VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze...

18
VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST Ruimtelijk Funconeel Programma van Eisen, januari 2019

Transcript of VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze...

Page 1: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

EMMA COLLEGE Rapportage Onderwijsvisie en Onderwijsconcept, mei 2017

VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST Ruimtelijk Functioneel Programma van Eisen, januari 2019

Page 2: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

2

INHOUD

1. Inleiding

2. Missie en Visie

3. Toekomstig Onderwijs

4. Huisvesting

4.1 Huisvestingsvisie

4.2 Huisvestingsconcept

4.3 Ruimtestaat

4.4 Flexibiliteit programma

Page 3: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

3

Op 10 september 2019 is er een overleg geweest tussen Leo Kanner en M3V over verschillende huisvestings-

vraagstukken voor zowel het VSO als het SO in Oegstgeest. Voor het SO loopt een traject waarbij de mede-

werkers van de school op intensieve wijze bezig zijn met het ontwikkelen van een huisvestingsvisie op basis

van hun onderwijsvisie. Voor het VSO is er sinds 2014 een ontwikkeling gaande, waarbij verschillende rappor-

tages, tussenrapportages en aanvullende memo’s opgeleverd zijn. Het programma van eisen van augustus

2014 en de aanvullende memo’s zijn gebaseerd op 220 tot 280 leerlingen. Ondanks passend onderwijs blijken

deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300 leerlingen, waarbij er

gebouwd dient te worden gerealiseerd voor 250 leerlingen met een flexibele schil voor 50 leerlingen.

Naast het in beeld brengen van de verschillende programma’s van eisen loopt er een locatieonderzoek voor

de inpassing van het SO en het VSO op de locatie van de Julianaschool in Oegstgeest.

In deze memo is een de onderwijs- en de huisvestingsvisie uit de rapportage van 2014 opgenomen. Vervol-

gens is het huisvestingsconcept voor 250 tot 300 leerlingen opgenomen.

1. INLEIDING

De VSO-afdeling van de Leo Kannerschool verzorgt onderwijs aan leerlingen in de middelbare schoolleeftijd

met een autismespectrumstoornis . De leerlingen kunnen er de leerweg praktijkonderwijs of de basis/kader

beroepsgerichte leerweg volgen.

De school, gesitueerd op de Hazenboslaan 101 te Oegstgeest, heeft te maken met achterstallig onderhoud

en ruimtegebrek (praktijkruimten zijn o.a. gesitueerd in de kelder, in niet voor onderwijs bestemde en ge-

schikte ruimten).

Op basis van een toekomstgerichte onderwijsvisie heeft de school haar wensen en eisen ten aanzien van het

gebouw geconcretiseerd. In voorliggend document treft u een beschrijving op hoofdlijnen van het toekom-

stig onderwijsconcept en een daarbij passend huisvestingsconcept.

Leo Kanner VSO

De VSO-afdeling van de Leo Kannerschool

verzorgt onderwijs aan leerlingen met

een autismespectrumstoornis in de mid-

delbare schoolleeftijd. De leerlingen kun-

nen er de leerweg praktijkonderwijs of de

basis/kader beroepsgerichte leerweg

volgen.

De school, gesitueerd op de Hazenbos-

laan 101 te Oegstgeest, heeft te maken

met achterstallig onderhoud en ruimte-

gebrek (praktijkruimten zijn o.a. gesitu-

eerd in de kelder in niet voor onderwijs

bestemde en geschikte onderwijsruim-

ten).

op basis van een toekomstgerichte on-

derwijsvisie heeft de school haar wensen

en eisen ten aanzien van het gebouw

geconcretiseerd. In voorliggend docu-

ment treft u een beschrijving op hoofdlij-

nen van het toekomstig onderwijscon-

cept en een daarbij passend huisvestings-

concept.

Page 4: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

4

2. MISSIE EN VISIE

De huidige missie en visie van de VSO Leo Kanner luidt als volgt:

De Leo Kanner Onderwijsgroep wil bereiken dat leerlingen later in de maatschappij zo goed mogelijk kunnen

functioneren. Daarom wordt er veel aandacht besteed aan hun mogelijkheden. Leerlingen worden gestimu-

leerd en uitgedaagd om zich niet alleen cognitief te ontwikkelen, want de ontwikkeling op het gebied van

levensvaardigheden zijn even belangrijk. Bij deze vaardigheden worden de leerlingen gestimuleerd bij hun

zelfredzaamheid, praktische en sociale vaardigheden en hun emotionele ontwikkeling.

• De Prof. Dr. Leo Kanner Onderwijsgroep heeft als missie het bieden van onderwijs aan onze leerlingen

zodat zij zich zowel cognitief als op sociaal/emotioneel gebied optimaal kunnen ontwikkelen.

• Dit willen we bereiken door (visie) ‘onze locaties zo in te richten dat alle medewerkers in staat zijn

deze missie succesvol en met enthousiasme uit te voeren’.

• We vinden het belangrijk dit alles in een veilige en gestructureerde leefomgeving te doen in goede

samenwerking met ouders en hulpverlening.

Deze missie en visie blijft grotendeels in stand voor de toekomstig gewenste situatie.

In aanvulling op deze missie/visie is het volgende door de teamleden gesteld:

a. Leerlingen stromen pas uit als er een vervolgplek is. De missie/visie heeft dus betrekking op de perio-

de t/m de plek in de maatschappij, en niet alleen op de schooltijd.

b. In het kader van Passend Onderwijs zal het VSO meer en meer een tijdelijke verblijfsfunctie voor leer-

lingen worden: tijdelijk opvangen en hen gereed maken om weer terug te keren naar het regulier on-

derwijs.

c. Idem: het VSO zal zich sterker ontwikkelen naar de expertfunctie voor de regio/

samenwerkingsverband (i.p.v. vooral opvang en onderwijsfunctie).

d. Aanvullend aan of eigenlijk algemeen inleidend op de cognitieve, emotionele en sociale ontwikkellijn: -

• De leerlingen die tools meegeven waarmee ze zoveel mogelijk volwaardig burger kunnen zijn en

op eigen niveau zo goed mogelijk mee kunnen draaien in de maatschappij.

• Meer breed accent op natuurbeleving, duurzaamheid en groen.

e. Last but not least: het VSO zal zich nadrukkelijk meer moeten richten op eindonderwijs en toeleiding

naar de arbeidsmarkt.

In het kader van deze missie/visie sluit het VSO ook aan op het project ‘Boris brengt je bij ’n baan’. Binnen dit

project zetten de kenniscentra voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven hun diensten in om leerlingen uit het

voortgezet speciaal onderwijs (VSO), die kiezen voor de leerroute naar de arbeidsmarkt, te ondersteunen.

Page 5: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

5

3. TOEKOMSTIG ONDERWIJS

In de huidige situatie heeft elke docent steeds een volledig jaar een groep leerlingen en verzorgt deze do-

cent alle vakken (m.u.v. de praktijkvakken). Docenten zijn dus generalisten en niet zozeer vakdocenten zoals

in het regulier voortgezet onderwijs het geval is. Men kan zich naar de toekomst toe voorstellen dat vanaf

leerjaar 3 dit laatste ook invulling krijgt op het VSO: vakdocenten voor o.a. taal- en zaakvakken waarbij elke

stamgroep zijn eigen mentor krijgt.

Behalve leerlingen wil men dat ook leerkrachten meer gaan samenwerken. Dat laatste vergt een klassen

doorbrekende leeromgeving waarin samenwerking tussen leerkrachten tijdens de lessen vorm krijgt, en niet

alleen buiten de lessen om. De school ziet dat vorm krijgen in een ontwikkellijn waarbij:

• Voor de onderbouw (leerjaren 1 en 2) de voorkeur blijft voor klassikaal onderwijs met eigen groeps-

ruimten voor de groepen, waarbij differentiatie van werkvormen deels binnen en deels buiten de klas

vorm krijgt. De unitstructuur is hiervan de visualisatie, zie zijbalk.

• Vanaf de bovenbouw (leerjaar 3 e.v.) een steeds meer open leeromgeving met differentiatie van werk-

vormen en klassen doorbrekend werken in een meer gedifferentieerde leeromgeving en een team van

docenten. Organisatorisch betekent dit het team-op-maat model.

Vanaf leerjaar 3 zijn er steeds meer vakdocenten en daarmee docentenwisseling. Dit vergt, gezien de leerling

populatie, een indeling in (kleinere) units van bv. 3 à 4 groepen leerlingen. In die unit krijgen de leerlingen 75%

van die (theoretische) onderwijstijd hun lessen van een vast team van docenten. Voor de overige lessen gaan

de leerlingen dan naar een goed geoutilleerde praktijkruimte of special.

Voor de praktijkvakken zoekt men nadrukkelijk de mogelijkheid om de bij die praktijk horende theoretische

lesstof te koppelen aan die praktijk, binnen die praktijkomgeving zelf.

Die praktijk dient (ook voor interne stages) zoveel mogelijk de echte praktijk, de echte bedrijfssetting te be-

naderen. Niet in een (bij wijze van spreken) grote industriële hal met daarin alle bedrijfsettings, maar klein-

schalige bedrijfjes in de school waarin praktijk en theorie plaats kunnen vinden. Die bedrijfjes hebben in elk

geval een interne relatie (met de algemene onderwijsomgeving), maar moeten elk ook apart door externe

klanten (bv. wijkbewoners) benaderbaar zijn via een aparte buitendeur, met een eigen balie/receptie voor

inname van opdrachten en uitgave van resultaten.

Unitstructuur

• Eén docent (team) voor één groep;

• Groepen per unit hebben een relatie

met elkaar;

• Mogelijkheid tot groepsoverstijgend

werken;

• m² Onderwijsruimte ook buiten

groepsruimten, binnen de unit

Team op Maat

• Groep docenten verantwoordelijk

voor meerdere groepen leerlingen;

• Veel samenwerking mogelijk tussen

docenten en leerlingen;

• Mogelijkheid tot groepsoverstijgend

werken;

• m² onderwijsruimte ook buiten

groepsruimten

Page 6: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

6

De oriëntatie op de praktijkvakken in de onderbouw vindt in die bedrijfjes zelf plaats. Dus niet in een soort

van WPO-omgeving (werk- en praktijkoriëntatie). In die praktijkruimte leren dus zowel oudere als jongere

leerlingen waarbij de oudere leerling een buddy/leermeester/voorbeeldfunctie heeft voor de jongere leer-

ling. Qua organisatiestructuur betekent dit een vakgerichte organisatie voor de praktijkvakken, waarbij een

vak als het ware een bedrijf is.

De school wil een zo breed mogelijke praktijk aanbieden zodat leerlingen zich zo goed mogelijk kunnen ori-

ënteren op wat ze in de toekomst willen/kunnen doen. Daarnaast wil de school zo dicht mogelijk aansluiten

bij de arbeidsmarkt in de omgeving om daarmee de toekomstkansen voor de leerlingen te bevorderen.

4. HUISVESTING

Het beoogde toekomstige onderwijs moet vorm krijgen in een gebouw met een veilige en gestructureerde

leefomgeving voor de leerlingen. Zichtbaarheid is van groot belang; de school moet een uitnodigende, extra-

verte uitstraling hebben, zodat zij goed verankerd is in de buurt. De samenwerking met externe partners is

essentieel voor het geven van de praktijkvakken. De leerlingen moeten later in de maatschappij zo goed mo-

gelijk kunnen functioneren.

Voor de ontwikkeling van het Programma van Eisen is uitgegaan van een leerlingenaantal van 250, met een

uitbreidingsmogelijkheid naar 300 leerlingen. De school gaat zich, ook naar aanleiding van de wet passend

onderwijs, nog sterker profileren op het uitstroomprofiel arbeid.

Uit de onderwijskundige visie blijkt dat er de wens ligt voor een gedifferentieerde leeromgeving, met inten-

sieve samenwerking binnen het docententeam. De school wordt verdeeld in een onderbouw (1e en 2e leer-

jaar) en een bovenbouw (3e t/m 5e leerjaar). De onderbouw is gericht op terugkeer naar het regulier onder-

wijs. Hierdoor ligt de nadruk op het theoretisch onderwijs (BK), met uitzondering van de leerlingen die het

profiel arbeid hebben (P). In de bovenbouw is men met name gericht op uitstroom richting arbeid.

De onderwijsorganisatie vertaald zich naar de huisvesting. Op de volgende pagina wordt de huisvestingsvisie

toegelicht.

Vakgerichte organisatie

• Georganiseerd op vak in plaats van op

leeftijd

• Leerlingen bewegen zich door het

gebouw

• Leerlingen hebben diverse docenten

• Docent is expert in 1 of meer vakken

Onderwijsorganisatie VSO Leo Kanner

• Onderbouw, unit-structuur

• Bovenbouw: team op maat en vakge-

richte organisatie

Onderbouw:

• Aantal leerlingen 131 tot 157

• Gemiddelde groepsgrootte 12

• Aantal groepen 11 tot 13

Bovenbouw:

• Aantal leerlingen 119 tot 143

• Gemiddelde groepsgrootte 12

• Aantal groepen 10 tot 12

Page 7: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

7

De huisvesting moet het onderwijs goed faciliteren, de vorm volgt de inhoud. Het onderwijs staat centraal, de

huisvesting maakt het mogelijk. Aan de hand van een relatieschema (zie volgende pagina) wordt de huisves-

tingsvisie toegelicht die past bij het beoogde onderwijs. Vervolgens is de huisvestingsvisie uitgewerkt naar het

huisvestingsconcept met ruimtestaat.

De huisvestingsvisie is gevisualiseerd in een relatieschema, er worden 6 gebieden onderscheiden: (1)Hart, (2)

Nevenfuncties, (3) Onderbouw, (4) Bovenbouw, (5) Sport en (6) Buitenruimte.

Centraal ligt het hart van gebouw waar alle leerlingen en medewerkers binnen komen en de gezamenlijke

functies voor de leerlingen zijn geclusterd. Rondom het hart liggen de overige deelgebieden, zij zijn toegan-

kelijk vanuit het hart. De onderbouw en de bovenbouw hebben een eigen veilige en gestructureerde omge-

ving, waarbij de indeling van de onderbouw meer gericht is op het theoretisch onderwijs en van de boven-

bouw op praktisch onderwijs (richting arbeid). De theoretische omgeving bestaat uit verschillende ruimten.

De onderwijs ondersteunende functies zoals de personeelskamer, werkplekken voor medewerkers en kanto-

ren zijn tevens geclusterd in een gebied. Leerlingen en bezoekers kunnen niet zomaar in dit gebied komen,

de receptie en conciërge houden toezicht.

Vanuit het aantal leerlingen heeft de school behoefte aan ca. 4 lokalen bewegingsonderwijs. In het program-

ma zijn 2 zalen en 1 fitnessruimte opgenomen, vanuit de veronderstelling dat structureel gebruik gemaakt

kan blijven worden van een nabij gelegen gemeentelijke gymzaal, het gemeentelijk zwembad (voor zwemle-

sen) en een Cruyffcourt op het terrein van de school. Indien er geen garantie voor één of meer van deze

randvoorwaarden is, dan kan dat betekenen dat er alsnog meer gymruimte bij de school zelf gerealiseerd

moet worden. Hier dient in het ontwerp rekening mee gehouden te worden. De sport mag vast liggen aan

het hart van de school, maar de leerlingen kunnen ook een stukje lopen om bij de gymzalen te komen. Bui-

tensport is een belangrijk onderdeel van het bewegingsonderwijs op het VSO van de Leo Kanner. Hiervoor

dient minimaal één Cruyff Court gerealiseerd te worden.

De buitenruimte bij de school is passend ingericht voor de doelgroep. Dit betekent veel ruimte voor voetbal

en bewegen, maar ook voor ‘chillen’ en elkaar ontmoeten. Ongeveer de helft van het aantal leerlingen komt

met de fiets naar school en men wil - in het kader van zelfredzaamheid -het gebruik van het openbaar ver-

voer stimuleren zodat er minder busjes bij de school hoeven te komen.

Theoretische omgeving: leerplein

Theoretische omgeving: thuisbasis met leerplein

Praktische omgeving: oefenwoning onderbouw

Page 8: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

8

Page 9: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

9

Ruimtebudget

Het ruimtebudget wordt uitgedrukt in

BVO, wat staat voor Bruto Vloer Opper-

vlak. Het bruto vloeroppervlak is het to-

taal aantal vierkante meter van een ge-

bouw, inclusief de constructie, wanden,

installatieruimten, vides en verkeersruim-

ten (gangruimte e.d.)

FNO staat voor Functioneel Nuttig Opper-

vlak. Dit is het aantal vierkante meter dat

functioneel gebruikt kan worden. De

bergruimten en sanitaire ruimten beho-

ren hier ook toe.

De onderwijs– en huisvestingsvisie vertaalt zich door naar een huisvestingsconcept. Het huisvestingsconcept

gaat in op de benodigde vierkante meters per ruimte, de bezetting en de onderlinge relaties tussen de ruimten.

Op de volgende pagina is een gedetailleerd relatieschema opgenomen, paragraaf 4.3 behelst de bijbehorende

ruimtestaat. Hieronder volgt de tekstuele toelichting bij het relatieschema.

1. Hart

Alle leerlingen en medewerkers komen het gebouw binnen via de hoofdentree. Deze hoofdentree is goed

gepositioneerd en royaal. In het hart bevinden zich de gezamenlijke ruimten voor alle leerlingen. Dit gebied

vormt de ontsluiting naar de overige deelgebieden. Iedereen die binnenkomt wordt gezien door de receptie.

Deze zit op het snijvlak van de het hart en de nevenfuncties. De receptie heeft overzicht over de aula onder-

bouw en de aula bovenbouw. De aula’s van de onder- en bovenbouw zijn gescheiden maar kunnen bij bijeen-

komsten ook gekoppeld worden. Aan de twee aula’s liggen de fitnessruimte en het muzieklokaal. Het mu-

zieklokaal dient als podium bij voorstellingen. De zichtbaarheid van de fitness moet beweging stimuleren.

2. Nevenfuncties

Vanuit het hart kan men naar het deelgebied (2) nevenfuncties. Dit gebied herbergt de ondersteunende func-

ties voor leerlingen en medewerkers. Op het snijvlak van het hart en de nevenfuncties bevinden zich de re-

ceptie en de ruimte voor de conciërge. Evenals de receptie heeft de conciërge goed overzicht over de aula

onderbouw en de aula bovenbouw.

Naast de receptie bevinden zich de ruimten voor de administratie en de directie. Centraal in het gebied ligt

de personeelskamer met ook de werkplekken voor medewerkers. De personeelskamers is ruim van opzet en

biedt zicht op de aangrenzende kantoren. De kantoren zijn zoveel mogelijk op een transparante wijze ver-

bonden met de verkeersruimte rondom de personeelskamer.

3. Onderbouw

Vanuit de aula onderbouw kan men naar de leeromgeving van de onderbouw. Centraal in dit gebied bevin-

den zich de kantoorruimte van de teamleider en de orthopedagoog. Daarnaast zijn er twee praktijkruimten,

in de vorm van een algemene beroepsvaardigheden ruimte en oefenwoning, deze zijn beschikbaar voor alle

leerlingen van de onderbouw. De praktijk in de onderbouw is gericht op het ontwikkelen van algemene be-

roepsvaardigheden en zelfredzaamheid. De ruimte voor algemene beroepsvaardigheden is neutraal inge-

richt.

Page 10: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

10

Mogelijke opbouw leerwerkbedrijven:

• Begane grond, twee lagen hoog

• Entresol op verdieping

• Doorsnede met entree langs twee zijden

Page 11: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

11

(vervolg huisvestingsconcept 3. onderbouw)

De leerlingen van de onderbouw hebben een eigen veilige en gestructureerde theoretische leeromgeving

met voor elke groep een basisgroep, de thuishaven. De thuishavens zijn geclusterd in units van 2 groepen bij

een leerplein. Onderling zijn de units in groepen van twee geclusterd zodat het mogelijk is een groter schaal,

of gedifferentieerde schaal te maken. Binnen de unit heeft elke groep zijn eigen groepsruimte, een gezamen-

lijke spreek-/werkruimte en een gedeeld leerplein voor het groepsoverstijgend werken. Per twee units zijn er

een berging en een toiletgroep.

De groepslokalen binnen de units zijn circa 42 m² en daarmee groot genoeg als basisgroep van 12 leerlingen.

Voor de gedeelde spreek-/ werkruimte is per leerplein 9 m² FNO gereserveerd. Het gezamenlijke leerplein

voor groepsoverstijgend werken is ca. 36m² groot. Bij koppeling van twee leerpleinen ontstaat een ruimte

van ca. 72 m² FNO.

Door het toepassen van flexibele wanden en/of schuifdeuren is het voor de school mogelijk om de groeps-

ruimtes af te scheiden van het leerplein of deze er juist bij te betrekken. Flexibiliteit in zowel de theoretische

leeromgeving als de praktische leeromgeving is essentieel voor de school.

4. Bovenbouw

Vanuit de aula bovenbouw is de onderwijsomgeving van de bovenbouw toegankelijk. Centraal liggen weder-

om de kantoorruimte van de teamleider en van de orthopedagoog. Daarnaast is er een theoretische omge-

ving in de vorm van units, een praktische omgeving in de vorm van leerwerkbedrijven en een lokaal alge-

meen arbeidstechnische vaardigheden.

De praktijkvakken in de bovenbouw zijn technischer van aard dan in de onderbouw en worden deels in een

algemene ruimte en deels in oefenbedrijven gegeven. Het schoolteam wil met de leeromgeving en het prak-

tijkaanbod zoveel mogelijk aansluiten bij de toekomstige (professionele) werkomgeving en arbeidsmarkt van

de leerlingen, zowel wat betreft die arbeidsmarkt zelf als de vervolgopleidingen daarnaartoe. Dus niet zo-

zeer praktijkruimten met werkplekken, maar kleinschalige leerbedrijven met werkplekken die de realiteit zo

dicht mogelijk benaderen met werkzaamheden in een betekenisvolle context en met de juiste relaties naar

andere werkzaamheden naar (externe) relaties.

Het kan daarbij gaan om bedrijfsmatig opgezette praktijkruimten zoals :

• Repro (afdrukken, kopiëren, etc.)

• Groen (planten, bloemen, tuin)

• Klussenbedrijf en Techniek (houttechniek en –bewerking, elektrotechniek, fietstechniek, etc.).

Schematisch weergave leerbedrijf

Onderstaande afbeelding is een schema-

tische weergave van een leerbedrijf. Hier-

in zijn alle fasen van ontwikkeling en pro-

ductie van een product benoemd. Dit kan

monodisciplinair (bijvoorbeeld alleen

houtbewerking), maar ook multidiscipli-

nair waarbij bijvoorbeeld hout, metaal en

elektro ieder hun eigen ruimten hebben

maar ook gezamenlijk projectruimten

hebben voor projecten waar de tech-

nieken bij elkaar komen in één product

(bouw van een dakkapel).

De leerwerkbedrijven kunnen volwaardi-

ge naar buiten gerichte bedrijfjes zijn,

zoals een bloemen- en plantenzaak, re-

pro, etc. Bij de groothuishouding kan het

weer gaan om werkpleksimulatie in zo

echt mogelijke ruimten, maar met een

externe dienstverlening bij verzorgings-

huizen e.d.

Page 12: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

12

• (Detail)handel (winkel om zelf geproduceerde artikelen te verkopen e.d.)

• Horeca (restaurant, catering)

• Groot- en klein-huishouding

• Etc.

Belangrijk is dat de functionele opzet van de ruimten zodanig is dat men flexibel kan inspelen op veranderin-

gen in de (arbeids)markt, het aanbod in praktijkrichtingen en/of competenties dan wel interesses van leer-

lingen.

Een van de praktijkruimten wordt ingezet als keuken met restaurant. Voor deze ruimte geldt dat er naast de

koppeling met de interne straat ook een koppeling met de aula van de bovenbouw moet zijn, zodat deze

ingezet kan worden als ruimte voor klanten.

Een deel van het theoretisch onderwijs van de bovenbouw wordt gegeven in de bedrijven. Daarom hebben

niet alle groepen in de bovenbouw een thuisbasis in de theoretische leeromgeving, maar zullen zij hun dag

gezamenlijk starten op de entresol van een bedrijf.

De opzet van de theoretische leeromgeving van de bovenbouwleerlingen komt overeen met de opzet van de

theoretische omgeving van de onderbouw, met als verschil dat er in plaats van 2 groepsruimten 3 groeps-

ruimten per unit gerealiseerd worden. In totaal zijn er in de bovenbouw 6 groepsruimten voor theoretisch

onderwijs opgenomen in het programma van eisen. Deze ruimten zijn bedoeld voor het onderwijs dat niet

gelieerd is aan de praktijkvakken.

5. Sport

Voor de leerlingen van de Prof. Dr. Leo Kannerschool is bewegen een essentieel onderdeel van de dagbeste-

ding. Naast gymlokalen is dan ook ruimte gevraagd voor een fitnesslokaal, een tafeltennisruimte en een klim-

wand. Deze functies moeten goed zichtbaar zijn in de school. De fitnessruimte is opgenomen in het hart van

de school. Hier zou een klimwand gerealiseerd kunnen worden.

Voor het bewegingsonderwijs dienen naast de fitnessruimte 2 reguliere zalen (conform KVLO) gerealiseerd

te worden. Mits aan de voorwaarden zoals wordt voldaan zoals verwoord in paragraaf 4.1. Een groot deel

van het jaar kan bewegingsonderwijs buiten plaats vinden. Hiervoor is in ieder geval een Cruyff Court ge-

wenst.

6. Buitenruimte

Voor de buitenruimte bij de school is uitgegaan van de beschikbare vierkante meters volgens de verordening

Voorbeeld leerwerkbedrijf plantenzaak

Voorbeeld leerwerkbedrijf repro

Voorbeeld leerwerkbedrijf restaurant

Page 13: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

13

onderwijshuisvesting van de gemeente Oegstgeest; 3 m² per leerling met een maximum van 600 m². Dit is

minimaal. Er ligt een wens om meer buitenruimte te realiseren. Beweging is voor de leerlingen van de Leo

Kannerschool van groot belang. Ook in de pauzes hebben de leerlingen behoefte aan extra beweging. De

buitenruimte bij de school dient hierop ingericht te zijn, een combinatie van een sportveld met een plein

heeft de voorkeur.

De school wil de zelfstandigheid van de leerlingen bevorderen. Zij willen derhalve het gebruik van openbaar

vervoer stimuleren. Op dit moment wordt echter nog veel gebruik gemaakt van busjes. Het parkeren van

busjes, taxi’s en auto’s op en om het terrein is een specifiek op te lossen verkeerskundige probleem. De op-

lossing is enerzijds afhankelijk van de wensen van de school en anderzijds van het beleid van de gemeente en

de gekozen locatie. De ontwikkelaar dient in de uitwerking concreet en aantoonbaar de oplossingsrichting in

beeld te brengen.

De behoefte aan buitenruimte is in het onderstaande overzicht opgenomen:

Buitenspelen/sporten

• speelplaats 600 gebaseerd op basisonderwijs max.600m2

• buitensporten 1176 op speelplaats, ingericht voor buitensport, bv. Cruyff Court (42x28m)

• buitenberging 24

subtotaal 1.800 m²

Parkeren (aantallen op basis van geïnventariseerde behoefte, nader af te stemmen met gemeente en op de

locatie)

• 30x parkeerplaats personeel 30 m² per plaats totaal 750 m²

• 150x fietsenstalling leerlingen 1,5 m² per plaats totaal 225 m² o.b.v. 50% leerlingen

• 60 x fietsenstalling personeel 2.1 m² per plaats totaal 125 m²

• 40x taxibusjes 50 m² per plaats totaal 2.000 m² afhankelijk van locatie

subtotaal 3.100 m²

Nb. Voor het fietsparkeren van leerlingen wordt uitgegaan van nietjes. Voor het fietsparkeren van medewer-

kers wordt uitgegaan van een afgebakende buitenruimte.

Overig

Naar aanleiding van bezoeken aan een referentieproject hebben de teamleden van de school aangegeven

belang te hechten aan voldoende natuurlijk licht en een goede akoestiek in het gebouw. Goede zichtlijnen en

overzicht zijn belangrijk voor een veilige omgeving.

Hang- en ontmoetplek

Stimulans beweging buiten het gebouw

Beweging en chillen in één

Page 14: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

14

Uitgangspunten VSO Leo Kanner scenario 2015

minimaal scenario

maximaal scenario verschil

opgenomen in ruimtestaat max. variant

aantal leerlingen 220 250 300 50

aantal FTE ? ? ?

bruto-netto verhouding onderwijs 1,45

m² BVO per leerling 12,2

vaste voet 370

ruimtebudget in m² BVO 3.054 3.420 4.030 610 4.030

ruimtebudget in m² FNO 2.106 2.358 2.779 421

aantal leerlingen onderbouw 115 131 157 26

aantal leerlingen bovenbouw 105 119 143 24

gemiddelde groepsgrootte 12 12

aantal groepen 21 25 4

aantal groepen onderbouw 11 13 2

aantal groepen bovenbouw 10 12 2

Page 15: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

15

Ruimtegebied aantal min. scenario

aantal max. scenario

aantal lln per ruimte

m² FNO per lln.

m² FNO per ruimte

m² FNO min. Scenario

m² FNO max. Scenario

m² BVO max. scenario

opmerkingen

A Onderbouw (groep 1 en 2 + ID-groep)

Onderbouw Theorie

thuishavens 10 12 12 3,5 42 420 504 2 extra thuishavens in het maximale scenario

leerplein per 2 thuishavens 5 6 24 1,5 36 180 216 1 extra leerplein in het maximale scenario

kleine ruimte per leerplein 5 6 - - 9 45 54 1 extra kleine ruimte per leerplein

berging per 2 leerpleinen 3 3 - - 6 18 18

sanitaire groep per 2 leerpleinen 3 3 - - 4 12 12 2 toiletten per blok

sanitaire groep medewerkers 1 1 - - 4 4 4 2 toiletten per blok

ID-groep 1 1 8 5,25 42 42 42

teamleider 1 1 1-3 16 16 16 16 werkplek + overleg 2-3 personen

Orthopedagoog 1 1 1-3 12 12 12 12 1 werkplek

subtotaal theorie 749 878 1.273

Onderbouw Praktijk

oefenwoning onderbouw 1 1 50 50 50 uitbreiding vertaalt zich in extra bezetting in uren

praktijk (algemene beroepsvaardigheden) 1 1 120 120 120 uitbreiding vertaalt zich in extra bezetting in uren

subtotaal praktijk 170 170 247

TOTAAL 11 13 919 1.048 1.520

B Bovenbouw

Bovenbouw Theorie

thuishavens 5 6 12 3,5 42 210 252 1 extra thuishaven in het maximale scenario

leerplein per 3 thuishavens 2 2 36 1,5 54 108 108 leerplein blijft gelijk in beide scenario's

kleine ruimte per leerplein 2 2 - - 9 18 18 blijft gelijk in beide scenario's

berging per 2 leerpleinen 1 1 - - 8 8 8 blijft gelijk in beide scenario's

sanitaire groep per 2 leerpleinen 1 1 - - 8 4 4 4 toiletten per blok

sanitaire groep medewerkers 1 1 - - 4 4 4 2 toiletten per blok

teamleider 1 1 1-3 16 16 16 16 werkplek + overleg 2-3 personen

Orthopedagoog 1 1 1-3 12 12 12 12 1 werkplek

subtotaal theorie 380 422 612

Bovenbouw Praktijk

algemene arbeidstechnische vaardigheden 1 1 120 120 120 uitbreiding vertaalt zich in extra bezetting in uren

bedrijfsruimtes 5 6 80 400 480 1 extra bedrijfsruimte in maximale scenario

- praktijkruimte 2 laags 55

- theorieruimte op insteekverdieping 25

subtotaal praktijk 520 600 870

TOTAAL 11 13 900 1.022 1.482

Page 16: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

16

Ruimtegebied aantal min. scenario

aantal max. scenario

aantal lln/ per ruimte

m² FNO per lln.

m² FNO per ruimte

m² FNO min. Scenario

m² FNO max. Scenario

m² BVO max. scenario

opmerkingen

C Hart (ontmoeten en ontspannen)

aula bovenbouw/multifunctionele ruimte 1 1 144 1 150 150 150 voor de aula's wordt uitgegaan van het maxi-male scenario ook in de minimale variant aula onderbouw 1 1 156 1 150 150 150

fitness 1 1 6 9 55 55 55

muzieklokaal 1 1 12 7 80 80 80

entree 1 1 20 20 20

TOTAAL 455 455 660

D Nevenfuncties

directie 1 1 1-8 20 20 20 20 werkplek + overleg

administratie 1 1 2 6 12 12 12 2 werkplekken

werk-/overleg-/spreekkamer 3 3 4-6 3 12 36 36 n.t.b.

personeelskamer 1 1 ? 60 60 60

flexibele werkplekken 1 1 8 4 32 32 32 werkplek voor docenten; aan personeelskamer

receptie 1 1 2 6 12 12 12 1 werkplek + 1 aanlandplek

werkkamer conciërge 1 1 2 9 18 18 18 in combinatie met receptie/balie

stageburo/ jobcenter 1 1 3 8 24 24 24 3 werkplekken

Time-out-ruimte 1 1 2 6 12 12 12

Maatschappelijk werk 1 1 1-3 12 12 12 12 1 werkplek

Psychologische assistent 1 1 1-3 12 12 12 12 1 werkplek

sanitaire groep medewerkers 1 1 - - 4 4 4 2 toiletten per blok

TOTAAL 254 254 368

TOTAAL 2.779 4.030

Ruimtegebied aantal min. scenario

aantal max. scenario

aantal lln/ per ruimte

m² FNO per lln.

m² FNO per ruimte

m² FNO min. Scenario

m² FNO max. Scenario

m² BVO max. scenario

opmerkingen

E Bewegingsonderwijs

lokaal bewegingsonderwijs 2 2 308 616 616

toestellen berging 2 2 45 90 90

kleedruimte 4 4 20 80 80

wasruimte 4 4 15 60 60

docentruimte 2 2 8 16 16 Eventueel te combineren in ontwerp

docentendoucheruimte 2 2 7 14 14 Eventueel te combineren in ontwerp

werkkast 2 2 4 8 8 Indien goed gepositioneerd 1 werkkast voor twee zalen

TOTAAL 884 884 1.061

Page 17: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

17

Programma in de flexibele schil

Het basisprogramma behelst 3.420 m²

BVO

De flexibele schil behelst ca. 610m² BVO

Ten opzichte van het basisprogramma

worden in het ruimtegebied

“Onderbouw” de volgende extra ruimten

gerealiseerd in de flexibele schil:

• 2 thuishavens a 42 m² FNO

• 1 leerplein a 36 m² FNO

• 1 kleine ruimte a 9 m² FNO

Ten opzichte van het basisprogramma

worden in het ruimtegebied

“Bovenbouw” de volgende extra ruimten

gerealiseerd in de flexibele schil:

• 1 thuishavens a 42 m² FNO

• 1 bedrijfsruimte a 80 m² FNO

Voor alle overige gebieden en ruimten

geldt dat het huisvesten van de extra 50

leerlingen opgelost wordt in programme-

ring. Voor het pauzegebied wordt te allen

tijde uitgegaan van 300 leerlingen.

De nieuwe huisvesting voor het VSO van de Leo Kanner moet zowel 250 als 300 leerlingen kunnen huisves-

ten. Hiertoe worden ruimten opgenomen in de zogenaamde “flexibele schil” van het gebouw. In de ruimte-

staat (paragraaf 4.3) staat aangegeven welke ruimten in het maximale scenario extra zijn en zich dus in de

flexibele schil van het gebouw bevinden. In de zijkolom staat dit nogmaals verwoord.

De ruimten in de flexibele schil zijn een integraal onderdeel van het ontwerp en van het gebouw. Bij het ar-

chitectonisch en technisch ontwerp van het gebouw moet rekening gehouden worden met uitbreiding, in-

krimping of wijziging van het programma. Denk hierbij aan onderwijskundige wijzigingen, maar ook aan an-

dere gebruikers. Bij wijzigingen in gebruik dient het gebouw nog steeds als één geheel te functioneren. De

architectonische en technische kwaliteit van de ruimten in de flexibele schil zijn gelijk aan de architectonische

en technische kwaliteit van de ruimten in het basisprogramma.

Bij functiewijzigingen (andere gebruikers) geldt dat alle gebouwdelen functioneel en technisch op zichzelf

staand moeten kunnen functioneren. Waarbij alle ruimten en het gebouw nog steeds blijven voldoen aan de

geldende technische eisen. Qua beeld dient de eenheid behouden te blijven. Het gebouw dient eenvoudig in

meerder gebouwdelen opgesplitst te kunnen worden. Hierbij dienen aanpassingen snel een eenvoudig ge-

daan te kunnen worden met geen - of zo min mogelijk - inbreuk op de reguliere gebruikstijden van het ge-

bouw.

In de constructie van het gebouw kan op verschillende manieren rekening gehouden worden met flexibili-

teit. Zo dient de draagconstructie van het gebouw opgebouwd te zijn uit een balken- en kolommenstructuur

(zo min mogelijk dragende wanden) en dient rekening gehouden te worden met een stramienmaat welke

eveneens geschikt is voor andere functies (denk aan woningbouw of kantoren). De techniekruimten dienen

zo gepositioneerd en gedimensioneerd te zijn dat functiewijzigingen plaats kunnen vinden.

Bij het aantoonbaar maken hoe invulling wordt gegeven aan flexibiliteit, dient ingegaan te worden op alle

bouwkundige (architectonisch, constructief, materialisatie) en installatietechnische (o.a. werktuigbouwkun-

dig, elektrotechnisch en transporttechnisch) aspecten van de gekozen oplossing(en). De opdrachtgever kan

zich daarbij voorstellen dat sommige keuzes gericht zijn op een beperkte levensduur op basis van een onder-

bouwde verwachting dat nieuwe en betere keuzes op termijn beschikbaar zullen zijn.

Ten behoeve van de flexibiliteit kan een KNX structuur in het gebouw opgenomen worden, waarmee alle

ruimten op eenvoudige wijze aangepast kunnen worden aan veranderend gebruik.

Page 18: VSO LEO KANNER, OEGSTGEEST EMMA COLLEGE · 2019-11-21 · Ondanks passend onderwijs blijken deze leerlingaantallen achterhaald en is het realistisch om uit te gaan van 250 tot 300

18

COLOFON

Onderwerp

Ruimtelijk functioneel Programma van Eisen

Opdrachtgever

Leo Kanner Onderwijsgroep

Projectteam

Jutta Groosman

Datum

Januari 2019

Ons kenmerk

O049-OGE-VSO