Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212...

452
Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] bron Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]. Standaard Boekhandel, Brussel 1927 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_vla011192701_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

Transcript of Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212...

Page 1: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

bronVlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]. Standaard Boekhandel, Brussel 1927

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_vla011192701_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermdzijn.

Page 2: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

V

Inhoud

Verzen

23ANDRIES Z.: Wij uit de opmarsj

49BRUNCLAIR V.: Savannah

217- Droomtuin

218- Late Vrouw

219- Oorsprong

38BURSSENS G.: Speelse herinnering.Hupse verwondering

135- Inkeer

193KUYLE A.: Verzen

64VAN OSTAYEN P.: OnbeduidendePolka. Polderlandsche Arkadia

144- Polonaise

Proza

274X.: Charles De Coster. Bibliographie

196BERGHEN R.: Een erfenis

39DAMBRE Dr A.: Noord en Zuid één

129- DeXVIIe eeuwsche ‘Missio Hollandica’als toenaderingsfactor tusschen Noord enZuid

321- Over de Verbroedering van Rederijkersuit Noord en Zuid

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 3: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

1DE GHELDERODE M.: Beeldekens uithet Leven van Sint Fransiskus vanAssisië

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 4: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

VI

212HIRSCH A.: De detectiveroman

65, 136, 202, 325INDESTEGE Dr: Henriette RolandHolst's ontwikkelingsgang

267KONINCKX W.: Psychologisch portretvan Charles De Coster

220LANTERMANS: Vrolike Juffer

257MONTEYNE Lode: Charles De Costerals schepper van de ‘VlaamscheLegenden’ en van het ‘Ulenspiegelepos’

24STUBBEA: De Kunst van Petrus PaulusRubens

50VANOSTAYEN P.: Gebruiksaanwijzingder Lyriek

310VAN DER HALLEN Dr O.: TonyBergmann (I)

Kronieken

NEDERLANDSCHE LETTERKUNDE

145Van Ostayen P.: Nederlandsche Poëzie

345- Marsman of vijftig procent

152Van der Wey J.J.: Actueele stroomingenin de Letterkunde

81Zielens L.: Gerard van den Hoek

VLAAMSCH LEVEN

155J.V.B.: Een Kritiek der VlaamscheBeweging door Dr Edmond Rubbens

DUITSCHE LETTERKUNDE

161O.D.:Over twee merkwaardige DuitscheBloemlezingen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 5: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

85Daenen A.: Christiaan Wahnschaffe

FRANSCHE LETTERKUNDE

92Guiette R.: Inleiding

356- De Nieuwe Romans

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 6: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

VII

KLASSIEKE LETTEREN

360Van Pottelbergh Dr R.: Een zwarte vlekop de oud-grieksche kultuur

363- De klassieken-uitgaven van ‘Les BellesLettres’

RECHTSWETENSCHAPPEN

366Rondou J.: Over het begrip ‘Amnestie’in verband gebracht met het begrip‘Politiek Misdrijf’

BEELDENDE KUNST

95Muls J.: Degas, Gauguin

172- Le Fauconnier

230- Ernest Wynants

BOUWKUNST

174Leonard E.:Moderne GodsdienstigeKunst

235- Jos Bascourt

WIJSBEGEERTE

97De Vleeschauwer Prof.: Les Cahiers dela Nouvelle Journée

164- Professor Hans Vaihinger

226- Een Kultuurphilosophie

OUDHEIDKUNDE

103Speleers L.: Palestina

181- Over de laatste opgravingen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 7: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

233- Noord Syrie

MUZIEK

107Albert K.:Muziek en Tekst

240- Spectraal-analyse der nieuwe muziek

Bibliographie

115, 184, 244, 371Boekbesprekingen

Aanteekeningen

251, 374Aanteekening

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 8: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

1

Beeldekens uit het leven van Sint Fransiskus van Assisie, feestspel

TERGELEGENHEIDVANDEZEVENHONDERDSTEVERJARINGDERDOODVAN DEN GROTEN HEILIGE, GEMAAKT NAAR OPDRACHT VAN HETVLAAMSCHE VOLKSTONEEL DOOR MICHEL DE GHELDERODE, METMUZIEK EN DANSRYTHMEN VAN DEN SCHRIJVER, VERTOOND ONDERDE LEIDING VAN JOHAN DE MEESTER MET DE HULP DER LEDEN VANHET GEZELSCHAP: STAF BRUGGEN, RENAAT VERHEYEN, MAURITSHOSTE, JAN PLAAT, ANTOON VAN DER PLAETSE, WILLEMDOEVENSPECK, EMER. DEMOOR, JUDITH VAN GELDER, TILLY VANSPEYBROECK, OSCAR VAN CROMBRUGGE, LEO PERSYN, GUSTAAFALLONCIUS EN MARIA VERWEIRDE. TEKST VERVLAAMST DOORWILLEM DOEVENSPECK

I

BEELDEKE: Fransiskus door zijn vader ter verantwoording geroepen voor het gerecht.SPELERS: Fransiskus, de Vader, de biskop, de rechter, de advokaat, de gendarm, 3 gezwoornen,figuranten.Deze handeling wordt gedanst op maat van muziek.Deze dans bestaat in getrippel van marionnetten. Al de personen, 't zij ze binnen komen,weggaan of blijven of spreken, zullen aldus doen. Uitgenomen de biskop en Franciskus. Zonderdeze dans zou de handeling veel te teatraal zijn en 't geldt hier enkel 'n klownerie.DEKOR: Gesloten gordijnen. Men speelt op het voortoneel dat men gebruikt in zijn vollebreedte.ATMOSFEER: Als op een kermisverhoog. Er zijn enige ontroerende momenten. De personendoen lijk clowns, uitgenomen de Biskop en Fransiskus. (Deze handeling speelt heel vlug.)

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 9: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

2

De gendarm. - (Geweldig, komt van links en marsjeert heen en weer. Hij rolt bloeddorstig metde oogen zoals de lansknecht van Breughel. Rechts komt de advokaat huppelend en metneusstem, ongehoorde tatereer, en boertig in alles.)

Advokaat.- Gendarm... wat doet beschuldigde?

Gendarm.- Niks...

Advokaat.- Niets?... Als men niets doet, doet men nog iets, 't is te zeggen niets... Slaapt hij?...

Gendarm.- Nee...

Advokaat.- Hoe zou hij kunnen, want zonder twijfel is hij ten prooi aan gewetensvroeging!...Gendarm, weent hij, of geeft hij blijken van spijt... van wanhoop?...

Gendarm.- Nee...

Advokaat.- ...van ongeduld?... van woede?...

Gendarm.- Nee...

Advokaat (zenuwachtig).- Enfin, gendarm, gij die verstandig zijt... zeg mij: hoe is de beschuldigde...psiekologies beschouwd?

Gendarm.- Dank u, meneer de advokaat, dat u een gendarm verstand toerekent. Psiekologies...heeft beschuldigde het uitzicht... van iemand die nadenkt.

Advokaat.- Dat is 't... Daar was ik zeker van... Hij denkt na. Heel wel gendarm. Verstaat ge...Dat is sienisme. Zijn zaak staat er heel slecht voor...

Gendarm

(onder den indruk).

- Allo dan!... Is 't 'nen dief?...

Advokaat.- Pfut...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 10: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Gendarm.- 'Nen brandstichter?...

Advokaat.- Pfut...

Gendarm.- 'Ne zakkeroller?...

Advokaat.- Pfut...

Gendarm.- 'Ne Vadermoorder?... 'n broedermoorder? 'n koningmoorder?...

Advokaat.- Erger!...

Gendarm.- 'nen heiligschenner?... 'nen beeldstormer?

Advokaat.- Was 't maar dat!...

Gendarm.- 'ne... 'ne... maar wat is me dat dan voor 'ne vogel?...

Advokaat

(plechtig).

- Een vijand van de Orde!...

Gendarm

(verbaasd).

- Goed... goed... verstaan... goed... goed... goed!..

Advokaat.- Dat uwe gendarme-ziel er van huivere!... 't Is een vijand van de Orde!...

Gendarm.- Laat het hart der Gerechtigheid dan maar steenkoud blijven!...

Advokaat.- Het Hof... en position, gendarm... Het

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 11: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

3

Hof treedt binnen!...

(De gendarm zet zich in de houding. De advokaat maakt buigingen.KOMT: de Rechter, ruig, men zou zeggen een Brussels griffoen. Hij draagt 'n pak onder den arm,waaruit hij boterkoeken haalt.)

Rechter.- Goeie dag, m'n beste!... Welke ophefmakende zaak!... Waar is de ongelukkigevader?... En beschuldigde, wat zegt beschuldigde?...

Advokaat.- Dat kunt ge niet inbeelden: beschuldigde denkt na...

Rechter.- Wat?... (Hij veslikt zich.) Ik dacht wel dat het een gevaarlik individu was!... Hijdenkt na!... Een eerlik man, een manmet goede inzichten, denkt die na!... Laat horen,gendarm, denkt gij na?

Gendarm.- Dat is mijn consigne niet, meneer de rechter!

Rechter.- En gij, mijn beste advokaat, denkt gij na?

Advokaat.- Ja... als u edelachtbare iets gezegd heeft!

Rechter

(voldaan).

- Neem een boterkoekske... Ha! we beleven een beroerde eew... Het heeft nooit zoslecht gegaan!... Ge moet hard slaan tegenwoordig, geloof me!... Want ten slotte, alsde jongelieden beginnen na te denken is heel het sociaal evenwicht in gevaar. Dekudde gaat uiteenschieten... en als de gemeenschap ophoudt een kudde te zijn, watzal er dan geworden van de leiders?...

Stem van de Vader.- Wat al gangen!... Wat al doolhoven!... Zal ik ooit het gerecht vinden?...

Advokaat

(schiet toe).

- Langs hier!... langs hier!...

Vader

(komt binnen in groot habijt).

- Gangen... doolhoven!... 't Is heel ingewikkeld!...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 12: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Advokaat.- De wet is 't minder gelukkiglik...

Rechter.- ...door de manier waarop wij ze toepassen!

Vader.- Ik wil u vrij gelooven!... Ha! m'n goeie rechter... Mijn zaak is in uw handen, ik zeg,m'n geluk!...

Advokaat.- Dat is 'n goeie plaatsing, ongelukkige vader, uwe zaak, onze dierbare rechter inhanden te geven, want in kontrast met Ponsius-Pilatus wast hij ze nooit!...

Rechter.- ...Merci, hoogloffelik vader, toonbeeld van burgerdeugd!... Heb vertrouwen!... Maarwegsteken wil ik niet dat de zaak zeer delikaat is!... Denk er aan, de beschuldigde,uw zoon, denkt na!...

Vader.- Hemel!... Ik zweer u dat ik hem dat nooit geleerd heb!... De ongelukkige!...

Advokaat.- Natuurlijk!... Denken is 'n voorrecht, achtenswaardige lieden toegedaan, die wetenhoe hun overwegingen uit te drukken!... Want de rede helemaal wegsijferen zouonredelik zijn... en moeilik.

Vader.- Beslist!...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 13: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

4

Rechter.- ...Dat is ontegensprekelijk... Maar, droeve vader, één vraagje... Wat moeten wedoen met uw zoon?

Vader.- Regel het op z'n best, meneer de rechter!...

Rechter.- Wij zullen hem doen ophangen!...

Vader.- Heu!... tracht hem eerst tot beter gevoelens te krijgen...

Advokaat.- 't Was beter hem op te hangen... voor de goei tucht, en voor de toepassing van degeest der wet...

Vader.- Stel u tevreden met hem het schaamrood naar het hoofd te jagen...

Rechter.- Als hem nog eenige eerbaarheid rest!... Wij zullen onze raadsleden raadplegen...Gendarm, laat de gezwoornen binnen... De vraag die zich stelt is deze, namelik teweten of we de eerbied voor het vaderlik gezag en de veiligheid van de maatschappijkunnen verzoenen met...

(De 3 gezwoornen komen binnen, karikaturaal.)

...is het niet, heren gezwoornen?

3 gezwoornen

(verbluft).

- Volkomen!... volkomen!... volkomen!...

Advokaat.- Pardon, mijn heren gezwoornen, wat moet men in onderhavige zaak kiezen?... hetschaamrood, ofwel de opknoping?...

3 gezwoornen.-Volkomen!... volkomen!... volkomen!

Rechter.- Ge maakt geen onderscheid, m'n lieve advokaat...

Advokaat.- Pardon... het schaamrood is een ding... de opknoping is een ander... Men kanbeschaamd zijn en opgeknoopt worden, lijk men geen schaamte kan hebben en nietopgeknoopt worden... En wat is er profijtelikst voor de maatschappij?... niet 't eenof 't ander... maar 't een en 't ander... het schaamrood en toch opgeknoopt...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 14: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Vader.- We zouden de mening van beschuldigde moeten horen...

Advokaat.- De opknoping!...

Rechter.- Neen, het schaamrood!

3 gezwoornen.- Volkomen!... volkomen!... volkomen!

Rechter.- Enfin, ongelukkig vader, als men u onder de galgmoest voeren wat zoudt ge zeggen?

Vader

(ontsteld).

- Genade...

3 gezwoornen.- Volkomen!... volkomen!...

(Telefoonschel, rechter verdwijnt achter het doek en komt weer.)

Rechter.- Mijne heren... vlug... zitting geopend!... Mijne heren, het Hof zetelt...

(Van het plafond daalt 'n schommel neer waarop de rechter zetelt. Hij neemt 'n belleke uit z'n zakevenals 'n ander pak boterkoeken, en schreewt:)

Mijne heren, ziehier... Onderhavige kwestie valt niet onder het bestek van onsverheven rechtsgebied!... Ik

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 15: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

5

kom het daar juist te vernemen... zij hangt af van de kerkelike rechtsmacht!... Waaruitblijkt dat beschuldigde niet alleen 'n vijand is van de orde... Maar ook 'n vijand vande godsdienst!... van de goede zeden!... Dat uw geweten spreke, mijne heeren!...

Vader.- Wat gaat er met mij gebeuren?

Gendarm

(kondigt aan).

- Monseigneur...

(links komt de biskop, streng en schoon. Hij gaat rechtop en beziet niemand... Z'n geest is elders.)

Allen

(alleman maakt ape-bonjoerkes).

- Monseigneur!... Monseigneur!... Monseigneur!...

Rechter.- Monseigneur, u zal het toekomen het vonnis uit te spreken...

(De biskop buigt, ironies, en blijft rechtop, onbewogen.)

Advokaat.- Monseigneur, ik zal me geweld aan doen, uw siempatie te winnen, want ik bentegelijkertijd de advokaat van de vader en de advokaat van de zoon... In m'n beidepleidooien zal ik volstrekt eerlik zijn!...

Rechter.- Gendarm! Breng beschuldigde binnen!...

(Spanning: Fransiskus komt, meer gehavend dan ooit, maar vastberaden en kalm. Hij bekijkt hetgerecht, z'n vader, doet dan z'n ogen dicht; de vader vliegt naar hem toe:)

Vader.- M'n zoon... Is 't voor 'nen tribunaal dat ik u weervind!... Gij hebt mij bedekt metsmaad en oneer!... Ik ben ten spot aan iedereen!... ik!... 'n geacht koopman... Zie uhier gelijk aan 'n recidivist!... Ik heb moeten beroep doen op het gerecht om u terugte brengen tot een redelik leven!... boosdoener!... baanstroper!... 'n grijsaard zegt udat!... En gij antwoordt niets!... Gij hebt geen spijt!... Gij werpt u niet op de knieënneer!... Gij staat daar lijk 'n vreemdeling!... Antwoord!... Waarom zegt ge niets?...

Rechter.- ...‘Hij denkt na’... Ongelukkige vader, overstelp hem niet, dat is de zaak van hetgerecht!... Schrei liever!...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 16: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Vader.- Ik schrei...

(Hij schreit.)

Rechter.- Wees getuige van deze verhevene smart, mijne heren gezwoornen,!...

(De gezwoornen schreien.)

Advokaat

(trippelt).

- Sentimentalisme!... Komedie! De wet!...

Rechter.- 't Zij.

(Donderslag, stilte.)

De beschuldiging: Het zal wijselik zijn te beginnen met het begin, want 'n zaak kangeen redelik einde hebben als ze geen begin heeft!... Beschuldigde...

(hij beduidt Fransiskus)

Beschuldigde is een zoon van ekselenten huize!... Hij was zelfs 'n schitterendonderdaan!... De klager...

(beduidt de vader)

de voorbeeldige burger die ge hier ziet... heeft al z'n zorgen gewijd aan z'n zoon...wenken... raadgevingen....

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 17: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

6

voorbeelden... Slecht beloonde toewijding... Beschuldigde, alhoewel nog zeer jong,begint 'n schitterende loopbaan in 't leger... En hier begint het drama...

(stilte)

Op 22-jarige leeftijd, deserteert hij... verlochent z'n familie... z'n vrienden... Hij kleedtzich met lompen... bezoekt verdachte plaatsen en begaat er eksentrisiteiten... z'npraat, z'n redevoeringen zijn niet minder dan oproerig. En niets om deze noodlottigewaanzin te bedaren!... De vader, tegenover deze ontaarding, doet beroep op hetgerecht om z'n gezag te doen eerbiedigen!

(Stilte.)

Beschuldigde, antwoord mij! Geeft gij u rekenschap over uwe daden?... Begrijpt gijwat ge doet? Kent gij de zin van uw woorden?

Vader.- Spaar hem niet, meneer de rechter, vraag hem kort en goed of hij mij wilgehoorzamen!...

Rechter.- Daar komen we wel toe!... Maar onze plicht is 'n beetje licht te werpen op dezezondige mentaliteit!... Beschuldigde, zijt gij niet onder invloed van slechte literatuur,van die kleine boekjes over Sosiologie?...

Advokaat.- Hoe langer hoe schoner!... ter zake, ter zake!...

Rechter.- Die onderbrekingen storen de optiek der gerechtelike scherpzinnigheid! Het gevalvertroebelt, mijne heren, vatten wij de zaak aan, om mijnheer den advokaat nietonaangenaam te zijn...Jongeling, ge zijt beschuldigd:1. Uit de grote hoop getreden te zijn: tuchteloosheid, opstand, anarchie! Dat is

allemaal 't zelfde! en 't is idioot!...2. Getracht te hebben stoornis te brengen in de goede loop der dingen, der

gebeurtenissen en der gedachten... 't zij door uw gebaren, uw klederen, uw houdingen,en bizonder door uw redevoeringen!...3. Geen bepaalde woonst nog aangegeven bedrijf te hebben! landloperij,

Hoogstraten of Merxplas!...4. En dit is het ergste: propaganda gevoerd te hebben... onbezonnenheid!... En wat

vertelt gij?... Gij zegt dat de oorlog moordenaarswerk is... Gij zegt dat de fortuinkapitaal, verachterlike goederen zijn... dat het kapitaal moet opgeheven worden...dat de maatschappij rot is...Gij zegt dat de mensheid een samenraapsel is van schoelies... dat de groten dezer

wereld: staatslieden generalen bankiers, rechters, opvoeders, kinderen van den duivelzijn! Dat deze mensheid 'n ongehoord mengelmoes is van beestigheid, wreedheid enijdelheid!... Gij zegt dat de arbeid, de ontwikkeling, de orde onnutte zaken zijn... enenkel tot slechte doeleinden dienen... dat enkel nog geldt, de zorg voor het ewig leven

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 18: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

en het streven naar God!... Gij predikt gelijkheid... broederlikheid...klassengemeenschap, opheffing van den eigendom... precies of al die dingenmorgen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 19: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

7

gingen gebeuren!... Gij zijt 'n vijand van de staat, van het huisgezin... gij zijt...Jongeling... wat hebt gij ter uwer verdediging in te brengen?... Wat is uw doel?...

gij verlaat 'n loopbaan... 'n positie... 'n haard... 'n erfdeel... uw vrienden... om 'nvagebond, 'n soort landloper te worden!... Pas op... Wie is die sjarletang die van U'n kommunist heeft gemaakt?

Fransiskus.- Kristus...

(allen springen op behalve de Biskop)

Vader.- ... Laster niet!

Rechter.- Hoort ge 't?

Advokaat

(tranen lachend).

- O, la la!... Wat 'n achteruigang...

Gezwoornen

(verwoed).

- Oe!... ahoe!...

Rechter.- Stilte!...

(donderslag).

Jongeling... Geloof in hen die meer ondervinding hebben dan gij!... Kristus is gemaaktom als retories figuur gebruikt te worden, niet als voorbeeld!... Hij zal u oordeelen,jongeling, en gij zult het duur betalen uw absurd sisteem met zijn achtenswaardigenaam te dekken!... Wat mij betreft, ik verklaar u schuldig van aanslag op de openbarevrede, op de vrijheid van geweten en op de regels der wellevendheid!... MaarMonseigneur zal over uw triestig lot beslechten!... Het woord is aan de verdediging!...

Advokaat.- ... Die van beschuldigde of van klager?...

Vader.- Verdedig mij, ik bid u... bewijs het ongelijk van dit kind.

Rechter.- 'n Beetje vlug...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 20: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

(De advokaat springt op de rug van de gendarm, leidt hem tot voor de rechter, en zo begint hij z'npleidooi.)

Advokaat

(met menokkel).

- Wat zal ik toevoegen aan verpletterende beschuldigingsakte van rechter?... Zondergerechtelike welsprekendheid met haren te willen trekken zal ik zeggen dat huidigetijden gunstig zijn voor ontluiking van dergelijke sprookjes van volmaaktemaatschappijen!... En nochtans, wat klagen de burgers!... Daar allom neurastenieheerst, vinden dwepers gemakkelik en fanatiek gehoor! Niet de eer van 'n vader dienthier beschermd, maar de zekerheid van 't heelal, mijne heren!... Daar dit jong mensgeen ongeletterde is, blijkt hij me des te meer schuldig!... Hoor de stem der openbaremening... Wat eist zij, wat eist de vraak van dit verkracht vader: de strop!...

Vader.- Hee!.. hee!... hee!...

Advokaat.- De strop zeg ik!... Daarbij die dwaas beledigt Kristus!... als hij zich nu nogvoorbereidde tot de politiek, zouden wij hem kunnen gelukwensen met zijnhandelwijs!... Maar neen!... Krankheid van zinnen,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 21: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

8

instinkt van verdorvenheid, gevaar. Ik klaag hem aan, die ophitser, die dilettantapostel, die vlegel!... Maar gezien z'n prille jeugd, vraag ik de strop bij verstek... Ikheb gezegd!...

(Hij doet de gendarm naar de andere kant van 't tribunaal galoperen, en zonder adem te halen draafthij door).

Wat zegt hij, dat welsprekend maar venijnig advokaatje?... GemeenplaatsenMijnheren! Die jongeling, schuldig?... allons donc!... Er zijn andere zotten enmisdadigers ouder ons die men met rust laat!... Die jongen maakt 'n verstandelikekrisies door! Hij is oprecht! Hij is het kind van 'n geëvolueerde eew!... Hij heeftedelmoedige gedachten... die men beter aanmoedigen zou... Men moet wel kindszijn lijk het gerecht zelf, zulke mankende beschuldiging te durven uitbrengen tegende jeugd!... En die vader!... Wat is dat!... 'n dikke, blèrende zot die meer hoogmoeddan ouderliefde heeft!... Dit prosses houdt niet aan een!... Dit jongmens is demokraat!Zeker, maar hij is 't niet die de demokrasie heeft uitgevonden!... Hij is antimilitarist,zeker, maar hij heeft geen ongelijk, want het zijn de wapenen die de nasiesvernielen!... Hij wil eenvoudig leven!... Hij heeft honderdmaal gelijk... onzemaatschappij is slap doorweekt van luks en ondeugden!... Z'n redevoeringen!... menleest er ergere in de gazetten... Alles wat ik m'n kliënt verwijt is z'n verwaarloosdekleedij!... Kort en goed!... Deze zaak isbelachelik... Ik eis de strop... voor de vader...Ik heb gezegd!...

Vader.- Help!... help!...

(Geroezemoes. De vader wil vluchten. De gezwoornen schrewen. De rechter wiegelt op z'n schommelen belt. De gendarm trappelt. De advokaat springt op de grond en drukt geweldig vader en zoon dehand.)

Rechter

(woedend).

- Mijne heren!... Wat gebeurt er met de rechtvaardigheid in deze zaak!... Het ismoeilik vader en zoon allebei te hangen voor twee redenen die paradoksaal zijn omter meest!... Dat zij het onder hun beide regelen. Ik verklaar de zitting geheven!...

Advokaat

(tot de vader van Fransiskus).

- Hoort ge 't? Verstaat u onder mekaar!...

TEGELIJKERTIJD

(Gedurende deze dialoog danst de vader niet, hij is onthutst. Men keert hem de rug toe. Hijziet z'n zoon met grote droefheid aan.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 22: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Hij twijfelt, gaat dan

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 23: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

9

naar hem toe. Franciskus opent de ogen niet.)

Vader

(heersende stem).

- Frans, kom weer... kom in mijn huis...

Fransiskus.- Mijn huis is de hele wereld!...

Vader.- Wat gaat ge doen?...

Fransiskus.- Tot de mensen spreken en hun zeggen mekaar te beminnen...

Vader.- Maar ge zult arm blijven... met die stiel. Ge zult honger lijden...

Fransiskus.- Zo is m'n wil!...

Vader.- Gij zult hier geen enkele vreugd meer hebben!...

Fransiskus.- Ik zal er hebben die niet van deze wereld zijn!...

Vader.- Dat heet het leven verlochenen.

Fransiskus.- Ik verlochen niets als de dood!...

Vader.- En waar zult ge daar mee geraken?

Fransiskus.- Bij God.

Vader.- Frans, luister... ik ben uw vader... ik zal u niet meer kennen...

Fransiskus.- Dan, zal God mij aannemen!...

Vader

(geraakt zijn hoofd kwijt).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 24: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

- In dit geval... is 't gedaan!... gij zult 'n bedelaar zijn... zie! Gij zijt verachterlik!...

Fransiskus.- Ik bezit nog te veel... Ik zal min zijn dan 'n bedelaar!... Ik zal naakt zijn en lijdenden de miserie zal m'n schandemantel weven...

(Hij rukt ineens zijn kleed af en z'n romp is mager en vuil.)

(De rechter komt neer van z'n schommel en maakt 'n groepje met de advokaat en de 3 gezwoornen.Zij denken al niet meer aan 't proces. De rechter geeft z'n pak boterkoeken rond. Zij vertellen heelgezellig onbenullige praatjes.)

(Geluiden.)

Ze zijn lekker, die koeken, waar koopt ge die?...Toe neem alsjeblief!Ik hou meer van 'n zedezaak...Die jongen zal z'n weg maken!Zeer mooi pleidooi... fijn!Verstaan ze mekaar al wat?Ik vrees van niet!...Er zijn geen kinderen meer...Als het mijn zoon was!...Nog 'n koekje, alsjeblief?'t Draait verkeerd...Ze zijn precies aan 't kakelen...'t Is 'n zonderling...'t Is tijd om er uit te trekken!...Wat gaat de Biskop zeggen?...Geen spraak van opknoping, natuurlik!...Wat 'n gedacht nog van Kristus te komen spreken!...Gaat dat nog lang duren?Wat doet hij? zie...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 25: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

10

Vader

(deinst achteruit en gaat naar de rechter toe; hij zwaait met z'n armen en roept gewonnen, verloren.(Hier danst de vader weer.)

Hij is zot!... Ik ken hem niet meer!... Ik onterf hem!... Ik ken hem niet meer!...

Rechter.- Dat men in dat geval het vonnis velle!...

Advokaat.- Dat de kerkelike overheid uitspraak doe! Stilte!... Dat is natuurlik, vermitsbeschuldigde zich beroept op God!...

(Het wordt stil; de Biskop heeft bewogen.)

Rechter.- Mijne heren... de uitspraak...

(Hier houdt muziek en dans op om weer in gang te schieten zo haast Monseigneur en Fransiskus wegzijn.)

(De Biskop gaat naar Fransiskus toe en beziet hem met veel goedheid, Hij neemt z'n juweel- bestiktemantel af en legt hem beschuldigde op de schouder. Dan zonder 'n woord te spreken, neemt hij hembij de hand en gaat met hem heel langzaam links weg. De vader blijft verstomd. Rechter en advokaathalen de schouders op. De gezwoornen bewegen druk.)

Rechter.- Onze taak is volbracht... Wat 'n elegante oplossing!...

Advokaat.- Dat is volkomen wat ik uitdrukte in m'n pleidooi!

3 gezwoornen.- Gelukwensen... gelukwensen...

Vader.- Meneren!... maar wat gaat er nu met mij gebeuren?...

(Men luistert niet naar hem.)

Advokaat.- Wij knopen vandaag dus niemand op?...

(Hij gaat weg met de rechter. De gezwoornen volgen en lachen hard. De vader staart naar de plekwaar de Biskop en Fransiskus zijn weggegaan.)

Vader.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 26: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

- M'n zoon!...

(Hij herneemt zich.)

Vagebond!

Gendarm

(duwt hem buiten).

- Allez burger... als men zich bezig houdt met kinderen te koopen, moet men ze maarkunnen opbrengen!... Uw zoon is 'n vijand van de orde!... Hij heeft veel sjaans!... Zehadden beter gedaan hem op te hangen!...

(Ze zijn buiten.)

DOEK

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 27: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

11

II

Dit deel bevat eige bewogen beeldekens uit het godsdienstig leven van Sint Fransiskus.Het is het ekspressieve deel van het stuk, en 't vraagt 'n groot plasties rietme en 'n voortdurendeeenheid voor 't oog.'t Is 'n feest van kleur en woord.

Eerste beeldeken

Het doek blijft dicht. Het orgel mag zachtekens spelen gedurende dit beeldeken, maar dan zalhet slechts 'n gedurige welluidendheid zijn die het verhaal van Fransiskus schraagt.

1o 'n Broerke in roje rok draagt 'n bordje op 'n stok, en op het bordje staatgeschreven: ‘Komt allemaal luisteren naar het woord van Fransiskus, de armevolgens het Evangelie!’

2o Sint Fransiskus in zwarte rok, met strenge plooien, lijk hij te zien staat op gotiekeschilderijen. Hij predikt. Z'n woorden haperen 'n beetje en z'n gebaren zijn links.

3o 'n Broerke in witte rok; hij draagt 'n klem kerkje in hout en 'n scharlaken hart.4o 'n Broerke in gele rok; hij draagt 'n boeket veldbloemen en 'n gekrold schaapje.5o 'n Broerke in purpere rok; hij draagt 'n doodskop en 'n boek6o 'n Broerke in groene rok; hij draagt 'n kruis en 'n licht..

Daarachter komen de goeie mensen uit het volk, met veelkleurige kostumen. Zij hebben allengrote kartonnen oren, om aan te duiden dat ze goed luisteren naar de woorden van den heilige.In hun hand hebben ze 'n processielantaren.

Fransiskus.- Gij weet wel, dat ik geen redenaar ben en geen geheugen heb. Mooie zinnen, grotewoorden, dat ligt niet in mijnen aard. Als Jezus dorpelingen tegenkwam, dan zij Hij:‘Goeie dag, bakker, hoe gaat het? 't Is schoon weer niet waar!’ Nochtans Hij hadwoorden van ewig leven, en dat waren de simpelste. Waarom anders willen sprekendan Onze Lieven Heer. Doddelen mag men, dat geeft niet, want de waarheid vindthaar weg. Wat zou ik geren zwijgen, ik die niets anders weet dan wat God mij heeftgelieve te leren, maar hij heeft mij order gegeven het te herhalen.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 28: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

12

Vergeef mij als m'n sermoon u verveelt; 't is zoo erg tot anderen te moeten spreken.En 't is zo goed; en daarbij er zijn woorden zo wonderbaar, van goud en zilver, metzo'n zoet geluid... Het evangelie is 'n oud en jong volksliedeke dat ik zou willenzingen op alle wegen, vrolike zang, smartelike zang... maar ik heb geen stem. Ja, ikwas liever 'n klein paterke gebleven, op m'n twee knieën!.... Ver weg van de wereld!...Maar uw wil is, o m'n God, dat ik tot de mensen zou spreken; zelfs als ik niets tezeggen weet... dan zal ik hun zeggen dat het schoon weer is, ik zal hun vragen hoe't gaat!...

(Hij hoest.)

M'n goeie mensen... ik ken 'n sermoon... dat u de waarheid zal leren zien!... Hetbegint met 'n zin in 't Latijn...

(Hij kijkt naar z'n broerkens die allen verlegen gezichten trekken. Niemand herinnert zich nogde zin.)

Maar daar ge geen latijn verstaat, zal ik maar zo beginnen...Eerst gaan we kennis makenmet God... Moest Hij nog levend zijn in z'n menschelik

lichaam, dan gingen we natuurlik naar Hem luisteren, op de berg of we gingen naarde vermenigvuldiging der broden!... Hij is levend, maar onzichtbaar!... Hij ziet ons,Hij hoort ons... en wat moet hij wel niet denken van 't sermoon van z'n knechtjeFrans!... Enfin, ik zal trachten hem u voor te stellen...

(Hij neemt het licht dat het broerke in 't groen geeft.)

Licht!... Ziet gij 't Licht?... Beziet het goed! En als het uit is, dan is 't donker. Hetlicht dat is God... dat is 't goede... Het donker, dat is het kwade... Maar God is 'n lichtdat niet kan uitgaan... Wat 'n kostelik goed is het licht voor de aarde, de mensen, debeesten en de planten!... Zonder de zon, de maan en de sterren, zou het leven uitgaan...Zonder het licht van God, gingen de zielen uit! Bewonder het levende licht. Hetzuivert, verlicht, verwarmt!...Dat er in u zij 'n onsterfelijk licht... en dat licht zij God... Dat uw geest 'n dageraad

zij... en heel uw leven 'n volle klaarte... Dat uw ziel zij als 'n felle vlam die oplaait!...Bemint het licht, het licht! Gaat tot God en gij zult ingaan tot de klaarte, en hij zal uopheffen tot de uitverkoren vlakten van ongenoemde sterren, en God zal u binnenleiden in 'n doorschijnende stad, 'n zonnig Jeruzalem!.... En dan zult gij lichtjes zijn,volmaakte wezens en alles zal zijn lijk in de Lente!... Loven wij onze zuster hetlicht!...

(Hij geeft het licht terug en neemt de kerk van de armen van het broerken in 't wit.)

En om God te vinden, laat ons aan z'n deur gaan kloppen... Ziehier zijn huis... dekerk!... onvernielbaar huis!... armenhuis en huis van kleintjes, huis van alle mensen!...Dit is uw waarachtig tehuis; hier zult gij hemels voedsel vinden, lekkere kost engenezing van alle kwalen, want 't is ook 'n zieken-huis... 't Is het toevluchts-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 29: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

13

oordvoor alle levenden, en 't is het woonhuis voor de doden!.... Men mag er wonen,men mag er z'n leed vertellen:.. Er is in dat huis, iemand die u hoort, die u kent, ennooit zult ge vergeefs aan z'n deur kloppen!... Men zal er u niet naar uw naam vragen,niet naar uw rijkdom... men zal er u geven wat niemand bezit; ga in de goedeherberg!... Gij betaalt de gastheer met 'n gebed, en ge zult de doornige levenswegverder gaan met moed en vertrouwen!... Loven wij de kerk!

(Hij geeft de kerk weer aan 't broerke en neemt het kruis aan van 't broerke in 't groen.)

En wat moet men doen om de vriend van God te zijn?... Het kruis kennen!... Het is'n stuk hout op 'n ander stuk hout, en 't is heel de wetenschap van de wereld!... Hetis 'n teken dat men maakt met de hand!... Het is het werktuig van 'n Godsmoord envan de verrijzenis der mensen!... Het is de sleutel die de poorten der ewigheid opent...Zie het kruis, draag het kruis. 't Is de pijler der ewen!... Opent uw armen voor haaren wees gijzelf 'n kruis... dat het overal zij in uw leven en dat het zij op uw graven.Dit is geen legendariese gedenkenis. 't Is 'n bloedende boom geplant voor ewig, wantsindsdien is Kristus gedurig gekruist, en tot het einde der ewen!... Het kruis is levend!Bemint het kruis!...

(Hij geeft het kruis terug en neemt het hart aan van 't broerke in 't wit.)

En nu we God kennen, en z'n kerk en z'n kruis, hoe moeten wij tot hem sprekenen bidden?

(Hij toont het hart.)

Met het hart!... Met het hart, hetzelfde hart dat wij in onze borst dragen, dat alledagen klopt!... Uw arm mensenhart, waar ge zelfs de grote niet van kent... BemintuwGod lijk gij uw kinderkens bemint, uw gerief en uw ouders... Bemint alle mensen,de beesten en de dingen... dat de liefde tot God uw grootste liefde zij... dat de liefdevoor de hele wereld uw laatste liefde zij!... Maar bemint u zelve niet. Zijt goed in devernedering, het lijden; zijt goed in de vrijheid, de vreugde... De wereld zal nietopgeheven worden dan door de liefde, en de volkeren zullen nooit verdraaien zonderde liefde!... En haast u de vensters open te gooien, mensen te zijn van liefde enrechtvaardigheid... want dit is de tijd dat de koninkrijken wankelen... Waartoe dienthet, u te geven aan de werken dezer aarde... wat zijn wij tegenover het oneindige?

(Hij geeft het hart weer en neemt de doodskop.)

Dit!... Zet deze doodskop helmen op, kronen, 'n bril, tooi hem met juwelen... wat 'nakelige grijns! ... brrr...

(Hij geeft de doodskop weer en neemt het boek.)

Nee... Er is maar één manier om te leven... Men vindt het in de schrift... Ziehier deewige school!... Gaat ter schole bij Kristus, de zachte meester...

(hij geeft het boek weer en neemt het lam.)

Gij zijt de zoete schaapjes... Kristus is uw herder... Kristus alleen heeft het recht uw

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 30: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

14

kudde te leiden... Pas op dat ge u niet laat besturen door wolven!...

(Hij geeft het schaapje weer en neemt de bloemen.)

En leert van de bloemekens, die kleine bloemekens, de zuiverheid... de beminnelikezuiverheid! Van uw deugden, geestelike bloemen, maak 'n ruiker en offer hem opaan de schepper van deze overheerlike bloemslinger...

(Hij geeft de bloemen weer.)

Kom goei mensen, gaan we naar de velden, langs de kant van de zon. Gij zult hetgeheime zwoegen der jaargetijden zien... Gaan we luisteren naar de taal van onzewijze moeder natuur... Ik zal u het geheim der beien vertellen en de geboorte van hetgraan, en gij zult zien hoe alles schoon is, hoe alles goed is, en gij zult begrijpenwelke schatten de uwe zijn, want de aarde is van u als gij haar maar weet tebeminnen... en de hemel is van u, als gij weet te bidden!... Kom naar ginds langs dekant van de zon...

(Hij gaat weg, gevolgd door de broerkens en het volk; men hoort z'n stem nog:)

Loof het leven!... Wordt herboren, velden, ruimten, zielen!... De waarheid is op weglangs de aloude weg! Ziehier het niewe leven... Niewe mensen!... Niewe zielen!...In Kristus wees moedig zeg ik u!... Ga langs de kant van de zon!...

(Z'n stem gaat verloren; het orgel zwijgt) en het doek gaat langzaam open na 'n korte stilte.)

Tweede beeldeken

Dit is 'n naief landschap, primitief, 'n oud landschap gemaakt voor ogen van kinderen. Allesis warm gekleurd.Fransiskus komt. Hij is alleen, maar spreekt nog tot de onzichtbare menigte.Spelers: Fransiskus, 4 broerkes, de vogelen.

Fransiskus.- Eu nu, m'n goeie mensen, laat me wat alleen, dat ik ga naar m'n vriendin, deEenzaamheid, m'n beminde Eenzaamheid, waarvan ik telkens terugkom met meervertrouwen, sterker en gelukkiger!... In de samenklank van z'n stilten, vind ik geluidenvoor toekomende woorden, en waar kan ik beter m'n gedachten samenrapen dan inde geheime binnenplaatsen van de stilte?... Wie was er eenzamer dan gij, o Kristus,kenner der volkeren?Wie was er stiller dan Gij, o Kristus, met de muzikale mond?...

(Hij komt vooruit.)

Wijdse, soepele Eenzaamheid, ik ken u, en ik vind u herboren weer... Gij zijt blauw,wit en roos... De insekten tooien u en het gebladerte is u 'n kroon... De geluiden der

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 31: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

wereld breken bij uw grens, o stilte, en gij zijt zo volkomen dat ik de bloemen asemenhoor!... In u,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 32: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

15

in uwe golven kom ik me reinigen!... Ik ben onder het lieftallige firmament als 'neerst geboren mens, verwonderd en verrukt, en werkelik, telkens ik u weervind,beminde Eenzaamheid, wordt de wereld herschapen en dat is de eerste zindering vanm'n grote vreugde!... Telkens ik u ontdek, beminde stilte, wordt m'n voorhoofdverlicht en m'n lippen vloeibaar...

(Hij komt nog vooruit en beschouwt het dekor; gemeten gebaren, liturgies.)

O mijn land, aards paradijs, deze morgen is de genade over u neergekomen!... 't Is'n eerste kommuniemorgen, en uw beeld draag ik voor altijd onder m'nwenkbrauwen!... Ik zie uw lichte heuvelen, het spel van uw luchten en van deafstanden, en uw paternosters van kleine gekleurde wolkjes, en uw hemel ruisendvan klokken en vleugelen... De arme Fransiskus staat er verbaasd van... En alles iswonderbaar voor ogen die opengaan... En ik zie u, mijn land, alsof ik blind geweestware...

(Hij peinst.)

Het zal moeilik zijn godsdienstige gedachten te vinden... en nochtans al wat ik zieis godsdienstiger dan 'n teologies boek... Wat ga ik de mensen zeggen als ik weer bijhen kom?... Kleine vogelkes, kon ik spreken lijk gij zingt... ha... uw zang is onbeperktelof... Wat zou ik ook graag 'n sermoon hebben dat de mensen verheugen zou... wantgij zijt de luide lach der onverstootbare wereld!Kom tot mij, lieve vogeltjes, ik ben uw vriend... gij zijt de eigen vogeltjes van

mijn eigen land, en wij verstaan dezelfde taal!... Ik ga preken... Als mijn sermoonvervelend is, overscheew dan m'n stemmet uw vele zangen; is het niet zo, zwijg dan,maar zwijg toch zeker niet om me plezier te doen... dat ware de arme Fransiskusbedriegen!...

(De vogelen komen in twee groepen, kruisen en blijven stil. Om hen voor te stellen, maakt men tweegeschilderde vlakken die men ophangt - vormen van veelkleurige vogels - eerder de geest van vogels,dan hun vormelike afbeelding. Als Fransiskus ze ziet, roept hij in vervoering uit:)

Geest der hemelen, kleine schepseltjes uit alle luchthoogten... miniatuur-wereld!...Pluimen!... zangen!... Wat zijt ge lief, beestjes van God, van zo tot mij te komen...Broze zieltjes, viert den Heer, de grote vogelaar, die elk z'n vlucht en z'n wijs heeftgegeven!... Verheugt u, o gij die het Eden bewoond hebt, en hoop getsjilpt binnende wanden van de ark van Noë!... Gij zijt de arme, kleine, moedigen deroneindigheid... Gij zijt voorzien tegen de stormen en de boze winter... Uw land iszonder grenzen, lijk dat van de dromen en de gedachten... Gij kent de ren-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 33: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

16

baan der winden en de welluidendheid der wolken en het vluchtig glijen van dedageraad en de liturgie van den avond! Gij kent de gesprekken der bloemen en hungeur, het licht en de donkerte, de warmte en de kou... O wat goedheid is er in uwnestjes?... Zeg mij het geheim van uw liederen... In welke taal spreekt gij tot uwSchepper? En als gij opstijgt in 't blauw, ziet ge dan nooit de weerschijn van enighemels landschap, hoort gij dan niet de hemelse koren?... Weet gij langs welke wegde zielen en de gebeden tot God gaan?... Zingt, ijverige beestjes, dat is uw plicht.Wees het ornement van alle dagen! Uit alle kruinen, van alle takken, looft den Heer,die het niet bezielde!... Eer zij de Meester van alle krachten en van het leven! En ik,de arme Fransiskus, ik voeg mijn loflied bij het uwe, want de wereld, de mensen, debeesten en de planten zijn ontsproten uit een zelfde woord van onuitsprekelike liefdeen wij zullen weerkeren tot de eerstige schoonheid van God! Verspreidt u naar devier einders; ga zeggen tot de mensen van verwijderde nasies, dat er maar ene wetis in deze wereld: ‘De wet van de liefde, de wet van God...’

(De 2 vogelvlakken verwijderen zich, snerpend geschuifel, dat mindert. Fransiskus beschouwt dehemel. Dan komen 4 broerkes, zonder de benodigdheden, de rode, de witte, de purpere, de gele; 2komen er van links en 2 van rechts. Het geschuifel herbegint stijgend. De vier broerkes staan altijdmaar den hemel te begapen, elk naar één der windstreken; de twee vogelvlakken komen weer englijden opniew door de lucht, kruisgewijs. Zij verdwijnen; het geschuifel mindert. - Het orgel dreunt'n veelstemmig ‘Amen’.)

Fransiskus.- Broerkes, ik heb tot de vogels gepredikt, en zij hebben naar mij geluisterd... Hoortgij hen? Wat zeggen ze?

De 4 broerkes

(in de grondtoon van het orgel).

- Alleluja!...

Fransiskus.-Wat zegt de wind, wat zegt de zee, wat zeggen de vlakten, de bergen en de bossen?...

De 4 broerkes.- Alleluja!

Fransiskus.- Wat zeggen de mensen van goede wil als ze de dag groeten?

De 4 broerkes.- Alleluja!

Fransiskus.- En wij, de arme kleinen, de minnezangers van Kristus, de werklieden deralles-omvattende liefde?

Allen.- Al - le - lu - ja... Alleluja!

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 34: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

(Gedurende dit Alleluja draaien de broerkes en heffen de armen op de lettergrepen van woord‘Alleluja’).

Doek.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 35: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

17

III

Fioretti-beeldekens.

Pantomien met speaker. De Pantomien wordt vóór het gesloten doek gespeeld. Het zijnsientétiese handelingen, voorgebracht onder vorm van gemengde-berichten, uit het leven vanFransiskus. Om de plaats aan te duiden, laat men telkens schrewerige opschriften af tegenhet gordijn.SPELERS: De speaker (een plezante pater), het hoofd van 'n pater.MIEMEN: Fransiskus, de Paus, 'n heel klein broerke, de Duvel, 'n bezeten broeder, 'n burger,'n sukkeleer, 'n zwarte koning, 'n bangerik, de Wolf.

TEGELIJKERTIJD

+GebarenSpeaker+

('n heel lollige pater komt met 'n dik boek en zet zich op 't voortooneel naar 't publiek toe:)

Zódus als ik gelegenheid heb om uit de keuken weg te ritsen waar ik de soep kookvoor 't welzijn van mijn order, lees ik in dit uitstekend boek, dat het leven der heiligenis!... Ziehier het meest wonderbaar boek dat bestaat, 'n buitengewoon boek, deschoonste roman van menselike en goddelike avonturen. 't Loopt over van poëzieen bovennaturlikheid! (hij gaat zitten)... Mijn ambisie zou zijn van ook mijn levenin zo'n boek geschreven te zien... maar men zou b.v. kunnen vertellen... dat ik m'nsoep liet aanbranden! 't Is heel moeilijk 'nen heilige te zijn... zelfs 'ne goede kristen...en zelfs 'n heel gewone kristen!...

(hij zucht).

.. Troosten wij

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 36: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

18

+'n Uitgesneden karton zaktlangs het doek; het steltSt-Pieterskerk voor metopschrift: ROME.Van rechts komt de Paus,majestaties. Fransiskus,schuchter, en 'n heel kleinbroerke (kinderrol) die 'n rolhoudt - de regel. Fransiskuslegt door z'n gebaren uit dathij de regel brengt.

ons; en lezen wij het stichtende,+ verbazende leven van de vader van onze orde!

(Hij zet z'n bril op)...

Dan ging Fransiskus naar Rome bij de Paus! Arme Fransiskus die zelfs geenpriester was! Wat ging de H. Vader doen?... Hem wegjagen?... Lachen met diedwaas? En de ‘regel’?Wat hield die ‘regel’ in?... Wat gingen de geleerde teologen

+De Paus leest hem;Fransiskus is bedrukt envrijft zich het voorhoofd. Zijgaan vooruit en blijven somsstaan.Maar de Paus keurt de regelgoed en neemtFransiskus vriendschappelikmee.Het heel klein broerke danstvan plezier.De Paus als hij weggaat doetteeken tot het publiek dat deregel goed is. (Het opschriftwordt opgetrokken.)

zeggen van die schuchtere regel volgoten met de stem van Kristus?...+

Maar zie de Paus leest de regel!Gaat het Vatikaan losbarsten in donder?... Neen...De H. Vader zegt dat men met zulke regel meer rechtvaardigen kan winnen

dan de hemel er behouden kan!... Vreugde van Fransiskus! Men luidt de klokkenop Sint-Pieter! De kleine schuchtere Heilige wordt de aanvoerder der legers vanhet geloof!...

(hij doet het boek dicht).

Dat is schoon!... Nee, ik zal nooit niet naar Rome gaan!... Enfin, er moeten net

+(Een opschrift daalt neer):‘Opgepast voor de duivel’.

zoo goed lelike paters zijn,+ als dat er heiligen moeten zijn!... (hij bladert in 'tboek). Dit is 'n aandoenlijke historie!... Luistert! Er was eens 'n ongelukkigebroeder

(onweer in de verte)...

door de duvel

+(Gebrul van 'n onweer)... 'nBroeder komt hijgendopgelopen, in lompen. Hijdraait zich om, hij wordtachtervolgd. De duvel komt.Schrik en gesmeek van debroeder. De duvel kwelt hemen gooit hem op den grond.Hij danst. De broeder roeptde hemel aan.

(hij zet z'n kap op)..+

de geniepige duvel achtervolgd... 'n Vrede duvel was dat, de grootste schobbejakuit de hel!...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 37: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

19

Op zekere dag, zat hij achter de broeder en mishandelde hem verschrikkelik!... Debroeder dacht dat het met hem gedaan was en met z'n ziel!... Maar hij heeft de kracht

+Van links komt Fransiskus.De broeder steekt z'n armennaar hem uit. De duvel heeftschrik. Fransiskus pakt hemvast en rost hem af. De duvelvlucht weg. Fransiskus helptde broeder recht en spreektvol liefde tot hem. Debroeder lacht. Ze gaan samenweg!... (het opschriftverdwijnt omhoog.)

om Fransiskus te roepen! Fransiskus, die 1,000 mijlen van daar was,+ verschijnt plots!Schrik van de duvel die de broeder los laat!Fransiskus vet de duvel af, en de duvel gaat beschaamd lopen! De broeder is

gered! Fransiskus helpt hem recht en brengt hem wankelend weer naar 't klooster,onfeilbaar toevluchtsoord!...

(Hij doet z'n kap af)...

Ik zweet ervan!...

+('n opschrift daalt neder):‘Verboden te bedelen!’

Dat maakt altijd 'n koddige indruk,+ die duvel-histories!...

(Hij bladert verder)...

O!... ik hou meer van voorbeeldige geschiedenisjes!... Wat is er meer ontroerend dan

+Fransiskus komt van rechts,hij draagt 'n zakje in de hand.In de andere richting komteen burger gegaan.Fransiskus steekt de hand uit,de burger duwt hem weg enmen ziet goed dat hijFransiskus aanraadt te gaanwerken, Fransiskus gaatverder. Daar komt 'nschooier. Fransiskus vraagt'n aalmoes. De schooier geefthem brood. Fransiskus dankten steekt het brood in zijntas. Hij is ontmoedigd. Hijneemt het brood eruit en gaathet opeten. Maar hij steekthet weer weg.

dat verhaal waar Fransiskus bedelt langs de straten!...+

Wat 'n vernedering!...Wat 'n verheffing!.. Men houdt hem voor de zot, men geeft hem raad. En hij

krijgt 'n stukske brood, hij krijgt ook veel scheldwoorden. Hij legt descheldwoorden tussen zijn brood in plaats van boter en dat is 'n uitmuntendeFransiskaanse boterham!... Helaas, meestal zijn het nog de armen die hem 'n

aalmoes geven! Fransiskus weet dat ook dat Kristus ellendig was;

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 38: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

20

waarom zou hij blozen! Hij wil tonen dat het nutteloos is z'n leven te wijden aan

+Dan neemt hij het kruis uitz'n gordel, bekijkt het metvreugde en gaat z'n wegverder.(Het opschrift verdwijntomhoog.)

stoffelike zaken,+ en dat de Voorzienigheid waakt over de belangen van de hondenlangs de straat en van de arme heiligen!...

(Hij doet het boek dicht)...

+('n Opschrift komt neer):Palmboom, met opschrift‘Afrika’ (tamtam slag achterde schermen.)Van links komen Fransiskusen een fantastiekenegerkoning die rondspringtop het rietme van de tam-tamen zeer verwonderde gebarenmaakt. Dan weent hij endroogt z'n ogen met 'nzakdoek Fransiskus predikt.De neger-koning zonder metdansen op te houden, maaktgebaren van onderwerping.Fransiskus neemt hem bijden arm en gaat met hemweg.

En zeggen dat mijn broeders van geen aangebrande soep willen weten!...+ De H.Fransiskus was zo lekker niet!

(Hij zoekt in 't boek)...

Wat is dat spannend!... De kleine broeder Fransiskus steekt de zee over!... Hijgaat naar Afrika...... Zal men hem opeten?..... De drieste missionaris komt in 'nonbekende wereld!... En zie hij bevalt die dikke barbaren, en de zwarte koningweent hete tranen als hij 't verhaal hoort van de goede Jezus die op 't kruisgestorven is voor alle mensen, ook voor de negers!... En weldra straalt er 'n wittekerk in de woestijn en de klok doet de wilden zwijgen.Men gooit de lelike afgodenweg!.... Macht van de kleine broeder Fransiskus die Kristus doet trioemferen aande uiteinden der wereld!........

(Hij doet het boek toe)...

Wat zou ik dat ook geren doen!... Maar de zwarte koning zou ik simpelkes in 'ne

+(Het opschrift verdwijnt inde hoogte.)('n Opschrift daalt neer):‘Doods-gevaar!’

ketel gestopt hebben...... en ik zou 'n martelaar geworden zijn!......+

Wat ben ik nu ineens droefgeestig!

(hij bladert

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 39: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

21

verder)...

Ha!... Hier is de wolf!... Luistert!...

+En aan dunne draadjeshangen doodsbeenderen inde ruimte.Er loopt iemand over 'ttoneel.De wolf achter hem ('n spelerin 'n zak). De wolf trekt opCharlie-Chaplin. Hij sluiptrond en zoekt 'n prooi! Hijkrabt achter z'n oor. Hij heefthonger! Fransiskus komt!...Verwondering van de wolf.Hij zet zich gereed om eropte springen.

'n Verschrikkelike wolf maakte de streek onveilig!......+ 'n grimmige, monsterachtigewolf!...... Wat 'n bloed-bad!... De lieden die de mirakelen van Fransiskus kennen,gaan naar hem en zeggen: Broederke, gij hebt macht over de beesten, doe die wolfuitscheiden!... En Fransiskus gaat in het hol van de wolf!... Iedereen bidt voorhem, want ieder is zeker dat-ie niet zal terugkomen!... Die wolf is het beeld vande zonde die de zielen verslindt!...... Daar staan Fransiskus en het beest tegenover

+Fransiskus doeten tekenkalm te blijven. Hij gaat naarde wolf toe.Het beest gaat achteruit enslaat op z'n voorhoofd. Dangaat hij liggen. Franciskusspreekt tot hem.De wolf heeft verdriet. Hijhangt de schone uit. En rechtop z'n twee poten, gaat hijarm aan arm met Fransiskusweg.(Het opschrift verdwijntomhoog.)

mekaar!.... Ik beef er van!...+Neen, 'n gebaar is voldoende. Dewolf gaat achteruit!...Fransiskus zegt hem te gaan liggen. Hij gehoorzaamt. Fransiskus geeft hem eensermoon. De wolf schreit, vol berouw: En weldra gaan de heilige en de wolf ersamen van door, tot verbazing van alleman, en de wolf leeft 'n heel ordentelikleven!... (hij slaat het boek toe)... 't Is ongeloof lik!..... (hij bladert weer)... Maar

+(Een opschrift daalt neer):‘Bruiloft’.

er is nog 'n schoner verhaal!... En aandoenlijk men kan nie meer...... Luistert......+

(Het hoofd van 'n pater komt tusschen de koelissen en roept):

De Pater... Broeder kok... de soep brandt aan!De lollige pater... aï, aï, aï!

(hij springt recht).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 40: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

22

Ik ging juist 't schoonste verhaal lezen... dat van de trouwfeest!...

(Hij loopt weg al roepend)...

wat is dat... 'n beetje soep... vergeleken bij het leven van 'n heilige!... Soep!... Steektdaar nu 'n ideaal in!... in soep!......

Het opschrift wordt omhoog getrokken. Orgelmuziekbegeleiding. Het doek gaat open...

Hierna komt het vierde beeldeken dat de geestelike bruiloft is van Fransiskus met de blijdeArmoe.

DOEK

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 41: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

23

Wij, uit de Opmarsj

Als we allen 't zwaard der morgenzon ter schede hebbenen in 't gelid staan voor de lange tocht,ziet dan nog eens naar 't danse' in 't licht der spinnewebben:simpel mierakel, simpler spingewrocht.

Ziet even nog naar 't bremstig paard dat slaat rafalenkracht uit zijn schonken, want 't weet niet waar 'tzijn krachten bergen zou of waar het zijn koralendolblijheid bergt, die 't uit zijn hoef beiaardt.

Schouwt dan nog eens ter beurse boom vol beurse lusten:'t regent genade van zijn branken neer!Veel vrome monden die zijn lusten kusten, kusten't hoogste: Aarde en Zon en vroegen toen niet meer.

Het hemelengewin is broos als spinrag broos is,maar onze kracht ten oog en spier uitspat;geen stap, geen hart dat van het hoogste wonder loos isof niet van alle beurse heemlen zat.

Het einde van de tocht wordt schoon begin:de ontvangenis van 't puurste uit onze reinste dromen,gemeenschapsliefde om God! We rukken inen tieren naar de horizonnen dat we komen!

Z. ANDRIES.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 42: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

24

De kunst van Petrus Paulus Rubens

De zeventiende eeuw, eeuw der absolute monarchieën, was ook op kunstgebied deeeuw der onbeperkte heerschappij; nooit, noch voorheen, noch in latere periodenwerden genieën de zoo algeheele verpersoonlijking van hun tijd.Na de gebroeders van Eyck gingen Vander Weyden, Bouts, Van der Goes en

Memling allen eigen wegen: Boticelli, Ghirlandajo, Filippino Lippi vormden teFlorentië een republiek. Nevens denmannelijken, streng-klassiek voelendenDonatellostond aan de eene zijde de zachtzinnige Della Robbia, aan de andere de meerrealistischeVerrocchio; nevens den grootschen, somberenMichel-Angelo de humane,sereene Raffaël.Bernini in Italië, Rubens in Vlaanderen en later Lebrun te Parijs staan als leiders

alleen, beheerschend met volstrekte macht de heele kunstontplooiing van hun eeuw;hun meesterwerken zijn, voor meerdere geslachten, de maatstaf, hun aesthetika isde schoonheid.Bernini regeert door de gunst van de pausen, Lebrun door deze van den

zonnekoning, Rubens uitsluitend door de overweldigende superioriteit van zijn kunst.Al onze zeventiendeeuwsche meesters, al onze schilders, al onze beeldhouwers enbouwkundigen hebben zijn livrei gedragen, stempelden hun scheppingen met hetmerkteeken van zijn genie. De schilderschool en heel de kunststijl van dien tijdworden dan ook terecht de Rubeniaansche genoemd.Onze zeventiende eeuw begint met Rubens, zooals zij, na zijn verdwijnen al spoedig

zal uitbloeien.Men kan een nauwbepaalden datum aanwijzen, het jaar 1608, wanneerde twee en dertigjarige kunstenaar, na een lang verblijf in Italië, zich voor goed teAntwerpen vestigt.Gedurende acht volle jaren had hij met taai geduld

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 43: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

25

geworsteld om de techniek, om op Raffaël en Michel-Angelo het geheim van hunplastische vormschoonheid, op de Venetianen: Veronese, Correggio en vooral Titiaandit van hun kleurenpracht te veroveren. Nu hij, zijn virtuoze vaardigheid bewust,voor goed in zijn vaderstad optreedt, geeft hij dan ook van meet af aan de volle maatvan zijn kunnen.Een reeks heerlijke doeken brengen de opgetogenbewonderende tijdgenooten een

nieuwe, de verwachte kunst; in 1609 zijn Aanbidding der Koningen voor hetmagistraat van Antwerpen, thans te Madrid; in 1610, De Kruisrechting, in 1612 deonvergelijkelijke en door Rubens zelf nooit overtroffen prachtwerken: De Slag derAmazonen en de wereldberoemde Afdoening van het Kruis.Het is één roep om zijn naam héél Vlaanderen door. Hij is op eens voor allen hét

genie, dé meester, of zooals men hem toen reeds noemt ‘de Apelles zijner eeuw’,‘veruit de eerste onder alle schilders’, glanzend ‘door zijn goddelijken geest’, naarhet woord van Dudley Carleton in alle waarheid vorst ‘the prince of painters andgentlemen’, vorst van de schilders door zijn onbetwiste heerschappij, van de hoogerewereld door zijn aangeboren aristokratische voornaamheid.De bestellingen stroomen toe van alle zijden, alle vermogenden richten zich eerst

tot hem, de kloosterorden, de kathedrale en kollegiale kapittels, de gilden van hethandelspatriciaat, doch vooral de vorsten. De aartshertogen Albrecht en Isabella,Philips IV, Marie de Médecis, Karel I van Engeland overladen hem met telkensvernieuwde aanvragen en aarzelen niet de tusschenkomst van hun diplomaten in teroepen om den meester tot meer inschikkelijkheid en spoed te bewegen.Als Bernini voor de beeldhouwkunst, is Rubens voor de schilderkunst d'europeesche

meester.De aesthetische heerlijkheid, maar ook het financieel succes van zijn kunst lokken

ontelbare leerlingen. Reeds in 1611, drie jaar dus na zijn eerste optreden te Antwerpen,mocht hij naar een vriend, den graveur Jakob de Bie, schrijven, dat hij er meer danhonderd had moeten weigeren. Van toen af verwezenlijkte zich, wat Gerard Zeghersin 1644 aan den Duitschen schilder en geschiedkundige Sandrart zegde, dat Rubens'manier zulk een bijval genoot dat het onmogelijk was te behagen zonder hem na tedoen.Alle kunstenaars sloten zich dan ook bij zijn richting aan, onmiddellijk als een De

Crayer, na eenig aarzelen als Abraham Jansens. Ten slotte, na twaalf of vijftien jaarweerstaan te hebben, geeft ook Jordaens zich gewonnen. Onder Rubens' invloedwijzigt hij sinds 1630 aanzienlijk

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 44: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

26

zijn trant. Voorheen onderscheidde hij zich ‘door zijn vaste min of meer hardeshildering, door zijn strakke lijnen, zijn ongemilderd licht, zijn forsch realism’. Nutoont hij zin voor hoogere vormvolmaaktheid, delikater tonen, geharmonieerderkleurschakeeringen, voor warmer lichtglanzen. symphonischer opbouw, meerdecoratie.

Het genie verschijnt nooit plots, slaat zich niet opeens een stijl en een kunst uit hethoofd, als Minerva uit het hoofd van Jupiter, geharnast en gewapend voor de eeuwen.Alle groote kunst wordt voorbereid door een langzame verfijning der techniek, dooreen rustloos zoeken naar de formule die het nieuwe ideaal uitdrukken moet dat nogvaag en onomlijnd opgaat in de gemoederen, tot het genie het klare woord uitspreektdat dit ideaal volkomen weergeeft, onmiddellijk begrepen en toegejuicht door héélzijn tijd.Zoo Rubens.Gedurende een eeuw worstelden de Vlaamsche schilders om zich vrij te maken

uit de handen van het middeleeuwsch verleden.Van Orley, Gossaert, de Coninxloo's, Blondeel hadden met naïeve oogen naar de

Italianen opgezien, doch het essentieele van deze kunst hadden ze voorbij gekeken,met renaissancistische elementen schilderden zij primitieve doeken, waarop zeklassieke zuilen en bogen, bloemenkransen en puttis onhandig samenhoopten.De kunstenaars van het volgend geslacht, als Van Coxcyen, Floris, De Clercq, als

later Van Noort en Venius, Rubens' eerste meesters, hadden de Italiaansche meestersbegrepen, hun zin voor compositie en plastischen opbouw, ijverig schilderden zijMichel-Angelo en Raffaël na, met wier groote namen zij elkaar pompeus begroetten.Maar dit was ten koste van hun Vlaamschen eigenaard, ten koste van kleur en leven.Met hun akademisch, ziellooze kunst verdwaalden zij buiten de gemeenschap.De menigte, waarover nu ook de geest van de Renaissance was gevaren, wilde

wel de italiaansche vormschoonheid behouden, maar tevens de kleurenweelde diezij bij de primitieven, het pathetische leven dat zij bij Bosch en Breughel hadbewonderd, terugwinnen.Rubens verwezenlijkte de synthese, bracht den nieuwen stijl, de verwachte kunst.

* * *

Drie woorden vatten de kenmerken samen van die nieuwe kunst, die de kunst is vanonze heele zeventiende eeuw. Zij is essentieel dynamisch, zij is episch, zij is een

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 45: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

27

weelderige heropbloei van het klassieke schoonheidsideaal, dat wil zeggen, zij is inhooge mate heidensch.

De kunst der Italiaansche Hoogrenaissance is hoofdzakelijk statisch. Michel-Angelo,Raffaël en na hen onze Romanisten weren zooveel mogelijk alle geweld vanlichamelijk bewegen, alle dramatische zielsuiting die de sculpturale vastheid vanlijnen breekt, die zij, naar het voorbeeld der Grieken beschouwen als de hoogsteschoonheid. Tot in hun onderwerpen van drift en strijd, tot in het titanische laatsteoordeel der Sixtijnsche kapel, dwingt klassieke beheersching het hartstochtelijkgebeuren tot klaar evenwicht, tot de ‘gravita riposata’, de majestatische rust.Daartegenover ontwikkelt zich in Italië, nog altijd het kultuurmiddenpunt van

Europa, einde zestien en begin zeventiende eeuw,meer akademisch bij de Boloneezen,ruw realistisch bij Caravaggio, een hoofdzakelijk dynamische kunst; kunst van hetgroote gebaar die ziel en lichaam in beweging zet, van luide tonen houdt, van heftigeaandoeningen, marteling en extase.De eerste oorzak dier aesthetische evolutie zal wel de noodzakelijk cyclische groei

zijn van het schoonheidsgevoel. Nadat een tijd zich heeft moe gekeken op eenkunstvorm, verlangt men naar een nieuw ideaal, en dàt juist wordt het vurigstnagestreefd, wat door het vorig geslacht werd voorbijgezien. Ook in de Griekschekunst lijnt zich een paralleele ontwikkeling af; nadat de bewondering van drie of viergeslachten als wierookwalm was opgestegen tot de olympische sereniteit dergodenreiën rijzend vol rust en majesteit op de frontons en langsheen de kroonlijstenvan het Parthenon, keert de aandacht zich af naar den chaotischen gigantenstrijd vanPergamon's altaar, naar de dramatische stuiptrekkingen van Laokoon en het steigerendgeweld van den farneziaanschen stierengroep.Doch gedurende de zestiende eeuwwerkte krachtig een tweede factor, de bijzondere

politieke en religieuze omstandigheden. De sereen-rustige kunst der Hoogrenaissancekon op dit oogenblik niet de stijl van de gemeenschap van het heele volk zijn, zijwas niet in harmonie met dien tijd van fanatieke godsdienstoorlogen, die de landenvan Europa uiterlijk tegover elkaar stelden en innerlijk door bloedige burgertwistenverscheurden; in Vlaanderen den tijd van de beeldenstormerij, van Alva's bloedraad,van den eindeloozen strijd tusschen de Noorderlijke en Zuiderlijke provinciën.Gedurende een eerste periode, periode van bekommerd en angstig teweer staan,

tegen de van alle zijden opdringende ketterij, periode van Vignola en Maderna,onderscheiden

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 46: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

28

zich de kunstenaars van den nieuwen stijl, die, men weet niet goed waarom, debarokstijl wordt genoemd, door soberheid en tragischen ernst. De kunstenaars derzeventiende eeuw, Pietro di Cortona, Andrea Pozzo, Francesco Borromini en vooralBernini schudden alle sombere herinneringen van zich af; met een gewuif vanglooiende lijnen, het luidruchtig vertoon van praal en weelde, die in schilder-, bouwenbeeldhouwkunst oplaait tot een joelende uitbundigheid, vieren zij den zege toen doorde Kerk over al haar vijanden behaald.Bij de Italianen, bij Pozzo en di Cortona, bij Bernini schuilt onder al die uitbundige

pracht iets gekunststelds, men heeft den indruk te schouwen naar heerlijkekunstbloemen door virtuoze vingeren samengevlochten. Bij Rubens, die dezetriomfjuichende kunstvormen naar Vlaanderen overplant, is het natuur; een geweldigelevensdrang sleurt alles mee tot een machtige, stralende alwording; lach en smart,hemel en horizonten, licht en lucht, lijn en kleur.Een zijner eerste meesterwerken, de ‘Slag der Amazonen’, door Max Rooses ‘een

der meest verbijsterende uitdrukkingen genoemd, van Rubens' dramatisch genie’ isals een synthese van al wat de meester op dit gebied, altijd opnieuw de wereld zalvoortoveren. Reuzige ruiters en heldinnen jagen op wilde rossen elkander na, denauwe brug op naar voren over het tooneel gespannen, razend slaan zij op elkanderlos of strengelen samen tot vaste trossen, die midden op den brugboog steigeren, enlinks en rechts, paard, ruiter en blanke vrouwelijken dwarrelend doorheen, neerstortenin den woeligen vloed, wijl de strijd zich in de diepte uitbreidt naar verre horizonten,rossig doorgloeid van grootschen stedebrand.Doch ook in zijn godsdienstige kunst triomfeert beweging en geweld.In de ‘Kruisrechting’, thans in de O.-L. Vrouwkerk te Antwerpen, torsen met

ongehoorde inspanning, herculiaansche reuzen een reuzenlichaam, bleek afgeteekendop een donker stormigen hemel.De ‘Aanbidding der Koningen’, deze van het Museum te Madrid, nog meer deze

van het Museum te Antwerpen, is een overweldiging. De koningen, de dienarenlangsheen de wanden opgestapeld, de kameelen die er hun koppen nieuwsgierigboven uitsteken, allen schijnen, midden een geweld van kleur en licht naar de mooievrouw toe te drommen, die een gezond-mollige kleine ter vereering biedt, en, doorhaar weelderigheid van leden, midden de luidruchtigheid past van dit ongewoonspektakel.Zijn groote altaarstukken, mirakels en marteldooden, zijn Bacchanalen,

Venusfeesten, zijn slagen, zijn dansen en ker-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 47: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

29

missen, zijn jachten en zelfs zijn landschappen, alles is één heftigheid van beweging.Eens zelfs wordt het een losbandigheid, in zijn laatste oordeel namelijk vanMünchen:baaierd van neerstortende lichamen, ordeloos door elkaar geslingerd, wit oplichtenduit een roodgloeienden lavavloed.Met dien zin voor het dynamische, het eindelooze bewegen, houdt samen de zin

voor kleur en licht, het formeel schilderkundige.‘Ne io pittore’, ik wil geen schilder zijn verklaarde Michel-Angelo ongeduldig;

hij wees alle kleurenharmonie, alle spel van licht en schaduw af als vrouwelijk tooiselden mannelijken geest onwaardig; alleen de frescoschildering vond bij hem genadeom hare monumentaliteit en plastische eischen. Ook onze zestiendeeuwscheRomanisten, naar het voorbeeld van de meesters der italiaansche Hoogrenaissancedachten veeleer beeldhouwkundig. De sculpturale lijn heeft een zekere vastheid, eenzekere bepaaldheid en het klare, bepaalde was hun ideaal; de sculpturale lijn laatbeter demeer geestelijke schoonheid uitkomen van de plastischemenschelijke vormenen de mooie mensch plastisch gezien was bijzonder voor Michel-Angelo, hetvoornaamste zooniet het eenige voorwerp van de kunst.Die aesthetische traditie, welke de geniale fransche schilder Nikolaas Poussin

tegenover Rubens en zijn vlaamsche tijdgenooten hoog houdt, blijft ook deitaliaansche barokmeesters beïnvloeden. Zelfs een Pietro di Cortona, een Pozzo,bewaren iets van die gebondenheid, zij offeren nooit gansch de lijn en spreiden hunmeer effene tonen, taamlijk rustig naast elkaar in zachte harmoniën.Rubens denkt hoofdzakelijk schilderkundig, hij ziet nog alleen kleur en licht, alle

lijnvastheid wordt opgelost in hun spel en schakeering. Daarin volgen hem niet slechtsal onze zeventiendeeuwsche schilders, maar ook al onze bouw- enbeeldhouwkundigen.Gedurende de vorige periode beheerscht de sculptuur de schilderkunst, nu wordt

alles ‘picturaal’ aangevoeld: de versiering der kerkgevels, kroonlijsten enaltaarretabels, de praalgraven, de biechtstoelen, het losstaand meubel als deCommuniebank en vooral het preekgestoelte, alles schijnt opgevat als een onderdeelvan een grootsch decordoek zonder architecturale of beeldhouwkundige vastheid,alles wordt een weidsche glooing van losse lijnen wegdoezelend in de grillige effektenvan licht en schaduw.Triomf van kleur, triomf ook van het licht. Rubens' kunst is een apotheose van het

licht, sinds 1625, giet hij het meestal vol, bijna zonder schaduwen over zijn tafereelenheen, het doorvlamt, en vergeestelijkt door een gouden straling zijn heelekleurengamma. Zoo Het Mirakel van den

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 48: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

30

H. Ildefons van het Museum te Weenen een zijner meest zonnige doeken, zoo DeMarteldood van den H. Livinus en De Opgang naar Calvarië, van het Museumte Brussel, schitterendemeesterwerken zijner laatste jaren, waarover Fromentin zulkelyrische bladzijden schreef.Wat in zulke schilderijen eenheid en orde brengt is niet, zooals bij de klassieken,

de symetrische verhouding van lijnen en massas, maar het rythme der beweging enniet zoozeer der stoffelijke van enkelingen en groepen als der meer aetherische vanlicht en kleur. ‘Man sieht,’ zegt zeer juist Muther in zijn ‘Geschichte der Malerei’,‘keine Linien mehr, sondern nur verschwimmenden Massen, keine gleichmässigeMetrik des Aufbaus mehr, sondern eine “malerische” Komposition, die lediglichdurch das Licht zusammengehalten nur nach Massen von Hell und Dunkel sichgliedert.’

Met dit geweld van grootsch bewegen, met die heftigheid van licht en kleur,overschrijdt Rubens de grenzen van het natuurlijk mogelijke een grootsch heroïschedroomwereld binnen.Hij kon geen Guido Reni, geen Carlo Dolci, geen Giovanni Guercino, geen

Francesco Albani zijn, die ook het levenmooier droomdenmaar vrouwelijk lieftalligen zwak, die door hun angstvallige zorg voor akademische vormschoonheid, tenslotte gekunsteld schijnen en dikwijls onverschillig laten.Hij kon ook niet naar de wereld om hem heen kijken met het ontledend oog der

primitieven, die elke bijzonderheid met ambachtelijke nauwgezetheid op het doekbrachten, evenminmet den objectieven realistischen opmerkingsgeest van zijn grootentijdgenoot Frans Hals, of met de bezadigde, ietwat burgerlijke aandacht van de latereHollandsche meesters, Gerard Terborch, Gabriel Metsu, Pieter de Hoogh en JanVermeer van Delft.Rubens kijkt naar het leven met een samenvattenden optimistischen blik, hij ziet

er het hoofdzakelijke van, om onmiddellijk weer op te schouwen hoog boven debetrekkelijkheden der werkelijkheid naar de totaal gave schoonheden van zijndroomen. Hij is een idealist als al de meesters der klassieke tijdperken: als dekunstenaars der vierde en vijfde egyptische dynastieën, als de beeldhouwers van hetParthenon en onzer dertiendeeuwsche kathedralen, die niet volgens overgeleverdeformulen voortwerken, maar naar de natuur gaan, niet om deze slaafs weer te geven,doch om volgens de natuur een ideeël type te scheppen, dat gansch natuur, hoogeris dan de natuur, schooner, volmaakt.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 49: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

31

Hij heeft als Homeros in een eindelooze reeks van meer dan twee duizend werken,geheel of gedeeltelijk van zijn hand, een hoogere wereld geschapen: een wereld vanhelden en reuzige vrouwen, nu halfgoden en bacchanten, straks heiligen enmadonna's,die door de weelderigheid van hun ronde volle vormen, door de verleidelijkheid vanhun warme carnaties lokken tot zwelgend genieten of wilden titanenstrijd; een wereldvan onverwelkbare jeugd en eeuwige zomerpracht, waar met luid geschal van lichten kleur het vleesch triomf viert. Door zijn menschen en dieren, zijn boomen, doorzijn hemel en natuur jaagt zulk een wilde levensgolf dat geen gebaar te groot lijkt,geen strijd te wild, geen storm te machtig en Rubens genietbaar blijft, daar waar iederander al dadelijk door rhetorische holheid zou ontstemmen.Niets bewijst treffender het epische temperament van den Antwerpschen meester

dan zijn Brabantsche vergezichten, vooral gedurende de vijf laatste jaren van zijnleven in den omtrek van zijn kasteel van Steen geschilderd; niets toont duidelijkerden afstand aan, welk dit klassiek-voelend genie scheidt van onze modernekunstenaars der voorexpressionnistische periode: die, als de schilders van de schoolvan Barbizon, als Corot, als later de impressionnisten en luministen, door denaturalistische beginselen, van den uiterlijken aanblik tot het innerlijk inzicht dernatuur werden gebracht.De even forsche als fijnvoelende artiest Emiel Claus, die met het hechtste van

impressionnisme en luminisme, altijd in de lijn van het naturalisme, een zeerpersoonlijke techniek en stijl had gevormd, stond niet vóór maar ‘midden in’ denatuur, hij drong zich niet aan haar op, maar wachtte tot een langdurige en ingetogenebeschouwing hem haar ziel en poëzie openbaarde, weergevend in zijn doeken, inzijn ‘Boom beschenen door de zon’, in zijn ‘De veerpont van Afsnee’, in zijn ‘Aande Leie’, haar intiemste eigen schoonheid.Rubens staat ‘buiten’ het landschap, hij overziet het met vluchtigen kijk, ontleent

het zijn essentieele trekken, om het geheel, door de weelde van zijn kleuren, hetgrootsche spel van zijn licht en vooral de bewogenheid van zijn hemel, al daadlijktot een heroïsche sfeer te verheffen, tot een ideaal vergezicht dat ons vreemd lijkt enwaarin we maar moeilijk den weerklank vinden van eigen ervaring, een vergezichtzonder mysterie en innigheid en zachtlijnende glooiingen, waar, spijts donkerenhemel of vallenden avond, zich alles klaar een krachtig openspreidt, wachtend op denakende komst van helden en goden.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 50: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

32

Als zijn madonna's, als zijn Jezuskinderen, als zijn faunen en bacchanten, zijn ‘DrieGracien’ van hetMuseum van Parada, zijn ‘Castor en Pollux en de geschaakte dochtervan Leucippus’ van de Pinacotheek van Munich en de neerstortende verdoemdenvan zijn ‘Laatste Oordeel’ werden zijn landschappen geboren uit een olympischevisie.Die Olympus gelijkt wel is waar in het geheel niet op dezen van de Grieken der

vijfde eeuw, waar alles voornaamheid is, hoofsche statigheid, majestatische rust, hetgaat er luidruchtiger toe, men schenkt er in schuimende schalen den fellen wijn derlevensvreugde, hier heerscht Dyonysos en voert maagden en heiligen als faunen enboschminnen mee in den dans van zijn plezierige, woelige, dwarrelende optochten.De meesterwerken der Grieksche plastiek zijn Plato's ideeën door Phidias' genie

uit het blanke marmer van Paros tot hoogste werkelijkheid opgeroepen, louterlijnenrythme en vormharmoniën, sereene, bijna afgetrokkene schoonheid, boven allegeweld verheven van drift en strijd. Rubens schept midden de schittering van lichten kleur een zeer reëele wereld van vleesch en bloed, van weelderige leden en donzigecarnaties, van toomloos-jagende passies, hij is de epische zanger van de zinnelijkheid.

De kunst van Rubens is een kunst van uiterlijk gebeuren, die de wereld als ideaalvoor oogen houdt den natuurlijken prachtmensch, zich uitstortend in een roes vanzinnelijk genieten. ‘Elle conseille’, zooals G. Van Zijpe schrijft, ‘et stimule la virilerésolution de vivre, de prendre les saines voluptés, telles qu'elle les montre, conformesà l'équilibre universel’. Daarom is Rubens' kunst en naar haar voorbeeld, in min ofmeer hooge mate, heel de Vlaamsche kunst van zijn tijd heidensch, niet alleenareligieus maar in zekeren zin antichristelijk, vollediger misschien dan de kunst vanPhidias, die nooit zoo rechtstreeks in den mensch het meest stoffelijke, het vleesch,heeft gehuldigd, het vleesch, dat met en door het licht, oppermachtig heerscht in alRubens' werken.De prins der Vlaamsche schilderschool had als mensch een overtuigd geloof, geen

levendig; van al wat dit geloof hem leerde en dat hij wilde en moest aanvaarden,keek hij als met een gevoel van ongeduld weg, om daar waar hij het meende te mogenzonder zonde, om in zijn droomen op te schouwen naar de heidensche idealen vanzinnelijke schoonheid en lichamelijk geluk. Nooit kwam het in hem als inMichel-Angelo tot een botsing tusschen die twee levensopvattingen, deze van denhumanist en deze van den chris-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 51: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

33

ten, tot het tragisch bewustzijn van hun onverzoenbare tegenstrijdigheid.Zijn huwelijk op drie-en-vijftigjarigen leeftijdmet de zestienjarigeHelena Fourment

is de weerspiegeling van zijn intiemste levensrichting en het symbool van zijn heelekunst.Helena Fourment had noch doordringend verstand, noch diep gemoed, zij kon

niet, als Beatrijs voor Dante en Vittoria Colonna voorMichel-Angelo, de vrouw zijn,die door de zuivere bezieling van een louter spiritueele liefde het hart eindeloosverruimt en den geest opvoert tot de hoogten der mystiek. Zij schonk Rubens heteenige wat hij aan haar bewonderde, het eenige wat hij haar vroeg, de rozige frischheidvan haar weelderige leden en de zonnigheid van haar onbekommerden meisjeslach.Zoo, in haar uiterlijke verschijning, heeft hij haar, met een tot den laatsten dagjeugdige passie bemind, zoo heeft hij ze verheven tot bezielster van zijn scheppendgenie, zoo heeft zij van zijn palet de zachtste tinten gelokt en de schitterendste tonen,de helderste lichtfeëriën die de zinnelijkheid eenigszins overglanzen welke als eenvlam de meest zijner laatste werken doorgloeit.Hij, de wild onstuimige, maar die zich in alles voornaam beheerschen kon,

eerbiedigde de wetten hem door zijn godsdienst voorgeschreven, want hij legde heter op aan, om, na de vreugden van dees aarde nog de geneugten van het hiernamaalste smaken, maar in een hemel dien hij droomde, niet met Dante en Ruysbroeck alseen wegzinderen in de zaligende extase der eeuwige Godsaanschouwing, doch alseen teugeloos uitvieren aller verlangens in een mateloos volmaakt ‘aardsch’ paradijs.Niemand heeft er ooit aan gedacht Streuvels of den Timmermans van Pallieter als

de kunstenaars aan te halen van een christelijke herleving, ze te stellen nevens eenChesterton, een Papini, een Psichari of Claudel in letterkunde, nevens een Denys,een Toorop, een Servaes in de schilderkunst.Een dergelijke eer is Rubens te beurt gevallen, en dat moet velen vooreerst een

probleem schijnen.‘Heel zijn werk’, zegt Muther, die als zooveel ander moderne heidenen, hem juist

daarom het meest bewondert, ‘heel zijn werk is een reactie tegen het dogma van deOnbevlekte Ontvangenis, in plaats van zelfverzaking schildert hij de drift, in plaatsvan de onvruchtbare psychische verrukking de losstormende physische kracht.Tegenover de brandende visioenen der asceten stelt hij de gezonde begeerten van dedieren, tegenover de geestelijke erotiek van Therezia van Jezus den zinnenroes vanden natuurmensch’,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 52: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

34

en de zoo degelijke schrijver van ‘Die Geschichte derMalerei’ besluit dan ook terecht:‘Kan men zulk een kunstenaar, een levend protest tegen de gansche leer van hetChristendom, als de kunstenaar van de Kerk denken?’De ware christene kunst is een kunst van innerlijkheid die de oogen afwendt van

alle zinnelijke verleidelijkheden, een kunst van heilige wijding die U binnenbrengtin de schemerige stilten van het mysterie en het hoofd deemoedig en ingetogen buigendoet, een kunst die uitgaat van de ascese en openbloeit in de mystiek.En nochtans schrijft nog onlangs in de ‘Studia catholica’ de Hollandsche

geschiedkundige H. Luns, na Max Rooses, na Wilhelm Hausenstein, WernerWeisbach, Marcel Reymond en bijna alle moderne historici: ‘Rubens werd bovenen meer dan allen de schilder van de contrareformatie’.En wanneer wij zien hoe juist de kloosterorden die uit de contrareformatie werden

geboren, hoe de Jesuieten, de Capucijnen, de Karmelieten hem het dringendst methun bestellingen overladen; hoe kapittels en broederschappen naijverig demeesterwerken der primitieven verwijderen om een of ander voortbrengsel van deAntwerpsche school in de plaats te hangen, dan moeten wij wel bekennen dat Rubensde godsdienstige kunst schonk die zijn tijd hem vroeg, dat hij de kunstenaar is geweest,zooniet van de strijdende, dan toch van de triomfeerende tegenhervorming.Maar dan moeten wij ook dadelijk besluiten dat de tijden van Paulus IV en

Gregorius XIII voorbij zijn, wanneer Veronese om gemeenzaamhedenmet het heiligeder evangelische verhalen, die een lichte zonde zijn vergeleken met wat Rubens envooral Jordaens later zullen aandurven, voor de kerkelijke rechters wordt gedaagd,wanneer Ammanati, de Florentijnsche beeldhouwer, in een open brief aan deAkademie van zijn vaderstad zijn spijt bekent zijn talent tot het beitelen vanmythologische fabelen en zinlijke voorstellingen te hebben vernederd, het concilievan Trente maatregelen treft en heel de Kerk, door de verwijten van de hervormerstot inkeer gedwongen, den heidenschen geest gaat bestrijden die met de Renaissancede kristene kunst was binnengedrongen.Met het begin der nieuwe eeuw schijnt de ketterij ingedijkt, de strijd is nog niet

uitgestreden, maar de angstige spanning van het eerste samentreffen is voorbij, detegenhervorming triomfeert.De pausen en kardinalen worden weer de prachtlievende prinsen die van alle zijden

de kunstenaars naar hun hof lokken en zonder onderscheid alle meesterwerken inhun verzamelingen onderbrengen. Slechts een paar keeren behan-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 53: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

35

delt Bernini mythologische onderwerpen, eens de schaking van Proserpina doorPluto, een ander maal de achtervolging van Daphné door Apollo, het was telkens oplast van kardinaal Scipio Borghèse voor de versiering der door hem opgetrokkenvilla, een der rijkste van Rome.Ook voor leerstellige dwalingen, die niet te hard van de daken worden verkondigd,

sluit men gemakkelijker het oor en die verdraagzaamheid zal in de SpaanscheNederlanden zoodanig aangroeien dat, rond het midden der eeuw het voor die tijdenschijnbaar onmogelijke, mogelijk wordt: de openlijke overgang namenlijk van eenkunstenaar, van Jordaens, naar het protestantisme zonder dat de bestellingen van degeestelijkheid en de kloosterorden hem ontvallen.Het wordt een haastige, blijde terugkeer, in kunst en in leven, naar al wat de

tegenhervorming had veroordeeld.De contrareformatie reageerde vooreerst tegen de heidensche al te zinnelijke

strekking van de kunst der Renaissance in het algemeen en meer bijzonder op hetgebied der godsdienstige kunst tegen het verderfelijk misbruik, het kerkelijke en hetheilige nevens het profane te beschouwen als eene min of meer welkome gelegenheidom kunstig te schilderen, het godsdienstig onderwerp zonder eenige religieusebezieling plastisch uit te werken om de zuiver-vormelijke schoonheid.Welnu, in hun grootste begeestering voor de oudheid zijn DaVinci,Michel-Angelo,

Raffaël, nooit zoo heidensch geweest als vele kunstenaars van den Baroktijd, nooitzoo sensueel als Rubens. En wat de godsdienstige kunst betreft, waren de madonna'svan Raffaël wel mooie patriciersmeisjes, maar toch ingetogen en maagdelijk, terwijlde Lieve Vrouwen van onzen nationalen meester bloeiend-gezonde Vlaamschevrouwen zijn, die rijk van het leven genieten en hunne weelderigheid onverlegenlaten bewonderen.De contrareformatie reageerde ten tweede tegen de al te verregaande naïeveteit

der laat-middeleeuwsche iconographie die heel het huiselijk en burgerlijk leven metsoms smakelooze bijzonderheden in zich begon op te nemen, tot groote ergernis derhumanisten en eerste hervormers.Rubens, maar hier nog veel meer Jordaens, halen lawaaierig al het gebannene weer

binnen, niet meer door simpelheid van menschen met het bovennatuurlijke te zeervertrouwd maar met de gedeeltelijk ontoerekenbare lichtzinnigheid van artiesten dieonbewust de leuze ‘l'art pour l'art’ huldigen en het religieuse doek penseelen zonderde minste inachtname van de heiligheid der bestemming. Ik denk hier meer bijzonder,benevens zooveel ander schilderijen, aan de ‘Aanbidding der Koningen’, in 1624voor de kerk der St-Michielsabdij uitgevoerd en thans in het Museum

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 54: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

36

te Antwerpen, met zijn opeenstapeling van soldaten, kameelen en dienaren, met zijnmooie breedlijvige madonna die, met de volle hand op zijn mollige dij, het zichwentelende Kristuskind weerhoudt, met zijn in wijden mantel gehulden en hoogopgerezen grijzen koning die den toeschouwer norsch aankijkt, ongeduldig om hetlange offeren van den geknieldenmagiër, met zijnMoorenhoofdman, goedigeOthello,vuist in de heup en buik vooruit midden het tafereel geplant. Dit religieuze doek iseen tooneel waar alles zingt en jubelt in bonte weemling en de waas van devotie diebij toeval over den aanbiddendenwijze heenglijdt weer wegreuzelt in den stralenglansvan licht en koloriet.In Italië eerst was het huis van God geworden tot een wijde helverlichte feestzaal,

één pracht van kleuren, één geweld van beweging langs de wanden op naar het gewelftoe om er doorheen te breken en duizelend te storten in het eindelooze.Met die kunst viert de kerk hare overwinning, lokt zij de menigte.Men vroeg geene religieuze innigheid, geen ingekeerdheid en stil gebed, men

vroeg alleen dat de kunstenaar het zijne zou bijdragen tot de opluistering van hetfeestvertoon en wie kon Rubens in zijne schitterende decoratieve gaven evenaren?Al wat de nieuwe smaak verlangde schonk hij in onuitputtelijken overvloed, breedeen klare kompositie, machtig gebaar, weelde van tonen, en bovenal de klaroenstootenvan zijn hel schitterend middaglicht. Ook beschikt hij weldra over een soortmonopolie. Gedurende de regeering der aartshertogen Albrecht en Isabella werd metkoortsachtige bedrijvigheid gewerkt aan den opbouw van ontelbare nieuwe kloostersen heiligdommen, aan het herstel en de versiering der honderde kerken en kapellen,door de vernielingswoede der beeldstormers neergebrand of naakt geplunderd, zeldenwas de vraag naar godsdienstige kunst zoo dringend geweest. Rubens was de grooteleverancier, al de toen geplaatste godsdienstige schilderijen dragen den stempel vanzijn atelier of van dit zijner leerlingen, terwijl zijn geest ook bouw- en beeldhouwkunstop de innigste wijze bezielde. De aesthetische en historische omstandigheden zijnhet die verklaren hoe Rubens, spijts de zinnelijke en heidensche geaardheid van zijnschoonheidsvisie ‘boven en meer dan allen de schilder kon worden van de‘triomfeerende contrareformatie’.Als kunstenaar stond hij in de lijn van de humanisten en de Grieken die om het

harmonievol evenwicht den geest aan het lichaam offeren, het mysterie van het lijdenen der eeuwige bestemming miskennen of voorbijzien. Als christenen verkiezen wijde primitieven: van Eyck, Vander Wey-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 55: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

37

den, Bouts. Als mensch verkiezen wij Michel-Angelo en Rembrandt die zichneerbogen over de diepten van de ziel, sidderend bij het grootsch vermoeden harereindeloosheid. Maar in die lijn van het heidensch-klassieke, heeft Rubens eenontzagwekkende kunst geschapen, die hem een plaats heeft veroverd nevens Phidias,nevens Raffaël, nevens de grootsten aller tijden.

Vlaanderen heeft op elk gebied de weelde van zijn gaven ten toon gespreid, wehebben een mystieke eeuw en ze hoort tot het hoogste, we hebben een klassiekeeeuw, en ze rekent bij het schoonste. Doch terwijl velen onzer meesters der vijftiendeeeuw reeds opgeleid uit Zuid en Noord en Oost naar Vlaanderen toekwamen, VanderWeyden uit Doornijk, Memling uit Duitschland, Gerard David en Bouts uit Holland,terwijl wij de glorie van dien tijd met onze Noord- en Zuiderburen deelen, is de roemvan Rubens, de roem van zijn school, het uitsluitend erfdeel van Vlaanderen.In de zestiende eeuw verwierf Antwerpen, Vlaanderen een wereldroem als

cosmopolitische handelstad, in de zeventiende eene nog glanzender vermaardheidals cosmopolitische kunststad. Rubens, Van Dyck, Jordaens, de drie groote meesters,Teniers, Snijders, Fijt, Rombouts, Zeghers, Van Thulden, de Breughels, waren allenvan Antwerpen of van den lande er om heen. Demeester wekte om zijn persoon doorde kracht van zijn genie een ongehoorden kunstbloei die het heele Europa van toenmet verbaasde bewondering naar de Scheldestad deed opzien, en die, door allekomende geslachten zal worden beschouwd als een der glanspunten van dekunstgeschiedenis.

A. STUBBE. C.S.G.R.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 56: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

38

Speelse HerinneringHupse Verwondering

I

en toen is het gegaan zoals het allen gingmijn schaduw in de maan was schuw van 't lichten een maankever ook was schuw van 't lichten vloog mijn schaduw achterna

maar als het niet zo was gegaanen 't schuine licht mijn schaduw wasniet schuw maar ruw als 't struikgewaswaarin de maan verstrengeld wasde maankever ook verstrengeld wasdan was 't gegaan zoals 't allen ging

II

het landligtin avendmisten de maanlichtop 't land

En als het land is in mist vergaanis de maan geen melomaanclan sta ik als melomaanin dit melodrama.

Gaston BURSSENS.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 57: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

39

Noord en Zuid een (fragment)

Donkere eeuwen hebben een deel van onze lage landen bij de zee in nevelen gehuld,nadat ze op den vooravond van hun gezamenlijke cultuurhoogte uiteenvielen in hetLand van Rembrandt en het Land van Rubens. Hun rijke gemeenschapsziel: draagstervan eenzelfde traditie, geharnast in de staatkundige vereeniging van de 16e eeuw,gelouterd in den smeltkroes van Humanisme en Renaissance, verloor er aanimpulsieve, scheppende vitaliteit, nadat de reusachtige strijd voor nationale engodsdienstige vrijheid haar zuiverste levenskrachten verteerd had en de oorlogskansenNoord en Zuid uiteenzwenkten. Het Zuiden zwichtte voor het Spaanschewapengewelden de vrijwillige uittocht van de krachtdadigste zijner zonen en dochters schonk nietenkel de kruim van zijn ziel aan het Noorden, maar brak voor eeuwen de eigenveerkracht. Politiek en economisch ontredderd, stond het in onzelfstandigegelatenheid, weerloos als een lam. Holland daarentegen ontlook tot gouden bloei:de koppigste, schranderste en begaafdste erfgenamen van de schitterende Dietschebeschaving kwamen er zich vestigen na goed en bloed voor de vrijheid geofferd tehebben en gordden zich aan om de overgeplante traditie op dien vrijen bodem goudenvruchten te doen dragen. Geleidelijk en normaal kon de cultuur er zich ontwikkelenen tot volle, ongeëvenaarde rijpheid gedijen, dank zij de bezielende harmonie welkede gezondste vertegenwoordigers van den Nederlandschen stam verbond.Maar hoe schokkend het evenwicht in de Nederlanden door de globale

landverhuizing ook verbroken werd en hoe verscheurend het verschtiiven van decultureele grondvesten ook werkte, toch wankelde het wederzijdsch allen-omvattendgemeenschapsgevoel in langen tijd nog niet. De traditioneele Nederlandsche geestkon zoo meteens niet

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 58: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

40

uitgedoofd in de gewesten waar hij vlam gevat had, terwijl hij zonder al te gevoeligekentering de scharen van de uitgewekenen bezielen bleef. Slechts gaande wegopenbaarde zich de geestelijke scheuring in het verschil van geloofsbelijdenis, maarzelfs dan bleef eenNederlandsch eenheidsfluïdum het volksgemoed dooraderen. TenNoorden werd het weliswaar in sterkere maat door het verhoogde nationaliteitsbesefaangevuurd dan ten Zuiden, waar het bewustzijn van godsdiensteenheid de prikkelwas. Maar achter de snaren van geëxalteerden religieuzen trots en overspannennationale fierheid, lag eenzelfde klankbodem: al wat de harten trillen deed en degeesten openzette, heel het hooger leven, werd in de gemeenschappelijkeNederlandsche taal uitgezongen: zij was en bleef de zuiverste uiting en het cementvan de volksziel.De wending van de geschiedenis moge nog zoo omwoelend gewerkt hebben: nooit

vermocht ze Noord en Zuid cultureel geheel van elkander af te zonderen, doordatbeider levensuitingen in dezelfde, voor allen verstaanbare klanken uitgeseind werden.

* * *

De gouden draad die Noord en Zuid tot geestelijk verwantschap aaneen bleef vlechtenwas het nationaal besef van eenheid der Nederlanden.In den loop van de 16e eeuwwas het algemeen Nederlandsch nationaal besef volop

in gisting. De historische volksliederen van die dagen galmden het uit; het openbaardezich in de talrijke bijeenkomsten van rederijkers uit Noord en Zuid; het bleek uit demeer en meer doordringende ‘Nederlandsche’ benaming van onze taal.Duidelijk spreekt het uit een 16de eeuwsch pamflet: ‘Den Name van Nederlanders

oft Vlaminghen, ghelijck ons nu ter tijt de Spanjaarden noemen, is desen den geheelenNederlanden niet ghemeen?’ (Tiele, p. 39.)En kon het anders of aangroeien wanneer de gemoederen door den nationalen

strijd tegen Spanje in volle beroering gebracht werden? Luister liever naar Zevecote'shartekreet, de verkropte volkswoede vertolkend:

‘Als dan den Spaignaert wert gevoetNiet anders dan met Neêrlants bloet,En als wij moeten sterven;'t Is beter dat de doot ons vryEn boven alle slavernyHet leven dwingt te derven!’

(Belech van Leyden, III Rey van Leyenaers.)

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 59: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

41

Indien nu dit bewustzijn onder den drang van de omstandigheden ten slotte tot luwengebracht werd in het Zuiden, nooit nochtans werd het heelemaal noch overaluitgedoofd en bizonder levendig bleef het onder de scharen van de vluchtelingen.De Zuid-Nederlandsche ballingen bleven in het Noorden de natuurlijke verkondigersen opwekkers van dit besef. Wel hadden ze met Zevecote moeten zuchten:

‘Wat stat, wat velt, wat vremde lantWat bos of onbekenden kantSal ons een vaste wooning geven,Daer wy verlost van moordery,En van de Spaensche tyrannyMet ruste sullen mogen leven?’

(Belech van Leyden. I Rey van Gevluchte uyt Vlaenderen.)

Maar eens het dolen ten einde, kwamen ze tot het inzicht dat ze de zoo gewenschterust in geen vreemd land genoten, doch te midden van eigen volk, in de vrijgevochtenNoorderhelft van het land, alwaar hun ideaal verwezenlijkt was: de vreugde daaroververhoogde in niet geringe maat hun nationaal bewustzijn. Aan de echtheid van ditgevoel tornden noch het heimwee, noch het natuurlijk verlangen om eens naar degeboortestreek te mogen terugkeeren: integendeel, ze verruimden en verstevigdenhet.Hoe zij ginder hun nieuw geluk wisten te waardeeren leert ons volgend vers van

Carel van Mander: ‘Die oorlog heeft gheproeft, die weet hoe vrede smaakt!’ Hoelevendig niettemin de herinnering aan de heimat bleef, klinkt ons uit een ander versvan denzelfden dichter tegen, waarin hij met moeilijk ingehouden hartstocht dentoren van het geboortedorp oproept:

‘Telex als ie quam na huys, ay! hoe verblijdd'ick, mitsDat ick van verr' maer sagh de voorghewoone spitsVan onsen toren hoogh, ja 'thert docht my ontvlieghen!’

of nog uit de roerende klacht van Jacob Duym:

‘O Brabant, Brabant schoon, wat waeyt u over 'thooft?’

(Ghedenckboeck - Leyden, 1606.)

Ja, onder de duizenden vluchtelingen zullen er velen met dien natuurlijken weemoedaan vervlogen dagen teruggedacht hebben, in de hoop dat de achtergeblevenen hetSpaansche juk nog zouden kunnen afschudden en de dageraad van de vrijheid overal de Nederlanden opgaan zou.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 60: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

42

Weer was het Zevecote, die deze gedachte in een boodschap aan zijn neef DaniëlHeinsius vertolkte:

‘Ick hope noch te sien dat eens ons Vlaemsche mannen't Jock sullen moede sijn, verdryven de tyrannen.’

(Ged. p. 68.)

Welk een ontroerd verwautschapsgevoel zindert ook niet in volgend couplet uitMarnix' ‘Schriftuerlicke Lof-Sangen’ (1589):

‘Hoe cond' ick u, mijn Broeders, oyt vergetenDaer wij doch zijn in éenen stronck geplant?Al zijn wij noch so veer van een gesetenSo can ons doch gescheyden zee noch lant.’

Zooals de asch van de martelaren van land tot land stoof en alle gemoederen in gloedhield, zoo vlogen gemeenschappelijke gedachten over en weer en moedigden deinnigste overtuigingen aan. Hoe vaak zullen de harten in draadlooze verstandhoudinggetrild hebben van afwisselende angst en vreugde!Herovering van de gezamenlijke vrijheid bood nog lang stof tot onderlinge

overleggingen: velerlei zijn de pogingen tot verzoening en hereeniging geweest. Zoode drijfkracht te kort schoot om het beoogde te bereiken, toch ademde men in deatmosfeer van een vredesideaal: onverzwakt en zelfbewust. De getuigenissen vangespannen meegevoel der tijdgenooten stellen dit duidelijk in 't licht.

‘O vruchtbaer Neder-land, o peerl van alle Landen.Ghy siet oock uwen Tuyn eensdeels gemaeckt tot schan denDoor 's Crijghs vernieligh vier...’

jammert Philibert van Borsselen (Strande, 1611.)

Veelbeteekend in dit opzicht is de verwelkoming van den Cardinaal Infant van Spanje,Ferdinand van Oostenrijk, door Justus De Harduijn en David van der Linden (1635).Zijn hulp riepen zij in om van Nederland dat op een ‘bedruckte Vrauwe metgescheurde kleederen’ lijkt. terug eenMaagd van vrede temaken ‘in de hand hebbendeeenen Olijf-tack’ - zulks vooral ten bate van ‘Vlaenderen die schoone Maeghd en derijckste die men vand van 't gheheele Nederland’ nu geworden een ‘Vrauwehalf-naeckt van mistroostigheyd uytworpende handen ende voeten met eenonverduldigh ghelaet.’Spontaan welt het verlangen naar verzoening ook uit het hart van die edele Anna

Roemers Visscher, in dien hartroerenden brief aan Pieter Roose, voorzitter van den

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 61: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

43

geheimen Raad te Brussel: ‘In 't midden van die vrolycke maeltijt (nl. bij Jacob Cats)werd mijn herte beroert en beclaechde in my selve het jammer van 't schooneNederlant, verwoest en verdruckt van die helsche fury, het vervloeckte oorloch. O,goddelycke vreede! wanneer sullen wy u weder sien? O mijn lieve vaderlant! daerick natuurlyck aen verplicht ben, en gij mijn waerde vrindenlant! dat my door sooveel beleeftheyt dwingt om alles goets te gunnen; ick wensch, en ach! of Godt gavedat mijn wensch geen wensch en bleeff! dat ick mocht cussen de voetstappen vandie de vrede vercundigen.’ (Alle de gedichten van A.R. Visscher, door Nic. BeetsII, p. 277).Neerslag van hetzelfde gevoel vinden we bij Vondel: zoon van het Zuiden en

burger van het Noorden. Hoe luchtte hij zijn hart over het opgaan van den goudenvrededag in 1648 en met welk een innigheid laat hij de rei aan het slot van zijn‘Leeuwendalers’-lantspel ‘de zoete zachte band’ bezingen.Getuigt ook C. Huygens in het voorbericht van zijn ‘Trijntje Cornelisdr’ niet dat

‘de seven volckeren bejeghenden de thien als vrienden’, daar Noord en Zuid waren‘als twee swarmen noeste bieën, verscheidenlick beheert, maer vrienden’?In een pamflet op den Munsterschen vrede wordt op volledige bevrijding van het

Zuiden aangedrongen ‘daer wy gesamentlijcke Nederlanders sijn, en naest Nabueren,ook doorMaegschap, van outs en onderlinge verbonden aenmalkanderen ghebonden,van één spraeck, manier van leven, humeur en conditie, ten naeste bij eenderleyPrivilegiën hebbende’. (Tiele, Nederl. Pamfletten 3044.)Dat de verzoeningsidee niet beklijven kon, leert ons de geschiedenis. Het

bestendigen van de politieke scheuring ondermijnde zóó de natuurlijkeverstandhouding, dat ze voor velen een utopie werd en er zich in de volgende decenniaeen jammerlijk vervreemdingsproces voltrok.Alles spande in het Zuiden samen om het Nederlandsch bewustzijn te verslappen

en te doen ontaarden. Toch zette de zoo gevoelige volksaard zich schrap en hetverbizonderd ‘Vlaamsch’ nationaliteitsgevoel wekte nu tot zelftrots op, terwijl hetnatuurlijk verwantschapsgevoel nu en dan nog doorklonk en aldus de wegen naarlatere toenadering openhield.Kenschetsend is bvb. de eisch door Albertus Ignatius D'Hanins in zijn ‘Bevel van

Cupido’ (1653) aan de ‘edel Gentsche Maegt’ gesteld, bij gelegenheid van de blijdeintrede van den Graaf van Vlaanderen, Karel II, ‘met eenigh Vlaems ghedicht toteer van haren vorst’ op te treden, ‘schoon datter in het hof geen Vlaemsch meer

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 62: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

44

wordt gesproken en dat ons vorst sinds lang 't ghebruyck heeft afgebroken derNederlantsche tael.’De Brusselsche rederijker Frans Godin was eveneens een vurig voorstander van

het Nederlandsch als landstaal en bij hem duikt voor het eerst het onzalige woord‘franskiljon’ op. Gesteund werd hij door een heelen kring van Brusselscheintellectueelen en kunstenaars, onder dewelke Vanderborcht voor allen meldingverdient om zijn poging tot het oprichten van een Vlaamschen schouwburg in denaard van den Amsterdamschen van Samuël Coster.Ook Jan Lambrecht (1626-1690) stelde zich in zijn gedichten moedig te weer

tegen den Franschen invloed en de beroemde Aalstersche Catharinist W. Caudronsr. galmde zijn vreugde uit over den gedwongen Franschen aftocht van 1658 in zijn‘Kraeyt de haan hoog, de leeuw briescht sterk’ en prees als ‘mannen die voor niemandwijken’ de leden van den Raad van Vlaanderen, die bij de bezetting van Gent deneed weigerden aan den Franschen Koning en naar Brugge uitweken tot na het sluitenvan den Nijmeegschen vrede in September 1679.Iemand die zich diep van zijn geestelijk Groot-Nederlanderschap bewust was,

ontmoeten we in den Duinkerkschen dichter M. De Swaen. Eén wist hij zich metallen die hun zielsgewaarwordingen in Nederlandsche klanken uitzongen. Hoe hoogschatte hij Holland, dat ‘vreedsaem lant, waerin de vryheyt leeft’ en in welke roerendeverzen gaf hij zich rekenschap van 't nadeel hem door het gespeend zijn van Hollandsverhevener geestesvlucht berokkend:

‘O! had ik, lieve lant, in uw begryp gebleven,Hoe vrolyk wiert myn stem tot singen voorts gedrevenOf aen de Rotte-stroom of midden op de Maes!Nu leef ik in een oort, waer vreughde is uytgeweken:Myn spys is bittre gal, myn sang... Eylaes, Eylaes!Och! Och! waer heb ik my, misleyde Swaen, versteken!’

Zwaar moet het bewuste geesten van het slag van De Swaen gevallen zijn den bodemonder de voeten te voelen zinken en taai moet hun geduld en hun wilskracht geweestzijn, om spijts alles den kop hoog te houden: des te meer verdienen deze kloekestandaarddragers van Nederlandsch bewustzijn al onze achting en bewondering.Hoe bitter klinkt in den aanvang van de beklagenswaardige 18e eeuw de klacht

van den Bruggeling Johannes Petrus van Male (1679-1735) over het verval van allegeestesleven: ‘O! boose tijdt! Rampzalig lant en stadt, daer generleye constengevoestert worden door 's regeerders hulp en jonsten! De teere rymers const is langhontbloot van

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 63: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

45

eer, profyt en jonst. Die wetenschap, dien toetssteen van de crachten, van schranderen van wyse constgedachten, licht in een hoeck, en wie men noemt poëet, schelt menvoor geck’. (‘Gheestigheden der Vlaemsche rijmconst’).Niettemin houdt men er met eigen kracht den moed en den gloed nog in, blijft

dichten en zingen en er zelfs naar streven de moedertaal tot hoogere volmaaktheiden zuiverheid op te voeren. Aldus de Brusselsche plaatsnijder, J.L. Kraft, in zijn inzuiver Nederlandsch gestelden ‘Schat der Fabelen’ (1739). Mochten ‘alle schryvers,alle redenaers ende alle leermeesters zig alzoo oeffenen’ getuigde hij fier, dan ‘zoudenwy onze tale niet vergeten ende ons aen andere kleven, waerdoor haer aengenamigheidverdilgt ende onderdrukt word, bezonderlyk als zy met fransche en uytlandschewoorden word doorregen.’Om taaleenheid bemoeide men zich eveneens, vooral onder de Westvlamingen,

naar blijkt uit het schoolboekje van P. Van Belleghem en D. Waterschoot: ‘Deureoft ingang tot de Nederduytsche Taele’ (Brugge, 1773) en het tijdschrift van denIeperschen geneesheer Frans Van Daele ‘Tyd-verdryf’, dat in 1805-06 verscheen enwaarin de uitgever naar heropwekking van de Nederlandsche letteren in Vlaanderenstreefde en meteen bewees hoe levendig de liefde en de belangstelling voor demoedertaal nog waren.Volksdichters bleven intusschen onze taal beoefenen, terwijl, bij gebrek aan

oorspronkelijke, pittige werken, tal van ‘Nederduytsche’, ‘Vlaemsche’ of‘Nederlandsche’ vertalingen uit vreemde literaturen het licht zagen en het vuur onderde asch nog eenigszins in gloed hielden.Maar op den vooravond van den Boerenkrijg en bij het naderend gevaar van de

Fransche bezetting, galmde weer een krachtige trompetstoot van Nederlandschestameenheid over het land. Twee Groot-Nederlanders uit het Zuiden: de Brusselscheadvocaat Verloo en de Gentenaar J.B. Vervier scherpten het besef aan en deden denatuurlijke waarheid uitstralen over de ravijnen van het ingesluimerd volksgemoeden zoo rees uit die donkere eeuwen de eerste schemering van een gouden visioen.In 1788 gaf Verloo te Maastricht zijn ‘Verhandeling op d'onacht der Moederlyke

Tael in de Nederlanden’ uit en verkondigde er luide de hoogere geestelijke eenheidvan Noord en Zuid in. De tijdelijke verbastering van zijn volk striemend, dat vroegeraan de spits van de beschaving gestaan had en wiens ‘vernuft, verstand,werkzaemheyd, vryzugtigheyd, kloekmoedigheyd en alle goede hoedanigheden vangeest en lichaem’ voor geen enkel volk ter wereld moeten onderdoen, gaat hij deoorzaak van de algemeene inzinking van de Vlaamsche gewesten na en legt

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 64: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

46

den vinger op de wonde. Terwijl alle volkeren hun moedertaal in eer herstelden enliefdevol beoefenden, voerde, onder invloed van het huis van Burgondië, het Franscher den hoogen toon: echter zonder ooit het typisch Fransche te benaderen! ‘Nooit isonze tael eenig aendagt verleent van 't hooggezag. Nog hoogschool van Loven, nogonze Brusselsche Academie hebben haer ooit meer gedaen, als niet verworpen. Ishet dan wonder dat ‘by ons niet uyt koomt in 't Vlaems, als slegtigheden: en was 'tiet goeds: 't waer ongelezen’? Hoog tijd wordt het dus op te staan uit ‘d'uyterstedomheyt, 't Frans te verlaten en de Nederduytsche tael haer' eer en achting weder tegeven’. Allereerst moet de moedertaal haar rechtmatige plaats in het onderwijs weerveroveren; oorlog aan de boeken met ‘te gotieke letters en zeer gotieke gedachten’;‘de schoolboeken behoorden te behelzen... zoo wel Hollandsche als Vlaemschestukken, waerin ik ook niet zou laeten ontbreken iet van onze Nederlandsche historie’.En ten slotte, zijn schrander pleidooi voor Nederlandsche cultuureenheid

samenvattend, wellen uit zijn hartstochtelijk Nederlandsch voelend gemoed nogvolgende beschouwingen: ‘Men ziet dat ik de Vereenigde Nederlanden aenzie alsdeel te maken van ons land, en hun met ons als eenig volkdom achte. Zeker, watraekt onzen Vaderlandschen letterstaet; dezen moet zonder twyffel niet geschydenzyn van den hunnen, want mits hier van de moederlyke tael den grondsteen is enonze tael de zelve is met de hunne; zoo moet ook ons letterdom gants een en 't zelvezyn. En het is zeker een gemyn goed wederzyds tot bevoordering der zelve tael enzelve konsten te werken. Ook het zal my zoo aengenaem zyn aen hun in 't bezonder,als aen ons te konnen dienstig zyn... Wy zyn inderdaed het zelve volk, 't zelve intael, imborst, zeden en gebruyken. Daerom, laet ons gezamentlyke Nederlanders,schoon wy van staet geschyden zyn, ons ten minsten in de Nederlandsche konstenaenzien als gevaderlanders en gebroeders. Laet ons gezamender-hand ons gevoegzaemNederduytsch handhaven, eeren en versieren: en dat eyndelyk de Tael van denVrydom ook eens de tael der konsten zij’!Verloo aarzelde evenmin zich tot de Staten van de Provinciën te richten, ze

opwekkend om ‘hunne vorige achteloosheyd te verbeteren, hunne goedkeuring tedoen blyken en middelen van aenmoediging voor te schryven en uyt te reyken.’En stilaan gingen de bronnen weer aan het spuiten: de Nederlandsche cultuur, die

zich in de Noorderprovinciën geconcentreerd had, zond nu haar zoekend licht inwijde golvingen uit over de slapende Vlaamsche gewesten en ont-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 65: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

47

vonkte er alle nog niet versteende harten. Het werkte bedwelmend, zooals onder hetproeven en te gulzig opslorpen van lang ontbeerden ouden wijn en men jubelde zijn‘hulde aan de Nederlandsche Dichters’ uit, zooals het de Wakkenaar De Borchgravein 1794 deed, om eigen smaak te louteren en zijn landgenooten tot beoefening vande schoone letteren weer op te wekken.En wanneer dan eindelijk na den val van Napoleon, het Land van Rubens en het

Land van Rembrandt tot het koninkrijk van de Nederlanden hereenigd werden enbeider innerlijk elkaar aanvullende gaven zich paren gingen om het ideale land weerop te voeren in de rei van de volken, wat een opleving en opbruischen van langonderdrukte gevoelens, wat een geestdriftige verheerlijking van deGroot-Nederlandsche Gemeenschap!Luister naar den jubelzang ‘op het herstel der moedertaal in de Zuidelijke

Nederlanden’, van den Gentenaar J.B. Vervier, voor wien de vereeniging meteenden triomf van de moedertaal beteekende. Na Holland om zijn koppig verzet tegenSpanje verheerlijkt en een parallel tusschen den met de vrijheid gepaard gaandenVondeliaanschen taalbloei en de door de scheiding veroorzaakte Vlaamschetaalverarming getrokken te hebben, juicht hij:

‘Wy zyn als broeders weer in ons gezin vergaderd:Hereenigd, reiken wy, en heusch en weltemoe,De lang mistrouwde hand weêr aan elkander toe.Wat zyn twee eeuwen toch van reeds vergeten smarten,Nu Nederland zich verheft op eensgezinde harten?Hereend, herrigten wy de grootheid zamen opVan 't oude vaderland, dat eens den hoogsten topDer glorie stout beklom. Hereend ontdoen we ons wederVan vreemde spraak en praal...Om, op onze eigen wys, der wereld weer te toonen,Dat steeds ons Vaderland zichzelf is in zijn zonen.’

Zoo was, spijts de satanische onderdrukking van het wezen en de taal van ons volk,door alle ellenden heen de Nederlandsche geest blijven worstelen om het oereigenete redden en te bewaren en met den dageraad van de opstanding zong in symbolischeverbroedering in Holland de grijze Bilderdijk zijn roerend gedicht: ‘Holland aanBelgië’ (1815) en in Vlaanderen de toekomstige vader van de Vlaamsche beweging,Jan Frans Willems, zijn forsche Ode ‘Aen de Belgen’ (1818).En mag het geen bekroning van de Groot-Nederlandsche bezieling heeten dat het

Antwerpsch ‘Kon. Genootschap van tael- en dichtkunde’ in 1821 een wedstrijd uit-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 66: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

48

schreef om ‘de Vereeniging van België en Holland onder Koning Willem I’ tebezingen?Ja! het borduurwerk van Nederlandsch gemeenschapsbewustzijn werd gruwelijk

vaneengereten!Maar het bloed kruipt, waar het niet gaan kan: onophoudelijk hebbengevoelige, minnende handen de gouden draden weer aaneengeknoopt en wanneermen de groote beproeving te bovenwas, konmen opnieuw het ongeschonden stramienvan de Nederlandsche ziel met het gouden bloemwerk van het ‘Wilhelmus vanNassouwe’ versieren!

DR O. DAMBRE.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 67: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

49

Savannah

Nigger song

Beri beri bira bambaboe is moekijk kijk de kanguroois taboedoodle doo.

Wiggel waggel wigwamde zotte zoeloenijpt nipt zijn ogen toeonder zijn froufrouonder de bamboe.

Ba ba boe boeba noch boenouba baboegonggong GONG tamtamweg wigwamnu danstomkranstbaboe droef te moede nouba met de kanguroo.

Victor J. BRUNCLAIR.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 68: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

50

Gebruiksaanwijzing der lyriekParalipomena

Mevrouwen, mijnheeren,

Waarde, geacht publiek! ik zeg maar: ‘Stilte’. O neen het is heelemaal niet om haarzelve dat ik de stilte verlang, het is enkel bij wijze van wijding. Immers, er gebeurenop dit oogenblik, dat ik plechtig zou willen noemen, van wege de noodzakelikekoppeling die wil dat, in onze literatuur een ogenblik steeds plechtig worde genoemd,er gebeuren op dit ogenblik, zeg ik, twee wonderen. Het eerste wonder is dit van eengroep mensen die, als groep, aandachtig luisteren wil en, als mensen aandachtigluisteren willen, naar de verklaringen van - kortheidshalve - een dichter; het tweedeis deze zich-verklarende dichter zelve. Het spreekt anderzijds van zelf dat denederigheid mij dwingt toe te geven dat het eerste wonder het grootste is. Dochanderzijds wil ik hopen dat U zult inzien dat, spijts de praktiese alledaagsheid vanhet geval, theoreties gezien een zichverklarend dichter een niet alledaags geval is;natuurlik, ik zeg het uitdrukkelik, geldt dit alleen theoreties, in werkelikheid gelijkteen dichter veel op een babbelzieke groentevrouw. Overigens ben ik tegenover ditinzicht uwerzijds bereid toe te geven dat de moed, of beter de eigenschap die menin Noord-Nederlanse sporttaal de ‘courage’ noemt, eigenschap die de dichter vannode is om, glimlachend zich steeds opnieuw te verklaren, niet een mogelike deugdvan een kunstenaar is, maar wel dat zij tot zijn ambacht behoort, in dezelfde mateals de levenstevredenheid een element is

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 69: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

51

van het ambacht van Zwarte Jef, de suikergoedventer. Feitelik, meen ik, moest eenstaat, die op zijn ‘point d'honneur’ zou staan, de hand houden aan een wet, waarbijhet de dichters op zware straf zou verboden zijn zich naar een aanvaarden van hetpessimisme te ontwikkelen. Een wielrijder mag er, midden rit, het bijltje, in casu defiets bij neerleggen. Niet zo een dichter. De moed hoort inhaerent - par définitionmême - bij de dichterschap.En toch... en toch. Ik weet niet of deze beide woordjes in ‘Hamlet’, een stuk van

de dadaïstiese auteur Shakespeare voorkomen; in elk geval en wat er ook van zij ofdeze woorden, die waard zijn door de eeuwen een citaat te worden, van Shakespearezijn of van mij, het doet weinig ter zake, immers, zoals men dit op politieke meetingspleegt te zeggen, het gaat niet om personen, doch wel - wel zeer integendeel, zoumen haast zeggen - om ideeën. En toch... en toch... met deze woorden wil ik mijnskepse uitdrukken ten overstaan van de moed, of van de courage, die, zoals ik zeide,als inhaerente verplichting bij de dichterschap hoort. Indienmenmij hier te Antwerpenvier jaar geleden had uitgenodigd, zo zou ik waarschijnlik moediger met wat ik toenvoor apodiktiese beginselen van de poëzie hield zijn voor de dag gekomen; bij hetontbreken van deze manifestatie van moed verliest u echter niets daar die apodiktiesewaarschijnlik niet meer zou geweest zijn dan een allegaartje van het aller arbitrairste.Overigens daar ligt de knoop niet. Wel in het verschil in puncto courage. Dus, vierjaren terug, zou ik gezegd hebben: poëzie is ten eerste dit, ten tweede dat, ten derdeen punt. Niet alleen alzo, maar ook: deze verklaring zou ik hebben afgelegd met datpathos waarin de mensen sedert eeuwen de zedelike courage plegen te ontdekken.Men zou dus van mij gezegd hebben: ‘Die jonge man, die zo patheties zijn standpuntverdedigt, is iemand met courage. Zo iemand nu, bij aldien niet een wielrijder, is eendichter.’Wat heeft het voorgaande allemaal te betekenen? - Men komt moeilik de dichter

nabij. Doch gemakkelik schept de dagbladletterkundige, ten gerieve van een publiekop zijn peil, stereotypen en criteria van zus-en-zo. Lokale gewoonten beïnvloedendeze criteria. In Beieren herkent men een kunstenaar daaraan dat hij een kopie vanMontmartre is; in Holland, waar na vier eeuwen calvinisatie (ik schreef haastgalvanisatie), de resultaten daarvan blijkbaar nog te wensen overlaten, meent mendat elk dichter een soort doublette van gene zwitserse reformist moet zijn, inVlaanderen, doordat het oordeel over dichtkunst door vlaamse beweging enwielersport wordt beïnvloed, houdt men de dichter gaarne voor een exempel vanburgerdeugd; - een burger-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 70: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

52

deugd trouwens, die zich vrijelik lyries zal ontwikkelen vanaf vier uur 's namiddags,voor zover de vlaamse dichter een schoolmeester of een magistraatsbediende is, endat zijn zij alle, alle vlaamse dichters; op Montmartre eindelik houdt de amerikaansedame de man met de rode sjerp voor een dichter, zeer ten onrechte, want die man ismexikaans danser.U ziet, het is heus niet gemakkelik slag zeker de dichter van de niet-dichter te

onderscheiden. In München zegt de bierbrouwerij-bezitter op de vraag, wat of zijnzoon doet: ‘Main Sohn? arbaiten? - I wo, er arbaitet goar nit, ist a Kinstler.’ Maar inVlaanderen, een land dat lager ligt, is de toestand gans anders dan in de kunststadaan de ‘englischen Garten’. In mijn schets over hun leven, heb ik over de atupaalsedichters vrij volledig bericht gegeven: hoe namelik, in het gezegende land Atupal,gedichten helemaal niet gelezen worden, maar hoe integendeel, de biografie, ookvan de levende dichters, met een, ik zou haast zeggen, angstwekkende belangstellingwordt genoten; verder hoe deze belangstelling is georiënteerd in de zin van eenbuitengewoon interesse voor het beproefd-zijn van de dichters en hoe dit beproefd-zijnmet de lyriek kortweg wordt geïdentificeerd, waaruit volgt dat de atupaalse dichters,om het atupaalse publiek wel te behagen, verplicht zijn hun leven in die zin, tenminste schijnbaar, te organiseren; daaruit volgt dat welstellende dichters zichgenoodzaakt zien afschuwelike mansardekamers te huren en tevens, voor éénnamiddag, een vrouw met een talrijk kroost, dat eventueel uit talrijke kroosten kanzijn samengesteld, te bestellen, opdat de kino-operateur, die van staatswege gelastwordt het leven der atupaalse dichters te filmen, natuurgetrouw dezezolderkamer-misère zou opnemen. Ik hoef deze beschrijving de bemerking niet toete voegen dat de hoedanighid van de gedichten zelve in Atupal niet de geringstewaarde heeft.Overal dus stelt men de dichters zonderlinge, van het standpunt der lyriek gezien,

extravagante eisen. In Vlaanderen-Atupal treedt het publiek, dat anderzijds entrouwens met overschot van gelijk zich om lyriek niet schijnt te bekommeren,plotseling de dichters met de eis van de praktiese en theoretise ethiek te gemoet. Menvraagt de dichter of hij geheelonthouder, of hij natuurmens is en van de liga ‘Devrouw moet vrouw blijven’.Deze poging is lofwaardig. Men tracht van de dichter te redden wat er van te

redden is. De sociologen die gaarne God een plaats zouden geven op de socialeladder, zij het dan ook op de hoogste spurt en op voorwaarde dat hij zich aldaar goedmet Z.M. Staat gedrage, de sociologen zouden

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 71: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

53

gaarne zo goed of kwaad, d.w.z. feitelik zo kwaad als het gaat, de dichterimmatrikuleren. Daarbij komt het dat de dichter vaak een kinderlik verwaand mensis, die, om een enkele sekonde applaus van het schellinkje, zich gaarne onderwerptaan de voorwaarde van de immatrikulering. In het algemeen is het zó dat deze pogingtot het vullen van de kloof, die ligt tussen de verzonkenheid van de dichter enerzijdsen de reëlere belangstellingen van zijn medemensen, dat deze poging tot het vullenvan deze kloof, zeg ik, op eenmisverstand berust. Demeeste mensen kunnen er maarniet toe besluiten te verklaren dat lyriek ze helemaal niet interesseert. Een zekereondeugd der beschaving dwingt mensen, die b.v. bij voorkeur een partijtje biljart ofzevenzot zouden spelen - en die trouwens uitstekend biljart of zevenzot spelen - zicheen avond bij russiese muziek te vervelen. Het is begrijpelik dat deze mensen, omtoch niet helemaal hun tijd te verliezen, naar een gemakkelik ‘Sesam open u’ zoeken.Doch in stee deze magiese woorden te spreken, zingen zij van ‘Drie koningen! geeftmij 'nen nieuwen hoed’ en, blijkbaar tot hun grote verbazing, ontsluit de poort zichniet. Wat trouwens niet erg. Want achter de poort, waar zij goud vermoeden, is erfeitelik niets, absoluut niets, tenzij men luttele woorden van een blinde man die daar,God beter 't, vrijwillig gevangen zit, voor een tastbaarheid zou houden. AlleenAli-Baba, die het magiese woord kent, kan alzo zich niet vergissen, want hij weetdat in het lied van deze man, zonder hoe of waarom, de herinnering klinkt van enhet heimwee naar zulke zuivere wet die, in de schoot van deze aarde, ook de kristallenvormt. Doch laat de broer van Ali-Baba komen, snel helpen de rovers, die de hoedersvan de tempel zijn, hem uit de wereld en dat is maar goed ook, want de goede manwas volop bezig zich te vergissen.- Kan zij ook ronken en vonken afgeven als de poes, vraagt de haan aan het lelike

eendje in het sprookje van die andere surrealistiese auteur, die Andersen heet. Want,zegt Andersen, de haan meent dat hij, met de oude vrouw en de poes de helft van dewereld is, en dan nog wel de grootste helft.De houding of het streven, dat men de dichter als bagage en ook als

verontschuldiging naast zijn lyriek mee wil geven, dit streven is, binnen het gebiedder lyriek beschouwd, niet gewichtiger dan het spinnen van de poes. Het eendje konniet spinnen als de poes. Zeer juist. Maar is dat spinnen van de poes dan zówereldhervormend? En maakt een ten slotte belachelike morele vermomming depoëzie enigermate meer aanneembaar in de zin van het materieel of het zedeliknoodzakelike?

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 72: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

54

De lyricus, de dichter is alleen door zijn lyriek te situeren. Waarom heet Frans nietHendrik? De ziekte van de dichter is noch te verontschuldigen, nochverontschuldigbaar, evenmin als paranoïa of welk andere ziekte van het cerebrale ofvan het gemoedsleven te verontschuldigen is. De staat kan deze ziekte als ongevaarlikbeschouwen. Hij kon ook gans anders, het standpunt innemen dat de lyriek eenstaatschadelike ziekte is en dat diegene die daaraan lijdt niet streng genoeg kanafgezonderd worden. Elk werkelik dichter begrijpt het platoonse staatspostulaat datkorte metten met de dichters wenst te maken. Een voorlopige konkluzie als deze datmen eerder van de biologie dan wel van de ethiek uit de dichter moet trachten teverklaren, brengt mij, als een hypothese die van alle de minst slechte is, een ogenblikverpozen. De natuur streeft op sommige ogenblikken naar een manifestatie zelve.Indien ik zeggen mag: zij manifesteert manifestaties. ‘Amare amabam’, zegt SintAugustinus, dat is niets en dat is genoeg.Anderzijds: de dichter, de zichmanifesterende dichter is slechts een soort zitpenning

van zich-zelf. Gedichten zijn slechts de uiterlike tekenen van de aanwezigheid desdichters, zoals b.v. de inkt in sommige gevallen de inktvis verraadt. De geschrevengedichten moet men lezen afhankelik van een gansheid, die nooit zichtbaar of openig andere wijze toegankelik werd; ook moet men ze lezen met de kennis dat zijslechts zijn het slechtste van de lyriek des dichters.Want de dichter is, in tegenstellingmet de rederijker, iemand die zeer moeilik spreekt, en wanneer hij spreekt is het nietuit zijn volheid - in de ogenblikken van volmaakte volheid dicht hij niet - doch weluit zijn verlangen naar deze volheid. Deze lyriese gansheid is van enig ander standpuntnoch verklaarbaar, noch excuseerbaar, noch zelfs raakbaar. Probeert men nochtanshaar naderbij te komen van een ander standpunt uit, zooals b.v. Dirk Coster dit doet,zo dabt men rond in een moeras van woorden en deze woorden raken niet een enkelemaal de lyriese werkelikheid. Het is bijzakelik welke aspiraties peter staan bij degeboorte van de lyriese ontroering, wanneer maar deze ontroering het geschouwdetranscendente dat haar tot oorzaak was, zichtbaar maakt. Evenwel moet ik hier tussenhaakjes bijvoegen dat humanitaire verlangens al te vaak in de poëzie een elementbinnenloodsen dat het transcendente naar beneden drukt.Bijgevolg: dat een volk zijn wielrenners en zijn ministers eert, begrijp ik. Dat het

zijn dichters eert, is misschien nog wel begrijpelik, doch reeds veel minderaanneembaar en duldbaar. Even aanneembaar zou het ten minste zijn dat het zijndichters, als tijdverbrassers, zou verbannen.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 73: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

55

Wat echter dwaas wordt ia de wens van het volk dichterswielers en dichters-politicite bezitten. Het kan een accident zijn dat iemand tevens dichter en wielrenner oftevens dichter en politicus is. Een norm kan men van geen van beide maken.Maar het is - misschien, zeg ik, want zo lang er leven is, is er ook hoop - maar het

is of beter het blijkt een noodlot te zijn van de lagelanden langs de zee dat de bewonerser met de ernst geen blijf weten en dat predikanten er tevens als direkteuren van hetcirkus fungeren. Dat is jammer. Want een cirkus is een mooi ding zolang niet eenpredikant daarvan de directeur is. In Nederland zou men voor minstens de tijdsruimtevan 35 jaar het woord ‘ernst’ moeten verbieden. Op het gebruik daarvan zou eenzeer hoge straf moeten staan. Een zware boete zou het gebruik van het woord‘waardigheid’ moeten treffen.Doch ik moet mij kort samenvatten en derhalve de beelden vermijden: heeft

aanvankelik het besef van mijn eenzaamheid mij even verbaasd - pijnlijk verbaasd,zouden de ethicisten zeggen - zo meen ik tans dit te kunnen waarnemen dat ik dewerkelikheid van de diskrepans tussen wat ik kan bieden - absoluut onserieuse lyriek- en wat mijn vlaamse en ook mijn nederlandse tijdgenoten gaarne hebben, dat is eenserieus gemijmer over de mensen en over de kosmos, dat ik dus deze werkelikheidaanvaard en langs deze zijde zachtjes maar zeker vrede neem met de hopeloosheidvan mijn experiment.Hiermee kan ik het hoofdstuk dat ik lokaal optimisme zou kunnen noemen, verlaten

en overgaan tot een blijder gebied, dat namelik van het lyries pessimisme.

Niet uit de daemonie alleen, maar wel uit de schok van de daemonie van het woordmet het bewustzijn om de hopeloosheid van elke menselike poging naar hetzich-veruiterliken, ontstaat de poëzie. Tussen beide: de wil naar uitdrukking en dehopeloosheid van het uitdrukken is er voortdurend een wisselwerking en wellichtdikwerf kamp. En hoe meer men in het bezit komt van de middelen die toelaten dedaemonie aan de oppervlakte definitief op te vangen, des te meer gaat men twijfelenaan het doeltreffende, aan het volstrekt ware van deze middelen. Zover het bewustzijnzijn macht kan laten gelden, doet de daemonie ten slotte voor de hopeloosheid onderen deze voor mij geldende werkelikheid kan ik reeds daarmee illustreren dat, voormij, geen enkel gedicht rond het fenomeen ‘vis’ mij ooit machtiger zou kunnen zijndan dit woord ‘vis’ zelf. Een eenzijdige oplossing, waarbij men ofwel de affirmatievedaemonie ofwel de pessimistiese voorstelling zou kunnen opgeven,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 74: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

56

is derhalve uitgesloten, omdat deze beide antinomiese elementen, als metafysiesbeginsel zijn gegeven of indien ik het zo voorstellen mag: als een dubbele hypothesein dit theorema dat de Schepper, met ons als model, zich-zelf bewijst. Praktiesresulteert daaruit voor de dichter deze houding dat hij de dichterschap als een pis-alleraanvaardt. Bij hem wordt het heimwee naar een vaderland dat uitgestrekter zou zijndan dit der subjektieve werkelikheid die alleen ons is gegeven, vermenigvuldigddoor de kennis om de onmogelikheid der volmaakte veruiterliking van dit subjektieve.Hoe zeer van het subjektieve vervuld, ligt over hem de zware schaduw van debetrekkelikheid zijner kennis. Een gedicht is nooit zo gaaf als wel een zoogdier ismet eindelik definitief doorgebeten navel. Deze dubbele minderwaardigheid blijftbestaan: dat het voorstellingsfantasma een wanhopige poging is van de subjektieveziel naar objektieve algemeen-geldigheid enverder dat de lyriese uitdrukking van ditvoorstellingsfantasma noodzakelik deeszijds de kracht van de voorstelling moetblijven. Als toepassing nu zou ik de sedert Van Nu en Straks afgelegde weg kunnennoemen de weg die van het individu over de gemeenschap heen weer naar het subjektvoert, van Stirner over de gemeenschap naar een idealistiese wijsbegeerte, van waaruitalleen de sprong naar de aandacht, naar het zich-verliezenin-God, naar de ekstasekan worden gewaagd.Et voilà: Uit het heimwee naar een vaderland van het volmaakte weten en uit het

besef om de ijdelheid van elkmenselike pogen daarheen, uit dezelfde dubbele oorzaakvan verlangen en machteloosheid die wekster is van het gebed, spruit de poëzie.En nogmaals voilà, doch ditmaal veel lager en binnen het gebied van het alledaagse:

ik heb niet op de E.H. Brémond en zijn voordracht over zuivere lyriek gewacht omdeze stelling te verdedigen en zelfs de woordkoppeling ‘zuivere lyriek’ ben ik niethem verschuldigd. Reeds met een opstel in ‘het Getij’ in 1922 begon ik dezepropaganda voor de zuivere lyriek ten eerste, ten tweede voor deze opvatting dat delyriek een zwakkere vorm van de ekstase is, en deze propaganda heb ik sedert dien,haast kontinueerlik voortgezet. De propaganda en de voorstelling waren beide binnende moderne lyriese opvattingen oorspronkelik, hetgeen overigens een meer danafdoende reden was, opdat men in onze tijd van vliegtuigen en humanitaire polyandrievan beide geen notitie zou nemen.Evenzeer als het uitdrukken van de ekstase de negatie is van het passieve

uitstromen-in-God, evenzeer is de lyriese emotie reeds een negatie van depessimistiese wereldvoorstelling die, mij schijnt het, alleen haar in de diepste diep-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 75: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

57

ten mogelijk maakt. Ook op grond van deze tegenstrijdigheid in de bewegingen vanhet verlangen, zie ik, steeds met het onderschehid van vlakte, de ekstase verbondenaan hare nederige zuster, de poëzie. Eenmaal de zuivere dichtkunst als hypothesegesteld, komt men, van welk punt der lijn men ook moge vertrekken, steeds tot dezeslotsom dat de poëzie, om het kort te zeggen de laagste trap van de ekstase is. Evenalsde ekstase heeft de poëzie eigentlik niets te vertellen, buiten het uitzeggen van hetvervuldzijn-door-het-onzegbare. Zoals de ekstase slechts dit ene thema kent dat ishet schorsen van het dualistiese aanvoelen van God en de kreatuur, zo kent dedichterlike ziel alleen dit ene verlangen dat zij steeds wil uitdrukken het vervuld-zijndoor het in het transcendente boren van het woord. De ekstatieker en de dichterworden beide verteerd door gloed gans van binnen.Wat bedoel ik met dat vervuld-zijn door het transcendens van het woord? Is het

de zin van het woord of is het alleen zijn klankwaarde. Het stellen der alternatieveis, meen ik, verkeerd. Noch de zin, noch de klankwaarde alleen kanmen als uitsluitendalgemeen geldende waarde aanvaarden. Noch dit noch dat is volstrekt. namelik: datde woorden enkel tekenen zijn voor de fenomenen of dat de fenomenen slechts enfonction van dewoorden lyries bestaan. De resonans van het woord in het onderbewustzijn, - resonans die naar de oppervlakte te voeren mij de feitelik lyriese taak schijnt- zij ligt tussen de zin en de klankwaarde, met het aksent op deze of gene en vaaknog medebepaald door begeleidende momenten van de meest diverseherinneringswaarden. Natuurlijk zijn niet al deze momenten boven het subjektieveuit van algemeen geldende waarde en gaarne geef ik toe - doch niet aan de logiekers,aan de lui van het gezond verstand, aan hen geef ik niets toe - dat de dichters van dezuivere lyriek, onervaren nog in de verhouding van het subjektieve tot hetalgemeengeldende, hier niet genoeg met de etsnaald de scheiding trekken.Zijn beide verenigd, de zin en de klankwaarde, dan spreek ik van de sonoriteit van

het woord en daarmee bedoel ik, zoals in de schilderkunst, het trillen der waardentot elkaar, het imponderabele dat in de spanning ligt tussen twee woorden, spanning,die door geen teken verbeeld, toch de essentiële trilling is. Het aanvoelen van desonoriteit is niets en het is alles; het is gering en rijk, rijk omdat het vol geringte isen gering omdat alleen de rijkdom van de genade zich daarin kan uitdrukken. Hoedit mij gebeurde: dat ik doelloos door de straten liep en dat plots in de schijn vanveel licht, schitterden deze drie bioskoopwoorden: ‘de

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 76: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

58

blijde dood’. Zij hadden een zeldzaam ontsluierende kracht toen ik ze naprevelde;hoe ik verder ging in deze woorden, vreemd en vertrouwd, zij waren twee gezellendie elkaar gevonden hadden, ik weet niet of het onverwacht was dan wel of hetgeschreven stond dat eens zij elkaar moesten treffen, en hoe het adjektief aanleundetegen het naamwoord, hoe dit daardoor lichter werd, hoe ik trachtte daarrond iets tevinden dat zou hebben uitgedrukt de diepte van deze resonans, maar hoe ik niet wegkwam over de schittering heen van deze twee woorden. Hier gebruik ik deze tweewoorden als een voorbeeld voor wat ik volle sonoriteit noem. Daarnaast zijn er ookeenzijdige sonoriteiten, zulke die alleen door klankwaarde of alleen door de zinverwantschap ontsluieren. Straks lees ik u een gedicht dat alleen met het afwegenvan zulke verwantschappen is vervuld. (‘Spleen pour Rire’, Vl. Arb., Mei 1926.)Hier nu kan ik de eerste - zeker voorlopige - formulering wagen: dichtkunst, als

alle kunst, is gesensibiliseerde stof. Maar stof is het woord met al zijn mogelikhedenvan onderbewuste affektering, met al zijn sensibiliteitsmomenten. In dit verbandverwerp ik alle andere zorg dan deze van het gevoelig-maken van de stof, omdat ikelk andere zorg als een vreemd lichaam in de poëzie aanvoel. De metafysiesebekommernis van de dichter mag niet zo geïnterpreteerd worden dat zij hem zoutoelaten de woorden enkel als beelden van de fenomenen te gebruiken. Dezemetafysiese bekommernis moet zich geheel oplossen in de sensibilisering van hetwoord door de keus van de plaats in het gedicht, door zijn akties en reakties, doorzijn vriendschapsbanden en zijn vijandschap, door zijn keusverwantschappen. Dewoorden moeten de specifiese onderbewuste som die zich in de dichter om eengebeuren vormt naar de oppervlakte stoten. Het is door de nieuwheid van deze somdat de dichter ons raakt. Het is het woord en niet de zin in zijn intellektuëleopeenvolging en betekenis die bij machte is ons het transcendente hoorbaar te maken.Niet het verstand van de hoorder dient geraakt, maar wel, het verstand doorbrekend,het onder-bewustzijn. Het is door de mededeling van onbekende resonnansen dat dedichter nieuw is en ons de dingen toont als splinternieuwe munt.Wat ik hier ontwikkel, komt dit niet neer op dit fraaie paradoks dat is de bewuste

uitbating van het onderbewuste? - Kom, laat ons mekaar verstaan. De mogelikheidder dichtkunst is tweeërlei: de onderbewuste geïnspireerde poëzie en de bewustopgebouwde, met deze reserve nog dat de tussengevallen de doorsnee vormen. Deonderbewust geïnspireerde poëzie resulteert uit de ekstase en ook, als poëzie, is zijde herkenbaar hoogste mogelikheid. Geen enkel

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 77: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

59

dichter-literaat kan echter zich op deze poëzie als zijn eigenste eigen beroepen. Vande literatuur uit blijft de waarheid dat de ekstatiese dichtkunst de hoogste denkbareis een puur transcendentale. In de ekstase is er geen verschil tussen opbouw en stof.In de gewilde dichtkunst is het zo dat het gedicht zich bewust opbouwt uit eenonderbewuste stof. Het komt er dus op aan de keusverwantschappen der woorden teontdekken; de klankwaarde en de sensiebele verhoudingen tussen klank en zin zullenhierbij de beste gidsen zijn.Misschien antwoordt mij op dit alles iemand het volgende: ‘dat is alles goed en

wel met die betrekkelike eenzelvigheid van dichtkunst en ekstase, doch ik zie hetverband niet tussen uwe poëzie en een andere, die alzo de ekstase toewaarts is opgevat.Laat mij toe u te zeggen, gij verkoopt ons appelen voor citroenen, want immers,zonder God, beroept gij u op Hem, zoals gij u zonder religiositeit op de ekstaseberoept. Gij wilt een mysticisme scheppen zonder mystiek, waaruit logieser wijzevolgt dat gij ons niet mystiek maar mystificatie biedt’. - Alzo spreekt de man diemeent met het gezond verstand getrouwd te zijn.Zeker, men stampt geen mystiese school uit de grond. Men stampt zelfs nauweliks

voor korte tijd een school uit de grond en dan zal het wel geen mystiese zijn - wantmystiek is de aller subjektiefste geïsolleerdheid, ja verlorenheid. En nochtans kanmen, zonder zich het feitelike doel der mystiek te stellen, vrij ruiterlik zich van demiddelen tot veruiterliking van het subjektieve bedienen, zoals de mystiek dezemiddelen gebruikte. Men mag dit gewichtigste punt niet vergeten dat, in onzevoorstelling, een mysticisme rond de kennis van de fenomenen voorlopig - alsschetsmatige en primitieve toestand - het mysticisme in God vervangt, dat trouwenselke religiositeit met de kennis begint en dat anderzijds het mysticisme in God vanb.v. Hadewych, van Katherina Vetter zich juist bij middel van een realistiese mystiekuitdrukt, die het alledaagse in de sfeer van het vizioenaire verplaatst; deze laatstehandeling van God tot de dingen is de omgekeerde weg van de onze, geestelikgesproken, doch literair beschouwd, zijn deze middelen identies. Ekstase en zuiveredichtkunst uit het onderbewuste ontmoeten zich in een mystiek der fenomenen endeze mystiek laat ons toe, zonder het goddelike te misbruiken, dààr te aksentuerenwaar ook de mystiekers het aksent legden en ons van dezelfde middelen vansubjektieve introspektie te bedienen om tot het fantasmatiese, dit is de geheimzinnigezijde van de dingen door te dringen. Voor het overige kon ik korter zijn en zeggendat alleen bij de mystiekers het woord zijn allerdiepste

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 78: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

60

resonans bekomt. En wie Mechtild van Magdeburg en zelfs Angelus Silesius kent,weet hoe deze in kinderlike verrukking met het bijna inhoudloze woord spelen enhoe hun gedichten, als soepele dieren, omgekeerd en in de hoogte geworpen telkensweer op hun poten terecht komen. Betrekkelik deze algemene strekking van de zuiverelyriek, stel ik het volgende als résumé: een gedicht der zuivere lyriek draagt, zoalsde uitdrukking van de ekstase, de kausaliteiten van zijn ontwikkeling in zich enuitsluitend in zich. Wat de zuivere lyriek, als tak van de volontaire letterkunde, vande ekstase scheidt is, dat hetgeen hier middel bleef ginds doel wordt, doch deverrukking in de mogelikheden van de uitdrukking van de subjektiefste resonansdoet ons, bij alle onderscheid van middel en doel, de mystiek vervoegen. Eenmaalde ekstase buiten gesloten, draagt deze verrukking haar doel in zich. Deze verrukkingzelve is het uitsluitend thema der zuivere lyriek.Verrukking: mijn woord gaat in het fantasma der dingen en dringt tot gene waarden

door, wier voren het blote verstand te diep liggen. En juist deze verrukking in demogelikheid van de veruiterliking, juist deze alleen laat mij toe uit te drukken dieandere verrukking om het fantasme der intuïtieve kennis van het ding. In de processusvan het woord wordt de ontwikkeling van het fantasma van het ding gered. En doordatdeze fantasmatiek van de kennis weldra wordt een fantasmatiek van het woord, treedik, rationeel, in het bovenwerkelike. Een gezonde toestand niet waar? en zulks magdie kritici verheugen die een gedicht bekijken, als een arts een patiënt.Laat mij toe nog dit te zeggen om mogelik misverstand te vermijden: indien ik

spreek over het herscheppen van het fantasma van het gebeuren door het fantasmavan het woord, zou men wellicht daaruit kunnen afleiden dat het mij te doen is omde vertaling van een bepaalde gebeurtenis. Aldus zou ik binnen het gebied van eendichtkunst van het onderwerp blijven. Niets is valser. Integendeel streef ik naar eengedicht zonder onderwerp, een reinthematiese dichtkunst. Het onderwerp van hetgedicht is het gedicht zelve. De fenomenale gebeurtenissen verdwijnen in hetonderbewustzijn, zij doordringen zich aldaar en wijzigen zich onder elkaars invloed.Het is uitsluitend uit het hars, dat door deze opeenhoping ontstaat, dat mijn lyrismeprocedeert. En juist alleen dit lyrisme te geven, bij uitschakeling van alle anderebekommernis, is mijn doel, zoals de ekstatieker niets anders wil uitdrukken dan zijnekstase alleen. Ik streef naar de volledige armoede van het onderwerp, opdat de geestdoor niets sekundairs, door niets dat niet zuiver-lyries is, zou worden afgeleid enomdat alleen binnen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 79: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

61

deze armoede mijn lyrisme, een plant die zand en geen kleiaarde nodig heeft, zichkan ontwikkelen. Het onderbewustzijn levert de stof bij middel van dewelke ik dethematiese premisse-zin lyries kan ontwikkelen. Dus let wel op: indien ik dicht danis het, omdat ik daarop vertrouw, niets, maar absoluut niets te zeggen te hebben. Degewoonste rederijker en de kleinste kollegejongen hebben meer te vertellen dan ik.Ik wil enkel mijn lyrisme hebben. Lyrisme is een tot op heden nog weinig bestudeerdebacil.Ik wil dus zuiver lyriek en een louter esoteries - bepaald gedicht. Wanneer men

mij antwoordt dat de determinanten van elk goed gedicht esoteries zijn, dan moet ikmijn wederwoordvoerder gelijk geven, maar ik kan mij weer redden met op ditgewichtige punt te wijzen dat de esoteriek thans de techniek zelve is geworden.Tegenover de daemonie van de lyriek blijft geen plaats over voor iets a-priorieskompositieoneels. De lyriese bacil is een veelvraat die al het andere, dat hij gaandewegontmoet, opvreet. De logicïteit van het gedicht is alleen te meten aan de logiciteitvan de organiese ontwikkeling tussen aanvang en slot. Zoals de organen tot hetorganisme zijn de woorden bepalend en zelf-bepaald. Het gedicht heeft geen subjekt,het is zelve subjekt. Niet de dichter is gewichtig, wel het gedicht. Het Ik blijft hethoogste goed, doch niet het Ik van de dichter, maar wel het Ik van het gedicht.Vertrekpunt of beslissend moment tot het scheppen van een gedicht kan aldus

alleen zijn een zuiver lyries gebeuren, b.v. dat de dichter de ervaring heeft van deritme van het gewilde gedicht ofwel dat hij van een voorstelling zulke lyriese ervaringbehoudt dat hij, op grond van een praemisse-zin, zijn gedicht organies ontwikkelt inhet zoeken naar het evenwicht tussen de voorstelling en het sensibele dat, als gevolgop deze lokale voorstelling, uit het onderbewustzijn daarrond wordt opgewekt. D.w.z. wat het gedicht zal worden weet ik niet, wanneer ik de praemissezin stel: ikwacht op de repercussie van deze zin in het sensiebele onderbewustzijn. De wortelsvan de plant weten, in de tijd beschouwd, evenmin om de bloem. Doch detijdsontwikkeling is anderzijds weer een zeer betwijfelbaar moment en organiesbepaalt het gevolg niet minder de oorzaak dan deze gene. De lyriese taak van hetbewustzijn is grenswacht te zijn en daarop te letten dat de repercussiezinnen niet degrens van de praemisse overschrijden.Hiermee zijn wij reeds lang op het gebied der feitelike techniek. Meer verwijderd

nog dan van de akademiese prosodie, sta ik van het vrijvers. Primo reeds omdat hetvrijvers mij te vrij is en omdat ik met de vrijheid niet weet wat te beginnen. Misschienantwoordt men mij dat ik me

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 80: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

62

zelve bedrieg, vermits het maar al te duidelik is dat mijn vers een vrijvers is. Pardon,geacbte tegenspreker, het vrijvers heeft een kontinueerlike kadans, mijn versintegendeel is geïnstrumenteerd. Deze kontinueerlike kadans van het vrijvers laatniet toe dat de woorden als organen zelfstandig uitkomen, zij loopt maar altijd voortals de zandloper, die op het ei moet waken. En een gedicht is geen zandloper en ookniet een hardloper. Af en toe blijft het gedicht staan of keert op zijn stappen terug.De verslibristen syncoperen nooit. De woorden hebben in het vrijvers maar zeldendiepgang en de tijd is er glad en eender, zonder onderbreking naar de ‘durée pure’.Een in het vrijvers gebruikt woord is zonder zelfstandigheid, zonder ascïteit. Alduskan het vrijvers niet bieden de hoogste mogelikheden tot de sensibilisering van hetwoord. Van het woord uit beschouwd is er in de verslibristiese gedichten vanVerhaeren tot die van Wies Moens een verbreding in plaats van een begrenzing naarde kern. En daar deze verbreding patheties is, zoo men haar een gevaarlikehartsverbreding kunnen noemen. Het symbolistiese of het humanitaire vrijvers istegenover de oude prosodie centrifugaal. Mijn vrijvers is op zoek naar een nieuweprosodie, maar een organiese in plaats van een mechaniese. Organiese prosodie: inzich-zelf gaven zinnen of woordereeksen, een logiese ontwikkeling uit de praemisseen een konkluzie die het stellen van de praemisse lyries-logies motiveert. Hetvers-librisme is het luminisnie in de poëzie: maar aan alle geduld komt een einde.Integendeel: ik wens vooreerst een formele onafhankelikheid van de organen die,

daarna, het organisme zullen vormen. De gedichten moeten zijn als de handen tot delichaam: volledig in zich. Deze aseïteit van elk orgaan voel ik aan als het beste middelde voortschrijdende ontroering vast te houden. Alleen voldoet mij zulke oplossingdie de gedeelten niet bloot door het ganse motiveert. Van de organen tot hetorganisme: ziedaar hoe het moet zijn.Het beeld noem ik een indringster met onderofficieremanieren. Zijn beroep op het

verstand is een vervelende dissonante in de lyriek en dat soort methode van ‘jullielinks, de anderen rechts’ van vergelijkende en vergelijkte term stoort mijn geslotenlyriese ontroering. Het beeld is ornamentaal, maar ik wil wezenlike diepten en geenschablone. Ik wil de gelijkheid in rechte en in feite voor al de gedeelten en niet ditdat ik de ene sukkel probeer plausiebel te maken door haar een andere als gezellinmee te geven.Ten slotte nog dit: ik verwerp de poëzie van de gemoedstoestand voor deze van

de sensibiliteit. Een toestand is nooit interessanter dan enig andere.Wanneer moderne

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 81: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

63

dichters met de blote verklaring van een toestand vrede nemen, in de mening datdeze verklaring op zich-zelve reeds dichterlik is. dan wens ik ze met deze opvattingveel geluk, doch ik vaar niet mee. Het gemoedsgedicht valt of staat met de eerlikheidvan de dichters en daar de dichters geboren leugenaars zijn, valt het met dezeeerlikheid. Het sensibiliteitsgedicht integendeel is naar de valeurs van deze sensibiliteitin zich-zelve kontroleerbaar. Overigens al de toestanden liggen als lyriese fenomenenvoor de dichter op hetzelfde plan. Dit is een van onze biezonderste ontdekkingen.Ons standpunt is kriticisties en wij releveren niet in eerste instans van de ethiek, dochwel van de kennistheorie. Bitte schön: wij trachten naar een literatuur die aliterairzou zijn. Niet het geschrevene gedicht heeft belang - het is een pis-aller, maar welhet niet geschrevene, de gansheid van den dichter als voorstellend subjekt. Men moethet geschrevene gedicht slechts betrachten en fonction van het niet geschrevenegeheel. En overigens: een gedicht mag nooit langer zijn dan twaalf regels. Heeft heter meer, dan los ik de kwestie zo eenvoudig mogelik op: ik schrap alles vanaf dedertiende regel.Voor alle dingen als daar zijn: de goedheid van de mens, reiner leven en

vegetarisme, de armoede van de straatdeernen als wipplank voor de lyriek vanhumaanvoelende dichters in tristitia-post-toestand, de homeriese strijd met de zinnengeboekstaafd tussen acht en tien uur 's avonds, de deemoed of de hoogmoed, dezolderkamer of het Empire-bed, al deze dingen kunnenmij niet begeesteren. Evenminde kultus voor de auto's, de vliegmachines of wat men noemt het belijden van onzedaverende tijd. Kortom: alle ernstige literatuur. Weg met de costers en met de anderedominee's. Weg met de verbetering van de mensheid, maar leve de verbetering vanhet koerspaarderas! Want: lang leve Pegasus, onder de naam van Fox-trot II.+

Paul VAN OSTAIJEN.

+ Tekst van een te Brussel en te Antwerpen in 1925-26 gehouden voordracht.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 82: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

64

Onbeduidende Polka

Een Arlequin in watergroenversleten roze draagt Colombinede hof is groot de bomen hooghet roodste rood van de ahornop 't diepste groen van dennenwij stappen kleine stappen- hoe is de kiezel scherp aan uw satijnen schoen -het pak van Arlequin in watergroenopdat het passe bij 't versleten roze van uw roken als de schaduw zij van uw assen haarwanneer de zon dààrinkleine Colombine mijn stappen zijn nog kleiner

nog kleinerdanzij

Paul van OSTAIJEN.

Polderlandsche Arkadia

Over het bij vlekken zongeplengde dathangt de beuk zijn loof van dieper rood.Raamkozijnen glimmen groen en vattenterracotta bloemepottendaarin geraniën groeien van het esmeralden bladmet doffen kringnaar meekraplatten bloemen.Op de dijkweide weidt zijn zwijneneen zwijneweider wijl hij op een schelp gebrande aardeokarino speelt.De klanken wuiven licht zo wuiven ook de beukeblârenalsof zij in hun wuiven roerloos waren.

Wie met een luit in het hart door 't land gaaten in het water van zijn ogen stuwt het worden van een zangperst hij niet op zijn lippen uw-Amarillis-schone naam.

Paul van OSTAIJEN.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 83: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

65

Henriette Roland Holst's ontwikkelingsgang

Mevrouw Henriette Roland Holst, naar haar meisjesnaam Henriette Van der Schalk,werd geboren in 1869 te Noordwijk a/Zee, uit een gegoede burgersfamilie. Haarvader was notaris. Haar jeugd bracht ze voor een goed deel door op het platte land,en heel vroeg begon ze verzen te schrijven. Rond de jaren '90 geraakte ze in kennismet Gorter, Verwey en andere figuren uit de literaire beweging. In 1895 geeft zehaar eersten verzenbundel uit. In '97 trouwt ze met den schilder Richard RolandHolst; een tijdlang woont ze te Laren.In 1897 treedt ze in het politiek leven en wordt lid van de sociaal-democratische

Arbeiderspartij. Datzelfde jaar wordt ze medeoprichtster van de ‘Nieuwe Tijd’, eensocialistisch maandschrift.Gedurende den oorlog ging de partij waartoe zij hoorde, tot het Communisme

over, en tegenwoordig is zij een der leidende figuren van de C.P. in Nederland.Buiten haar lyrische en dramatische werken, gaf ze biographische studies in het

licht. Daarbij was ze nog werkzaam op gebied van Geschiedenis en Sociologie, vanLetterkunde en Kunst.Voor het oogenblik leeft ze in Bloemendaal.

Inleiding betreffende de litteraire toestanden in Nederland omstreeks 1890.

Rond 1890 had het individualisme, waar de kunst der tachtigers op uitgeloopen wasen noodzakelijk op uitloopenmoest, den elementairen band tusschen dichter en volk,tusschen kunstenaar en gemeenschap, totaal verbroken. Terwijl

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 84: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

66

rondom hen de wereld voor nieuwe idealen werd wakkergeschud, nieuwe doeleindenbetrachtte, te leven vroeg van waarheid en niet van schijn, lieten zij zich rustig verderglijden over de koele meren van zelfbespiegeling en zelfontleding, noteerdenangstvallig de vluchtige aandoeninkjes, die zij in hun binnenste gewaar werden ennegeerden alles buiten schoonheid en kunst.Maar het Leven dat meer is, dat hooger en heiliger is dan de kunst, het Leven werd

door hen verwaarloosd. Uitsluitend aan de de schoonheid was hun eeredienst gewijd:de Sacra Aesthetica zwaaide haar schepter oppermachtig. Dat het leven ook eenzedelijke waarde, een moreele beteekenis bezat, werd door hen niet vermoed, liethen trouwens onverschillig.Hun vage, inhoudslege verzen, roemloos bezinksel van wat zij bij den aanvang

als zuivere wijn hadden laten fonkelen, hun proza, voor den gewonen lezer en voorhenzelf misschien, onbegrijpbaar, hun hangen blijven aan de oppervlakte der dingen,hun liefhebberen met den schoonen schijn, de vluchtige stemming: dat alles was nietveel meer en beter dan handig, maar nagenoeg waardeloos woordgeknutsel.‘In vergankelijke zinnen-bekoring en in de onverbeeldbare ziel was de dichterlijke

jeugd van ons geslacht tot zelfontleding geraakt’, bekende Verwey(1), en zelfontledingkeerde de kunst af van haar hoogste doel: het Leven, de Menschtheid, boven heteigen ik door schoonheid te dienen.Omstreeks 1890 kwam er een omkeer.De Nieuwe Gids-redactie is het niet langer eens, en een deel scheidt zich af. Van

Eeden gaat den weg op van het socialisme, Verwey erkent de waarde van het Leven,van de Menschheid. Gorter eindelijk, vindt een uitweg uit den doolhof van hetimpressionnisme, in de ‘Ethica’ van Spinoza en beweert dat hij nu ‘de wet van levenen wereld heeft gevonden’.(2)

In de kritiek op de litteraire beweging van '80 in Holland (1897) veroordeelt Gorterhet toegespitst individualisme, waar de tachtigerkunst in ontaard was, noemt zijnvrienden Hollandsche kleinburgers, en hun poëzie burgerlijke kunst in eenvervaltijdperk.‘Onze bloei (Gorter heeft het voornamelijk over Perk, “Eerste Verzen” van Kloos,

“Verzamelde Gedichten” van Verwey en zijn eigen “Mei”) de tijd dat wij nog nietzoo eenzaam stonden, duurde alles te samen, een jaar of tien.

(1) Inleiding tot de nieuwe Nederlandsche Dichtkunst (bl. 119).(2) De School der Poëzie (1897).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 85: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

67

Het was toen ook in Amsterdam b.v. ruimschoots gebleken, dat opkomst en uitbreidingvan kapitalisme geen welvaart brengt. Hoe het dan verder met ons ging, zij hier meteen paar woorden vermeld. Toen wij het verval onzer klasse voelden, en dat onzeburgerlijke idealen verdwenen, bleven wij arm staan. Toen bleek het wie wij waren:onder den schoonen schijn, de Grieksche enGermaansche kleederen, onder Rhodopis,en Oceanus, Moira en Anangké, Demeter en Persephone, Mei en Balder kwamenwij zelve vandaan, als Hollandsche kleinburgers. Als een bankroete winkelier, diezijn ondergang aan zijn concurrenten wijt, overlaadde Kloos ons met scheldwoorden,zelf onmachtig zich of ons te redden. Daarna wendde hij zich tot God en Oranje,daarna weer tot zichzelven. Verwey zoekt het in Naturalisme, Nederlandsche enandere geschiedenis, die hij niet verstond, en worstelde een tijd lang als een man; ikzocht waarheid in de realiteit die ik niet begreep, en daarna in de abstractie van hetzijnde. Wij kwamen bij die schaar van zoekende geesten, die overal in Europa deburgerlijke maatschappij uittrokken om in zichzelf of in het verleden of in denGodsdienst zekerheid te vinden.In enkele jaren waren wij van reëel, mystisch, van radicaal en burgerlijk

revolutionair reactionnair, van vleesch en bloed geraamten geworden. Eenmaatschappij, een bestaansvorm was in ons gestorven, wij waren de laatste waarlijk,echt-bloeiende, burgerlijke poeëten misschien. Een lange rij van dichters, antieke enmoderne, zeer grooten, vond in ons kleine haar afsluiting. Een gezichtspunt, hetburgerlijk-individualistische gaat in ons, in de poëzie verloren.’En zoo ging elk zijn eigen weg op, buiten Kloos, die spoedig alleen komt te staan

in de ‘Nieuwe Gids’, aldus het fiasco van de eigen kunstbetrachting volledig makend.Vluchtige aandoeningen in stemmingsbeelden van een sentivistische verfijnheid,mooi van vorm, maar leeg van inhoud, konden de meesten onder hen niet meerbekoren. Het leven van den geest herkreeg zijn waarde boven dat van de stof, dewaarheid boven den schijn, de geestelijke inhoud boven den stoffelijken vorm.Zoo lag de weg bereid voor de uitingen van een nieuwe kunst, die haar ideaal zou

vinden in een diepere menschelijkheid.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 86: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

68

I. - De groei

Een beloftevolle aanduiding van die nieuwe wegen, die de kunst nu naar allen schijnopging, lag voor den klaarzienden lezer besloten in een bundel verzen, die in 1895werd uitgegeven door Henriette Tan der Schalk: ‘Sonnetten en Verzen in terzinengeschreven’.Eigenaardig waren deze verzen in zooverre als zij bespiegelingen waren van

innerlijk zieleleven, bespiegelingen, die echter in een voornaam punt, met soortgelijkeuitingen van tachtigerkunst verschilden, dat er n.l. het smachten door klonk van eenziel die een levensdoel wilde en een levensregel, een ziel die haar leven wilde leidennaar de hooge toppen, vanwaar rustige beschouwing en zelfinkeer het gemoed eenvaste veiligheid verleent, en zekerheid aangaande de groote levensvragen.Wat staan we hier ver af van de zelfvergoding, van de ‘aller-individueelste

expressie’, waaraan de tachtigers ons hadden gewoon gemaakt!Maar ook een eigenaardigheid, een vernieuwing wat betreft den vorm, hield die

bundel in. Het sonnet, door de tachtigers in eere hersteld en met voorliefde beoefend,had bij Henriette Van der Schalk niet langer dien streng gesloten, vastomlijndenvorm; licht en lenig werd het onder hare hand, het verloor zijn afgemeten gang, zijnfraai uitzicht, maar het herwon het levend rythme, de zwierige zwaai, het luchtiggebaar, en die aanwinst kon tegen het verlies opwegen.Een nieuw geluid dus, naar inhoud en vorm! En een krachtig geluid!Wat nu deelde die dichteres ons mede? Waar ging ze van uit, waar stuurde ze op

aan?In deze verzen klonk weer een klank, sinds lang in de Nederlandsche Letterkunde

niet meer vernomen: over deugd, wijsheid, volkomenheid. Hier werd als in een andere‘Spieghel der Saelichheit’ gehandeld over de ‘volkomenheid die de mensch kanbereiken’, over het gelukzalig leven van den vroome’ en getoond hoe ‘door het inzichtder onvolkomenheid van onze zintuigelijk weten, de geest geleid wordt tot debeginselen der goede mystiek.’Wie dieper doordringt in deze beschouwende uitingen van een rijk gemoed, wie

de begeerte van de dichteres naar wijsheid en kennis verstaat, erkent den invloedook die zij onderging van Spinoza. Henriette Van der Schalk was, nog jong zijnde,in kennis met Gorter gekomen, en zijn eigenaardige persoonlijkheid liet diepeninvloed op haar na. Gorter had zich toen net van het impressionnisme afgekeerd endan met volle toewijding naar de Levensleer gegrepen,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 87: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

69

die Spinoza hem in vaste scherpomschreven wetten voorlegde. Hij bracht er haar toede Ethica te bestudeeren en zij geraakte zoo onder de bekoring van Spinoza'sdenkbeelden en opvattingen, dat zij vele van zijn uitingen woordelijk overneemt inhaar verzen. Misschien dankt de bundel dien invloed, zijn diepzinnig tasten inverstrakten, soms koelgewrongen vorm.Spinoza was dus haar raadsman, haar ‘wijze’.Voor zij echter aan de Ethica zekerheid vroeg, had reeds de begeerte van haar

jeugdig gemoed, dat meer verlangde dan de kleine, voorbijgaande stemmingsvreugdender tachtigers, haar naar den grooten Middeleeuwschen dichter Dante gedreven, nietde Dante die geloofde en bad, maar de Dante, die droomde en zijn droomen in dadenwilde omzetten; die het schouwende leven der philosophie toetste aan dewerkelijkheidvan boosheid en smart; die zich liet leiden aan de hand van een sterkere dan hij, endie de hellevaart wou ondernemen om des te hooger te kunnen stijgen naar Hem, die‘de Zon beweegt en de andere sterren’. Misschien trok haar vooral de diepte van zijnwerk, zijn zware ernst, de kracht van zijn stijl; zeker is het dat zij zich met Dantevertrouwd maakte, zoodanig zelfs dat zij in eerbiedvolle bewondering kan getuigen:Son. en verzen, bl. 113:

‘Ik leefde, en wijsheid was voor mij een woord;toen werd ik genoodigd haar gast te wezendoor Dante's princelijk en machtig woord.Rijkelijk at mijn ziel van wat hij booden zoo is al mijn kennis van haar wezenvan hem afkomstig, als van koren brood.’

Dante en Spinoza! Het was een voortreffelijk gezelschap, dat Henriette Van derSchalk zich op dit pad van mystische bespiegeling verkozen had. De een zou haarden weg leeren van kennis en wijsheid naar de deugd, en aan de hand van den anderzou zij stijgen boven twijfel en wroeging, naar het rijk der liefde.Zij is zich bewust dat haar taak: het eigen wezen te peilen, te schouwen is in haar

diepste zelf, niet gemakkelijk zal zijn:Son. en verzen, bl. 4:

‘Niet mijn de makkelijke en onbenepenwellende sprakingen, niet de ongestoordegebaren die glijen gelinde door deruime atmosfeer: lustig zeilende schepen.Niet mijn van joelende en brood-dronken woordenfrazig gepraal, als wapperende reepenfeestelijk doek...’

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 88: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

70

Aldus waarschuwt ze ons bij den aanvang, en geeft te verstaan dat ze haar taak ernstigopvat.Wat de philosophische grondgedachten betreft, zijn we er dus op aangewezen om

‘Sonnetten en Verzen’ herhaaldelijk te toetsen aan de Ethica.De kern van Spinoza's philosophie is in weinig woorden samen te vatten. Hij gaat

uit van een op zichzelf bestaand iets, de substantie, die hij God noemt, God is eeuwig,hij bezit een oneindig aantal eigenschappen, maar daarvan kennen de menschen erslechts twee: het denken en de uitgebreidheid, of m.a.w. de ziel (geest) en de materia(stof).Al de andere verschijnselen in de wereld waarin wij leven, zijn ‘modi’ d.w.z.

wijzingen, beperkte, tijdelijke uitingen van Gods eeuwig zijn. Al het bestaande isnaar den geest een deel van Gods ziel, naar de materie, een deel van Gods lichaam.En uit het begrip der eenheid van geest en stof met het lichaam en den geest van God,ontspruit de liefde tot God, d.i. het bewustworden van God in onzen geest. In diebewustwording ligt ons heil.De zuivere rede is volgens Spinoza, bij machte om tot de kennis te geraken. En

kennis leidt tot volkomenheid. Met de hoogste wijze van kennis, de intuitie, is deintellectueele liefde tot God verbonden, die ontstaat als wij vreugde gevoelen in deadaequate kennis, in de herleiding der dingen tot God, of in het aanschouwen derdingen in God. In de intellectueele liefde ligt onze vrijheid, onze deugd, ons geluk.Niet een belooning, die de deugd ontvangt, maar de deugd zelf is de zaligheid(1).In twee groote afdeelingen is de bundel gesplitst. Terwijl de eerste handelt over

de kentering van de ziel der dichteres en wat daaraan voorafging, is de tweede eenmeditatie over het wezen der menschelijke ziel, haar eigenschappen, den graad vangeluk waartoe zij kan geraken.Vreugde in de ziel gevoelt de dichteres en begeerte naar iets buiten en boven de

kleine, wankele strevingen van de menschen uit.Beweerde Spinoza niet: ‘De liefde tot iets eeuwigs en oneindigs weidt de ziel in

loutere blijheid en alle droefheid is haar vreemd’. (Ethica bl. 5).Het bewustworden van God in onzen geest, bewustwor-

(1) De bemerkingen aangaande Spinoza's philosophie zijn ontleend aan de Inleiding to deNederlandsche vertaling van de Ethica, door Jhr Dr Nico Van Suchtelen. Wereldbibliotheek,A'dam 1916. Ook de verwijzingen betreffen diezelfde uitgave.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 89: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

71

ding die de ware vreugde brengt, het pantheisme dus, klinkt uit verzen als de volgende:Son. en verzen, bl. 29:

Eve', - als een zon momentaan opgerezen, -eve' een voelen met alle dinge' eendrachtig,dat's 't waarste weten wat voor menschen is.’

en over de waarde van de kennis boven de ervaring, spreekt zij den rationalistischenSpinoza na:Son. en verzen, bl. 37:

‘Zoo is voortref'lijker in alle zakenKennis dan gisse', en strekt tot grooter baat...’

Al de cosmische verschijnselen hebben geen bestaansreden dan in de mate van hungedurig wisselen, gedurig anders worden en verglijden in elkaar. Niets bestaat erbuiten het worden, de groei:Son. en verzen, bl. 18:

‘Want iedre dag neemt iets aan: zoo blijftons wezen door verandering bestaande’...

En alle groei doet pijn. Elke staat in de ontwikkeling van het worden behoudt in zichde smart om 't verlorene, de onzekerheid om wat volgen zal.Son. en verzen, bl. 51:

‘Alle groei is het smartelijk gebeurenVan wat later blijkt tot blijheid te wordenWant lagere verlaten, om hoogere ordengaat altijd gepaard met pijn van losscheuren.’

De onvastheid van de hedendaagsche tijden, het ongewisse van de evolutie dermenschheid, hebben haar tot overweging gestemd:Son. en verzen, bl. 23:

‘Deze tijden met heftige gebarenhebben de walmende lichten gedoofd,die de menschen beschenen’ die voorheen waren,nu zijn ze walmbevrijd en licht-beroofd.’

Midden in de wereld, de eeuwig-veranderende, vol twijfel, vol bange onzekerheid,zoekt ze naar houwast. In het geloof wilde ze 't niet zoeken, ook niet in een fataleberusting, in een zich drijven laten, mee met den stroom. Daarvoor was ze te sterkvan persoonlijkheid en karakter:

‘Ik werd geboren met een aard die sterkvan zelf gaat naar de kern van alle zaken

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 90: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

72

maar veel stond tusschen mij in en mijn werk.Groeiende, heb ik dat op zij gezet:het werd al lichter, alle duisters brakenen ik zag liefde als de levenswet.’

In de liefde denkt zij te vinden sterkte om dit leven te leven. Aan de liefde schrijftzij een zedelijke stuwkracht toe, een moreele faculteit, die als het geweten, denmensch haast onbewust naar het goede drijft, aanvullend, versterkend zijn aangeborenmaar te zwakke, natuurlijke goedheid.Zoo zegt zij in het volgend merkwaardig sonnet ‘Over de zachte hulp der Liefde’.Son. en verzen, bl. 39:

‘De vaste greep waarmeê verstand de hechtesteun grijpt die weten voor 't hart heeft gesticht,houdt het niet zoo gedurig opgericht,als een zachte hand die streelend de slechtegedachte wegvoert en de wilde legt teslape' en haast onmerkbaar het werk verrichtden wil te leide' en te houde' in de rechtebanen, waar hij zoo vaak uit werd gelicht.Want naar goedheid droeg 't hart altijd den wensch,maar eer ze in een wezen zich openbaarde,bleek wil, om haar te bereiken, te zwak:liefde bracht toen de kracht aan die ontbrak,en de wereld, die wijsheid maar verklaarde,werd betreden door teerheid voor een mensch.’

Merkwaardig, omdat ze hier het overwicht aan de liefde geeft boven het verstand,aan goedheid boven kracht, aan zachtheid, vrouwelijkheid boven mannelijkdoordrijvend geweld. Merkwaardig omdat het nu reeds het conflict teekent - dat haarheele leven en haar heele werk zal beheerschen - tusschen hart en verstand, tusschenweekheid en kracht, tusschen droom en daad. Door de critiek is er eensgezind gewezenop de mannelijke toon, die uit ‘Sonnetten en Verzen’ opklinkt. In een sonnet echterals het aangehaalde, spreekt de vrouw, de meelijdende, die haar goedheid en haarliefde als een beschuttende mantel breidt over het harde, het ruwe, wat het scherpeverstand door redeneering, in koele, strakke daden uitwerkt.De bekentenis dat ze ‘liefde als de levenswet’ zag, krijgt dan ook meer dan gewone

beteekenis, omdat daardoor meteen het twistpunt geopend wordt, de kloof gegraventusschen de sfeer van den droom, waarin zij altijd aan zal blijven verwijlen, en hetdomein van de daad, waar zij zich niet kan ophouden dan steeds verscheurd vangemoed.Het is die strijd die haar innerlijk wezen zal uiteenrijten,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 91: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

73

die haar om de beurt zal folteren of opvoeren tot hooge extase, en waaraan weongetwijfeld de schoonste lyriek te danken hebben die uit haar hart is gevloeid.Haar ideaal is: de wereld in een rijk van Liefde te herscheppen, Liefde die het

onrecht vernietigd en de harten in vreugde en vrede verbindt. Zij gevoelt wel ontzag,eerbied voor hen, die in de philosophie, de abstractie opgaan, in iets blijvends buitenen boven het onbestendige van den mensch, zij blikt naar hen op als naaroverwinnaars, helden:Son. en verzen, bl. 44:

‘Wie 't kunnen, groet ik met ontzag, 't eischt helden.’

Maar direct daarop spreekt zij, van uit haar vrouwelijk gemoed:

‘Een mensch voelt tot mensche' altijd weer getrokkenhun armen nood'gen, en d'abstractie wijkt.’

De menschen de boodschap van de Liefde te brengen, dat zal haar taak wezen, ookal weet zij zeker dat de smart haar niet zal gespaard worden in het harde leven. Zijschrikt er echter niet voor terug:Son. en verzen, bl. 45:

‘'t leed is hun lief als liefde 't heeft gegeven.’

Zeer zeker, het is in ‘Sonnetten en verzen’, vooral de schouwende liefde waar hetomgaat, de intellectueele liefde volgens Spinoza, die zich later zal verdiepen,verbreeden, die van uit het koele intellect het warme, levende hart zal veroveren, dievan mensch tot mensch als een drang zal stuwen:

‘Drang die den eenen mensch trekt tot den ander,Zoete drang niet te weerstaandie de harten buigt naar elkander...’(‘De Vrouw in het woud’, bl. 70.)

Met Spinoza's Ethica voor zich, schrijft de dichteres in den voorzang op het tweededeel van ‘Sonnetten en Verzen’:Bl. 61:

‘Ik heb de menschen 't liefst van de enkel-dingenwant ze komen meer overeen met mijdan alle andre wijzen die me omringen’...

erkent de deugd als het wezen der ziel:Bl. 68:

‘Want deugd is de natuur der ziel; zij ligtten grondslag aan iedere vrije daad’...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 92: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

74

veroordeelt de hartstochten als een belemmering tot het geluk:Bl. 74:

‘O menschen wij zijn tot geluk geborenZoo wij maar kloek de hellingen ontvluchten

van de begeerten die naar de geduchteafgronden voeren, waar met woeste korende driften schaterend het roepen smorender vroomheid’...

Zij vreest den dood niet, die enkel het stoffelijk bestaan kan vernietigen:Bl. 112:

‘Gij die 't bestaan aanrandt, het wezen laatik heb zoolang gedacht aan uwe mare:er is niets vreeselijks in uw gelaat.’

en aanroept wijsheid als een kracht en een schild tegen de gevaren:Bl. 77:

‘Ik bid u dan Wijsheid in naam der velendie naar u zoeken als ik zelve trachtdat gij ons die leven iets zult meêdeelenvan wat gij wijzen die eens waren bracht,opdat wij uw zachtheid door onze keelenheenglijden voelen als een wijn wiens krachtons hart versterken zal in al de velegevaren, die 't van eigen zwakheid wacht.’

Eigenaardig, hoe telkens bij de dichteres de idee van het abstracte zich toetst aan derealiteit, hoe ze niet van schouwend leven kan gewagen zonder de vrucht van hetschouwen te begeeren: de daad.Alle menschelijke dingen hebben een geestelijk en een stoffelijk gelaat, enBl. 82:

‘'t Zinlijke is afdruk van bespiegelingende keerzij der gedachte vormt de daad.’

beweert ze, en even verder stelt ze zich als haar eigen latere levenstaak voor, hetideaal in daden te willen omzetten:Bl. 84:

‘Hij die nu waarheid leven voelt in zijngedachten, zoekt als hoogste vreugde deze:haar buiten zich te beelden als een lijn.’

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 93: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

75

en klaarder nog laat zij zich uit in het volgend sonnet:Bl. 107:

‘En wijl alle geest belichaamd wordt, blijvende deugden van den wijze niet gestal-teloos als nevels die door bergland drijvenmaar worden daden die de vorm en alde vastheid verkrijgen van aardsche lijvenen als de klokken die met machtigen schalkondschap van zege over het land uitdrijvende kracht der ziel verkonden overal.

Zwaar galmt gerechtigheid door hunne slagen;daartusschen in luidt hoog en rein erbarmen -de liefde als een vesper voor de nacht:’...

Droomen en daden, gerechtigheid en liefde, de vier groote factoren, als men het zoozeggen mag, die in haar leven van tel zijn, vinden we samen in dit sonnet. En doorhet gansche werk zullen we hun roep hooren, soms gedempt, soms klagend enkreunend, maar dan weer opbruisend in geestdrift, betrouwend in de zege.Hoe vaak ook de idee van droom en daad samengestrengeld door haar verzen

uitschijnt, toch blijkt het nergens erg duidelijk, naar welke zijde zij ten slotteoverhellen zou. Ze kan zich moeilijk loswringen uit de banden van de philosophie,het Denken.Haar verlangen is ‘den wijze te volgen in zijn leven’ (bl. 101). Aan wijsheid wil

zij verpanden, haarBl. 88:

‘jonge ziel met al zijn liefde-krachten’.

en aan het slot van den bundel tracht zij, geleid door de wijsheid, en bewust vaneigen onvolmaaktheid, tot een soort vage, mystische zelfvoldoening te komen, doorhet stoffelijke in het licht van het geestelijke te beschouwen, ‘sub specie aeternitatis.’Maar de stem der liefde heeft te luid in haar gesproken. Er is geen vergissing

mogelijk.Wie als Henriette Van der Schalk, ‘liefde als de levenswet’ heeft gevonden,kan niet blijven verwijlen in de hooge, kille regionen van wijsheid en verstand. Hethart krijgt meezeggenshcap, als het staan zal tegenover de wereld.Objectief beschouwd, en buiten het verband met de volgende bundels, blijft

‘Sonnetten en Verzen’ slechts een poging om langs de ethische zijde de levenskernin de schoonheid: Waarheid, te benaderen, waarheid omtrent haar eigen wezen enaangaande de menschheid en de dingen rond-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 94: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

76

om haar. Dat die poging gebeurde toen het aesthetisme van de tachtigers nog altijdde schoonheid als opperste godin erkende en aanbad, en dat die poging terzelfdertijdzoo glansrijk en krachtig was, is de grootste verdienste van dezen eersten bundel.Want niet alleen naar den inhoud is ‘Sonnetten en Verzen’ beteekenisvol. Ook de

vorm is zeer persoonlijk en origineel. Haar groote dichterlijke gave: de plastiek, komthier reeds aan het licht. Het beeld loopt bij haar vaak het rythme vooruit, het rythmemag soms strompelen, de taal soms gewrongen zijn, het beeld maakt alles effen, allesgoed; het legt getuigenis af van haar aanleg, die vooral visueel is.Verdieping dus van levensinzicht: door eigenkennis langs wijsheid tot vrede komen;

tot rust geraken bij middel van een vaag mystisch panthéisme; langs inwendigebotsingen om tusschen het schouwende leven binnen haar en de werkelijkheiddaarbuiten.Een vaag panthéisme, waar soms als een vergeten liedje uit de jeugd een herinnering

doorschermt, zij het dan ook aan de symboliek ontleend van den christelijkengodsdienst, in wiens geest zij werd opgevoed, uit wiens invloedsfeer zij zich in elkgeval niet kon losrukken.Het is ‘een kruisbeeld dat op een heuvel rijst’, het beeld van een angelusgebed bij

avondval, e.a., maar het blijft bij dergelijke vluchtige evocaties.Slechts één groot christelijk levensprinciep is er, dat als een glanzend snoer door

den ganschen bundel loopt: Liefde. Liefde tot de abstracte wetenschap dieonderdompelt in liefde voor den mensch.Men begrijpt het belang dit ‘voorspel’ te kennen, vooraleer naar het overige werk

van de dichteres te grijpen, zij het dan maar om den sleutel te vinden van de tweespalttusschen droom en daad, die later zoo verscherpt zal worden, om besef te krijgenvan de geestesevolutie, die mogelijk, ja noodzakelijk was bij Henriette Van derSchalk.Toen dit voorjaarslied was uitgekweeld, viel er een stilte die zeven jaar duurde,

en die haar toeliet te beslissen dat ze voortaan wou afdalen van de hoogten vanmystische bespiegelingen en een daadwerkelijk leven begeerde onder de menschen.Het valt niet te ontkennen, dat oorzaken van buitenaf haar de keuze lichter

mmakten. Zoo haar bevriendheid met Gorter, die haar, zooals hij haar vroeger hadbinnengeleid in de Ethica van Spinoza, thans het heil voorspelde in ‘Das Kapital’.Gorter was namelijk Marxist geworden. Zoo lag het voor de hand dat Henriette Vander Schalk, die intusschen Mevrouw Roland Holst geworden was, door theoretischestudie het socialisme wou begrijpen en liefkrijgen.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 95: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

77

Reeds voor dien tijd - omstreeks '96 - was ze in betrekking gekomen met denEngelschen dichter en estheet William Morris: die ook had zich van de poëzie dergewaarwordingen afgekeerd en zocht zijn ideaal in een socialisme gesteund opesthetische basis. Ze gevoelde groote geestdrift voorMorris' streven en zijn theorieënbestudeerde ze grondig.Toen nu in '97 ‘De Nieuwe Tijd’ werd gesticht, een maandschrift van de S.D.A.P.

met Frank Van der Goes en Herman Gorter in de redactie, sloot ze zich bij de S.D.A.P.aan en werd als derde redactielid aangenomen. Ze bleef er nadien standvastig aanverbonden.Toch lijkt het dat de innerlijk werkende beweegredenen de sterkste waren, dat

haar gevoel van menschenliefde, bewuster gemaakt nog door het beeld van ellendewaarin de massa verkeerde, samen met de zucht naar gerechtigheid die in haar hartbrandde, de overhand kreeg, en zij voor goed verkoos:

‘De zachtheid des gemoeds van hen die den mensch liefhebben boven de abstractie.’(S. en V. bl. 45).

Dirk Coster, de criticus en essayist, schrijft over haar evolutie, zeer gelukkig: ‘Ermoet een oogenblik geweest zijn in haar leven, dat het sociale lijden zich verdichttetot een donderenden noodkreet, die al haar harmonieën ontredderde en haar mystiekdoelbewustzijn voor goed verblindde. En haar liefde, die tot wijsheid en weten wordenwilde, brak in barmhartigheid. Haar stuwende liefde zette zich om in een apostolischenreddingsdrang.(1)

Een nieuw leven ligt voor haar: nieuwe idealen en een nieuw doel. Geestelijkwordt ze herboren en de belijdenis van dien omkeer heeft ze uitgesproken in haartweeden bundel:

‘De Nieuwe Geboort’, die verscheen in 1902.

Die belijdenis staat in het teeken van tweestrijd. Kreten uit 'n smartgeteisterde ziel,uit een door twijfel verscheurd hart, overstemmen hier het glanzend, rustig-bewogenlied, de zachte deining uit haar jeugdbundel.Zij kent haar zwakheid maar zij weet ook haar doel:De N. Geb., bl. 16:

‘Er is een kracht gekomen in mijn leven;ik ga mij richtend en niet meer gedreven.’

(1) ‘De Nieuwe Europeesche Geest in Kunst en Letteren’, bl. 40, van de ‘Ontwikkeling dermoderne Nederlandsche Litteratuur’, door D. Coster.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 96: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

78

spreekt zij fier en zelfbewust, om even daarna toch weer door 'n jeugdvisioen bestooktte worden en uit te roepen:D.N.G., bl. 20:

‘Maar somtijds hoor ik weer die kreetdalend uit heem'len die 'k verloor.dan is het of ik toch daar hooren ik verga van drang en leed.’

‘De NieuweGeboort’ is vol van die bange onzekerheid, van die onvastheid en schuwevrees, die 't hart binnensluipt van al wie bij 't aanvatten van een grootsch werk,ondervinden de moeilijkheden onderschat te hebben.In den overgang van de passieve speculatie naar het terrein van de actieve daad:

het socialisme, staat ‘De Nieuwe Geboort’ in de fase van de worsteling. Worstelingmaar geen overwinning. Daartoe komt de weifeling en het heimwee haar te zeerbesluipen.Waartoe die strijd, waartoe die verscheurdheid en die gebrokenheid! Is het niet

mogelijk dat die nieuwe geboorte voltrokken wordt, onbewust en zonder smart?D.N.G., bl. 30:

‘...O kon het zijndat in zoo zuivre aandacht en vreê, de staatder menschen overging tot een nieuw lichtals een glans die glijdt over 't aangezichtder aarde, tot zij gansch verheerlijkt staat:maar deze groei moet zijn van strijd en pijn.’

Van het tegendeel is zij zich bewust, zooals het laatste vers getuigt. En nog is dezegepraal zoo ver af:D.N.G., bl. 34:

‘Want zege is ver en hard staan de dadentusschen ons en hem (den wil), en dit eenige is vast:Wij zullen niet zien hoe uit die zadende vrucht van de nieuwe wereld wast.’

Zoo kloeg Henriette Roland Holst voor een kwart eeuw, zoo klaagt ze thans nog inhaar laatste werk ‘Tusschen twee Werelden’:

‘Wij zullen u niet zien lichtende Vrede,Wij zullen niet voelen uw weligheid.’

(T. tw. Wer., bl. 52)

‘Haar aansluiting bij de S.D.A.P. is het grootste geluk maar ook het geheime leedvan haar leven geweest,’ schrijft ‘Opmerker’ in de ‘Communistische Gids’ (JaargangI 1922, bl. 351). En werkelijk, haar rijk gemoed heeft

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 97: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

79

steeds de wisselwerking van die twee aandoeningen ondergaan, heft beurtelinggeschreid en gejubeld, gewanhoopt en vertrouwd.Maar dat feit juist is voor ons een reden tot verblijding, want in de ‘Donkere diepten

van tweestrijd’ (D.N.G., bl. 131) spreekt zij haar teeder vrouwenhart uit, zuiver enongedwongen, zonder zijn zwakheid te verbloemen of zijn kracht te forceeren.Dat haar gemoed, vroeger steeds op het comtemplatieve gericht zich inspannen

moest om het ruwe strijdlied mee te schreeuwen van het proletariaat, dat haarfijnbesnaarde ziel vaak in botsing kwam met de richting die zij verkozen had, wektgeen bevreemding; maar dat zij den moed bezat ook die teere schakeeringen aan tegeven, ook die ondertoon van pijn niet te verzwijgen, is een bewijs voor haaroprechtheid:D.N.G., blz. 67:

De strijd is zoet aan 't hart bij oogenblikkenmaar vele teed're dingen doet hij lijden;hij vraagt niet wat wij winnen, wat wij mijdenen komt in vormen die ons soms verschrikken.’

De intellectueele liefde uit ‘Sonetten en Verzen’ is gegroeid, verbreed, ‘gebroken inbarmhartigheid’. 't Spreekt vanzelf dat die liefde tot den mensch zich hier uitspreektin vormen van medelijden met de armen, de zwakken, de lijdenden, de verdrukten.En dat door de antagonie, naast liefde enmeegevoel, ook haatzangenworden gestemd,is gansch logisch: haat tegen de heeren, de verdrukkers, de maatschappij. Voor wiehet historisch materialisme aankleven is het immers evangelie dat de economischeverhoudingen en de maatschappelijke toestanden alleen schuld hebben aan destoffelijke en geestelijke ellende van het proletariaat, dat het kapitalisme alleen deoorzaak is van de volksellendeNaast liederen van haat dus zangen vol diep, echtmenschelijk medelijden met wie

van aardschen welstand verstoken bleven.Als voorbeeld moge dienen het eenvoudige en toch zoo roerende: ‘Kleine paden’.De N.G., blz. 84:

Kleine paden sling'ren over de heideen komen aan op de hutten der armen:zij zijn de eenige die zich erbarmenom 't verlatene van wie hier lijden.Op de heide zwerven de maagre schapenzij zoeken blatend naar een nieuwe streekvan milder kruid en waterrijke beek;

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 98: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

80

honden en herders zijn vermoeid en slapen.In de hutten zitten de menschen neerAls schapen die niet weten waar te weiden;hun gedachten zweven over de heidemaar vinden geen uitweg en keeren weer.De hutten en de paden scheem'ren heen,Na deze komt weer een andere heide,menschen sterven na 't vreugdloos leven-lijdenand're aanvaarden 't en alles blijft een.Heide verliest zich in de zee; de zeeverliest zich in de lucht; en in de wijdekringen van menschelijke last en lijdende doffe ellend' van deze armzalige stee.’

In het hoofdstuk: ‘Sociale Lyriek’ van zijn werk ‘Lyriek’ geeft Poelhekke dieantagonie van gevoelens als een karakter aan van de Sociale Lyriek. In deze Lyriekkomt voor ‘naast de haat de liefde, naast de wraakzucht het medelijden, naast destrijdlust de barmhartigheid, naast de onbetoombare zucht de machtigen te doenstorten van hun troon, de wijd omvattende ontferming met de zwakken enbehoeftigen.’(1)

Zij heeft medelijden, maar zij wil ook gerechtigheid. Gerechtigheid die niet vanboven, van God komt, immers (D.N.G., blz. 101):

‘Er troont geen eeuwige gerechtigheid.............Hemel en aard zien toe, prijzen noch laken,want ja, alles geschiedt naar vaste grootewetten onwankelbaar, maar zij zijn blind.’

maar die haar oorsprong vindt in den mensch zelf, en dus van de aarde is:D.N.G., blz., 104:

‘Daar ge ons dus niet van boven komt regeerenen wij toch schreien als gij wordt veracht,Gerechtigheid, wat zijt ge als een begeerenen drang dien wij zelf hebben voortgebracht.’

Dr INDESTEGE.(Vervolgt.)

(1) Poelhekke: ‘Lyriek’, blz. 145.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 99: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

81

Kronieken

Nederlandsche letterkunde

Gerard Van den Hoek(*)

Het is nu elf jaar geleden dat de onverbiddelijke Dood de toen vier en twintig-jarigeGerard van den Hoek weghaalde, te Arnhem, van zijn liefhebbende Moeder, enkelevrienden en van zijn hem dwingend werk - waar hij geheel in opgegaan moet zijn,zeer begaafd, ernstig en degelijk werker als hij was.Dit te bedenken stemt tot weemoed en bitterheid.Weemoed omdat de ongenadige Dood iemand velde, wiens taak nog niet ten einde,

ja pas voorgoed begonnen was en bitterheid omdat Gerard van den Hoek eenslachtoffer is van dat militarisme, waardoor zoo vele menschenlevens geknot werdenen worden - die niet waren en zijn als Gerard van den Hoek.Wie zal zich, buiten enkelen, deze kranige, flink-uitziende jonge man, met kleine

turende oogen achter bestendigen bril nog herinneren, zooals hij zich toont op foto?Maar, daar is nog altijd zijn nagelaten werk, door P.H. Van Moerkerken en HermanRobbers kort na zijn verscheiden gebundeld onder den verzamelnaam:Het KostelijkeLeven (uitgegeven door Van Kampen en zoon, Amsterdam) en waarvoor P.H. VanMoerkerken een liefdevolle inleiding schreef.G. van den Hoek kwam op 2 Februari 1892 te Leeuwarden op de wereld, waarvan

hij later het leven ‘zwaar, maar kostelijk’ zou vinden.Te Groningen deed hij, zeventien jaar oud (1909), eindexamen H.B.S. De studie

voor het Staatsexamen moest hij om gezondheidsredenen staken. Hij trachtte dan,maar vergeefs, zijn krachten te herwinnen in den tuinbouw. Te Bussum haalde hijnochtans op een tuinbouwkursus het diploma. Zijn laatste bezigheid, na April 1914,was te Haarlem op de stadsbibliotheek. Ge-introduceerd door Herman Robbers, diehet eerste werk van G. van den Hoek in zijn tijdschrift Elsevier opgenomen had,kwam hij daar te Haarlem veel aan huis bij P.H. Van Moerkerken.‘In 't begin van 1916 - schrijft deze in zijn “Inleiding” tot Het Kostelijke Leven -

werd Gerard opgeëischt voor denmilitairen dienst, alhoewel twee geneesheeren hemeen attest van

(*) Bij den herdruk van Het Kostelijke Leven, P.N. Van Kampen, Amsterdam, 1926.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 100: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

82

ongeschiktheid hadden gegeven. Hij moest naar Amersfoort. Daar werd hij Vrijdag11 Februari goedgekeurd. Doch zich onwel voelende vroeg hij een thermometer. Hetbleek dat hij 39o had! En echter moest hij, terwille van onbenullige formaliteitenterugkomen, waarna zijn lichaam eindelijk ongeschikt werd verklaard voor hetsoldatenbedrijf. Met ziekteverlof kon hij toen Dinsdag, den 15o, naar huis vertrekken,na aldoor met zijn verhooging nog eenige kazernekarweitjes te hebben moeten doen.Een week later, in den nacht van 21 op 22 Februari stierf hij, een der talrijke en nietder minst beteekenende slachtoffers van de militaire ziekenbehandeling, die, evenalshet gansche meedoogenlooze instituut, dat zij dient geen menschelijkepersoonlijkheden maar enkel nummers kent. De officieele papiertjes van Gerard'songeschiktverklaring ontving zijn moeder lang na zijn dood.’‘Menschen en boeken, schreef Herman Robbers in een “In Memoriam” (Elsevier

1916) hadden zijn liefde: zijn moeder, enkele vrienden, de literatuur - ziedaar zijnleven, dat kort was, maar zuiver en edel. Er waren maar zeer weinige onder de jongsteschrijvers en schrijfsters in wie ik zooveel vertrouwen had. Misschien geen hunnerkende ik zijn diepen ernst toe en zijn vol begrip.’

* * *

Zeven verhalen vormen den inhoud van Het Kostelijke Leven. Zij waren te vorenafgedrukt in: Elsevier's Maandschrift (I, II, V en VII), De Gids (III en IV) en in DeNieuwe Gids (VI).Zij zijn:DeGiftmengers (1910);Een lieve Jongen (1913);Een verlies (1914);Ontmoetingen

van een Kniesoor (1915)); De Verwenschte Thuiskomst (1915); Schrijver'sNachtmerrie (1915); Jacoba in de Wereld (1915).Bovendien liet hij na de scherp-doordringende notities en voor-studies van een

roman: Johan, de omgewerkte schetsen voor een novelle uit den mobilisatietijd, eengeïllustreerd artikel over: Fransche oorlogsillustraties in de jaren 1870 en 1871.’(Elsevier, Februari 1916: de maand van zijn sterven) en Twee Rubricatoren in ‘HetBoek’, 14e jg.).

* * *

Een werkzame, aanhoudende en zich steeds verdiepende geest was hij, naar blijktuit zijn geschriften. Iemand die het leven zeer scherp waarnam en boven zelf be-leefden door-leefd ervaren en emoties uit te stijgen wist en de dingen in perspectief konzien. Hij verhaalt van - meestal jonge - menschen en hun doening. Toch keert hij ze,ontledend, binnenste buiten. Verhalend laat hij ze eigenlijk zich-zelf ontleden. Kritischbeschouwend, met zacht-glanzenden humor, zóó raak en fel alsof het geburen zoudendoen. Dus zonder weekheid, zonder sentimentaliteit. Zonder weemoed: al is in zekerepersonen toch een vooruitgesproken ziele-lijden aanwezig. Zoo de moeder in: Eenlieve Jongen, zoo in Jacoba. Eerder zag G.V.d. Hoeck de dingen sceptisch. Zonderbitterheid. Berustend wel. Toch, al schijnt het anders, daarom niet zonder gevoel.WieDe Verwenschte Thuiskomst, Ontmoetingen van een Kniesoor en Jacoba schreef

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 101: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

heeft zeer zeker een mee-voelend hart, - al toonde hij dat niet iedereen. Levendbewegen zijn menschen zich voor ons, ten slotte.Niet alle verhalen, die hij gaf, zijn even belangrijk. Hoe

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 102: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

83

kon het ook! Maar bij hem bestond een al langer zoo meer beheerschen gaan vanvorm en inhoud, wat een zoodanige klimming in waarde was danmenG.V. den Hoekgerust voor de toekomst opschrijven kon.Tusschen het impressionistische De Giftmengers (1910) en het daaropvolgende

Een lieve Jongen, liggen drie jaren verschil. Drie enorme jaren van beteekenis. Wateen volgroeide geest al toen hij Een lieve Jongen schreef. In dit de ferme samenvattingvan een jongensleven van negen tot achttien jaar. Zonder bijkomstige kleinigheden,enkel de groote lijn. Die hij behouden zal in wat hij nadien schrijft, - ja, nogverstrakken versoberen in Jacoba. Bij het schrijven schijnbaar zonder ontroeringgeuit; maar toch, wat een verzwegen leed in die moederfiguur en haar tobben metden, in zijn lijden norschen vader. Die ‘lieve jongen’ zelf: Matthijs, hoe zuiver is dieontbolstering van knaap naar jonge man gegeven, met, op 't laatst, logisch einde enbegin, het verlangen naar de groote verteedering van de Liefde - dat het hunkerennaar Geluk in dit - als in elk - ontwakend mannenhart is. Dit verhaal is zeer vanbelang voor het andere, volgende werk van v.d. Hoek. Wat hij hierin betrachtte:concentratie en wering van het waardeloos détail zal hij als basis nemen voor denuitbouw van wat komen ging en dat over: Een Verlies, in Ontmoetingen van eenKniesoor en Jacoba bereikt zal zijn.Dit Een verlies is het humoristisch gezien geval van een student, wiens meisje

sterft en die onder de troostende preek van den dominee plots het besef opdoet weleen ander meisje te zullen krijgen! Humor! G.v.d. Hoek had die kostelijke gave. Eenvroolijke Thuiskomst spreekt ervan.De Ontmoetingen van een Kniesoor zijn zeer suggestief voorgebracht.

Auto-observatie ongetwijfeld. Belangrijk als de zelfportretten in schilderkunst. Aldie ontmoetingen laten de hoofdpersoon Sjarl, die van een sceptische berusting is,mompelen: Het leven is zwaar, maar kostelijk.Van Moerkerken merkt het op: de hoofdfiguren van Een lieve Jongen, Een Verlies

enOntmoetingen hebben overeenkomstige karaktertrekken. Er is een doorgetrokkenlijn, die de drie verhalen verbindt in logische ontwikkeling. Zij zijn uit elkaar gegroeid.Toch - ook dit stelde Van Moerkerken vast - ‘bij alle verwantschap leven deze

jonge mannen hun eigen scherp geteekend leven.’ Volkomen voldragen werk isJacoba te noemen. Een, uiterlijk onverschillige vrouw in wiens onbewustheid eensterk verlangen naar liefde leeft, - maar ze waarschijnlijk toch niet kennen zal in haarleven. Een fijn, verrukkelijk verhaal is dat geworden, de dingen meer aangevend danbeschrijvend, - bijna in droom gezien. Zeer belangrijk vooral door wat het vermoedenlaat. G.v.d. Hoek schreef erboven: ‘ontwerp’. Wilde hij het gegeven verder in eenroman behandelen?Om dat alzeer volgroeide werk - waarop het definitief slotakkoord helaas niet

volgen mocht - te verwoorden wist G.v.d. Hoek zich een persoonlijken, zuiveren,preciesen stijl eigen te maken, vrij van bijkomstigheden, die remmend zouden werkenop den gang van het verhaal. Een stijl die de klimmende lijn voortstuwde. Hij vondalhier, aldaar een beeld, een vergelijking en dat bracht kleur en licht. Wat hij tebeelden had kon hij uiten in den passenden stijl, die zijn episch-psychologisch werkvan doen had. Hij gaf de essentie van wat hij ter verwoording verkoren had. Doorzijn dwang naar concentratie en synthese bekoort hij het jonge geslacht.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 103: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

84

Hoe hij tegenover zich-zelf en zijn kunst stond, het moge blijken uit dit eene, kortefragment uit zijn aanteekenboek, vol voorafgaande studies, notities en plannen voorzijn ontworpen roman: Johan - aanteekenboek dat de moeder, Mevr. We J.W. vanden Hoek-De Vries, na het overlijden van haar zoon aan Herman Robberstoevertrouwde en fragmentarisch door Van Moerkerken gepubliceerd werd in deInleiding van Het Kostelijk Leven:‘Schrijf geen woord voor je de personen buiten je ziet bewegen, voordat je ze ziet

als anderen, ze ziet loopen, ziet kijken, ziet voelen desnoods; als 't maar niet is: voeltloopen, niet voelt kijken, voelt voelen. 't Mag een schrijver nooit te doen wezen omhet beleven van sensaties. Laat een schrijver als mensch zooveel “voelen” als kan,als schrijver moet hij “zien”. Scheppen is laten leven en niet zelf leven. Wie met zijnhelden meeleeft verteert zich en staat niet boven hen.’

* * *

Als vanzelf rijst nu de vraag: gesteld dat deze jonge kunstenaar hadde mogen blijvenwat zou hij thans: tien jaar ouder en rijper te zeggen hebben gehad en nog te zeggenhebben?Het is niet aan te nemen dat hij zich in dezen eersten bundel - dien hij niet eens

aanschouwen kon - geheel zou uitgesproken hebben.Toen G. van den Hoek die verhalen ontwierp en schreef was hij in dien ouderdom

dat de ziel, het innerlijke van den kunstenaar het meest aangedaan en ontroerd wordt;dat zijn waarnemingsvermogen al feller en scherper de dingen bemerkt en opteekent- ondergaat en er toch weer boven stijgt. Wat hij vóór zijn twintigste jaar bedacht enbedroomd heeft - huiverend soms - be-leeft hij dan. De sluier die der dingen wezenverdoezeld hield glijdt weg. En hij aanschouwt de wereld: een ontzettendennaamloozen strijd der menschelijke passies en instincten; groote gestalten, dikbuikig,met hooge hoeden, bolwangigen, groote neuzen, korte voorhoofden, steltloopers,kruipers, gebochelden, misvormden, blinden, eenoogigen, leeperds, harteloozen,strevers - tegen droomers, idealisten, zoekers, heldhaftig-eerlijken, gewoon-eerlijken,belachelijk-eerlijken, te rijken rijken aan-hart, dweepers, en die allen dan weer onderen tegen elkaar op.Hij be-leeft en leeft mede duizend drama's. Hij torst niet alleen zijn liefde en haat,

kent niet alleen zijn genegenheid en onverschilligheid: ook die van anderen woelenin hem. De zeven hoofdzonden en zeventig kleinere zonden overvallen hem. Hij leeftmet alle zintuigen gelijk. Nog aarzelt hij. Hij plaatst tal van vraagteekens in de margeen hoopt er later op te antwoorden. Nog is hij voortdurend verwonderd - en verbaastzich den volgenden dag over de verwondering van gister. Wat alweer eenverwondering is! Hij meent dan de geheele, strijdendewereld in zich. Tijd van opgang.Tot hij die overwint en het leven zwaar, maar kostelijk gaat vinden.Alzoo Gerard van den Hoek. Als wij allen. Hij doorworstelde, streed, steeg er

soms magnifiek boven uit - tot de Dood hem neersloeg. Hij had niet overwonnen:zijn laatste woord had nog niet geklonken.Een lyrisch aangelegde persoonlijkheid - een dichter - kan zich in die eerst be-leefde

jaren vollediger, gaver uiten dan een prozaschrijver.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 104: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Men bedenke Rimbaud en Jacques Perk, - beide jong gestorven en beidevoortreffelijke kunstenaars. Bij hoe menig dichter,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 105: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

85

die ouder mocht worden dan deze en langer arbeiden kon, gestadig arbeiden, hoevaag vervlakte de groote ontroering van zijn jeugd ‘in vormen van eigen gesmederetorika naar wat eens krachtig levend in hen was’ (Van Moerkerken).Een prozaschrijver en speciaal de romanschrijver of novellist die meer het epische,

het psychologische en objektief bekijken der dingen betracht komt door dit betrachtenslechts later tot uiting van wat hij opgenomen en verwerkt heeft van de geweldigebotsing rondom, van den strijd dien hij te strijden had of heeft tegen zich zelf enanderen, die elkaar op hun beurt ongenadig bekampen.Wat G. van den Hoek reeds gestreden had, nog streed in al zijn berusting, wat hij

daarvan al vastgelegd had in zijn vertellingen en opteekenen kon voor de toekomst,steunend daarbij op zijn ernst en toegewijde liefde, laat met groote zekerheid zeggen:tien jaar later, in die periode gekomen van rustig uitbouwen, van meer op afstandzien, van het rijpen van den totaal indruk, zou Gerard van den Hoek, door zijnuitgegroeid zijn boven de dingen, door zijn evenwicht, door zijn beheerschten,concreten stijl, door zijn begrip van dezen daverenden, na-oorlogschen tijd, dien hijvoorvoelde, onder de jongere generatie een der allereerste prozaschrijvers zijn.Het heeft niet mogen zijn, helaas.LODE ZIELENS.

Duitsche letterkunde

Christiaan Wahnschaffe

Het gevaar voor de nieuwe kunst - voor deze die haar doel niet in zich zelf vindtmaar die zich evenals alle menschelijke bedrijvigheid slechts middel weet tot ietshoogers - ligt in de tendenz en de rhetoriek. Heeft men niet reeds bij de geboorteonzer jonge poëzie gesproken van de geboorte eener nieuwe rhetoriek? Detendenzroman is trouwens sinds lang bekend en slechts bij uitzondering in dengunstigen zin.De schuld mag echter niet zonder meer de nieuwe kunstrichting op den rug

geschoven worden, lijk velen van het oude geslacht geneigd zullen zijn te doen. Dekunst loopt steeds parallel met het leven, en met de tendenz, die niets anders is daneene prediking, is het gesteld als met dat prediken. Slechts diegene, die door hetgewicht van zijn leven zijne prediking kan staven, die zelf in zich beleeft wat hijanderen voorhoudt, slechts die mag prediken. Alleen de heilige mag prediken!Eveneens zoo in de kunst. Niet de romans die volgepropt zijn met tallooze langdradigeen hoogdravende redevoeringen van allerlei personages, met talrijke zwaartillendeuitweidingen en beschouwingen van den schrijver over meer sociale en moreelegoedheid onder de menschen leiden ons tot de nieuwe kunst. De nieuwe gedachtendie langzaam doordringen in de geesten van allen mogen niet

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 106: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

86

enkel een bron blijven van een nieuwe rhetoriek, maar moeten het uitgangspuntworden van eene nieuwe liefde die zich hecht aan eene nieuwe schoonheid en eenenieuwe goedheid, van een nieuw leven. Zij moeten het aanschijn der menschenveranderen, menschen vormen die heel hun leven stuwen in de nieuwe richting.De kunstenaar, die zulks vermag, heeft de tendenz overwonnen: het werk van

Dante is niet besmet door tendenz. Dan kan men slechts nog zeggen dat zijn werkbezield is met eene strekking, die het tot eene hoogere eenheid maakt.Zulk eene strekking treffen wij aan in de werken van den grooten Duitschen

romanschrijver Jacob Wassermann, wiens grootste roman Christian Wahnschaffeonlangs in het Nederlandsch vertaald werd door Nico Van Suchtelen. Luister maarnaar de woorden van HermanWolf: ‘In zijn geheele oeuvre zien wij een zeer bepaaldestrekking uitgesproken, die het best met de woorden van Soergel wordt gekenschetstals ‘een smartelijk verlangen naar een nieuw leven en naar een nieuwe menschheid’.Deze strekking treedt heel klaar aan het licht in Christiaan Wahnschaffe als diensverlangen zich te verlossen uit het slechte leven dat hij leidt en te komen tot het goedeleven der toekomst. Zij is dus persoonlijk, moreel. Het is een levensomkeer, in eenzekeren zin eene bekeering, de overgang van het eene uiterste van rijkdom,schaamtelooze genotzucht en ongevoeligheid tot het andere van volstrekte armoedeen menschenliefde. Wahnschaffe wordt gevoerd van wat aanzien wordt als hetglansrijke toppunt onzer samenleving, de hoogste stand der groot-kapitalistischehegemonie tot de laagste verworpenheid en ellende en dat niet door omstandighedenbuiten hem, maar door een inwendigen moreelen drang, door het gevoel vanverantwoordelijkheid tegenover het alom heerschende kwaad. Het boek loopt uit opeene verheerlijking der armoede of liever der armen, die ons doet denken aan delofzangen van den H. Franciscus ter eere van zijne bruid, de H. Armoede. Meermalenheeft men reeds op deze overeenkomst gewezen en ongetwijfeld bestaat er eenegroote gelijkenis tusschen de uitwendige lotgevallen van den jeugdigen FrancescoBernadone en die van Wahnschaffe. Maar verder kan de vergelijking ook nietdoorgaan.Christiaan Wahnschaffe is de bloem van onze kapitalistische westerlijke wereld:

slank en schoon als een Adonis, eindeloos rijk maar daarbij ‘koud als een, hondenneusen glad als een visch; mateloos verwend, mateloos hoogmoedig alsof de heele wereldalleen voor hem gemaakt was’. Zorgeloos glijdt hij door zijn oppervlakkigplezierleven, alles en allen als waardelooze dingen verbruikend voor eigen lust engenot zonder de minste bedenking, zonder het geringste gewetensbezwaar. Van nietshoudt hij en van niemand: menschen zoowel als zaken zijn dingen die men noodigheeft en dan ook gebruikt. Niets dan minachting heeft hij over voor menschen diestrijden voor het een of het ander ideaal, ijzig koud blijft hij bij den dood van eenvriend. Hij is het toppunt van die nietswaardige parasieten, die oppervlakkige engewetenlooze genotzoekers der high life, de sublimeering der jeunesse dorée.Maar opeens grijpt de onrust hem aan. De vraag: ‘Leef ik goed?’ laat hem geene

rust meer. Bij allerlei nietige gebeurtenissen duikt zij op, overal vervolgt zij hem.Hij ziet de boosheid in van zijn leven van onbeschaamde genotzucht en verkwistingen daartegenover onthult zich meer en meer voor zijn oogen het schrikbeeld dereindelooze ontberingen en ellende in de onderste lagen der samenleving. Hij kanslechts instemmen met

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 107: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

87

de vraag die de vaag revolutionnaire Iwan Michailowitch Becker hem stelt: ‘Is ereen uiterste aan dezen kant dat zoo onbillijk, zoo uitdagend, zoo verwerpelijk zoukunnen zijn als het uiterste aan den anderen kant: de overmoed, de luxe, de zwelgerij,de ongevoeligheid, de zinnelooze verkwisting, iederen dag en ieder uur inderdaadis.’Van dat oogenblik af voelt hij zich schuldig; hij voelt zich in het ongelijk tegenover

de armoede van Iwan Michailowitch, tegenover de ellende van vrouw Kroll. ‘Watmoet ik doen, IwanMichailowitch?’ - ‘U eischt iets; zeg wat u eischt.’ Deze woordenduiden op de consequentie waarmee Christiaan bereid is te handelen naar zijn nieuwverkregen inzicht. En hij gaat met Iwan mede, geeft al het geld dat hij op zak heeftaan de weduwe Kroll en knielt voor haar neder.En van belang is hierbij het woord van Iwan: ‘Dat u voor haar geknield hebt, dat

was het, dat héél alleen. Het andere, daarin ligt voor mij iets als een bitter noodlot.Maar dat u geknield hebt, dat, ja dat’. Als uitwendig gevolg van diegemoedsverandering die zich meer en meer in hem voltrekt, mag wel gelden devervreemding van zijn vriend en boemelmaat, den epicurist Crammon en kort nadiendiens vertrek. En dan komt de onrustige en kwellende Amadeus Voss in zijn levenen schildert hem duisternis en verschrikking. Deze wordt nu zijn onafscheidelijkemakker en wakkert meer en meer de innerlijke onrust aan. De drang naar het ‘anderleven’ waarvan hij hoopt dat het een beter leven zal zijn, laat Christiaan niet meerlos, maar toch is hij nog niet bereid om afstand te doen van alle weelde en genot.Reeds toen hij voor vrouw Kroll knielde, was het zijn diepste wensch die wereld vanellende en vertwijfeling die hem onweerstaanbaar aantrok nog een klein poosje maarvan zich te houden. Het hoogste wat hij in zijn leven van verkwisting en genot begeerdheeft, de liefde der eerzuchtige Eva Sorel, de wereldbefaamde goddelijke danseres,is hem geweigerd gebleven en alle afstand is onmogelijk voor ook dit verlangenvoldaan is. Hij is nu eenmaal niet een held der ontzegging, hij kan zich enkel pijnlijklosworstelen uit den knel van passies die hij ondergaan en doorstaan heeft. Zijnverlangen naar haar is voorloopig nog sterker dan de onrust die hem kwelt. Daaromheeft zij hem ook maar te roepen en hij, de willooze en weerlooze, is bereid tot haarte gaan, al is het met het voorgevoel dat het maar voor korten tijd is. Deverpersoonlijking van zijn eigen onrust en zelfkwelling Amadeus Voss gaat nu methemmee en niet meer zooals vroeger de zorgelooze genotzoeker Crammon. Middenin den roes en de bedwelming der liefde laten de figuren uit de andere wereld hemgeen rust en als de heerschzuchtige Eva hem heeft doen knielen voor haar, dan ziethij in hoeveel schooner het was te knielen voor die andere, voor de schamele vrouwKroll. Stilaan maakt hij zich los van haar met veel moeite en veel pijn, vezel voorvezel. Maar als die laatste hinderpaal weggeruimd is, voelt hij nog hoe moeilijk delaatste stap zal zijn. Toch heeft hij tenslotte ook den moed daartoe. Hij verkoopt zijnbuitenverblijf, zijn renstal en eindelijk al zijne bezittingen, en als hij kennis gemaaktheeft met de wereld der laagste ellende en verworpenheid in den persoon van KarenEngelschall, de deerne die hij tot zich neemt, dan dunkt het hem dat daar de vrijheiden de bevrijding voor hem te vinden is, het andere leven, het goede. Zooals hij zichtegenover Crammon uitdrukt: ‘De ziekte is overwonnen!’Het eerste deel eindigt op deze afrekening met de wereld

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 108: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

88

van verkwisting en genot, het tweede zet in met de kennismaking met die andere vanontbering en misdaad. In den beginne immers verlangt Christian niets anders danhaar te leeren kennen en dat verklaart zijne nooit voldane nieuwsgierigheid om heeldat liederlijke en ellendige leven! van Karen te kennen. ‘Welk een onrust moet er inje zijn... hoe moet de walging je te pakken hebben’, merkt Amadeus Voss heel juistop, maar deze nimmer gestilde onrust en zijn moed helpen hem deze walging teoverwinnen. Slechts wanneer hij alle dierlijkheid deelnemend begrepen heeft en allewalging overwonnen, dan enkel kan hij er toe besluiten een van die ellendigsten teworden. Na dat slachtoffer van zijne eigene wereld, de geschoffeerde verdierlijkteKaren, maakt Wahnschaffe kennis met hem die zich tegen die wereld verzet, die zelfgeboren in ellende, ook zijn deel opeischt van genot en weelde en daartoe de misdaadgebruikt: Niels Heinrich, die tegenvoeter van den Christiaan Wahnschaffe uit hetbegin van den romen. Maar ook ontmoet hij daar Ruth, de kleine Ruth, dat kleinezestienjarige Jodinnetje, dat vol verwondering, kinderlijk geestdriftig maar zonderbegeerte al het mooie der wereld ziet en blijgeestig-opgeruimd haar leven wijdt aanhet lenigen van lijden en pijn. Zij is voor hem het toonbeeld van den mensch die hijworden wil, de nieuwe goede mensch, zij is de mensch. En wanneer Niels Heinrichnu de kleine zonnige Ruth vermoordt, een dierlijke lustmoord, dan vindt Christiaannog den moed om den moordenaar, dien hij in zijne macht heeft niet te veroordeelen,noch over te leveren aan het wrekend gerecht. Want door zijn omgang met al hetkwaad, dat hemwegjoeg uit de hoogere kringen der maatschappij en met de boosheiden dierlijkheid van het plebs heeft hij stilaan het antwoord gevonden op de vraag diehij zich stelde in het eerste deel: ‘Van waar komt al dit kwaad?’ - ‘Ik zat verstikt.Allen leefden in vreugde, en allen leefden in schuld. Maar ofschoon er schuld was,was niemand schuldig. Dus stak er een fundamenteele fout in de heelelevensconstructie. Ik zei tegen mijzelf: de schuld, die ontspruit uit wat de menschendoen, is gering en berekenbaar tegen die, die uit hun niet-doen voortkomt. Wat voormenschen zijn het tenslotte, die door hun doen schuldig worden? Arme, armzalige,opgejaagde, vertwijfelde, half krankzinnige lui; zij steigeren en bijten in den voet,die hun een schop geeft. Zij worden verantwoordelijk gesteld, getuchtigd en gestraft;een gekwel zonder eind. Maar zij die niet doen, worden ontzien, die zijn altijd veilig,hebben hun geldige uitvluchten en verontschuldigingen. En zij zijn naar mijnmeeningde ware misdadigers. Van hen komt het kwaad. Ik moet mij van dien strik bevrijden.’Wel bestaat er schuld, maar er zijn geen schuldigen. Dat zegt hij tot Niels Heinrich,

den moordenaar: ‘Het past mij niet eens te zeggen: u bent schuldig. Ik weet niet, ofu schuldig bent. Ik weet dat er schuld is, maar of u schuldig bent en in welkeverhouding u staat tot die schuld, kan ik niet weten. Alleen uzelf kunt dat weten.Alleen uzelf bezit den maatstaf voor wat u gedaan hebt, niet zij, die uw rechterszullen zijn. Ook ik heb er geen maatstaf voor, maar ik richt niet. Ik vraag mij af: wiemag richten? Ik zie niemand, ik ken niemand. Voor de menschelijke samenleving ishet misschien noodig dat er wordt gevonnist, maar de enkeling wint niets bij eenvonnis, niets voor zijn ziel en niets aan inzicht.’Dit eene verwacht hij dan ook enkel van Niels Heinrich: het inzicht van schuld,

de zelfbeschuldiging. ‘U hebt me iets ontroofd, iets kostbaars, iets onvervangbaareenigs, en daarvoor

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 109: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

89

moet u mij iets geven. U moet er mij iets voor geven, verstaat u? Daarom sta ik hier.Daarom loop ik u na. U moet er mij iets voor geven, wat weet ik niet, maar anderszal ik vertwijfelen, anders word ik zelf eenmoordenaar!’ Dat wat hij van Niels hebbenmoet is het inzicht dat hij een onvergelijkelijk menschenleven vernietigd heeft, dezelfbekentenis van schuld. En wanneer hij dat van hem bekomen heeft, verdwijnthij om ergens, niemand weet waar - is het in het Londensche Oost-Einde of in hetChineezenkwartier te New-York? - zijn nieuw leven te beginnen, dat eene voortzettingis van dat van kleine Ruth. Ik wil niets van mijzelf weten, ik ben mij onverschillig,maar ik wil alles weten van de menschen; want de menschen, zie je, de menschenzijn het geheimzinnige, het vreeselijke, dat wat kwelt en verschrikt en doet lijden...Altijd iemand, altijd naar iemand, dan naar den volgende, dan naar den derde, enweten, iedereen openspalken, het leed er uitnemen als de ingewanden uit een kip...Maar men kan er onmogelijk over spreken, het is te gruwelijk. Hoofdzaak is dat jehart niet moe wordt. Als je maar geen moe hart krijgt, dat is de hoofdzaak.’Daarmee is de totale ommekeer volbracht. De gewetenlooze en ongevoelige

genotzoeker is geworden tot den liefderijke die de armoede verkoos omdat hij inhaar alleen de goedheid zag.De grondgedachte van den roman zoumen als volgt kunnen samenvatten. Christiaan

Wahnschaffe komt tot het inzicht dat in de hoogste standen zoowel als in de laagsteklassen der samenleving kwaad en onrecht heerschen. Maar omdat dit kwaad gebeurtbij de rijken, niet door hun toedoen maar veeleer als gevolg der thans bestaande ordeen bij de armen als verzet tegen de overdaad en de zwelgerij der rijken, daarom istoch niemand schuldig. De schuld moet dus liggen in de inrichting onzer huidigekapitalistische maatschappij. Deze redeneering is tot nog toe sociaal en sterksocialistisch. Maar in plaats van nu met de socialisten te concludeeren: dus moet diemaatschappij veranderen, wat wel het eenig logische zou geweest zijn, in plaats vantot socialen strijder te worden, trekt Wahnschaffe uit deze bevinding een moreel,persoonlijk besluit: ‘Daar nu toch de maatschappij uit rijken en armen bestaat en dearmen wel verreweg de minste schuld hebben aan het bestaande kwaad, daarommoetik afstand doen van al mijn rijkdommen en tot een der hunnen worden’. Eenemoraal,die, hoe slecht de huidige wereld ook weze, laf genoeg is om haar te aanvaarden enenkel aanraadt met de minste schade voor de ziel, zoo goed als het nu eenmaal kanzich er in te schikken.De eenige gezonden houding voor iemand die zulke overtuiging heeft is wel die

van IwanMichailowitch Becker, den socialistischen revoultionnair. Daarom begrijptmen ook waarom Wahnschaffe uit zijn mond de veroordeeling der rijken moetvernemen. Hij wil zichzelf wel uit dien strik bevrijden, maar de menschheid er uitverlossen door de maatschappij te veranderen, daar voelt hij zich niet toe geroepen.De houding vanWahnschaffe, hoe logisch en moedig ook, is toch vol inconsequentieen lafheid. Om logisch te zijn moest hij na zijne eigene moreele bevrijding, zich ookmoedig beijverd hebben voor de sociale bevrijding der menschheid, opdat de anderenniet langer zouden gevangen blijven in dien strik, waaruit hij zelf zich zoo pijnlijkverlost heeft.Indien wij nu dezenmoreelen ommekeer van ChristiaanWahnschaffe beschouwen,

dan zien wij dat bij alle uiterlijke overeenkomst met den H. Franciscus, hij toch nietmet den Poverello mag vergeleken worden. Wassermann schijnt het zelf

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 110: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

90

ingezien te hebben, daar hij Amadeus Voss laat zeggen: ‘Slechts op de basis van hetChristendom is deze armoede denkbaar, de Heilige Armoede’. De moraal dieWahnschaffe er op nahoudt en die berust op de huidige verderfelijke inrichting dermaatschappij is wel wat te simplistisch; het is niet de totale afrekeningmet het kwaad,maar een pis-aller, van twee kwaden het minste. Zij leidt tot eene algeheeleverontschuldiging der armoede, ook der ontaarde, liederlijke en misdadige armoede.De armen worden van alle schuld vrijgesproken juist omdat zij de armen zijn, omdatal het kwaad dat door hen bedreven wordt niets is dan een verzet tegen deschaamtelooze zwelgerij der rijken en een greep naar levensvreugd en genot waartoch ook zij recht op hebben. Een communist, die van zijne overtuiging zou gebruikmaken om zich te vergrijpen aan het bezit der kapitalisten zou niet anders redeneeren.De afstand tusschen eene zulke armoede en de Bruid van den H. Franciscus is

oneindig groot. De Poverello legde de oorzaak van het kwaad heel wat dieper danin eene verkeerde maatschappelijke orde. Hij verkondigde niet dat de armoede opzichzelf reeds goed is, dat de armen moeten verontschuldigd worden omdat zij armzijn. Wahnschaffe ging tot hen omdat in zijn oogen de armen haast geen schuldhebben in het kwaad dat de wereld teistert, om met hen vrij te zijn; Sint Franciscusverheerlijkt in de heilige armoede de kracht der ontzegging; Wahnschaffeverontschuldigt de misdadige armoede in naam van haar recht op weelde en genot,wat eigenlijk eene ontkenning der armoede inhoudt.Deze moraal die eene principicële beschuldiging is van de rijken en van het

kapitalisme en tevens eene principieële verontschuldiging van de armen en van hetproletariaat, kunnen wij natuurlijk niet aanvaarden. Daar is echter nog meer, waaromdeze roman niet geslaagd mag heeten.De innerlijke ontwikkeling die zich inWahnschaffe voltrekt, wordt tot in de kleinste

bijzonderheden geschilderd en zelfs tot in de nietigste voorvallen blootgelegd. Stapvoor stap zien wij hem voortgaan op den weg dien zijne onrust hem opjaagt, zijneonthechting van de praal en de weelde der hooge wereld wordt meesterlijkweergegeven. En toch behouden wij ondanks alles den indruk dat deze ommekeerzich in Christiaan voltrekt ondanks hem, zonder zijn toedoen, door eene vreemdemacht die in hem werkt. Hij blijft er passief tegenover, hij wordt gedreven tot ietswaar hij geen het minste vermoeden van heeft. Terecht zegt H. Wolf: ‘Hij handeltwel maar hij overtuigt ons niet’. Aan welk diepliggend gevoel knoopt zich die nieuweonrust, dit verlangen naar het moreel goede, die zucht naar zelfvernedering vast bijhem die niets was dan een gewetenlooze en oppervlakkige genieter, een matelooshoogmoedige, een totaal ongevoelige? Het zijn nieuwe kiemen die op zeker oogenblikdoor den kunstenaar in zijne ziel gelegd worden doch niet beantwoorden aan eeneinnerlijke psychologische noodzakelijkheid. Heel zijne verdere ontwikkeling, hoekunstig ook geteekend, geschiedt naar een vooropgesteld plan dat, men moet hetbekennen, tot in de kleinste bijzonderheden uitgewerkt werd. Op de vraag: Waaromhandelt Wahnschaffe zoo en niet anders? zou men kunnen antwoorden: Omdat deschrijver het zoo gewild heeft, niet omdat hij niet anders kon. Er is geen reden waaromdie opkomende onrust bij dien oppervlakkigen boemelaar niet zou weggevaagdworden door zijn lustig en zorgeloos leventje. Toch duurt zij voort, zij delft zichdieper en dieper in zijne ziel in. Waarom geldt voor hem, den zwakkeling, die wetder menschelijke zwak-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 111: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

91

heid en onmacht niet, die Wilde zoo typisch heeft uitgesproken in zijn De Profundis:‘One can realise a thing in a single moment, but one loses it in the long hours thatfollow with leaden feet. It is so difficult to keep heights that the soul is competentto gain’. De waarheid dier wet die elk onzer zoo tallooze malen ondervonden heeft,bestaat niet voor hem: onverbiddelijk logisch gaat hij zijn gang tot het bittere einde.Kortom Christiaan mist de stuwende, motorische kracht van de bezieling, van hetgeloof. Het wonder van het geloof dat bergen verzet heeft hij niet ervaren.Dit mechanisch uitwerken van het plan is wel de reden waarbij men zoo zelden,

haast nooit, den indruk krijgt tegenover het warm-kloppende, diep-ontroerende ofschokkendtragische leven te staan. Hoe rijk en intens Crammon, Voss. Ruth en NielsHeinrich ook mogen leven, toch voelt men ze al te zeer als raderen van eenmechanisme, men ziet te zeer hunne functie in het schema van den roman. Zij zijnmeer de vertegenwoordigers van eene idee, van eene levensrichting, eenelevensbeschouwing, die naast of tegenover die van Wahnschaffe gesteld wordt, danwerkelijk levende menschen. Daardoor wordt er over heel het werk iets kunstmatigsgelegd dat aan zijne ontroerende kracht grootendeels afbreuk doet. Dat geldt vooralvoor de hoofdfiguur, voor Wahnschaffe zelf. De schrijver is er niet in geslaagdondanks al zijne technische vaardigheid ons de figuur van Christiaan klaar vooroogen te stellen, hem te maken tot een rijk-levend mensch. Men mag zelfs zeggendat hij hem opzettelijk in het vage gehouden heeft en hem met mysterie omringd.Ongetwijfeld hebben hem daarbij de groote zielsuitbeeldingen van Dostojewskiejvoor oogen gezweefd. Maar het geheimzinnige, het mysterie, het raadselachtige datde meeste figuren van Dostojewskiej omhangt, was het gevolg van het ongewoondiepe peilen in zielen van buitengewone diepte en haast pathologische vervaardheid.En dat mag van Christiaan niet beweerd worden: hij blijft ondanks alles eenoppervlakkig denkend en ondiep voelend mensch. Het mysterie of liever het moeilijkbegrijpelijke dat hem omgeeft is meer het gevolg van een procédé, eene gewilde,haast gezochte manier van voorstelling.Nooit gunt de schrijver ons een directen blik in de gedachtenwereld of in den

zielstoestand van Wahnschaffe, de diepe roerselen van zijn hart en zijn wil blijvenons verborgen. De analytische methode der psychologische school, die ernaar streeftom alles te verklaren, wordt over boord gegooid en vervangen door een procédé datslechts nu en dan een zoeklicht werpt in de opzettelijk in het duister gehoudene zielvan de hoofdfiguur. Slechts zijne uitwendige handelingen en sommige symbolischevoorvallen geven ons nu en dan enkele min of meer duidelijke aanwijzingen omtrentzijne psychologische ontwikkeling. Daardoor slaagt hij er in de figuur van Christiaanin eert mysterieus halfduister te houden, wat niet ten goede komt aan hare diepte enlevenswaarheid. Hetzelfde geldt ook voor de geheimzinnige en heerschzuchtige EvaSorel en voor den geheimzinnigen en vaag revolutionnairen Iwan MichailowitchBecker.Heel anders is het met de overige personen die in ongemeenen rijkdom en

afwisseling in den roman optreden. Crammon, de zorgelooze levensgenieter, deepicurist met zijne ofwel koddig plechtige taal of zijn ‘larmoyant geschrijf’; dehuichelaar en judas Amadeus Voss die, aangehitst door zijne afgunst Wahnschaffetot den afstand van rijkdom en genot drijft en zelf naar niets hunkert dan naar weeldeen wellust; de cynicus Felix Imhof, die moderne Uebermensch met zijn

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 112: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

92

razenden levenshonger, zijn nooit verzadigde lusten en zijn rusteloos ijlen van deeene grootscheepsche onderneming in de andere; Lorm, de geniale acteur die, eenzwakkeling en bourgeois in het leven, zich enkel groot weet als comediant, d.w.z.als leugen en daarom zijn beroep verafschuwt: al deze menschen leven intens al ishet in de sfeer van het buitengewone. Daarbij komen nog talrijke hoedanigheden,die Jacob Wasserman naast Thomas Mann tot den grootsten der hedendaagscheDuitsche romanschrijvers maken. ‘Deze schrijver,’ zegt H. Wolf, ‘met zijnbuitengewoon rijke, schier ongeëvenaarde verbeeldingskracht, met zijndiep-indringend zielkundig ontledingsvermogen, met zijn bijzonder verfijndebeschrijvingskunst, zijn zorgvuldig geschoolde en verzorgde stijl, is ongetwijfeldeen der belangwekkendste Duitsche prozaschrijvers van den laatsten tijd.’Alles samengenomen is deze roman eene grootsche schildering van de innerlijke

armoede en misdadigheid onzer egoïstische en materialistische cultuur en eene welmislukte maar niettemin treffende uiting van het algemeene verlangen naar eenebetere en meer sociale samenleving.CL. DAENEN

Fransche letterkunde

Inleiding

Naar Frankrijk gewend, kijk ik toe. Dicht bij mij de glans van oogen, de warmte vaneen stem en een hart.Sta ik wellicht niet op voedoenden afstand? Voor wat den tijd betreft zijn wij allen

in hetzelfde geval: gebonden aan de actualiteit. Anderen zijn van Frankrijk verwijderddoor meer landen en meer zeeën. Zij zien anders, niet noodzakelijk beter. Indien erkans bestaat dat zij wellicht juister gaan oordeelen, dan is er toch veel dat hun opafstand moet ontgaan.Ik heb nu weer, - wie weet voor hoe lang? - het rumoer van Parijs verlaten. Gewoel

en getier stooren mij niet meer, ik ben vrij. Vrij om de kaarten te mengen, om listenen behendigheden te verijdelen. Ik hield echter genoeg aanknoopingspunten enbetrekkingen ginder om zeker te wezen dat het hoofdzakelijke mij niet zal ontgaan.Zoo hoop ik ten minste.Ik zal het aan krantenberichtgevers overlaten om nieuwsjes te verkondigen. Wat

zou het ook om het in snelheid op de publiciteit te winnen? Wanneer het mij ooitgebeurt over een boek te praten waarvan de inkt nog niet heel droog is, dan zal hetwel zijn omdat hij nog een ander waarde heeft dan die van het ‘pas verschenen’. Wildat zeggen dat de nieuwigheid voor mij zonder belang is? Integendeel zij boeit mij.In dit soort van hedendaagsch literair panorama, dat de achtergrond van mijn

beschouwingen hier zal uitmaken, zullen de richtingen den voorrang hebben op dewerken. Indien men kennis genomen heeft van de atmosfeer, de luchtstreek van een

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 113: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

93

letterkundig tijdvak, dan kan de dag van morgen, hoe zwaar ook van reacties enomwentelingen, ons niet meer verrassen.De esthetische nieuwigheden zijn minder vruchtbaar dan de zedelijke en geestelijke

aanwinsten. Zij vloeien er uit voort. De vormen raken enkel de kunst, voor mij heefthet meer belang dat mij nieuwe wijzen van denken, van leven, van voelen wordenaan de hand gedaan. Er is niet enkel het genot dat uitgaat van nieuwe formulen, eris het nieuwe en het frissche van den oogslag, van de kennismaking. De groote werkenzijn slechts onvergetelijk, omdat zij ons in ons diepste wezen veranderen.* * *Ik schrijf hier enkele regels over van Jean Cocteau, dien ik in mijn eenzaamheid

nog altijd mag, ofschoon hij reeds uit de mode gaat in zekere middens:‘Notre siècle est pourri de littérature. Encore plus, lorsque les récents hoquets lui

en vinrent et qu'à flétrir la littérature, la littérature antilittéraire, naquit le dégoûtromantique.’Ik zal slechts toevalliger wijze kunnen spreken vanDada als van een onderneming

van afbraak en negatie. Dada heeft met een licht hart het meest volstrektewanhoopswerk verricht. Tubala rasa. Geen enkele van de ruïnes, lachwekkend alsmen er nog aan denkt, heeft Dada door eene nieuwe zekerheid vervangen. Indien ikzeg Dada, dan spreekt het van zelf dat het hier gaat niet om een literaire school, maarom een geestestoestand, een levensopvatting. Men wilde de literatuur van alleliteratuur ontlasten, er iets zuiver en levenskrachtig van maken. Men heeft slechtsmeer literatuur in het leven gegoten en twee verschillende dingen verward. Hetresultaat, na de vernielingswoede, is geweest een grooter onzekerheid, diebeangstigend werd naar mate men ze niet kon opklaren. Het is het geslacht dat opde schoolbanken zat tijdens den oorlog dat thans de literatuur met zijnovergevoeligheid kleurt. ‘Prédisposés à toutes les anxiétés’, zegt Daniel Rops, ‘ilsont senti se heurter dans la vie de leur âme, dans le grand vide laissé par l'écroulementdes tables anciennes, des forces contradictoires.’ Marcel Arland sprak van een‘nouveau mal du siècle’. Dat was niet zoo verkeerd, alhoewel het ons veleonaangename dissertaties van professoren heeft bezorgd. De onrust groeit met dendag bij de jonge menschen die denken. Doch zij doen doorgaans niet anders dan deduisternis wat beroeren en de verwarring nog vergrooten. Zij maken zich wijs datde inwendige vertroebeling het teeken is der diepe veelvoudigheid van hun wezen.‘Leur loi unique est la docilité aux impulsions: ne pas intervenir. Toute la morale,évidemment, mais même toute logique les déformerait, croient-ils. On dirait que leurinconscient est un Dieu entre les mains duquel ils s'abandonnent comme un cadavre;ils interrogent leur sommeil et leurs songes, ainsi qu'ils feraient des oracles de cedieu caché. Ils se glorifient de cette sincérité qui les porte à épouser étroitement lesordres contradictoires du dieu; ils sont des chaos vivants et s'acceptent comme chaos.’Deze volzinnen van François Mauriac zijn al te kleurig en treffend om slechts openkelen betrekking te hebben. Zeldzaam zijn ze nochtans die weerstand hebbengeboden aan deze gewilde en onrustige onverschilligheid. Alle dingen staan op eenzelfde plan. Hij die voor zich zelf of voor anderen een rangorde der waarden wilvaststellen, wordt uitgefloten. Hij mag zoeken, maar dat hij niet bewere gevondente hebben! Een vriend schreeft mij: ‘Het vraagstuk niet de oplossing heeft voor mijbelang.’ Maar dan?

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 114: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

94

De onrust die het literair gebied thans te buiten gaat, wordt ondragelijk voor enkelen,terwijl anderen er zich in schikken. Zijn er die behagen scheppen in de wonderbaarsteverwarringen, anderen toch nemen oprecht en eerlijk hun toevlucht tot de gekendeoplossingen. Zij worden katholiek of sluiten zich aan bij een of ander dogma, hetcommunisme b.v. Zij willen eenvoudig worden wanneer zij gecompliceerd waren.Zij zoeken kalmte en sterkte. Zij willen de affirmatie. De twijfelzucht is eenovergangstoestand, omdat men er van walgt: een zekerheid die zich tevreden steltmet woordenspel. Van alle kanten, het weze om later op te bouwen of eenvoudig uitkortswijl, wordt er ontleed, ontbonden en geëxperimenteerd. Alle genres wordenvermengd en opnieuw aangewend. Er zijn geen zuivere noties meer, geen eenvoudigelichamen. Als altijd wijzen de dichters den weg. Zij trekken de kleine keurbendenmee die op hunne beurt meer door aanstekelijkheid dan door overreding een nieuwrythme aan de Wereld zullen opdringen. Men schouwt door alle diepten. Iederbeluistert zijn innigste zelf en maakt zijn gewetensonderzoek. Hoevelen hebben nietden roman geschreven hunner innerlijke bevindingen? Het onbewuste en hetouder-bewuste komen stilaan naar boven. De meest verholen verlangens wordenduidelijk. Het verstand verbetert zijn wetten, schept nieuwe gedachten-associatiesen gewaarwordingen. In de warreling en den domp van al dezevan-angst-hartstochtelijke onderzoekingen zijn er enkele dichters - zij mogen in prozaof in verzen schrijven - die zich volzinnen laten ontvallen, zoo zuiver, zooheimenisvol, zoo diep aangrijpend, zoo schitterend van het licht uit den afgrond datmen siddert als bij het naderen van een god. De sterken hebben hunne plaats gevonden.Zij trotseeren elkaar en uit het instrument dat met zooveel moeite van onder denrommel waar het bedolven lag te voorschijn werd gehaald, uit het tuig dat enkelscheen te moeten dienen voor de futiliteit van het spel gaan nu de gensters springenvan de groote gevechten. Men weze voor of tegen God, revolutionair of christen, destellingen zijn ingenomen. Er wordt geaffirmeerd. Van het sportveld terugmet lenigeen getrainde spieren heeft men er thans het land aan om nog langer met afgestomptedegens te vechten, om sierlijke molentjes te slaan. Aragon slaat er flink op los terwijlBreton zijn preek houdt. Cocteau heeft zich aan de zijde van Maritain, van Claudel,van Reverdy, van Max Jacob en zoovele anderen geschaard. Gide zelf heeft kleurbekend, terwijl Paul Valéry, als academicus, aan buitenlandsche politiek doet. Hetzijn geen individueele polemiekenmeer maar geweldige ideeën-gevechten waar nochde slagen noch het bloed van tel zijn. Iedereen wil dienen.In dit strijdgedrang, in dat fornuis waar de metalen worden beproefd, zou ik ieder

willenmeenemen enwat stilte brengen rond enkele groote stemmen. Onpartijdigheid?Ik denk er niet aan. De een of de andere zou er altijd verraden uitkomen. Maar ganu niet denken dat ik mij eenige oneerlijkheid zou veroorloven. Onderscheiden,kiezen, aanbevelen? Partij doen kiezen? Meer dan dat, den lezer toelaten om zelf teonderscheiden en te kiezen.Men nememij niet kwalijk wanneer de actualiteit mij soms omwegen doet maken.

Ik verkondig geen enkel literair evangelie. Ik meld de opkomst van geen enkeleschool. Ik kijk toe en tracht te begrijpen. De positie die ik zelf inneem heeft weinigbelang. Ik vraag aan niemand mij te volgen maar wel dat u zich rekenschap zougeven.

Januari 1927.ROBERT GUIETTE.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 115: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 116: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

95

Beeldende kunst

Degas, Gauguin

James Ensor stond recht.Het banket in ‘Artes’ liep ten einde, maar ieder was nog wachtende op het

jaarlijksch vuurwerk van Ensor's welsprekendheid.De witte haren en het grijze puntbaardje van den altijd jongen schilder teekenden

zich af op de rood-blauw-gele kleurvlakjes van een futuristisch schilderij aan denwand.Aller aandacht was nu geboeid. Zelfs de rumoerige beeldhouwer Wijnants die

geen woord Fransch verstaat en er prat op gaat, hield zich koes.De meester sprak of liever hij las droogweg van een paar slordig vol-gekrabbelde

blaadjes papier, met telkens een rustpoos, korte afgehakte zinnetjes, die als zoovelepenseeltrekjes zijn gedachte of zijn beeld moesten schetsen en soms ook wel alsvlugge kattekrabjes werden uitgedeeld.Hij had het weer eens over de critici, die hij zoo dikwijls in woord en beeld over

den hekel heeft gehaald: ‘Zij klagen over het gebrek aan evenwicht in de kunst vanheden. Het is oen groote vergissing. Elke nieuwe kunst scheen buitensporig op haartijd. Het was hare jeugd! Het werd later hare glorie!Gematigde kunst is nooit goed. Er moet hartstocht zijn, roekeloosheid en geweld.

Kunst is kracht, kunst is instinct en niet voorzichtigheid en braafheid. Wat deschrijvers er ook mogen van denken, ik zeg dat de literatuur leeft van de schilderkunsten het was zoo van het steenen tijdvak af. Ik groet u, kunstbroeders, schilders. Gijzijt altijd voor overdrevenen gescholden geworden, gelijk ik altijd een fantast wordtgenoemd. Het is onjuist. Wij schijnen maar buitensporig. Wij zijn de wet en de orde.Laat ons kinderen zijn en loutere instincten. Geen bedachtzaamheid en berekening!Beluisteren wij ons zelf. Wezen wij ons zelf. Ik drink op de gezondheid der jeugd.Ik drink op de kinderlijkheid; op de poging; en ik begroet de duizend pogingen derKunst van Heden.Ensor was wat al te streng voor de kritiek. Zij is zoolang zijn nachtmerrie geweest,

dat hij ze nog niet verwonnen waant, nu ze nochtans al lang meetrekt aan zijntriumphatorswagen. Het is niet de kritiek, de gezaghebbende ten minste, die nogremmend werkt op de vooruitstuwende beweging der nieuwe kunst.Maar de scheiding tusschen artiesten en publiek was nooit zoo groot als heden.

De massa voelt nog steeds uitsluitend voor virtuositeit, voor natuurgetrouwevertolking. Zij heeft geen oog voor het onhandig werk, waarin de wil van eenkunstenaar met kracht en eenvoud tot uiting komt, waarin hij argeloos zijn innigwezen blootlegt met de simpelste middelen. Kunst blijft nabootsen voor de meestemenschen, zij hebben geen zuiver plastische belangen. Zij vragen: om eenletterkundige beteekenis en voelen niets voor vormschoonheid die de natuurtransponeert, voor een lijn-arabesk die spontaan gegroeid is onder de hand van denkunstenaar, gelijk de ijsbloemen op een venster in denWinter. Wanneer men wandeltdoor een salon van cubistische

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 117: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

96

kunst dan hoort men de bezoekers lachen van zaal tot zaal. Het gaat er als in dekermistentenmet holle en bolle spiegels, waar demenschen zichmisvormdweerkaatstzien. Zij schateren het uit voor de werken van Jan Cockx, Floris Jepers, Paul Joostens,Le Fauconnier. Zelfs Jan Sluyters die naast hen een academicus mag heeten vindtgeen genade bij de meesten. Zij vragen zich af, waarom van de drie vrouwen die hijsamenbracht op een van zijn schilderij en er eene geel ziet, een andere groen en eenderde purper. Bij Gustave de Smet wordt het een nieuwe en niet meer te stillen lachbuiom zijn ‘als uit hout gekapte figuren’ met ‘hoofden zonder schedel’ en ‘als met debijl haaksch gemaakte gezichten’. Aan die spotternij heeft de critiek geen schuld. Erzijn lovende artikelen genoeg geschreven om den terugkeer tot den eenvoud dernegerplastiek te prijzen en te verdedigen, om te wijzen op het verband dat er is tevinden tusschen de levende kunst van heden en deze der Egyptenaren, der Assyriërs,der Gothieken, Giotto en El Greco.Degas en Gauguin zijn voorloopers van den nieuwen tijd die, na de impressionisten

gekomen, voor het eerst weer den vorm rechtstreeks hebben bestudeerd terwijl hunnevoorgangers den vorm meer opgelost in de lucht en het licht voorstelden en bijnauitsluitend bedacht waren op kleur-effecten.Niet het schilder- maar het boetseerwerk van Degas wil ik hier even bespreken:

een wereld van kleine bronzen beeldjes van baadsters, danseressen, paardjes;gewetensvolle arbeid van zijn laatste levensjaren, toen hij, half blind geworden, geenkleuren meer kon erkennen en alleen nog op het fijne gevoel van zijn vingeren konbetrouwen die uit was en klei die levende vormen deden ontstaan.Maar het zijn steeds dezelfde onderwerpen die hij behandelt en op dezelfde manier:

danseresjes die zich oefenen om hare gewrichten lenig te houden, vrouwtjes in haartub, met handdoek of de spons. Gelijk in zijn pastels is het ook hier niet te doen omde vrouw in haar schoonheid te verbeelden. Er was bij hem steeds meer een neigingom vermagerde en ietwat ontaarde vormen weer te geven, die dikwijls prikkelenderwerken op de verbeelding dan de volmaakte schoonheid. Hij zocht vooral elkebeweging te ontleden, te achterhalen hoe de gewrichten in elkaar zitten en werken.Hij wil niet behagen, maar alleen beschrijven, koel en juist, zooals hij het zag, zooalshij het voelde met zijn oude handen. Altijd zijn zijne figuurtjes in volle actie, metgekromde ruggen, met spieren, die gespannen staan van de teenen tot aan devingertoppen. Zelden een mooi gebaar, maar altijd een gebaar van kracht. Hij wisthoe de magere beenen aan de heupen vastzitten, hoe de armen bewegen tusschen deschouderbladen, hoe de beenderen uitsteken door het vleesch en er de huid spannen,hoe een danseres zich in evenwicht houdt op het rechterbeen en de groote arabeskteekent met haar uitgestrekte armen en handen en haar mager gebogen romp.Wanneerhij zijn danseressen voorstelt, een keus aantrekkend, het snoer van haar maillotbevestigend, de zool van haar voet bekijkend, haar nek, haar heup, haar oksel drogend,dan is telkens heel het mechanismus van het lichaam bij die handeling betrokken,zijn alle spieren gespannen om het eene gebaar.Hij heeft ook de fijne raspaardjes betrapt, zooals zij vrij draven of steigeren op

het grasperk. Zij hebben lange halzen, lange lijven, magere pooten die flink stappen,rechtuit, of zich krommen of intrekken om over een hindernis te springen. Hij laatze ook draven, zoo dat de vier pooten op vluchtige oogenlikken den grond niet meerraken.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 118: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

97

Ik zag die beeldjes in prachtig gepatineerd brons, gegoten zoo als zij gevondenwerdenin het atelier van den kunstenaar, toen hij, zeven en zeventig jaar oud, gestorven was,te Montmartre op het Boulevard de Clichy. Vele beeldjes waren geschonden. Doorde gewoonte, die de meester had zijn plastiline of was met kurk vol te stoppen zijnhier en daar armen en beenen afgevallen, maar de schoonheid bleef in de nogoverblijvende stukken. Het is haast moeilijker een geniaal werk te verminken danhet te scheppen, want het leeft volledig in zijn minste deelen.Gauguin - tijdgenoot van Degas en vriend van Van Gogh - vluchtte Parijs en de

beschaving om de simpele vreugde en het stil geluk te zoeken bij de eenvoudigstemenschen, op verre zongeblakerde eilanden: opMartinique, op Tahiti, op Dominiquewaar hij zou sterven. Maar hij vond het geluk niet omdat hij was een groot verwendkind met nooit voldane verlangens en de grillen van een onverzaadbare ziel. WatVan Gogh van hem schreef is zoo waar: ‘Tout ce que fait sa main, a un caractèredoux, navré, étonnant’.In zijn negerinnen op Martinique, in zijn naakte vrouwen op Tahiti, in zijn

landschappen uit dezelfde eilanden, vinden wij zijn moede en droeve ziel terug. Derood-brandende kust met het afgodenbeeld naast de donkerblauwe zee vol loom entraag kruivende golfjes is vervuld met een zwoele zinnelijkheid. De dingen hebbenhaast geen relief, zij zijn aangegeven in vlakke kleuren, kinderlijk eenvoudig, als opde prentjes van Epinal.Een Bretoensch landschap van hem vertoont twee met gras begroeide kustheuvels

die doorzicht geven op de blauwe zee. Op den voorgrond is een Calvariebergopgericht, waarvoor een kindje rust. Het zijn zoovele groote massa's naast elkaar inhun omvang gegeven, en vlak gekleurd, maar ietwat schraal en week en zoo ver afvan den vasten bouw van Cézanne's aarde, huizen en rotsen, van welke hij nochtanswas uitgegaan. Ik ken van hem eenmooi zelfportret waarop hij moe en haast lustelooste schilderen zit, terwijl zijn hoofd zijdelings achterover helt en zijn oogenontgoocheld kijken, als die van een man die het nutteloos en lege van zijn levenstaakzou hebben ingezien en aarzelt toch om het werk te laten liggen.JOZEF MULS.

Wijsbegeerte

Les Cahiers de la nouvelle Journée

De rol van een kroniekschrijver is die van een reflector; hij zoekt en informeert naarde nieuwe geluiden, welke zich in zijn gebied voordoen, en deelt aan zijn lezers denindrukmede welke ze in hem gelaten hebben. De katholieke wijsbegeerte in Frankrijkis geen nieuw geluid in dien zin, dat we amper sedert de laatste jaren ervan kenniskregen. Neen. In de nete-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 119: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

98

ligste oogenblikken van zijn politieke en sociale toestanden heeft het Franschekatholicisme aan zijn hoofd een elite gehad, welke die van naburige landen verreovertrof, zoodat het ons verwonderen moet de middelmaat van het katholicismealdaar veel lager aan te treffen dan in gewesten, waar het aan leidende geestenoneindig minder begunstigd was. Voor den oorlog behoorde de elite hoofdzakelijktot de kloostergemeenten (Oratorianen, Dominikanen, Jezuieten). Aanleiding daartoegaven wel de politieke toestanden van het land, zoowel als de gallicaansche atmosfeerwelke nog diep de Fransche geesten benevelt. Na den oorlog heeft het leeken elementeen ruimer aandeel genomen in de geestelijke leiding van het volk; door hetprimaatschap van sociale twisten is de oppositie der wereld in scherpte afgenomenen door een samenspel van allerlei verwarde toestanden heeft de katholieke leek zichopgeworpen (soms naast, soms tegen de geestelijkheid) tot intellectueelewoordvoerderzijner geloofsgenooten.We willen ons voor het oogenblik vergenoegen met onze lezers een onderneming

bekend te maken, welke de aandacht verdient van wie zich aan het geestesleven onzerzuiderburen interesseert: n.l. deCahiers de la nouvelle Journée, uitgegeven door denboekhandel Bloud et Gay. La nouvelle Journée was vóór den oorlog eenmaandelijksch tijdschrift onder hoofdredactie van P. Archambault, en telde aan zijnredactietafel de zeer gunstig bekende namen van den socioloog P. Bureau, den denkerM. Blondel, den romanschrijver M. Brillant. Het wijdde zich aan al de takken vanhet geestesleven op katholieken grondslag en verwierf onmiddellijk door zijndegelijkheid en breed opene geest de sympathie en den steun van het Fransche publiek.De pijnlijke oorlogstoestand was ook voor de revue een doodelijke krisis waartegenze niet bestand bleek. Ze verging. Pas vijf jaar na het einde der vijandelijkheden werdwederom een begin van uitvoering gemaakt met de nieuwe revue. In plaats van weerals gewone revue te verschijnen verkreeg ze een nieuw kleed als driemaandelijksche‘Cahiers’, wier inhoud zich rond een hoofdidee concentreet, en aldus een boek-geheelvormt, dat een gewone revue niet bereiken kan. Ze zijn een geslaagde versmeltingvan het boek met het tijdschrift.Tot hiertoe verschenen zeven Cahiers:1o Paul Bureau, 1924;2o Le Témoignage d'une Génération, 1924;3o Qu'est-ce que la, Mystique? 1925;4o La Cité moderne et les transformations du Droit, 1925;5o Qu'est-ce que la Science? 1926;6o Le bon Citoyen de la Cité moderne, 1926;7o Jeunes Maîtres, 1926;

Voor het vervolg worden aangekondigd: la Philosophie de l'Action; les Problèmesde l'Histoire des Religions; l'Esthétique contemporaine; l'Ame russe.De doctrinale en moreele grondslag van de Cahiers is het katholicisme. Aan de

religieuse leiding der kerk is het in alle oogpunten trouw. De moraal is eveneenskatholiek, doch van zeer breed opzet. In de moraal nemen de Cahiers de opinies ende handelwijze over van een der voortreffelijkste hunner redacteurs, nl. van P. Bureau,die voor een gezonde moreele actie zelf de hand reikte aan de ongodsdienstige loge

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 120: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

om samen een of ander sociale wantoestand te keer te gaan. Op wijsgeerig gebiedzijn ze spiritualistisch katholiek. We mogen niet zeggen dat de leidende leering hetthomisme is, want ze hebben niet de minste allures van het integraal thomisme datb.v. door de

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 121: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

99

school avn Leuven en de Dominikanen geproneerd wordt. Hun wijsbegeerte isgetemperd met een groote dosis blondelisme en onze lezers weten dat M. Blondel(ook een der redacteurs) reeds zeer vroeg op de bres stond voor een meervoluntaristische philosophie, welke veel gemeenschap had met het pragmatisme allerkleur, en dat zijn boek L'Action om die reden te Rome werd veroordeeld. Dezewijsbegeerte slaat een meer modernen toon aan, staat veel dichter bij het beste deelder universitaire wijsbegeerte en de nauwere aansluiting bij de nietconfessioneelkatholieke denkers in acht genomen, mogen we - met veel restrictie'snochtans - beweren, dat ze zich beter verstaan met de actie door de Jezuieten van hetMuseumLessianum (van Leuven) en deArchives de Philosophie te Parijs in beweginggebracht. Een atmosfeer van breedheid, verdraagzaamheid, de oude geest deronbaatzuchtige sociale actie komen er ons uit togen.Niet alle onderwerpen door de Cahiers behandeld zijn voor eenieder even

belangwekkend, doch van allen kan de degelijkheid niet ontkend worden.We kunnenze naar den inhoud in drie sectie's deelen: de sociale reeks (nrs 1, 4, 5); dephilosophische (nrs 3, 5); de litteraire (nrs 2, 7). Over de eerste, voor onze lezers deminst belangrijke, kunnen we kort zijn. P. Bureau, medestichter van het eerste uur,is na den oorlog en vóór de hergeboorte der Cahiers overleden. Het eerste nummeris een piëteitsnummer aan zijn nagedachtenis gewijd, waarin zijn persoonlijkheid inzijn denken, schrijven en handelen op een enthousiaste wijze doch wel met watgebrek aan voldoende recul door zijn geloofsgenooten bestudeerd wordt. Nr 6 bevateen reeks nagelaten studies en redevoeringen, welke hij tijdens zijn leven gehoudenheeft en waaronder vele belangwekkend zijn. We leeren hoe hij, de moedige auteurvan het l'Indiscipline des Moeurs tegen de sociologie van Durkheim en Levy-Bruhlvan de sociale kwestie een zedelijke maakt. Terecht. De Encyclopedisten vervingende moraal door de politiek; het positivisme door de sociologie; daar vloeiden dewantoestanden uit voort waartegen hij zijn leven door gevochten heeft en welke dehedendaagsche wereld ondermijnen: nl. de werkliedenkwestie en de desorganisatievan het familieleven. Hij was geen demokraat; de demokratische organisatie was hijeven vijandig als het kapitalistisch egoïsme; alleen in de godsdienstige en moreelereëducatie zag hij de redding van standen en familie. Deze sociologie gaat wat mankdaar onloochenbare naïviteiten en te sterk optimisme, dat zelfs zijn donkerstetafereelen niet kunnen verbloemen.De philosophische reeks handelt over twee actueele onderwerpen: over de mystiek

en over de wetenschap. Beide liggen in den algemeenen toon van het blondeliaanschkatholicisme; ze steunen op een antirationalistische metaphysiek en criteriologie.Dit blondelisme op de mystiek toegepast vond zijn scherpste uitdrukking in de nooitvolprezen Histoire littéraire du Sentiment religieux en France, van l'abbé Brémond.Hoewel zelf medewerker der Cahiers vinden we hem niet terug in het Cahier dermystiek. Ten titel van inleiding krijgenwe een grondige studie der onderzoeksmethodevan mystische verschijnselen. Blondel verzet zich tegen de scientistischefeiteninterpretatie waardoor men onwillekeurig de originaliteit der mystieke feitenloochenen moet en ze herleiden tot pathologische verschijnselen; zoowel als tegende theologische methode, welke voor de wetenschap een echte uitdaging beteekent.Een sympathieke intuitie alleen waardoor voldaan wordt aan de eischen van ernst,onpar-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 122: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

100

tijdigheid en voorzichtigheid, en waardoor men de waarachtige grondprincipes dertheologie beschermt, is de eenige methode welke ons niet hermetisch sluit voor hetmystische feit zonder het te vervormen. De vier volgende studies zijn episoden uitde geschiedenis der mystiek. Een anonieme bijdrage, de mystiek van het christendommet analoge gevoelens uit de heidensche oudheid. In de ontwikkeling der mystiekontdekt hij een progressieve vooruitgang in den zin der moraliteit: het doel en demiddelen der heidensche ealtatie waren profaan zinnelijke middelen of belangen enmissen daarom de wijding, waardoor men een goddelijke oorsprong onderscheidt.De alexandrijnsche mystiek bleef in de pythagorische meditatie verstard. Dejudaïstische is door twee elementen gekenmerkt: door haar beoefenaars - de profeten- die moreele personen waren, en door het gebed in tegenstelling met de heidenschewelke niet bad. Het christenmysticisme is de volmaking van het joodsche. De centralemystische persoon is Christus. In de apostolische tijden was ze levendig; ze werddoor de intellectualistische fixatie der dogmatiek uit de liturgie geweerd doch werdmeer en meer individualistisch. Heden ten dage is er nog geen mystische organisatie:ze blijft het privilegium van uitverkorenen. Tot illustratie van de katholieke mystiekvoert hij aan Johannes a Cruce, de reformator van den karmel voor mannen, denederige dienaar van de H. Theresia van Avila. Deze weinig diepgaande studie legtden nadruk op twee vormen dezer mystiek: nl. haar intellectualistische toon en haarintegreerend deel uitmaken van de kerk. Dit laatste feit verdient vermelding. Immersin zijn studie der Diutsche mystiek verdedigt Delbos de stelling, dat de ganschemystiek van centraal-Europa afhankelijk is van Eckhart, ook de protestantsche.Welnude mystiek van Eckhart bewoog zich in de marge en niet in den schoot der kerk,zonder positief de leerstelling van Rome tegen te spreken. Doch Eckhart beoogdede zaligmaking van elk individu om zeggens buiten de kerkelijke organisme om,vervaagde den rol van al de personen welke tusschen de ziel en God als bemiddelaarsoptraden. De individualistische verleiding bleef ten allen tijde groot voor de mystieken daaromwendt de kerk zooveel voorzichtigheid aan in alle praeternatuurlijke feiten.Ten slotte krijgen we een laieke mystiek, nl. de ascencio van den Franschenpsycholoog Maine de Biran. Langen tijd bleef hij onbekend en zonder invloed, dochsinds enkele jaren wendt zich de Fransche wijsbegeerte naar hem toe om zijnspiritualistische oprechtheid, de Biran was uitgegaan van een oppositie tegen hetmaterialisme en bouwde tegen den heerschenden vloed een zielkunde, welkevoldoende recht liet aan de geestelijke factoren van den mensch. Zoo kwam hij totde consideratie der mystiek en ontvouwde haar psychologisch verloop, waarin eensterke aanleuning bij de theologie behoedde voor misopvatting en verheerdevoorstelling.Cahier 5 behandelt het probleem der XIXe eeuw: la Science; doch de antwoorden

welke de vraag naar het wezen der wetenschap oproept, zijn die van de XXe, nl. vanPoincaré; die van de antirationalistische metaphysiek, welke afgebroken heeft methet cartesiaansch determinisme waarover we het hadden in de voorgeschiedenis vanhet Bergsonisme. Duhem, Poincaré, Leroy: allen namen uit de periode van hetwetenschappelijk shbolisme, waarover straks meer, die door het relativisme derwetenschappelijke kennis ook de terugkeer van het laiek denken tot de methaphysiekmogelijk wildenmaken. Aan hun aller oorsprong staat E. Boutroux, doch de geniaalste

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 123: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

methodieker dezer pleade was niet een wijsgeer maar eenmathematicus: H. Poincaré.Voor

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 124: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

101

hem dringt de wetenschappelijke methode niet door tot de werkelijkheid der dingen,doch weeft tusschen de verschijnselen een net van betrekkingen waardoor ze feitenworden (de denker schept het feit, zegt Poincaré). Daarom is de wetenschapwaardeloos als representatieve kennis der objectieve werkelijkheid, doch vanbeslissende waarde voor de symbolische aanduiding dezer wereld. We kunnen nietverder ingaan op de speciale toepassing dezer algemeene methode op de physiek(Duhem), op demathesis (Poincaré), enz. Duidelijker dan in gelijk welke reeks komenin de litteraire de diepste opinies van den groep naar voren. In de Cahiers 2 en 7defileeren in samengetrokken essais de verschillende facetten van het Franschegeestesleven van 1890 tot op onze dagen; in het eerste de vooroorlogsche, in hettweede de naoorlogsche generatie. Het blondeliaansch katholicisme is de ondertoon.Van de getrouwheid aan den meester wordt een deugd gemaakt: ‘plus un homme asouffert pour ses idées, plus de fidélité s'impose à ceux qui l'ont entouré aux joursde l'allègre labeur et continuent à vivre de lui aux jours du douloureux silence’ (Cah.2, p. 203). Het failliet van het positivisme is het doorslaande verschijnsel dervooroorlogsche wijsbegeerte. Cahier 2 betracht dat failliet. Le Témoignage d'uneGénération, luidt de titel, van die generatie welke pivoteert rond 190O. De generatievan het symbolisme zeggen de auteurs. Mij goed, op voorwaarde het symbolismebreeder op te vatten dan Sully-Prudhomme. Symbolisme ja, wanneer men deverschillenden manieren der menschelijke expressie geen representatieve waardevoor de objectieve dingen, doch een indicatieve toekent. Neen, wanneer men desymbolische kunsttheorie over de philosophie en de moraal uitbreiden wil. Hetsymbolisme in eersten zin verschijnt ons in menigvuldige schakeering. J. Nanteuilschetst de ontwikkeling van het geweten dat, omstreeks de helft der XIXe eeuwverstard in het positivisme van een Renan en een Taine, er zich van losmaakt in detachtiger jaren door een sceptisch dilletantisme, op zijn beurt verdrongen rond 1890door de geboorte eener behoefte aan geloof en openbloeit tot een pragmatistischmoralisme, tot de vruchtbarende bekeeringen aan den aanvang der eeuw en tot de‘Umwertung aller Werte’ der relativistische wetenschapsconceptie. De deelnamevan de esthetiek aan deze geestesbeweging wordt ons aangetoond in de voorbeeldenvan een Ch. Denis en een Cl. Debussy; deze der sociologie in een drietal studies,waarin de katholieke arbeidersbeweging geconsacreerd wordt door een der grootstedocumenten van het moderne pausdom nl. de encycliek ‘Rerum Novarum’ van LeoXIII. En eindelijk wordt het schema van de symbolistische epoque besloten met netwetenschappelijk en wijsgeerig relativisme. Herhalen we ons niet. In onze kroniekenvan verleden jaar was dit relativisme ons onderwerp. Doch wemoeten een oogenblikblijven stilstaan bij het exposé dat P. Archambault ons van de ‘Philosophie de l'Action’geeft. De naam komt van het ophefmakende boek van Blondel, l'Action, het manifestvan het katholiek pragmatisme. Het pleidooi is zeer voorzichtig. Voor hem is hetblondelisme geen kennistheorie doch de constatatie van een onvermijdelijken eischvan het leven. Daarmee vervalt de oppositie der metaphysici, en ook het grootstedeel der waarde van dergelijke theorie. Van wijsbegeerte wordt l'Action een essai.Dan is de transpositie van het evangelische ‘in principio erat Verbum’ in hetfaustiaansche ‘Im Anfang war die That’ begrijpelijker dan in de eersteveronderstelling. En wanneer hij de psychologie, de moraal, de godsdienst, demethaphysiek, zelf de criteriologie ter hulp roept om den rol van

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 125: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

102

de handeling in het leven te bevestigen, kunnen we alles zonder bezwaar nochrestrictie toegeven. Dan kan men aan het dadelijk leven de functie toekennen eenbrug te slaan over den afgrond, welke de hoogten van geloof en wetenschap scheidt(p. 203), doch dan vermindert ontegensprekelijk de draagwijdte van het blondelisme.Het heeft zich voorgegeven als een theorie welke door een methodisch onderzoekder menschelijke vermogens tot het besluit komt dat de vrije wilshandeling in hetmenschelijk complex een theoretische en niet alleen een practische primauteit opeischten wanneer men aan de theorie haar methodische finaliteit onttrekt, verandert enverbleekt het aanschijn en de indruk der theorie zelf.Ten andere er heerscht daaromtrent een zonderlinge tegenstrijdigheid in het exposé

van Archambault en in den geest welke de Cahiers bezielt en door hem geïnspireerdis. Ze behandelen het blondelisme wel degelijk als een criteriologie en van dezetheorie uit worden personen, leeringen en toestanden beoordeeld. Dat merken weduidelijk aan het laatste Cahier Jeunes Maîtres, waarin de enquête in de vorigebegonnen en in 1914 afgesloten, voortgevoerd wordt tot op onze dagen. Onder dieJeunes Maîtres lezen we litteratoren als een Montherlant en een Mauriac, critici alseen Massis en een Rivière en een neothomist als Maritain. In de drie laatste essaisligt de invloed van l'Action kwistig ten toon gespreid. Stippen we aan het verwijtvan nietzscheisme aan het adres van Montherlant gestuurd; de heropleving der oudetwistvraag omtrent de betrekking tusschen litteratuur en moraal ter gelegenheid vanMauriac's romantisch werk; de Histoire des Variations van Massis en de ‘superbiavitae’ opgesloten in het intellectualisme van den jeugdig gestorven secretaris van deN.R.F., J. Rivière. Bemerken we de kritiek op Maritain. Hem wordt hoofdzakelijkeen ding aangevreven: zijn alleen staan. Alleen staan? Waaruit? Uit zijnintellectualisme. Waarin? In zijn thomisme ‘de stricte observance’. Alleen staan isonvruchtbaar zijn. We gelooven niet dat Maritain, alles duidelijk ingezien, zoo eensuperieure plaats in het neothomisme bekleedt, zelfs niet in het integraal thomismeom representatief te zijn: daarvoor zijn de Italianen en de dominikanen te veelbeteekenend. Doch Maritain, met den ijver en, helaas, met de naïviteit van eenneophiet, heeft juist door die eigenschappen het publiek veroverd. Zijn positie alszuiver denker, die niet afdaalt in de arena van het sociale leven, wordt door deblondelische kritiek aangetast, en deze raakt hem niet, omdat het blondelisme doorAction nog te veel de uiterlijke handeling verstaat. Plato wist beter, dat de denkerdoor zijn geïsoleerd denken alleen het niveau van zijn medeburgers verhoogde, ener is altijd een groot deel waarheid in de machtspreuk: ‘der Starkste steht ammachtigsten allein’. Van het louter denken gaat soms een veel diepere en breedereinvloed uit, dan van de enthousiaste naturen, welke zich midden in de beweging vanhet leven werpen en juist omdat trots de loocheningen niets te veranderen valt aanhet wezen der menschen, dat intellectueel is. Het intellect overwint altijd; het kantijdelijk versagen, en ontegensprekelijk is onze tijd niet voordeelig voor hetintellectualisme; doch de ware toedracht der respectieve waarde van 's menschenvermogens wreekt zich allengskens. P. Archambault biedt het laatste Cahier aan als‘l'exemple d'une franchise totale, qui n'exclut ni la déférence ni la sympathie’. Onderdezelfde voorwaarden geven we onze meening erover. Het is verheugend de aantochtvan het idealisme te mogen begroeten en het dwingt de sympathie wanneer het

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 126: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

103

zich organiseert, lijk in de ‘Cahiers de la nouvelle Journée’. Daarom willen wevergeten dat we in onzen eisch naar hooger geestesleven op meer verstandelijkegronden dan de Cahiers steunen, doch deze poging aanbevelen aan alwie wil meelevenmet zijn tijdgenooten. Kleine akkoorden kunnen dishartmonieeren, maar tegen dematerialistische tendenz van het verguld economisme onzer dagen moet de geestgericht zijn. Wie daaraan meehelpt, weze ons sympathiek; ‘Vis unita fortior’. In denstrijd op Franschen bodem vormen de Cahiers een ook voor ons achtenswaardigkorps.Prof. Dr H.J. DE VLEESCHAUWER.

Kleine kroniek

- Het is in Februari twee honderd vijftig jaar geleden, dat B. de Spinoza overleed.De eerste vol. der Kantstudiën zal aan hem gewijd zijn.- In 1827 werd de Beyersche Academie naar München overgebracht en door den

philosoof Schelling gereorganiseerd. De stad herdenkt dit jubileum met de uitgaveder volledige werken van den hervormer in zes groote deelen à 9 Mk. per deel, enzes Ergänzungsbäde, welke later separaat kunnen aangeschaft worden. De prijs geldttot Februari.- Bij Heisse in Charlottenburg verschijnt een lezing over moraal en pedagogie van

Kant, welke zoo pas ontdekt werd. Ze schijnt van zeer groot belang te wezen voorKants ideeën over godsdienst en opvoedkunde (8 Mk.).

Oudheidkunde

Palestina

Over de te Sichem (Balatah-Naplouse), in 1926, begonnen opgravingen zijn thansverdere inlichtingen toegekomen die waard zijn medegedeeld te worden. Eerst envooral weze hier opgemerkt dat wij wederommet eene zeer oude stad te doen hebben;in de Egyptische krijgsberichten van hetMidden Rijk (± 3,000), wordenwaarschijnlijklieden uit deze plaats genoemd, onder de benaming ‘Skmm = de Sichemiten’; vaststaat deze meening niet maar alles pleit voor hare juistheid. Moest zij niet met dewaarheid overeenstemmen, dan blijft het zeker, dat de oudheid dezer plaats door denu gedane vondsten en door

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 127: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

104

enkele zinnen uit het Oud Testament, bewezen is. Dààr richtte inderdaad Abrahamzijn altaar op, toen de stad nog niet bestond; dààr verborg Jakob zijne afgodenbeeldjes,dààr moet het graf van Jozef gestaan hebben, enz.De geschiedkundige beteekenis der stad is groot. Herinneren wij dat zij korten tijd

de verblijfplaats was der koningen van 't Israëlitische Noordrijk (± 912), dat zij naden val van Jerusalem onder Nabukodonosor II (586) hoofdstad van Judea werd, datin hare nabijheid - zij ligt aan den voet van den berg Garizim - de Samaritanen hunnentempel bouwden (± 420).De bezoeker zal niet ver buiten de stad op den weg naar Jerusalem een klein

klooster aantreffen, waar, in een gewelfden kelder, de put van Jakob bewaard wordt,en waarboven men bezig is eene nieuwe kerk - op de puinen van de oude - inRomaansch-Gothischen stijl op te richten. Jakob's put bevindt zich onder de grooteapsisWat de vondsten betreft die zijn, in enkele woorden samengevat, hoofdzakelijk

de volgende waarvan ik er, in April laatstleden, slechts een klein deel, onder deleiding van den hoofdontgraver, kon ontwaren.Sellin en zijn staf medewerkers, hebben nu reeds de stadswallen blootgelegd met

twee poorten, torens, ingangen en vertrekken...De stadspoorten zijn de breedste die men tot heden toe in Palestina ontdekte.Binnen de stad, groef men insgelijks en werden vier lagen blootgelegd die toelaten

de gebouwen te dagteekenen van den Kananeeschen tot den Hellenistischen tijd.Hier vond men de puinen van de volgende gebouwen terug, naar hunnen tijdgerangschikt: een Kananeeschen tempel, eene burgt uit de XVIIIe eeuw vóór onzetijdrekening, een paleis dat koning Jeroboam (933 + 912) wordt toegeschreven; eenSamaritaansch of Hellinistisch gebouw. Deze vier lagen zijn duidelijk afgescheidenin eene ‘hooge’ en eene ‘lage’ stad.Het grootste belang wordt aan den Kananeeschen tempel gehecht; waarschijnlijk

is het deze die in het Boek der Rechters genoemd wordt: de tempel van ‘Baal Berith’of ‘Baal van het Verdrag’. Het is een vierkant gebouw met twee toegangen van elkdrie zuilen; een voetstuk duidde de plaats aan, waar het afgodenbeeld moet hebbengestaan; dit laatste wordt tot heden vermist. De tempel verhief zich op een kunstmatigterras en was omringd van drie kleine gebouwen, wellicht kapellen.Van de burgt herkendemen verscheidene ruimten en ontblootte men de voetstukken

van negen zuilen.Werden er weinige voorwerpen ontdekt in de ‘hooge’ stad, zoo vond men er meer

in de ‘lage’ zooals: twee wierookaltaren uit Joodschen tijd (van 722 tot 586 ±);beeldjes der godin Astarté en van andere goden; kevers van Egyptischen oorsprong,sieraden, albasten en andere vaten, bronzen wapens, enz... Hoofdzaak zijn nochtanstwee bordjes met spijkerschrift uit den tijd van Tell-el-Amarna of later, maar zekervan vóór 1200 vóór Christus; hun inhoud wijst op eenen privaatbrief en eenenamenlijst. Deze merkwaardige vondst herinnert ons aan de gelijksoortige bordjesvoorheen te Gezer, te Samaria, te Taannek... gevonden; zij bevestigt, wederom eens,dat de Babylonsche spijkerschrift in Palestina eene groote uitbreiding genomen had,voor dat de veel gemakkelijker Hebreeuwsche en Arameesche schriften het eerstevervingen.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 128: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Mizpah, heden Tell Ennasbeh genaamd, is de plaats waar Samuel recht sprak,zooals de vertaling van den naam het aan-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 129: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

105

duidt. Hier ontgroef men een stadswal uit den bronstijd, van vóór den intocht derHebreeuwsche stammen; hij is 16 voet dik. Graven met tesamen méér dan honderdvaten en voorwerpen van allerlei vorm en sier, waarvan er van vóór 2000 voorChristus dagteekenen, werden hier gevonden. Onder de voorwerpen treft men beeldjesaan van aarde (Astarté's). De tot heden gedane vondsten wijzen uit dat de stad sedertongeveer 3000 voor Christus bewoond was.BABYLONIE. - Tijdens de ontgravingen te Kisj, stelde men vast te Jemdet-Nazr,

16 mijlen ten Noorden van Kisj gelegen, dat daar overblijfselen van een stad liggendie de hoofdopgraver, Langdon, hoogleeraar te Oxford, als de oudste stad vanBabylonië aanziet. Verder vond men er, tijdens de voorloopige opzoekingen, aardenbordjes met ‘pictographisch’ of beeldschrift die ouder zijn dan al wat men te Ur vand,ook vaatwerk met gemoetrische versiering, gelijk die van den ‘tweeden stijl’ vanSuza. Enkele dezer voorwerpen lagen in het binnenhof van een tempel van 80 op 80voet. Zonder hier langer over uit te weiden, deelen wij de meening van den opgravermede, dat het bestaan dezer stad hem het bewijs levert dat Midden-Mesopotamiëbewoond was, alvorens de Summeren in Babylonië waren gevestigd. Door dezefeiten op het gebied der ontgravingen zullen, wederom eens, vele oude theorieënvervallen, enkele meeningen voor nieuwere de plaats ruimen en vele vraagstukkenop verdere oplossing blijven wachten. Zoo zet de Oostersche oudheidkunde hareneindeloozen weg voort en bouwt zij stuk voor stuk een nieuwe ‘oude wereld’ op.

Voorloopig bericht. - Op 1 Januari laatstleden opende men ééne der kamers vanhet rotsgraf van Tutankhamon, dat tot heden gesloten bleef. Wat men er in ontdekteheeft, wel is waar, de oudheidkundige wereld niet verrast, want het oude Egypteheeft ons aan wonderen en verrassingen gewoon gemaakt; maar toch is, dit maal,wederom een kreet van bewondering en geestdrift voor Oostersche en, bijzondervoor Egyptische oudheidkunde opgestegen omdat de ontdekte voorwerpen op gebiedvan uitvoering, van smaak, van voorstelling buitengewoon rijk zijn.De thans geopende ruimte is eigenlijk eene voorraadskamer van den dooden

inboedel van den koning. Zij bevatte allerlei kasten en laden, waarvan er eenige opeene slede in den gebruikelijken vorm stonden en wier inhoud dienen moest om dendoode zijn voortbestaan in de andere wereld mogelijk te maken.De bijzonderste lade is wel deze die naar allen schijn de vaten met de ingewanden

van den koning bevat. De Egyptenaren hadden sedert onheuchelijken tijd de gewoonte,de lijken open te snijden, er de ingewanden en andere organen uit te halen, en dezein vier meestal bazalten vaten, onder de bescherming van bepaalde goden te bewaren.De lade is zeer mooi afgewerkt en met de gebruikelijke godsdienstige voorstellingenin beitelwerk versierd. Op de vier kanten staan de beeldjes van vier beschermgodinnendie reeds in de Pyramidenopschriften voor hetzelfde doeleinde opgeroepen werden(ongeveer 4000 voor Christus). De eigenaardigheid bestaat nu daarin dat men totheden toe, nog nooit eene kast vond, die de beeldjes zoo goed bewaard vertoondeen in hunne oorspronkelijke stelling; en verder, dat zij van uiterst verzorgde uitvoeringzijn; men merkt er inderdaad al de eigenschappen aan, die men bij de werken, uitden tijd van 's konings schoonvader, Amenofis IV, te Tell el Amara, vaststelt; slankegestalten, met nogal magere ledematen en gelaten, zachte maatverhoudingen, fijne,alhoewel gevoellooze gelaatstrekken, ingelegde oogen en wenkbrauwen, enz... Degodinnen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 130: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

106

dragen een lang doorzichtig hemd van rijkgestreept linnen met breede borstsnoer enbreiden de armen uit over de sledekast; het zijn Isis, de echtgenoote van Osiris, metden doode vereenzelvigd; Neftis, hare zuster; verder Neith en Selkis, die in dedoodenplechtigheden een aanvullenden rol spelen.Eene tweede lade verdient insgelijks vermeld te worden; zij is veel kleiner en staat

op eene draagberrie. Op het dak - want het deksel heeft den vorm van een dak metde Egyptische ‘keel’ - ligt de wolfgod Anubis met vooruitgestrekten kop enrechtstaande ooren. De buitenwanden zijn zoo fijn afgewerkt als de groote kast, metzinnebeeldige onderwerpen. Beide laden zijn van verguld hout.Het overige der ruimte was opgepropt met allerlei voorwerpen, kleinere kasten en

laden, allen met inboedel gevuld; zooals juweelen, doodenbeeldjes ‘uschebti’genaamd, modellen van wagens en zeilschepen, met kajuiten en de anderebenoodigdheden, den waaier van struisvederen en de scepters van den koning, vanedel metaal met elpenbeen en ebbenhout ingelegd...Een dertigtal beeldjes van den koning vond men insgelijks onder den inboedel.

Eén daarvan weze beschreven, als voorbeeld voor de anderen, want zij zijn allen vandenzelfden stijl, even mooi in den bekenden trant van Tell el Amarna afgewerkt.Tutankhamon staat recht, met linker voet vóórop, de kroon van Opper- of

Neder-Egypte op het hoofd, den haak- en den vlegelscepter in de handen; om het lijfhangt het lange, schort dat de vormen laat doorschijnen, alsof het beeld naakt ware;sandalen aan de voeten; de oogen zijn met witten ‘calcite’ en zwarten obsidienneingelegd, zooals dat gewoonlijk aan goede beelden voorkomt en waardoor de blikdes te vinniger straalt. De beeldjes zijn allen van hout, maar mot andere stoffenversierd.In eene andere kast, ontdekte men de beeldjes van de symbolische ‘negengodheid’

die in de opschriften een grooten rol spelen. Ongelukkiglijk, waren zij in nog algehavenden toestand, zoodat de ontgravers de grootste moeite aan den dag legdenom deze brooze voorwerpen te beschermen, tegen het gevaar van onder de buitenluchtin stof af te schelpen. Eenige onder hen, waren gewikkeld in een stuk linnen enmeestallen hebben een voetstuk. De wanden der rots waren wederom zonder de minsteversiering gelaten, wat wijst op eene haastige berging van den kostbaren inboedel.Vroeg of laat zullen wij de redenen toch leeren kennen, waarommenmet zulke haastden inboedel verborg van een koning die tot den oudenAmondienst was teruggekeerd.In alle geval, het land moet toen eene omwenteling doorstaan hebben als was hetslechts eene van godsdienstigen aard.L. SPELEERS.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 131: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

107

Muziek en tekst

August Heyting: Groot Liederboek. (Uitgave Luctor et Emergo, DenHaag.)

In dit boek verzamelde de heer Heyting een 700 van zijn verzen, die hem biezondergeschikt leken om getoonzet te worden. De dichter geeft blijken de techniek van hetlied volkomen te doorzien en te bezitten. De toondichter die zijn gading erin nietvindt is lastig: populaire rondo vormen, kouplet-aardige volksliederen, luimigesatyriese zangen, staan er schouder aan schouder met doorgevoerde kunstliederenmet breed lyriese verzen en zelf met romantiese cycli. Ieder temperament moet erdus wel iets vinden waarvoor het iets voelt. (We vergaten zelfs dat er ook nog Oosterseverzen bij zijn)... op één voorwaarde: de klok van het temperament moet een goeiedertig jaar achter zijn. Niettegenstaande de verzekering van de heer Heyting, dat hijmodern is, omdat hij reeds in 1894 een lofzang schreef op de locomotief en ook reedslang geleden verklaarde dat kunst is sport van den geest, blijft heel zijn verstechnieken heel zijn indeeënontwikkeling de onderdanige dienares van het lied, zoals devorige generatie het opvatte. (Daarom bevelenwe deze bundel warm aan bij Veremansen Verhoeven.) De dichter heeft mooi te schermen, met ewige waarheden, die in allekunst aller tijden triomferen, we geven dat geredelik toe, maar als hij dit illustreertmet: ‘de zang van de nachtegaal zal steeds mooier blijven dan een gramophoon, dandenken we aan Cocteau's ('n modern dichter ditmaal): ‘Le rossignol chante mal’ enals musicus voegen we er aan toe: Leve de toekomst van de gramophoon, en danweten we ook, hoe we 't met wat de heer Heyting ‘ewige waarheden’ noemt moetenstillen.Toch blijkt, uit een korte verhandeling over Tekststudie, die het boek besluit, dat

de heer Heyting over het onderwerp grondig nagedacht heeft; alleen, bekijkt hij dezaak van uit zijn biezonder daglicht, d.i. dit van de dichter. Daarom mag welinteressant zijn de beschouwingen van een musicus ernaast te plaatsen. Vaak lopenze paralleel, vaak echter divergeren ze De oorzaak: kijk op het lied. Beide standpuntenvindt men verder uiteen gezet. Volgen we nu onze dichter.Heer H. wijst op de noodzakelikheid voor de zanger verzen te kunnen lezen; slechts

dan zal hij in het lied het gepaste accent en de volledige uitdrukking vinden. Volledigakkoord. Onze zangers kunnen dit niet. Misschien herinneren zich sommige lezershoe we voor 'n paar jaren in deze kroniek aangaven, dat het betrekkelik lage peil vanonze muzikale prestatie, voornamelijk ligt in de mangel aan kultuur, die de tarre isvan heel ons conservatorium-onderricht. Die onkunde en die onverschilligheid betreurtH. ook bij de componisten zelf. Hoevelen hebben zich niet ingespannen om echteullevellen verzen te verklanken, en de heer Heyting citteert terecht het fransespreekwoord: ‘Wat niet waard is dat men 't zegt, wordt gezongen.’Maar hier beginnende parallelen te divergeren. Een komponist moet, we gaan tot hier akkoord, verzenkunnen lezen, maar niet, om er de litteraire waarde van te taxeeren, zoals H. wil,maar om er de bouw van te kunnen doorzien, want niet het uitpluizen der litterairegegevens zal de gewenste eenheid brengen, maar wel het opbouwen der muziek naarhet plan van het vers. En nu willen we niet beweren dat het franse spreek-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 132: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

108

woord gelijk heeft, maar als we de stelling omkeren komen we toch tot een tamelikafgtekend begrip van wat 'n zangtekst zijn moet: ‘Wat gezongen wil worden, dientniet gezegd.’ Dit verwerpt de litteraire waarde niet, het schakelt ze uit. Dit wil zeggen,ze kan er zijn of niet, peu importe. Dit mag kras lijken, de haren van menig litteratormogen zich rechten als kattenhaar bij bliksemweer, het is een blote conclusiegetrokken uit. In tegenstelling met de mening van de heer Heyting, (als liederen,zogezegd gevallen door hun tekst, tegenover een enkele cyclus als Schubert's‘Molenarin’, die, litterair gesproken, verre van onaantastbaar is, en tegenover oratorio'sals die van Benoit, waarvan de tekst ook sinds jaren vergeten was, zonder de muziek.De heer Heyting citteert heel verwonderd het gezegde van een musicus:‘Een komponist kan honderd werkelik prachtige gedichten lezen en de vonk niet

krijgen, die plotseling zijn hele muzikaal vermogen aan het roeren brengt, en hij kandaarop wellicht een pruldicht lezen, waarin maar één vonk is, niet meer, maar juistde vonk, die dit wonder gebeuren doet. Hierom nu is het alleen maar te doen als hijmaar eenmaal die plotselinge vonk krijgt, komt zijn muzikaal vermogen in werkingen ontplooit zich vanzelf tot zijn hoogste kunnen. Hij heeft dan het gedicht voor zijninspiratie niet meer nodig, maar de vonk, en deze zoekt hij.’‘Voor een dichter, vindt de heer Heyting, is zo iets verbluffend’, en hij vraagt het

oordeel van andere komponisten. Hier komenwe nu op het hoger aangeduide verschilvan standpunt, dat we nu trachten zullen te omlijnen. Voor H. is de dichter dewezenlike schepper van het lied, de komponist een soort vertaler, die ideeën engevoelens van de litterator in een andere taal omzet. Hij drukt dit niet zo scherp uit,maar men voelt het doorheen gans betoog en vooral daar, waar hij een tekst totvoorbeeld neemt en aanduidt wat een gegevens een musicus er niet in vinden kan(volgt een analyse van de verschillende gevoels- en beschrijvende momenten vanhet stuk, die de komponist maar te volgen heeft - is dit iets anders dan een gestyleerdevertaling?)Zo ver strekt zich het vaderschap van de dichter echter niet uit het bestaande

materiaal. Wat bewijzen honderden prullenzou de musicus aan de dichter gans deinhoud van z'n inspiratie te danken hebben) brengt de litterator de musicus niets wathij niet reeds bezat. De komponist droeg langen tijd voor z'n kennismaking met hetgedicht z'n muzikale schepping onbewust in zich ietwat choaties en zonder vorm.Bij de lezing van een gedicht vindt hij plots dat, wat in het hoger gegeven citaat ‘devonk’ genoemd wordt. Wij zouden zeggen: de komponist bevindt zich plotselingvoor een stimulans die zijn onderbewuste schokt en het terzelfdertijd een vormaanbiedt waaronder het zich materialiseren kan om de drempel van het bewustzijnte overschrijden. Die stimulans en die vorm hebben, abstract gesproken, niets metlitteraire waarde te maken. Zij verhouden zich tot de kultuur van de musicus. Daaromzal een letterkundig ongevormd komponist ook prachtige muziek schrijven opminderwaardige verzen, terwijl de nog in genesis verkerende inspiratie van eenmusieas, die meer smaak heeft op 't gebied der verzen, er moeiliker door geborenzal worden.Wil zich die vorm echter te dienst stellen van de komponist, zoo moet hij een

zekere ruimte laten voor de muziek. Van zijn standpunt kan de heer Heyting natuurlikniet begrijpen, dat een komponist kan afgeschrikt worden door de te grote

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 133: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

109

schoonheid van een tekst. Van onze stelling uit verstaan we dit gemakkelik; alleendenken we dat het niet die schoonheid zelf is, die afschrikt, maar twee factoren, doorwier kracht zij bereikt werd: gaafheid en volledigheid. Wanneer de dichter, de vorm,die hij de komponist aanbiedt zelf totaal gevuld heeft, wanneer zijn vers zo afgerond,zo uitgewerkt, zo volledig is, dat het er onaantastbaar sterk staat, wat kan de komponister dan nog aan toevoegen, wat niet reeds door de dichter gezegd werd? Het daarstellenvan een muzikaal dubbel heeft met scheppen nets te maken en zal de waarachtigemusicus zelden aanlokken. De heer Wiets, citeert H., zegt: ‘Wat is de vokaalmuziekanders dan een verheffing, een hogere uitdrukking van het woord en de zin.’ Naaronze gedachtengang, zouden we een stelling als deze, die we aannemen kunnen,natuurlik biezonder belichten, maar zelfs met de meest vuur handen liggendeinterpretatie zouden we ‘dichter’ Heyting vragen willen: ‘Is het de dichtkunst danniet mogelik woord en zin tot hun hoogste uitdrukking te voeren? Of blijft poëziemaar een twede handskunst, die gelukkig nog door de muziek geholpen kan wordenom haar bestaansrecht te handhaven?’ Wij, als musicus, geloven in de dichtkunst,en nu zal de heer Heyting zeker begrijpen, waarom we zekere verzen nooit zullenop muziek trachten te zetten. Kan de dichter ons dergelik standpunt euvel duiden?Hieruit dient niet het besluit getrokken dat we ten slotte dus toch enkel

ullevellenverzen komponeren. We komen terug op het geciteerde spreekwoord (metonze variante): ‘Wat gezongen wil worden, dient niet te kunnen gezegd’. De dichter,die de komponist teksten leveren wil, weet dat hij deze slechts een geraamtevoortzettenmoet, dat muzikaal te omhullen is. Hij weet dat de muziek zijn gedachtenuitwerken zal en mag zich daarop steunen, evenals de libretto-dichter weet dat zijnpoëma niet voldoen moet aan al de eisen van het gesproken toneel.Verder eist de heer Heyting zowel van komponist als van zanger eerbied voor het

litteraire woord. Die eis si billik. Als een komponist een tekst kiest moet hij beginnenmet het werk van z'n collega te respecteeren en dit geldt niet alleen voor het woord,maar vooral voor de struktuur van het werk. Immers de vorm en z'n konstituerendedelen vormt het bindingsteken tussen tekt en muziek. Als die vorm niet geëerbiedigdwordt, valt het bindingsteken weg en daarmee ook de eenheid van het werk. Dekomponist beging dan een vergissing toen hij meende, dat z'n muziek voor dit versgeschikt was. Soms kan de toondichter het wenselik achten een woord te wijzigen(rythmiese faktoren vooral kunnen hier optreden). Dan is het niet meer dan hoffelik,dat de dichter daarover geraadpleegd wordt. Toch die nen, o.i., de dichters hier nietal te scrupuleus te zijn. De heer Heyting haalt een paar voorbeelden aan vanwijzigingen in zijn teksten, die op eerste zicht niets te beduiden hebben, maar die,wanneer men de weldoordachte redenering van de dichter volgt, de zin van eenversregel toch wijzigen. Bij die redeneering vergeet de auteur echter, dat de tekst inz'n niewe vorm gezongen zal worden, d.w.z. dat het woord aan de toehoorder zalvoorgebracht worden, onmiddellik gevolgd door 'n ander woord, zonder dat het eerstecontrole, terugkeeren kan, zodat het een toehoorder onmogelik is de gedachtengangte hermaken, die de heer H. volgde, toen hij de wijziging vóór zich op papier zag.Nu weten we natuurlik niet of de komponist in kwestie muzikaal z'n wijzigingverrechtvaardigen kan en we nemen geen standpunt in dit speciaal debat.We haaldenhet geval alleen aan, om aan te tonen dat muziekteksten niet dienen gezien, maar

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 134: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

110

gehoord te worden. Zelfs al kent men het lied van buiten, zodat men de verschillendeversregels willekeurig tot onderlinge controle voor zich rangschikken kan, zal eendergelike, fijngevoelige, litteraire analyse instinktmatig nooit optreden, omdat, eensde melodie gekend, een verband tussen muziek en tekst groeit, dat de aandacht,onwillekeurig steeds naar de melodiese wendingen voeren zal.Tot slot vraagt de heer Heyting zich af hoe het komt dat de beste liederen van

Nederlandse komponisten meestal op Duitse of Franse teksten gemaakt werden, enietwat aarzelend geeft hij zelf het antwoord: is het niet omdat onze komponisten teveel onder vreemde invloed staan, zodat ze verzen niet kunnen komponeeren dangehoord door het medium van Duitse en Franse komponisten en daarmee van Duitseen Franse verzen... De komponisten zullen het mij niet willen, toegeven, maar danvrees ik, dat ze struisvogelpolitiek voeren.’ Hier is het antwoord van een koponist:de schrijver heeft het hier bij het rechte einde. Het verwijt treft niet de Vlaamsemusici der vorige generatie. Sinds Benoit bestond hier een traditie en het Vlaamselied had z'n eigen plaats veroverd. De overgrote meerderheid onzer liederen heeftNederlandse teksten en een aristocraties kunstenaar als Lode Mortelmans wist zelfmet een zeer fijn instinkt steeds de mooiste teksten tot verklanking te kiezen. Wij dejongeren, hadden het lastiger, we moesten een niewe stijl zoeken, een niewe tradietieopbouwen. Onze liederen waren op Franse teksten.Wie ze gehoord heeft weet sedertlang waarom: invloed der jonge Franse muziek. Het grootste deel onzer bagagedanken we Satie. Laat ons even deze verdiende hulde brengen aan de man wiensinvloed op de jongeren van zo groot belang was, en wiens persoonlikheid, nauwelikseen jaar na z'n dood, in het gewir-war onzer bedrijvige wereld reeds vervaagt.) Eerstvor 'n paar jaar zijn we er persoonlik in gelukt werkelik moderne liederen te schrijvenop Nederlandse teksten (een paar vorige proeven laten we ter zijde). Het waren deeerste, meenien we, in Vlaanderen. Maar hier valt ook 'n woord te zeggen terverontschuldiging.Toen we, met Paul van Ostayen, eens spraken over de moeilikheid die we

ondervonden bij 't komponeren van Nederlandse moderne-teksten, antwoordde onsde dichter: ‘Voor m'n eigen verzen kan ik u het raadsel spoedig oplossen: ze zijngeschreven om gezegd te worden.’ (Achteraf kregen we de indruk dat de meesteonzer jongere dichters, bewust of onbewust, in die zin werkten.) Naar aanleiding vandit gesprek ontstond de hier gepubliceerde ‘Berceuse presque nègre’ waarheen wegraag verwijzen ter illustratie van onze eisen ten opzichte van de liedertekst. Weinigeverzen in Vlaanderen verschenen voldoen aan die stelling. Het tallent der Fransedichters darentegen lijkt leniger, plooibaarder en Apollinaire, Maxime Jacob, JeanCocteau e.a. hebben een heel aantal verzen op hun actief, die als 't ware voor demuziek geschreven zijn.De heer Heyting heeft gelijk, voor de vorige generatie, als hij beweert dat

honderden verklankbare verzen nog op hun komponist wachten. Voor ons jongerenis de buit echter klein, misschien is nog iets moois te doen met de oude mystieken,en de jongere dichters die ons goede teksten bezorgen, zullen ons een grote dienstbewijzen.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 135: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

111

Prosper verheyden: Beiaarden in Frankrijk. Voor de Beiaardschool teMechelen, uitgegeven door ‘De Sikkel’, Antwerpen.)

Toen, in 1922, het Congres voor Beiaardkunst te Mechelen gehouden werd, moestende inrichters bekennen dat ze niemand gevonden hadden, die voldoende inlichtingenbezat om ook maar een vluchtig overzicht te geven over de beiaarden in Frankrijk,Vier jaar later, in 1926, publiceert Prosper Verheyen een boek van ruim twee honderdbladzijden, waarin men alles vindt wat over dit instrument ten opzichte van Frankrijkkan gezegd wormen. Dit duidt aan wat een arbeid door de auteur hier geleverd werd,en bij lezing van het boek wordt men zich meer en meer bewust van de kunde en deenergie waarmede hij zich aan het werk gezet heeft. Want er behoeft een heele boelkennis en ondervinding om demassa dokumenten, die de schrijver verzamelde, logieste rangschikken en tot een geheel te brengen zonder dat het lijmwerk wordt.Dokumentatie-arbeid, dat is het hoofdkenmerk van dit boek. Bijna zelfs is de

schrijver er in gestikt. Ze kluistert hem aan de engheid van het onderwerp, hij kaner zich niet boven uit werken, blijft partikularisties. Eerlikheidshalve stellen we onszelf hierop dadelik de vraag: ‘Kon het anders, bij dit onderwerp?’ en we durvenwaarachtig niet antwoorden. Ook is deze aanmerking niet bedoeld als kritiek maarmeer aangevoerd ter belichting van de biezondere geest van het werk. Het is geenlekenboek. Het beoogt de specialisten te interesseren. De leek slaat het open en leestaandachtig, het interesseert hem, gelijk waar ‘hij het openslaat, maar de aandachtverflauwd naarmate hij verder leest, omdat de liefde van den specialist voor hetinstrument hem ontbreekt. De beiaardier en allen die biezondere inlichtingen overFranse-beiaarden verlangen zal het van onuitsprekelik nut zijn. Allen die het boeklezen, zij het dan ook met enige inspanning, en zich aan muzikale vraagstukken enevolutie interesseren, zullen er gedurig belangrijke delen in aantreffen. Het boek isvlot geschreven, door iemand die de pen weet te hanteren.Dit werk zal eerbied afdwingen, niet alleen hier maar ook in het buitenland.

Gelukkig gaf ‘De Sikkel’ het boek een uitzicht dat toelaat het op de vreemdemarktenaan te bieden. Eenmooie tekening van Jos. Leonard versiert het omslag en vele goedefoto's verluchtigen het werk.Met dit boek brengt Verheyen de Vlaamse musicologiese beweging, die nog heel,

heel zwak is, een niewe hoeksteen bij en bewijst onze confraters in het buitenlanddat we, naast psycologies esthetiese analysators als A.M. Pols, ook bouwers bezittendie dokumenten opzoeken en uitpluizen kunnen om er de inlichtingen uit te halendie hun dienstig zijn kunnen bij de opbouw van het onderwerp dat ze zich voorgesteldhebben.Meerder officiele inrichtingen mochten de beiaardschool en haar opdrachten als

voorbeeld nemen.

Renaat veremans: Twee kleine klavierstukken. - Wiegeliedje. (Allesuitgegeven bij ‘De Vlaamsche Muziekhandel, Antwerpen.)

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 136: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Van deze drie nummers is de ‘Kleine Pastoraal (nr 1 der klavierstukken) best. Devorm is duidelik, wel gebouwd. Hij mag dan zeer eenvoudig zijn en ver van niew(trytiek waarvan

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 137: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

112

3 herhaling is van 1); hij is er. Dit is het voornaamste, en voor een kindernummer isdit euvel niet zo erg. Echt kinderlik is deze pastoraal, in gansch haar eenvoud en haarreine klank. De modulatie van het middeldeel, eigenlik een melodiese parafrase vanhet 1e deel, werkt goed en warm.Niet zo gelukkig is nr 2 van deze bundel. (Een Dansje.) Dit stuk, volgens zelfde

schema gebouwd als het eerste, ontbreken de kinderlike kwaliteiten, die we in 1hoofdzakelik waarderen. Het is grote mensen-muziek, die vereenvoudigd werd alsdusdanig van weinig belang.De uitgave herinnert aan de 3 voor 1 frank stukken, die men in oude boekenwinkels

soms nog aantreft.‘Wiegeliedje’ herinnert aan de ontelbare gelijknamige stukken door onze

volksuitgaven de wereld (?) ingezonden. Alleen zijn er bij deze vele nummers,waarvan de melodie oneindig vloeiender en mooier is, dan die dezer niewe zuster.Anders praalt het niewe lid ook graag met de karakteristiek der familie: goedkoopschoolarpège-gedoe en tooit zich, als elke spruit die de eer van zijn geslacht hooghoudt, met de gebruikelike, o, zo zoete, moll-modulatie.Oude juffrouwen met goede stem is het warm aan te bevelen. In de boventonen

mag sleet zijn, de melodie gaat slechts tot mi.

Althur Verhoeven: Drie gemakkelijke Koren. (John Bode-Vinck,Antwerpen.)

Van deze koren bestaan twee uitgaven: een voor vier gemengde en een voor driegelijke stemmen. Het bundeltje bevat: ‘Zij loechen’ (A. Rodenbach), ‘Lente’ (J.Simons) en ‘Vanwaar zijn zij gekomen?’ (J. Reddingius).Indien Verhoeven zich voorgesteld heeft met z'n koren, die talrijk worden,

vulgarisatiewerk te leveren, heeft hij hier zijn doel bereikt. Deze drie nummers zijnin degelike koorstijl geschreven. De onderstemmen mochten alleen wat meerkontrapunties uitgewerkt worden. Het geheel zou aan leven en belangrijkheid winnenindien het plagaalakkoord opgegeven was ten voordeele eener zelfstandigestemvoering. Ditmaal verzorgde de toondichter zijn harmonieen zorgvuldig. Origineelis hij echter weinig en de komponist lijkt dol gelukkig met de ontdekking van eenpaar lange niet niewe effekten in akkoord opvolgingen met modulatoriese kracht.Verhoeven ontleent echter met smaak. Origineel of niet, in onze

koormaatschappijen zullen deze drie kleine werken naast de banaliteiten, die men ersteeds nog uitgalmt, flink figuur slaan en degelik opvoedend werk leveren.Meer pretenties mogen ze niet hebben.

Daniel Ruyneman: Sonata for violin solo. (J.W. Chester, London.)

Ruyneman zet zijn evolutie naar de abstakte beelding sterk geprononceerd voort.Ook hier is een grens: het vattingsvermogen van de toehoorder. Ruyneman staat op't randje. Vooral in de eerste twee delen dezer sonate loopt hij er misschien soms

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 138: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

over. Dit komt door het gecompliceerde zijner uitwerking. Het hoofdthema van heteerste deel, karakteristiek door zijn chromaties voortschrijnende triolen, stijgt geweldignaar een overheersend hoogtepunt van waaruit het dadelik verwerkt kan

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 139: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

113

worden, maar zijn melodiese inhoud is zo zwak dat, waar de toondichter, om eeneentonigheid te vermijden het rythmewijzigenmoet, het thema gans op de achtergrondgeraakt, niet meer te herkennen is, en de muziek naar techniese virtuositeit alsredplank grijpt. Het neventhema (élégiaque) is oneindig belangrijker en biedttegenover de huppelende ironie van het 1e thema een warme diep-gevoeldgedragenheid. Het kontrast tussen beide thema's is een gelukkige gids bij het begrijpenvan de gecompliceerde vorm van dit deel. Bij lezing altans laat het toe het schemagemakkelik herop te bouwen. Of ook de toehoorder in staat is dit spel van licht endonker te onderscheiden en de verwerkte vormen terug naar hun oorsprong te voerenis een vraag die alleen bij een auditie zal opgelost worden.Het twede gedeelte, een vrij Recitativo in de vorm ener kadens, waarbij het

aanvangsgedeelte gewijzigd aan 't slot terugkeert, herinnert als stijl aan het eerstedeel. Ook hier die op- en neergaande arabesken wier melodiese golving het oogonverstaanbaar zijn, maar die gans op de sonoriteit en de kleurengamma der vioolberekend zijn.In het derde en laatste deel, een op Valerius' ‘Merck toch, hoe sterck’ gebouwde

fuga geeft Ruyneman het beste, dat we van hem kennen. Hier hebben we ten vollede klaarheid en de duidelikheid, die we in de vorige delen missen. Goed afgetekenden van melodiese betekenis ditmaal, volgen de verschillende lijnen boven en onderelkaar. Een fuga schrijven voor een soloinstrument is geen gemakkelike taak.Ruyneman heeft het er goed afgebracht, aldus bewijzende dat hij de hoedanighedenvan het behandelde instrument volkomen kent en zijn techniek volledig bestudeerdheeft.Om een virtuoos genoegen te doen heeft Ryneman zich laten verleiden

akrobatenmuziek te schrijven. Dit is het euvel, waaraan de eerste twee delen tengronde gaan; het derde deel is muzikaal sterk genoeg om zich, ondanks dit alles, nogrecht te houden. Dit werk pleit voor het techniese kunnen van zijn auteur, maar laatweinig van zijn esthetiese waarde vermoeden.

Isr. J. Olman: Twee Vrouwenkoren nr 2. - Morgen. (Seyffardt's boek- enmuziekhandel, Amsterdam.)

Isr. J. Olman is een gedistingeerd, fijn voelend komponist. De verzen van MargotVos, die geen statiese beschrijving geven, maar zijn als een sprookjestafereel in aktie,werden treffend verklankt. De vrouwenstemmen, meestal twee soms drie, wevenzich subtiel en lenig langs elkaar, nu eens door hun warmste registers, dan weer inhun hellere, hoge timbres. Steeds weet de komponist ze expressief te houden. Zijnharmonieënwil hij vooral zuiver van kleur; waar, schaarse uitzondering, een dissonantoptreedt is hij meer een pikante noot, nooit komt het tot een konflikt. Mogelik dachtde komponist de stemming ermee verloren te raken. Ook tegen elkaar in werkendestemmen zijn fijn te houden.Daarom waarderen we vooral de zuiverheid der melodie, die zich harmonies

aanpast aan het poëtiese, impressionistiese tafereeltje dat de tekst ons voorzet.De pianobegeleiding munt uit door haar rage soberheid. Hoofzakelik dient ze de

stemmen tot harmoniese steun; waarmee niet bedoeld wordt dat ze een reductie der

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 140: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

stemmen is, maar dat ze geen zelfstandige rol speelt. Immers, daar het picturaalelement reeds in de zangstemmen vervat is, geeft de met dezelfde

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 141: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

114

bedoeling geschreven begeleiding hiervan slechts een dubbel. Alleen als brug tussende verschillende muzikale zinnen treedt ze zelfstandig op. Dit belet niet dat zeinstrumentaal degelik geschreven is en zeer mooi klinkt.De totale indruk van dit werk is zeer sympathiek.

Ant. Averkamp: Humoreske voor driestemmig Vrouwenkoor. (Seyffardt'sboek- en muziekhandel, Amsterdam.)

Deze Humoreske is in de eerste laats geestig. Maar ze is meer dan dit. Ze is het werkvan een knap musicus, want de geestigheid schuilt hier niet in een gelukkige vondstvan een humoristies thema, ze groeit uit de verwerking, uit gans de voortschrijdingder kompositie.Dit werk is absolute muziek in de beste zin. De tekst bepaalt zich bij de woorden:

Als ik weet wat jij weet en jij weet wat ik weet, dan weet ik wat jij weet en jij weetwat ik weet, die de komponist niet alleen muzikaal maar ook litterair omwerkt, zodatze zich onder een groot aantal verschillende gedaanten voordoen. Ten slotte wordthet eigenlik een spel van klinkers, zoals Ryneman het nog absoluter in zijn ‘Roep’beproefde. Ruyneman's systeem (alleen klinkers) had dit voor, dat hij meerverscheidenheid had; bij Averkamp rijgen ze zich, door de werking der klinkersvlotter achter elkaar en ontstaat ook een afgetekend woord, rythme, dat de komponisthandig muzikaal weet om te zetten.Zo blijft dit werk ten slotte een zuiver muzikale konstruktie voor drie stemmen,

waarbij de komponist blijken geeft van grote vormbeheersing en volslagenmeesterschap over zelfstandige stemvoering.De uitvoering lijkt niet makkelik en eist stevige muzikale kennis en stijlbegrip,

maar zal zeker lonend zijn, daar dit gestyleerde vrouwengebabbel ('n onschuldigmuzikaal grapje, dames) vast een succesnummer wordt.Evenals voor het vorige werk, roepen we er graag de aandacht op der leiders onzer

twee grote koren (Arti Vocali en Ste Cecilia). Beide stukken bieden alle stof voorverfijning en voor rake silhouettering der motieven, waarin ze beiden graag uitmunten.

Karel ALBERT.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 142: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

115

Bibliografie

Peter Lippert S.J.: ‘Ein Kind ist uns geboren’, 8o, 32 Seiten Text und 9 Bilderin Kupfertiefdruck. Umschlag in handgeschöpfte Bütten. Preis 80 Pfg. -Verlag ‘Ars Sacra’. Josef Müller, München.

Wat een kostelijk Kerstmisjuweel komt de dichtertheoloog P. Lippert S.J. aan devoeten van het Kindeken Jezus neer te leggen niet zijn schattig boekje ‘Ein Kind istuns geboren’!Uit de liefdevolle overweging van het mysterie der goddelijke menschwording en

dit van 's menschen verwaand dolen buiten God om, wieken zijn heldere, ontroerendebeschouwingen op, ons als het ware opzuigend in de deinende straling van hunminnevuur! Gelouterd vallen we in aanbidding neer voor het goddelijke wichtje,vattend zijn lach: mild als het lachen van een moeder en wijs als een woord uit denmond van Vader; zijn kinderspel ook, ons de waarde van ieder levensoogenblikonthullend.We jubelen om de zwakheid en den eenvoud van dit Kindeken dat er reeds zoovelen

in de regionen van hooger geestesleven optilde en het beestachtig geweld van zooveelanderen verstilde tot deemoedige kalmte; dat er ieder jaar weer zoovelen hun eigenleed door medelijden leert vergeten in een weenend-lachen: het echte, zaligekinderlachen.Lippert's boekje, dat ons met het wonder Kindeken van Bethlehem lachen en

weenen leert, is een parel in de kroon der rijke Kerstmisliteratuur. Passende en heerlijkuitgevoerdeKerstmisillustraties naar Baroccio, Filippino Lippi, G. delle Notti,Murillo,Velasquez, Fra Angelico en G. David verhoogen er nog de aantrekkelijkheid en dewaarde van enmaken het tot een duurbaar bezit voor alle minnaars van het Kribbekenen het inwendig leven.O.D.

Brochard V.: ‘De l'Erreur’. Paris, Alcan, 1926. (3e édit.)

Mr. Brochard heeft zich verdienstelijk gemaakt door een reeks welbegrepen studie'sover de oude wijsbegeerte, vnl. door zijn geschiedenis der Grieksche sceptici. Hetwerk, waarvan de derde uitgave voorligt, ligt in dezelfde lijn. Immers het vraagstukder dwaling is een hoeksteen van het scepticisme. Het is niet eigen aan dezegeestesrichting, want in alle kennistheorie dient men er

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 143: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

116

rekening mede te houden. Sedert Descartes ziet men in haar iets negatiefs: ze heeftgeen positief bestaan. Brochard echter meent, dat een louter negatieve bepalingonvoldoende is. Het is spijtig, dat hij dit interessant onderwerp niet uitdiept. Hijonderzoekt de ‘théorie de l'erreur’ in de twee hoofdwendingen der philosophie: 1o

in het metaphysisch dogmatisme (het geloof, dat we door het verstand de wezenheidder dingen kennen) en 2o in het criticisme (dat zulk geloof niet deelt). Tot de eerstewending rekent hij Plato, Descartes en Spinoza. Plato's belangstelling werd voor hetvraagstuk gaande gemaakt door de moreele gevolgen van de misopvatting of deloochening der dwaling. In de Théétète verwerpt hij een reeks valsche voorstellingen;in de Sophist exposeert hij de zijne.Het is algemeen bekend - en Brochard behoudt de meening - dat Plato ermee een

correctie van Parmenides metaphysiek bedoelde. Zijn eerste principe luidt dat eralleen in het oordeel, en niet in de dingen van dwaling gesproken kan worden; hettweede, de pluraliteit der wezens, waaruit de mogelijkheid vloeit van verschillendeoordeelsvormen. De dwaling ligt niet in de wezenheid doch in de verbinding, in deongewettigde praedicatie van een subject. Ze ligt bijgevolg in het kenvermogen.Voor Descartes niet. Daar we alleen kennen (percevoir) wat we helder kennen endus wat waar is: ligt de dwaling niet in het kenvermogen, doch in een actus van denwil waardoor we toestemmen in iets wat we niet voldoende kennen. Het onderscheid,dat de auteur maakt tusschen de cartesiaansche ‘clarté’ en de traditioneele evidentie(p. 56), kan ik niet beamen. Spinoza verplaatst de dwaling in de verbeelding, waardoorinadequate ideeën ontstaan; doch in een onhoudbare synthese, waarin ze zelf moeilijkkonsekwent is door te voeren. Het tweede deel exposeert een halve kritische theorievan waarheid en dwaling, welke Brochard aankleeft. De waarheid is voor hem eenconstante betrekking tusschen voorstellingen en ligt bijgevolg alleen in het oordeel.De betrekking kan van dubbelen aard zijn: aangebracht langs logisch-deductievenweg, of langs den empirischen weg der ervaring. Voor de dwaling geldt dezelfdeverdeeling.Geloof en waarheid zijn verschillende dingen. Het eerste is subjectief, het tweede

objectief of een eigenschap der objecten. Geloof is afhankelijk van den wil. Dat wilniet zeggen dat we de waarheid zelf maken, want naast synthesissen, waarvan we dezelf vorming bewust zijn, zijn er wetenschappelijke, waarmee we tezelvertijd dooreen wilsacte instemmen. De dwaling is een positief iets en niet een louter gebrek; zeligt in het verstand en niet louter in de verbeelding; ze is een gedementeerdeveronderstelling, gelijk de waarheid een bevestigde is. In de sensatie wordt ze nietgevonden, alleen in de conceptueele kennis. Het empirisme loochent ten onrechteeen specifiek verstandelijk element. Het vermogen der waarheid is tezelvertijd hetvermogen der dwaling. Aangezien deze een individueele toestand van het subject is,krijgen haar psychologische oorzaken een groote waarde. Er zijn gevoelssophismenen wilssophismen: aangevoerd door een passioneele overheersching of door eendeterminatie van den individueelen wil. Deze is zelf de onmiddellijke aanleiding totde dwaling. Haar

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 144: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

117

hoogste metaphysisch principe is dezes vrijheid.Op alle oogpunten wel lezenswaard, hoewel wat langdradig geschreven. Het komt

ons voor alsof Brochard een assai leveren wou Descartes dwalingstheorie met debeginselen van Kants Kritik te concilieeren. A priori schijnt dat wel mogelijk; despaarzame uitlatingen, welke Kant geeft, zijn voldoende om ons te overtuigen vande niet intellectueele natuur van de dwaling. Ze positief aan den wil toeschrijvendoet hij niet. Ze is een plansverschuiving van het wettig ervaringsplan op een louterintelligibel. Het verschuiven vindt wel een grond in het zuiver verstand, doch isvooral te wijten aan een onbedachtzaamheid van het subject, en dat is een vorm dervolontaire theorie.H.D.V.

S. Thomas d'Aquin: Somme Théologique. - 1. Dieu, 3 vol., vertaald doorA.D. Sertillanges O.P.; 2. Les Actes Humains, 1 vol., door M.S. Gillet; 3. LaVie Humaine, door A. Lemonnier, 1 vol.: 4. La Prudence, door H.D. Nohle,1 vol. Editions de la ‘Revue des Jeunes’. Paris, 1925-1926.

Naarmate de belangstelling groeit in de gestudeerde en in de studeerende wereldvoor het grootsche werk van den Aquinaat is het onontbeerlijk dat practische uitgavenmedehelpen om de wenschen van Leo XIII te bewerkstelligen. En niet alleen voorhen, die ex professo zich aan de wijsbegeerte wijden bestaat de wensch, maar ookvoor al degenen, die op de een of andere wijze deelnemen aan het geestelijk levenvan onzen tijd. Doch dan was het onontbeerlijk de text van den katholieken leeraartoegankelijk te maken voor eenieder, zelfs voor hen, die niet over de voldoendefaciliteit beschikken Thomas in de originalen te lezen. Aan deze behoefte wil de‘Revue des Jeunes’ voldoen met een Fransche vertaling van de Summa Theologicain het licht te zenden. Voor de leeken en de studenten zal ze dezelfde rol vervullenals de groote Italiaansche uitgaven voor de neothomisten. Het uitwendige laat nietste wenschen over: een zeer handig formaat, helder gedrukt en bepaald geen populaireuitgave niettegenstaande de lage prijs. De latijnsche text en de vertaling zijn elk opde helft der bladzijde gedrukt, wat het gebruik veel vergemakkelijkt; vooroningewijden volgen achteraan uitvoerige en substantieele nota's, van de hand derverschillende vertalers, welke allen zeer gunstig bekende namen zijn uit deDominikanerorde en door meer werken over de katholieke wijsbegeerte derMiddeleeuwen vrij lang beroemd. De vertaling, voor zooveel wij er speciaal op gelethebben .nl. voor Sertillanges en Gillet) is zoo exact als mogelijk, wanneer menbedenkt dat men dat klassikaal latijn in modern Fransch moet overzetten, wat nietaltijd van zelf gaat, als men ietwat elegant wil zijn. Alleen merken we dat de textniet altijd met de gewone romeinsche text overeenkomt, omdat de vertaling op anderemanuscripten gesteund is. De veranderingen echter zijn voor het courant gebruikonbeduidend, en aan preciesheid schaden ze niet.Wemoeten die vertaling aanbevelenom haar vele eigenschappen aan alwie met de origineele text niet over de baan kanen voornamelijk aan de studenten, welke in de handige

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 145: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

118

boekjes een betrouwbare text en een even betrouwbare vertaling voor hun werk zullenvinden.H.D.

P.G. Chappuin: ‘La Destinée de l'komme. De l'influence du stoïcisme surla pensée chrétienne primitive’. Paris, Fischbacher, 1926.

Een studie der betrekkingen tusschen het opkomende christendom en de philosophieder Stoa. Niettegenstaande de beperking door den titel aangegeven komt zoowat deinvloed van geheel het stoïcisme in het gedrang om de eenvoudige reden, dat eenmoreel vraagstuk als dat der bestemming van de redelijke wezens noodzakelijk eenmetaphysica veronderstelt. De auteur behoort klaarblijkelijk tot de evangelischeconfessie en is deswegen niet zoo erg aan dogmatische beginselen gebonden; hethistorisch spel ligt voor hem vrijer open en een immer dringende en pijnlijke aarzelingis hem niet geboden. Terecht legt hij de nadruk op het feit, dat alleen het stoïcismeonmiddellijke aanraking met de nieuwe leering kon verkrijgen en dat door zijnverfijnd Godsbegrip en zijn haast analoge moraal. Ook en met even goed recht, datde stoïcijnsche bespiegeling in menige vraagstukken een opheldering van notie'sgegeven heeft, welke in de dogmatische formules van het christendom gefixeerdgeworden zijn. Vooral Paulus gaf daartoe aanleiding. En dit hoeft niemand teverwonderen. Voor zijn bekeering leefde hij in Klein-Azië. Hoe weinig van dezelevensperiode tot ons gekomen is, weten we dat hij een intellectueel was. Welnu deprovincie Cilicie en heel Klein-Azië waren door veel stoïci bewoond, waaronder debekende Chrysippe en Posidonios; en Tarse bleef niet ten achter. Men kent vier stoïciuit deze stad afkomstig. De auteur doet Paulus aan het stoïcisme drie ideeën ontleenennl. het idee van God als orde-principe der wereld, zijn plastische voorstelling vanhet einde der wereld, en de practische regels zijner moraal. Doch hierop valt wellichtwel het verwijt van overdrijving. Cum hoc, ergo propter hoc heeft tot misleidinggenoopt. Immers een analogie duidt niet noodzakelijk een invloed aan, te meer dathet phariseïsme (joodsche secte) reeds meer dan andere secten analogiën vertoondemet die leering der Stoa. Doch anderzijds heeft de auteur de verdienste af te brekenmet een traditie, voortkomende uit Renan, waardoor Paulus een Jood was van hetgehalte der andere Apostelen. Dit is bepaald niet zoo. Paulus was een intellectueel,met de wijsbegeerte zijner dagen bekend, zooveel als zulks te dien tijde mogelijkwas; begaafd met een snel en klaar inzicht zoodra hij voor iets nieuws kwam te staanen met een groot aanpassingsvermogen in andere toestanden. Verder zien we dechristene en de stoïsche moraal geconfronteerd, alsook hun beider opvattingen overhet einddoel van den mensch. Met den auteur kunnen we aan de verwantschap niettwijfelen, maar na lezing wordt het ons nog niet afdoende klaar in hoever dezeverwantschap aan een rechtstreeksche invloed moet worden toegeschreven. Voor dekennis der oude Stoa levert de auteur een goede bijdrage. Het stoïcisme is naar onsmeening nog niet voldoende bestudeerd, zooals heel de alexandrijnsche periode. Destudie van de intellectueele afhankelijkheid van

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 146: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

119

het christendom aan het profane denken mag een moeilijkheid te meer zijn voor dekennis van dit laatste, om wille van belangrijke intresten welke zich ermedevermengen; doch elk oprechte bijdrage moet ten slotte aan beide ten goede komen.H.D.V.

Salomon Reinach: ‘Lettre à Zoé sur l'Histoire de la Philosophie’. 3 vol.,Paris, Hachette, 1926.

Een geschiedenis der wijsbegeerte in briefvorm. Van oudsher is Sal. Reinach in stijlen ideeën de geestelijke erfgenaam van Voltaire. Zoo in zijn Orpheus, zoo in dezebrieven. Geestrijke aangenaam geschreven raccourcis der philosophische systemen.Gelooft niet in het wetenschappelijk karakter der philosophie. Voor hem is ze eensoort roman, interessanter of vervelender, doet er niet toe. Hij stapt over al deproblemen heen met een glimlachende gemakkelijkheid waarin we 'n greintjescepticisme en epicurisme van een A. France terugvinden. Om origineele dingen teleeren is het niet bestemd; het is geen wetenschappelijke doch onderhoudende lectuurin den toon der Encyclopedie. We kunnen het werk niet beter schetsen dan met tezeggen, dat het voor Reinach dezelfde rol vervult als de ‘Dictionnaire Philosophique’voor Voltaire. Daarom moet de lezer er over heen kunnen wanneer de auteur eenloopje neemt met de veropenbaring, met het christendom, en wanneer hij namen enzaken bij mekaar brengt, welke wat reserve eischen. Zoo b.v. ID. p. 38, ID. 46, ID.87 om alleen over het eerste deel te spreken. Ab uno disce omnes. Het gevaarlijketerrein ligt voor hem natuurlijk in het tweede. Het eenvoudig aan iedereen aanbevelenkunnen we niet; de ingewijden kunnen er een zekere vrije atmosfeer in leeren, welkewat archaïsch aandoet, doch soms goed is om kennen van naderbij. De auteur bedoeldezijn werk waarschijnlijk als verpozing in oude dagen; zoo blijkt de toon, die veelgelijkenis heeft met de geabuseerde zwanenzang van den Ecclesiast.H.D.V.

Frans de Wilde: ‘Het Huis op de Vlakte’. Antwerpen, uitg. ‘Regenboog’,z.j., 1926.

Aan het meesterstuk van deze bundel, het gedicht ‘S.P.Q.A.’ - gedicht dat trouwensin het door professoren, doctoren en andere geletterde heren uitgegeven tijdschrift‘de vlaamsche Gids’ verscheen - heeft de auteur, door middel van een cijfertje datop zijn beurt naar een voetnoot verwijst, de verklaring van deze afkortingsreekstoegevoegd. S.P.Q.A. is, schrijft de welwillende auteur, een ‘romeins inschrift in hetwapender stad Antwerpen’. De auteur neemt zijn lezers voor uitgelezen stommelingen;

natuurlik, dit is zijn goed recht. Het is dan ook een charmant gebaar van hem ze overmoeilikheden van dit slag heen te helpen. Geen geschikter persoon daartoe dan welde auteur die, door zijn verklarende noot, buiten het gezelschap der stommelingen,zijn lezers, zich weet op te stellen. Het is maar echt jammer dat het zoo slecht moet

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 147: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

uitvallen. Om de duidelijkheid moet ik, niet mijn lezers, wel dichter Frans de Wildeer attent op maken dat dat ding met S.P. enzovoort een latijns in-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 148: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

120

schrift is en verder dat er geen inschrift in het wapen der stad Antwerpen te vindenis, maar dat het magistraat der stad Antwerpen, bij feestelikheden, soms blazoenenen standaarden opstelt waarop, naar romeinsmonster, dit inschrift. Voor het overigeis op deze verklarende voetnoot niets af te dingen.In een kritiek op dit ‘Huis’ van de hand van een andere Frans, de heer Frans Smits,

heb ik gelezen dat dit gedicht met de moeilike tietel syntheties is. Zonder twijfel!Men denke maar eens even na dat deze dichter schrijft: ‘...Meiskes van plezierdevotelik bidden Vóór de kruisafdoening van Rubens.In rustige fierheid staat hij op 't bomepleintje vóór de kerk...’ en men zal

onmiddellik inzien dat iemand, die alzo de bezit - aanduidende bepaling van eenplaats-bepalende tot onderwerp van de volgende zin maakt, niet anders dan eensyntaxis-synthetieker te noemen is.Dit is trouwens niet onbegrijpelik. Frans de Wilde is schoolmeester van beroep.

En het is van oudsher bekend dat de spraakleer niet voor schoolmeesters werdgemaakt.v. D.

Jan Jans: ‘Plastische verzen’, z.p. (Brussel).

Je komt het al dadelik te weten: Jan Jans is een pseudoniem. Tegenover het‘frank-titre’ staat een portret, dat blijkbaar dit van de gelukkige auteur moet zijn, enonderaan heb je de verklarende tekst: Jan Adriaensen. De auteur van ‘Plastischeverzen’ heet dus, moet je vermoeden, in de schrijverswereld Jan Jans en zonderuniform, Jan Adriaensen. Hij heeft er echter waarde op gelegd dat wij zijn dubbeleidentiteit zouden kennen.Er is ook een inleiding van Jan Adriaensen voor het boek van Jan Jans. Zeer zeker

een bescheiden inleiding, van een specifies vlaamse bescheidenheid zelfs. JanAdriaensen schrijft: ‘Zijn deze gedichten verouderd? Hun maker des te meer; hijbiedt ze zijn taalgenoten aan, als laatste groet - is te denken.’ Taalgenoten! diespecialisering is grappig. Het lijkt wel alsof de nederlands - sprekenden, alsgemeenschap genomen, zoiets zouden zijn als b.v. een vereniging voor de verbeteringvan de bijeteelt of een Quaker - gezelschap. Elders zijn er schrijvers van de hoge,voor de kleine en voor de halve wereld; in Vlaanderen schrijft men... voor zijntaalgenoten. Al even biezonder een kuriosum dus als het eerste boek van een negerin Swaheli. Merci.Voor deze dichter blijft v. Droogenbroeck de schitterendste ster aan het

hemelplafond van de vlaamse poëzie. Daarom, vindt je hier alles wat bij de dichtkunstthuishoort: rijm, stafrijm, allitteratie, contrarijm, enz. Ongeveer zoals ze in degarderobe van een held uit ‘Julius Caesar’ al de attributen van de krijger vindt. Maarde krijger is er niet. Bij deze gedichten, staat ge verbaasd dat zoveel vaardigheid noggeen dichter maakt. De gewaden der Muze misschien, niet zij zelve is hier te vinden.v. O.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 149: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

121

Maurits de Doncker: ‘Menschelijk Inzicht’. Band en titelblad van Jan R.Cantré, Gent. (Uitg. Pan, z., 1926.

Maurits de Doncker en René L. Ide zijn twee met elkaar bevriende Vlamingen.Maurits de Doncker nu heeft een boekje gedichten geschreven dat hij aan zijn vriendRené L. Ide opdraagt. Dat is begrijpelik. Maar René L. Ide wil bij zijn vriend niet teachter blijven; daarom schrijft hij op zijn beurt iets voor de Doncker: namelik eeninleiding bij de aan hem opgedragen bundel. Hieruit blijkt eens te meer dat devriendschap geen hindernissen kent. En dit wederkerig dienstbetoon past zeer goedin de vlaamse zeden en gewoonten.Omdat - je kunt nooit weten - de mogelikheid bestaat dat de lezer er anders zou

over oordelen, heeft René L. Ide in zijn ‘binnenleiding’ bepaald wat gij zo ongeveerover deze gedichten moogt denken. Het is ‘hoge tragiek’, zegt hij, een ‘heerlikgedicht’ en verder: ‘de Dichter (die hoofdletter, ik wens het uitdrukkelik te verklaren,is van de geestdriftige binnenleider) geeft de volle maat van zijn grote liefde tot demens.’Dat laatste, dat namelik van de grote liefde mag waar zijn. Maar dat je zoveel van

de mensen houdt, is nog geen reden slechte gedichten te schrijven. Natuurlik meentM.d.D. het tegendeel. Hij denkt dat het voldoende is te zeggen: ‘Vivat de mensen!vivat ons! vivat de sociaaldemokratie!’ ‘ik geloof in de goedheid der Mensen(hoofdletter van de dichter), die ondanks alles eindelik zegevieren zal’, om ipso factozich als dichter te rechtvaardigen. Hij staat overigens niet deze mening niet alleen.Van zijn stadgenoot A.J. Mussche, een dichter die van zich zelf getuigt dat hij ‘maareen sjofel kind is van een dag en nacht grommende fabriekstad’, heeft M.d.D. dàtgeërfd wat ik noem: het ideaal van de averechtse stamboom. Dit ideaal impliceertdat je, in tegenstelling met de oudere strekking naar het aristokratiseren van jevoorvaderen, tans daarna moet streven je familie zoveel mogelik in ‘het sjofele’ tesitueren. M.d.D. is een ander, weliswaar nog jonge meester van de averechtsestamboom; hij schrijft:Wij zijn als gij in ongezonde krot geboren, Wij zij als gij de helden van straat.’Zoals gij het wellicht reeds onderstelt, is de dichter de Doncker, zonder enige

reserve, kwistig met zijn goede raad. Het gebeurt hem dat hij onder de tietel‘Oorlogswee’ de mensen oproept tegen een ‘vreselike plaag’, waarbij het de lezervrij staat te kiezen hetzij cholera, pest of typhus, maar waarmee, door de dichter, deoorlog wordt bedoeld.‘Menselik inzicht’? Menselik zeker, maar inzicht, ziet ge, dat is wat anders.v. O.

Collin H.: ‘Manuel de Philosophie Thomiste. T.I. Logique, ontologie,psychologie’. Paris, Tequi, 1926.

De auteur, leerling vanMaritain vervangt in beknopte vorm de ‘Cours de Philosophie’van deze laatste, wiens afwerking nog wat uit kan blijven. Een handboek waarin hetmondeling onderricht samengevat wordt. Zeer goed, om twee redenen nl. De auteurlaat geen gelegenheid voorbijgaan om thomistische

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 150: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

122

en moderne gedachten met elkander te confronteeren; hij verklaart de terminologie,wat hedendaags onontbeerlijk is, en roept voortdurend de gewone meening dermenschen ter hulp. De indeeling der psychologie in een experimenteele en eenalgemeene is een aanwinst aan duidelijkheid: de voornaamste eigenschap, waarheeneen handboek moet sturen. De scheiding van logica en kenleer bezit dezelfdeverdienste. Alleen is de plaats welke de metaphysiek bekleedt, zeer betwistbaar vandidactisch oogpunt. Immers ze veronderstelt de kennis van de overige disciplienender philosophie en komt, in het handboek onmiddellijk na de logica op de eersteplaats te staan. We hopen dat het tweede deel ons een paar ta fels zal aanbrengen.Deze mogen in geen enkel modern boek meer ontbreken. Het manuel kan zeer goedediensten bewijzen aan studeerenden Het is, zijn beknoptheid ingezien, wel het eenigedat ons in dezelfde mate voldoet.

H.D.V.

Otto Karrer: ‘Textgeschichte der Mystik in drei Bänden’, 1926. - Verlag‘Ars Sacra’. Josef Müller, München, 23 (per deel Mk. 6.80).

Wie het Europeesch geestesleven van den naoorlogschen tijd ook maar eenigszinsgevolgd heeft, weet welk een ongemeene belangstelling voor mystiek overal aan dendag gelegd wordt. Er is een afkeer voor het bruut materieele, het vergankelijke eneen opstreven naar het geestelijke, het bestendige. Voor zoover zulks een modezaakis, zal het spoedig voorbijgaan; maar de kern er van, het religieuze heimwee van hetmenschelijk hart, is van alle tijden en zoo onvergankelijk als de menschelijke geestzelf, als God en de ziel. Diep in zich bergt de mensch het geheim van het Eeuwige;slechts weinigen hebben nooit een straal van een hoogere wereld over hen voelendalen en wellicht blijft het religieuze gevoel bij menigeen alleen zoo verborgen,omdat het het princiep zelf van heel zijn wezen is. Sommigen nochtans worden plotszoo van het goddelijke overweldigd en doorschokt, dat de hemel voor hen schijntopen te schuiven en heel de zichtbare wereld en al het persoonlijke in de zee van hetOneindige, van de eeuwige Liefde opgeslorpt worden. (Karrer.) Als dusdanig ismystiek een verschijnsel aan alle godsdiensten der aarde eigen. Van mystiek in devollere en diepere beteekenis van het woord kan echter alleen spraak zijn wanneerhet bewustzijn van de onmiddellijke Godsbeleving in begenadigde zielen losbrandten heel het wezen opgezogen wordt in God en doorzinderd door de oerkracht vanhet leven zelf.Volledige historische overzichten van de mystiek bestonden tot heden niet; wel

werden bepaalde perioden behandeld, zooals deMiddeleeuwen door Preger, of werdde mystiek van historischwijsgeerig standpunt beschouwd (Bernhart). Heel watmonographieën aan afzonderlijke persoonlijkheden en tijdstippen gewijd zagendaarnevens het licht, terwijl over het wezen der mystiek zelf natuurlijk heel watverschenen is; ik noem slechts Görres, Zahn, Krebs, Grabmann.Voor het eerst verscheen nu een samenvattend geheel en wel een tekstgeschiedenis

van de katholieke mystiek, van de apostolische tijden af tot op heden, door OttoKarrer samengesteld en ingeleid.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 151: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Na gedebuteerd te hebben

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 152: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

123

met studiën over Franz Borja en Ignatius van Loyola, verdiepte Karrer zijnlevensinzicht onder invloed van Newman en wendde zich nadien tot de christelijkeantieken: als eerste vrucht daarvan verscheen onlangs in de ‘Via Sacra’-reeks eenmeesterlijke ‘Augustinus’-bloemlezing. (Augustinus. Das Eeligiöse Leben:gesammelte Texte mit Einleitung von Otto Karrer. 2 Bände. - Verlag ‘Ars Sacra’,München.): alsook 'n keur uit meester Eckehart (Meister Eckehart spricht: gesammelteTexte mit Einleitung von Otto Karrer; ibid.) Beide buitengewoon verzorgde ensmaakvol geïllustreerde uitgaven kan men het best vergelijken met Dr Reypens' S.J.Licht en Liefdebloemen uit Ruusbroec (Antwerpen, 1926, Leeslust), met dit verschilnochtans dat Karrer zijn teksten door merkwaardige synthetische inleidingen doetvoorafgaan wat van onschatbare waarde is.In zijn ‘Mystik’ nu, treedt de fijnzinnige historicus Karrer in geen beschouwingen

over het wezen zelf van de mystiek. Vooraleer daartoe over te gaan, wil hij dat zijnlezers in een keus van absoluut betrouwbare teksten over den onontbeerlijkengeschiedkundigen grondslag beschikken. Dat hij daarin groot gelijk heeft, valt niette betwijfelen, vooral nu we door allerlei mystieke geschriften en theorieënoverstroomd worden. Mystiek berust in de eerste plaats op eigen ervaring enverklaring er van is onbegonnen werk, indien men niet eerst naar de menigvuldigestemmen uit 't mystieke koor heeft leeren luisteren.De belanghebbenden zelf aan het woord te laten, de rol en de beteekenis van

personen en gebeurtenissen midden het groote religieuze schouwspel aan te toonenen te belichten, de drijfveeren van het individueel zieleleven, alsook de allesomvademende schikking van de Voorzienigheid in alles na te gaan: dit is het grootstegenot en de echtste aanwinst van elke overzichtelijke geschiedbeschouwing. Geldthet voor profane geschiedenis, des te meer voor een historie van de zielen t.t.z. vande harmonie aller idealen, verlangens, dwalingen, smarten, louterinen zegeningenvan diegenen onder onze medemenschen die tijdens hun leven het diepst de geheimenvan het leven ondervonden hebben.Leering en bekentenis, speculatieve, lyrische, praktische mystiek, alles wat voor

de ontwikkeling van de mystieke gedachte maar eenige beteekenis heeft, komt bijKarrer tot uiting. Telkens wordt natuurlijk slechts 't typische medegedeeld, maartelkens vinden we ook over den betreffenden mysticus een synthetisch beeld vanzijn leven en zijn leer, met de bibliographie, alsook globale inleidingen over deverschillende perioden.Het heele werk werd over drie boeken verdeeld: I. ‘Der Mystische Strom’, von

Paulus bis Thomas v. Aquin; II. ‘Die Grosze Glut’, die Mystik im Mittelalter:italienische, deutsche, englische M.; III. ‘Gott in uns’, die Mystik der Neuzeit:spanische, französische, europäische M.Gerust mogen we die uitgave als een standaardwerk begroeten - de drukker

verzorgde alles haarfijn - en wat merkwaardig is, het is even belangrijk van louterreligieus standpunt uit, als van wetenschappelijk, omdat hier tevens een schranderhistoricus en een vroom priester aan het woord is. Welke waarde het dienvolgens alsmeditatieboek voor katholieke intellektueelen h e e f t , springt in het oog.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 153: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

124

Wat een rijke schakeering al in dit eerste deel bvb.: van de eeuwige rots der goddelijkeopenbaring zien we het bronwater van de christelijke, blijde godservaringneerstroomen over de dorstende landouwen der antieke wereld, nu eens tot derhartstochtelijke lijdensliefde der martelaars opwekkend (Ignatius v. Antiochia,Perpetua), dan tot dank stemmend in het eucharistisch gemeenschapsgebed (Didaete),dan weer tot de jubileerende uitgelatenheid der christene sibyllen, de idealistischewijsheid van het alexandrijnsch wereld-christendom of den boete-ernst vanmonnikenen eremijten. Al schijnen alle tonaliteiten van de christelijke mystiek daarin reedsuitgeput, toch worden we verder geleid en maken nog kennis met Dionysius,Augustinus en Benedictus; met de herauten der benedictijnsche zielencultuur:Gregorius de Groote, Coleemban, Rabanus, Anselm. Bernardus; met de grootstemiddeleeuwsche denkers en schouwers: Bonaventura en Thomas!Wat tot innige vreugde stemmen mag, is dat we in deze schitterende bijdrage tot

de kerkelijke geschiedenis een absoluut betrouwbare handleiding van katholiekemystiek hebben, vervaardigd door iemand die heelemaal op de hoogte van zijn taakwas. Met grondige theologische kennis en fijnen schoonheidssmaak toegerust, heeftKarrer uit de rijke mystieke literatuur datgene weten te kiezen dat typisch en schoonis en de ziel optilt in de grondelooze diepte van het mystieke genieten.Laten we dan onzen schouwenden geest, ontvonkt aan de eeuwige ontmoeting van

hemel en aarde in ons, koesteren in de vlammende visioenen van al die hoogebegenadigden, opdat bij het onophoudelijk zien van het hoogere de boeien van hetlagere aan ons mogen afvallen.O.D.

F.V. Toussaint Van Boelare: Zurhel en Blauwe Lavendel.

Zurkel en blauwe lavendel saamlezen mag een botanies curiosum zijn, zichzelf inde blommetjes zetten leidt tot wantoepassing waarbij filodoxie in grootheidswaanzinkan verkeren. Toussaint (Fernand) begint met de verklaring dat hij bij de uitgave vandit werk gehandeld heeft als een ‘zorgzaam tuinier’, ofschoon het initiale oogmerkvan hem was, de mooiheid van de titel te laten fungeeren voor het heele boek, en hijdus zinnens was een stel ledige bladeren te publiceeren. Men beweert dat de eersteingeving de beste is. Wie weet?...Kritieze studies is een te weidse hoofding voor dit naar de vorm weidse boek.

L'habit ne fait pas le moine. Op de ganse lijn treffen wij enkel lintwormigevlotschrijverij, losse (zeer losse) reportage. Evenwel is bij de auteur de volgendesubtiele redenering werkzaam geweest.Hij zegt (pag. 12 (ik omschrijf) gedegen waardeoordeel op boterpapier krijgt nooit

zijn volle diepte. Dus: iedere waarheid mondt uit in haar tegendeel, breng prullariaop luksusvellen en het krijgt volle diepte. F. Toussaint publiceert op velijnpapier.Naar het heet heeft Toussaint de reputatie een zeer fijn styleerder te zijn. Ja ja,

ziehier een vizioenair tafereel van zijn hand (pag. 17): ‘...in afwachting dat een treinvoorbij zou rijden met zijn twee gloeiende oogen, zijn vlammenspu-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 154: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

125

wenden muil en zijn slangenlijf, met donkere en geelachtig klare vlekken, voorbijzou slingeren, temidden van vreemd rammelend geloei... etc.’ waaruit we onthoudendat de slangen loeien. Nee heus maar daartegenover verkies ik de plastiekbeeldingin het woord van de stationchef, die zegt: ‘Orientexpress spoor 7.’ Pag. 19 zegtToussaint dat hij gruwt van slordige stijl. Zelfde blz. zet hij die cri du coeur krachtbij door te spellen: ‘...de goden huldigen door een hymne, die bestond...’ wat natuurlijkals perfekte stijl bedoeld werd. Hier is echter te merken dat Toussaint's inwijding inzijn werkmethode (pag. 21) juist werd verstrekt. Ziehier: ‘Ik schrijf zooals ik gebektben. Soms bladzijden lang zonder één correctie.’ Heus Toussaint dat is een verzuim.Die stijl heeft waarachtig dikwijls een vacuum cleaner noodig. We zullen hettoewijzen. Eerst even vaststellen dat de zelfvergoddeliking, die de Van Nu en Straksaan de Nieuwe Gidsers hebben ontleend, ook het ferment is van Toussaintspersoonlikheid (pag. 21-22): ‘Over 't algemeen staat het woord er al voor ik zelfmerk hoe juist het weergeeft wat ik zeggen wou.’ Wat trouwens valse zelfkennisbleek. Waarom zeggen we dadelik. Pag. 26 spreekt Toussaint over Conscience enzegt... ‘en liefde ook voor het volk dat hij had bezongen en voor welks nooden hijzich voornam daadwerkelijk te zorgen.’ Waar heb ik het nou? Heeft Toussaint juistweergegeven wat hij wou zeggen, dan noemt hij Conscience een volksverrader,vermits hij zorgt voor de noden van dit volk, d.w.z. dat zijn gedragingen voor denood van dit volk bevorderlik zijn. Heeft Toussaint het averechts gedacht of averechtsgeboekstaafd? Op dit distinguo mag zijn purism zich wat vermeien.De psychologiese uitbouw van de figuur Conscience neemt bij Toussaint soms

groteske afmetingen aan waarvoor het bona fide geen verontschuldiging is,voornamelik ‘où l'auteur se pique de purisme’. Hoofdkenmerk van Conscience was:een trage gemoedelikheid, met plotse opwellingen van drift en woede, zinsnede waardeze aan gemoedelikheid antinomiese gemoedswaarden nietteminworden voorgesteldals een kontinueerlik integrerend deel binnen deze gemoedelikheid, wat psychologiesvals klinkt. Nu, het mag zijn dat Toussaint wellicht zijn woorden wikt en weegt vóórhij ze boekstaaft (dit naar de getuigenis van K. Van de Woestijne). Evenwel heeftK. Van de Woestijne hiermee niet betoogd dat Toussaint zijn woorden juist weegt.Een subtiel mens als Toussaint zal wel merken dat deze nuance zo hemelsbreedwordt, dat zij de kritiek van lof naar ironie doet overhellen. Pag. 37 bloeit Toussaint'sconstructieve stijl uit in dit zinloos-wanklinkende barbarism ‘onmeedoogenloos’,dat een zeldzame hybris in zich draagt. Barbarisme is de tweelingbroer deroververfijning niet waarSpeciale aandacht hebben we gewijd aan het hoofdstuk Prosper van Langendonck.

De huldiging post mortemwaarmee deze tot de waanzin gedreven desperado vanwegezijn brusselse vrienden werd bedacht zal niet het feit ongedaan maken dat vanLangendonck tijdens de noodjaren in de schemering van zijn leven, laffelik doordiezelfde vereerders werd in de steek gelaten. De detailrijke objectiviteit waarmeeToussaint de betrekkingen der Brusselse literaten schetst

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 155: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

126

wordt op vel plaatsen een onbewuste zelfaanklacht.Alhoewel naar hun eigen getuigenis de grootmeesters der na 90 beweging, uit Van

Langendonck's hand het eerste zaad hebben gepikt om te kunnen kwinkeleren, vondenzij het toch niet volstrekt noodzakelik dat van Langendonck uit hun hand zou eten.Deze voorloper ener literaire hernieuwing, waarvan epigonen de oogst hebbenweggegraasd, kwam om in de meest jammerlike ontbering, op een hospitaalbed metcirca acht francs als enig bezit. Ziedaar een man die door de oorlog en zijn naweeëntotaal tot een ruïne werd.Zijn schamele betrekking bij het ministerie van Rechtswezenwerd hem opgezegd,

hij werd bij de overheid angeklaagd, omdat men hem met een Duits officier hadgezien. Wie deze gemeenheid bedreef? Van Boelaere noemt geen namen, alhoewelmen moet veronderstellen dat die fielt bij hem hoog in aanzien staat vermits hij hembeschrijft als een gehoofdletterde Iemand. Dus stond Van Langendonck op de keien,zijn gestel raakte ondermijnd, hij werd aangevreten door ziekte en ellende en kijkdan krijgen H. Teirlinck en tutti - quanti het schaamteloos idee hem óók toch eenste huldigen. Hier óók gebaar van perfekte schijnheiligheid. Wat zou men bewerendat hij geen vertrouwde vrienden had zij die geen vin verroerden om hem in de weekgewoon boerenbrood te verschaffen, gingen hem 's Zondags spijzen met kadetjes.Une fois n'est pas coutume. Als eindelik Van Langendonck op de sponde ligt, nadatniets was verricht geworden om hem uit de ring van stoffelike benardheid, die deoorzaak was van zijn zedelik en lichamelik verval te bevrijden, zodat verwikkelingenen noodlottige afloop waren voorkomen geworden, eindelik als hij gehospitaliseerdis, gaan de beurzen los enmen brengt van Langendonck naar een kliniek in Sint Joostten Oode. De hulp kwam te laat. Trouwens lang heeft van Langendonck's verblijf inde kliniek niet aangedurfd vermits hij naar Sint Jansgasthuis werd overgebracht,transport waarvan Toussaint de oorzaak niet aangeeft. P. van Langendonck stierfkrankzinnig, en de 8 francs die hij bezat werden ter bestrijding van de hospitaalkosten,in beslag genomen. De geschiedenis leert niet, dat de ‘vertrouwde vrienden’ het saldohebben bijgepast.V.J.B.

Jaak Lemmers: ‘Historische Verbeeldingen’.Uitgeverij ‘Regenboog’, 1927.

In dit drieluik schildert ons J. Lemmers succesievelik een franse, een russiese en eenRomeinse verbeelding. Het is jammer dat hij zijn vaak vizioennaire voorstellingswijzeniet creatief aanvoedt. D. w.z. dat Lemmers zijn stof bij voorkeur ontleent aangeschiedkundige gegevens en dat hij het daar aan inhaerente tijdsmilieu zo detailrijkmogelik nakonterfeit. Eigen konsept, vruchtbare verbeelding is in deze bundel zoek.Nochtans is het palet van Lemmers rijkbekleurd en weet hij ons vaak subtielenuanceringen voor te toveren.Binnen de gegeven opdracht nl. de herstructuur van een bepaald geschiedkundig

tijdvak is Lemmers, ik zeg het zonder de geringste terughouding, meesterlik geslaagd.Zo stippen wij in zijn franse verbeelding als een glanspunt aan de vluchtige, maardaarom niet minder rake tafereel-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 156: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

127

schildering van Parijs in volle gisting, waar Lemmers met zijn abrupte, schielike stijlde voldragen tegenwaarde blootlegt van het toenmalig woelig-bewogen tijdsgebeuren,waarvan het gebroken ritme volkomen adekwaat in het formale proza doordavert.De eenige storende bizonderheid, - een handsvol kaf in een volle oogst koren - is

zijn manie, ons door de aanhaling van specifieke vaknomenclatuur te bewijzen datzijn documentair tuighuis barstensvol is bevoorraad.Wegen we deze verbeeldingen onderling af, dan valt de russiese in de slagschaduw

der andere, omdat we hier niet die epiese adem voelen aangolven die b.v. doorGogolj's Tarass Boubla wordt uitgezonden.Ook neemt de beelding vaak haar toevlucht tot anachronismen.Een zelfde beelddefekt, dat de stijlharmonie als volmaakte tegenwaarde der geboden

stof, hinderlik afschramt treft ons in Romeinse verbeelding, waar ergens gerept wordtover een smulpaapbuikje in de periode van het vroegchristendom. Toch is dezeRomeinse verbeelding de voortreffelikste, want hier kan Lemmers zijn overdadigekleurwaaiers tot een behagelik fresco openvouwen. En mag deze vervolging derchristenen (catacomben, etc.) schablonenhaft aandoen, - zij vervalt soms in desimilitragiek van het Teken des Kruises - en keert niet altijd de indruk dat zij eenQuo Vadis pastische wil zijn - de bekering van de jonge Patriciër Lucius tot hetchristendom werd in volgehouden metaphysiese draagkracht ontwikkeld en degesprekken met Cajus die tegenover Lucius' opgang naar een hoogerhumaniteitsbetrachting in het licht van het kruis dan de zelfvoldane lustkultus vande epikurëer belichaamt getuigt van een ragfijne uitstippeling van dit scherp konflikt.V.J.B.

‘Haver Kernen’, door Geert Grub.

Wij mogen prat gaan op een Vlaamse Nietschze. Al zo dadelik in het voorwoordweet de steller de paralleel te trekken tussen paard en mens. Haver voor de paarden,waarheidskernen voor de mens. Dit kentauries aphorism is voorwaar een gelukkigestaving van stellers ongelukkige manie, om afgereden stokpaardjes terug te bestijgen.La Palice is de voedstervader van G. Grub. Ziehier: Waar de strijd dient gevoerd omrecht, heerst onrecht. Waar de maatschappij niet werkt om dit onrecht te herstellen,houdt zij het staande. ‘Tu parles!’Wij treffen verder reminescencies van Tolstoï en die stichtelike preekpraat, uit de

hybris van kunst ethiek ontstaan, waardoor de kunstenaar beoogmerkt een vademecumvan de modelmens saam te stellen.Op het domein der staatkunde - jaja - vinden wij deze enige meldenswaarde

beschouwing: ‘De schapen kennen de wolf als een vijand en vluchten hem, doch wiezal hen tegen de herders beschermen die hen slechts hoeden om de wol?’ In zijnvertoog over hetHuwelik klopt G. Grub Malthus met ettelike lengten: ‘Men zou nietmogen toelaten dat er kinderen geboren werden die niet de vrucht zijn van liefde d.i.verlangen, hartstocht, geluk.’ Vooruit! op het kiesplatform met een praktiesontvolkingsprogramma. Hoe handelt de kontroolkommissie in deze aangelegenheid?

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 157: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

128

‘Be Vrouw’ stemt G. Grub morbieder dan Strindberg. Immers: ‘Dame of hoer, vrouwis vrouw’, zegt hij wijsgerig. ‘Het verschil ontstaat door een sociale omstandigheid...’die G. Grub, die van excessen en euphemismen houdt beide in averechtse richting,zich veilig weerhoudt omstandig te bepalen. ‘Liefde! Aposterioriese kennis gaat deliefde vooraf!’ zegt Grub. Comprenne qui pourra! Ik hoop niet dat een gelijkluidendwoord G. Grub hier een part heeft gespeeld, zoals op pag. 100 apostaat voor apostolaatwordt gebezigd. Dergelijke grove terminologiese misslagen zijn bij Grub legio. Zijduiden op een algeheele begripsverwarring die soms tot parodie overslaat.V.J.B.

Frans van Waag: ‘Nap’. Uitg. Gudrun, Brussel.

Pallieteriana de troisième zone. Lokaalkleur en boert. De tribulaties van een vrijgezeldie wordt aangehengeld, en ondanks zijn misogyne inborst eindelik moet duimenleggen. Een kleinburgerlike zedentekening waarvan het middenpunt ligt te Brusselen waarvan de straal reikt tot Evere en Ukkel.V.J.B.

‘Hoe het zich wreekte’, door Maria Peremans-Verhuyck. AlgemeeneUitgeverij, Antwerpen.

Dit boekje werd te slordig gezet, om het te kunnen lezen. Wij vonden ‘vedheugen’voor verheugen, ‘dankte voor drukte, ‘dageen’ voor dagen, ‘plans’ voor plannen,‘kinderlijk’ voor hinderlijk. Is de uitgever een kaffer?Met onze verontschuldigingen aan de schrijfster.V.J.B.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 158: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

129

De 17de eeuwsche ‘MissioHollandica’ als toenaderingsfactor tusschenNoord en Zuid

Steeds is de godsdienstige overtuiging een gemeenschapsfactor van overwegendbelang en het springt in het oog wat haar beteekenis was tijdens de 16de eeuwscheNederlandsche beroerten: ze was er de machtige hefboom van en verwekte op slotvan rekening een moeilijk te overbruggen kloof in de gemoederen. Van de tweestroomingen welke ze in 't leven riep, vond de protestantsche haar bedding in hetNoorden, de katholieke in het Zuiden. Doch tijdens de groote landverhuizing haddener ook katholieken de wijk naar Holland genomen, alwaar trouwens reeds heel watgeloofsgenooten verbleven, terwijl anderzijds groepjes protestanten hier en daar inVlaanderen bleven vastzitten. Al trok nu de oorlog een bloedlijn tusschen beide, tochbleven die gescheiden geloofsgenooten op elkander aangewezen, zoodat debetrekkingen welke ze gaande weg met elkaar aanknoopten tot de algemeenetoenadering tusschen Zuid en Noord in ruime mate bijdroegen. Zelfs verschil ingeloof zal trouwens in menig geval wederzijdsche betrekkingen niet verhinderdhebben: onder verwanten klonk de stem van het bloed luid. In zijn voortreffelijkestudie over ‘den invloed door Zuid-Nederland op Noord-Nederland uitgeoefend’,heeft Mr J.L.M. Eggen destijds bijna uitsluitend over den invloed van gevluchteZuid-Nederlandsche hervormden uitgeweid en tot nog toe werd zoo goed als geenaandacht geschonken aan de toenmalige katholieke missieactiviteit. Laten wij ereenige beschouwingen aan wijden.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 159: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

130

Te midden van de algemeene inzinking van het katholieke geloof, was er in Hollandeen kern van getrouwen onder de leiding en de hoede van waardige geestelijkengebleven. Dat men de toekomst met betrouwen te gemoet zag, bewijst een schrijvenaan den Paus van den apostolischen Vikaris, Sasbout Vosmeer, waarin we lezen:‘Wij blijven hopen op een eindelijk herstel van den godsdienst hier te lande... bovenalomdat wij zien dat een zoo groote schare van veelbelovende jongelingen, als doorden goddelijken geest gedreven, terugkeert tot het rechtzinnige geloof’ (1602).Al was nu de Roomsche eeredienst sedert het verbod van Willem van Oranje

(1573) in het openbaar niet meer geduld en al waren de katholieken in geen gevalde burgerlijke gelijkgerechtigden van de protestanten, toch genoten zij er zoodanigegewetensvrijheid dat onderlinge aaneensluiting en dienvolgens verdieping vankrachten en nieuw leven mogelijk bleven. Dit nieuw leven nu ontwaakte en gedijdeonder invloed van het buitenland, van het afgescheiden Zuiden vooral. In heelWest-Europa hadden de besluiten van het Concilie van Trente de tucht onder hetgezag van den Paus in de kerk hersteld en ze gaven den stoot tot den innerlijkenheropbouw van het katholieke geloof. Het is bekend welk een gewichtige rol deJezuïeten daarbij speelden.In Noord-Nederland traden zij op van 1595 af, nadat Paus Clemens VIII bij hun

generaal, pater Aquavivo, aangedrongen had om zijn contra-reformatorischebedrijvigheid ook over deze streek uit te breiden, en deze daartoe aan den provinciaalvan de Zuid-Nederlandsche Jezuïeten opdracht gegeven had. In steeds grooter getalwerden dan missionarissen van het Zuiden naar het Noorden gezonden, met het doelde afvalligen van den Paus tot nieuwe onderwerping aan zijn gezag te bewegen.Tusschen Noord en Zuid ontstond dienvolgens een geregeld verkeer, dat nog in hoogemaat toenam na de benoeming van een pauselijken nuntius te Brussel in 1596. Dezeoefende immers ook op het Noorden geestelijk gezag en door zijn tusschenkomsttrad daarenboven de Brusselsche regeering met de Noord-Nederlandschegeestelijkheid in voeling.Dat alles niet immer vlot van stapel liep, is begrijpelijk: eenerzijds begon een

vervolging tegen de katholieken nadat de Staten Generaal ten gevolge van debedrijvigheid van Vosmeer en den nuntius het herstel van de katholieke hiërarchieontdekt hadden en daarin een gevaar voor de nationale vrijheid meenden te zien;anderzijds konden de wereldlijke en de orde-geestelijken het met elkaar niet te best

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 160: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

131

vinden: de Jezuïeten vooral hadden het van den in 1602 tot de aartsbisschoppelijkewaardigheid verheven Vosmeer te verduren, omdat ze zijn juridictie niet erkennenwilden - en eerst in 1624 kwam het tot onderlinge verstandhouding. Niettemin gingde katholieke propaganda in omvang en organisatie vooruit. Dit wordt ons allereerstbewezen door het feit dat geestelijken van allerlei orden gestadig naar het rijkereNoorden togen om er voor hun gestichten te bedelen of er als priester te leven, enten tweede door de systematische bedrijvigheid van de Jezuïeten.Tot in 1610 waren er slechts acht officieele Jezuïetenzendelingen, in 1616 tellen

wij er vijftien, 't jaar daarop richtte de Generaal van de orde negentien vaste statiesof propagandacentra in en in 1638 waren er vijf en zeventig paters werkzaam.Het ging dus crescendo en hoe druk hun bedrijvigheid was in Friesland, Holland,

Gelderland en Overijsel kan men o.a. opmaken uit een in 1616 verschenen werkje:‘Der Jesuiten-Negotiatie ofte Coophandel inde Vereenichde Nederlanden totghemeenen beste’.Dat de zendelingen al vroeg heel wat bereikt hadden, wordt ons duidelijk wanneer

we o.a. vernemen dat van de eerste dagen van het Twaalfjarig Bestand af - aan detotstandkoming waarvan pater Neyen, provinciaal van de Franciscanen, krachtigmedegeholpen had - de toeloop van Noord-Nederlandsche katholieken naarAntwerpen, met het doel er gevormd te worden, zoo groot was dat de protestantener zich fel over verontrustten; dat, anderzijds, de bisschop Jan Miraeus in 1609 zijnneef Aubertus Miraeus naar den Haag zond om er met de Staten te onderhandelenten voordeele van de godsdienstvrijheid der katholieken uit het bisdom Antwerpen,die onderdanen van de Republiek geworden waren.Jonge Hollandsche geestelijken werden trouwens naar Leven gezonden om hun

theologische studiën te voltrekken. Wel was zulks door de Staten verboden geweest,omdat bij iedere promotie een eed afgenomen werd die tot het bevorderen van hetkatholicisme verplichtte, doch de apostolische vikaris Sasbout Vosmeer, die zelf teLeuven gestudeerd had, begunstigde uit al zijn krachten deze beweging en zond erzijn levieten heen.Opsporingen in het archief van de Universiteit zouden daaromtrent misschien heel

wat aan het licht kunnen brengen. Voorloopig zij het voldoende te vermelden dato.a. Stalpart van der Wielen, Benedictus van Haeften - de latere proost van deAffligemsche abdij, - Boudewijn de Jonghe - later gardiaan van hetMinderbroederklooster

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 161: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

132

te 's Hertogenbosch - te Leuven in de theologie studeerden en de Amsterdamschepredikheer Marten Harney in de wijsbegeerte; ook nog dat Joannes Chrysostomosvan der Sterre uit 's Hertogenbosch zijn opvoeding bij de Jezuïeten te Antwerpengenoot.De uitstraling van het verjongde katholieke leven in het Zuiden bewoog er zelfs

een paar Hollandsche schrijvers toe hun werken aan de kerkelijke censuur teonderwerpen, zoo bijv. Spieghel die zijn ‘Hertspieghel’ naar Leuven zond en HugoGrotius die, wellicht onder invloed van Aubertus Miraeus, met wien hij in 1609vriendschap gesloten had, zijn ‘De veritate Religionis Christianae’ naar Antwerpenstuurde om de kerkelijke goedkeuring te verkrijgen. Een zelfde gevoel zal Vondeler toe aangezet hebben zijn ‘Altaergeheimenissen’ aan den aartsbisschop J. Boonen,het ‘Licht der Nederlanden’ op te dragen.De confessioneele regeering van Albrecht en Isabella nu zette de actie van de

Gezelschap Jesu volle kracht bij, zoodat de ‘Missio hollandica’ ruime ontplooiingnemen kon. De nauwe betrekkingen, welke aldus tusschen Noord en Zuid ontstonden,waren niet enkel van godsdienstigen, maar ook van cultureelen aard. De in hetNoorden zoo weelderig opbloeiende cultuur moest onweerstaanbaar invloed op dieijvervolle mannen oefenen en vooral het feit dat velen onder hen geregeld naar hetZuiden terugkwamen is belangrijkmet het oog op deNederlandsche taalontwikkeling:Zoo werden zij immers de levende schakels tusschen de in 't Noorden verjongde ende in 't Zuiden aan ontaarding en verval blootstaande Nederlandsche taal; door hetlevende woord en door hun geschriften hebben zij er een tijd lang nieuw levenssapaan gegeven en ongetwijfeld tot de blijvende eenheid van het Nederlandschbijgedragen.Van die verdienstelijke zendelingen, die niet allen Jezuïeten waren, mogen er dan

enkele vermeld worden; daar zijn o.a. de minderbroeder Arnoldus van Overijsschedie, na zijn missieijver in een Amsterdamschen kerker geboet te hebben, prior werdte Leuven (†1619) en ons ‘De seven Ghetijden van O.L. Vrouw’ (Loven 1600,Antwerpen 1611, 1780) en het ‘Paradijs van Devotie’ (Antwerpen 1644) naliet; deJezuïeten: Lodewijk Makeblijde (1564 Poperinghe - 1630 Delft) die in 1611 alsmissionaris naar Holland afgevaardigd werd, acht jaar overste van de geloofszendingte Delft was en van wien we, naast een verklaring van denMechelschen Catechismus,een tiental stichtelijke boekjes bezitten; Jan Valentijn Bisschop (1586 Brugge, 1636Kortrijk) die zeven jaar in het Noorden verbleef, waar hij als prediker grooten opgangmaakte, en wiens stijl verzorgd

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 162: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

133

en zuiver is; Frans Mijleman (1617 Brugge, 1667 Groningen) die volle 27 jaar alszendeling te Groningen verbleef om er de herdoopers te bestrijden en zijn stichtelijkegeschriften te Amsterdam en te Antwerpen liet verschijnen; Norbert Aerts (1639Antwerpen, 1707 Amsterdam) die eveneens langen tijd apostolaat in Hollanduitoefende en o.a. een ‘Kort Memoriael van den Staet en voortgang der Jansenistenin Holland’ shreef; Frans van Hier (1659 Brugge, 1732 Antwerpen) om zijn ijver uitAmsterdam verbannen; Ad. Cosijns (1658 Antwerpen, 1711 Kortrijk) eveneensverbannen, na 14 jaar in Friesland geleefd te hebben; Jan Baptist Onraet (1678Kortrijk, 1743 Antwerpen) die, na de humaniora te Kortrijk onderwezen te hebben,aan het hoofd van de zendelingen in Holland geplaatst werd, daarna geestelijkebestuurder werd te Amsterdam, zijn laatste levensdagen te Antwerpen doorbrachten ons tal van Nederlandsche werkjes schonk, waaronder ‘DeWerking der Genuchtenvan Jezus met de Kinderen der Menschen’ (1711); daar zijn nog J.B. Caers, Corn.Duyst, Hieronymus van Suerck en zooveel anderen; daar is ook onze populaire paterPoirters van wien we niet mogen vergeten dat hij eerst als prediker naar Mechelenkwam, na in Den Bosch gestudeerd te hebben en in Roermond prefect geweest tezijn.

Onder de geestelijken van andere orden mogen daarenboven vermeld worden: deAugustijner monnik Martinus van Vinckenroy, die missionairis werd te Amsterdamen wellicht in aanraking kwam met Vondel; de dominikanen F. Deurweerders(1616-1666 Antwerpen) en Aeg. de Lalaing (o1674 Gent), gene pastoor-zendelingte Rotterdam, deze missionairis te Leeuwarden en Groningen: beiden schrijvers vangeestelijke boekjes; de Norbertijner kanunnik van Tongerloo, Godfried Callebaut(1649 Antwerpen - 1719 Rozendaal) belast met de herderlijke zorg te Rozendaal enom zijn ijver ‘een geesel der ketters’ genoemd; de minderbroeder F. Claus (1706Antwerpen - 1768 Goes) door den nuntius van Brussel en den vice-superior van deHollandsche zending, Mgr Lucas Melctior Tempe, tot pastoor van Goes in Zeelandaangesteld en schrijver van de als echt volksboek in Noord en Zuid verspreide‘ChristelijkeOnderwijzinghe’ (1756Antwerpen); de bekeerling E.H.T.W. Backhuysen(1687 Oostende - 1779 Brugge) door kardinaal Thomas-Filips met zendingen inHolland betrekkelijk de Jansenisten belast, naar aanleiding waarvan hij uitgaf een‘Bewijsschrift, aentoonende dat den Apostolischen Stoel het volle geestelijkRegtsgebied over de Hollantsche zendinge altijd en wettig geoeffent heeft’ (Utrecht1726, 1732); de verzoende Jansenist Corn. Boudereel (? Oostende - 1750 Rot-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 163: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

134

terdam) wiens werken te Antwerpen verschenen, en ten slotte de Augustijn,MatthiasAgolla (1619 Diest - 1722) die 24 jaar als zendeling te Nijmegen verbleef en wiens‘Sermoonen’ 't jaar van zijn dood te Maastricht verschenen.Aldus was een geregeld gaan en komen tusschen Noord en Zuid ontstaan en het

zal wel niemand ontgaan welk een gewichtige rol die talrijke geloofspropagandistenals toenaderingsagenten en opwekkers van gemeenschappelijk nationaal gevoelvervuld hebben. Wie trouwens verder wil grasduinen op dit onbearbeid gebied, zalongetwijfeld heel wat genot aan zijn ontdekkingen beleven.Godsdienstijver alleen was het niet die al deze pioniers over de politieke grenzen

van hun land dreef, maar ook het weten en voelen dat de ‘verdwaalden’ taalgenootenwaren. De taalklanken waren hier ook de gensters die de vlam van degemeenschapsliefde wijder deden uitslaan en de geestelijke horizonnen verhelderden.

Dr O. DAMBRE.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 164: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

135

Inkeer

het doel is hoog de keel is droogde schutter spant zijn boogen schiet een gaaio levensdoel der gaaispiraaldood van de papegaai met blauwe verenbij schuchter haangekraai

als de keel droger wasals het doel hoger wasdode papegaai met blauwe veren blauwe verenschutter schiet een pijlmaar de schutter schiet geen pijlwant koeien loeien d'avend in - d'avend in - d'avend in

avendblauw en blauwe gaaiontspannen boog slanke boog plompe pijl.

Gaston BURSSENS.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 165: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

136

Henriette Roland Holst's ontwikkelingsgang (2)

Zij staat in het gewoel van de strijd, kent bijgevolg liefde en haat en voelt begeertenaar gerechtigheid in haar dringen, maar al die aandoeningen worden scherper enheviger bij haar doorleefd, want zij is een vrouw. Voor wat ze liefheeft vindt zeteedere woorden als een moeder voor haar kind, maar wanneer ze haat, doet ze hetook met een vergedreven gevoel van bitterheid in het hart.Groote haat wordt uit groote liefde geboren, en omdat de liefde sterk is in haar, is

ook de haat in verhouding grimmiger dan bij een man.Ook de strijdzucht is bij haar van 'n bijzondere soort. In de strijd gevoelt ze gedurig

dat ze een vrouw is, haakt ze steeds naar de sterkte, de volharding, de onafhankelijkevrijheid van den man:D.N.G., blz. 130:

‘...het is geen geluk te komenin een kentering van den tijdon een vrouw te zijn geboren...’

klaagt ze, wantBlz. 131:

‘er is haar geen begeerte geblevendan naar een beschuttenden arm...’

Haar wil is goed maar ze is te zwak om dien te volbrengen. Vaak vindt de avond, naeen strijdvervulden dag haar:

‘weenend met gebroken lendenvan heimwee naar het land van haar geboort.’(D.N.G., blz. 133.)

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 166: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

137

Vaak wil ze zichzelve moed inspreken en het gelukt haar ook werkelijk. Zooals inhet volgende:D.N.G., blz. 151:

‘Als de bij in bloemkelk dacht ik te vindenin 't hart der dingen een stil paradijsom hun zoet te zaamlen en voor bemindemenschen te puren tot de zoetste spijs.Maar een hand verschoof de wijzers; een sterkehand wees de ziel naar andere sfeer;die ze dicht vouwen wilde, spant de vlerken;die droomend neerzat, haast zich heen en weer.Zij leerde 't schrijnen van den spijt, de zwaartevan twijfel, 't omzien naar wat zij verliet;maar boven alles uit leidt haar een klaarte:alles dooft uit, maar DIE glans niet.’

Neen, die glans, die het socialisme in haar leven gebracht heeft, dooft niet uit, hijmag bijwijlen getemperd worden, maar sterven kan hij voor haar niet, zelfs in‘Tusschen twee Werelden’ is hij niet verdwenen.‘De Nieuwe Geboort’ vertoont in dit opzicht overeenkomst met ‘Tusschen twee

Werelden’. In beide bundels, gemengd gevoel van smart en vreugde, van moed enpijn. Maar in de ‘Nieuwe Geboort’ heeft de vreugde toch ten slotte de overhand, hetis vreugde door smart en heimwee gelouterd, terwijl in ‘Tusschen twee Werelden’de moedeloosheid, de ontzenuwing en de twijfel verhelderd worden bij pozen dooreen kreet van blijheid en hoop.De vreugde en de smart der dichteres van ‘De Nieuwe Geboort’ ligt in het

bewustzijn dat er een nieuwe wereldorde zal geboren worden, maar dat zij die nietmeer zal beleven, dat zij niet, als Mozes het beloofde land zal mogen binnentreden,dat haar geslacht slechts de weinig roemvolle taak te beurt valt, de kloof te dekkentusschen oud en nieuw, op den tweesprong te staan, op ‘de kentering’ te leven tusschenheden en toekomst.En het besef van dat feit legt zij den stervenden makker in den mond, die op zijn

ziekbed zijn levensloop verhaalt; en alhoewel hij zijn leven een verlies moet achten,toch troost vindt in de overweging dat ook hij gediend heeft:D.N.G., blz. 181:

‘Om de kloof te helpen dempenwaardoor het volk moet gaan.’

Het is de volgende bekentenis waarbij we weer verwezen worden naar den zang vande vrede, in ‘Tusschen twee Werelden’.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 167: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

138

D.N.G., blz. 181-182:

‘Wij vielen neer aan den randen vergaan waar de zon nooit lachte.Maar volgende rijze uit de schachtenen verlengen het bloedig spoor:hun voet is gespierd, en hun stemheeft een nieuwe klank voor ons oor;wij liggen gekneusd, verloren,in sombere rij aan rij;wij kunnen hun stappen hooren:zij komen... nu gaan ze voorbij,verder dan waar wij vielenhooger dan 't zwak wezen ons droeg...wij toonden het pad sterker zielenen dat is voor vroegsten genoeg.’

En daartegenover uit ‘Tusschen twee Werelden’.Blz. 52:

‘Wij zijn het geslacht dat moet vergaanopdat een grooter rijze uit onze graven;

wij zijn de bouwers van den tempel niet,wij zijn alleen de sjouwers van de steenen;wij zullen niet zien rijze' en zich vereenenzijn stoute pijlers; wij krielen dooreene,omlaag, in verwarring en in verdriet.’

‘De Nieuwe Geboort’ is vol van den roep naar vrijheid. De dichteres heeft de vrijheidlief, alhoewel ze er alleen de ruwheid en de bitterheid van ondervindt:D.N.G., blz. 72:

‘Nu doen de vreemde punten pijn,De waarheid vat mij aan zonder meêdoogen:haar armen streelen niet, maar maken vrij.’

Met geestdrift is ze bezield bij de gedachte aan de tijd dat de aarde zal bewoond zijnmetD.N.G., Bl. 202:

‘blij-wezens zonder tal; en allen vrij.’

De geestelijke inhoud van ‘De Nieuwe Geboort’ is natuurlijk heelemaal anders dandie van ‘Sonetten en Verzen’. De zucht naar speculatieve wijsheid en met hemDanteen Spinoza, zijn op den achtergrond geschoven. En hun plaats wordt thans ingenomendoor Marx. Ook de uiterlijke vorm is gewijzigd. Veel lange, strofische gedichten enbetrekkelijk weinig sonnetten meer. De dichteres huldigt

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 168: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

139

een vrij rythme, is zeer onbekommerd om het metrum. De vorm heeft dus ook eenverandering ondergaan die een ‘bevrijding’ kan genoemd worden.Een andere toon klinkt uit het in 1907 verschenen ‘Opwaartsche Wegen’.Dit werk beteekent een stijging naar grooter liefde voor de eeuwige Menschheid,

in dezen zin dat haar opgaan in het Socialistisch Ideaal nu gezuiverd is van twijfelen wroeging, dat ze de banden die haar in ‘De Nieuwe Greboort’ steeds aan hetJeugdland wilden binden, nu verbrak, dat door de innerlijke bewogenheid der eerstejaren, de rust gegroeid is en met haar de overgave, volledig, met geest en gevoel aande idee van het socialisme.‘Opwaartsche wegen’ is vol spontane vreugde en optimistisch gevoel van de kracht

van iets dat in aantocht is: De Vrijheid. Het is naar haar eigen getuigenis, haargelukkigste boek. De jaren dat zij eraan werkte - 1904-1907 - kende ze geen twijfel,geen tweestrijd. Ze leefde in een soort van extase.Het socialisme, ook het practisch socialisme, heeft haar hart heelemaal veroverd.

In die jaren is zij een van de ijverigste propagandisten in Nederland. Zij houdt talvan voordrachten, schrijft een massa krantenartikels en bijdragen in tijdschriften,waaronder de opstellen over de ‘Maatschappelijke oorzaken van Middeneeuwscheen moderne mystiek’ (uit ‘De Nieuwe Tijd’, jaar 1897 e.v.) wel van de belangrijkstezijn. Ze bedoelden een toepassing te zijn van het marxisme op de literatuur.(1)

Wat ze in verspreide artikels, in tijdschrift en krant, op vergaderingen en meetingsmet zorg en koele berekening opbouwde, gaf ze als een direct uit het hart gevloeidelyrische uitstorting in ‘Opwaartsche Wegen’. Het boek wordt gedragen door dezeééne overtuiging: De Vrijheid, zij is er nog niet, maar komen zal zij, wis en zeker.Aldus zingt zij in den voorzang van den bundel: De Vrijheid nadert,Opw. W. bl. 28:

Mij heugt de heldensage en hoe zij leertals hemelvuur eens godenburcht verteertOntbloeit de hemel nieuw en nieuw de aarde.

(1) DeMaatschappelijke oorzaken vanmiddeneeuwsche enmoderne mystiek, werd opgenomenin den bundel ‘Over Leven en Schoonheid’, verschenen bij Van Loghum, Slaterus en Visser(Arnhem 1925).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 169: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

140

Bl. 29:

O Vreugd! de gloed van zulk een brand hangt alboven de landen in de sombre lucht!het uur is dichtbij dat met groot geruchtHeerschappij neerstort in haar weidsche hal.

En even verder:

Uit sombren gloed van worstling en geweldontbloeit het ongerept: reeds groeit en zweltBroederschaps rijk rondom de nieuwe Aarde.

Haar begeerte naar vrijheid wordt vaak gekristalliseerd in een verlangen dat denvorm aanneemt van werkelijkheid. Dan ‘is’ de Vrijheid er:Opw. W. bl. 31:

Broederschap, moeder van sterkenhoudt allen veilig omslotenonder haar milde vlerkenniemand is buitengesloten,geen menschenkind dwaalt meer verdroteneenzaam van hart en van werken.

Bl. 32:

De wereld is lang genezenvan haat en vergat die wonde.

Helaas, de dichteres zou al te spoedig ondervinden dat die voorstelling maar eeneuphemisme was.Maar tot kalme overpeinzing heeft de dichteres van ‘Opwaartsche Wegen’ tijd

noch lust. Hier is het vreugde die den boventoon voert, en die later tot uitbundigheidoverslaat.Haar geloof in het Socialisme, hecht en onvoorwaardelijk, heeft haar kracht

gegeven, om wat eens ver af, in wazigheid van nevel werd geacht, nu bereikt tedenken, het doet haar in vurige geestdrift telkens de vergelijking trekken tusschende oude wereldorde en de nieuwe, die nu spoedig zal verschijnen.Zoo b.v. in den merkwaardigen Cyclus ‘Liefde-van-nu’.Het primaire van de Liefde, die voorkomt onder drie vormen:Moederliefde, Liefde

tusschen man en vrouw, en Liefde die Vriendschap heet, en dat verloren ging in dekapitalistische maatschappij, zal het Socialisme terugschenken. Het zal een liefdeworden, die in die drie momenten, wonderwel overeen te brengen is met vrijheid,gelijkheid

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 170: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

141

en broederlijkheid: Vrijheid in de liefde van Moeder en kind, gelijkheid tusschenman en vrouw, niet meer:Opw. W. bl. 44:

Liefde die mint naar onder,speelsche van sterke heerenzinlijke gloeden zondergemeenschap in alle sferen...

Dienende, opziend naar boven;neerziende vol vadergedachtenlang heeft uw bloemschoon bestovenhet pad van vele geslachten...

Maar:

Nu gaan de man en de vrouweelkaar met liefde doordringenals twee bergstroome', een groene en een blauwekristallijn samenzingen.

Broederlijkheid onder de menschen, in plaats van vluchtige vriendschap, wanneerde wereld zal vervuld zijn metBl. 51:

...Schoone klare mensch-zielendie naar ons reikenMaar de scheidingen moeten eerst vallentusschen armen en rijken,dan kunnen allen, allenelkaar bereiken.

Zoo b.v. nog in ‘De laatste dag van het jaar’, waar een man en een vrouw hun vorigliefde-leven overwegen, het dor en leeg vinden, en ondanks een lichte gewaarwordingvan weemoed bij het herdenken aan de jeugd die zoo vlug voorbijging, zich in dejeugd van de Menschheid terugvinden, die eeuwig duurt.Opw. W. bl. 66:

Lief, droef hebben wij geschreidtoen jeugd van ons wegzonk:een zon die de einder dronk,Maar Menschheid blijft eeuwig jong.

Van het kleine, zelfzuchtige genot dat de liefde van mensch tot mensch hun schonk,groeit hun liefde aan tot den breeden gloed, die de gansche Menschheid omstraalt.Al het andere is immers vergankelijk, Menschheid alleen is blijvend:Opw. W., bl. 67:

Lief, Menschheid is de onverwelk-bare: wie over haar kelk

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 171: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

142

heenbuigt, hem verkwikt jeugds droom,zoo zoet dat zijn hart nooit loomkan worden, noch droog zijn tong:grijsaard, leeft hij nog jongtot de zachte dood hem wegtilt.

Zoo ook ilgt er een stijging naar de eeuwige Menschheid in de ‘Drie Hymnen aanhet Leven in Gemeenschapsgevoel’ waar de overmoed der Jeugd, de zuivere krachtvan het rijpe leven het motief is waarop het leven-in-de-Menschheid zich afspeelt,een stijging die luchtig omspringt met het probleem van den dood:Opw. W., bl. 75:

Ik heb wel eens bij het keerenvan 't getijde aan den dood gedachtmaar zijn zin bleef mij gesloten...

of zelfs met vreugde de ontmoeting met ‘broeder Dood’ tegemoet ziet, het Levendankt om wat het heeft geschonken: ondergedompeld te worden in menschelijkmeegevoel.Een donkere vlek - als een sombere schaduw - wordt over het boek geworpen door

de ‘Gestalten’:‘De Eenzame’, de in zichzelf gekeerde, wiens ziel ‘bewoont sombere paleizen’,

die onbegrepen zich wentelt in de smart, smart die in hoogmoed overslaat en zijnhart laat worden tot een steen.‘De Deemoedigen’, de verdrukten, de lijdzamen die doorheen de tijden altijd

gebogen hebben voor de heeren; die te laksch waren om zich te verweren, om inopstand te komen. Zij walgt van die knechtzielen:Opw. W., bl. 90: ‘Wee om hen die smaad rustig verbeiden’, roept ze uit, maar haar

boon groeit tot haat en verachting:Bl. 91:

O leven der vele in veel dagen,

wij terug in verledens schaduwen:ge doet me den mensch uitspuwen,

schaamt zich niet, zij die op menschenliefde haar levensdoel gericht heeft, uit teschreeuwen.Al het goede, al het zachte en het vrome wordt vervloekt, omdat het de negatie is

van den opstand en het geweld die de nieuwe wereldorde moeten scheppen. Ook degodsdienst, de zachtheid van het geloof moet het ontgelden:Opw. W., bl. 88:

O gifbeladen geuren,valsch licht waar de oogen in zwelgen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 172: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

143

o dat een vlaag u verscheureen dat een storm u verdelge.

En in de laatste gestalte: ‘De Ruiter’ wordt dan de opstand gesymboliseerd, de haatgepredikt, aanroepen, en als zegebrenger verkondigd:Bl. 94:

Broeders: opent uw harten wijd:laat den ruiter in:weersta niet zijn felle bewogenheiden zijn barschen zin.

O zoolang de vijanden tronen,een trotsch overmachtig gebroed,rijs, haat, als op kop'ren tonenop de golven van ons bloed.

Laten wij deze gestalten voorbijgaan. Zij beteekenen geen stijging tenzij op detoonladder van den haat. Het socialisme, dat aan de dichteres de liefde heeft geleerden den strijd, heeft haar ook tot den haat opgezweept tegen de heerschers en deverdrukkers, en het is dit haatgevoel tot het uiterste doorgedreven, dat zij in deze‘Gestalten’ doorleeft.Er is in ‘Opwaartsche Wegen’ nog: ‘De Triomf van het Socialisme’, een

geestdriftige verheerlijking van de idee van het socialisme. Wanneer de dichteresnog een God en een godsdienst erkent, dan is het die van het Socialisme, ja, hetSocialisme zelf. Immers, wanneer ze uitroept dat het haar ‘meer dan menschen’ is(bl. 116), zijn wij wel geneigd te gelooven dat zij het Socialisme vergoddelijkt.

(Vervolgt.)Dr INDESTEGE.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 173: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

144

Polonaise

Ik zag Cecilia komenop een zomernachttwee oren om te horentwee ogen om te zientwee handen om te grijpenen verre vingers tienIk zag Cecilia komenop een zomernachtaan haar rechterhand is Hansjeaan haar linkerhand is GrietjeHansje heeft een rozekransjeGrietje een vergeet-mij-nietjede menscheëter heeft ze niet gegetenik heb ze niet vergetenei ei ik en gijde ezel speelt schalmei

voor Hansje en voor GrietjeHansje met zijn rozekransjeGrietje met haar vergeet-mij-nietjezijn langs de sterren gegaan

Venus is van koperde andere zijn goedkoperde andere zijn van bliken van safraanis Janneke-maan

Twee oren om te horentwee ogen om te zien

Twee handen in het legeen verre vingers tien.

Paul van OSTAYEN.

Errata.

Blz. 64. ‘Onbeduidende Polka’, laatste regel: er staat: zij, het moet zijn: jij.Blz. 64. ‘Polderlandse Arkadia’, eerste regel: er staat: dat, het moet zijn: dak.Blad. 64. ‘Polderlandse Arkadia’, zeven de regel: er staat: meekraplatten, het moet

zijn: meekraplakken.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 174: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

145

Kronieken

Nederlansche poezie

Marnix Gijsen: Het Huis. Verzen. Utrecht, ‘De Gemeenschap’, 1925.

Om kort te gaan, zal ik maar beginnen - une fois n'est pas coutume - met een langcitaat. Zeker, ik heb wel reden mij derhalve te verontschuldigen: neen, heus, ik bezitgeen citatekarthoteek. En ook: evenmin als van grote mannen, die in louter citatenplegen te denken, hou ik van kleine mannen, die, uitsluitend bij middel van citatenuit het denken van deze grootheden, zich uit te drukken plegen. Veeleer kost eencitaat mij, in de meeste gevallen, een zekere inspanning; dat is maar redelik en billiken deze inspanning is mij aangenaam. Omdat ik dus niet alzo een kaartekastje beziten omdat ik bijgevolg ook niet vermag de hand te leggen op zulk een kaartje met hetgewenste citaat en, daaronder, het boek met de bladzijde - deze aanduiding met rodeinkt geschreven -, omdat mij dat alles ontbreekt, blijf ik er gewoonlik op aangewezenhet bepaalde boek, ten minste tot op de bladzijde met het citaat, door te lezen: eengelukkige oefening, die, meen ik, de goedkeuring van Huysmans, 't spreekt vanzelfJoris-Karl, zou hebben weggedragen.In zijn ‘Aüfzeichnungen des Malte Laurids Brigge’ schrijft Reiner Maria Rilke

over de dichter het volgende:‘Ach, maar er is met verzen zo weinig gedaan wanneer men ze te vroeg schrijft.

Men moest daarmee wachten en zin en zoetheid verzamelen een leven lang en eenlang leven zo het gaat en dan, gans aan het einde, wellicht zou men tien regels kunnenschrijven, die goed zijn. Want verzen zijn niet zoals de mensen menen gevoelens(die heeft men vroeg genoeg), - het zijn ervaringen. Ter wille van één vers moet menvele steden zien, mensen en dingen, men moet de dieren kennen, men moet voelenhoe de vogels vliegen, en om de gebaren weten, die de kleine bloemen hebben,wanneer zij 's morgens ontwoken, Men moet kunnen terugdenken aan wegen inonbekende streken, aan onverwachte ontmoetingen en aan het het vele afscheid datmen lang reeds komen zag, - aan dagen der kindsheid die nog onopgehelderd zijn,aan de ouders die men krenkenmoest, wanneer ze je vreugde brachten enmen begreepze niet (het was een vreugde voor een andere -), aan kinderziekten, die zo zonderlingbeginnen met zo vele diepe en zware veranderingen, aan dagen in stille, ingetogenkamers en aan de morgenden aan zee, aan de zee hoe ook, aan de zeeën, aanreisnachten, die hoog daarvandaan ruisten en met alle sterren vlogen, -

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 175: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

146

en het is niet genoeg wanneer men aan dat alles denkenmag.Menmoet herinneringenhebben van vele liefdenachten, waarvan niet een de andere geleek, van het gegil vanzij die baren, herinneringen van lichte, witte, slapende kraamvrouwen, die toegaan.Maar ook bij stervendenmoet men geweest zijn, menmoet bij doden gezeten hebbenin de kamer met het open venster en het geruis, dat bij stoten maar dààr is. En het isniet voldoende dat men herinneringen heeft, men moet ze kunnen vergeten, wanneerhet er veel zijn, en moet het grote geduld hebben te wachten dat zij weerkeeren. Eerstwanneer zij bloed worden in ons, blik en gebaar, zonder naam en niet meer teonderscheiden van ons zelf, eerst dan kan het gebeuren, dat in een zeldzaam oogenblikhet eerste woord opstaat uit haar midden en daaruit weggaat.’Men hoeft niet eens de konkluzies van Rilke te aanvaarden, om de woorden van

zijn sensiebele praemissereeks te erkennen. Zeker, tegenover Rilke die, iets verder,de dichters op slechts driehonderd schat, blijf ik aan de miljoenen dichters geloven.En hiermee bedoel ik niet eens gene, die een romanties romancier, Pierre Loti, ‘destomme dichters’ noemde: de bootslui, de matrozen, alle geringen die leven met eengedicht, geenzijds het woord. Neen. Maar reeds deze tel ik onder de dichters, hij diehet liedje vond dat je, hier te Antwerpen, op straat van kinderen hoort: ‘Parapluke,parasolke, éne voor de regen, éne voor de zon, pardon’. En in ‘de stille lach’ van V.Suchtelen (of is het in een andere lijvige roman?) staat een kindergedicht, iets met‘...sjilip van je hoelasjé’ dat mij inderdaad, als lyriek, zeer heeft ontroerd; - is heteen pastiche? mogelik, maar ook een pastische kan, buiten haar doel, ontroerend zijnen wat mij betreft, ik mocht graag onbevangen genoeg blijven om, niettegenstaandede pijnlike situatie van iemand die er inloopt, mij door geen enkele grenswacht telaten afschrikken. Nadat deze reserve gemaakt werd dat het lyriese, op sporadiesewijze, bij miljoenen mensen zich manifesteert en dat zulke lyriek, als enkelvoudigemanifestatie, geenszins inferieur is aan de produktie van de ‘bewuste dichters’, nadeze reserve, blijft er op de bepaling van Rilke niets af te dingen, omdat, onder dezedichters, zij, die over de kennis heen, tot een evenwicht tussen de kennis en de intuïtiedoordrongen, wellicht niet talrijker zijn dan die van Sparta, bij de Termopylae. Ikdring er dus, bij wijze van slotsom nog eens op aan, dat ik in deze bepaling van Rilkedeze eenzijdigheid verwerp, die de zuiver lyriese dichtersvan-het-oor, - die legiozijn, van de dichterschap uitschakelt, om alleen die te behouden, wier gedichten staanop een onromantiese, op een door de ondervinding omgrensde intuïtie. Doch aanvaardtmen dit inhoudspostulaat als grens van de dichterschap, zo aanvaarde men ook hetgeringe aantal.De konstateringen echter, die Rilke als praemissen vooropstelt, trekken een scherpe

grens tussen het hoofdzakelike en het bijzakelike in de poëzie van dekennisgedetermineerde intuïtie. Het scheidingsaksent legt Rilke, een principiëlebeklemtoning vermijdend, zuiver kwalitatief tussen het belangrijke en hetonbelangrijke, en hij gaat daarin zover dat hij het lyries belanrijke met het lyries-wareeenvoudig identificeert. Van vooraf aan schakelt hij de verscherpte waarneming, degevoelens of de gebeurtenis, als zonder onmiddellik belang uit, om de waarnemingen,de gevoelens en de gebeurtenissen enkel als stof tot het vormen van de som, deervaring, te behouden; het is deze ervaring, dit algemene, niet echter geïsoleerde -en derhalve te persoonlike - gebeurtenis die belangrijk is. Daarbij komt dat

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 176: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

147

hij geen gewag maakt van de enkelvoudige ervaring, dat is deze die op slechts éénenkele, maar verscherpte waarneming steunt en die in de poëzie van romantieserichting, onder de naam van intuïtieve ervaring, een welgekomen gast is. Rilke wileen ‘Erlebnis’ (het gaat toch werkelik niet dit woord met subjektief aksent door hetveel-objektievere ‘gebeurtenis’, dat trouwens ook voor ‘Ereignis’ dienst moet doen,of anders door ‘wederwarigheid’ weer te geven) op de bodem van de ervaringsom.In de oudste uitgaven van Kant, dus bij Kant zelf, vindt men nog het latergegeneraliseerde woord ‘Erlebnis’ in twee nuances terug: - ‘die Erlebnis’ en ‘dasErlebnis’ - en juist deze nuances komen nog meer dan zijn ‘ervaring’ de bedoelingvan Rilke nabij. Niet van ‘das Erlebnis’ uit, dat is de geïsoleerde vizie van eengebeuren, maar wel van ‘die Erlebnis’ uit, van de ervaringsom, die tot ‘Erlebnis’werd opgevoerd, tevens de a-prioriese houding die het geïsoleerde zien eerst mogelikmaakt, van daaruit wordt de dichter, de dichter van het belangrijke, de dichter vanhet in de vizie als ware verhouding ontdekte, naar het woord gedwongen. Rilkeaanvaardt dus ‘das Erlebnis’ alleen telkens weer als element tot het vormen van dedichterlike bodem in de dichter, niet echter als onmiddellike provokatie van hetdichterlike. Hij zegt uitdrukkelik dat dit verscheiden gebeuren - waarvoor hijpersoonlike voorbeelden heeft, die verder geen ander dichter dwingen - moetgeassimileerd in één gebeuren, één geheel - die Erlebnis -: een somme en een a-priorider houding. Maar verder is evenmin van deze algemene ondervinding uit, die toteen algemene vizie werd opgevoerd, de sprong te wagen.Menmoet deze ondervindingvergeten, zegt hij, dat is, men moet, in het bezit der kennis, nochtans zo zijn alsof deontroering voor de eerste maal daar was, in een door geen ervaring geschondenwezen. Dit evenwicht tussen een lyriese kennis, die door haar frequens gaandeweghet persoonlike voor een grote algemeengeldigheid zal hebben afgelegd, en despontaneïteit, ziet Rilke dan ook alleen aan het einde eens levens verwezenlikt.De gedichten van Marnix Gijsen zijn puberteitslyriek; zo te zeggen onophoudend

vertonen zij, in het verbeeldende en in het formele, de kenmenken van deze lyriek.Maar ik mocht gaarne, om misverstanden te vermijden die uit een te konsekwentonderzoek zouden kunnen resulteren, voorwegnemen dat, ofschoon ik in de lyriekvan Gijsen, voor Gijsen zelf, weinig ontwikkelingsmogelikheden ontdek, juist omdatzijn lyriek te uitsluitend op het puberteitselan haar vlucht neemt, ik de bundel ‘HetHuis’, naast ‘Piano’ van Burssens, voor wat mij betreft, voor het beste hou in delyriese produktie van onze generatie. Zeker is deze appreciatie door haar plaats- entijdsbepaling zeer betrekkelik gemaakt en verplicht zij mij niet ver; ver genoeg echterom mij een zeer afgetekend standpunt aan te wijzen: onze generatie, die men weleens de generatie van de lyriekers, om niet te zeggen van de dichters, heeft genoemd- spreekt men niet van een ‘terreur’ der lyriek in onze letteren? - verdient niet in degeringste mate deze tietel. Wel integendeel schijnt het mij zó dat onze generatiesymptomen vertoont juist van een verzaken vóór de lyriek. Ik wil daarmee zeggendat datgene wat ik voor Marnix Gijsen schreef, verder, naar mijn oordeel, op geheelonze vlaamse dichtersgeneratie van tans van toepassing is: puberteitslyriek, uitsluitendpuberteitslyriek en deze uitsluitelikheid bewijst en situeert onze negatieve houdingtegenover de lyriek, omdat niet de puberteitslyriek, summa summarum,belangwekkend is - inderdaad alle kollegejongens

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 177: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

148

schrijven plus minus aardige gedichten, - maar wel de lyriek, de lyricus die zichstaande houdt, de lyricus, die een konstante verhouding in stijgende ritme ontwikkelt.De vlaamse poëzie vanaf 1916 is een verschijning van lyriese inflatie en het is jammerdat zo weinig tekenen op een stabielmaken wijzen, te meer daar de omstandighedendie deze inflatie, voor elk dichter persoonlik en verder, als in de lucht hangend, voordeze generatie in haar geheel motiveerden, dat is deze puberteits- en jongelingskrisisdie met een wereldoorlog koïncideert, lang reeds een overschreden grens betekenen.Met deze konstatering zijn de gedichten van deze dichters, het spreekt van zelf nietveroordeeld. Mar wel de dichters zijn het, in hun ontwikkelingsmogelikheid. Mogende gedichten van sommige onder deze dichters ook goed zijn, zij zijn het danuitsluitend vanwege het puberteitselan dat ze draagt en dit elan sleept men niet, zijnganse lyriese carrière door, mee. Wijzen deze gedichten op een, begaafdheid - het ismogelik - zo is het toch ten slotte op een puberteitsbegaafdheid, zonder dat wij dieeigenschappen aantreffen die, biologies normaal, gene periode in de volgende zoudenmoeten overleiden. De lyriek van onze generatie steunt, bij uitsluiting van alle andere,alleen op idealen der puberteit eenzijdig gehypertrofeerd door deoorlogsgebeurtenissen. Voor wat onze ganse generatie betreft, heerst er lange tijdeen totale verwaarlozing van het wijsgerige ten voordele van, kortheidshalve, hetsociale, van het kontemplatieve schouwen voor het aktivisties optreden, van hetRimbauldiaanse voor het Whitmaniaanse. Hieraan verandert de relegieusebelangstelling van sommige jonge Vlamingen niets, omdat binnen het gebied vanhet religieuse, hun belangstelling weer veeleer menselik dan wel mysties werdgeaksentueerd, omdat meer de heilige Frans gold en geldt dan wel Eckehardt enBöhme en Suzo, dan Peters en de Admirabilis, dan Mechtild van Magdeburg en SintJan van het Kruis; omdat, zou ik haast zeggen, Rerum Novarum meer gold dan hetmysterie van het Godsbeeld in de kreatuur. Zelden, meen ik, was de verkeerdemeningvan de mogelikheid ener scheiding van vorm en inhoud, zo algemeen aanvaard,waarbij men naïeflik vergat dat, naar het ‘rien ne se perd, rien ne se crée’ deafwezigheid van een formele bekommernis de afwezigheid van een begrenzing vande inhoud - van de inhoud dus - impliceerde: door de afwezigheid van enig formelezorg groeien deze gedichten, waarvan men zegt dat het bloot inhoudsgedichten zijn,als zwammen in de breedte. En zo is het ook, in de roepassing. Wij vergeten dat devorm slechts een moulering op de inhoud is en datgedichten nooit een originaal tonenmaar alleen deze moulering(1) Wat men heeft geprezen als een

(1) Het spreekt van zelf dat ik met deze formele bekommernis evenzeer een destruktieve houdingals een konstruktieve aanvaard. Dat de geringste dadaïst van destijdsmeer formeel bekommerdwas dan de vrij-vers-dichters uit Vlaanderen, Moens, Mussche, V. d. Wijngaert, komt mijpsychologies vrij duidelik voor. Voor deze destruktieven bestaat er een formeel probleem,voor de Vlaamse vrij-vers-dichters niet. ‘Om het even hoe of je het zegt, menen delaatstgenoemden, naarmate je deze of gene idealen huldigt, hoor je bij ons of niet.’ Maar watte zeggen van deze zogezeid konstruktieve inhoud zonder formele uitdrukking naar dezekonstruktie? Men zou van een huis, naar zulke principes opgebouwd, kunnen zeggen, datzijn kamers uiterst prakties zijn, maar dat het alleen jammer is, dat de wanden ontbreken.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 178: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

149

heropbloei van de lyriek, dit elan van jonge vlaamse- en ook noord-nederlandsedichters, het was alleen de snel verteerde vlam van een puberteitsovertuiging, eenvlam, die geen spoor laat en die, omdat zij buiten verhouding te hoog oplaait, hetomringende ongerept laat(2). Een vlam aan de oppervlakte, zonder mogelikheid vanlyriese - d.i. formele - uitdieping. Eenmaal voorbij de mogelikheden, als lyriesegrondstof, van deze puberteitsovertuiging, bleef er onze generatie, die al het anderehad verwaarloosd, niets meer over en daarom, meen ik, zal meer dan een dichterdezer generatie in de toekomst, altans voor een zekere tijd, tot zwijgen veroordeeldzijn. Daarom heb ik steeds Dirk Coster(3) bestreden, omdat deze criticus juist in hetessentiële, met een verbijsterend gemis aan inzicht, steeds zich heeft bedrogen, voorzover hij deze eigenschappen, die alleen een gevolg waren van een biezonderepuberteitskrisis, voor de wezenlike nieuwe bijdrage onzer generatie heeft gehouden.Daarom vergiste zich Coster zo deerlik in zijn oordeel overMarsman, de enige dichteronzer generatie die van voorafaan een problematiek meebracht, die in zich demogelikheden droeg van een verder-ontwikkelen, een problematiek waarbij vanmeet-af gene verhouding - de moulering - van het formele tot de inhoud werdaanvaard. (Men vergelijke Marsman, de inleiding van de eerste druk van Coster's‘Nieuwe geluiden’ en deze van de tweede druk: een salto mortale met noodlottigeinde.)Binnen het gebied van de lyriek der jongste vlaamse generatie steunt, meen ik,

het werk van Gijsen het meest en het duidelikst uitsluitend op dit puberteitsclan; deeigenschappen van zijn gedichten zijn, op enkele uitzonderingen na, uitsluitend dooreen puberteitsbegaafdheid bepaald. Verder: zijn eerlikheid, zijn waarheidszin, zijnverlangen niets te verzwijgen van zijn

(2) Het zou erg verkeerd zijn indien men deze kritiek van de idealen, die in onze lyriekwerdenuitgedrukt, buiten het verband met deze lyriek, als een kritiek van de idealen zelvezou gaan beschouwen. Daarom gaat het niet. Wat deze idealen op zich-zelve betekenen ligtbuiten dit onderzoek. Gezegd wil alleen dit zijn, dat deze idealen, als lyriese inhoud en vormtegelijk, over de puberteit heen, niet konden behouden blijven.

(3) Wat D. Coster betreft, zo mogen wij, sedert wij de tekst onder ogen hebben van het interview,dat de franse letterkundige Lefèvre Coster afnam, betrekkelik de verregaande naïviteit vanzijn oordeel, ons voor gefixeerd houden. Luisteren wij, bij het begin van dit interview, toe,dan horen wij Coster verklaren: ‘Est-ce à dire que mon ami et collaborateur Havelaar et moinous prêchons la douceur en toute occasion? Que non pas! La révolte aussi peut purifier lecoeur, pourvu qu'elle soit sincère. Sincérité tout est là! Toute sincerité mène à l'amour.’ (‘LesNouvelles Littéraires, 19 mars 27. Spatiëring P.O.) Kortom dus, op voor de eerlikheid. Goed.Welke eerlikheid D.C. bedoelt, wordt ons echter eerst duidelik, wanneer Coster op de vraagvan Lefèvre, ‘wat denkt u over Gide’, antwoordt. ‘Je ne l'aime pas, zegt Costet, il manquede chaleur cordiale’. Zie zo, nu weten wij meteen wat onder eerlikheid D.C. zich voorstelt.Wij weten dat, zonder deze ‘hartelike warmte’, een kunstenaar doodgewoonmaar een poseurof een charlatan is; wij weten verder ook dat de twijfel, de onzekerheid, de reserve, debescheidenheid in het oordeel, houdingen die Gide eigen zijn, dezelfde Gide die deeerlikheidsapostel D.C. niet hebben mag, - een kunstenaar buiten de eerlikheid stellen. Zulkoordeel kan men bezwaarlik minder simpel heten dan de indeling van de personnages uit ‘detwee Wezen’ door het publiek van de engelebak.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 179: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

150

sensibiliteit rond het dageliks gebeuren, zijn gewetensvolheid door de quantitatievekompleetheid een emotie van qualitatieve orde uit te drukken, dit alles beteekentgeen eerlikheid gladweg, maar wel een gehypertrofeerde eerlikheid, m.a.w. eeneerlikheid die, door haar wil de ganse sensibiliteit uit te zeggen en door haarovertuiging dat de volledigheid wel de plaats van een formele orde zal houden, doordeze overdrijvingen, al dadelik als een jongelingseerlikheid zich verraadt. Hij overdijfthet persoonlike moment in deze verklaringen van de waarheid, omdat hij, met depuberteit mee, meent dat het aksentueren in de zin van de bekentenis de gebeurtenisscherper maakt. (Terloops verwijs ik, als vergelijkend materiaal, naar een novelle,‘In deMist’, die Andrejeff als gymnasiast schreef; de authenticiteit van de momentenverschijnt er duidelik als enig scheppend middel.) Vooral in de gedichten van detweede groep, ‘het Huis’, wordt deze eenzijdigheid, steeds uitsluitend de volledigewaarheid te achterhalen, van noodzakelikheid tot systeem. Het blijft bij een horizontaletekening met alleen horizontale lijnen; haar ontbreekt het verdiepen, dat uit eenadequate vereniging met het vertikale ontstaat: een situeren van de biezonderegebeurtenis in de kom van de ondervinding. Zijn waarheidsdrift loopt dood in eenbloot persoonlik-sensiebele notering van de biezondere gebeurtenis alleen.Bij deze gebeurtenis, momenteel en persoonlik, blijft Gijsen staan. Door het

momenteele karakter van deze gebeurtenis wordt een veralgemenen in de zin van deondervinding uitgeschakeld. Anderzijds geeft het persoonlike aanleiding tot dezevergissing dat het aandikken om dit persoonlike een verscherpen van hetsubjectief-algemene zou betekenen. Hij neemt een verscherpte waarneming voor deondervinding, het persoonlike voor het subjektieve: twee vergissingen die door hetpuberteitshorizontalisme zijn bepaald. En - n'en déplaise de inleider - ook dàt isromantiek: deze ongecensureerde aksentuering van de waarheidsdrift en van zijnkorrelaten, bij Gijsen en andere jonge dichters, de blote konstatering van hetpersoonlike, als enig beeldend moment. Zulke manier heeft van de romantiek dehaast, de rusteloosheid en het streven naar knaleffekt. Men kan het opmerken of niet,men kan zelfs, een idee a-priori dienend, het opmerken en toch daarover heenglijden,ik waag het echter, zonder enige dubbelzin toe te laten, daarop te wijzen dat gedichtenals ‘Mijn Vadertje’, ‘Met mijn Nicht in den Tuin’, ‘Met mijn Oom in de Bankkluis’niet minder romanties en niet minder op het knaleffekt zijn gesteund dan b.v. ‘deZoon van den Metserdiener’. Maar wellicht zijn zij er niet op berekend. Wellichtsteunt deze onedele uitbuiting van de prikkelbare zone van het gemoed meer op eenander korrelaat van deze gehypertrofeerde waarheidsdrift: het aanvaarden van elkegemoedsaandoening als kunstontroering. Voor wat het resultaat betreft, is er echtermaar weinig verschil tussen deze twee: de kinoregisseur enerzijds die van descenarioschrijver verlangt: ‘beste vriend, alles is op zijn best, indien ge daar nu nogeen toneeltje inlast met een afscheid’ en, anderzijds, de dichter Marnix Gijsen die,soms met al te persoonlike momenten zoals ‘'s vaders uurwerk’, dan weer met al tescherpe gemoedskontrasten, zoals deze van de nicht en... - jawel, jawel - demoederkat,het sukses van zijn lyriek verzekert.Ik meen echter dat het gedicht ‘Conflict’, op de duidelikste wijze, ons toont de

totale schorsing van de zelfkritiek van de dichter tegenover de willekeur van eenhaast nevropathies gemoed. Men stelle zich voor dat, in dit gedicht, de jonge dich-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 180: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

151

ter Gijsen, de parabel van ‘de Verloren Zoon’ inverterend, zich zelf inbeeldt voorzijn zoon te staan, een zoon die ‘man’ zal zijn en dat hij, van deze voorstelling uit,achteloos de tragedie van de zoon voorbijlopend, alleen interesse blijkt te hebbenvoor die van de vader, van de zeer denkbeeldige vader, de jonge dichter Gijsen zelf,die later - o wel veel later - tot zijn mannelijke zoon zal spreken. De oplossing vandit probleem der tragiek, ligt hem hierin dat M. Gijsen tot zijn zoon, die naar verrestreek gaan wil en die, derhalve, de zegen van de vader afsmeekt (och kom, Gijsen,zijt ge nu reeds vergeten dat de zonen uitgaan zo, zonder afscheid, zonder zegen, enreeds bijna zonder hoop?), dat de dichter dus zal zeggen: ‘zegen gij mijn grijze haren,o gij, mijn beter hart: mijn zoon.’ Men vermoedt aan de oorzaak, een slechtgeïnterpreteerde lektuur van het Dehmel'se gedicht, dat, ongeveer als een; ‘alp’ opde lyriese verbeelding van de schrijver blijft wegen en, buiten zijn weten, hem, alzobepaald, inspireert; daarbij vergeet Gijsen natuurlik het essentiële, namelik dat hetgedicht van Dehmel ten minste aan één werkelikheid beantwoordt. Er is een grotepuberteitsillusie van node om aan de diepgang van zulke - zeer arbitraire - fiktie tekunnen geloven. Daarbij komt dan nog deze hypertrofie van de ernst die Gijsen totmeer belangstelling dwingt in het geval van de vader dan wel in dit van de zoon,waarbij op te merken valt dat, tot op heden, wij wel talrijke voorbeelden voor debelangstelling van de vader in de problematiek van de zoon kenden - een orde, diezeer begrijpelik blijkt - maar dat integendeel de belangstelling van de zoon voor deproblemen van de vader niet anders aandoet als een onnatuurlike, ja bijna groteske,pedanterie.Maar zelden redt Gijsen zich uit deze te eenzijdig-bepaalde en te persoonlike

verscherping van een puberteitsgevoeligheid naar een zulke vizie, waar het subjektievehet persoonlike verdringt, een vizie nog bij dewelke ten minste een streven naar hetvestigen van het gedicht in de ontroering, niet in de sensibiliteit, de eersteaanwezigheid van de idee van vorm en orde zou betekenen. Zeker, ik geef het graagtoe, is zelden een gedicht van Gijsen gans bloot van ontroering, doch deze is er danslechts in een zin, soms in een beeld, in elk geval alleen in een gedeelte van deontwikkeling. Zo treft men b.v. in de ‘Loflitanie’ de meest diepgaande verbeeldingennaast, men sta mij toe, de meest komiese. Zeker blijft Gijsen, Burssens buitenbeschouwing gelaten, van alle vlaamse dichters nog de muziekaalste. (Indien menonze generatie met de west-vlaamse leerlingen van Gezelle vergelijkt, is het enigzinsgrotesk te konstateren dat wij, die het met een muziekale terminologie steeds zo drukhebben, zo verschrikkelik achteraan hinken.Wij gebruiken de woorden als skeletten.)Gijsen blijft, enkele bij een debutant trouwens begrijpelike zwakheden nietmeegerekend, naast Burssens, de enige dichter van onze generatie die nog aandachtigluistert naar de sonoriteit van de woorden. Maar het is bij hem meer intuïtie danondervinding en, wat erger, meer toeval dan wil: jeugdoptimisme. En ook dezemuzikaliteit wordt hem zich tot een beeldend middel; haar toekomst blijft beperktals deze van een bengaals vuurwerk.Tegenover de gedichten uit een al te persoonlike sensibiliteit, stel ik, als het beste

gedicht van ‘het Huis’, ‘de archeologiese vondst’. Met deze woorden, die AndréGide Philoktetes in de mond legt in zijn traktaat, ‘Philoctète ou traité des troismorales’, mocht ik de superioriteit van de ‘Vondst’ motiveren. Philoktetes zegt: ‘enlangzamerhand nam ik de gewoonte

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 181: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

152

aan meer de nood der dingen dan wel de mijne te roepen; dat vond ik beter, hoe hetu zeggen? overigens deze nood was dezelfde en ik was zover getroost. Dan was het,toen ik over de zee sprak en de eindeloze golf dat ik mijn schoonste zinnen maakte.’Dit gedicht is gaaf en daarmeemeen ik in eerste instans dat niets van het schetsmatigedat, formeel, het kenmerk is van een momentele sensibiliteit, overbleef, maar datmen op alle plaatsen de discipline, het ‘sostenuto’ van een ontroering voelt, die maarvoedsel vindt in de droesem der ondervinding; daarbij verdwijnt het persoonlikegeval voor een subjektieve verscherping van het buiten-persoonlik geval. Er is in ditgedicht een interpenetratie van het subjekt en het objekt waardoor een toepassing,op dit gedicht, van gene woorden uit de ‘Philoktetres’ van Gide geenszins als een tegeestdriftige overdrijving verschijnt. ‘De Mislezer’ en ‘Lied om de blije enonvoorziene dood’ zijn twee gedichten die, in geringere mate echter dan ‘dearcheologiese Vondst’, dezelfde kwaliteiten vertonen.Daarmee blijft de vraag gesteld, welke weg Gijsen, bij verdere lyriese aktiviteit

zal kiezen: deze van ‘Mijn Vadertje’, ‘Mijn Nicht’ enz., met de hypertroferingen diewij leerden kennen, ofwel gene van de ‘Vondst’. Eenmaal voorbij het puberteitselan,schijnt mij een aanvaarden van beide alternatieven niet langer mogelik.

Paul van OSTAIJEN.

Actueele stroomingen in de Letterkunde

In den boezem van de Amsterdamsche Volksuniversiteit gaven in dit winter-seizoeneen viertal docenten samen 13 lessen over actueele stroomingen in de kunst, zooalsdie merkbaar zijn in de letterkunde, de schilderkunst, de beeldhouwkunst en demuziek.De strooming in de letterkunde werd besproken door den jongen dichter, H.

Marsman, wiens uiteenzetting daarvan en meeningen daarover, wij aan de hand vande verstrekte opgaven, hieronder laten volgen.De lessen werden voor een talrijk auditorium gehouden in de Gemeentelijke

Universiteit, die voor dit cultureel werk haar deuren wijd openzet.Tegenover de muziek en de schilderkunst, die ééntalig dus universeel is, staat de

literatuur die duizend talen spreekt, zij is nationaal-gebonden, 't onderwerp wordthierdoor dus beperkt. Daaromworden ook alleen die landen besproken, wier literatuurons verwant en toegankelijk is, met wie wij eventueel samenhangen, n.l. deWest-Europeesche.Literatuur is geen uiting van leven, maar een omzetting ervan. Er ontstaat door

het scheppingsproces een nieuw product, alléén toegankelijk voor hen, die, als hetware voorzien van een zesde zintuig, het kunstwerk als een zelfstandige, apartewereld doordringen. Deze enkelen vinden hun eigen weg. In deze lessen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 182: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

153

wordt getracht, aanvankelijk dieper, in te leiden in die wereld, door een poging totvertrouwd maken met het leven, waaruit het kunstwerk ontstond. Hiervoor geldentwee methodes, de spychologische en de aesthetische, waarvan men de voorbeeldenkan vinden in de tegenwoordige Hollandsche critiek van Dirk Coster tegenover dievan M. Nyhoff.Streng genomen zijn er geen actueele stroomingen. De bewegingen tusschen 1910

en 1920, sterk en streng gekenmerkt, bewegend, waarlijk en bewogen, zijn verloopenen uitgesleten. Ze hebben zich vermengd tot een chaotisch mixtum. We moeten wathet huidige moment betreft, dus met enkelingen rekenen, veel meer dan met groepen.Wel kunnen we nagaan, hoe, wat vóór 1920 ongeveer, het kenmerk, het stroomendeleven, het scherpe karakter der belangrijkste stroomingen was, nu nog, en levendigin die afzonderlijke figuren doorwerkt.We gaan tot vaster en ruimer orienteering, iets verder terug. Kort vóór en kort na

1900 doorwoelden Europa, als reactie's op het leven der 19e eeuw, velerlei krachten,collectieve en individueele. De laatste der enkelingen zijn zéker het scherpstonderscheidbaar, misschien ook het diepst en het breedst, het verst strekkendwerkzaam. Daaronder vallen het meeste op Freud, Nietzsche, Bergson, Einstein enDostojewski.Het gemeenschappelijk kenmerk voor allen is: reactie op de verstarring van

materialisme en intellectualisme, pessimisme en positivisme, objectivisme ennaturalisme, die de vitaliteit onderdrukken.Dostojewski die eenmaal de wekker was van nieuw leven in de literatuur, zou op

den duur een gevaar zijn gebleken voor de rust van Europa, hij was als een storm,een orkaan die de verwoesting na zich zou sleepen, zoo hij daarin niet belemmerdwerd.Frankrijk blijft nog altijd de stuwkracht voor de Europeesche literatuur, wat telkens

weer door zijn beste schrijvers wordt bewezen.Is in Engeland de poëzie matig en slap. Holland en Vlaanderen lijden aan een

overbloei van goede poëzie.Het kenmerk van de Duitsche literatuur van het tijdvak 1910-1920 is, algemeen

beschouwd, het expressionisme. Ook hierop heeft Dostojewski - die bij ons Costertot propagandist had - grooten invloed gehad. Ook in Duitschland was zijn invloedtweeledig: positief, stimuleerend op de hartstochten, op de zielskrachten en op hetethos; negatief, destructief op den geest en op het klare, scherpe intellect. Zijnnegatieve was daarom juist zoo groot omdat Duitschland geen einheitliche, gedegencultuur heeft, waardoor hij meer greep, meer vat had op den pathetischen enchaotischen Duitschen geest.Het expressionisme is, evenals elke andere kunststrooming, au fond een nieuwe

wereldbeschouwing, levenshouding of zielsgesteldheid. Het is of een product vanden Duitschen mensch van nu en na 1914, een oorlogsproduct dus, of dieper bezien,evenals de oorlog zelf een uiting, een uitbarsting van de meer dan economische, vande cultureele werelderisis. Het expressionisme is een tijdsverschijnsel, meer dan eenisme dat gewoonlijk is.De expressionisten bestreden den individualistischen of antisocialen dichter van

voor den oorlog. Zij eischen actief sociaal leven (activisme), geen ontwijken van denwezenlijken aardschen strijd, geen ontvluchten naar den droom, geen esoterischearistocratie, de dichter is voor hen mensch onder menschen, profeet en volksheld.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 183: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

154

Zijn individualiteit, zijn z.g.n. kleiner ik vervalt, maar in het medeleven met hetsociale geheel, hervindt hij zijn een diepere persoonlijkheid: een eenvoudigsaamhoorig menschzijn.Het expressionisme is humanistisch en democratisch.Aesthetisch is slechts een klein deel van de expressionistische productie

aanvaardbaar, omdat zij veelmeer een uiting dan een omzetting van leven is geweest.Het is in haar kunstenaarschap hopeloos te kort geschoten.Enkele der bekendste prozaïsten en dramaturgen waren von Hoffmansthal, Stephan

Georgi, die in zijn vroegrijpe moeheid den oorlog voorvoeld heeft, en Rilke, die zichvan de ruwe wereld trachtte af te zonderen, terwijl Ludwig Combine als de leiderbeschouwd kan worden.Paralel met het expressionisme in Duitschland, loopt in Frankrijk het humanisme,

waarin op den voorgrond treden Romain Rolland, Barbusse (Opfergang van vonUnruh heet een Duitsche Barbusse), Duhamel, de groep van ‘l'Abbaye’, deunanimisten (Jules Romain).Deze poëzie is, evenals het expressionisme, sterk beïnvloed door den

Amerikaanschen dichter Walt Whitman en den Belgischen dichter Emile Verhaeren.De in engeren zin moderne Fransche literatuur wordt nog beheerscht door het z.g.

literaire cubisme (vergelijk daarmee de schilder-, bouw- en beeldhouwkunst), doordadaisme, laatstelijk omgezet in surrealisme. Cubisme is eeu bij uitstek Franschestrooming: koel, geëquilibreerd, doorzichtig en scherpgeordend.Van de jonge Fransche poëzie, voorbereid door Rimbaud, Baudelaire en Gerard

de Nerval, is Apollinaire de groote beginner en ook de groote dichter. Om hem heenstonden André Salmon, Max Jacob en André Billy.Het Dadaisme, dat verminkt en vermengd met Frreudaansche theoriën wordt tot

surréalisme, houdt nauw verband met den wereldoorlog: bij het ineenstorten van eenwereld, een cultuur, bleef sommigen nog maar één middel, één wijze van bestaanover en wel de radelooze dwaasheid. Dadaisme, dat op het eerste gezicht eencollectieve razernij lijkt, is in den grond romantiek, wereldvlucht. De Dadaistendurfden de werkelijkheid van het ondergaande Europa niet aan, zij onttrokken zichaan het zich afspelende drama en grijnsden in stilte.Dadaistische kunst is een contradictie in adjecto, want kunst is orde. Dadaisme

als ontbinding aller orde, is negatie aller waarden, dus beteekent vernietiging.Surréalisme is gehalveerd dadaisme vermengd met Freudeanisme: het

onderbewuste, het droomleven wordt volgens hen de inspiratie bij uitstek. Zijverwerpen de rede en negeeren de functies van het intellect. Alleen het instinctievedriftleven kan de bron van de kunst zijn. Zij zijn in de praktijk inconsequent maarsoms is hun werk wel degelijk intellectueel-geconcipieerd. De surréalisten zijnanti-latijnsch, dus anti-fransch, wat geen verdienste maar een gemis is. Want juistde Fransche geest verlevendigt de literatuur en het realisme zal door het christendomdat licht is, overwonnen worden.Ten slotte betoogt spreker dat zelfs naar de meening van Maxim Gorki de invloed

van Dostojewski fataal is voor Rusland, dat alle boeken die den mensch naar benedentrekken, beroerd zijn en de synthese van den modernen dichter in het algemeen is:niet kwijnend, niet sentimenteel, maar wel vol gevoel.Hij eindigt als bij vorige lessen met voorlezing van fragmenten uit de besproken

dichters.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 184: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

155

Van de Nederlandsche poëzie is alleen de Zuid-Nederlandsche direct door hetwereld-gebeuren, den oorlog aangetast. In de jongere Vlaamsche poëzie spelenexpressionisme en dadaisme een groote rol (Wies Moens, Karel van den Oever - diein 1926 overleed - Paul van Ostayen, Victor Brunclair, welke laatsten geregeldschrijven in Vlaamsche Arbeid). Hun werk is daardoor dikwijls meer tijdsproduktdan kunstprodukt, maar desondanks schreven zij prachtige gedichten, vooral MarnixGijzen, waarvoor zijn bundel: Het huis in te zien is. Hierbij sluit zich waardig aande poëzie der Nederlandsche jongere katholieken (Jan Engelman, Henri en GerardBruning, Albert Kuyle). Het afsterven van Henri Bruning (1926) is een groot verliesvoor de geheele Hollandsche dichterwereld.Zooals de Zuid-Nederlandsche poëzie van omstreeks 1918 zich afkeerde van Van

de Woestijne, zoo deed dat de Noord-Nederlandsche van Boutens, HenriëtteRoland-Holst en Leopold. De nu schrijvende jongere Hollandsche dichters splitsenzich in tweeën: de iets-ouderen (A. Roland Holst, P.W. van Eyck, J.C. Bloem, J.W.F.Werumeus Buning) zijn overwegend romantisch; hun poëzie hunkert naar eenbovenaardsch paradijs. Toch is in hen echter de kentering des geestes naar eenaardsche werkelijkheid soms zeer merkbaar.Sterker evenwel komt dit voor in de jongsten, voorbereid door M. Nijhoff; zij

ontvluchten niet naar den droom, maar graven door de huid der werkelijkheid naarhaar kern. (Van den Bergh, de Vries, Slauerhof. Marsman.- Ook formeel is eronderscheid tusschen de poëzie van vóór en nà omstreeks 1918. Daarvóór; groote,gedragen melodie, stroomende rythmen, harmonie tusschen gedachte, beeld enbeweging. Daarna: harde, ontsluierde muziek, snel springende beweging, scherpe,abrupte plastiek.Als prozaïstisch werk roemt spreker het bekroonde boek Kentaur, van Van

Genderen Stort, als een juweel van vakmanschap. Na het lezen van enkele gedichtenals sluiting der lessen, toonden zich de vele toehoorders zeer voldaan.

J.J. VAN DER WEIJ.

Vlaams leven

Een Kritiek der Vlaamsche Beweging door Dr Edmond Rubbens

Uit de politieke warwinkel van het flamingantisme wil Edm. Rubbens de rode draadweer naar voor halen. Beantwoordt zijn vlugschrift aan deze opdracht? Na aandachtigelectuur van zijn betoog meen ik dat hij dit richtsnoer integendeel dieper in het kluwenwindt, en wat meer is, sommige beginselen, waarvan de kristalhelderheidongeschonden bleef, op een bewenelike wijze vertroebelt, 't zij uit gebrek aan inzicht,en dan blijkt zijn

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 185: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

156

politieke voorlichting van bijster weinig princiepzuiverheid, 't zij uit kwade trouw,en dan staan we voor machiavellistiese casuïstiek.Rubbens beweert, dat nu in 1927 de ideologie van 1914-1918 nog niet eens werd

geassimileerd. In deze zinsnede even klakkeloos als onjuist, vinden we de valsegeschiedschrijving terug, die vooral van passieve zijde is beoefend geworden om deethiespolitieke waarde van het aktivism van demeet af te negeren en er de draagwijdtevan in te korten.Als Rubbens zijn bevooroordeelde brilglazen even reinigen wil en vanuit de

objectieve gezichtshoek die in dezen de eeniggeldige is, dit Vlaamsherwordings-verschijnsel waaruit het aktivism is opgegist, wil beschouwen dan zalhij onomwonden de tastbare resultatenmoeten erkennen die zelfs spijts de uiteindelikemislukking, hier ingewonnen werden.Maar is het manie of vooropgezette wil, deminimummers beschouwen het activism

nog steeds als een ‘geheime ziekte’ in de Vl. Beweging, en zooals het met de zichtbaregevolgen van zulk een aandoening gaat, pogen zij deze te camoefleren waar zij aanhet licht komen. Nochtans het activism bracht niet enkel een ideologie; het leiddedaaruit ook een politieke richtlijn af.Een handomdraai acht Rubbens voldoende om het de hals om te wringen.

Liberalism, socialism, romantism, nationalism, ziedaar volgens hem àl tendenzen,waarvan de bestaansrechtvaardiging niet meer opgaat. Men mocht verwachten, datRubbens de ongangbaarheid van deze beginselen onweerlegbaar zou bewijzen, maardan zou zijn werk tot een reusachtige omvang uitzwellen, vermits hij hier strekkingenberoert, die deelst tot de literatuur (romantism) en deels tot de staatkunde (nationalism)behoren. Rubbens zou dus een kultuurhistories tijdsbeeld moeten ontwerpen en degeestelike achtergrond ervan relief geven, om zijn stelling bewijskrachtig te maken.Niets van dit alles. Het socialism wordt gevonnist op 5 alineas, het liberalism op 3,het romantism op 4 1/32. De maatstaf was hier zeker het stemmenaantal bij de j.l.verkiezingen, dat bij de massadrijvers van het minimalism de eenige politieke leidsterblijkt te zijn.Het nationalism nu (horresco referens), de kanker die dient bezworen, moet het

met circa twee pagina's stellen. Argumenten als handgranaten? Niemendal: of ja,natte zevenslagers. Hoe subtiel is Rubbens, waar hij nader verklaart: ‘ik bedoel hiervoornamelik het nationalism als streven naar politieke zelfstandigheid voor de kleinevolkeren’ net of een andere interpretatie voor nationalism denkbaar is. Het nationalismheeft (dixit Rubbens) luid meegesproken bij het Versailler verdrag, luid genoeg voorhem altans, vermits het heet dat ‘het nationalism zijn vruchten heeft opgeleverd’.Waarom schrijft Rubbens dan zijn brochure vermits Vlaanderen toch gered is? Maarheet het verder ‘nu het in de atmosfeer der verwezenliking staat verzwakt het vanlieverlede en verdwijnt het zienderogen’. Inderdaadmet als enige norm de getalsterkte,staan we voor een momentane teruggang van het nationalism in Vlaanderen, spijtshet staat in de sfeer der verwezenliking (zo Rubbens). Als nu het minimalism zijnrangen ziet aangroeien, dan vindt dat waarschijnlik zijn oorzaak hierin, dat hetminimalism niet staat in de sfeer der verwezenliking. Nu begrijpen we, waarom deBelgicisten een afdoende oplossing van het Vlaamse vraagstuk aldoor verdagen.Meteen geraakten de geestdrijvers vooraan heel hun aanhang kwijt en ware het geenzonde zulk een machtige beweging door de overijlde realisering van haar doelbrutaalweg ongedaan te maken? Neenee, wat is er mooier in

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 186: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

157

het leven dan streven, aldoor streven naar een ideaal. Ziedaar een voor het minsteigenaardige opvatting van de theorie der ‘open wonde’ en Rubbens wou zekergekscheren als hij zei: het romantism is dood.De vrolike noot wordt door hem talentvol aangegeven. Vooral waar hij het

passivism veroordeelt (in volle kinderlike onbewustheid) Rubbens zegt: ‘Het Vl.nationalism is immers een vrucht die niet meer rijp kan worden, omdat het seizoenvoorbij is’. Onderverstaan werd natuurlik dat dit seizoen loopt van 1914 tot 1918.Welke tragiese verantwoordelikheid moet Rubbens hier niet vastleggen, vermits hijeenerzijds bekent ‘de Vl. beweging kwam te laat om onder dit teken (het nationalism)der XIXe eeuw haar einddoel te bereiken’ en anderzijds de eerste zijn zal om tegetuigen dat Frans Van Cauwelaert de leider der Vl. Beweging is. Ziedaar Rubbensdie voor taak hadt de nationalistiese zwam in zijn politiek vaarwater uit te roeien,op zijn beurt defaitist geworden in eigen rangen.Wij willen de kern van de kwestie zo zuiver mogelik situeren en klemmen deze

vraag aan de drempel der betwisting vast: ligt voor het Vl. volk redding ook buitenhet nationalism? Rubbens geeft toe dat het nationalism voor het Vl. volk de ideaalstaatzou verwezenliken. Dus elke oplossing bezijden dit aksioma doet aan de organieseontwikkelingsmogelikheid van het Vlaamse volk afbreuk, en is inse verwerpelik.Evenwel zo verstaat het niet Rubbens. En hier neemt zijn casuïtiek aanvang. ‘Uiteenzelfde natuurrecht kunnen allerhande verwezenlikingen afgeleid worden.’ Dit isfenomenale nonsens, raddraaierij. Immers een verwezenliking is het vormgewordenideaal dat in de fenomenenwereld is overgegaan en zich door konkrete gestalteniservaarbaar maakt, of het is geen verwezenliking. Anderzijds bestaan er natuurlikverwezenlikingen die het opportunisties merk der omstandigheden ingeprent krijgen,zij zijn evenwel niet de konkrete tegenwaarde van het ideaal. Daar kan geen speldtussen. Een hervormingsbeweging staat of valt met het beginsel, dat haar demotoriesekracht ingeeft. Tegen deze enig-gezonde politieke stelregel, dat een ideaalvoldragen vormwordt, staat heel het arsenaal van spitsvondige drogredenen met lozebodem. Rubbens is minstens komies waar hij het heeft over de duizenderleiverschijningsvormen van Recht. De politieke strijdwijs die hij aanprijst laat zich indit verband makkelik raden: men kan het onrecht in zijn gevolgen bestrijden endaardoor het Recht dienen. Dit is natuurlik ethiek van het zuiverste water, die evenwelmaar een defekt in zich draagt: zij tornt niet aan het voortbestaan van het onrecht,wat meer is zij is de suppoost van het onrecht, net zooals het evolutionistiese socialismbijv. de waakhond is van het kapitalism.Opportunïteitsbedenkingen zijn altoos de slechte raadgeefsters geweest van de

ideaalpolitiek. Omdat zij vrede nemen met de gulden middenweg, het kompromis,omdat zij teren op de bestendiging van een toestand, die onrechtvaardig bleek endobberen op een beweging die daartegen ingaat. Opportunism is het hoogseizoenvoor politieke schuimers, arrivisten, kat uit den boomkijkers. De tussenstand meterkend gezag vóór U en het geweld van de opstanding achter U maakt het politiekekansenspel tweevoudig dankbaar. Het is een zeer achtenswaardige vorm van chantage.Tussen de strijdlijnen beweegt zich een handigmiddelaar met ongemeen gemakkelikevirtuositeit. Men gaat als afgezant naar de bedreigde stelling en zegt: hierover staanzooveel manschappen, het zou veilig zijn voor U, strategies terug te trekken en delui van de overzij wat terreinwinst toe

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 187: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

158

te staan. Let wel: ik vraag U niet de wapens neer te leggen. De terreinwinst komtnatuurlik; numaakt de politieker volte face en zegt: kijk hoever we zijn vooruitgegaan.Hiermee is heel het minimalism getekend. Rubbens neemt de Vlamingen onder vuurdie voor hun land, op den grondslag dat natie en volk twee begrippen zijn die elkaarin alle volstrektheid moeten dekken, politieke zelfstandigheid bestreven, om tebetogen dat deze eis onhoudbaar is wijl niet op argumenten gerugsteund. Integendeel,zegt Rubbens, zijn deze desiderata van de Vlamingen zeer relatief, en zonderling wevinden voor deze klakkeloze bewering bij Rubbens zelfs geen schaduw van eenbewijs, hoezelf hij ook zijn voorliefde in die richting met graagte uitspreekt.Eventjes bespreekt Rubbens vlugschriften van Spectator, Rob van Genechten en

Thomas van der Schelden om deze auteurs nevelige en vage doelstelling voor tewerpen. Deze opwerping van Rubbens is wellicht meer dan gegrond. Maar welkoordeel zal hij dan over zijn eigen werkje vastleggen, dat er niet kan van verdachtworden een nevelige doelstelling te situeren, omdat doodgewoon de elementairstedoelstelling erin ontbreekt. Wat zou ze nevelig zijn. Ze schittert... door haarafwezigheid. Of moet als programpunt aanzien worden dit holle wachtwoord:overweldigende geestdrift (o jee), sterke eensgezindheid (id.), en klare doelbewustheid(ibid.)? Toch we denken ons, begaan met objectiviteit als wij zijn even binnenRubbens' gedachtekreits. Hij verwijt de frontpartij het gebrek aan geestdrift,eensgezindheid, doelbewustheid. Bij welke politieke groepering zijn al dezestaatsmansdeugden dan wel te vinden? Rubbens zegt het niet. Als hij, zuiveropportunisties haar dosering nagaat moet hij (o ironie) bij de frontpartij belanden.Want laat de frontpartij onzuiyer zijn en inkonsekwent inzake taktiek, kan men haarvoorwerpen van de Vl. rechtsbeweging zulk een imbroglio te vertonen als destaatskatholieke partij dat bijv. doet? Het gezond orthodox relativismwaarop Rubbensprat gaat legt hem op het lidmaatschap binnen de Vl. frontpartij te aanvaarden. Omhet slagwoord (het is er een) zelfbestuur te ontkrachten, grijpt Rubbens gretig naarde bewijsvoering die door Leo Picard op dit stuk werd voorgebracht. Eerst en vooralis te onderzoeken in hoever de gedachtegang van Leo Picard zich tot de zuiveredoelstelling van het Vlaams nationaliteitsprobleem verhoudt. Opportunisten van alleschakkering hebben een raakpunt. Zo is het van de ex Vlaamse Poster Leo Picardgeweten, dat hij binnen het aktivism voorstander was, volmaakt naar het ordewoordvan Rubbens dat enkel de omstandigheden determinanten zijn van de te volgengedragslijn, van de theorie: aanvaard het onmiddellijk bereikbare, van een KoninkrijkVlaanderen; zo nam bij de aanvang van haar geloofsbelijdenis de Vlaamse Postgenoegen, met de oplossing: Vlaanderen als bondsstaat onder Duitse suzereiniteit.Nu het tijdsgebeuren en de internationale constellatie een machtsverschuiving integenovergestelde zin hebben bewerkstelligd is het van een reaalpoliticus als LeoPicard aannemelik dat hij, zijn vroeger Jong Vlamingschap getrouw, tans zijnstrijdmethode naar de andere richting orienteert, zij deze richting dan ook deBelgicistiese.Verkeerd is de gevolgtrekking van Rubbens, waar hij hier meent te staan voor de

bekering van een gewezen aktivist tot het minimalisties geloof. Trouwens door Picardin te roepen gaat Rubbens bij de duivel te biechten. Immers als Picard formuleertdat zijn zelfbestuur zijn zou: ‘geen mechanies in twee knippen van de Belgiese staat,maar een geleidelike, organiese ontwikkeling naar groter veelzijdigheid en naar eenzo volledig

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 188: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

159

mogelike ontwikkeling van alle door de natuur gegeven krachten’ dan impliceertdeze bepaling niet dat Picard zich verzoent met de unitaire bestaansstatus van hethuidige België. Hij is binnen het nationalism, de opportunist en vestigt ten overstaanvan de revolutionnaire roep naar directe actie de taktiek die realiseren zou en ineenklank blijven met het ideaal om dit evolutionnisties te voltrekken. Hij werpt ditprocessus andersom op grond dat alles zijn uiteindelike bestemming krijgt als deontwikkelingsmogelikheden politiek en kultureel zijn gewaarborgd. Daarom (volgensPicard) geen dorre formule als zelfbestuur, wel de krachtwekking van het volk omzijn lotsbestel staatkundig te realiseren. En hij sluit daarbij de mogelikheid niet uitdat als enige levensvatbare bestaansvorm finaal zelfbestuur als vitale volgroeiïngzou konkreet worden.Rubbens nu, poneert als grondsteen ‘dat België’, zoals het is zich niet tot een

ingrijpende horizontale scheiding lenen kan. ‘Een stelling, naïef om bij te wanhopen.Immers ‘België zoals het is’. Met die pozitieve realiteit zal Rubbens zich niet

moeten afsloven om ook te bewijzen dat Vlaanderen zijn drang naar eigenlotsbestemmingmeteen kan opgeven, als nu eenmaal vaststaat dat er niet mag getorndworden aan ‘België zoals het is’. Entweder, oder! Of Rubbens neemt genoegen metBelgië zooals het is, en hij laat Vlaanderen vlotten. Of Rubbens wil de raspotentievan het Vlaamse volk op onbelemmerde kimmen uitzicht geven, en dan bevecht hijde wantoestanden van België zoals het is, in zijn initiale oorzaken.Treurig komt Rubbens tot de slotsom, niet door betoogtrant of klare logica maar

fatalisties-onderworpen: ‘daarom geloof ik (sic) dat voor de oorlog de autonomiegedachte sterk kon worden in Vlaanderen, maar geloof ik (resie) niet dat ze ooit konverwezenlijkt worden’.Ja kijk nu. Als de zaak zo staat. Dat heilig geloof had Rubbens zeker wel voor hij

zijn vlugschrift begon te schrijven. Een vlugschrift is echter waardevol door zijnlogiese gevolgtrekkingen en zijn bewezen stellingen, niet door zijn ietwat vooropgezetgeloof, dat daarom geen bewijskracht uitstraalt, hoe mooi het ook zij. Konkludeerentot de ‘verdere onbruikbaarheid van het nationalism als drijfveer van de Vl. Beweging’is hier dus onmogelik omdat een konkluzie slechts getrokken wordt uit een syllogism.En daarmee is Rubbens' denken niet bevolktVoor het nationalismwas Rubbens de scherprechter (men zagmet welke scherpte).

Ook het minimalism zal nu de volle laag krijgen. Begrijpelijkerwijze is het slechtsloos poeder.

Taalrechten. - Rubbens is voor de onvoorwaardelike vertweetaliging. Immers(quelle candeur!): ‘Het is een feit (Rubbens moet weeral niet bewijzen, het is reedsbewezen) dat de Vlamingen meer belang hebben Fransch te kennen dan de Walener hebben Vlaams te kennen.’ Gewis. Waarheid als een koe. In het België zoals hetis, hebben deWalen zelfs helemaal geen belang Vlaams te kennen. DaaromRubbenshang je flamingantism aan de kapstok man! Steek je evenwel een handje toe aan deVlamingen autochtone kuituur en politieke medezegging in hun eigenaangelegenheden te verstrekken, dan zal wel ras blijken, dat de Walen wel degelikbelang hebben, Nederlands te kennen. Rubbens: ‘Wij hebben dus in de regeling vanons taalregiem geen rekening te houden met hetgeen bij de Walen geschiedt’.Meesterlik gezegd. Draai de medalje om, Rubbens, de keerzijde is even mooi. Wezeggen dus: ‘In de regeling van ons taalregiem hebben de Walen dus geen rekeningte houden met het-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 189: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

160

geen bij de Vlamingen geschiedt’. Geachte Heer Rubbens, ik dacht dat U eentegenstander was van zelfbestuur. Het spijt mij, mij te hebben vergist. Het doet medes te meer genoegen. Wij moeten dus niet voortkibbelen.Ja toch! Rubbens: ‘Indien wij ziek zijn en kwijnen, is het onbetwistbaar te wijten

aan ons verkeerde mentaliteit’. Stop even. Bestaat er onrecht in België? Ben je mal?Tout y est pour le mieux dans le meilleur des mondes. Als de Vlaamse soldaten meteen onverstaan kommando in het vuur gingen, was dat zeker te wijten aan hunverkeerde mentaliteit. Jaja, dat moet wel zijn. Trouwens dat heeft de Koning zelf rasingezien. Hij had immers aan de Vlamingen een hoogeschool beloofd, maar hij heeftwijselik ingezien dat deze rechtseis een gevolg was van hun verkeerde mentaliteit.Daarom is die hogeschool er ook niet gekomen. Trouwens de Vlaamse Kamergroepkreeg intussen beter mentaliteit. Die hogeschool bleek dus volmaakt nutteloos. Quoderat...Rulbbens: ‘Wij moeten ons Pappenheimers kennen en bejegenen zoals ze

verdienen’. Hoemeer ze verdienen hoe eerbiediger wij ze bejegenen. En dan, EdmondRubbns, welk een platte kultus van de overheidWat dient de overheid in een land te zijn: de bekrachtiging van de volkswil.

Daarom, E. Rubbens, poog toch niet onze Vlaamse lucht bij de Belgiese overheid inte voeren, zoals U dat gemoedelik zegt. Gij wordt van kant gezet als een schurftigschaap. Alle schapen zijn onnozel. Ook schurftige schapen.Neenee zonder gekheid, maar de Vlaamse Beweging verlagen tot de sleepdraagster

van het gezag (blz. 27) dat kan een edel oogmerk zijn, wij doen niet mee.Ed. Rubbens besluit met een apotheoze van het minimalism, want zegt hij

dubbelzinnig: ‘het heeft de pozitie van de Vlamingen in het land versterkt’. Jawel,jawel, Huysmans, minister van Kunsten en Wetenschappen; Frans Van Cauwelaert,burgemeester en Volkenbondafgevaardigde. De strijd staat schoon. Wie sprak er nogvan een Vlaamse hogeschool?Nu gaat de laatste zevenslager op! Tussen nationalisten en belgicisten is enkel een

politieke schakkering. En hier komt eindelik de aap uit de mouw. De schapen dieverdwaald zijn geraakt moeten terug naar de eindelike stal. De politiek is een zeergeringe differens. Rubbens gaat verder: de politiek kan Vlaanderen geenzelfstandigheid brengen. Zelfs een Vlaams parlement zou bijster weinig veranderen.Na Rubbens plompweg de ideële inhoud en de doelmatige uitslagen van hetnationalismwou aantasten zonder gunstig gevolg, wat hebben wij aangetoond, verliethij zich met onkontroleerbare gissingen (vergissingen) op allerhande mogelikheden.Zonderling spelletje voor een reaalpoliticus.Ten slotte - chassez le naturel, il revient au galop - steekt het Rubbens als een

doorn in het oog dat men de Brabançonne uitfluit en hij zou het interssanter en nuttigervinden als men de franskiljons ertoe bracht de Vlaamse Leeuw toe te juichen en deLeeuwenvlag te groeten. Wij raden Rubbens aan dat werkwaardig experiment evente beproeven. Komt hij er heelhuids vanaf - wat wij hopen - dan zal hij een volgendemaal wel nummer één staan om de Brabançonne uit te fluiten. Hij zal het ondervindenFinaalsalvo van het oratories vuurwerk: Een Vl. Burgemeester betekent meer dan

honderd Vl. reglementen. Natuurlik. Wat hebben Vl. reglementen ook te betekenen?Op Vl. burge-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 190: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

161

meesters komt het aan ziejewel. Die moeten de Vl. reglementen zelfs niet eens meertoepassen.Tot slot wat verstrooiende akrobatie op het bouwvallige trapgeveltje der macht:

‘Zou ook een nationalist niet moeten toegeven dat het burgemeesterschap van FransVan Cauwelaert veel meer waard is voor de Vlaamse Beweging dan het parlementairwerk der frontpartij?’Welja, welja, het moet wel zijn, tenminste laten wij deze waardebepaling voor

rekening van de minimalisten, want zo diepgaand blijkt de benoeming van FransVan Cauwelaert als burgemeester van invloed te zijn geweest, dat er bij deminimalisten over Vl. Beweging zelfs niet meer gerept wordt.Laat ons hopen dat zij voor hen opgehouden heeft te bestaan. Ze zullen er haar

een beste dienst mee bewijzen.

V.J.B.

Duitsche letterkunde

Over twee merkwaardige Duitsche Bloemlezingen(1)

Bloemlezingen uit alle literaturen bestaan er waarlijk genoeg omwie maar eenigszinsde boekenproductie volgt, meer dan sceptisch te stemmen ten opzichte van elkennieuwverschijnenden bundel leesstukken: hoe verleidelijk hun zoetgevooisdeinleidingen ook soms zijn mogen, toch bestaan er op slot van rekening weinig waareen meeslepende ziel in leeft en naar dewelke men met liefde terugkeert als naar eeneeuwige bron van levensverrijking.Tot des te inniger vreugde mogen de uitzonderingen stemmen, zooals die keur uit

de nieuweDuitsche lyriek ‘Menschheitsdämmerung’, waarin Dirk Coster den eerstenklank van zijn ‘Nieuwe Geluiden’ vernam, of Palgrave's uit de Engelsche, onderindruk waarvan de veelbelovende expressionist Rudolf Borchardt verleden jaar zijn‘Ewiger Vorrat Deutscher Poesie’ in 't licht gegeven heeft, of nog de bundel keurprozadoor den bekenden dichter Hugo von Hofmannsthal voor enkele jaren samengesteld.Tot nadere kennismaking met de twee laatstgenoemde bloemlezingen moge hier eenen ander medegedeeld worden.

(1) Deutsches Lesebuch. Eine Auswahl deutscher Prosastucke aus dem Jahrhundert 1750-1850.Herausgegeben und eingeleit von Hugo van Hofmannsthal. 2 Bände, 1922 and 1923. InPappbänden Mk. 12; in Ganzleinen gebunden Mk. 20. Ewiger Vorral Deutscher Poesie.Besorgt von Rudolf Borchardt. Pappband Mk. 12. Ganzleinen Mk. 14 (1926. (Verlag derBremer Presse, München.)

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 191: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

162

Tusschen de jaartallen 1750-1850 in verheft zich de lichtende koepel van het‘Jahrhundert deutschen Geistes’. In de stralen van de taalbron, die toen aan het spuitenging, stroomt nog steeds heel het Duitsche geestesleven. Uit dien gouden tijd nuheeft Hofmannsthal het ongerepste en het gaafste gekozen: met de aan dichters eigenintuïtieven schoonheidsmaak en dank zij een buitengewone belezenheid, reeg hij eenzeventigtal afgeronde prozastukken aaneen - één per schrijver, met uitzondering vanGoethe, die er een leverde voor elk van de drie geslachten welke hij beheerschte.Echte stilisten alleen komen aan het woord, zij die uitmunten door de oprechtheidvan taal en rhythme, het monumentale en geesteskrachtige van hun stijl, de zuiverheidvan hun voelen en demannelijkheid van hun denken: met één woord zij in wier kunstde heele mensch zich in breeddeinend rhythme uitzingt.Van Deyssel's dithyrambische hymne aan het proza ware een heerlijke inleiding

tot dit gedenkteeken van het Duitsche koninklijke proza, zoo mannelijkvoortbewegend bij Lessing, gloedvol bij Schiller, bronhelder bij Kant,geniaal-majestatisch bij Goethe!Wie op historische volledigheid uit is, hoeft deze bloemenlezing - waaraan terecht

alle biographische nota's ontbreken - niet in handen te nemen; grootere voldoeningzou ze ongetwijfeld schenken aan wien verlangt naar een openbaring van vroegerenrijkdom; doch het genotrijkst en beteekenisvolst wordt ze ontegensprekelijk hem dieze beschouwt als een garve lievelingsstukken die nooit ophouden in voor schoonheidopenliggende gemoederen heimwee te wekken naar het altijd nieuwe en altijd oudedat er eeuwig in samengevlochten ligt tot een blijvend zielebezit.Nog zuiverder is dit ‘Eeuwige’ als wezen en samenhang aanwezig in Borchardt's

bloemlezing uit de Duitsche verskunst. De velerlei zangen uit de verschillendecultuureeuwen heeft deze dichter zoo weten te beluisteren, tot hij er hetabsoluut-schoonste en diepste, het algemeen-menschelijkste uit puren kon. Hij, diezelf in zijn geschriften: Jugendgedichte 1920), Der Durant; Gedicht aus demmännlichen Zeitalter, Der ruhende Herakles (1924), Ueber den Dichter und dasDichterische (1924), Gartenphantasie (1925): getuigenis aflegt van een buitengewone,geestelijke kracht en in even kernachtige als klankrijke verzen zijn innerlijken opstandtegen het kleinzielige en sentimenteele, het versplinterende en vergankelijkeharmonisch uitbeeldt, voelde zich ook geroepen om de onsterfelijke muziek van heteeuwigdichterlijke in de uitverkorenen van zijn volk te vatten en tot een beeld vanschoonheid te boetseeren.In de school van Gervinus en die van Scherer heeft Borchardt literaire scheppingen

en schoonheid leeren doorgronden; in die van den visionnairen J. Nadler verdiept enloutert hij nog steeds zijn inzichten. Dat zijn anthologie er de geestelijke sporen vandraagt spreekt wel van zelf: critisch en aesthetisch is ze tot een psychische eenheidgegroeid en geroepen om een hooge geestelijke taak te vervullen.Uit de Duitsche lyriek heeft Borchardt alleen het oer-menschelijke en het

dichterlijk-bezonkene en volmaakte samengebracht: wat al bekende namen vielendoor de mand en hoeveel vergeten juweeltjes werden weer aan 't licht gebracht! Hetbilan van de Duitsche lyriek werd opgemaakt omdat men ze in dezen verwarden tijdaan het vergeten is en opdat ze voor de toekomst bewaard zou blijven, zooals destijdsArnim en Brentano in ‘des Knaben Wunderhorn’ ook heel wat echte poëzie voorimmer gered hebben.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 192: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

163

Hier dus geen zinneloos en ongenietbaar opelkaarvolgen van ‘karakteristieke’voorbeelden uit alle perioden: dat de poëzie van een tijd niet altijd in de verzen vandien tijd het zuiverst uitgedrukt ligt, bewijst bvb. de 19de eeuwsche muziek, waaruitvolgt dat het heelemaal verkeerd is absoluut verzen uit ieder tijdstip te willenverzamelen; hier dus geen lange reeks verzenschrijvers, geen poëzie van enkelingen:maar het hoogste poëtisch vermogen van de volksgemeenschap, een spiegel van watde ‘mensch’ over 't algemeen is of in het koesterend zonnelicht van gunstigeomstandigheden zou kunnen zijn. Geen starre volgorde ook: boven de gewonehistorische koepelt een hoogere orde, waarin de gedichten zich aaneenrijgen. Dezielegroei van het Duitsche volk wordt er geleidelijk in zijn hoogtepunten uitgebeeld,opdat men het in den wentelenden opgang van zijn rustelooze inspanningen naarvolmaaktere rijpheid met liefde leere waardeeren.Het innerlijk geraamte nu, dat de meer dan twee honderd gedichten uit die

bloemlezing verbindt tot hoogere eenheid, is het aan de Duitschers zoo eigenreligieus-poëtische. Niet toevallig wordt de anthologie door een middeleeuwsch‘loflied aan God’ ingeleid en door een moderne Godsaanroeping besloten.Onweerstaanbaarder dan in gelijk welke andere literatuur openbaart zich in deDuitsche de aantrekkingskracht van den Goddelijken zeilsteen. Welke Duitschedichter knielde in het bewustzijn van eigen nietigheid niet neer en werd met angstigezekerheid niet opgezogen in de wieling van denAlmachtige? Uit de lichtende kimmenvan dit religieus lyrisme, uit de geëxalteerde verhouding van het sterfelijke tot hetonsterfelijke, is de eenheid van de bloemlezing gegroeid.Een meesterlijk ‘Nachwort’ brengt 's dichters aesthetische verantwoording van

keus en volgorde en verklaart in schitterend synthetische beschouwingen, deontwikkeling van de Duitsche lyriek, het verloop van haar taal- en vormevolutie,alsook de cultuur-historische waarde van enkele dichterlijke persoonlijkheden entijdstippen.Om al die schoonheid dieper te genieten, volstaat het niet dit prachtig gedrukte

boek nu en dan eens te doorbladeren en hier en daar een gedicht te ‘plukken’. Hiergeldt het, het geweldig dramatische van die bloemlezing innig mee te leven, opdatde ziel, onder de gouden stolp van die eeuwige poëzie gesteld, ontwake in de stralingvan de eeuwige krachten: God, Minne, Natuur, Trouw en Dood!O.D.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 193: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

164

Wijsbegeerte

Professor Hans Vaihinger

Die Philosophie des Als-Ob. Leipzig Meiner 804 PP. Volksausgabe 366 p.

De Duitsche wijsbegeerte houdt meer dan die van andere landen aan scholen, aanscherp afgeteekende kampen onder den naam van een groot man en vaak vindt denaam nog immer opgang, wanneer niets meer in de leering herinnert aan de primitieveleitmotieven. Zoover echter is het met de school der Als-Ob-philosophie nog nietgekomen, want Vaihinger's ideeën leven nog in de groep en allerlei instellingenorganiseeren de toekomst dezer ideeën. In een vorig nummer hebben we in kortewoorden afscheid genomen van Prof. Vaihinger, die zich uit het openbaar leventerugtrekt wegens volslagen blindheid. We moeten nu ook een feuilleton wijden aanzijn ideeën. Vaihinger's leven is spoedig afverteld; bij Tübingen geboren op 23September 1852, bezocht hij het gymnasium van Stuttgart, daaropvolgens dehoogescholen van Tübingen (1870-74) van Leipzig (1874); verbleef enkele maandente Berlijn (1876), habiliteerde zich tot privaatdocent aan de universiteit van Straatsburg(1876), waar hij een offert van de Gentsche hoogleeraren Studemond en Gantrellevan de hand wees, werd in 1884 extraordinarius te Halle a S., in 1894 ordinarius,waar hij heden ten dage nog verblijft.Het is altijd zeer belangwekkend te vernemen welke invloeden iemand in zijn

studiejaren ondergaan heeft; in een stuk autobiographie heeft Vaihinger ons de zijnekenbaar gemaakt. Reeds van op het Stuttgarter gymnasium werd het christendom,dat hij van uit het ouderhuis had meegedragen, door het pantheïsme aangetast, datonder den drang der evolutieleer een naturalistisch pantheïsme werd. Doch op deuniversiteit van Tübingen was de ontmoetingmet Schopenhauer noodlottig voor zijnpantheïsme. Van natuurswege was hij tot Schopenhauer's vriendschap geneigd dooreen pessimistisch gemoed. Dit pessimisme is hem zijn leven door bijgebleven (eenaandurende en onheelbare oogkwaal was hem een gedurige ergernis). DochSchopenhauer leerde hem ook de moderne wending naar het irrationalistischvolontarisme, waar we verleden jaar in de antipositivistische reactie menig voorbeeldvan ontmoeten. Kant zorgde er tezelvertijd voor, dat Schopenhauer's metaphysiekhem niet verleidde door het critisch idee der wetenschappelijke onmogelijkheid dermetaphysiek, van gelijk welken aard ook, daar onze kennis aangewezen is op deervaring. Vandaar komt Vaihinger's agnosticisme. In de Leipziger jaren verscheenA.A. Lange's ‘Geschichte des Materialismus’, waarmee hij dweepte en dat eenterugkeer naar Kant verdedigde. Lange scheen hem de gewettigde middenpositie tebekleeden tusschen Hartmann's metaphysiek en het materialistisch positivisme, b.v.door een Dühring verkondigd. Deze invloeden synthetiseerend komen we tot eendubbele filiatie:1o Een antirationalistische stroom, ingegeven door Schopenhauer en waaruit de

philosophie des Als-Ob geboren werd;

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 194: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

165

2o Een beachting van Kant, vnl. door de wekroep van Lange aangevuurd en waaruitzijn openbaar leven voortvloeit.De mindere lectuur natuurlijk daargelaten, zooals Bergson en het pragmatisme,

zooals enkele ontleeningen aan de klassieke Duitschers als en Hegel en een Schelling.Religieus gesproken, meen ik dat Vaihinger het atheïsme aankleeft; politisch houdthij het niet met de rechter partijen. In de jaren 1870 was hij reeds een tegenstandervan de wanverhoudingen tusschen Duitschland, Frankrijk en Engeland.

* * *

Vaihinger's levenswerk kunnen we heel gemakkelijk in twee verdeeden:1o Het Kantische deel;2o Het Als-Ob-deel.

Voor de kritische philsophie, voor den terugkeer tot Kant heeft hij wellicht de grootsteverdienste onder al de Duitsche denkers. De beweging is niet van hem uitgegaan.Lange en Paulsen waren de eersten, de laatste dezer twee de geweldigste. Doch hetwerk van Vaihinger was het gevolgrijkste en zal het duurzaamste blijven. ZijnAls-Ob-denkbeelden mogen nog zoo een groote verbreiding vinden in de modernephilosophie, voor mij blijft Vaihinger in hoofdzaak den Kantkommentator. Dit werkis veelzijdig. In zijn studietijd leerde hij Kant begrijpen en deze studie milderde reedsgevoelig den invloed van Schopenhauer. Doch de studie van het fictieidee vooralwas het die hem nader bij Kant bracht en hem de vruchtbare ideeën ingaf, welke zijnlater werk geleid hebben. Kantcommentaren bestonden reeds, doch hadden hetzelfdehoofdgebrek: ze steunden op een aprioristische interpretatie der grondproblemen enleidden tot een partijdige uitleg, waarin de echte meening van Kant onerkenbaar was.In Vaihinger's omgeving werd die weg nog gevolgd door Cohen, Natorp en Cassirer(Marburger Schule), waarmede hij het zoowat heel zijn leven aan den stok had.Tegenover deze methode stelde hij de philologische; deze paste de strenge methodeder klassie philologie toe op de Kantstudie. Ze had het voordeel geen ander directievendan de text te aanvaarden en deze aan een strenge analyse te onderwerpen. Ze vondechter niet den gewenschten en verdienden bijval, afschoon ze de ware weg is naareen verstandige Kantinterpretatie en dat moet Vaihinger wel die Duitschafzijdigheidgegeven hebben, die heel zijn denken kenmerkt. Door zijn methode is hij tot echteen definitieve ontdekkingen gekomen (b.v. in de Prolegomena), waardoor hij metB. Erdmann de grootste verdiensten der Kantstudie deelt. In 1881 was het honderdjaar geleden dat Kant's ‘Kritik’ in eerste uitgave te Riga was verschenen; Duitschlandzette het Jubiläumfeier op touw dat zich in 1904 hernieuwde, en in 1879 slootVaïhinger een accoord met den uitgever Spemann uit Stuttgart omtrent de uitgavevan een commentaar op de ‘Kritik’ met het oog op die gebeurtenis. Het eerste deelverscheen bijna op tijd; het tweede bleef op de werktafel tot voor in de negentigerjaren, opgehouden door de professioneele bezigheden en de oogziekte van den auteur.Verder bracht Vaihinger het niet wegens dezelfde omstandigheden en het onvolledigcommentaar bevat nog maar een klein deeltje der ‘Kritik’, n.l. de Tr. Esthetiek. Eenvan Vaihinger's vrienden, Dr R. Schmidt, zal de vollediging op zich nemen. Doch

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 195: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Vaihinger's activiteit voor Kant begint eerst wanneer het commentaar stokken bleef.In 1896 stichtte hij een revue: de ‘Kantstudien’,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 196: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

166

welke alles verzamelde wat met den Königsberger en diens studie betrekking heeft,en nu gegroeid is tot een der belangrijkste wijsgeerige periodieken van de wereld ennog ononderbroken, spijts lastige momenten, voortverschijnt. Ten einde deKantstudiën, wier nut iedereen onmiddellijk inzag, in stand te houden werd doorVaihinger in 1904 ter gelegenheid van het eeuwfeest van Kant's overlijden de‘Kantstiftung’ opgericht, waardoor de revue over de onontbeerlijke geldmiddelenbeschikte, en daarop de ‘Kantgesellschaft’, welke een wijdvertakte philosophischekring is en door locale kringen de verbreiding der philosophiestudie bevordert. Sedertdan is de organisatie onveranderd gebleven en hedendaagsch bezit ze een ruimarbeidsveld. Ze geeft uit de ‘Kantstudiën’, de ‘Monatshefte der Kantstudien’ (meervulgariseerend); ieder jaar zeer regelmatig ‘Erganzungshefte der Kantstudiën’, welkecomplete en uitgebreide verhandelingen laten verschijnen; ze schrijft prijsvragen uitals een academie. In een woord rond haar wentelt een groot deel van het Duitschephilosophisch leven. Van dat alles was Vaihinger tot voor korte maanden deorganisator en de spil; nu berust de organisatie in de handen van Prof. Liebert (Berlijn)en Prof. Messer (Halle).Vaihinger heeft zijn persoonlijke ideeën neergelegd in de ‘Philosophie des Als-Ob’,

welke we nu gaan onderzoeken. Het centraal idee: dat onze kennissen fictieve,symbolische voorstel lingen zijn, lag reeds lang in zijn geest opgesloten. De eerstesporen ervan diept hij zelf op uit de Leipziger jaren (1874-76) onder den invloed vanLange's meer positivistische Kantinterpretatie; in 1876 kondigde hij te Berlijn voorde eerste maal het verschijnen van zijn Als-Ob-philosophie aan. Doch zoo vlug ginghet niet van stapel loopen. Te Straatsburg ontmoette hij nog een ander positivistischKantist, n.l. Laas, die een diepen indruk op hem maakte. In 1877 diende hij zijnhabilitatieschrift in, n.l. ‘Die Lehre von der wissenschaftlichen Fiction’. Ze werd nietgedrukt, en verscheen eerst in 1911 als eerste deel der groote ‘Philosophie desAls-Ob’. Van af zijn privaatdocentuur tot 1906 hooren we niets meer ervan. Dochgedurende dat jaar verplicht zijn voortdurende oogkwaal hem van zijn academischonderricht af te zien en aan de uitgave zijner philosophie offert hij een merkelijk deelvan de gezondheid zijner oogen. De traagheid warmee hij werken kon, verklaart degroote tusschenruimte. In 1906-07 aangevat, was de druk enkel in 1911 voltooid.Zijn habilitatieschrift vormt het eerste principieel deel; het tweede is rond denzelfdentijd geredigeerd, terwijl het derde (het historische) zoowat over heel zijn loopbaanmoet verlegd worden. Het werk maakte een geweldigen indruk in alle middens, eneen eminent practische geest als Vaihinger besloot dien indruk te verduurzamen. In1919 verschijnt het Als-Ob-tijdschrift ‘Annalen der Philosophie’, waarin defictiegedachte doctrinaal en historisch uitgewerkt wordt. Ook een collectie werd inhet leven geroepen: ‘Bausteinen zu einer Philosophie des Als-Ob’, waarin lijk voorde Kantische ‘Erganzungshefte’ uitgebreider studies opgenomen zijn. Voor hetmoment zijn er een tiental van de pers gekomen. Over deze laatste alleen voertVaihinger alleen nog een ver toezicht; het andere is over gegaan naar zijn leerlingen vriend Dr R. Schmidt.Wat beteekent die wondere naam gesmeed uit twee op hun zelf niets zeggende

particulen? Als-Ob? Letterlijk moeten we dat vertalen door ‘Alsof philosophie’. Aldadelijk voelen we dat het gaat om een wijsbegeerte, wier kentheoretisch gedeelteniet op een objectivistisch plan berust. Voor alle onderzoek kunnen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 197: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

167

we zeggen dat de Als-Ob's criteriologie ons conceptueele kennissen geenrepresentatieve waarde voor de dingen toekent, dat ze het adagium van het gematigdrealisme niet onderschrijft: ons conceptueele kennis is niet overeenkomstig met hetobject ‘secundum id quod representat, non secundum modum quo representat’. Zezal dus niet representatief zijn voor de objectieve wereld, doch ten hoogste indicatiefof pragmatisch. Dat valt alleen uit de analyse op te maken. De Als-Ob-philosophieis bijgevolg de wijsgeerige theorie, waarin ons kennis slechts objectief gewaand is,waarin ze wordt beschouwd ‘alsof’ ze objectyief ware, terwijl ze in de werkelijkheidiets heel anders is en bijgevolg in haar objectief verschijnen een loutere fictie.Wanneer we nu na lezing van het werk, niet slecht geschreven en bepaald wordt

in den toon van de meeste Duitsche philosophiën, ons afvragen, welke gronden wevoor zijn gedachten kunnen ontdekken, dan wordt het ons een weinig bijster in hethoofd, omdat we een echo terug vinden van wellicht al de schrijvers der 19e eeuw,niet alleen van de Duitsche, maar zelfs van de vreemde. In een persoonlijk schrijvenconfirmeerde Vaihinger den indruk der geëparpilleerde invloeden, welke hij heeftondergaan, somt er enkele op uit binnen- en buitenland, en het hoeft gezegd, dat nadeze mededeeling ons veel meer duidelijkheid kwam in de verwarde reeks invloeden.Deze invloeden in ons geheugen bevestigd, vatten we Vaihinger's gedachten samen

onder drie titels, welke afgezien van de litteraire en historische uitwerking, ons deondergrond van zijn stelsel schijnen uit te maken. Deze drie ideeën zijn de volgende:1o De voortzetting van het Hume-Kantisch agnosticisme;2o De Germaansene transpositie van het bergsonisme;3o Het fictionalisme.

Een paar woorden uitleg over alle drie.Hume's empirisme en Kant's kriticisme vervoegen elkander in de affirmatie, dat

alleen wat in de ervaring gegeven is, voor ons verstandsvermogen bereikbaar is.Hume's ervaring bleef verstard in de waarneming; Kant's ervaring was reeds sterkdoor verstandelijke elementen geconnoteerd. Doch deze ervaringstheorie, zelfsobjectivistisch-realistisch geïnterpreteerd naar de heerlijke poging van A. Riehl, steltons alleen in betrekking met verschijnselen, niet met de dingen zelf; dezeverschijnselen echter zijn voorstellingen, welke onder den druk van hetcausaliteitsprincipe als van objecten geldig gezegd worden. Welnu van hier vertrektVaihinger in zijn analyse. De philosophie staat dus in geen betrekking met de dingenwelke onafhankelijk van ons subjectief vermogen bestaan, doch alleen metbewustzijnsinhouden, met voorstellingscomplexen. Bijgevolg worden er in detraditioneele philosophie een gansche rei vraagstukken opgeworpen, wie geenbeteekenis kan toegeschreven worden wanneer men van deze agnostieke stellinguitgaat. Al de objectieve kwesties zijn met een trek uit de philosophie geweerd: zeovertreffen al de mogelijkheden van het verstandsvermogen. Zulke vraagstukkenkunnen we niet verklaren in hun wezenheid: ze berusten op een valsche voorstellingvan het vermogen. Op hun zelf zijn deze problemen geen problemen, enkel verkeerdeopvattingen. Nochtans zijn de objectivistische problemen de studie overwaard, wanthet opvolgen van hun ontstaan en hun historisch verloop renseigneert ons stichtenden eens voor goed over de ontwikkeling der eerbiedwaardige vraagstukken, welke

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 198: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

we in alle wetenschappen ontmoeten. De genetische studie der hoogste menschelijkeideeën, een der radicaalste veranderingen, welke

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 199: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

168

de 19e eeuw in de historische studies gebracht heeft - en bekennen we het in dehistorie op haar plaats - bezet bij Vaihinger de plaats der ideologische. Ideologischgesproken is er dus een heele reeks vraagstukken, welke geen beteekenis kunnenhebben. Het eenig werkelijke is voor hem dus de voorstellingsinhoud, die we nochafwerpen kunnen, noch terugbrengen tot een décalque van het objectieve. Noteerenwe hier, dat het werkelijke, hoewel subjectieve voorstelling, toch niet arbitrair doorons geplaatst wordt; immers om werkelijkheid te zijn moeten we de voorstelling vanons niet kunnen afwerpen. De noodzakelijke verbinding van bepaalde voorstellingenis dus het werkelijke. Het woord, dat het zwaargewicht draagt, is wel noodzakelijk.Van waar die noodzakelijkheid komt blijft voorloopig onbeacht. Vaihinger - en hieris de invloed van Hume duidelijk - meent dat de noodzakelijkheid vloeit uit deregelmatigheid, waarmee voorstellingen aanwezig zijn; de regelmatigheid in samenzijnen opvolging, in contiguïteit van zekere voorstellingen is de voldoende reden, waaromwe de voorstellingen niet kunnen recuseeren en waardoor ze niet den indruk vanarbitraire bewustzijncomplexen nalaten. De rol van de wetenschap (la science) is hetonderzoek van onze regelmatige bewustzijnsinhouden; m.a.w. Vaihinger heeft hetkriticisme van I. Kant grondig gestudeerd, alsmede de omvormingen welke het inhet neokantisme ondergaan heeft. In het neokantisme betoont hij zijn afkeerigheidmet de idealistisch-objectivistische interpretatie der Marburgschule; tevens stemt hijniet in met het realistisch-objectivistisch kommentaar van A. Riehl, doch interpreteertKant in een empiristisch-idealistische richting. Dit is het positivistisch aandeel inVaihinger's wijsbegeerte. Deze wijsbegeerte zal overslaan tot een tak dervolontaristische philosophie, zooals die van Fr. Lange en F. Ravaisson. En evenalsdeze blijft een deel der positivistische chimera het stelsel benevelen. De invloed vanLange, in wie Vaihinger een bemiddelend figuur zag tusschen de metaphysiek enhet materialisme, en van Laas, die naar scientistische zijde overhelde, is hier zeerduidelijk erkenbaar.Evenals Lange, Ravaisson en zoo menig ander denker uit de verwarde periode

waarin de onrechtmatigheid van het positivisme diep aangevoeld werd, doch waarinhet tevens niet duidelijk bleek op welke wijze men het rechtvaardig acquis derpositivistische methode met het recht op bestaan der wijsbegeerte verbinden kon,gaat Vaihinger's voorliefde, onder den druk van de Duitsche atmosfeer, die deeenvoudige loochening der wijsbegeerte niet kan aanvaarden, omdat ze integreerenddeel uitmaakt van de Duitsche kultuur, tot een erkenning der philosophie. Van eenobjectivistische kan er na het agnostieke doorvoeren van Hume's ervaringsaanzichtengeen spraak zijn. Van een wijsbegeerte, die een louter caleïdoscopisch voorbijtrekkenis van voorbijgaande en arbitraire zinsindrukken evenmin. Dat gaat in tegen denDuitschen geest, en hoewel Vaihinger zich uit de traditionneele Duitsche kultuurlosgerukt heeft, wil die opvatting der wijsbegeerte er maar niet in bij hem. Doch hetbuitenland was te dien tijde in beroering gebracht door een luidruchtige transformatieder gedachte; het postivistisch tekort weerhelmde in de Latijnsche en Angelsaksischewereld tot een terugkeer naar de philosophie, maar niet op een rationalistischengrondslag, die door het positivisme gediscretiteerd was. In deze richting vondVaihinger een ontwikkeling van F.A. Lange's philosophie-conceptie en op dezengrondslag bouwde hij voort. Dit noemen we de Germaansche transpositie van het

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 200: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

169

bergsonisme. Vaihinger erkent in het schrijven, waarvan we daareven gewag mieken- en het spijt ons het om verschillende redenen niet mee te kunnen deelen - een grooteovereenkomst tusschen hem en den Franschen meester. Tot die richting hielpen tweehistorische elementen krachtdadig mede. Ten eerste Schopenhauer's invloed vanafVaihingen's jeugd: men weet dat deze pessimist het eerste irrationalistisch evangelievan het volontarisme schreef in zijn: ‘Welt als Wille und Vorstellung’, waarin hetverstand de dienstbaarheid wordt toegeschreven aan de levenswil en waarin bijgevolgde primauteit der practische rede, het dogma van het pragmatisme, vervochten werd.Het tweede element is het evolutieidee, dat een diepen indruk op Vaihinger maaktereeds op het Stuttgarter gymnasium en hem deswegen de sympathie voor Hederingaf. Op de universiteit van Tübingen studeerde hij met voorliefde de biologischewetenschappen, eveneens om vertrouwd te worden met de universeele aanpassingvan het evolutiebegrip, dat hem een der pijlers van het cosmisch worden toescheen.Dit element zou onmiddellijk aanleiding geven tot een wending naar de ‘philosophienouvelle’. De mensch evengoed als welk organisch wezen ook, is aan de evolutiegebonden en volgt de wetten, welke ze insluit; dit wordt bij de mensch noodzakelijkhelder bij de analyse van zijn streefvermogen. De streving, welke we op al de gradenvan het organische ontmoeten en dat in een progressieve ontwikkeling van het minnaar het meer volmaakte, bloeit in den mensch open in een zoodanigen graad, datwe haar een andere benaming geven en haar ‘wil’ noemen. M. a.w. een streving naarde handeling. De groote volmaaktheid der streving is het diepste wezenskenmerkvan den mensch. De wil (actief vermogen) is meer dan het verstand de bepaling vanhet individu. Ten andere het verstand is dienstbaar aan de streving, zoo leerdeSchopenhauer en zoo zegt Vaihinger het hem na. Het verstand en zijn elementendienen den wil, omdat de wil een tendenz is naar leven; de logica dient de levenswilen deze overheerscht op heel de menschelijke lijn. Bijgevolg is het verstand geenvermogen dat buiten de gewone lijn van het organische valt en een magnifiekeuitzondering in de evolutie daarstelt; neen, het is als alle vermogen een louterbiologische, een levensfunctie, die geen heerschappij over dat leven voert, maar doorhet leven beheerscht wordt. Verstand is een middel om het leven te realiseeren. Echter- en hier ligt een onmiddellijke aansluiting met H. Bergson - het verstand is van dienatuurlijke functie afgedwaald, om zich zelf tot doel te stellen en zich bijgevolg aanspecifieke wetten te onderwerpen. Het verstand dient niet meer het leven, hetbiologisch, practische leven maar dient een persoonlijke voorstelling van zich zelf,die zich van het leven verwijdert, en aanleiding geeft tot de creatie eenervoorstellingswereld waaruit al de philosophische twistvragen geboren worden. Vanmiddel is het doel geworden, en het stoute overschrijden van natuurlijke grenzen isaan alle biologischemiddelen eigen. Het verstand heeft zich van het leven losgemaakten hoewel Viahinger niet zegt wanneer, denken we wat Europa betreft, zijn meeninggeen geweld aan te doen met te beweren, dat het helleensch mirakel deonafhankelijkheid van het verstand bewerkt heeft. Griekenland het vaderland derlogica, van de universeele verstandswetenschap, de bakermat van het intellectualisme.De onafhankelijkheid van het vermogen brengt natuurlijk een onafhankelijkheid vaninhoud mede, welke het verstand, tot zijn natuurlijke grenzen teruggebracht, verrete boven gaat, en welke de wetenschappelijke verstandsanalyse als ongerijmd enonrecht-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 201: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

170

matig moet beschouwen. Tot die onafhankelijke inhoud hoort de objectievemetaphysiek met al de problemen, welke waren door geschiedenis als uitdagendespoken, welke niemand ontgaan, doch ook niemand bevredigend oplossen kan. Deonafhankelijke status van het verstand heet men rationalisme of nog algemeenerintellectualisme. De reactie daartegen kan men bepalen als de terugbrenging van hetonafhankelijk verstand op zijn serviabiliteit aan de levensdrang. Daarmee verliezende verstandelijke complexen hun specifiek verstandelijk uiterlijke (wat we noemenhun redelijke natuur) en worden ze eenvoudig als al de functie's van hetmenschenorganisme levensverschijnselen, welke tot de biologie behooren.Conformiteit met de finaliteit van het leven wordt het nieuwe criterium; wat ermeeoverenkomt moeten we aanvaarden niet op gronden, welke vloeien uit de opstandigetoestand van het verstand, maar op het niet buiten kunnen van het leven.Philosophie en wetenschap bijgevolg zijn gebouwd op de hypothese van een

verstand, hetwelk zijn natuurlijke functie uit het oog verliest en zich zelf als hoogstedoel waant in de organische wereld. Laat dat een oogenblik waar zijn, het blijft tochdat philosophie en wetenschap bestaan en a fortiori dat ze bestaansmogelijk zijn.Wat moeten we dan denken van die feiten? Het zijn ongewettigde scheppingen vanhet verstand. Goed. Maar wat beteekenen ze dan in de werkelijkheid? Hoe moetenwe ze dan aanzien in het licht der biologistische ideologie? Vaihinger antwoordt: alsfictie's. Vandaar het derde grondidee: het fictionalisme. De fictie is een psychischeconstructie (p. 12), geschapen door de logische functie van het verstand onder druk,onder aanleiding van de buitenwereld, doch gevormd uit elementen welke uit depsychische wereld zelf voortvloeien. Daarom is de fictie geen kopie der buitenwereld(het quid komt uit de psyche zelf) doch een instrument om zich gemakkelijker in debuitenwereld te orienteeren (pp. 14-15).Wanneer we de biologische hypothese voorafopstellen, dan blijken veel wetenschappelijke en vooral veel philosophischeconstructie's met de biologische natuur van het verstand niet vereenigbaar, omdat zede werkelijkheid tegenspreken, ofwel in hun eigen nota's tegensprekelijk zijn. Deeerste constructie noemt Vaihinger de ‘halve fictie’, de tweede ‘de eigenlijke fictie’.De eerste is accidenteel in tegenspraak met een bestaansoordeel; de tweede isessentieel tegenstrijdig in zich zelf. Doch allebei komen overeen op het punt, dat zeirreeële scheppingen zijn, welke met de ervaring niet op goeden voet leven, doch alswaarde e enzeker nut voor het leven hebben. Vaihinger somt in het eerste deel vanzijn werk een imponeerende reeks van die fictie's op, welke hij in alle wetenschappenen nl. in de moraal en de kunst ontmoet en voegt er enkele voorbeelden aan toe. Eenrijke belezenheid is niet te ontkennen aan het relevé. Zoo b.v. het egoïsme in A.Smith's economie is een neglectieve fictie, omdat ze elementen der werkelijkheidvoorbijgaat ten einde zich gemakkelijker in het economisch feit en complex teorienteeren; Schleiermacher's theologie is een analogische fictie. Ook de poesie, enin de logica de kategoriën. Iedereen kent de juridicke fictie en aan deze ontleendeVaihinger waarschijnlijk de naam; heuristische zijn de hypothesen; moreele fictie'sb.v. het vrijheidsbegrip, dat van plicht en onsterfelijkheid, enz. Het begriponeindigheid is de groote fictie in de gewaande wetenschap van het bovenzinnelijke!het atoom die der physica. Deze fictie's hebben bijgevolg een waarde. Deze waardeis niet objectieve, representatieve weergave van de wer-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 202: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

171

kelijkheid te zijn, doch ze berust in het mogelijk en gemakkelijk maken van denlevensdrang der menschen. Het is voor het leven onontbeerlijk dat de fictie's in onseen weerklank hebben ‘alsof’ ze representatief waren; doch de ‘Als-of’ philosophieheeft juist tot onderwerp het inzicht te geven dat het enkel levensprocédés zijn,waardoor de werkelijkheid met het leven van de mensch vereenigbaar, doch nietnoodwendig overeenkomstig is.Vaihinger heet zijn fictionalisme een positivistisch idealisme; het dient om het

positivisme aan Laas, Avenarius e.a. met het idealisme der Hartmannsche enMarburgsche metaphysiek te verbinden. Een ‘Vermittlungstendenz’ openbaart zicherin. De middenplaats tusschen twee uitersten heeft Vaihinger ontleend aan zijnKantstudie: in de Inleiding van zijn Kommentaar verdedigt hij de centrale plaatswelke Kant door het kriticisme wou innemen tusschen het rationalisme vanLeibniz-Wolf en het empirisme van Hume. Aan de ‘Wende des 20. Jahrhunderts’wou hij de metaphysiek en het positivisme verbinden. Dergelijke pogingen vindenwe vóór Vaihinger bij een P. Janet, een Ravaisson, een L. Lange; vinden we onderzijn tijdgenooten bij G. Simmel, F. Nietzsche, E. Boutroux en als bekroning staanongetwijfeld W. James op Americaanschen, en H. Bergson op latijnschen bodem.Daarom ook noemden we Vaihinger's essai een germaansch bergsonisme.Vaihinger's boek verwekte in Duitschland een geweldige sensatie; dag-, week- en

maandbladen roemden om prijs de onloochenbare gaven van den professor, die eenoogkwaal deed ondergaan als een te vroeg verschoten ster. Alle periodieken,wijsgeerige, juristische, wetenschappelijke en politieke wijdden geestdriftige artikelenaan de ‘alsob’-gedachte. Ook de godsdienstige. Katholieken en protestanten warenhet eens om de fijnheid van taal, de uitgebreide belezenheid, de konsekwentie vanden auteur hulde te brengen. Van katholieke zijde schreef M. Ettlinger in Hochland(IX, 2): het voornaamste werk van het neokantisme, en Prof. Siwalski in het philos.Jahrbuch der Görresgesellschaft (1913, I): ‘Es muss rühmend anerkannt werden,dass der Verfasser seinen Grundgedanken van Anfang bis zu Ende mit voller Scharfezur Geltung zu bringen versteht... Vaihinger hat, wie wir uneingeschränkt zugeben,durch seine tiefdringenden Untersuchungen über den Fictionsbegriff einen überhauptwortvollen Beitrag geliefert... Dankbar erkennen wir, dass die von Seinem Werkausgehenden Anregungen vielfacht fruchtbar sind’.Doch Vaihinger vond naast de algemeene hulde ook veel kritiek en dat is niet te

verwonderen. Men beschuldigde hem hoofdzakelijk het scepticisme nieuw voedselgegeven te hebben, wat hij recuseerde, en vervolgens het agnosticisme, wat hij mitseenige reserves aanvaardde. We sluiten ons aan bij het eensluidend koor van allekenners, welke hem loven om zijn werk. We leggen vooral de nadruk op de nietduitsche aard van het werk; het feit is zonderling genoeg om te worden vermeld. Een‘weltmännliche’ toon wordt erin aangeslagen; we hooren niet de dwepende, ik zouhaast zeggen de expressionistische taal van de duitsche philosophie. Neen, we staanvoor een toon, die voor heel Europa begrijpelijk is. Wat hem op dit punt in zekerekringen van Duitschland verweten wordt, kan voor ons een hulde beteekenen. Docherkennen we graag de onvergankelijke verdiensten van Vaihinger's Kantstudie,alsmede de kwaliteiten zijner ‘Als-ob’-philosophie, waarin we volledig de enthousiastepers beamen, toch willen we wijzen op wat ons zoowel bij Vaihinger als bij heelonze tijd het hoofdgebrek schijnt te zijn nl.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 203: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

172

het relativisme. Dit relativisme hebben we verleden jaar hier ter plaatse in haarhoofdzakelijk fransche ontwikkeling aangevoerd; dit jaar in haar duitsche verschijning.Doch overal dezelfde grondfout: de relativeering der kenniswaarde. Dit relativismeis het direct gevolg van het anti-intellectualisme, dat we aanzien als de grootstedwaling der laatste 50 jaren. Het maakt de philosophie bespottelijk en noch deluxueuse vorm, waarin het gegeven wordt, noch de ethische klank van karakter-,wilen gevoelsophemelingen zijn in staat om het ongemeen groot verlies te balanceeren,dat het verlaten van het wetenschappelijk denken aan onze mentaliteit berokkendheeft en nog berokkent. Vaihinger's ‘Als-ob’-idee behoort tot die strooming, die wemeenen voor de beschaving gevaarlijk te wezen en dat is de treurigheid die we uitde lezing van het knappe werkmeedragen. Het verstand is geen onfaalbaar vermogen,och neen; het bezondigt zich dikwijls aan overijling, welke illusies baart. Doch hetis dat vermogen waardoor een mensch een mensch is. Dat erkennen schijnt ons heteerste credo der beschaving. We willen ons niet opsluiten en a priori negeeren al watniet strookt met dit intellectualisme; integendeel. We willen met al de stroomingenkennis nemen, waardoor het verstand aller natiën zijn bedding zoekt, doch we willende groote liefde voor het verstand bewaren, waaraan groote figuren als een Aristoteles.Thomas, Descartes en Kant hun leven gewijd hebben. We wenschen onze lezersdezelfde attitude.

Prof. Dr H.J. DE VLEESCHAUWER.

Kunst

Le Fauconnier

Wanneer men het werk van zoo een baanbrekend kunstenaar als Le Fauconnier kanvergelijken niet wat hier in denzelfden zin gepresteerd wordt door Vlaamsche enmeer speciaal nog door Antwerpsche cubisten of futuristen, dan ziet men dadelijkhoe de eerste, spijts al het bizarre, toch sober blijft, bezonnen en evenwichtig naasthet soms brutale en buitensporige van hier. De maat en de schoone harmonie blijvensteeds de eeuwenoude kenteekens van den Franschen geest. De gang naar het nieuwevoert hier naar de uiterste consequenties. Met een durf die aan roekeloosheid grenst,worden bedenkelijke theoriën in praktijk omgezet ten koste van lastig veroverdetechnische kundigheden en van het eigen aangeboren instinkt voor kleur envormschoonheid. Terwijl de omwentelaars in Frankrijk al lang weer gewone schildersgeworden zijn en het bewijs leveren dat hunne tijdelijke losbandigheid maar dienenmoest tot verovering van eigen persoonlijkheid buiten alle schoolsche voorschriftenom, wordt hier met heldhaftige volharding vastgehouden aan het revolutionnaire omzichzelf en het cubistisch of futurisch of

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 204: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

173

expressionnistisch sleurwerk treedt in de plaats van het academisch sleurwerk. Devraag kan wellicht gesteld worden of de helden van David, volgens de Romeinscheformules opgevat, eigenlijk zooveel slechter waren dan vele van die houterige engewild-primitieve figuren onzer dagen, naar de even strenge en onveranderbareformules niet van Rome, maar van Congo of Oceanië uitgewerkt.Le Fauconnier, die in 1911 voor het eerst in het salon der Indépendants te Parijs

met de cubisten Derain, Picasso, Metzinger, Delaunay, Laurencin, opkwam voorzuivere scheppingskunst tegen de algemeen gangbare natuur-imitatie, is in zijnlaatsten tijd weer terug gekomen tot het eeuwenoude doel van alle plastiek: het makenvan beelden en gelijkenissen.Waar zijn portret van den dichter Castiaux uit 1910 nog op een streven duidt om

het menschelijk gelaat tot zijn constructieve vlakken te herleiden; waar de werkentijdens den oorlog ontstaan, zooals ‘Het Signaal’, 1916, ‘De Rooker’, 1917, de serie‘God ziet U’, 1916, en het groot triptiek ‘Geboorte-Droom-Dood van den zwerver’,pogingen waren om kunst te maken uit bestanddeelen geheel en al uit de verbeeldinggeboren entot een gedroomde werkelijkheid vereenigd, daar zien wij hem in zijnlatere werken - stillevens, figuren - weer aan de natuur vasthouden om ze met dehem eigen uitstekende schildersgaven en het diep doordringend begrijpend vermogen,met de meeste en voor eenieder aannemelijke waarschijnlijkheid weer te geven.Tusschen de beeldenraadsels van vroeger en de werkelijkheid van thans is de keuze

naar mijn bescheiden oordeel niet moeilijk; ze wordt ons overigens gewezen doorden kunstenaar zelf, die de vroegere praktijken liet varen.Toen hij in ‘Het Signaal’ groote wentelende vegen laaiend rood uitstreek boven

een bruisen van wit, naast het zwart van een zich eindeloos verdiepende tunnel-grot,dit alles zijnde de achtergrond voor een strak naar links uitturend mannenhoofd enhet geel-zwarte bord van een signaal, toen werd van den toeschouwer gevraagd dathij die verschillende bestanddeelen in zijn geest zou combineeren tot het totalegebeuren van dit geval: een uit tunnel-duisternis wild-aanrollende Blitzzug, geweldvan stoom en vuur en de man uit het seinhuis, die den trein op het rechte spoor jaagt.De toeschouwer wordt om zoo te zeggen in het schilderij zelf meegetrokken en woonter de genesis van bij, werkt er in zekeren zin aan mee.In den ‘Droom van den Zwerver’ zien wij, verward door elkaar, een biljard, een

auto, een spiegel met er in gereflecteerd een, cirkusamazone te paard, een tooneelmet danseres, een schouwburg-loge bezet door een gedecolleteerde dame en eenvieux-marcheur, een reusachtig bouquet, een orkestlamp, en wij worden verzochtom zelf de nachtmerrie door te maken van den in ijlkoorts verkeerenden zwerver,met de onsamenhangende beeldenreeks van zijn pijnlijken en straks door den doodbitter ontgoochelden levensdroom. Doch indien ik dat ingewikkeld, pathologisch ofmeer bepaald psychiatrisch geval door een behendig romancier met woordenbehandeld kreeg, zou ik daar meer genoegen aan hebben. Vervalt de kunst zoo nietopnieuw in het literaire, waartegen juist de omwentelaars zich hebben gekant? Literairis die kunst niet door het uitvoerig detailleeren, dat aan romantisme, realisme,impressionnisme eigen was, maar door het naast elkaar stellen der bestanddeelenvan een verhaal, van een gebeuren, dat natuurlijker door woorden zouworden vertolkt,die dan tevens ook den logischen samenhang weergeven, dien ik nu mis.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 205: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

174

Wanneer ik daarentegen de afzonderlijke vrouwenportretten bekijk van Le Fauconnieruit zijn laatsten tijd, vooral een verrukkelijk naakt met een lichtgebogen mijmerendhoofd, geschilderd in die goudkleur, die hij van Rembrandt te Amsterdam wel zalhebben geleerd, dan sta ik telkens voor zoovele levensdrama's die aan dezeverschillende gelaten uitdrukking en vorm hebben gegeven en de roman die ik er bijkan bedenken, komt mij toe door louter plastische middelen, lijnen en kleuren diede voor stelling vormen die de kunstenaar zelf eerst had van elk dezer vrouwen.Onplastisch en literair zou hij te werk gaan, indien hij de vrouwengelaten daarlieten mij op het doek de verschillende bestanddeelen van haar levensavontuur doorsymbolen te zien gaf.Jozef MULS.

Bouwkunst

Moderne godsdienstige Kunst

De Kerk van Zonnebeke door bouwmeester Huib. Hoste.

Vergeleken bij Nederland is België een land der achterlijkheid in de bouwkust.Terwijl reeds vóór den oorlog bij den bouw van het Rotterdamsche stadhuis bleek,

dat dit het laatste officieele gebouw zou zijn dat in Nederland in overgeleverden stijlwerd opgericht, gingmen in België zoo na als voor den oorlog voort met een volslagengebrek aan scheppend vermogen te toonen door voor elke ietwat belangrijke envoornamelijk voor elke officieele opdracht van het door de geschiedkundige stijlengeleverde materiaal gebruik te maken.Maar, op geen gebied is dit zoo onomstootbaarwaar geweest als op dat van de godsdienstige kunst.Het is natuurlijk, dat de revolutionneerende kunstopvattingen, die rond de

negentiger jaren in Europa begonnen te gelden, niet zoo dadelijk op het gebied vangodsdienstige kunst invloed zouden krijgen. Van aard uit is godsdienstige kunst eenhooge gemeenschapskunst, en de oplaaiende kunstvlammen van het einde der XIXe

eeuw, waren al te individualiseerend, alhoewel meer in hun vorm dan in hun geest,om een krachtig ontspringende levende bron van vernieuwing voor haar te kunnenzijn. Maar diep op alle menschelijke vermogens inwerkende opvattingen, geborenuit nieuwe en door jeugdig enthoesiasme gedragen gedachten, laten echter op elkgebied van 's menschen bedrijvigheid onmiskenbare sporen na. En zoo heeft de uiterstindividualistisch strevende moderne kunst van het begin dezer eeuw ook bijgedragentot het in andere banen stuwen van opvatting en vorm van de godsdienstige kunst.Gelukkig, want een

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 206: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

175

kunst die niet onophoudelijk in krachtige individualiteiten het levenssap vindt, datde bakens van het aangenomene doet verzetten, moet in gemeene banaliteitenondergaan.Vóór de opkomst van het nieuwe kunstbewustzijn bestond de traditie, en de traditie

op't gebied van de godsdienstige kunst dat is de Gothiek. In zeldzame gevallen werddaarvan wel afgeweken en naar Romaansch of zelfs Byzantijnsch gegrepen, maardat bleven uitzonderingen, die dan toch door de woordvoerders van ‘de eenigtoelaatbare godsdienstige kunst’ niet gebillijkt werden. Wat was het dan wel als heteen kunstenaar inviel, de nieuwe vormen en opvattingen aan te wenden tot weergavevan zijn persoonlijke gevoelens en persoonlijk godsdienstig gemoedsleven? Hoegodsdienstig ook, stond dit individueele toch in verband met het algemeene, en steldedaardoor een onmiskenbaar streven daar, dat naar een gemeenschapskunst ging, dieechter een ander dan het overgeleverde uitzicht zou hebben. En, al is de katholiekegodsdienst, zooals trouwens elke godsdienst, van nature konservatief, de kunstvormenwelke zijn gebouwen en de voorwerpen noodig tot zijn ritueel aannemen, van hetoogenblik dat ze even geschikt zijn en even goed de symbolen weergeven, mag hijniet verwerpen op grond van de eenige schoonheid en absolute stemmingswaardenvan vroeger geldende kunstnormen.De geschiedenis is daar om elk gevoelloos overnemen van kunstvormen te laken,

en het streven van jonge geesten naar vrijheid van uiting, ook op 't gebied vangodsdienstige kunst, als van zelf sprekend te staven. De Byzantijnsche, Romaansche,Gothische en zelfs Wedergeboorte tijdperken hebben achtereenvolgens in vormenovergezet: gevoelens, gewaarwordingen en aandoeningen door éénzelfde godsdienstmet dezelfde ceremoniën en hetzelfde riueel verwekt. 't Is slechts na het strengklassisisme van het begin der XIXe eeuw, dat natuurlijk gevoel door archeologischekennis verbannen werd, en elke jong-opwellende uiting van godsdienstige kunst vanzelf in de kiem moest verstikken. En zoo kwam de tijd van de minderwaardigegodsdienstige kunst die wij gekend hebben, want zij die geroepen waren de kunstvan en voor het kerkgebouw te beoordeelen zagen niet meer de geest die er in leefde,of al te vaak niet leefde, zij zagen nog slechts den vorm.Zoo werd de taak voor den kunstenaar, die zich geroepen achtte, langs andere dan

de begane en doodloopende wegen, zijn godsdienst eer te bewijzen, een lijdensweg.Dank zij de sinds 1912 van tijd tot tijd gehouden tentoonstellingen van modernegodsdienstige kunst begint men te merken, dat er iets roert dat een algemeenevernieuwing brengen moet, maar de strijd tusschen oud en nieuw blijft zeer ongelijk,en van éénheid in het door de jongeren gevoerde streven is nog geen spraak.Misschienomdat er vanwege officieele vertegenwoordigers van den godsdienst zoo weinigsteun kwam voor hen die zich van de streng-getrokken en goed gekende baanverwijderden. Misschien kwam die steun ook niet omdat er gebrek was aan eengeleidelijk en samenwerkend optreden. Misschien liepen de kunstenaars met hunwerken wat al te zeer buiten het spoor van het voor de godsdienstige behoeftennoodzakelijke. Wat er ook van zij, de gelegenheden waar de moderne godsdienstigekunstenaars zich, naar eigen inzichten en gevoelen, konden uiten, bleven zeldzaam,bleven weg. Zulke omstandigheden zijn niet geschikt om het ontstaan van een nieuwegemeenschapskunst te bevorderen. Toch is wel bij zeldzame gelegenheden te merken,dat een vernieuwing in aantocht is.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 207: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

En, wellicht overdrijven we, maar toch willen we zeggen,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 208: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

176

dat er een schat ligt in de harten van de moderne godsdienstige kunstenaars, eenschat, waarover neo-gothiekers van allerlei pluimage niet kunnen beschikken: hetfrissche, jeugdige, stormende, aan geen banden te leggen gevoel dat vormen zoekten vindt zonder zich aan bepaalde historischemotieven gebonden te achten. Daardoorzal hun kunst krijgen een breedheid, een wijd-uitplooienden rijkdom, weergave vaneen pakkend menschelijk even. Op haar moet er gebouwd worden om te mogenverwachten den witten vrede van een moderne religieuse kunst, waar ook twijfelaarsen ongeloovigen een hartelijk en teeder genot zullen bij vinden, zooals Gothischekathedralen, Thomas à Kempis en Guido Gezelle die bieden. Zoo ver is men nogwel niet, en wat er tot heden ontworpen werd of verwezenlijkt, mist onvermijdelijknog de grootschheid van het trillende, opborrelende en toch ingetogen zieleleven,denmachtig sprekenden rythmus van de breede vormen- en kleurentaal, die vereenigdzóó samenwerken in de individueele kunst van de allergrootsten, dat zij spreektinnige, biddende woorden tot de menigten die Gods tempels betreden, en zóó wordthooge gemeenschapskunst.

* * *

Na den oorlog waren er in Vlaanderen vele kerken te herstellen, ja geheel nieuw opte trekken. Onder de jongere bouwmeesters, die in den geest dien wij schetsen, ietskonden verwezenlijken, is er slechts één die het hooge geluk had een Godshuis vaneenige beteekenis te mogen scheppen, het is Huibr. Hoste, de bouwmeester van hetmonument door de Belgische krijgsgevangenen als hulde en dank aan Nederland teAmersfoort opgericht.Twee opdrachten van gelijken aard ontving de bouwmeester toen het uur van den

wederopbouw voor Vlaanderen sloeg: een kerk te Gheluwvelt en een te Zonnebeke.Jammer genoeg werd slechts de laatste gebouwd, zooniet zouWest-Vlaanderen tweekerken in modernen zin opgevat bezeten hebben, en ware er een pastiche minderopgericht. Het verhaal van het geval Gheluwvelt is zeer leerrijk om degeestesgesteltenis van zekere vertegenwoordigers der kerkelijke overheid, maar 'thelpt tot niets meer. Bij Zonnebeke zullen we trouwens een ander uitzicht vandenzelfden geest ontmoeten.De wensch van het kerkbestuur was een Romaansche kerk. Als men Huib. Hoste

heet en zoo iets te hooren krijgt moet het eerste gevoel zijn: zulke opdracht neem ikniet aan. Kan een architekt echter, die vol van scheppingsdrang en vol betrachtingentot nieuwe verwezenlijkingen is, zulk een opdracht in geweten laten varen, zelfs alshij genoodzaakt zou zijn zekere toegevingen te doen? Dàt is niet mogelijk. Hij neemtdus het dekoratief uitzicht van het Romaansch door den rond boog gekenmerkt aanals vertrekpunt voor zijn moderne kompositie.Ik geloof niet dat één onzer bouwmeesters ooit naging wat de Nederlanders aan

modernen kerkbouw hebben tot stand gebracht. Het was Hoste vergund tijdens zijnverblijf in Nederland bijzondere aandacht te wijden aan de architekten die, sindsCuypers, het problema kerk op te lossen hadden. En, in een kort samenvattend artikelin het Gildeboek ‘Tijdschrift voor Kerkekelijke Kunst en Oudheidkunde’, in 1919verschenen, kon hij vaststellen, dat ‘de kerkelijke architectuur, hoezeer zij ook in delaatste jaren vooruitging, geen gelijken tred heeft weten te houden met de burgerlijke

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 209: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

bouwkunst in Nederland’. In hoofdzaak komt die konstatatie overeen met wat er hiervast te stellen is, al zouden hier, vóór den oorlog, kerken als die van Harme-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 210: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

177

len en Eindhoven door Jan Stuyt zeker tot de onmogelijkheden behoord hebben.Evenmin als van die kerken kan gezegd worden, dat ze in een geschiedkundigen

stijl opgetrokken zijn, kan men ze verwijten van de kerkelijke overleveringen geenrekenschap te hebben gehouden. Kerkenbouw blijft, trots verschillende gewijzigdeopvattingen bij uitnemendheid een opgave rijk aan overleveringsmotieven, zoo vanpraktischen als van geestelijken aard: Hoofdaltaar zooveel mogelijk zichtbaar vooralle geloovigen; predikstoel zóó te plaatsen, dat tijden den preek geen geloovigenzich met den rug naar het altaar dienen te zetten; mogelijkheid om eenprocessie-rondgang te houden zonder stoornis te verwekken, dit zijn alle gegevenswaaraan, vooral in de laatste jaren, meer aandacht werd geschonken, maar waarvande vooropstellingen steeds in de kerken bestonden. Nieuw zijn de eischen van klaarteen licht. De eerst geformuleerde eisch heeft geleid tot steeds ruimer opvatten van demiddenbeuk, en een gelijktijdig verminderen van de breedte van de zijbeuken, watin Nederland tot het bouwen van verschillende zgn. koepelkerken of lievercentraal-bouwen heeft aanleiding gegeven. Hoogst interessant, met het oog opdenzelfden eisch is het plan voor een kerk te Tilburg, door Jos. Margry, plan datHoste bij zijn zooeven aangevoerd artikel af liet drukken. Wat de plaats van denpredikstoel betreft, die wordt op de meeste plannen niet aangegeven, maar uit depraktijk weten wij, dat er stelselmatig naar gestreefd wordt dien zoo na mogelijk bijhet altaar te plaatsen, opdat evenzoo vanzelf al de geloovigen den predikant zienzouden als den priester aan het altaar. Tot verwezenlijking van den derden eisch, entevens tot het afgezonderd houden van de biechtstoelen, kunnen de als gevolg vanden eersten eisch versmalde beuken, uitstekend dienen.Als we nu met die gegevens het kerkplan van Hoste onderzoeken, dan moeten we

vaststellen, dat hij er méér dan nuchterweg rekening heeft mede gehouden: hij heeftgeen oogenblik de artistieke vormgeving er voor uit het oog verloren. Trots hetversmallen van de zijbeuken, is de idee kruisbeuk, die door het Kerkbestuur verlangdwerd, door een krachtige konstruktie geteekend. De biechtstoelen zijn naar buitenuitgebouwd, nemen derhalve geen plaats in. Voor het plaatsen van den preekstoelwerd de bouwmeester niet geraadpleegd. Het is wel daaraan te wijten dat hij zooslecht mogelijk werd geplaatst. Naar een oud-christelijke overlevering is de torennaast de kerk aangebouwd, echter met de bedoeling dat hij later geen belemmeringzou daarstellen bij een eventueele vergrooting der kerk. Behalve die verschillendenieuwigheden, die ik meen bij deze kerk voor de eerste maal in ons land toegepast,is de rechthoekigheid van het plan, die ook bij de absis blijft bestaan, kenschetsendmodern.Misschien is het jammer, dat om de hooger vermelde reden de horizontale lijnen

geen grootere rol in den opbouw konden spelen. Wat architekt Hoste echter heeftverwezenlijkt blijft een schoone eenvoudige prestatie van ruimte-schepping. Hetapparent blijven van het voornaamste bouwmateriaal, den Zandvoordschen baksteen,met de basissen der pijlers in grès van Granglise en konsolen en kraagsteenen inwitten zandsteen dragen daar niet weinig toe bij. Behalve dat het ensemblekonstruktief flink aandoet, is er dekoratief een groote evenwichtigheid bereikt. Depijlermuren waaruit de dakgebinten aanzetten, en waartusschen de bogen van debiechtstoelgangen gehouden zijn, vormen, door hun rechthoekigen eenvoud, dekrachtige vertikalen, die herhaald worden in die van de drieledige ramen. Zij

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 211: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

178

zijn trouwens nog beter onderlijnd door de gepleisterde muurpartijen aansluitend bijde kraagsteenen der bogen. Bij de dekoratie der kerk zal het er op aan komen ditmotief niet te laten verloren gaan. Naast dit sprekend vertikaal motief treftonmiddellijk het bogenmotief, waarvan de architekt schitterend partij heeft weten tetrekken. Het heeft hem immers toegelaten den kruisbeuk met een breed gebaar teteekenen, en tevens, door het herhalen van het motief in de diepte, een echtenblikvanger voor het altaar daar te stellen. De aantrekkingskracht, die als het warevan dit godsdienstig hoofdmoment der kerk uitgaat, is ook nog te danken aan hetfeit, dat de vloer naar achter toe rijst, en het dak in dezelfde richting zakt.Het interieur van deze niet groote kerk geeft een indruk van ruimte, die haar

afmetingen veel belangrijker doet schijnen dan ze zijn, waartoe de volmaakteevenwichtigheid van hare deelen onderling niet weinig bijdraagt.Een kerk van die samenstelling vraagt een karakteristieke aangepaste bemeubeling

en versiering. Op geschikte plaatsen tegen de pijlers der middenbeuk zijn de konsolenreeds aangebracht, waarop beelden der twaalf apostelen moeten plaats vinden.Tusschen de kruisbeuk en de absis staan de beelden reeds. Deze beelden zijn voorons land en voor onze christelijke kunst minstens even modern als de bouw zelf. Zijpassen er bijgevolg wonderwel in. Door de uitdrukkingskracht van hun gelaten enden tot de karakteristieke lijnen herleiden plooienval der gewaden, sluit hunnestruktuur geheel aan bij de baksteenwanden, waaruit zij schijnen te groeien. Vanhetzelfde karakter is de bronzen Kalvarie, die boven het altaar staat. Heerlijke,diepgevoelde christelijke kunst van den Brugschen Meester Jules Fonteyne!De glasramen, waarvan alleen de basis uit een spel van regelmatig gekleurde

vlakjes in lood bestaat, werpen een hel en rijkelijk licht in de kerk. Slechts op demiddelste ramen der kruisbeuk staan heiligenfiguren, die naar ontwerpen vandenzelfden Brugschen kunstenaar uitgevoerd werden en, iets minder streng, tochdezelfde eigenschappen der beelden bezitten.Behalve het altaar, dat ook door den bouwmeester werd ontworpen, is nu alle

meubileering verder zonder hulp van bouwmeester of kunstenaar geschied. Barrèsschreef over ‘la grande Pitié des Eglises de France’, maar nu is er heusch stof om tetreuren over wat er te Zonnebeke is gebeurd en nog zal gebeuren als geen goedeEngel zijn beschermende vleugelen over dit modern kunstwerk uitspreidt Met hetelementairste gevoel voor kunst en schoonheid begaafd, kan men, na de kerk vanZonnebeke te hebben bezocht, alle beeldstormerij begrijpen.Preekstoel en kommuniebank werden in veelkleurige, aaneengeplakte marmers

uitgevoerd, naar ontwerpen die in 't geheel geen rekening hielden met het eigenkarakter van de kerk. Het altaar, dat sober werd gehouden in zijn omkadering vanbaksteen, werd overtroefd door het schitterend materiaal dat als een ziekte in eenlichaam in de kerk werd binnengebracht. Verder werd er gevonden, dat de zijbeukenniet voldoende afgescheiden waren van de middenbeuk, en er werden ijzeren hekkenaangebracht, zóó onhandig en wansmakelijk mogelijk. Maar waarom, indien dezescheiding noodig was moest elk hek dan van een deur voorzien zijn? Chi lo sa. Ookhet orgel is zonder de minste voorkennis van den bouwmeester ontworpen engeplaatst. Van aanpassing bij de architektuur geen sprake. O, pardon, ditmaal wel.Het orgel bestaat uit twee deelen, die door een eikenhouten boog verbonden zijn.Deze boog die, indien noodig, dezelfde lijn als

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 212: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

179

den baksteenen boog had moeten volgen, vertrekt wel op ongeveer hetzelfe punt,maar blijft aan de kruin er een heel eind af; hij hangt daar zonder doel of reden. Enzijn dekoratie maakt hem niets beter.Eindelijk hebben suikeren heiligenbeelden en slecht geteekende en vuil geschilderde

schilderijen hun intocht gehouden. Van een bescheiden, eenvoudigen Godstempelvol waardigheid werd een bonte kermistent gemaakt. Het geval herinnert bedroevendsterk aan dat van de Kapel der ongeschoeide Karmelieten te Luithagen, waarover ikhier voor een paar jaren schreef.Aan het uiterlijke der kerk wordt met dezelfde onbegrijpelijke dwaasheid te werk

gegaan. De hierbijgaande foto van den voorgevel toont ook den afsluitingsmuur, diehet kerkbestuur buiten weet van den bouwmeester liet oprichten. Hij maakt het kortweg onmogelijk nog een goed zicht op het geheel van de kerk te krijgen, en nochtans,wat is ze het overwaard! Onder al de herbouwde kerken, staat die van Zonnebeke ermet flinkheid en overtuiging als iemand ten volle bewust van zijn doel en bestemming.Wat schiet haar toren ongestoord en vrank ten hemel, maar tevens wat kalmte en rustspreekt er uit zijn onversierde samenstellingen! Kalmte en rust die spreken wel hetmeeste uit de geheele uiterlijke verschijning van de kerk van Huib. Hoste. En, haddeze groote bouwmeester die zich gaarne uit in het aanwenden van deksteenen enhoekmotieven, zich nog een weinig meer ingetoomd, dan ware zoowel de basis alshet boven deel van den toren er beslist nog beter op geworden. Daarvan vind ik hetbewijs in de zijgevels van de kruisbeuk, die volmaakt zijn.Wat er voor zulke kerk hoeft is allerminst een afsluitingsmuur, die is er totaal

overbodig: een begrafenisplaats ligt er niet meer rond de kerk. Een streng aangelegdetuin met eenige geschikt gekozen boomen, die binnen twintig of dertig jaar dearchitektuur nog een heel ander leven zouden verleenen, moest er komen. Het ontwerpervoor was door den bouwmeester gemaakt, maar de uitvoering bleef achter.Wat is er nu artistiek niet in orde bij deze kerk, waarvoor de architekt

verantwoordelijk te stellen is, want er is, helaas, zooals uit het voorgaande blijkt,maar al te veel waarvoor anderen ter rechtvaardiging van hun doen zouden moetenopgeroepen worden.Niet zeer gelukkig, want niet vergroeid met de samenstelling lijkt mij het

dakgestoelte, hetwelk door een minder stijle afdekking meer in eenheid met degebruikte bogen zou hebben gestaan. In de zijbeuken leidt hetzelfde euvel tot eenzekere gedruktheid, die door een geschikte dekoratie later voor een goed deelverholpen kan worden. De gepleisterde partijen zijn nog te scherp afgeteekend tegende baksteenvlakken om toe te laten volledig juist te oordeelen. Er zijn ookbaksteenbogen die mij te dun schijnen, door dat een vlak vertikaal geplaatstebaksteenen er te zwaar op drukken. De wester-binnenwand van de kerk met hethoogzaal voldoet niet in dezelfde mate als al de andere deelen. Misschien is zulkswel te wijten aan de pijlers, waaruit ook hier de boog ontspringt, maar die daarophun taak afgedaan kregen door een halfverheven beeldwerkmetmusiseerende engelen,dus niet als de andere tot muur vergroeiden.Het gebeurt méér, dat bouwmeesters zorgen hebben door ongeschiktheid van

aannemers aan wie een werk wordt toevertrouwd, of nogméér doordat de aannemersop een zeker oogenblik niet meer aan de aangegane verplichtingen kunnen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 213: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

180

voldoen. Als de twee gevallen zich twee maal herhalen wordt het lot van denbouwmeester bijna tragisch.Toen de kerk van Zonnebeke een paar meter boven den grond stond, liet de

aannemer het werk steken. Enkele maanden later werd het eerst door een anderenaannemer opgenomen, die echter den bouw ook niet afmaakte. In zulkeomstandigheden moet een degelijke afwerking erg lijden. Daarbij komt nog, datkonstrukties van den eenvoud van Hoste's kerk, juist de meest preciese afwerkingeischen, omdat geen ornament of geen schijnarchitektuur er kan toelaten gebrekenweg te werken. Toen de kerk nu zoo goed als af was begon de boog van het koorzich te zetten, een erg geval, daar hij in verbandmet de dakkonstruktie een voornamerol te vervullen had. Zulks dwong de bouwmeester al zijn berekeningen te herzien,die volledig juist bleken. Het onderzoek wees dan ook klaar uit, dat alleen eenuitzonderlijk slecht metsen, vooral aan de kruin, de zetting tot oorzaak had. Dààrkonden achteraf nogminstens twintig emmers dunne cementspecie ingegotenworden!Hoe duidelijk ook bleek dat daardoor aan de zaak verholpen werd, het belette nietdat het Kerkbestuur mordicus trekankers wilde zien plaatsen, en zulks niet slechtsaan den boog waar de zetting voorgekomen was, maar aan al de betonspanten. Zoois nu, vooral voor den oningewijde, het ergste gebrek van de kerk in de reekstrekankers te vinden. Hoe jammer het geval ook weze, wordt er toch wel eens te veelbelang aan gehecht. Bijna al de gebouwen van de Renaissance in Italië, en ook hier,bezitten aan hun bogen trekankers. En meestal werden die niet, zooals men wel zoukunnen denken, achteraf aangebracht, maar de bouwmeesters voorzagen ze bij hetontwerpen. Daarmede mag het konstruktief gebrekkig uitzicht niet verontschuldigdworden, maar anderzijds mag den artistieken vorm er niet voor onderschat worden.Bij de schildering der kerk moet er naar gestreefd worden het opvallende dat deankers nu nog bezitten sterk te verminderen, wat niet onmogelijk is.Eén ding is te betreuren, namelijk, dat de kerk van Hoste verloren staat in een

West-Vlaandersch dorp; de invloed die van haar moet uitgaan zou ongetwijfeld veelsterker zijn, indien ze in een buitenwijk van een onzer groote steden ware opgericht.En, indien we een hoop mogen uitspreken, zou het deze zijn van Huib. Hoste zeerspoedig te zien gelasten met een kerk van grootere afmetingen, waarin hij, in alledeelen en onderdeden, zijn geest zou kunnen uitleven. Dan zou eerst ten volle blijkendat deze bouwmeester een der allereerste krachten is waarop jong Vlaanderen magbogen.Edward LEONARD.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 214: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

181

Oudheidkunde

Over de laatste opgravingen

Nog eens Ur? Ja, want noch te Kisj, in Babylonië, noch in andere steden vanNoord-Syrië en Palestina werden de opgravingen geschorst. Het merkwaardigstevoor 't oogenblik is dat men sinds een paar maanden bezig is, eene geheele wijk teUr bloot te leggen. De straten stammen uit den ‘Sumeerschen’ tijd, 't is te zeggen ±2200 vóór onze tijdrekening. Uit de daarin gevonden voorwerpen heeft men hetbesluit getrokken dat toen reeds Sumeeren en Semieten vreedzaam onderelkaarleefden. De huizen bleken gedurende een tweehonderdtal jaren in gebruik te zijngeweest. Eenige hadden twee verdiepingen;meestal waren zij uit baksteenen gebouwden zij wezen duidelijk op een streven naar gezelligheid of ‘comfort’. Zij gelijken opde huidige huizen van Bagdad; 't is te zeggen dat zij bestaan uit een middenhof,waarom eene houten gaanderij loopt die de bovenste kamers draagt. Op dit verdiepwoonde men. Van onder lagen de dienst-, ontvangst- en keukenruimten. Eenbaksteenen trap voerde naar boven. In een der huizen ontdekten de opgravers eendertigtal lijken van jonge of pas geboren kinderen, in aarden kruiken neergelegd.Deze akelige vondst verwekte opzien, ofschoon wij uit tal van ervaringen weten vande gewoonte in, of liever, onder de huizen te begraven.Vele opschikvoorwerpen werden verzameld: meestal juweelen van edel metaal

en steenen, die eene goede gedachte geven van de bekwaamheid vanmetaalbewerkersen juweliers.Spijkerschriftbordjes werden in grooten getalle uit den bodem gehaald; 't zijn

meestal rekeningen, godsdienstige liederen en vooral vele oefeningen in wis- enschriftkunde.Op kunsthistorisch gebied is het laatst gevonden vlakbeeld wel het gewichtigste

dat men sedert vele jaren ontdekte. Het stelt wellicht een geschiedkundig tafereelvoor, waarvan het bovenste en het onderste vak ontbreken: men ziet nog een wagendoor vier leeuwen getrokken, en met wapens geladen; de wilde dieren worden intoom gehouden door eenman die den wagen volgt. Hij en zijne beide makkers drageneen kort schort; zij hebben lang haar, een langen puntigen neus, overgroote oogen...zooals men de Sumeeren op de alleroudste voorwerpen ziet afgebeeld. Het belangrijkstverschijnsel is evenwel de teekening van de leeuwen. Eigenlijk komt er slechts éénleeuw op het vlak voor; de drie anderen zijn aangeduid door drie lijnen die de buitenstevan den eersten leeuw volgen. In Egypte kende men dit perspectief reeds sedert denoudsten tijd; hier blijkt zij nochtans meer ontwikkeld. Van waar stamt zij? Destoffelijke uitvoering van dit vlakbeeld is uiterst verzorgd: een meesterstuk uit den‘archaïschen’ tijd, dat ons dwingt de chronologische opvolging der beeldhouwstukkente wijzigen.Te Jamdet Nazr, nabij Kisj, en overigens te Kisj zelf, gingen de opgravingen voort.

Men verzamelde meer dan 270 voorwerpen, allen te Londen en te Oxford bewaard.Daaronder vallen de ‘pictographische’ bordjes te noemen die voor de ontwikkelingvan het Sumeersch schrift uiterst belangrijk blijken te zijn.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 215: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

182

Nog iets nieuws dat tot heden toe onbekend was: gebrand graankoren werd gevonden;het lag in eene aarden kruik. Dus tegen het einde van het derde duizendjarig tijdvakkenden de Sumeeren dit voedsel; de kruidkundigen noemen het ‘tricticum turgidum’.

Syrië. - Nabij de stad Homs, te Misjrife, deed de ‘Service des Antiquités et desBeaux-Arts’ opgravingen doen in 1926. Daar bloeide, in de oudheid, eene grootestad wier wallen ongeveer 15 m. hoog bij 1 km. *****lang en 1 km. breed waren.Vaatscherven van nieuwen trant, puinen van gebouwen, menigvuldige graven metinboedel... allen uit de eerste helft van het twee duizendjarig tijdvak tot later, werdenaan den dag gebracht - een bewijs dat er daar, vóór den eigenlijken inval en dehuisvesting der Hettieten een machtig volk heerschte. Hoe dikwijls zegde men reedsdat oud Voorazië met puinen van steden bezaaid is! Dat ondervindt men telkens eenenieuwe plaats oppervlakkig onderzocht wordt. Zoo ook in Palestina.Bij Gaza, onderzocht Petrie in December 1926, de overblijfselen van eene

Kanaaneesche vesting, waarop de Egyptenaren verder gebouwd hadden. Debijzonderheden dezer opgraving zijn nog niet bekend.Ten Zuiden van de Palestijnsche stad Kadesj, vond men eene oude stad terug,

waarschijnlijk Hazor. Zij was de hoofdstad van het Kanaaneesch koninkrijk vanJabin uit den tijd van Deborah (± 1200), de vrouw die beroemd is wegens het lieddat zij, tijdens den inval der Hebreeuwen in het ‘Beloofde Land’, als spot tegenzekere stammen dichtte, die aan den strijd geen deel namen. Van Hazor nu, stralenwegen uit naar bekende geschiedkundige plaatsen, zooals Haroschet. Megiddo,Tannek, Beisan... in wier nabijheid, dus in het plein van Esdraelon, Sisera, de generaalvan koning Jabin, met zijn leger vernietigd werd door Barak, den zoon van Abinoam- zoo het lied van Deborah (Jud. 5). Daarmede vond de twintig jaren lange regeeringvan Jabin over Noord-Palestina een einde ten voordeele der Hebreeuwsche indringers.

Egypte. - In een vorig opstel berichtte ik (VL. AR. 1926. Nr 3, blz. 108-109), datmen het lijk van koning Tutankhamon nog niet nauwkeurig had kunnen onderzoeken.Heden is dat nu eindelijk geschied. De uitkomst van de langdurige behandeling heeftalle verwachting overtroffen. Daarom ookmoge zij den lezers van Vlaamsche Arbeidin enkele woorden medegedeeld worden.Het lijk had geheel uitgestrekt in den zerk gelegen, met lichtjes naar achter geheven

hoofd en met de vóórarmen op de borst gevouwd. Het was in ongeveer twaalf lagenlinnen windels gewikkeld, waartusschen voorwerpen gestoken waren. Tot hedenheeft men 143 stukken vrijgemaakt. Zij zijn meestal van godsdienstigen enmagischenaard. Buiten de persoonlijhe juweelen, schijnen zij volgens de voorschriften van debalseming ingelascht geweest te zijn, waarover er in het zoogenaamde ‘Doodenboek’spraak is. Hieruit leert men dat Egyptenaren bij het uitoefenen van zekeregodsdienstige plechtigheden, zoo min fantastisch te werk gingen als wij; integendeel,alles was nauwkeurig bepaald, volgens sedert eeuwen overgeleverde, beschreven enstipt nageleefde voorschriften. Deze voorwerpen hadden voor doel, het lijk tegen debooze invloeden te beschermen. Om zijnen ‘eeuwigen’ duur te verzekeren, werdenoverigens de ingewanden en andere gemakkelijk vergankelijke gedeelten uitgehaald

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 216: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

183

en door specerijen, aardpek enz. in verscheidene vormen, vervangen.De voorwerpen zijn uit kostbare stof vervaardigd. Daardoor begrijpt men dat de

koninklijke lijken met zooveel zorg in graven en rotsholten verborgen werden, wantaan grafschenders en -dieven ontbrak het zoomin in de oudheid, als voor een twintigtaljaren, toen er nog geene wet op den uitvoer en den handel van oudheden bestond.Als bijzonderste stoffen noemen wij: goud- zilver en edelsteenen. Zij zijn uiterstsmaakvol en van 't beste dat de Thebaansche edelsmeden ooit hebben voortgebracht.Alle mogelijke werkwijzen komen voor: korrelgoud, ingelegde steenen en plaatjesvan glassmalt... die planten en geometrische versieringen vertoonen. 't Zijn ringenvoor vingers, armen en beenen, snoeren voor de borst, kevers... Om het middel hingeen gordel waarin een dolk stak met wellicht ijzeren lemmer en een fijn ingelegdehandgreep. Insgelijks op de rechter dij, lag er een dolk en op de linker dij, eene gespmet zinnebeeldige slangen versierd. Om de vóórarmen ontwaarden de ontgraverseene weelde van ringen in den vorm van ‘wdja’-oogen en gevleugelde kevers. Omde vingers, ringen van allerlei vorm. Op de borst zelf hingen een tiental platen enhalssnoeren met symbolische kevers en gieren met opengespreide vleugels; verdernog eens ‘wdja’-oogen.De voeten droegen sandalen uit een gouden blad en een gouden hecht gemaakt.

De teenen zaten in goud hulzen gevat, die 't best aan vingerhoeden doen denken.Deze laatste bijzonderheid is tot heden nog in geen ander graf vastgesteld geweest.De gouden ‘teenhoeden’ waren aan de sandalen vastgemaakt.'s Konings schedel was natuurlijk geschoren, maar in een linnen doek gewikkeld,

waarop vier ‘ureus’-slangen geborduurd waren.Blz. 107, van den vorigen jaargang, berichtten wij over een graf dat men toen

koning Snefroe van de 4e dynastie toeschreef. Heden weet men met zekerheid datwij te doen hebbenmet het graf van Hoteps-Ré, demoeder van Kheops, die de grootepyramide van Gizeh liet bouwen. Buiten den put, hechten de Egyptologen belangaan eenige voorwerpen, die den doodeninboedel uitmaakten: eene kast met achtalbasten vaten voor smink, olie, enz., wier gebruik in Egypte zeer oud is; twee goudenscheer- en andere messen; koperen vaten met en zonder geul; brokken inlegsel vanglaspasta waarmede de naam vanKheopswas gemaakt; stukken van de zerkbedekkingen ten slotte de zerk zelf, van albast die leeg bevonden werd! Als men nu bedenktdat deze voorwerpen zoo oud zijn, is deze inboedel uiterst merkwaardig.L. SPELEERS.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 217: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

184

Bibliografie

O. Habert: ‘Le Primat de l'intelligence’. Paris, Beauchesne, XV-448 p.

Dat is nu een boek naar ons hart. Bedoeld als een initiatie in de philosophie, is hetnatuurlijk niet zeer diepgaande noch definitief; als summarisch overzicht van dewijsbegeerte is het wel wat al te overzichtelijk, doch er waait een frissche geest doorde bladzijden en de gemoeds-gesteltenis, waarin het geschreven is, kan niet andersdan voordeelig zijn voor de gezonde opvatting der philosophie. De titel alleen wijstop de bedoeling tegen de hedendaagsche mode in aan het discursief verstand weerde plaats in te ruimen, welke het natuurlijker wijze bekleedenmoet in het apriorischedenken, doch welke het verloren heeft ten gevolge der antipositivistische reactie. Deeerlijke overtuiging van enkele geesten, bekommerd met het lot van de godsdienstigemeeningen der moderne wereld te midden de overweldigende heerschappij van 'tscientistisch ideaal, meenden dat op de baan van het verstandelijk relativisme eenderivatieve weg gevonden worden kon, waardoor het dreigend gevaar kon wordenafgeleid. Zoo een Newman, een Blondel, een Laberthonnière. Die hoop echter werdverijdeld door den aard van het relativisme zelf dat eens in de vesting, alle gebiedenhoe eerbiedwaardig ze ook mogen wezen, meetrekt in de subjectiveering van allenotie's en waarden. Het zal ten allen tijde het neothomisme aangerekend worden alsde voornaamste titel op de aandacht der wereld dat het de ijdelheid van hetpragmatisme en dergelijke helder doen inzien heeft, en de geesten weer op den wegvan de objectieve zekerheid heeft teruggebracht. Het is voorzeker plicht en probiteitde eerlijke bedoelingen en de oprechte mensch te eerbiedigen: niemand, ook ik nietdenk eraan ookmaar een oogenblik twijfel te suggereeren aan demeening van ernstigerelativisten, doch ik bestatig enkel het feit. Aan de nutteloosheid van depragmatistische uitweg in het conflict: godsdienst-wetenschap, valt geen oogenblikmeer te twijfelen.Wat meer is, de nieuwemethode dreigt al even gevaarlijk te worden.Omdat we die overtuiging op elke bladzij van dit boek weervinden, is het een boeknaar ons hart.De voorrede, welke de houding van Habert behelst is zeer belangwekkend en

renseigneert ons ten duidelijkste omtrent het intellectua-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 218: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

185

listischstandpunt door hem ingenomen. Het thomisme is een intellectualistischeconstructie: dat leerde de auteur uit het suggestieve werk van Rousselot:L'Intellectualisme de saint Thomas d'Aquin. Uit die grondstelling vloeit de geestwelke hij toetst aan de verschillende theoriën, wleke hij in het vluchtig panoramader philosophie ontmoet. Het bilan opmaken in de omstandigheden welke de auteurgekozen heeft, is niet gemakkelijk. Voor studenten en het groot publiek, in een beperktcompendium de substantie der wijsgeerige theorie samenbrengen, zoodat hettezelvertijd stelling neemt tegen de heerschende opinies en een apologie is voor eenoude doch nog minder populaire methode, is geen gemakkelijke taak. Doch de auteurheeft er zich van gekweten naar best vermogen, en het kader gepresenteerd, die eensmet de noodige details gevuld, een heerlijk monument ter verheerlijking van hetverstand zou kunnen worden. Hij formuleert de wensch dat de XXe eeuw terugkeerenaar het thomistisch verleden om er de geestelijke gezondheid uit te halen, die ze inde voorgaande verloor. We mogen de wensch beamen in zoover de objectievephilosophie der middeleeuwen ons nader brengt bij de groote traditie der philosophiaperennis, welke niet zoozeer een bepaald systeem, dan wel eene geestelijke houdingbeteekent. De metaphysische substantie van het thomisme, beleerd met de ervaringenvan het moderne denken - m.a.w. de effectieve bewerkstelliging van de leus dereerste uur: nova et vetera - is vast en zeker een der indrukwekkendste verschijnselenonzer dagen. En wie niet overtuigd is van de ernst der beweging, waartoe Habertbehoort, di everdiepe zich in het diepste philosophische werk der laatste jaren nl. ‘LePoint de Départ de la Méthaphysique’, van P. Maréchal S.J.H.D.V.

Namer: ‘Les Aspects de Dieu dans la Philosophie de Giordano Bruno’. Paris,Alcan, 1926.

De moderne philosophie neemt een aanvang met Descartes; het einde der scolastiekkunnen we verleggen bij het occamisme. Meer dan een eeuw ligt tusschen beide.Die eeuw is de epoque van de Renaissance. Het geweldige, eenheidslooze leven dierhonderd jaar heeft lang de geleerden uitgedaagd. Nochtans vinden we in haar dekiemen van al het moderne in het geestesleven en vandaar zonderling belangwekkendis ze. Een periode van overgang lijk de hellenistische voor de oudheid en evenalsdeze de laatste in datum om bestudeerd te worden. Aan de ontginning echter isbegonnen. De figuren van een Cusanus, een Bruno, een Campanella zijn reeds aande vergetelheid onttrokken. Doch er is nog enorm veel te doen. Van Telesio, Patrizzie.a. is haast niets bekend. Heeft men alles gezegd van Galilee? Omtrent Pic de laMirandolle? Neen, voor jonge geleerden is de philosophische Renaissance nog eendankbaar arbeidsveld; waar veel ontdekkingen te doen zijn. M. Namer heeft een puntvan G. Bruno, den om ketterij en pantheisme verbranden dominikaan opgehelderd.‘Les Aspects de Dieu’ is een klassiek thema voor hedendaagsche dissertaties. Sederteen paar jaar hebben we hetzelfde voor Plato, Plotinos e.a. De professioneelen derwijsbegeerte

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 219: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

186

zullen het meeste genoegen nemen met de bibliographische gegevens, die het boekinleiden; de dillettanten zullen onwillekeurig bij de lezing denken aan een voorloopervan het edele spinozisme.Klaarheid wordt meest gemist in het exposé. We krijgen geen klaar getypeerd

beeld van Bruno's Godsconceptie en dat door een onvoldragen poging om deexpositorische methode met de genetische te verbinden. De aanduidingen nopens deoorsprong van Bruno's wijsbegeerte zijn niet grondig uitgewerkt en vergoeden hetgebrek aan systematiek niet. De eerste hoofdstukken zijn nochtans in dit opzichtbeter dan de laatste. Het ontbreekt den auteur aan synthetische eigenschappen.Voorzeker is de condenseering van de welbespraakte Renaissancewijsgeeren eenlastige taak, waarin de beste. b.v. Van Steenberghe (Card, de Cues) niet heelemaalslagen. Doch niet onmogelijk wanneer men ijver en geduld met elkander paart. Webehouden als bruikbaar de eerste kapittels, de historische aanduidingen, de invloeden:en wachten op een beter exposé voor het overige. Wanneer de auteur zijn plannenzal doorgevoerd hebben, en heel Bruno bestudeerd zal hebben, wordt wellicht allesbeter en klaarder. We heeten welkom nochtans al wat ons binnenleidt in een inhoofdzaak onbekende periode van het denken.H.D.V.

R. Macaigne: ‘L'Equivoque du Laïcisme’. Paris, Tequi, 1926.

Een verre preparatie der Fransche Kamerverkiezingen een paar maand geleden. Voorhet Bloc National tegen de royalisten. Doch we vermelden het in Vlaamsche Arbeidom de zeer ongewone stellingen welke de auteur als katholiek verdedigt nopens debetrekkingen tusschen Kerk en Staat. Ik kan niet anders dan volmondig dedubbelzinnigheid, welke hij in het woord laïcisme vindt, goedkeuren; evenals desuaresiaansche thesis van de negatieve hulp waartoe de Staat tegenover de Kerkalleen verplicht is Hoe modest ook, hoe eigenaardig Fransch het ook schijne, deparagrafen welke geen Fransche toestanden behandelen zijn meer dan lezens- zijnoverwegens waard. Het is niet een enge, scrupuleuze manier de dingen te bekijken.De auteur is zoo goed geinformeerd, dat de betwisting tusschen het nationalisme inVlaanderen en het Episcopaat hem niet onbekend is. Degene, welke niet duidelijkinzien, doch instinctmatig voelen welke graad relativiteit er hangt over de zg.leerstukken der betrekking tusschen Kerk en Staat, zullen met vrucht kennis makenmet dit kiesmanifest. We meenen oprecht dat enkele notie's uit het kleine boekje onsvoor engheid zullen behoeden. Ten andere het werk is noch lijvig (120 p.), noch duur(5 fr.).H.D.V.

Boucher, Maur.: ‘La Philosophie de Herman Keyserling’. Paris, Rieder,284 p., 1927.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 220: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Keyserling is juist geen profeet van het orientalisme, al is zijn faam wel gevestigdop deze positie; hij zoekt eer een verband met het Oosten, geen terugkeer nochopslorping. Daardoor wordt zijn intuitie heel wat min pessimistisch voor onzebeschaving, al deelt hij met O. Spengler heel wat zwartgal-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 221: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

187

lige oordeelen over de toekomst van de hellenistische kultuur. Echter gelooft hij nogin een specifiek westersch heilmiddel. De heer Boucher is bekend als muziekalekriticus en correspondent van het tijdschrift ‘L' Europe’ (R. Rolland, Duhamel enColin). Deze namen volstaan om hem te situeeren. Wanneer men bedenkt desympathie welke de redactie van het tijdschrift voor de oostersche invloed in Europavoelt, dan begrijpt men onmiddellijk dat Boucher liefde voor zijn taak gevoeld heeft.Temeer dat in Frankrijk Keyserling niet altijd zonder vooringenomendheid behandeldwordt: zoo b.v. is het exposé van Seillière weinig nauwkeurig en vooralonrechtvaardig. Keyserling is geen pangermanist, hoewel hij heel wat vooroovdeelender oude partij meegedragen heeft. Boucher ontleed de fluide gedachte van denMeester der Wijsheidschool van Darmstadt op een persoonlijk plan; men voelt inhet werk niet de tweede hand. Het is den lezer alsof Keyserling zelf aan het woordware, en dat spaart ons de gedurige en op het eind vervelende vreemde uiteenzetting.Boucher critiseert niet, doch schreef met sympathie; zijn exposé is buitengewoonbevattelijk, het plan eenvoudig en als inleiding in een vreemd en onbekend systeemzeer wel geslaagd. Het laat de indruk der langdurige en verduldige beleving, depersoonlijke verwerking van de gedachte, waardoor hij er in geslaagd is de gedachtein een systematische kader weer te geven, welke de schema's van de originalen opzij laat. We mogen bijgevolg het boek van Boucher aanbevelen aan degenen, diezich interesseeren aan het vernieuwende geestesleven. Ze zullen er een wel is waargeen volledig beeld van Keyserling aan hebben, maar toch een samenvatting, welkeveel gezaghebbende studie's over denzelfden auteur vervangt. Trouwens we zullen,denken we, het kader eener recensie niet te veel buiten gaan met terloops te zeggen,dat Keyserling de kennismaking overwaard is, zelfs voor hem, die zooals wij geengenoegen nemen kunnen met zijn richting. In de vaak ongerijmde orientaliseerendelitteratuur komt hij ons voor als een man, die wel enkele ernstige dingen te leerenheeft, al zijn de perels ook begraven onder een laag haast onbruikbare ideologie.H.D.V.

Sakman, P.: ‘R.W. Emersons Geisteswelt’. Stuttgart. 256 p., 1927. 5 Mk.

Ieder lezer kent de reeks ‘Fromanns Klassiker der Philosophie’ opgevat door denveel te vroeg gestorven professor van Erlangen, R. Falckenberg, den auteur van hetbeste handboek dat er bestaat voor de moderne wijsbegeerte. Met de Emerson vanSakmann wint de serie een degelijke eenheid. Het is geen biographie ofschoon degewichtigste feiten en datums vermeld zijn, maar een inleiding en een systematisatievan het zoo disparate werk van den individualist uit Boston. Het is vooralbemerkenswaard omdat het gebruik maakt van het in Europa weinig benuttigdejournal. We herinneren ons hoe de lezing van die 10 volumes ons een heel andergedacht gaven van de leering, en veel impressies, teweeggebracht door zijn werken,heelemaal vervormden. Sakmann is van het Journal uitgegaan voor de beoordeelingvan Emer-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 222: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

188

son's beschavingsphilosophie. In scherp omlijnde hoofdstukken laat hij een overvloedvan verspreide denkbeelden samenvloeien, zich rond een centraal gebied scharen,en op die wijze ontstaat er een indruk van orde, die de lectuur der werken niet nalaten.Sakmann verrichte dus goed werk voor de vrienden dier kultuurphilosophie, welkesteunt op de groote personnaliteiten en in navolging van Carlyle en Emerson denkt,welke zelf onder de machtige invloed van het fichteaansch en hegeliaanschkultuurromantisme stonden. Nochtans is het spijtig dat het biographisch materiaalniet in voldoende mate verwerkt is; er zou meer levendigheid door ntstaan zijn, ende leering zou zich meer realiseeren. Ik weet het, dat is voor Emerson niet altijdgemakkelijk, omdat de leering niet door de omstandigheden geconditionneerd isgeworden, maar abstract weg uit ideale nood in kabinet is gegroeid. Doch dat zoueen reden te meer mogen geweest zijn, om in die richting een poging te wagen. Ikwil hiermee niets afdingen aan de waarde van het boek; naar het standpunt door denauteur, die nochtans zijn plaats in het geestesleven moet innemen; doch we willenalleen er op wijzen dat een ander standpunt ook vruchtbaar had kunnen zijn, en nogmeer aantrekkelijkheid zou geworpen hebben op het exposé. Doch laten we de seriegelukwenschenmet de aanwinst, het 27ste deel dat het licht ziet. Van deze gelegenheidwillen we gebruik maken om onze lezers aandachtig te maken op enkele anderedeelen der reeks die tot de zeer goede werken behooren: de Kant (Paulsen), Plato(Windelband), de Stoa (P. Barth).

H.D.V.

E. Boutroux: ‘Etudes d'histoire de la philosophie allemande’. Paris, Vrin,1926. 260 p., 20 francs.

Een stuk uit de nalatenschap van den geachten professor der Sorbonne, enkele jarengeleden van de wereld verdwenen. De uitgeverij Flammarion gaf de onuitgegevenkleine stukken een bundel onder de titel: ‘Morale et religion’ (1925), waarin eenigeoorlogsartikelen en redevoeringen opgenomen zijn, en getuigen van een breede geestin de beroerde dagen en een verdraagzaamheid, welke den auteur eer aandoet. Paseen jaar na het eerste bundel gelast zich de wijsgeerige uitgeverij Vrin met het aanhet licht brengen van een tweede reeks kleine verhandelingen, welke deze maalbetrekking hebben op de Duitsche philosophie. Het zijn schetsen en brokstukken uithet Duitsche geestesleven, een thema, dat den auteur met voorliefde behandelt.Boutroux is meest bekend door zijn studie's over de natuurwetten, welke eengeweldige reactie tegen het positivisme uitlokten en aanleiding waren tot de‘philosophie nouvelle’. De kritiek op dewetenschap, door hem samenmet H. Poincaréaangevat, was het eerste manifest van de volontaristische wijsbegeerte in Frankrijk.Deswegen is Boutroux' kwaliteit als historicus der wijsbegeerte een weinig op denachtergrond geraakt buiten Frankrijk, doch we mogen niet vergeten dat op dit gebiedzijn meest gewaardeerde bedrijvigheid ligt. Daarvan legt zijn bundel ‘Etudes d'histoirede la Philosophie’ getuigenis af. In deze bundel ontmoeten we reeds een degelijkestudie over J. Bôhme, den Duitschenmystieker in het protestantisme. In onderhavigenbundel vinden we een

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 223: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

189

overdruk van zijn diepe en invloedrijk voorwoord voor de Fransche vertaling vanZeller's geschiedenis der Grieksche wijsbegeerte alsmede een studie over Kant'smoraal en over Hegel's vrijheidsconceptie, benevens enkele gelegenheidsstudies,door den oorlog ingegeven en betrekking hebbende op Duitschland. We ontmoetenal de eigenaardige gaven van Boutroux: een aangename manier van geleerdeonderwerpen voor te stellen, een voor wijsgeeren ongewone stijlfraaiheid, de rijkdomaan historische aperçus en de verdraagzame, breed begrijpende mentaliteit, welkehij tot het einde toe trouw is gebleven. We bevelen het graag aan aan de vriendenvan de moderne wijsbegeerte, evenals een andere hundel uit dezelfde uitgeverij: ‘LaNature et l'Esprit’. Zij zullen er de aangename herinneringen door verlevendigen,welke de periodische stellingname van Boutroux te voorschijn riep telkenmale eeninteressant onderwerp gedebatteerd werd.H.D.V.

Erich Becher: ‘Einführung in die Philosophie’, 310 S. München, Dünckeru. Humblot. 1926. 9.50 Mk.

E. Becher, prof. aan de universiteit vanMunich, is geen onbekende in de philosophieen reeds voor den oorlog streed hij voor een vitalisme lijk H. Driesch tegen de meestenog meer empiristische of nog meer idealistische collega's in. De Duitschephilosophie, die na de oorlog op het standpunt van de vooroorlogsche gebleven is,zooals Becher zelf zakelijk aantoonde op het wijsgeerig kongres van Harvard,evolueert naar de toenadering met de objectieve wijsbegeerte. Becher behoort niettot de pangermanisten, maar streeft naar een volkerenverzoening. In een woordt metE. Becher hebben we met een zeer sympathiek denker te doen, die onze aandachtdoor meer dan een titel verdient. In een woord met E. Becher hebben we met eenzeer sympathiek denker te doen, die onze aandacht door meer dan een titel verdient.Een inleiding tot de philosophie is uiteraard niet geschikt tot zeer diepgaandebeschouwingen; het is gemeenlijk een boek voor beginnelingen, waarin alle gebiedender wijsbegeerte vluchtig in hun groote hoofdtrekken worden doorloopen, en zoooppervlakkigheid aan uitgebreidheidmoeten paren. Het handboek van Becher - wanthet is nog een handbo ek - is misschien bedoeld geworden als een eerste poging omhet traditionneele schema van een Einleitung te veranderen, en op die wijze een minpropedeutisch aanschijn en een grooter nut aan de inleidingen te geven. In alle gevalis deze Einführung een ommekeer naar een ernstiger opvatting. Het inleidend karakterberust niet meer in de vereenvoudiging van al de problemen tot op het niveau vanbeginnenden, maar in de grondleggende aard der behandelde gebieden zelf.Voorafgaandelijk alle philosophisch denken moet men zich de waarde der kennisafvragen, m.a.w. een criteriologie opbouwen; eens de waarde daargedaan, ontleenenal de disciplinen hun principes aan de metaphysiek. Alleen deze twee komen inBecher's handboek voor. Daarmede is aan de logica voldaan, maar nog niet aan depedagogiek. Becher heeft zijn boek niet uitsluitend voor het onderricht geschreven,niet als schoolboek maar als leerboek; de vereenvoudi-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 224: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

190

ging en de uitschakeling van de speciale kwestie's is de concessie die hij aan detraditie doet. We hopen dat men op den weg door Becher ingeslagenmoge voortgaan.Voegen we er aan toe dat de taal zeer bevattelijk is, de stijl geen duisternis bijbrengten daardoor ook gunstig afsteekt bij het gewone. De firma heeft gezorgd voor eenzeer mooie, latijnsche druk en voor een aangenaam uiterlijke. We wenschen goedheil aan dit werk.H.D.V.

E. Becher: ‘Metaphysik u. Naturwissenschaften’, 32 S. München, 1926,Duncher und Humblot. 2 Mk.

Een kleine brochure van denzelfden auteur als hierboven, over de betrekkingentusschen de methaphysiek en de particuliere wetenschap. Weer in dezelfdeverstaanbare toon zonder emphase geschreven, en van aard om een zeer klaardenkbeeld over de kritisch-realistische grondslagen, waarop den auteur bouwt. Metveel vrucht neemt men kennis van deze weinige pagina's, waar veel ideëngecondenseerd zijn. Hij wil aantoonen dat metaphysiek en natuurwetenschap in hetnauwste verband staan. Beide wetenschappen gebruiken dezelfde methoden: deempirisch-inductieve, waarop de natuurwetenschap heelemaal berust en waarvan demetaphysiek vertrekt; de ‘Soseinwahrnehmung’ (de intuitie van de essentie der dingenof ‘Wesenschau’) en de deductie, wat vanzelfsprekend is en ten laatste ook dehypothese. Wat de auteur zegt over het gebruik van hypothesen in de metaphysiek,die geldt als een zekere wetenschap, is zeer suggestief, en een overweging waard, alzal niet iedereen het met hem eens zijn. De vooropgestelde principes, waar beidewetenschappen op berusten zijn dezelfde: het vertrouwen in ons geheugen waardoorde ervaring mogelijk wordt, de rationaliteit van het gebeuren aller verschijnselen enhet oorzakelijkheidsprincipe. Op het kritisch-realisme zullen we in onze kroniekenvan dit jaar terugkeeren; we kunnen die beweging in geen recensie afhandelen. Hetis een essai om uit het kantisme te redden wat te redden valt, wanneer men integenstelling van Kant de kenbaarheid van de dingen aanvaardt. Het lijkt wonderwelop de interpretatie welke A. Riehl gaf van de Kritik. Tot deze behoort Becher; dezeschool nadert zich gevoelig tot de objectieve wijsbegeerte en is daardoor alleen hoogstbelangwekkend. In de voorliggende brochure krijgenwe de toepassing op een speciaalpunt, samen met een reeks heldere begripsverduidelijkingen, die ons leiden op degoede weg tot het gemakkelijk begrijpen der nuances, welke die school vertoont enwaardoor ze zich gunstig van veel andere onderscheidt.

H.D.V.

Maurits Neels: ‘Ik en Nonkel Fik’. Agence télégraphique internationale.Parijs, Brussel, Londen. (10 frank.)

Jammer van al dat papier! 118 bladzijden.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 225: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

't Minst slechte is nog de parodie op Van Deyssel's ‘Ik houd van proza’.Schrijver wil luchtigjes ironisch over zoo wat alles praten. Hij gelukt er maar in

zich zelf belachelijk te maken.K.E.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 226: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

191

Bernard Van Baeren: ‘Rozenregen’. Gebedenboekje ter eere van de kleineH. Theresia van het kindje Jezus. (Excelsior, Brugge.) (2 frank + 30%.)A. De Busschere: ‘Nader bij Jezus. Communieoefeningen.’ (Excelsior,Brugge.) (2 frank + 30%.)

Twee goeie, heel goeie gebedenboekjes.

Em. Frutsaert: ‘Handboekje voor geloofsverdediging.’ (Excelsior, Brugge.)

Een handig leerboek voor scholenen studiekringen. Eenvoudig klaar, vindt mendaarin de traditioneele kristelijke apologie.

Ward Hermans: Het bevolkingsvraagstuk in België’.

Gedocumenteerde s t u d i e waarin schrijver redding zoekt waar ze te vinden is,namelijk in moreele volksverheffing. (Uitgave: Excelsir, Brugge.)

Dr J.D. Van Calcar: ‘De groote lijnen’. Leerboek voor de kennis van dengodsdienst. (Wolters, Groningen.)

Vulgarisatiewerk over vergelijkende godsdienstgeschiedenis. Tamelijk objectief,maar toch met een felle tint vrijzinnigheid, die het boek onbruikbaar maakt voorgeloovigen.

K.E.

Dr L. De Baere: ‘Beknopte Nederlandsche Spraakkunst. Voor middelbaar-en normaalonderwijs. (3e druk, Wolters, Groningen.)

Er is naar moderniseering gestreefd in deze spraakkunst. Toch wordt er nog te veelnadruk gelegd op ‘geschreven taal’ en de grammaticale categories worden nog tezeer vastgelegd aan logische opvattingen. Dit leerboek staat torenhoog boven despraakkunsten uit onzen collegetijd.K.E.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 227: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Jozef Muls: ‘Driejaarlijksche Wedstrijd in de Nederlandsche Letterkunde.XVe tijdvak 1918-1920. Verslag van den keurraad. (Uitgave Koninkl.Vlaamsche Academie.)

Voor de moderne geschiedenis onzer letterkunde een heel betrouwbare gids. Geensaai verslag. Een beredeneerd essay waarin oude en nieuwe stroomingen klaarafgebakend worden. Wat ook de heeren van ‘'t Fonteintje’ daar vroeger over gezegdhebben, het is een onbevooroordeeld onderzoek naar litteraire waarden.K.E.

Man Marssen: ‘De man die koud bleef’. (Uitgave Van de Loge, Brugge.)

Film-tafereelen i n telegraaf-stijl.Schrijver wil jong doen. Maar van moderne taal heeft zijn roman niets. Hij schijnt

niet eens te weten dat het Nederlandsch nog onderwerpsnominatieven kent. 't Boekstaat dichter bij pornographie dan bij literatuur. Schunnigheden en sadisme

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 228: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

192

zijn nog geen letterkunde. En eenmisogyne is daarom nog geen toonbeeld van deugd.Schrijver geeft als voorbericht personalia over zichzelf en zegt: ‘Jong: excuseert

veel.’ Inderdaad... maar toch niet alles!K.E.

Fabrice de l'Uda: ‘Bij de Schemerlamp’. (Uitgave Mercurius, Roodestraat,44, Antwerpen.)

Als bijtitel: vertellingen en fantasieën voor groote kinderen. 't Is goed verteld. Maarwe hebben bij duizenden zulke kleine schetsen. 't Brengt niets nieuws en het klinkt,hier en daar, wel wat romantisch.’ Doppie Roomboter’ is een goede schets van 'tkazerneleven. ‘Vrouwtje’ en ‘Miet Zut’ willen een apologie zijn van etischminderwaardigen.K.E.

Hilda P.: ‘Fantasia’. (Uitgave Lielens, Prinsesstr., 18,St-Jans-Molenbeek-Brussel.

Opstellen over schaakspelen, met enkele humoristische aphorismen. Literatuur?K.E.

Jan C. Waegener: ‘Uit het Leven’. (Uitgave V. Resseler, Prinsstraat, 20,Antwerpen.

Waegener kan vertellen en zijn personaadjes kunnen p l a t Antwerpsch spreken.Maar zijn verhalen gaan niet boven een tamelijk ruw realistische soort, die we beuzijn. Meestal zijn helden zijn wrakken en zijn histories zijn levensmiseries.K.E.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 229: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

193

Verze

I

Het huis is donker ende nacht is witnu ik verlaten bij de rozen zit.

Het perron was leeg en grijs,en de sneltrein dreunde:een lange reis!

Ik voel voor het laatst:je lippen zijn zacht;toen heb ik je, sterk, nogeen groet gebracht.

De menschen zijn eender;de stad is groot;maar het licht is anders,en mijn oogen zijn rood

En, moeder, ik schreiOm je pijnlijke dood:ik schrei mijn wangenen oogen rood.

Want het meisje is heenin de duisternis.Of het leven alléén maareen sterven is?

Wie die pijn niet proefdeen dit heet verdriet,die weet van de wereldhet bitterste niet.

Het huis is donker.Ik zit weer en wacht.Achter de rozen huivert de nacht.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 230: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

194

II

O, wil dan komen als het zomer is,de vlaggen waaien, en de wind is frisch.

Ik beur je vroeg in de glanzende boot,we varen samen door leven en dood.

Kijk mij aan, terwijl ik de zeilen hijsch,de wind waait recht naar het paradijs.

Nu neem ik bevend de laatste trosde wind woelt je donkere haren los.

Als ik zit aan het roer, zing dàn het lied,van het land van de liefde dat nooit iemand ziet.

Leg je nu warm aan mijn strakke zij;we varen tesamen. Niets gaat voorbij.

Je lippen zijn rood en je borst is warm.We zijn twee kinderen en de wereld is arm.

Eér de nacht voorbij is gegaan,zijn wij het zoel paradijs ingegaan.

De late stroom is een koele stroom,we slapen tesamen in eenen droom.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 231: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

195

III

De uren gaan als sombere ruimten voorbij,en worden breed en oneindig voor mij.

Ik ben ten langen leste in het land gekomendat wenkte in je oogen als je droomde,en staarde in de verte die ik nimmer zag.

Waar ben je nu? Zie hoe ik alle menschen liet,om te zijn in jouw land van gelukkig verdriet.

En ik dacht immer: als ik ééns bevrijd zal zijn,maar één minuut, van al dit aardsche, zal ik bij je zijn.

Heb je dan niet gewacht tot ik bij je was?Ben je, alléén, nóg verder gegaan?

Albert KUYLE.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 232: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

196

Een erfenis

Je vraagt me of ik tevreden ben met dezen nieuwen staat van zaken. En als je datvraagt, voel je zelf best, spotter die je bent, de ironie van je woorden. Hoe zou ik niettevreden zijn, nietwaar, dat meen je toch?Daar heeft mijn peetoom, Arthur van Kruishof, me, nu een maand geleden, haast

al zijn goederen: landen, gaarden, zes hoeven en zijn mooi kasteel, een gansche oasiste midden de heide, nagelaten. Het aandeel van mijn oudere zuster is onaanzienlijkvergeleken bij het mijne.Met genoegen heb ik mijn handelsbetrekking in de stad vaarwel gezegd en ik leg

me ieveriger dan ooit op den landbouw toe. Nu vraag je me of ik tevreden ben. Hebik dan niet het volmaakte geluk veroverd? Werken, werken naar mijn eigen inzicht,zooals ik mij vroeger het werk als iets hemelsch op aarde had voorgesteld. En toch...de lekkere vrucht van mijn verlangen draagt een vlek, waaraan zij een lichten, maarduidelijk bitteren bijsmaak ontleent. Eeuwige onrust vanmijn onbegrijpelijk geweten!Nooit dankte ik het toeval om een onvermengd geluk. Ach! zie die witte perebloesemsop het hemelblauw en voel je dat schoone, de zuivere geruischlooze eeuwigheid.Zoo zuiver had het kunnen zijn mijn geluk. Zoo had het - Godweet! - kunnen duren,zonder die vage kwelling, die je misschien duidelijk zal worden uit de verhoudingtusschen mijn peetoom en mij.Wat heb ik aan Arthur van Kruishof niet te danken? Moet ik niet trachten goed te

maken, wat tusschen ons beiden altijd slecht is geweest? Maar hoe zou ik dat doen,nu hij dood is. Ik heb het nochtans zoo duidelijk kunnen voorzien, dat hij stervenging. Hij zelf heeft het mij dagelijks tot vervelens toe herhaald. Hij heeft me zijneinde tot op een uur na voorspeld. Zoo zeker was hij van zijn dood, zoo zeker als hijtot dan toe van zijn leven was geweest.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 233: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

197

Hij was al oud, zeer oud, toen ik nog een kind was. En de menschen, waaronder mijnvader en mijn moeder, die niet zoo oud waren als hij, heeft hij kalmweg overleefd,zonder schichtig om te kijken of de man met de zeis nog niet daar was. Hij droeg inzich een opdracht, ik weet niet welke, en eerst als die opdracht vervuld zou zijn,mocht hij in vredige stemming het leven verlaten. Zoo is het gebeurd.

Ik heb met mijn ouders, broeder en zuster het naburige dorp bewoond. Ik was toennog een heel kleine jongen. Ook kan ik weinig van dien begraven tijd vertellen. Staater bijtijden in schemerlicht van mijn herinnering een doode op, dan herken ik hemnauwelijks. Alleen de gedachten die ik aan mijn peetoom verbind zijn klaar gebleven.Onbegrijpelijk klaar. Als ik, doorheen de duidelijkste herinneringen vanmijn ganscheleven, een lijn trek, dan blijft me langs dien weg altijd het beeld bij van Arthur vanKruishof. Dat vind ik zelf zoo wonderlijk. Tonen en tinten van mijn karakter,onbewuste handelingen, geheime gedachten: ik zie hun leven in de schaduw van eengrooten, struischen ouden man.Het sterktst is me bijgebleven: het tooneel van zijn wekelijksch bezoek. Ons huis

stond aan den uithoek van het dorp. Den weg kon ik niet opzien, daar hij langs denzijgevel van de woning wegboog. Achter verre boomkruinen verrezen de torens vanhet kasteel van Kruishof. Het bezoek van mijn peetoom werd ons in den morgendoor een dienaar gemeld. Het duidelijkst en somberst herinner ik mij eenregenachtigen namiddag waarop wij dat bezoek verwachten. Het was donker in dewoonkamer. Ik keek door de oude, lang gekende gordijnen. Daar buiten was hetlichter, hoewel zich leelijk, zwarte dradenwolken in massa's over het grijze hemelplanbewogen. De regenstralen vielen schuin, geweldig in de richtingmee van de grootscheluchtbeweging. Recht vóór mij lag een akker zwart en troosteloos kaal. In deboomenrij op den weg kon ik onmogelijk, en tot mijn bange treurnis, de wezensherkennen, die ons lief, grootsch en stralend gezelschap hielden tijdens het spelenop den zonnigen, nu onooglijk en voor eeuwig beslijkten wegIn droevige herinnering, ofwel in vreezende voorspiegeling van de toekomst staarde

en bleef ik staren door het raam naar het eentonig gebeuren daarbuiten, dat ik invervelend zoeken naar afwisseling wel honderdmaal overschouwde en steeds metnieuwe hoop of nieuw verlangen ontleedde. Tot er opeens iets nieuws, iets totaalnieuws gebeurde Door het hevig ruischen van den regen had ik den naderenden stapvan het paard op den modderigen aard-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 234: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

198

weg niet gehoord. Een ruiter hield stil vóór ons huis. Een oogenblik waren man endier mij als een enkel somber drakerig wezen verschenen, als voor een Indiaan tentijde van Colombus.Ik trok me terug van het venster. Ik zei niet tot mijn ouders dat mijn peetoom vóór

de huisdeur stond. Ik wachtte tot hij kloppen zou, en binnentrad.Hij had een zwartglanzenden hoed op, waarvan de breede neergeslagen rand een

schaduw wierp op zijn grauw en somber gelaat. Een korte jekker, rijbroek en laarzenmaakten hem van ouden tot jongen man. De geheime vrees die hij me inboezemdewerd er nog door verhoogd. Ik had hem, met zijn gerimpeld gelaat, de lange grijzeharen en den grijzen knevel, gebogen en zwak als een echt oud man gewild. Maarhij hield het hoofd rechtop en de borst kwam vooruit onder de krachtige gladgeschorenkin. Hij was groot, groot! Ik kon bij mezelf de gedachten van grijsaard en reusmoeilijkvereenigen. Daarom stak ik aarzelend de hand uit als hij memet de grove stem goedendag zei. En streek hij me met de breede knoestige hand over de haren, dan besefteik heelemaal niet dat hij het vriendelijk en goed met me voor had. Stillekens ging ikzitten teekenen aan den uitersten hoek van de tafel. Met schuin gebogen hoofd loerdeik op, nu en dan, naar Arthur van Kruishof, vreezend dat hij me zou vragen wat ikdaar zoo eenzelvig uitvoerde.En zoo, zoo is het altijd geweest tusschen mijn peetoom en mij. Tot in zijn laatste

uur scheen hij mijn onverschilligheid - want toen was mijn vreezende schuchterheidin onverschilligheid veranderd - niet op te merken. Hij heeft me altijd liefgehad. Zijdie hem gekend hebben, zeggen dat ik een zoon voor hem ben geweest. Zoo'nbelangstelling voor zaken, die mij niet aan het hart lagen, verveelde mij. Maar ikhield me deftig en goed, en zoo schemerde mijn wreveligheid niet door. Dus kweldehij me voort met lieve vragen en eeuwig was zijn relaas langdradig, om te kwijnenzoo langdradig, want hem ontsnapte geen bijzonderheid, waar ik met speelschengeest langsheen vloog.Uit mijn jongenstijd heb ik de rare voorstelling behouden, als zou mijn hart met

een draad aan het zijne verbonden zijn. Maar het oude hart van Arthur van Kruishofwas onverslijtbaar sterk. Hij voelde de wrokkende pijn niet die ik ondervond als ikvan hem, ongemerkt en langzaam, met korte snokken me los poogde te rukken enten laatste niet kon. Altijd is mijn peetoom me blijven vervolgen met somberevaderlijke vriendelijkheid.Ik herinner mij uit de jaren van mijn vorderende jeugd, hoe soms het weer te

heerlijk was om thuis te blijven en

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 235: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

199

jolige vrienden me buiten verwachtten. Maar dan zou peetoom komen, en ik kononmogelijk weg. En in mijn haat die nooit heviger dan toen als jongenshaat geweestis, had ik hem kunnen worgen in mijn binnenst. Foei! ik moest me schamen. Degoeie brave man die zijn leven voor me veil had. Zijn leven. Ik zelf sleepte het voort,dat leven, als de helft van mijn eigen lastig bestaan. En met zoo'n leven zou hij zeallen die hij gekend had, en wellicht ook mijn broeder en zuster, en mij - wie weet!- nog overleven. Want hij was taai. Van mijn vijfde tot mijn zes en twintigste jaarheb ik geen veranderingen in zijn wezen waargenomen. Hij is zichzelf gelijk geblevenals een beeld, de eeuwig zelfde zooals ik hem klaar op dien regenachtigen namiddagvóór me zie.De laatste weken vóór zijn dood achtte ik het mij een plicht hem dikwijls te

bezoeken. Eindelijk, op zes en negentigjarigen leeftijd had hij een kracht ontmoetwaar hij niet tegen op kon. Green ziekte echter, tenzij men den ouderdom een ziektemag heeten. In die dagen verkreeg mijn onverschilligheid een toon van bitterheid energernis dien ik zorgvuldig in mij besloten hield. En hij begon zich meer dan ooit,ondraaglijk bovenmate, te hechten aan mij.Uren, dagen moest ik doorbrengen bij zijn bed, en ik had gesprekken met hem,

gruwelijk-vervelende gesprekken, zooals men ze van een stervende nooit zouverwachten, gesprekken over thee en koffie die hem kostelijk vermaakten.Ging hem het praten niet af, dan zou ik hem voorlezen uit Ohnet of Dumas. De

laatste dagen wou hij nog enkel door mij gediend zijn. Als ik er was, dan was erniemand meer noodig.Zou hij me nog mee in zijn graf willen troonen? vroeg ik me bitter spottend af,

maar onmiddellijk maakte die vraag me wat bang.Welke tooneelen zouden we nog beleven vóór zijn dood, ergerlijke, vreeselijke

tooneelen. Ik voelde ze naderen slepend en durend. Doch alles is rustig verloopen,zoodat ik me afvraag: Is Arthur van Kruishof gestorven of eenvoudig ingeslapen?Gisteravond had ik bezoek van mijn zuster en broeder. Mijn zuster had een paar

bekende vriendinnenmeegebracht om het gezelschap te vergrooten en veraangenamen.Mijn broeder was vergezeld door een onbekenden jongen man dien hij me wel heeftvoorgesteld, doch waarvan me later op den avond de naam weer ontging.We dronken een glas portwijn boven in de gezellige roode kamer. Er werd

aanhoudend gepraat. Ik herinner me echter niet dat de onbekende in den loop vanden avond

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 236: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

200

het woord heeft genomen. Je vindt het zonderling misschien, maar al dien tijd konik me van zijn gelaatstrekken geen voorstelling maken. Nu voeg ik hieraan toe, datik ruim veel wijn gebruikt had. De schaduwen boven het laaghangend lamplichtschenen me donkerder en dieper dan ooit te voren. Alleen aan de vensterzijde drongdoor de draperieën een hooge smalle bundel van geelgroen licht. Als ik langer toekeek,bemerkte ik tot mijn verbazing dat de stralen zich langzaam langs het behangsel vande kamer als stralen van een zoeklicht bewogen.Ik zei niets tot de aanwezigen en achteloos als 't ware stond ik recht. Traag ging

ik naar het venster toe. Aan weerskanten van het raam, elk in een hoek van de kamer,rustten mijn beide schepershonden. Ik meende te staan bij den ingang van eenAssyrischen tempel. De balgen gingen ademend op en neer, regelmatig, gelijktijdig.Met half geloken oogen loerden en zochten de dieren naar wat zij hoorden en rokenbuiten in de verte.Ik trok de gordijnen een weinig uiteen en zag dichtbij het ven, verder de heide, en

aan den horizon het mastenbosch.Eer ik de maan en sterren als werkelijkheid aan den donkeren, vlakken hemel

bespeurde, zag ik ze in het effen water van het ven weergespiegeld Ik merkte hoe degele bol zich zacht zwevend in het water verplaatste, terwijl de sterren zich traagrondom haar langs arabesken bewogen.Op dat oogenblik zag ik alleen het bovennatuurlijk tafereel dat zich vóór mij

ontrolde. En ik kon me niet inbeelden dat in de kamer achter mijn rug nog allesvolgens de gewone wetten zou verloopen. Dat zou het allerwonderlijkste geweestzijn.Toen ik me omkeerde stonden de aangezichten van mijn gasten luisterend naar de

kamerdeur gewend. Enkele seconden viel me alleenlijk de verwondering op vanvragende wezens, tot ik het kraken van de trap en zware trage stappen hoorde. Ikmeen dat wewel een volle minuut gewacht hebben, eer we den knop zagen omdraaienen de deur langzaam en geruischloos openging. Ook meen ik dat de verbazing vanmijn gasten op dat oogenblik niet meer bestond. Want ieder scheen het naturlijk tevinden den nieuwen gast als Arthur van Kruishof te herkenen.Op zichzelf kon deze verschijning voor een onbekende niet wonderbaarlijk zijn.

Mijn peetoom zag er altoos de grijsaard uit dien ik vanaf mijn prilste jeugdonveranderlijk gekend had. Hij kwam met ons aanzitten en dronk van zijn portwijn,alsof dat zoo in de lijn van de dagelijksche verschijnselen moest gebeuren. Hij hadzich tusschen mijn

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 237: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

201

broeder en den onbekende geplaatst en scheen zeer opgewekt door de ontmoetingmet dezen laatste dien hij herhaalde malen lachend op den schouder sloeg of in vurigeblijdschap de beide handen drukte.Het was intusschen laat geworden. Mijn zuster sprak van huiswaarts keeren. Toen

werd onze aandacht plots getrokken door het gelaat van mijn peetoom. Van grauwwas het krijtwit geworden. Hij greep den onbekende bij den arm, terwijl hij hemtoestamelde:- Arthur, ik voel me onwel worden. Geef mij een glas water.Nu gebeurde het schrikkelijke, dat den ganschen avond tijdens het onbegrijpelijk

stilzwijgen van den onbekende was voorbereid geworden. Deze sprong recht enschreeuwde, ik weet niet juist meer wat hij schreeuwde, alleen herinner ik me nogde woorden: Niet herbeginnen!Ik zag hem Arthur van Kruishof, die nu ook opeens woedend, met zwaaiende

knuisten, tegenover hem stond, naar de keel grijpen. Ik zag ze beiden een secondeworstelen, en ik zag Arthur van Kruishof onder de grijpende handen van denonbekende achterover zinken. Meer zag ik, oneindig meer: ik zag den onbekendehet volle gelaat naar me toekeeren. Nu herkende ik hem, plots en klaar,verschrikkelijk, dat ik wakker werd. Ik had mezelf herkend.Aan kloppen op mijn deur wist ik dat ik door de meid gewekt was. Ik wreef me

moe door de haren over mijn zondig hoofd. Een paar minuten zat ik recht op in mijnbed te bezinnen. 't Was donker in de kamer. 't Behangsel aan het venster hing voorhet zonlicht gesloten. Een ruk aan de koord en heel mijn wezen baadde in Meilichten een warmte die frisch en vroolijk aandeed na de angstige warmte van het bed.De boomgaard stond in bloei, te heerlijk, te zuiver, te jeugdig voor mij, die in mijn

lenteonrust, en niet terwille van de vrchten, een weinig naar een kalmen bezonkenherfst verlangde.En vraag je me nu nog, eeuwige spotter, of ik tevreden ben met dezen nieuwen

staat van zaken?

René BERGHEN.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 238: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

202

Henriette Roland Holst's ontwikkelingsgang (3)

Hoezeer Henriette Roland Holst is opgegaan in de beschouwing van het socialismeals Reiniger en Bevrijder, blijkt uit de volgende verzen:Opw. Wegen, bl. 102:

Gij die alle somberten maakt tot lichten alle doodschheid tot geluid, uit vaalduister uw vlam omhoog slaat, gij die keertdroefste ontluistering in blijdsten roemdat wie lang kroop in slaafsheid, 't aangezichtnaar vrijheid opheft als naar zon een bloem;gij die alles doordringt als zongestraal, -er is geen afgrond van verdoemenisdien gij niet komt te dempen; gij verteertheel den smaad der knechtschap als een vlam roest.Gij die van alles reinigt, die den stankder knechtschap als vuur delgt uit het gemoed,die daarin strooit de nieuwe deugden, blanken roode, gij die ontkiemen doeten groeien tot een boom, die eenmaal zalschaduwen heel het menschgeslacht, den boomkameraadschap: nog verstaat dit hart weldat ge waar zijt, Socialisme, en geen droom.’

En ook hier weerklinkt, zooals in de ‘Drie Hymnen aan het Leven inGemeenschapsgevoel’ die wijding van het leven naast de verwaarloozing van dedoodsgedachte.Bl. 114: ‘groot

en heilig is het leven, klein de dood.’...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 239: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

203

‘Voor het Vaandel’, de slotzang, is breeder uitgedeindmaar ook vlakker, en ongelijkervan waarde. Het wil het socialisme een eeredienst wijden en schildert alvast iets alseen doopselplechtigheid van de nieuwe leer. Als getuigen van de plechtigheid vanden doopeling zijn Hoop,Moed en Vrijheid opgetreden. En dan is hij klaar ten strijde:Opw. Wegen, bl. 155:

Van toen af kreeg zijn blik een verte, zijn stem een hartdiepe toonwant hij was licht geteekend... voor altijd, der vrijheid zoon.’

De dichteres heeft in ‘Opwaartsche wegen’ gegeven het beste van haar kracht,zichzelve volledig, met geest en gemoed van het ‘Ideaal dat opblinkt’ (bl. 134). Zeheeft het reeds lang gevonden om er voor te leven, maar nu eerst vond ze den moedom er volledig voor te leven.Het socialisme is hier de eenige rustgevende veiligheid, de breede weg, waar zij

niet van afwijkt, terwijl in ‘De Nieuwe Geboort’ de geteisterde ziel telkens zijpaadjesopwou. ‘Opwaartsche Wegen’ is misschien minder hartstochtelijk dan ‘De NieuweGeboort’. Deze toch die een smartvolle zielecrisis vertolkte, had daardoor meer directen meer intens te zijn, maar in ‘De NieuweGeboort’ was ook een goed deel berusting,willooze overgave omdat het niet anders kon. In ‘Opwaartsche Wegen’ heeft deberusting plaats gemaakt voor blijde aanvaarding en inleving.Hier is rustige vreugde die bijwijlen stijgt tot extatische vervoering. Hier is gloed

van zuivere liefde die een oogenblik te vér gaat en overslaat in zwarten, grimmigenhaat.Zoo verwijlt de dichteres thans op de hoogte van de gemeenschapsliefde. Nu klinkt

haar diepste zelf in volkomen harmonie met Mensch en Menschheid. Nu leeft zij ineen roes van volkomen geluk en blijheid tot... het noodlot haar komt bezoeken.Sinds 1897 - zooals boven reeds werd gezegd - maakte de dichteres deel uit van

de S.D.A.P. Reeds van 1904 af begon zij ondere de gedurige partijtwisten te lijden.In 1909 kwam het dan tot een definitieve scheuring. Een kleine groep, die radicalervoelde dan de groote massa en het idee van het Socialisme zuiverder wilde bewaren,scheidde zich af. Mevrouw Holst bleef voorloopig in de oude arbeiderspartij, maarspoedig vonden haar genooten haar veel te extremistisch en zoo kwam het dat zezich in 1911, bij gelegenheid van een staking, uit de politiek terugtrok.Dat zijn de bloote feiten. Maar zoo eenvoudig deze

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 240: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

204

lijken en zoo gewoon op elkaar volgend, zoo gemakkelijk valt het niet na te gaan, teonderscheiden en te rangschikkenwat er in het hartstochtelijk gemoed van de dichteresintusschen omging. Dat ze voortdurend het gevoel had ‘er buiten gedrongen te zijn’,dat zij, de werkdadige leidster, nu alleen stond, verlaten van haar vroegere makkers,kon het anders of die gebeurtenissen moesten een diepen weerslag wekken in haarhart, dat het socialisme aanbad, dat alleen maar kende: liefde voor de gemeenschap,voor de makkers, en dat nu door die gemeenschap was uitgestooten en door demakkers veracht; dat den band had weten te leggen tusschen zijn eigen gevoel en dewil van het heerschend verstand, en met die dubbele kracht uitgerust, zich in 't vollevan den strijd had bewogen, en nu gedoemdwas tot het werkeloos, willoos toekijken.O had zij nooit den strijd gekend, dan had ook nooit de begeerte naar hem, toen

zijn vuur voor haar gedoofd was, als een brandende pijn haar hart verschroeid. Maarnu lag het voor de hand, dat het verlies van datgene waaraan zij met ziel en lichaamverbonden was geweest, wiens bezit zij als het eenigste doel had beschouwd, ookzooveel te heviger zou gevoeld worden.Den tweestrijd van haar hart sprak ze uit in een bundel met den sprekenden titel:

‘De Vrouw in het Woud’, die verscheen in 1912.Het woud beteekent zooals de ‘Selva oscura’ voor Dante - waar de titel een

zinspeling op is - de eenzaamheid en de verlatenheid van haar ziel; het beteekent deverwarring en den tweestrijd, de droefheid en de verachting, waarmede zij af terekenen heeft. Het woud heeft evenwel ook plekken, waar de schaduw minder dichtis, het heeft paden die leiden naar een land van ‘schoonen droom’, het bergt in zijndiepste diepten een atmosfeer van innigheid en vrede, die het hart rust schenkt enberusting. Er is een uitweg aan het woud, al loopt die niet stijgend, maar diep langs‘de steile helling’, langs den weg van de loutering.Als om zelfbestrijding begint de vrouw haar levensloop te verhalen en open te

leggen als een boek: haar jeugd, haar zucht naar schoonheid, haar geestdriftig enliefdebegeerig hart, haar liefde voor Vrijheid en Gerechtigheid, haar duikelen in dediepe zee der Menschheid, tot zij al wat haar lief was, ziet verzinken en reddeloosvergaan.Haar leven vroeg om een doel:De Vr. in het Woud, bl. 16:

‘De dagen schreeuwden om een inhoud, elkzoo ledig, zoo hongerig en zoo groot.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 241: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

205

Alles was niets, want alles niet genoegvoor 't hart dat meer, meer, meer, een voorwerp vroegvoor zijn krachten: iets grooters te beminnendan enkelingen’....

en zij vond het in den strijd voor de gemeenschap, in het socialisme, zoodat haarD.V. in het W., bl. 19:

‘hart werd van geluk haast flauwwant wat het altijd zocht was nu gevonden:het mensch'lijke en toch meer om aan verbondente zijn; een doel voor de trillende pijnender Liefde: een veld om met den milden gloedder schoonheid te bestrale', een zee van moeden kracht om in te duike' en aan te wijlenzoo lang men ademt: levend Ideaalom voor te leven, en misschien eenmaalvoor te sterven den rozerooden doodvan sterven voor het liefste...’

Zij heeft zich in den strijd geworpen, zij heeft het geluk in den strijd gevonden, enofschoon hij hard was en moeilijk, tochBl. 23:

‘wagewijd stonden de deurenopen naar sterke daad,’

Maar helaas, de tijd komt dat het ‘voorwerp van liefde gespleten’ (bl. 25) wordt, datzij te kiezen heeft tusschen twee, en dan komt zij tot de bekentenis van haar eigenzwakke vrouwelijkheid:Bl. 25:

‘Weten bedwingt de zoete koortsen nietin 't vrouwebloed, Liefde scheurt toom en breidelaan stukken, kan niet zien als Rede ziet.’

Die verzen geven de diepere oorzaak aan van het ontstaan van ‘De Vrouw in hetWoud’.We hebben nu de zekerheid dat het tot een heel innige versmelting van droomen daad, van haar warme liefde dus met het koele verstand, nooit gekomen is. Toener verlangd werd dat zij de stem van haar liefde het zwijgen moest opleggen, omzich alleen in den heerschzuchtigen wil van het verstand te hullen, dat zij uit deGemeenschap moest treden om de enkelen te volgen, ‘de harde, onmeedoogendemannen’ (bl. 26), toen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 242: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

206

kwam haar vrouwelijk gevoel in opstand: zij kon niet kiezen:Bl. 34:

‘Zij kon het niet, zij kon het niet;dat was haar zwakheid, haar verdriet,haar vrouweliefde kon het nietdie overwon haar koel verstand,die was toch van haar ziel het diepste vaderland.’

Maar even later, in een hulpbede aan de makkers, spreekt zij onbewimpeld uit datzij toch gekozen heeft, dat haar liefde eerst naar hen gaat:Bl. 48:

‘Laat mij weer heel uw kind zijn... vouw o vouwuw breede vlerken om mijn halfverkildeborst, hongerend toch naar uw liefde meest.’

De Vrouw erkent haar zwakheid, maar zij weet ook dat zij de bron ervan in zichdraagt, de liefde.Bl. 29:

‘Wanneer zij dan zwak is geweestzoo maakte Liefde haar zwak;Wanneer zij den strijd heeft gevreesdzoo was het Liefde die brakhaar moed,’...

Voorwaar een heele afstand tusschen deze verzen en het opstandige Ruiter-haat-liedvan ‘Opwaartsche Wegen’. De teerheid van de vrouw tegenover het ruwe geruchtvan den strijd, en de botsing, noodzakelijk daaruit volgend - we vonden die reeds in‘De Nieuwe Geboort’. Maar dan stond ze nog bij den aanvang. Daar had ze nog afte rekenen met de tegenstrijdigheden van haar ziel, daar kon ze nog geen krachtputten uit de daad, omdat ze tot dan toe altijd in het land van den droom had vertoefd,terwijl hier een van werk overgevuld leven plotseling zijn deuren voor haar sluit enzij losgerukt wordt uit den greep der machtige maatschappij.In ‘De Nieuwe Geboort’ had dit nog tamelijk licht kunnen vallen, in ‘De Vrouw

in het Woud’, daarentegen, moest het gepaard gaan met 'n geweldige ontzenuwing.Het is dan ook alleen maar het motief dat in die twee bundels hetzelfde is: twijfel,

tweestrijd en benauwenis.De uitbeelding daarentegen is veel heviger gekleurd in den laatste. Haar leven

gaat ten onder in verwarring, onrust en onzekerheid. Haar hart mist kracht en haargemoed vrede. Wie kan haar helpen? Zal hij het nogmaals

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 243: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

207

zijn, die vroeger ‘liefde tot wijsheid plantte’ in haar hart? Dante, met wiens lot zijhet hare vergelijkt, kan haar thans echter niet meer helpen. Zij voelt zich heelemaalop zichzelve aangewezen:De Vr. in het W., bl. 41:

‘Mij leidt geen gids als het eigen gemoed,mij schoort geen steun, dan d'enkele trouwe handendie mij opbeuren als de kracht bezwijkt;mij sterkt geen afgezant uit beet're landendan soms het ruischen, als een vleugel doet,van zachte hoop die langs mijn wangen strijkt.’

Zij vraagt niets meerBl. 51:

‘als stille schaduw voor 't gewonde hart.’

En die schaduw zal ze vinden in het land van de eenzame bespiegeling.Bl. 55:

‘Ik wil weer wonen in de groote vreê.’

De eenzaamheid en de verlatenheid zijn oorzaak dat ze tot zichzelve kan inkeeren;haar lyriek krijgt een persoonlijk karakter, evenals die van de ‘Nieuwe Geboort’.Maar er is verschil in schakeering. Want aan ‘De Nieuwe Geboort’ is de hevigheidvan de smart vreemd, die de ‘Vr. in het Woud’ heeft te lijden. Want dat ze zich Dantebij den aanvang van zijn Helletocht herinnert en zijn donkere vaart met de harevergelijkt, pleit vooral voor haar tot hoogen graad opgevoerd smartvol zelfbesef.Het verschil tusschen ‘De Nieuwe Geboort’ en ‘De Vrouw in het Woud’ werd

zeer typisch aangegeven door Dirk Coster, waar hij zegt(1):‘In de “NieuweGeboort” klaagde soms een ganschemenschheid, in dit werk klaagt

de mensch voor zichzelf alleen. Alle de bittere teleurstellingen, die de dragers vanhet ideaal, de socialisten, haar hebben doen lijden, - sinds jaren en jaren - breken nuplotseling uit in een crisis van smart en tranen. De hartstochtelijk-persoonlijke lyriekbereikt hier een hoogtepunt.’Inderdaad, ‘De Vrouw in het Woud’ beteekent een toppunt in het werk van de

dichteres. De lyriek uit dezen bundel ontroert omdat zij uit de twee groote elementaire

(1) Dirk Coster: ‘De Nieuwe Europeesche Geest in Kunst en Letteren’. (bl. 43.)

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 244: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

208

gevoelens van liefde en smart werd geboren, gevoelens die hevig doorleefd en nietminder intens en zuiver werden uitgesproken.Haar groote pijn is de eenzaamheid voor haar hart, dat altijd hunkerde naar

vereeniging, naar vriendschap van velen. Ook voor de sterkste naturen, is deeenzaamheid vaak een verschrikkelijke beproeving.Haar hart tegenover de wereld, wil den strijd om ‘het vaste goed’ opgeven:Bl. 61:

‘Het treurt over zachtheden die vergingen,verduisterde starren, gedoofden gloed.’

maar het wordt op den duur vanzelf in de richting gedreven, die het noodig heeft omzijn leven te leiden:

‘Laat het maar gaan: het vindt zijn eigen wegen.’

Maar er is haar een troost weggelegd:Bl. 64:

‘Het hart leeft en zijn leven is begeeren:De wereld leeft, zij staat klaar te vermeerenhet harte-leven dat zich tot haar wendt.’

In die laatste verzen ligt een toespeling op een gevoel dat in haar niet gestorven is:het gemeenschapsgevoel, en als ze even verder zegt van het hart:Bl. 66:

‘...Zijn vreugde kan niet stervenhet moet altijd nieuw hunk'ren, nieuw verwervenzoo lang het leeft, zoolang de wereld leeft,’

boudt ze daarmede den weg open naar de gemeenschap, waarvan het zich zoo noodeheeft moeten losscheuren.Het duistere woud heeft lichtplekken. Er zijn oogenblikken dat de smart luwt,

omdat ze zich bezint op de blijvende vreugde die de Liefde van den Mensch tot deMenschheid schenkt. In het mooie gedicht: ‘Mensch enMensch’ wordt bedoeld weerte geven dat gevoel van ontvankelijkheid, van overneigen van den eenen mensch totden ander, dat onzichtbaar, ontastbaar fluide dat de een aan den ander verbindt, diewondervolle aantrekkingskracht die soms van een mensch uitgaat:D. Vr. in het W., bl. 70:

Drang die eenen mensch trekt tot den ander,zoete drang niet te weerstaandie de harten buigt naar elkanderWat zijt ge? Waarheid? of een waan?’

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 245: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

209

En een troost is het voor de bedroefde ziel, dat zij soms van die lichtende gestaltenin het leven ontmoeten mag. Dan:Bl. 71:

‘worden de grijze gezichtender dagen mij fonkelblauw,’

De dichteres is niet dood voor de Gemeenschap. Zij leeft diep in haar, - die enkeleuitingen zijn er de levende getuigenis van - maar na dien schok heeft zij behoefteaan rust.De roep: ‘Ik wil weer wonen in de groote vreê (bl. 55) is vooral te verstaan als de

bede van een moegestreden strijder, die zich de rust wil gunnen die hij in deontzenuwing van den kamp ontbeerd heeft, maar die intuitief weet en voelt dat hijterug zal keeren in het perk.Zoo ook onze dichteres.Het leven dat zij vier jaar leidde - 1910-1914 - louter als literator, was er een van

gedwongen rust. Was het dan wonder dat zij in den geest de parallel trok tusschenhaar zieleleven om het tijdstip van ‘Sonnetten en Verzen’ en dat van heden! Toende hevigste smart in haar gelenigd was, ontstond de begeerte als vanzelf naarBl. 77:

‘'t land van treuren en terug verlangennaar wat geweest is.’

Daar leert zij haar leed begrijpen, en die wijsheid brengt vrede.In dat land is het dat de vrouw:Bl. 79:

... ‘allengs woneen weinig vrede uit de avondzoneen weinig klaarte uit de manestraaleen weinig vreugd weer uit de wereldzaal’...

Dat ze zich troost met te denken dat er IETS is, wat haar niet ontviel:Bl. 81:

‘Toen alles mij ontzonk, zonk liefde niet,’

En als een heerlijke bevestiging van haar gloeiende liefde voor het ideaal, dezeheerlijke zang, de belijdenis van haar geloof in het socialisme, de liefde die zichofferen wil:Bl. 95:

‘In alle pijn, die door mij heeft gewoeld,heb ik toch altijd uw geluk gevoeld,............

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 246: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

210

Ik ben altijd gebleven trotsch en blijdat ik leed omdat ge waart 't liefste mij.............

Maar de zekerheid, die begaf mij nooit,dat alle kracht en moed in u uitstrooit

zijn zaad; dat gij 't groot licht der wereld zijt,dat hield ik vast, ook in den zwaarsten tijd.’

En dan die verloochening, die spontane overgave van zichzelve in opperste vervoering:Bl. 97:

‘Kunt g'alleen worden doordat wij vergaanhet komt op geen verbruikte harten aan.

Kunt g'alleen bloeien zoo ons hart verdort,en groeien wanneer het verbrijzeld wordt,

zoo weet ge immers dat ik mijn hart gaf,en niets bedong, want dat waar klein en laf,

Zoo bid ik nimmer dat ge mijn hart spaart:op d'andre schaal zweeft het geluk der aard.

Hoeveel duizend harten ook noodig zijn,ge moogt ze nemen, en de prijs blijft klein.

De prijs blijft klein voor het mensche-geluk,al gaan duizendmaal duizend harten stuk.’

Het is of de dichteres nog eens formeel deze getuigenis wil afleggen, vooraleer zijzich terugtrekt - voorgoed - in het land van den ‘Schoonen droom’.Want nu schrikt zij er niet voor, te bekennen - bekentenis die met het karakter van

‘OpwaartscheWegen’ geen vrede meer zou hebben - uit het volle van haar vrouwelijkgemoed:Bl. 103:

Wij zijn niet thuis waar scherpe wapens dreunen;in 't stil-omslotene, daar zijn wij thuis.’

en in deze merkwaardige zelfbekentenis:Bl. 104:

‘Ik ook heb dit mijn vrouwehart, dit teerbreekbare ding, dat elke toon doet trillen,gevoerd in 't strijdperk waar vijand'ge willenin stalen pantser elkander braveeren.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 247: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

211

Ik ook heb midden in rumoer'ge sfeerende koorts van heimwee door mij voelen rillennaar het omslotene en veilig-stillegebied waar ik toch niet kon wederkeeren.

Ik ook heb d'ingeboren schroom gedreventerug, en schuwheid in mij zelf verwonnendie altijd opkwam, altijd onderdrukt.Ik ook ben al in jeugd vol moed begonnenmij bereid te maken voor 't nieuwe levenen ook mij is het nooit geheel gelukt.’

In den eersten zang van de laatste afdeeling, stelt zij het dilemma: ‘Droom of Daad’.Het ‘land van schoonen droom’, alhoewel het ligt naast de ‘zonneheuvels van

lichte daad, is feitelijk toch van dit laatste gescheiden. Dat begreep de dichteres. Deharde, ruwe strijd in het werkelijk leven, is heelemaal anders dan het rozig ideaal dathem oproept:Bl. 115:

‘Droom en Daad kunnen niet samen wonen;Zij maken te samen de wereld rijk,Maar niet één grond kan dragen tegelijkdie planten van uiterste harte-zonen...............

Bl. 116:

‘'k weet dat wie menschheid nu gaven wil brengenmoet kiezen tusschen droom en werk'lijkheid.’

Nooit zal ze betreuren het pad der daad betreden te hebben, maar waar zij vroegersamenhang of overeenkomst dacht te vinden, ziet ze nu schreeuwende dissonnantie.

(Vervolgt.)Dr INDESTEGE.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 248: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

212

De detective-roman

Die staat niet in uw boekenkast. In de mijne ook niet. Nadat ik met een paarexemplaren van het soort had kennis gemaakt, voelde ik mij niet geroepen de lectuurdaarvan voort te zetten. De gebeurtenissen zijn óf te voor de hand liggend óf tegezocht, en de auteurs verwachten van hun lezers grootere naïviteit dan waarover ikmeen te beschikken.Maar in den persoon, dien Raffles, Nick Carter, Lord Lister, in dien detective,

heeft mij iets aan het denken gebracht.Tegen den detectieve-roman wordt van alle zijden gewaarschuwd, waarschijlijk

onnoodig, want het literair peil van deze verhalen is te laag en de strijd dus te weiniguitbeeldend om werkelijk gevaar op te leveren. Maar goed, aangenomen dat hetgevaar bestaat. Dit schijnt dan voornamelijk te loeren op de opgeschoten mannelijkejeugd van allerlei rang en stand. Die jongelingen worden er te avontuurlijk van. Diewillen óók kunsten uithalen met een brandglas en met briefjes, opgesteld incijferschrift, geheimzinniglijk verborgen in een hollen boom. En dat mag allemaalniet, want dat kan leiden tot erger.Er wordt dus heviglijk gewaarschuwd tegen Raffles en Lister, in geschrift en

woord, huiskamer en Raadsvergadering.Dat feit herinnerde mij plotseling aan een andere herhaalde waarschuwing lang,

lang geleden. Waarschuwingdie gescherpt werd tot een verbod, gesteld op hetverspreiden en verslinden van ridderromans in Spanje, op het einde der zestiendeeeuw.

Want de detective-roman is de verschraalde, och zoo verburgerlijkte, och zoobloedarme telg van het oeroude fiere geslacht, genaamd ‘De Ridderroman’.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 249: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

213

De overeenkomsten zijn innerlijk. Het onderscheid is uiterlijk en schuilt hoofdzakelijkin de entourage. Veel van de deugden zijner voorvaderen heeft deze jonge spruitmoeten inboeten, maar... niet hij alleen is veranderd.Het zou weinig helpen of de detective-roman al verjaagd, vertrapt, met de pen en

het wetsartikel uitgeroeid zou worden, daarvoor is de kern te oud en te krachtig, teveel één met het romantische in ons, vooral in den mensch van kleine ontwikkeling.Om die kern zou weldra een ander type held gefantaseerd worden. En dan moest

men opnieuw gaan waarschuwen. Want dan is het gevaar opnieuw opgedoken.De kern...De ‘ridder’!De ridder, de ‘childe’, de Japansche ‘samoerai’.Niet alleen den ridderroman uit de middeleeuwsche feodale literatuur, strikt

dengene dus wien men gewend is dezen naam te geven, beschouw ik als voorvadervan den detective-roman. Het bloed van dit geslacht is veel ouder! Waar literatur is,leeft ook de heldenfiguur, hij die méér is dan een ander, méér mensch, méér man,méér hart, méér hoofd en méér spier!Het leven van dien uitverkorene is een aaneenschakeling van avonturen en

waagstukken ter bescherming van het zwakke en kleine. Dààrom edel, al neemt deheld-ridder wel eens zijn toevlucht tot listen, die meer wijzen op pienderheid dan opmoed. Hij moet immers zijn gespitst verstand ook aantoonen!Hij is Perseus, Walewein, Roland en de Cid.Met onvergelijkelijken zwier trekt hij de wereld in om het onrecht te zoeken en

te verdelgenmet zijn blinkend zwaard Excalibur of Durendal. Zonder ooit de galantecomedie van zijn gefronste wenkbrauwen, zijn minachtenden lach te vergeten, rijgthij de vuige belagers van het recht en de onschuld an het lemmer. Met waardigezekerheid houdt hij de verleidster van zijn heldeneer verre van zich, geheel alleenkrijgt hij tientallen Trojanen of Turken onder de knie. In aanbiddelijke teederheiddrukt hij thuis zijn Andromeda, zijn Enide of zijn Aude aan het hart en metonvolprezen bescheidenheid legt hij eindelijk de hem van alle kanten gebrachte huldeaan de voeten van den Olympus, van Koning Arthur of van Keizer Karel.Zij allen, maar vooral de helden uit den Britschen, den Bretonschen en den

Frankischen roman, vooral ook de sierlijke, zachte, vrome Japansche ridder, zij zijngentlemen met een soldatenhart, krijgers vol van hoffelijkheid. Zij zijn fier en edel,maar bovenal zijn zij... poseurs! De poseur,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 250: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

214

die bij den jongen lezer dien gevaarlijken drang tot navolgen opwekt, door te doentrillen de snaar van... ja, van ‘ridderlijkheid’ welke anders stilligt; de poseur die de(misschien niet eens jonge!) lezeres imponeert en vervult van bewondering enmisschien een tikje verliefdheid!Bij hem is alles mogelijk; wat hij onderneemt gelukt; wie hem volgt wordt beloond,

wee den ongelukkige die hem durft weerstaan!Elke literatuur heeft een dergelijke figuur uitgebeeld: een man die tot de eerzucht

sprak en regelrecht tot de zinnen. En in elken tijd, in elk land werden zijn avonturenademloos gevolgd, voor welk recht hij ook streed, welke aanvallers hij ook bevocht,welken koning hij ook diende. Bijzaak of Arthur of Don Fernandos zijn meester was,of hij Olympus of Kruis diende, of ‘zij’ Konduiramur of Ximène heete, of er tegenAino's Trojanen of Arabieren gevochten moest worden. De figuren zijn immersmarionetten die zich zóó hebben te gedragen dat deze ééne figuur voordeelig uitkomt!Om dezen persoon gaat het... al het andere is ‘figuratie’! Hij is recht, waarheid enfierheid, zijn vijanden zijn leugen, boosheid en onrecht.En misschien... misschien wordt de lezer, de genieter dan nóg te hoog aangeslagen.

Misschien wordt zoo'n lezer slechts geboeid door de plassen van bloed, misschiende lezeres alleen door de beschrijving van zijn fiere gestalte, zijn vurig oog, zijn edelgebaar. Misschien zijn ook recht en onrecht slechts entourage om het andere goedte praten!De ridderroman, of liever de avonturenroman, werd verboden in Spanje waar zelfs

de apatische jongelui hun trage bloed voelden laaien en hun blanke handen uitstakennaar een zwaard om hun aangebeden helden na te volgen, en de menschen halfdolwerden en alles in Spanje op zijn kop ging staan... totdat de verlossing kwam in denvorm van Cervantes' sublieme bespotting: Don Quichotte de la ManchaMaar toch konden zij het niet laten, in Spanje niet, in Frankrijk en in alle

literatuurlanden niet, te gewagen van dat wonderlijk alles-kunnendewezen; zij kondenniet laten van hem te schrijven, te dichten en te lezen, onverschillig wie en wat hijwas, welk onrecht hij verdedigde. Hij bleef leven, hij werd beurteling Henri deLagardère en De Roode Pimpernel.

En nu?Herkent ge hem?Helaas, veel van den zwier, bijna alles van het geheimzinnig licht dat hem

omstraalde, veel van het imposante heeft hij moeten inboeten in de nuchterheid dertijden,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 251: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

215

Maar hij daalde immers niet alleen!Met hem zijn schrijver, met hem zijn lezer. Want om datzelfde publiek te vinden

van lang geleden, om den lezer te vinden van ‘die’ ontwikkeling en ‘die’ gereedeverbeeldingskracht, heeft men lager moeten zoeken. Het volk en de jeugd...Wat ik bedoel is de eerste, de werkelijke detectiveroman, het volksboek dat op

straat ligt, niet de romans in fijnere bandjes die naderhand het licht zagen en voor‘betere’ kringen bedoeld waren. Ook niet de romans van avontuur waaruit deEngelsche en Amerikaansche ontspanningslectuur grootendeels bestaat, die waarincowboys, sheiks (o aangebeden filmhelden!) en uitgestooten halfbloeden bezongenworden, hoewel ook deze figuren, in het licht der afstamming bezien, hoogstinteressant zijn. Dikwijls leeft in hen de kern van den ouden prachtigenschelmenroman, waarin de vijand der ‘fatsoenlijkemaatschappij’ verheerlijkt wordt.Maar ik blijf bij den afstammeling in rechte lijn van den ridderroman, de boeken

van Raffles en Nick Carter.Het is gemakkelijk in hen den ridder aan te toonen.Zij zijn de helden der zelfbeheersching, van het edele gebaar, het spitse verstand,

den ijzeren wil. Zij dienen het recht, beschermen de zwakken, zijn geharnast tegende verleiding en bestrijden ieder die den vredigen mensch zijn vrede rooft. Door eenrijken enmachtigen opdrachtgever worden zij uitgestuurd om een schat op te sporen...nu ja, niet zooals Huon van Bordeaux om drie haren uit den baard van den sultan,maar misschien om drie parels uit het kistje van een millionaire.Want natuurlijk... de entourage is veranderd.Het rosse leger met de HalveMaan is geworden tot een vunze bende valschmunters,

treinoplichters, auto-, hotel-, gentlemen- of andere boeven. Koning Arthur zullen wemoeten zoeken in den captain van Scotland Yard, het zwaard Durendal is nu eenfiksche kleine browning, het spiedend oog een betrouwbare camera. En Konduiramurheet nu Sally Brown. Wat hindert het? Het spreekt immers vanzelf dat de burchtMontalvat moest worden vervangen door een zoo en zoo-Palace-hotel!Maar dat is allemaal entourage, zoo goed als de oude omgeving dat was.De persoon, de kern van den persoon althans, is dezelfde gebleven.

Het vuur, de glans, ‘die’ zijn weg en met hen het gevaar, o angstige waarschuwers!Om dat vuur te doen gloeien moet een dichter, een kunstenaar aan het woord

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 252: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

216

zijn. Een schrijver alsWolfram von Eschenbach, een dichter als Homerus, een zangerals Wagner.O, laat die zang herleven!De snaar, die er door aan het trillen kan en zal worden gebracht, heeft zoo lang

moeten stilliggen! Kan geen enkele kunstenaar uit de bloedarme, steeds kleinerwordende kern den bloed-opzwiependen held reconstrueeren?Niet alléén bij de kleinen van geest bestaat de behoefte om te hooren zingen van

een bestaan dat wij in ons onderdrukt onderbewustzijn zelf zouden willen leven. Enlaten wij daarvoor niet alleen naar de bioscoop moeten gaan. Geeft ons de oudehelden terug, hetzij strijdend tegen symboliek, of tegen werkelijk, levend, tastbaargevaar.De symbolieke vechter... Zoo zijn er enkele. ‘Der Tor’ van Kellerman is een heel

mooie symbolieke ridderroman. Heette niet ook Parcival ‘Der reine Tor’?Maar het zijn er zoo weinigen enmen is zoo erg bang om het vuur te doen oplaaien!

We zijn allemaal zoo erg bevreesd voor het gevaar!Laten we dan het zwaard van ons twintigste-eeuwsch verstand aangorden en tegen

dat gevaar strijden!Dan zijn we óók ridders.

Annie HIRSCH.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 253: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

217

Droomtuin

Een late tred die waart in de loverpalschendt van ontsierde bloesems de tovervalhet aldoor neersneeuwenvan schoonheid half vergaandie niet in herfstbrand zal opgloeienluisterloos uitbloeienen zichzelf weer naar haar oorsprong strooitde grond waaruit zij werd, omtooit.

Geen wildzang breekt de stiltede mildzang van het water preveltin omnevelddroomland doomland.

Water mijmert bronsgroenstuwt geen fontein van klaarheid de hemel te beklauteren.wiewouterenniet groeiblijbloeisels duizenderlei?

Ik ben de vaalste bloem die de maanwandeling overland verbeidtZij bezilvert haar kelk die verdorren gaatnu herbloeit in het nachtmysteriehaar droomgelaatEens rooft een handslag er de majesteit.

Victor J. BRUNCLAIR.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 254: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

218

Late vrouw

Met de lamp is een vrouw in de nacht alleenvormgrilschrilis de vlamdans die schaduwen boetseerten zo verteertde laatste olie.

Vaalschijn die de baan beklaartbleek is de vrouw van somber levenhaar lijf derft alle goede gloedgeen lamp die milde klaarte voedtgitschitter in doorlichte vaas.

Zij wankelt als de vuurspiraal die neergebrokenzich in doorlilde lichtlijn windttot ze op haar vlamval toegelokeneigen as verslindt.

Victor J. BRUNCLAIR.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 255: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

219

Oorsprong

Waar het ruim verglijdtin een lichtarm van tijdviert de dans der dingengeboorte.

Waar de stofverwentelttot een spoor naar Gods lofoneindigheid ontgrendelthaar poorten.

Waar de sterren en wijin een wondergetijde nacht van niet zijn doortrillendaar welven de sferenin albegerenen lillenhorizonten onder mysterie.

Victor J. BRUNCLAIR.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 256: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

220

'n Vrolike juffer (over-Betuwsch)

Tot Kestere had ik zowat allinnig gezete, vertelde Klaos, de Verkeskoopman, me.Daor most ik de sneltrein uut en de boemel vatte, anders kwam ik niet ien Valburg.Krek toen we ien Kesteren eweg zouwe ryje, kumt t'r nog zo'n heertjen aon mit 'nvrouw en 't kiend.‘Krek geschote, juffer!’ zeg ik, toen ik ze d'r ien geteisterd had. En de rammelkast

begon te stoote.‘Ja! Dank je wel, hoor! He, be! is dat loopen! Zoo 'n kind wordt ook zoo gauw

zwaar op je arm!’‘Goi hier zitte, mins! Dan kunde den êrrem op die beugel laote ruste... Zoo! Neem

oe gemak mar... Aorig jungske. Kiek 'm 's naor me kieke! Hoe oud istie?’‘Twee maanden, is 't niet, dikkerd?’‘En hedde d'r ver mee motte drage?’‘Ja! 't Heele perron af!’‘O, dat is nog niks! Dan moste, zooas ik 'n keer, mit 'n zesweeks keuje keelemaol

van Sliek-Ewik naor Valburg motte beule. Drie ketier zo 'n onrustige schrewerd opden êrrem. Dan zoude 's piepe!’‘Ja!’ zei ze, ‘dat is nog wat anders’. Ze keekme zo 'n bietje schuuns aon, 'n lechsken

um de mond. Mar ik zag wel, dat ze rust wou hebben veur d'r eigen en veur 't kiend,en dorrum drêdje ik m'n eige naor den heer um mit hem 'n praotje te make. Mar toendie dat zag, kreegtie 'n buukske uit de zak en gong zitte leze.‘Mien ok goed!’ docht ik. ‘Cij zitte leze, ik slaope!’ En ik kroop ien 't huukske.Toen ik wakker wier, zei de juffer:‘Moet je er nog niet uit, man?’‘Nee, ik mot naor Valburg’, zeg ik.‘Ben je daar bekend?’ vroeg ze wer.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 257: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

221

‘Beter as één!’ was mien wederwoord.‘Dan kun je ons daar 's mooi helpen: wij moeten naar Slyk-Ewyk!’‘Gellie van aovond van Valburg naor Sliek-Ewik? Mit die balschoen aon en die

witte rokke? Mins! Binde gek?’‘Nee, hoor! Gek niet! Nederduitsch-Hervormd’, zei zemit 'n ondeugend knipeugske

as 'n jonge djen.‘Da's 't eigeste! Ik ben Griffermierd!’Ze lachte dat ze schudde. En den baos van d'r zat ok wat te grunnike, dat bij hum

zekers zoveul als lache weze mos.‘Je bent 'n mooie, hoor!’ zei ze wer.‘Nee, juffer! Mooi bin ik nou nie mer, mar vroeger! Van al dat loope deur weer

en wiend bin ik nou wat uutgeslage; en dan van de tebak 'n bietje deurgerokt!’‘Manlief, als jij nou straks zorgt voor den wagen, dan neem ik 't kind en 't pak

wel. Baas, wil jij me dan in Valburg even 't pak aangeven?’‘Tuut nou 's efkes, mins! Hij mot de kienderwage bi de condeteur gaon haole?

Best. Ik neem dat pekske en 't kiend. En gij ziet dan mar, dache mittie mooie rokkevan de hooge trappen af op 't peron komt.’‘Maar mijn zwager zal er wel zijn om ons af te haolen: die kan dan 't kind wel

aanpakken.’‘Wie is u zwaoger?’‘De nieuwe ondermeester in Slyk-Ewyk!’‘Nou, dat treft! Dat is 'n beste vrind van mijn! Daor he'k vleje week nog 'n beste

segaor van gehad. Mak nou wat vort: we zien d'r al!’Wujend geknerrep onder de wage; en daor stonte we.Op 't peron wou ze daolik 't kiend wer van me aonvatte, mar ik zeg:‘Nee. Ik zal hier wel efkes blieve staon mit Wimke. Ziede gij mar dache den baos

mitte kienderwage werum kriegt: 't zou zund' weze as ge 'n kwietrakte.’'n Gloeiende spieker ien de locht, en daor umheer de sjef, die twee minse, en ik

(zei de gek), de trein, die krakend den hoek umtrok naor De Vurk, en anders niksum ons heer as stikdonkere nacht.‘Kommar erst mee, hier naor de wachtkamer’, zeg ik. ‘Ou zwaoger het zich eiges

meschien wat verlaot. Kom hier, gooi d'r mar ien!’ En ik drêj 'tsnotneus-peterolielempke 'n bietje op.Ik gong d'r zitte, en trok de leersen uut. Ik trok ze wer aon, mar nou mit de

boksepiepe d'r ien.‘Wat doe je nou, man? Ga je naar Siberië?’

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 258: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

222

‘Nog veul êrreger, mins! Ik mot naor Sliek-Ewik!’En nou wou ik toch, dache toen 't gezicht van die tweeminsen 's gezien had. Zegge

deje ze niks. Mar zien bleike neus vroeg: ‘Hedde 't of kriegde 't?’ En heurvollemaonsgezicht mitte zwarte kriekeugskes leek krek 't maonlicht op de stroomendeWettering: ieleke keer 'n ander geflikker.‘Zie zoo!’ zeg ik, ‘ik ben verrig! Biend nou 't kiend mar goed ien dat karreke vast.

Gij meneer, nimt dat pekske mar, en nou zal ik ollie 's veurgaon naor Sliek-Ewik.We zulle den ondermeester wel tegekomme. Astie teminste onderwèges niet is blievesteke.’Zoo steukerde we heer, en weuren al gauw op de Elserse zandweg. Bij de herberg

van Frens stond 'n rijtuug, dat zeker van de kant van Eist afgekomme was en nounaor Herveld mos. Mar dat was dan ok 't leste lichtje, dat we zien zouwe.‘Zou je niet 's even aan die voerman in de herberg willen vragen, Klaas, hoeveel

hij hebben moet, om ons naar Slyk-Ewyk te brengen?’‘Och! Dat gift niks! Dat duutie toch niet! De kjel mot noar Herveld! Alla dan mar!

Nou gaon we naor Siberië. Nou hedde de lanteerns geteld! Mar recht achter mienaon loope!’Achter memerkte ik wel, dat ze elleke keer 's gonge vervatte: dan den een 't pekske

en den ander douwen aon 't karreke, en zoo vort. Die kleine dunne raodjes deur deklaore modder, dat was zwaor wêrrek! Toe we de meule gehad hadde, was 't alzoowied.‘Ho eens even, vriend, wacht 's wat. Laten we eerst 's wat uitrusten: we kunnen

niet meer.’‘Ja minse! Dat geet zoo niet! Zoo komme we d'r nooit! Wacht mar! Klaos zal ollie

wel 's helpe. 'k Heb nog 'n paor keujestouwen ien de zak. Die maak ik aon den asvan 't karreke vast, en ik zal wel trekke. Gif mien dat peksken ok mar. Waor bindemit 't pak? Verduveld, wat is 't toch donker! Klaor! De juffer achter de wage, en denbaos houdt oe mar goed aon de rokke vast. Ge bint t'r toch nog allemaol? Want ikkan gin spier van oe gewaor worre. Kiek erst 's, of 't goed is mit 't kiend! Hij is mete zuut! Ja? Allebei uutgerust? Veuruut dan mar mitte geit! Zurg mar, dat ge goedop de been blieft! Klaos zal oe wel trekke.’Dat gong best heur!Ze wêrrekte wer aorig veuruut. As ik 's 'n gilleke heurde van 0000,00, mit 'n

lechske, of 'n: ‘'t is vreeselijk; waarom heeft Jan ons dat niet geshreven?’ mit watgeknor dér bij, dan docht ik: daor zakt t'r wer een ien 't karspoor,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 259: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

223

en ik kon aon 't gelach of geknor wel heure, of 't den ersten of de twidde z'n burt was.Goed-en-wel Jan van Hulst verbij begon Wimke wat te pruttele, te piepe, en al

gauw 'n deuje te brulle.‘Houw mar moed, Wimke!’ roep ik. ‘Nou 't twidde versje!’ En medeen zettie 'n

keel op as 'n mager vêrreke.En zij d'r tussendeur:‘Zoet maar kereltje, schudt 't zoo? Klaas, kunnen we niet wat langzamer gaan?

Och, is 't dan zoo erg? Hij heeft ook zoo'n honger, hè? 't Duurt ook zoo lang, hè? Jekrijgt dadelijk wat, hoor! We zijn er zoo!’‘Ja!’ zeg ik, ‘bij de Hooge Brug! En dan zien we zoo um-ende-bij op de helft. Mar

't is dan ok merakels zoas dat kleine jong uuthaole kan! Kunde 'n niet wat... Pas op!Daor leit 'n zwaore tek dwars over de straot heer. Beur de been mar hoog op, juffer!Kunde 'm niet wat geve? As 't kiend toch honger het! Of geet dat hier zoo niet?Mottieaon de...Mar ze liet me niet uitpraote en zei:‘Ja, ik heb nog 'n volle flesch melk bij me. Maar die wil hij niet hebben of hij moet

op m'n schoot liggen. Oe... wat is dat?Wacht even, Klaas. Vreeselijk! M'n heele voetnat. Tot aan de knie! En wat er met m'n schoen is, weet ik niet.’‘Ge het toch gin êrremoei?’'k Loop 'n paor trei terug dwars deur de modder heer en toen ik bij ze was vuulde

ik 's aon de schoen.‘Den hak verloren, juffer!’‘Anders niet? Dan vooruit maar weer! Beter zonder hak dan zonder man!’Ik loop wer vort en trek wer aon. Mar o wee! 't Touw was zeker um 't veurste

raodje geslage, want opins heur ik gestommel achter me, en daor begint Wimke tebrulle oftie wermoord wier.‘O...! Mijn kind...! De heele wagen om!’Ikke as de blinder 'n lusevers aongestreke, 'k zie 'n hupke grei op de straot, gelukkig

was 't karreke niet naor de kant van de sloot umgevalle; ik smiet de lusevers d'r neeren vat 't kiend uit de modder.‘Hier istie, heur! Schrouw mar niet!’‘Ge...luk...kig!’ zei ze met snikken en zwaor ojemhaole.‘Volgde gellie mien nou mar mit 't leege kerreke, ik draag 't kiend wel. Nog 'n

honderd pas, dan zien we aon De Hooge Brug. En dan gifde gij 't kiend erst 's watte drinke: 't schaop van 'n kiend het netuurliks honger as 'n perd.’Aon de Hooge Brug spreidde ik 'n krant over de vlakke

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 260: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

224

blauwe zêrk. Zij gong daor op zitten, noom 't hupke grei en modder, ik meinWimke,opte slip en al gauw konde 'm heure trekken, onder 't geruus van 't waoter deur, datdaor onder de brug mar vortschoot, krek of wij d'r niet ware.Blij dat ze 't kiend wer aon 't hart drukke kos, gleuf ik, was ze d'r verdriet allang

wer kwiet, en ze begon te zinge:‘Aan d'n oe...oever va...àn een snel...élle vliet!’En ikke:‘Zat eens 'n ju...ùffer neer.’Toen zij wer:‘De baas van 't spu...ul die lachte nie...iet!’En ikke:‘En Wimke vie...viel niet zeer!’Ikke en meneer stoken 'n segaor aon ('n beste, heur). En Wimke steurde zich aon

niks.‘Hettie 't op? Bestig! Gif mien 't kiend nou, en vorders alles op de ouwe voet. Laot

nou die kar mar umvalle veur mien part! Anders handige dingen die karrekes!’Zoo binne we d'r toch eindelijk gekomme.Allinnig veur ien Ewik, waor 't altoos zoo alderiezend is mitte modder, mos ik ze

nog 'n bietje opfleure, en ik zeg zoo deur den duustere heer:‘Juffer, wie viende gij nou den beste man ien de heele wereld?’‘Die achter me loopt, en me daar, OU, op m'n hakken trapt!’‘En wie is dan den twidde?’‘Die heet Klaas!’‘Da's oe geluk, dache d'r zoo overdinkt. Anders liet ik oe hier ok vast en zeker

staon, en gong d'r met Wimke vandeur.’Zoo kwame we dan aon 't meestershuus.De meester eiges dee de deur los.‘Zijn jullie daar eindelijk? Waar is 't rijtuig?’De meestersjuffer kwam d'r bij en noom ze gauw mee ien de kamer.‘Heur 's meester!’ zeg ik... ‘Ik heb m'n eige mar 'n bietje opgedronge bij die minse.

Anders wazze ze d'r nooit gekomme.’‘Maar ik heb Tunnisse met 't rijtuig gestuurd, om ze van de trein te halen. Ik moest

heel onverwacht bij 'n zieke komen.’Daor ree 'n rijtuig aon van de Valburgse kant, en ien 't deurryje riep Tunnisse:‘Ze zien nie meegekomme, meester!’Mar ik vloog de straot op, greep 't perd bij den toom...

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 261: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

225

‘Ho!... Hoe binde gij dan naor 't stadsjon ien Valburg gereje? Dan hadden wij outoch tege motte komme, menneke! Waor hedde gij onderweges aongestoke?’‘Ien 't gaon he'k ekkes bij Frens ien Valburg 'n putje bier gevat.’‘Dan hedde 't perd zeker wel 'n uur ien de kou laote staon!’‘Ik heb 'm uutte wiend gezet!’‘Tunnis, gij bint 'n echte Tunnis!’ zeg ik. En ik docht t'r bij: Klaos, gij bint 'n echte

Klaos! ‘Nou meester, godde gij de minse mar 's gendag zegge. Ik mot zien, da'kslaopes veur de nacht krieg. Mêrrege mot ik t'er hier op uut um keujes veur denIngelsman.’Medeen stook de juffer, mien juffer, motte wete, de kop bute de deur en zei:‘Klaas, kom er even in, dat we je eens hartelijk bedanken!’‘Mêrrege vroeg, juffer! dan kom ik ekkes aon, um te heure, hoe Wimke t'r

afgebrocht het! Wel te ruste!’Den andere mêrrege liep ik dan ok 's bij de meester de keuken ien. De

meestersjuffer zei, dat 't meer as schouweel gewest was, zoo as ze onder de moddergezeute hadde. Mar Rika, mien juffer dan, had die mêrrege al wer volop schik gehad,want Wimke had best geslaope. En daor kwam ze eiges ok al wer aontrippele. Zestook me van verre al de hand toe, en schudde 'm 's ouwerwets.‘'n Sigaar opsteken, Klaas?’ vroeg ze.‘Asteblieft, juffer! En 'n konjekske zou ok wel glyje (ik zag de fles opte schorsteen

staon).Ze lachte 's. Mar ze vatte de fles, schudde d'r een ien, hiel 'm ien de hugte, keek

me langs en deur 't glaoske 's ondeugend aon, knipte 'n eugske tege de meestersjufferen zei:‘Ik ben verliefd op die mooie rooie snor van je, Klaas!’Dat za'k oe betaold zette, docht ik. Ik zal oe wel kriege.‘Toch jommer, juffer, dat wij twee je mekaore niet 'n jaor of vijf eer hebbe leere

kenne.’Ze lachte, dat ze op de schoen stond te davere.Ik smeerde 'm gauw.‘Veul plezier ien de Kerstverkansje!’ riep ik nog werum.Toen ik al bij van Elfere was, kos ik ze nog heure lache.

K. LANTERMANS.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 262: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

226

Kronieken

Wijsbegeerte

Een Kultuurphilosophie

AL. DEMPF:Weltgeschichte als That und Gemeinschaf.Halle a. S. Niemeyer.Geh. 12 Mk. Geb. 14 Mk.

Dit werk verdient dat men een overzicht geve van zijn inhoud. Het gaat rechtstreekstegen de strekking de geschiedkundige gebeurtenissen te aanzien als noodwendigegevolgen uit natuurkundige en geographische toestanden of zoogenoemde biologischeof sociologische wetten. De geschiedkundige synthesis van de menschheid, waarvangodsdienst, geest en gemeenschap als hoofdfactoren worden aangegeven, juist omdatzij tegen den dwang van de natuurwetten kunnen ingaan. Het feitentotaal van degeschiedenis krijgt daardoor het kenmerk van zijn oorsprong: de geest van het ‘animalrationale’ en ‘sociale’. Zulke geschiedenis is de levende, afwisselende opdracht, dieden mensch is gesteld door zijn natuur van doelstellend en doelnastrevend wezen tezijn.Het doel nu van den mensch is zijn eigen wezen, zijn vol leven, de vervulling van

al zijn levensmogelijkheden, kortom de volledige ontplooiing van zijn menschelijkleven. Dit is de vitale levenswil van den mensch, van de menschheid, die langzaam,langzaam tot het bewustzijn doorbreekt. Beminnen, zorgen, beschutten zijn deprimaire positieve acten van het gemeenschapsleven, tegenover hun zelfzuchtigereactievormen bij individuën en gevestigde menschengroepen: genieten, bezitten enrooven.Nevens die kategoriën van zijn dadigheid tegenover de lichamelijke behoeften,

moeten die van de daadzakelijke uitdrukking van zijn geestelijk leven worden gesteld;het personalistisch beleefde: beschouwen, beminnen en vreezen, dienen en bedwingen;het bewust en logisch: erkennen, vereeren en zich onderwerpen, teweeg brengen enbeheerschen, tegenover Schepper, wereld en mensch.Al de grondelementen van familie en volk, van bedrijf en Staat, en de vormen tot

dewelke ze aanleiding geven, worden, naar het voorbeeld van Kant en Hegel, volgensdie kategoriën gerangschikt in symetrische groepen van krachten en vormen,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 263: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

227

wederzijdsche betrekkingen en afhankelijkheden van de drie uiteindelijkehoofdvormen, die zij in ons levende voorstelling hebben bereikt:Koningdom, leenheerschappij, volk: benadrukte elementen uit het tijdvak van de

godsdienstige heerschappij;Politiek, goederenbeheer, natie: benadrukte elementen uit het tijdperk van de

metaphysische maatschappij;Rijk, onderneming, maatschappij: benadrukte elementen uit het tijdperk van de

imperialistische, mechanisch-civilisatorische maatschappij;die reeds naar de leer van Vico en Comte worden onderscheiden. Met een groot

verschil nochtans, die ze geheel van aard doen veranderen: die tijdvakken hebben inelken kultuurkring een bepaalden duur, die voor alle omtrent dezelfde is. Hetmetaphysisch tijdvak, dat in de meeste gevallen overeenkomt met den rechtstaat, dieden geheelen kultuurkring omvat, duurt overal 250 à 300 jaar, - het is over eentusschenruimte van omtrent 200 jaar voorafgegaan door een koningtijd van 200 tot300 jaar: het godsdienstig tijdperk. Die twee zijn de echte kultuurtijdperken en wordenvoorafgegaan door een vroeggeschiedenis van 200 tot 500 jaar, tijdens dewelke zichde kultuurindividualiteit van elken kring aan het vormen is, - en ze zijn gevolgd doorhet civilisatorisch-imperiaal naspel, dat soms lang uitblijft en zeer verschillend isvan duur. De uitzonderingen aan deze regels zijn, naar de schrijver zegt, altijd doorbijzondere gebeurtenissen te verklaren. De klassieke kultuurkringen zijn: deegyptische, babylonische, chineesche, indische, iraneesche, antiek grieksche,israëlitische en romanisch-germaansche. Op deze volgen soms romantischheroplevingen van een kultuur als zijn: de indo-boudhistische, de oost-aziatische ende byzantisch-islamische. Het oogenblik, op dewelke voor elke kultuur die periodenaanbreken, is zeer verschillend.Het tweede deel, dat veruit het omvangrijkste deel van het boek beslaat, in een

meesterlijk overzicht van de kultuurgeschiedenis van elk der vermelde kringen. Indeze: ‘Geschichtphilosophische Stoff’, zooals de schrijver dit deel betitelt, vindt hijde bevestiging van wat hij in het eerste deel als zijn ‘Arbeitshypothese’ heeftuiteengezet, nl. dat uit het wezen van den mensch een systeem sociale vormenvoortspruit met zijn bewerkstelling, met dezer vertegenwoordigers en gedaanten,systeem dat opgebouwd is op de hooger opgesomde primaire acten tot bevredigingvan zijn lichamelijke en geestelijke behoeften. Naar den schrijver levert dit tweededeel het bewijs, dat de wezenstrekken van elk afzonderlijke kultuur kunnen begrepenworden door er die vormen uit te lichten. Alzoo schijnt hem het ervaringsbewijsgeleverd, dat de kultuur tot stand gebracht wordt door den innerlijken aanleg vanden mensch - en zonder daarom van het einddoel bewust te zijn - zijn levennatuurlijker wijze te schikken naar don eisen van de ‘totale behoeften’, die tot behouden tot den duur van de gemeenschap noodwendig zijn.Dit wil niet zeggen, dat de kultuur een streng biologisch verloop bezit, dat men

het bestaanmoet aannemen van gemeenschapsinstincten, van een sociaal-psychologieals een werkelijkheid beschouwd, - integendeel de geschiedenis bestaat niet alsnoodlot, wel als daad; en bij bewustzijn, als zedelijke daad. De geschiedenis toontdat de kultuur wordt voortgezet door bewuste bemoeiingen om haar eenmaking enom haar verspreiding, zelfs over de banden heen van het samenhoorigheidsgevoelen de bloedaanverwantschap. Daartoe werken samen godsdienst, staat,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 264: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

228

wetenschap, kunst, goederenbeheer, door de eigenaardige ‘publizistik’ waarover elkbeschikt, en die door de sanctie's eraan verbonden, een eigenaardig kenmerk krijgtin de handen van de wereldlijke en van de kerkelijke overheden; om, in een betertijdstip, over te gaan tot de dichters en de geleerden; om verders nog tot denieuwstijding te verloopen.Daaruit mag men nog niet besluiten tot de mogelijkheid van een algemeene

wereldkultuur, want zijn de grond en de einddoelen dezelfde, elke kultuur levert aandeze gedaanten en vormen, zonder dewelke gronden noch einddoelen zouden bestaan.De kultuuridividualiteit staat dus zoo hoog als de kultuureenheid en legt positieveverplichtingen op, die in geval van conflict met het rein universeele, alleen door dengodsdienst of het natuurrecht te slechten zijn.Alle kultuursubjectivisme is in dezelfde mate verwerpelijk, hoewel de mensch

zijn wereldbeeld en Godsbeeld naar zijn eigen beeld opbouwt, want elke kultuur gaatuit van het personalistisch beschouwen en gedaanteleenen en komt slechts veel later,op grond van dat aanschouwen en gedaanteleenen tot het rationeel bedenken.Verder wordt nu de ontwikkeling van de kultuur opgevolgd van den eersten

oorsprong, die we te vatten krijgen: de godsdienstige band, of het aaneensluiten vankrijgszuchtige stammen, of de vereeniging van godsdienstige gemeenschappen, methun bepaald bondsrecht met godsdienstige sancties en een bepaalde bondsregeling- van den eersten oorsprong tot het zich zelf vernielend hegemonialisme toe. Dithoofdstuk houdt een treffende beschrijving in van de drie tijdvakken, die in dieontwikkeling zijn waar te nemen en van de conflicten, tot dewelke de abnormaleverhoudingen in hen aanwezig, aanleiding geven, tot dat onder vreemden invloed dezoo moeilijk opgebouwde ‘imperiën’ uiteenspatten.Hier slaat de schrijver zoowat onverwacht naar het internationalisme over, een

overigens zeer gezond internationalisme.Het ontstaan en de uitbreiding van de drie groote romantische kulturen, die op de

vergane volgden en geheele kringen, die eertijds afzonderlijk bestonden, vereenigen,bewijzen dat een godsdienstige zielengemeenschap in staat is een levensgemeenschaptot stand te brengen, die boven de bloedverwantschap van de betrokken natiën isverheven, en daardoor in staat is in stand te houden. Als mogelijke oplossingenhebben wij het imperium met zijn noodlottig hegemonialisme van een natie over deandere, of het federalisme in een volkerenbond, die tegenwoordig bij het nogheerschend liberalisme de religieusautoritatieve sanctie van het bondsrecht en deidee van de vereeniging en geledering van de bondsmacht bijna totaal mist, of eenderde oplossing: de politiek-collectivistische, hetzij communistische, hetzijsocialistische, door de overheersching van de arbeidende klas.De gemeenzame kultuurelementen, die men in elke van hen terugvindt, zijn die

van het recht, macht en goederenbeheer. Een blijvende oplossing heeft die drie innigonder mekaar te verbinden: geen recht is zonder goederenbeheer vast te stellen ofzonder dwang van macht recht te houden, macht die echter niet mag van buiten uitzijn, maar die bestaan moet in de bijna universeel mogelijke openbaarheid van hetrecht. Doch daaruit moet dat recht eerst zijn ware beteekenis uit het goederenbeheerverkrijgen. Bij dat alles bezit het westersch Kristendom nog een gansch concreet,positief ‘jus divinumi’, dat van het pausdom, en dat niettegenstaande desouvereiniteitverklaring van

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 265: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

229

alle nationale Staten voort blijft bestaan en zooveel te meer zijn geldigheid behoudtals het subjectivisme en de eigenwettelijke aanspraken van de kultuurtakken, doorhet voortbestaan van de westersche vroomheid en van haar objectieve kultuurvormende breede lagen van het volk niet konden aantasten. De katholieke Kerk is haaropdracht bewust, op een algemeen concilie haar volkenrecht, het positief westerschvolkenrecht, naar zijn geschiedkundige daadzakelijkheid en ook naar zijngodsdienstige beteekenis te definieeren.Er is dus een uitgebreide restauratie noodig en in die voor te bereiden ligt de

opdracht van de kultuurphilosophie. Deze heeft eerst de kritiek te doen van debeschavingsmachten en van hun misbruik, dan heeft zij haar eigen macht teorganiseeren, die de organisatorische macht van de vorming is en die de zendingworden moet van universiteit, die een geregeld volken-, staats- en bedrijfsrecht totstand te brengen en volgens de type van dat recht een beambtenstand en eenstandenleiderschap op te voeden heeft.Wil men aan de terreur, aan de dictatuur, aan het cesarisme ontkomen, dan is het

noodig de drie groote knoopen te leggen, die de westersche toekomst aan dat verkeerdverledenmoeten verbinden. Deze zijn het overwereldsch goederenbeheer, het integraalvolkenrecht en de godsdienstige eenheid. Het eerste is bereidsmogelijk in de opvattingvan een planetarisch merkantielsysteem. De tweede ligt voor het grijpen. Degodsdienstige unie is de groote knoop. En de eene kan niet worden vastgelegd zonderde andere. De godsdienstige unie moet nochtans mogelijk zijn; anders heeft deverwachting van het rijk Gods een te enge beteekenis. Daarbij een overnationale,nieuwe romantische kultuur over de oude landen is reeds zoo wat in het vooruitzichtbij de pogingen, die zoowat overal opduiken tot hervereeniging van de Kerken. Hetomwerken, dat we beleven, van het spiritualisme tot mysticisme, van hettraditionalisme tot kultusmystiek ligt in het gewone verloop van alle kultuuromkeer.De missietaak van het kristendom wordt echter verzwaard, daar de drie overige

groote wereldgodsdiensten, Islam, Hindoïsmus en Confucianismus, reeds eenrestauratieinrichting bezitten. Een wereldbeheer van de goederen en een volkenrechtdat doet afzien van de uitbuitende koloniseering is een volstrekt noodige voorwaarde,na wier vervulling het geunieerde kristendom, door de drie genoemde godsdienstengeen hinder meer kan in den weg gelegd worden.Alzoo is, in zeer grove trekken nagenoeg de gedachtengang van het boek, dat de

kultuurphilosophie behandelt. Wie een merkwaardig overzicht wil van dewereldgeschiedenis, neme dit boek. Wie in de geschiedenis iets meer zoekt dan eenaaneenschakeling van interessante feiten, leze het aandachtig.Wie nu eens een proevevan verklaring wil kennen van de vervlechting van anthropologie, sociologie enhistorie, die het leven van een volk uitmaakt, zette er goed zijn geest op: er is in ditboek veel waarheid te ontdekken en er zijn verrassende beschouwingen in te vinden.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 266: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

230

Beeldende kunst

Ernest Wijnants

Het beeldhouwwerk dat Ernest Wijnants onlangs te Antwerpen in de zaal Breckpottentoonstelde gaf een volledig overzicht van zijn kunstenaarsarbeid sedert ongeveertwintig jaar.Er was zijn realistisch werk uit den eersten tijd van ontstuimigen scheppingsdrang

toen hij nog kameraadschappelijk verkeerde met zijn genialen stadsgenoot, den tevroeg gestorven Rik Wouters. Hij wist toen vluchtig het leven te vatten en gaf hetimpressionistisch weer.Het bewijst wat een scheppen kijk hij toen had op de werkelijkheid. Hij bleef niet

staan voor het bevallige, het mooie. Hij zocht het uitdrukkingsvolle in de verschijningvan een verachterden volksjongen, een verwilderd meisje, een ouden afgesloofdenwerkman. Uit de rijke herinnering van het waargenomen leven weerhield hij dekarakteriseerende trekken en hij wist ze sprekend uit de kleiaarde naar voor te halen.Bobbes, het type van het half-idiote Mechelsche boefje, in het zwart bronsje dat

er hier van te zien was, doet aan als een ronde kei, zóó is de schedel hard gewelfd,zoo spant de huid over de kaakbeenderen. De neerdalende lijnen van oogen en mondgeven de uitdrukking van het moedwillige, koppige, onhandelbare kind.Het kleine Volksmeisje is met haar vooruitgestoken mondje en neusje als een

slimme rappe poes.De Arbeider heeft iets Rembrandtiek in de ontroerde wedergave van den

diep-aangevoelden ondergang van een zwoegersleven. De groote ziekemoede oogen,de ingevallen kaken, de holten der slapen, de zwaar-neerhangende snor boven denbitteren mond zijn al zoo veel teekenen van het zwijgzaam aanvaarden van eenonafwendbaar noodlot.De beelden uit dien eersten realistischen tijd hebben alle het uitzicht van het

natuurlijk gegroeide. Zij zijn van binnen uit geboetseerd. De gedachte die dekunstenaar in zich droeg, de herinnering waarvan hij vervuld was, waren werkzaamin het gekozen materiaal en hebben er de vormen van bepaald.Daarna is de tijd gekomen van zijn groote, schoone vrouwennaakten, waarvan er

hier drie te zien waren: Eva, Na het bad, en Sereniteit. Men kan gissen hoe debeeldhouwer toen opging in bewondering voor Phidias. Dat is vooral het geval inhet laatstgenoemde werk, met de zachte rondingen van armen en schouders, deteeder-aangevoelde ondulatie van rug en borst en flanken, de levende gebondenheidvan de in elkaar vervloeiende, vergroeide vlakken en profielen.Sereniteit is wel de naam die past bij dat werk. In zwarten steen stond het hier

gegoten. De bewondering voor de schoonheid waaruit het werd geboren was vrij vanhartstocht en zinnelijkheid. Zoo kwam de beeldhouwer tot die uitdrukking van rustdie op haar beurt den toeschouwer in het eigen levensgevoel bevredigt, omdat hij deaanwezigheid voelt van orde en harmonie.Die rust is niet in de Eva. Zij is de van verlangen-trillende vrouw die oprijst in

den praal van haar lichaam, getooid met de

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 267: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

231

spiralen harer vlechten als een wilde koningin uit verre eilanden die aarzelend enverlokkend vooruit treedt met den appel tusschen de fijne vingeren harer uitgestokenband. Men kan rond hare naaktheid den tropischen groei denken van een maagdelijkwoud.Na het bad, een levensgroot eikenhouten beeld, vertoont de vrouw zooals ze

rillend uit de zee komt en over het strand loopt.Daarnaast waren er zoovele kleine beeldjes in hout, in brons, in verguld hout, die

doen denken aan de leuke volksche Tanagra's uit Beotië. Het zijn de eeuwigevolkstypen: een schipper, een vrouwtje met haar handen in een mof, een Zondagscheboerin die met een plezierig gebaar een tipje van haar kleed heft, een domme meid,de handen te samen gelegd op haar door de rokken heen spannende buikje.In zijn laatsten tijd streeft Wijnants naar vereenvoudiging, en naar uitbeelding van

beweging, maar een beweging dan die eeuwig kan duren. Hij heeft thans ookdekoratieve en architekturale bedoelingen.Als voorbeeld van vereenvoudiging moge zijn uit rood hout gekapte Priester

gelden. Het is de jonge opgeschoten buitenkapelaan met den fanatieken kop die zichscherp zet tegen de wereld en geharnast staat in zijn geloof.Als voorbeelden van gelukkige weergaven van bewegingen vernoem ik

Rondventster, Danseres, Cariatide.De vrouw die met kramerij het land afloopt heeft hij gezien als een monumentale

gestalte. Zij gaat. De beweging zit in het wenden van het hoofd, in de houding vanhet van kleederen zware lichaam. Zij draagt een baal in de linker hand en heeft metde rechter een vracht goed over hare schouder geslagen.De Danseres is geworden tot een beeld van buitengewoone gratie. De eene hand

is omhoog, de andere is omlaag in den rythmischen plooienval van een wuivendkleed waardoor de schuivende voeten en de slanke beenen teekenen. Hier is niet eendood punt in een reeks van bewegingen vastgehouden. De illusie van de bewegingzelf wordt gewekt in hare voortdurende actie en toch bleef alles gebonden tot eenplastisch geheel dat van alle kanten bekeken kan worden en telkens de mooisteprofielen vertoont.De Cariatide is heel anders opgevat dan haar oude en eeuwig jonge zusters van

het Erechteion. Met hare opgeheven rechterhand schraagt zij den last, terwijl delinkerhand den elleboog ondersteunt. Heel het slanke lichaam is bij deze handelinggespannen als een veer. Levend is het spel der plooien waardoor de lichaamsvormenzich openbaren.Er zijn beelden hier die bijna als architektonische stukken zijn opgevat, die als

hoeksteenen van een bouw zouden kunnen worden gebruikt, die als een fragmentvan een meubel kunnen worden beschouwd. Zoo is o.a. zijn Zonnebloem. Het vollefleurige meisjesgelaat is in relief behandeld en tot een decoratief geheel verwerktmet bloemenbladeren en pezige stengels. Zoo is zijn prachtige Treurfiguur,oorspronkelijk opgevat als een vrouw die bloemen draagt naar een graf opAllerzielendag, maar thans bedacht als een pijler voor eenmonumentale kerkhofpoort.De handen die de bloemenvrachten torsen verwekken in sierlijke buigingen een rustiglijnenspel dat met het neigen van het hoofd der napeinzende figuur een indruk wektvan vrome wijding en stille ingekeerdheid. Zoo is ook zijns Vestale die in de sobereplooien van haar gewaad uit den houtbalk opleeft zonder dat deze iets van zijnkonstruktieve kracht verloor. De opgeheven handen

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 268: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

232

die den plooienval bepalen, de houding van het hoofd verleenen aan dit werk eendiepe religieuse beteekenis.Het mooist is wellicht zijn uit rood-getint hout gesnedenMoeder en Kind dat

voor het Antwerpsch museum werd aangekocht. Het beeld is opgevat als dieChristussen of Madonna's die als deurpijlers zijn aangebracht onder de tympanonsvan oude cathedralen. Het is de pijler die bloeit tot een beeld. Tusschen de tweeevenwijdige loodrechte lijnen die den houtblok begrenzen is de compositieaangebracht als een relief dat toch aandoet als vol-plastiek. Schoon is het wegwerkender sculptuur in de bijna effen zijvlakken. Grootsch en monumentaal rijst de gestalteder moeder omhoog als een stam. Het kindje wordt geheven op den rechterarm enheeft zijn beide handjes om moeders hals gelegd en vleit zich aan tegen haar hoofd.De linker hand houdt het kindje tegen het hart gedrukt. Het is schoon als eenmadonna.Het meest-samengedrongen werk en dat getuigt van de tucht waaronder deze

voortaan architecturaal-denkende en -uitvoerende beeldhouwer zijn zoo weelderignaturalistisch scheppingsvermogen heeft weten te dwingen, is zijn geel-houten beeldjevan ‘Sinte Mette’. Het ontstond uit een Mechelsch folkloristisch gegeven: op SintMarten's dag trekken de straatjongens de stad rondmet op hun schouders een kleinenbengel die een bisschopsmijter en mantel draagt, in de eene hand een staf houdt enin de andere een korfje waarin hij aan de huizen vruchten en andere giften gaart. Hetleuke figuurtje en al de vele bij die boefjesverschijning zoo vreemd-aandoendeattributen zijn verwerkt tot een compact architectonisch geheel dat den vorm heeftvan een schraagbeeld van wonderbaar-rijke decoratie.Niet alles kan hier besproken worden: er waren in zijn tentoonstelling een en dertig

groote en kleine werken. Ernest Wijnants doet zich thans gelden als eeneersterangs-kunstenaar in dit land. De vernieuwing die zijn arbeid door de jarenonderging wijst op een steeds sterker wordend kunnen. De beheersching van zijntechnische vaardigheid deed niets te kort aan zijn grootmenschelijk gevoel.Ontroerend van warm leven blijven zijn strengst-gestyliseerde scheppingen. De

arabesk waarbinnen hij zijn beelden dwingt is eene overheel-haar-omtrek-levendelijn: zij heft en daalt, zij buigt en lengt zich uit volgens den polsslag van een eigenleven: het leven van het kunstwerk. Hij copieert niet de natuur, hij boetseert nietangstvallig een doode pose. Hij is inwendig vervuld van het veelvoudige leven enhij roept het te voorschijn onder den toover van zijn fijnvoelende vingeren. Zondereenig gevaar voor de eigen persoonlijkheid onderging hij de bekoring der archaischeGrieken, den adel van Phidias, de strengheid der Egyptenaren, de zinnelijke weeldevan de Oost-Indische plastiek. Het werd nooit bij hem een ziellooze navolging omdathij in elken stijl niet bij den vorm bleef staan, maar telkens weer het leven aanvoeldedat den vorm bezielde en er de eigen levensvolheid wist mee uit te drukken.Wonderbaarmag het ook heeten, hoe deze arbeider, in een arbeidersmidden geboren

en opgegroeid, zonder hoogere ontwikkeling of fijner beschaving tot die buitengewonevoornaamheid geraakte die de karakteristiek is van zijn werk, tot die zuiverheid vanconceptie, tot die elegantie van gebaren en houdingen die gewoonlijk slechts deuitkomst is van geraffineerde cultuur. Het moet wel zijn dat er een natuurlijke adel,voornaamheid en kieschheid in de volkslagen aanwezig is, eigenschap van hetvolksgenie van waaruit de kunstenaar schept.JOZEF MULS.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 269: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

233

Oudheidkunde

Noord-Syrië

18 km. ten N.-O. van Homs, op het dorpMischrifé, ligt er een uitgestrekt puinenveld,dat men sedert 1871 meermaals, echter nooit grondig onderzocht had. In 1926 lietde ‘Service des Antiquités et des Beaux-Arts’ van Syrië de eerste stelselmatigeopgravingen verrichten, waarover gedeeltelijk bericht verscheen. Ten overstaan vandit onvoltooide werk - want in 1927 en wellicht in de volgende jaren zullen deopgravingen, wegens de uitgestrektheid der puinen moeten voortgezet worden - ente oordeelen naar de vroeger ontdekte koppen van standbeelden, moeten wij hier tedoen hebben met eene stad uit de eerste helft van het tweeduizend jarig tijdperk, toende geheele streek nog bewoond was door de Amorrhieten die een zeer belangrijkerol in de geschiedenis van Vóór-Azië gespeeld hebben. Een woordje daarover iswellicht niet zonder belang.Sedert ongeveer 3,000 vóór onze tijdrekening, was Noord-Syrië tot aan den

Euphraat bezet door een volk dat in de Babylonsche, in Egyptische opschriften, enverder in het Oude Testament, als de Amorrhieten bekend stond. Hunne macht moetongemeen groot en uitgebreid geweest zijn, want men bericht over verschillendetochten in Mezopotamië die ten slotte de grootste gevolgen hadden, namelijk dezevan 2,200 vóór Christus toen Babylonië de prooi werd van de Amorrhietischeoverrompelaars en deze eene Babylonsche vorstenfamilie van elf koningen vormdendie tot ongeveer 1900 regeerden. Daaronder is de zesde koning, Hammurabi,hoofdzakelijk te noemen, hij werd beroemd door het verzamelen en het uitgeven vanoude en vernieuwde wetsbepalingen die in geheel Babylonië van toepassing warenen die over de beschaving van het toenmalige land den hoogsten dunk geven. (Zie:Vl. Ar., April, 1925, bl. 139). Het zal later wellicht nuttig zijn daar even op terug tekomen. Deze Amorrhieten werden verdreven uit Babylonië, na een inval vanHettietische stammen rond 1900 V.C., maar in Noord-Syrië kan men hun spoorvolgen, tot in den tijd der Israëlieten, zegge, tot in de 8ste eeuw vóór Christus,waarover de Bijbel getuigt. Gedurende den Tell-el-Amarnatijd (1450-1350), toenSyrië nog Egyptisch leengoed was, breidde zich hunne macht nog ten minste tot hetZuiden van Byblos uit zooals de Amarnabrieven berichten. Later, in den Israëlitentijd,verschilde wel de politieke toestand, maar het Amorrhietisch volk bleef in ZuidelijkSyrië verspreid en voorzeker ook in het Noorden dat hun oorspronkelijke woonplaatswas. Hier nu, vindt men zeer dikwijls hun spoor terug in den vorm van allerlei grooteen kleine oudheden. Zoo ook te Mischrifé. Om bij de thans gedane opgravingen teblijven, zij het genoeg te melden dat een deel der oude vestingen bloot gelegd werd,met muren van 1 km. lengte op 15 m. hoogte. De glooïng is glad en regelmatig; zijwerd gebouwd met uit het plein getrokken aarde en steenen, uitgenomen destadspoorten die bestonden uit goed op elkaar gezette en gehouwde bultsteenen. Depoorten zijn schuins in de vesting aangebracht en, zooals men het bijna overal inNoord-Syrië en in Kappadokië waarnam, bevatten zij vertrekken die langs beidezijden van den op-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 270: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

234

zettelijk smal gebouwden ingang lagen. Deze vesting nu is een der grootste die menin de West-Euphraatische streek tegen komt, grooter zelfs dan die van Karkemisj endat was een betrekkelijk groote stad! Binnen de vestigen legde men verscheideneoude gebouwen bloot, wier bestemming nog niet bepaald is, en twee doodenstedendie een rijken inboedel aan het daglicht brachten.Uit dit kort bericht mogen wij het besluit trekken dat wij wederom met een zeer

groote en oude stad te doen hebben wier historische rol wij wellicht nader zullenkunnen bepalen, na de vondst van een treffend voorwerp. Opnieuw wordt hier weereens het bewijs geleverd dat de Vóór-Aziatische bodem ontelbare begraven stedenbevat, die wij met eenig geld zouden kunnen uit de vergetelheid trekken.Ten Zuiden van Alep, te Nérab, waar men vroeger reeds belangwekkende

doodengedenksteenen ontdekte, die in het Louvre bewaard worden, liet dezelfde‘Service des Antiquités et des Beaux-Arts’ loopgrachten graven waaruit eenemenigtevoorwerpen opgehaald werden: aarden en bronzen beeldjes, juwelen, groote kruikenen vaatwerk, wapens... alles deel uitmakend van het doodeninboedel. Het belangrijkstebij deze vondst is, dat er ook vijf-en-twintig bordjes in spijkerschrift te voorschijnkwamen, meest handelsverdragen. Deze ontdekking overtreft alles wat men tot hedentoe aan spijkeropschriften in Syrië en in Palestina gevonden heeft. Hoe gewoon ookhun inhoud zij, zij bevestigen met stijgende zekerheid hoe de Mezopotaamscheinvloed zich in Zuid-Westelijk Azië machtig had uitgebreid en sedert hetdrieduizendjarig tijdperk voor goed had gevestigd. Wie waagt het heden nog tebeweren dat de Egyptische invloed, trots zijne stoffelijke overheersching, op geestelijkgebied niet door dien van Babylon is overtroffen geweest? Wij wezen daar reeds opin Vl. Ar. 1925, Nr 7-8, bl. 276.In de nabijheid van Tortosa, nabij Amrith - waar Ernest Renan in 1860-1, zijne

wereldberoemde ontdekkingen en opsporingen deed - vond de ‘Service des Ant. etdes Beaux-Arts’ in 1926 een groot aantal stukken van kalksteenen rondbeelden uitde 6-4de eeuw die onder den invloed van de Kyprische plastiek uitgevoerd werden.Nadere inlichtingen ontbreken nog; maar deze herinneren aan de verschillendevreemde invloeden die Syrië en Palestina gedurende de geheele oudheid onderging:Egyptische, Hettietische,Mezopotaamsche en niet in 't minst, Egeesche en Kyprische,wat eens te meer bewijst dat deze streek slechts een buffer was tusschen verschillendetoen ‘moderne’ staten. Wat is de wereld klein; boe komen sedert duizenden jarensteeds dezelfde politieke feiten voor, en hoe belangwekkend zijn de opgravingen dieons toelaten het huidige met het voorbije te vergelijken!L. SPELEERS.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 271: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

235

Bouwkunst

Jos Bascourt

Van de dooden niets dan goed. Zoo luidt de aloude spreuk, en, niemand minder danik, denkt er aan ze te kort te doen. Maar voor den kunstenaar begint heel vaak hetleven, het eigenlijke leven van zijn werk slechts na den dood, en, anderzijds wordtde afgesloten taak eerst dan tot bezit van de gemeenschap.Ik neem dus het oogenblik van het verscheiden van bouwmeester Jos. Bascourt

gepast om te beproeven in korte trekken den rol dien hij heeft gespeeld en zijnbeteekenis als kunstenaar te bepalen.Men heeft Berlage wel eens ‘bouwmeester in een overgangstijdperk’ genoemd,

en, al bezit zijn werk ook de onvermijdelijke aarzelingen van den stijlzoeker, eenslos uit den ban van de historische stijlen, wijst zijn werk een blijvende ontwikkelingaan. Het ‘overgangstijdperk’ werd door hem tot de beginperiode van een nieuwestijlontwikkeling gemaakt. En dat was niet met Bascourt het geval: hij is, met eenmassa knapheid en kunstvaardigheid toegerust, onder invloed van tijd enomstandigheden gebleven. Hij heeft de knellende banden van de overlevering nooitkunnen afschudden.Toch was er een oogenblik dat zijn werk liet vermoeden dat er in hem een

onwentelingsproces werd doorstreden. 'tWas toen hij op Zurenborg de huizen ‘Lotus’,‘Papyrus’, ‘Boreas’ en de ‘Vier Jaargetijden’ bouwde. Al spoedig moest echterblijken, dat het vreemde modernistische elementen waren, die een voorbijgaandeninvloed op hem uitoefenden.Daaromwerden immers nogNeo-Vlaamsche enNeo-Grieksche huizen ontworpen,

waaruit, bij al de schitterende virtuositeit van den ontwerper, maar al te duidelijkdiens princieploosheid bij het aanwenden van stijlen sprak.Eigenlijk is het verkeerd bij dit oeuvre van neo-Vlaamsch, neo-Grieksch of ander

neo-stijlen te gewagen. De fantazij deed Bascourt zóó vlug en zóó ver van denoorspronkelijken architecturalen stijlgeest afdwalen, dat hoogstens het aanwendenvan stijlornamenten reden kan zijn om bij zijn werken van neo stijlen to gewagen.Men vergelijke b.v. zijn bureelen Wégimont in de Keizerstraat met het gebouw vanden ‘Katholieke Kring’ in de Gasthuisstraat door architect Stordiau opgericht enbeide in zgn. Louis XVI. Toch zal ik, gemakshalve, aan de genoemde bepalingenhouden.Toen, na den oorlog, de Hollandsche invloeden zich sterk deden gelden, kwam

ook Bascourt onder hun bekoring. Hij herzag zijn neo-Vlaamsch ontwerp vangemeentehuis voorWilrijck, enmaakte ook ontwerpen voor woningen in dien nieuwengeest. Daar bleek toen, dat er een stilstand in de ontwikkelingsmogelijkheden vandien grooten virtuoos was gekomen. De meer logische, konstruktieve werkelijkheidvan het Hollandsche modernisme ontsnapte hem. Zijn ornamenteele fantasie kon ditte kort niet verstoppen, deed het integendeel beter uitkomen.Baseourt is een werkelijk produkt van zijn tijd, die in al zijn komplexiteit geen

lijn heeft gevonden. Hij zelf was niet machtig genoeg om die lijn te scheppen, en tedoen leven van

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 272: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

236

uit een machtig bewustzijn. Als men hem met Baekelmans, met Blomme, die hemeen geslacht voor waren, vergelijkt, moet men erkennen, dat zijn opvattingen ruimeren breeder waren dan de hunne, maar zij waren minder diep. En, hoe vreemd het ookmoge schijnen, méér misschien dan genoemde andere meesters, is Bascourt hetslachtoffer van een romantisch kunstgevoel geweest. Men behoeft, om dit teillustreeren, slechts zijn gebrek aan innerlijke ontwikkeling na te gaan. Zijn vroegstewerken zijn haast zoo knap als zijn laatste, 't is gelijk in welke der verschillenderichtingen die afwisselend en zonder innerlijke noodwendigheid, werden gebruikt.Bascourt heeft wel invloed der historische stijlen ondergaan, maar nooit in stijl

gewerkt. Hij heeft zooveel genoten van de romantische schoonheid dier stijlen dathij ze kon herscheppen tot een nieuwe schoonheid - zij het ook een romantische -die niet meer in eenheid was met de algemeene tijdsontwikkeling.En, zoo komen we, na onze kritiek op het wezen van het werk, tot de kern van

onze erkenning van wat er blijvende ligt in de kunst van dezen bouwmeester.Elk gegeven en elken stijl kregen onder zijn hand een nieuw leven. Het was wel

veelal te individualistisch, zooals trouwens alles wat de kunst in die jaren voortbracht,maar het blonk uit door een persoonlijkheid van visie en een levendigheid vansamenstelling die het ongewoon aantrekkelijk maakte, zelfs daar waar de dekorateurhet geheel op den bouwmeester won, als in de groep van drie woningen: ‘De Sonne,de Mane en de Sterre’. De gekende en bestudeerde stijl gaf hem rijke gelegenheidtot fantazie en die wist hij maar zelden in te toornen. Hij schroomde ook niet bij hetaanbrengen van ornament stijlketterijen te begaan. Doch eenmaal zijn fantaziestijlenaangenomen mag daar ook geen grief meer worden van gemaakt.Rond 1912 bouwde Bascourt op de Belgiëlei de groote mees terwoning van den

Heer Gevaert. Ongetwijfeld zijn meesterwerk. Het is duidelijk, dat plan en voorgevelin hun verdeeling sterk onder invloed van Duitsche meesterwoningen werdenontworpen. Ik denk daarbij aan deze van Adalbert Niemeyer en Bruno Paul. Het wasblijkbaar geen vooropgezet eigen idee, maar wel een aangenomen schema, dat bijde kompositie voorzat. Het is jammer, dat de bouwmeester gemeend heeft, zijnneo-Grieksche ornamentenschat op dezen gevel te moeten aanbrengen. Hij had hemin het geheel niet noodig, om de evenwichtige en harmonische verdeeling beter tedoen uitkomen, en het karakter van de woning stelde ook geen eischen daaromtrent.Het is bijgevolg grondig verkeerd te spreken van een neo-Grieksche woning, zooalsweleens gebeurt. Alles wel ingezien, is deze bouw niet alleen het meest devolmaaktheid nabijkomende werk van Bascourt, het is ook de voornaamste enschoonste meesterwoning, die er, in de laatste vijf en twintig jaren, te Antwerpenwerd opgericht.Het huis Gevaert is het hoogtepunt. Wat daarna komt staat merkelijk lager. Het

groote landhuis ‘Les Aiglons’ is in de groote lijnen der architecturale samenstellingveel minder harmonisch. De twee oorlogsmonumenten, ‘Pantheon van den Vrede’en ‘Vuurbaak der Overwinning’, lijden aan een overladenheid van motieven, die opzichzelf weer eens getuigenis afleggen van zijn groote dekoratieve begaafdheid, maarook oorzaak zijn, dat de architecturale kompositie er onder te loor ging.In de geschiedenis van de bouwkunst te Antwerpen zal Bascourt blijvend de plaats

innemen, die een fijnzinnig kunstenaar, welke over een uitgebreide stijlenkennis eneen groote virtuosi-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 273: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

237

teit in het behandelen van het door hem geboden materiaal beschikt, immer toekomt.De ontwikkeling van de moderne bouwkundige gedachte te dienen lag niet in zijnaard: hij was geen baanbreker, hij heeft ook geen leerlingen gevormd. Een kunst alsde zijne is de sluitboom eener periode; zij draagt geen elementen eener nieuwe kunstin zich.

EDWARD LEONARD.

De toegepaste kunsten in Nederland

Reeds driemaal hadden wij het genoegen in dit tijdschrift de monografieën tebespreken die W.L. en J. Brusse's Uitgevers Mij, onder bovenstaanden titel, overhedendaagsche sier- en nijverheidskunst laat verschijnen. Weer kwamen een vijftaldeeltjes de reeks prachtig aanvullen en daarmede ons respekt voor deze ondernemingvergrooten.

Het Sierend Metaal in de Bouwkunde werd door W.H, Gispen behandeld.Bevattelijk en overzichtelijk stelt schrijver ons in kennis met de verschillendetechnische bewerkingen die de metalen kunnen ondergaan. Een bespreking overhandwerk enmachinewerk volgt, waarin terecht wordt vastgesteld, dat deze faktorenbij het beoordeelen van gebruikswaarde en schoonheidswaarde geen rol mogenspelen, al neemt schrijver aan dat ‘al is het handwerk als productie-wijze niet meervan onzen tijd, het toch als middel tot direct aanschouwelijke uiting van de ontroerdekunstenaarsziel’ zijn volle beteekenis blijft bewaren. Het derde hoofdstuk bespreekthet werk van ontwerpers en uitvoerders. Onder deze laten zich de kunstenaarserkennen waarvan in vorige deeltjes, op andere gebieden, reeds werk verscheen, o.a.:Berlage, De Bazel, Eisenloeffel, Van der Mey en Kramer, verder als tegenstellingtot de Amsterdamsche groep de nuchtere Rotterdammer Oud. In het illustratiefgedeelte, dat zeer mooi is, vinden we werk dezer ontwerpers, waaruit hun bekendekunstopvattingen spreken. Wat een tegenstelling tusschen het konstruktief ijzerenhek van arch. Oud (blz. 43) en de, louter dekoratief, smeedijzeren motieven van Vander Mey in de trapzaal van het Scheepvaarthuis te Amsterdam! Daaruit moge, eneens te meer, blijken, dat we nog lang op eenheid in stijl, d.i. op een echt algemeenmodernen stijl zullen mogen wachten.Ik wil hier dadelijk de bespreking vanMachienale Textielkunst door C. Van der

Sluys op laten volgen, en wel omdat deze bekende kunstnijveraar insgelijks de kwestiehandwerk en machienwerk ten berde brengt, en zijn besluit in andere woorden, tochvolledig overeenkomt met dat van W.H. Gispen: ‘Ik zou willen zeggen, dat ik mijniet voor kan stellen, dat iemand een mooie stof “per se” zal veroordeelen, omdatdeze uit eene of andere fabriek afkomstig is, of omgekeerd, dat iemand een nietmooie stof toch zal waardeeren alleen omdat het een handweefwerk is.’ Oversamenwerking tusschen fabrikanten en kunstenaars worden

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 274: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

238

heel rake dingen gezegd, die werkelijk verdienen overwogen te worden, evenalstrouwens de uitvoerig besproken voorliefde van den schrijver voor effenkleurenstoffen in het interieur. De illustraties der tapijten worden afzonderlijk, zoonaar hun tech niek als naar hun ornament besproken. Er zijn er prachtige onder. Zoohet karpet van Van der Sluys, het ontwerp van karpet door De Bazel en de karpettenvan Jaap Gidding.

Het Industrieel uitgevoerdeMeubel door A.H. Jansen is het derde deeltje der reeks,waarin het meubel een beurt krijgt. Vroeger verschenen reeds het schitterende boekjeover het moderne meubel door Just Havelaar, en dat over het gezellige binnenhuisdoor C. De Lorm. Ditmaal zijn we op het terrein van fabriekmatig gemaaktemeubelen,en wat schrijver daarover te vertellen heeft behoort tot het meest lezenswaardige water over geschreven werd. Zijn behandeling der kwestie met het oog op de standpuntenvan kooper, kunstenaar-ontwerper en fabrikant, en de uiteenzettingen over deverschillende draden die de verbindingen tusschen deze elementen daarstellen, zijngeleidelijk en eenvoudig aangebracht. Voor wie nog twijfelen zou aan denoodzakelijkheid en de mogelijkheid van seriegewijs gefabriceerde mooie eneenvoudigemeubelen is dit boekje een verrassing. De tekst is een gelukkige aanvullingvan dien door Just Havelaar over het modernemeubel geschreven, maar de illustratieszijn oneindig meer dan het beste geschrijf: zij leveren de proef op de som. Penaat,Van den Bosch en Van der Sluys, pionieren der Nederlandsche meubelkunst, en dejongeren Arnold Jansen, P. Kramer, Bromberg, Fels, Van Dorp, De Koo, Wils,Muntendam en Wouda worden met werk vertegenwoordigd dat een levend bewijsdaarstelt van de verbintenis: maatschappelijkheid en kunst, die deze kunstenaars totstand brachten in hun ontwerpen, voor seriegewijs uit te voeren meubelen.De grafische kunst is van aard uit seriekunst. Haar uitingen worden dadelijk op

groote schaal vermenigvuldigd, en in ons modern leven speelt de grafiek meer enmeer een rol van beteekenis, waarbij het kunstgehalte steeds voornamer wordt. Nietten onrechte werd er dus in de reeks een boekje opgenomen aan De Grafische Kunstin hel praktische Leven gewijd. Het eerste deel van dit aardige boekje vanW.F.Gouwé gaat onder een motto van R.N. Roland Holst, een motto dat mij allerminstgeschikt lijkt om inleiding te zijn tot bespreking van en beschouwingen over de kunstin verband met het praktische leven, veelal met het handelsleven: ‘In de schoonheidmoeten wij toch vooral nog iets anders en zeker iets meer blijvends erkennen dan dewaarde die zij heeft in een ekonomischen strijd.’ Alles wel beschouwd zijn hier derollen in tegenovergestelden zin voorgesteld dan waarin het in dit verband pas zougeven. Immers, de grafische kunst wordt in het dagelijksche leven hoofdzakelijk terhulp geroepen om ekonomische voordeelen te behalen. De schoonheid die zij geeftblijft van sekundaire beteekenis, haar wervende kracht staat en moet op het voorplan.Afgezien van dit principieel onderscheid, geeft dit boekje een goed overzicht vanhet streven naar dekoratieve kunst in alles wat het moderne leven aan opgaven voorde grafische kunsten biedt. De veelzijdigheid der illustratie is zeer te loven, vooralde aanplakbiljetten zijn schitterende modellen in hun aard, o.a. hetHamlet-aanplakbiljet van Chris Lebeau en dat voor den HollandschenKunstenaarskring van Leo Gestel, om nog niet van die van Toorop en Roland Holstte gewagen.Het boekje door Jkvr. Dr. C.H. De Jonge aan Sieraden gewijd doet het dubbele

wezen der sieraden-kunst uitkomen: het

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 275: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

239

kunstnijverheidssieraad en het eigenlijke juweel. Haar bespreking van de velevoorwerpen in het boekje afgebeeld, en waarvan er stammen van al de voornamemannen op het gebied der sierkunst in Nederland, is waard te worden gelezen. Erloopt een lijn door die duidelijk de ontwikkeling van het sieraad in de Nederlandschemoderne kunst aangeeft. Typisch is weer, dat slechts een paar uitvoerendeambachtskunstenaars met eigen werk vertegenwoordigd zijn: nam. Jac. Vos en C.J.A.Begeer, Een bewijs dat demoderne sierkunstenaar een groote algemeene ontwikkelingheeft en voor elk ambacht geschikte ontwerpen weet voor te brengen. Met heteindbesluit van de schrijfster al zou ‘het kostbare juweel ten slotte toch maar heteenige ware sieraad zijn waarin de esthetische gedachte, juist door het onaantastbaardure van het materiaal, als kunst kan worden uitgedrukt’ gelooven wij niet, dat éénwerkelijk modern kunstenaar het eens zal zijn. Deze meening zou tegenover die vanJansen en Van der Sluys in twee hiervoor besproken boekjes dienen gesteld te wordenommaar al te duidelijk de konservatieve kunstopvatting te doen uitkomen die er aanten grondslag ligt. Dit echter ter zijde gelaten, neemt het werkje in zijn geheel eenwaardige plaats in de reeks in.

Nederlandsche Bouwmeesters. Een reeks Studies onder leiding van, W.Retera.Wzn. I.W. Kromhout Czn. door W. ReteraWzn.

Er heerscht in Nederland een druk modern kunstleven. Naast de hierboven besprokenuitgaven over de Nederlandsche sier- en nijverheidskunst, ziehier de ‘Van Munster'sUitgeversMij’ die een reeks boekjes over Nederlandsche bouwmeesters aankondigt,en aanvangt met een deeltje over Kromhout. Kromhout is de tegenvoeter van Berlage:waar Berlage volledige achteruitstelling van het gevoel voor de redeneering vooropstelt, blijft bij hem het romantische gevoel de leiding van de komposities houden,maar het is wel eigenaardig dat deze essentieele verschillen meer van theoretischdan van praktisch belang zijn. Men behoeft om dit vast te stellen het American Hotelte Amsterdammaar te vergelijkenmet de levensverzekeringsgebouwen van Berlage.Veel beter komen de verschillen aan den dag bij de onuitgevoerdewedstrijdenontwerpen die Kromhout voor het Vredespaleis en het Rotterdamschestadhuis samenstelde. Daar viert romantische fantasie hoogtij zooals nooit bij Berlage.Dit alles is duidelijk te zien in de vijf-en-twintig afbeeldingen die dit werkjeopluisteren. De schrijver heeft een objektief beeld van de werkzaamheid van denbouwmeester ontworpen, en zijn kritische beschouwingen over de werken van denarchitekt zijn voortreffelijk. Niet ten onrechte wijst hij op de samenwerking van degothische idee in de zeer moderne bouwkundige opvatting van Kromhout. Eendokument waarmede het bekende boek van Scheffler aardig aan te vullen is. Wijhopen dat dit boekje moge bijdragen tot het bekend maken in ons land van het werkvan dezen grooten Nederlandschen bouwmeester.Indien de volgende deeltjes dezer reeks, die over Kramer, Dudok, Kropholler, De

Klerk en Berlage zullen handelen, de

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 276: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

240

hoedanigheid van dit eerste benaderen, zal Nederland eens te meer de verspreidingder moderne idee belangrijk hebben geholpen. Een kleine kritiek zouden wij willenuiten met betrekking tot den druk der illustraties. Deze zou bij de volgende deeltjesminstens zoo goed dienen verzorgd te worden als in de reeks over de Nederlandschesierkunst.EDW. L.

Muziek

Spektraal-analyse der Niewe Muziek

Men verwachte niet hier de sleutelzet tot het probleem der moderne muziek te vinden;in elk schaakprobleem dat zich respekteert brengt dan de twede of derde zet mat enwat die eindstelling betreft loopt de niewe muziek voorlopig nog geen gevaar. Totheden kunnen we slechts de meest karakteristieke symptomen van haar verschijningopzoeken en trachten hun betekenis te peilen en hun wezen te doorgronden.De tijd van de slagwoorden is voorbij. Dit is een eerste fase onzer ontwikkeling

waarmedewe afgedaan hebben. Het wezen onzer muziek laat zich niet meer verklarendoor de aanwezigheid van de Dieselmotor, noch door de uitzendingen van hetEifel-radio-station. Het ligt dieper en is min eenvoudig.Over het geestelik denken van elke maatschappij ligt een bepaalde toonaangevende

spirituele kleur bindingsteken van tijdeenheid, gereflecteerd in de kunst. Die kleuris in oorsrpong intuitief gevoeld, niet resultaat eener chemiese formule; daardoorwordt ze door de kunstenaar alleen voorvoeld en in zijn werk spontaan geuit. Dit ishaar creatieve periode. De creatie maakt echter dokumentatie mogelik; deze komtin handen van de artistieke chemicus die de formule trekt waaruit ze samengesteldis. Op dit ogenblik bereikt de periode haar hoogtepunt; de val gaat vlug; de gevondenformule doodt het creatieve vermogen; ze maakt de baan vrij voor de handwerkman;het gematigd tallent viert hogetij en overstelpt de markt. Eerste gevolg: publiek envoortbrenger worden tot berstens toe verzadigd. Tweede gevolg: de concurentietussen de voortbrengers schept zoekers die naar niewe mogelikheden peilen en warsvan het tot handwerk vervallen oude-systeem een niewe kunst in 't leven roepen.Uit dit feit verklaart zich psycologies de karakteristiek dier niewe kunst. Haar

a.b.c. herleidt zich tot 4 letters.a) reactie tegen de onmiddellik voorgaande generatie, daar de artiest, gegroeid uit

de verzadiging met haar produktie, zijn breuk met haar vertegenwoordigersonderlijnen wil.b) aanleunen bij 'n vroegere periode; daar de mens ondenkbaar alles uit het niet

halen kan is ook de zoeker verplicht zijn grondstoffen, zijn bouwmateriaal bijvoorgangers op te delven maar hij kiest zijn leveranciers niet tussen zijn onmiddelike

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 277: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

241

voorgangers maar zoekt de vertegenwoordigers eener periode, wier wezen het dichtstbij de anti-a omlijning te verklaren is.c) slagwoorden ontleend aan de uiterlike verschijning van de tijd waarin de niewe

kunst ontstaat.d) condensatie van de gegevens a tot c tot een homogeen evenwichtig geheel,

onder invloed van de biezondere psycologie der niewe generatie.Met dit reisplan kunnen we het land der moderne muziek in, niet zo heel zeker

van er het fijne van te zien, misschien, maar ten minste zeker steeds vaste bodemonder onze voeten te hebben, hoe zonderling het landschap om ons zich ook voordoet.Het gebied waartegen de moderne muziek haar reactie richt is tweeledig:

romantiek-impressionisme. Oorzaak hiervan is de te vaag omlijnde esthetiek van hetimpressionisme enerzijds, zijn in de grond uitsluitelik lokaal franse uiting anderzijds(muzikaal gesproken!) Zo kwam het er niet toe, gelijk waar, de romantiek teverdringen en vonden de jonge musici in de meeste landen in hun tegenstrevers hetoude stelsel der romantiek terug, terwijl de strijd tegen het impressionismehoofdzakelik de franse moderne muziek haar ‘note-pittoresque’ bij bracht.Tegenover 'het ego-centriese der vorige generatie, die zichzelf als het middelpunt

der wereld voelde, die aan niets dacht dan aan de meest tekenende materialiseringharer persoonlike hartstochten, die van de muziek ‘l'école de la sentimentalité’gemaakt heeft, stelt de moderne muzieker zijn universele levensopvatting, zijn gevoelvan eenheid met al wat hem omgeeft, het besef van zijn eigen nietigheid als molekulein 't reuzachtige organisme van het wereldenkompleks.Dit kosmiese karakter der niewe kunst drukt zijn stempel op al de elementen

waaruit ze opgebouwd is en zet aldus de strijd tegen de voorgaande periode op hetgebied van eik der onderdelen voort.De melodie, voor romantiekers en impressionisten een methaphysies element dat

rechtstreekse sublimatie was hunner persoonlike emotie, groeit tot een zuiverarchitecturaal gegeven, wiens enige normmuzikaal-plastiese schoonheid is, en waarinvervat een stukje van het melos, d.i. de ewig lyriese essence der muziek. Ze gaat nietmeer gebukt onder de last der harmoniese wetten, ze sleept niet meer achter zich dewaardeloos geworden bagage der tonale kadenzen, maar beweegt zich vrij,onafhankelik, zondre materieel bindende inhoud; ze is geworden tot de absolutemelodie, zoals ze trilt in het sferiese heelal van de ene wereldenaglomeratie tot deandere.Men meent verkeerdelik dat het de huidige generatie is die in net kunstwerk, als

muziek, voor 't eerst een op te lossen probleem gezien heeft. Heel de evolutie derromantiese kunst is een bewonderenswaardige reeks overwonnen problemen. Zebewogen zich echter uitsluitelik op het gebied der harmonie. Het impressionismewas de laatste en sterkste zet van deze ontwikkelingslijn en sloot ze af. Verder lopendvoert de weg in de afgrond der anarchie, die men in het jeugdwerk van de meestemodernen aantreft. Paralleel met het karakter der moderne melodie kan dit soortproblemen de jongeren niet aantrekken; is een nonsens in het kader hunner nieweopvattingen. De opgave is dus niet meer niewe akkoordwerkingen te zoeken naareen waardeschaal op te stellen voor de verschillende mogelikheden die meerderemelodieën aanbieden wanneer ze tegenoverelkaar geplaatst tot een geheel groeienwaarin het eenheidsprinciepe domineert. De homogeniteit der romantiese komposities,het vage der impressionistiese akwarellen zijn hier bepaald tegenwerkende faktoren.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 278: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

242

Plaatst men verschillendemelodieën tegenover elkaar zo dienen ze niet te versmelten,in welk geval het procédé geen zin zou hebben, maar moet getracht worden deverschillende lijnen in hun persoonlik leven te bewaren; zo treden in de plaats vande homogeniteit en van de vage omtrekken het klankenkonflikt en de duidelikafgetekende lijnen, niet om de brave burger de schrik op 't lijf te jagen, maar alskonsekwente doorvoering van het uitgangsprincipe.Zo blijft ons als erfdeel van de vorige generatie finaal weinig over. Gelukkig dat

een paar ewen terug een machtige en rijke muzikale kultuur ons de hand toesteektom den weg voort te zetten waar zij was blijven staan. Die opvoeders, aan wier zijdewe gans onze bagage controleren en aanvullen, vormen de grote school dercontrapuntiekers, voornamelik de clavicinisten, met als sterkste vertegenwoordigersJ.S. Bach en F. Couperin.De parallelen die men tussen beide kunstuitingen, die der contrapuntisten en de

onze, trekken kan zijn tweeledig.De eerste zijn coënsidensies voortspruitende uit de reactie tegen de vorige kultuur:Waar we in onze muziek het streven naar universele uiting aanstipten, merken we

ook bij onze grote voorgangers op hoe de persooniike anekdote op den achtergrondblijft ten voordele ener algemeen kulturele uiting. Hun melodie, loutere muzikaleschoonheidsuiting is een voorloper onzer absolute lijn. Zo licht is haar beweeglikheidzo lenig haar wendingen, dat ze de indruk maakt gans vrij te evolueren (zeker is zenog niet de onderdanige dienares der harmoniese kadenzen) en aldus een volmaaktetegenhanger wordt onzer zelfstandige melodiese stemvoering. Haar homogeniteit isgeen conditio sine qua non maar een toevalligheid in het samenklinken der stemmenwaarbij geen enkele haar zelfstandigheid verliest, en blijkt aldus een onmiddelikevoorloopster te zijn van het huidige klankenkonflikt.Eindelik kan een kunst als die van Bach en zijn geestverwanten gelden als het

hogetij der vormverwerking, waaruit nog een gemeenschappelike trek te meer groeitmet onze periode waarin men de renaissance van het vormprobleem begroeten kan.De twede reeks analogieen is geen toevallig samentreffen maar een deduktieve

ontlening, de eigenlike erfenis ons nagelaten door de kultuur der clavecinisten endoor ons gretig aanvaard en uitgewerkt.De kern, de bouwgrond hunner komposities, de voorraadkamer hunner inspiratie,

vormen de toenmalige volksdansen. Gans de ontwikkeling onzer instrumentalemuziek wordt door deze populaire kunst beheerst en de suiten van Bach, Couperinen al de andere vertegenwoordigers dezer periode zijn niets anders dan een gestyleerdeomzetting dezer primitieve volksuiting. Vorm en rythme, melodie en stemvoering,alles heeft de volkskunst hun gegeven, maar hun genie was er nodig om deze uitingen,onmiddellik in verband met hun tijd en ook met die tijd gestorven, een vitaleschoonheidskracht te geven, die ze ewig leven doet. Deze beschouwing levert hetargument tot het benuttigen der jazz-vormen en -rythmen in onze moderne muziek.Ze wijst er ook op, dat het niet onze opgave is ragtimes en charlestones tekomponeren, maar dat we de tijdelike emanaties van de volksziel van onze tijd alleente gebruiken hebben als bouwelementen waarmee we onze kunst verjongen en onsvormmateriaal verniewen kunnen. Zo leert Bach ons de betekenis der negerzangenvoor onze muziek begrijpen.Bij al deze invloeden voegt zich nu de inwerking van het slagwoord.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 279: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

243

Het slagwoord is voor de niewe kunst watMiss Globe is voor de lemonade-industrie:in werkelikheid vreemd aan haar wezen, wordt het symbool waarmede zij haar bestaanverzekert. Ze heeft er recht op, omdat het voor haar ontwikkeling van belang is zichzo spoedig mogelik op te dringen, wijl slechts uit- en opvoeringen de kunstenaarsvan verschillende landen met elkaars streven in kennis brengen en aldus dewisselwerking mogelik maken, die noodzakelik is tot het ontstaan van eeninternationale beweging.Het slagwoord moet tekenend zijn voor de breuk met de voorgaande periode; het

draagt de weerschijn van de opstandige geest der revolutionaire artiesten; zijnsymboliek is niet muzikaal maar litterair omdat het zich niet enkel tot de musici richtmaar tot het groot publiek in 't algemeen (meestal wordt het zelfs door een litteratorgelanceerd) het ontleent zijn beelden aan de uiterlike verschijnselen van de tijd.Oorspronkelik reklame-middel tot beinvloeding van het publiek, onderwerpt het

echter dadelik ook de musicus aan zijn gezag. In de eerste plaats voelt de komponistzich in zekere mate door zijn gelanceerde frase aan het publiek, dat van hem derealisatie ervan verwacht, instinktmatig gebonden. Vervolgens wordt hij zelf in zekeremate de dupe van zijn reklaam, ondergaat haar charme en tracht onbewust haarsymboliek in zijn kunst over te brengen. (Men leze dit niet als het relaas over eenkomponistenvergadering maar als de nuchtere neerslag van een ingewikkeldpsychologies proces dat zich onbewust in de psyche van de scheppende musicusafspeelt).Hiermee verklaart men de inmenging der mekaniek in stijl en wezen der moderne

muziek, het optreden der hoogspanningsrythmen en de buitengewone attentie die deduitse komponisten de mekaniese speeltuigen op 't ogenblik toewijden.De samensmelting dezer elementen tot een homogeen, evenwichtig geheel is het

ideaal der moderne muziek. Ze gebeurt onder invloed van de speciale psycologie derjongere generatie: enig ethies gegeven in de samenstelling.Die psycologie opzichzelf is weer een reactie tegen de mentaliteit der vorige

generatie, tegen het materialisme, dat niet alleenmisschien de grote oorlog in 't levenriep (dit verschijnsel gaat ons bevattingsvermogen te boven) maar dat ook heel onzeopvoeding doordrenkte van een individualisties, ikzuchtig streven naar overwinningin oekonomiese strijd. Tot besef gekomen van zijn eigen nietigheid zoekt de modernemusicus zijn oplossing in de gemeenschap en tracht haar te dienen, niet door muziekte schrijven zoals de gemene man ze smaakt (wat een verkeerde interpretatie vangemeenschapskunst is) maar door een kompositie te leveren waarin heel het wezender gemeenschap als kosmiese schepping in de hand van een hogere machtweerspiegeld wordt. Zo zweeft boven al de techniese gegevens, die de materieleverschijning der moderne muziek vast leggen, de geest der niewe mystiek, die nietenkel bedoelt verdieping in godsdienstige onderwerpen, maar verder grijpend de lijntrekt tussen elk verschijnsel en zijn projectie in de ruimte, aldus opklimmend vanhet aardse gegeven tot de elementaire almacht, die het schiep.En de dissonantie? ‘Connais pas’; heeft met het wezen der moderne muziek niets

te maken.

KAKEL ALBERT.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 280: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

244

Bibliografie

Dr Ger. Walther (zur Phaenomenologie der Mystik, Halle M. Niemeyer 248p.p.)

Dr G. Walther is een adept der phaenomenologische school, en ofschoon de titel vanhet werk wellicht de gemakkelijk litterair-aangelegde personen zal misleiden, mogenwe hen vooraf zeggen dat het geen gemakkelijke lectuur is, en voorspellen, dat zij,die niet in de toon en de taal der philosophische beweging ingewijd zijn, er bepaaldniet veel zullen uit meedragen. De phaenomenologie is geen goedkoope wijsbegeerte,neen, verre van daar, en niettegenstaande het oprecht verlangen naar een scherpgedefineerde woordenschat, maakt de terminologie haar zeer duister, vnl. voor wieniet het geduld bezit - die hoofddeugd van het wijsgeerig denken - om zich in tewerken in een ideeënsysteem, dat hen vooralsnog onbekend is. Zoo zal men bijoppervlakkige lezing vragen, wat eigenlijk de auteur wil, vervolgens denken dat zijnopvatting der mystiek zoo heel vreemd is aanwat we van de gewonemystieklitteratuurverlangen; maar wanneer men zich demoeite getroost heeft de gedachte te achterhalenonder de vreemde taal, dan bemerken we dat de woorden alleen vreemd zijn, en dereligieuse experimenten, die ze uitdrukken, de eenige en onvergankelijke facta zijnvan het mystische schouwen; dan zal men den auteur dank wijten voor de reeks fijnebemerkingen, de treffende psychologische analyses, die als kleine parels liggengeworpen over de bladzijden. Twee groote gaven staan hem ten dienste: eensympathieke belevingskracht van heterogene indrukken, waardoor zijn interpretatievan vreemde verschijnselen zoo waarschijnlijk voorkomt, en een buitengewonetaalbeheersching, die de uitdrukking adekwaat aan de beleving maakt. De methode,die hij aanwendt op het speciale punt der mystiek is de methode, die hij en veeloudere denkers uit Duitschland geleerd hebben van Husserl, de methode eigen aaneen psycholoog als H. Driesch (gedeeltelijk n.b.), aan een historieker als Dempf eneen moralist als Scheler. Onze kennis is geen kennis van louter verschijnselen, vansubjectieve objectconstructie's, doch de aanraking met het eigendommelijke wezender dingen zelf: onze kenmethode is de ‘Wesenschau’; we hebben de intuïtie van hetwezen der dingen. De mystische studie is dus niet de studie der mystische verschijn-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 281: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

245

selen, doch die van het eigendommelijke wezen van het mystische feit, waarmedewe door de intuïtie in onmiddellijke aanraking zijn. Zoo onderscheidt hij het‘Grundwesen’ van het bewustzijn (par. I); dit diepste wezen zal bijgevolg nietbenaderd worden door de discursieve methode der wetenschap, maar door deschouwende meditatie (par. 2). Die methode ontdekt de geestelijke aard van hetwezen onder het bewuste ik verborgen, als een onderbewust centrum, vanwaar hetappel aan het bewustzijn uitgaat (par. 3). De manifestaties van dit wezen als geest,ziel en ‘leibliche Lebenskraft’, (par. 4), evenals zijn tezelvertijd immanent entranscendent zijn (par. 5) besluiten de analyse van het geestelijk individu, die deeigenlijkemystische ontleding voorafgaat. De beleefde Godervaring, als quintessensvan het mystische factum is èn visie èn liefde - de een tot de andere in een betrekkingvan oorzaak tot gevolg - en deze ontwikkeling gradueert de auteur volgens de drietraditionneele trappen van het geestelijk leven (par. 6). Het eigenaardige der mystischebeleving is de verwijdering van het pantheïsme: de mystiek is maar begrijpelijk alsde wending van een individueele ziel tot de personaliteit van God (par. 7). Immersdan alleen kan er maar van een eeniging sprake zijn, eeniging welke door de gewonebemiddelaars van het godsdienstig leven gekanaliseerd wordt (priesters, enz.) of dooreen eigene begenadiging (par. 8). De eeniging nochtans is geen identificatie; de uniomystica is en blijft een God schouwen, en niet een God worden. Deze weinigeaanduidingen mogen volstaan om de belangrijkheid van het werk te doen vatten enaan te toonen hoe de omzetting van een theorie in courante taal ons heel wat naderbij de gewone mystische theorie brengt. Ook den uitgever heeft gezorgd voor desmaakvolle voorstelling van het boek.

H. Conrad: Realontologie. Halle M. Niemeyer. 1e Buch PP. 175.)

Une femme philosophe. En dan nog wel uit de meest abstruse school van het moderndenken, uit de school van Husserl, Realontologie. Het deel dat voor ons ligt isonvolledig: 1e deel van het 1e boek. We kunnen bijgevolg geen afsluitend oordeelmeegeven. Realontologie: de term alleen duidt aan dat deze metaphysiek zich nietbeweegt in de kantische atmosfeer, waar het object geen uitwendige realiteit wordttoegekend, waar het alleen geldt als subjectieve constructie der kenvermogens. Voorde phaenomenologie daarentegen is het object wel de uitwendige realiteit, die dannog onmiddellijk aanwezig is in elke bewustzijnsact. Dit stuk is heelemaal gewijdaan de cosmologie, of de wijsgeerige studie van het materieele wezen: studieaangegaan naar de methode van Husserl. Dus een vraagstuk der ontologie, deontologie niet genomen in de gewone opvatting als leer van het wezen zonderbepaling, in zijn algemeenste abstractie, maar uitgerust met zijn fondamenteeleeigenschappen; dus geen ontologie, maar cosmologie, psychologie, enz. Demethodeis niet discursief maar intuitief; de wezenheid en eigenschappen worden niet uithoogere principes afgeleid, maar door de schouwing bloot gelegd. De realiteit vanhet voorwerp van het psychisch gegeven wordt, niet bestu-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 282: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

246

deerd (dat doet de kenleer), doch wat de realiteit van het gegeven is. Het schema deranalyse is eenvoudig: de realiteit van het stoffelijk wezen, de stoffelijkheid; dezestoffelijkheid voert ons tot de discussie der stofconstitutie, b.v. de atoomtheorie. Deorganisatie van het stoffelijke (het laatste hoofdstuk) vervalt in 4 paragrafen, dieopvolgentlijk de drie zijnstoestanden der stof (vast, vloeibaar, gasvormig) met huneigenschappen en structuur beschrijft, de tonaliteit en de temperatuur ontleent aande stoffelijkheid en de lichteigenschap uit de warmte afleidt. Wat we zegden voorGerda Walther moeten we hier herhalen: alleen de solipsistische taal doet vreemdaan; de aard en de oplossing der vraagstukken staan heel wat nader bij de gewonebeschouwingswijze. Overdrijf ik als ik zeg dat ze veel dichter bij de scolastiek danbij het kantisme staan? Ten andere wanneer onze lezers met vrucht kennis willennemen met werken uit deze school, dienen ze eerst de phaenomenologie ut sic tebemachtigen. Te dier intentie mag ik hen het klein werkje vanW.Wundt aanbevelen,waarin hij Husserl's leer en historische aanknoopingspunten behandelt. Eerst danschatten we de theorie naar waarde, en stellen we ons in staat om in de op het eerstezicht verwonderlijke methode tehuis te geraken. In een land als het onze dat zich pasopent voor de wijsbegeerte en wiens wijsbegeerte in eene richting gestuurd wordt,is die onkunde geen hoon, en is ons instantie gewettigd. Te dien prijze alleen maaktmen zich een merkwaardige richting in het denken eigen.

Schunk: Verstehen und Einsehen. 1926. Halle a. S.M. Niemeyer.)

Het kleine werkje is een samenvatting van de in hoofdzaak phaenomenologischeopinies van den auteur en veronderstelt niettegenstaande de zorgvuldigebegripsbepalingen een goede kennis dezer beweging. Schunk geeft ons het schema,maar niets dan het schema van een studie over de intuitieve kracht van het verstand,kracht die zich naar de totaliteit richt. De bondige systematiek dwaalt ook af opallerlei nevengebieden, waardoor het werkje een diepere bedoeling krijgt dan dezevan een enkele kritische studie. Zoowat alle wetenschappen worden aangeraakt, teneinde hun principes in het wijsgeerig geheel in te rijgen. De auteur gelooft niet in derationeele kenbaarheid der wereld, en beperkt de taak der wijsbegeerte tot hetopbouwen van een zoo groot mogelijk aantal totaal-visies, waardoor we ons kunnenorienteeren. Het is in den grond een ondankbare taak zich aan zulke systematiek tebegeven: het eischt een groote som werkkracht, een diep doordenken, en nochtansis het uit den aard van het werk zelf uitgesloten een klare kennis mede te deelen. Hetis meer dan een ‘Einführung’, maar te schematisch om door buitenstaanders met veelnut te worden doorgewerkt.H.D.V.

J. Kremer: Kritik der Vernumftkritik. Erfurt Stenger. 195 S. 10 Mk.

We hebben het hier over een werk dat samen met R. Kroner's ‘Von Kant bis Hegel’de gewichtigste bijdrage vormt der naoorlog-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 283: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

247

sche jaren voor de Kantlitteratuur. In een negental artikelen wordt de kritische theoriegecondenseerd, tot het essentieele teruggebracht in scherpe en rake formules, enwordt telkens aangetoond, welke schakels ontbreken in de schematiseering van Kant'sredeneeringen.Men kan het belang dezer bladzijden niet overschatten. Kremer neemtgeen eenvormigemethodische stelling in de interpretatie: zijn procédé is ecclectisch.We meenen dat de Kantkritiek van Schopenhauer meer dan gelijk welke andere aanden grond ligt van zijn aanzichten. Immers de pregnante neokantiaansche stellingentreden zelden naar voren. De resorbtie der Kritik tot een systeem, dat uitgedacht isom het oorzakelijkheidsvraagstuk te vestigen, is van Schopenhauer afkomstig, evenalsde onduidelijke en dooreenloopende wisselwerking van psychologisme enobjectivisme, die niet scherp uit mekaar gehouden worden, iets wat door deneokantianen van alle kleur met veel zorg doorgevoerd wordt. Naast Schopenhaueris de Vaihinger behandeling van Kant en zijn Kritik een factor in de orientatie vanden auteur: hij verdiept de meening van den Halleschen professor omtrent de voorhem haast niet beachte invloed van Leibniz. Langs deze zijde is er nog het meestweg af te leggen om de historische ontwikkeling van het kriticisme te boetseeren,aangezien de samenwerking vanWolf, Locke en Hume vrijwel uitputtend bestudeerdis. Blijft echter nog over Kant te studeeren in betrekking met Leibniz, de schotschephilosophie en met zijn duitsche tijdgenooten. Kremer nochtans onthoudt zich vanhistoriek: zijn studie immers is zuiver doctrinaal; de doctrinale aansluitingspuntenworden aangegeven met een verrassende waarschijnlijkheid, die echter een kritischonderzoek vereischt. Kant's nominalisme komt niet alleen uit de wending naar hetengelsch empirisme, maar in dezelfde mate uit de leibniziaanschwolfiaanschebeïnvloeding. Is dat ook niet de latente thesis van P. Maréchal? Met een woord: dezebundel artikelen zal zeer groote diensten bewijzen aan de toekomstigeKantkommentatoren om zijn raakheid en degelijkheid. Geen litteratuur, maar zakelijkesamenvatting en korte aanwijzing van tekorten. Deze essentiëele publicatie moet eenbron zijn van meditatie voor wie zich aangespannen heeft aan de studie van datsysteem, dat het laatste residu uitmaakt der wijsbegeerte van de 19e en 20e eeuw.

H.D.V.

1. ‘UnserHerr imElend’. Des Bruder Egidius Büchlein von der gekreuzigtenLiebe. - 8o, 32 Seiten Text und 8 Bilder in Kupfertiefdruck. Büttenumschlag.Mark 0.80.2. ‘Christ ist erstanden’. Des Bruder Egidius Büchlein von der seligenOsterfreude. Id.3 ‘Marienlob’. Des Bruder Egidius Büchlein von Unserer Lieben Fraue.Id. Mk. 1.25. (Verlag ‘Ars Sacra’ Josef Müller, Münrhen 23.)

De Goede Week, Paschen, noch de Meimaand gaan voorbij zonder ons innerlijkverdiept te hebben en in ons gelouterd wezen een stille, intieme vreugde na te laten.Te allen tijde hebben fijnzinnige kunstenaars hun zielsverrukkingen daarover in

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 284: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

248

beeld of woord uitgezongen, zoodat ze voor ons allen een blijvend bezit werden. Dedrie bundeltjes door het ‘Ars Sacra’-verlag, sm a a k v o l uitgegeven, bevatten eenkeur van zulke liederen, gedichten en kunstreproducties: passiebloemen ontloken opden weg van Gethsemane naar Golgotha, Paaschbloemen openkel kend van vreugdeen hemelsch verlangen, vergeet-mij-niet jes vanMariaminne. Gloeiende zielevonkendie onze verdorde harten steeds weer bezielen kunnen.O.D.

Bachofen J.J.: Urreligion und antike Symbolen. Leipzig P. Reclam 19273Bde.

Het is de eerste maal dat we de Universalbibliothek in haar nieuwe gedaante terugzienna de onvermijdelijke papier- en drukgebreken uit de zware krisistijd. Het valt dadelijkop dat het nieuwe kleedje, van elk standpunt bekeken, heel wat netter is nu dan inde beste vooroorlogsche tijd, met het gevolg dat niettegenstaande het onveranderdekleine formaat, de goedkoope uitgave zich op den rang van het mooie boek verbevenheeft. De drie deelen, die ons in het nieuwe couvert aangeboden worden, vormeneen aantal keurbladzijden uit de werken van Bachofen (1815-1887), die na eenstudietijd doorgebracht aan zes, zeven Engelsche, Duitsche en Fransche universiteiten,enkele jaren hoogleeraar en rechter was te Basel, en zich voor het grootste deel vanzijn leven wijdde aan de studie van de rechtsgeschiedenis bij de primitieve volkerenen de oudheid. Wanneer we zeggen keurbladzijden, is daarmee niet bedoeld eenserieering van korte stukken uit zijn werken, maar uitvoerige brokken, die elk toteen systematisch g e h e e l groeien. De theoriën van Bachofen, vnl. die over hetmatriarchaat en de kultuurwaarde van de grafsymboliek, werden bij hun verschijnenzeer sceptisch onthaald en onvriendelijk afgewezen als fantastische constructies,doch sedert de ethnographische opzoekingen der laatste tijden, is men rechtvaardiggeworden tegenover Bachofen, niet dat daarmede alle uitkomsten aanvaard worden,maar de kwestie van het matriarchaat is een blijvend vraagstuk voor debeschavingsgeschiedenis uit het oude verleden. Ten bewijze van de weer rijzendester van den miskenden professor deze uitgave van Bernoulli. In een rijke keur vanmeer dan 1500 blz. rangschikt Bernoulli de hoofdgedachten, die Bachofen's werkinspireeren onder algemeene titels: de wetenschappelijke onderzoeksmethode vanBachofen, zijn methode in het onderzoek van de primitieve godsdiensten, denatuurlijke symbolen (ei, moerassen en dieren), de theogonie, de helden, het ontstaanvan de familie, van het recht, van de kultuur, en eindelijk een uitvoerige schilderingvan zijn ervaringen uit zijn ‘mémoires’-nota's. Alles besloten met de noodzakelijkeverklarende nota's, de volledige bibliographie van zijn werken, en dubbel register,dat het gebruik zeer vergemakkelijkt, en 27 illustraties om de text te verluchten, Debibliographie wijst duidelijk on den terugkeer naar de studie zijner werken, vnl. doorde uitgaven en de studies van Bernoulli, die ook deze drie deelen bezorgde, en doorAlf. Baumler, den meer en meer op het voorplan tredende esthetieker van hethedendaagsche Duitschland. Baumler gaf zijn studie den titel van:

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 285: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

249

Bachofen, der Mythologe der Romantik. Zelden drukt een titel in zoo korte woordende ware karakteristiek van den auteur uit. Bachofen is en blijft een man van denromantischen tijd, maar van de romantiek overgedragen op het gebied der antiekeen voorhistorische rechts- en sociaalwetenschap. Het ontbreekt eenieder de tijd omde deels verouderde werken van Bachofen te lezen; daarom zal deze bloemlezingwelkom geheeten worden door al degenen, die nog eens terugkeeren naar de verledeneeuw, waarin zooveel groots werd geboren, waarin zooveel grondslagen werdengelegd, die we nu met geringe wijzigingen uitwerken. Ook aan de werkers van heteerste uur moeten we rechtvaardigheidshalve het aandeel gunnen, waarop ze rechthebben.

Goethe Kalender. Leipzig. 1927. Dieterichs. Almanach fur Kunst undDichtung. München. Kurt Wolff.

Een mooie uitgave is het Goethekalender. Het interessante ervan is dat telken jareeen eeuwfeest uit Goethe's leven gevierd en herdacht wordt. Dit jaar is het de beurtaan Charlotte von Stein, die zoo een grooten invloed uitoefende op het leven vanden dichter-philosoof. Te dier gelegenheid heeft Prof. Heinemann met de hulp vaneen paar beslagen Goethekenners de volledige verzameling der gedichtensamengebracht, die hij voor Charlotte schreef. Een mooie keus. De studie over denintiemen Goethe (Goethe als Wohltäter) van de hand van Dr R. Weber is het meestwelgekomen deeltje van dit jaarschrift, voor al wie Goethe's persoonlijkheid wildoordringen. Een summarisch overzicht van de Goethe-litteratuur in het verloopenjaar besluit het kalender. Voegen we eraan toe de mooie illustraties, de verzorgdedruk, de fraaiheid van uitvoering en omslag en we twijfelen niet of zij, die vereeringvoelen voor den grooten Duitschen dichter, zullen er enkele aangename stonden aanbeleven.

Ook de uitgeverij Kurt Wolff gaf haar ‘Almanach für Kunst und Dichtung’ in eenzeer mooie uitgave, verlucht met een groot aantal platen op glacé papier, die hetartikel van T. Dummler over de Duitsche plastiek illustreeren De firma heeft zichgespecialiseerd op kunstterrein, alsook - en daardoor is ze ons het meest bekend -door de uitgave en vertalingen van de moderne dichtkunst aller volkeren envastelanden. Iedereen kent b.v. haar Tagore-vertalingen. De belangstelling van hetkalender is de kopie: de eerste bijdragen betreffen de Duitsche plastiek, de kunst vanhet Westen en het Oosten, de Duitsche kunst der Renaissance: allen lezenswaardigebladzij den, keurig gedrukt en versierd. Het tweede deel bevat uittreksels uit dewerken der moderne dichters van Duitschland, en uit de vertalingenvan Fransche enEngelsohe van denzelfden aard; evenzoo een fragment uit onze Tyl Uilenspiegel.Tot slot de katalogus der uitgaven van het verloopen jaar.

P. Longhaye: La Prédication. Paris. Tequi. 1927.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 286: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

De titel, die de litteraire kriticus aan zijn werk heeft gegeven doet ons veronderstellen,dat hij zich uitsluitend richt tot het priesterpubliek; en inderdaad het twee-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 287: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

250

de deel: de methodiek der prediking is voor ons leeken van minder belang, en watde waarde der methodiek voor den predikant betreft, heb ik geen bevoegdheid omze te beoordeelen. Doch het historisch deel, dat ons inleidt in de groote voorbeeldender predicatie, kan gemakkelijk door eenieder gelezen worden. De gewijde rol vanden prediker neemt een aanvang met de profeten; daarop volgt die van het nieuweTestament: C h r i s t u s , de Apostelen en Paulus. Het primitieve christendom, dateen zoo rijke homelitiek vertoont, is vertegenwoordigd door Joh. Chrysostomus enAugustinus, het moderne door Bossuet en Bourdaloue. De minst belangwekkendezijn de essais over het nieuwe Testament en de moderne tijden. Er is over deapostolische tijd en over Bossuet zooveel geschreven geweest, dat in het bereik vanelk onzer lezers is, dat we in een schematische studie niet veel nieuws of origineelsmoeten zoeken. Daarentegen is de prediking van het oude Testament veel minderonder het groot publiek bekend en daarom zullen de bladzijden gewijd aan de profetenvoor velen leerrijk en aanbevelenswaardig zijn. We mogen hetzelfde zeggen voorAugustinus, waar de kerkleeraar ons verschijnt onder een oogpunt, dat door zijnphilosophische houding en zijn bekeeringspsychologie overvleugeld geworden is inde litteratuur. Chrysostomus - de ware grootmeester der religieuse welsprekendheid- is vrij duidelijk getypeerd. We bevelen het graag aan onze lezers aan, die natuurlijkeen deel van het werk zullen overslaan, maar die wellicht niet zonder voordeel metde historische inleiding en vnl. met het profetenkapittel kennis zullen maken.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 288: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

251

Aanteekening

Bij de honderste verjaardag van Carpeaux' geboorte richt de stad Valenciennes eententoonstelling in van werken van dezen beeldhouwer uit het tweede keizerrijk.

De beroemde Koimeniskerk van Nicea ligt in puinen, en haar beroemde mozaiekenzijn verdwenen. Prof. Th. Schmit, van Leningrad, heeft de kerk in het jaar 1912grondig onderzocht, uit gemeten en zelfs uitgegraven. Bij De Gruyter, Berlijn,verschijnt nu het boek, dat zijn tekst en photographische opnamen bevat en alduseen document zal blijven. Te meer de opnamen zijn in natuurlijke grootteweergegeven.

De private galerij Gualino, in Turijn, geeft haar eerste kataloog uit, waarin vele reedsbekende stukken vermeld zijn, die aangekocht werden in 1916 tot 1922. Dochdaaronder bevinden zich eveneens meerdere gansch onbekende stukken, als eenjeugdig zelfportret van Rembrandt, een Venus van Botticelli, een vrouw van PalmaVecchio, een senator van Titiaan, een vrouw van Seb. del Piombo, een beeld van S.Veniet van Tintoretti en een kleine Madonna van Mantegna.

De Landdag van Sielesiën besloot tot de inrichting van een restauratiesectie aan hetmuseum van Breslau, waarin de kunstwerken uit de kerken en openbare gebouwenvan Silesiën volgens de laatste procédés hersteld zullen worden. Het plan daartoekomt uit de tentoonstelling der middeleeuwsche houtbeeltenissen, waarop de kennisvan de zelfstandige Silesische kunst berust, en die aangetoond heeft dat vele onderhen dringend behoefte hebben aan herstelling.

Volgens besluit van het Opper-Silesisch Museumverbond zullen de verzamelingenvan dit verbond, die sterk

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 289: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

252

aangegroeid zijn in den laatsten tijd, en de voornaamste zijn van heel het gewest,vereenigdworden in eenmuseum, dat door de stad Gleiwitz overgenomen zal worden.

H.S. Reitlinger heeft te Lemberg in een verwaarloosde portefeuille der Lubomisrkischebibliotheek 25 onbekende teekeningen van Dürer gevonden, waaronder devoornaamste een zelfportret is van den meester.

De Pinakotheek van Munchen is in den laatsten tijd verrijkt met twee portretten vanChr. Amberger, een H. Jacobus van Ribeira, een Hemelvaart van Dom Feti, een beeldvan Bernhard Strigel. Uit Zwitserland kreeg ze twee portretten van J.F.A. Tischbeins,drie Waldmullers, twee werken van Corinth, een van Slevogt, twee Uhdes, tweelandschappen van Haider, twee van Thomas, een zicht op Venetië van Kokoschkaen een meisjesportret van Munch.

De stad Dresden heeft het eerste staatsarchief voor filmkunst ingericht. Reeds 118filmen met 33,000 meter zijn bijeengebracht. Enkele dagteekenen van vóór denoorlog, de meeste van de vijf laatste jaren. Ze betreffen vnl. de feiten uit het levender stad: tentoonstellingen, feesten, sportgebeurtenissen, techniek- ennijverheidsondernemingen, landschappen. Het archief is bedoeld als toekomstigebron voor de geschiedenis van de stad.

Bouwmeester Bode droeg in een vergadering van architecten de uitkomsten voorvan de door architect Priess sedert 30 jaar gedane onderzoekingen omtrent St-Marcovan Venetië. Hij neemt niet aan dat alleen het geringe dat we kennen van dearchitecturale nalatenschap van Theodoric de Groote, bewaard is gebleven. De kerkSan Vitale te Ravenna is voor hem identisch met de wel bekende Hercules basiliek,die oorspronkelijk tot rechtszaal diende van den ostrogotischen vorst. Andere doelenvan het gebouw werden uit Ravenna weggevoerd naar Venetië en aldaar gebruikt.In de bouwvormen en motieven, vnl. in de kostbare zuilen en kapiteelen en in degroote portaalbogen van St-Marco ziet hij deelen van de Theodoricconstructies uitRavenna. Volgens Priess is de bakermat van byzantijnsche stijl niet Byzantium,maarRavenna.

In de groote veiling van Broerman te Brussel werd het polyptiek van den onbekendenumbrischen meester verkocht voor 290,000 fr., een Kruisverheffing van Van Dycken een Mirakel van H. Markus van Tintoretto, elk voor 120,000 fr., een Tocht doorde Roode Zee, aan Titiaan toegeschreven,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 290: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

253

voor 80,000 fr., een Christus van Greco, 70,000 fr. en een Maria's Hemelvaart vanTiepolo, voor 65,000 fr.

Het stadsmuseum van Aken heeft uit privaatbezit een tableau van eenOud-Nederlandsche meester van rond 1460 aangekocht: n.l. een Kruisdraging, diein den aard van Dirk Bouts is.

In 1928, bij het eeuwfeest der Romantiek, zal er te Parijs een tentoonstelling gehoudenworden van Delacroix' werken.

D'Annunzio bouwt zich een theater op het antiek model en onder zijn leiding. Er zijnreeds in Vittoriale, waar hij verblijft, 23 wagons marmer aangekomen.

De wereldbekende fresken van het Vatikaan behoeven, lijk men denken kan, gedurigeherstelling en onderhoud. Overschilderen tot reparatie komt in niemands gedachtmeer. Het herstel bepaalt zich bij het artificieel bevestigen van de verf door het gietenvan een kleefstof in de barsten, en door een drukking daaropvolgens uitgeoefend opde gebombeerde verf. Elke behandeling wordt dan op groote photo's opgedragen,waardoor elk Raphaelbeeld een herstel-archief krijgt. Jaren zal het duren eer ditprocédé op alle fresken zal toegepast zijn.

Daniel de Monfreid, Gauguins vriend, heeft aan de Louvre het manuscript vanGauguins Noa-Noa (teekeningen van Tahiti) ten geschenke gegeven. Het bevat 346blz. text met een wemeling van teekeningen, aquarellen, houtsneden enphoto-opnames. Ook le Cheval blanc van den meester werd aan het Louvre gegeventegen zeer geringen prijs.

Prof. Houben's ‘Gespräche mit Heine’ (de eerste vrij volledige uitgave der mondelinguitlatingen van Heine) zal in Fransche vertaling verschijnen bij Payot te Parijs. HetFransche publiek zal zich aan die vertaling interesseeren daar het meerendeel deruitlatingen uit den tijd stammen van Heine's verblijf te Parijs.

Onder de nagelaten papieren van Stendhal ontdekte Henri Debraye een kleine,onbekende roman van dezen schrijver: ‘Une Position sociale’. Hij is inSeptember-October 1832 geschreven. Hoofdpersoon is een zelfportret van Stendhal,en de plaats der actie de Fransche kanselarij bij het Vatikaan. Debraye zal zich metde uitgave gelasten.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 291: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

254

Tezelvertijd haast ontdekte men een reisdagboek van Stendhal, 300 blz. groot, uithet jaar 1838 en is een voortzetting van de ‘Mémoires d'un Touriste’. De reis gaatvan Bordeaux naar Valence. Het zal, alvorens in boekvorm te verschijnen afgedruktworden in de ‘Chronique des Lettres françaises.

De uitgeverij Weber te Leipzig onderneemt een reeks monographiën over het theateronder de leiding van Hans Borchardt, F. Rapp en Karl Holl. Deze geïllustreerdemonographiën zullen zoo opgevat worden, dat ze bij afsluiting een volledigegeschiedenis van het tooneel zullen vormen. Tegen het einde van het jaar zal heteerste deel verschijnen: Modern tooneel van de Meinigers tot het expressionisme.door Jul. Bab. Daarop Stylproblemen, door Borchardt, Geschichte des Hanswurst,door K. Holl, Geschiedenis van het tooneel en beeldhouwkunst in deMiddeleeuwen,door Petersen, Theater der klassieken, door Rapp, Ontwikkeling van het theater sedertGoethe's dood tot rond 1870, door G. Witowsky.

Frans Roh's boek: Nach-Expressionismus. Magischer Realismus over de nieuwsteschilderkunst wordt in het Spaansch vertaald.

De Italiaansche minister van Onderwijs, Fedele, maakt het plan openbaar eenofficieele heruitgave te leveren van de grootste Romeinsche en Grieksche schrijvers.De Italiaansche Academie wordt met de uitvoering belast. Deze heeft daartoe eenkommissie samengesteld onder leiding van prof. Romagnolis. De kosten zullen doorde regeering gedragen worden.

Een verzameling vanmeer dan 500 uitgaven van de Imitatio Christi, oude en nieuwe,in alle talen, zelfs een Chaldeesch en een Chineesch, werd op 26 April onder denhamer gebracht te Gent, en voor 2,750 fr. aan een Belgisch privaat persoontoegewezen.

Prof. Zelekin, van de universiteit van Leningrad, een der beste kenners der Russischevolkskunde, heeft bij De Gruyter, Berlijn, de eerste synthese van de Russischevolkskunde uitgegeven. Dit is belangrijk, omdat de nieuwe toestanden van Ruslandde oude landbouwkultuur een grondige wijziging hebben doen ondergaan, waardoorwellicht binnen korten tijd veel materiaal verloren zal gaan. Het werk van Zelekinsteunt heelemaal op materiaal uit de voor-revolutionnaire periode. Wegens de hoogeouderdom van

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 292: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

255

deze landbouwkultuur heeft het boek een waarde voor al wie zich interesseert aande beschavingsgeschiedenis van het Slavisme in Europa.

Naar een ernstige raming, bezitten de openbare bibliotheken der Vereenigde Statenzoo iets van een 70 millioen boekdeelen.

In het vooruitzicht van den 100e verjaardag van Goethe's afsterven, besloot degemeenteraad van Francfort een volksuitgave der werken van Duitschland's grootstendichter.De Codex Argenteus, d.i. de 1500 jaar oude bijbelvertaling van Ulfilas uit de

bibliotheek van Upsala, is door de zorgen van prof. T. Swedberg, Nobelprijs voorchemie, naar allerlaatste methodes gephotographieerd geworden in zijn geheel ineen daartoe opgericht laboratorium; de bladen zullen overhandigd worden aan dehoogeschool van Upsala in September a.s., ter gelegenheid van het 450-jarig bestaandezer instelling. We moeten er bij voegen dat veel plaatsen duidelijker en leesbarergeworden zijn door de photographische opname, die de X-stralen benuttigde.

De uitgeverij Wremja, uit Leningrad, geeft de volledige Russische vertaling van alde werken van Stephan Zweig uit, met voorwoord van M. Gorki, een biographie vanSpecht, en een beeltenis van Masereel.

Heinz Pol stelt in de LiterarischeWelt een aantal portretten van Heine naast elkander,die hoegenaamd niet gelijkend zijn. Men vraagt zich af: hoe zag Heine er eigenlijkuit? Bruin, blond? Dik, mager, groot of klein? Over al deze nochtans gemakkelijkweer te geven en op te merken hoedanigheden vinden we in de berichten dertijdgenooten heel tegenovergestelde uitlatingen. Pol stelt de vraag: Wat moeten wenog van tijdgenooten gelooven, zoo die geen bruine, blonde of zwarte haren kunnenof willen onderscheiden?

In het Nationaal theater van Hongarije voerde men de ‘Faust’ van Goethe, in eennieuwe bewerking van Dr Hevesi, in een avond op. De opvoering van deze dubbeleFaust nam vijf uren in beslag.

Voor het probleem der wettelijke bescherming van litterair en muzikaal kunstwerkis ook het hoogtepunt der erkenning en werking van een werk belangrijk en ditmoment is niet voor alle hetzelfde. Voor middelmatige auteurs mag

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 293: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

256

men zeggen, dat 50 jaar na de uitgave voldoende zijn om de actueele belangstellinguit te putten. Doch voor andere en vnl. voor muziekwerk duurt het veel langer. Muziekdringt vaak zeer langzaam door, en 50 jaar na den dood is een te eng tijdbestek.

De firmaKrämer, te Czernowitz, kondigt het verschijnen aan van een groote joodschenationale biographie. De eerste afleveringen zijn van de pers gekomen. Het werkwordt op 3,000 blz. geraamd en zal meer dan 8.000 biographien van joodschemannenen vrouwen bevatten. In 1928 zal het heelemaal klaar zijn.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 294: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

257

Charles de Coster als schepper van de ‘Vlaamsche legenden’ en vanhet ‘Ulenspiegel-epos’

De ‘Légendes flamandes’ en het ‘Ulenspiegel-epos’ waarborgen de eeuwigheid vanCharles De Coster's literairen roem. In niet één van zijn andere gewrochten - nochin ‘Les Contes brabançons’, noch in ‘Le Voyage de noce - en zeker niet in den eerderonbeduidenden en zoo goed als vergeten roman - ‘Le mariage de Toulet’, - dien hijschreef in samenwerkingmet den artilleries-officier EdouardMeurant, heeft de auteurvan de groote Legende ooit dezelfde hoogte bereikt. De ontwikkelingslijn, die de‘Légendes flamandes’ verbindt aan het epos van Ulenspiegel, loopt niet doorheendeze werken, welke slechts op luttel plaatsen den stempel dragen van de Coster'sgenialiteit. Het zou evenwel verkeerd zijn deze in elk geval prijzenswaardigescheppingen geheel te negeeren, al lijkt het voor den oppervlakkigen beschouwerschier onaanneembaar, dat verhalen als ‘Smetse Smee’ en ‘Les frères de la bonneTrogne’ uit de ‘Légendes flamandes’, gevloeid zouden zijn uit dezelfde pen, die eenzoo romantische, ja zelfs naief-sentimenteele novelle schreef als ‘Braf le prophète’uit de ‘Contes brabançons’, en dat de bewuste bouwer van streng-evenwichtigevertellingen lijk ‘Blanche, Claire et Candide’ en ‘Ser Halewijn’ ook een incompositorisch opzicht veeleer zwakken roman als ‘Le voyage de noces’, waarinhet bijwerk al te zeer de hoofdlijnen overwoekert, zou hebben opgevat. Zulke mindergeslaagde werken zijn in de eerste plaats van belang voor de kennis van De Coster'spersoonlijkheid, als mensch en als kunstenaar. Zij brengen de openbaring van diefijne, teer-melancholische gevoeligheid, welke het kenmerk is van den schepper derUlenspiegel-legende, wiens weeke innerlijk zoo vaak gekneusd zou worden telkensde aanraking met de harde wer-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 295: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

258

kelijkheid niet werd verzacht door een van die begoochelingen, waaraan hij, aldroomend, zoo gaarne een lokkende gestalte leende. Deze verhalen, waarin ons zijngevoels- en gedachtenleven wordt ontsluierd, zijn pogingen om den eigen geest enhet eigen hart te bevrijden uit de knelling der realiteit, om het eigen ik, dat verlorendreigt te gaan in den chaos van het dagelijksch gebeuren, opnieuw te veroveren. Enmet Dostoïevsky mocht de dichter van Ulenspiegel getuigen: ‘Schrijven beteekentde geesten uitdrijven, die ons bezitten’.Had De Coster slechts deze verhalen voortgebracht, dan nog zou de historicus

hem, in de rij van de braaf-burgerlijke, saai-verstandelijke Fransch-Belgische auteurs,die zijn tijdgenooten waren, een vooraanstaande plaats dienen aan te wijzen, omdatin deze boeken zoo menige bladzijde aan te wijzen valt, welke doorgloeid is vanwarmmenschelijk voelen en daardoor schril afsteekt bij de naar Parijsche schablonenopgevatte, in academischen trant gehouden na-maak literatuur, die tusschen 1850 en1880 te Brussel als ‘nationaal’ moest gelden.Zoozeer waren toen de zeldzame belangstellenden door hun al of niet geveinsde

waardeering voor de thans nagenoeg geheel vergeten producten van grootsprakerigepoëten met vleugellamme verbeelding en onoprechte romanciers met professoraleallures, in beslag genomen, dat zij niet veel merkten van het verschijnen der doorverrassende originaliteit gekenmerkte verhalen, die De Coster had gebundeld onderden titel ‘Légendes flamandes’, en, later, al even weinig aandacht over hielden voorde ‘Ulenspiegel-legende’, waarin een machtig talent de genialiteit nabijstreefde. Ermoesten immers nog vele jaren voorbijgaan, vooraleer De Coster, dien men na dezebeide boeken om zijn kennis der historie had geprezen, zou ontdekt worden doorCamille Lemonnier en de baanbrekende beeldstormers der ‘Jeune Belgique’. Zookwam tot voltrekking de profetie, die er besloten lag in de van weemoedige berustingen van een zuiver begrip der menschelijke beperktheid getuigende woorden, welkeDe Coster, wellicht ter verschalking van eigen ontgoocheling, neerschreef: ‘Je suisde ceux qui savent attendre...’ Hij had even goed de woorden van Stendhal: ‘Je seraiapprécié vers 1880’ tot de zijne kunnen maken.* * *

‘Voir le peuple!’ Dat was een van de Coster's leuzen. Het volk, dat zijneigenaardigheid in taal en zeden vermocht te handhaven ondanks de allesgelijk-makende invloeden der naar democratische wetten zich ontwikke-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 296: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

259

lende beschaving, waaraan reeds de burgerij haar eigenheid offerde, was hem eennooit opdrogende bron van steeds frissche inspiratie. Het mag wel zéér opmerkelijkheeten, dat de Coster, die nauwelijks Vlaamsch kende en wiens Vlaamsche oorsprongniet met zekerheid werd bepaald, zoodat vooralsnog moeilijk op de nawerking vanattavistische machten kan gewezen worden, zich bij voorkeur onder het Vlaamschgebleven volk der Brusselsche voorsteden bewoog, en later met welgevallen hetVlaamsche land doorreisde in gezelschap van zijn vriend den schilder Adolf Dillens,wiens invloed - evenals die van andere kunstenaars van het penseel, in wier middende auteur der ‘Vlaamsche Legenden’ zoo graag vertoefde - op de oriënteering vanDe Coster's talent tamelijk hoog mag worden aangeslagen(1). - Aan de Vlaamschefolklore ontleende hij de motieven, waarmee de ‘Vlaamsche Legenden’ - ‘Les frèresde la bonne Trogne’, ‘Blanche, Claire et Candide’, ‘Ser Halewijn’ en ‘Smetse Smee’- opgebouwdwerden. En om beter de oorspronkelijke volkstaal weer te geven, schreefhij die vertellingen in het oud-Fransch van Rabelais, zooals vóór hem reeds Balzachad gedaan in de ‘Contes drolatiques’. Aldus streefde hij een verjonging na van hetdoor sleur en slenter naar syntaxis en woordekeus gebanaliseerde literaire idioom,zooals ten onzent Gezelle deed, en interpreteerde hij op eigen wijze het voorbeeldvan Montaigne, dien meester van den ‘natuurlijken’ stijl, die wenschte, dat tusschenspreek- en schrijftaal geen onderscheid zou bestaan... ‘tel (le) sur le papier qu'à labouche... et que le gascon y aille, si le français n'y peut aller!’ In het gebruik van hetoud-Fransch overtrof De Coster vaak Balzac, die er minder in slaagde den ‘geest’ervan te benaderen, al bezigde hij ook de archaïstische vormen met opvallendevirtuositeit.Oneindig beter dan Emile Verhaeren, die, instinctmatig, het Fransch germaniseerde,

ten einde in passender vorm de volkomen uitdrukking zijner Vlaamsche gedachtenen gevoelens te bereiken, slaagde Ch. de Coster er in, op deze wijze, het Vlaamschkarakter van zijn kunst te bewaren in novellen, die, naar de verklaring van Deschanelwelke de ‘Légendes flamandes’ van een inleiding voorzag, na overzetting in 'tNederlandsch voor oorspronkelijk zouden kunnen doorgaan - een bewering, die onsthans voorkomt als niet van overdrijving vrij te pleiten... Maar de fout hiervan iswellicht bij de vertalers te zoeken!

(1) H. Coopman Thzn schreef daarover uitvoerig in den loop van 1917 in ‘Vlaamsch Leven’.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 297: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

260

Deze ‘Légendes flamandes’ ontstonden in een tijdperk, dat voor De Coster wel hetgelukkigste uit zijn heel leven zal gebleven zijn, vermits het verhelderd werd doorde liefde van Elisa. En alhoewel, telkens de schrijver een ideale vrouwengestaltebezielen moest, ongetwijfeld het beeld der beminde in zijn geest te leven begon, tochbereikt hij in de ‘Vlaamsche Legenden’ een volstrekte, alle lyrische elementenuitsluitende objectiviteit, alsof het verworven geluk, al kon het hem dan ook nietgeheel van smartelijke twijfelingen bevrijden, hem het vermogen had verleend omzich volkomen boven de realiteit te verheffen. Toch is niets zoo waarachtig dan deuitbeelding van menschen, toestanden en midden in deze vier vertellingen envoornamelijk dan in de ten deele zuiver realistische, doch door fantastische factorenbeheerschte en voortgedreven verhalen, die meesterlijk zijn van opzet en uitlijning:‘Les frères de la bonne Trogne’ en vooral ‘Smetse Smee’. In dit laatste epische poëmavan beperkten omvang, waarin folkloristische motieven, ontleend aan hetoud-Vlaamsche vertelsel van ‘Smidje Verholen’, vervlochten zijn met gegevens uitde historie van de godsdienstoorlogen die de Nederlanden in 't geweer joegen tegenSpanje, klinken reeds de tonen op, die, in breeder golvingen opschallen uit het grooterUlenspiegel-epos dat eerst vele jaren nadien - in 1867 - verscheen.* * *

Tweeërlei omstandigheden zijn daar om het ontstaan - en tevens de beteekenis - teverklaren van een zoo machtige schepping als ‘La légende et les aventures héroïques,joyueses et glorieuses d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak au pays de Flandre etailleurs’.Daar was in de eerste plaats, de belangstelling, die er in 't begin der tweede helft

van de vorige eeuw, onder den invloed van het historisch werk van J.-L. Motley ende uitgave door Quinet van Marnix van Sint-Aldegonde's schriften, in ons landoplaaide voor al wat den strijd betrof, welke onze voorvaderen voerden tegen Spanjeter verovering van gewetensvrijheid.Maar er bestond ook een aanleiding, van veel grooter beteekenis dan de eerste en

die we in het wezen van den dichter zelf hoeven te zoeken. Een kunstwerk, vanwelken aard ook, onstaat in de onbewustheid van den maker onder invloeden, zooinnerlijke als uiterlijke, waarvan hij zich geen rekenschap geeft. Het kiemt en groeitbuiten de regeering van zijn wil om. Zoo lijkt ons de Ulenspiegel-legende geborenuit den overmachtigen, niet altoos nader te omschrijven drang naar Vrijheid, die eenniet te controleeren

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 298: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

261

impulsie van heel het wezen veroorzaakt, welke De Coster belet heeft zijn bestaannaar vaste normen te regelen en er op deze wijze waarschijnlijk heeft toe bijgedragenom zijn dagen door telkens weer nieuwe zorgen te versomberen doch tevens zijngeniaal talent voor vroegtijdige verdorring heeft gevrijwaard. Hiermede kan wordenin verband gebracht deze zelfbewuste verklaring van den dichter: dat hij fier en vrijdoor 't leven wilde gaan, ook al moest hij daarom arm blijven.Wanneer deze vrijheidsdrang het ontstaan van met hartstocht beleden wijsgeerige

of politieke opvattingen voor gevolg heeft, dan vinden wij daarvan sporen terug inde ‘Legende’, waarin immers een historisch tijdperk wordt afgemaaid, dat, méér danwelk andere periode ook, aanleiding geven kan tot zeer uiteenloopende waardeeringvan gebeurtenissen en menschen. De Coster kiest onbewimpeld partij voorhervormden en geuzen. Hij moet velen - ook diegenen, welke niets afweten van zijnlidmaatschap der Brusselsche ‘libre pensée’, voorkomen als een man, toegerust metbeslist anti-clericale beginselen, als een vijand van Roomschen godsdienst en Kerk.Wie dergelijke meening onvoorwaardelijk onderschrijft, zondigt evenwel dooroverhaasting. Inderdaad, we zouden kunnen herinneren aan den inhoud van een paarbrieven door den dichter aan zijn geliefde gericht en waarin hij met verteederingspreekt over een beeldje van de Heilige Maagd, waarvoor hij een groote vereeringkoestert. We negeeren echter zulke, onder den invloed van wie weet welkesentimenteele bevlieging, neergepende ontboezeming, om er op te wijzen, dat DeCoster feitelijk meer de Kerk bestrijdt, waar deze zich aan door de historie geboektengewetensdwang schuldig maakt, dan wel haar dogma's, en hij, die een religieuseopvoeding genoot, een weliswaar zeer algemeen doch niettemin levendigbuiten-kerkelijk Christendom huldigde. Zijn bijna onvoorwaardelijk partij-kiezenvoor de geuzen, dat hem noopt tot een vaak scherpe, bijtendironische hekeling vande Kerk en haar dienaren, lijkt ons een logisch uitvloeisel van des dichtersedelmoedigheid, die geen beperking dulde van de vrijheid, welke hij op wijsgeeriggebied in haar essentieele absoluutheid voor zichzelf en voor anderen opeischt!Er zijn dan ook in de ‘Legende van Ulenspiegel’ elementen op te speuren van een

lyrische auto-biographie van zuiver psychologischen aard. Wij bedoelen natuurlijkniet - het zou àl te dwaas zijn! - dat De Coster gebeurtenissen uit zijn leven heeftverhaald, al staat het buiten kijf, dat menige episode gegroeid is uit eigen belevenis- wat,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 299: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

262

aan de hand van hetgeen ons bekend werd uit zijn aan Elisa gerichte brieven,verbondenmet enkele anecdotische bizonderheden uit zijn leven, en van brokstukkenuit de beschrijving van de reis, die hij met Adolf Dillens doorheen Zeeland ondernam,gemakkelijk kan bewezen worden.We wenschen méér er op te wijzen, dat de dichterin zijn Ulenspiegellegende, waaraan hij tien jaar van zijn tot rijpheid gedijd bestaanwijdde en waarin hij derhalve de echo's van veel levenservaring vastleggen kon,fel-doorleefde zielstoestanden en gemoedsbewegingen in hun verschillende stadiaheeft geobjectiveerd, op een wijze overigens, waardoor de volkomen gaafheid vanzijn artistiek kunnen voor alle eeuwen wordt bevestigd. Zoo biedt de liefde van Tijlvoor Nele, in welke aanbiddelijke figuur de geliefde Elisa, welke de dichter opgevenmoest, herleeft, net als Tijl's ontembare, doch, lijk alle instinctieve gevoelens, nietvan alle vaagheid ontdane vrijheidsdrang, den dichter alle gelegenheid tot vertolkingvan bij uitstek louter individueele emoties.Wij beseffen de mogelijkheid om het nog maar weinig bekende passieleven van

de Coster te reconstitueeren in al zijn schakeeringen, door een streng doorgevoerdeconfrontatie tusschen de phases, die Tijl's min voor Nele doormaakt, en hetgeen onsbekend werd omtrent de uitingen van des dichters liefde in de brieven, welke hij aanElisa richtte - indien men er ten minste ooit in slaagt deze correspondentie in haarvolledigheid te herstellen(1).Te beweren, dat de historische stof, welke de schrijver van de Ulenspiegel-legende

met zooveel meesterschap behandelt, van minder belang zijn zou, ligt natuurlijk nietin de richting, welke onze gedachtengang uitgaat. We waagden alleenlijk een pogingom het evenwicht te herstellen tusschen de elementen van het boek - tusschen deze,welke in hun essentie lyrisch zijn en de andere, die een in wezen zuiver episch karaktervertoonen.Rond de impulsieve kern van het werk, die haar sterkste belichaming vond in de

allengerhand meer en meer gewijzigde Tijl-figuur, door den dichter als grove schetsontdekt in een oud blauwboek, kristalliseerde stilaan het materiaal, dat vlijtige studievan oude oorkonden, folkloristische documenten, heksenprocessen of historischebijdragen hem verschaffen kon. Van Meteren en zijn Kroniek leverden zijnverbeelding een overvloedige stof. De philologenmogen uitmakenwelke ontleeningenDe Coster aan den geschiedschrij-

(1) Dit opstel werd geschreven vóór wij de door minister C. Huysmans hieromtrent beloofdemededeelingen konden lezen.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 300: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

263

ver heeft gedaan. De zoeker naar schoonheid kan enkel vaststellen, dat de doode stofvan den geleerde door den artiest werd bezield en herschapen tot een levendewerkelijkheid.Zoo de schepper van de Ulenspiegel-legende in dit stoute opzet zóo voortreffelijk

slaagde, dan is dit niet alleenlijk toe te schrijven aan zijn dramatiseeringsvermogen,doch ook aan zijn picturaal kunnen, waardoor zijn kunst een hechte verwantschapvertoont met deze van onze Vlaamsche schilders - van Breugel tot Leys -, die metde kleur en het beweeg, ook de psychologie van het Vlaamsche volksleven in huntafereelen vermochten vast te leggen.Volkomen beantwoordt de ‘Legende van Ulenspiegel’ aan de norm van den

historischen roman, die von Scheffel in de inleiding tot zijn ‘Ekkehard’ heeftomschreven als zijnde: ‘Ein Stück nationaler Geschichte in der Auffassung desKünstlers, der im gegebenen Raume eine Reihe Gestalten scharfgezeichnet undfarbenhell vorüberführt, also dass im Leben und Ringen und Leiden der einzelnenzugleich der Inhalt des Zeitraumes sich wie zum Spiegelbild zusammenfasst.’In de rij der scheppers van historische romans staat Ch. de Coster beslist vooraan,

en, waar hij door zijn werk tot de Fransche literatuur behoort, durven wij beweren,dat hij in zijn Vlaamsch epos beslist een Flaubert overvleugelt, wiens Salambô meereen dorre documentatiearbeid dan een heusche schepping blijkt te zijn, naast de vansproedelend levend overborrelende Ulenspiegel-legende. Haar beteekenis strektoverigens heel wat verder dan de grenzen, welke von Scheffel in zijn bepaling vanden historischen roman heeft getrokken.

* * *

Camille Lemonnier, die de Coster en zijn werk in een geestdriftige, van sterk lyrismedoorademde studie heeft verheerlijkt, noemde de Legende van Ulenspiegel denVlaamschen Bijbel.Het valt niet te ontkennen, dat de dichter het Vlaamsch volkskarakter op heerlijke

wijze heeft bezongen in dit epos, waarin herleeft een eeuw van bloed en tranen. Zelfbepaalde hij de symbolische waarde van zijn personages, toen hij Nele voorsteldeals het ‘hart’ en Tijl, wiens wezen verwant is met dit van den listigen Reinaert, alsde ‘geest’ van Vlaanderen, terwijl Lamme, die een neef lijkt van Cervantes' SanchoPancha, het Vlaamsche materialisme belichaamt. En de woorden van hoop en blijdeverwachting, waarmede het boek sluit: ‘Vlaanderen kan wel slapen,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 301: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

264

maar sterven nooit!’ - klinken den Vlaming als een blijde profetie in de ooren.Ter verduidelijking van De Coster's inzichten past het wellicht er op te wijzen dat

hij, bij de aanduiding van de vijanden van Vlaanderen, die Tijl en Nele begravenwillen, een zekere vaagheid huldigt, zoodat de symbolische beteekenis van dezehandeling voor meer dan één uitlegging vatbaar blijkt. Zoowel de algemeene toonvan het boek als hetgeen ons bekend werd omtrent de wijsgeerige opvattingen, dieer in sommige kringen gangbaar waren rond den tijd van zijn ontstaan, laten ons toede bedoelingen van den auteur eenigszins nader te bepalen als deze van eenvoorstander van het vrij onderzoek, die waarschuwt voor de kerkelijke en burgerlijkemachten, welke, elkaar steunend, het geweten pogen te knechten. Niets belet onsnochtans aan dit beeld een beteekenis te hechten, die ruimer en breeder is, dochwaarvan de draagwijdte wellicht aan den schrijver zelf ontsnapte, en het tebeschouwen als een plastische uitdrukking van den Vlaamschen bestaanswil.Niet minder hecht is, in elk geval, de synthetiseering van de Vlaamsche ziel, welke

De Coster in zijn heldendicht heeft ontworpen, dan het uit losse fragmenten samente stellen typische beeld, door Hendrik Conscience in den loop van zijn werkontworpen. Deze laatste beschreef meer den doorsnee-Vlaming in zijn gulheid, inzijn sentimentaliteit, in zijn sluw heid en soms zelfs in zijn krachtig willen. De Costerheeft het oerbeeld van den Vlaming verwezenlijkt, waarin alle eigenaardigekaraktertrekken tot hun paroxysmus zijn opgevoerd zonder dat hierdoor evenwel dezuivere menschelijkheid ervan in 't gedrang werd gevoerd. En van dit oerbeeldrealiseerde hij te gelijk demeest volkomen uitdrukking. Het feit dat deMaker daarvan,evenmin overigens als Conscience, een volbloed Vlaming heeten mag, - wat hemniet belette beter dan wie ooit, vóór of na hem, de diepten der Vlaamsche ziel tepeilen, - is een der meest boeiende problemen waarvoor een naar psychologischegegevens oordeelend criticus kan geplaatst worden. Geen treffender voorbeeld kanmen aanhalen ter illustratie van de groote rol, welke de intuïtie speelt bij het scheppenvan literair werk.Niet volledig ware een studie - hoe beknopt dan ook, bedoeld - van de beteekenis

der Ulenspiegel-legende zoo het symbolische gedeelte ervan niet langs alle zijdenwerd beschouwd. In het laatste gedeelte van zijn verhaal verlaat de schrijver denvasten boden der werkelijkheid en vermeit zich in het scheppen van allegorischebeelden en het oproepen van visioenen, die niet alle voor een zoo duidelijke verklaringvatbaar zijn als de zinnebeeldige voorstelling van

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 302: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

265

Vlaanderen's onsterfelijkheid. Naarmate de auteur tot de gebeurtenissen nadert,waarmee de historie de door hem in een machtig fresco uitgebeelde periode besluit,komt een aarzeling over hem. Er groeit verzet in zijn gemoed nu de waarheid hemnoopt de hernieuwde onderwerping van het Vlaanderen van Tijl, Nele en Lamme teerkennen, terwijl in de Noordelijke Nederlanden de vrijheidszon boven de kimmerijst. Schuil gaande in zijn droom, tracht hij aan de ontgoochelende werkelijkheid teontsnappen. De toekomst hoort toch aan iedereen en wie het ernstig wil, bezit dekans haar te veroveren! Hij waagt zich aan profetiën, waarvan de draagwijdte veelverder reikt dan de eeuwen, waaromtrent de historie hem inlichten kan, verder nogdan de tijd, waarin hij zelf leeft. Eerst vraagt hij zich af of de droom van Marnix, dieNoord en Zuid wilde vereenigen, dan ooit in vervulling zal gaan. En hier kan menniet ontkennen, dat de dichter blijken gaf van politiek doorzicht, waar hij de Scheldeals de voornaamste hinderpaal bij het tot stand komen van dit verbond aanwees.Treffen doet ook de omstandigheid, dat hij, die tot nog toe, zoo niet uitsluitend dantoch met voorliefde van ‘Vlaanderen’ spreekt, in deze zinnebeeldige voostelling denstaat België, waaraan hij zeer gehecht was, op het voorplan schuift. Intusschen blijftdeze staatkundige allegorie, waaruit de schrijver al evenmin groote dichterlijkeschoonheid als een breed gevleugeld symbolismewist te doen stralen, een der zwakstedeelen van het epos.DeCoster heeft geen bevredigend slot kunnen vinden. De nagestreefde grootschheid

werd niet bereikt, ook niet in die deelen, waar de schrijver zich tot op eenalgemeen-menschelijk plan poogt te verheffen en het ontstaan op aarde van het rijkvan Vrede en Geluk voorspelt, wanneer uit de assche der Ondeugden eindelijk devan schoonheid stralende Deugden verrijzen zullen. Van dergelijke rhetoricalesymboliek die niet opgroeit uit des kunstenaars wezen, is de ideëele stuwkracht evengering als de artistieke waarde.Maar deze voorbijgaande verzwakking in bouw en opvatting van het werk, tast

de beteekenis, welk het voor ons, Vlamingen, bezit, niet aan. Platisch en lyrisch sterkvinden wij immers op iedere bladzijde van dit epos onzen onverwoestbaren levenswiluitgedrukt door lichtende beelden en vlammende woorden...Vlaanderen kan wel slapen, maar sterven nooit! Deze kreet van nimmer versagend

optimisme geeft wonderwel de algemeen-nationale beteekenis weer, welke deUlenspiegellegende mag toegekend worden. Al scheppend - dit is al puttend aan derijke bronnen die er opborrelen uit de verbor-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 303: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

266

gen diepten van zijn innerlijk - heeft Ch. De Coster zijn eigen, bij koeler overwegingvastgestelde doeleinden, voorbijgestreefd. Intuïtief, overschreed hij de grenzen,waarbinnen zijn met bewustheid opgevatte verhaal van den strijd onzer voorvaderenvoor gewetensvrijheid zich ontwikkelen moest (de sporen van die grenzen zijn hieren daar in het werk nog te ontdekken!), en zijn boek is geworden niet een gewoon,alhoewel van geniale meesterschap getuigende historische roman, doch een heiligboek van ons volk, dat daarin met zijn spiegelbeeld ook al de strevingen van zijnhart en de roeringen van zijn geest terugvindt. In de wereldliteratuur, waar EmileVerhaeren, die als dichter menigmaal grooter hoogten bereikt en weidscher horizontenomademt dan De Coster, ten onrechte als de Vlaamsche heraut werd beschouwd,heeft de bezieler van Ulenspiegel de Vlaamsche stem doen klinken en verdient zijngroote legende dezelfde waardeering als te beurt viel aan poëma's lijk ‘Mireïo’ of‘Calendal’, waarin de ziel van Provence ontluikt in het koesterende licht der poëzie.En omdat wij, Vlamingen, telkens weer den geheimzinnigen zang van ons eigen

wezen beluisteren kunnen in de ‘Legende van Ulenspiegel’ en ook, zij het dan ingedempter tonen, in de ‘Vlaamsche Legenden’, beschouwen wij Charles De Coster,al schreef hij in een voor ons geheel vreemde taal, als een representatief Vlaamsendichter!

Lode MONTEYNE.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 304: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

267

Psychologisch portret van Charles de Coster

Charles De Coster behoort tot de reeks van onze schrijvers, over wie wij het minstweten. Weliswaar bezitten wij geen volledige inlichtingen betreffende zijn leven enbuiten de zeldzame biographische bizonderheden, welke Charles Potvin mededeeltin zijn bekende inleiding tot de ‘Lettres à Elisa’, weten wij niets of nagenoeg nietsaf van den uitzondelijken artist, aan wien ons land een meesterwerk is verschuldigd:‘la Légende d'Ulenspiegel’. Wel hebben tal van zijn tijdgenooten over hembelangwekkende en karakteristieke bizonderheden opgeteekend, doch ons ontbrekenvooral die documenten, welke toelaten een biographie op te bouwen: de brieven.Want we mogen niet verwachten, dat de ruim honderd vijftig brieven aan Elisa, doorCharles Potvin uitgegeven, ons het geheim van hun schrijver zullen onthullen. Tenhoogste kunnen wij in deze liefde-ontboezemingen eenige minder of meer juisteinlichtingen ontdekken over den phantastischen droomer, die de schepper vanUlenspiegel was. Daarom valt het te betreuren, dat Potvin het noodig achtte - wellichtook handelde hij zoo onder den druk van Caroline Dandoy, de zuster van CharlesDe Coster, en van Elisa's bloedverwanten - een heel strenge keus te doen in deongeveer vijfhonderd brieven, welke De Coster naar de aangebeden vrouw hadgezonden.Waarschijnlijk vertoonen de onuitgegeven brieven niet dezelfde artistiekewaarde, maar wemogen ons terecht afvragen of zij ons niet getrouw hadden ingelichtover het karakter van den mensch, die ons door zijn werk en zijn levenskring heen,verschijnt als een echt romanticus.Het eigenlijke romantisme had feitelijk opgehouden zijn invloed te laten gevoelen

op het oogenblik, dat De Coster zijn schrijverscarrière begon. Goethe had zijn Faust

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 305: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

268

reeds sedert meer dan dertig jaar geschreven. De z.g. ‘Bataille d'Hernani’ was zoogoed als vergeten. De Musset zou weldra sterven en met den ouden Lamartine werdenkel nog sarcastisch den spot gedreven. Te Brussel nochtans hield men nog steedsvan die ziekelijke, pathetische en overdreven-sentimentele literatuur, die dooroproerige estheten van het begin der 19e eeuw was ingeburgerd. Terwijl men overde grenzen reeds een nieuwe kunstformule nastreefde, bleven onze schrijversvastgehecht aan den gezwollen stijl van Hugo en aan het snobisme van ‘Werther’.Van den beginne af onderging De Coster dien invloed. Nu mag het wel zoo schijnenof zijn vooringenomenheid en zijn bewondering voor het verleden en den legendeschatonzer voorouders deze bewering niet beslissend staven, doch daarentegen zijn de‘Lettres à Elisa’ en ‘Voyage de Noces’ overtuigend in dien zin. In dit laatste werkontbolstert De Coster zich als de minst realistische romanschrijver; zijn onderwerpis zoo onwaarschijnlijk mogelijk en zijn verbeelding overvleugelt het verhaal, dat ingeenen deele verschilt met de meest fantastische romantische vertellingen. In debrieven is de verliefde man welsprekend, hoogdravend, gezwollen in zijn stijl enmen denkt onwillekeurig aanWerther of aan de helden van DeMusset en van GeorgesSand, die wij kennen als verliefden, die elkaar zacht omstrengelen en door hetromantisme langs onzekere en schilderachtige wegen zijn voortgestuwd te middenvan het droomenland der sylphen, in een steeds bleeken schijn van de maan...Toch mag het romantisme van De Coster ons niet misleiden. Er was in zijn niet

zoo heel positieve gemoedsgesteldheid niets wat men gekunsteld noemen kan. Zelfsdroeg hij dit romantisme niet rond als een welbedachte elegantie, doch het kwamintegendeel gansch overeen met 's mans eigen natuur. De Coster, die, zoon vangegoede burgers geboren was in een aartsbisschoppelijk paleis en opgroeide onderhet peetschap van een hoog dignitaris der Kerk, die tevens een voornaam edelmanwas, kon zich onmogelijk schikken naar de maatschappelijke conventies, bepaaldelijknaar die, welke op de bourgeoisie rustten.Félix Thyes, een van zijn vrienden, drukte dit treffend uit in een brief aan de

beminde van zijn makker:‘Charles est un noble et bon caractère, une nature puissante capable de comprendre

et de faire toutes les belles et grandes choses.Ce qui lui manque ce sont ces petitesvertus bourgeoises dont à notre âge on fait peu de cas et qui cependant sontquelquefois de fortes garanties de bon sens. Charles n'a pas de règle, c'est-à-direqu'il écoute

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 306: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

269

trop la fantaisie pour certaines choses, l'impression dumoment pour certaines autres;il s'entend peu aux choses de la vie positive; presque toujours la fougue de sonimagination l'emporte au delà des limites du réel et du possible et souvent alors il secrée des tourments dont il souffre beaucoup.’Zulks was juist. De Coster had geen vasten leefregel. Zijn liefdesavontuur levert

ons meermaals het bewijs er van. Een oogenblik schoot deze man te kort aan deoprechtheid van zijn hartstocht. Van den eersten dag af was hij vast besloten tetrouwen met de vrouw, die hij onder duizende had uitverkoren. Doch dit huwelijkbleek slechts mogelijk onder die voorwaarde, dat hij een achtbaar en winstgevendambt zou uitoefenen. Charles beproefde het zich aan dien plicht te onderwerpen. Hijtrachtte een universiteitsdiploma te veroveren en ging de colleges van wijsbegeerteen letteren te Brussel volgen. Ondanks zijn vluggen geest, ondanks de aansporingdoor zijn liefde, niettegenstaande de vermaningen van vrienden, moeder en verloofde,ja zelfs zijn eigen redeneering, slaagde hij er niet in een behoorlijk diploma te behalen,en na meer dan acht jaar met hem te hebben omgegaan, brak Elisa deliefdesbetrekkingen af, daar zij het lang wachten beu was en verzekerd, dat ze nooithaar beslist-burgerlijke wenschen zou vervuld zien.In gewone gevallen werkt zulke les na. Het valt wel meer voor, dat de man zich

pas laat in den jongen ontwikkelt en bij sommigen is er heel wat tijd noodig vooraleerzij het leven begrijpen, althans in den zin, dien het groot publiek daaraan toekent.Bij De Coster nu verwekte deze breuk een nog grooteren afkeer voor de menschen.Niet alleen werden nu de weinige positieve eigenschappen van den mensch door zijnfantazie opgeslorpt, doch bovendien het de schrijver geen enkele gelegenheidvoorbijgaan om zichzelf te pijnigen. En zoo De Coster lang onbegrepen bleef, zoohij tijdens zijn leven niet al den steun verkreeg waarop hij ten rechte mocht aanspraakmaken, zoo hij in ellende stierf, dan heeft hij zelf dikwijls schuld aan zijn ongelukkiglot.Zoo wendden de vrienden van den auteur herhaalde malen stappen aan ten einde

hem een ambt te bezorgen in de administratie, wat voor hem een sinecure zou geweestzijn. Eerst lieten zij hem benoemen tot klerk bij de ‘Commission pour la publicationdes textes anciens’, een dienst die afhing van het Staatsarchief, waar De Coster heelgemakkelijk zijn opgelegde taak tot een minimum had kunnen herleiden om tijdgenoeg over te hebben voor zijn geliefkoosde bezigheid. Wel beproefde de artistzich aan dit para-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 307: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

270

siet-achtige leven te wennen. Hij deed het te goeder trouw, doch te vergeefs. Na eenviertal jaar verachtte hij zichzelf. Hij kon niet begrijpen, dat iemand zich opsluitenkon in een muffige en donkere kamer, terwijl buiten de zon zoo heerlijk schijnt enzonder nadenken, eenvoudig onder den drang ‘van het oogenblik’, nam hij zijnontslag. Natuurlijk stond hij daardoor op de straatkeien en had hij geen ander bronvan bestaan dan zijn literair werk en evenmin als nu kon toen niemand in Belgiëleven van zijn pen.Om dezelfde reden moesten ook later andere pogingen tot toegevendheid jegens

de burgerlijke levenshouding schipbreuk lijden. Beurtelings werd de schrijvervoordrachthouder, professor, secretaris van een arts, medewerker aan dagbladen,eindelijk professor in letterkunde aan de Krijgsschool en repetitor in literatuur aandeMilitaire school. Hij vervulde dit laatste ambt toen hij stierf, doch wemogen zekerzijn, dat hij het evenals de vorige zou hebben verlaten, indien de dood hem zulksniet had verhinderd en indien de schuldeischers niet tot het uiterste toe voet bij stekhadden gehouden.Schuldeischers!... Dit woord keert dikwijls weer in de biographieën van De Coster.

Feitelik synthetiseert het de tweede helft van het leven van den artist. De Coster - endit dient met nadruk gezegd - was niet arm. Zijn moeder had eenig geld gehad. Zijnzuster was met een dagbladschrijver gehuwd en leefde in een betrekkelijken welstand.De schrijver zelf had talrijke gelegenheden gehad om goed zijn brood te verdienen.Zoo had het Staatsbestuur hem tot bezoldiging van zijn cursussen aan de Krijgsschoolen aan de Militaire School, een jaarwedde toegekend met een maximum van zevenduizend francs, een som die voor dien tijd zeer hoog was. Bovendien toonde zichhet Goevernement tegenover hem in vele gevallen bizonder vrijgevig. Zelfs voor hetverschijnen van ‘Légende d'Ulenspiegel’ had de schrijver reeds een toelage vantwaalf honderd francs getrokken; vroeger had deMinister van Binnenlandsche Zakenandere verzoeken van den schrijver gunstig onthaald en zelfs niet willen zinspelenop de plotselinge vluchten, waarmee zijn aanstellingen tot officieele ambten steedsgepaard gingen. Ongelukkig kon De Coster niet met geld omgaan. Hij verteerde ermaar op los. Hij kon niet sparen. Hij begreep niet, dat iemand werken moest. Pas in1870, negen jaar vóór zijn dood dus, schreef hij aan zijn zuster: ‘Il n'y a que troisans que j'ai compris “l'épouvantable valeur” de l'argent et la nécessité d'un travailqui, suffisamment rétribué, donne à l'homme la liberté et la joie avec l'aisance’. Inde meeste gevallen kon hij met zijn Ulen-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 308: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

271

spiegel jammeren: ‘tas, toutes mes pochettes sont tournées et par le trou s'en vontcourant la prétantaine, tous mes beaux ducats, florins et daalders, comme une légionde souris, fuyant la gueule d'un chat. Je ne sais pourquoi l'argent ne veut pas demoi, moi qui voudrais tant de l'argent...’ Eens had hij bekend, dat hij had ‘despassions de millionnaire avec des moyens de chiffonnier’.Dit contrast tusschen droom en werkelijkheid bestaat evengoed tusschen het beeld,

dat men zich logischerwijze van den auteur van de ‘Légende d'Ulenspiegel’ kanvoorstellen en den mensch, die hij in werkelijkheid was, of althans zooals hij na eenaandachtig onderzoek van zijn werk verschijnt.Hij was vooral melancholisch van gemoed. Bij hem was de melancholie haast een

normale toestand. Zelfs de liefde, die toch meestal geneest van een neiging totzwartgalligheid, scheen hem alleenwaar langs die ingebeelde, knagende en hinderlijkekwaal om. Van hem die woorden aan zijn beminde:‘Je suis souvent triste, parce qu'il est dans ma nature de m'affaisser quelquefois

sans que rien en apparence puisse avoir occasionné cet affaissement. Tu sais combienje hais de me poser au jeune homme sentimental et mélancolique, cependant je suisl'un et l'autre; dans ces moments-là, j'ai besoin qu'on me parle avec une voix douce,qui caresse, qui change le cours de mes idées, et me fasse sentir que je suis aimé...’Evenals alle menschen met zwak gestel was hij fier en hoogmoedig. Toch

misbruikte hij deze hoedanigheden niet. Goedschiks kon hij ‘ontgoochelingen,ontmoedigingen en worstelingen vooral als noodzakelijkheden’ aanvaarden en hijgevoelde zich wel bij machte om het oordeel van het nageslacht af te wachten.Daarentegen beschouwde hij de gelatenheid als iets onwaardigs. ‘Formée d'illusionssoumises, schreef hij, elle est l'épingle qui fixe sur un bouchon les papillons de notrejeunesse; ils se débattent longtemps avant de mourir; puis il ne reste plus que l'épingleet la poussière.’ In oogenblikken van neerslachtigheid, troostte hij zich steeds metde woorden van Balzac: ‘Tout le monde meurt incompris’.Zoo hij ijverzucht verafschuwdewas hijzelf toch wreed ijverzuchtig en we zouden

wel geneigd zijn in hem die onlogische daad te veroordeelen, wanneer we niet dachtenaan deze ontroerende bekentenis: ‘Cela n'arrive que le jour où la vie s'éteint en moi,où je suis paresseux et sans courage’. Het is klaarblijkelijk, dat een hevige reactiedie lusteloosheid verjoeg. Dan toonde de schrijver zich brutaal

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 309: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

272

en voerde hij een geblaseerde taal. Hij benijdde dan ‘le sort de ces brutes toujoursbien portantes, qui s'en retournent le soir chez eux après avoir incorporé leur bièreet leur vin, et qui, en rentrant, trouvent une femme brute comme eux’. Is zulks nietverwonderlijk van een intellectueel, die gestoord werd door ‘tout ce qui est plat,vulgaire, commun’ en die in zijn geest een ideale dichterlijke wereld opbouwde,waarin superieure wezens, die hij zelf met de grootste strengheid uitkoos, op de meestverheven manier hun aristocratisch zieleleven lieten gelden?Zooals men wel denken kan, behaagde zulk ingewikkeld temperament niet aan de

meesten en de meester telde slechts weinig vrienden en getrouwen. Wel kende DeCoster bijna alle voorname persoonlijkheden van zijn tijd en bezocht hij de salons;doch hij was zichzelf bewust van zijn superioriteit en zou nooit verzaakt hebben aanzijn levenshouding ommeer in den smaak te vallen. Hij was tegenover zichzelf zooalsbijvoorbeeld tegenover de vrouwen en die eerlijkheid stond ver boven die van dengewonen mensch. Wanneer hij partij trok voor een of andere zaak, vroeg hij zichnimmer af of zijn geestdrift hem geen nadeel zou berokkenen.Als een zeldzame bloem, die in stilte bloeit, legde dezeman, welke zichmoeizaam

had ontwikkeld, zijn ziel slechts bloot in de intiemste bekentenissen. Hij meende,dat men hem niet begreep. Hij had in niemand vertrouwen. Hij werd voortdurendgehinderd door zijn genie, dat hij hooghartig onderging en steeds verdrong omniemand te storen. Als galant mensch kon De Coster voornaam complimenteeren;als artist was hij een ontgoocheld, droefgeestig en veranderlijk temperament.De Coster was, lichamelijk gesproken, een mooie man. Zijn tijdgenooten hebben

er menigmaal onze aandacht op gevestigd. Hij had regelmatige en kalme trekken.Hij had een overvloedigen haarbos boven zijn hoog en vrij voorhoofd. Een dikke enpuntige snor verleende aan zijn aangezicht een aristocratischen ernst en een artistiekuitzicht. Zijn schouders waren flink gebouwd en zijn slanke gestalte verraadde eenkrijgshaftige, onberispelijke elegantie. Met zijn bruin-gele gelaatskleur zag hij erwel uit als een riddersfiguur van Van Dyck.Hij kon verrukkelijk onverschillig doen met zijn gemakkelijken en gerythmeerden

gang. Zijn stem was warm en ontroerend. Zijn ietwat droeve oogen flikkerden optijdens de discussie. Er was iets van den officier in zijn steeds bestudeerde houdingen zijn altijd recht bovenlijf. Toen hij doceerde aan de Krijgsschool had hij graaghet uniform gedragen en sporen en ‘ook dan nog bezat hij zijn gloed-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 310: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

273

volle, fiere en droefgeestige schoonheid, alhoewel de ziekte hem reeds ondermijnde’.Hij bleef lang jong. Hij hield er aan naar de mode gekleed te gaan en hij verzorgde

zijn persoon. Op vijftigjarigen leeftijd scheen hij slechts vijf en dertig te zijn. Hijwas zenuwachtig, gedienstig, driftig en hartelijk. ‘Hij was even heftig in zijn woedeals in zijn vreugde, evenals in al zijn aandoeningen en zijn kinderlijk, spontaan,geestdriftig en zuiver gemoed gaf zich heelemaal, zoowel in lach als in traan, vande eerste ontmoeting’. Hij bekoorde door zijn open blik, die diep was en ontroerend.Hij was waardig tot het uiterste toe en eerbiedigde de waardigheid van een ander.Hij praatte graag, zonder phrases. Af en toe geniaal in zijn manier van zeggen, in

zijn pathetische gebaren, welklinkende woorden, diepzinnige vondsten. Hij leefdeeenvoudig. ‘Regelmatig besteede hij eenige uren van den middag aan het bezoekvan twee juffrouwen, waarvan de eene thee verkocht en de andere cigaren. Hij hadallerliefste attenties voor ze en tot aan hun dood was hij de troost van haar laatstejaren, die verliepen met oude klanten en een zieke kat. Zij lieten hem graag over zijnboeken praten. Misschien wel dachten zij aan een gevoel, dat ze niet durfdenuitspreken. Doch hij ontgoochelde ze nooit’.Over zijn boeken sprak hij het liefst. Aan de nederige menschjes droeg hij de

diepste vriendschap toe. Hij werkte moeizaam en het geringste van zijn werken kosttehem veel nadenkens. Een dagbladartikel kostte hem zooveel moeite als een boek enwanneer hij, verlicht, een bladzijde voleinde, dacht hij met angst aan de volgende.Hij hield veel van de ellendelingen, de minderwaardigen, de armen en dit gevoelbezat hij reeds van in zijn kinderjaren. In 1853 zegde hij: ‘Si l'on veut encore chercherde la chaleur, de la jeunesse, de l'enthousiasme, de la force, c'est dans les hommesqui portent des blouses et qui ont les mains calleuses’. In 1853 ging hij naar Gentom het volk te zien. Toen hij stierf werd hij verzorgd door een oude, verlaten enleelijke vrouw, die aan lupus leed...Feitelijk komt het er minder op aan alle bizonderheden van zijn leven te kennen.

Indien de opsporingen ter gelegenheid van de honderdste verjaring van zijn geboorteons onbekende dingen mogen aanbrengen, laten we dan hopen, dat ze vooral zijninnerlijk wezen zullen belichten. Per slot van rekening is dit de beste en zekerstemaatstaf tot vergelijking met zijn tijdgenooten en zijn navolgers.

Willy KONINCKX.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 311: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

274

Charles de CosterBibliographie - 1827-1927

Onderstaande lijst vermeldt al de studiebronnen die in de Stedelijke Hoofdbibliotheekte Antwerpen voorhanden waren op 1 September 1927.De werken en bijdragen in tijdschriften zijn alphabetisch en chronologisch

gerangschikt.I. CHARLES DE COSTER'S WERK.a) Gedichten.b) Légendes flamandes.c) Contes brabançons.d) La légende et les aventures... d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak.e) Le Voyage de Noce.f) Lettres à Elisa.g) Tooneel.h) Reisbeschrijvingen, bijdragen in tijdschriften, critiek.

II. BRONNEN TOT DE ULENSPIEGEL-LEGENDE.III. STUDIES OVER HET WERK.IV. ALGEMEENE CRITISCHE EN BIOGRAPHISCHE STUDIES.V. BIOGRAPHICA.VI. VARIA.VII. ILLUSTRATOREN.VIII. DE EEUWFEESTEN.IX. WERKEN DOOR DE ULENSPIEGEL-LEGENDE GEINSPIREERD.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 312: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

275

I. - Charles de Coster's Werk

a) Gedichten

B. 10246.COSTER (Charles De).Voici la neige - allons! mettons du boisau feu... [&] Le Chat. [Poèmes]. 4 pp.In: La Rev. trimestrielle. I. 1854,266-269.

B. 10246.COSTER (Charles De).Quelques chiens. Esquisse. [Poème]. 5pp.In: La Rev. trimestrielle. II. 1854,262-266.

B. 10246.COSTER (Charles De).Raison et imagination. [Poème]. 6 pp.In: La Rev. trimestrielle. IV. 1854,279-284.

- Cf. Les deux duchesses. (Contesbrabançons).

B. 10246.COSTER (Charles De).Les Sirènes. [Poème]. 6 pp.In: La Rev. trimestrielle. VI. 1855,265-270.

C. 28107.COSTER (Charles De).Les chansons de Félix Bovie. 4 pp.In: Bovie (F.). Chansons publiées aubénéfice des pauvres par la Soc. vocaled'Ixelles... 1864, 13-16.

B. 41468.COSTER (Charles De).Les blancs bonnets de Sambre-et-Meuse.4 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,281-284.

b) Légendes flamandes

(10914)COSTER (Charles De).C.

Légendes flamandes. Ill. de douzeeaux-fortes par A. Dillens, Ch. DeGroux,F. Rops, R. Roffiaen, E. de

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 313: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Schampheleer, J. Van Imschoot, O. vanThoren et précédées d'une préface par E.Deschanel. Paris, M. Lévy frères [&]Bruxelles, Meline, Cans et Comp., 1858.[IV] + IV + 254 pp. 8o. [19,5 × 12,5].- Broché: 350 frs. (Paris, Novembre 24.)

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 314: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

276

(31608)COSTER (Charles De).C.

101830. Légendes flamandes. [Préf. parE. Deschanel. 2e éd.]. Bruxelles, Ve

Parent & fils; Paris, M. Lévy frères;Leipzig, Oh. Mucquardt. 1861. 238 pp.8o. [22 × 14]. = Coll. de romansnouveaux. Bruxelles et Paris.- Ex. orné de 11 aquarelles et de dessinsnon signés. Cart. mar. 4,600 frs. (Paris,Descamps Scrive, mai 1925.)

(21374)COSTER (Charles De).C.

54820. Légendes flamandes, précédéesd'une préface par E. Deschanel. [3e éd.].Bruxelles, P. Lacomblez. 1894. X + 230pp.. 8o. [18,5 × 12].

COSTER (Charles De).C.

93481. Sire Halewijn. Bruxelles, VanCampenhout. 1903 [=1904]. 18 pp. à 2col. et 13 eaux-fortes hors texte. folo.[48,5 × 34].- Publ. de la Soc. des aquafortistes belges.

- Les eaux-fortes sont signées P.Abatucci, A. Donnay, F. Gaillard, G.Gaudy, F. Khnoppf, C. Michel, V.Migrnot, A. Rassenfosse, H. Suykens, L.Titz, [] Van Holsbeek et R. Wytsmon.

(31060)COSTER (Charles De).C.

99768.Flämische Legenden.Deutsch vonM. Lamping und F. von Oppeln -Bronikowski. [Mit Titelholzschnitt vonF.H. Ehmcke]. Jena, E. Diederichs. 1911.VIII + 214 blz. 8o. [19,5 × 12].- Voorw, van F. vonOppeln-Bronikowski.

(31516)COSTER (Charles De).C.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 315: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

102631. Vlämiscke Mären. Aus demFranzösischen übertragen von A.Wesselski. Leipzig, Insel-Verlag. [1916].264 blz. 8o. [18,5 × 11].= Bibl. der Romane, 37.- Belangrijk naw. van den vertaler, overde Halewyn legende, de brieven vanCharles De Coster aan Elisa en de laatsteoogenblikken van den Meester.

B. 31121.COSTER (Charles De).Smetse Smee. Vlaamsche legende. Vert.van O. Steghers.In: Vlaamsch Leven. III. 1917-18,205-206; 216-217; 236-237; 249-250;266-267; 283-285; 300-302; 317-318;331-332 en 349-350.

(34944)COSTER (Charles De).C.

108027. Vlaamsche vertelsels. Uit hetFransch in het Vlaamsch overgezet doorS. Streuvels [= F. Lateur]. Amsterdam,L.J. Veen. [1917]. 192 blz. 8o. [16,5 ×10,5].

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 316: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

277

(43460)5COSTER (Charles De).C.

137479. Heer Halewijn. Uit hetoorspronkelijk overgebracht door N. Rost.Met bandversiering van P.A.H. Hofman.Amsterdam, J.M.Meulenhoff. 1923. 118blz. 8o. [15 × 10,5].- De Elfenrij. [5.]

(53501)COSTER (Charles De).C.

140119. Smetse Smee. Bois originaux deV. Stuyvaert. Gand, De VereenigdeInvalieden, 1925. [IV] + 154 pp. 8o. [16,5× 12,7].- Tirage limité à 520 ex. Un des 500 ex.sur papier de Tai-Wan, genre Japon.Cf. Légendes flamandes.

(58021)COSTER (Charles De).C.

145588. Wesole Bractwo Tlustej Geby.Legendy flamandzkie. Przeklad iprzedmowa P. Smolika. Krakow,‘Ksiazka Piekna’. 1925. VIII + 152 blz.8o. [19 × 12,5].

(55704)COSTER (Charles De).C.

143094. Légendes flamandes. Précédéesd'une préf. par E. Deschanel. Ill. d'E. VanOffel Bruxelles, Office de Publicité.1926. XII + 196 pp. 8o. [26 × 17].- Un des quatre cents ex. sur vergéFeatherweight.- 8 pl. en noir, 4 pl. hors texte en couleurs,85 lettrines, frontons spéciaux et culs delampe.

(58012)COSTER (Charles De).C.

145086. Légendes flamandes. Texteintégral de l'éd. Lacomblez. Précédéesd'une préf. par E. Deschanel. [Couv. deP. de Greef]. Bruxelles, M. Lamertin.[1926]. VIII + 206 pp. 8o. [19 × 13]

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 317: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

C. 31060LAMPING (Marie). [Vert.].V.Coster (Ch. De). Flämische Legenden.1911

C. 34944LATEUR (Frank).V. Streuvels (Stijn). [Pseud.]

C. 31060OPPELN-BRONIKOWSKI (Friedrichvon). [Vert.].V.Coster (Ch. De). Flämische Legenden.1911

C. 434605ROST (Nico). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Heer Halewijn. 1923

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 318: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

278

C. 58021SMOLIK (Przeclaw). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Wesole BractwoTlustej Geby... 1925.

B. 31121STEGHERS (Oktaaf). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Smetse Smee.. 1917.

C. 34944STREUVELS (Stijn) [= Lateur (Frank)].[Vert.].V.Coster (Ch. De). Vlaamsche vertelsels.[1917]

C. 31516WESSELSKI (Albert). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Vlämische Mären.[1916]

c) Contes brabançons

(11310)COSTER (Charles De).C.

Contes brabançons. Ill. de [Ch.] deGroux, [E.] de Schampheleer, [J.] Duwée,F. Rops, [C] Van Camp&H. von Thoren,grav. par W. Brown. Paris, M. Lévyfrères; Bruxelles, Office de publicité;Leipzig, A. Schnée. 1861. 230 pp. 8o. [22× 14].- Broché: 62 frs. (Rouen, Vente Texcier,janvier 1920); broché: 85 frs. (Paris, avril1923.)

(34966)COSTER (Charles De).C.

106536.BrabanterGeschichten.Aus demFranzösischen zum ersten Maleübertragen von A. Wesselski. Leipzig,Insel-Verlag. [1917]. 222 blz. 8o. [17 ×11].= Bibl. der Romane, 42.- Naw. van den vert.

(30334)114COSTER (Charles De).C

117417. Braf, de propheet. Een verhaalvan ontrouw en minne en andere

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 319: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Brabantsche vertelsels. Bew. door J. DeMaegt. [Teek. van J. Van Wijk].Amsterdam, J.M. Meulenhoff. [1919].174 blz. 8o. [17 × 11].= De Meulenhoff-editie, 114.

C. 30334113MAEGT (Joh[an] De). [Bew.].V. De Coster (Ch. De). Braf, depropheet... [1919].

C. 34966WESSELSKI (Albert). [Vert.].V. Coster (Ch. De). BrabanterGeschichten. [1917].

d) La légende et les aventures... d'Ulenspiegel et de Lamme Coedzak

C. 58011ATKINSON (F.M.). [Vert.].V. Coster (Ch. De). The legend ofUlenspiegel and Lam me Goedzak... I-II.1922

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 320: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

279

C. 25099BLEEK (CurtWalter L. Van der). [Vert.].

V. Coster (Ch. De). Ulenspiegel undLamme Goedzak... [1912]

C. 29020CLERCQ (René de). [Vert.].V. Coster (Ch. De). De legende en deheldhaftige... daden van Uilenspiegel enLamme Goedzak... 2e druk. 1914

C. 58020V. Id. 4e druk. 1927.

(13215)COSTER (Charles De).C.

La légende d'Ulenspiegel. Ouvr. ill dequatorze eaux-fortes inédites deMM. [L.]Artan, [P.J.] Claeys, [Ch.] Degroux [=De Groux], [A.] Dillens, [J.] Duwée, [F.]Rops, [H.] Schaefels, [E. de]Schampheleer, [E.] Smits et [C] VanCamp. Bruxelles, A. Lacroix,Verboeckhoven & Cie. 1867. [IV] + 480pp. 4o. [29,5 × 22].- Front, de A. Hubert, portant le titre: Lalégende et les aventures d'Ulenspiegel etde Lamme Goedzak. Ce front. appartientplus spécialement à l'éd. de 186g.- Mis en vente au prix de 20 frs.; demimar. couv. 355 frs. (Paris, février 1921.)

(31100)COSTER (Charles De).C.

100725. La légende et les aventureshéroïques, joyeuses et glorieusesd'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak aupays de Flandres et ailleurs.Ouvr. ill. detrente-deux eauxfortes inédites [par L.Artan, L. Becker, G. Biot, H. Boulenger,P.J. Clays, A. Danse, Ch. De Groux, A.Dillens, J. Duwée, Th. Fournois, A.Hubert, L. Jaugey, P. Lauters, F. Rops,H. Schaefels, E. Smits, E. deSchampheleer, C. Van Camp, G. Van derHecht et P. Van der Vin]. 2e éd. Paris,Libr. internationale. A. Lacroix,Verboeckhoven & Cie. 1869. [IV] + VIII+ 480 pp. 4o [28,5 × 21,5].

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 321: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

- Sur la couverture: Le lion de Flandre etLa dixième chanson par A. Hubert. -Front. par le même artiste. (Cf. éd. 1867.)

- Contient la célèbre préf. du Hibou,signée Bubulus Bubb, I-V.- 145 frs. (Anvers, Tavernier, décembre1915); rel. d. chagr. couv.: 231 frs.(Rouen, Vente Texcier, janvier 1920);demi rel. ch.: 300 frs. (Paris, mars 1926.)

(21616)COSTER (Charles De).C.

53029. La légende et les aventureshéroïques, joyeuses et glorieusesd'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak aupays de Flandres et ailleurs. [3e éd.].Bruxelles, P. Lacomblez. 1893. VIII +440 pp. 8o [23 × 15].- Contient la Préf. du Hibou.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 322: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

280

(23485)COSTER (Charles De).C.

91074. Tyll Ulenspiegel und LammGoedzak. Legende von

ihren heroischen, lustigen undruhmreichen Abenteuern im LandeFlandern und andern Orts. Deutsch vonF. von Oppeln-Bronikowski. Mit Nachw.des Ubersetzers. Jena, E. Diederichs.1909 [VIII]+ 600 blz. 8o. [19,5 × 12].- Titelholzschnitt und Buckaustattung vonF.H. Ehmcke.

(25099)COSTER (Charles De).C.

95557.Ulenspiegel und LammeGoedzak.Die fabelhafte Geschichte ihrerheldenmütigen, lustigen und rühmlichen

Abenteuer. Mit Bildern von F. Rops.[Ubers. und Bearb. van C.L.W. van derBleek]. Berlin, W. Borngräber. [1912].616 blz. 8o. [19 × 14].- Belangrijk voorw. van den vert.

(27498)COSTER (Charles De).C.

97223. La légende et les aventureshéroïques, joyeuses et glorieusesd'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak aupays de Flandres et ailleurs. Ill. de A.Lynen. Préf. inédite de E.Verhaeren.[Préf. de C. Lemonnier].Bruxelles, H. Lamertin [&] P. Lacomblez.1914 [=1913]. XXII + 413 pp. 4o. [32,5× 24].- Un des deux cents exemplaires surpapier vélin (nos 151 à 350). Prix: 100 frs.Le tirage était limité à 350 ex.- 250 ill. en noir et en couleur, dont 15hors texte.- Reliure de B. Van Regemorter.Un des 75 ex. sur Japon: 1,050 frs. (Paris,mars 1925.)

(29020)COSTER (Charles De).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 323: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

C.

97827. De legende en de heldhaftige,vroolijke en roemrijke daden vanUilensfiegel en Lamme Goedzak inVlaanderenland en elders. In hetVlaamsch vert. door R. Delbecq (voorhet proza) en R. De Clercq (voor deliederen). Met 22 pl. van J. Gondry. 2e

druk. Amsterdam,S.L. Van Looy; Antwerpen, DeNederlandscheboekh. 1914. XII + 464 blz. 4o. [27,5 ×20,5].- Bevat een korte levensschets naar Ch.Potvin, F. Nautet, enz. en de vert. van H.Denis' getuigenis over Ch. De Coster'slaatste oogenblikken.

(51073)COSTER (Charles De).C.

129468. La légende ei les aventureshéroïques, joyeuses et glorieusesd'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak aupays de Flandres et ailleurs. Boisoriginaux par J. de Bruy-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 324: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

281

cker. I-II. Anvers, Les Ed. du Dauphin;Bruxelles, R. Sand; Paris, G. Crès & Cie.1922. 2 vol. 8o. [19,5 × 14]. I. XXX +334 pp. - II. 368 pp.= Les maîtres beiges.

(58011)COSTER (Charles De).C.

145350. The legend of Ulenspiegel andLamme Goedzak, and their adventuresheroical, joyous and glorious in the landof Flanders and elsewhere. Transl. byF.M. Atkinson. [Introd. by E. Gosse]. I-II.London, W. Heinemann 1922. 2 dln. 8o.[22 × 14]. I. XVIII + 322 bl. - II. [VIII]+ 354 blz.

(57999)COSTER (Charles De).C.

145411. La légende d'Ulenspiegel et deLamme Goedzak. Avant-propos de P.Lacomblez. Ill. hors texte de M.Langaskens. Ed. spéciale à l'usage de lajeunesse. Bruxelles, Office de publicité.1924. [IV]+VIII + 210 pp. 8o. [25 × 16].

(58013)COSTER (Charles De).C.

145089. La légende et les aventureshéroïques, joyeuses et glorieusesd'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak aupays de Flandres et ailleurs. Texteintégral de l'éd. P. Lacomblez [avec lapréf. de C. Lemonnier]. Bruxelles, M.Lamertin. 1926. XVIII + 414 pp. 8o. [22× 16,5].- Couv. de P. de Greef.

(57646)COSTER (Charles De).C

144635.Die Geschichte von Ulenspiegelund Lamme Goedzak und ihrenheldenmässigen, fröhlichen undglorreichen Abenteuern im LandeFlandern und anderwärts. Deutsch vonK. Wolfskehl. Mit Holzschnitten von F.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 325: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Masereel. I-II. München, K. Wolff.[1926]. 2 dln. 4o. [25 × 17,5].I. Mit Vorw. von R. Rolland, übertragenvon P. Amman. XLIV + 498 blz.II. [VI] + 540 blz.- In einer Aufl. von 1,600 Stücken gedr.

(58020)COSTER (Charles De).C.

145590. De legende en de heldhaftige,vroolijke en roemrijke daden vanUilenspiegel en Lamme Goedzak inVlaanderenland en elders. [In hetVlaamsch vert. door R. Delbecq, voor hetproza, en R. de Clercq, voor de liederen].4e dr. Met pl. van A. Hahn jr. Amsterdam,H.J.W. Becht. 1927. XVI + 496 blz. 4o.[27 × 20].

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 326: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

282

C. 29020DELBECQ (Richard). [Vert.].V. Coster (Ch. de). De legende en deheldhaftige... daden van Uilenspiegel enLamme Goedzak... 2e dr. 1914.

C. 58020V. Id. 4e dr. 1927

C. 23485OPPELN-BRONIKOWSKI (Friedrichvon). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Tyll Ulenspiegel undLamm Goedzak... 1909

C. 57646WOLFSKEHL (Karl). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Die Geschichte vonUlenspiegel und Lamme Goedzak... I-II.[1926]

e) Le Voyage de Noce

(56092)COSTER (Charles De).C.

143267. Le voyage de noce. Histoired'amour et de guerre. Paris, Libr.internationale; A. Lacroix,Verboeckhoven et Cie. 1872. 418 pp. 8o.[16 × 10].- 1re éd.

(31639)COSTER (Charles De).C.

104553. Die Hochzeitsreise. Ein Buchvon Krieg und Liebe. Aus demFranzösischen zum ersten Maleübertragen von A. Wesselski. Leipzig,Insel-Verlag. [1916]. 216 blz. 8o. [18,5 ×11,5].= Bibl. der Romane, 40.

(36529)COSTER (Charles De).C.

108727. Die Hochzeitsreise.[Ubertragung undNachw. vonA. Ritter].Mit Zeichnungen von A. Grünenberg.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 327: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

[Berlin], W. Borngräber. [1917]. 224 blz.8o. [19 × 14].

(30334)77COSTER (Charles De).C.

119959. De huwelijksreis. Eengeschiedenis van liefde en strijd. Vert.door A. Van Gogh-Kaulbach. Met teek.van J. Van Wijk. Amsterdam, J.M.Meulenhoff. 1918. VIII + 222 blz. 8o. [17× 11].= De Meulenhoff-editie, 77

C.3033477GOGH-KAULBACH (Anna Van).[Vert.].V. Coster (Ch. De). De huwelijksreis.1918

C. 36529RITTER (Albert). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Die Hochzeitsreise.[1917]

C. 31639WESSELSKI (Albert). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Die Hochzeitsreise.[1916]

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 328: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

283

f) Lettres à Elisa

(31259)COSTER (Charles De).A.

100956. Sa biographie. Lettres à Elisa,publ. par Ch. Potvin.

Bruxelles, P. Weissenbruch. 1894. [IV]+ 226 pp. 8o. [24,5 × 16]. portr. facs.- La notice biographique de Ch. Potvinest la reprod. de celle qui parut dans laRev. de Belgique (2me Sie. VIII. 1893,149-174; 209-237; 394-414). En app.l'ouvr. contient une trad. de la légende deSire Halewyn par Ch. De Coster, d'aprèsle texte publié par J.F. Willems dans ses‘OudeVlaamsche Liederen’ (Gent, 1848)et une recension du texte de la ‘Légended'Ulenspiegel’ d'après un ms. de Ch. DeCoster, (Reprod. de l'étude parue dans laRev. de Belgique, 2me Sie. VII. 1893,393-407.)

C. 3121513COSTER (Charles De).Aus den Briefen an Elisa. Ubertr. von G.Goyert. 9 blz.In: Insel-Almanach auf das Jahr 1918,71-79.

GOYERT (Georg). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Aus den Briefen anElisa. 1918.

g) Tooneel

(58022)COSTER (Charles De).C.

145589. Stéphanie.Drame en cinq actes,en vers, avec un prologue et divisé en septtableaux, publié pour la première fois àl'occasion du centenaire de la naissancede l'écrivain. Préf. de C. Huysmans.Bruxelles, L'Eglantine. 1927. 154 pp. 8o

[22 × 14]

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 329: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

COSTER (Charles De).Geranium. Comédie en trois actes. 8 pp.

In: La Revue Belge, IV. 3. 1927. 315-322.

h) Reisbeschrijvingen, bijdragen in tijdschriften, critiek

B. 10246.COSTER (Charles De).Le grand coeur. 5 pp.In: La Rev. trimestrielle. XXXII. 1861,238-242.

B. 10246.COSTER (Charles De).Struensée, drame en cinq actes et en vers,par M. Jules Guilliaume, représenté àl'occasion des fêtes nationales deseptembre 1861. 5 pp.In: La Rev. trimestrielle. XXXII. 1861,370-374.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 330: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

284

B. 10246.COSTER (Charles De).Lucifer. Oratorio. Paroles flamandes deM. Emanuel Hiel. Musique de M. PierreBenoit. [Trad. du poème flamand]. 13 pp.

In: La Rev. trimestrielle. 2me Sie. XII.1866, 308-320.

B. 12943.COSTER (Charles De).Caprice de femme, 17 pp.In: Rev. de Belgique. VI. 1870, 81-97.

B. 34939COSTER (Charles De).Eine Frauenlaume. [Ubers. A.Wesselski]. 14 blz.In: Der Belfried. II, 1917-18, 433-446.

K. 13120.COSTER (Charles De).La Zélande (Néerlande). Dessins par A.Dillens. 80 pp.In: Le Tour du Monde. XXVIII. 1874.2me Sem., 129-208.

K. 13120.COSTER (Charles De).La Néerlande. Amsterdam. 48 pp.In: Le Tour du Monde. XXXVI. 1878.2me Sem., 241-288.

K. 13120.COSTER (Charles De).La Néerlande. [Zaandam, Broek ouWaterland, Monnickendam, Volendam,Hoorn, Scheveningue, Ile de Marken, Iled'Urk]. 32 pp.In: Le Tour du Monde. XXXIX. 1880.1re Sem., 113-144.

WESSELSKI (Albert). [Vert.].V. Coster (Ch. De). Eine Frauenlaume.

II. - Bronnen tot de Ulenspiecel-legende

C. 11056ADRIAENSZ. (Cornelis).V. Historie van Br. Cornelis Adriaensz...1640

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 331: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

K. 11280BAKHUIZENVANDENBRINK (R.C).[Vert.].V. Motley (J.L.). De opkomst van deNederlandsche Republiek. I-II.1860-1874.

(11056)HISTORIE.C.

Historie van Br. Cornelis Adriaensz. vanDordrecht, Minrebroeder tot Brugge.Inde welcke verhaalt wert de Disciplineen secrete Penitentie oft geesselinge byhem gebruykt. Als ook mede sijnewonderlijke, vuyle, grouwelijke, IaBloetdorstige en lasterlijke sermoonen,die hij binnen Brugge gepredikt heeft.Gedrukt 't jaer 1640. [In fine:] TotDeventer, Bij Coenraet Thomassen. 1639.494 blz. 8o. [15,2 × 10].

K. 11279JOTTRAND (Gustave). [Trad.].V. Motley (J.L.). Fondation de laRépublique des Provinces-Unies. I-IV.1859.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 332: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

285

K. 11279LACROIX (Albert). [Trad.].V. Motley (J.L.). Fondation de laRépublique des Provinces-Unies. I-IV.1859.

(27540)LEVEN.C.

96629. Aerdig leven van ThylUlenspiegel, Waer in verhaeld wordt, nietalleenelyk veel aerdige en kluchtigePoetsen en Boeveryen, maer ookbezonderlyk zynewonderlykeAventuren,die hem gedurende zijn levenvoorgevallen zijn, zoo in België als inandere landen. Versierd met schooneverbeeldingen. Gent, J.C. Van Paemel.[Z. d.]. 48 bl. 8o. [17 × 10].

(20774)METERANUS (Emmanuel) [= Meteren(E. Van)].K.

K. 27903.45313. Historia Belgica NostriPotissimvm Temporis Belgii Svb QuatvorBurgundis & totidem AustriacisPrincipibus coniuctionem &gubernationem breuiter. Turbas Avtem,Bella Et Mvtationes tempore RegisPhilippi, Caroli V. Coesaris filij, adannum vsque 1598, plenius complectens,conscripta: & Senatui populo Belgico,posterisque inscripta A.E. MeteranoBelga. Cum gratia & Priuilegio.[Frankfurt. 1599?]. [VIII] + 624 blz. 4o.[29 × 18,5].- 2me ex.

(26985)METEREN (Emmanuel Van).K.

86677. Commentarien Ofte MemorienVan den Nederlandtschen Staet, Handel,Oorloghen ende Geschiedenissen vanonsen tijden, etc. Mede vervattendeeenige haerder Ghebueren handelinghen.Beschreven door Emanvel van Meteren.Ende By hem voor de tweede ende lestereyse over-sien, verbetert ende

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 333: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

vermeerdert. Oock soo verre gebrochttotten af-standt vanWapenen ende Vrede,in 't Jaer 1608. Ghedruckt op Schotlandtbuyten Danswijck, by Hermes van Loven.Voor den Autheur. [In fine: 1609] [X] +244 + CXCIX + 167 + [XXIII] + 27 ffnp.4o. [30 × 19,5].

METEREN (Emmanuel Van).V. Meteranus (E.).

(10929)MOTLEY (John Lothrop).K.

The rise of the Dutch Republic. A history.I-III. London, G. Routledge and Co.1858. 3 dln. 8o. [18,5 × 12].

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 334: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

286

(11279)MOTLEY (John Lothrop).K.

(11280)Fondation de la République desProvinces-Unies. La révolution desPays-Bas au XVIe siècle. Trad. del'anglais par G. Jottrand et A. Lacroix.I-IV. Bruxelles, Fr. Van Meenen. 1859.4 vol. 8o. [20,5 × 13].MOTLEY (John Lothrop).K.

De opkomst van de NederlandscheRepubliek. Vert. onder toezigt van R.C.Bakhuizen van den Brink... I-II. 'sGravenhage,

(13826)W.P. Van Stockum. 1860-1874. 2 reeksenin 12 dln. 8o. [20 × 12,5].MOTLEY (John Lothrop)K.

History of the United Netherlands: fromthe death of William the Silent to theSynod of Dort. Rotterdam, J.G. Robbers.1872. XXII + 1346 blz. 8o. [19 × 12].

(26744)RABELAIS (François).C.

92067. OEuvres. Texte collationné surles éditions originales avec une vie del'auteur, des notes et un glossaire. Ill. deG. Doré. I-II. Paris, Garnier frères. 1873.2 vol. folo. [42,5 × 31].

III. - Studies over het werk

AMMAN (Paul). [Vert.].V. Rolland (R.). Des Spiegels Vorwort.

B. 22953.ANDRE (PAUL).Critique de ‘La Légende d'Ulenspiegel’.Ed. Lacomblez. 1912. 2 pp.In: La Belgique artistique et littéraire.XXV. 1911, 301-302.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 335: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

B. 41468.ANTOINE (Paul).Avant ‘Thyl Uylenspiegel’. 10 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,408-417.

- Reprod. d'un art. du ‘Soir’.

B. 17897.BACHA (Eugène).La légende d'Ulenspiegel. 2 pp.In: La Jeune Belgique. 2me Sie. I. 1896,157-158.

B. 10246.BEMMEL (Eugène Van).Légendes flamandes, par CharlesDecoster. 3 pp.In: La Rev. trimestrielle. XVII. 1858,387-389.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 336: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

287

K. 665.BEMMEL (Eugène Van).Rapport du jury chargé de décerner leprix quinquennal littérature française,pour la période 1853-1862. 3 pp.In: Moniteur Belge. 1863. II. 2622-2624.

K. 665.BEMMEL (Eugène Van).Rapport du jury chargé de décerner leprix quinquennnal de littérature françaisepour la période de 1868 à 1872. 2 pp.In: Moniteur Belge. 1873. II, 1444-1445.

C. 25099BLEEK (Curt Walter L. Van der).[Voorw. 11 blz.].V. Coster (Ch. De). Ulenspiegel undLamme Goedzak... [1912]. 5-15

B. 12943.BLONDEAUX (Fernand).Thyl Uylenspiegel. I. La légende. 5 pp.In: Rev. de Belgique. 2me Sie. XXVIII.1900, 123-127.

BOGHAERT-VACHE (Albert.)Les origines de la Légende d'Ulenspiegel. Elles sont précisées par Ch.De Coster lui-même. 1 p.In: Le Soir. No du 23 août 1927.

BOGHAERT-VACHE (Albert).Les sources de la Légende d'Ulenspiegel.Une lettre de l'au-delà. 1 p.In: Le Soir. No du 25 août 1927.

BOGHAERT-VACHE (Albert).L'affaire Charles De Coster. L'arrêt. 1 p.

In: Le Soir. No du 27 août 1927.

C. 25379.BOUBEE (Joseph) et PARRA (Charles).

Charles De Coster. 1 p.In. Boubée (J.) et Parra (Ch.). Pageschoisies des auteurs belges. I. 1913, 156

B. 41468.BRUYR (José).De l'Ulenspiegel des légendes à lalégende d'Ulenspiegel. 6 pp.In: La Renaissance d'Occident. XXI.1927, 183-188.

- Reprod. d'un art. du ‘Figaro.’.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 337: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

B. 22359.BRUYR (José).A propos du centenaire de Ch. De Coster.Les origines de l' ‘Ulenspiegel’. 5 pp.In: Mercure de France. CXCVIII. 1927.70-75.

B. 17530.COOPMAN (Theophiel).Ch. De Coster. 6 blz.In: Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle.II. 1879-80, 53-58.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 338: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

288

A. 21202.COSTER (Charles De).Notice sur la légende d'Ulenspiegel,soumise au jury du Prix Quinquennal de1868. 2 pp.In: Nautet (F.). Histoire des lettres belgesd'expression française. II. 1893, 207-208.

- Reprod. dans la préf. du Hibou.

B. 22329.COSTER (Charles De).Lettres à Félicien Rops, relatives à la‘Légende d'Ulenspiegel’. 3 pp.In: Mercure de France. LVI. 1905, 19-21.

CREVECOEUR (Estelle).V. Gravière (C.). [Pseud.].

C. 10914DESCHANEL (Emile). [Préf.].V.Coster (Ch. De). Légendes flamandes.1858, I-IV.

C. 31608V. Id. [2e éd.]. 1861, 5-8

C. 21374Id. [3e éd.]. 1894, V-IX

C. 55704Id. 1926, IX-XII

C. 58012Id. [1926], V-VIII

DUSSER (Yvonne).Les sources de l'Ulenspiegel. 1 p.In: Le Soir, No du 1er août 1927.

DUSSER (Yvonne).Les sources de l'Ulenspiegel. 1 p.In: Le Soir. No du 13 août 1927.

B. 41468.FIERENS-GEVAERT (Hippolyte).Ulenspiegel en Flandre.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,328-336.

- Reprod. d'un article du ‘Soir’, no du 21janvier 1900.

B. 41468.GILBERT (Eugène).Les lettres à Elisa. Les légendesflamandes. 14 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,361-374.

B. 17897.GOFFIN (Arnold).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 339: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Les légendes flamandes. Ed. Lacomblez.1894. 2 pp.In: La Jeune Belgique. XIII. 1894,160-161.

C. 58011GOSSE (Edmund). [Inl. 8 blz.].V. Coster (Ch. De). The legend ofUlenspiegel and Lamme Goedzak... I.1922, VII-XIV

B. 12943.GRAVIERE (Caroline) [= Ruelens Mme,née Estelle Crèvecoeur] et LEMONNIER(Camille).Le Voyage de noces, par Ch. De Coster.Deux lettres. 3 pp.In: Rev. de Belgique. XII. 1872, 92-94.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 340: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

289

HANSE (Joseph).Les sources de l'Ulenspiegel. 1 p.In: Le Soir. No du 10 août 1927.

K. 27061.HAVARD (Henry).La légende d'Uylenspiegel [U. arécemment fourni à un littérateur belge,M. Coster (sic), le sujet d'un livre fortamusant et curieusement écrit]. 2 pp.In: Havard (H.). Terre des Gueux.Voyages dans la Flandre flamingante.1879, 246-247.

HONDT (Valéry d').Le centenaire de Charles De Coster. 1 p.

In: Le Soir. No du 27 juillet 1927.

C. 58022HUYSMANS (Camille). [Préf. 10 p.].V. Coster (Ch. De). Stéphanie... 1927,9-18

HUYSMANS (Camille).A propos de l'édition de l'Eglantine. 1 p.

In: Le Peuple. No du 21 août 1927.

B. 11355.H.S.Contes brabançons, par Ch. De Coster.3 pp.In: La Belgique contemporaine. I. 1861,233-235.

B. 27971.KELLEN (Tony).Die Hochzeitsreise. Ein Buch von Kriegund Liebe. 1916. 2 blz.In: Das literarische Echo. XIX. 1916-17,898-899.

B. 27971.KELLEN (Tony).Aus der belgischen Literatur. 2 blz.In: Das literarische Echo. XX. 1917,1419-1422.

- Bespreking van: ‘Flämische Legenden’.Ubers. von M. Lamping und F. vonOppeln-Bronikowski (C. 31060);‘Flämische Mären’. Ubers. von A.Wesselski (C. 31516). ‘Briefe an Elisa’.Ubers. von G. Goyert.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 341: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

B. 28338.KERCKHOVE (Guillaume Van de).Charles De Coster. Lettres à Elisa. 9 pp.

In: Le Thyrse. I. 1899-1900; 68; 74-76;82-84; 94-95.

(58019)KONINCKX (Willy).A.

B. 28338.145404. Charles De Coster, journaliste.Uccle (Bruxelles), Le Thyrse. 1927. 5 pp.8o. [24 × 16].- Extr. du Thyrse. XXIX. 1927, 181.185.

B. 23010.KRAINS (Hubert).La légende d' Ulenspiegel. 2 pp.In: La Société nouvelle. IX, 1. 1893,439-440.

B. 23010.KRAINS (Hubert).Les légendes flamandes. 4 pp.In: La Société nouvelle. X, 1. 1894,140-143.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 342: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

290

B. 23010.KRAINS (Hubert).Les lettres à Elisa. [Vive critique de Ch.Potvin]. 15 pp.In: La Société nouvelle. X., 1. 1894,552-566.

C. 57999LACOMBLEZ (Paul). [Préf. 3 pp.].V. Coster (Ch. De). La légended'Uienspiegel et de Lamme Goedzak.1924. V.-VII

LATAYE (Eugène).Littérature et philosophie. (Critique des‘Légendes flamandes’). 3 pp.In: Rev. des Deux Mondes. 2me période.XIV. 1858, 746-748.B. 17492.

A. 21202.LAURENT (Camille).La Légende d' Ulenspiegel par Ch. DeCoster. 6 pp.In: Nautet (F.). Histoire des lettres belgesd'expression française. II. 1893, 211-216.

- Cet article a paru dans ‘La Liberté’ du14 juin 1867.

V. 1926-1927, 9-11.LIEBRECHT (Henri).Quelle est l'édition originale de ‘LaLégende d'Ulenspiegel’? 3 pp.In: Bull. mensuel du Musée du livre.

V. 1926-1927, 15-16.LIEBRECHT (Henri).Les légendes flamandes. 2 pp.In: Bull. mensuel du Musée du livre.

C. 23485OPPELN-BRONIKOWSKI (Friedr. von).[Naw. 12 blz.].V. Coster (Ch. De). Tyll Ulenspiegel undLamm Goedzak. 1909, 588-599

OPPELN-BRONIKOWSKI (Friedr. von).[Voorw. 6 blz.].V.Coster (Ch. De). Flämische Legenden.1911, III-VIII.C. 31060.

PARRA (Charles).V. Boubée (J.) et Parra (Ch.).

B. 41468.PERIER (Gaston Denys).Les archéres d'Uccle. 3 pp.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 343: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

In: La Renaissance d'Occident. XXI.1927, 181-183.

B. 10246.PICQUE (Camille).M. Ch. De Coster et la légended'Ulenspiegel. 20 pp.In: La Rev. trimestrielle. 2me Sie. XX.1868, 386-405.

B. 12943.POTVIN (Charles).La légende d'Ulenspiegel, par Ch. DeCoster. 7 pp.In: Rev. de Belgique. III. 1869, 306-312.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 344: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

291

POTVIN (Charles).Ch. De Coster. La Légende d'Ulenspiegel.Nouv. éd. Bruxelles,

B. 12943.1893. Recension du texte d'après unmanuscrit de l'auteur. 13 pp.In.: Rev. de Belgique. 2me Sie. VII. 1893,395-407.

A. 31259- Reprod. dans les ‘Lettres à Elisa’.

C. 36529RITTER (Albert). [Naw. 6 blz.].V. Coster (Ch. De). Die Hochzeitsreise.[1917], 218-223.

ROLLAND (Romain).La légende d'Ulenspiegel. Pour lecentenaire de Charles De Coster. 17 pp.

In: Europe. XIII. 1927, 5-22.- Reprod. en trad. comme préf. de l'éd.de K. Wolff, Munich, 1926.

C. 57646ROLLAND (Romain).Des Spiegels Vorwort. Ubertr. von P.Amman. 28 blz.In: Coster (Ch. de). Die Geschichte vonUlenspiegel und Lamme Goedzak. I.[1926], VII-XXXIV

RUELENS (Mme Charles).V. Gravière (C.) [Pseud.].

SCHEPENS (Jan).Charles De Coster: Tijl Uilenspiegel. 1blz.In: Zondagsblad. Bijblad van Vooruit.XIII. 1927, 132.

C. 58021SMOLIK (Przeclaw). [Inl. 4 blz.].V. Coster (Ch. De). Wesote BractwoTlustej Geby... 1925 V-VIII

B. 12943.VANTYN (Sidney).Thyl Uylenspiegel. II. L'opéra de J.Blockx. 7 pp.In: Rev. de Belgique. 2me Sie. XXVIII.1900, 128-134.

C. 27498.VERHAEREN (Emile).Amédée Lynen [et Charles De Coster]. 4pp.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 345: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

In: Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Uilenspiegel et de LammeGoedzak... 1914, V-VIII

VERWEY (Albert).Charles De Coster's Ulenspiegel. 1 blz.

In: Nieuwe Rotterdamsche Courant.Letterk. bijblad. 13 Aug. 1927.

C. 31516WESSELSKI (Albert). [Naw. 42 blz.].V. Coster (Ch. De). Vlämische Mären.[1916], 221-262.

C. 31639WESSELSKI (Albert). [Naw. 4 blz.].V. Coster (Ch. De). Die Hochzeitsreise.[1916], 211-214.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 346: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

292

C.34966WESSELSKI (Albert). [Naw. 4 blz.].V. Coster (Ch. De). BrabanterGeschichter. [1917], 215-218.

B. 10246.X.Les frères de la bonne trogne, par Ch.Decoster. 1 p.In: Rev. trimestrielle. XII. 1856, 402.

IV. - Algemeene, critische en biographische studies

C. 55046.ARENBERGH (Emile Van).A Charles De Coster. 1 p.In: Charles De Coster. 22 juillet 1894...[1894], 21

ARSCHOT (Comte d').La première revue littéraire belge. Lesdébuts de Charles De Coster. 6 pp.In: La Revue belge. IV, 3. 1927, 309-314.

BUNDERVOET (Frans).Zoo sterven de kunstenaars. Bij denhonderdsten verjaardag van Charles DeCoster. 4 blz.In: Zondagsblad. Bijblad van Vooruit.XIII, 1927, 129-132.

A. 517612CHARLIER (Gustave).Charles De Coster. 1 p.In: Bédier (J.) en Hazard (P.). Histoire dela littérature française illustrée... II.[1924]. 319.

CHARLIER (Gustave).Le centenaire de Ch. De Coster. 4 pp.In: La Rev. de France, VII, 1927,760-763.

A. 34996CHOT (Joseph) et DETHIER (René).Charles De Coster. 1827-1879. 24 pp.In: Chot (J.) et Dethier (R.). Histoire deslettres françaises de Belgique, depuis lemoyen âge jusqu'à nos jours. I. 1910,88-111.

B. 31121.COOPMAN Thzn. (Hendrik).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 347: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Charles De Coster, zijn medewerkers enzijn werk. 20 blz.In: Vlaamsch Leven. III. 1917-18,201-204; 218-223; 228-231; 243-248.

B. 17492.DAVIGNON (Henri).Le centenaire de Ch. De Coster. 11 pp.In: Revue des deux mondes. XCVII.1927, 922-932.

A. 4252622.DES OMBIAUX (Maurice)Charles De Coster. 98 pp.In: Des Ombiaux (M.). Les premiersromanciers nationaux de Belgique. 1919,14-105.

DETHIER (René).V. Chot (J.) et Dethier (R.).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 348: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

293

C. 36558.DUMONT-WILDEN (Louis).Charles De Coster, 1 p.In: Dumont-Wilden (L.). Anthologie desécrivains belges, poètes et prosateurs. I.1917. XIII.

EECKHOUT (Joris).Bij Charles De Coster's honderdsteverjaardag. 1 blz.In: De Morg-enpost. Nr van 31 Aug.1927.

A. 35546.EFFER (Hubert).Charles De Coster. 2 blz.In: Effer (H.). Beiträge zur Geschichteder französischen Literatur in Belgien.1909, 55-56.

A. 45245GAUCHEZ (Maurice) [= Gilles(Maurice)].Charles De Coster. 6 pp.In: Gauchez (M.). Histoire des lettresfrançaises de Belgique, des origines à nosjours. 1922. 184-189.

B. 41468.GAUCHEZ (Maurice) [= Gilles(Maurice)].Le centenaire de Charles De Coster. 4pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,275-278.

K. 38296.GILBERT (Eugène).Le roman d'expression française. 4 pp.In: Notre Pays. II. 1919, 183-187.

GILLES (Maurice).V. Gauchez (M). [Pseud.].

B. 17897.GIRAUD (Albert).A Charles De Coster. Apothéose. Poème.2 pp.In: La Jeune Belgique. III. 1883-84,21-22.

B. 54654.HELSMOORTEL (A.).Charles De Coster. 12 blz.In: Onze Stam. II. 1908, 54-65.

B. 54654.HELSMOORTEL (A.).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 349: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Nog een woord over Ch. De Coster. 9 blz.

In: Onze Stam. III. 1909, 243-251.

B. 22953.HAMELIUS (Paul).La genèse de l'Ulenspiegel de CharlesDe Coster. 21 pp.In: La Belgique artistique et littéraire.XII. 1908, 158-178.

A. 43612.HAMELIUS (Paul).Charles De Coster. ‘Légended'Ulenspiegel’. 13 pp.In: Hamelius (P.). Introduction à lalittérature française et flamande deBelgique. 1921, 200-212.

C. 55046.LEMONNIER (Camille).Paroles prononcées [à l'occasion del'inauguration du monument Charles DeCoster à Ixelles le 22 juillet 1894]. 12 pp.

In: Charles De Coster, 22 juillet 1894...[1894], 9-20.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 350: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

294

C. 27498.LEMONNIER (Camille). [Préf.].Discours prononcé lors de l'inaugurationdu monument élevé à Charles De Coster,à Ixelles-Bruxelles, le 22 juillet 1894. 9pp.In: Coster (Ch. de). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 1914, IX-XVII

C. 58013.LEMONNIER (Camille).Préf. de l'éd. de 1922 [: Parolesprononcées lors de l'inauguration dumonument élevé à Ch. De Coster, àIxelles-Bruxelles, le 22 juillet 1894]. 8pp.In: Coster (Ch. de). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 1926, VII-XIV.

K. 23040.LEMONNIER (Camille).Les initiateurs littéraires. Charles DeCoster. 8 pp.In: Lemonnier (C). La vie belge. 1905,123-130.

- Le m^eme ouvr. contient un essai sur‘Hugo à Bruxelles’ oú l'auteur,incidemment, rapporte une anecdoterelative à ‘La Légende d'Ulenspiegel’ (pp.86-90).

A. 24708.LIEBRECHT (Henri).Le roman historique. (Charles De Costeret la ‘Légende d'Ulenspiegel’). 11 pp.In: Liebrecht (H.). Histoire de lalittérature belge d'expression française.1909, 216-226.

A. 57989.LIEBRECHT (Henri) et RENCY(Georges) [=STASSART (Albert).Charles De Coster. 5 pp.In: Liebrecht (H.) en Rency (G.). Histoireillustrée de la littérature belge de languefrançaise, 1926, 271-275.

(58002).LIEBRECHT (Henri).A.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 351: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

144290. La vie et le r^eve de Charles DeCoster. Bruxelles, Ed. du Hibou. 1927.70 pp. 8o [23 × 15].- Ill. de nombreuses reproductions degravures par A. Lynen, A. Delstanche etV. Stuyvaert. Portr. gravé par M.Callet-Carcano.

(35078)MONTEYNE (Lode).A.

107034. Charles De Coster. De menschen de kunstenaar. Met een voorr. van G.Eekhoud. Antwerpen, G. Janssens. 1917.232 blz. 8o. portr. prtn.

B. 23010.NAUTET (Francis).Les romanciers. [Charles De Coster]. 25pp.In: La Société nouvelle. VIII, 1. 1892,434-458.

A. 21202- Chap. IV de l'‘Histoire des lettres belgesd'expression française.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 352: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

295

A. 21202.NAUTET (Francis).[Charles De Coster et sa ‘Légended'Ulenspiegel’]. 41 pp.In: Nautet (F.). Histoire des lettres belgesd'expression française. I. 1892, 99-139.

B. 12943.POTVIN (Charles).Charles De Coster. 26 pp.In: Revue de Belgique. XXXIII. 1879,161-186.

- La toute première notice biographique.

B. 12943.POTVIN (Charles).Charles De Coster. 76 pp.In: Revue de Belgique. 2me Sér. VIII.1893, 149-174; 209-237 et 394-414.

A. 31259.- Notice reproduite in-extenso dansl'édition des ‘Lettres à Elisa’.

A. 31259.POTVIN (Charles).Charles De Coster. 85 pp.In: Coster (Ch. De). Sa biographie.Lettres à Elisa. 1894, 3-87.

RENCY (Georges) [= STASSART(Albert)].V. Liebrecht (H.) et Rency (G.).

ROELANTS (Maurice).Een eeuw Charles De Coster. De geestdie Uilenspiegel herschiep. Leven vanarmoe, liefde, eenzaamheid. -Gebeurselen rondom Charles De Coster.- Uil-en-Spiegel. 1 blz.In: De Telegraaf van 20 Aug. 1927.Avondblad.

SERVAES (Frank).Het leven en de werken van Charles DeCoster. 1 blz.In: De Tribuun. Augustus 1927.

STASSART (Albert).V. Rency (G.). [Pseud.].

B. 41468.TOUSSEUL (Jean).Charles De Coster. 4 pp.In: Savoir et beauté. VII. 1927, 147-150.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 353: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

- Reprod, dans La Renaissanced'Occident. XXII. 1927, 5-9.

B. 28338.VUYST (Omer de).Conférence de Fierens-Gevaert surCharles De Coster. 1 p.In: Le Thyrse. VI. 1904-05, 254.

A. 26309.WILMOTTE (Maurice).L'imagination flamande. La sensualité dela race. 5 pp.In: Wilmotte (M.). La culture françaiseen Belgique. 1912, 314-318.

WOLFF (Maurice).Un poète national de Belgique. Charlesde Coster. 1 p.In: Nouvelles littéraires. V. 1926. No 191,6.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 354: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

296

B. 17863.X.Compte rendu d'une conférence deGeorges Ramaekers sur De Coster, 1 p.

In: Art moderne. XVIII. 1898, 407.

B. 31121.X.Bij de 50ste verjaring van het verschijnenvan Charles De Coster's ‘TijlUilenspiegel’. Ch. De Coster, de menschen de kunstenaar, geschetst naar het werkvan Lode Monteyne. 4 blz.In: Vlaamsch Leven. III. 1917-18,197-200.

X.La vie, le rêve et l'oeuvre de Charles DeCoster. 2 pp.In: Bull, mensuel du Musée du livre. V.1926-1927, 17-18.

Z[IELEN]S ([Lode]).Bij het eeuwfeest van Charles De Coster.1827-1927. 1 blz.In: De Volksgazet. Nr van 27-28 Aug.1927.

V. - Biographica

(55046).CHARLES.C.

142157. Charles De Coster. 22 juillet1894. Bruxelles, P. Lacomblez. [1894].48 pp. 8o [18 × 11.5] portr.- Cette brochure a été publiée à l'occasionde l'inauguration du monument deCharles Samuel à Ixelles, le 22 juillet1894. Elle contient un portrait del'écrivain, le discours de C. Lemonnier(cf. C. 27498), un poème de E. VanArenbergh, un récit de H. Denis (cf. C.29020) et des fragments de ‘La Légende...d'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak’.

B. 41468.COMBAZ (G.).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 355: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Charles De Coster. (20 août 1827-7 mai1879).In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,396-402.

- Reprod. d'un art. de ‘La libre critique’du 5 août 1894.

C. 55046COSTER (Charles De).V. Charles De Coster. 22 juillet 1894...[1894].

C. 55046.DENIS (Hector).Les derniers moments de Charles DeCosier. 3 pp.In: Charles De Coster. 22 juillet 1894...[1894], 22-24.

C. 29020.DENIS (Hector).De laatste oogenblikken van Charles DeCoster. 2 blz.In: Coster (Ch. De). De legende en deheldhaftige... daden van Uilenspiegel enLamme Goedzak... 2e dr. 1914, XI-XII.

B. 17863.EEKHOUD (Georges).Charles De Coster. (Reprod. d'extraitsd'une conférence faite en juin 1892 àIxelles). 3 pp.In: Art moderne. XII. 1892, 193-195.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 356: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

297

A. 35078.- Une partie de cette conférence,notamment le portrait de Ch. De Coster,a été reprod. aussi par l'auteur dans sapréf. au livre de L. Monteyne.

A. 35078.EEKHOUD (Georges). [Voorr. 4 blz.].V.Monteyne (L.). Charles De Coster. Demensch en de kunstenaar. 1917, 7-10.

(57990).EEKHOUD (Georges).A.

143797. Témoignages et souvenirs surCharles De Coster. (Bruxelles, J.E.Goossens, 1926). 4 pp. 8o [24,5 × 14,5].

- Extr. de Enthousiasme. 1926, 97-100.- Corrections ms. de l'auteur.

C. 28917.FIERENS-GEVAERT (Hippolyte).Charles De Coster, père des lettres belgescontemporaines. 44 pp.In: Fierens-Gevaert ([H.]). Figures et sitesde Belgique. 1907, 5-48.

- Le même article parut dans la revue 1'‘Occident’, de janvier et février 1905.

B. 41468.HALLAUX (Victor).Nécrologie. 1 p.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,405.

- Reprod. d'un art. de ‘La Chronique’ du10 mai 1879.

(58018).KONINCKX (Willy).A.

B. 22359.145540. En marge d'un centenaire. Lesamis de Charles De Coster. Paris,Mercure de France. 1927. 16 pp. 8o. [21,5× 14].- Extr. du ‘Mercure de France’. CXCVII.1927, 577-591.

KONINCKX (Willy).Le père des lettres belgescontemporaines. Portrait de Charles DeCoster. 1 p.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 357: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

In: La Comédie (Anvers). No du 19 août1927.

B. 41468.LECLERCQ (Emile).Nécrologie. 2 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927.401-402.

- Reprod. d'un art de ‘La Chronique’ du9 mai 1879.

B. 41468.SENIOR.Charles De Coster parmi sescontemporains. 12 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,378-389.

- Reprod. d'un art. de ‘La libre critique’du 5 août 1894.

B. 22953.THIRY (Oscar).Comment le wallon Charles De Costerdevint écrivain flamand. 7 pp.In: La Belgique artistique et littéraire.XXXII. 1913, 114-120.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 358: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

298

B. 41468.VIAL (José).L'étrange aventure de Charles De Coster.[Les farces combinées par les‘Agalhopèdes’]. 29 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927.286-314.

VI. - VARIA

B. 41468.ALCESTE.Charles De Coster. 4 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,435-438.

- Reprod. d'un art. de ‘La Chronique’ dejuillet 1892.

B. 17897.ANDRE (Paul).L'indifférence et l'injustice belges enmatière littéraire. 1 p.In: La Jeune Belgique. 2me Sér. II. 1897,197.

B. 17863.BARRES (Maurice).La littérature belge appréciée àl'étranger. [De Coster... n'a en rien subil'influence française]. 1 p.In: Art moderne. XXV. 1905, 312.

B. 41468.BLUNCK (Hans Fr.).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,431.

B. 41468.BOCQUET (Léon).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,452.

B. 17863.BOVY (Arthur).La littérature française en Belgique(Repr. d'un art. publ. par la ‘Rev. bleue’).1 p.In: Art moderne. XXVI. 1906, 183.

B. 41468.CARABAS.Un monument mérité. 7 pp.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 359: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,428-435.

- Reprod. d'un art. du ‘Soir’ du 3novembre 1892.

B. 41468.CHAMPAGNE (Paul).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,452-454.

B. 41468.CONRARDY (Charles).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,454.

B. 41468.COOPMAN (H[enri]).Le Bruxelles de Charles De Coster. 13pp.In: La Renaissance d'Occident. XXII.1927, 101-106; 197-203.

B. 22953.DELATTRE (Louis).L'inspiration populaire dans la prosefrançaise en Belgique. 1 p.In: La Belgique artistique et littéraire.XXVII. 1912, 122.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 360: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

299

B. 41468.DIVOIRE (Fernand).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,455.

B. 41468.FABRY (Camille).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,455.

B. 41468.GOSSEZ (A.M.).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,455-456.

B. 41468.GUEDY (Pierre).A la joyeuse mémoire de LammeGoedzak. 8 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,320-328.

B. 22933.HANNON (Théodore).L'âme belge. (Un quatrain.). 1 p.In: La Belgique artistique et littéraire.XVIII. 1910, 67.

B. 28338.LEMONNIER (Camille).Félicien Rops. 2 pp.In: Le Thyrse. X. 1908, 69-70.

- Rapports de F.R. avec Charles DeCoster.

B. 22953.LEMONNIER (Camille).Souvenirs littéraires. (Plusieursévocations de Charles De Coster). 19 pp.

In: La Belgique artistique et littéraire.XXX. 1913, 285-303.

B. 41468LOUMAYE (Marcel).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,456-457.

B. 17897.MAUBEL (Henry).A ceux de la Jeune Belgique. 3 pp.In: La Jeune Belgique. XIII. 1894,282-284.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 361: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

- Commentaires à propos del'inauguration du monument De Coster àIxelles.

B. 41468.MAUCLAIR (Camille).Opinion sur De Coster.In: La Renaissaance d'Occident. XX.1927, 457-458.

B. 17897.MEMOIRE.A la mémoire de Charles De Coster. 1 p.

In: La Jeune Belgique. XII. 1893, 150

B. 41468.MINOIDE.Le monument De Coster. 7 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,422-428.

- Reprod. d'un art. du ‘Soir’ du 28 juillet1892.

B. 17897.MONUMENT.Le monument De Coster. 2 pp.In: La Jeune Belgique. XIII. 1894,280-281.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 362: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

300

B. 41468.NEMO.La zwanze. 4 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,418-421.

- Reprod. d'un art. de ‘La Réforme’ du 9novembre 1884.

B. 41468.NEUHUYS (Paul).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,458-461.

B. 17863.NION (François de).Le mouvement littéraire en Belgique. I.Les prosateurs. (Reprod. d'un article du‘Figaro’). 2 pp.In: Art moderne. XII. 1892. 243-244.

A. 273.POTVIN (Charles).Quelques traductions d'oeuvres littérairesbelges. 23 pp.In: Bull. de l'Académie royale deBelgique. 2me Sér. XLV. 1878, 300-323.

Pfl. 329 [14,4].POTVIN (Charles).A.

88916.Des traductions d'oeuvres belges.Note lue à la séance de la classe deslettres [de l'Académie royale de Belgique]du 4. mars 1878. (Bruxelles, F. Hayez,1878). 26 pp. 8o. [19,5 × 12,5].- Extr. des Bull, de l'Acad. royale deBelgique. 2me Sér. XLV. 1878, 300-323.

- Cf. pp. 14-15.

B. 12943.POTVIN (Ch[arles]).Le monument de Ch. De Coster. 9 pp.In: Rev. de Belgique. 2me Sér. XI. 1894,375-383.

B. 28338.R[OSY] (L[éopold]).A propos d'Ulenspiegel. (L'article relèveune méchante appréciation de P. Reboux,parue dans ‘Le Journal’ de Paris). 2 pp.

In: Le Thyrse. XIII. 1911-12, 358-359.

- Cf. même t., 320.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 363: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

B. 41468.SCHNEEBERGER (Alfred).Opinion sur De Coster.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,461-462.

K. 38296.SPAAK (Paul).Origine et développement [des lettresbelges]. 9 pp.In: Notre Pays. II. 1919, 145-153.

B. 27971.STRECKER (Karl).Literarische Anmerkungen zum Kriege.2 blz.In: Das literarische Echo. XVII. 1914-15,1097-1099.

- ‘... wen ich der Wahrheit gemässbekennen wollte, dass mir Costers Satirefast durchweg fade oder plumpvorkommt... und dass sein Buch auf dieDauer ermüdet.’

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 364: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

301

VEBER (Pierre).De Coster, 1 p.In: Candide. No du 24 mars 1927.

B. 12943.WIELE (Marguerite Van de).Conteurs et romanciers belges. 2 pp.In: Rev. de Belgique. 3me Sér. 1911,320-321.

B. 17863.X.Paul Lacomblez. (On a souscrit four 20ex. à sa nouv. éd. de ‘La Légended'Ulenspiegel’). 3 pp.In: Art moderne. XIII. 1893, 233-235.

VII. - Illustratoren

ABATUCCI (P.).V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

C. 13215.ARTAN (Louis).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspie gel. 1867.

C. 31100.ARTAN (Louis).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2o éd. 1869.

C. 31100BECKEZ (Léon).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 31100.BIOT (Gustave).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 31100.BOULENGER (Hippolyte).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Utenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 11310.BROWN (William).V. Coster (Ch. De). Contes brabançons.1861.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 365: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

C. 51073.BRUYCKER (J. De).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... I-II. 1922.

A. 58002.CALLET-CARCANO (Marguerite).Portrait de Charles De Coster.In: Liebrecht (H.). La vie et le rêve deCharles De Coster. 1927.

C. 11310.CAMP ([Camille] Van).V. Coster (Ch. De). Contes brabançons.1861.

C. 13215.CAMP ([Camille] Van).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspiegel. 1867.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 366: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

302

C. 31100.CAMP (Camille Van).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 13215.CLAEYS (P.J.).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspiegel. 1867.

C. 31100.CLAEYS (P.J.).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 31100.DANSE (Auguste).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 10914.DILLENS (Adolf).V.Coster (Ch. De). Légendes flamandes.1858.

C. 13215.DILLENS (Adolf).V. Coster (Ch. De). La légendel'Ulenspiegel 1867.

C. 31100.DILLENS (Adolf).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

K. 13120.DILLENS (Adolf).V. Coster (Ch. De). La Zélande. 1874.

DONNAY (Auguste).V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

C. 11310.DUWEE (Joseph).V. Coster (Ch. De). Contes brabançons.1861.

C. 13215.DUWEE (Joseph).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspiegel. 1867.

C. 31100.DUWEE (Joseph).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 23485.EHMCKE (F.H.).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 367: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

V. Coster (Ch. De). Tyll Ulenspiegel undLamm Goedzak... 1909.

C. 31060.EHMCKE (F.H.).V.Coster (Ch. De). Flämische Legenden.1911.

C. 31100.FOURNOIS (Th.).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 368: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

303

GAILLARD (Frans).V. Coster. (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

GAUDY (G.).V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

C. 29020.GONDRY (Jules).V. Coster (Ch. De). De legende en deheldhaftige... daden van Uilenspiegel enLamme Goedzak... 2e dr. 1914.

C. 58012.GREEF (Peter de).V. Coster (Ch. De). Légendesflamandes... [1926].

C. 58013.GREEF (Peter de).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 1926.

C. 10914.GROUX (Charles De).V.Coster (Ch. De). Légendes flamandes.1858.

C. 11310.GROUX (Charles De).V. Coster (Ch. De). Contes brabançons.1861.

C. 13215.GROUX (Charles De).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspie gel. 1867.

C. 31100.GROUX (Charles De).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 36529.GRUNENBERG (Arthur).V. Coster (Ch. De). Die Hochzeitsreise[1917].

C. 58020.HAHN Jr. (Albert).V. Coster (Ch. De). De legende en deheldhaftige... daden van Ulenspiegel enLamme Goedzak. 4e dr. 1927.

C. 31100.HECHT (Guillaume Van der).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 434605.HOFMAN (P.A.H.).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 369: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

V.Coster (Ch. De). Heer Halewijn. 1923.

HOLSBEEK (Van).V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

C. 13215.HUBERT (Alfred).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspiegel. 1867.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 370: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

304

C. 31100.HUBERT (Alfred).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 10914.IMSCHOOT (Jules Van).V.Coster (Ch. De). Légendes flamandes.1858.

C. 31100.JAUGEY (L.).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 31100.LAUTERS (Paul).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Vlenspiegel et de LammeGoedzak... 28 éd. 1869.

KHNOPPF (Fernand)V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

C. 57999.LANGASKENS (Maurice).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspiegel et de Lamme Goedzak.1924.

LYNEN (Amédée).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 1914.

C. 57646.MASEREEL (Frans).V. Coster (Ch. De). Die Geschichte vonUlenspiegel und Lamme Goedzak... I-II.[1926].

MICHEL (Charles).V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

MIGNOT (V.).V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

C. 55704.OFFEL (Edmond Van).V.Coster (Ch. De). Légendes flamandes.1926.

RASSENFOSSE (Armand).V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

B. 41468.RICX (Frédéric).Portrait de Charles De Coster.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 371: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,279.

C. 10914ROFFIAEN (François).V.Coster (Ch. De). Légendes flamandes.1858.

C. 10914.ROPS (Félicien).V.Coster (Ch. De). Légendes flamandes.1858.

C. 11310.ROPS (Félicien).V. Coster (Ch. De). Contes brabançons.1861.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 372: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

305

C. 13215.ROPS (Félicien).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspiegel. 1867.

C. 31100.ROPS (Félicien).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 25099.ROPS (Félicien).V. Coster (Ch. De). Ulenspiegel undLamme Goedzak... [1912].

C. 13215.SCHAEFELS (Henri).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspiegel. 1867.

C. 31100.SCHAEFELS (Henri).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 10914.SCHAMPHELEER (Edmond de).V.Coster (Ch. De). Légendes flamandes.1858.

C. 11310.SCHAMPHELEER (Edmond de).V. Coster (Ch. De). Contes brabançons.1861.

C. 13215.SCHAMPHELEER (Edmond de).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspiegel. 1867.

C. 31100.SCHAMPHELEER (Edmond de).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 13215.SMITS (Eugène).V. Coster (Ch. De). La légended'Ulenspiegel. 1867.

C. 31100.SMITS (Eugène).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenspiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 53501.STUYVAERT (Victor).V. Coster (Ch. De). Smetse Smee. 1925.

SUYKENS (H.).

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 373: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

C. 10914.THOREN (Otto von).V.Coster (Ch. De). Légendes flamandes.1858.

C. 11310.THOREN (Otto von).V. Coster (Ch. De). Contes brabançons.1861.

TITZ (Louis).V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 374: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

306

C. 31100.VIN (Paul Van der).V. Coster (Ch. De). La légende et lesaventures... d'Ulenpiegel et de LammeGoedzak... 2e éd. 1869.

C. 3033477.WIJK (Jan Van).V. Coster (Ch. De). De huwelijksreis.1918.

C. 30334144WIJK (Jan Van).V. Coster (Ch. De). Braf, de propheet...[1919].

WYTSMAN (R.).V. Coster (Ch. De). Sire Halewijn. 1903.

VIII. - De eeuwfeesten

DENIS (Frédéric).Aujourd'hui, centenaire de Charles DeCoster. L'Eglantine publie Stephanie, unepièce inédite du grand écrivain. 1 p.In: Le Peuple. No du 20 août 1927.

KONINCKX (Willy).Le souvenir de Charles De Coster. 1 p.In: L'Echo d'Anvers. No du 31 mai 1927.

KONINCKX (Willy).Un glorieux anniversaire. Le centenairede Charles Der Coster, 1 p.In: Le Matin (Anvers). No du 20 août1927.

LIEBRECHT (Henri).L'Exposition Charles De Coster. 4 pp.In: Bull, mensuel du Musée du livre. V.1926-1927, 11-14.

B. 41468.PERIER (Gaston Denys).Conférence liminaire et inauguration d'unmémorial. 5 pp.In: La Renaissance d'Occident. XXII.1927, 10-14.

B. 41468.X.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 375: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Appel aux intellectuels pour fêter, en1927, le centenaire de la naissance deCharles De Coster. 3 pp.In: La Renaissance d'Occident. XIV.1925, 541-543.

B. 41468.X.Le centenaire de Charles De Coster.Précisions et enqu^etes. 3 pp.In: La Renaissance d'Occident. XV. 1925,1-3.

B. 41468.X.Le centenaire de la naissance de CharlesDe Coster. (Premiers comités en vue desfêtes).In: La Renaissance d'Occident. XV. 1925,186-189.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 376: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

307

B. 41468.X.Le centenaire de la naissance de CharlesDe Coster. 2 pp.In: La Renaissance d'Occident. XVI.1925, 5-6.

B. 41468.X.Le centenaire de la naissance de CharlesDe Coster. 1 p.In: La Renaissance d'Occident. XVI.1925, 160.

B. 41468.X.Le centenaire de Charles De Coster. (Leprogramme des manifestations. Unedécision. Bibliographie). 2 pp.In: La Renaissance d'Occident, XVI.1926, 281-282.

B. 41468.X.Le centenaire de la naissance de CharlesDe Coster. 1 p.In: La Renaissance d'Occident. XVII.1926, 133.

B. 41468.X.Le centenaire de la naissance de CharlesDe Coster. (Programme des fêtes, arrêtéle 3 septembre 1926). 3 pp.In: La Renaissance d'Occident. XIX.1926, 9-11.

B. 41468.X.Chronique du centenaire de Charles DeCoster. 3 pp.In: La Renaissance d'Occident. XXI.1927, 5-7.

IX. - Werken door de Ulenspiegel-legende geinspireerd

(29290).AUCTOR [= Bruylants (Jan)].C.

98221. Tijl Uilenspiegel in Vlaanderen.Met penteekeningen van E. Walravens.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 377: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

3e en verb. uitg. Antwerpen, L. Opdebeek,1913. 362 blz. 8o. [24,5 × 16,5].

H. 26767.BLOCKX (Jan).V. Cain (H.) et Solvay (L.) ThylUylenspiegel [1899].

C. 29290.BRUYLANTS (Jan).V. Auctor (Pseud.).

(26767).CAIN (Henri) et SOLVAY (Lucien).H.

94277. Thyl Uylenspiegel. Drame lyriqueen trois actes et quatre tableaux. Musiquede J. Blockx. Paris, Heugel et Cie. [1899].[VIII] + 362 pp. 4o. [28 × 19,5].- Partition chant et piano.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 378: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

308

Pfl. 3184 [128,9].CAIN (Henri) en SOLVAY (Lucien).C.

108731. Thijl Uilenspiegel. Zangspel in3 bedrijven en 4 tafereelen.Nederlandsche tekst van A. Melis.Antwerpen, De Vos en Van der Groen.[Z. d.]. 72 blz. 8o [17 × 11].

B. 41468.DUKES (Ashley).Au chant des tambours. Fragment trad,par G.D. Périer. 10 pp.In: La Renaissance d'Occident. XX. 1927,346-355.

(58023).GAUCHEZ (Maurice) [=GILLES(Maurice)].C.

145475. Thyl. Comédie en quatre actes,en vers et en prose et La Race. Comédieen trois actes, en prose. Bruxelles, LaRenaissance d'Occident. 1927. 282 +[IV]pp. 8o. [19,5 × 14,5].

GILLES (Maurice).V. Gauchez (M.). [Pseud.].

(29381).LIEBRECHT (Henri).C.

98637. L'enfant des Flandres. Poèmedramatique en cinq actes. Musique descène d'A. Van Oost. Bruxelles,Association des écrivains belges. 1914.134 pp. 8o. [24,5 × 16].- Le sujet est emprunté à la ‘Légended'Ulenspiegel’.

C. Pfl. 3184.MELIS (Huibrecht). [Vert.].V. Cain (H.) en Solvay (L.). ThijlUilenspiegel [Z.d.].

(22414).MOORTGAT (Antoon).C.

81653. Uilespiegel. Heldenspel in vijfbedrijven. [Antwerpen], G.J. en E.Janssens. 1903. 112 blz. 8o. [21 × 15].

PERIER (Gaston Denys). [Trad.].

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 379: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

V. Dukes (Ashley). Au chant destambours.

H. 26767.SOLVAY (Lucien).V. Cain (H.) et Solvay (L.). ThylUylenspiegel... Musique de J. Blockx.[1899].

C. Pfl. 3184.SOLVAY (L.).V. Cain (H.) en Solvay (L.). ThijlUilenspiegel. [Z.d.].

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 380: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

309

(25454)447.TEIRLINCK (Herman).C.

136611. De nieuwe Uilenspiegel in tienboeken, of de jongste incarnatie van denscharlaken Thijl. Amsterdam, Mij. voorgoede en goedkoope lectuur. [1923]. 392blz. 8o. [18 × 11,5].= Nederl. bibl., 447.

(54277)1.VELDE (Anton Van de).C.

141691. Tijl. Gekke historie in vierkapittels. [Antwerpen]. VlaamscheVolkstooneel-uitgaven. 1925. 132 blz. 8o.[22 × 15,5].= Vlaamsche Volkstooneel-uitgaven, 1.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 381: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

310

Tony Bergmann (1)

VOORALEER we het wagen een eenigszins volledig beeld te ontwerpen van AntonBergmann die door zijn origineele en geestige literatuur vernieuwing bracht in deZuid-Nederlandsche letteren, is het noodzakelijk een blik te werpen op de Vlaamschekultuurtoestanden in de decennia die het verschijnen van Tony's werk onmiddellijkvoorafgingen.Heel onze letterkunde, vooral deze van de eerste helft der 19e eeuw, kan gevoeglijk

niet een enkel woord getypeerd worden: het is strijdliteratuur, met dien verstandegezegd dat de Vlaamsche kunstenaar een geweldige reactieperiode doorworstelenmoest om los te raken uit de uitheemsche invloeden die het wezen van ons volkhadden verminkt. Dus was hun literatuur niets anders dan een pijnlijk tasten naarnieuwe vormen waarin de Vlaamsche genius zich uiten zou, het beluisteren der langvergeten stem van het eigen hart.Als we een sommaire ontwikkelingsschets willen geven der Vlaamsche letteren

in den loop der vorbije eeuw, kunnen we dit gemakkelijk met ons te beperken bijenkele schrijvers die in Tony's geboortestad geleefd hebben.Het stadje Lier immers, was een der centra waar, na het verval der achttiende eeuw,

voor het eerst weer de Vlaamsche woordkunst beoefend werd door een onafgebrokenreeks rederijkers en volksdichters; en het is ook dààr dat sommige dichters enromanciers, gehecht aan de normaalschool, hun beste werk schreven.Het valt niet in het bestek dezer monografie al de Liersche figuren te behandelen

die in hun beperkte lokale kunstuitingen, een trouw beeld geven derkultuurontwikkeling van heel Vlaanderen, maar toch zal het dra blijken dat Tony'swerk, hetwelk ons hier speciaal bezighoudt, in menig opzicht innerlijk aansluit bijhet oude Lier der rederijkers en volksdichters.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 382: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

311

Om te beginnen passen hier enkele woorden over de familie Bergmann, die een zoobelangrijke rol beeft gespeeld in de Vlaamsche beschaving der 19e eeuw. Keerenwe even terug naar de beroerde jaren toen wij, Vlamingen, deel uitmaakten van heteerste Fransche Keizerrijk; toen woonde er te Lier een zeer geacht burger: G.L.F.Bergmann, hoofdman der burgerwacht en ontvanger der belastingen. Deze Bergmann,geboren in ±1770 te Westerburg in Duitschland, diende als officier in hetDuitsch-Hollandsch leger en werd als krijgsgevangene van het garnizoen vanBergen-op-Zoom te Lier geïnterneerd. Hij huwde er met eene juffer uit den Lierschenadel, Catharina van Zinnicq en maakte zich vooral verdienstelijk tijdens denBoerenoorlog, toen hij op levensgevaar de stad van de woede der terugkeerendeFranschen wist te vrijwaren. Een huldedicht van P.J. Ceulemans, verschenen in het‘Advertentieblad’ (4 Juli 1839) zinspeelt op deze gebeurtenis.Deze oud-officier bezat een voor zijn tijd ongewone kennis der Hollandsche en

Duitsche letterkunde. Geen wonder dus dat hij op het idee kwam, zelf de opvoedingzijner talrijke kinderen op zich te nemen daar hij zag hoe deerlijk het gesteld wasmet het onderwijs onder de regeering der Fransche wereldverlossers. En dat hij erzich met hart en ziel op toelegde, bewijzen de heerlijke vruchten die zijn pogenhebben bekroond: al zijne kinderen hebben zich later roemrijk onderscheiden enbekleedden de aanzienlijkste ambten onder de Hollandsche regeering.Het is schier ongelooflijk dat er in deze tijden van verwildering en nationale

ontaarding in 't kleine Lier een familiekring bestond waar gepraat werd in sierlijkNederlandsch over kunst en beschaving, waar zoowel klassieke als romantischedichters gelezen werden. Het was dan ook een onwaardeerbaar geluk voor den jongenJ.F. Willems toen hij in dit midden werd opgenomen, en we mogen zeggen, dat hijdaar den grondslag heeft gelegd voor zijn latere persoonlijkheid; kennis en geestdriftverkregen door ernstige studie en trouwe liefde voor de Dietsche moedertaal.George K.L. Bergmann, was de jongste zoon van vader Bergmann; hij was vier

jaar toen hun speel- en studiekameraad Willems te Antwerpen ging wonen. In zijne‘Gedenkschriften’ uitgegeven 't jaar na zijn dood, verhaalt hij in een pittigenhumoristischen stijl zijn jeugd en studentenjaren, en zijn latere bevindingen alsadvokaat en magistraat der stad Lier. Geboren in 1805 kreeg hij zijn eerste opleidingin de z.g. Fransche school; na twee jaar echter meende zijn vader de tijd gekomenom zijn zoon latijn te doen leeren. Er woonde toen te Lier een Benedictijn die

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 383: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

312

zijn klooster te Leuven had moeten verlaten daar het gesloten werd door derepublikeinen: het was de bekende pater Vander Gheyn. Bij dezen geestelijke kwamnog een andere jongen om les, Jan David, die door zijn ouders was voorbeschikt omapotheker te worden. Zoo bracht het toeval deze twee jongelui samen, en devriendschap die ze daar sloten was er eene voor het leven. Ze volgden hun leermeesternaar Eindhoven toen hij daar benoemd werd tot rector der Latijnsche school, maarna een jaar moesten ze scheiden; George trok naar het bisschoppelijk college vanMechelen en Jan ging in de leer bij zijn oom, apotheker te Antwerpen. Nu zijn hunwegen gescheiden maar beiden zullen de herinnering bewaren aan hunnejongensvriendschap en zullen ieder voor zich strijden voor het gemeenschappelijkideaal; Willems zal niet meer alleen staan en zonder hulp.Vanaf 1819 vinden we Bergmann in het Mechelsch college waarover hij in zijne

Gedenkschriften niet veel goeds vertelt noch over den anti-Hollandschen geest dieer heerschte, noch over het onpedagogisch karakter der lessen; ook ging hij na tweejaar over naar het stedelijk college. In 1823 trekt hij naar de Gentsche Hoogeschoolom er, evenals zijn broers in de rechten te studeeren. Over het toenmaligstudentenleven en over de zonderlinge inrichting van het hooger onderwijs weet hijleuk te vertellen; niemand heeft zoo scherp en humoristisch den geest van denHollandschen tijd getypeerd als Bergmann in de bladzijden die hij wijdt aan debeschrijving der pas gestichte hoogeschool. In die jaren bereisde hij ook Duitschland,leerde er Schlegel en Arndt kennen bij zijn oom en bracht er eene diepe vereeringvan mee voor de Duitsche romantiek en de smeulende vrijheidsbeweging. In 1828vestigt hij zich als advokaat te Lier, en toen koning Willem het jaar nadien deze stadeen bezoek bracht, bood hij den jongen advokaat een eervolle plaats aan in zijnresidentiestad.George Berchmann huwde in 1834, kreeg vier kinderen, en bekleedde een

vooraanstaande plaats in zijn geboortestad. Hij was achtereenvolgensgemeenteraadslid (1838), provincieraadslid (1846), schepen (1848) en burgemeester(1853). Dit laatste ambt bekleedde hij onafgebroken tot in 1872, toen de katholiekemeerderheid hem afstemde. Aan zijn burgemeesterschap heeft de stad bizonder veelte danken; hij vermooide haar, stichtte volksbibliotheken, weesen gasthuizen, bouwdeeen stadsschouwburg, en deed zijn best om van Lier een intellectueel centrum temaken, waardig van verschillende dichters en schrijvers die er af en toe woonden.In het verdedigen der moederstaal en in het bevorderen der letterkunde volgde hijde traditie zijner familie:

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 384: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

313

maar hij heeft nog meer gedaan door zijne beste hoedanigheden van geest en hart,mee te geven aan zijn zoon Anton die den naam Bergmann nieuwen luister zoubijzetten. Gustaaf Segers die een goede vriend van hem was van tijdens zijn laatstelevensjaren, zegt dat zijne ‘Gedenkschriften van vader Berchmann’ hem heelemaalteekenen als mensch en als kunstenaar.De overeenkomst tusschen den gemoedelijk-humoristischen trant der

‘Gedenkschriften’ en het latere werk van zijn zoon Anton is treffend en onmiskenbaar.Hij was voornamelijk een groot bekoorder die charmeerde, zonder het zelf te wetendoor zijn idealen omgang en zijn fijn-spiritueele taal; voor zijn tijd was hij een wonderverschijnsel van beschaving, uitgebreide ontwikkeling en verdraagzaamheid. Op88-jarigen leeftijd hield hij te Lier nog een causerie over zijn vriend J.F. Willems,bij diens eeuwfeest. In 1893 stierf oud-burgemeester Bergmann, geacht door vriendenen tegenstanders, op de handen gedragen door de volksklas wier weldoener bij altijdgeweest was. Nu nog is zijne gedachtenis in eere bij het volk waar nog dikwijlsverhaald wordt over zijne loyale ridderlijkheid, zijne rechtvaardigheid en zijnemildheid.In zake politieke aangelegenheden volgde Bergmann de beginselen van het

liberalisme, de overheerschende staatsleer van zijn tijd, overigens was hij eenrechtzinnig katholiek en het is enkel in 1878, na het stemmen der schoolwet, dat hijuit de kerk wegbleef ten gevolge van een weinig stichtend incident. Op zijn sterfbedweigerde hij ook alle geestelijke hulp.Zooals we reeds zagen, was gansch de familie met de revolutie van 1830

uitgeweken. Want vader Bergmann, niettegenstaande zijn Duitschen oorsprong, hadhet Nederlandsch als zijn tweede moedertaal aangenomen; daarom voelde hij bitterweinig voor de actie der Belgische omwentelaars, die begonnenmet het Nederlandschte weren en het Fransch ervoor in de plaats te stellen. Al zijn zonen, die belangrijkeposten bekleedden aan de Nederlandsche gerechtshoven, volgden hem in vrijwilligeballingschap; ook B. Schreuder liet zijn Kweekschool in den steek en Willems staknoodgedwongen over naar Eecloo. De jongste zoon George bleef te Lier en trad erin 1834 in het huwelijk; het jaar nadien werd Tony geboren op 29 Juni 1835.Advocaat Bergmann schikte zich stilaan in den nieuwen toestand met het inzicht

zijne medeburgers zooveel mogelijk van dienst te zijn, want dat zijn wantrouwentegen de nieuwe regeering eer aangroeide dan afnam, bewijst het spotlied ‘DeBelgische Pierlala’, een satyre op de Bel-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 385: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

314

gische omwentelaars, dat aan het Haagshe hof een begrijpelijk succes oogstte. Indeze moeilijke dagen nam G. Bergmann met vaste hand de politieke leiding waar enstreed op loyale wijze voor de vrijheid van taal, godsdienst en onderwijs. Soms ginghij wat hevig te keer tegen de anti-Hollandsche dweeperijen enverfranschingsmethoden der geestelijke overheid. Zijne liberalistische beginselennoopten hem immers te strijden voor de vrijheid der moedertaal en tegen de inmengingvan den godsdienst in zuiver politieke aangelegenheden. Alhoewel hij hoog opliepmet de ‘geestesverlichting’ der vorige generatie, was hij veel te edel om huichelarijmet waren godsdienstzin te verwarren. Zijn zoon Tony was dezelfde princiepentoegedaan. Zoo lang het mocht duren heeft er tusschen beiden een onverminderdegenegenheid bestaan, die van kinderlijke aanhankelijkheid overging tot warmesamenvoeling en innig begrijpen in de mannenjaren. Zijn vader was immers zijneerste leermeester en bleef altijd zijn raadsman en vertrouweling, het waren ookdiens princiepen die het karakter van Tony vormden en zijn later leven zullen richten.De kleine Anton groeide op in het huis dat nog vol was van de sprekende

herinneringen der beroemde mannen die er rond den haard hadden gezeten en waarhet nu nog omliep van dichters die er hun werk kwamen voorlezen. Het was een zeergeschikt midden dat den ontvankelijken geest van Tony openzette voor degeheimnisvolle dichtkunst. Stilletjes luisteren naar de verhalen van vader of van denbroeder van Willems, een dagelijksche gast der familie, ging den kleinen Tony beteraf dan de luidruchtige vermaken zijner speelgenoten, waar hij zich zelden bij aansloot.Het eerste onderwijs genoot hij in de stadsschool bij meester van Rompaey, den

dichterlijken onderwijzer. Na enkele jaren ging hij over naar de zoogenaamdeLatijnsche school, opgericht door Schreuder, als voorbereiding tot de humaniora.Pas op 14-jarigen ouderdom zond vader hem naar het Gentsche Atheneum, want vanbisschoppelijke colleges had hij een allesbehalve gunstige herinnering meegedragen.In het Atheneum voelde Tony zich weldra recht in zijn element. 't Wilde ook juist

lukken dat Dr J.F.J. Heremans, de groote taalstrijder en toekomstige hoogleeraar, uitAntwerpen naar Gent werd overgeplaatst en dat met hem 't eerste Vlaamsch levennaar Gent verhuisde. Dit gebeurde in 1850. Het officieele onderwijs te Geut zoowelals overal elders, was toendertijd een nest van ontaarding, 't was alles Fransch watde klok sloeg, het Nederlandsch werd aanzien

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 386: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

315

als ‘quantité négligeable’, en de studenten droegen er zelfs het uniform der Franschelycéens volgens de getuigenis van P. Fredericq. De komst van Heremans zou dientoestand ras doen veranderen; belast met de lessen in het Nederlandsch, wist hij deharten van al zijne studenten te raken door zijne onstuimige geestdrift en hunnenationale fierheid te doen ontwaken. Stilaan vormde zich in de hoogste klassen eenkern van Vlaamschgezinde elementen, waaronder C. Roggé, J. Vuylsteke, E. Cogenen Anton Bergmann de werkzaamste waren. Bij dezen laatste vooral vielen de lessenvan Dr Heremans op vruchtbaren bodem. Den leeraar waren de groote begaafdhedenvan den jongste zijner leerlingen niet ontsnapt, zooals hij zelf getuigt: ‘... hij (Tony)onderscheidde zich weldra onder zijne schoolmakkers door de vlugheid en de fijnheidvan zijn geest. Bij de behandeling der onderwerpen welke den leerlingen ter oefeningin het Nederlandsch werden voorgelegd, verraste de jonge Anton toen reeds zijnleeraar niet min door de eigenaardige opvatting dier onderwerpen, als door hetschilderachtige van zijn stijl’(1).Enkele studenten dagelijksch aangroeiend in getal, die zich onder leiding van

Heremans, hartstochtelijk bezig hielden met de herleving der Nederlandsche taal enletterkunde, vormden op 21 Februari 1852 een kransje met flamingantische strekking,dat later den naam zou aannemen van: ‘Taalminnend Studentengenootschap’ metals kenspreuk: ‘'t Zal wel gaan’. In dat clubje ging het aanvankelijk erg romantischtoe, de vergaderingen werden gehouden den Zondag namiddag op het derde verdiepvan een café op de Vogelmarkt. Daar werd dan gedronken menigen pot bier, gerookt,gezongen en luidruchtig geperoreerd over de Vlaamsche historische helden, over dehuidige taalvervolging en plannen gesmeed om de zaken te veranderen of de wereldop haar kop te zetten. Dat was de eerste Vlaamsche studentenbeweging, lang voorRodenbach zijn wekroep zou zenden in de colleges en met dezelfde romantischemiddelen geestdrift zou verwekken.In dit midden voelde Tony zich heelemaal thuis. Flamingant der eerste uur door

zijn Vlaamsche opvoeding en zijn edelmoedig karakter, was hij een der trouwsteleden van het genootschap. Van uit zijn hoekje vanwaar hij gewoonlijk alles zat afte kijken, vroolijkte hij het gezelschap op door zijn rake zetten. In Ernest Staas, heefthij een zeer amusante beschrijving gegeven van een dier vergaderingen, en erverschillende kameraden naar het leven geteekend.

(1) Levensschets van M.A. Bergmann (voorrede van 2e druk, Ernest Staas, Gent 1875.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 387: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

316

Anderhalf jaar na de stichting gingen de meeste leden van dit Atheneumclubje overnaar de Gentsche Hoogeschool, ook Tony die, in overeenstemming met vaderswensch, in de rechten ging studeeren.Hetzelfde jaar, gaf het jonge genootschap het eerste teeken van leven aan de

buitenwereld, en liet drukken het ‘Jaarboeksken voor 1854’; de inhoud van dit boekjebestond uitsluitend uit bijdragen der leden.Nu werd er besloten enkel studenten als lid toe te laten en den kring te doopen:

‘Taelminnend Studentengenootschap’ onder kenspreuk: ‘'t Zal wel gaan’. Het wasde eerste Vlaamsche studentenorganisatie en concentreerde al het Vlaamscheintellectueel streven aan de Gentsche hoogeschool. En dat hunne actie zich nietbepaalde bij hol gefrazeer, bleek op het einde van datzelfde academisch jaar, toenhunne petitie, ingediend voor het bekomen van een Nederlandschen leerstoel aan deUniversiteit ingewilligd werd. Het was inderdaad een overwinning die kon tellenvoor de jonge flaminganten toen Heremans en Serrure voor de eerste maal deNederlandsche taal deden weerklinken in de Gentsche aula!In 1855 werd het ‘Jaarboekske’ opgevolgd door den ‘Studentenalmanak’, flinker

opgesteld en beter verzorgd.Het was een bloeiende tijd van Vlaamsch leven, en de vergaderingen in het

‘Deensche gasthof’ waren talrijker en joliger dan ooit. Het was de vrijheidsbeweging,uit Duitschland overgewaaid, die de hoofden der jonge flaminganten had beroerd;zij zochten eene natuurlijke aanleuning bij den romantischen geest der‘Burschenschaft’ omdat zij ook een nationalen strijd te voeren hadden tegen eigenontaarding en verderfelijken Franschen invloed.Het jonge genootschap had aldra met moeilijkheden te worstelen omdat sommige

leden zich minder eervol onderscheiden hadden gedurende het woelige academischjaar 1855-56. De aanleiding der ruzie lag spijtig genoeg in een geschil vangodsdienstigen aard. Prof. Brasseur had in zijn kursus de godheid van Kristusgeloochend en eenige katholieke studenten verweten hem dit in het openbaar. Daaropvormden eenige leden van ‘'t Zal wel gaan’ een comiteit om maatregelen te beramentegen de verklikkers. Of dit iets teweeg bracht is niet geweten, in ieder geval, hetincident kreeg grooter afmetingen en verwekte veel opspraak. Mgr LudovicusJosephus, bisschop van Gent, veroordeelde in zijn herderlijken brief van 8 September1856 de houding der vrijzinnige studenten en hun geschrijf in den ‘almanak’ van datjaar getiteld: ‘Noord en Zuid’, waarin prof. Brasseur verdedigd werd. Het slot derheele historie was, dat

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 388: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

317

onze jonge flaminganten in eenmoeilijk parket kwamen te staan door de verdedigingder niet meer vrije maar vrijzinnige princiepen en heel het genootschap kreeg er eenslechte faam door. De genadeslag kwam echter toen de aflevering van ‘Noord enZuid’ bij pauselijk dekreet van 9Mei 1857 als kettersch werd geindexeerd; dit brachtals gevolgmee: tusschenkomst der ouders, wegzending der studenten. Enkelen gingenover naar Leuven en anderen, waartusschen ook Tony Bergmann, die pas (April1856) zijn kandidaatsexaam in de rechten had afgelegd, gingen naar de vrijehoogeschool van Brussel. Oook daar was het Vlaamsch gewekt en het genootschap‘Schild en Vriend’, vereenigde weer de verbannen vrienden. Intusschen bleven deovergebleven flaminganten te Gent niet werkeloos en probeerden er zich weerbovenop te werken, maar de vijandige stemming liet het niet toe en in 1859 te middeneener algemeene moedeloosheid werd het genootschap ontbonden, gelukkig nietvoor lang. Het aandeel van A. Bergmann in de werkzaamheden van ‘'t Zal wel gaan’is grooter geweest dan men uiterlijk zou aangeven; hij trad weinig op het voorplan,maar werkte in stilte en wist zijne persoonlijke zienswijze niet zelden op te dringenaan zijne vrienden.In het eerste Jaarboekje van 1854, verscheen zijn eerste letterkundige proef, een

humoristische schets: ‘Eenige bladzijden uit het leven der vlooyen, geteekend A.B.,student in de wijsbegeerte en letteren. Het is eene zeer scherpe satire op defranschdolheid en levert het bewijs dat Tony iets meer te vertellen wist dan een banalehistorietjes verkooper, en de bedekte aanvallen die hij weeft tusschen het verhaalvan de vier Vlamingen die op reis, door Fransche vlooien het bloed worden afgetapt,zijn lang niet malsch voor sommige francophielen van zijn tijd.In den studentenalmanak van 1855 de opvolger van het Jaarboekje, liet hij

verschijnen: ‘Eenemeulenaarsgeschiedenis, fragment’ en in het tweede nummer vanden almanak (1856): ‘De eerste liefde van Frans’ en: ‘Een ware geschiedenis’. Hijonderteekende beide novellen met den deknaam: Tony. In de beruchte afleveringvan ‘Noord en Zuid’ (1856) staat weer een novelle van Tony: ‘Op de kermis’.Laatstgenoemd tijdschrift werd door het genootschap jaarlijksch naast den Almanakuitgegeven; het zou een vrije tribuun zijn der kunst en gedachtstroomingen van hetheele Nederlandsche studentenschap. Deze eerste aflevering was in ieder geval eenelofwaardige prestatie, en de vele bijdragen die toekwamen uit alle gewesten vanNederland, zetten aan het initiatief allen luister bij.Wat nu te denken van de Vlaamsche cultureele actie, die

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 389: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

318

het genootschap met zooveel ijver had ingezet? Daargelaten hunne onbesuisdeanti-clericale daad die bijna de oorzaak was van hun val, is hun streven zeer te prijzen.Hunne verdienste is des te grooter omdat zij pionniersarbeid verrichtten in den warenzin van het woord: eene talrijke schaar studenten die in hunne jeugdbezieling denmoed vonden om af te breken met den Franschen sleur, om de moedertaal teverdedigen tegen onverschilligheid en vijandschap en ze te beoefenen trotsmoeilijkheden en ontgoochelingen. Velen zijn jong gestorven, maar allen hebbenheel hun leven gewerkt voor hun jeugdideaal en we moeten hen dankbaar gedenkenom het vele goede dat hun strijdbare actie aan de heropleving der nationale taal deedten goede komen.Het is in den schoot van ‘'t Zal wel gaan’ dat Tony zich voelde schrijver worden.

Prof. Heremans, zijn vriend voor het leven, had hem op de banken van het Atheneumeene degelijke letterkundige vorming gegeven en zijne aangeboren talenten vanopmerkingsgave en direkte zielkundige aanvoeling ontwikkeld. Met zijne vriendenvan het ‘Genootschap’ dweepte hij met de dichters der Duitsche romantiek, die zooinnig samenhing met de anti-Fransche, pangermanische vrijheidsbeweging en zoogoed strookte met hun eigen streven. Tony vooral voelde zich naar het Oostengetrokken, dat was de stem van het bloed en de invloed van zijn vader die nog immerbetrekkingen onderhield met de dichters Arndt en Tieck, wier verzen Tony in zijnjeugd had hooren reciteeren.De novellen die hij gedurende zijn academischen tijd liet verschijnen in de uitgaven

van het genootschap, werden in 1875 in één bundel verzameld samen met de latergeschreven reisschetsen en met de ‘Rijnlandsche novellen’, onder titel: ‘Novellenen Schetsen’, door ‘Tony’. Ze vertoonden vele der eigenschappen die zijn later werkkenschetsen; de losheid van taal, frischheid van zegging en een persoonlijke kijk opmenschen en zaken. Sommigen zooals ‘Eenige bladzijden uit het leven der vlooyen’,dat we reeds noemden, zijn meer uitdagend van toon en daar waar hij zijne overtuigingwil dienen, gaat zijn zachte humor over in bijtende ironie.Zijn tweede vertelling ‘De meulenaar’, fragment (1865), is vrijwel in denzelfden

agressieven toon geschreven. Het thema der kevers, armzalige verstootelingen, maareigenlijk veel nuttiger wezens dan hun rijke belagers, is zeer luimig behandeld, maarmen voelt hoe iedere volzin een steek is tegen sociale vooroordeelen en kwezelarij.‘De eerste liefde van Frans’ (1856) vertelt in zoeterigen trant hoe Frans en Juliaelkander gaarne zagen, toen ze nog

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 390: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

319

nevens mekaar op de bewaarschoolbanken zaten. Het is hetzelfde thema dat hij laterin zijn Ernest Staas opnieuw behandelt, ontdaan van den sentimenteelen toon die indeze novelle zeer hinderlijk aandoet. In hoeverre dit eene persoonlijke herinneringis, zullen we onder de lezing van E.S. later onderzoeken.Hetzelfde jaar (1856) verschenen van hem: ‘Op de kermis’ en ‘Een ware

geschiedenis’, beide zonder veel beteekenis; de eerste is een onbeduidende schetsvan een mislukte kermisviering en de andere is een kostschoolfantazie, wel aardiggeschreven, maar met weinig om 't lijf, waarschijnlijk dateerend uit zijn kostschooltijden voor den Almanak opgediept.De laatste studentennovelle van Tony heet ‘Een schoone partij’. Zij verscheen in

den Almanak van 1859 en Tony schreef haar waarschijnlijk gedurende zijnstagiairetijd. Hier schijnt hij een beetje den invloed der Multatuli-lectuur ondergaante zijn, de toon der novelle is er heftig genoeg voor. Hij drijft onbarmhartig den spotmet het type der versufte jongelieden die ondergaan in karakterloos nietsdoen enkleinburgerlijke zeden, in de weelde van een ‘geréusseerd’ huwelijk. De strekkingvan deze novelle ligt heelemaal in de lijn van Tony's karakter die geen luie,karakterlooze menschen kon velen, en telkens uitvoer overal waar hij de humanitaireplichten zag verwaarloozen.Deze studentennovellen zijn niet alleen belangrijk door hun literaire beteekenis,

uitzonderlijk voor het tijdperk; maar ook als spiegel van Tony's persoonlijkheid.Openhartig als hij was, legde hij heel zijn ziel in wat hij schreef, en dat is wel hetgeheim van zijn doorvoelden stijl.Verder was Tony, volgens de getuigenis van zijne medestudenten, van zeer

beminnelijken omgang en werd door al zijne makkers op de handen gedragen. Nietuitbundig in gezelschap, zat hij meestal ter zij en zijne geestige, soms scherpeopmerkingenwaren niet uit de lucht; daarom had hij bij velen den naam een sceptiekerte zijn, ‘maar zijn beste vrienden, zegt Frédericq, kenden zijn rechtschapen natuuren zijn rein poëtisch hart’(1).Bij de ontleding van Tony's karakter wordt men onwillekeurig getroffen door de

overeenstemming die het vertoont met dit van K.O. De Laey, den dichter-studentdie vele jaren nadien het Leuvensche studentenleven zou typeeren, even fijn en scherpen toch goedmoedig en edel.Aan de hoogeschool te Brussel maakte Tonny kennis met graaf Ph. van Marnix,

die met hem in de rechten stu-

(1) Prof. Fredericq in den Studentenalmanak van 1880.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 391: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

320

deerde. Dra werd er vriendschap gesloten en sindsdien bleef hunne verhouding zeerintiem. Het is waarschijnlijk onder suggestie van zijnen adellijken vriend dat Tony,die zich van jongs af fel interesserde voor de geschiedenis van Lier (zijn vader hadreeds vele documenten uit het stadsarchief verzameld), het brochuurtje uitgaf: ‘Ph.van Marnix van Ste-Aldegonde, Plundering der hoofdkerk van Lier, eengeschiedkundig punt, toegelicht door A. Bergmann, student in de rechten’. Daarinweerlegt hij op onomstootbare wijze de beschuldiging van Van Lom en de andereLiersche geschiedschrijvers, n.l. als zou Marnix, in 1580, de collegiale kerk van denH. Grummarus in brand gestoken hebben. Op de wetenschappelijke juistheid dezerkorte studie valt niets af te dingen, maar het geeft zoowat den indruk dat Tony nietalleen de waarheid wil dienen, maar ook de geuzenprinciepen van den voorvadervan zijn doorluchtigen vriend, juist omdat hij te veel nadruk legt op de hoog-zedelijkehoedanigheden van den grooten geuzenpolitieker uit de 16e eeuw.Ondertusschen promoveerde Anton Bergmann met groote onderscheiding tot

docter in de beide rechten (1858) en vertrok naar Lier om er bij zijn vader als stagiairein dienst te treden.Zijn studententijd zou hij echter niet zoo gauw vergeten, evenmin als de

vriendschap zou luwen die hij gesloten had met Heremans, Vuylsteke, Frédericq enandere liberale leiders, taalbewegers en letterkundigen.Ook het studentengenootschap ‘'t Zal wel gaan’, waarvan hij de medestichter was,

zou hij immer met sympathie blijven gedenken. Toen in 1861 het genootschap uitzijne puinen verrees en de Almanak opnieuw het licht zag, verwelkomde hij denvriend zijner studiejarenmet groote vreugde in het weekblad ‘De Lierenaar’, waarvanhij opsteller was. In dit artiekeltje betreurt hij de oude vrienden wier namen hij nietmeer ontmoet, en spreekt de hoop uit dat hunne ideeën en overtuigingen op het huidigstudentengeslacht mochten overgegaan zijn. Enkele jaren later, in 1864, voelt hijzich opnieuw gedrongen te schrijven over den Almanak en over den weg dien hijheeft afgelegd seder zijn tienjarig bestaan, en met vreugde stelt hij vast dat de goedegeest immer is blijven leven, ook nadat de leiders van het tijdschrift één voor éénelders geroepen werden.

Dr O. VAN DER HALLEN.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 392: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

321

Over de verbroedering van rederijkers uit Noord en Zuid

EEN krachtige bevestiging van de Nederlandsche eenheid leverden de veelvuldigebijeenkomsten van Rederijkers uit Noord en Zuid.De ontmoetingen van de ‘Ghesellen van Rhetorycke’ waren een schitterende

traditie geworden, welke haar hoogtepunt in het luisterrijk Antwerpsch landjuweelvan 1561 bereikt had, toen Parma in 1584 de werkzaamheden van deZuid-Nederlandsche Kamers brutaal schorste. Doch, alle uiterlijke belemmeringenvan vreemde gezagvoerders en ongunstige omstandigheden ten spijte, in weerwilvan een diep innerlijk verval zelfs, bleven de kameristen echte wilskracht toonen omvers- en voornamelijk tooneelkunst te beoefenen en het biedt een bewonderenswaardigschouwspel hoe over de roode slagvelden van Vlaanderen de zielekracht van een tenuiterste gemarteld volk zich ookmidden de donkerste tijden in deweliswaar gedempte,maar toch van levenswil getuigende tonen van de rhetoricale dichtkunst bleefuitzingen.Merkwaardig is hoe die Zuid-Nederlandsche lettervrienden met hun broeders uit

het Noorden zijn blijven wedijveren in die wondere dichttornooien, nu eens opVlaamschen, dan weer op Hollandschen grond, aldus luide getuigenis van bewustestameenheid afleggend.In 1601 reeds behaalde Zacharias van den Brande, een lid van de Haarlemsche

Kamer ‘Trou moet blijcken’ een zilveren eereprijs op een door de Brusselsche‘Coorenbloem’ uitgeschreven wedstrijd.Ongemeen nam het verbroederen toe na de sluiting van het Twaalfjarig Bestand.

Nauwelijks hadden de aartshertogen de Vlaamsche en Brabantsche Kamers weereenige

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 393: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

322

vrijheid verleend, of overal ontwaakten ze tot nieuw leven en reisden van gewestnaar gewest, om er voor het schoonste gedicht of tooneelstuk in degemeenschappelijke moedertaal te wedijveren. Hoezeer zij daardoor de algemeenebelangstelling voor poëzie verhoogden, ligt voor de hand.Op het Antwerpsch landjuweel in 1610 werd een Haarlemsche Kamer met een

‘zilveren trompe en een zilveren schrijfpen’ bekroond. Ook was de wedijver grootwanneer drie jaar nadien de Haarlemsche ‘Wijngaertranxkens’ alle ‘vrije kamers enkonstlievende geesten’ uit Nederland in het strijdperk riep: de kamers van Antwerpen,Brugge, Diksmuide, Edingen en Oudenaarde verschenen er. Antwerpen nam noghetzelfde jaar met de ‘Violieren’ en den ‘Olijftak’ deel aan den wedstrijd door deAmsterdamsche kamer ‘het wit Lavender uyt levender jonst’ uitgeschreven en onderde mededingers die er naar streefden ‘in 't beste Nederduits’ de vraag van de Leidsche‘Witte Accoleyen’ te beantwoorden, telde men o.a. de Brugsche kameristen van‘de(n) heilige (n) Geest’ en ‘de drie Santinnen’.Hoe vriendschappelijk men met elkaar omging, blijkt o.a. uit het gul onthaal dat

den Prins van de Brabantsche kamer van Amsterdam in 1616 te Antwerpen te beurtviel. Bij gelegenheid van een vertooning van G. Van Nieuwelandt's ‘Saul’, ‘den 1Juny naer SinxxenOmmeganck’, werd hij getrakteerd op ‘wijn, kappers, ende olijven’.In 1618 behaalde de Mechelsche protestantgebleven schrijver, Willem de Gortter,

den eersten prijs op een refereinfeest te 's Hertogenbosch.Op het einde van het Bestand (1620) noodigde de Mechelsche Pioene, bij

gelegenheid van haar Blazoenfeest, al de kamers van Brabant, Vlaanderen, Hollanden Zeeland uit. Algemeen was de deelneming aan dit groote letterfeest dat voor langhet laatste zou zijn in Zuid-Nederland. Uit het Noorden kwamen een tiental groepenop, n.l. de Orangielely uit Leiden, de witte Angieren en de Wyngaertrancken uitHaarlem, de Goudsbloem uit Gouda, de Nardusbloem uit Goes, de Balsembloem uitHaastrecht, de jonge Vreuchdenbloem uit het toen nog Spaansche 's Hertogenbosch,de JongeVreuchdenbloem uit Bergen-op-Zoom en deVlasbloem uit Helmont. Helaas!dat dit voor langen tijd de laatste openbare verbroedering van de lettervriendenmoestzijn! Op dit 17de eeuwsch Groot-Nederlansch taal- en kunstcongres waren de literairevertegenwoordigers van het volk talrijk en met echte bezieling aanwezig en uit hunverbond zou een ongehoorde geestelijke rijkdom hebben kunnen opbloeien, was hetdoodend oorlogsgeweld welhaast alle

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 394: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

323

pogingen naar gemeenschappelijk hooger leven niet komen verlammen.Des te bewonderenswaardiger is het afzonderlijk streven van sommige kamers of

schrijvers. Daarover in bizonderheden te treden, valt buiten het bestek van dit vlugoverzicht; terloops slechts mogen enkele wetenswaardigheden in 't licht gesteldworden.Is het bijv. geen klinkend bewijs van gehechtheid aan de moedertaal dat tusschen

1638 en 1641 teWerwik-op-de-taalgrens een zestigtal tooneelstukken voortgebrachtwerden? Verdienen tal van ijverige rederijkers niet dankbaar herdacht te worden omde volgehouden inspanning waarmede ze zich aan het beoefenen van de schooneletteren gewijd hebben: zooals Claude de Clerck te Ieperen, Jan Lambrecht te Brugge,G. Van Nieuwelandt en Ogier te Antwerpen, Cornelis de Bie te Lier en de‘hoogdravende, rijmvlovende Catharinist’ G. Caudron jr te Aalst?Het uitblijven van de ontmoetingen tusschen rederijkers uit Zuid enNoord verengde

natuurlijk den geestelijken horizon in Vlaanderen. Misschien werd daar eenigszinsin verholpen door de vreemde reizende tooneelgezelschappen die de onderbrokenbelangstelling voor het uitheemsch drama nu en dan wat kwamen opfrisschen.Vermeldenswaard zijn in dit opzicht de ‘Hollandsche commedianten’ die in 1650-51o.a. te Gent speelden; daarnevens de spelen die wat opgang maakten in 't Zuiden envan de pers kwamen in 't Noorden. zooals H.F. Wouthers' spel ‘de heylige Genovevaofte herkende onnooselheyt’ (1664) dat te Amsterdam een tiental uitgaven beleefde,of Cornelis Wils' drama tiseering van Don Quichot, die te Antwerpen opgevoerdwerd en in 1682 ook te Amsterdam het licht zag.In de kamers die gedurende de 18e eeuw nog in 240 Vlaamsche dorpen bestonden,

vond de zoo gehavende Nederlandsche literatuur haar laatste wijkplaats. Het is onzetaak niet hier na te gaan wat er zoo al tot stand gebracht werd: voldoende zij het eeneeresaluut te brengen aan deze zoo vaak misprezen lettervrienden. Onder de aschvan de algemeene onverschilligheid hielden zij het vuur van hooger leven in stillengloed; zij zochten de belangstelling voor eigen dichtkunst onder hun taalgenootenwakker te houden en redden op die wijze de Nederlandsche letteren in Vlaan derenvan algeheelen ondergang. Daarenboven bleven ze, in de maat van het mogelijke,de litteraire betrekkingen met het Noorden levendig houden, zooals de Veurnschekamer ‘Aerm in de beurse, en van sinnen jonc’, die in 1719 een nieuwen schouwburginwijdde met de vertooning van Geeraard Brandt's ‘Veinzenden Torquatus’ en inlatere

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 395: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

324

jaren stukken van Krul, Focquenbrock, Langendijk, en Vondel voor het voetlichtbracht.Dat midden die bewogen tijden alles op vroegere banen sukkelen bleef en weinig

oorspronkelijks het licht zag, is begrijpelijk. 't Meeste werd uit het Fransch vertaald,heel wat werd ook in Vlaanderen van de Hollanders overgenomen. Bekend is o.a.hoe de Brusselaar J.F. Cammaert het plagiaat als weinigen verstond: vertalingen uitCorneille en Racine gaf hij eenvoudig als eigen werk uit en in zijn ‘Adam en Eva’(1746) schreef hij grootendeels Vondel's ‘Adam in Ballingschap’ over!Naar het einde van die eeuw toe viel er wel een zekere opleving van het tooneel

te bespeuren en hier en daar hernamen de wedstrijden, o.a. in 1774 te Belle, tweejaar nadien te Geeraardsbergen, in 1782 te Poperingen, in 1785 te Gent en 't jaardaarop te Somergem, waar Voltaire's ‘Amelie’ in de Hollandsche vertaling van N.W.op den Hooff vertoond werd, en te St-Winoksbergen in Vlaamsen Frankrijk, waartwaalf Vlaamsche kamers bijeenkwamen en Voltaire's vertaalde ‘Tancrède’opvoerden.Merkwaardig mag het ook heeten hoe de Bruggeling Jakob Neyts (1728-1794) er

toe kwammet zijn tooneelgroep Noord en Zuid te doorreizen en overal ongemeenenbijval oogstte, in den Amsterdamschen schouwburg alwaar hij van 1768 af jaarlijksoptrad, zoo goed als aan het hof te Brussel; en denzelfden weg sloeg later hetgezelschap Fiston-Mees in.Wanneer in 1796, na eeuwenlange tergerij, de Fransche overweldigers de

Rederijkerskamers schorsten en daardoor de laatste gaafgebleven veerkracht van onsvolk hoopten te fnuiken, dan scheen het onherroepelijk gedaan met het Nederlandschidioom in Vlaanderen. Maar het oereigen volk bleef zijn intiemste wezen getrouwen greep gretig naar de wonderbare, avontuurlijke verhalen welke Thys te Antwerpenen Van Paemel te Gent in druk na druk als ‘volksboeken’ uitgaven en, wat meer is,in 1797 reeds ontmoetten elf kamers elkaar alweer te Middelburg-in-Vlaanderen: deVeurnsche trad zegevierend uit het strijdperk, terwijl ook de Aardenburgschedichteres, Petronella Moens, bekroond werd.Zacht begon de zon van een nieuwen dageraad zoo te gloren, nadat het land van

groote smart in de zwartste duisternis verkeerd had. Dat het licht nog doorbrekenkon, danken we voor een groot deel aan de taaie volharding van de Vlaamscherederijkers, die de Nederlandsche taal in Vlaanderen redden en aldus de eerste enlaatste schakel van verbroedering tusschen Noord en Zuid ongedeerd bewaarden.Dr O. DAMBRE.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 396: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

325

Henriette Roland Holst's ontwikkelingsgang (4)

Ook de volgende gedichten zijn niet dat merkteeken geteekend: verlangen naardroom, drang naar daad, maar geen harmonisch verband meer.De drang naar het dadenrijke leven is hevig:Bl. 126:

‘Want om zonder hunk'ring te verstillenachter die muren waar het droom-ooft geurtmoest niet het rythme der maaiende willenmijn hart duizendmaal hebbe' omhooggebeurd.’

maar in ‘Het antwoord’ klinkt het in stille berusting:Bl. 129:

‘mij lokken niets als schemerige lanenvan stille mijmeringen, droomdoorgeurd.’

Zij wil nog eens bekennen:Bl. 135:

‘Want mijn veel-hongrig hart heeft droom en daden even lief,’...

maar ze begrijpt en voelt ook haar zwakheid, en omdat (bl. 136):

‘De daad voor de sterken is, want de daad is de strijd,’

zal ze in den ‘droomengaard’ blijven verwijlen, en de makkers van uit het landverblijden met schoone gezangen, die de daad verheerlijken:Bl. 136:

‘Laat schoone Droom moeder zijn van sterke daden.’

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 397: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

326

Met een heerlijk symbolisch gedicht, dat naar opvatting en uitbeelding een dergeweldigste brokken lyriek is, die ooit in het Nederlandsch werden geschreven,eindigt de tocht van ‘De Vrouw in het Woud’.Onder den ‘Boom van Groot-Verdriet’ waar de groote helden der menschheid

troost in hun uiterste smart komen zoeken, wil zij ook moed en kracht putten omweer tot het leven in te gaan, om door smart gelouterd, zich in blijde offerande aanhet leven te schenken.De zin ervan is: Loutering door de smart, vrede door berusting. Dan voelt zij hoe

in haar binnenste:Bl. 141:

‘Een nieuwe kracht zijn klare gulpen giet:de kracht die in den mensen nooit komt gerezendan uit de bitt're pijn van groot-verdriet.’

Naar de grooten der menschheid, naar Dante, gaat haar bede in oppersten nood:Bl. 143:

‘Helpt mij, uw dochter, laat mij niet verdervenonder 't gebladert, waar geen ster door straalt,maar rijzen als gij reest en gaan tot de ervender menschheid, smartgelouterd, smartgestaald.

En gij liefste van allen, sterke broeder,die onverschrokken voor mij henenschrijdt,aller groote dade' en gedachten moederin dit uur van den gang der eeuwigheid.

Wees bij me, omring mij met de groote armenvan uw roeping, uw mildheid, uw gebod,gelijk die oude' omringden het erbarmenen de wet en de werken van hun God.

Want ik wil mijn donk're tranen verkeerentot parelhelle glansen van gezangom uw hoofd mee t' omwinden en te eerenboven de groeven van uw mag're wang.’

De laatste verzen wijzen er op, dat de rust voor haar gekwetst gemoed in deaanvaarding van haar lot ligt, en zooals van dit grootsch beeld, zelf bevrijding hetmotief is, zoo is de gansche bundel een belijdenis van zwakte en een smeekbee omontferming. De bevrijding uit het woud is de zegepraal van dichteres op partijleidster.Het is een zekere belofte voor het volgend werk. Want het teere, vrouwelijk gevoel,dat we als voorwaarde van groote kunst bij haar beschouwen, en dat bij oogenblikkendreigde onder te

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 398: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

327

gaan in kreten van haat en strijdrumoer, in ‘Opwaartsche Wegen’, is bier weerevenwichtig geworden. De tragiek van baar toestand kon de waarde voor de kunstvan die zieleklachten slechts vermeerderen.Zooeven werd er gezegd dat ‘De Vrouw in het Woud’ een rijke belofte bevatte

aangaande het volgend werk. En inderdaad, toen de dichteres beloofde de heerlijkedaden van de belden der wereld, van uit haar droomenland te beschrijven, liet zij denweg open naar een ander gebied uit haar vrouwelijk wezen, dat van de mijmerende,in zichzelf gekeerde droomster, die de gemeenschapsliefde altijd in haar hart draagt.Met de uitvoering van die belofte maakte zij een aanvang in ‘Het Feest der

Gedachtenis’ (1915).De verzen die in het boek van dien naam gebundeld werden, waren geschreven

tusschen 1912-1914. Ze dateerden dus van voor den oorlog.Het karakter van het ‘Feest der Gedachtenis’ is heelemaal verschillend van dat

van het vorige werk. De ziel die zich niet meer zoo onmiddellijk beklemd en verstriktvoelt in de smart van het oogenblik, die zich in zekeren zin haar lot vertrouwd heeftgemaakt spreekt haar bewogenheid uit in breeder maar ook vlakker klank. Deverdoezeling tot dewelke de reëele gestalten en schilderijen uitgesponnen wordenmist noodzakelijk de diepte en de felle kracht van kreten uit het hart.De schok die de crisis van de uitstooting uit de partij voor gevolg had is gelenigd.

De tweestrijd is op het achterplan geschoven. Eene verpoozing na dien bitteren,grauwen tijd, komt dit ‘Feest der Gedachtenis’ inluiden.Het is dan ook een pure vredelucht die over de wereld hangt, den dag van het

Feest.H. d. F.G. bl. 9:

‘Het was de tijd dat over heel de aarde broederschap bloeit.’

En die toon van blijde stemming blijft het gansche boek door behouden. Niet alleenberusting heeft de dichteres gevonden, maar ook een gevoel van blijheid. De zekerheidvan dat toekomstvizioen is levend in haar: het komt eenmaal, het Heilig Rijk van deToekomst, de vrije Gemeenschap van alle menschen, maar eerst moet deze oudewereldorde opgeheven worden.‘Het Feest der Gedachtenis’ - waaraan alleen vrouwen deelnemen - schildert een

van die jaarlijksche herdenkingsdagen in het gemeenschapsrijk der komende tijden,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 399: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

328

die de gedachtenis aan groote vrouwengestalten uit het ver leden gemotiveerd heeft:Bl. 17.

‘Want de dag was het Feest Gedachtenisdat de vrouwen hadden gezet in 't jaarom te eeren vrouwen van lang geleên,die niet vol geluk ware' als zij, maar zwaarbelast met druk en met ellendigheen,en veel verdrukking hadden uitgestaandat deze vrij zouden groeien, vrij gaan,en gestreden langen moeizamen strijdvoor deze vreugd te winnen.’

‘Het Feest der Gedachtenis’ werd door een criticus vergeleken met Dante's Paradiso,maar dan als een ‘Paradijs zonder God’ gebrandmerkt(1). Het bezingt geen godheid,maar beweegt toch in een godsdienstige sfeer: gemeenschapsreligie, vaag en troebel.Het is waarschijnlijk dat de dichteres voor de uitwendige schildering de herinneringaan de ‘Utopea’ van Thomas More opriep, waar zij zich nog zoo pas bij gelegenheidvan haar More-Drama, had ingeleefd.Een vrije gemeenschapstaat had natuurlijk op vaste wetten en voorschriften te

steunen, wilde hij een bestaansreden hebben. Maar de Toekomstmaatschappij in ‘HetFeest der Gedachtenis’ ligt te zeer buiten het reëele, zweeft los tusschen aarde enhemel: Het is ‘een volmaakte maatschappij van schoone onwaarschijnlijkheid tegeneen decor van regenbogen’ zooals Bernard Verhoeven zegt(2) en verder: ‘Die nieuwewereldorde is, kort samengevat: een heidensch-humanistische, zinnelijke-zedelijkecultus, een harmonische verbinding van vrije menschelijkheid en moraliteit, met deverheerlijking van vrije liefde, helden- en haast heiligen-vereering en eengemeenschaps-eeredienst met religieuse trekken.’Er is inderdaad een godsdienstige ondertoon aanwezig, maar het is godsdienst van

de aarde, aarde-cultus, materialistische moraal zonder verheffing naar hetboven-aardsche.Dit mag niet te zwaarwichtig worden opgevat: ‘Het Feest der Gedachtenis’ is

immers de vrucht van een droom, en de droom heeft het voorrecht de werkelijkheidnaar zijn

(1) Poelhekke: Potgieter, Perk, Henriette Roland Holst-Van der Schalk en Dante. ‘De Beiaard’,September 1921, blz. 181.

(2) Bernard Verhoeven:De Zielegang van Henriette Roland Holst. ‘De Beiaard’, Februari 1924,blz. 123.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 400: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

329

lust te wijzigen. Het is natuurlijk niet moeilijk te gissen hoe de werkelijkheid dertoekomst zich voor iemand als Henriette Holst zou voordoen, voor haar die hetToekomstrijk typeert:bl. 240:

‘Niemand was eenzaam. Als één groot gezinleefde de menschheid voort. Elk huis had zijn deurenopen, elk hart. Allen droegen het treurenvan één, weg op sterke armen van min.Ieder straalde zijn vreugden uit tot allen.Verdriet kromp en verdween in 't samen-dragen,geluk wies door het deelen alle dagen,menschen groeiden tot fonk'lende kristallen.Van vreugd' aan-een.’

In zijn ‘Lyriek’ geeft Poelhekke, sprekend over de Nederlandsche Socialistischedichters, een karakteristiek die teekenend is; het zijn droomers ‘die omgaan in eenwereld geschapen naar hun geest’(1). En speciaal over Henriette Roland Holst zegthij: ‘Gelijk William Morris in zijn “Nowhere”, zijn gedroomd toekomstland, nietsdan schone volmaaktheid zag, schone volmaaktheid op deze aarde bereikt, schouwdeHenriette Roland Holst, in het land waar haar zusters van over honderden jaren hetFeest der Gedachtenis zullen vieren, dezen zittend in de vorm eener roos, dieopgebouwd was uit hun scharen, naar het voorbeeld der Roze door Dante gezien inhet Hemelse Paradijs. En door haar fel-hartstochtelijke ziel, door haar naar dadenhunkerende medogenloze passie-natuur, door haar fanatieke haat-erupties heen,zweeft maar door de fata morgana van het Utopia hetwelk zij naar haar aard engelijkenis Thomas More navormt, zingt zij... al maar door het gelovige lied derkomende heerlikheid... hier op aarde’(2).Het is een droomgezicht van het Rijk der Vrijheid, dat haar rotsvast geloof in de

Gemeenschap heeft mogelijk gemaakt en vorm gegeven.Zij begint, heel voorzichtig en toch heel overtuigend, met een vergelijking tusschen

de oude wereld en de nieuwe. De drie hoofdtrekken die de vrouw in de kapitalistischemaatschappij eigen waren, de drie beschamende, verachtelijke levensvormen waarinzij haar gemis aan vrijheid door de maatschappelijke verhoudingen, gedwongen werdte bestendigen: de drie gestalten die als donkere symbolen uit

(1) Poelhekke: Lyriek, blz. 225.(2) Poelhekke: Lyriek, blz. 226.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 401: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

330

het verleden opdoemen: ‘De Vrouw van den Plicht’, symbool van demachteloosheidtegenover de bekrompen strengheid van een vader, met als gevolg, een zonneloos,ellendig leven, vol uiterlijke schijn, en inwendig bedrog, een leven zoo rampzalig,dat de dood optreedt als redder.‘De deerne’, nog een product uit het kapitalistisch regiem, die - natuurlijk volgens

de leer van het HistorischMaterialisme - door deMaatschappelijke wanverhoudingenin de richting gestuwd werd waarin zij haar treurig bestaan voortsleept:Het F.d.G.,bl. 82

...‘Natuurgaf haar de lichte zinne' en 't liefde-vuurdat vlamt en weer vergaat: maar maatschappijmaakte haar veil, die blies begeerten aandoor haar jong lijf, onthield haar alles watbegeerte stilt: 't lokken der weelde-staden de armoe, die hebben het gedaan.

en eindelijk: ‘De Zwoegende’: de arme fabriekarbeidster, die zwoegend haar levenuitleeft als een dier dat zich weerloos laat verworgen, in bl. 90:

‘Eeuwige moeheid die zich nooit kan strekkenEeuwige honger die zich nooit verzaadtEeuwige haast van heen- en weder trekken,eeuwige zorg om wat zij achterlaat.’

Een schildering van het verleden in de somberste kleuren, met een gloeiende kernvan waarheid, maar van een verkeerd standpunt uit beschouwd. Ze geeft iets als eensynthese van het donker vrouwen-lot in de verloopen tijden, waar ze zegt,bl. 34:

‘Elke (vrouw) is in haar sfeer gebannenen ontbeert iets uit d'andere sfeer:de eerbaren werk, die de mannenverlokken en plunderen, eer;

en de zwoegende' omlaag, levensblijheiden rust, zachte bloesems des levensen allen ontberen vrijheid:o donk're, armzalige levens.’

Vrijheid daarentegen is de nieuwe wereldorde, zij is het eerste en voornaamste bezitvan de drie antithese-figuren, die de nieuwe wereld tegenover de oude stelt.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 402: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

331

Tegenover de vrouw van den plicht ‘staat de vrije vrouw, die de schuwheid enonderworpenheid heeft afgelegd en zelfbewust haar eigen wegen opgaat:Bl. 46:

‘Nu de vrouw opgerezenNaast den man staat, één wezenmet eigen-gedachte besnaard!

Nu geen vader meer bindtlijf en ziel van zijn kindaan vreemde om den wil van 't goudnu geen glinst'rende macht't arme menschen-geslacht

meer waan-omtooverd houdt.’

De met geld te koopen liefde en het schandelijk leven van de deerne, heeft de plaatsgeruimd voor luchtige vluchtige liefde naar de gril van het oogenblik; in lichteblijdschap ligt de eenige bestaanreden van de liefde:Bl. 81:

... ‘elke (liefde) heeftrecht te leven omdat zij vreugde geeft.’

‘De Zwoegende’, de slavin van voorheen, is nu de zelfstandige vrouw, die zich doorniemand gebonden weet, en van niets afhankelijk, die over zichzelve volkomenbeschikt, maar alles offert voor het heil der Gemeenschap.De vrouwen, die de dichteres in ‘Het Feest der Gedachtenis’ laat optreden, zijn

niet meer de minderen van den man, maar zij hebben volledig dezelfde rechten, enzijn zich hun waarde tegenover den man bewust.De theorie van vrouwenvrijheid, die de dichteres hier poëtisch omschrijft, had ze

kort te voren, in een rede te Amsterdam uitgesproken: ‘Het oude vrouwelijk ideaal,gelijk de man het vormde en door vele eeuwen onveranderd aanhing, verwelkt enverschrompelt, en een nieuw komt er voor in de plaats.Het nieuwe ideaal is niet langer dat der vrouw, die alleen niets kan, niets vermag,

van de zwakke, hulpelooze, die tot den man opziet en hem aanbidt, voor hem buigten hem volgt, maar het is het ideaal van de krachtige, gezonde, bewuste genoote,van de gezellin, die samenmet hem leeft in een zelfde zedelijke en geestelijke wereld,die aan hem verbonden is in alle sferen, die zijn vermaken en ontspanning, die zijnarbeid en hoogste streven deelt’(1).

(1) H.R.H.: De Maatschappelijke ontwikkeling en de bevrijding der vrouw. 1914, Brusse,Rotterdam, blz. 50.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 403: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

332

Van die vrijheid tot de vrije liefde is maar een stap. Zij is er dan ook partijgangstervan: De mannen en vrouwen van de Toekomstwereld beschikken vrij over degevoelens van hun hart, zonder zich door banden te laten beknellen: bl. 145:

‘Maar als de liefde roept gaan zij als godenin, samen, tot het feest der pur'pren nachtonbelemmerd door andere gebodendan die der liefde voor 't komend geslacht.’

De individualistische schildering van den Toekomststaat wordt aangedikt, in hettweede deel, door het levensverhaal van historische figuren uit den strijd van devrouw voor recht en vrijheid. Het zijn: Mary Wolstoncraft, de heldin van denAmerikaanschen Vrijheidsoorlog, Louise Michel, de Communarde van 1870 enKatherine Breschkofsky, de leidster van den Russischen Opstand in 1905.Haar eigen vrijheidsidealen: Rousseau, Washington, die zij in ‘De Vrouw in het

Woud’ bij de herinnering aan haar jeugd herdacht, maakt ze nu tot die van haar eersteheldinMary. Ook haar laat ze het conflict tusschen hart en verstand beleven, dat haarzelf, ‘De Vrouw in het Woud’ bestookt had:bl. 120:

‘Ik wilde de bruid der ideëen zijndie brandden door mijn hart. Der jonge zinnenzachte hunkeringen, het zoet verlangen,was wel in mij, maar slapende en gevangen;en ik dacht: zoo moet het wezen: de minnegaat voorbij aan de vrouw die heeft gebrokenmet de rede der onzelfstandigheid’...

O hong'rig hart, hoe hebt ge u gewroken,maar toen nog niet, toen was nog niet de tijd.’

De tweespalt in het gemoed der dichteres is gemilderd, niet genezen. Zij komt somsdoorschemeren, maar veel indirecter dan in ‘De Vrouw in het Woud’:bl. 125:

‘Soms was mijn hart een vesting, en ik voeldein mij een adamanten rustigheidomdat ik wist uit te strooien het zaadwaaruit laat're geslachten zouden dorschenhun vrijheid en geluk. Maar vaak woog haatte zwaar voor mij: ik kon zijn last niet torsen.

Dan twijfelde ik aan mijn dapp're gedachtenen klaagde in de ebbe van mijn moed:

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 404: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

333

‘O had ik nooit verlaten 't veil'ge padWaarlangs beweegt sedert zooveel geslachtender vrouwen lange gelatene stoet.’

‘Mary’ is een pleidooi, als men het zoo noemen mag, voor de rechten, de vrijheidvan de vrouw. De naar vrijheid strevende vrouw komt noodzakelijk in botsing metden op het behoud van zijn rechten gestelden man. Van haar doordrijving en haaruithoudingsvermogen zal het dan afhangen of zij de zege behaalt:bl. 122:

De vrouw is mensch gebore' en is dat waar,dan moet zij vrij zijn als de man op aarde.Maar wat is nu de vrouw, wat is haar waarde,Wat is zij door de eeuwen heen geweest?Een speelpop, naar de mannen-wil haar kneedde,een sieraad, naar de mannen-wil haar smeedde,een willoos wezen voor de man bevreesd.Vrij is wie zelf zijn wet maakt, houdt z' in stand:vrouwenwet is het werk van mannen-hand.’

Dat moet veranderen, roept Mary-Henriette Roland Holst uit:bl. 123:

‘Zij moet zich bevrijden van mannen-wilom mensch te worden; 't oude wezen laten;’...

Het is natuurlijk dat met die zucht naar vrijheid, 't verlangen samengaat om grootestrijdsters voor die vrijheid te verheerlijken. Zoo doet de dichteres hier voor de drievrouwengestalten, die vooraan stonden in den kamp voor haar recht.Zoo deed zij voor Rousseau, nog een van haar jeugdidealen, zoo zal zij doen voor

Garibaldi, ofschoon de eigen jeugdherinnering aan die ‘stralende held’ wel dendoorslag zal gegeven hebben op de innerlijke waarde van Garibaldi als mensch.Bernard Verhoeven - in het reeds aangehaald artikel uit de ‘Beiaard’ - beschouwt

die bewondering van Henriette Roland Holst voor de groote leiders, als een apartegemoedskracht: ... ‘de heldenvereering van de vrouw, dus zoo spontaan en hevig,haast als een vorm van liefde, maar tegelijk vast en massaal als de “heroworschip”van Carlyle. Een levenskracht. Een afgetakte vloed van Godsaanbidding en Heiligenvereering’(1).

(1) ‘De Beiaard’, Februari 1924, blz. 127.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 405: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

334

Er is veel waarheid in die bewering. Zij, die ‘De Held en de Schare’ haar gelukkigsteboek noemde, omdat ze er zoo volkomen vrij haar inborst kon laten gaan, moet weleen diepe geestdrift en een durende bewondering voor de groote heldennaturenhebben.Het overige van ‘Het Feest der Gedachtenis’ staat in hetzelfde teeken: Opmarsch

naar de vrijheid van de vrouw met langs den weg de hooge bakens van hen, die hetrecht van de vrouw erkenden en leden en streden om het te verwerven.Bl. 164:

‘O zusters, maakt uw hart toch groot en diep,vull' zorg voor man en kind het niet geheel:Veel is de man ons en het kind is veel,maar meer moet zijn gemeenschap die ons schiep.’

Het is het communistisch ideaal der komende tijden, beschouwd van de zijde dervrouw.Ik kan hier nogmaals verwijzen naar een passus, uit ‘De Maatschappelijke

ontwikkeling en de bevrijding der Vrouw’, die aansluit bij den op bl. 56 geciteerde:‘De vrouwen die aan dat ideaal (in de vorige aanhaling omschreven) beantwoordden,- de flinke, krachtigemeisjes, behendig, sportgestaald; de hoog-ontwikkelde vrouwen,vol drang naar weten of rijk aan kennis en vol schoonheidszin en edele beschaving,de vrouwelijke studenten, de journalisten, de kunstenaressen, schrijfsters entooneelspeelsters, zij zijn het die de meest ontwikkelde en meest intelligente mannenvan dezen tijd aantrekken en boeien, niet de zwakke poppetjes met kwijnendebewegingen, noch de brave saaie meisjes wier gansche wezen opgaat in de enge sfeervan huishoudelijke plichten en baby-verzorging’(1).‘Het Feest der Gedachtenis’ laat de dichteres eindigen in een gejubel van

klokketonen over de herboren wereld, die blij verkonden:bl. 238:

‘Der menschheid eenigheid, den blijden valvan 't enkel-leven in 't leven van alllen,...... het opperst welgevallenvan den mensch aan zichzelve 'en aan 't Heelal.’

en de volgende karakteristiek van de nieuwe gemeenschap zou wondermooi wezenen wondergoed, als ze niet het kleed

(1) H.R.H.: De Maatschappelijke ontwikkeling en de bevrijding der vrouw, blz. 51.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 406: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

335

droeg van een droom, uit het hartstochtelijk gemoed van Henriette Roland Holstontstaan:bl. 240:

‘Niemand was eenzaam. Als één groot gezinleefde de menschheid. Elk huis had zijn deurenopen, elk hart. Allen droegen het treurenvan één, weg op sterke armen van min.’

Het valt op hoe zij drukt op het ‘niemand was eenzaam’. De gedachtenis aan eenoude wonde laat haar niet los. Zij voelt zich ‘door waan’ van de broederschapgescheiden, maar troost zich met te denken dat haar tijd nog niet gekomen is omweer daadkrachtig op de bres te staan voor de Gemeenschap:bl. 240:

‘Zing en klaag niet; het is nog niet de tijd.’

‘Het Feest der Gedachtenis’ is geworden een spel van droom en werkelijkheid, enals zoodanig is het de weerspiegeling van de ziel der dichteres, die tusschen die tweepolen leefde en streed. Het is de vergeestelijking, de verheerlijking van een grooteidee, als een lichtbaken: Vrijheid, met daar omheen de klotsende branding van verzeten onderdrukking; vrijheid, verpersoonlijkt in de gestalten van hen die er voor ledenen er door ten onder gingen.De verbeelding leunt aan bij Dante. We hebben maar even te denken aan die

samenkomst op den heuveltop, in het breed amphitheater van een komvormig dal,waarin de vrouwen naar leeftijd in kringen zijn geschaard, de jongste binnen in, ende oudere langs de uiterste randen, als de kroonbladen van een levende roze. Maarhet inzicht is verschillend van dat van Dante. Het is inderdaad een ‘Paradijs zonderGod’. Het beeld van de (bl. 159) ‘troggen der kerk, de duistere macht’ steekt in datopzicht hevig af tegen de glorierijke -verheerlijking van het katholiek geloof bijDante.Er leeft in haar gemoed een groote, hechte overtuiging en een diepe liefde. Een

feest noemt ze het de gedachtenis der grooten te vieren! Van uit haar droomsfeerverschijnen de gestalten haar in een helder licht. Is het nu voor haar ook nog niet detijd om weer uit de schaduw te treden, in het licht van het dadenrijke leven?De volgende bundel ‘Verzonken grenzen’ (1918) geeft daaromtrent geen

aanduiding.Hij beteekent een verwijding van levensinzicht en terzelfdertijd een inzinking van

het strijdbaar gemoed.Het uitbreken van den wereldoorlog was een zware

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 407: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

336

slag voor haar, die haar aan het geloof in de gemeenschap der menschen deedtwijfelen. Haar werking naar buiten, op maatschappelijk gebied, uitte zichvoornamelijk door het oprichten van een socialistische vereeniging, die echter geenwerk van groot belang leverde en waaruit ze zich dan ook betrekkelijk spoedigterugtrok. 't Leek wel of er voor haar nooit meer spraak zou zijn van een daadwerkelijkmeestrijden, en het was dan ook door een toeval dat ze in 1916 in de C.P. trad.En belangrijk feit, met het oog op de ontwikkeling, waar ‘Verzonken grenzen’,

van getuigt, is het overlijden van de moeder der dichteres, dat even vóór den oorlogplaats had en dat 'n geweldig-diepen indruk op haar naliet.De innerlijke verscheurdheid, en het verlies van het Gemeenschapsgeloof, nog

zooeven door de onmenschelijke wereldmoord, smartelijk verscherpt, het zoekennaar een hechte steun in de groote verwarring en den algemeenen ondergang, naareen punt van verzoening tusschen het eindige waarvan zij alom de teekenen vanondergang zag, en de Eeuwigheid, wier zin zij niet kon doorgronden, dieraadselachtig-somber hing als een hemel van lood: al die verschillende indrukkenwerden nog in hevige mate geaccentueerd door het brutale feit van moeders dood,en zij zocht vreemd genceg, en zij het dan ook langs onlogischen weg, troost in eenelementair christelijk beginsel: het geloof aan het bestaan der zielen na den dood.Een houvast in het wereldschokkend gebeuren, vindt zij in dit ééne gevoel, dat

een kracht van haar ziel geworden is: de liefde. Als een leuze staat het vooraan:Verzonken grenzen,bl. 7:

‘Het voelen van de Liefde is het bestevoor mij; het heeft de groote veilighedenin deze wateren-oneindigheden,deze oceanen-wijdheid zonder kusten.’

Een verzoening tusschen tijd en oneindigheid, tracht zij te vinden in de gedachte aanden dood, die zij ontleedt, en die zij keert en wendt, die ze beurtelings als een baaivan rust en als een vlag van geestdrift begroet.‘Verzonken grenzen’ kan daarom genoemd worden een boek van liefde en dood,

en de vreemde aspecten waaruit zij die twee problemen beschouwt, zijn zeermerkwaardig om te volgen.‘De Opgang’ waarmee ‘Verzonken grenzen’ wordt

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 408: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

337

ingezet, is een opgang in de liefde als begrip, waar de menschheid noodzakelijkerwijze naar evolueert:Bl. 9:

‘Er is niets wat kan storen't stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:Naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.’

En dit is de voldoening van de dichteres, dat de liefde, die zal heerschen in het Rijkder Gemeenschap, als dus de grenzen verzonken zijn, zuiverder en hechter zal zijnen gaver van karakter, dan die welke wij thans kennen. Nog is haar geloof dat vande fata morgana van een Utopische Toekomststaat, door ‘Het Feest der Gedachtenis’ingezet. Nog hoopt ze op een toekomst waarin de menschheid, gelouterd vanhartstochten en begeerten, de ‘scheiding’ zal omverhalen, waar de menschen in denechten zin broeders zullen zijn, en bijgevolg alle conflicten, alle crisissen die uit deonbegrepen, onvolkomen liefde thans voortspruiten, zullen ophouden:V.G.,bl. 19:

‘Te denken dat het hongeren van allendat aller lijden, 't onverzadigd zijnder harten, zal verdwijnen in een festijnvan liefde, als de grenzen zijn gevallen,

die scheiden mensch van mensch, de donkre wallendie maken het veld der liefde zoo klein;te denken dat overvloedig haar wijnzal laven d'oneindige mensch-getallen.

Een wereld komt, waarin de zielen stralenelkander toe hoop, zachtheid, milden dauwdes levens’....

En ook het karakter van de liefde zal veranderen. De liefde die wij zien als ‘troostin treuring’, zal voor de komende geslachten een veel hoogere waarde hebben; éénalles en allen omvattend gevoel:Bl. 20:

‘O Troosteresse als die g'ons verschijntmet uw oneindig-mild blikkende oogen,hoe zult ge laatren schijnen arm van bloed,

die duike' in U als in het licht-omlijndextatisch wereldshart, dat hen gezogenhoudt aan zijn purperdiepen vlammengloed!’

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 409: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

338

Na dit vizioen van een zalige toekomst, bindt de dichteres den strijd aan met hetprobleem van den dood. ‘Aan den dood’ lijkt wel een kapittel uit ‘Sonnetten enVerzen’ hier ingeschoven. In philosophische beschouwingen over het wezen vanden Dood verdiept zich de dichteres; beschouwingen, die echter naar haar oordeel,niet tot de kennis van den Dood leiden, omdat daaraan de kennis van de ziel moetvooraf gaan. En van de ziel weten we niets.. Misschien is zij onsterfelijk, misschienis het bovenmaterieele beginsel dat wij in ons voelen, maar zelfbedrog: ‘een glans,kortstondig’. Het blijft onzekerheid.Van materialistisch en pantheïstisch oogpunt uit, wordt de Dood onder de oogen

gezien. De dichteres brengt het echter niet verder dan tot 'n doffe resignatie: de doodis een bevrijder uit aardsche smart:Bl. 31:

‘door u zijn onze smarten kortstondigen al ons hunkeren vergaat door U:’

En dit is voldoendeBl. 31:

‘om door de dagen van het levente gaan, hen voelend heilige geschenken,en rustig voelend hoe gij naderkomt.’

Maar in ‘De Vredige Dood’, wil zij dichter dezes wezen benaderen. In vredevolleovergave aan den Dood moet het sterven zijn. Want de dood is niets anders dan eenmystiekeBl. 112:

‘gave der Natuur, waartoe wezens rijpenen die moet in eerbiedig niet-begrijpenworden aanvaard, heiige geheimenis.’

Heelemaal anders echter klinkt de toon in ‘De stralende Dood’. Daar wordt hijgeregend, niet meer als een baai van rust, maar als een heerlijk licht:Bl. 117:

‘Ik zie U als een licht, o Dood, o Dood,ik zie U als een licht door mensche' ontstokenover den afgrond Leve'; ik zie doorbrokendoor u het duister van hun bange nood.’

Een ‘licht, door mensche' ontstoken’! De overgang is zeker verrassend, en niet teverklaren tenzij door een hevigen drang naar verzoening met een levensprobleem,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 410: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

339

waarvan zij zoozeer de nabijheid gevoeld had, en wiens mysterievolle wezen haareen gedurige obsessie was.Jubelend wordt de dood verder bezongen als ‘de moeder van het leven’. Door hem

alleen heeft het leven waarde, is het leven mogelijk:Bl. 118:

‘Laat nu de zang die zoo gedempt begonknielend voor Doods geheime' in stil ontzagstijgen tot het stralende en den lachdie openbreken uit een Dood als Zon.

uit den Dood die in menschheid wekt een bloei,die komt te baren hooger aarde-leven,uit den vruchtbaren Dood waaraan ontzwevenelementen van nieuwen menschengroei.’

En nog is de stijging niet voltrokken. Die groeit van kracht tot overmoed: de Doodis ondergeschikt aan den mensch. De rollen zijn omgekeerd. Niet de Dood, maar demensch heeft het laatste woord te spreken: Verzoening wordt ontferming, overgave,medelijden:Bl. 121:

‘O goede Dood, die nu aan einders lachtvruchtbare dood, levenswekkende dood,naar blanke vredes-oevers snelle boot,wij hebben u verwekt door liefdes kracht.

Wij doen uw eenzaamheden bloeien roodvan liefde, wij dekken met haar vachtuw ruige naaktheid toe: wij maken zachtvan glans uw kosmisch oog, diepzinnig groot.

Wij maken warm uw marmerhelle wangmet gloed van liefdes offervaardigheidwij maken melodieus met liefdes kweelen

De velden van uw stomme majesteit,wij vuile' als lentebosch die met den zangvan onze liefde-gespannene keelen.’

Het zich vertrouwd maken met de doodsgedachte kreeg in den Cyclus: ‘In het mildeLicht’ een merkwaardige wending, die onverstaanbaar en onverklaarbaar lijkt zonderde kennis van wat haar dreef en bewoog: het sterven, vredevol en zacht van wie haarhet ‘meest was van alle menschen’, haar moeder. Haar gemoed, dat in den diepstengrond christelijk, of ten minste godsdienstig is, kon geen vrede hebben met dematerialistische opvatting aangaande

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 411: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

340

den Dood als levensvernietiger, zonder hoop op een blijvend leven der ziel. Haarredeneering, steeds op materialistische kiest geschoeid, sprong hier uit den band, enzij liet haar hart spreken. Zij gelooft aan het zieleleven na den Dood, omdat zij ergaarne aan gelooft, omdat zij het zich niet anders kan voorstellen dan dat de zielenelkaar na den dood zullen wedervinden:Bl. 87:

‘Wat ik haar was (moeder n.l.) moet ik haar eeuwig zijnen zeker begeert zij, mij in haar wezenweer op te nemen en te laten lezende melodieën van haar nieuwe zijn,

in de wijder sfeer die haar werd ontsloten;zeker zal haar vreugd uitstralen tot mijwanneer ons beide één rythme weer omslotenheeft, en omhoog beurt éénzelfde getij.’

omdat zij weetBl. 88:

... ‘dat de zielen elkaar beminnenen erkennen en dat d'onhoorbre valvan haar ziel naar de mijne mij zal gevende heerlijk-warme, de ontroerde rustvan thuis te zijn, die voor mij werd gebluschttoen de moeder gleed uit mijn aarde-leven.’

Met den Dood heeft de dichteres zich verzoend. Kon ze het even zeer met Droomen Daad! Maar op dat punt lijkt een compromis onmogelijk, heeft het minder kanszelfs dan ooit. Zij blijft de eeuwig-worstelende tusschen de twee.Zoo wordt in ‘Met Nieuwe Oogen’ een soort mystieke gemeenschapsliefde

beproefd, die een godsdienstig karakter aanneemt. De leer van het pantheisme vindtin haar - tenminste op sommige punten - nog steeds een volgelinge. Juist op diepunten n.l. waar de materialistische theorieën met het pantheisme overeenkomen.Het christelijk geloof is voor haar een zwakte:Bl. 46:

‘uit machteloosheid is 't geloof geboren“alle menschen Gods kindre”; in deze redekonden de tragen en de zwakken vluchten:...’

Het is hier de plaats om uit te leggen wat voor haar eigenlijk ‘geloof’ beteekent. Hetheeft geen godsdienstige beteekenis. In haar opstel over Tolstoï, in ‘Maatschappelijkeoorzaken van Midden-Eeuwsche en Moderne Mystiek’

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 412: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

341

spreekt zij over ‘het geloof’ van Tolstoï en zegt o.a. het volgende: ‘Wat Tolstoï geloofnoemt, het bewustzijn van onzen toestand, de appreciatie van goed en kwaad(natuurlijk tegenover de menschen) is niets anders dan het maatschappelijk besefvan zedelijkheid, dat wij, evenals hij, erkennen, en waarnaar wij onze daden inrichten.Wij weten dat dit besef, verre van onbewegelijk te zijn, meetrilt met alle veranderingenvan hetmaatschappelijk lichaam,maar juist door zijn innige verstandhouding daarmee,op ieder oogenblik een zuiver en precies antwoord geeft op de vragen van hetgeweten’(1).Voor haar materialistische opvattingen, bestaat er niets buiten het worden, de

groei:Bl. 36:

‘Leven is drang omhoog, is 't wordenvan God in ons’...

Bl. 43:

‘God groeit in ons: in u, in mij, in allennaar mate wij ons moediger verheffenten strijd voor het bewuste menschheidsleven’...

God groeit in den mensch, maar ook in de natuur en in de menschheid:Bl. 45:

‘God in het universum wordt,wordt in de Menschheid ook.’

Het is begrijpelijk dat ook haar liefde een grooter, hooger doel wordt toegeschreven.Liefde die boven het tijdelijke uit wil zweven:Bl. 47:

‘Liefde is d'eenge kracht die de ziel naar bovendraagt tot de sfeer van het eeuwige levenvan zelf;’...

Ook de smart, wil de dichteres in ‘Met nieuwe oogen’ vergeestelijkt zien:Bl. 49:

‘Ook om U te verlossen, Louteraar,is 't dat wij onze strijdgedachte slijpen,opdat uw helle kern worde openbaar

(1) Deze aanhaling is te vinden in den bundel ‘Over Leven en Schoenheid’, bl. 294-295.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 413: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

342

die nu schuilt in der donkre zorgen nijpen,opdat eens in smart, edel en vruchtbaarals ontsluierd zonlicht, de zielen rijpen.’

‘De nieuwe kerk’ waaraan zij weet te bouwen, is dus een gemeenschap, die aan degroote levensvragen een diepere beteekenis en een ruimer doelbewustzijn wil geven:Bl. 50:

‘Allen te geven goddelijke wijding,alle zielen naar 't Licht omhoog te dragendoor los te binden wat hen met het lagevereent: dat is de nieuwe noens-tijding.’

Dit mystiek trachten naar dieper levensinzicht en reiner gevoelsbewegen, spreektHenriette Roland Holst uit aan het slot van het hoofdstuk ‘De Trouwen in Rusland’in haar ‘Beelden en Beschouwingen’(1), waar zij zegt: ‘Niet tot wat de gedachteloozenen oppervlakkigen “geluk” noemen, bevrijdt de strijd voor een nieuwe samenlevingde vrouw van de oude onzelfstandigheid en slaafschheid, maar tot het verwezenlijkenvan nieuwe idealen, tot omhoogreiking en stijging, tot bewogener genieting en edelerlevenspijn.’Erg duidelijk is het niet, tenminste - laten we het zoo aannemen - voor wie niet

kommunist is.In ‘Verandering en eenheid’ kreunt de innerlijke verscheurdheid steeds aan, soms

gedempt, soms ookmet onverholen klaarheid. Als motto voor dit mijmerlied, kondendienen de volgende verzen, die tevens de karakteristiek van ‘Verzonken grenzen’bestempelen:Bl. 75:

‘Gij ziet de dingen nu staanin het licht der eeuwigheid:gij kunt niet langer ingaantot den wisselglans van den tijd.’

Zij die een oogenblik vol geestdrift uitroeptBl. 57:

‘ik heb weer makkerschap gedronken,gemeenschap van strijdende willen;’...

komt even later op die bekentenis terug:Bl. 76:

‘Voor u is voorbij de tijdvan het donkere, warme verlangenom aan den tros der menschheidals een zwellende druif te hangen.’

(1) Uit Sowjet-Rusland: ‘Beelden en Beschouwingen’, bl. 82.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 414: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

343

en zoo gaat het in wisselende up-and-downs verder. Ook hier weer schijnt ze detweespalt niet meer zoo erg te gevoelen als in ‘De Vrouw in het woud’ en dat, wijlze thans de dingen van uit een ander gezichtspunt beschouwt, ‘sub specie aeternitatis’.Daarom zegt ze:Bl. 84:

‘En schrik niet als een snerpen krijt:iedere wanklank verglijdtten leste in uw ruischen, oneindigheid.’

‘Droom en Daad’ teekent het conflict scherper. Een oogenblik lijkt het of de dichtereshet harmonisch evenwicht teruggevonden heeft in de versmelting van het ideaal metde realiteit:Bl. 98:

strak-glanzend ligt de levensbaan voor mij:gedaante en daad gaan in elkander overals dale' en euvelen elkaar omgorden.’

Maar een poos later toch weer de terugval in de oude crisis:Bl. 101:

‘Altijd in d'oude tegenheên gevangen............Droomen kan de wereld niet opwaarts tillen,en zijn wij dadig gaat de droom verloren’...

Droom en Daad, die ze beide even heerlijk weet, kunnen niet samenwonen en dat isvoor haar de gedurige pijn. Zij zoekt de reden en denkt ze te vinden in een tekort aanliefde.Bl. 103:

‘In ons hart vloeit de liefde traag en klein:daarom spinnen w'een droom, blijft geen krachtover voor daad;’...

Slechts in één vorm van liefde, de hoogste: het offer, ziet ze droom en daad verbondenin innigen samenklank:Bl. 104:

‘Gezegend de mensch tot haar (offerdaad) uitverkoren,Grezegend elk die tot het offer schrijdt:in hem wordt droom en daad tot één herboren.

De rots van twijfel en tweestrijd is in het hart der dichteres van ‘Verzonken grenzen’zoo min gespleten als in die van ‘De Vrouw in het Woud’. Hier echter beproeft zijeen vlucht naar hooger, verkiest zij het rijk der onein-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 415: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

344

digheid boven den ‘wisselglans van den tijd’ en dat is een voorname schakel in haarevolutie, en daar zullen we nog mee af te rekenen hebben bij de behandeling vanhaar jongste werk.We moeten nu even ophouden met de bespreking van het zuiver lyrisch werk, om

het dramatische en het biografische van naderbij te bekijken.

Dr L. INDESTEGE.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 416: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

345

Kronieken

Nederlandsche letterkunde

Marsman of vijftig procent(1)

‘Les révolutions, les parlements, la France et l'Angleterre, la naturenaturante, l'impératif catégorique, le socialisme et les gazettes littérairesne présentent, je vous le jure par tous les saints, aucune espèce d'intérêt.Mais certains hommes ont écrit quelques lignes de musique si simplesqu'elles absorbent lemonde. La pensée se resserre jusqu'au point d'éclateren sanglots.’(Jean Cassou: ‘Les Harmonies viennoises’.)

Een man - nauweliks weet hij over de waaide van de toetsen het elementairste - zetzich aan het klavier en begint te spelen en, hoort, deze improvisatie klinkt zo goeddat de hoorders gespannen luisteren zo Aristofanes wanneer hij de gasten van hetSymposion, met het doel de eros te verklaren, van de oorsprong, van de mensenvertelt. Hoe elk mens juist het dubbele was van een mens van nu: hij had vier benen,vier armen, twee gezichten, die vrijelik op de hals bewegen konden, en tussen beidestak een hoofd met vier oren. Deze mens had, zoals zijn kleinkind van nu, de rechtestand, maar hij kon het zij vooruit, het zij achteruit bewegen, net zoals het hemaangenaam, was. Wou hij lopen, dan deed hij zoals de kunstemakers van tans: maarhij liep met zijn echte acht ledematen, kop over op handen en voeten, dat het eenwiel geleek: zo kwam hij natuurlik snel vooruit. Die mensen waren stout en, zegtsteeds Aristofanes, wat Homeros van Ephialtos en Otos, dat vertelt men ook vandeze mensen: zij wilden ten hemel op, tegen de goden in. Toen overwogen Zeus ende goden wat, daartegenover, hen te doen bleef. De

(1) H. Marsman: ‘Paradise regained’. Utrecht, ‘De Gemeenschap’, 1927.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 417: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

346

mensen konden zij niet vernietigen, want daarmee zouden zij zelve een einde stellenaan godsdienst en altaren! Zeus dan vond de oplossing: van elke mens zou hij ertweemaken, daarmee zou hun overmoed een einde gesteld zijn. En ziedaar: de mens.op twee benen! Apollo moest de zaak, zoo goed of kwaad het ging, estheties in ordebrengen. Hoe geslaagd zijn werk anderzijds ook zijn mag, zonder sporen bleef dezeoperatie niet: hij trok de huid naar het midden van de maag samen en liet daar eenopening: de navel. Daarna heeft hij van de huid van de mensen de vele plooienweggenomen; daarbij gebruikte hij een werktuig zoals de schoenmakers er eenbezigen om het leder glad te maken. Toen dit eenmaal gebeurd was, kwam in elkmens et verlangen op naar zijn andere helft en de beide helften omknelden elkaar enwilden weer in elkander vergroeien.Welke Zeus hebben wij, bewoners van de lage landen langs de zee, bedreigd en

tegen ons derwijze in toorn gejaagd, opdat hij onze gemeenschap ging onderwerpenaan een soortgelijke bewerking als deze van de mens uit d e improvisatie vanAristofanes! Maar dan, wanneer ook zijn toorn rechtvaardig mocht zijn, waaromheeft hij zo zeer tegenover zich zelf gefaald, door dat hij op zulke onbillike, wantlangs alle zijden onsymetriese, wijze de scheiding tussen noord en zuid voltrok?Inderdaad, onsymetries dat is onbillik, omdat de organen, de eigenschappen derwijzewerden verdeeld, dat de twee helften nauweliks leefbaar zouden blijken. En dan, eenleefbaarheid: maar welke? En ten koste van een inspanning die, anders gebruikt,misschien wonderen had verricht. (Men kan het, tot het tegenovergestelde is bewezen,altijd veronderstellen).Het is niet het doel van dit opstel over nederlandse dichtkunst en over een

nederlands dichter anderzijds over het verdwijnen van dat schone spiegelbeeld tejammeren: een nederlandse staat van ruim 11 1/2 miljoen zielen, langs de kust derNoordzee, van Duinkerken tot Friesland. Hier interesseert ons enkel de scheidingniet om haar zelve, maar om de gevolgen van deze scheiding, zoals deze gevolgenzich in de nederlandse kunst en vooral in de nederlandse letteren, als spiegel van denederlandse geest - de hollandse en de vlaams-brabantsche nu - reflekteren, zo preciesreflekteren dat, meen ik, niet weinig in de zin van de primaire saamhorigheid zouzijn te bewijzen, altans als de beste hypothese zou zijn voor te stellen, door juist testeunen op argumenten met deze verminking van de nederlandse letteren tot eenspecifiek hollandse en een specifiek vlaamse literatuur (waarbij wij natuurlik niethet oog hebben op een grens door het dialekt getrokken, maar wel op één van geestelikonderscheid) - een verminking, door dewelke de organen, die hier geatrofeerd, doorgehypertrofeerd zijn en andersom dat een hypertrofie hier, een atrofie daar betekent:beide helften organies abnormaal. Men kan, binnen het gebied der staatkunde, hierzowel als ginds, om opportuniteitsredenen, hetzij voor een tijdperk, hetzij ook voorimmer, een stilstand bij de gevolgen van deze scheiding weigeren; hoe verschrikkeliksommigen dit standpunt ook mag voorkomen, zolang deze opportuniteit niet eenluiheid of een sentimentaliteit representeert, zolang blijft zij als standpunt,aanvaardbaar. Wat mij echter - en hierin gaan de opportunisten hun gebied te buitenen geven zij zich over aan pure dromerij - niet te aanvaarden voorkomt is dit evenbrutale als onwetende ontkennen van de noodlottige gevolgen van deze scheidingop het nederlandse geestesleven; veel erger nog: dat deze scheiding de destruktiebetekent van de

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 418: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

347

nederlandse geest, ten bate van twee geatrofeerde plaatsvervangers: de hollandsegeest en de vlaamse. Daarbij heeft het weinig belang te weten hoe groot hetnederlandse procent in de hollandse, hoe gering dit in de vlaamse geest zou zijn. Ofandersom. Niet in eerste plaats omdat zij een land, dat inderdaad reeds vanwege detaal één was (en welk ander argument dan, ten slotte, de taal blijft er over om in dezete bewijzen?) in twee stukken sneed, niet in eerste instantie daarom is deze scheidingnoodlottig, immers dit noodlot zou dan niet het gebied van de staatkundeoverschrijden, neen niet daarom, maar wel omdat zij midden door de eigenschappenvan éénzelfde stam zich doorzette, daarin ligt haar diepste noodlot. Deze scheidingis willekeurig. Is zij niet willekeurig, dan zou zij noodzakelik moeten zijn. In onsgeval dan, zou deze noodzakelikheid bestaan, dan moest ten minste een van de beidestukken, na de operatie, een hogere trap van volmaaktheid, - juist dit, noch min nochmeer - verraden en tevens dat de organen, die uit het organismewerden weggenomen,meer waren een hindernis dan wel een noodzakelikheid. Zó zou het moeten zijn,ware de scheiding een noodzaak, - en zo is het niet. Onophoudend verraadt hetNoorden een mangel aan deze eigenschappen, die uitsluitelik het apanage van hetZuiden werden; ontdaan van de zuidelike rem, evolueert het Noorden een baan opdie, zo schijnt het vaak, van langs om meer van het primitieve, van het muziekaleprinciep zich verwijdert. Voortdurend loopt het Zuiden met zijn elan verloren, eenspontaneïteit, zonder steun, zonder discipline: een roekeloos krachtverspillen.

Er is geen nederlandse letterkunde; altans nu niet meer. Indien men de verhoudingenvan na de scheiding van het standpunt van de kunst uit beschouwd, betaalde Hollandduur de voortreffelikheid van zijn ambten, zijn ministeries en zijn kanselarijen, dedegelikheid van eenmagistraat steeds opgewassen voor zijn taak, de degelikheid vanzijn ekonomie en meer nog van zijn ekonomisten, de degelikheid, de degelikheidhier en daar, de degelikheid links en rechts, waar je ook kijkt, de degelikheid. Maardaarmee, ja juist met degelikheid, maak je geen kunst. Niets is degeliker dan dehollandse en de duitse schilderschool van de negentiende eeuw, maar ook hoe zonderinnerlike dwang, hoe gans zonder werkelik formele bekommernis. De hollandseschilderkunst in de negentiende en in de twintigste eeuw: welke prachtigepronk-promenade van de degelikheid, welk een schat toch voor vaderlandseredevoeringen! Maar welk een leegheid in een periode waar elders de schilderkunstwerd tot een bijna diskontinueerlike les van de kompleetste overgave en van deeenvoudigste en natuurlikste moed en standvastigheid. Zeer zeker, ik vergeet het nietdat twee van de allermoedigste, zoniet van de allergrootste elementen uit deze eroicavan Holland waren: Jongkind, die krankzinnig werd, en van Gogh, die krankzinnigwerd; maar ook zij waren Hollanders gans buiten de hollandse gemeenschap - nieteens zelfs een vijandige gemeenschap.Men vergisse zich nu niet in het doel van dezetirade die, stellig, een aanklacht is: niet de hollandse degelikheid is het doel van dezeaanval, althans niet zolang zij blijft binnen het gebied waar haar handelen zin heeft,neen alleen de hypertrofie van deze degelikheid wordt hier bedoeld, omdat dezedegelikheid, buiten haar gebied tredend, anderzijds noodzakelike eigenschappenverdringt. Met de eigenschappen die het, na de scheiding behield, heeft Holland meerbuiten dan binnen de kunst gepresteerd: een staat die ons, de vaderlandlozen van hetZuiden, als

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 419: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

348

een benijdenswaard goed verschijnt, niet alleen omdat het een nederlandse staat is,maar ook vanwege de tegenstelling tussen deze degelikheid enerzijds en anderzijdshet amateurisme, dat het wezenlikste kenmerk is van het laten en doen van de mensenin ons toevalsvaderland; een amateurisme trouwens dat niet alleen belgies, neen datook vlaams is. In één woord de hollandse eigenschappen koncentreèrden zich hetverstandelike toewaarts en zijn hypertrofie. Zijn hypertrofie: welke verschrikkelikeinvasies van het ‘Spiessertum’ in de hollandse letteren! Maar dit behield Vlaanderenmidden in zijn indolentie en zijn lijdzaamheid: dat er soms een stem was die uitgingvan de allerklaarste bron, van een door geen pretentie vertroebelde genade. Hollandkreeg het zelfstandige onderzoek mee en, met deze gave, de verkeerde mening datze ook dààr onderzoeken moet, waar niets te onderzoeken is. Laat ons zeggen:Vlaanderen verviel de zwartste paperij, dit wil niet alleen zeggen de indolentie vanhet denken, neen, maar ook dit aanvaarden dat de anderen - de pastoor, de advokaat,de verzekeringsagent - wel in jouw plaats zullen denken. Dit aanvaarden evenwelniet eens gevestigd op het begrip van de kompetentie, neen, eenvoudig een laksheiden een onbehagen ten overstaan van de zelfstandigheid. Nochtans: deze indolentievan het denken, dit uitschakelen van het onderzoek, van de reserve en van de twijfel,dit schorsen van het ‘entweder-oder’, deze elementen te zamen vormen een homogenebodem, die de voeder kan zijn van de wildste bloei van overgave en genade. InHolland lijken de klowns en de dichters te veel op raadspensionnarissen en gezanten;in Vlaanderen lijken de burgemeesters en de ministers op klowns en, maar dit isnatuurlik een vergissing, op dichters.Men zegt: maar er is toch de gulden eeuw. Zeker en ‘de gulden eeuw’ is zonder

twijfel Nederlands. Maar dit spreekt onze stelling niet tegen, wel integendeel, zijwordt daardoor bevestigd. De literatuur van de gulden eeuw resulteert uit de eenheid,niet uit de scheiding. En zij brengt een argument bij tot de bewijsvoering dat dezenederlandse staat, die binnen zulke korte tijd een nederlandse beschaving hadgevestigd, snel tot natie zich had kunnen ontwikkelen. Maar reeds in de 18e eeuwontsnapt, in Holland, nog maar weinig aan de hollandse hypertrofie: zeker de‘Mingegedichten’ van Poot, met vooraan dit enige ‘Endymion’(1). Verder? Zeker eris Multatuli en later is er van Schendel: de ene leerde Javanen en Brusselaars kennen,de andere verblijft in Toskanen. Er is Herman Gorter, een dichter die recht op hetdoel afgaat, de minst psychologiese van al de tachtigers: zijn invloed op de jongstepoëzie in Nederland is aanzienlik geweest, maar onze kritici horen het niet, immerszij horen niet. Er is ook nog, ver boven het haagse zwamproza, Ary Prins. Ary Prinsverkocht kaarten te Hamburg. Er is Frans Erens uit Limburg. Deze dichters, dezeprosateurs staan buiten de hollandse bepaaldheid, maar binnen de nederlandse. DeVlamingen? Wie daaronder is een nederlands dichter? Gezelle niet: dezeallerkompleetste gaafheid, deze allerruwste en allerzoetste kreet is overal denkbaar,in elk primitief milieu; hij is een

(1) Maar om zijn tijdgenoten, zijn hollandse vrienden, toch maar niet te kwetsen, excuseert Pootzich later, daarom hij het waagt zijn ‘Mingedichten’ te doen herdrukken. (Men zie het‘Berecht’ in de uitg. van 1722, te Delft verschenen.)

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 420: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

349

nationale beschaving niets schuldig. Buiten het geschenk van zijn poëzie, bracht hijons terug op de weg van de poëzie überhaupt. Luister naar de landbouwer, maar pasop voor de taal van sekretarissen-generaal: meer dan voor Vlaanderen, blijkt het eenwenk voor het Noorden (inderdaad men spreekt er reeds, op een gevaarlike wijze,in de richting van ‘nederlands in zestien lessen, zonder meester’). Van deWoestijne?het schitterendste kruisingsprodukt: bij al het komplekse van het psychiese - ditkomplekse dat hij niet wil rukken in de kring van het verstand, maar dat hij laat inde neveligste zonen van het onderbewuste en van het instinkt - bij dit alles nog: deresonnans van het nederlandse woord in een grotedeels geromaniseerde ziel; dààrwerd een pessimisme dat de zware polsslag heeft van het ras, wingewest voor eenmeer vrouwelike wereld van de sensaties.

Taaleigenaardigheden en het gebruik van het dialekt bleven bij deze situering vanhet onderscheid tussen de poëzie van Noord en Zuid buiten beschouwing, maar ietsverder, moet men reeds op de syntaxis wijzen die, hier en ginds, dit essentiëleonderscheid onderlijnt. In laatste (of andersom in eerste) instans, is een lyriek die,in zulke mate als de hollandse, zo opzettelik met het denken binnen de lyriek opereert,de Vlamingen - ik steun hier op Gezelle - vreemd. Ik meen hiermee vooral hetpsychologiese denken: een onderzoek dat, moge het binnen zijn grenzen ook gelukken- van meet-af het bereiken van het hoogste lyriese goed buiten het mogelike stelt.Wat dan te denken van een dichter als Henriette Roland Holst? Zeker zou het dwaaszijn, van wege de verstandelike allure van dit dichterschap, deze ontroering niet teaanvaarden. Alleen bij haar wordt de naïviteit van het vertrouwen in het socialistieseaardse paradijs - in welk aards paradijs ook - onmiddellik verdrongen door de stoerekracht van dit geloof dat, spijts alle kontraire elementen, zich steeds dieper vorengraaft. Van Collem is opzettelik naïef en naïef opzettelik; alleen bij Roland Holst iser geen verschil meer tussen haar melodie en haar geloof. Ook in de katholiekeliteratuur van tans, ken ik geen voorbeeld van gaver overgave langs de wil. Zulkevoorbeelden zijn er meer. Bijgevolg blijkt het weinig mogelik de gedachte buiten demogelikheid van de poëtiese ontroering te stellen. Maar toch blijkt dit waar dat degedachte de opperste vereenzelviging van het subjekt met de lyriek verhindert. Voorwat het geval H. Roland Holst betreft, kan ik met een vergelijking zeggen, dat er bijeen soortgelijke problematiek bij een soortgelijke zedelike kommer, enkelegeuzeliederen zijn die ik verkies - ook het Wilhelmus -; met nauweliks een paaraanduidingen van het probleem en geheel buiten de zwarigheden van de problematiek,hebben zij alleen de kommer van het hart behouden: het gedicht gaat direkt uit hethart weg en van de bijna roerlooze monden wordt het lied weggezongen. Gans hetgedicht ligt in de kom van de ondervinding, maar van deze vindt men, in het gedicht,niet de ketting van de verschillende momenten. De lyriek van H. Roland Holstintegendeel zoekt voortdurend het hart en, op deze zoektocht, is de dichteres vaakdaardoor beangstigd het hart, dat zij zoekt, niet te vinden en zij verdubbelt haarvoorzorgen: zij verklaart zich en verduidelikt de nood en de kommer en daardoorverliezen beide, dat zijn haar kommer en haar nood, iets van deze enige vibratie, diegans zelden de poëzie bereikt, en die men toch een ogenblik hier voelde, maar diedan ten slotte niet aanhield. Gezelle en meer dan één van zijn leerlingen hebben weldegelik dit, dat er tussen hun hart en het gedicht niet de geringste hindernis is; zijdichten in ‘de

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 421: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

350

taal die hen (mij) het gereedst van de lippen wil’ (Gezelle). Met dit woord van deMeester is het onderscheid schitterend gesitueerd: de Hollanders, meen ik, dichtenniet op de gereedste wijze en ik bedoel met dit gebrek geen manco van het talent,maar wel een a-priori in de houding dat een gaafheid als deze van Gezelle. als dezevan het west-vlaamse(1) volk, niet toelaat, De psychologie en de topografie van hetpsychiese gaan voor het psychiese zelve. Bij Vlamingen als Gezelle en ook als vande Woestijne geldt het psychiese, het hart, tot ‘het zatte hart’ toe; het nauwkeurigopsporen van de topografie van dit psychiese heeft weinig of geen belang; immersde vlaamse dichterzoekt het doel van deze nauwkeurigheid langs andere, loutermuzikale wegen. Ademhaling en polsslag zijn veel souvereiner bij de Vlamingendan bij de Hollanders; het psychiese wordt uitgedrukt in de vlaamse poëzie op de‘gereedste’ wijze, dat is dat alleen die afwijkingen van het thema worden geduld diein de onmiddellike zone van het hart blijven (‘Timpe tompe leerling, enz...’) Daardoorblijft de syntaxis van de Vlamingen noodzakelik eenvoudig. Met deze der Vlamingenvergeleken, is die der Hollanders gekompliceerd, - een gekompliceerdheid die, ophaar beurt, weer het direkte in het gedicht schaadt. Anders geraakt, bij de Hollanders,de muzikale essentie van het gedicht in het gedrang door een vaak verregaandeverwaarlozing van de qualitatieve waarde van de silben, naast een in-acht-nemenvan een nog louter quantitatieve prosodie. De Vlamingen zeggen: ‘Maar horen dezeHollanders dan niet?’, want zij, de Vlamingen, bleven buiten dit afstompingsproces.Zij betaalden het overigens duur genoeg.Indien een hollands gedicht schoon is, dan is het plechtig schoon. Of ook nog:

edel schoon. Het vlaamse gedicht naar het Gezelliaanse princiep is dikwels, ja haastalgemeen, op andere wijze schoon: door het aangename en het verrassende van devinding, door de lichte en soepele allure: est ist reizend und entzückend.Van al de jonge noord-nederlandse dichters van onze generatie is, zoals de

verhoudingen tans staan, Marsman de beste. Ik schrijf het zo gemakkelik neer omdat,naar mijn oordeel, bij geen ander van onze jonge dichters, bij een even sterkeontroering een even sterke formele bekommernis bestaat en verder, deze formelebekommernis blijft, bij Marsman, van af het eerste vers, konstant; anderzijds is ergeen dichter dis, zo hij van het formele vertrekt, op een even sterke ontroering staatals Marsman. Hij is de dichter die, op dit ogenblik, het best die twee elementenverenigd, die meestedeels worden gebruikt om het onderscheid onder de jongehollandse dichters te formuleren: demateriële en de formele poëzie. Van bij hetvertrek stond hij er, over het algemeen beschouwd, beter voor dan de jong-hollandsekatholieken, die uitsluitend op hun elan gingen vertrekken.

(1) Daarvoor dit volksgedicht uit het kortriikse:

‘Sta op, Marie Madeleeneg'heel alleene

ach! sta op van de bettere dôuw zondekes zijn aol vergevenvergeven, vergeven

al waren ze nog zo grôal waren ze nog zo grô.’

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 422: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

351

Zeker, op het elan kunt gij wonderen doen: tien keren op gans een leven, twintigmaalmisschien; maar daarop schrijft geen dichter een homogeen goede bundel binnenvier, vijf jaar. En zelfs het elan is een paard dat ge moet leren kennen. Anderzijds isbij de jonge hollandse formalisten, - Slauerhoff, den Doolaard, de Vries, - deontroering te gering ofwel te gering en tevens te bekend; - hun formalisme overigensis geen waarachtige formele bekommernis, maar alleen een oefening op een doorandere omlijnde formalistiek, het is geen zoeken naar nieuwe formele mogelikhedenbinnen de poëzie. Het is zeer merkwaardig: men noemt deze dichters de formelenof de formalisten en toch moet het nieuwe bij hen gans van de ontroering komen,immers hun techniek, laat staan hun vorm, biedt nauweliks een nieuw detail. Maarbij Marsman is er steeds, sterker of zwakker, deze formele bekommernis: het sterkstnog steeds in zijn ‘Seinen’ en in enkele latere gedichten uit ‘de Zwarte Engel’ en‘Paradise regained’.In de noord-nederlandse dichtkunst vertegenwoordigen de jonge katholieken de

exaltatie. Door deze exaltatie zijn de jonge katholieken onder de jonge dichters inHolland de meest on-hollandse. Als beweging komt aan de groep van de jongekatholieken de lof toe dat zij hebben gebroken met de valse voorstelling van hetnobele, als iets dat van vooraf in de dichtkunst vaststaat, in haar woordeschat, in haarsyntaxis.Wel is het jammer dat Vlaanderen in deze richting hen de wegmoest wijzen,omdat het bestaan van dit precedent, juist op dit gebied, nu weer een beetje van dezeexaltatie terugneemt, die wij toch, juist in de hollandse poëzie, zo gaarne ontmoetenmochten. En dan zijn er nog twee ondeugden in deze exaltatie van de jongekatholieken, namelik 't volontaire en de overdrijving: ondeugden die, in zekere mate,het spontane van de exaltatie wegnemen, haar bizonderste eigenschap. De exaltatievan de jonge katholieke dichters is lang nog niet echt en primair genoeg, opdat denieuws voorstelling, die uit haar zou ontstaan, een nieuwe vorm zou creëren, eenmoderne vorm; een modern gedicht, formeel gesproken.De lof, de exaltatie als poëties materiaal te hebben herovert komt, onder de

hollandse dichters, de katholieken toe. Dit exaltatieve is nog steeds hun biezondersteeigenschap, tevens werden om haar vele andere verwaarloosd. Maar zelfs op ditgebied, schiet Marsman elk van de dichters dezer groep voorbij, want, naar mijngevoel, vervoerde de exaltatie geen hollands dichter tot een koener, maar tevens ookgelukkiger waagstuk dan zij het deed bij Marsman in zin ‘Scinen’. Niet de exaltatievan een Albert Kuyle, van een Henri Bruning, van een Jan Engelman zou ik in deeerste plaats oproepen om op de vraag naar het verstarren van de hollandse dichtkunstbinnen bepaalde schoonheidcanons ontkennend te antwoorden, maar wel vanMarsman, ‘Weimar’ en ‘Salto mortale’. Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat deexaltatie an sich bij de geciteerde jonge katholieken minder sterk zou zijn dan dezebij Marsman, neen. Alleen schijnt het mij, dat deze van de eerstgenoemde dichters,vooral voor wat hun eerste produktie betreft, te veel opging in het enkelvoudigegevoel en de enkelvoudige waarneming, dan wanneer deze vanMarsman een grotereervaringsom uitdrukt: deze gedichten werden, vóór de definitieve sprong, eenontelbaar keren geleefd. En juist omdat zijn ervaringsom groter is, kanMarsman ookde waarnemingsdata, die bijzakelik zijn, gemakkelik vergeten; de jonge katholiekenintegendeel konstrueren

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 423: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

352

dikwels hun gedicht met deze waarnemingsdata. Eenmaal de hoogvlakte van deexaltatie bereikt, konstrueertMarsmanmet van het fenomeen betrekkelik verwijderdeelementen om zijn exaltatie uit te drukken; de anderen exalterenmeer de naturalistiese,de psychologiese momenten zelve.

Maar niet altijd is het standpunt van Marsman even zuiver lyries en even modern inde zin van een zelfheerlike creatie. Men mag dit in de beste zin nemen, maar hij isvijftig procent hollands, de andere vijftig zijn nederlands. Zijn betrekkelik vroegsukses schrijf ik zelfs in zekere mate deze onstabiliteit toe: immers zijn deze gedichtendie ik, naar mijn oordeel, het gemakkelikst zou voorbijgaan - hieronder b.v. hetgedicht aan ‘Leopold’ - niet geroepen de meer konservatieve kritiek, de kritiek vande geëikte poëzie voor deze dichter te winnen en haar zijn buitensporigheden te doenvergeten? ‘Paradise regained’ is ongeveer de grafiek van een voortdurendeslingerbeweging van rechts naar links, van het nieuwe naar het geadmitteerde en,denk ik, van durf naar een zekere benauwdheid: immers het nieuwe blijft de onzekerereis en wie geen land vindt wordt door de manschap genadeloos afgemaakt;daartegenover staat dat gij aan wal kunt blijven als directeur van een scheepvaartlijnen dat is zeker. Maar de directeur van een scheepvaartlijn is niet een dichter, al maakthij rijmpjes; - de andere wel. Hölderlin is een schitterend dichter, maar dezekonstatering heeft, binnen de grenzen van de kreatieve processus, niet de geringstewaarde. Reeds Gide heeft deze gehele kontroversie kort en goed geresumeerd. Menstelt de vraag: maar indien er nu eens iemand kwam en dis zou een stuk schrijven,dat even goed zou zijn als een stuk van Racine, zou dit stuk dan niet dezelfde waardehebben als een stuk van Racine? - ‘Zonder twijfel, zegt daarop Gide, het zou evenschoon zijn en zoovoort, maar het zou niemand nog interesseren.’ Nu schrijf ik vanhieruit: zeker ik bewonder nog wel ‘Penthesilea’ van Marsman, des te (meer omdathet niet tot Racine terug grijpt en omdat het, daarom, hier en daar, nog een elementbiedt dat ons direkt raakt. Maar al de reakties van Marsman op zijn eigenvooruitgeschoven poëzie, kan ik, in zooverre zij buiten het lyriese, ook een betekenishebben als gebaar, niet anders beschouwen dan als gebaren in het lege. Waar zouMarsman geweest zijn bij, een inspanning steeds in dezelfde richting? Waarom steltMarsman zich soms de beide vragen: ‘Hoe maak ik een goed gedicht? Hoe maak ikeen nieuw gedicht?’ en waarom meent hij, dan weer iets later, dat het ene zonder hetandere kan? - Eindelik betekent in de psychologie van de dichter, zeker van dehollandse dichter, een gebaar naar rechts, een benauwd-zijn om het tijdelike, om demening van de tijdgenoten wellicht, om de letterkunde zeker. Een variante op detraditionele poëzie en nog meer het aanvaarden van een bepaalde gevoelswereld,biedt alle garantiën. Voornamelik om dit laatste moment, het aanvaarden van eenbeproefde gevoelswereld, weet ik met ‘Penthesileia’ maar weinig blijf: de psychologievan Penthesileia is hier én te gemakkelik én te effektzeker, met een ‘schlager’ als‘er is een man wellicht...’ - Voor mij is het zo: het geringste spel van Cocteau meteen gemeenplaats, van Apollinaire op een paar klanken (‘Toc, toc, elle est venu...’)behelst meer poëzie dan deze brutale en effektvolle, maar anderzijds zeker ookoppervlakkige vondst, die de eenzaamheid van de koningin der Amazonen laatopbloeien tot het vers: ‘er is een man wellicht...’ Ik kan niet geloven - en zijn gedichtkan deze overtuiging bij mij ook niet wekken - dat

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 424: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

353

heel deze geschiedenis van Penthesileia de dichter tot innigste ontroering zou zijngeworden.Wel in tegenstellingmet de stramme structuur van het hier gebruikte vers,voel ik aan de plaats van de ontroering slechts een literaire gevoeligheid. Dit ismaakwerk, schitterend maakwerk, zoals wellicht geen ander onder de jongenederlandse dichters het zou kunnen, maar maakwerk niettemin, waarin mennauweliks de dichter herkent die reeds ‘Seinen’ schreef en die later ‘Salto mortale’zou dichten, zo vol exaltatie, zo reusachtig roekeloos, en ‘de Stervende’ anderzijds,zo vol ervaring. Dat ‘Penthesileia’ zo zeer de geestdrift van de hollandse kritiek wistop te wekken, ja zelfs van sommige kritici die, ik weet waarachtig niet om welkereden, in Holland als ‘nieuw’ gelden, bevestigt veeleer mijn mening dan wel anders;immers er kristaliseert zich sedert enkele jaren een ontroering die, überhaupt nieuw,bovendien nog ongeveer aan de antipode van de hollandse schoonheidswetten schijntte liggen. Apollinaire. Cocteau, Soupault, Supervielle, Eluard, Jacob, als hollandsedichters: wie geeft er daar nog twee stuivers voor hun leven?Een slingerbeweging van rechts naar linkes - als het niet van links naar rechts is,

- reeds zijn vroeger gepubliceerde ‘Verzen’ (1923) stellen daarvan drie momentenvoor, die nu naast een herdruk van ‘Penthesileia’ (1925) en te zamen met tweeonuitgegeven reeksen: ‘de zwarte Engel’ en ‘Paradise regained’ een grooter stuk vandeze slingerbeweging opgetekend tonen. Met dit gewichtig verschil echter: toen deeerste bundel ‘Verzen’ (1923) verscheen, werden de drie afdelingen derwijze -wellicht chronologies - gerangschikt dat de lezer geredelik kon geloven met eenexempel van de toen nogal frequente evolutie van rechts naar links te doen te hebben;inderdaad deze betekenis had, voor de lezer, de opeenvolging in gene orde:‘Ruimteschemer’, ‘Droomkristal’, ‘Seinen’. Hier moet ik onmiddellik aan toevoegendat, wel in tegenstelling met de vele exemplaren van extra-snelle dichterevolutie'swaarmee wij, in de laatste jaren, werden bezig gehouden, deze evolutie vanMarsmanreeds van meet af een grote ernst verried; een ernst, meen ik, niet in de hollandsebetekenis van het woord, maar wel in de nederlandse. (De rotterdamse reder en degoudase kaasboer die, zeer toevallig, deze regels zouden lezen, wordt hiermee gezegddat hetgeen voorafgaat, heus geen zetfout is. Zodra én de reder én de kaasboer zullenvoelen dat er b.v. te Antwerpen Antwerpenaars wonen en dat die Antwerpenaars vannederlandse stam zijn, zo mee dat niet alleen de Hollanders van Rotterdam en vanGouda, maar ook de Vlamingen van Antwerpen en andere oorden bepalen, wat menonder ‘nederlands’ moet verstaan, van dan af zullen wij minder dikwijls moetenzeggen: ‘Achtung, Gouda!’ Zeker waren deze ‘Verzen’ van Marsman zeer sterk‘vijftig procent’; achteraf beschouwd blijven de tietels daarvoor kenschetsend:‘Ruimteschemer’, een tietel inderdaad die de superbia van de hollandse esthetiekvolmaakt weerspiegelt; met een meer bescheiden nuance blijft ook ‘Droomkristal’,een tietel naar een reeds bestaande esthetiek; tegenover beide staat dan de koele,preciese tietel voor de derde afdeling, een tietel zonder esthetiek, zonder schoonheidvan negentig of van negentien honderd en tien, ‘Seinen’, een mededeling van deinhoud, zo elementair mogelik, - een even tekenend voor deze gedichten, als de naam‘Arga’ voor de lampen van Philips.De gedichten uit ‘Ruimteschemer’, vooral dan ‘Verhevene’, ‘Vrouw’ en ‘Heerser’

staan, voor mij, te dicht in

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 425: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

354

de buurt van een nog niet lang overwonnen esthetiek, zij zijn te opzettelik ‘verheven’,ik zou haast willen schrijven, te zeer van meet-af meesterwerk. De kosmiek ervanis te aprioristies en staat te eenzijdig op een overdrijving van het superbe: ‘Verhevene’,zo heet één van de gedichten, ‘Heerser’ een ander. Doch daarna komt er, te zamenmet een techniek die soepeler wordt, vooral in ‘Schaduw’ en ‘Wacht’, meer ruimtein deze voorstelling door het afleggen van deze al te benauwende zekerheid. Daarnabewijst ‘Droomkristal’ een grote lyriese vooruitgang; in een vers als ‘Virgo’ treftreeds de losheid van het beweeg van het vers, tegenover een gezwollenheid waarvansommige gedichten uit de eerste afdeling niet vrij zijn. Meer dan ‘Seinen’ dat meteen gedicht op een motto van deze dichter sluit, vertonen de gedichten van‘Droomkristal’ een verwantschap met Trakl, zo b.v. het gedicht ‘Madonna’ met ditvers:‘En huiveren als reeën aan uw slapen.’Wel in tegenstelling met een zekere kritiek, die elke invloed ongeveer als een soort

vergrijp beschouwt, houd ik de invloed van Trakl op de poëzie van Marsman vooreen gelukkige gebeurtenis in de evolutie van zijn lyriek. Zijn elementen uit dezintuigelike wereld worden daardoor sensiebeler en nerveuser, dat is menseliker.Maar de wereld van Trakl blijft toch meer een opalen tint houden, een ongedefiniëerdgelaat, een habiel evenwicht. Marsman blijft harder, al zoekt hij, in ‘Droomkristal’,ook meer de valeur dan de kleur. Veel werd er echter gewonnen door dat deoverdrijving, de vermenigvuldiging en het opzettelike plaats maakten voor zintuigelikmeer beproefde middelen. ‘Une description ne devient pas plus émouvante parcequ'on met dix au lieu de un’, schrijft Gide, in verband met de kunst van Conrad. In‘Droomkristal’ komt Marsman reeds terug van de vermenigvuldiging van‘Ruimtescheana’.De gedichten van ‘Seinen’ blijven, voor mij, ook tans nu ik, vier jaar na het

verschijnen van de eerste uitgave, op een afstand sta die de optiek van de geestdriftverbreekt, hun volle waarde behouden. Daarnaast zijn zij nu geworden tot hetallerbeste van een periode: zij behoren tot de weinig expressionistiese gedichten dieniet staan op een hypertropie van de wil en een atrofie van het techniese kunnen, eenzeldzaam voorbeeld van evenwichtig expressionisme. De pathos die gedichten als‘Fort’ (dat vroeger niet zo goed ‘Scheveningen’ heette) en ‘Delft’ beheerst, is technieseven sterk gerealiseerd als hij in d e ontroering sterk werd geleefd. En daarbij behoren‘Delft’ en vooral ‘Weimar’ tot de meest vizioenaire, om met Rilke te spreken, tot demeest ervaringvolle, de waarste gedichten van de nederlandse poëzie. Verder, hoeeenvoudig deze middelen, maar ook hoe lyries echt: de woordeschat van het‘verhevene’ wordt verlaten voor een reeks woorden van meer alledaagse resonnantie,de beelden verschijnen minder epies, meer lyries, meer arbitrair, maar ook direkter;de syntaxis is plotseling tot uiterste eenvoud gereduceerd; tegenover dezinnekonstrukties staat nu de kracht van het enkele woord of de op een enkel woordgebaseerde korte zin. De voorstelling wordt in een ‘prent’ gerealiseerd, een prentvoor de oren. Maar het blijft daarbij zeer gebonden zonder pathetiese afwijkingen.Het is verbazend hoe deze gedichten het uithouden.Ik schreef reeds dat de reaktie met ‘Penthesileia’ mij niet als een winst verscheen.

Buiten de waardebepaling echter om, begrijp ik deze sprong niet goed, altans begrijpik hem niet uit

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 426: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

355

de gedichten die voorafgaan. ‘Seinen’ verscheen in 1923, ‘Penthesileia’ in 1925: devrij verre weg van het extreme expressionisme naar de kunst van ‘Penthesileia’ wordtbinnen de tijdruimte van twee jaar afgelegd; dit tempo komt mij te snel voor. Ikbetwijfel de natuurlikheid, da onopzettelikheid van deze evolutie: het was voorMarsman zelf niet nodig dat hij ‘Penthesileia’ schreef. Iemand die de techniek vanMarsman bezit, kan altijd, zonder innerlike realiteit, iets als ‘Penthesileia’. Zeker ishet waar dat er tussen de verzen ‘Penthesileia’ en gene uit ‘Droomkristal’ eenverwantschap bestaat, doch daarmee is deze volte-face niet verklaard. Daarbij, alzijn misschien de gedichten van ‘Penthesileia’ technies beter, verkies ik deze van‘Droomkristal’, omdat zij meer toch de uitdrukking zijn van een innerlike realiteit.Buiten dit gemis aan innerlike realiteit dat ik in de gedichten van ‘Penthesileia’, dochwel voornamelik in het gedicht ‘Penthesileia’ zelf, zie, staan evenwel de drie laatstegedichten van de afdeeling: ‘de laatste Nacht’, ‘de Gescheidennen’ en ‘Afscheid’.Ook de vizie van ‘de vreemde Bloem’ staat krachtig getekend, maar de psychologieseexactitude et het anekdotiese optekenen van een detail als de hier gecursiveerdebreken het lyriese elan:

‘doch later zal,wellicht na veler jaren val,in de laatste omarming van een sombren knaap,den laatsten zoon een vermoeid geslacht,een donkre vrouw ontstellen tot den dood - ...’

Het onderscheid nu, dat er ligt tussen Penthesileia en de tans voor het eerstegebundelde gedichten van de twee volgende en laatste reeksen: ‘de Zwarte Engel’en ‘Paradise regained’, is niet meer in de eerste plaats, zoals wij dit voor de andereafdelingen deden, langs de formele zijde te benaderen. Formeel trouwens zijn beideafdelingen verward, d.w.z. dat de verscheidene gedichten van een afdeling, van b.v.‘de Zwarte Engel’, formeel niet een even sterke verwantschap hebben onderling alsb.v. wel de verzen van ‘Seinen’. Integendeel in ‘de Zwarte Engel’ treft gij verzendie naar rechts trekken, andere naar links weer; - en voor ‘Paradise regained’ is hetniet erg anders, evenwel komen in deze afdeling geen uitlopers voor als ‘deVreemdeling’ en ‘Leopold’.Maar voor beide afdelingen, hoe gans anders de opvattingvan het vers überhaupt, welke verruiming in de voorgestelde wereld! Hier mag iknu wel Marsman met Marsman vergelijken en op het gekunstelde van de esthetiekvan ‘Ruimteschemer’ wijzen, met als maatstaf voor de andere wijze ‘deVoorteekenen’. Na de gecompliceerde syntaxis en de speciale woordkeus van‘Ruimteschemer’, na de expressionnistiese zinbouw van ‘Seinen’, plotseling eentaal, een zinbouw die gans gewoon lijken: de taal van iedereen. Wat een veroveringin de middelen der uitdrukking deze taal van iedereen voor hollands dichter! Na‘Pethesileia’ treedt Marsman in een gans nieuwe probleemstelling, maar daarbij ishet opvallend dat hij, te zamen met deze nieuwe bekommernis, onmiddellik hetmateriaal meebrengt dat deze bekommernis uit te drukken vermag. En, behalve in‘Seinen’, nooit beheerste hij zo het materiaal als hier, zodat gij zelfs deze beheersingniet voelt en dat men zou kunnen vrezen dat de leek deze gedichten haast te eenvoudigzouden voorkomen. ‘Allez donc dire au pion que l'art est facile’, schrijft Salmon.Daarbij zou men zich vergissen, ging men veronderstellen dat de eenvoud van deze

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 427: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

konstruktie een overeenkomst zou bieden met deze van het vlaamse en nederlandsepathetiese

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 428: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

356

expressionisme: dat de eenvoud zou resulteren uit het bijna natuurgetrouw optekenenvan de persoonlike reakties bij meestedeels zeer anekdotiese gevallen. (‘Met mijnnicht in de tuin’.) Neen, deze eenvoud is geen toeval, maar wel beelden: een formelewil. Er is geen anekdote en er is ook niet het enkelvoudige psychologiese geval. Devoorstelling in ‘de Voortekenen’, in ‘de Stervende’ is schematies, zonder de geringsteafwijking in de anekdote of in het romanties psychologiese. Anders nog: eenvoorstelling naar een ondervinding, die warer is dan deze van de romantiese intuïtie.En nooit verschuift het subjektieve naar het persoonlike. - Alleen ‘Leopold’ (dedichter van Cheops) en ‘de Vreemdeling’ vallen buiten de grenzen van deze reeks.Maar ‘Leopold’ is dan ook, voor mijn gevoel, gans onmogelik, b.v. het pompeuse:‘zo deze Leopold die cheops schiep’. (Ach neen, neen, plant kleine vergeet-mij-nietjesen madeliefjes op het graf van de dichter!)Van al de gedichten van deze bundel, is mij ‘Salto mortale’ het liefst, vanwege de

voorstelling, vanwege haar stoutmoedigheid, vanwege de lyriese durf en vooralvanwege de muziekaliteit: de herinnering daaraan, dat de poëzie, zoals al de anderenederigere kunsten, geleid wordt door deze grote drift een zelfde bepaald-zijn als ditvan demuziek te bereiken, roekeloos alleen nog naar dit ene te streven: het uitdrukkenvan het niet bepaalde. Welke ruimte wordt hier in dit gedicht niet ontsluierd, alleendoor het plotse verschijnen van een tweemaal gezegde eigennaam, Kiriloff namelik,een opeenvolging van vier i's, middenin de bas-klanken van het rijm ‘aeonen, aeonen’en ‘...uit de Daemonen’: de wereld van kinderstemmen middenin de eindelozeresonantie van de bassen! - en dan, zonder enig verpozen, plotseling deze positieveimperatief, deze klare baryton: ‘Vang!’, een kreet die een tijd aanhoudt, om dan teverklinken in een ruimte van het berusten, met de alt die zegt: ‘het lijf vangt de zielals een boemerang’. Deze twaalf regels voeren u mee op een geweldige reis, dwarsdoor de dolle aktie van het middengedeelte.Het is het schoonste gedicht van ons, van onze generatie.

P. VAN OSTAYEN.

Fransche letterkunde

De nieuwe romans

André Malvaux zegt ergens: ‘Les faits sont liés à une intensité, à une possibilitéparticulière de nous émouvoir qui fait leur réalité. Lorsqu'ils ont perdu cette intensité,ils ne se présentent plus à nous que comme des noms, ils sont morts’. Inderdaad,mémoires of verhalen krijgen hun oproepingsvermogen niet door het feit dat zij onsals net ware photographische documenten van het leven voor oogen brengen, - hetbankroet

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 429: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

357

van het naturalisme is genoeg gekend, - maar wel door het wonderbaar licht waarinzij worden voorgesteld, zóó dat zij op een nieuwe wijze uitkomen en onvermoedeschaduwen en verholen diepten ons worden veropenbaard. Aan de objectiviteit vanhet werk wordt aldus niet te kort gedaan. Het is slechts een kwestie van belichting,een reagens die de dingen en de feiten er toe brengt hun wezen te verklaren en zooaan hun oppervlakkige uitzicht te verzaken. Zoo is Jean de Bosschère, in ‘Marthe etl'Enragé’ er in geslaagd ons te doen zien hoe de dingen zijn in het licht van denopstand en den haat en aldus wellicht deed hij ons beter inzien wat zij wezenlijk zijn.Franz Hellens schrijft een roman als ‘Mélusine’. De realiteit is hier deze van den

droom. Een hallucinatorische en fantastische werkelijkheid waar de gebaren nieuwebeteekenissen krijgen. Wij betreden het gebied van het wonderbare. Zonder eenigvoorbehoud aanvaarden wij de gebeurtenissen, waarvan de samenhang onsverwondert, door een onverklaarbare en nochtans onweerstaanbare logica. Hetsprookje verovert weer zijn recht. Alleen de menschjes, die zich graag latenindommelen door gemakkelijke en domme tradities, balen nog de schouders op. Hetis niet noodzakelijk ‘surréaliste’ te wezen om tos te geven dat alleen het wonderbareaan een geval zijn diepe werkelijkheid verleent. Het beeld vervangt het ding. Hetbeeld is meer waarachtig het ding dan zijn bepaling het zou kunnen wezen. Deverbeelding kwam terug in 't bezit van haar rijk. André Breton heeft zeer juist gezegd:‘Ce qu'il y a d'admirable dans le fantastique, c'est qu'il n'y a plus de fantastique: iln'y a que le réel’. Hier raakt, alle schoolsche indeeling ten spijt de grens verlorentusschen den roman en de poëzie. Als voorstelling van een of ander object wordt hetbeeld geboren. Het neemt een vorm aan. Het is het object zelf. Het leeft, het beweegtzonder tusschenkomst van den schrijver, het handelt. Alles raakt in actie. De wereldschikt zich naar een idee, vindt er zijn eenheid in als in een nieuwe en vergankelijkeschepping. Een nieuwe bodem wordt geschapen waarover men loopen kan. Hij isvast. Hij heeft de resonantie van de aarde. Het is de aarde zelf waar onze voeten opwegen. De lucht beweegt rondom ons. Denk niet aan wassen beelden, automatenopgesloten in hunne glazen kast. Je bent het zelf. Ik ben het. Het zijn wangedrochtenof engelen die spartelen in den meest verrukelijken droom, in angst, in toorn, innachtmerrie of liefde.

‘L'homme de la Pampa’, zooals die ons door Jules Supervielle wordt voorgesteld,wandelt over het boulevard.. Hij draagt een vulkaan in zijn reistasch. Men weet nietwat er zal gebeuren: tranen of lachjes. Het ‘Passage de l'opéra’ leeft van een echtleven dat tot nu toe niet zoo duidelijk was. Louis d'Aragon heeft ons de oogen geopendop de verborgenheden van zijn ingewand. Lees ‘Le Paysan de Paris’ (waar helaaszeer vervelende declamatie in voorkomt). Het wonderbare is tastbaar geworden. Hette hebben erkend zoowel onder de liefelijke en levende bloemen van Giraudoux alsin de duistere zielen der helden van André Gide, zal de glorie blijven dezer laatstejaren. Zeg niet dat de werkelijkheid een geslotenheid is waarvan alle deelen bepaalden onoplosbaar zijn. Dat kan alleen zoo schijnen voor den oppervlakkigen oogslagof den lompen geest van handelaars en kassiers. Een ziel in geen complex waarvande, trouwens bekende, draden bewogen zouden kunnen worden volgens geleerdedoch beperkte combinaties, zooals dat gaat niet de

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 430: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

358

pion's op een schaakbord. Dit te gelooven was de vergissing van een Paul Bourget,b.v. De jeugdige Raymond Radiguet wist immers dat het avontuurlijke in 't binnensteder wezens zelf wordt gevonden. Herlees zijn ‘Bal du Comte d'Orgel’, dat meesterstuk,en ge zult zien hoe onder de onbetwijfelbaarste klaarheid de schitterendstefeeën-sprookjes zich afspelen. Of neem ‘Le Voleur d'enfants’, ons zoo pas doorSupervielle geschonken, en ge zult begrijpen dat er in ons prachtige droomen kunnenaanwezig zijn en drama's waar de bourgeois, liggend in hun overtrokken zetels, geenbenul van hebben.Men meent allicht dat het nieuwe van deze pas verschenen werken in de intrigue

en het geschreven woord gelegen is, dat zij alle uitgaan van een zelfde aanwendingder ontelbare gegevens van de verbeelding. Om het verkeerde van dergelijke opvattingin te zien moet men slechts enkele schitterende werken als ‘Le terrain Bouchaballe’vanMax Jacob, ‘Moravagine’ van Blaise Cendrars en ‘Monsieur Godeau’ vanMarcelJouhandeau met elkaar eens vergelijken.Men heeft den klassieken roman tegenover deze werken willen uitspelen. Het gaat

om een techniek.Met gaat wellicht ook om een aard van onderwerpen, om een gebied.Maar, nog eens, de scheidingslijn loopt niet zoo recht als men wel meent. Er is vanalles in den klassieken geest. Het classicisme bestaat slechts in een evenwicht, eenrangschikking van elementen die niet te verwarren zijn. Wij gaan niet zoo ver vante zeggen dat ‘avec les beaux sentiments on ne saurait faire que de la mauvaiselittérature’. Er is in het goed, zoowel als in het kwaad, een zekere gehalte vankunstmatigheid, die berust op oog- of zinsbegoocheling, op uiterlijken schijn, en diebeslist te verwerpen valt. Het ware, het reëele kan nooit in die minderwaardigheiddoen vervallen. Naar aanleiding van Radiguet deed Henri Massis reeds opmerkendat ‘lorsqu'on s'applique aux réalités concrètes et plastiques de l'âme, l'inconnu estpartout, la connaissance seule lui donne valeur et nouveauté, l'art a précisément pourobjet de délivrer ce que toute réalité contient proprement d'ineffable’. Het is datonuitspreekbare en wonderbare ten slotte dat het huwelijk heeft mogelijk gemaakttusschen den roman en de poëzie. Het onuitspreekbare met de subtielste vondstender verbeelding versieren, er zich in verdiepen niet om wille der ontleding, maar omhet genot van het verrukelijk contact, is dat niet inderdaad de volle overlevering aande poëzie.Men zal mij Stendhal en wellicht ook Radiguet opwerpen. Ik kan slechts

antwoorden: neem ze opnieuw ter hand en ge zult zien dat de stof zelf die zijbehandelen zwaar is van het meest louter wonderbare. Als zij zich min dan anderendoor den stroom laten medeslepen, als zij er beslist in zwemmen op een zeker doelaf, moeten wij daarom het element gaan loochenen waardoor zij gedragen worden?De feeën, voor hen toch, hebben hare rechten niet verloren. Zij dansen in de innigheidonzer droomen, onzer verlangens, en onzer zorgen. R. Radiguet heeft het gezegd datwij de dingen misprijzen en miskennen door ze anders te willen dan zij zijn, zelfsaan als wij ze ze schooner willen dan zij zijn. Wij veranderen de dingen niet wanneerwij het mysterie aanwijzen dat diep in elke klaarheid aanwezig blijft en ver genoegdoordringen in het begrip der dingen om hunne wezenlijke waarheid te voorschijnte roepen.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 431: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

Het rijk van den droom, van het onbewuste, van het onderbewuste, van het instinkt,staat thans voor ons open. De romanciers doen het ons in alle richtingen doorkruisenen de verbeel-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 432: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

359

ding kan er zich volledig uitvieren. Er dient nochtans opgemerkt dat wij hier niet tedoen hebben met droomen, die men zou kunnen vergelijken met een onverklaarbaardelirium, waar het dwaze in ons alleen zijn deel in heeft en zich in af te zonderenvermag. Het gaat hier om constructies waar de mensch zich in erkent. Supervielleverklaarde onlangs aan een interviewer: ‘Je crois que la fantaisie doit garder quelquechose de charnel en même temps que d'aérien. Mes romans sont sortis de ce doublebesoin de l'évasion et du contact avec la raison, avec quelque chose qui existe. Jen'ai jamais voulu perdre pied complètement’.Men heeft gemeend de belangstelling voor de nieuwe thema's te moeten verklaren

door den jongsten opgang van het Freudisme. Ongetwijfeld heeft de psycho-analysehaar invloed gehad. Zij opende de oogen. Wij mogen echter niet vergeten dat ‘LeGrand Meaulne’ van Alain Fournier reeds in 1912 verscheen. De studie van dendroom heeft ons dieper doen doordringen in het mysterie der ziel. Geen dag gaatvoorbij zonder dat wij wat nieuws ontdekken over ons zelf en de wereld. Het ‘ik’wordt ontbonden en ontleed. Men geeft zich rekening dat de gedachten-associatiesvolgens strengemaar nog slecht-gekende princiepen gebeuren. De logica zelf schijntte moeten vernieuwdworden.Men wil de klaarheid van de zekerheid onderscheiden.Men doet het met een wisselende waarheid zonder er vrede mee te nemen. Het beeldkomt ons duidelijker voor dan de schijn, en met reden, naar onze bescheidenmeening.Heel het begrip van de wereld wordt vernieuwd. Zou de poëzie wellicht een positievewaarheid zijn?

Wanneer men de diepten der menschelijke ziel benadert, hetzij door het onderzoekharer verlangens en opwellingen, hetzij door het verhaal van hare ontvluchtingen,en aldus een wereld herschept, dan komt men tot het besluit dat de schuldighedenverminderd worden door het feit dat het spel der invloeden zich als ingewikkelderveropenbaart. De 19e eeuw was er op haar einde toe gekomen de kwestie van hetgoed en het kwaad weer te berde te brengen. De grondvesten der moraal - ik spreekhier niet van de katholieke - geraakten onvast. Nu wordt het vraagstuk nogingewikkelder door het feit dat er statigraphische lagen in de werkelijkheid werdenontdekt. In den roes van een wereld van sensaties en pas ontdekte gevoelens hebbenalle problema's hunne mathematische klaarheid van syllogismen verloren. Er is nietslechts wit en zwart, maar de oneindige verscheidenheid der grijzen. Sedert deinstinkten hunne plaats weer in zoovele redeneeringen hebben ingenomen en hetdoel in nevelen zoek geraakte, kunnen de daden of zoo vele wijzen verklaard wordendat men zich afvraagt wie er nog in beschuldiging kan worden gesteld. De menschondergaat zoo vele nieuwe acties, zoo vele nieuwe gedachten, dat de wil er zijndoelwit heeft bij in geschoten. Zij die aan het katholicisme verzaakten, zoekenvruchteloos een nieuwe innerlijke orde, een nieuwe rangschikking der waarden. Deavonturen-roman doet ons elken dag een nieuw voorstel tot verbruik van energie,maar geen andere oordeels-hierarchie bezittend dan deze der momenteele lusten,biedt hij geen duurzame oplossing. En wat zullen wij van de andere roman-soortenzeggen?Uit de verwarring waartoe wij zijn gekomen door de afwezigheid van een erkende

moraal, uit de losbandigheid der verbeelding, hoe bekoorlijk deze ook weze, uit deontbering eener vaste logica, is de amoraliteit van een groot deel der hedendaagsche

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 433: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

360

letterkunde gemakkelijk af te leiden. Indien al enkelen, zooals Max Jacob b.v., inden Godsdienst het eenheids-princiep hebben gevonden dat orde kan brengen in denchaos, indien anderen dat princiep hebben gezocht in hunne erfelijkheid of deovergeleverde gaven van hunnen geest, dan zijn er nog zoovele jonge schrijvers van't grootste talent die verloren gaan in een vruchteloos gezoek waar zij geen aanlegvoor bezitten, en hun alle methode te kort schiet. Op dezen is volgend citaat vanAndré Malvaux heelemaal toepasselijk: ‘Le monde se réduit à un immense jeu derapports que nulle intelligence ne s'applique plus à fixer, puisqu'il est dans leur naturemême de changer, de se renouveler sans cesse. Il semble que notre civilisation tendeà se créer une métaphysique d'où tout point fixe soit exclu, du même ordre que saconception de la matière. L'hoimme et le moi, l'un après l'autre détruits, que peut unetelle métaphysique contre les besoins de l'âme? Tenter de les faire disparaître, d'éleverun domaine de l'esprit et de la sensibilité tout en mouvements, en changements, enrapports nouveaux et naissances nouvelles, auprès d'une vie à quoi tout ce qui nepeut se traduire en actes ou en chiffres, est devenu étranger... Faibles images, en facedes vieilles nécessités humaines. A quel destin est donc vouée cette jeunesse violente,merveilleusement armée contre elle-même et délivrée de la basse vanité de nommergrandeur le dédain d'une vie à laquelle elle ne sait pas se lier?

Belichting, droom, zielkundige ontdekkingen, amoraliteit: kleuren van den roman,kleuren van onzen tijd.

Robert GUIETTE.

Klassieke letteren

Een zwarte vlek op de Oud-Grieksche kultuur.

Veelal, en niet zonder grond, stellen we ons de Oud-Grieksche beschaving voor alseen tijdperk waarin een door natuurlijken aanleg rijk en voortreffelijk ras, een doorvele omstandigheden bovenmatig begunstigde volksgemeenschap, alle kultureelekrachten tot een maximum en tevens tot een harmonievol-Apollinisch geheel heeftvermogen op te spannen, en in ééne eeuw vooral, de Ve vóór Christus, op de hoogstetoppunten is komen te staan, welke ooit door menschen, die het Christendom derven,kunnen bereikt worden Als we zoo denken, geven we gewis toe aan eendiep-menschelijk verlangen: bij elkeen toch, die het ‘Humani nil a me alienum puto’dóórvoelt, bloeit vreugde open bij het aanschouwen van menschelijke grootheid. Degrooten van de wereld, - groote denkers, groote kunstenaars, groote harten, heiligen,- zijn toch opgestaan uit ons, zijn van ons, zijn menschen zooals wij. Als Wolf, voor't eerst in Duitschland, de Homerische poëzie begon aan stukken te houwen, wildeSchiller van zijn Homeros geen afstand doen: pijnlijk en ja,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 434: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

361

onmogelijk viel het hem niet meer te mogen gelooven aan Homeros' genie, niet meerte mogen denken dat er ooit eens iemand, één mensch, zoo'n kunst had kunnenscheppen. Maar helaas! Homeros heeft het niet uitgehouden tegen de versplinterendekritiek van een volle eeuw, en waar hij thans weer door meer dan één verdedigdwordt, is hij toch niet meer de groote Homeros van de vorige, minder kritischaangelegde eeuwen, die, ongestoord, kunst konden genieten.De eeuw van Perikles eveneens blijkt hij een nuchter onderzoek zoowel kenteekens

te dragen van nakend verval als wondeplekken uit oude barbaarsche zede.Op enkele van die overblijfselen uit een zeer primitieve beschaving, welke in den

luister der groote eeuwen voor oppervlakkig toekijkende oogen verborgen blijven,heeft onlangs de heer Dr J.H. Thiel een schril licht geworpen, nl. in een openbare lesdoor hem gegeven bij zijn aanvaarding van het ambt van privaat-docent aan deuniversiteit te Leiden (verschenen bij Wolters, 1927). De knappe werker en zoekerhad het over het Oud-Grieksche oorlogsrecht. Zonder de minste vooringenomenheidwordt er de aandacht gevestigd op een vaak over 't hoofd geziene waarheid: ‘Erheerscht een scherpe tegenstelling tusschen de hoogheid van den Griekschen geest,zooals die zich in de geestelijke nalatenschap der Grieken manifesteert, en het opallerlei gebied uiterst lage peil van hun politieke en maatschappelijke ontwikkeling.’De hoofdbron van dat gemis lag voorzeker in het exclusivistisch karakter van denGriekschen stadsstaat, de ‘polis’ (Nog immer lezenswaard is La Cité antique, vanFustel de Coulanges; zeer interessant is ook La Polis grecque vanwijlen H. Francotte).Niet al wie metterwoon binnen de grenzen van een bepaald grondgebied gevestigdis, behoort tot de gemeenschap of polis. Echte of vermeende aanhankelijkheid aaneen gemeenzamen stamvader, met daarbij principieel een aandeel in 't grondbezit enaltijd het recht en de plicht deel te nemen aan de gemeenschappelijke offers,opgedragen aan de afgestorven stichters der familiën van de polis, die in hen debeschermgoden vereeren der gemeenschap (want eeredienst en staat zijn nietgescheiden): zulkdanige privilegiën splitsen de bevolking eener polis in twee grootegroepen, nl. de ‘politai’ die het burgerrecht in zijn geheel of in min of meer volledigenvorm bezitten en de anderen (xenoi), die buiten het politieke, sociale leven der stadvallen. Elke polis kent als hoogste doel, in politiek en zooveel mogelijk ook ineconomisch opzicht, haar ‘autarkeia’, waardoor zij vermocht als zelfstandig organismein haar eigen schoot alle krachten en vermogens te vinden noodig tot haarlevensonderhoud en -behoud.

De Staat wil aan al zijne behoeften voldoen, zonder aanspraak te moeten maken opvreemde hulp. Daarop vereenigt hij al zijn krachten, wat des te meer geboden is daarmen, aan welken kant ook men zijn voet buiten het stadsgebied zet, men in vijandigland komt te staan. Met angstvallige zorg streeft hij er naar zijn vrijheid en autonomiete handhaven. Geïsoleerd is de polis, geïsoleerd wil zij blijven. Haar geest vanvolstrekte heerschappij over zich zelve komt er tegen in opstand, door eenig verdragmet een andere polis, haar willen, doen en laten ookmaar in 't minste te laten beperkenof bepalen. Enkel economische noodzakelijkheid, als 't er op aankomt het tekort metvreemden voorraad aan te vullen of voor haar produkten nieuwemarkten te scheppen,of ook een bewustzijn van superioriteit dat haar heerschzucht buiten de enge murendoet overvliegen,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 435: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

362

kan haar uit haar isoleering trekken en haar doen overgaan tot het aanknoopen vanbetrekkingen met andere Staten.Het exclusivisme der polis, haar isoleering te midden van vijandig land vertoont

zich nergens sterker dan in de gewone opvattingen over oorlog en vrede. Terwijl deRomeinen, die als vlaktebewoners omgeven waren door de onvruchtbare bergstrekenhunner vijanden, bij plunderingen en oorlogen veel meer te verliezen hadden dan tewinnen en dus vrede als normalen toestand aanzagen, was het juist andersom bij deGrieken, waar geen enkel onder de meest beschaafde centra kon bogen op meer danmiddelmatige vruchtbaarheid van den bodem. Hier is de ‘eiréné’, de ‘vrede’ nietsmeer dan een onderbreking van den normalen oorlogstoestand, welke laatste altijdaanhoudt, 't zij hij met de wapens gevoerd wordt, 't zij hij enkel latent bestaat. Degeschiedschrijvers onderscheiden beide oorlogsvormen: den ‘phanerós’, denklaarblijkelijken, stellen ze tegenover den altijd heerschendenmaar dan louter latentenoorlog. Een positieve rechtsterm voor: ‘vredestactaat, het sluiten van vrede’ ontbreekttot aan de 4e eeuw v. Ch.; dat begrip wordt omschreven op karakteristieke wijze, b.v.door: ‘Katalusis toû polémou’ of ‘onderbreking van den oorlog’. Is de in het tractaatbepaalde vredestermijn verloopen, zoo treedt de oorlog van zelf weer in. Het begripvan oorlogsverklaring bestaat niet: altijd heerscht de oorlog; breekt - naar onzeopvatting - een oorlog uit, dan is zulks voor den Griek slechts de overgang van denoorlog in potentia tot den oorlog in actie. Kortom: ‘voor de Romeinen was er vredetenzij er officieel oorlog was verklaard; voor de Grieken was er oorlog tenzij erofficieel vrede was gesloten.’Deze weinig beschaafde opvatting beheerscht dan ook menigen eigenaardigen

toestand en voert tot begrippen, die wijslechts vatten als we van de uiteengezettementaliteit uitgaan. Evenals met den Staat, waarmede men niet tot openlijkevijandelijkeden wenscht te komen, een bizonder verdrag gesloten wordt, zoo ookmoet de Staat individueel en uitdrukkelijk zekere waarborgen, b.v. vrijwaring tegenberooving, verleenen aan den vreemdeling, dien hij wil gespaard zien in denimmer-durenden oorlog. Het spreekt van zelf dat die individueele onderscheidingwel eens werd uitgebreid tot een algemeenenmaatregel tusschen twee of meer Staten.Want in de praktijk zien we dat, ten minste in den latenten oorlog, vreemdelingenniet als vijanden worden behandeld; doch individueele decreten hebben dan tochvroeger dien toestand moeten regelen. In hoeverre echter de niet bij bizonder decreetuitgezonderde vreemdeling niet als vijand geldt, daarover beschikt vrij de anderepartij, die zich laat leiden door economische of godsdienstige beweegredenen. Datnochtans Zeus, de beschermer der vreemdelingen, later de Delphische Apollo immeropgewassen blijken tegen de ingewortelde neigingen van xenophobie, kan gerustbetwijfeld worden.Eveneens natuurlijk, ja vanzelfsprekend, is de alom heerschende de zeerooverij.

Vreemd goed toch is zooveel als rechtmatige oorlogsbuit. Treffend is het getuigenisvan niemand minder dan Aristoteles, die zonder onderscheid opnoemt als middelenvan bestaan: vischvangst, jacht en zeeroof. Oorlog en roof - beide evenzeer gewettigd- maken voor den Griek geen verschil, terwijl daarentegen de Romeinen, zoonietaltijd practisch, dan toch theoretisch er heel wat gezonder begrippen op na houdenen scherp den vijand scheiden van den roover. Voegt men bij al die feiten nog ditander, dat de Griek zoo gemakkelijk over-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 436: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

363

ging tot meineed en ontrouw en dat de meest plechtig bezworen tractafen in den regelmaar zoolang van duur waren als één der beide partijen de macht bezat om de andereaan haar woord te houden, dan kan men zich indenken hoe verward, verwilderd,verachterd de internationale of liever de intercommunale toestanden er uit zagen, tenminste tot in de 4e eeuw v.Ch. Van deze eeuw af - dus na de schitterendstebloedperioden - laat zich hoe langer hoe meer een drang waarnemen naar gezonderverhoudingen, maar eerst een macht van buiten, de Macedonische, die het engparticularisme lam sloeg en haar wil tot eenheid aan de tallooze staatjes kon opleggen,bracht het jus gentimu in Hellas.

De klassieken-uitgaven van ‘Les Belles-Lettres’.

De oorlog heeft zich ook op het strengere gebied der wetenschap laten gevoelen, datvan natuur nochtans boven tijden, volkeren, geschillen moest verheven zijn. Voorzoover ik het gebied der klassieke philologie kan overschouwen, zijn ook hier detoestanden niet onaangeroerd gebleven. Had het vóóroorlogsche Duitschland, haastniet de eenparige instemming der gestudeerden, in zekeren zin het monopool derwetenschap in handen, thans kon men in menig milieu zich niet gereedelijk meeraan 't Duitsche primaatschap onderwerpen en o.m. in Frankrijk werd de behoeftegevoeld iets gelijkwaardigs en zelfstandigs te presteeren, een specifiek Fransenprodukt, dat zou opwegen tegen het, ondanks alles nog overheerschende, Duitsche.Waarlijk het niveau van beide landen, - zeggen we liever -, van beidewetenschapskringen, was zeer ongelijk; en dat men in Frankrijk gepoogd heeft opeen hooger peil te komen is loffelijk.Alhoewel ook de oorlogspsychose gevoerd heeft tot het verguizen van vroeger

aanbeden afgoden, tot op 't kleingeestige af, en we het moesten beleven dat niemandminder dan de Homerosvorscher, Victor Bérard, in een boek van 288 bladzijden (UnMensonge de la science allemande) en in zijn Les Prolégomènes à Homè re de Fr.A. Wolf, het essentieele van Wolfs thesen, waarmede de moderne Homerosstudie enkritiek inzette, als plagiaat brandmerkte en de eer vanWolfs verdienstelijk werk voorl'abbé d'Aubignac opeischte. Dat pamphlet heeft gevoerd tot een dieper onderzoeken nu is de zaak voor goed uitgemaakt, ten gunste van den Duitschen philoloog.Victor Bérard echter ging zóóver zijñ vermeend gevalletje van plagiaat als typischvoor te stellen voor de houding die de Duitsche wetenschap pleegt aan te nementegenover de vreemde. Ons nu lijkt Bérards geschrijf heel wat meer typisch, alsmiswas uit een ongezonde vertroebelde geestesgesteldheid ontstaan.Uit een gezondere, maar in den grond dezelfde, naoorlogsche mentaliteit zijn

ongetwijfeld ook geboren de hier te lande veel verspreide uitgaven van ‘LesBelles-Lettres’ (Collection des universités de France, publiée sous le patronage del'association Guillaume Budé). Ze en bloc beoordeelen valt moeilijk, één praedikaatpast niet op alle, want zeer ongelijkwaardige werken treft men er onder aan. Enkele,onder de Latijnsche auteurs vooral, zullen bij wie streng oordeelt den indruk latendat de uitgave in haar geheel niet haar hooger doel heeft bereikt, niet

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 437: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

364

kan opwegen tegen de bestaande buitenlandsche, niet dwarsdoor naarstreng-wetenschappelijke methodes is uitgevoerd, niet dikwijls de vruchten levertvan oorspronkelijke opzoekingen. Van een zelfden auteur verschillen somshemelsbreed de verscheidene werken: men doorloope slechts het tiental tot nu toeverschenen Platonische dialogen.Het laatst in 't licht gezonden deel(1) bevat de eerste vijf boeken of zangen van het

eenig overgebleven werk van den dichter Lucanus, nl. het historisch epos: ‘DeBurgeroorlog’ (Bellum Civile of De Bello Civili) dat naar een vers uit het negendeboek zijn meer verbreiden naam heeft gekregen van: ‘Pharsalia’. De bewerker, deheer A. Bourgéry, is geen onbekende: in dezelfde serie verschenen van zijn hand eendeel Dialogen van Seneca, tevens een speciale studie: Sénèque Prosateur, een werkwaarin hij het proza, éénig in zijn soort, van dezen aantrekkelijken stoïcijn, van dezeneigenaardigen, forschen, zeer aangenaam leesbaren gedachten-houwer, op zeerverdienstelijke manier aan een taal- en stijlkundige analyse onderwerpt. Nu heeft deheer Bourgéry het werk in handen genomen van een bloed- en geestesverwant, inzekeren zin ook een lotgenoot van Seneca (beiden toch hebben beurtelings Nero'sgunst en ongenade aan den lijve ondervonden), een man uit dezelfde school, metgelijkaardig temperament, een tragisch-trotsche figuur ten slotte, uit wiens pen isgevloeid het lapidaire:‘Victrix causa deis placuit, sed victa Catoni’, - ‘De goden voelden met de

overwinnaars, maar met de verslagenen Cato’, nl. de rechtschapen, onwrikbarerepublikein, voor Lucanus de ideale Romein.Zeer wijselijk heeft de uitgever niet met den tekst gespeeld als Bentley en zich,

op weinig na, gehouden aan de algemeen aangenomen classificatie der buitengewoontalrijke manuscripten, wier zeer uiteenloopende varianten het den kritieker somslastig maken. Zeggen we hier enkel dat de tekst weliswaar geen wezenlijkenieuwigheid aanbrengt (wat ook niet noodzakelijk vereischt wordt) en dan ook geengrooten vooruitgang daarstelt tegenover de vroegere uitgaven (wat misschien nietmeer mogelijk is), maar dat hij den meer ingewijde, die over een persoonlijk oordeelbeschikt, goed kan bevredigen. De vertaling steekt vrij gunstig af tegen de oudere.Is 't niet juist de vertaling die het boek een nieuw uitzicht geeft? Ze leest gemakkelijk,tracht het Latijn en de beeldspraak te benaderen, maar - en dat is noodlottig bijvertalingen vooral van tweederangs-auteurs - die haar niet leest met een Latijnschengeest, en niet als een vertaling, krijgt alras den indruk dat hij in 't Fransch welinteressanter literatuur heeft aangetroffen.Trouwens het komt me voor dat dit soort van uitgaven voor een moeilijke opgave

staan, een moeilijk te bereiken doel nastreven: zij bedoelen én wetenschappelijk énpopulair te zijn. De specialist vindt er te weinig nieuwe en zuivere wetenschap; deleek stoot op een al te droog wetenschappelijk uitzicht (wat heeft die aan 'n apparatuscriticus?), krijgt te weinig kommentaar bij de vertaling. Als deze laatste dan toch inde eerste plaats voor niet-specialisten bestemd is, waarom dan slechts enkele nota's,naast zooveel onuitgelegde moeilijkheden?

(1) Vóór dit overzicht gedrukt werd, kwamen reeds weer andere deelen van de pers.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 438: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

365

Ook op dit gebied blijft het immer moeilijk twee heeren te dienen. Anderszijds dientook op het nuttige en voordeelige van deze uitgave gewezen: Een bepaalde klas vanlezers, o.m. de half-ingewijden, - meer concreet - den intellectueel en den literatordie, in hun tijd, een humanistische vorming hebben ontvangen maar verder er zichniet meer op beroemen kunnen zich op eigen vleugels te wagen in een lang verlatengebied, vergemakkelijken zij den toegang tot de oude literaturen, waarbij zij, dankzij hun schappelijken prijs, geen groot geldelijk offer tergen.Van Lucanus bereikt het getal van de nog bestaande handschriften haast dat der

groote klassieken, Vergilius en Horatius. Lucanus hebben de vorige eeuwen veelafgebrokenmaar ook veel bewonderd. Thans nog zal men Lucanus lezen, niet zoozeerom het geniale van zijn kunst, dan wel om de eigenaardige kenmerken er van; wantvóór hem (en na hem) zijn grooteren opgestaan, in wier schaduw hij weliswaar vaakverdwijnt, maar naast wie ook hij een plaats mag opeischen in de opinie van al wiezulkdanige literatuur nog kan genieten - zeggen we juister - ook de onhebbelijkhedendier post-klassieke literatuur, als daar zijn haar rhetorische hoogdravendheid en haarcerebraal karakter, kan verstaan en zelfs interessant vindt als zoovele verschijnselen,die uit bepaalde literaire en historische omstandigheden zijn gegroeid. Kan de literator,de estheticus in deze poëzie heel wat genot vinden, weliswaar van een bizonderenaard, zoo zal de literatuurhistoricus bij Lucanus, zooals trouwens bij haast al zijntijdgenooten, als met de hand betasten den invloed, ook den negatieven als reactiebedoeld, van de groote voorgangers, tevens den invloed van de vrij onschuldige modeder declamatievergaderingen, waarheen de eloquentia van een Cicero onder deCaesares was gevlucht, waar ze als een bloedarmoedig dilettantisme haar roemloosbestaan trachtte te rekken en teerde op spitsvondig verzonnen maar afgezaagdethemata, daar een bespreking van reëele toestanden onder de goddelijke imperatoresoverbodig en weleens gevaarvol was. Lucanus heeft het aangedurfd, in de laatsteboeken van zijn epos, vrij en vrank en ten koste van zijn leven, het oor van zijnoud-begunstiger zeer scherp te kwetsen, van Nero, dien hij aanvankelijk, meerkruiperig dan een doorsnee-hoveling het over zijn hart zou krijgen, in het middenvan den bestemden hemel had verheven. Derhalve vinden we in zijn werk wel hetliteraire syncretisme van zijn tijd terug, maar daarboven voelen we het schokkendeleven van een niet banale, alhoewel niet altijd evenzeer sympathieke persoonlijkheid.Die de tweederangs-literatuur der Romeinen voorbijgaat, krijgt geen volledig inzichtin de kunst van Corneille noch van vele onder zijne tijdgenooten.

Dr B. VAN POTTELBERGH

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 439: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

366

Rechtswetenschap

Over het begrip ‘Amnestie’ in verband gebracht met het begrip ‘Politiekmisdrijf’.

Het ligt hoegenaamd niet in de bedoeling van steller van dit artikel een pleidooi teschrijven voor of tegen de toepassing van den amnestie-maatregel ten voordeele vande Vlaamsche aktivisten. - Het eenige wat hij zich als doel heeft voorgesteld is kalmen objectief, zonder vooringenomenheid, het begrip ‘amnestie’ te ontleden, het inverband te brengen met het begrip ‘politiek misdrijf’ en uit dit verband af te leidenin welke mate, van juridisch standpunt beschouwd, de amnestie voor politiekemisdrijven wenschelijk is. Met opzet - juist om objectief te blijven - heeft hij hetvraagstuk dus ‘in abstracto’ behandeld zonder rekening te houdenmet de voorwaardenen omstandigheden waarin het zich hier te lande voordoet, hopende alzoo van zijneigen te kunnen getuigen het probleem ‘sine ira et studio’ onderzocht te hebben.De amnestie is feitelijk een akte van het opperste gezag waardoor sommige

misdrijven volkomen uitgewischtworden. (Prof. Vliebergh:Beginselen van strafrecht,bl. 126.) De amnestie is dus de eigenlijke vernieling van het misdrijf. Dit blijkt reedsuit den naam die de Romeinen er aan gaven ‘abolitio’, naam die door het oud Franschrecht werd overgenomen: ‘droit d'abolition’.Hierdoor verschilt de amnestie heelemaal van de genade die volgens artikel 73

van de Grondwet door den Koning kan verleend worden. Door de genade wordenhet misdrijf en de veroordeeling behouden, alleen de straffen worden kwijtgescholdenof verminderd.De amnestie is dus objectief, in dezen zin dat het voorwerp van de bestraffing

wordt weggenomen. Het genaderecht is subjectief omdat alleen de straf die aan hetsubject wordt toegepast verdwijnt.Een ander verschil tusschen amnestie en genade is het volgende: de amnestie is

algemeen omdat zij noodzakelijk moet toegepast worden ten voordeele van allepersonen die een zelfde misdrijf pleegden; de genade integendeel is individueel alsgunstmaatregel ten voordeele van bepaalde enkelingen getroffen.Uit deze korte ontleding zal de lezer reeds kunnen opmerken hebben hoe gevaarlijk

de amnestie is en hoe storend zij kan zijn voor de rechtsorde.Immers door het feit dat op een bepaald oogenblik een misdrijf als niet-misdrijf

kan beschouwd worden, met al de gevolgen die daar uit voortvloeien, wordt hetrepressief karakter van de straf heelemaal vernietigd. Maar hetgeen nog veel ergeris, door ditzelfde feit wordt het preventief karakter der straf zwaar gehavend.De mogelijkheid, het misdrijf door een daad van den wetgever te zien vernielen,

met als gevolg, dat de straffen voor dit misdrijf opgeloopen worden uitgewischt, isop zich zelf reeds in tegenstrijd met de meest aanvankelijke begrippen van socialeprophylaxie en als dusdanig een premie tot de misdaad.Wanneer wij dus het begrip ‘amnestie’ tot op de laatste vezel ontleden, moeten

wij met de moderne criminologen beken-

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 440: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

367

nen dat de amnestie, althans voor misdrijven van gemeen recht, zeer gevaarlijk is enmet de meeste omzichtigheid door de staatsmacht moet gebezigd worden. Deberoemde Italiaansche criminoloog Garofalo wenscht zelf, dat ze voor hetgemeenrecht volkomen zou verdwijnen. (Garofalo, La Criminologie, p. 401. Edit.française Alcan.) Principieel zeggen wij dus, dat de amnestie een kwaad is, maar hetkan in bepaalde gevallen een noodzakelijk kwaad worden, nl. in de gevallen vanpolitieke misdadigheid.Het is trouwens voornamelijk met het oog op de politieke misdadigheid dat de

amnestiemaatregel in meestal de wetgevingen wordt voorzien. In dien zin is het danook dat Prof. Prins de amnestie een ‘politieke maatregel’ noemt. ‘L'amnistie est unemesure politique prise dans un but d'apaisement politique après une insurrection oudes troubles graves; il arrive parfois aux époques agitées un moment où l'intérêt del'Etat commande de calmer les passions surexcitées en proclamant l'oubli du passé.(Ad. Prins, Science pénale et droit positif, no 954.)Om de volledige beteekenis te kennen van het begrip ‘amnestie’ moeten wij het

dus in verband brengen met het begrip ‘politiek misdrijf’. Ongelukkiglijk is de juistebeteekenis van dit laatste begrip zeer onduidelijk en heeft het op het einde der vorigeeeuw een belangrijke evolutie ondergaan.Voor de vertegenwoordigers van het klassieke strafrecht is het politieke misdrijf

het zwaarste misdrijf dat kan gepleegd worden.De grondlegger van het klassieke strafrecht, Cesare Beccaria (1738-1794)

beschouwde reeds het politieke misdrijf of, om in den stijl van den tijd te blijven,het majesteitsmisdrijf als de hoogste en zwaarste misdaad omdat zij als voorwerpheeft, de ondergang der maatschappij of van hen die ze vertegenwoordigen. (CesareBeccaria Dei Delitti e delle pene, §§ 25 en 26.)De opvatting van Beccaria wordt volkomen gedeeld door de twee grootste

vertegenwoordigers van het klassiek strafrecht in Frankrijk, nl. Chauveau en Helie.Hun bedenkingen zijn echt kenmerkend: ‘Dans tous les temps et chez toutes lesnations, les attentats contre la constitution du pays et contre la personne du Princeont figuré au premier rang des crimes. Ils ébranlent l'ordre social dans ses fondements;ils menacent toutes les existences en une seule; même quand ils avortent, leurretentissement alarme et trouble la société. Ils forment une sorte d'exception au milieudes crimes ordinaires et par les objets qu'ils attaquent et par les périls qu'ils entraînent.De là, les définitions plus précises, les pénalités plus rigoureuses que toutes leslégislations leur ont appliquées. De là les incriminations multiples qu'elles ont seméespour ainsi dire autour de leurs pas comme autant de barrières pour les arrêter dèsleur premier essor, pour retenir chacun de leurs actes, pour les coinprimer jusquedans la pensée où ils germent. (Chauveau et Hélie, Théorie du code pénal, no 1068.)In België werden deze bedenkingen nog in de jaren 1890-1900, instemmend, doorde twee gekende juristen Nypels en Servais, aangehaald. Deze opvatting van hetpolitiek misdrijf kan ons, moderndenkenden, eenigszins simplicistisch schijnen, maarze is toch licht uit te leggen, wanneer men ze in het kader brengt van het tijdvakwaarin ze is ontstaan.Beccaria was een discipel van de Fransche encyclopedisten en stond vooral onder

den invloed van Jean-Jacques Rousseau, wiens contractueele staatstheorie hijonvoorwaardelijk heeft

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 441: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

368

aanvaard en als grondslag gebezigd van zijne strafrechtsphilosophie.Voor hem zooals voor Rousseau berusten Recht en Staat op eene uitdrukkelijke

overeenkomst, eert formeel verdrag door hetwelk elkeen der deelgenooten een deelvan zijne individueele vrijheid afstaat om in ruiling de voordeelen van hetmaatschappelijk leven te genieten.De wilsuiting van de meerderheid is dus de eenige grondslag van de positieve

wetgeving.Wanneer een persoon eene daad stelt die in strijd is met die wilsuiting, dan is er

verbreking van de rechtsorde en bijgevolg misdrijf. Maar wanneer die daad alsvoorwerp heeft de bestrijding van die bestaande meerderheid, dan is er niet alleeneene verbreking van de rechtsorde, maar dan is er tenminste eene poging tot vernielingvan die orde. De poging tot de vernieling van de bestaande rechtsorde, dat is volgensBeccaria het politieke misdrijf, dat dan ook als het zwaarste misdrijf moet wordenbeschouwd omdat het de maatschappij zelf in haar bestaan bedreigt.Beccaria's theorie over de politieke misdaad is dus het logisch corollarium van

Rousseau's contractueele staatsopvatting. Nu deze laatste heeft heel de XIXo-eeuwschestaatsleer beheersebt. Het is dan ook niet te verwonderen, dat de liberaliseerendeschool van klassiek strafrecht onvoorwaardelijk en zonder het minste voorbehoudhet concept ‘politiek misdrijf’, zooals het door Beccaria werd omschreven, heeftaanvaard.Het is eerst op het einde der XIXe eeuw dat de eerste aanvallen tegen de klassieke

opvatting plaats grepen. Het waren natuurlijk de Italiaansche positivisten die hetsignaal gaven van den aanval; eerst Lombroso, die in samenwerking met Laschi, eenzeer uitgebreide studie schreef over de psychologie van den politieken misdadiger;dan Enrico Ferri, die in zijne classificatie der misdadigertypen zelf geen plaats vondvoor de politieke misdadigers, omdat volgens hem strict genomen er van geenpolitieke misdaad kan gesproken worden, tenzij deze misdaad zou gepaard gaan metmisdrijven van gemeen recht, waardoor dan de misdadiger onder de gewoonclassificatie zou vallen(1); eindelijk Garofalo die eene heel nieuwe theorie over dejuridische grondslagen van de misdaad heeft ontwikkeld.Het voorbeeld door de positivisten gegeven werd weldra gevolgd door

rechtsgeleerden, die niets gemeens hebben met het eigenlijke positivisme en die zelfsmeer dan eens die richting hebben bekampt zooals b.v. Louis Praol, raadsheer bijhet beroepshof te Parijs, die mag beschouwdworden als een der meest vooraanstaandevertegenwoordigers van het spiritualisme in de Fransche magistratuur.Eene eerste kritiek, die tegen de traditioneele opvatting werd gericht, is dat Beccaria

en zijne volgelingen het probleem maar van eene zijde hebben beschouwd, en datdaardoor hunne opvatting veel te exclusivistisch werd.De klassieke school heeft zich uitsluitend op het standpunt gesteld van den Staat,

dit is op het standpunt der bestaande meerderheid, doch zij heeft vergeten dat volgenshet getuigenis der geschiedenis, de bestaande meerderheid, meermalen van

(1) Ferri voorziet vijf typen van misdadigers: 1. de geboren misdadigers; 2. de krankzinnigemisdadigers; 3. de passionneele misdadigers; 4. de misdadigers uit verworven gewoonte; 5.de gelegenheid-misdadigers

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 442: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

369

hare macht misbruik heeft gemaakt om, in naam van het staatsbelang en het openbaarheil, personen te veroordeelen en te elimineer en, aan dewelke als eenig misdrijf kantoegeschreven worden, dat zij eene andere staatsopvatting hadden als die welke doorde algemeenheid wordt aanvaard.‘Il n'y a pas de crime que la politique n'a essayé de justifier en alléguant la Raison

d'Etat... C'est au nom de la Raison d'Etat que Socrate a été condamné à boire de laciguë, que les chrétiens ont été persécutés par les empereurs romams, que lesprotestants ont été massacrés par Charles IX et expulses par Louis XIV. C'est au nomde l'intérêt de l'Etat que Néron a fait justifier l'assassinat de sa mère.’ (Louis Prial,La Criminalité politique, p. 3)Dit zoo gezegd staatsbelang kan ook een meer concreete vorm aannemen, al is het

dan maar de vorm der ‘nationale eenheid’.‘Une des principales tendances des pouvoirs qui ne savent pas comprendre la

liberté et la diversité est d'imposer l'unité par la contrainte. Cette recherche de l'unitéa fait dans les siècles passés couler des torrents de sang. O Unité, que de crimes etde sottises on commet en ton nom.’ (Louis Proal, ibid. Préface de la 2e édit., p. VII.)De amnestie moet dus zijn een veiligheidsklep tegen de almacht van de bestaandemeerderheid.Een tweede kritiek berust op het betrekkelijkheidskarakter van het politiekmisdrijf.

Wat heden als politiek misdrijf wordt beschouwd kan morgen als een heldendaadworden aanzien; wat hier te lande met gevangenis wordt gestraft wordt elders meteereteekens beloond. Dit relativiteitskarakter wordt door geen enkele moderne juristontkend, en het is zelf bij ons dat die relativiteit op de scherpste wijze werdaangetoond door Prof. Prins, die ze in een echt merkwaardige zinsnede in het lichtheeft gesteld: ‘Rien n'est plus variable et plus conventionnel que la notion du délitpolitique, parce que ce délit est une atteinte à l'idéal politique d'une majorité quidéfend la stabilite; de l'ordre politique établi contre les efforts opposés d'une minoritéet que l'idéal politique est lui-même essentiellement variable suivant les lieux et lestemps. Au point de vue absolu, le délit politique est simplement une conception del'ordre politique différente de la conception de la majorité et un acte tendant à réalisercette conception différente.’ (Ad. Prins, ibid., no 154.) Daarmee is tevens de bepalingaangegeven van het politiek misdrijf, zooals het door al de moderne rechtsgeleerdenwordt opgevat.Eindelijk eene derde en laatste kritiek tegen de traditionneele opvatting is dat het

wezen, de natuur of beter nog de psychologie van de politieke misdadigers bepaaldverschilt met die van de misdadigers van gemeen recht, met als gevolg dat ze ookanders moeten behandeld worden.Terwijl de misdadigers van gemeen recht door gevoelens van egoïsme gedreven

worden tot het plegen van het misdrijf worden doorgaans de politieke misdadigersgeïnspireerd door gevoelens van altruisme. Zooals de Deensche criminoloog, Dr

Aug. Goll, doet opmerken, de politieke misdadiger is de edelman van hetmisdadigersleger: ‘Der politische Verbrecher ist der Homo nobilis derVerbrecherzunft. Er ist der Idealist unter den groben materialisten der Verbrecher.’(Dr Aug. Goll, Verbrechertypen aus Shakespeare. Ub. von Oswald Gerloff, p. 25.)De Berlijnsche hoogleeraar, Dr Kohler, drukt dezelfde gedachte uit wanneer hij zegt

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 443: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

dat de politieke misdadiger niet gedreven wordt door ‘Eigensucht’, maar wel door‘ein Zug phantastischer

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 444: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

370

Schwärmerei’. (Prof. Kohler, Verbrechertypen in Shakespeare's Dramen, p. 46.)Deze eigenaardigheid der politieke misdadigers werd trouwens veel vroeger reeds

opgemerkt door Lombroso, die een der eerste was die de psychologie van dezemisdadigerscategorie heeft bestudeerd: ‘C'est un fait désormais reconnu et dont j'aifourni des preuves dans mon Crime politique, que les initiateurs des grandesrévolutions scientifiques ou politiques sont presque tous jeunes, doués de génie, oud'un singulier altruisme et d'une belle physionomie; et loin de présenter cetteinsensibilité commune aux criminels nés, ils se distinguent au contraire par unevéritable hyperesthésie morale et physique.’ (Lombroso, Le Crime, ses causes et sesremèdes, p. 528.)Uit dit alles meenen wij voldoende bewezen te hebben dat de klassieke opvatting

voor goed bankroet moet verklaard worden. Blijft ons nu nog na te gaan op welkegrondslagen de nieuwere opvatting berust.Wij hebben de grondslagen reeds aangegeven wanneer wij met Prins verklaarden,

dat het politiek misdrijf eene opvatting is van de politieke orde verschillend met deopvatting van de bestaande meerderheid en eene daad om die nieuwe opvatting terealiseeren.Op zich zelf genomen, is het politiek misdrijf dus geen ‘natuurlijk delikt’; het kan

echter accidenteel een natuurlijk delikt worden wanneer het gepaard gaat metmisdrijven van gemeen recht, zooals moord, brandstichting, diefstal en dergelijke.Hieruit volgt dus, dat zoolang het politiek misdrijf geen natuurlijk delikt is, de

bestaande meerderheid slechts mag maatregelen treffen om de voorstaanders dernieuwe orde onschadelijk te maken en dat die onschadelijkmaking moet ophoudendoor amnestie, zoodra het gevaar voor de bestaande orde is geweken of zoodra denieuwe orde door de kentering van de publieke opinie haar redenen tot bestaan kandoen gelden.Maar zelf wanneer deze laatste voorwaarde, strikt genomen, niet vervuldis, dan nog zal het in veel gevallen een daad zijn van wijs beleid tot pacificatie deamnestie uit te roepen.Menschen kanmen kerkeren, verbannen of dooden, maar hungedachte, indien ze vruchtbaar is, leeft na hen voort en gedijt des te rapper, wanneerde massa de drager van die gedachte tot martelaar verheft. ‘On ne tue pas une idéeen tuant celui qui l'a conçue; elle grandit, au contraire, et se perpétue par l'auréoledu martyre.’ (Lombroso, op. cit., p. 503.)Ten andere, het kan eene daad zijn van zeer fijne politiek de amnestie uit te roepen

zelf wanneer de nieuwe orde nog niet gansch is doorgedrongen.Was het niet Napoléondie zei: ‘La politique est l'art de céder à temps’(1)?

JOS. RONDOU, Advokaat.

(1) Maxwell drukt dezelfde gedachte uit op de volgende wijze: ‘Les concessions faites à tempspeuvent éviter des maux irréparables; elles assurent l'évolution des sociétés et permettentd'éviter les révolutions.’ (Maxwell, Substitut du Procureur général près la Cour d'Appel deParis: Le Conceps social du Crime, p. 376. Ed. Alcan.)

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 445: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

371

Bibliografie

‘Verhandelingen en Voordrachten, door Dr Frans Van Cauwelaert. (N.V.De Standaard, Brussel (1927).

Een keur uit vroegere redevoeringen. Daarbij: ‘Paschen 1916’, een opstelovergenomen uit ‘Vrij België’; ‘Eerherstel en boete’, de rede uitgesproken op hetEucharistisch Congres te Amsterdam, en de ‘Welkomrede voor Prinses Astrid’.Daarmee hebben we: Van Cauwelaert, als flamingant; Van Cauwelaert, als

godsdienstige denker; Van Cauwelaert, als officieel orator.Bij het aandachtig lezen dezer verhandelingen en voordrachten, ankert zich de

overtuiging al vaster en vaster in dat: Frans was en is een groot redenaar. De politiekheeft zooveel schoons gedood, dat we wel eens juichen mogen bij 't gaaf blijven vanzoo'n heerlijk talent!K.E.

De uitgeversfirma Excelsior te Brugge brengt ons al maar toe nieuweuitgaven aan. Nu weer drie:

‘Geest van den heiligen Pastoor van Ars’, door E.H.Monnin, vertaling uit het Franschvan E.H. de Spot. Allerbest geschikt voor geestelijke lezing en meditatie.‘Schetsen uit de dierenwereld’, door J.B. Martens. Toen we, vóór twintig à dertig

jaar, doodarm waren aan Vlaamsche vulgarisatiewerken, heeft kanunnik Martensmet zijn wetenschappelijke boekjes ons onschatbaren dienst bewezen. Dit deel gaatover de vogels en kan nog met belangstelling worden gelezen.‘Kongoleesche Geestesverhalen’, door Pater Struyf, S.J. Deze verhalenmaken het

derde deel uit van Pater Struyf's Kongoleesche vertellingen. Even interessant als devoorgaande deelen. Want het blijft toch steeds nuttig de zielen te benaderen van‘onze zwarte broeders’. Ook kunnen deze primitieve kunstvormen heel wat belanginboezemen. De spotliederen en de treurliederen zijn niet onaardige staaltjes uit hetgevoelsleven der Kongoleezen.K.E.

PhilipsWielant en diens Corte Instructie omme jonghe Practisienen in civilezaken’, door Mr H.P. Schaap. (Haarlem - H.D. Tjeenk Willink en Zoon -1927.)

Deze studie, die een inleiding bedoelt te zijn op een tekstkritische uitgave vanWielant's ‘Corte Instructie in civile zaken’ is hoogst belangwekkend, niet enkel omdatde Gentsche jurist er voor het eerst naar waarde

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 446: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

372

geschat wordt als mensch, politieke persoonlijkheid, rechtsgeleerde en schrijver,maar vooral omdat ze een helder licht werpt op de 15e-eeuwsche bewusteaaneengroeiing van de Dietsche gewesten en de kiemen van hedendaagscheVlaamsche toestanden in de toenmalige stroomingen terugvindt. Treffend is hetparallel tusschen Fransch imperialisme, Bourgondisch étatisme, Dietschvolksbewustzijn eenerzijds en pénétration, al of niet pacifique, Belgicisme, Vlaamschnationalisme anderzijds. Wielant stond op het standpunt van zijn stadsgenooten, dieeen eigen Dietsche volkspolitiek voerden en zich dienvolgens bewust en krachtigverzetten tegen twee vijandelijke stroomingen tegelijk: het Fransch imperialisme enhet Bourgondisch centraliseerend en vervreemdend étatisme (onder Maximiliaanvan Oostenrijk). De centrale landsregeering diende W. eerst nadat deBourgondisch-Habsburgsche staatsgedachte eenmeer Nederlandschen inhoud kreeg,t.t.z. nadat ‘het Dietsche element verbazend in kracht en aanzien won tengevolgevan het afbrokkelen van de Fransche deelen van den Bourgondischen Staat’ (Prof.G. Huizinga). Telkens een of ander moeilijkheid of geschil oprees werd W. dan doorde regeering met zendingen naar Holland en Zeeland belast De kroon op zijnwerkzaam leven zette hij toen in 1515 te Brugge de Nederlandsche rechtsbelangenverdedigde tegenover de bekwaamste Engelsche staatslieden en geleerden van zijntijd. Deze vlot geschreven studie berust op talrijke en gewetensvolle navorschingenen geeft blijk van een groote liefde voor Vlaanderen. Den vurigen Grootnederlander,Mr. H.P. Schaap, die den schranderen, Dietschbewusten Gentenaar Ph. Wielant ineer herstelde, hebben we onzen oprechten dank te weten.O.D.

Fons Van de Maele: ‘Verzekens voor ons Volk’, vierde bundel. Antwerpen,Standaard, z.j. (1926).

Deze ‘Verzekens voor ons Volk’ zijn zonder pretentie en dat is reeds dat gewonnen.Bovendien zijn zij vlot geschreven en vlot gerijmd. Of dit poëzie is en de schrijverdaarvan een dichter, zoals Th. Van Tichelen, de inleider, het hebben wil? Volkspoëzie?och kom, dat bestaat niet. En een poëzie, waarvan de voorstelling niet vèr rijkt, isniet door een qualitatieve begrenzing, die dan nog wel slecht gekozen is, teverontschuldigen. En met ‘Verzekens voor ons Volk’ maakt men nog geen populairepoëzie. Ook hierin bestaat fabrikaat, goed fabrikaat zelfs, en anderzijds lyriek. Deze‘Verzekens’ nu zijn goede konfektie.P.O.

Jef Mennekens: ‘Keur’, Antwerpen, De Sikkel, (1926).

Jef Mennekens heeft een keur samengesteld uit zijn gedichten, geschreven tussen1895 en 1923; deze keurgedichten zijn de moeite waard van herdruk en selektie endeze anthologie mag er zijn. Het is niet kwaad er aan te worden herinnerd dat in 1895

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 447: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

reeds, Jef Mennekens gedichten heeft geschreven die, voor wat de hier gekozenebetreft, van een voor die tijd zeldzame formele eerlikheid en losheid getuigen.Natuurlik is er ook wat tegen te zeggen: er komen ook in deze ‘Keur’ nog gedichten

voor, waarin ‘de smart’. (‘puisqu'il faut l'appeler par son nom’) niet meer als eenwerkelikheid aandoet,

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 448: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

373

maar wel als een lyries requisiet. De dichters van toen hielden meer van Ophelia,dan van Hamlet. En men ziet, buiten de eerlikheid om, de wegen langs waar zulkevoorkeur kwam: Ruskin, Dante Gabriël en de meest talentloze schilders der 19e eeuw:de prae-rafaëlieten. Zo deed met de esthetiek, ‘de smart’ die, meende men, bij haarhoorde, als bij de krijger het zwaard, haar intrede in de vlaamse letterkunde.Maar toch schijnt mij gene Mennekens met zijn ietwat estheties-noodzakelike

smart te verkiezen boven deze van meer ‘natuurlike’ gedichten als b.v.‘schooloptocht’, waarvan men alleen zeggen kan dat het goed bedoeld is.P.O.

Aug. Van Cauwelaert: ‘Liederen voor Maria’. Tweede druk. Leuven, deVlaamsche Boekenhalle, z.j. (1927).

Binnen korte tijd verscheen een tweede druk van deze bundel; wel een bewijs vanzijn sukses en een logenstraffing tevens van de mening dat de belangstelling voorlyriek gaandeweg afneemt.De gedichten hebben wij destijds besproken. Bij gelegenheid van deze tweede

druk, wijzen wij nog gaarne op de typografiese verzorging. Het is, in de vlaamseuitgeverij, vrij uitzonderlik.P.O.

Seuphor: ‘Diaphragme intérieur et un drapeau’. Paris, ‘les écrivains réunis’,s.d. (1926).

Op het pas-verschenen rond het boek, kan men de vraag lezen: Connaissez-vousSeuphor?’ En daarna het komplement: ‘Personnellement?’Mijn kameraad Seuphor neme mij mijn onwetendheid niet ten kwade, maar ik

begrijp werkelik die tweede vraag niet. Beste Seuphor! laat ons ten minste toch hetpad van het heldere inzicht niet verlaten! Iedereen, die ons kent, kent ons persoonlik.Of dacht ge soms dat men anders onze gedichten zou lezen?Een paar jaar geleden heb ik, in een recensie van Seuphor over jonge hollandse

dichters, en betrekkelikMarsman dan, deze waarheid gelezen ‘dat de reis naar Berlijngevaarlik wordt voor iemand die Parijs nog niet kent’. Ik denk dat Seuphor mijdankbaar zal zijn dat ik, te zijner gelegenheid, het bij een bloot herinneren aan dezediakenhuismannetjeswaarheid laat.Evenwel moet ik Seuphor gelukwensen. Niet om zijn knapheid, maar wel om de

waan, bij hem, van deze knapheid, Na de Nederlandse, bestijgt Seuphor de franseParnassus. De alpenstok van de spraakleer heeft geen modern toerist nog van mode.En niet eens het begrip van taaleigen. Om van taalpsyche, deze oude moêr, niet eenste spreken.Seuphor is dus een groot man. Hij vraagt de mensch of ze hem persoonlik kennen.

Hij springt van de ene taal in de andere, zo maar zo: hop-la. Hij zet zich aan zijn

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 449: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

schrijftafel, een kaffeetafel, een treintafeltje en zie dit wonder: alles wat zo maar mijniks jou niks uit de vulpen van Scuphor vloeit is knap, ik zeg het je: het is knap.Soms, wanneer hij toevallig onoplettend is en dat de overtuiging in de a-prioriese

knapheid van zijn vulpen hem ontsnapt, schrijft hij wel een goed gedicht:Tunisla-Blanche.Dat gebeurt hem echter zelden. Het zou weinig bij zijn optreden passen.P.O.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 450: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

374

Aanteekening

IN 1929 zal het 2e eeuwfeest gevierd worden van de geboorte van Mendelssohn,wijsgeer uit de kantische periode.Manuscripten, brieven of zeldzame drukkenwordenvriendelijk gevraagd ter overdruk in de uitgave S.W. Jubileum-uitgave.Mededeelingenzenden aan Prof. Guttmann, Wullenwerbestr., 2, Berlijn.

In den loop van de maand April overleed op 80-jarigen ouderdom Rud. Lehman,eerehoogleeraar in de pedagogiek aan de universiteit van Breslau en ook in Vlaanderengeen onbekende.

Het Collège de France vierde het jublieum van den godsdiensthistoricus A. Loisy,voorheen priester en danwegensmodernisme uit de Kerk gescheiden, en die ruchtbarewerken schreef over de historische waarde der evangeliën en de eerste christenetraditie. De hoogescholen van Bonn, Brussel, Cambridge, Columbia, Amsterdam,Warschau en veel andere instituten waren vertegenwoordigd.

Prof. Grabmann heeft twee handschriften ontdekt te Rome en te Avignon van zevenlatijnsche Questiones van den mystieker Eckhart. Ze zijn belangrijk, omdat zedagteekenen uit den tijd dat hij aan de Parijsche universiteit werkzaam was, eenperiode uit zijn leven, waarover de documenten heel schaarsch waren. Voor degeestelijke ontwikkeling van den mysticus zijn ze van groote waarde, bericht deprofessor.

Den 19 Maart l.l. herdacht Engeland de 200e verjaardag van Newton's overlijden.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 451: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

375

Geloofsverdediging van Antwerpen heeft de Nederlandsche vertaling overgenomenvan Grabmann's beroemd werkje: Thomas van Aquino, dat ze tegen den gunstprijsvan 17.50 fr. afgeeft (anders 27 fr.).

Frankrijk telt, sedert de aanvang van het jaar, twee nieuwe philosophische tijdschriften.De Revue d'Histoire de la Philosophie (Parijs, Gamber) is een groot opzet onderredactie van Ch. Andler, Levy-Bruhl, Robin, Xavier Leo en Diès. De Archivesd'Histoire doctrinale et littéraire du Moyen Age (Parijs, Vrin), onder redactie van Et.Gilson en P. Théry, zullen zonder regelmatigheid verscheidene afleveringen per jaargeven, die telkens een afgesloten geheel vormen over den tijd door de titel aangeduid.

Prof Alberini, deken der universiteit van Buenos Aires beeft een vereeniging gestichtten einde de philosophie der moderne tijden in Zuid-Amerika te verspreiden. Latermeer over deze stichting, die van belang zou kunnen zijn voor de ontwikkeling vanSpaansch Amerika.

Het Bureau international d'Education van Genève richt een rondvraag in over hetpatriotisme. De redactie beschikt over enkele vragenlijsten voor lezers die begeereneraan deel te nemen.

De Estnisch-Finsche-Ugrische Maatschappij heeft besloten een beweging op touwte zetten voor het vestigen van een nationale estnische kultuur. Met de medewerkingvan de Hongaarsche en de Finsche ambassade werd tot een persveldtocht besloten.De turanische beweging zal in de school overgedragenworden. Het Estnisch nationaaltheater heeft zijn medewerking toegezegd tot het inrichten van turanischevoorstellingen. De studie van het Hongaarsch zal over heel Estland verspreid wordenen met Hongarije bereidt men een intense uitwisseling van studenten. Het werk vanSzekely: De Finsch-Hongaarsche volkeren en de turanische bewegingwordt eveneensin het Estnisch vertaald.

De echtheid van Bethmann-Hollweg's woord van het ‘Stuk papier’ wordt wederombetwist. Men weet dat het uitgesproken werd den 4n Oogst 1914 tot den Engelschengezant S.E. Goschen. Na de dood van beide politieke personen is er geen middel omde historische draagkracht van het woord te garandeeren. Hoe luiden de woorden?In welke taal werden ze gesproken. Een officieele opteekening van

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]

Page 452: Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17] - dbnl · 2019. 5. 2. · VI HIRSCHA.:Dedetectiveroman 212 INDESTEGEDr:HenrietteRoland 65,136,202,325 Holst'sontwikkelingsgang KONINCKXW.:Psychologischportret

376

het woord berust niet in het archief van het Foreign Office. De diplomatischehandelingen werden gevoerd soms in het Duitsch, het Engelsch en het Fransch. Inonderhavig geval is het gesprek in het Engelsch gevoerd geworden; volgens eenversie zou het woord luiden: a piece of paper; het historische ‘a scrape of paper’ isniet historisch verdedigd geworden. In de Notes and Queries vraagt men of wellichtvan Duitsche zijde geen licht in de zaak gebracht kan worden.

De bekende historicus en socioloog Gulielmo Ferrero, die de politiek van Mussolinischerp afkeurt, zag zich verleden jaar de pas weigeren toen hij naar Geneve wildevertrekken. Dit jaar wou hij een reis naar Amerika ondernemen, en had voor 40voordrachten gecontracteerd. Deze echter is hij verplicht op te zeggen, daarMussolinihem geschreven heeft, dat hij het als een persoonlijke amabiliteit zou beschouwen,wanneer hij voor het oogenblik niet naar het buitenland reisde. Zoo is Ferrero eigenlijkeen gevangene in Italië.

Prinses M. Sayn-Wittgenstein, dochter van prinses Hohenlohe-Schillingfust, envriendin van Liszt, was ook zeer goed bekend met Wagner, wat bewezen werd doorde ontdekking van een correspondentie tusschen beide, van 1854-75. Nu wordteveneens het manuscript harerMemoires gepubliceerd door de firmaHeck, teWeenen.Het manuscript is geschreven in 1889 en vervolgt Wagner's leven van 1848 tot aanzijn dood. Vnl. belangrijk voor zijn karakter en omgeving.

Kan. Van Nuffel geeft als bijlage van het eerste nummer vanMusica Sacra, tijdschriftvoor gewijde muziek, de afdruk van een polyphonische mis van den Mechelschencomponist en kapelmeester van het hof te Praag, Philippus de Monte, die alsmanuscript berustte in de Kon. Bibliotheek van Brussel. Ze werd eveneens opPaaschdag te Mechelen uitgevoerd. De uitgever voorziet ook de mogelijkheid deruitgave van muziek van andere Vlaamsche meesters als De Rore, Willaert, Pierre dela Rue, enz. die eveneens zich te Brussel bevinden.

R. Rolland publiceert een nieuw werk over Beethoven: B. Son âme et son Art, enJean Chantavoine vertaalt de correspondentie van den meester.

Vlaamsche Arbeid. Jaargang 22 [17]