voorschriften Stedenbouwkundige - GISWest · 2014. 3. 10. · De gebruikte materialen moeten zowel...

28
Stedenbouwkundige voorschriften

Transcript of voorschriften Stedenbouwkundige - GISWest · 2014. 3. 10. · De gebruikte materialen moeten zowel...

  • Ste

    de

    nb

    ou

    wk

    un

    dig

    e v

    oo

    rsc

    hrifte

    n

  • 2

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    art. 0 - algemene bepalingen

    Voorschriften

    Verordenende kracht van de diverse elementen opgenomen in onder-havig GRUP

    � De grafische plannen en de erbij horende stedenbouwkundige voor-schriften (kolom 1, weergegeven op een grijze ondergrond) hebben verordenende kracht.

    � De tweede kolom 2 betreft de zuivere toelichting bij de verorde-nende voorschriften. Eveneens is de relatie met het GRS (cursief) weergegeven om te verduidelijken van welke elementen uit het GRS de voorschriften een uitwerking zijn.

    Bestaande, behoorlijk vergunde bebouwing � Deze kan qua plaats en bezetting gehandhaafd blijven. Bij herbouw

    of uitbreiding moeten voor het nieuw te bouwen deel alle bestem-mings- en inrichtingsvoorschriften gerespecteerd worden.

    Collector, pijpleiding en hoogspanningsleiding � Op de op het bestemmingsplan aangeduide plaats moet rekening

    worden gehouden met de aanwezigheid van een ondergrondse col-lector en/of pijpleiding.

    � Er moet ook rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de hoogspanningsleiding langs de N50:

    � Onverminderd andere bepalingen in het GRUP mogen in de zone van 5 meter uit de as van de collector geen gebouwen worden opgericht, noch hoogstammige of diepwortelende planten worden geplant.

    � Aan weerszijden van de as van de navo-pijpleiding geldt een erfdienstbaarheidszone non aedificandi van twee meter. De opslag van materiale boven de leiding en binnen de erfdienstbaarheids-zone is niet toegelaten.

    Binnen het plangebied van het GRUP loopt een aquafin-collector, een NAVO pipe-line en een hoogspanningsleiding (langs de N50).

  • 3

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    � Ingrepen in de omgeving van die leidingen mogen enkel gebeuren mits voorafgaandelijke toelating en onder de voorwaarden van de beherende instanties

    Spoorwegdomein � Onverminderd andere bepalingen in het GRUP mogen geen gebou-

    wen worden opgetrokken op minder dan 4 meter van een spoor-staaf. Er mag niet op de grenslijn worden gebouwd en gebouwen en afsluitingen moeten volledig buiten het spoorwegdomein blijven. Op een afstand van minder dan 7,5 meter van een spoorstaaf mo-gen geen bomen worden aangeplant en de hoogte van de bomen dient beperkt tot de rechte afstand tot de spoorstaaf, verminderd met 1,50 meter.

    Beperking milieuhinder � Onverminderd de strikte naleving van de diverse bepalingen van

    toepassing op de inrichtingen en op het vlak van het leefmilieu kunnen enkel activiteiten worden toegelaten, die zo kunnen worden uitgebouwd en ingericht dat de bestemming van de directe omge-ving er niet door belast wordt.

    Hoogte inkomdorpel � Het aanzetpeil van de inkomdorpel mag maximaal 40 cm hoger zijn

    dan het peil van het openbaar domein ter hoogte van de rooilijn.

    Groenaanleg bij parking � Bij de aanleg van parkeervoorzieningen moet per tien parkeerplaat-

    sen buiten de circulatiezone een oppervlakte van groenvoorzienin-gen worden voorzien met een oppervlakte van minimaal 1 parkeer-plaats, waarin minimaal 1 boom wordt aangeplant en de overige ruimte volledig wordt beplant.

    De circulatiezone is de zone die niet ten dienste staat van het parkeren zelf, maar die nodig is om in- en uitrijbewegingen mogelijk te maken.

    art. 0 - algemene bepalingen

  • 4

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    Lichtopeningen in het dak

    � Bij hellende daken worden lichtopeningen en/of dakuitbouwen toe-gelaten voor maximaal de helft van de gevelbreedte.

    Hemelwater � Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater en ver-

    volgens naar maximale infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer.

    art. 0 - algemene bepalingen

    De gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzienin-gen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater is hier van toepas-sing.

  • 5

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    Bestemmingsvoorschriften

    Hoofdbestemming � Woongelegenheden (met inbegrip van alle ruimtegebruik, horend bij

    woongelegenheden), horeca, diensten en kantoren. � De bestaande bedrijvigheid mag worden behouden en uitgebreid cf.

    de inrichtingsvoorschriften. Een verzwaring van de activiteiten wordt niet toegelaten.

    Nevenbestemming � Bergplaatsen i.f.v. de hoofdbestemming

    Nabestemming � Binnen de op plan aangeduide deelzone wordt, nadat de woonfunc-

    tie voor een deel of de ganse deelzone komt te vervallen, een nabe-stemming naar ‘zone voor kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid’ toegelaten. Indien deze nabestemming wordt gerealiseerd, gelden de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften van art. 3.

    � Bij realisatie van de nabestemming vervalt de verplichting tot aanleg van het op plan aangeduide facultatieve deel van de bufferzone (cf. de bepalingen van art. 4), doch dient op de op plan aangeduide plaats t.o.v. het woonperceel aan de straatzijde en het deel van de deelzone, waar de nabestemming niet wordt grealiseerd, een buf-ferzone met een breedte van min. 3 meter te worden aangelegd cf. de bepalingen van art. 4.

    Dit bestemmingsvorschrift behoort tot de categorie ‘wonen’.

    Het bestaande tank- en servicestation kan ter plaatse blijven werken. Bij een eventuele overname kan het tevens verder uitgebaat worden.Nieuwe bedrijven gericht op de productie en/of het stapelen van goederen, op de verkoop van brandstoffen, giftige en/of explosieve stoffen, evenals detailhandelsbedrijven en supermarkten zijn verboden.

    art. 1 - residentieel woongebied

  • 6

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    art. 1 - residentieel woongebied

    Inrichtingsvoorschriften

    Inplanting � Plaatsing t.o.v. de rooilijn

    � Bij halfopen en gesloten bebouwing geldt de bestaande bouwlijn als verplichte bouwlijn.

    � Bij vrijstaande bebouwing moet een minimale afstand van 5 meter tot de rooilijn worden gerespecteerd. Indien de bestaande bebouwing voor de bouwlijn gelegen is, kan deze met behoud van de bestaande voorgevel worden verbouwd.

    � In afwijking op de bevenstaande regel moet langs de Brugse-straat bij nieuwbouw een minimale afstand van 8 meter tot de rooilijn worden gerespecteerd. Indien de bestaande bebouwing voor de bouwlijn gelegen is, kan deze met behoud van de be-staande voorgevel worden verbouwd.

    � Plaatsing t.o.v. de zijperceelsgrenzen � Voor open en halfopen bebouwing moet de afstand van de vrije

    zijgevel tot de perceelsgrens min. 3 meter bedragen. � Aan de zijde van een bestaande wachtgevel moet op de per-

    ceelsgrens worden gebouwd. � Plaatsing t.o.v. de achterperceelsgrenzen

    � Onverminderd de bepalingen inzake de bouwdiepte moeten hoofdgebouwen op min. 8 meter van de achterperceelsgrens worden opgericht. Dit houdt in dat de achtergevel op de verdie-ping niet op minder dan 8 meter van de achterperceelsgrens mag worden opgericht. Hiervan kan afgeweken worden indien de diepte van het perceel minder dan 30 meter is.

    Terreinbezetting � Volgende maximale bebouwingspercentages worden toegelaten:

  • 7

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    � bij aaneengesloten bebouwing: 60%; � bij halfopen bebouwing: 50%; � bij open bebouwing: 40%.

    � Op percelen, waar dit bezettings-% niet kan gerespecteerd worden omwille van de minimale perceelsoppervlakte is een bebouwde op-pervlakte van 120 m² steeds toegelaten.

    Volume � De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag binnen de toegelaten

    bouwdiepte op de verdieping max. 2 bouwlagen bedragen, met een max. kroonlijsthoogte van 7 meter en een maximale nokhoogte van 13 meter, te rekenen vanaf het referentiepeil.

    � De bouwhoogte achter de toegelaten bouwdiepte op de verdie-ping mag max. 1 bouwlaag bedragen, met een bouwhoogte op de perceelsgrens van max. 3 meter. De nokhoogte mag max. 9 meter bedragen, doch moet worden beperkt tot 3 meter, vermeerderd met de helft van de afstand tot de perceelsgrens.

    � Indien de bestaande bouwhoogte op de perceelsgrens van bepaal-de delen meer dan 3 meter bedraagt mag deze bouwhoogte voor die delen worden behouden.

    � De dimensionering van het hoofdvolume mag onder meer geen overmatige hinder veroorzaken voor de aanpalenden (naar lichtin-val, schaduwslag, visuele hinder,...)

    � De toegelaten bouwdiepte (vanaf de voorbouwlijn): � bedraagt voor gesloten en halfopen bebouwing op de gelijkvloers

    max. 20 meter en op de verdieping max. 12 meter. Bestaande bebouwing waarvan de bouwdiepte groter is kan verbouwd wor-den met behoud van deze bouwdiepte.

    � bedraagt voor open bebouwing max. 20 meter. Bestaande be-bouwing waarvan de bouwdiepte groter is kan verbouwd worden met behoud van deze bouwdiepte

    art. 1 - residentieel woongebied

    Het referentiepeil 0 meter stemt overeen met de bovenkant van het bestaande of ontworpen aan-liggende weggedeelte, in principe steeds het bestaande of ontworpen voetpad, gemeten op de rooilijn.

  • 8

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    UItbouwen � Ongeacht de voorziene bouwlijn mag in een voortuinstrook op het

    gelijkvloers een uitbouw van maximaal 60 cm worden toegelaten, mits hierbij een afstand van 60 cm tot de perceelsgrens wordt gerespecteerd.

    � Ongeacht de voorziene rooilijn of bouwlijn, mag op de verdieping een uitbouw van 60 cm worden toegelaten mits hierbij een afstand van 60 cm tot de perceelsgrens wordt gerespecteerd.

    � In beide gevallen mag de breedte van de uitbouw niet meer bedra-gen dan de helft van de gevelbreedte.

    Vormgeving en materialen � De dakvorm is vrij, doch bij aanbouw aan bestaande bebouwing

    moet rekening worden gehouden met de bestaande bebouwing, waaraan wordt aangebouwd. Dit houdt in dat zowel het volume als de vormgeving een architectonisch verantwoorde aansluiting met de bestaande bebouwing moeten voorzien.

    � In geval van verschillende dakvorm of verschillende bouwhoogte moeten architecturale overgangen de harmonie in het straatbeeld ondersteunen. Bij ongelijke aansluiting moeten alle zichtbare geveldelen worden afgewerkt. De aansluitingsaspecten moeten bij vergunningsaanvragen in detail te worden uitgewerkt waarbij de overgangen tussen de verschillende bouwhoogtes met bijzondere zorg moeten worden uitgewerkt.

    � De gebruikte materialen moeten zowel eigentijds, duurzaam als es-thetisch verantwoord zijn. Tussen de bouwdelen onderling moeten de materialen dezelfde of nauw met elkaar verwant zijn. Voor de van op de openbare weg zichtbare bouwdelen moeten materialen gebruikt worden die qua kleur en struktuur de continuïteit in het straatbeeld ondersteunen.

    art. 1 - residentieel woongebied

  • 9

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    Bepalingen rond bijgebouwen � Bijgebouwen moeten ofwel op minimaal 2 meter van de zij- en/of

    achterperceelsgrens worden opgericht, ofwel op de zij- of/of achter-perceelsgrens als koppeling mogelijk is met een analoog buurge-bouw.

    � Het gerealiseerde bebouwingspercentage door bijgebouwen mag nooit meer dan 30% bedragen van de totale gerealiseerde bebou-wingsoppervlakte door hoofdgebouwen.

    � Bijgebouwen mogen een maximale kroonlijsthoogte van 3 meter en een maximale nokhoogte van 6 meter hebben.

    � De dakvormen zijn vrij. � Inzake bebouwingspercentage en gabarit kan afgeweken worden

    wanneer het reeds bestaande constructies betreft.

    Afsluitingen � Achter de voorbouwlijn zijn in deze zone enkel afsluitingen, be-

    staande uit metselwerk, hout en/of levende hagen met een max. hoogte van 2 meter toegelaten.

    � In de zone tussen de rooilijn en de voorbouwlijn zijn als afsluiting enkel paaltjes met draad en/of lage vaste afsluitingen met een max. hoogte van 60 cm en/of levend groen toegelaten.

    Terreinaanleg � De zone tussen de rooilijn en de voorbouwlijn moet ingericht wor-

    den als voortuinstrook, toegang en/of toerit. � In de voortuinstrook mogen enkel grasperken, groenaanplantingen,

    verhardingen en constructies met een beperkte hoogte (max. 80 cm) en behorend tot de tuininrichting worden aangelegd en opge-richt.

    Een bijgebouw is een bouwwerk of gebouw dat los staat van het hoofdgebouw en niet bedoeld is om de bestemming voorzien in de bestemmingszone te herbergen, tenzij de berging van goede-ren, gebruiksmiddelen, voertuigen,..., die inherent verbonden zijn aan de bestemming voorzien in de bestemmingszone.

    Met constructies behorende tot de tuininrichting worden ondermeer postbussen, lage afsluitingen, borders,... bedoeld.

    art. 1 - residentieel woongebied.

  • 10

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    Bestemmingsvoorschriften

    Hoofdbestemming � De gronden zijn bestemd voor niet-milieuhinderlijke bedrijven en

    kleine en middelgrote ondernemingen, ten behoeve waarvan nijver-heidsgebouwen, werkplaatsen en stapelplaatsen mogen worden opgericht;

    � De inplanting van inrichtingen als bedoeld in artikel 3 &1 1e lid van het samenwerkingsakkoord van 21 juli 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, wordt niet toegelaten.

    � Er zijn zowel bedrijven toegelaten met een lokaal als met een regi-onaal karakter. De totale oppervlakte voor bedrijven met een lokaal karakter wordt beperkt tot maximaal 1 ha. Deze bedrijven moeten gegroepeerd voorzien worden binnen het oostelijk deel van de bestemmingszone.

    Nevenbestemming � Als nevenbestemming is een dienstwoning, parkeer- en wegenin-

    frastructuur, groenaanleg, kantoorruimte, beperkte verkoopsruimte, bedrijfsrefter, diensten en sanitaire ruimte t.b.v. de bedrijvigheid toegelaten, met uitsluiting van detailhandel en alle nevenfuncties, die geen relatie hebben met de bedrijvigheid.

    � De dienstwoning en de verkoopsruimte mogen elk een totale vloer-oppervlakte hebben van max. 200 m² en kunnen slechts worden toegelaten indien ze geïntegreerd zijn in het bedrijfsgebouw.

    � De verkoopsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 20% van de totale bedrijfsoppervlakte en de oppervlakte van de dienstwoning en

    Dit bestemmingsvoorschrift behoort tot de categorie ‘bedrijvigheid’.

    GRS Oostkamp, RD, p. 46: De bijkomende ruimte voor nieuwe bedrijvigheid moet de bestaande geconcentreerde structuur nabij de infrastructurele knooppunten (op- en afrittencomplexen E40 en E403) en gericht op de N50 ondersteunen. Men moet ten volle gebruik maken van de goede bereikbaarheid en een verdere versnippering van de open ruimte tegengaan.

    GRS Oostkamp, RD, p. 46: Binnen het deel van Oostkamp dat tot het regionaalstedelijk gebied Brugge zal behoren zou, afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden bij het afbakeningspro-ces, een regionaal bedrijventerrein tot de mogelijkheden kunnen behoren.Bedrijven met een lokaal karakter hebben een oppervlakte tot 5.000m², bedrijven met een regio-neel karakter hebben een oppervlakte van meer dan 5.000m²

    art. 2 - gemengde bedrijvenzone

  • 11

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    de verkoopsruimte mogen samen niet meer bedragen dan de helft van de totale bedrijfsvloeroppervlakte.

    Waterloop met groenscherm en landschappelijk groenscherm � De op plan aangeduide plaatsen dienen voorbehouden te worden

    voor de aanleg van een waterloop met groenscherm en een land-schappelijk groenscherm.

    Inrichtingsvoorschriften

    Interne wegenis

    � De interne wegenis moet naast interne ontsluiting van bedrijfsperce-len een verbinding voorzien tussen de wegenis, vertrekkende vanaf de Bruggestraat en het opl plan aangeduide aansluitingspunt met de toekomstige bedrijvenzone Albrecht Rodenbachstraat ten oosten van het plangebied.

    � Bij de terreininrichting moet deze verbindingsmogelijkheid en de gronden ter hoogte van dit aansluitingspunt gevrijwaard blijven. .

    Waterloop met groenscherm en landschappelijk groenscherm � De op plan aangeduide waterloop met groenscherm en het land-

    schappelijk groenscherm moeten ingericht en in stand worden gehouden i.f.v. een landschappelijke afwerking.

    � Het groenscherm, aan te brengen tussen de spoorweg en de waterloop, moet bestaan uit een streekeigen beplanting met een breedte van min. 3 meter. Bij de inrichting en de aanleg (o.m. van verharde delen) dienen de nodige maatregelen te worden genomen om nadelige effecten voor de omgeving, o.m. de overzijde van de spoorweg, te vermijden

    art. 2 - gemengde bedrijvenzone

  • 12

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    � Het op plan aangeduide landschappelijk groenscherm moet be-staan uit een hoogstammige bomenrij, aangevuld met struweel met een breedte van min. 3 meter binnen een groenstrook van min. 10 meter..

    � De inrichting en het in stand houden van de groenschermen is een op te nemen voorwaarde bij de inrichting van de gemengde bedrij-venzone.

    Ontsluiting � De ontsluiting van de bedrijfskavels mag enkel gebeuren op de in-

    terne wegenis. Zoals op plan aangeduid is rechtsreekse ontsluiting van de bedrijfskavels op de Brugsestraat niet toegelaten.

    � De rechtstreekse ontsluiting van het bestaande bedrijf De Buf op de Brugsestraat moet worden gesupprimeerd op initiatief van de be-heerder van het terrein, zodra de mogelijkheid er is om te ontsluiten op de interne wegenis.

    � Per bedrijfskavel is slechts één gecombineerde in- en uitrit moge-lijk. Enkel om specifieke redenen van bedrijfstechnische aard kan hiervan afgeweken worden. Deze eventuele afwijking zal grondig moeten worden gemotiveerd door het bedrijf.

    Inplanting van gebouwen en stapelruimten

    � De afstand van de bebouwing tot de rooilijn van de Brugsestraat en de interne wegenis moet minimaal 8 meter bedragen.

    � T.o.v. de overige perceelsgrenzen moet een afstand van minimaal 4 meter worden gerespecteerd, tenzij er wordt geopteerd voor op de perceelsgrens gekoppelde bedrijfsgebouwen.

    � Niet-overdekte stapelruimten kunnen enkel op de bebouwbare terreinoppervlakte, achter de bedrijfsgebouwen worden toegelaten, tenzij de bouwdiepte van het perceel kleiner is dan 30 meter. In dit geval kan niet-overdekt stapelen toegelaten worden op het bebouw-

    Deze afwijking kan bijvoorbeeld worden toegestaan om redenen van veiligheid of circulatie.

    art. 2 - gemengde bedrijvenzone

  • 13

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    bare deel naast de bedrijfsgebouwen, mits esthetisch verantwoord. De stapelhoogte moet beperkt blijven tot 6 meter.

    Terreinbezetting � De terreinbezetting met bebouwing mag max. 70% van het ter-

    rein bedragen, waarbij min. 10% van het terrein niet mag worden bebouwd of verhard en als groenzone moet worden aangelegd.

    � Per bedrijfskavel moet minimaal 50% van de bebouwbare perceels-oppervlakte ingenomen worden door bedrijfsgebouwen en terrein-aanleg i.f.v. effectieve bedrijvigheid, met uitsluiting van wegenis, parkeervoorzieningen en groenaanleg.

    Dimensionering van de gebouwen

    � De volgende maximaal toegelaten bouwhoogten gelden: � Bij hellende daken een kroonlijsthoogte van maximum 10 meter

    en een nokhoogte van maximum 15 meter; � Bij platte daken een dakrandhoogte van maximaal 12 meter.

    � Voor silo’s, verluchtingskanalen, rookkanalen en antennes zijn af-wijkingen mogelijk voor zover deze maximum 5% van de totale be-bouwbare oppervakte beslaan. Hun hoogte dient evenwel beperkt te blijven tot de minimum hoogte voorgeschreven door de fabrikant of installateur, voor de goede werking van de technische installatie.

    Vormgeving � De dakvorm is vrij. � Bij gekoppelde constructies moet de aansluiting van beide gebou-

    wen op een harmonieuze manier gebeuren.

    Dit minimaal percentage wordt opgenomen om de grondinname te optimaliseren en speculatie te voorkomen.

    art. 2 - gemengde bedrijvenzone

  • 14

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    Materialen en architecturaal karakter

    � Het architecturaal voorkomen van de gebouwen moet waardig en eenvoudig zijn. Dit wil zeggen dat de gebruikte materialen qua kleur, textuur en schaal niet fel contrasteren of hinderend mogen zijn t.o.v. de omgeving.

    � De gebruikte materialen moeten duurzaam en esthetisch verant-woord zijn. Tussen de bouwdelen onderling moet een eenheid in de materiaalkeuze bestaan.

    � Specifiek voor de bedrijven palend aan de Brugsestraat moeten de bedrijfsgebouwen- en constructies die gericht zijn naar de straat-zijde een waardevolle architecturale uitstraling hebben. Logo’s en publiciteitsmiddelen moeten op een eenvormige en harmonieuze wijze in de architectuur en de terreinaanleg worden geïntegreerd.

    Inrichting van de niet bebouwde ruimte � De niet bebouwde perceelsdelen moeten ingericht worden als

    groenzone of als private toeritten, bedieningswegen, parkeerplaat-sen, laad- en losplaatsen of niet-overdekte stapelruimte.

    � Een minimaal verplichte groenzone, bestaand uit groene bodem-bedekkers, heesters en/of bomen, moet palend aan de rooilijn(en) worden aangelegd en dient minimaal 3 meter breed te zijn. Deze groenzone mag enkel onderbroken worden door in- en uitritten.

    Parkeervoorzieningen � Parkeervoorzieningen ten behoeve van het bedrijfswagenpark, de

    werknemers en bezoekers moeten op eigen terrein of in het kader van gegroepeerde parkeervoorzieningen voor meerdere bedrijven, gelegen binnen of in de directe omgeving van het bedrijventerrein, worden voorzien.

    GRS Oostkamp, RD, p. 45: Dit kwalitatieve beeld wordt mede bepaald vanuit de aandacht voor de interne ruimtelijke kwaliteit. Deze interne kwaliteit heeft zowel betrekking op de architectuur van de openbare ruimte binnen een bedrijventerrein als op de architectuur van de bedrijven zelf. Beide zijn belangrijk voor de aantrekkingskracht en uitstraling van de site. De wijze waarop deze kwaliteitszorg te realiseren is, is op te nemen in een uitvoeringsinstrument.

    Gebouwen die een groter vermogen in zich hebben om een architecturale en programmatische meerwaarde te genereren (huisvesting, kantoren, eetruimte, verkoopsruimte,...) kunnen gericht worden naar de straatzijde.

    Indien gekozen wordt voor gegroepeerde parkeervoorzieningen, kunnen tevens de bedrijven bin-nen het bedrijfsverzamelgebouw langs de Brugsestraat hiervan gebruik maken. Een fiets- en voet-gangersverbinding kan worden gerealiseerd.

    art. 2 - gemengde bedrijvenzone

  • 15

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    Afsluitingen

    � Iedere esthetisch verantwoorde afsluiting is binnen onderhavige zone toegelaten, voorzover deze afsluiting niet hoger is dan 2,5 meter.

    Maatregelen omtrent waterhuishouding � Onverminderd de algemene bepalingen in art. 0 inzake hemelwa-

    ter moet, indien de waterhuishouding van de omliggende gronden dreigt te worden verstoord, voorzien te worden in buffering..

    Specifiek inrichtingsplan � Bij elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning moet een

    bedrijf een specifiek inrichtingsplan voegen. � Het specifiek inrichtingsplan per bedrijfskavel moet volgende gege-

    vens aanduiden: � de geplande bouwwerken; � de toeritten, bedieningswegen, parkeerplaatsen, laad- en los-

    plaatsen, niet overdekte stapelruimten en afsluitingen; � maatregelen ten behoeve van de milieu- en waterbeheersing en

    brandveiligheid; � een gedetailleerd beplantingsplan, met weergave van de soort

    van aanplanting, hun vermoedelijke hoogte (weergegevne in periodes van 5 jaar na aanplanting) en aanduiding van winter-groene aanplanting;

    � publiciteitsvoorzieningen.

    art. 2 - gemengde bedrijvenzone

  • 16

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    Beoordelingscriteria

    � Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning binnen onderha-vige bestemmingszone moet, naast toetsing aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften, beoordeeld worden aan de hand van volgende duurzame criteria:

    � Zuinig en compact ruimtegebruik; � Kwalitatief kleur- en materiaalgebruik; � Waterbeheersing; � Genomen maatregelen inzake milieu en veiligheid; � Maatregelen inzake rationeel energiegebruik. (REG).

    Een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning kan dus, niettegenstaande deze voldoet aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften, geweigerd worden omwille van het feit dat de aanvraag niet voldoet aan de beoordelingscriteria tot duurzame ontwikkeling.

    art. 2 - gemengde bedrijvenzone

  • 17

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    Bestemmingsvoorschriften

    Hoofdbestemming � De gronden gelegen binnen deze bestemmingszone zijn bestemd

    voor het behoud en een beperkte uitbreiding van de huidig aldaar gevestigde bedrijven en - bij stopzetten van de bestaande bedrijfs-activiteit - nieuwe kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid .

    � De inplanting van inrichtingen als bedoeld in artikel 3 &1 1e lid van het samenwerkingsakkoord van 21 juli 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, wordt niet toegelaten.

    � Bij het verdwijnen van deze bestaande bedrijvigheid kan zich per site slechts één bedrijfsentiteit vestigen die niet méér storend is dan de huidig aldaar gevestigde bedrijvigheid.

    Nevenbestemming � In bijkomende orde zijn toegelaten:

    � één bedrijfswoning; � de noodzakelijke voorzieningen in functie van de bedrijfsvoering; � diensten.

    Bufferzone � Als deze zone in zijn geheel:wordt gerealiseerd moet op de op plan

    aangeduide plaats t.o.v. de overblijvende woonpercelen aan de straatzijde een bufferzone worden aangelegd met een breedte van min. 10 meter, cf. de bepalingen van art. 4.

    Dit bestemmingsvoorschrift behoort tot de categorie ‘bedrijvigheid’.

    GRS Oostkamp, RD, p. 15: De bestaande bedrijven, gekoppeld aan de hoofdas N50 en de hoofd-dorpen en woonconcentraties moeten de mogelijkheid krijgen om zoveel mogelijk ter plaatse te worden behouden en beperkt te ontwikkelen.

    Onder noodzakelijke voorzieningen in functie van de bestaande bedrijfsvoering worden onder-meer verstaan: bijgebouwen (handel, kantoren, sociale uitrusting, EHBO, eetzalen, tentoonstel-lingsruimten), milieutechnische installaties, toeritten, bedieningswegen, parkeerplaatsen, laad- en losplaatsen, niet overdekte stapelplaatsen en groenbufferstroken.

    art. 3 - zone voor kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid

  • 18

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    Inrichtingsvoorschiften

    Ontsluiting � De ontsluiting van de bedrijven moet enerzijds gebeuren via een

    bestaande erfontsluiting (art. 7) en anderzijds via het voorliggende perceel (gelegen binnen residentieel woongebied, cf. art. 1)

    Inplanting van de gebouwen � De inplanting van de bestaande bebouwing is richtinggevend. � Bij nieuwbouw of uitbreidingen moet de afstand ten opzichte van

    de zonegrenzen minimaal 4 meter bedragen, met uitsluiting van de westelijke grens (zone 1).

    Terreinbezetting � Per bedrijf bedraagt de toegelaten bezetting voor bebouwing maxi-

    maal 60%. � De bedrijfswoning mag een maximaal brutovolume hebben van

    1000 m³ en een maximale vloeroppervlakte van 200 m².

    Dimensionering van de gebouwen � De volgende maximaal toegelaten bouwhoogten gelden:

    � Bij hellende daken een kroonlijsthoogte van maximum 8 meter en een nokhoogte van maximum 12 meter;

    � Bij platte daken een dakrandhoogte van maximaal 10 meter.

    Vormgeving � De dakvorm is vrij.

    Materialen en architecturaal karakter � Het architecturaal voorkomen van de gebouwen moet waardig en

    eenvoudig zijn. Dit wil zeggen dat de gebruikte materialen qua

    art. 3 - zone voor kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid

  • 19

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    kleur, textuur en schaal niet fel contrasteren of hinderend mogen zijn t.o.v. de omgeving.

    � De gebruikte materialen moeten duurzaam en esthetisch verant-woord zijn. Tussen de bouwdelen onderling moet een eenheid in de materiaalkeuze bestaan.

    Inrichting van de niet bebouwde ruimte � De niet bebouwde perceelsdelen moeten ingericht worden als

    groenzone of als private toeritten, bedieningswegen, parkeerplaat-sen, laad- en losplaatsen of niet-overdekte stapelruimte.

    Parkeervoorzieningen � Parkeervoorzieningen ten behoeve van het bedrijfswagenpark, de

    werknemers en bezoekers moeten op eigen terrein worden voor-zien.

    Afsluitingen � Iedere esthetisch verantwoorde afsluiting is binnen onderhavige

    zone toegelaten, voorzover deze afsluiting niet hoger is dan 2,5 meter.

    Specifiek inrichtingsplan � Bij elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning moet een

    bedrijf een specifiek inrichtingsplan voegen. � Het specifiek inrichtingsplan per bedrijfskavel moet volgende gege-

    vens aanduiden: � de geplande bouwwerken; � de toeritten, bedieningswegen, parkeerplaatsen, laad- en los-

    plaatsen, niet overdekte stapelruimten en afsluitingen; � maatregelen ten behoeve van de milieu- en waterbeheersing en

    brandveiligheid;

    art. 3 - zone voor kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid

  • 20

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    � een gedetailleerd beplantingsplan met inbegrip van de op plan aangeduide bufferzone aan de westelijke zijde (voor zover de zone in zijn totaliteit wordt gerealiseerd), met weergave van de soort van aanplanting, hun vermoedelijke hoogte (weergegeven in periodes van 5 jaar na aanplanting) en aanduiding van winter-groene aanplanting;

    � publiciteitsvoorzieningen.

    Beoordelingscriteria

    � Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning binnen onderha-vige bestemmingszone moet, naast toetsing aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften, beoordeeld worden aan de hand van volgende duurzame criteria:

    � Zuinig en compact ruimtegebruik; � Kwalitatief kleur- en materiaalgebruik; � Waterbeheersing; � Genomen maatregelen inzake milieu en veiligheid; � Maatregelen inzake rationeel energeigebruik. (REG).

    Een aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning kan dus, niettegenstaande deze voldoet aan de bestemmings- en inrichtingsvoorschriften, geweigerd worden omwille van het feit dat de aanvraag niet voldoet aan de beoordelingscriteria tot duurzame ontwikkeling.

    art. 3 - zone voor kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid

  • 21

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    Bestemmingsvoorschriften

    � Deze zone is bestemd voor de aanleg van een groene buffer. � Bij realisatie van de nabestemming van de deelzone cf. de bepa-

    lingen van art. 1 (residentieel woongebied) vervalt de verplichting tot aanleg van het op plan aangeduide facultatieve deel van de bufferzone en kunnen deze gronden worden bestemd en ingericht cf. de bepalingen van art. 3 (zone voor kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid).

    Inrichtings- en beheersvoorschriften

    Inrichting � Binnen deze zone worden specifiek bufferende constructies zoals

    bermen en geluidsmuren toegelaten. Ook waterlopen, bufferbek-kens en ondergrondse nutsleidingen zijn toegelaten voor zover de bufferende werking van de bufferzone niet wordt tenietgedaan.

    � Binnen deze zone is het stapelen van materialen, grondstoffen, afgewerkte producten, afvalstoffen, verpakkingen e.d. verboden.

    � In deze zone geldt een bouwverbod. Een uitzondering op dit bouw-verbod kan gemaakt worden voor de hoger vermelde bufferende constructies en voor kleine gebouwtjes en constructies ten behoeve van de nutsvoorzieningen en/of het onderhoud van deze zone, en afsluitingen bestaande uit paaltjes en draad met een maximum hoogte van 2,5 meter. De gezamelijke oppervlakte van alle nutge-bouwtjes binnen de bufferzone blijft beperkt tot 20 m².

    � De bufferzone moet worden gerealiseerd met een dichte en geslo-ten beplanting van laag- en hoogstammig streekeigen en functi-

    Dit bestemmingsvoorschrift behoort tot de categorie ‘bedrijvigheid’.

    Deze bufferzone dient om: � de bedrijven visueel af te schermen van de woningen; � een milieuhygiënische buffer te vormen t.o.v. de omgeving; � geluidswerend te werken t.o.v. de omgeving; � de nodige voorzieningen te kunnen aanleggen voor het vertraagd afvoeren van het hemelwa-

    ter afkomstig van verharde oppervlakten en gebouwen; � te beletten dat de bedrijven hun activiteiten (stapelen, parkeren, verkeersontsluiting,...) uitbrei-

    den naar aanpalende percelen.

    art. 4 - bufferzone

  • 22

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    oneel groen, deskundig aangelegd en gehandhaafd. 20% van de groenaanleg moet bestaan uit wintergroene struiken en bomen.

    � Ten aanzien van de perceelsgrenzen met gronden waarop een andere bestemming dan bedrijvigheid is voorzien, moeten de hoog-stammen op 2 meter van bedoelde grenzen aangeplant worden.

    � Bij de aanleg en het onderhoud van de bufferzone langs de erf-ontsluiting (cf. art. 7) moet om redenen van verkeersveiligheid de zichtbaarheid op het verkeer op de Brugsestraat maximaal gega-randeerd zijn;

    � Bij de aanleg van de bufferzone moet rekening gehouden worden met de algemene bepalingen rond de collector en de pipe-line.

    Realisatie en onderhoud

    � De bufferzone, grenzend aan de gemengde bedrijvenzone (art. 2), moet integraal worden aangelegd bij de realisatie van het bedrijven-terrein. De handhaving en het onderhoud moeten gebeuren onder gemeenschappelijk beheer.

    � De realisatie van de bufferzone, grenzend aan de zone voor klein-schalige ambachtelijke bedrijvigheid ( art.3), moet als voorwaarde worden opgelegd bij de eerst volgende aanvraag voor stedenbouw-kundige vergunning.

    Op deze manier wordt ook in de winter de visuele buffering gegarandeerd..

    art. 4 - bufferzone

  • 23

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    Bestemmingsvoorschriften

    � Deze zone is bestemd voor de aanleg van een groenzone.

    Inrichtingsvoorschriften

    Inrichting � Binnen deze zone is het stapelen van materialen, grondstoffen,

    afgewerkte producten, afvalstoffen, verpakkingen e.d. verboden. � In deze zone geldt een absoluut bouwverbod. � De groenzone moet in stand gehouden worden met groene bodem-

    bedekkers en lage heesters.

    Dit bestemmingsvoorschrift behoort tot de categorie ‘wonen’.

    Deze groenzone is gelegen tussen het noordelijk woonlint langs de Brugsestraat en het bedrijfs-verzamelgebouw, niet opgenomen binnen het GRUP. Deze zone wordt gevrijwaard van bebouwing vermits ze een bufferende werking heeft t.o.v. de woningen en vermits de pipe-line er onderdoor loopt.

    art. 5 - groenzone

  • 24

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    Bestemmingsvoorschriften

    � Deze zone is bestemd voor gemeenschapsvoorzieningen, op deze plaats voor het behoud van een bestaande elektriciteitscabine.

    � Bij het beëindigen van de functie wordt deze zone opgenomen bin-nen residentieel woongebied, cf. de bepalingen van art. 1.

    Inrichtingsvoorschriften

    Inrichting � De zone mag volledig bezet worden door gebouwen in functie van

    de bestemming. � De niet bebouwde delen van de zone moeten beplant worden met

    laagstammig groen, mits een toegangsweg voor voetgangers wordt vrijgehouden.

    � Bij uitbreiding van het gebouw moet gewerkt worden met metsel-werk en moet gebruik worden gemaakt van hellende dagvlakken.

    Dit bestemmingsvoorschrift behoort tot de categorie ‘wonen’.

    art. 6- zone voor gemeenschapsvoorzieningen

  • 25

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    Bestemmingsvoorschriften

    � Deze zone is bestemd voor het behouden van de erfontsluitingsweg van een bedrijf in tweede lijn.

    Inrichtingsvoorschriften

    Inrichting � Deze zone kan voor 100% verhard worden. � Binnen deze zone is geen bebouwing toegelaten, tenzij in functie

    van nutsvoorzieningen.

    Dit bestemmingsvoorschrift behoort tot de categorie ‘wonen’.

    art. 7 - zone voor erfontsluiting

  • 26

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i

    art. 8 - openbare wegenis

    Dit bestemmingsvoorschrift behoort tot de categorie ‘lijninfrastructuur’.Bestemmingsvoorschriften

    � Deze zone is bestemd voor openbare wegenis en de daarbij ho-rende nutsinfrastructuur.

    Inrichtingsvoorschriften

    Inrichting � Binnen deze zone is geen bebouwing toegelaten, tenzij in functie

    van openbare nutsvoorzieningen, die verband houden met het openbaar domein.

  • 27

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    w v i | n o v e m b e r ‘ 1 3 | G R U P ‘ t Z w a r t e G a t

    art. 9 - zone voor spoorweg

    Bestemmingsvoorschriften

    � Deze zone is bestemd voor spoorweginfrastructuur en aanhorighe-den..

    Inrichtingsvoorschriften

    � Binnen deze zone zijn alle werken en handelingen toegelaten, die dienstig zijn voor het goed functioneren van de spoorweginfrastruc-tuur en aanhorigheden.

    Dit bestemmingsvoorschrift behoort tot de categorie ‘lijninfrastructuur’.

    Dit houdt in dat ook beperkte constructies.t.b.v. het treinverkeer kunnen worden toegelaten.

  • 28

    RICHTINGGEVENDtoelichting

    VERORDENENDStedenbouwkundige voorschriften

    G R U P ‘ t Z w a r t e G a t | n o v e m b e r ‘ 1 3 | w v i