
leerplein per 2 thuishavens 5 6 24 1,5 36 180 216 1 extra leerplein in het maximale scenario
kleine ruimte per leerplein 5 6 - - 9 45 54 1 extra kleine ruimte per leerplein
berging per 2 leerpleinen 3 3 - - 6 18 18
sanitaire groep per 2 leerpleinen 3 3 - - 4 12 12 2 toiletten per blok
sanitaire groep medewerkers 1 1 - - 4 4 4 2 toiletten per blok
ID-groep 1 1 8 5,25 42 42 42
teamleider 1 1 1-3 16 16 16 16 werkplek + overleg 2-3 personen
Orthopedagoog 1 1 1-3 12 12 12 12 1 werkplek
subtotaal theorie 749 878 1.273
Onderbouw Praktijk
oefenwoning onderbouw 1 1 50 50 50 uitbreiding vertaalt zich in extra bezetting in uren
praktijk (algemene beroepsvaardigheden) 1 1 120 120 120 uitbreiding vertaalt zich in extra bezetting in uren
subtotaal praktijk 170 170 247
TOTAAL 11 13 919 1.048 1.520
B Bovenbouw
Bovenbouw Theorie
thuishavens 5 6 12 3,5 42 210 252 1 extra thuishaven in het maximale scenario
leerplein per 3 thuishavens 2 2 36 1,5 54 108 108 leerplein blijft gelijk in beide scenario's
kleine ruimte per leerplein 2 2 - - 9 18 18 blijft gelijk in beide scenario's
berging per 2 leerpleinen 1 1 - - 8 8 8 blijft gelijk in beide scenario's
sanitaire groep per 2 leerpleinen 1 1 - - 8 4 4 4 toiletten per blok
sanitaire groep medewerkers 1 1 - - 4 4 4 2 toiletten per blok
teamleider 1 1 1-3 16 16 16 16 werkplek + overleg 2-3 personen
Orthopedagoog 1 1 1-3 12 12 12 12 1 werkplek
subtotaal theorie 380 422 612
Bovenbouw Praktijk
algemene arbeidstechnische vaardigheden 1 1 120 120 120 uitbreiding vertaalt zich in extra bezetting in uren
bedrijfsruimtes 5 6 80 400 480 1 extra bedrijfsruimte in maximale scenario
- praktijkruimte 2 laags 55
- theorieruimte op insteekverdieping 25
subtotaal praktijk 520 600 870
TOTAAL 11 13 900 1.022 1.482
16
Ruimtegebied aantal min. scenario
aantal max. scenario
aantal lln/ per ruimte
m² FNO per lln.
m² FNO per ruimte
m² FNO min. Scenario
m² FNO max. Scenario
m² BVO max. scenario
opmerkingen
C Hart (ontmoeten en ontspannen)
aula bovenbouw/multifunctionele ruimte 1 1 144 1 150 150 150 voor de aula's wordt uitgegaan van het maxi-male scenario ook in de minimale variant aula onderbouw 1 1 156 1 150 150 150
fitness 1 1 6 9 55 55 55
muzieklokaal 1 1 12 7 80 80 80
entree 1 1 20 20 20
TOTAAL 455 455 660
D Nevenfuncties
directie 1 1 1-8 20 20 20 20 werkplek + overleg
administratie 1 1 2 6 12 12 12 2 werkplekken
werk-/overleg-/spreekkamer 3 3 4-6 3 12 36 36 n.t.b.
personeelskamer 1 1 ? 60 60 60
flexibele werkplekken 1 1 8 4 32 32 32 werkplek voor docenten; aan personeelskamer
receptie 1 1 2 6 12 12 12 1 werkplek + 1 aanlandplek
werkkamer conciërge 1 1 2 9 18 18 18 in combinatie met receptie/balie
stageburo/ jobcenter 1 1 3 8 24 24 24 3 werkplekken
Time-out-ruimte 1 1 2 6 12 12 12
Maatschappelijk werk 1 1 1-3 12 12 12 12 1 werkplek
Psychologische assistent 1 1 1-3 12 12 12 12 1 werkplek
sanitaire groep medewerkers 1 1 - - 4 4 4 2 toiletten per blok
TOTAAL 254 254 368
TOTAAL 2.779 4.030
Ruimtegebied aantal min. scenario
aantal max. scenario
aantal lln/ per ruimte
m² FNO per lln.
m² FNO per ruimte
m² FNO min. Scenario
m² FNO max. Scenario
m² BVO max. scenario
opmerkingen
E Bewegingsonderwijs
lokaal bewegingsonderwijs 2 2 308 616 616
toestellen berging 2 2 45 90 90
kleedruimte 4 4 20 80 80
wasruimte 4 4 15 60 60
docentruimte 2 2 8 16 16 Eventueel te combineren in ontwerp
docentendoucheruimte 2 2 7 14 14 Eventueel te combineren in ontwerp
werkkast 2 2 4 8 8 Indien goed gepositioneerd 1 werkkast voor twee zalen
TOTAAL 884 884 1.061
17
Programma in de flexibele schil
Het basisprogramma behelst 3.420 m²
BVO
De flexibele schil behelst ca. 610m² BVO
Ten opzichte van het basisprogramma
worden in het ruimtegebied
“Onderbouw” de volgende extra ruimten
gerealiseerd in de flexibele schil:
• 2 thuishavens a 42 m² FNO
• 1 leerplein a 36 m² FNO
• 1 kleine ruimte a 9 m² FNO
Ten opzichte van het basisprogramma
worden in het ruimtegebied
“Bovenbouw” de volgende extra ruimten
gerealiseerd in de flexibele schil:
• 1 thuishavens a 42 m² FNO
• 1 bedrijfsruimte a 80 m² FNO
Voor alle overige gebieden en ruimten
geldt dat het huisvesten van de extra 50
leerlingen opgelost wordt in programme-
ring. Voor het pauzegebied wordt te allen
tijde uitgegaan van 300 leerlingen.
De nieuwe huisvesting voor het VSO van de Leo Kanner moet zowel 250 als 300 leerlingen kunnen huisves-
ten. Hiertoe worden ruimten opgenomen in de zogenaamde “flexibele schil” van het gebouw. In de ruimte-
staat (paragraaf 4.3) staat aangegeven welke ruimten in het maximale scenario extra zijn en zich dus in de
flexibele schil van het gebouw bevinden. In de zijkolom staat dit nogmaals verwoord.
De ruimten in de flexibele schil zijn een integraal onderdeel van het ontwerp en van het gebouw. Bij het ar-
chitectonisch en technisch ontwerp van het gebouw moet rekening gehouden worden met uitbreiding, in-
krimping of wijziging van het programma. Denk hierbij aan onderwijskundige wijzigingen, maar ook aan an-
dere gebruikers. Bij wijzigingen in gebruik dient het gebouw nog steeds als één geheel te functioneren. De
architectonische en technische kwaliteit van de ruimten in de flexibele schil zijn gelijk aan de architectonische
en technische kwaliteit van de ruimten in het basisprogramma.
Bij functiewijzigingen (andere gebruikers) geldt dat alle gebouwdelen functioneel en technisch op zichzelf
staand moeten kunnen functioneren. Waarbij alle ruimten en het gebouw nog steeds blijven voldoen aan de
geldende technische eisen. Qua beeld dient de eenheid behouden te blijven. Het gebouw dient eenvoudig in
meerder gebouwdelen opgesplitst te kunnen worden. Hierbij dienen aanpassingen snel een eenvoudig ge-
daan te kunnen worden met geen - of zo min mogelijk - inbreuk op de reguliere gebruikstijden van het ge-
bouw.
In de constructie van het gebouw kan op verschillende manieren rekening gehouden worden met flexibili-
teit. Zo dient de draagconstructie van het gebouw opgebouwd te zijn uit een balken- en kolommenstructuur
(zo min mogelijk dragende wanden) en dient rekening gehouden te worden met een stramienmaat welke
eveneens geschikt is voor andere functies (denk aan woningbouw of kantoren). De techniekruimten dienen
zo gepositioneerd en gedimensioneerd te zijn dat functiewijzigingen plaats kunnen vinden.
Bij het aantoonbaar maken hoe invulling wordt gegeven aan flexibiliteit, dient ingegaan te worden op alle
bouwkundige (architectonisch, constructief, materialisatie) en installatietechnische (o.a. werktuigbouwkun-
dig, elektrotechnisch en transporttechnisch) aspecten van de gekozen oplossing(en). De opdrachtgever kan
zich daarbij voorstellen dat sommige keuzes gericht zijn op een beperkte levensduur op basis van een onder-
bouwde verwachting dat nieuwe en betere keuzes op termijn beschikbaar zullen zijn.
Ten behoeve van de flexibiliteit kan een KNX structuur in het gebouw opgenomen worden, waarmee alle
ruimten op eenvoudige wijze aangepast kunnen worden aan veranderend gebruik.
18
COLOFON
Onderwerp
Ruimtelijk functioneel Programma van Eisen
Opdrachtgever
Leo Kanner Onderwijsgroep
Projectteam
Jutta Groosman
Datum
Januari 2019
Ons kenmerk
O049-OGE-VSO