MARCUS CURTIUS, - dbnl

82

Transcript of MARCUS CURTIUS, - dbnl

Page 1: MARCUS CURTIUS, - dbnl
Page 2: MARCUS CURTIUS, - dbnl
Page 3: MARCUS CURTIUS, - dbnl

M A R C U S C U R T I U S ,

By Iz.AA K D m M , Boekdrukker en Boekverkoofter, beluiden "het Stadhuis, by den Dam . 1734.

Met Jiivilegie.

Page 4: MARCUS CURTIUS, - dbnl
Page 5: MARCUS CURTIUS, - dbnl

D E N H E E R E

ADRIAAN VA N ALDER-W E R £ L T j

R A A D , V A N Z Y N R O O M S C H I C E I Z É R L Y K E -

EN K o N l N G L Y K E C A T H O L Y K E

M A J E S T E I T ,

E N D E S Z E L F S A G E N T B Y D E H O O G -

M O G E N D E H E E R E N S T A A T E N

G E N E R A A L DE R V E R E E N I G D E

N E D E R L A N D E N .

J2* E n Edel lid der.Roomfche Burgery , Held C U R T I U S , di e d'eeuwen ftreeft voorby, En 't woên des tyds, i s tot dit uu r ontwrongen, Daar hy noc h leeft op duizenden van tongen , Door zyne n moed, e n overed'le daad , Zo groot s betoont aan Romen' s Burgerftaat , Een daad waar van wy nergens weerga vinden , Daar hy zig zelf doo r d'Afgron d laa t verflinden ,

* 3 Ea

Page 6: MARCUS CURTIUS, - dbnl

En ftrekt aa n 't vol k een koft'ly k Offerhand , Alleen uit zucht voor 't dierbaa r Vaderland , Dat door d e Peft t e deerlyk floeg aan 't kwynen , Zal nu , my n Heer, o p ons Tooneel verfchynen , Om yde r een te nope n to t ee n plicht , Waar voo r by hem Natuur, e n Liefde zwicht : Een plicht z o braa f voor ' t menfchelyk e leven , Die d'Onderdaan ftaat i n het har t gefchreven . Maar hy, my n Heer, n u hy in 't lich t zal treên , Om wee r ten dienf t t e ftrekken voor ' t gemeen , Herdenkt te laat de kiesheit dezer dagen ; En is beducht die n groten ftap te wagen, Ten zy g y hem een Schutshee r ftrekken wilt . Dan ach t h y niet, geveilig t door da t fchilt , Het kroof t de r Nyd , o f ingebeelde kloeken , Of vitteren di e kaf uit koren zoeken , Of di e ontaard, befpottend e die n plicht , De deug d verfmaan , e n eeuwig ftaan in ' t licht . Hy tree d dan toe gefterkt met die verwachting. Ontfang he m to t ee n teken van myn achting Die i k aa n u verfchuldigt ben , laa t hy , Als de eerfteling va n myn e Poëzy , Hoe laa g van toon, aa n u zy n opgedragen, Een enkle n Raap kon wel een Vorf t behagen :

Page 7: MARCUS CURTIUS, - dbnl

Gy die op 't fpoor van zulke Vorften treed, En door geen waan uw eige deugd vergeet, Ja zelf het harte eens Keizers kunt bekoren, En overal uw naam en lof doe t horen, Zult deze gift ook aanzien, nie t verfmaan , En zo 'k my noch mag vleijen met die waan, Dat dit myn Werk uw oordeel kan behagen, En zulk een prys van uwe gunft weg dragen , Verkryge ik iet, by Dichtren ongehoord, Dat ik aan AL D E R W E R E L D heb bekoort.

J. D E MARRE .

V E R -

Page 8: MARCUS CURTIUS, - dbnl

V E R T O O N E R S . A P P I U S C L A U D I U S , DiSator van Romen.

A L B I N U S , Zoon van Appius.

M A R C U S C U R T I U S , Zoon va» Vuteria.

V U T E R I A .

V A L E R I A , Vertrouwde van Vuttrh.

V I R G I N I A , Rooms Edel Juffer.

S A B i N A , Vertrouwde van Virginia.

T I B E R I U S , Rooms Edelman en vriendvan Albinus.

T i T u s, Rooms Edelman en vriend van Curtius.

M A R T I U S , Hooft man van de Lyfwacbt.

L u c i u s , Rooms Priefier.

Gevolg van Lyfwachten en Priejlers.

Het Tooneel is te Romen op 't Kapitool.

Page 9: MARCUS CURTIUS, - dbnl

Pag. I

M A R C U S C U R T I U S .

TREVRSTEL.

E E R S T E B E D R Y F . E E R S T E T O O N E E L .

A P P I U S , M A R T I U S .

M A R T I U S . At drukt uw ziel myn Heer, dat gy,fteets vol

gedachten, U zelve pynigt, doo r zoveel verborgekhg-

ten? A P P I U S .

Ach! vraag t gy, Martius , naarde oorzaak van mynleet? Daar gy den droeven ftaat van 't zuchtend Rome weet, Daar alles fneuvelt, e n de dodelyke dampen Der helfche kolk de Stadt ftort in een zee van rampen; Daarwee, o p weeklagt, ons het hart doorgrieft, en fcheurt, En vraagt gy noch waarom myn ziel dus klaagt en treurt ? Meent gy dat my den gloed der peft, zo fel ontfteken, Geen fctirik kan baren , daar het al om hulp komt fineken? Of houdt gy my van ongevoeligheit verdacht ? Dat ik de plagen van myn Vaderland niet adit ?

M A R T I U S . Vergeef my, dat ikzulk een oordeel zoudeftryken, Myn Heer, gy gaaft daar van den Staat wel andre blyken, En na dat gy het hooft van 't magtig Rome wiert, Ziet men den vrede alom op 't wenichlykjft hie r geviert:

A D e

Page 10: MARCUS CURTIUS, - dbnl

M A R C U S C U R T I U S . De Stadt geveiligt, doo r een loffelyk regeren. Ach! ha d detemel deez* verwoefting willen keren, Nooit had ons Vaderland gerufter ftaat befchouwt Dan nu," daar Romes Raad 't gezach u heeft vertrouwt, o Neen! wie zoude uw deugd en goedtheid dus belagen! Maar 't deerlyk woeden van deez' doodelyke plagen Geeft u , ( 'k beken ' t) wel reen dat gy u w klagen ftort ; Maar ba t het iet, myn Heer, wanneer men klaagt of mort? De Goön befchuldigt, en hen verder gaat verftoren ? Wie weettoch de oorzaak van hun grimmigheit en toren: Het menfchdom zelve blaaft der Goden gramfchap aan: Deez'zyn rechtvaardiger dan wy, wannee r z'ons flaan, En hunne blikfems op de wereld neder zenden. Laat ons, geduldig, 't eind' afwachten dier elenden. De Goden geven aan de wanhoop geen gehoor. DeGodfpraak, t ' onze r hoop gehoórt in't heilig koor, Wordt ligt vervuld, als wy het minfte daar op denken. Ach! dat dehemel ons die gunft eens wilde fchenken! Gy weet hoe Curtius nog op deez' eigen dag Zal tonen, wat de zucht voor 't Vaderland vermag. Ligt treft hy't wit derGoön,tot heil van 't zuchtendRomen, En doet hun zegen weer op al ons fmeken komen. Hun gaven die aan ons. . .

A P P I U S . Neen; vlei my met geen waan.

' t Is uit met Rome, 't is met onzen Staat gedaan. De hemel fluit het oog voor ons geween en klagen! Men hoopt vergeefs naar 't eind dier jammerly ke plagen: Hoe duur, hoe koftelyk ftaat ons dat wachten niet, Daar 't kwaad elk ogenblik vergifte dampen fchiet! Ontrukt den zwakken Staat zyn helden door dit woeden! Ach, Martius! wiezal haar redden, wie behoeden ? Wat zegt de GodfpraakPeifcht zy menfchen bloed? ó neen! Het Godendom, ho e wreed, wraak t deze haadykheên: Het is iet anders dat tot ons behoud moet ftrekken. Let op den zin, en merk of gy zulks kunt ontdekken.

la-

Page 11: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . { Indien gy 't eind* dier f laag beoogt , IVik dau y ê Route! uw Staatsbelangen. De Poel moet van uw hand ontfangen Dat geen waar dtor gy V mee ft vermoogt Dan zal de grond z>g weder beien : Der Goden gun/l uw Staat weer Jlreleu,

Zie daar , gy weet nu wat tot heden is gefchiet. Wat wierp men in de kolk tot die vervulling niet! Maar alles vruchteloos: het heeft niets kunnen baten. Men is, als radeloos, van' s hemels hulp verlaten. En dat, waar door den Staat het allermeeft vermag , Is ons zo klaar nog niet gebleken tot deez' dag. Dees oordeelt dus, 't welk weer een ander zal beftryden. Terwyl de Stadt vaft zwoegt in zulk een bitter lyden, Laat Curtius vergeefs. . . .

M A R T I u s . Uw zoon komt herwaarts aan.

T W E E D E T O O N E E L .

A L B I N U S , A P P I U S , M A R T I U S .

A L B I N u s .

M Y n Vader^ch! wat moet myn mond u doen verftaan! De wrede hemel drukt den Staat met felle flagen. De Zuilen vallen die hem moeten onderfchragen; Camillus, di e tot nu, doo r een onfterflyke eer , In't oog van Romen blonk. . .

A P P I U S . 6 Hemel!

A L B I N U S . Leeft niet meer.

A P P I U S . ó Wrede Goden: wilt gy Rome gants verdelgen ? En moet het dod'Ivk graf dan all' 's Lands vadren zwelgen ?

A 2 Waar-

Page 12: MARCUS CURTIUS, - dbnl

+ M A R C U S C U R T I U S . Waarom my dan gefpaart ? ó al te droeve flag! Romeinen! welk een Held verlieft gy deezen dag! Een Held , die u. . .

M A R T i u s . Myn Heer, 'kzieCurtius .

D E R D E T O O N E E L

A P P I U S , C U R T I U S , A L B I N U S , M A R T I U S .

A P P I U S . *T * JL re ê nader ,

Myn Heer; betreur met ons 's Lands algemenen Vader. Dien tweden Romulus, dien redder van den Staat, Dien fchrik der Gallen, e n ons aller Toeverlaat, Al om roemruchtig door een reeks van oorlogflagen; Die Held is 't Vaderland voor eeuwig ook ontdragen. Camillas is geweeft!

C U R T I U S . Helaas ! wat flag myn Heer ?

Stort dan de Hemel all' zyn plagen op ons neer! MoetRome dan te gronde? ó neen! komt laat ons fooeden; Men vlieg ter doot, om dus het Vaderlant te hoeden. Wel aan myn Heer, ik rek myn dagen langer niet. Dit is het uiterfte uur dat gy my by u ziet. 't Is beter dat wy voor het heil van Rome {heven, Dan dat 's Lands Vaderen dien droeven dootfhik geven. Maar zo myn laafte bede iets op uw ziel vermag, Trooft dan myn Moeder in dien dodelyken flag. Laat haar uw dierbre zorg en achting nimmer derven. Zy mift haar trooft en heul nu teffens door myn fterven* Herftel dit wreed verlies dat my de ziele ontruft. Ik was al haar vermaak, haa r hoop, haa r levensluft, Die door veel tederheên haar hart en boezem griefde.

Tegen Albinus. En gy my n Heer, genie t nu 't voorwerp van uw liefde.

Ik

Page 13: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 5 Ik laat de Minnares, die beide ons heeft bekoort Met vreugde aan u, wy l die met regtu nu behoort. Wyftre. aenomdienprys: g y kunt die nu genieten, En zien het einde van uw droeve zielsverdrieten. Ik weafche u meer geluk, min fierheit dan zy my Betoonde, e n dat gy thans van haar verwinnaar zy. Maar laat haar, ' k bid het u, naa r mynedoot dit weten, Datzy, ondank s deez'daat, my n hart nog heeft bezeten. Dat, trot s de fierheit, enhaaronverzetbrenzin , Ik haar getrouw bleef, e n nog tot dit uur bemin.

Hen beide omhelzende. Vaart wei. . . .

legen Affius. Vaar wel myn Heer, houd my in uw gedachten.

Herdenk myn bede. ik zal uw aller heil betrachten. Gy zult den Staat wel haaft geredt zien uit deez' nootje Wy gaan, om alles tebereiden tot die doodt.

V I E R D E T O O N E E L .

A P P I U S , A L B I N U S , M A R T I U S ,

A P P I U S .

ó V J O d e n ! fcheptg y in dit offer dan behagen? En moet zyneondergang het eind' zyn onzer plagen ?

A L B I N U S . Wat jaagt Tiberius

V Y F D E T O O N E E L .

T I B E R I U S , A L B I N U S , A P P I U S , M A R T I U S .

T I B E R I U S .

JES En onverwacht geval Myn Heer, dat u heel vreemd in deooxenkünkenzal.

A 3 Zie

Page 14: MARCUS CURTIUS, - dbnl

6 M A R C U S C U R T I U S . Zie Curtius ontdekt, zyn Moeder, nie t te keren, Zoekt heul by ydcr om de doodt haar 's zoons te weren. Enylt, volangftenfchrik , a l klagend naar dit hof .

A L B I N U S . ZynMoeder? „ GroteGoón!

A P P I W S . Word ons nog meerder ftof

Van angft en droefheit door het Godendom befchoren ? Wie is ' t, Tiberius , die zulks aan haar deed horen ?

T I B E R I U S . 'k Heb't alles onderzocht, maarniets hiervan verftaan.

A L B I N U S . „ Helaas! my n waarde vriend,'t is met myn hoop gedaan

A P P I U S . Ik kan dit voorval niet begry pen, ofbefeffen . DeéZ' t* zamenkomft, zal hem tot in de ziele treffen. Zal ik dit weren? neen , d e tranen die zyftort, Zynonberispelyk, ja, 'k deed natuur tekort. Welaan, my n Zoon, g y zult dit Curtius doen weten: Ontdek zyn hart, en zie of hy haar kan vergeten ? Of hy volftandig blyft voor 't moêderlyk geweldt. Myn plicht roept my by 'tlyk van Rome 's grootften heldt . Tiberius, gy zult my zyn befluit doen horen. Ik fchuw dat jamm'ren, dat my 't harte zou doorboren.

Z E S D E T O O N E E L .

T I B E R I U S , A L B I N U S .

I T I B E R I U S .

K fta verbaaft myn Heer. A L B I N U S .

Ik beef van toorn en fchrik. Helaas! wie baarde my dit haatlyk ogenblik ? Wie heeft hem hier ontdekt, en zyne zorg verraden ? Tiberius, hy zal haar tranen niet verfmaden.

'kZie

Page 15: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 7 'k Zie hem herleven tot belemrn'ring myner min. Wat raadt gy my?

T I B E R I U S . Verban de wanhoop uit uw zin ,

Die ons de ziel ontruft, en 't minfte nut kan geven. Neen, laa t ons dit gefprek, zohaatlyk , eerweerftreven . Maar 'k denk niet dat hy dus zal wanklen in zyn eer, Schoon hy zyn Moeder op het hoogft bemind myn Heer. De zucht tot glorie zal die drift volftandig fty ven, En door dien hertstocht zal hy wel verwinnaar bly ven..

A L B I N U S . Wat vleid gy my: zou hy een Moeder wederftaVi ? öNeen! da t jammeren, da t zuchten, datgetraa n Ishy niet machtigomzo wreedtte wederftreven : Dit is myn vrees: dit doet myn ziel door wanhoop beven.

T I B E R I U S . Welaan, z o duld dan niet dat ditgefprekgefchied . Men prikkel hem door de Eer, dat hy haar byzyn vüed. Men doe hem het gedrag der helden eens befeften, • De ramp van 't Vaderland, en. wat nog meer kan treffen All' ed'le zielen, en een glorieziekgemoedt. Volg dezen raadt, bewer k zyn val op dezen voet. Ontfla u van4 die zerg -y laat my de zaak beftieren. Ik zweer, ik zal uw min in 't eind doen zegevieren.

A L B I N U S . Neen, ba n dien fiioden raadt voor eeuwig uit uw zin, Zo fchandlyk voor myn Eer, en de uwe, en myne min. Zoude ik, doo r zulk ^en daat myn naam die fmet aanwrv -Myn Medeminnaar in dat doodlyk opzet fty ven ? (ven ? Niet om myn Vaderland te redden uit deez' noodt, Maar om myn liefde? neen : befchouwmynietzofhoodr . Wie weet ofwel zyn doodt den ramp der Stadt zal weren ? Neen, wil hy fterven , 'k zal hem in dien loop niet keren; Maar kieft hy 't leven, op het Moederly k geween , Ik laat dit ook aan hem; 'kmisle i hem niet, oneen ! Hy bly ve in vryheif.'k maak my aan zyn doodt niet fchüldi»: 'k Bezoedel niet myn naam, maar wacht het eind gedul Jig.

1 A 4 Myn

Page 16: MARCUS CURTIUS, - dbnl

8 M A R C U S C U R T I U S . Myn lot hangt van hem af: volg t hy zyn Moeders raadt, En worde ik door een keur te haatelyk verfmaat, Ik zal dan zien of ik der Goden eifch kan treffen, Om Rome van die plaag, di e haar zo drukt, t e ontheffen .

T I B E R I U S . Verlaat dat opzet. Neen : deGoönzynnietzowreedt . Hoor my, enredtuzelfuitaldathartenleet. Hoe! is myn raadt daarom onwettig in uw oordeel, Nu gy by dit ge v al beoogt uw eigen voordeel ? Klinkt u dees daadt zo fhoodt en haatelyk in 't oor, Als gy hem aanzet tot het geen hy zelfverkoor ? De min ftaat alles vry- die s wil u wel beraden: Uw liefde, e n zyne doodt, zy n te ffens ed'l e daden: Want fchoon hy 't leven al eens vruchtloos heeft gefpilt , Hy ziet zyn roem daar door ten hemel opgetut. Gy door diedaat geredt, en eind'lykoverwinnaar: Behou u, door de doodt van zulk een medeminnaar, Die ligt het Vaderland 't verhoopte welzyn baart. Zy beide zyn niet één maar meerder levens waard.

A L B I N U S . Neen: laat hem 't Godendom beftieren,'k za l 't niet weren. Ik voeg my naar hun wil. g a heen, e n doe ham keren. Ik wil den uitflag zelf uit zynen mond verftaan , En zien waar toe zyn geeft in 't eind zal overflaan: Of my de doodt, ofwel het leven zy befchoren.

T I B E R I U S . Herdenk myn raad.

A L B i N U S . 6 Neen! ik wil hem zelf eerft horen.

Z E V E N D E T O O N E E L .

G A L B I N U s allee». Oden! di e het al doorziet,

Verhoort myn bede, e n myne wenfchen. Maak my de zaligfte aller menfchen ^

Weerftreven ze uw befluiten niet-Laat

Page 17: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 9 Laat Curtius tot redding fpoeden.

Vergun aan hem die zegepraal. Geef dat myn liefde eens ademhaal.

Wil Rome en myne min gelykelyk behoeden.

MaarZagtAlbinus, ei ! beraa d Wat gy den hemel af durft fmeken j Is het de min die u doet (preken,

Of't groot gevaar van Romes Staat ? Gy kunt de Goden niet bedriegen.

Zo gy het heil van Rome zogt, Gy zaagt waar door zy 't meeft vermogt ,

En zou dan, tot haar hulp, dienjammerpoelinvliegen .

Maar weet ik wel der Goden wil ? 6 Neen! 't is hachlyk dit te wagen. Myn min is zeker, ' t eind dier plagen

Onzeker, ennochingefchil . De liefde trotft zelfs alle noden.

En fchoon de peft het al vernielt, Zo heerfcht die hartstocht, en bezielt

Al ' t menfehdom , fchoon het land werd overftelp t rae t (dpden,

Goön! ftortmyuwewysheitin, Tot wiens behoud ik my zal keren. Moet myne doodt dees ramp niet weren,

Zo gun my 't voorwerp my ner min. Maar 'k hoor gerugt: hy komt. ö hemel! hoor myn zuchten: En kan 't beftaan, laat hy zyn 's Moeders byzyn vluchten .

A C H T S T E T O O N E E L .

A L B I N U S , C U R T I U S , T I B E R I U S .

H A L B I N U S . ] - _ _ Eld! waar op den Staat alleen zyn hoop nog zet;

Die 't zuchtend Rome, door uw moed, wilt zien geredt; A 5 Een

Page 18: MARCUS CURTIUS, - dbnl

10 M A R C U S C U R T I U S .

Een voorbeelt geven aan de volgende geflachten , En yder nopen om zyn plichten te betrachten; Hoor, ho e uw glorie, doo r een onverwachte flag, Gedreigtwordt, enin'teindgevaarlooptdezendagh-

C U R T I U S . Wat 's dit ? wie is 't myn Heer, die myn befluit wil breken ?

A L B I N U S . Uw Moeder zelf, di e hier vol rouw om u komt Grieken.

C U R T I U S . Myn Moeder ? groote Goón! myn Heer, wat gaat ons aan? Wie heefhmy in het hof uw** Vaders dan verraan ? Wie wil den droeven ramp van Rome langer lyden , En my de zege vanhaarredding dus benyden? Zyt gy 't, myn heer, di e my dien fchonen prys misgunt ?

A L B I N us . Is 't mogelyk, dat gy van my zulks dqnken kunt ? Zoude ik door afgunfr. u dien éd'len daat beletten ? My tegen d'uitkomft van die droeve rampen zetten ? Neen: zulk een fiioodheit heeft myn ziel noit kunnen voén, Zy zyn nog niet bekent die u dien finaad aandoen: Die u dat neldenft.uk benyden: u weerftreven. Maar zult gy niet voor 't oog dier. droeve Moeder beren ? Zultgyhaarzien, mynheer?

C U R T I U S . Helaas! wa t droeve ftaat?

Wat Zal, wat moet ik doen? Albinus geef my raad. A L B I N U S .

'k Vrees voor haar woên, z o gy haar bede wilt verachten, En voor uwe Eer, zogywütlüiftrennahaarklagten . Haar tranen zullen u verwinnen, haar geween Zalu'tmeêdogenthart. . .

C U R T I U S . Waar wende ik my ? waar heen ,

Voor dat gezicht, het welk zo deerlyk my zal drukken ? ó Ja! zy zal my de eer en heldenkroon ontrukken. Het is niet mog'lyk haar in dezen ftaat te zien. Neen! katonsaitgefprek , zodoodlyk , tochontvliên .

Myn

Page 19: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . Myn heer, ontieg het haar... Maar hoe! zal ik wel kunnen. Zal ik my n Moeder dan die bedeniet vergunnen ? Zalik, die fleets alleen haar liefde waardig fcheen, Op 't eind myn 's levens nu verfmaden haar geween ? Neen, Curtius , di t moet in uw gemoed niet komen. Men hoor haar:ja,mynHeer,laat ons't gezicht niet fchrornen Van Haar, diemyzowaarjlals'tlevenis : ikza l Onwrikbaar blyven in dit onverwacht geval.

A L B I N U S . Gy loopt te veel gevaar.

T I B E R I U S . Myn Heer, wi l eens befefFen. . . C U R T I U S .

Ach! zwyg, Tiberius : ik weet-watmy zal treffen. Maar't is myn Moeder. Ach !

T I B E R I U S . Ontvlucht haar oog, myn heer:

Denk om het Vaderland, denk om uw naam en eer. C U R T I U S .

Zal ik haar bede, ja haar tranen dan verfmaden ? Neen, 'k wil den haat niet van een Moeder op my laden. De vloek der Oudren kleeft ons na de doodt nog aan. Ik wil myn ziel niet met die wroegingen belain. De Goón vervullen licht die toegewenfchte plagen. Hoe! zou dit offer haar met zulk een fmet behagen! Neen, 'k zal door reden haar verwinnen: haar doen zien Dat zulks tot het behoud van Rome moetgefchiên.

A L B I N U S . Ja , vol g uw drift myn Heer. i k wil die plicht niet weren. Ik wil die liefde, no g dat laaft vaarwel niet keren, Al fchoon my de uitkomft van dien daadt niets goeds voor-6 Neen:'k heb tot uw ruft de zaak dus voorgeftelt. (fpek . En fchoon 't geval al wil dat ge u hier mogt vergiffen , Uw Moeder 't groots befluit weer uit uw harte willen, Daar zyn noch andren, die met Romens noodt begaan ^ Zig zullen wagen, en dat heldenfpoor opüaan .

C U R -

Page 20: MARCUS CURTIUS, - dbnl

ia M A R C U S C U R T I U S . C U R T I U S .

Helaas! wa t zegt gy? hoe ! zoud e ik dien roem verliezen? Zyn hier nog andren, di e met my dien prys verkiezen ? En die thans hopen dat myn ziel bezwyken zal, En zelf wel oorzaak zyn van dit benauwt geval ? Neen:ik herroep myn woordt: 'k heb by de Goön gezworen Dat ik myn Vaderland zou redden van hun toren: Ik zal't beveiligen, j a dezen dag doen zien. 'k Zal't Moederlyk gezucht, ondank s my zelfs, ontvliên . Zeg haar, my n Heer. . . .

A L B I N u s . Wat toch?

C U R T I U S . Myn wanhoop, en myn zuchten.

Geregte hemel! ach! ho e zal ik dit ontvluchten? Wat is myn ziel ontroert.

A L B I N U S . Befluit, eer' t word te laat.

Wat wilt gy. . . C u R T i us .

'k Weet het niet; 'k ben raadloos in dees ftaat. Myn ziel, volkwellingen , ka n wikken, noc h befluiten . Hoezal ik... Neen, myn Heer, ik kan dien laft niet uiten: Ik moet haar zien; hetisdenlaatftendagdati k Haar zal aanfchouwen, o p dit doodlyk ogenblik. Doch 'k zal my wap'nen voor haar tederheit en tranen. Niets zal my van dien weg, di e ik my zelf ging banen, Afleiden: neen , de n Staat van Rome moet geredt: Myne eer bekome noit dien onuitwisbren fmet , Dat ik myne Eeden zo lafhartig zou verzaken, Myn dierbaar Vaderland my zélf onwaardi g maken. Neen, da t het noit gefchied'. Maargy , ó grote Goón! Verfterk my, daar 'k my zelf ten offer héb geboon. Laat me uw orakelftem vervullen door myn fterven , 't Behoud van Romen van uw goedheit toch verwerven. Laat me als Romein, van 't bloed der helden niet ontaard De wereld tonen dat 'k dien naam bea dubbel waart.

Myn

Page 21: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 13 Myn heer, ik zal geruft myn Moeder hier gedogen , Maar zyt verzekert, dat , ho e groot ook in vermogen, 'tGezagderOud'renis, ik , noc h myn Eer, noc h plicht Niet zal verzaken, en de doodt vlieg in 't gezicht. Ik ga my zelve tot dit droef gefprek bereiden. Laat haar, ikbiddeu , o p het fpoedigft hie r geleiden, En als ik de Eer hebbe om u wederom te zien, Zal ik u tonen hoe 'k my zelve kan gebiên.

N E G E N D E T O O N E E L .

T I B E R I U S , A L B I N U S .

W T I B E R I U S .

Ated'lenmoed, my n Heer. A L B I N U S .

'k Ben nog niet buiten vrezen: Al zyn betrachting zal in 't einde vruchtloos wezen. 'k Vertrouw dit niet, hoe vaft hy die verzek'ring doet Zaagt gy die tranen niet ? dat vol gekropt gemoedt ? Koft gy die wanhoop niet op zyn gezicht befchouwen ? Hoe hy fteets wankelde ? en zoude ik dit noch betrouwen ? Wat kan een Moeder niet bewerken op een kindt, Daar 't bloed de liefde noch veel vafter t' zamen bindt I Ga, wach t haar af: beftie r de zaak naar uw gedachten ; Ik onderzoek niet meer wat of hy zal betrachten. Ik ga myn lot van myn Ondankbre zelfverftaan : 'k Zal haar verwinnen, of voor 't heil des Staats vergaan.

Einde van bet eir/ie Btdryf,

T W E E -

Page 22: MARCUS CURTIUS, - dbnl

14 M A R C U S C U R T 1 U S .

T W E E D E B E D R Y F . E E R S T E T O O N E E L .

T I B E R I U S , V U T E R I A , V A L E R I A .

M TlBERIUS. E vrouw ,gy kunt uw Zoon hier naar uw wenfchbe-

- fchouwen. Hy word door niemand , dan zyn eigen wil, weerhouwen. Hy vreeft voor uw gezichten droef heit j di t 's de reen. Maar denk noch eens, Mevrouw . . .

V t T T E R I A . Houd op, mynheer: ik meen

Myn plicht te kennen, en wat ik den Staat ben fchuldig. Uwwoorden maken my ten uiterfte ongeduldig. Toon my dien dappren Zoon, diezodenStaatbemindt : Ik weetzeer wel Se pKcht van Moeder en van kindt.

T I B E R I U S . Welaan, Mevroaw , ikza l hem uwe komft doen weten.

T W E E D E T O O N E E L .

V A L E R I A , V U T E R I A .

H V A L E R I A .

Erroep de liefde die uw hart eer heeft bezeten Mevrouw, u w Zoon , . die reets voor uwe tranen vlucht, Zal eerder bukken voor het moederlyk gezucht. Uwgramfchap. . .

V U T E R I A . Hoe! zal hy zyn plicht zo boos verzaken!

Zal hy my vluchten, en die bitterheit doen fmaken ? Myn ziel ontroeren, en doen fidd'ren door geween ? Valeria, zoude ik zo ftil dit aanzien? neen .

Myn

Page 23: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 15 Myn gramfchap moet zyn hart op 't felfte zien te breken: Een fchaamte en naberouw in zyn gemoed ontftek«n: Een wroeging, die hem doet verfoeijen zulk een daat: Hoe! zoud e ik dulden dat hy my veracht, verftnaat ? Zig zelf myn recht onttrekt ren eind'lyk, noch verwoeder , Zyn doodt zoekt? . . .

V A L E R I A . 'k Hoor gerucht: daar komt hy.

D E R D E T O O N E E L .

C U R T I U S , V U T E R I A , V A L E R I A .

C U R T I U S .

XJL Ch! myn Moeder V U T E R I A .

Terug, my n zoon, terug , enlpaardatvleijendwoordt , Ik moet eerft weten of dien naam aan my behoort: Of ik, ó held! nu noch uweoogen kan behagen ? Of ik wel waardig ben dien dierbren Naam te dragen ? En of ik niet misdeed aan uw zo groots gemoedt, Als ik u met den naam van Zoon noch heb begroet.

C U R T I U Ï . ö Goön!

VUTERIA. Wie vlucht gy? zeg : wi e durft gyu onttrekken ^

Ontaarde ? wie de ziel die bitterheit verwekken ? Wie overftelpt gy dus door hartenleet en rouw ? Is het uw Moeder, of een hatelyke Vrouw , Die gy verachtelyk dus afweert van uwe oogen ? Hebbe ik myn pücht verzaakt ? ófiiode! uoi t bedrogen? Heeft u my n raad en zorg oit onheil aangebracht ? Hebbe ik myn plicht niet als een Moeder trouw betracht ? Spreek, fpreek, ondankbre! 'k wil myn vonnis van u horen: Maar hoe! gy zwygt, en ftopt weerbarftig noch uwe oren:

Page 24: MARCUS CURTIUS, - dbnl

i6 M A R C U S C U R T I U S . Ben ik uw Moeder ? hoe! waar blykt dit ? zeg, waar aan ? Gy , die de plicht eens zoons zo roekToos hebt verraari, Myn ziel deed beven door wanhopende gedachten, En door een fnood gedrag baart duizent jammerklagten ? Myn recht berooft, 't welk my als Moeder toebehoort, En door een dol befluït my wreedelyk vermoort: Janoch die gruwlykheên wil voor myn 002 verbloemen: Durft gy, na zulk een daad, my noch uw Moeder noemen? Zyn dit de bly ken van een rechtgeaarden zoon ? Zyn dit de tekens dat gy my bemind? óGoón ! Kon ik dat van een kind, zo teer geliefd, verwachten ! Ontzinde! fpreek, en wilt myn tranen niet verachten. Wat fchreitgy: neen, g y moet my tonen wiegyzyt.

C U R T I U S . Ach! fcheu r myn ziel niet, doorzodoodlykeenverwyt . Mevrouw , ik bidde u om vergeving van myn daden, 'k Beken mynfchuld . ach ! wil myn tranen niet verfinaden. Derampvan'tVaderlandt, di e me aan de ziele raakt, Is de oorzaak dat ik heb myn plicht tot u verzaakt. Vergeef die drift, laat my den naam van Zoon verwerven , Of'k zal door wanhoop my hier voor uw oog doen ftérven.

V U T E R I A . Rys op: 'k vergeefhet u: 'k zoek hier uw doodt niet. Neen ; Doch uw behoudenis beöge ik maar alleen: Ik gun u noch dien naam, zo hy u kan behagen. Maar laat my ook met recht den naam van Moeder dragen. Ontrukt my, door uw doodt, dien dierbren eernaam niet: Befchouw myn tranen, die 'k uit angft hierom vergiet. Gy die my, naaft de Goon, verfchuldigt zyt uw leven, Kunt dat niet, zonde r my, te n prooi voor andren geven. DeGoön, e n ik, di e zyn alleen daar meeiter af: Als zyu roepen, gaat , j a vlieg dan naar het graf. Maar zo zy u dien ftaat nog langer gunnen wülen, Zo moogt gy, buiten noot, zo waard een pand niet fpillen. Denk wie ik ben: weêrfta myn eifch niet, zytgyZoon . Ontdek my uw befluic.

C U R »

Page 25: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 17 CURTIUS.

Helaas! alziendeGoön ! Waar berg ik my! waar heen ontvlucht ik deeze denden Hoe brenge ik dit gefprek , zo doodlyk, noch ten enden ?

V U T E R I A . Waar heen myn zoon? wat houdt uw ziel door zorg benart? Spreek met üw Moeder; ligt ontheftzé ü van uw fmart. Wie heeft u tot dien doodt, zo haatlyk, toch verkoren ? Heeft u de hemel daar zyn wille van doen horen ? Heeft die van ugeëifcht dat gy hier, al s een zoen Voor zyne gramfchap, moet voor 't ganfche Rome bloên ? Heeft oie gezegt, wanneer zyn donder u koomt treffen , Dat hy de vege Stadt zal van dien ramp ontheffen ? Dat Curtius alleen zyn haat moet ftaan ten doel ? Zich zelf moet ftorten in dien helfchen zwavel poel ? O neen , noit hoorde men 't Orakel dit voorfpellen . Waar over kunt gy dan uw ziel noch meerder kwellen , Of wanklend zuchten, to t myn innerlyke rouw? Die dit uw twyffelen met zo veel fmart befchouw. Ach ! fpreek myn zoon! wie kon uw geeft aldus beroeren ? Wie tot zo dwaas een daad, zo vreemt begrip, vervoeren ? Wie bracht u dit befluit zo fchielyk in het hooft ? Ofzytgy, to t myn leed, va n uw verftandt berooft ? Ach! hoor my, en befchouw een Moeder, vol van fmarte: Een Moeder die u heeft gedragen onder 't harte: Dieu, me t zo veel zorg, to t heden heeft gevoedt j Uw dierbaar leven zo veel jaren heeft behoedt. Ach! wen d uw oog naar my. wie raakt uw liefde nader Myn zoon ? 'k bezweer u by de doodtbus van uw Vader, By zyn gedachtenis, dat gy myn zuchten hoort, En my zo wreedt niet met u eigen zelf vermoort,

C U R T I U S . Hoe flingert gy myn ziel, Mevrouw, door uwe klachten! Zoude ik uw tranen, en uw tederheit niet achten! Ja , 'kwee t uw zucht voor my, ik weet hoe ik alleen Het al verfchuldigt ben, aan uw weldadigheên j

B Maa r

Page 26: MARCUS CURTIUS, - dbnl

iS M A R C U S C U R T I U S . Maar ach! laat my aan u ook melden ,om wat reden Gy deze ondankbaarheit hebt van uw zoon geleden. De Goden zyn 't Mevrouw, die , doo r geheime daan, Myn geeft beftieren, en doen na deze eerkroon ftaan. Dit deed my tot dien daat befluiten; maar de Goden Die weten 't hoe myn hart, geprangt door duizend doden, Moeft worftden, eer ik my zelf zo ver verwon; Eer ik myn ted're zucht tot u verwinnen kon. Ik beefde als ik herdacht uw droef heit en uw tranen, Myn ziel, geflinger t als een kiel in dolle orkanen, Vond alles dodelyk. geenuitkomft j waa r ze ook zag: 'k Ontvluchtte hier uw rouw , en 't is den tweden dagh Dat ik, metTitus , my onttrokken hebbe uwe oogen. 'k Bezwoer dien halsvnend , met myn deerlyk lot bewogen, U niet s te melden, maar te trooften in uw rouw. Zie daar myn misdaat^naar denk aan myn plichtMevrouw.

V U T E R I A . Watdwaasheit, hemel ! wel k een doling in de zinnen. Die drift en neiging, die uw geeft kon overwinnen, Zyn dat de Goden die u dringen? Ach ! my n zoon, Gy tergt den hemel tot het ftraffen van dien hoon. Zal men een neiging die de geeft doet overhellen, Alszynbeftiering, hem , hie r af de werker, ftellen? Zo heeft de boosheit wel een brede en vafte brug, En laadt de Goden al haar gruwlen op den rug. Laat af, my n zoon, laat af van zulke dweperyen, Ged achten, die te fhood een zwakke ziel verleyen, En hoor uw Moeder, die voor uwe welftant waakt , Gy hebt haar ted're zorg zo menigmaal gefmaakt: 't Geheim der Godfpraak is te duifter voor de menfehen: Laat ons met fmekingen,naar't eind' dier rampen wenfeherf j Gebeden ftortenom dieplagen te verhoên; En fluiten dus de vlam van 't peftvuur in zyn woên.

C T T R T I U S . Ach! ka n ik uwen raadt toeftemmen? nee n myn Moeder, 't Is my onmogelyk". d e hemel zou verwoeder

Zyn

Page 27: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 19 Zynftraf volvoeren: ach ! laa t my dien eifch voldoen, De droevige öhdergang van 't Vaderlandt verhoên. Eitrooftu, wi l die daat tot aller heil gedogen.

V U T E R I A . Wat 's dit, myn zoon ? hoe, blyft uw ziel noch onbewogen? Is'tniet genoeg? ftelt u myn mond noch niet geruft ? Vraag dan het Priefterfchap, of dien zulks is bewuft: Vraag dan den Raad, zowys , i n Staatsbelang doorliepen, Of dien der Goden eifch, gelykalsgy , begrepen . Maar neeh, 't geheim dier zaak is.tot dit uur bedekt: Hoe, i s het dan by u alleen inaar uitgelekt? Bedenk dit, wikterecht , eerg y ukoomt vergiffen , En treedt niet al te diep in die geheimeniffen. Tergt dus der Goden wraak op nieuws niet door een daat, Dat gy zo gruwelyk een eigenmoord begaat. Neen, neen myn zoon, de Goón verbieden deze booshek, 't Is Heiligfchennis, 't is de gruwlykfte godloosheit, Die, buiten plicht of noodt, het dierbaar leven knot. Indien de hemel, doo r zyn wille, doo r gebod, De doodt van een Romein begeerde, ik zou befluiten. Ik zoude uw y ver, indienheldendaat , nie t fluiten . Ta 'k zou myn Vaderland, zelf op dit oogenblik, Dien prys vergunnen, daar ik nu met recht voor fchrik.

C U R T I U S . Ach ! zal ik dan myn naam en eer zo fchandlyk krenken ? Wat zal dan Rome, wat den Raadt van my toch denken ? Ik heb hen overtuigt: m y willig aangeboön. Zal ik nu keren? n u te rug gaar» ? grote Goón! Wat fmaat, j a wat verwyt ftaat niet myn ziel te wachten ! Wie zal my, vloekende, nie t eeuwiglyk verachten. My dunkt ik hoor ' t j ziedaar , h y is 't die met zyn dood De Stadt kon redden, uit haar deerelyken noodt, Doch 't zich zo laf onttrok uit vreeze voor het fterven. Myn waarde Moeder, ach ! laa t my van u verwerven Dat ik myn eer behoê, dat ik dat dierbaar pandt Niet ftnette, Cö mynen naam beveilig voor die ichandt;

B 3 Ge-

Page 28: MARCUS CURTIUS, - dbnl

*> M A R C U S C U R T I U S . Geheng myn doodt, de Stadt moet vry zyn vanhaar plagen. Mya woordt verbindt my om dien ed'len fprong te wagen. Die proef te doen.' ik bidt verhoor my. laat my toe Datikdiefmaat, dienu . . . .

V U T E R I A . Weerbarftige, we l hoe!

Zult gy myn ziel noch meer verfcheuren door die bede ? Veracht gy dus den raadt uw 's Moeders ? ö gy wrede ! Mistrouwt ge my ? denkt gy dat ik, me t meerder hoon, Met milder eer, dangy , ka n leven? mod e Zoon! Poogt gy uw Moeder zulk een fchandvlek aan te wryven ? Wel aan , wil my uw ftaal door 't bevend harte dry ven , Verdelg my nevens u, dan wordt uw wens vervi ddt,

Zygrypt naar zy* zwaart. Diefmaadgeweert. Wat' s dit? weerhoud ge my? gy7.uk Dan voor my leven, of , ka n ik dat niet verwerven Ontaarde! ik weet dan wel een middel om te fterven.

C U R T I U S . Helaas! wa t wilt gy doen? wa t gruwel ! ach ! Mevrouw 'k Weerfta niet langer uw zo doodelyken rouw: Neen 'k zal u horen, maar, laat my myn plicht volbrengen, En onderzoeken of deGoden 't wel gehengen. Ik zwoer by hen dat ik die dood zoude ondergaan. Laat ik voor 't Altaar my van dezen eedt ontflaan; Maar mynen eed helaas !

V T J T E R I A . Neen, vree s niet. zulk een zweren

Was bposheit. 't welk de Goón niet willen, noch begeren. Een eed, doo r hartstocht, als' t verftandt ons is beroert, Is eerder ftraf baar dan dat die zou zyn volvoert.

C U R T I U S . Ach! ' k zal u horen, wi l uw hartenleet verzachten! Wil my voor 't Altaar van de Goden dan verwachten , Wyl ik aan Appius dit onverwacht geval, En myn verandering voor u, ontdekken zal.

Vu-

Page 29: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . V u T E R i A , hem omhelzende.

Nukeniku myn zoon, ója ! nudoetg y blyken Dat ge uwe Moeder niet in liefde hoeft te wyken. Ja'k ftau toe dat gy u by de Goón beraad, 'k Zie reets hoe 't Priefterdom u van dien eed ontflaat. Maar wacht u door dien fchyn uw-Moeder te bedriegen. Leef, o f ik zal met u dien Jammerpoel invliegen. Uw ziel doen beven door myn woede, ja , ik zal Uw fchim dan plagen, na dien fchrikkelyken val , En na dit levenu noch duizend doón doen lyden.

C U R T I U S . Ik zweer, 'k zal niets bpftaan 't geen met myn plicht zal ftry-

(den. V I E R D E T O O N E E L .

C U R T I U S , alleen.

Md o zwicht gy dan voor 's Moeders klacht, ó Curtius! g y hoort haar zuchten: Maar denk wat heeft den Staat te duchten,

Dien uwe hulp reets hadt verwacht. Helaas! wat doet gy? ach! herden k dit. wi l noch wikken Tot wien uw plicht u roept: tot wien gy u moet fchikken.

Wat droeve ftaat , ö grote Goön! Hoe fidd'ren my myn ingewanden! Zal ik hier leven tot myn fcbanden,

Of fneuvlen een ontaarden zoon ? Zal ik myn Vaderlandt een dierbaar heil verwerven ? Ofwel myn Moeder op het deerelykft doen fterven ?

Wat kieze ik beft ? waar zal ik heen ? Hier roept my de Eer, daa r klaagt een Moeder, ö Bitter noodlot! kanverwoeder

Een ramp my treffen? neen , oneen , 'k Moet kiezen, fchoon my niet dan tranen zyn ttefchoien, Want één van beide gaat gewiffe\yk verloren ,

B 5 Maar

Page 30: MARCUS CURTIUS, - dbnl

22 M A R C U S C U R T I Ü S , Maar hoe! zyn dan in 't Vaderland

Geen and'ren die dien doodt verkiezen ? . . . Ach! za l ik dan myn roem verliezen?

Myn Ee r verzaken ? welk ee n fchandt ! Maar zou dit mynen Naam dan zulk een fchande baren, Dat ik het leven van een Moeder wil bewaren ?

Hoe neen , i k wik die zaak niet meer : 'k Vermoord niet die my gaf het leven, Ik voel my tot haar hulp gedreven,

ó Kinderplicht! wat zytgy teer. Ik moet, i k zal alleen, u van deez' twee verkiezen. Natuur verwint, ik wil daar alles om verliezen.

Maargy, mynVaderlandt , vergeef , Vergeef my, dit myn wederkeren. Een ander moet uw rampen weren,

Wyl ik hier voor myn Moeder leef; Of laat de Goden zelf u van die plaag ontheffen , Ik volg natuur en 't bloed, en voel me op'% felfte treffen .

Welaan, laatons'tbeüui t

V Y F D E T O O N E E L .

T I B E R I U S , C U R T I U S .

T I B E R I U S .

aVXYnHeer , ho e is't vergaan? Hebt gy de tranen van uw Moeder wederftaan ? De Stadt juigt reets van vreugde en blydfchap allerwegen, Nu zy de maar van haar verloffing heeft gekregen. Men galmt 'er over al gezangen tot uwe eer, Uw Naam geeft aan het volk den geeft en 't leven weer. Men denkt niet meer om Peft of dod'lyke gevaren. De Tempel* ftaan gepiopt niet menfchen, en de Altaren

Page 31: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 25 Zyn reets ontfteken voor deez' dierbare Offerhand. De Priefters zyn verbaaft. hu n lang bedwelmt verftand Wordt als verlicht s e n van die nevelen ohttogen. Zy zien de Godfpraak nu geheel met andere oogen. En roepen, dat gy 't wit der Goden hebt geraakt. Men pronkt het Marktvelt op met Lauwren, e n men haakt Vaft naar uw komft.maarhoeldit fchyntuwgeeft te ontroe-Gy zucht.wat 's dit?kon dan uw Moede* u vervoeren? (ren. Heeft zy die driftgeftuit ? ja, 'k twyffel nu niet meer: Ik wift de kracht wel van een Moeder, ó myn Heer! 't Is u voorzegt -7 maar denk, of men niet zal vervloeken...

C U R T I U S . Houdtop: z p gy zulks wift , waar toe ons hier te zoeken? öja , fchoo n my dit drukt, zyis'tcüemygebiet ; Doch ofmen deze daad zal vloeken, weet ik niet, Dit weet ik, dat myn ziel kon hiüVren naar haar klachten j Dat die haar tranen, noch natuur niet kon verachten. 'k Hoop dat de Goón haar hulp aan Rome zullen biên. Dat ik dat Heldenvuur nu Zal in and'ren zien; Jnzulken, die, zofooodt, hie r myn befluit ontdekten, DeStadt, to t myn verdriet, tot die beroerte wekten. Ta, laaten die den Staat nu redden, ' k doe myn plicht: kWeerfta geen Moeder, my zo waardt als 't levenslicht. Maar hoe myn Heer, heeft u dien ramp ook niet bewogen ?

T I B E R I U S . Ja, 'k Was al lange totzy n hulpe toegevlogen , Indien 'k vooru den eilch der Goden hadt verftaan. Nooit was zo fchoon een doodt en eerkroan my ontgaan, Zo niet uw moed, myn Heer,zich zelfhad doen verkiezen, En 't my niet voegde om u deze eer te doen verliezen , Of die te roven door een fchandelyke daat. Maar nu, terwyl gy ons die vryheit overlaat, Zo wil niet twy Hen of men zal wel Helden vinden , Diezich, d e doodt getrooft, die proef eens onderwinden. Die met meer yver, en aan 't Vadenandt getrouw, Zich wagen, zonde r fchrik, o f haatlyk naberouw - 3

B 4 De

Page 32: MARCUS CURTIUS, - dbnl

a4 M A R C U S C U R T I U S . De Stadt ontheffen van die dodelyke ongenuchten, Geen midd'le n ftneden om zo fchoo n ee n dood t t e ont-Die,rrots verlokzelen,dat Heldenftwor opflaan. (vluchten , Niet zwichtende op 't gekerm, en 't Vrouwelyk getraan. Ja die, volftandiger , zic h zelf vol moedt onttrekken Een hartstocht, die de ziel te fchendig kan bevlekken. Dienu.. Maar't is genoeg. Vaarwel .

C u R T i us . Houdt ftandt myn Heer.

Wat hartstoch t finet myn ziel ? gykwetft my n Naam e n Indien gy dit geheim wilt voor myn oor verbergen. (Eer . Spreek, fpreek , my n Heer.

T I B E R I U S , ó Neen! ik wil uw geeft niet tergen :

Gaby u zelf, en denk waarom uw ziel reets kwynt. Uw Minnares die hier, dooruwbeleidt , verfchynt , Is beft bewuft wie of die Heldendaat kon weren: Gy kunt het overig bezeffen. ...

C U R T I U S . Wil niet keren.

Neen, dru k u beter uit: verlicht "my in deez' ftandt? Myn Minnaares biedt my, i n deze zaak, d e handt 1 Haar is't bewuft? e n ik, i k heb haar hier ontboden?..

T I B E R I U S , Zulks ftondt u vry: waar toe het veinzen hier van noden ? Men is wel onderricht, gy zult in 't kort haar zien.

C U R T I U S , wordendekeluijlertvanTitus. Neen, 'k zal haar byzyn, fchoon hoe waardt, voor eeuwig Ik zal myn onfchult op het helderfte doen blyken. (vliên: Goón! laa t my, dooruwgunft , een wifle zege ftry ken. Laat ik myn Vaderlandt verloflen dezen dag j Maar ftraf 't onzalig hooft met uwen donderflag, Die my dien overmaat van rampen kon verwekken; Myn heilzaam oogmerk aan de wereld kwam ontdekken. Dan zal het blyken, dat , ondank s myn zorg, deez'daat Niet was myn wenfch , maar een verfbeijelyk verraat , Kom, volg .

Z E S -

Page 33: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 25

Z E S D E T O O N E E L .

T I T O S , C U R T I U S , T I B E R I U S .

W T I T U S .

Aar heenPte rug myn Heen gy zult niet fterven: Neen, zi e de onzalige, di e tlevensücnt moet derven. J a , zi e hem, die' t geheim uw Moeder deedtverftaan : Vergeef een misdaat die de vriendfchap my kwam rain. Die vriendfchap, waar door ik uw leven wilde hoeden, Is thans al de oorzaak van uw ramp en tegenfpoeden. Ik zie myn mifllag. maa r ik zal die fmaadt verhoên , My zelve opoflren, e n der Goden eifch voldoen.

T I B E R I U S . ,, Wat onverwacht geval myn Heer! ik zal vertrekken.

Z E V E N D E T O O N E E L .

C U R T I U S , T I T U S .

Z C U R T I U S .

Yt gy 't, ondankbre? gy ? moet gy my dit verwekken ? T I T U S .

Ja: maar zie ook met een uw ruft door my herftelt. Gy hebt myn vonnis met uw eigen mondt gevelt. Leef, lee f myn Heer, en denk wat of my heeft bewogen. Vaar wel.

C U R T I U S , hem weerhoudende. Waarheen ? ik zal uw fterven noit gedogen.

T I T U S , zyzwaart trekkende. Laat af: weerhoud t my niet, of' k zal voor uw gezicht...

C U R T I U S . Laat los, ontzinde! denk wat gy my zyt verplicht.

T I T U S . Helaas! ik weet het... maar houdt op van meer te woeden. Ach! laat my fterven: wil uw leven toch behoeden:

B j Den k

Page 34: MARCUS CURTIUS, - dbnl

26 M A R C U S C U R T I . U S . Denk om uw Moeder: ach! hoor my om haar, myn Heer,

C U R T I U S . Neen, Titus , uw e doodt kwetft al myn roem en eer. Wat zou de waereld my niet lafteren en fchelden. Neen, i k gedoog het niet.

T I T U S . Leef dan, o roem der Helden!

De Goden zullen wel in 't einde op onze beê... C U R T I U S .

Ach! zwyg , g y baart myn ziel een dood'lyk hartewee. Ik zal dan leven, en der Goden hulp verwachten. En nu 'k myn wenfch voor 't heil van 't volk niet kan be Zozal ik yvrendatmynliefde wordt geboet. (trachten , Men redde een Moeder, vliege een Minnares te moet.. t Maar, Curtius , kun t gy datbits verwyt vergeten? Denk hoe die daat alom zal worden uitgekreten. Neen,'k duldt het niet: 'k herroep dat onbedachte woordt..T Maar hoe! verwagtik dan geen droeve Moedermoord! Zal ik, trots haar gebeên, van mynen plicht afwyken ? Dat werde nimmer waar. laat elk een oordeel ftry ken Die wil.. maar ach! die fchimp... ö ramp! ö bittre hoon! Komt, laa t ons gaan.

T I T U S . Waarheen?

C U R T I U S . " Raadplegen met de GOOH.

Einde van bet tweede Bedryf.

D E R -

Page 35: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . a y

D E R D E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L .

C O R T I Ü S , V I R G I N I A , S A B I N A , T I T U » .

G CïT R T I U S . A Titus, wil terwyl myn Moeder onderhouwen.

Titusvertrtif. Koome ik u dan Mevrouw op deze plaats teaanfchouwen! Koft gy uw Minnaar voor uw voeten niet ontbiên ? Moet ik, o fiere! noch, dat groot mistrouwen zien., Dat gy'tgehwrzaarazyn ook zult in twyfM trekken ? Kon dan myn liefde niet genoeg myn hart ontdekken ? Maar ach! wat mag het zynj da t u hier komen doet.

V I R G I N I A . Geveinsde, vraag t gy't my: vraag zulks aan uw getnoedt. Ja, 'k twy ffelde aan uw trouw, en 't klinkt my vreemd in de

ooren, Dat gy van üefde (preekt; my zulk een taal doet hooren. 'k Verwachte 't niet; o neen! ik dacht hier aan niet meer. Hoe! is het dan niet waar, het welk men zegt myn Heer? Zynwy misleid, en zelf met ons, ' t gehecle Romen ? Maar neen, u w Moeder is't, di e ons by u doet komen. Gy veinftvoormy. maa r zeg, heb t gy haar beê verhoort? Verlaat ge uw wreed befluit tot zulk een eigemoordt ? Of zal ik op myn beê, voor haar die gunft verwerven, Dat gy u fpaart, en haar geen duizend doön doet fterven ?

C U R T I U S . Ach! breng dat droef gefprek niet weder in myn zin. Maar gy Mevrouw, flaat gy noch twyfFel aan myn min ? Neen wrede, ik blaak noch door de ftralen van uwe oogeo, Zy treffen noch myn hart op 't felft door haar vermogen. Zy zyn 't noch die myn ziel verteeren, door veel rouw; Om dat haar gloed alleen maar wanhoop baart, Mevrouw.

Page 36: MARCUS CURTIUS, - dbnl

a8 M A R C U S C U R T I U S . Ja, 'tisuwtrotsheit , di e my deed,een hoop verliezen, Een ed'le doodt, voor zulk een deerlyk leverikiezen, Een leven, da t gy door uwe ogen overwon, Doch na dien zegepraal u niet behagen kon. Maar 't blyft tot heden,hoe gy't fmaad en moogt verachten, Alleen voor u j e n 't zal myn dood'lyk lot verzachten. Ja, 'tzalmytroofte n

V I R G I N I A . Zwyg, ondankb're , ftaakuwreên.

Zoudgy my minnen? neen , had gy my aangebeên, Ofhadiku bekoort, rampzaal'ge! doormyneoogen, Gy had u zelve dan myn byzyn niet onttogen ? Gv zoud dat leven, 't welk gy zegt voor my te zyn, My niet ontrukken, door een vergezochten fchyn. Ten minften dat ik was verwittigt van uw oordeel. Indien gy 't aan denStaat koft fchenken met meer voordeel, Wat fchrikte o daarvan af, da n 't knagende gemoedt, Dat u befchuldigde, in een boosheit, zo verwoedt ? Neen,gy weerfpreekt u zelf :'tls wanhoop, 't is een dwaling: Want fchoon ik aan myn min niet ftelde die bepaling, En dat Albinus , ook myn gunfte waardig fcheen, Dat geeft aan deze uw zaak geen fchyn van vryfpraak:neen. Myn gunft is vry, en die dezelve wil verwerven, Moet my niet dwingen, door 't befl uiten van te fterven. Men moet my minnen, zonde r hope van genot, My vryheit laten, niet weêrftreven myn gebodt. Een liefde uit inzicht voegt aan geen oprechte Minnaars, Volftandig zuchten maakt haar eind'lyk overwinnaars. Nu zie ofgy my minde, e n oordeel eens uzelf.

C U R T I U S . Iku niet minnen? Goón ! ach ! kon dit hoog gewelf De klanken van uw naam doen dreunen in uwe oren, Die klachten, hiergeftort , o p nieuw aan u doen horen; Het waar getuige hoe myn hart, met fmart bevrucht, Voor eeuwig in uw min en in uw boejens zucht, 't Is waar, 'k misdeed met u die zaak niet voor te dragen, Om, o f myn min u noch in 't einde kon behagen,

Page 37: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . a 9

Of u myn ondergang kon wanklen doen, en ik Uw gunft mocht waardig zyn, in 't dood'lyk oogenblik. 'k Beken myn fchuldt; maar ach! de wanhoop myner liefde, De ramp van 't Vaderlandt, dien my de borft doorgriefde , En d'eifch der Godfpraak,dien 'k zo duid'lyk kon verftaan, Vervoerde my om met geen and'ren raadt te flaart. Z^e daar nu de oorzaak, maar , ach ! dur f ik wel geloven? Dat my uw haat die gunft niet langer zal ontroven ? Kan Currius uw ziel behagen? fpree k Mevrouw. Neem weg de twyffèling een 's Minnaars, z o getrouw.

V I R G I N I A . Gy weet uw fchuldt, en wilt dezelve noch bedekken, ó Neen, 't meêdogen koft die drift dus niet verwekken. Hier fchuilt wat anders, dat u tot dien daadt vervoert: Want of den ram p des Staats uw geeft doo r fmart beroert, W y , i n het zelve lot, zy n alzo wel beladen Alsgy, daa r noch de Goön on s droef geween verfmaden. Maar zulk een wanhoop heeft daarom ons nooit bekoort, Dat men de Hemel-goon wil dwingen, doo r een moordt, 't Is door gebeên ; 't is door 't verbeetren onzer zeden, Dat men kan ftuiten 't woên van die rampzaligheden: Dit eifcht de Hemel, dit is 't eerfte; en wat betref t 't Geheim der Godfpraak, die men noch niet recht befefr , Men laat die, to t de Goón het nader openbaaren, En duid'lyk tonen, door den mond der Wichelaren* Maar gy myn Heer, doel t hier alleen maar als verwoedt Op yd'len lof, di t ftreek 't eerzuchtige gemoed. De naam dat gy zo ftout voor 't Vaderlandt dorft fiieven , Kan aan uw troffen geeft reets die vernoeging geven. Gy roept om gunften, maar 'k beklaag my van uw hoon, Dat ge, al s verblindt, nie t merkt wat gunft ik u betoon. Wat dat betuigt, dat ik my zelve durf verkloeken, Om u hier in het hof uw's Mingenoot» te zoeken. Indien uw oog niet door die eerzucht was verblindt, Gy zoudt wel merken wie het meefte wordt bemindt.

C ü R T I U ï . ö Wrede fchoonhek! ach! ho e flingertgy dit harte?

He-

Page 38: MARCUS CURTIUS, - dbnl

3 o M A R C U S C U R T I U S . Helaas! waaro m maakt gy geen einde van mynfmarttf i Waarom een twyffeling in myneziel gebaart, Indien 'k uw gutift, of wel uw liefde noch ben waardt ? Of waarom 't vonnis van myn doot niet onderfchreven, Indien uw mondt my geen verzekering wil geven ? Het ftaat aan u Mevrouw, ach ! hoo r my, e n gy zult Een Moeder redden, die vaft fterft door ongedult. Een Moeder,die gy zegt u hier toe aan te manen, (tranen. Die om den ramp haar's zoons noch plengt een vloedt van Ach! {preek , gun beide ons dan het leven door uw mondt, En keer twee üagendie....

V I R G I N I A .

Houd op: my n ziel, doorwond t Door zulk een droefheit van het Moederlyke harte , Treft meerder, dart gy denkt, myn ziel met felle fmarte. 'kWilallesomhaardoen. g a heen: j a vlieg, mynHeer , Redt haar, verban d die drift, e n keer verwinnaar weer. Ga toont de plicht een 's Zoons,en 's Minnaars edelaardig , Maak, doorgehoorzaamheit , u voor ons beide waardig. En als gy na die proef, my wederom zult zien ^ Zal ik u tonen wie myn ziel dan zal gcbiên.

C Ü R T I U S . MeVrouWjikbid

V I R G I N I A . Gaheen, waar toe meer reen van noden ,

Wilt gf my waardig zyn, zo volg ook myn geboden. Uw Medeminnaar zou voor my in dezen ftaat. ...

C v R T ï v s. 't Is wel Mevrouw,'k zal gaan, fchoon gy my twyfHend laat. Ik z.al noch hopen; maa r indien ik word bedrogen, Zal ik myn ligt geloof zilf ftraffen voor uwe oogen*

T W E E -

Page 39: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . }*

T W E E D E T O O N E E L .

V I R G I N I A , S A B I N A .

W V I R G I N I A .

El nu Sabine, fpreek, wat zegt gy van zyn trouw ? S A B I N A .

Hy is uw liefde waart, maar denk met my Mevrouw , Dat gy uw eigen ruft en naam hier aan Zult wagen, 'k Had noit gedacht dat hy uw ziel dus kon behagen, 'k Ben uw Vertrouwde, maar gy hebt my noit verklaart

V I R G I N I A . Ik heb dat groot geheim fleets met veel zorg bewaart: ó Ja Sabine, ik kon dus veinzend, my beroemen, Dat ik my van die drift, verwinnares mogt noemen. 'k Scheen onverfchillig,wyl die hartstocht wierdt gefmoort, En deedtmy n Minnaar s fteetswanhopenaan myn woort» Dus moeft ik "tdoelwit van myn min voor haar bedekken Om dat hun minnenyt my tot geen ramp zou ftrekken. Maar nu Sabine, nu weerhoude ik my niet meer, Nu moet ik kiezen, ee r myn hoopeftort ter neer: Ja nu, daa r dezen flag myn liefde wil verbreken, Moet ik doen zien, wie my den boezem kon ontfteken . Hoe zoude ik dulden dat hy fiieuvle, die myn ziel Alleen kan ftrelen , en zo wenfchlyk my beviel ? Neen, 'k waag hier alles om. ik moet myn hoop verwerven , Hem nu behouden, of door wanhoop met hem fterven. Ik leef niet zonder hem.

S A B I N A . Wel hoe Mevrouw, zultg y

Vervallen tot zo grooteen wrede razerny! Dat keer den Hemel, h y behoede ons voor die rampen. Maar ach! bedenk toch eens, met wie gy hier moet kampen, 't Is met uwe eer, en zyn Meê minnaar niet alleen, Maar met g*nfch Roras ! dat gy laat in haar geween,

Page 40: MARCUS CURTIUS, - dbnl

j a M A R C U S C U R T I U S . Met Rome , daar gy hem en meerder aan zyt fchuldig, Dat op hein wacht, en , door de plagen ongeduldig, Reets om hem fchreeuwt Mevrouw, ach! denkuwVader -ïs u een waardiger en heerlyker pandt. (landt

V I R G I N I A . 't Is waar Sabine, ója, zöikmaarkonbefefFen , Dat zyne doodt ons van die plagen zoude ontheffen, Ik zou 't licht dulden, doch zelf (heuvelen met een. Neen, U t geloof dit niet, dedubbelzinnigheê n DerGodipraak, wiliknietzohaatelykbefchryven . Het is zyn eerzucht die hem hier toe aan kan dry ven. Maar ach! Sabine, zou'k geloven dat hy my Wel zal vernoegen? zoud e ikmeerder heerfchapp y Bezitten op zyn geeft, dan 's Moeders ted're zuchten: Of zocht hy door dien fchyn , my ne ogen maar te ontvluch-Wat zegt gy ? ach! ik vrees noch alles in deez' ftaat. (ten .

S A B i N A . Wie weet Mevrouw, hoe ver die drift en hartstocht gaat. Kon hy de tranen van een Moeder koel befchouwen, Wat zult gy op zyn woord of op zyn min betrouwen.

V I R G I N I A . Ach! had myn mond hem noch wat meerder doen verftaan, Hy had gewiflelyk myn hoop en wenfch voldaan. Hy had gezworen om voor my alleen te leven. Helaas Sabine! ik vrees, zy n twyfl'len doet my beven: 't Gejuic h van 't volkzal hem ontrukken myn gezicht. Hem wankie n doen. .. 'k verfoei myn trotsheit. .. hy zal

ligt.. . . Maar'tisnogtydt... Volg my.

S A B i NA . Waarheen? e i wil bedenken.

Zultgy voor yders oog V I R G I N I A .

Helaas! S A E I N A .

Uw cere krenken? ViR-

Page 41: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 33 V I R G I N I A .

Wat dan Sabine ? Neen , ik moet myn ramp vefhoen. Ga, zoekAlbinus .

S A B IN A. Hoe. . . .

V I R G I N I A . t

Ach! zwyg , eöwilufpoeti . Ik wil dat hy hem volge, en afweer van die woede; Zyn Medeminnaar van 20 droef een doodt behoede. Hy brenge my dien Held hier weder voor 't gezicht, DienMinnaar, waardige r voor my dan 't levenslicht.

S A B I N A . Zal uw verachting niet genoeg zyn ziel ontftellen ? Wiltgy door wanhoop hem geheel ter nedervellefi ? Moet hy een Minnaar, zobehaaglykinuwzin, Nu zelf behouden, door't verliezen van zyn min? Dat waar te wreed Mevrouw , hykan'tooknietvolbren-Hy moeft met blyfchap eer zyn ondergang gehengen. (gen .

V I R G I N I A . Daar wacht ik u, Sabine j ója! di t is't dat my Doet denken, of hy hier geen medewerker zy. Zyn minnenydt heeft my gewis dit kwaadt befchoren. Hy kon door 's Vaders hulp hem tot die daadt aanfporefl . 't Verblyf vanCurtius hier aan dit hof. Welaa n Men draal niet meer, ik zal 't door dit verzoek verftaan. 'k Verberg myn oogmerk, als, door 's Moeders klagt gedre«

ven, Devriendfchap tuffche n on s zal fchyn van waarheit geven; Hy weet die, e n ik doe geloven, da t alleen Haar tranen en verzoek my drongen herwaarts heen.

S A B I N A . Hoe! zou 't doordringend oog eens Minnaars niet...

V I R G I N I A . Uw reden

Beroven my't geduldt. neen , ' k heb genoeg geleden. Ik moet my van die vrees, di e my bekneldt, ontdaan. Weerfpreek my niet. i k wil my verder niet beraan.

C Laa t

Page 42: MARCUS CURTIUS, - dbnl

34 M A R C U S C U R T I U S . Laat ons nu zien wat wy op zynen geeft vermogen. Wordt hy door myn verzoek en bede niet bewogen, Hy beef dan voor myn haat. ja, 'kzalinzyngemoe t E en bulderende ftorm verwekken, gants verwoed: Een wanhoop , di e hem voor myn oogen zal doen fterven. Enwil myn lot dat ik myn hoop niet zal verwerven , Dan zal't de doodt zyn die alleen myn ziel vernoegt.

S A B I N A. 'k Hoor iemand, ach! hy i» het zelf!

V I E R D E T O O N E E L .

ALBINUS, VIRGINIA, SABINA.

A L B I N U S .

M Evrouw J ho e voegt "Zig 't lot naar myne wenfch, met u alhier te ontmoeten. Wat eer dat. ik u thans in 's Vaders hof mag groeten, 'k Beklaagde my, daar ik vergeefs uw byzyn zocht. Dank zy den Hemel, di e mynheil dus heeft gewrocht, Een heil, datnoi t myn zieldorft hopen, ofverwachten , Dat al myn harteleet nu teffens kan verzagten Aanminnige, watkanbymyngelukftandtftaan , Daar nu myne oogen!

V I R G I N I A . Zagt, hou d op myn Heer, ftelaan

Uw vreugde een weinig maat, wi l die zo niet verheffen , Wyl gy de reden van myn komft niet kunt bezeffen. Een Minnaar vlek zich door dien hartstocht veel te licht.

A L B I N U S . 'k Vraag naar geen reen, nu ik uw lieflyk aangezicht Hier mag aanfchouwen: neen , al s ik dat kan genieten,

' Vinde ik my reeds getrooft, in myne zielsverdrieten. 't Is my genoeg Mevrouw, dat my die gunft beftraalt , Wyl gy niet wilt dat noch myn liefde Zegepraalt.

Maar

Page 43: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 3 j Maarach! wanneerzultgyeen s eindigenditlyden? Gy weet Mevrouw, gy weet hoe ik daarom moa ftryden.

V I R G I N I A . 't Is waar, i k zag uw min: i k hoorde zelf die aan. Maar hebbe ik die, myn Heer, wel ooit ten proef zien ftaan? Watftryd, wa t moeite, za g ik ooit om my begonnen ? 't Zy n woerden die het hart eens Minnaars, onbezonnen , En door gewoonte

A L B I N U S . Ach! hoe moord gy my Mevrouw!

Zult gy dan eeuwig dus verdenken myne trouw ? Zult gy Maa r eifch een proef, ó wrede! van myn liefde: 'k Zal u dan tonen, hoe gy my de borft doorgriefde. Hoe ik myn leven zelf veracht om u alleen. Ik zweer u by de Goön

V I R G I N I A . 'k Begeer geen Eeden, neen ,

Maar daden, di e alleen, di e maken u verwinnaar. Wy zullen 't zien. welaan , behou w uw Medeminnaar. Ga,redthem,doe hem my hier weerzien. Hoe! myn Heer, Wat's dit? gyfchrikt .

A L B I N U S . „ Helaas! daar ftort myn hoop ter neer!

Mevrouw, watzegtgy ? ach! V I R G I N I A .

Bedaar, enhoormyfpreken . Ja, 'k moet u voor 't behoud van die verwoede fmeken. Zyn Moeders droef heit kon dus treffen myn gemoet j En 't is om haar , myn Heer , dat ik u hier begroet. Ik kon haar tranenvloedt niet vruchteloos zien plengen, 'k Verwon my zelf: ö ja , z y kon my hier toe brengen, Om, trot s myn fierheit, u dit groot verzoek te doen, Dat gy den flag die haar koomt dreigen wilt verhoên.

A L B I N U S . Hoe, i k Mevrouw? helaas ! wa t doet gy my niet horen!

V I R G I N I A . Herftel u. 'k weet het klinkt zeer haatlyk in uwe ooren,

C 2 Dat

Page 44: MARCUS CURTIUS, - dbnl

3<J M A R C U S C U R T 1 U S . Dat ik my voor d e zaak van uw Meêminnaar ftel: 't Baart nagedachten aan uw liefde, 'k weet het wel. Doch 'k wierd getroffen door haar al te deerlyk klagen. Haar vriendfchap kon op my dien groten prys wegdragen, Dat ik my bloot gaf aan een Minnaar, i n zyn woên, En zelf 't rampzalig eind zyn 's levens moeft verhoên. 't Is veel; maar 'k moeft, ondanks myn fierheit,dit befluiten. Wel aan, wil nu voor my die dolheit zien te ftuiten. Heeft my de vriendfchap tot die daadt doen overgaan , Toont gy nu dat de min noch meerder kan beftaan. Die dienft (g y weet het) kan belooning by my vinden. Zie daar waar toe ik my, e n gyu moet verbinden. En 'k vlei my reeds dat ik niet vruchtloos keeren zal.

A L B I N U S . ó Hemel! wa t verzoek! wa t doodlyk ongeval! MevrouWjdoor welk een daad wilt gy myn min beproeven? Zult gy myn ziel dan tot in eeuwigheit bedroeven ? Helaas! hoe redde ik hem? waar door Mevrouw?door wien?

V I R G I N I A . Een tedre liefde! hoe , hebb e ik u niet doen zien, Hoe gy myn achting voor uw liefde kunt verwinnen ? Moet ik noch meerder doen ? de middelen verzinnen Tot die volvoering ? hoe. i s u't verftandt berooft ? Weet gy geen raadt ? is dan uw Vader hier geen hooft ? Kan hy, door zyn gezag, hem niet doen wederkeren ? Gy moeft al y v'ren in dit oogenbllk, en weren Een flag, di e zo verwoed zyn Moeder treffen zal. Hyisop'tMarktveldt. ga , weerhoud t dit ongeval. Nu weet gy door wat weg.. maar hoe? gy ftopt uwe ooren.

A L B I N U S . Ach! wred e fchoonheit! neen , hy zal naar my niet horen. Is hy de tranen van een Moeder hier ontvlucht, En hoorde hy niet naar heur bitterlyk gezucht, Wat zal hy dan om my. . . Neen, 't zal niet kunnen baten.

V I R G I N I A . Menpoogealwatmenkan. h y is dus niet verwaten,

Dat

Page 45: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 37 Dat hy 't ontzag, dat hy uw Vader is verplicht, Verzaken zal. o neen! 'k geloof zulks niet zo licht.

A L B 1N u s . Het zal vergeefs zyn... neen, men zal 't hem niet beletten. En zal myn Vader zig dan tegens Rome zetten ? Een daadt verhinderen, daar 't volk hun heil van wacht ? Ach! 't kan niet zyn Mevrouw! zulks is niet in zyn magt.

V I R G I N I A . Kunt gy geen andren raadt dan tot zyn redding geven ? Geen ander middel? fpreek .

A L B I N U S . „ Waar werde ik toe gedreven ?

Mevrouw, wa t middel? ach ! ho e zal ik u voldoen? Gy Zyt alleen die dit kunt weren en verhoên. Gy hebt zyn leven als het myne in uwe handen. Ja hy zucht mede als ik in één en zelve banden. Maar hoopt vergeefs op u. éé n woordt, ja uw gezicht Weerhoudt hem . Maa r Mevrouw , di e raad i s dat myn

V I R G I N I A . (plicht? Roem op dien raadt niet. neen : hoe! ik hem zelf gaan frne-

ken? Zoude ik myn achting om een Minnaar dus verbreken ? Zoude ik, om zyn behoud, he m vallen daar te voet? Wilt gy een daad van my die 'k eeuwig wraken moet ? Wat vergt gy my? zoude ik, voo r zo veel duizend oogen, Betonen, dat ik wierdt door zyn verderf bewogen ? Omdathymybemindt? neen : di t zal nooit gefchiên j Eer zal hy fterven , dan van my die laf heit zien. Maar hoe, word myn verzoek by u dan afgeflagen ? Zal ik die ichande by een droeve Moeder dragen ? Benikonmagtigomeen Minnaar. ..

A L B I N U S . Ach! Mevrouw,

Hoe flingert gy my n ziel door wanhoop, fchrik, en rouw! Ach! eifch myn doodt: ik zal met blyfchap u vernoegen.

V I R G I N I A . Zie daar een Minnaar die zig naar myn wil zou voegen.

C 3 Dien

Page 46: MARCUS CURTIUS, - dbnl

38 M A R C U S C U R T I U S . Dien ik beproeven moet, ontzeg t my myn gebeên. Ondankbre! 'k zie den grond door al dit veinzen heen. Gy kunt niet, neen : 'tisuonmooglyk . Maar , ontaarde ! Ik weet de reden die my dees verfinading baarde. Ik zie wel waar gy reets met zo veel vreugd op doelt: Ik merk die boze drift, di e in uw boezem woelt. Gy vleitu, nu myn keur word door zyn doodt verbroken, Dat u alleen de plaats blyft in myn hart befproken: Verzakende zo vals uwe eer, e n plicht, e n trouw, En laat een Moeder in een dodelyken rouw, (tranen. Die om den ramp haar ' s Zoon s vaft plengt een vloet van Maar 'tzal u miffenhoegy 'ttegendeel moogt waanen. 'k Vervloek, ondankbaar d vee l eer uw min, ee r ik Aanuzoutoeftaan, zelfeengunftigoogenblik . Gy zyt het dode! door uw 's Vaders hulp gefteven, Die hem dus aanzet, hem dien raad eerft hebt gegeven. Is dit uwe eer betracht ? fpreek. hoord e ik niet uw min ? Wat wanhoop voerde zulk een daad u in den zin ? 'k Gaf u die gunft dat gy mocht roemen op myn liefde. Maar wilde ik niet doen zien wie my de boezem griefde, 'k Had daar myn reden voor. i k ^ag met vreugd hoe gy Tezamen y verde naar het bezit van my. Die ftaat kon aan myn hart een weinigtyds behagen. Ik wilde eens toetzen wie't gehoorzaamft zich zo u dragen. Maar ik beloofde u beide in 't kort te doen verftaan , Tot wien van u, myn min en gunft zoude overflaan. 'k Bezwoer u beide, u met diekeur te vergenoegen. Zich naar myn wil, en 't eind' van deze wet te voegen, Dat gy myn vryheit door geen minnenyt of twift Ooit zoud beroven, maa r ik zie myn hoop gemift Trouwloze! di e my dit zo heilig dorft beloven, Daargy die vryheit my zo fchand'lyk wilt ontroven. My dwingen, daarg y hem dus aanzet tot zyn val. Maar wagt geen liefde, wyl 'k u eeuwig haten zal.

A L B I N U S . ó Wrede! wat doet my uw bittre haat niet horen! Kon ik door 's Vaders hulp hem tot die daad aanfporen ?

Legt

Page 47: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 3 9

Legtgymydittelaft? neen , trotzcfchoonheit ! noen: Gy baarde zelf veel licht al die rampzaligheên. Gyhebt, doo r wanhoop, du s zyn vlotte ziel gedreven, Dat hy veel liever voor zyn Vaderland wil (heven, En zo grootmoedig, doo r een Heldendaat, vergaan , Eer gy hem, doo r uw haat, dat vonnis dóet verftaan. Nu ziet ge uw dwaling, n u kan u zyn val reeds wroegen. Ja'kzieu veinzen, h y alleen kon u vernoegen. Gy mind hem, wrede ! 'tisdievryheitniet , dieg y Hier voorftelt, diegy zegt gerooft te zyn door my. Neen, ' k word veracht, zy n min kon u het harte raken. En zoude ik dan myn liefde en plicht zo fiiood verzaken ? Hem noch behouden ?

V I R G I N I A . Zwyg, verrader ! kwy t uw plicht!

Maar wachtu dat gy my niet weerkomt voor 't gezicht.

V I E R D E T O G N E E L

A L B I N U S , allee».

VJTOón! ka n ik dit verwyt verdragen? Helaas! waa r wil dit met my heen? Neen, trotze , i k hoor niet naar uw reen;

Hoe zeer gy my ook kunt behagen. Ik zal eer fterven, ja 'k heb lang genoeg gekeft, Nu gy aan myne min dien droeven doodfteek geeft .

Neen, 'kzalmynplich t zo niet verzaken, Verraden 't dierbaar Vaderlandt: Want nu uw haat myn min verbandt,

Kan my in 't leven niets vermaken. Ja , ' k zal u tonen hoe'k voor u maar heb geleeft. Nu gy aan myne min dien droeven doodfteek geeft .

C4 te

Page 48: MARCUS CURTIUS, - dbnl

+o M A R C U S C U R T I U S . Ja Curtiu s 'k zal u behoeden ,

Niet doo r myn raad of vaders magt , ö Neen ! di t moe t nooi t zy n gedacht .

Myn dood , het ein d der tegenfpoeden, Herftelle u . ' t baa t my niet o f gy n u fterft o f leeft , Nu g y aa n myn e min dien droeve n doodftee k geeft ,

Wel aan. ..

V Y F D E T O O N E E L .

A L B I N Ü S , T I B E R I U S .

A L B I N U S .

J l Iberius , 'tis met my omgekomen. Ik ga ter dood myn vriend, i k fneuvel zelf voor Romen.

T I B E R I U S . Vertoef. Wat' s dit myn Heer ? wat dolheit komt u aan? Gyfterven? neen , i k zal dat eeuwig tegenftaan. Zoud gy het harte van uw Vader dus beroeren ? Neen, laat de wanhoop u zo verre niet vervoeren. Ja hoop. ' k zag Curtius vol moedt ten Tempel trecn, Geheel de Staat was op zyn aankomft daar by één; Zyn Moeder had hem reeds door haar geween bewogen. Maar toen hy dat gewoel befchouwde voor zyne oogen, Hoe 't volk al juichende hem hun Verloffer noemt , Zyn deugd en ed'le moed met volle monden roemt. Geleek hy... maar wat 's ditPgy hoort niet naar myn fpreken. Neen,'k zie uw hoop en wenfch nog zo ver niet verfteken. Hy zal, getroffen door dat nieuw gezicht...

A L B I N U S . ó Neen!

Hy bly ve in 't leven... ach! wift gy om welk een reen, Myn droeve wanhoop.... ö Virginia, ó wrede!... Neen, 'k volg myn plicht, al toont die fiere zich te onvrede.

Page 49: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . + I

T I B E R I Ü S . Virginia!.. is zy 't die uwe droef heit wet ?

A L B I N U S . Dietrotfe wi l dat ik myn Medeminnaar red. Dat 'k hem behoude. he m hier brenge voor haare oogen. Zy , doo r zyn min, o f wel door's Moeders beê bewogen, Wil dit van my, helaas! kanikhiertoeverftaan ? ZalikdanRomes'hoop, enmyneminverraan ? De haat myns Vaders en der Burgers op my laden ? Ach! gee f my raad! moe t ik die bede niet verfinaden?

T I B E R I U S . Dit onverwacht geval belemmert my den geeft. Myn vrees is dan geheel niet ongegrond geweeft. (k'len , Maar.'k dacht niet dat haar komft ons in dit kwaad zou wik-Ikyverde omzyn ziel door een verwyt teprikk'len. 't Gelukt e naa r myn wenfch ; doch o p datoogenblik. ..

A L B I N U S . Ach! zwyg : he t baat toch niet Tiberius, moet ik Haar beê voldoen, moet ik niet luiftren na haar klagten ?

T I B E R I U S . Neen: ftel die dwaze daad myn Heer uit uw gedachten.

A L B I N U S . Helaas! 't is met myn min en leven dan gedaan. Ik volg myn drift, di e my zal van haar haat onflaan. Nu'k haar verlies, ka n my in 't leven niets behagen, 'k Zal die verfmade liefde aan 't Vaderland opdragen. Welaanondankbre! 'kzal , terwylg y zulks geboodt, U nooi t aanfchouwen; maar ontvluchten door myn dood.

Eindt van bet derde Bedryf.

C 5 V I E R -

Page 50: MARCUS CURTIUS, - dbnl

42 M A R C U S C U R T I U S .

V I E R D E B E D R Y F .

E E R S T E T O O N E E L .

A P P I U S , M A R T I V S .

H A P P I U S . Oe! heeft myn Zoon zo laf zyn eer en plicht vergeten?

M A R T I U S . Tiberius myn Heer, dee d my dees dolheit weten. Ik zond myn volk terftondt naar 't Marktveld,om dit woên Van deez' wanhopigen op 't fpoedigft t e verhoên: 'k Bevalhen , o m haar hier te brengen voor uwe oogen. Ik door de fchrik en zulk een deerlyk lot bewogen , Moeft buiten uwen laft...

A P P I U » . Gy hebt uw plicht betracht,

Ik zal doen blyken hoe 'k uw trouw en y ver acht. M A R T I U S .

Daar zyn zy Heer.

T W E E D E T O O N E E L .

A P P I U S , C U R T I U S , A L B I N U S , M A R T I U S , T I B E R I U S , T I T U S , Gtvtlg.

A P P I U S .

1VJL Yn Heer,de tyd lyd geen vertoeven, Gy moet befluiten, of wy zullen 't zelf beproeven. Men moet een einde zien van deez' rampzaligheên. Ik heb dat twyfFelen reetslang genoeg geleên. Diedaad, waar door gy 't wit der Goden meent te raken, Die zo veel indruks op het volk heeft kunnen maken,

Page 51: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 43 Moethedenzynvolvoert. daarvaltgee n nitftelmeer . G a , vol g uw Moeder, o f voldoe hun hoop myn Heer. Ikhoudeuniet. Maa r gy ontzinde Zoon, wa t reden Doen"u, dus onbedacht, myn achting hier vertreden ? En weert een Heldendaat, daar 't volk haar heil van wacht ? Hoe! weet gy niet dat gy hier afhangt van myn magt ? Wiltgy, voor' t heil des Staats, uzel f ten offer bieden? Wel aan, maar laat het door geen zelf belang gefchieden, Dat is den weg niet, om op 't Heldenfpoor te gaan, Geen boze wanhoop, maar een zucht tot ed'le daan Moet ons beftieren, en iets lofflyks doen verrichten. Een heilig oogmerk moet alleen ons hier verplichten.

A L B I N U S .

Myn Vader, watvermageenMinnaresnietal . Ik moeft ondanks my zelf...

C u R T1 u s . Houd op myn Heer, i k zal

Uw ziel wel redden: neen , gyhebtnietsmeerteduchten . Ttgen Apf'ms.

Myn Heer gy zult haaft zien het eind dier ongenuchten. 't Is waar ik wankelde, j a deinsd e in mynen plicht. Maar ach! wat wykt niet voor een Moeders droefgezicht? Gy zy t een Vader, en gy weet die ted're liefde; Doch dit was 't niet alleen dat my de borft doorgriefde, óNeen! ee n Minnares, ee n halsvriend, ee n gety Van duizend driften, ach ! ' t was alles tegen my. Dus moeft ik ftryden, ja ik had haaft moeten bukken, En my die Heldenkroon te fchandlyk zien ontrukken, •Indien de Hemel zelf die daad niet had belet, 'k Had nauwlyks mynen voet uit dit Paleis gezet, Of'k zie hoe duizenden met blydfchap op de kaken, Zich zelf verdringen, enom'tyvrigft m y genaken. Hoe melde ik dat gejuich! dat zuchten, dat geween. De vreugde en droef heit fcheen gemengek onder één. Dit trof my 't eerft de ziel; maar toen ik in den Tempel, In 't aanzien van den Goön, den Goddelyken drempel,

Door

Page 52: MARCUS CURTIUS, - dbnl

++ M A R C U S C U R T I U S . Door myn geween befproeide, e n om verlichting badt, Terwyl net Priefterdom naar 't rokend Altaar tradt, En 't lillend Ingewand van 't Offerdier befchouwde , Toen hoorde ik hoe 'k my n hoop op eene dwaling bouw-Dat ik de Stadt te lang deed zuchten om haar leet. (de , Deez' onverwachte galm, e n yffelyken kreet, Klonkuit het binnenfte des Tempels in myne ooren. Vertrek, gy weet uw plicht, ef vrees der Goden tore». Het Aardryk fchudde op dat zo donderend geluit. 't Stondt alles doods van fchrik. het Offervuur ging uit. Ik beefde en ylde, om dus des Hemels wraak te ontvluchten, En 't zwoegend Vaderland te redden uit zyn zuchten. Maar ach! myn Heer, wat wierd myn oog daar niet gewaarl Ik zag een Moeder my afwachten van 't Altaar, Ja 'k zag uw Zoon verwoed my deze daad benyden. Ach! denk myn Heer, hoe hier myn bange ziel moeft ftry-DeHemel weet wat niet gefchiedt was op dien tydt, (den! Indien uw zorg ons in dien nood niet had bevrydt. Zie daar de reden, di e myn yver deed vertragen; Maar ' k dank den Hemel, di e my 't geeft het eind dier pla-Ik ben verlicht myn Heer, en niemand zal ooit zien, (gen. Dat Curtius op nieuw zyn plichten poogt te ontvliên^ 'k Heb my verwonnen , ja gy kunt u zulks beloven, Geen inzicht zal my weer van dit befluit beroven. Ik zal't volvoeren, maa r ik bid myn Heer, datg y Myn Moeder trooft, e n fluit in hare razerny. Zy blyvein'thof: wantzy , doo r wanhoop aangedreven, Zou nevens my zich naar dien Jammerpoel begeven. Wat zoude ik doen myn Heer ? kon ik op dat gezicht, Het ftuk volvoeren? ach ! ' k bezweek licht in myn plicht.

A P P I U S . Beraad u wel myn Heer.

C U R T I U S . Neen, niets zal my verzetten.

A L B I N U S . „ Helaas! Tiberius.. .

A P -

Page 53: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . +5 A P P I U S .

Welaan, 'kza l wel beletten Dat u dat droef gezicht geen nieuwe finarte baart. Wy zullen zorgen voor een Moeder, u zo waard , Dat in de wanhoop haar geen troofter zal ontberen. Ga heen Albinus, doe Virginia hier keren. Men neem haar beide in acht, om meerder kwaadt te hoen, Der Vrouwen wanhoop is gevaarlyk in haar woên.

Tegen Curtius. Maar meld niets van 't befluit... ik zie uw Moeder komen.

Albinus en Tiberius vertrekken. C U R T I U S .

Myn Heer, ach! trooft haar, wil haar woede toch betomen} 'k Ontvlucht haar oogen

D E R D E T O O N E E L .

V U T E R I A , A P P I U S , C U R T I U S , T I T V S , V A L E R I A , M A R T I U S , Gevolg.

V U T E R I A .

1 3 Lyf. ontvluch t uw Moede r niet. 'k Bezwee r u by de Goón. . . maar hoe ! wat ' s hier ge-

fchied ? Waarom ontwykt gy my, ben ik dan weer verraden ? Gy zucht, helaas ! i k merk datgymywiltverfmaden , Dat gy uw dolheit volgt, ac h ! 't is maar al te waar.

Tegen Appius. Waar wilt gy heen? blyfftaan . dit' s uw bedryf, Barbaar . Gy koft hem dit befluit wéér in het harte drukken. Moeft gy hem daarom uit myne armen weg doen rukken ? ö Wrede! fcheurt gy dus myn Zoon weer van my af? G a moord u zelf, o f ftort uw eigen kind in 't graf. Vervuld dien droeven eifch des Hemels, ftoor zyn woeden, Indien men Rome, door die wreedheit moet behoeden,

Ont-

Page 54: MARCUS CURTIUS, - dbnl

ifi M A R C U S C U R T I U S . Ontmenfchte! gadanvooralsOpperhooft , laa t aan De wereld zien de zucht tot uwen Onderdaan. Voldoe de Goón?zo zy hier zulk een dood beoogen, (gen : Het is my n Zoon niet, neen , waar door wy 't meeft vermo-Dat 's al te yen? gezocht, men eifcht een grooter zoen, Gy zelf moet voorden Staat, waar van gy hooft zyt, bloén. Is 'c niet naar 't wys beftier van trouwe Voedfterheeren} Dat men de Mogenheit der Staten Zal waarderen. Zeg; hangt 's Ljinds welzyn niet van zyn beftierders af? 't Vermogen van den Staat, allee n van hunnen ftaf? Door hen kon Rome, voor het oog der waereldtklimmen, Door haar vermogt zy 't meeft. Ja gy, ö dierbre fchimrnen, Gyed'Je zielen, di e den Staat hebt opgebouwt, En nu het eeuwig lichtin 't zalig veld befchouwt! GyFabiën, engyCamillus , trouw e Vaders, Die becken bloeds voor ons deed ftromen , uit uwe aders, Gy weet dat 8 oorzaak waar door Rome word gevreeft, Alleen zyn oorfprong vond in de omtrek van uw geeft. Zie daar, óAppius! zi e hoe gy zyt bedrogen, Dit eifcht de Hemel, als waar door wy. 't meeft vermogen. Ga volg hen, toon met hen, dat 't heü des Staats alleen, Beruft in 't harte van de deugdzame Overheen. Voldoe nu de eifchderGoón,vlieg tot behoud van Romen, Zytfgy een waardighooft, gy zult hun haat betomen. Neernnudeproefhiervanj, indie n gy dit gelooft, En red de vege Stadt ten koften van uw hooft.

A P P i u s . Ik gun 't uw droefheid > om dus vinnig my te honen, MsvrouWjfchoon'ku me t rech t myngramfchap mog t be -Maar 'k zal het dulden,en antwoorden op uw klagt. (tonen ; 't Is.waa r 's Lands welzyn hangt wel meeft aa n de Opper-

magt, En '-t hooft des Staats, geroemt door 't wysfelyk beftieren , Kanmetdieadierbrenlof, ' k beken het, zegevieren ; Dat door zyn daan, het heil des Staats werd opgebouwt, En 't geen dat dien vermag, hem zulks verfchuldigt houdt : Maar d'Onderdanen doen ook veel tot dat genieten,

Wen

Page 55: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 47 Wen zy gelyk het hooft het zelve wit befchieten, En fleets gehoorzaam aan de Wetten, wys en ftil Bedoelen't geen de deugd, e n reden, va n hun wil. Ja door een Heldenmoed 't gevaar des Staats afkeren , Het dierbaar Vaderland, het allermeeft waarderen, Op dezen roemt de Staat, door hen moet hy beftaan. Ja niets is heerlyker als zulk een onderdaan. Met zulke Helden kan ons Vaderland ook pronken , Die 't dierbaar leven, voor hun Medeburgren fchonken: Door deze n bloeit de magt van ons geducht gezach, En door die Helden is 't dat Rome 't meeft vermag. Laat nu uw Zoon Mevrouw voor al de waereld tonen, Wat of by is, en of die deugden in hem wonen, Ofnaaruluifteren: hykiezenu , gykun t Dan zelve horen waar 't zyn ziel heeft op gemunt.

C U R T I U S . Myn waarde Moeder: ach! weêrflreef niet meer myn bede, Gehengdatikdoezien, wa t drift my overreedde. Gedoog dat ik myn naam vereeuwige, en met een Een voorbeeld flrek, door al de volgende eeuwen heen. Myn bloed zied door deez' nood van ongeduld in dead'rcn, Daar ik de flachting zie van all' 's Lands trouwe Vad'ren, En zoude ik dulden, dat dit verder noch gefchied': Neen waarde Moeder: neen, i k ly, 'k gedoog dat niet. Dan was 't gedaan met ons, daar zulke hoofden fneven, Daar moethet Staatsgebouw door waggelen en beven.. Neen 'k fchudt dien flag, ik moet door myne dood alleen, De Stadt bevryden van all' dees rampzaligheên. Ach! wi e verzekertons het leven, i n deez'dagen, Elk uur, elkoogenblik , tref t ons met droeve flagen, Gyzelf, e n ik, ftaan bloo t voor't woeden van dit kwaadt. Ach! laat ons fcheiden, voor het wel zyn van den Staat; De Hemel wil het dus: men ftuit niet eer dit woeden. Laat ik een wifTe doodt, die u reeds dreigt verhoeden. In aller Goden naam: ach. 1 laa t het my toch toe.

V U T E R I A . Helaas! mynZoon , is'taldanvruchtloos , watikdoe ?

En

Page 56: MARCUS CURTIUS, - dbnl

+ 8 M A R C U S C U R T I U S . Enkonnen tranen, noch gebeden, uweêrhouwen ? Moet dan myneOuderdom dien droeven flag befchouweti? Uzienvermorzelen? óramp ! óbittrefmart ! ó Wrede Goón! waarom verftokt gy dus zyn hart ? Waarom treft gy myn ziel, met zulke felle wonden ? Wat baat my'tleven nuhetzyne word verflonden . Ach! waarom rukte my de Peft niet mede in 't graf? Waar wende ik my ? het vlucht hier allesvan my af. Men hoort niet naar myn klagt. me n fluit hier hart en oren. óDeerlyknoodlot! ach! wathebtgymybefchoren ? Ach! wil t gy dat dien Zoon, z o teer van my bemindt, In dezen Solferpoel zyn dood'lyk einde vindt ? Moet hy zyn ed'le ziel, in zulk een afgrond braken ? 'k Zal dan... . maar hoe! wat 's dit? wie komt my hier

genaken ? Zy gy 't myn Zoon ? helaas! koom, fiieuv'len wy.. wel aan. wel hoe, wie houd my ? weg,'k wil fterven. 'k wil vergaan, 'k Wil met myn Zoon voor 't volk... help Hemel! help , ö

Romen! Daar ftort hy in de kolk: 't is met hem omgekomen. Hoe beeft het aardryk! Goo n ! daar berften vlamme n uit Hetdiepftdesafgronds. ach ! watdeerelykgeluk ? Wat naare dootkreet!ach!zyt gy 't myn kindt? myn waarde, ó ja! hetiszynftem . z y volgt u die u baarde. Zy vliegt naar u. E i my! daar zwelgt de grond my . .. ach!

C u R T i u s . Myn waarde Moeder, Goon ! watdoodelykendagh .

A p P i u s , tegen Curtius. Stel u geruft myn Heer.

Tegen bet Gevolg. Men breng Mevrouw naar binnen.

De ruft zal mooglyk wel die droef heit overwinnen. Valeria, en Titus met Vuteria binnen.

Ik volg haar. g y myn Heer, voldo e uw plicht, ik zal Uw Moeder trooften in dit deerlyk ongeval.

V I E R -

Page 57: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 4;

V I E R D E T O O N E E L .

H C v R T i u s , allee». emel! re d haar. doe haar ziel weer ademh alen .

Laat my een einde zien van all' die hinderpalen. Ontvluchten wy— ö ramp! daar is Virginia. Goön! önderfteun my, dat ik niet door rouw verga.

V Y F D E T O O N E E L .

A L B I N U S , V I R G I N I A , C U R T I U S , S A B I N A , T I B E R I U S .

Z A L B I N U S .

Ie daar Mevrouw, zi e nu hoe teer wyu beminnen. V I R G I N I A .

Eer/i teren Albinus, en daar na tegen Curt ins. Ik ben voldaan.... Myn Heer koft gy uw drift verwinnen ? Hebtgy

C U R T I U S . Ach! g a niet voort, ja, trot s myn leet en druk,

Verwon ik my Mevrouw, maar tot myn ongeluk: Want deze zege, die' k behaal na zo veel tranen, Staat my, helaas! t e duur.

V l R G I N I A . Hoe, Zult gy dwaaslyk wanen

Maar laat ons eerft ons zelfs van eene drift ontdoen , En u myn Heeren met geen yd'Ie hoop meer voên. 'kWeet hoe gy beide, .maar men hoort niet naar myn reden. Men zucht,en wend het oog... wat heeft men hier geleden ? Myn Heeren vreeft gy beide uw vonnis te verftaan ? Is dit de reden ? neen, i k heb myn keur gedaan. Uw liefde kon in 't eind myn ziel ook overwinnen.

Tegen Albinus, Teg'* Curtius. Trooft u myn Heer. , . Maar gy, is dit my nu beminnen ?

P Ac h

Page 58: MARCUS CURTIUS, - dbnl

j o M A R C U S C U R T I U S . Ach! fpreek ó wrede! en baar myn ziel geen meer verdriet. Waar is die zege? i k zie die overwinning niet. Ach! wend uw oog naar my. . meld my uw tegenfpoeden. Helaas! wat wil dit zyn ? wat zal ik hier vermoeden ?

CURTIUS. „ Goón! fterk my door uw hulp. het moet gefchiên. wel aan. Mevrouw ik zal u myn verwinning doen verftaan. Gy zult zelf zien of ik geen reden heb tot zuchten. J a deeze zege baart my dood'lyke ongenuch ten. Ik wenfchte zelf daarom, maa r toen ik overwon, Verloor ik alles wat myn ziel behagen kon. 'k Zal 't u doen zien Mevrouw, laat het u niet mishagen, Ontfeng een Minnaar, die myn hand u op moet dragen: Die Medeminnaar vanmynliefde, zovoltrouw , Gun ik 't alleen nu naar uw hart te ftaan Mevrouw. Denk welk een (mart mynziel om dat verlies moet lyden. Hoe ik moeft zwoegen in zulk overdeerlykftryden . Maar ik verwon my zélf. g y ziet het. ach ! verhoo r Ons beider zuchtenj da t hy thans uw hart bekoor1.

V I R G I N I A . Wat's dit ondankbare, ach! ha d ik ooit die verwachting?

tegen Albinus. En gy ftelt rhy hier tot zyn fpot en zyn verachting ? Verzoet ik dit ? vertrek, i k walg van u. ga heen, Myluftdiegiftvandienontaardeniet, oneen .

Tegen Curtius. Trouwloze! door wat regt kunt gy hem my opdragen ? Wie gafaan u die magt ? jieb ik zulks voorgeflagen ? Verzocht ik dit? o f hebt gy beide u dus beraan? Hebt gy voor uwe liefde een and're keur gedaan ? Spreek fiiode Minnaar, fpreek, wat hebt gy my befchoren?

A L B I N U S . Mevrouw ik bidde u, wil naar myne reden horen. G y weet ik heb hem hier op uw gebodt gebracht, Ben ik nu d'oorzaak dat hy uwe min veracht ? Dat hem zyn eerzucht dringt , en fchittert in zyn oogen ? Dat hy door 's Moeders beê, noch de uwe ,niet bewogen,

Page 59: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 51 Het al verfmaden wil, alleen om dat genot ? Benikdaarfchuldigaan? ftelikudantenfpot? Hebbe ik u dan veracht ? kunt gy my noch verdenken ? Heb ik geweten dat hy my u wilde fchenken ? DeHemelftraffemy,. maar , wylhyuverlaat , Mag ik niet hopen op uw gunft in dezen ftaat ?

V I R G I N I A . Uw opzet ftaat dan vaft, trots myne en Moeders bede. Gy wilt dan fterven : niets weerhoud u, ö gy wrede ? Blyft ge onbewogen voor myn zuchten en gebeên.. Ga dan ontaarde, ga , vermoo r u, vlie g dan heen. Voldoe uw eerzucht, laat uw ziel niet langer lyden. Is dit uw liefde, is dit uw overheerlyk ftryden ? Uw overwinning, daa r gy zelve noch op roemt? (neetttt . 'k Vervloe k dien dag h toe n my uw Naameerftwieidge -Verfmaad gy dus myn min ? moet ik die fchande drages Van u, dien maar alleen myn oogen kon behagen ? Vanu, daa r al myn hoop op doelde? eypi y ! wat raad. Waar wende ik my Sabine in deez' rampzaalge ftaat ?

C U R T I U S . Wat hoor ik, Hemel ? ach ! betoo m uw hevighsden-, Bedaar, myn ziel heeft reeds al ftraf genoeg geleden. Maar ach! kan 't zyn Mevrouw, hebt gy my dus bemindt?

V I R G I N I A . Ontzinde! zaagt gy 't niet ? was u 't gezicht verblindt ? Koft gy niet merken, door wat zucht i k wierd gedreven , Daarikuzelfverzogt, het redden van uw leven. Wasuhethartdanzoverbaftert, zoverfteent . Ja 'k minde u wreede, ja veel meerder dan gy meent, Ikzwyg 't niet meer, gy, gy alleen kon my verwinnen: Ondanks mynfierheit, bleeft g y meefter van myn zinnen. Ik fchaam my niet dit te bekennen, want ik moet Te wreet gevoelen, hoe die hartstocht in my woedt.

A L B I N u s . Wat hoor ik, grooteGoón !

C U R T I U S . Ach! ho e doet gy my beven.

D 2 Me-

Page 60: MARCUS CURTIUS, - dbnl

fa M A R C U S C U R T I U S . Mevrouw, waaro m my hier geen blyken van gegeven ; Waarom my dan verfmaad, e n fier my wederftaan: ö Wrede fchoonhek, ach! gy hebt u zelf verraan. Wie weet, of dan myn hart gekluiftert door die ftrikken, Welooitgedachthadt, omhet heil des Staats te wikken, Of ik, indien uw min my dus begunftigt hadt , My wel tot deze daadt...

V l R G I N l A . Trouwloze! zwyg , bekladt

Uweer niet verder, keer , j a keer noch, wi l noch tonen, Wat wy u waardig zyn, wa t deugden in u wonen.

C ü R T I V S . Ach! wiftgyhoeikubeminde , enuwaardeer . Maar zoude ik nu myn plicht verzaken, en myn eer ? Zoude ik Mevrouw,om my,hier duizenden doen zuchten ? Het volk doen worftelen metz o veel ongenuchten ? óNeen, ho e zeer «w min my ook aan't harte gaat, Zo ben ik meer verplicht aan 't welzyn van den Staat, Hier voor moet ik natuur, e n min, ja' t leven wraken. 'k Ben een Romein, die naam moet my onfterflyk maken . Ach! rrooftu , too n ook dat gyzyt een Romeinin; Waardeer uw Vaderland nu boven uwe min: Laat ons een voorbeeld zyn door zulke Heldendaden ; Ons nootlot wil het dus, ik bidde u laat u raden, Ei trooft u . baar myn ziel op nieuw geen meerder rouw. Maar zo 'k noch van uw gunft iet hopen mogt Mevrouw , En Curtius noch leeft in 't binnenft van uw harte, Hoor dan myn laafte beê, heb meêly met de finarte Myn 's Medeminnaars, wyl ik de uwe niet kan zyn, Laat hy verwinnen, en een eind zien van zyn pyn: Laat my die laatfte gunft, die laatfte be ê verwerven, Dat zal my trooften , en vernoegen in myn fterven.

V I R G I N I A . Ga, fterf ontzinde ! fterf, n u gy geen zuchten hoort. Vereeuwig uwen Naam, door eene Moedermoordt. Onmenfchte! hoe! zoud gy aan my myn plicht noch leeren?

Neen,

Page 61: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 53 Neen, 'k weet wel wat ik na uw liefde 2al waarderen.

Zy wil vertrekken , maar word van Albinus weerhouden.

A L B I N u s . Waar heen Mevrouw ? helaas! isdanuwhartverftaalt ? Ben ik zo haatlyk in uwe oogen afgemaalt, Kan ik niets winnen, moet ik eeuwig van u wyken > DatzydeGoóngeklaagt, ach ! laatuwgunftmyblyken , Verhoor my

V I R G I N I A . 't Is vergeefs, ik hoor u nietmyn Heer,

Na deez' verfmading wü myn ziel geen Minnaar weer. Tegen C u R T I u s .

Maargy, di e men doo r reen, noc h tranen kan beftieren , Zult zo geruft niet op myn liefde zegevieren, 'k Wacht u op 't Marktveld, ó gy wreedaardt! gy zult my U na zien vliegen, in uw dolle razerny. Ontaarde! 'k zal met u ten afgrond nederftorten . Beef voor myn woede, als gy uw leven wilt verkorten.

Z E S D E T O O N E E L .

C U R T I U S , A L B I N U S , T I B E R I U S .

M C U R T I U S . Yn Heer, ach! volg haar, keer haar wanhoop zo ge-

Belet dien toeleg, enmyndoodlykeongenucht . (ducht , A L B I N U S .

Wat een verwoedheit! Goön! wat zal ons noch ontmoeten, 'k Zal haar verwinnen, of zelf fheuvlen voor haar voeten.

Z E V E N D E T O Ó N E E L .

O C U R T I U S , alleen. Hemel! wel k een worfteling!

Wat heeft myn ziel niet op het doodelykft te lyden. Zalikgeen eindezien, van alditdeerlykftryden ?

Is moeders wanhoop te gering ? D 3 Moet

Page 62: MARCUS CURTIUS, - dbnl

54 M A R C U S C U R T I U S . Moet noch een Minnares, 20 dol in euvlen moede ,

Myn ziel verfcheuren, ach! wa t raadt! Hoe redde ik my uit dezen ftaat ?

Waar berg ik my, daar't al my treft met zulk een woede.

6 Goón! hebbe ik u wel verftaan ? Hebbe ik u recht gehoort ? moet ik het weer hervragen ? Weet i k myn plicht, en moet ik vreezen voor uw plagen,

Ja moet ik van uw Altaar gaan ? Is 't dan myn plicht niet, dat 'k verhoor myn moeders wee-

Dat ik my van myn liefde kwyt, (nen ? Helaas! watdubbelheên , watftryt !

Natuur! ö Vaderland! óMin ! waa r zal ik henen?

Maar hoe.. ach! twyfflen wy f 1 weer ? Oneen, laa t my natuur, ofmi n niet méér bekoren. De zucht voor 't Vaderland, is ons ook aangeboren,

Die dringt ons fterker, j a veel meer; Hier door moet me n den ftaat va » 't menfchdom onder-

En haav", e n erf, e n landgenoot (ftutten : BeveiPgen, j a zelf met zyrt doodt

Het dierbaar Vaderland voor allen ramp befchutten.

Vergeef het my dan, ö natuur! Vergeef het my, ö min! nu gy hier word verfchoven , De Zucht voor 't heil des Staats ftreeft alles noch te boven,

En zegeviert ook op dit uur. Dit dringt my, ja, dit doet my alles hier verlaten.

Dat paft een edel Onderdaan; Indien deez' plicht zoude agterftaan;

Waarheen, me t Rome? j a waar heen met alle Staten?

Wel aan, ö Vaderland... maar hoe! wie zie ik daar ?

A C H T -

Page 63: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 55 A C H T S T E T O O N E E L .

C U R T I U S , L u c i u s .

M L U C I U S .

YnHeer, hetPriefterdom, door 't algemeen gevaar Gedrongen,wenfcht door my naar de uitkomft dezer zaken. Kan 't zyn dat uwe geeft dat groot befluit wil wraken, Nau der Goden wifzo duidlyk klonk in 't oor ? Zoud' gy niet ftreeven op datlofHyk Heldenfpoor ? Het volk vol wanhoop, Ichreeuwt om uitkomft aa n de Go-Het mort nu Appius u heeft in't hof ontboden. (den . 't Kan niet bezeffen — .

C u R T1 u s . Hoe! is de Ov'righeit verplicht

Hen reen tegeven, vanhetgeendatz y verricht? Ja , 'k zal 't volvoeren; maar zal men my tydt misgunnen : Zou een van haar wel tot die daadt befluiten kunnen ? Heb ik geen Moeder, e n geen Maagfchap ? weet het niet Dat een zo naar vaarwel, al fcheurende gefchiet ? Dat men die allen moet tot zulk een flag bereiden, En het gevaarly k is om met geweld te fcheiden ?

L u c i u s , 't Is waar myn Heer, maar 't is de vreeze die ons roert, De ramp die vder een tot ongeduld vervoert, Doet ons rykhalzen naar het einde, e n als mistrouwen Al't geen 't volbrengen van die hulpe kan weêrhouwen. Ook weten wy myn Heer, de zwakheit der natuur. Het wereldfche inzicht finoort fomtyds dat heilig vuur, En werpt omver! he t geen die y ver konverrichten. Het uitftel baart gevaar aan 't oeffenender plichten . Men wordt rontfom, van veel verlokzels aangerandt, En alles fchy nt in roer, en tegen ons gekant: Daarom is 't veil'ger, eer die drift ons kan beroeren, Niet lang te dralen, maar, ons oogmerk uit te voeren.

C U R T I U S . Helaas! i k zag dit aan my zelve, laat ons gaan. Ik zal hen van de vrees die haar bekneld ontdaan.

D 4. N E -

Page 64: MARCUS CURTIUS, - dbnl

5* M A R C U S C U R T I U S .

N E G E N D E T O O N E E L .

T I T U S , C U R T I U S , L U C I U S .

I T I T U S .

K vreesde dat gy reeds waart uit het hof gewekent, Myn Heer, uw Moeder wil voor 't laatft u noch eens fpree-

C U R T I U S . (ken . Ach Titus! heeft myn ziel geen ramp genoeg geleên ? Wat zou dit zyn ? ó neen !ik hoor haar niet...

T I T U S . Waarheen?

Ei hoor haar toch myn Heer, gy hebt niets meer te vrezen, Zy fchynt geruft, en wil u niet meer tegen wezen. Na wy hier fcheidden, heeft men alles bygebragt Omhaartetrooften, enhaarhartenieetverzagt : Zy gafgehoor, e n kon haar droef heit wederhouwen, Doch wilde alleen u voor het laaft noch eens aanfchouwen. Dit badt zy: en ik kon die drift niet wederftaan, Ik moeft haar zweeren... 'k bid wil derwaart met my gaan.

C U R T I U S . Ach! wel k een naar vaarwel! wataffchcit , grot e Goden! Helaas! ho e pynigtgy myn ziel met duizend doden. Ach Titus! hoezalik.. .

T I T U S . Herftel u doch myn Heer.

Zo gy dit weigerde vrees ik haar woede weer. Het is haar laatfte beê, zoud gy die niet verhooren ?

L r C I U S . Blyf maar volftandig, 'k zal haar droef heit zien te fmooren, Der Goden wil, de plicht eens Onderdaans doen zien, Haar Ziel vertrooften, en haar al myn hulp aanbiên: Zy zal my horen, 'kwee t haar Godsvrucht, g a vry henen,

C U R T I U S . O Hemel! wil voor 't laatft uw byftant my verlenen,

Eiude van bet vierde Bedryf. 1 V Y F -

Page 65: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 57

V Y F D E B E D R Y F . E E R S T E T O O N E E L .

V I R G I N I A , S A B I N A .

G V I R G I N I A .

Aheen, weêrfpreek my niet, ik zal u hier verwachten. S A B I N A .

Ach! ba n dewanhoop uit uw droevige gedachten. V I R G I N I A .

Hoe! myweêrftreven , my den uitgang hier verbiên? Ga heen Sabine , ik moet dien wreedaard noch eens zien.

T W E D E T O O N N E E L .

G V I R G I N I A , «Meen.

Ehate wereld, neen, gy zult my niet meer binden. Uw ftrelend fchynfchoo n za l myn ziel niet meer verblin-Aldieverlokzelen, datzobebaaglykzoet , (den , Is in zyn nafmaak niet dan enkel gal en roet: 'k Verbreek uw banden, ja myn ziel moet vryer leven, Daar niets haar kluiftert,daar geen fchande haar doet beven, Daar hoon noch fmaad haar meer beroert, in zulk een ftant, Daar wil zy zyn, ho e zeer gy ook hier tegen kant. 'k Ontfla my van dit pak des lichaams, wie zal 't keren. En gy, ontzinde! die myn woede zocht te weren,

Zy baalt een pook te voorfibyn. My in dit hof opfluit, dit red my van uw lift. 'k Zal met u fterven fchoon myn oogmerk is gemift. Ik haat een leven met zó dodelyke ongelukken. (ken , 'k Haak naar een ftaat , daar ons geen droeve rampen druk-Maardaar wy wel vernoegt... maar hoe,vernoegt... ö naen! Ik durf niet hopen op 't genot dier zaligheên. De wanhoop die my moord zal my voor eeuwig knagen: My altoos treffen met only delyke plagen.

D 5 He-

Page 66: MARCUS CURTIUS, - dbnl

5* M A R C U S C U R T I U S . Helaas!.. wat dan ?. . 6 Goón! zie hoe my 't harte zwoegt. Wat of ik kieze ik blyf voor eeuwig onvernoegt. Wreed noodlot, ach! wat ramp hebt gy myn ziel befchoren. Jalaatonsfterven, wy l reeds alles is verloren. Hetiszoyfllykniet.. .maa r ach! wa t baat het my . . . Neen, laa t hem zien de vrucht van zynerazerny. (wen . Laat hem myn wanhoop , noc h voor zynedoot aanfchou -Wie weet of deze daad zyn woên niet zal weêrhouwen. 't Kon zyn.. hy mind my noch. . . ó ja! het kon gefchiên, Dathy op dat gezicht zyn liefde my deed zien. Wel aan, beproeven we eerft, wat wy hier door vermogea. Volhard hynoch, me n fterf dan moedig voorzynoogen. Dan zal. •. Maar zacht.

D E R D E T O O N E E L .

V I R G I N I A , S A B I N A .

V I R G I N I A .

\ \ E l nu Sabine, weet gy al Wanneer die wreede naar het Marktveld keeren zal ? Of is hy reeds uit 't hof, heb t gy ook niet vernomen Door welk een middel men dees kerker kan ontkomen.

S A B I N A . Men fchuwt my overal, 'k heb niets tot hulp verftaan. Maar Curtius moet hier door deze Voorzaal gaan. Hy heeft zyn Moeder voor het laatft noch moeten fpreken, Ik kreeg nochdit bericht, naar onophoudlyk fmeken. Zy zyn hier nevens in 't vertrek van Appius, Maar deingang word belet.

V I R G I N I A . Ontaarde! wilt gy dus

Uw dolheit volgen ? kan uw hart dk noch volvoeren ? Om door een naar vaarwel uw Moeder weer te ontroeren ? Wat hoop ik dan ? helaas! het is met my gedaan. Al fterf ik wrede, gy ftort zelf geen enklen traan.

Page 67: MARCUS CURTIUS, - dbnl

R E U R S P E L . 59 S A B i N A .

Mevrouw, ach ! ftel hem uit uw zinnen en gedachten. Laat andren van uw min die zoete hoop verwachten. JalaatAlbinuSj diehetalomuverfmaadt , Uw ziel verwinnen, in dien deerelyken ftaat; Dedroefheitfleepthemweg, n u gy hem van uwe oogen Zo wreed verbandde, en hem zyn hoope hebt onttogen: Hy heeft geen deel hier aan, dat m' ons den uitgang weert, Men waakt ook zelf op hem dat hy dit werk niet keert: Tiberius, bewaakt dien Minnaar, di e gedreven Door droeve wanhoop, zoekt het einde van zyn leven. Herroep uw woord Mevrouw, laa t hem detederheên, Hier voor uw voeten...

V I R G I N I A . Zwyg, ' k wil hem niet zien, oneen !

'k Zal my niet meer ten fpot vaneenen Minnaar ftellen, Myn ziel wil naar een ftaat van meer geruftheit hellen. Daar haak ik na Sabine, engy , gy weet uw plicht, Wanneer ik u verlaat, z o fluit ray hetgezicht.

S A B I N A . ö Hemel! ach ! Mevrouw , wa t hebt gy voorgenomen? Laat tog uw wanhoop niet tot die verwoedheit komen. Helaas f wa t gruweldaad! ach! zogyfterft , i k zal Ook met u fneüvlen, in dit doodelyk geval. Ik bid u denk dat gy

V I R G I N I A . Ik heb my wel beraden,

Dus zwyg Sabine, en wil myn bede niet veriinaden. Maar hoe..

V I E R D E T O O N E E L . Curtius uit een zy vertrek komende

werd van Virginia weerhouden.

V I R G I N I A , C U R T I V S , S A B I N A , L u c f u s .

H V I R G I N I A .

Oud ftandt. waar haen ontzinde? dien ontaardt, Naar

Page 68: MARCUS CURTIUS, - dbnl

6o M A R C U S C U R T I U S . Naar bloed,noch liefde hoort, zyn wy geen affcheit waardt? Is dus dien gloed gedooft? o f kon uw Moeders bede In zulk een droef vaarwel u treffen, fpreek , ó wrede!

C U R T I U S .

O Hemel! ach ! Mevrouw, ikbiddeuftaakuwwoen , Vaar wel in eeuwigheit! ik moet my n plicht voldoen. Laat ik met deze...

V I R G I N I A . Weg, trouwloze ! gy my kuffen. (bluflèn .

Neen, 'k vol g uw wreedheit, 'k zal myn vlam voor eeuwig Zy wil zich thnden.

S A B I N A . Help Goden...

C U R T I U S . Ach! Mevrouw!

L u c i u s . Wat dolheit komt u aan.

V I R G I N I A . Vertrek verftokte, ga .

C U R T I U S . Ach! wa t wilt gy beftaan.

V I R G I N I A . U volge n wrede, ja , hoe ! meen t gy dit te fluiten? Meent gy de ziel ook, als het lichaam, optefluiten ? Neen: 'k weet den weg wel tot het eind van myn verdriet

C U R T I U S . Ach! lee f Mevrouw...

L u c i u s . ' T waa r beft dat gy dees plaats verliet.

C U R T I U S . Verlaat haar niet, en wil haar leven toch behoeden. Vaar wel Mevrouw, ik moet

V Y F -

Page 69: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 6t

V Y F D E T O O N E E L .

L u c i u s , V I R G I N I A , S A B I N A .

L U C I U S .

X-J Aa t a f van dus te woeden. Het is der Goden wil Mevrouw, dies neem geduldt. Zyt met uw lot te vreên.

V I R G I N I A . Schynheilige, gyzul t

My ook weêrftreven, en dus baren duizend doden ? Geveinsde, zeg , watrept , wa t raaftg y hier van Goden? Wat Goden hebben hier de hand in, zeg barbaar ? Dan die gy zelf verdicht, doortrapte huichelaar! Die zyn het die hem dus zo wreed ten afgrond doemen. Spreek, hebt gy ooit zyn naam hier toe wel horen noemen. Wieeifcht, wi e melde ooit dit dan gy, di e aangezet Door and'ren hem de ziel hebt met dit gif befmet.

L U C I U S . Het is uw gramfchap, die u buiten 't fpoor doet hollen Mevrouw, e n deze taal doet van uw tong afrollen. Maar denk dat 't Priefterdom is aan de Goön ge wydt. Dat men niet ongeftraft dien lafter hen toefmyt. Denk aan de eerbiedigheit, die gy aan haar zyt fchuldig. Smoor dan die boosheit, en verdraag uw lot geduldig.

V I R G I N I A . Ja'kweetwel, watikhaarverfchuldigtben , wannee r Haar ftaat verzelt gaat met Godvruchtigheit en eer. Maar nu, verbafter t van de Vaderlyke zeden, Vervloek ik haar beleidt, en haar fchynheiligheden. Waar fchuilt die deugd, ja waar dat Priefterlyk gedrag ? Ontrouwe tolken, dien het al door uw gezag Regeert en dwingt, en blind de wereld door uw liften, De Godsdienft fcheurd en fchend, doo r bittre tempeltwis-Dat zelfde Hemel als moet gruwen om die daad: (ten. En fpreekt gy noch van eer, en eerbiedt aan uw ftaat.

Wie

Page 70: MARCUS CURTIUS, - dbnl

6z M A R C U S C U R T I U S Wie blooft nie t als hy ziet die fnode veinzeryen, Dien fchyn van deugd, da t Mad van alle fchelmeryen , Waar door men onbefchaamt in alle hoven dringt, En zo heerszuchtig naar't gezag der Vorften dingt , Daar gy hun 't harte rooft, door een vervloekte loosheit, En valfche Orakels fmeedt, tot ftyving van hun boosheit, Als zy de Vryheit op de lenden wülen treên, En zig verzadigen ten koften van 't gemeen : De wetten fchenden door een willekeurig willen, Om de Onderdanen niette fcheeren, maartevillen , Terwyl gy alles voor der Goden wil uitkraait, Wanneer de wierook maar aan u word toegezwaait. Schrik niet geveinsde, noc h belaftert my van logen. De waarheit blykt, wanneer het hof uw groot vermogen Tenakomt, enbdhoeit , ho e gy dan mood en vals, 's Lands dierbaare Ovrigheit een fmet werpt op den hals , Stookt oproer in het hart van vreedzame Onderzaten, Ja waagt daar alles om, fchend Staten tegen Staten. En volkrentegen een! endektdiegruweldaa n Met 't kleed van Godsvrucht, en een nedrig ooggetraan. Zie nu wat eerbied, ik , geveinsde , ukanbewyzen . Neen Huichlaar, ik veracht en zal fleets van u yzen.

L u c i u s , ó Grote Jupiter! verdraagt gy dezen fmaadt ? 't Is wonder dat gy haar niet met uw donder flaat. Verwoede,indien uw rouw myn gratnfchap niet kon koelen, 'k Zoude u de ftraf voor al dit laftren doen gevoelen.

Z E S D E T O O N E E L .

V I R G I N I A , S A B I N A .

V V I R G I N I A .

Ertrekt: ik vrees u niet. 'k vergaap my aan geen fchyn. S A B I N A .

Mevrouw ik beef, ach ! wi l dus niet oplopend zyn. Ei

Page 71: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 61 Ei wil toch

V I R G I N I A . Zwyg, i k zie een droeve Moedernad'ren.

Z E V E N D E T O O N E E L .

V l R G I N i A , V U T E R I A, S A B IN A , V A L E R I A .

H V I R G I N I A . (dead're n

Oe leeft gy noch Mevrouw ? daar 't bloed my reets in Door droef heit ftremt , kunt gy in dees rampzaligheên U ael f noch trooften ?

V v T E R i A . Ach! wa t baat al myn geween,

't Is doch vergeefe Mevrouw. ikhebhet opgegeven, Ik heb myn phcht betracht,ik kon't niet meer weêrftreven, Ja'kz,al my trooften, enmyndroefheitwederftaan , Zo maar der Goden eifch word door die dood voldaan. Hier wacht ik op, di t dryft me alhier, i k ben gekomen Om Appius.. Mevrouw hebt gy hem niet vernomen ? Noch weet gy de uitkomft... maar gy fchreit... ftaak dat Helaas! ik mis eenZoon,u voegt die droef heit niet: (verdriet. Laat 't Moederlyke hart alleen dien ramp beklagen , 'k Verlies in hem een Zoon, my n luft en welbehagen, Gy maar een Minnaar, die de tydt u weer

V I R G I N I A . Oneen!

'k Wraak na dees flag de liefde en haar aanloklykheên. Maar ach! Mevrouw, kunt gy myn droetheit niet bezefïen? Kan dan de huwlyks min het bloed niet overtreffen ? Helaas! dit was zy, fchoon noch niet geheel volmaakt, Maar 'k heb de zoetheit van die liefde reets gefmaakt, 'k Heb my daar meê gevleit, en nu 'k die moet ontbeeren. Mis ik al 't geen myn ziel kon wenfchen of begeeren. Maar hoe! wat wil dit zyn. . . .

A C H T -

Page 72: MARCUS CURTIUS, - dbnl

6+ M A R C U S C U R T I U S .

A C H T S T E T O O N E E L .

A L B I N U S , V U T E R I A , V I R G I N I A , T I B E R I U S , S A B I N A , V A L E R I A .

A L B I N U S , met bet zwaard fa de band uitkomende.

J_/ Aat los, ik wil haar zien , En fterven om haar oog voor eeuwiglyk fontvliên.

T I B E R I U S , terwylbybemontwapend. Mevrouw, ik bidde u wil zyn wifle dood verhoeden.

V I R G I N I A . Laat af Albinus, me t dus op uzelf te woeden, Het baat toch niet myn Heer. d e flag is reets gefchiet. Uw dood ontheft myn ziel van hare droetheit niet. Vergroot de fmart niet meer van myn rampzaligheden. Stel u geruft, gy hebt genoeg om my geleden. Ik zie uw liefde, leef, 'kgebiehetu , wi l my Voor 't laaft betonen dat ik u dit waardig zy.

A L B I N U S . ö Wrede! hoe, bele t gy 't leven en het fterven ? óNeen! befluit : laa t 't eeneof't ander my verwerven. Myn dood zal u. ..

bygrypt naar Tiberius zwaart. T i B E R I U S .

Myn Heer.. . V I R G I N I A .

• Ontzinde! dwin g my niet. En baard myn ziel op nieuw geen dodelyk verdriet. Spaardezenmoed/daarhy meêrnodigis , u w leven Kan 't wagglend Romen noch te dierbre dienften geven. Het bloed der Helden is te waardig voor haar Staat, Als dat men 't plengen zal door zulk een dwaze daad. Verban een wanhoop die de ziel zo kan bevlekken. Wil uwe liefde naar een beter voorwerp ftrekken ;

Page 73: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 65 Myn hart myn Heer, dat u zo veelefrriarten baart , Is uwe liefde noch uw achting niet meer waardt ? Helaas! ' t was niet voor u, die s neem myn beê ter harte, Verkies geen goed dat u zou baren bittre imarte. In aller Goden naam, verwi n uw drift myn Heer, Ik haat u niet, maar ach! myn ziel bemind niet meer.

A L B I N O S . Gyhaatmyniet, ówrede ! e n wilt my njet beminnen. Brengt gy dan eeuwig die vertwyfHing in myn zinnen ? Neen, haa t my, e n ontzeg myn liefde: g a noch voort, Verdelg, verfcheur een hart dat u nochtans behoort: Doch laat ik van uw haat die goedheit maar verwerven , Dat ik, fchoongy niet mind, omuweminmagfterven . Dat is my gunft genoeg, maa r denk wanneer myn bloed Om u zal ftromen , dat het dan uitwiffen moet Een fchandvlek, waa r door gy myn naam en deugdkoft Dat ik uw Minnaar in zyn dolheit aan kon zetten, (fmetten , Herdenk dit wrede! die 'k voor eeuwig zal ontvliên. Gy zult den moorder van uw Minnaar nooit meer zien.

Hj wil vertrekken. V U T E R I A , hem weerhoudende.

Helaas! waa r wilt gy heen, waa r word gy toe gedreven? Myn Heer, wil uwen ramp met ons te boven ftreven. Beichouw een Moeder iri haar tranen en verdriet, Tref ook uw Vaders hart met zulk een droefheit niet. Herdenk uw plicht, helaas ! enwilzyngryzehairen.. .

V I R G I N I A . Blyfonmeêdogende, wil , wi l uw leven (paren. En zoek u zelve te vertrooften in uw leet, Stondt het aan my dat ik zo droef een keuze deed ? Dat my de liefde, naar een weigrend hart kon dringen ? Kent gy dien hartstogt niet, dien ons de ziel kan dwingen ? 't Is waar, 'k verdacht u, door myn woede, maar myn hart, In zulk een droef befluit verbyftert en benart, Verdacht toen alles wat de wanhoop kon verzinneri: Vergeef die daad, helaas ! wi l toch uzelf verwinnen.

E Ach' .

Page 74: MARCUS CURTIUS, - dbnl

<tt M A R C U S C U R T I U S . Ach! finoor met my een drift zo doodlyk. ach! mynHeer } Verdraag qw lot, herroep uw geeft en leven weer. Laat ons een voorbeek aan de latere eeuwen geven, Leef om myn bede, wi l om uwen Vader leven, Verhoor ons beide, zi e myn droeve tranen aan ..

T I B E R I U S . 'k Zie Titus gants verbaaft.

N E G E N D E T O O N E E L .

T I T U S , V U T E R I A , V I R G I N I A , A L B I N U S , T I B E R I U S , S A B I N A , V A L E R I A .

T I T U S , ugenVuttri*.

JLV_L Evrouw het is gedaan. Laat ons nu fchreijen, ja laat ons een dood beklagen j Waar van de wereld noch veel eeuwen zal gewagen.

VUTERIA. Ach my Valeria!

A L B i N u s . Verhaal ons 't droef geval.

T I T U S . Ik door myn ongeduld gedreven over al, Wyl men het volgen y^11 dien halsvriend niet gedoogde , Vlieg naar den Oppertrans van dit Paleis, e n oogde Alom op 't Marktveld: maar, ó deerlyk ogenblik! Ik zag hem ftorten .. . ach! myn Heer, myn ziel, vol fchrik^ Bezweek op dat gezicht, ik zag niet meer. ó Goden! Was dan dit Offer tot 't behoud des Staats van noden ?

V I R G I N I A . Sabina, ftamyby.

Vu T E R I A . Goön! fterkmy in myn rouw.

A L B I N U S . TegtnVuteria. TegenVlrgiuia.

Trooft u , i n dezen flag ftaak dat verdriet Mevrouw. T I E N -

Page 75: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . ê 7

T I E N D E T O O N E E L .

A P P I U S J V U T E R I A , V I R G I N I A , A L B I N U S , V A L E R I A , S A B I N ' A , T I T U S , T I B E R Ï U S ,

M A R T I U S , en Gevolg.

V A P P I U S . Erwin die droef heit, fmoor dat al te deerlyfc klagen

Mevrouwen, ïie den Staat geredt van al zyn plagen: Den eifcri der Godfpraak, tot ons aller heil ver vuldt. Ei droog die tranen, zyzynvruchtloos , neemgedult . Zyt Romeininnen, wil die naam dus niet verzaken,. Maar met geheel de Stadtin vreugde en blydfchap blaken.

V U T E R I A . Wat hoor ik, hemel! maa r helaas ! myn Zoon myn Heer?

A P P i v s. Beny zo fchoon een dood, aan uwen Zoon niet meer. Hy fneuvelde als een Held, en zal voor eeuwig leven. Zynnaamendaad,in's Lands Gedenkboek aangefchreven, Strekt tot een voorbeelt, en verbazing van 't Heelal, 't Welk d'al verflindbre tyd daar nooit uitwiffen zal. Gelukkige, wat eergeniet gy in uw dagen, Nugy zo braaf een Zoon de Goön hebt opgedragen, 't Gemeenebeft ten nut: uw naam zal zyn geroemt, Zo lang als Rome by de wereld word genoemt,

V I R G I N I A . Helaas! kan' t zyn Sabine.

V ü T Ê R l A . Ach! laat me een weinig klagen1.

Beny natuur dit niet, ik zal dien flag verdragen; Maar zien wy dan een eind van die rampzaligheên ? Is Rome nu geredt ?

A P P I U S . 'k Bid luifter naar myn reen.

Hy, n a zyn affcheid, gordtdewapens ;aaridelederi,, Enftygttepaart, vercier t met alle koftlykheden,

E l E n

Page 76: MARCUS CURTIUS, - dbnl

<>8 M A R C U S C U R T I U S . En fcheen eer in triomf, da n naar de dood te gaan. Dus reed hyfpoedig naar het Marktveldj daa r men aan Zyn komft vaft twyffelde j doc h naauwlyks daar gekomen, Of alles juichtedoor.een vreugd niet te betoomen. De lucht weergalmde door het vrolyk handgeklap. Hier ftondt hy ft jl, terwyl een van het Priefterfchap Hem byftond t in den plicht dien hy de Goón was fchuldig; Maar na deez' daad gat hy, door y ver ongeduldig, Het paard de fporen, riep ; Romeinen , dezedag h Befchouwtgy, waa r door dat uw Staat net meel t vermag . Dus lpringt hy in den Poel, die aanftonts fluit , ó wonder! Men zag een blikfemftraal, en hoorde een enkien donder, Ter linker zyde van het Hemelfche gewelf. De Goón beveiligde door deze daad dit zelf. (we n , Toen rees een nieuwe kreet Van vreugde op dat befchou -Men wierp een menigte van vruchten: man s én vrouwen Verdringen zig ter plaatsidaar eerft d e Poel verfcheen: Men fchreit van vreugd, enftorthieryvrigiyngebeên . Wel aan , Mevroowen, deelt in ?t algemeen belangen , Laat ons de. Goden nu dankoffren, mei gezangen , ZetgyuwZöon, engyuwMinnaariutuwziny, , Waardeer uw Vaderland nu boven bloed, o f min-De Hemel wil het dus. deez'uitkomftzalpnsleeren , Hoe hoog een yder moet het heil des Staats waardeeren, Hoe alles daar voor bukt, ja , da t hoe groot een plicht Ons elders roept, zy doch voor deze wykteiï zwicht. Dat heel de wereld, op dien plicht moet veilig flapen, Dat deeze zucht, in 't hart van 't menfchdom ingefchapen , En die ons Vaderland, in zo veel burgren zag, Dat dit het is, waar door dat Romen 't meeft vermag. Ziet daar Mevrouwen, baart ons nu geen meerder vrezen^ Een Onderdaan moet aan zyn plicht gehoorzaam wezen. Verzet uw rouw, 't is tyd dat gy uw tranen fpaart, Het welzyn van den Staat is duizend levens waardt.

V U T E R I A . Alziende Goden, 'k zal myn droerheit dan verzetten. Natuur, ö Vaderland! ó al te wrede wetten J

Ver.

Page 77: MARCUS CURTIUS, - dbnl

T R E U R S P E L . 6 9

Verfcheur myn ziel niet meer, de Hemel is voldaan. A L B I N U S .

Mevrouw.... V i R G I N l A .

Laat af myn Heer, g y hebt myn keur verftaan, Gehoorzaam, wil my nooit van uwe min weer klagen.

Tegen A P P I U S . Myn Heer, fchoon my het hart door droef heit is verflagen, 'k Beny nochtans de vreugd van 't juichend Rome niet, Nu 't Vaderland een eind dier droeve rampen ziet : Neen, 'k zal des Hemels wil aanbidden, nietweêripreken . Maarnoor, ikbidhetu , ooknaarmynnedrigfineeken , Heb medelyden met myn ramp, behoêuwZoon . Ik volg een Minnaar, die zig offerde aan de Goón. Ik Wy my tot den dienft van Vefta 's heugen Tempel, Laat my het eeuwig vuur bewaken op haar drempel: Wil my, wyl my de wet in dezen eifch weêrftaat , Een voorfpraak zy n by 't volk, de Prieftren, en den Raadt. Ach! laat myn tranen u tot dezen dienft verwekken.

A L B I N U S . ö Wrede! zult gy noch uw haat zo verre uitftrekken.

A P P I U S , "tegenAlbinus. Verwacht myn gunft Mevrouw, gehoorzaamhaargeboóa . Komt laaten we onzen plicht volbrengen aan de Goón.

T I T U S . 6 Heerly k voorbeelt voor grootmoedige Onderzaten, ö Zucht viqor't Vaderland, gybouwd , gyred de Staten. 6 Plicht! di e alles, ja natuur te boven ftreeft, Hoe wenfchly k is 't als gy in 't hart der Burgren leeft.

Einde va» bet Vyjde en laatfle Bedryf.

CO-

Page 78: MARCUS CURTIUS, - dbnl

C O P Y Ê

V A N D E

P R I V I L E G I E . DE Staten van Holland e n Weftvrïeflan d doe n t e weten : alzo

Ons te. kennen is gegeve n by de tegenwoordige Regente n van het Wees - en - Oud e Mannenhuy s de i Sta d Amftcrda m , eu

In di e qualiteyte n t e iamcn Eygcnaats, mitsgader s Regenten va n den Schouwbui g aldaar , da t z y Suppliante n eeaig e Jaare n hadde n gejotüflèeit va n 't O&toy o f Privilegi e by hen van Ons op de n z j . May 1714. geobtineeit, waai by W y aan hun Supplianten goedguns-telyk hadden geaccoideeit , en geoftioyeeit , om , geduuiend e de n tyd va n vyftie n doe n eeif t agte i een volgende Jaare n , de Weiken , die ten dienfi e va n he t Tonee l leet s waren gedrukt, err van tyd tot tyd no g verde r in he t licht gebiagt , e n ten Toneele gevöei t zouden mogen weiden,alleen t e moge n drukken, doen drukken ,uytgeeven code veikoopen, e n bevonden da t de Ja2ien , by 't voorfz . Ö&io y of Brivilegi e genoemt , o p den 22 May 1729. ftond t e ezpiieeie n j ende dewyle zy Suppliante n ten nieeften dienfi e van de n Scboubuig, waai van hunne relpe&ive Godshnyze n onde i andei e med e moete n weiden gefuftenteert , de voorengemelt e Weiken , zo o va n Treui -fpellen. Blyfpellen , Klugten, als anders, die leets gediukt , en ten Toneele gevoei t zyn , o f in toekomend e gediukt , e u te n Toneel e gevoeit zouden moge n werden ,geerne alleen , gelyk voorheen , zou-den blyve n drukke n , uytgeeven é n verkope n , ten eynd e dezelv e Welken doo i he t nadrukke n van ander e haat Luyfter , fo o i n taal , als i n fpelkonft , nie t mogte n komen t e verliefen, e n dewylen lïil x haai Suppliante n n a de expiratie va n ' t boyengemeke Oflioy , niet gcpeimitteerr »as, zo o keerde n z y Suppliante n haartot Ons , on-detdaniglyk verzoekende, dat W y aan hun Supplianten in kwalireyten voorfz. geliefde n t e verlecne n , prolongatie va n he t voorfz . Ocfio y of Privilegie , o m d e voorfi. Werke n , zoo va n Treuifpellen , Bly. fpelleu, Klugten , al s anders, icet s gemaakt , e n te n Toneel e ge -voeit, o f als nog i n her lig t t e brengen, e n te n Toneel e tevoeien , den ty d van Vyftien eerftkomende, en agte r eenvolgende Jaaren .al -leen t e mogen drukken , e n Verkopen , oft e doe n drukken, e n ver-kopen , met verbo d aa n alle ander e op feekere hoog e Pcen e by Ons daar tegens te Statueeten , SO O IS 't , da t Wy , d e Saake , end e 't voorfz, verzoe k overgemerk t hebbend e , ende geneege n weezend » ter bede van deSupplianten uy t Onz e regte wetenlcba p , Souveraire Magt end e Aullioiitcyt, d e ielve Suppliante n Gccoulcntcert , Geac -

cot-

Page 79: MARCUS CURTIUS, - dbnl

eotdeert, enGeoetroyeert hebben , Confenteeren , Aeeoideeien , e n Octroyeeren haa r by deezen, da t Z y ,geduurend e den tyd van Vyt" tien eerf t Agtereenvolgend e Jaaren , d e Weiken , di e te n dienffe n van he t Tonee l reet s ware n gedrukt , e n van ty d to t ty d nog ver -dei in he t ligt gebiagt , en ten Toneele gevoer t zouden mogen wer-den, i n die r voegen, alszulxb y de Suppliante n i s vetzogt,e n hie f vooien uytgedruk t ftaat, binne n de n voorf z Onze n Lande n allee n zullen moge n Drucken , doen Drucke n , uytgeven end e verkopen , verbiedende daaromme allen end e eene n ygelyken dezelv e Weiken, la ' t geheel , oft e te n deel e te Drucken , naa r te Drukken , t e doen Naaidiucken, t e Verhandelen ; of t e Verkopen, ofte elders Naarge-drujet binnen den ielvc n Onze n Landen te brengen , uyt t e geven , ofte Verhandele n e n Verkope n , QD Verbeurte va n all e d e nage -drnkte , ingebragte , verhandelde oft e verkogt e Exemplaren, end e een boet e va n dricduyfen d gulden s daa r en bove n t e verbeuren , t e Appliceeten ee n derde par t voor de n Officier , di e d e Calangedoe n zal, ee n derdepar t voor de n Arme n deiplaatzen daar het Cams voor Tallen zal , end e het icfteerende derdepar t voor de Supplianten, en -de dit t'elken s zo o meenigmaal , als dezelv e zulle n werde n agtei -haalt,alles indie n verftand e ,dai Wy de Supplianten me t deze n on-Ken Oftroye allee n willende Gratificeeien to t verhoeding e van hunne Schade doo r he t Nadrucke n va n d e voorfz . Werke n , daar door i n geenigen deel e verftaa n , den innehouden va n die n teAutortfèeicn , ofte te Advouëien , end e vee l miu dezelve onde r onze protexie, en-de beicheiming e , eenig meerde r Credi t , aanzien oft e leputati c t e geeven, nemaar d e Supplianten in ca s daar inn e iet s onbchoorlyks zoude influëre n , alle ne t zelv e to t har e Lafte n zuile n gehoude n weezen te verantwoorden, tot dien eynde wel Expreflelyk begeerende » dat by aldien zy dezen Onzen Oöroye voor dezelve Werken zulien wil -len Hellen, daar van geene geïbbrevieerde ofte gecontiaheeid e men t ie zullen mogen maken, nemaareehouden wezen, he t zelve Octroy in't

feheel, enzondeieenige Omiflie daai voor te drucken, of tedoen druc-en, ende da t zy gehouden zulle n zyn,een Exemplaar vaode voorfz.

werken, op Groot Fapier, gebonden en *el geconditioneert te brengen in de Bibliotheek van onze Univerfitey t te Leyden, binnen de n tyd van zes wecken , na da t z y Suppliante n d e zelve Werke n zulle n hebbe n uyt t e geeven , op ee n boete va n ze s honder t guldens , na expiratie der voorlz . ze s Wecken, by de Supplianten re verbeuren ten behoeve van de Nederduytfe Arme n van d e plaat s alwaa r de Suppliante n wo-nen! e n voort s o p peene van met 'e r daad verfteeken t e zynvanhe t effect va n deze n Octroye . Da t oo k d e Suppliante n fchoo n by het ingaan va n di t Octroy een Exemplaa r gelever t hebbend e aa n de voorfz, Onf e Bibliotheek, by zoo verre zy geduurende den tyd van dit Octroy defelv e Werken zoude n wille n herdmeke n me t eenig e ver-meerderingen o f ander s , hoe genaam t , of oo k i n ee n ande r for -maat, gehoude n zullen zy n wedero m ee n ande r Exemplaa r van d e

emelde Werken Geconditioneert al s voorcn.te brenge n indevooifz . ibliotheek, binne n defelve tyd , e n op de boete e n penaliteyt , al s

voren. End e ten eynd e de Supplianten dezen Ouze n Confente, end e O&ioye mogen genieten , al s naa r bebooren , Lafte n w y allen end e

eenen

Page 80: MARCUS CURTIUS, - dbnl

«enen ygelyken, die n he t aangaa n mag , da t z y d e Supplianten va n den inhouden va n deze n doen , Late n , ende gedoge n , Rufteüjk, Viedelijk, end e VolkomentUj k geniete n end e gebruykeu.Cesfeten -de all e bele t te r Cooitaiie . Gegeve n i n de n Hag e , ondei onze n Groten zegel e hier aa n doen hangen op den zevenentwintigften Mey , hi 't Jaa t onze s Hceie ende Zaligmakersduyfendzevenhondei t ag u Cntwiatig.

J. G . V. Boetzelaar.

Ondei ftondter Ordonnantie van de Staten,

was geteken t W I L L E M BUTS ,

Lagei ftond,

Aan d e Supplianten zyn , neven s di tOöroy , te i hand geftel t b y Extra&Anthenticq, haatEd . Gr. Mog. Kefolutien va n de n i8.Juny , J7ij , e n 30. April, 1728, ten eind e o m zi g daa r na t e reguleeten ,

DeREGE HTEN va n het WEES - enOüD E MAN -NENHUIS hebben in hunne voorfz. qualiteit , he t Recht der bovenftaand e Privilegie , allee n voo r de n tegen -woordigen druk , van M ARC U S C U R TI U S ; Trtmfpcl. vergund aan I Z A A K D U I M .

Ia Amfteldam den j \ April. 1734.

Page 81: MARCUS CURTIUS, - dbnl
Page 82: MARCUS CURTIUS, - dbnl