vng.nl · Web viewHet is de samenleving die al snel naar de overheid kijkt als er sprake is van een...
Transcript of vng.nl · Web viewHet is de samenleving die al snel naar de overheid kijkt als er sprake is van een...
Niet de regels, maar het doel centraal stellen.
Lezing Jan ten Hoopen op slotcongres Beter en concreter 25 maart 2015.
Geachte minister Plasterk, dames en heren bestuurders,
Het lijkt zo vanzelfsprekend dat het oplossen van een maatschappelijk
probleem centraal staat voor bestuurders en ambtenaren. Toch gaat het
in de praktijk vaak gepaard met onnodige regeldruk waardoor de
oplossing van het probleem zelfs uit beeld raakt.
Bijgaande cartoon maakt in één oogopslag het dilemma duidelijk.
Doordat de regelgeving onnodig ingewikkeld is gemaakt, gaat veel tijd
verloren. Tijd die beter effectief besteed kan worden aan het primaire
doel
Toch komen we als Actal geregeld dergelijke situaties tegen. Hoe kan
dat toch? Welke factoren spelen hierbij een rol en wat zijn de valkuilen
en vooral wat kun je er aan doen?
Allereerst wil ik kort iets zeggen over het fenomeen regeldruk zelf. Wat is
het eigenlijk. Ik wil het kort uitleggen aan de hand van het voorbeeld van
de brandblusser in een restaurant of bij u in het gemeentehuis. De
ondernemer is vanuit brandveiligheid verplicht een blusapparaat te
installeren. De kosten die daarmee gepaard gaan, van de aanschaf, de
installatie en het testen, zijn de kosten om inhoudelijk aan de wettelijke
verplichting te voldoen. De inhoudelijke nalevingskosten dus.
Als de ondernemer vervolgens de overheid moet informeren over zijn
nieuwe aanwinst, dan is er sprake van administratieve lasten, de lasten
die voortvloeien uit de informatieverplichtingen aan de overheid. Tot slot
komt de brandweer de brandveiligheid van zijn bedrijf controleren. Met
een beetje geluk komt de brandweer tegelijk met de inspecteurs van de
Omgevingsdienst, de politie, en de Voedsel- en Warenautoriteit. Hun
bezoek leidt tot toezichtslasten, in de vorm van tijd en geld om de
controles voor te bereiden en te begeleiden.
Als het tegenzit, komen de inspecteurs niet samen maar afzonderlijk.
Dan ervaart de restauranthouder en ook u in het gemeentehuis niet
alleen toezichtlasten maar ook de ongemakken van het gestapelde
toezicht. Soms krijgen bedrijven per jaar meer dan acht verschillende
toezichthouders over de vloer. Tezamen vormen de inhoudelijke
nalevingskosten, de administratieve lasten en de toezichtslasten de
zogenaamde regeldruk.
Nu willen we natuurlijk allemaal dat een restaurant brandveilig is. Het
gaat dan ook niet om regeldruk op zich, maar om onnodige regeldruk.
Om te regeldruk die voortvloeit uit regels die eigenlijk niet nodig zijn om
het beleidsdoel te realiseren. Om de vierde, vijfde of zesde brandblusser
in het kleine restaurant waar we het over hadden.
Welke factoren dragen nu eigenlijk bij aan onnodige regeldruk. Ik wil er
hier een aantal noemen. Zo is daar het reageren op incidenten; de
zogenaamde risico regelreflex. Op het moment dat er iets vervelends
gebeurt staan bestuurders, staat u dus, onder grote druk om snel en
daadkrachtig te handelen. Immers, de emotie loopt soms hoog op.
De valkuil daarbij is dat u als bestuurder, al dan niet geadviseerd door
toegewijde ambtenaren, nieuwe regels laat opstellen die het voorval in
de toekomst moet voorkomen. Bij Actal krijgen wij geregeld signalen van
nieuwe voorgenomen regels die het gevolg zijn van de risico regelreflex.
Zo wilde het ministerie van IenM in 2012 regelgeving aanscherpen naar
aanleiding van een aantal verdrinkingsdoden in de binnenwateren.
Nader onderzoek van o.a. Ira Helsloot (ook aanwezig in de zaal) wees
echter uit dat het aantal verdrinkingsdoden helemaal niet structureel was
gestegen. Door eerst de feiten op tafel te leggen bleek er dus geen
noodzaak te zijn tot extra regels. Bovendien kun je het risico op
verdrinking ook verminderen, niet zozeer door regels te stellen maar
door te volstaan met het verstrekken van informatie, bijv. door borden te
plaatsen bij open water waar het gevaarlijk is om te zwemmen. Het
ministerie heeft gelukkig na het advies geen nieuwe regels opgesteld.
Een tweede oorzaak is de mate waarin de overheid, de burger en de
ondernemer durft te vertrouwen. Er bestaat de neiging bij regelgevers
om alle risico’s op bijvoorbeeld misbruik te voorkomen door streng
toezicht en een cultuur van registreren te introduceren met veel
regeldruk als gevolg.
Een derde oorzaak voor regeldruk is dat burgers en bedrijven de
overheid op hun beurt ook niet vertrouwen. Een mooi voorbeeld zijn de
leidraden (open bronnen) die de Autoriteit Financiële Markten uitvaardigt.
Doel is om suggesties te geven hoe de financiële sector de ingewikkelde
regelgeving kan naleven. De praktijk is vervolgens dat banken die
leidraden tot op de letter proberen te volgen. Ook als dat niet nodig is en
in hun specifieke geval onnodig belastend. Ze willen gewoon niet het
risico lopen om op de vingers te worden getikt. Overcompliance noemen
we dat.
Het is bovendien niet alleen de overheid die graag regels maakt. Burgers
en bedrijven doen het zelf ook. Het is de samenleving die al snel naar de
overheid kijkt als er sprake is van een maatschappelijk probleem of
calamiteit. De overheid is er voor om deze op te lossen. Er wordt door
dezelfde burgers en bedrijven ook vaak om nieuwe regels gevraagd. Om
hier als regelgever weerstand tegen te bieden moet je stevig in de
schoenen staan. De overheid is niet een soort super verzekeraar die alle
problemen oplost. De samenleving kan ook veel zelf oplossen.
Bovendien komt het geregeld voor dat eenieder denkt dat bepaalde
regels door de overheid worden veroorzaakt. Onze ervaring bij Actal leert
echter dat het geregeld voorkomt dat andere organisaties zelf nieuwe
regels invoeren zonder dat deze verplicht zijn door de wetgever. Uit een
onderzoek naar de regeldruk van de ziekenhuisverpleegkundige bleek
dat het merendeel van de administratieve verplichtingen niet uit de
regelgeving voortkomt maar door het ziekenhuis zelf was verzonnen.
Blijkbaar is de drang om te regelen niet alleen voorbehouden aan de
overheid.
Wat kunt u er aan doen om deze achtergronden die leiden tot regeldruk
te voorkomen. Zoals gezegd, vergt het allereerst bestuurlijke moed om
daadwerkelijk nee te durven zeggen tegen de reflex om nieuwe regels te
maken. Zoals prof. Frissen het stelt: we kunnen niet alle leed voorkomen.
Ook niet als de meest strenge regels worden toegepast. Te veel regels
zijn dan een schijnzekerheid, omdat ze niet na te leven zijn en leiden tot
meer toezicht.
Daarbij is nodig als u zichzelf bij voorgenomen beleid afvraagt of hier nu
echt een taak voor de overheid ligt en zo ja of regelgeving als instrument
dan ook echt nodig is. Het ligt voor de hand om in de eerste reactie op
een incident geen directe toezeggingen te doen over het ontwikkelen van
nieuwe regels zolang de noodzaak ervan niet vast staat.
Soms is het toch nodig dat u regels maakt. Vanuit Actal hebben wij nog
een aantal suggesties om onnodige regeldruk voor bedrijven, burgers en
professionals te voorkomen. Het is bijvoorbeeld belangrijk dat u naast de
ondernemer en burger gaat staan. Door bij de opstelling van regels uit te
gaan van het bedrijf, of de burger kunt u beter invoelen wanneer zij
onnodige of voor hen onlogische handelingen moeten verrichten.
Bedrijven en burgers zien alle overheden, gemeenten, het rijk of Europa
als één overheid. Het is voor hen onbegrijpelijk en daarmee heel irritant
als u bijvoorbeeld als gemeente gegevens die een bedrijf reeds eerder
heeft verstrekt aan andere overheidsinstellingen, opnieuw opvraagt bij
datzelfde bedrijf. Ga eerst na of elders bij de overheid deze gegevens al
beschikbaar zijn alvorens deze opnieuw op te vragen. U kunt namelijk
irritatie voorkomen door hergebruik van reeds bij de overheid aanwezige
informatie en of bestanden te koppelen.
Verder kunt u burgers en bedrijven tegemoet komen door de
rapportagelast te beperken tot het hoognodige. Daarbij kunt u uitgaan
van “verdiend” vertrouwen. In plaats van te vragen aan bedrijven en
burgers om over alles te rapporteren kunt u ook vragen om alleen over
de afwijkingen en bijzonderheden te rapporteren.
Daarmee geeft u bedrijven een eigen verantwoordelijkheid om zaken
goed te regelen. Via steekproeven en risicogericht toezicht kunt u
vervolgens nagaan of bedrijven dit vertrouwen beschamen. Verreweg
het grootste deel van de burgers en bedrijven zijn te goeder trouw.
Stapeling van toezicht is voor bedrijven heel belemmerend. Nogmaals,
zij zien alle overheden als één geheel. Als diezelfde overheid meerdere
malen na elkaar maar telkens vanuit een andere toezichtrol eenzelfde
bedrijf opnieuw aan een onderzoek onderwerpt, leidt dat tot irritatie en
onbegrip. Dit kan worden tegengegaan door zo mogelijk uit te gaan van
zelfregulering en het toezicht zoveel mogelijk te beperken tot één
toezichthouder.
Ten slotte is het voor overheidsorganisaties heel aantrekkelijk om
denkend vanuit hun eigen organisatie verschillende loketten in te richten
waar burgers verschillende diensten kunnen afnemen. Dit kan echter tot
gevolg hebben dat de burger meerdere malen naar dezelfde overheid
toe moet gaan, telkens voor een andere dienst. En als het tegenzit moet
je bij elk loket ook nog dezelfde informatie leveren.
Voor de bedrijven/burger is dit alles behalve logisch. Zij moeten voor één
overheid telkens naar andere loketten. Dit leidt tot extra kosten en
tijdsbeslag. Het is voor bedrijven en burgers ook veel logischer om
zoveel mogelijk via één loket zoveel mogelijk diensten te betrekken. Het
betreft voor hen immers één en dezelfde overheid.
Daarbij komt dat één loket het bedrijf beter kan begeleiden door de
mallemolen van de interne organisatie van de overheidsinstelling. Bij een
eerste contact moet het loket alle mogelijke problemen en behoeften van
het betreffende bedrijf kunnen bespreken en belichten. Natuurlijk moeten
daarvoor overheidsorganisaties goed op dat loket zijn aangesloten.
Deze geschetste valkuilen maar ook situaties als in deze cartoon kunnen
worden voorkomen als de regelgever, als u, altijd serieus zich de
volgende vragen stelt:
1/ Is er een taak voor de overheid? en is regelgeving het meest
aangewezen instrument?
2/ Is de regeldruk proportioneel ten opzichte van het beleidsdoel? En zijn
er minder belastende alternatieven?
3/ Is gekozen voor een passende uitvoeringswijze met het oog op de
dienstverlening?
Door deze vragen altijd te stellen redeneert u vanuit het beleidsdoel en
ziet u regelgeving als één van de instrumenten om dat doel te bereiken
en worden onnodige regels voorkomen.
Tot slot wil ik u het volgende vragen: U heeft als gemeenten volop te
maken met de drie decentralisaties. Gaat u nu ook binnen iedere
gemeente drie verordeningen en ten minste drie loketten maken of
ééntje waarin alle vormen van hulp zijn geregeld?