Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt....

178
VO .0^^ - 4: ^WI V1/ 0. °4"f 0 HUGO VERRIEST Twintig Vlaamsche Koppen TWEEDE DEEL VIERDE UITGAVE S. V. DE VLAAMSCHE BOEKENHALLE LEUVEN, GENT & MECHELEN

Transcript of Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt....

Page 1: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

VO .0^^-4:

^WIV1/0.°4"f0

HUGO VERRIEST

Twintig Vlaamsche Koppen

TWEEDE DEEL

VIERDE UITGAVE

S. V. DE VLAAMSCHE BOEKENHALLE

LEUVEN, GENT & MECHELEN

Page 2: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend
Page 3: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

Twintig VlaamscheKoppen

Page 4: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend
Page 5: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

HUGO VERRIEST

Twintig VlaamscheKoppen

TWEEDE DEEL

VIER DE UITGAVE

715„1".:Vo:40 ..taGr'

gr-

g irom

S. V. DE VLAAMSCHE BOEKENHALLE

LEUVEN, GENT & MECHELEN

Page 6: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend
Page 7: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

II. EMIEL DE MONTE

12. D. VAN HAUTE

13. ALEXIS DE CARNE

14. ALFRED WEUSTENRAAD

15. KAREL VANDE PUTTE

16. AMAAT VYNCKE

17. HENDRIK PERSYN

18. LEGIO

19. STIJN STREUVELS

20. GUIDO GEZELLE

Page 8: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

Die veel kinders zullen geleerd en gewezen hebben, zullengelijk sterren aan den hemel blinken.

tTER ZALIGER GEDACHTENISSE

VAN

Eerweerden Heer EMIEL DE MONIEGeboren te Rousselare, den 28 Juli 1846 ;Priester gewijd, den 7 November 1869;

Leeraar van Poesis in . het Klein Seminarie van Rousselare,den 1 October 1869 ;

Onderpastor van S. Gillis te Brugge, den 22 Augusti 1879 ;Leeraar van Godsdienst en zedenleer in de Staats Normaalschool

voor onderwijzeressen te Brugge, den 29 December 1884 ;Na eene kortstondige ziekte, godvruchtiglijk overleden

te Brugge, den 3 Januari 1890.

De priesters, door hun heilig leven en hooger wetenschap,moeten uitschingen boven het christen yolk, zoo dat zij vooralien wezen mogen een licht in het leven en een voorbeeld opden weg naar boven. H. GREG.

Die de kinders leert en geleidt, zal ze beminnen en eeren,en winnen ook hunnen eerbied en liefde. In dat wederzijdschgevoel ligt de macht der opvoeding, en het volmaakt wordenvan geest en hert, en de vrije gezonde groei en bloei der jongerej aren. FEN.

Waarheid, recht, edelheid en schoonheid zijn op aarde destralen van het eeuwig woord. Die dezen gaven hunnen luisteren klaarheid, hunne vroomheid, macht en leven geeft in deziel der kinders, verricht Gods werk en zal loon ontvangen.

H. AUG.

Onzedelijk en onmenschelijk is het zijn yolk te verlaten,zijn yolk te misprijzen, en onder dat yolk en met hem niet televen. H. AUG.

Page 9: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

EMIEL DE MONIE

EMIEL DE MONIE, geboren te Rousselare in

1846, stierf te Brugge den 5 Januari 189o.

Hij was eenen tijd professor van Poesis

in het Klein Seminarie te Rousselare, onderpas-

tor van Sint-Gillis te Brugge, en eindelijk leeraar

van Godsdienst en Zedenleer in de Staats-Nor-

maalschool voor onderwijzeressen te Brugge.

Korts na zijne dood mocht ik zijn beeld schetsen

met deze woorclen :

Emiel De Monie was, —

een gouden hert,onder eene ruwe schorse.

Wij schrijven : « onder eene ruwe schorse ».

— Dat en wil niet zeggen dat Emiel De Monie

onhebbelijk was, in welker manieren ook ; neen hij ;

— hij was een welopgevoede heer, beleefd, fat-

soenlijk, van edelen handel en lijve ; hij was het

kind zijner eerzame familie, een kind van begoede

hooge burgerij ;maar toch had hij ruwe schorse.

Ja, Studenten, het zou u spij ten, beeldde ik u

hier een onwaren De Monie. Gij hebt hem te wel

gekend; en gij hebt hem bemind gelijk hij was.

Page 10: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

8 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Hij was ook Beene gemeene man, noch had hij

een alledaagsch wezen en zijn.

Weet gij nog hoe, waar gij te stille en onroerend,

en, gelijk het somtijds gebeurt, wat lam en leven-

loos en ongrijpelijk vOOr hem op die banken zat,

hoe hij al met eens in gramschap uitschoot ; hoe

zijne harde vuist op den lessenaar sloeg; hoe hij

roepen en ja schelden kon : des bilches ! vous etes

des bfiches ! en hoe gij, die zijne genegenheid,

zijne goedheid, zijn gouden hert kendet, ontwakend,

hem blijoogend bezaagt? — hoe, op andere keeren,

waar gij te roerend en te levend, de stilte stoordet,

hoe hij het weder moede wierd, en u wit en blauw

zei, over zijn kranke borst en uwe onverstandige

rusteloosheid ! en weet gij nog, als hij zelf de vlage

stillen voelde en afdrijven, hoe hij stillekens aan

monkelde onder zijn stuur kijken en verzoetend

hard woord?Maar 't gene gij beter nog kendet : het waren

zijne prachtige lessen !

het was zijne wetenschap,

zijne geleerdheid,

zijne taalkunde;

hetgene gij genoten hebt, het was dat tintelend

licht waarmede hij, in zijne lessen, uwen geest

doorstraalde, en dat hij, als heldere klaarheid door

talen, letterkunde, kunst, geschiedenis en alle

wetenschap, zenden kon; hetgene gij nog herden-

kend bewondert, het was die macht en drift waar-

Page 11: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

EMIEL DE MONIE

9

mede hij u tot de hoogten voerde en u dichten en

denken leerde.

Een meester was hij, — De Monie !

Gij, Professors, weet gij het nog, gij, zijne vrien-

den, hoe onmedeleefbaar hij somtijds was en hoe

afgescheiden?

Op wandel- en speeldagen, raar genoeg, kwam

hij somtijds bij, en daar tenden den engelschen hof,

onhandig in alle spel, wierp hij zijne bolle in de tra

met die luide reke... vriendelijke ! ! ! woorden.

Maar meer nog bleef hij weg, en dan trokt gij, met

onnoozel gezicht, binnen op zijne kamer : Moulaert,

Boone, Verriest, Came, Van Hee, en zettet u, als

of De Monie daar niet geweest en ware, en onder

malkaar zeidet dat gij onsteken gingt, en eenen

rooker branden; en aan hem, die weer uitschoot,

gaaft gij voor antwoorde dat... gij wel eenen romer

Sauterne drinken zoudet.

Hij was eerst kwaad !

was dan to bezig !

en als die blijde, lieve, vriendelijke

monkel hem op de lippen spelen kwam, ziet gij

hem nog, met het stralen van zijn blijde hert, gaan

achter fijnen wijn en fijnen romer?

De blijde Carne zat daar, en haalde uit zijne

zotte spreuken met schetterenden lach en zijne ...

onhebbelijke vertelsels, en uit Van Hee's zwijgen-

den mond, borsten die korte, aardige gedaanten

van woorden en zegsels ; ...

Page 12: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

10 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

en na langeren tijd, rees het stilgeworden spre-

ken tot hooger wij der landen in de geestenwereld,

dakende en rakende aan al wat menschengeest

bezig hield, aan al wat wetenschap vond en zei en

peisde en droomde, aan al wat de kunst verbeeldde

en betrachtte, aan al de edelheid en fijnheid van

menschelijk gedacht en gevoelen.

En gij, zijne Vrienden en Kamaraden, weet gij

hem nog wonen bachten Sint-Gillis te Brugge?

Weet gij nog van die blijde dagen dat gij bellen

gingt ten zijnent, en dat Melanie, al luikoogen zei

« dat mijnheer niet te huis en was; »

« maar, voegde zij erbij, komt gij algelijk maar

binnen, hij is altijd te huis voor u. »

En wij trokken den hof in, en onder den hoogen

perelaar vonden wij De Monie met Karel Blancke.

Als zij ons zagen, zij staken omhoog de hoornen

vol peerlenden bruischaart en groetten ons :

Vlaanderen die Leeuw !

en de antwoorde : Vlaanderen die Leeuw !

0 blij de vriendschap ! en hoe dweepten wij,

uren lang, met ons dierbare Vlaanderen, zijne kin-

deren, zijne kunst en vrome deugden,

zijn verleden, — zijne toekomst !

De Monie was een gouden herte !

maar in dat gouden hert droeg hij een taaien wil !

Johan Winkler vertelt in het Belfort, hoe een

Fries, afgezant naar koning Flips II, voor hem niet

Page 13: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

EMIEL DE MONIE II

knielen wilde, daar de Friesen alleen knielen voor

God, en daarom van zijne dankbare en preudsche

landgenooten den naam ontving van Standfries.

Met reden, zei doktor Karel de Gheldere, die ter

begravinge kwam van zijnen ouden vriend : De

Monie was een Standfries !

Ja De Monie hield aan zijn vlaamsch-zijn, aan

zijn vlaamsch werk, aan de waarheid, daarin ook,

zonder drift, zonder gej aagdheid, vast en gerust en

zeker !

Niemand had hem ooit in de oogen vlak bezien

en hem tegen gesproken;

niemand zou hem ooit tegenspreken,

eerlijk en openhertig, met ware tong

met ware overtuiging.

Daarom ook bleef De Monie zijn yolk, zijne taal,

zijne plicht en zijn eerlijk woord getrouw.

Uit den weg ! die hem tegenkwamen.

Daarom blijft De Monie, geveld en gevallen,. in

aller studenten en vriendenhert,

Eeuwig staande;

Een Standfries, daar ook !

** *

Alzoo schreef ik in 1890; en vandage, tien jaar

later, begeer ik eenige woorden daarbij te voegen,

om zijn beeld, zoo de tijd het nu voor onze oogen

zet, klaarder te doen uitkomen, en zijne weerde

door ons jonger yolk hooger te doen schatten.

Page 14: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

12 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Emiel De Monie was een van dezen die Vlaande-

ren uit de diepte naar de hoogten geheven hebben :

« Hij zag hoe zijn yolk bij hooger en leeger

klassen gezonken en gevallen was; vervreemd,

ontworden en ontaard; zijn eigen miskennend en

misprijzend; en in zijn hert onstond, — geen

enkele liefhebberij voor het vlaamsch, — geen

wille van betamelijk vlaamsch te kunnen spreken

en schrijven als 't nood deed; —

maar een warme gloed, een heete begeerte om

te doen herworden,

onvervalscht,

geheel,

gezond,

christen en deugdenrijk,

verstandig, edel en weerdig,

vrij en lustig,

van hoof de ten voete

het vlaamsch yolk,

zijn yolk,

zijn bloed,

zijn eigen grooter

wezen !

» Daartoe wrocht hij onvermoeid, zonder poozen

en rusten, houdend in hand en richtend al de

krachten van zijnen geest en hert. »

Dat ook heeft hij gedaan :

Hij heeft de jonkheid van Vlaanderen doen

hooger peizen,

Page 15: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

EMIEL DE MONIE 13

hooger willen,

hooger leven;

en over dat leven heeft hij, als uit eene zonne,

licht en warmte gezonden.

Hij deed zijn j ong yolk opzien, luisteren, vol hooge

edele preutsche blijheid, gehecht zijn aan studie en

werk, aan christelijk deugen, aan Vlaanderen aan

eigen herworden, en ook aan Hem, aan den Meester.

Ja, zij, de j onge studenten, monkelden wel bij

zijn voorbijgaan, en een blij de lustig woord sprong

wel uit hunnen mond; maar nooit zouden zij

geduld hebben dat iemand kwaad van hem sprak.

Een woord deed hunne oogen gensteren werpen en

hunne vuisten jeuken.

Hij was immers ook van dezen die steen en steun

waren, onwankelbaar.

Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt.

Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch

werk en vlaamsch wezen wierd vernederend mis-

prezen. Zij, de studenten, als verweer, bepeisden

en bezagen De Monie.

Hij was uitwendig schoon, edel en ootmoedig

grootsch. Hij was lang, en rilde, en mager ; en ging

met tragen heuschen stap, denkend voort. Een

schoone kop ! Een lang, ovaal, wat hoekig wezen;

bleek-bruin; met groot voorhoofd, boven diep

geteekende wenkbrauwen en vaste oogen die keken,

zeker !

Hij was inwendig verstandig en geleerd, vol ken-

Page 16: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

14 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

nis van talen en wetenschappen, vol denkenskracht

en penne- en spraakveerdigheid.

Een onwankelbare steun.

Het vlaamsch, in zijnen groei en bloei, in zijn

herworden, was beschuldigd en belasterd als

kwaad en zonde : -

- Hij was een godvruchtige, heilige priester, en

hij zei : Dat is recht en plicht.

Het vlaamsch wierd aangevallen, mishandeld en

uit weg en leven geweerd : --

Hij, De Monie, was sterk en onbegeefbaar;

Zoo bleef hij recht staan, kalm en gerust, en zeker

van zijn willen en doen, en strooide road hem, met

zijne leering, zijn schrijvend en sprekend woord,

met zijnen naam en eere, voedsel, sterkte en leven.

Hij was daarbij een trouwe vriend.

Ala ik dat woord schrijve, ik voel wel dat het te

klein is en te nauwen zin heeft. Hij en was immers

de vriend niet alleen van drij vier goede kennissen

en kamaraden ; hij was de vriend van een opko-

mende, van een levende wereld. Hij was de vriend,

gelijk het golvend hert zijnen aderslag zendt door

alle polsen, door hoofd en arm en lijf en voet, door

alle krachten en genezende krankheden. Hij was

de vriend van ons jong levend hopend zingend

vlaamsch leven dat klopte en welfde in alle herten.

Hij was een, een met de vlaamsche wereld.

Daarom, in dien verren cinder dien wij achter ons

laten, staat hij als een schoon, edel en beminde beeld.

Page 17: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

D. VAN HAUTE

0 VER eenigen tij d wierd al met eens hier

en daar gesproken en geschreven over een

nieuwen jongen dichter, over Eckart.

Wie was Eckart?

Een brief uit Antwerpen vroeg mij dat : Wie is

Eckart? en zei : schrijf ons over Eckart. Hij zal

Rodenbach doen herleven ; en nog een geheel blad

warmen, gevoelden lof over Parsifal.Ik kende Eckart niet, en in mijn eigen zei ik : Ik

zou wel willen dien Parsifal lezen. Ik biechte hier

rechtzinnig : Ik was mistrouwend. Een ander

gedicht was aangekondigd geweest als een meester-

stuk, geprezen, beboft, verheven en verhemeld,

door... eenen kenner nogtans en een fijnen schrijver

en dichter.Lacy, lacy ! laat ons er over zwijgen.

Toch ik begeerde Parsifal te lezen; maar nooit en

mocht ik hem ontvangen of te lezen krijgen, en,

stillekens aan ging hij mij uit het gedacht en 'k ver-

gat hem.

Da.dr ! ik kome t'huis van eene wandeling door

de velden, door de kouters, onder onzen bene-

velden, grijsden, zoeten winterhemel en vinde op

tafel liggen die Rijmdichten door D. Van Haute.

Ik neem het boeksken in handen... : niet schoon

Page 18: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

16 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

alzoo een studenten-uitgave,... en doe het lang-

zaam, onder lange lippen, open.

Ik leze... wat is dat !... Het doorzonken en ver-

moeide lijf stijft en rijst omhoog; de oogen begin-

nen te stralen; de lippen worden te monkelen : Een

dichter ! een ware dichter ! 't is te zeggen eenen

Kop met verbeeldende en beeldende macht; een

Hert met warmen, bewonderenden, beminnenden

gloed, en een Woord dat spreekt en klinkt en zingt.

Een dichter.

Ik zeg het u, Vlamingen, leest dat.'t Is noen, in Vlaanderen. De zonne bakelt. 't Is

zomerheet.Een dichter zal het wel zijn die 't zicht en 't

gevoelen van den blakenden middag uit zijn vers

doet ontstaan en in gevoelbare waarheid leven.

't Is noen... met langen klank.

NOENEGALM

't Is noen ! Daar rolt uit hooge populiereneen forsche gaim, een luid gebingebang.

't Is noen ! De wandelende klokken zwierenen plengen. over 't veld hun blij gezang.

Het werk houdt op; de blijde zangers staken;en wind en molen vallen stil alom.

De lucht hangt grondloos wijd en diep te blaken;het aardrijk straalt en schemert stil en stom.

De weel'ge hoving rust in doom des vreden;de geur'ge bloemen benglen op de haag;

Page 19: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

D. VAN HAUTE 17

en langs de groene lommerpaden tredende dorpelingen hongerig en traag.

Lijk blauwe wierook stijgt uit alle vertenzoo meen'ge rookdraad in den zonnegloed.

En lij k een wierook walmt uit christen hertenhet noengebed, de schoone Moedergroet.

Ja, Gezelle, gij dichttet wel bij 't aanschouwen

van den Bleekersgast :

't Ververscht mij in 't geweld gestaander hooge zonnekrachten

to zien. ..

Verzachten doet dat regenbeeld't geweld der heete stralen,

en lichter in de longen speeltvoortaan mij 't asemhalen...

Dat is blijde, gevoelbare waarheid, en zij past

weer op dien schoonen blakenden noen, dien ik

zie rondom mij en wier heldere hitte ik blaken

voele daar ik, in mijne studiekamer, met luider

stemme in lange sylbenklanken, den Noenegalm

aan 't lezen ben.

En de Nachtegaal!

Is 't hij niet? Is 't zijn nacht niet, onder mane-

schijn? Is 't zijn gezang niet met hooger stem

en heeter hert? Is 't onze natuur niet, de levende,

zoele, bewonderende, beminnende nachtnatuur?

Is 't de stilte niet, de boschstilte? 't geheim en

droomend leven luisterend naar den Nachtegaal?

Page 20: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

I8 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

DE NACHTEGAAL

Rijs, nachtegaal, uw morgen komt to breken.Door wouden, dalen, diepten slaapt en blauwt.de zoete nacht, en zilvren schingen leken

door al de beuken van, het woud.

Gij hebt den dag gezien, de groote zonne,de brandende avondschemering alom,den gloed der wouden, 't hoog paleis der wonne,

en van de ontroering bleeft gij stom.

Nu korlen, borlen klinkende koralen.Wat ! Zingt de hemel daar zoo zangrig zoet?Of reegnen de englen uit hun gouden schalen

op aarde, een klingelenden vloed?

Het woud is stil, is roerloos stil en luistert;en roerloos hangt de zilvren manestroom.'t Hangt al lijk in een tooverslaap gekluisterd,

verzonken in een wonnedroom.

Stil horken al de diepe en breede lanen,het scheemrend veld, de helderblanke maan,de sluierdoom, de bloemen die vol tranen

langs 't zuiverglimmend water staan.

En zwijgt de stem in 't kroppend overwelmender geestdrift, 't woud verbreekt den tooverprangen suizelt zacht, in zaliglijk bedwelmen

den nagalm koestrend van 't gezang.

0 vuurge Seraph, met gevouwen schachten !0 levend lied, o levende genot !Gij zijt de stem, 't eenstemmig koor der nachten

en lieflijk monklend hoort u God.

Page 21: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

D. VAN HAUTE 19

Te schoon ! te innig, te pijnlijk zoet, te smach-

tend genot.

't En verwondert mij niet meer van te lezen wat

Jan van Droogenbroeck over Parsifal schreef :

« Met groat genot heb ik Parsilal gelezen, en ik

aarsel niet de hoop nit te drukken, dat de schrijver

van dit zoo frisch, fraai, zuiver en zoet gedicht

voor onze vaderlandsche poezij een Parsilalworde, tot het winnen van den heiligen Graal der

opperste schoonheid. »

En Gezelle :

« 't Verblijdt mij, maar 't verwondert mij niet

dat een j ong en zeer begaafd dichter heeft willen

het oud Heilig Bloed, zeisel en zingsel van Ridder

Parsifal of Persegaele, wederom in onze negen-

tiende-eeuwsche, doch altijd vlaamsch gebleven

ooren doen klinken.

» En of hij daarin gelukt heeft?

» Leest Eckart's Parsifal, en gij zult gelijk een

middeleeuwsche harpe hooren slaan, u ontroerd

gevoelen tot in het diepste des herten. Leest

Eckarts Parsifal, en gij zult verbazend schoone

rijmreken hooren, die als van 's zelfs vloeien, zoo

de beke vloeit ; leest Eckart's Parsifal, en gij zult

met mij zeggen : Wat moeten die middeleeuwers

prachtige zaken gevonden en gebonden, gezongen

en geklongen hebben, als de vereerders van hunnen

zang dien nog zoo lieflijk weten na te zingen. »

Dat is verdiend.

Page 22: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

20 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

En toch, j a, er is in de Rijmreken te veel overge-

bleven van den student, te veel bijgebleven van

gelezen dichters, te veel medegenomen uit den tijd

der rhetorika met conventioneele, gemaakte en

gekozen onderwerpen. Alzoo De Blinde Vink, Hetzieke Kind, enz. Maar allerprachtigste gedichten

staan hier en daar in dat boeksken, en ik wilde u

wel nog te lezen geven dat allermachtigste

EINDE DER WERELD

Een nacht omvademt 't ordeloos heelal,een nacht waarop geen morgen volgen zal,een nacht waarin de wendende uren dwalen.Het leven schrilt in de ongeziene dalen.

De menschensteden ruischen vol rumoer.De zee bruit ver en dof met wild beroer.Het sterrenlooze wijd is vol orkanen.Verloor het licht zijn eeuwenoude banen?

Neen ! te lang; — maar ik zegge nog eens :

Dichterbeeld straalt in dien geest, dichtergevoel

blaakt in dat hert, dichterzang ruischt door dat

woord, en die ziel draagt hoogten en diepten, licht

en schaduw, vreugde en angst, en bitter lij den vaneigen leed onder vreemden naam.

* * *

Alzoo schreef ik als ik juist De Riimdichten door-loopen had van D. Van Haute.

Page 23: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

D. VAN HAUTE 21

Sedertdien mocht ik andere gedichten lezen die

later gedrukt wierden : Riimdichten, tweede deel,

en in Dietsche W arande en Bel/ort eenige ingezonden

verzen.

Weet ge wel wat, Van Haute? Mijn gevoelen is

alsof het meeste deel van die gedichten uit denzelf-

den tij d kwamen; maar hier en daar herwrocht,

herpijnd, herdicht wierden.

Het beste deel ervan lees ik met onuitsprekelijk

genot. — Zij zijn schoon !

Daarbij :Er zit lets vreemds in.

Ik zou u vragen, — aan u, vanwaar komt gij

vandaan?

Gij zijt geen discipel van Gezelle.

Gij zijt de navolger van niemand; en, hoe jong

nog, geen meester klinkt of teekent door uw

woord.

In u zit er iets dat ik elders in Vlaanderen niet

gesmaakt heb, niet genoten.

Er zit eene pijne en angst in u.

Er zit eene benauwdheid in u; een benauwde en

gedwongen borst.

Er zit eene eenigheid, eene eenzaamheid in u.

Het is mij alsof gij, om te dichten, u duiken gingt,

'k en weet niet waar, in diepte of donker verholen

en verstoken, bevreesd van betraapt of gestoord

te worden, begerig van alleen, alleen op de wereld,

eens vrij te ademen, vrij te horken, vrij te bezien,

Page 24: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

22 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

vrij te genieten, en 11W genot van schoonheid in

schoone verzen uit te zuchten, pijnlijk.

Want uwe verzen, niet waar, zoo eenvoudig, zoo

klinkend en zingend, zoo zoet, zoo nachtegaalzoet

en innig, zijn langzaam bewrocht en herwrocht en

doorpijnd, ook met innig diep betrachten en genot,

met lange vingeren, met streelende dreelende

vingeren.

Er zit lets vreemds in u.

Bijna al uwe beelden hebt gij, alleen, gezien en

genoten, weiger en schuchter.

Door uwe gedichten ook klinkt geen wonder spel

van mate en rijthmus, geen rijke klank van rijmen

en sijlben, geen doorwentelende verzenval; maar,

jets zindert er, jets Brandt er in het diepste van

uw wezen en uw woord, jets teekent en kleurt er in

wonder beeld; jets ademt en geurt er walmend

omhoog; jets spreidt er open heimlijk zoet en stil

gelijk een avond vol oneindige schoonheid.

Waar haalt gij dat? tenzij in de oneindige diep-

ten uwer ziel, bijna altijd gesloten en gedoken, uit

vrees van miskennende en misachtende menschen

met stuur en kwetsend woord.

Gij duikt uwzelven, en bekijkt binnenwaarts

het schoone uwer dichterlijke ziel.

Het koint stillekens uit, benauwd en zonder

betrouwen, maar gedwongen door inwendigen

brand en geschitter.

Page 25: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

D. VAN HAUTE 23

Alzoo moet gij alleen gestaan hebben en gekeken,

onder regenvloed, en weergedicht en herschapen,

eenzaam op uwe kamer :

RE GEN

De dag rolt treurig door den killen nevelen eenzaam gucl5t de regen uit het zwerk

op duistre mengeling van kap en gevel,van spits en weerhaan, hof en torenkerk.

Op blinden muur en nauwe stegen wagende treurende esschenkruinen loom en zwaar

en elke windzweep schudt de watervlagenin kletterende droppels uit hun haar.

Door ronde duikers en door diepe klovendaar raast een zwarte stroom en kronkelt krom

langs 't treurig groen van eenzame achterhovenen houten paalwerk zwart van ouderdom.

't Gejank des winds gaat in den mist verloren.Een stag plast ijlend bij, of riddrend dreunt

een zweepend rijtuig, wijl een oude torende stonden van den langen weemoed kreunt.

Alzoo moet gij alleen to Brugge of elders gaan

wandelen zijn, langs den waterkom, onder die hooge

boornen, « bij de fabrieken, » en hebt in onbekende

droomende stilte verbonden en genoten :

TEN UIT KANT

Ten uitkant staan de nijverheidsgebouwenomhuld van damp en 1-onkend van 't gebrom

van stoomtuig, j achtwiel, snorlende getouwenen populieren langs den waterkom.

Page 26: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

24 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Hoe donker zijn die oude landsche boomen !Hun jonkheid zag het korengolvend veld.

Nu zien zij zwartgekoolden grond en stroomenvan werkvolk als de dampfluit middag schelt.

Is 't zonnelicht, dan siddren op het watermiljoenen vonken, wriemlen in de lucht

miljoenen gele loovren, en 't gesnaterder weefgetouwen wordt een windgezucht.

Is 't wolkig, ongehoorde stormen gierendoor 't ruim, en waterkom en watersluis

en weverij en, reuzenpopulierenvergaan in roerend daavrend stormgedruis.

Alzoo in jonger jaren misschien hebt gij genoten

de stille zwijgende schoone Brugsche waterreien

met hunne zwanen.

DE REIEZWANEN

Hoe stil en zacht, hoe scheeinrig zoetis de avond op den Reievloed

die gevels en kanteelenwaar sluimrende oudheid zingt en saagt,die hooge en grijze burchten draagt

vol blijde minnestreelen.

Daar drijven in den ronden boogder steenen brugge zwaar en hoog

op de effen' waterbanen,vol statigheid en licht en slank,lijk geesten hel en hagelblank,

de langgehalsde zwanen.

Zij hangen droomerig en stomto schouwen in den hemelkom

die onder 't water konkelt.

Page 27: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

D. VAN HAUTE 25

Daar slaapt in 's waters zoeten nachteen wonderstee, van gouden pracht

en schemering ommonkeld.

Is dit het oude Brugge nietgenaamd in menig heldenlied

en sedert lang verzwondenmet waterhal en torenkrans,getande gevels, poort en schans,

't oud Brugge weergevonden?

Ja, 't is het oude Brugge datgeworden is een doode stad

en roereloos benedenhet nieuwe Brugge slaapt en drootin al den luister van zijn dood

en toover van 't verleden.

De zwanen schouwen stil en langtot dat een klingelend geklang

en aarde en lucht doet zingen.Dan siddren ze op de waterbaanen steigrend in verrukking slaan

hun kla,pperende zwingen.

Gij zijt een dichter !

Nogtans geen rijkdom praalt daar, noch wentelt

er overvloed. Maar er zit in uwe verzen een zoet

geruisch verdoken, gelijk in boomgewelven ; een

innige zindering, een warmte en gloed, gelijk uit

zonnebrand ; en aangenaam is het na to gaan hoe in

uw vers verbonden zijn en tot een gegroeid wondere

gedachten en innige gevoelens, die door uw woord

geworden zijn prachtige en genietbare beelden,

door uw stille ziel overschongen.

Page 28: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GELOOFD ZIJ JESUS-CHRISTUS. AMEN. (zoo d. afl.)

tBID GOD VOOR DE ZIEL

VAN ZALIGER

DEN EERWEERDEN HEER

ALEXIS -JOSEPHUS DE CARNEGeboren te Stavele den ii December 1848,

Professor in het Klein-Seminarie te Rousselare den 27 Sept. 1872,Priester gewijd den 21 December 1872,

Onderpastor te Rousselare den 12 April 1882,Aldaar in den Heer ontslapen den

16 December 1883.

Wordt de rechtveerdige weggerukt voor tijd, hij zal ver-kwikking genieten. De ouderdom, die eerbied verdient, isniet te berekenen volgens lengde van tluur of menigvuldigheidvan jaren; wij sheid geldt voor grij ze hairen, en de ware ouder-dom is een onbevlekt leven. (Wijsheid, iv.) Zalig is hij diemeedoogen heeft met armen en behoeftigen. (Ps., 40.) Predikhet woord, dring aan ten tijde en ten ontijde; wederleg, ver-maan, berisp in alle verduldigheid en onderwijzing (II Tim.,9, 2); Zijne gewezen leerlingen en zielen hem toevertrouwd wetenhoe hij nets heeft achtergehouden, of verzwegen van al watheilzaam was, leerende 't zij in 't openbaar, 't zij van huistot huis. (Act. Ap., xx, 20.) Eenen voor eenen wekte hij henop in vaderlandsche taal, kloekmoediglijk. (H Mach., vii, 21.)Hij verstond dat de blijgeestigheid alle goed te boven gaat opaarde. (Eccl., VIII, 12.) Hij zal in gezegende gedachtenis blij-ven bij zijne vrienden. (Eccl., xi.v.) Ik heb den goeden strijdgestreden; mijne loopbaan is ten einde; mijn geloof heb ikbewaard. Overigens is de kroon der gerechtigheid voor mijweggeleid : de kroon die God mij als rechtveerdige rechter opdien grooten dag schenken zal. (II Tim., iv.)

DAT ZIJNE ZIEL IN VREDE RUSTE.

Page 29: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALEXIS DE CARNE

G TSTEREN ontving ik het bezoek van twee

heeren van Gent : een dichter en een

schilder.

Onder vriendelijk praten zeiden zij mij : Wat

hebt ge toch in Westvlaanderen sedert eenen tijd

van hier wondere mannen gehad ! Gij zoudt ze

moeten doen kennen.

— Wondere mannen !

Dat is waar.God zij gedankt, vele leven nog en werken hier

en daar; in 't zuiden, in 't noorden, in 't westen, in

't oosten, in het midden van Vlaanderen ook.

Zij ploegen, zij eegden, zij zaaien en planten,

altijd en gestadig aan hun werk; en hun woord

schijnt to zijn : Doe -- stil — voort.

Bekend en zijn ze niet. Zij zullen 't worden,

eens; als men den oogst binnen doet en boven de

zwaargeladen wagens hunnen name roept in

triomfe.

Eenige zijn dood. Hunnen name moeten wij toch

wel eens boven onze vlaamsche wereld drukken, in

grooten letter, en hun werk en wezen bekend

maken.

Page 30: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

28 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Vrienden schreven mij en zeiden :

De Came ! Druk eene studie over De Carne.

Eene studie? — Neen, niet waar; maar een por-

tret.

Ja, ik wilde wel dat in Vlaanderen, bovenal

onder het jong yolk, bekend en bemind bleve die

blij de, geestige, verstandige, geleerde, brave pries-

ter; professor en onderpastor :

ALEXIS DE CARNE;

maar u dat portret teekenen en is zoo gemakkelijk

niet.

Het stoffelijk portret zou wel gaan :

Hij was een man van middelbare grootte; welge-

inaakt, zwaar van bouw, struisch van lijf en leden,

gespierd en sterk, met vasten duw en grepe; toch

wandelend op lossen voet, met lichtwringenden

dwang door den tred.

Een schoone blonde kop, met blond lichtge-

streuveld hair en blonde wenkbrauwen boven helder

blauwe oogen. —. Een schoon rond ovaal gelaat;

wel te passe, maar met netgeteekende lijnen om

ronduitgehaalden, beweegbaren lippenplooi en

fermgeteekenden kinneworp, boven vrijen hals op

ronde schouderen.

Het zedelijk portret ware moeielijker.

De gaven van den man waren te menigvuldig en

liepen te verre uiteen. En toch was er eene die

alles scheen te overheerschen.

Page 31: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALEXIS DE CARNE 29

Niemand heeft hem gekend, niemand kan van-

dage nog op hem peizen of, in den geest, ziet hij het

beeld rijzen van den blijden, leutigen, boertigen,

verstandigen Vlaming.

Ja dat was hij.

Dat was hij als student, als professor, als onder-

pastor.

Student zijnde bleef hij de eerste in al zijne

scholen en in alle prij sdeelingen; maar hij was eerst

en vooral de vreugdige, lachende, leutemakende

kamaraad, die aan alles lust en leven gaf en de

drooge cijfers zelf verblijdde.

Als professor, onderwees De Came en leerde en

geleidde de jeugd volgens zijn blijde — vrije —

machtige — dichterlijke — vlaamsche priester-

ziel.

Bliiheid zong uit zijn herte, stroomde uit zijnen

mond, straalde uit zijne oogen.

Zijne leerlingen zullen nooit die geestige, aar-

dige, bonte, gegronde, wijze lessen vergeten van

den goeden, geleerden meester met zijne veelbe-

vattende kennissen en zijn vrij en vroom woord en

onderwij s.

Hij wrocht, studeerde, leerde en onderwees

volgens zijne ongedwongene vrije natuur. Pedan-

tenwijsheid en leering en aanveerdde hij niet.

Gemaaktheid en gemaakte vorm was hem ondra-

gelijk. Hij was zijn eigen, en « mijnheer De Came »

sloeg overal door, als zijnde « mijnheer De Came ».

Page 32: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

30 TWINTIG VLAAAISCHE KOPPEN

Hij was de eikenboorn die eiken takken schiet,

eiken blad draagt, eiken sierlijkheid en schoonheid

heeft ; maar die nooit peist dat hij moet gelijken

aan spilde sperre en leeggekroonden lauwerier;

schoon ook, maar anders.

Aan zijne studenten wilde hij ook hun eigen

wezen laten. Den gaven van dat eigen wezen en al

de veerdigheden wilde hij groei en bloei geven; de

fouten er van wilde hij weren, en misgroei dwingen;

maar eigen wezen moest blijven, en stillekes aan

ontplooien, onder zijn blij de aanmoedigend woord.

Daarbij wilde hij uit hun hert en leven die lome,

zware onverschilligheid verbannen, en ze vervan-

gen door lustigheid, lust ! door blijheid am Gods

zonnestraal, door vreugde om die ronddringende

vlaamsche jeugd, door 't genot van eigen, vrij, blij,

doende wezen.

Dat was zijn onderwijs.

Zijne oude Collegas weten ook nog, niet waar,

hoe achter neerstig werk hij door den zotten avond

schetterde met alles overborrelende blijheid !

Eerw. Heer Boone mocht dat kleen tonneke

beiersch bier uit zijne kamer den Maandag avond

laten wegdragen. Het moest geheel de weke meé-

gaan al eene pijpe rooken of eenen rooker branden.Aber De Came riep geheel het gebuurte bij. Hij zouhet yolk van de strate gehaald hebben, en den

dijsendag-avond en leekte dat kraantje niet meer !

En zijn verstrooid zijn ! — en zijne k/opmissen,

Page 33: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALEXIS DE CARNE 31

en zijn engelsch leeren : « Master Boone you are a

devil for to go ». — Hij die honderd kilos woeg hiet

De Pluime.

Aan alle werk en rust gaf hij leven, en in alle

vergadering bracht hij vlaamsche leute. Ja, al die

zijne vriendschap genoten hebben, studeerende

met hem 's avonds tot diep in den nacht, hebben

geluisterd naar zijn diepdenkend en toch veerdig

woord, naar zijne lustige en geestige tegensprake,

zijne opborrelende welgezindlieid, en dat blijde en

opene vlaamsch wezen bewonderd waar blij de ziel

en leven uit straalden.

Geen een die met hem ter tafel of ter avondver-

gadering gezeten heeft die ooit dat opbruischend

blij zijn en lachend woord, die wondere spreuken :

vlaamsche, fransche, latij nsche, grieksche, engel-

sche en duitsche vergeten zal.

Hij was onderpastor en bestierder van den Jon-

gelingen Kring to Rousselare.Blijde deugen was zijn woord en wezen. Hij

wilde veerdig en goed zijn tot alles. Onder zijn stra-

lende ooge en vreugdig gelaat wachtten altijd zijn

voet en hand ten dienste gereed en genegen. — Alle

yolk droeg van hem het beeld mede van een

deugende, lustige, knappe, verstandige vriende-

lijkheid.In zijnen Kring was bij-komen geen dwang; bij-

blijven geen last. Het was een blijde verwachting

Page 34: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

32

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

en verlangen. Het was een durend genot ; en nie-

mand keek naar buiten.

Licht en leute klonk en helmde door zijn woord;

lust en vreugde en sterkte wrochten uit zijne han-

den ; vrije vroomheid hief en liep uit zijn vOOr-

teekenend leven.

Hij en zijn yolk groeiden ineen; en een wil en

wink van hem was levend roeren van andermans

hand en voet.

Hij was lust en blijheid.

Hij was de Vivan ons !

Er lag in zijne natuur alsof het ware iets van

Rubens en Jordaens en Teniers. Wilde machtig

leven, rond en bont, bekoorde hem. Het glanzende

doortintelde hem ; het zingende doorzinderde hem.

Lust en leven, in plante en boom en bosschen en

velden, doorwaaiden hem. Aardigheid, en zottig-

heid van mensch en dier deden hem jubelen, en hij

schetterde over den hond die T p cm o u q onder denwagen wipte.

— Hij zat vol klank en kleuren en borstelmacht ;

maar lag ook vol diepten en ruimten; zoodat de

Vlamingen en 't jonger yolk van Vlaander Al, stu-

denten en jonge vrienden, onder die lustige blijheid,

die hun eigen was, tintelden en zongen en juichten,

maar ook de diepten van hunne eigen ziel voeldenruischen.

De Came was immers nog een droomer, een

zoeker, een geleerde, een schrijver en dichter. —

Page 35: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALEXIS DE CARNE 33

Hoe menigen winteravond en hebt Gij, zijn beste

maat, gij ook met den diepen kant uwer ziel, den

onbekenden, bij hem, zwijgend en denkend, met

heeter hert en hoogeren geest, niet zitten kijken in

het laaiend vier tot diep in den nacht, tot dat gij

ontroerd opstondt, malkaar de hand gaaft en zon-

der een woord to spreken henen gingt naar de

zwijgende donkere kamer en ter ruste !

Immer spruitende bronne van .aardige blijheid

boven abyssus-diepte :

Dat was zijn wezen.

Dat was zijne macht over 't jonger yolk.

Daaruit ook kwam die aantrekkelijkheid die eene

geheele wereld rondom hem haalde en schaarde.

En zulke bezielingsmacht had hij, dat hij geheel

die wereld in leven hield en haar zijn denken, zijn

voelen en willen en werken gal, alsof dat al, niet

het zijne, maar het heure ware geweest.

Oude vlaamsche lust en leute ontwekten onder

zijn vluggen geest en juichend gevoelen; smaak

en genot onder zijn schitterend en schetterend

woord.

Dat was de Professor;

dat was de Bestuurder :

Daartoe had hij ook ongelooflijke veerdigheid en

werkzaamheid, buiten de lustige uren die de nood

waren zijner ziel.

Hij dichtte in der haaste die liedekes die den stu-

denten aanstonds in den mond lagen.

2

Page 36: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

34

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

0 MagaliI

Kent gij de streek van God verkoren?Effene vlakte, diep verschiet,Wemelend veld waar 't gulden korenLiefelijk zingt zijn ruischend lied?

KOOR : Vlaanderen lief, gij zijt dat landDat uitverkoren,

Dat boven al de kroone spant,Mijn Vlaanderland.

II

Kent gij de streek waar blij de stroomenMandel en Lei en I Jzer-vliet,Kronkelend van den heuvel komenVloeiende tusschen lisch en riet !

KOOR : Vlaanderen lief, gij zijt dat landDer blij de stroomen,

Dat boven al de kroone spant,Mijn Vlaanderland.

III

Kent gij de meerschen zonder palenDampend alom van Meiedauw,Tintlend tapijt vol goud-koralenPurper en rood en gloeiend blauw?

KOOR : Vlaanderen lief, gij zijt dat landDer goud-koralen,

Dat boven al de kroone spant,Mijn Vlaanderland.

Page 37: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALEXIS DE CARNE

35

IV

Kent gij de streek van 't blonde Noorden?'t Waait er en 't buischt er 's winters fel;Zoet zingt de wind zijn wilde akkoorden,'t Kind van de streek verstaat ze wel.

KOOR : Vlaanderen lief, gij zijt dat landVan 't blonde Noorden,

Dat boven al de kroone spant,Mijn Vlaanderland.

V

Kent gij de streek der Vlaamsche tongen.Kent gij den klank van 't Vlaamsche lied,'t Lied dat Kaproen en Klauwaart zongenTelkens ze Roelant strij dwaarts riep?

KOOR : Vlaanderen lief, gij zijt dat landDer Vlaamsche tongen,

Dat boven al de kroone spant,Mijn Vlaanderland.

VI

Kent gij de streek waar 'k ben geboren,Waar dat ik kind en kersten werd ?Kent gij de klok en d'hoogen torenMij alle twee zoo dier aan 't hert?

KooR : Vlaanderen lief, gij zijt dat landWaar 'k ben geboren,

Dat boven al de kroone spant,Mijn Vaderland.

Page 38: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

36 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Hij vertaalde en verdietschte den Helfand.

Hij vertaalde, passend, geheele operas met rap-

loopende potlood en op muziekpassende woorden.

UIT RI JKAART LEEUWENHERT

Muziek van Gretry.

EERSTE BEDRIJF - EERSTE TOONEEL.

ALEWI JN (zingt).

Wat ik bemin 't is 't lustig leven,de groene wei vol geur en zang;'t is d'Alpenberg die vrij en vrankzijn kruin ten hemel houdt geheven,en 't sparrenwoud, dat groet al beven,als 't lij zig windje er over schiet !...Ach ! Blindeman, wat smert als men niet ziet !

BLONDEEL

Mijn kind, gij weet nog niet, hoe bitter een

menschenhert kan lijden !

ALEWI JN (zingt voort).

Wat ik bemin 't is 't zonnestralenen 't helderblinkend hemelsblauw;'t is 't gloeien van de goudkoralendie vallen met den morgendauw !'t is 't waterstriepken in de dalendat kabbelend door het vlotgras vliet !...Ach ! Blindeman ! Wat pijn als men niet ziet.

Page 39: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALEXIS DE CARNE 37

Hij dichtte voor alleman doodsanctjes. — Alzoo

over dien jongen priester :

De beker dien God hier benedenDen kranken mensch to drinken zendtIs soms zoo vol van bitterhedenDat menig- er den mond afwendt.

Maar 't zijn er die den prijs van 't lijden,Het diep geheim der smert verstaan,En met een heilig zielsverblijdenHun bittren langen kruisweg gaan.

0 sterven ze — 't zijn uitverkoornen !Beween ze niet : Gal GodeszoonHun hier ten deel zijn kroon van doornen,Daar geeft hij hun de gloriekroon.

Maar zijne macht en eigen aard en schoonheid

lagen in zijne natuur en doel.

Een Licht doorstraalde zijnen kop. Een liefde-

gloed innig en diep doortintelde zijn hert ; — Vlaan-

deren ! ! ! — en met heel zijn blijde natuur, met

zijn lust en leven, ontwaakte hij en beurde hij op

die oude lustige boertige blijheid van het vervallenjonge Vlaamsche Volk.

Klank en kleur en groei en bloei en leven.

Page 40: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

Benedictus sit nomen Domini in aternum. Amen.

0 Maria, mijne goede Moeder, gij weet het, naast Jesusis het op U dat ik al de hoop mijner zaligheid gesteld heb.

H. ALPH.

tBID VOOR DE ZIEL

VAN ZALIGER DEN HEER

Raymond - Marie - Hubrecht - AlfredWEUSTENRAAD

Leerling in het Klein-Seminarie te Rousselaere,Lid der Congregatie van Maria,

geboren te Locre den 19 December 186o,godvruchtig overleden te St-Truiden den 12 Juli 1878,

voorzien van de heilige Sacramenten.

Bedroeven wij ons niet gelijk zij die geene hoop hebben.De overledenen zijn voor ons niet . verloren, zij zijn maarvoor een weinig tijds afwezig. Dat schijnbaar verliesmoet ons een walg inboezemen van dit ellendig tranen-dal, waar niets bestendig is, en ons Dengene doen bemin-nen in Wien men alles wedervindt.

0, hoe gelukkig zullen wij zijn ! wanneer wij te zamenvoor den troon van God zullen vereenigd wezen in denHemel, wanneer wij malkander in Hem beminnen zullen,als zijne vreugde onze vreugde zijn zal, en er niets meer instaat zal zijn ons van malkander te scheiden... De hoopop zoo oneindig een goed moet reeds hierbeneden onsgrootste geluk uitmaken... Beweent dus mijn afstervenniet, droogt, ach ! droogt uwe tranen, ik heb wel de aardeverlaten, maar ik leef in den Hemel met de Engelen.

Mijn Jesus, barmhartigheid ! (zoo d. afl.)Zoet Hart van Jesus, maak dat ik U altij d meer en

meer beminne. (30o d. afl.)Zoet Hart van Maria, wees mijne zaligheid. (300 d. ail.)

Page 41: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALFRED WEUSTENRAAD

I K heb Alfred Weustenraad wel gekend, to Rous-

selare in het klein Seminarie. Ik zie hem nog

voor mijne oogen, op de groote speelplaats,

onder de boomen wandelen, of in de lange gangen

van het gebouw mij tegenkomen, zijne zware

oogen ophef fen, lichtjes monkelen en stille « goen-

dag » knikken met eenen nauwlijks hoorbaren

« bonj our Monsieur ».Hij was nog een kind; maar toch een van dezen

die indruk maken, die men bemerkt, die men, een

stondeken stilstaande, nakijkt, en van welke men

vraagt « wie is hij ? »Hij en was niet groot van groei, en droeg onder

schoon zwart hair, een bleuzend gezicht. Onder

lange zwarte wimpers straalden twee donkere

oogen, waarin als een onvatbare verre domp lag.

In de school ook inoest hij onder alien opge-

merkt worden. Wat men hem ook leerde, hij bleef

zijn eigen.

Hij droeg inwendig een van die naturen die aan

geest en hert en woord eigen vorm geven.

Hij schreef en vertelde, niet naar het voorbeeld

dat hij gelezen of gehoord had, of dat zijn meester

hem verhaald had of gewezen, maar naar zijn eigen

Page 42: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

40

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

zien en gevoelen; hij bewaarde alzoo, onbewust,

aan zijn werk zijne kinderlijkheid, zijne onge-

maaktheid en die naieve woorden en lijnen die

genegen doen monkelen.

Als hij leerde dichten, God weet waar en hoe,

zonder meester en zonder boek, maar uit eigen

ooren en zangveerdigheid en gevoelen, bleef hij het

eigenaardige kind, dat naar hoog en groot niet en

tracht, maar zijn zelf is, met wondere aangename

en aangrijpende gaven.

Hij dichtte :

XIII

DE LENTE IS WEERGEKOMEN

De lente is weergekomenmet bloeme en blad en kruid,de botjes van de boomenze steken 't kopken uit. —

De kobbe spint haar webbeaan onze doorenhaag,de vogelkes ze « hebben

een stuk in hunnen hraag ».

Zij zingen, tierelierenen maken hel gerucht,zij vliegen en zij zwierenen fladderen door de lucht.

De hinnekens en 't haantje,zij loopen in het rond,ze pikken al de graantjesdie vallen op den grond.

Page 43: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALFRED WEUSTENRAAD

41

De kat die onder 't stovekendes winters altijd lag,zij speelt nu in ons hovekenal in den zonnelach.

De winter kijkt nog omme,de lente lacht hem uit,de zonne hoog geklommenwekt bloeme en blad en kruid.

1876.

XXX

ZATERDAG AVOND

't Was op een zaterdag avondna 't sterven van de zon,toen reeds de nacht haar webbeal over 't aardrijk spon...

Het koeltje speelde in 't loover,het kloosterkloksken lood,en 't maantje door ons vensterkenzijn eerste droomlicht goot.

't Was op een zaterdag avond,en moeder zat gereed,gereed om ons to wasschenlijk ze alle weken deed.

Zij zat daar bij het kuipken,wij waren nog zoo kleen,van 't minste tot het oudste,zij waschte ons een voor een.

En moeder zong een liedjeuit haren kindertijd :'t zal morgen zondag wezen,als ge allen brave zijt.

Page 44: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

42

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

En toen wij schoone warendan, drukte zij een zoenop onze roode kakenlijk alle moeders doen.

En dan, dan nam zij 't minsteop Karen moederschoot :en 't voude zijne handjes,lijk moeder 't hem gebood.

En moeder las ons luidezooveel gebedekens zoet,en wij, wij zeiden achter :Maria, wees gegroet.

En de Engelkens daalden suizelendin onze woning neer,zij kwamen om ons beekensto voeren naar den Heer.

En moeder leidde ons bovenals 't beeken was gedaan :toe moeder, geef een kruiskeneer wij naar bedde gaan.

Een kruisken, haast u moeder,onze oogskens zijn zoo moe;dan deelde zij de kruiskensen gaf « een kletsken toe ».

Zij dekte ons in ons beddeken,en nog een laatsten zoen, —en dan wij sliepen schoone,als brave kinders doen.

Page 45: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALFRED WE USTE NRAAD

43

En toen we in bedde waren.daar daalde van omhoogeen Engelke uit den hemelmet zoet en lachend oog.

En wij, wij kleinen droomdenvan 't Engelken wit en blauw,met lichte gouden vlerkendat bij ons waken wou.

0 schoone zaterdag avondtoen moeder zong verblijd't zal morgen zondag wezenals ge allen brave zijt.

1878.

De j onge Alfred Weustenraad was een dichter !

Hij had, dat zien van het schoone, volgens zijn

eigen kinderlijke ooge.

Hij had, dat fijn gevoelen van het schoone, in

zijn eigen kinderlijk hert.

Hij had, dat waar genieten — zoet genot — van

het schoone dat hij zag,

en de natuurlijke kunst van zicht, gevoelen en

genot, in zuivere lijnen en teekening, over te zetten

in zijn woord en dicht, en genietbaar te maken !

Anderen zien hoogte en grootte, diepte en

duister;

Anderen genieten licht en kleur;

Anderen vangen in hunne ooge en herte wat

aardig is en zot;

Page 46: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

44 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Hij, een kind zijnde, zag en teekende wat kin-

derlijk was en naief. Dat Wilde hij niet; dat zocht

hij niet; dat was hij, en « zijn harpe klonk uit

zijne ziel ».

Hij ook immers stond gegroeid, nederig en zoet-

geurend, in dien drang van leven, in dien bloei van

lente over Vlaanderen, over dertig jaar.

Zijne stemme klonk zoo fijn;

Zijn liedeke neuriede zoo zoet;

Zijn woord teekende en kleurde zoo net en zuiver,

dat iedereen staan bleef, keek en horkte met

genegen be wonderenden monkel

naar dat kind !

Alfred Weustenraad overleed te Sint-Truiden,

den 12 Juli 1878, op zeventienjarigen ouderdom,

toen hij nog te Rousselare, in 't klein Seminarie,

de leergangen volgde der latijnsche scholen.

In zijn schrijven en zijn leven, had zijn schild-

woord mogen zijn :

« Getrouw »

en hem en mocht nooit toegepast worden zijn

eigen dichtje :

LIII

Doe ic die wereld eens wel bekycke,soen vind ic no arme no rycke,no groet, no cleen, no man, no wyf,die nog rechte can houden syn lyf.

Page 47: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

ALFRED WEUSTENRAAD

45

Ende me soude seggen datsi altegaerevan plaster ofte van steksele waeren :so dat die wint wel sit in 't noordghi sietse al vliegen al 't suuden voort,ende dat die wint in 't westen waereghi soudt se sien naar het oosten vaeren.

So dat die menschen alse plumekes syndie wiegen en vaeren in 't windekyn.

1877._77.

1k zegge : Getrouw !

Hij was immers getrouw aan zijn eigen kinder-

lijk wezen, aan zijne eigene natuurgaven; en nooit

in zijn werk en zocht hij vreemden toon en kleed.

Hij was ook getrouw aan zijne taal en zijn yolk,

en in zijne kinderziel onstond reeds het beeld van

zijn later werken en streven in dien algemeenen

strijd voor het herworden van het vlaamsche yolk.

DE OUDE BLINDE

Wanneer wij kleine waren,aan 't hoekske van de straatdaar woonde een oude blinde,met schoon en fier gelaat.

Hij had een kruis van eere,en toen hij 't toogen mocht,vertelde hij — hoe vroegerhij voor den keizer vocht.

Dan zwelde nog zijn herteen glansde zijn gelaat;wij hongen aan zijn lippenen droomden ons soldaat.

Page 48: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

46

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

En Austerlitz, Jena,en vreemder namen klank,onthielden wij begoocheldons heele kindschheid lang.

Begraven ligt nu de oudealwaar het kerkhof is,met glorie en ellendeen nagedachtenis.

Doch, droome ik niet als vroegervan 't gouden eermetaal —ik droome nog van kampen,maar 't is voor land en taal.

Dat laatste voege ik nog hierbij, als bewijs van

wat daarbinnen kiemde

DE KEREL

Vliegt de blauwvoet ! -Storm op Zee !

Wie heeft aan 't woeste Noordzeestrandzijn dierbaar needrig heim gevest ?

De kerel, de kerel, de kerel.

Wie vecht voor vrijheid 't staal in hand,zoo lang hem bloed in de aadren rest?

De kerel, de kerel, de kerel.

Wie is 't die zich noch smaad noch feedvan welken vij and aandoen liet?

De kerel, de kerel, de kerel.

Wie voert er in zijn wapenkreet't refrein van 't schriklik blauwvoetlied?

De kerel, de kerel, de kerel.

Page 49: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

KAREL VANDE PUTTE

KAREL VANDE PUTTE... ?

-- Ja, Karel Vande Putte.

— Gij zult Karel Vande Putte beschrij-

ven? en stellen onder uwe Vlaamsche Koppen?

— Voorzeker.

— Jamaar, hij is zoo aardig ! en geeft fransche

verzen uit ! en schrijft vlaamsche verzen onver-

staanbaar, zoo botklinkend, zoo gerabraakt, dat

het onzeggelijk is.

— Jamaar, hij schrijft er ook andere en... hij

is een dichter... die teekent, — die uitteekent, die

een eigen en wordend wezen heeft, onder onze

vlaamsche schrij vers.Dat wezen is tot geen volgemaaktheid gerocht;

maar wezen, dichterswezen, zit er in : « du minerai

de fer, » van zilver ook en van goud.Al het eigenaardige van Vlaanderen moeten wij

doen kennen. Aan alles dat op, en uit eigen aard

groeit, moeten wij lucht en zonne geven; leven !

Wij hebben leven to kort, en ons leven zit in

't nauwe. Wij hebben wijd opene lucht vandoen;

ruimte. Daarom, aan alles wat groeit en bloeit

Zonneschijn. Het moet almaal mede in 't her-

worden.

Page 50: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

48 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Een van onze krachten, van onze vormen, zit in

Karel Vande Put te; in hem alleen.

Daarom blijve ik onder mijne Vlaamsche Kop-

pen het beeld behouden dat ik van hem geschetst

heb.

KAREL VANDE PUTTE

Gij zij t een wondere jongen !

Wat doolt er daar in uwen geest, vol licht en

donker, vol beelden lief en grootsch, vol zang en

klank, waar uw woord niet achter en kan?

Wat zit er daar verholen, dat hier en daar in

uwe poèzij

-- in lichtsprongen losbreekt,

— in droomerij, als newel, onder de boomen

hangt en over uw hert,

— in los geteekend beeld, met lichten voet voor

de oogen loopt ;

— ofwel maar half geschetst blijft,

— of geprest, gedrommen gelijk een turba van

gedachten en vormen en beelden en menschen,

overhoop, door uwen dicht tuimelt?

Onmeetbaarheid ook en oneindigheid kijken

hier, uit de verten, door de spleten van uwen half-

rechtstaanden en soms met nagel en koord ver-

bondenen versbouw; terwijl daar zoethelmende,

zoetvloeiende snarenspel in sylben klinkt door den

golvenslag van uwen rythmus.

Een wondere kop ! -- Chaos, waar eene wereld

Page 51: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

KAREL VANDE PUTTE

49

uit komen kan en komt; goudmijne, waar de mijner

de goudspranke in tintelen ziet; ijzer- en kopererts,

vol vonken en aardige kleuren.

Een wondere kop ! die in zijn zelven leeft, en

doof voor de buitenwereld naar zijn eigen stem-

men en zangen borkt ; ze bespreekt, ze uitlegt, aan

kwalijk luisterend yolk, voldaan van de antwoorde

die echo alleen, binnenwaarts, aan zijn woord

geeft.

Dat peisde ik alzOO en schreef het, al de Gedich-

ten lezen van Karel Vande Putte, oude en nieuwe :

rijp,

groen,

per-f actuin,

geschetst alleen,

wat we te ik al !Hij is een man die verre staat boven het gemeen

dichtend yolk, hebbende eigen ooge en woord,

eigen gedacht, gevoel en wezen; maar voorzeker

wordt hij door velen misverstaan, misprezen en

verwezen.En toch de poezij zit hem naar :

Gij zoekt de PoèsieMaar gij ontmoet ze niet;

Zij wandelt en staat aan uw zijdeMaar gij bekent ze niet;

Zij spreekt tot u ten alien tijdeMaar gij verstaat ze niet.

Page 52: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

50 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Bij dage lacht ze op uIn 't helder zonneklaar;

Bij avond komt en groet ze u blijde,Gij wordt ze niet gewaar;

Zij spreekt tot u ten alien tijdeEn gij wendt weg van haar.

Zij ziet op u bij nachtMet nederhangend haar,

En laat het op uw droomend herteOntrollen als een baar

Die stijgert aan een rotsgebergte,En gij verstoot ze maar.

Wat doet gij dan, classiek,Gij zoekt ze in 't dorre lid

Van spraakkunst en van dictionnaireWaarin geen ziele zit,

Gij zoekt ze in 't slot van een grammaire,Wijl ze op uw herte bidt.

Hij draagt in hoofd en hert wonderlijke verbeel-

dingen, met verre verbindende stralen :

Gelijk 's mans evenbeeld in hem eens sliepeer God het uit diens lijf tot leven riepzoo slaapt in mijnen geest het vroom gedacht,het vrij en eel gedicht, tot wen 't de machtder schepping als mijne Eva doe bestaan;dan voor mijn ziel breekt eerst Aurora aan IEn wen de slang des nijds vol haat en spijtloos onder bloemen sluipt en boos mij bijt, —

Page 53: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

KAREL VANDE PUTTE 51

al moest mijn lijf ook sterven aan dien beet, —'k blijf met mijne Eva in het gloriekleedder ed'le onsterflijkheid nog over 't grafbestaan : 'k leg 't lijf maar nimmer 't leven af.

En dit ander :

« Mijn Gonde, » sprak hij, « als gij 't wilt beschouwen,geen spiegel kan zich voor zichzelven houen,zichzelven in zichzelven spiegelen doen,geen wezen zoent zich in zijn eigen zoen :zulk wonder kunt gij binnen u slechts merken :beschouwdet ge uwen geest ooit in zijn werken,ge ontwaardet dan dat hij zich denken zag,alsof 't gespiegelde in den spiegel lagen maar een eenheid was : hoe kan dat schikken?tot zulk een spiegel wie kan stof bekwikken?van stof wie maakt een oog dat zich beziet,dat ziende is en zijn eigen zien bespiedt?Gij schrikt, niet waar, omdat gij daar de palender geestenwereld aanraakt, en de stralenvan 't nieuw en 't eeuwig licht dat u toelacht,to ontwaren komt, — nog levend in den nachtwaar zon en maan niets zijn dan duisternissen,waar 't licht geen licht is maar het licht doet gissen ;Gij schrikt, omdat ge een wezen in u merkt,dat, is het nog geheel in 't stof beperkt,geen stof is, maar een eigenaardig wezen,uit niets van al dat tastbaar is, gelezen,een straal van 't Licht en niets der duisternis,een levende adem die uit 't leven isontstaan... »

Page 54: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

52 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

En, honderde uren van daar, teekent hij met

lichten vinger en vrije pen :

EEN ANDER EXAAM

Waar rijk, langs wederkanten van de baan,Men 's hertogs uitgestrekten bosch ziet staan,Daar langs den steenweg die door lieve landenVan Leuvenstede prachtig loopt naar Blanden,Op d'eersten speeldag voor de jongvrouwschool,Met zijn gedachten diep in studiedoolZat een student nog in 't exaam verslondenTen boschkant; toen twee jonge lieve blondenTwee nieuwgeleerde j uffers, eel gekleed,Met hoeden aan, en sleep die nedergleedOp lichte hielen, voor zijne oogen gingen;Hij zag terzij zijn schrift die lieve dingen;'t Ging in zijn hert en waar' het geen exaamDat naar hem wacht en hem nog niet bekwaamMag rekenen, hij stak al zijn papierenVan leant en zou een and're exaam gaan vieren.Hij wilde dan, maar kon geen blad meer zien;'t Voorbijgaan van die jonge ontsnapte bienBonkte in zijn hoofd. Hij stond nog recht, en verreHij zag ze gaan nog tusschen boom en sperre;Met blijden tred ginds gingen zij to saam;Hij zei : « ik ga daar ook » en stak heel 't kraamVan zijn geschriften weg. Hij achterhaaldeDen lieven koppel, en hij vraagde en taaldeHun vele vragen van een andre exaam;En gauw bevonden zij malkaar bekwaam,Zoodat hij eens met de eene die hij geerdeVoor wet en kerk met onderscheid passeerde.

Page 55: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

KAREL VANDE PUTTE

53

En wederom antlers klinkt, zoet genoeg, met een

tokkeling en zang van snaren :

BLOEMEKES

Bloemekes hier en bloemekes daar,Kinderkes lief en kinderkes blijde,Bloemekes zoekt gij op de weide,Bloemekes zijt gij al to gaar.

BLINDE HERMINIE

Waar 't Muizelbeekje zachtjes ruischt,waar koeltje in 't Hagelboschje suist,waar meerlaan zingt en nachtegale,waar herderin in de oude talehaar brandend herte zingend uit,waar 't knaapje op een schalmeie fluit,waar Freia wis eens als Azinneder zuivre liefde en trouwe minneaanbeden werd : daar op den zoomvan 't Muizelbeekje zat in een droomeen blinde meisje...

Beraden, met jongen vasten tred, rapier op zijde

en hoed bepluimd :

VERKERELD

Als 't Vlaamsche land niet weer verkereldEens uit zijn graf opstaat,

Wat scheelt het ons dat heel de wereldMet ons ten ondren gaat?

Page 56: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

54

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Als Kortrijk, Iper, Brugge, Oostende,Antwerpen, Hasselt, Gent

Dat eenmaal de Artevelden kende,maar staan meer op een prent !

Ontsteelt men voort het Kind zijn tale,Blijft 't Vlaamsche meiske een pop,

De Vlaming slave van den WaleEen aap van teen tot top !

Verzinkt, verdwij nt... maar neen, wij stij gen !Het Vlaamsche Land staat op,

Voelt de oude ziel in 't lijf hem hijgen,En plettert 't fransch den kop.

Ons lieve Vlaanderen weer verkereldHerinnert 't grootsch begin,

Herschept, bezielt opnieuw de wereldVan Peyt en Zannekin.

De klauwaard briescht en schudt de maneEn voert de rei vooruit...

De Waal rolt schilderij en vaneStil op. — Zijn liedje is uit.

En hoe aardig die.

TOEN EN NU

Wanneer ik nog 't verborgen aan 't veydoken,

den tijd van titans aan dien van nu, 't gesproken

aan elk gezegde, 't nat aan 't water, werk

aan arbeid, en den tempel aan de kerk

verkoos, droeg Non geen kleed, maar eenen dos,

'k zat op geen peerd maar op een vurig ros,

Page 57: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

KAREL VANDE PUTTE

55

en ging niet, trad, doch geenszins weg en weder,maar heen en weder. 'k Schreef dan met een vederal mijn gewaarwordingen, en geen pen,schreef 't geen ik maar gewaar geworden ben.Mijne oogen waren blikken, 't zien was starers,'k had luit noch fluit, maar roerde gouden snaren,en nu ! nu liggen ze in 't oud ij zer op den zolder !...

Lezers, vreeze ik, wierden half « geschandali-

zeerd » drukte ik dat

VERERGERD SCHEPSEL

Verergerd schepsel, nijdig wezen,die, al die minnen, hebt verwezen,en u alleen den hemel wij dtomdat gij maar verkeert en vrijtmet uw gewij den paternoster,of soms een beetj e met den koster,met kerkbaljuw en compagnie,en les spelt aan de Sacristie :die wel zoudt willen dat men vrouwenen mannen al die durven trouwende kerk uitjoeg...

Maar wederom daar boven rijst :

VERSTEEND

Versteend de vrouw van Loth, de wonderschoone !stond als een blanke zoutsteen naakt ten toone,en smolt niet weg, hoe fel de zon ook kwam,en haar in heure laaiende armen nam.

Page 58: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

56 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

En zij verzuchtte zelfs geen keer, hoe heldenen krij gers op haar kapten en haar kneldenmet ijzren boeien rond de leden, omhaar weg te helpen; zij bleef roerloos, stom.

Al droeg ze nog der vlammen schrik in 't wezen

Maar zie ! daar sprak op eens de Heer verbolgen« Ga weg in zee — en niemand zal u volgen,Verdrink uw lijf en leden immer daar ! »Zij ging en niemand werd ze meer gewaar.

0 wee ! hoe pekel ! eeuwen eeuwen laternog smaakt der zee en zeeen al het water;0 zeg was het die zoutsteen niet die smolt,En gansch uiteen nu door de zeeen rolt? ?

Zoodat Ge, o God ! de zee eens zult doen levenom aan het land die vrouw terug te geven,als Gij de nacht voor goed van 't licht zult scheen,en dagen doen wat in den nacht verdween 1

En in diepe aanbidding die

AANBIDDING

Van al wat is en was en ooit zal wezenzijt Gij, o God, de Vader, 't scheppend Wezen,'t Begin en 't Einde : niets bestaat of leeftdat niet door U 't bestaan of 't leven beef t,dat niet bestemd is om uw' Naam te roemen;maar ik, hoe zal ik weerdig eens U noemen?...En toch U noemend voele ik 't herte en gloei...

Page 59: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

KAREL VANDE PUTTE 57

Ja, Karel Vande Putte, als ik u zie, en hoore, en

leze, ik zegge : Een wonder man ! — Maar zie, daar

kome ik van u een verzeken tegen, in anderen zin

gedicht voorzeker, maar dat mij monkelen doet :

De wereld is een wonder,en 'k ben het grootste eronder !

Page 60: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

tDen 17 van Basmesse 1888, ontsliep heiliglijk in den Heere, te

Kibanga, op Tanganyka-meer, in Opper-Congoland,de Westvlaamsche ge]oofzendeling,

Eerweerde Pater AMEET VYNCKEHij wierd te Zedelghem geboren, den 12 van kortemaand 185o.

In slachtmaand 1867 nam hij de wapens op voor Pius IX, en nazijn weerkomste uit Roomen voltrok hij zijne studien en wierdpriester gewijd te Brugge, den 10 van wiedmaand 1876. Kortentijd bediende hij de plaatsen van leeraar te Rousselaere, van hulp-pastor te Wulpen en te Adinkerke, en vier jaar deze van onder-pastor te Dudzeele. Hier schitterde zijn vierigen iever uit : hij stichtte't genootschap van S. Frans X avero, richtte het muziek ervan op,onderhield de broederlijkheid en den vlijt, bouwde de katholijkemeiskesschole, bestierde de vergaderinge der vrouwen, deed de god-vruchtigheid in de parochie herleven, stond een iegelijk ten dienste,en besteedde al de krachten van een kloek gestel en de vierigheid vaneene brandende ziele aan 't welzijn van zijne mede-parochianenZijne name blijft daar leven in eere en zegeninge.

Hij verliet Dudzeele, waar hij zoo gelukkig was, om de klooster-gemeente van 0.-L.-V. van Africa, te Maison-Carree, bij Algiers,binnen te treden, den 21 van lauwe 1881. Na zijnen proeftijd,wierd hij door zijne oversten naar Midden-Africa gezonden, den13 van oostermaand 1883. De reize die hij dan deed, om aan Tan-ganyka te geraken, duurde boven de 4 maanden, al door woestij-nen en busschen, over bergen en moerassen, in die brandende Middel-Africaansche gewesten. Te Kibanga, eenen geringen zendingsstanddoor zijne medebroeders opgericht, wrochte hij onzegbare wonderenuit : nooit en rustte hij, nooit en verdroot het hem, allichte wierdhij de ziele van het gesticht en van het dorpke Mooren dat daarallengerhand nevens ontsproten was. Hij bezorgde de kleene weeze-kens, hield onderrichtinge voor grooten en voor kleenen, reisde rondom 't geloove te verkondigen, speelde den geneesmeester, of verrichttealle slach van ambachtswerk om het voorbeeld van den arbeid tegeven. Twee jaar v66r zijne dood, ondernam hij een gedacht uit tevoeren dat hij verzonnen had : eene nieuwe parochie te bouwen.Zulk een man als hij, was aleene daartoe in state met die onbesuisdeZwarten; en Nieuw-Kibanga of Lavigerie-stad stond opgetrokkenop Sint-Michielsdag 1887. Op 't laatste van zijn leven wierd hijoverste van dien zendingsstand benoemd, en volmaakte dan wat hijvan eersten of begonnen had : van die pas bekeerde, onbeschaafdeMooren miek hij een christen vlaamsche dorp,gansch op zijn vlaamschingericht en bestierd, zoo dat men daar, zegt een ooggetuige, zoumeenen in Vlaanderen te zijn. Uitgeput door werken, overmanddoor de harde lucht en hitte, zoo stierf hij, v661: den tijd, maar rijpevoor den hemel, uitgeleid, wat nog nooit te zien en had geweest,door de tranen zijner weeze-Moorenkinders en aan zijne vriendenschoone voorbeelden en eene zalige gedachtenisse achterlatende.

ZI JN ZIELE RUSTE IN VREDE. AMEN.

Page 61: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

AMAAT VYNCKE

S EDERT langen tijd begeer ik een portret to tee-

kenen van Amaat Vyncke. Die begeerte steekt

nu mijn hoofd en mijn hert vol. Als ik door

de velden ga en mijn dorp doorwandele, ik haal

hem voor de oogen van mijn geheugen; ik spreke

met hem; en geniete een stondeke zijne wondere

gedaante, zijn woord en werk. Maar nooit, tot nu,

en was ik waarlijk voldaan; nooit en had ik hem,

in eene grepe, vast, noch en stond zijne klare syn-

thesis voor mijne oogen, en als ik hem wille teeke-

nen, mijne penne en weet niet hoe of alwaar begin-

nen.

Toch moete ik dat vandaag aanvangen, en ik

doe het goedsmoeds, in de hope dat het eerste

woord het tweede zal bijbrengen, het eerste gedacht

het tweede zal ontwekken, de eerste pennetrek den

tweeden zal vragen en wijzen, en dat macht van

crystallisatie het geheele beeld zal uit mijn pennedoen worden.

In Vlaanderen en hebben wij sedert veertig j aren

geenen man gehad zoo sterk en taai, zoo onver-

moeibaar, zoo neerstig en bezig, zoo stout en zoo

behendig, of liever zoo durvend en zoo doortrapt,

Page 62: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

6o TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

zoo dul en hitsig en toch goed en innig welgezind,

zoo blij en lustig en vol kwdaperterij, j a, blij de

deugnieterij, als Vyncke.

Hij was :

RATTE VYNCKE

Hij kon overal door. Hij wrocht en kapte,

knaagde en beet. Hij zou poot en steert in den slag

gelaten hebben en met bebloeden kop en muil, en

overblijvenden poot, triomfant, gehouden en

gevoerd hebben wat hij gestolen, geroofd of vero-

verd had.Eertijds hebbe ik het kind en den student

beschreven en wil bier herhalen wat ik dan zei :

« Toch wille ik u zoo wel mogelijk dat aardig en

lastig kind verbeelden, zwart van oogen, zwart van

haire, donker van velle, kort gegroeid, toch niet

gestuikt, maar sterk en taai, rilde en fijn, met Oink

ontplooide leden, rap en snel, zijnde een levende

vere in geheel zijn lijf, levende kwik roerende en

doende, ongedurig en speelziek, maar durvend en

stout en edelmoedig, fijn en verstandig vol geest en

begrijp. ...

« Uit Rome kwam hij na twee jaar terug en was

student in het Klein Seminarie to Rousselare.

Daar hebbe ik hem gezien en gekend en mocht

hooge schatten den rijkdom van die overweelderige

natuur. Hij was gebleven wat hij was in lijf en

Page 63: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

AMAAT VYNCKE 61

ziel, in geest en hert, in gang en handel, in werk en

leven.

Hij studeerde en wrocht, ja hij , maar nog pasten

hem min dat enkel geesteswerk en dat doorgronden

van leering en stelsels en wetenschappen, die met

zijn bezig-zijn van hert en geest niet overeenkwa-

men. Ook liep zijn doende werkzaamheid tot alle

andere zaken over : tot vlaamschgezind studeeren

en spreken en dichten en zinger', tot krijgsgezind

muziekspelen en zouaafcorpsen inrichten met

strenge tucht en regel en lastige dagelijksche oefe-

ningen, met schoonverbeeld strij den en overwin-

nen en juichende zegetochten. Ha ! de hofstede

van het Klein Seminarie weet nog van dien stor-

menden inval met vrees en schrik van de Meesters

en lachend gejuich van die honderde studenten-

zouaven. De meerschen van het Collegie hebben

onthouden die krakende en schrikkelijke neder-

storting van hooger verdedigde en bestormde

schansen, en onder het schallen der hoornen en

trompetten, dien weertocht vol triomfe van manke

beenen en bloeddruipende gezichten.

Ja, die Amaat Vyncke niet heeft hooren zijne

commandos schreeuwen, dat koer, gebouw, hof en

straat en markt weerhelmden, die Amaat Vyncke in

zouavenkleed met scherp, recht, stralend rapier in

de hand, met laaiende oogen, niet heeft zien zijn

studentenleger gebieden, in heeten gloed ontsteken

en bezielen, die heeft Vyncke nooit gekend, noch

Page 64: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

62 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

den geestdrift, de opgewondenheid, de dweeperij,

de vlamme en de macht van die wondere ziel.

Ja, ik heb hem van bij gezien dien wonderen

jongen, levende zijn soldatenleven onder ons colle-

giebestier.

Vijftigmaal, zijn bewaker zijnde, en ongerust

omdat zulke naturen gemakkelijk verdolen, ben

ik bij nachte zijne gordijn gaan wegschuiven en

zien of hij wel in ruste was en in orde : hij sliep, op

zijn bed, half gekleed, als gereed om het wapen to

grijpen; en als hij onder streng bevel gehoor-

zaamde, het linnen laken alleen dekte hem. Daarom

als hij zijn eigen meester wierd, priester en onder-

pastor, sliep hij op strooi; en als hij Missionaris ons

kwam bezoeken en geen andere bedden vond als de

rustende wollen bedden van Vlaanderen, hij

zweeg, maar 's anderdags, kwamen de knechten ons

zeggen : de Missionaris en heeft in zijn bedde niet

geslapen maar op de planken er vooren. Lakens en

dekking waren wel ontdaan, maar bleven versch

voor kennende knechtenoogen.

Dat was Amaat Vyncke, kind en student. »

Nu nog, als ik in mijn eigen zijn jonger beeld

zoeke, hij staat voor mij : geheel het lichaam door-

spannen ; de voeten uiteen en de beenen open; de

borst wat doorzakt en inwendig geschoord tot dien

overweldigenden schreeuw; het lange scherpe staal

in de vuist, punt nederwaarts, de linkere vuist

Page 65: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

AMAAT VYNCKE 63

onder stijven arm tegen 't been gesloten; kop en kin

vooruit, met zwarte laaiende oogen, besloten dunne

lippen waar een monkel rond speelt ; — gereed ten

slage, ten spronge, ten duike en ter vlucht, volgens

nood en zottigheid.

Op eenen oogenblik kan hij dat al laten val-

len, uitwendiglijk. Niets en raakt hem meer : Laat

vallen ! maar, zwicht u ! een woord, een klank,

een gedacht, — en hij wipt op, en staat doorze-

nuwd.

Later ook als, professor of onderpastor, hij onbe-

zorgd, met zijn yolk, op wandel rondslenterde,toch

bleef er in zijn oog, zijn oor, zijn hand en voet, eene

gewarigheid en een wantrouwend veerdig zijn tot

verweer of aanval.

Het portret van den lateren missionaris heeft die

ziel behouden, niet waar?

Beziet die stralende donkere opene oogen; — dat

hoog voorhoofd, en geheel . dat wezen, wakend,

kijkend, ter daad bereid; — dien rimpel waar de

bril in ligt; die vaste dulle plooien wederzijds van

neus naar mond; dien mond besloten en hitsig; —

men zou zeggen : dol besluit ; en toch ligt er op dat

wezen, 'k en weet niet waar, een blij de monkel, met

een halven : 't en is niet waar.

't Gene hij daar was en is, bleef hij door het

leven ;

en hij zou bier het oude, dul en lustig Vlaanderen

opgeholpen hebben, en ginder in de mission, uit de

Page 66: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

64 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

negers een jong, levend, lustig zwart yolk gesticht

hebben : christen, vrij en blij.

Hier hield hij zijnen kant en deed zijn werk, het

zijne; nooit vermoeid; nooit ontmoedigd; altijd

voort, altijd voort. Onbewuste rusteloosheid was

overgegaan tot onbewusten werknood met klaren

wil en klaar doel.

In het Seminarie gaf hij den « Almanach » uit, en

de Vlagge Hij zelf schreef en wreef, schreef en ging

achter drukwerk, dag uit dag in, nooit moede nooit

beu. Hij hield aan en viel lastig. Hij zat in de druk-

kerij ; was letterwasscher,. letterzetter, drukker,

verzender, schooier en betaalder, op de beenen dag

en nacht.Professor en Onderpastor, hij was de werkende

hand voor alle vergaderingen. Hij had ze belegd en

saamgeroepen, sprake en zang bedeeld en de lie-

deren rondgestrooid; en als alles uit zijnen zin, en

uit zijn hand kwam, hij stond quasi innocens :

« Kijk, Vyncke ! » — « ja; 'k hen ne keer komen

kijken. »

Speelden de Gilden Philippine van Vlaande-

ren of ander spel onder Rodenbachs geleide en

begeesterende kunstziel, — Vyncke was de wer-

ver, de dwinger, de ontvanger en rekenaar;

Vyncke zat achter de schermen of onder den

theater, en diende ate en lustigen drank; Vyncke

zei het lachend spottend woord en riep den

Vivanons !

Page 67: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

AMAAT VYNCKE 65

En trok hij uit Thorhout, ten twaalven van den

nacht, te voete naar Ruddervoorde, als moede en

of de maten ten tweeèn toekwamen en in bed

kropen, Vyncke wandelde in den hot onder den

sterrenhemel, zong De Blauwvoet dat het helmde

en schreeuwde dat het dorp ervan ontwekte :

Vlaanderen die Leeuw !

Hij wandelde, hij droomde wat, zei een pater-

noster, 's morgends ten vijven las hij misse en

kwam de slapers vinden en uitroefelen. Voor ont-

bijt, ten zessen, at hij lustig een schel hespe, dronk

een glas oud bier, en stond veerdig, frisch, voor

geheel den leutigen lustigen dag.

Staal !

Niets kon hem vermoeien.

Ter feeste deed hij naar Rousselare die boe-

renzonen komen van Zedelghem, zijn geboorte-

dorp, en... 's avonds misten zij, daar hij er bij

was, den trein naar huis. Daarop en dubte hij

geen oogenblik, maar, na lustig avondmaal en

welgezinde pijpe, trok hii met zijn yolk, te

voete, door den nacht naar Zedelghem, vijf uren

verre, en was 's anderdags 's morgends vroeg

weer in 't Collegie om misse te lezen en zijne les-

sen te geven.

Ruste ! daar loech hij mede.

Gilden, en Kamers, en Maatschappijen stichtte

hij overal en hield ze in lustig jong 'even. Zijn

dorp kent nu nog de herbergen : De Blauw-

3

Page 68: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

66 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

voet, Zannekin, De Vlaamsche Leettw, en watweet ik al.

Zijn geestelijk werk droeg dezelfde prente, want

het kwam uit man en wezen.

Hij diende God en Kerk, maar was voor den

autaar eer de haan kraaide. Hij deed misse, las

zijne getii den, ging den kruisweg en zei andere

gebeden, stipt, op uur, met vlijt en drang, met

korten keer, besloten oog en doortredenden voet.

Uit den weg ! die hem voor de beenen liep.

Hij onderwees en prak ; — maar 't was kort en

bondig, klaar en zwaar, zonder suiker en zeem :

plicht en recht ; met eigenaardige, beeldrijke, inge-

groeide, ongemaakte en ongekunstelde taal, met

inprentend woord en zegwijze.

Hij bezocht de zieken; maar 't was vroeg en laat,

door net en vuil, modder of zand, door regen en

wind, met zijn eigen blijde hoop en ophelpend

woord en daad.

Hij was gemeen met alleman, de vriend van den

werkman, maar hij sloeg zeif de hand aan 't wer-

manswerk en stak den schouder onder den ver-

stelden wagen.

Hij hielp den arme en stond ten dienste van

iedereen en roerde voor die 't vroeg penne en mond

en hand en voet.

Door dat woord, dat werk, dat peizen en willen

en doen bruischte en spatte een allesoverborre-

Page 69: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

AMAAT VYNCKE 67

lende leven vol jacht en luim en kuren. Onze wereld

was hem te nauw. Hij had de bane noodig, de breede

bane; — neen ! de weide, de open weide zonder

einder of palen,— neen, de woestijne, de zandwoes-

tijne, de wouden ondoorgrondbaar, de Bergen en

vlakten, de vrije natuur onder Gods bernende

Zonnestralen.

Hij was gekleed in Zonnestralen.Ons kleed was hem te nauw, onze stap en gang;

ons woord en zang; onze beschaafde, geregelde,

geteekende wereld; hij moest daaruit !

Hij was student. Hoe zou hij in een Collegie

leven, op ure en plaats, in spreken en zwijgen, met

zitten en gaan, studeeren en spelen? hoe zou hij

daarin passen?Ook haperde hij hier en daar, in zijn wilde

sprongen en moest van Collegie veranderen, zelf

onveranderlijk, tot dat hij eindelijk naar Rome

trok en zouaaf wierd.Hij werd professor. Het was in den tijd van die

groote stooringe; en als, uit Brugge gezonden,

Vyncke kwam Van Hee vervangen die om reden

van keelkwaad niet meer spreken mocht, geheel

't Seminarie ruischte en zottebolde : Vyncke,

Vyncke, Vyncke ! Ik hoore nog 's anderdags den

Zeer Eerw. Heer Overste, Kanonik Delbar, vezelen

over tafel aan zijnen gebuur : « Je crois que

Mgr Dessein nous a fait une farce. » Hij moest

daaruit en wierd onderpastor.

Page 70: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

68 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Het dorp was breeder en wijder dan de collegie-

muren. Nog te nauw; veel te nauw ! Hij was onder-

pastor te Dudzeele maar zat te Brugge, te Kortrijk,

te Wervicq, te Gent, te Antwerpen en waar weet

ik al. Aan zijn muziek wierd verbod gedaan van in,

de straten te spelen, maar hij klom op Lisseweghe-

toren en deed over de streek zijne koperen monden

weerhelmen. — Uit het bisschoppelijk paleis van

Brugge, waar hij tot derde streng vermaan geroe-

pen wierd door Mgr Faict, die hem genegen was,

droeg hij 30o frank weg (— Hij had die eerste

Misse gelezen te Dudzeele ! —) en aan Mgr Van

Hove die hem tegenkwam en monkelend vroeg :

« Heb je 't gekregen? » hij antwoordde : « Ja ik, en

't zit hier nog ! ». en hij sloeg triomfant op den

schathoudenden binnenzak.

Ja, dat leven alhier was te nauw. Hij wilde

daaruit en wierd missionaris. Eindelijk, nu,

hieven en ontplooiden in eens al de gaven van

dien wonderlijken man

passend !

Nu mochten stroomen en wentelen, vrij, onge-

dwongen, zingend, wellustig en dankend, die zee,

die machtige wateren der groote zee, die dat over-

matig hert ten boorde toe vervolden.

Nu vond ruimte en lucht in het missionarisleven

de brand die hem doorlaaide.

Nu vond zijn onvermoeibare ontembaarheid het

Page 71: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

AMAAT VYNCKE 69

overlastig werk, het tergend derven en ontberen,

den dagelijkschen strijd, waar zijn stalen natuur

haar bot op sloeg en lam.

Nu vond zijn aardig denken en willen en doen

hare eigen ongemeten vrijheid.

Nu vond zijn oog, zijn hand, zijn voet, zijn grepe

en gang en sprong hun passende land en grond en

yolk.Zijne historie vertelle ik niet, maar schetse alleen-

lijk zijn beeld en die wondere natuur uit kokend

metaal gegoten, maar met spertelend, spoute-

rend, luimig, zot, bedriegend kruit, doorstoven !

Leest entwaar het verhaal van zijn leven.

Leest zijne brieven. — Zij zijn, ongelukkiglijk,

wat getemperd en verzoet, wat gezicht en gezui-

verd ; maar nog vindt gij er : Vyncke.

Het kruis draagt hij op de borst, en legt hij op

zijne tafel; maar bij de hand houdt hij het zeven-

schot en het scherpe staal; en komen die nieuws-

gierige bewonderende zwarten wat te dicht, hij

grijpt den koperen hoorn en met zotschetterende

deuntjes helmt hij ze weg.

Hij zoekt en peist en droomt en studeert en leert

die vreemde talen : maar daartusschen zendt hij

taalbrieven naar de Vlagge, en zotte maren naar

het Manneke uit de Mane, waar koning Simafouta

te veel Pombe drinkt tot grooten spijt van die

koninginne Amasi wier name vertaalt in karbon-

keisteen.

Page 72: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

70 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Hij werkt en slaaft en loopt en draaft en is, zoo

hij met altijd blij den lippenplooi zelve zegt : school-

meester, geneesheer, j ager, zanger, muziekmeester,

reizende preker, horlogie- en geweervermaker, land-

bouwer en hovenier, kindermeid bij de weezen,

taalvorscher onder 't yolk, lichtprenter en wat

weet ik al.

— Dat is minderwerk en hulpwerk.

Maar zijn groot werk, zijn meesterwerk, dat

Amaat Vyncke alleen ooit dorst ondernemen en

aangaan, het is 't herbouwen van zijn dorp, van

Kibanga. Zijne onhandige negers leert hij werken;

hij werkt mede. Zij bakken steenen, zij metsen, zij

timmeren : Muren rijzen; de gebouwen stijgen op,

de kapelle, de scholen, de gasthuizen en oudeman-

huizen, de woningen. Alles in wild Afrika wordt

een Vlaamsch dorp, half beschaafd en godvruchtig,

waar den Zondag in de proppende kerk Pater

Vyncke het evangelie uitlegt aan zijne wilde paro-

chianen : en waar de kinderen den Gloria en Credo

zingen daar zij, jongens met Vlaamsche namen,

wederkeerende van den dienst, in school en op

straat hunne blijde liederen wederhelmen doen, op

Vlaamsche wijzen.

Dat alles bezielt hij met zijne ziel, geleidt hij

met oog en vinger, met schreeuwend woord en

wippenden voet.

Hij zit vol staal; hij zit vol veren ; hij zit vol

macht ; hij zit vol weérstand.

Page 73: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

AMAAT VYNCKE 71

Begeven? Nooit ! hij is een Zonnekind.

« Keer, voor eenen tijd, weder naar Europa »

roept en schrijft men hem van alien kante. — « 1k

ben 't gewend, » antwoordt hij, en gaat met zijne

kroezelkoppen spelen.

De mare komt : Vyncke is dood !

Maar van zijne oude vrienden, die hem ken-

den, geen een die 't gelooven wil; geen een die

't gelooven kan. Zij schudden hun hoofd en zeggen

stillekes bij hun eigen bitsig : Vyncke en is niet

dood !

Dagen en weken daarna, als 't kwade nieuws niet

meer en mocht betwijfeld worden, als ons verstand

het zeker wist, dan nog bleef ons gevoelen als onge-

loovig. Er hing gelijk eene onmogelijkheid, onbe-

paald en onvatbaar, boven die dood : en ik hoore

Van Hee nog zeggen : 't is aardig ! Vyncke is dood

maar wij zullen hem nog onverwachts zien in voile

leven verschijnen. Als niemand meer op hem en

peist, hij zal entwaar opkomen, als koning met

een leger zwarten ! Dat ligt in mijn iucht !

Zoo stond en staat Vyncke, hier en ginder, in zijn

eigen schoon voiworden wezen.

Hij is ontwenteld uit note en kiem, opgeschoten

en gegroeid, door dag en nacht, door regen en

wind, door mist en zonne, door stilte en storm, tot

het voile bezit en genot van zijn eigen macht en

leven.

Page 74: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

72 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Vyncke, al ligt hij in 't verre Afrika begra-

ven, staat hier onder ons, in zijn studentenkleed,

in zijn zouavendracht, in zijn priestergewaad, in

den witten missionarismantel, als een beeld

van roerende, doende, durende, onbegeefbare

werkzaamheid, vol lust, en stalen, goede, hooger

leven.

Staal, met kruit doorstoven !

Page 75: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

HENDRIK PERSYN

H ET is onze oude vriend.

Onze vriend?

Ja, de Onze; dat is vriend van al die hem

gekend hebben en in betrek met hem geweest zijn.

Hij is de vriend van alle Vlamingen.

Dat komt hieruit :

In hem liggen wondere begaafdheden, en veer-

digheden tot verre uiteenloopend wezen en werk :

In hem ligt eene dichterlijkheid die fijnen geest,

edel hert, zangerig woord, vriendelijke daad, zingen

doet en in klaren glans omstraalt.

In hem ligt eene bedrijvigheid, eene wakkerheid,

die onverpoosd, nooit moede, nooit ontmoedigd,

altijd voortdoet en altijd herbegint.

In hem ligt een vrij en ongebonden Vlaamsch

wezen, dat, stille, in geest en wille en gang en stre-

wn, stille, naar een doel gaat, onweerhoudelijk,

ontegenhoudelij k.

In hem ligt eene gulhertige vriendelijkheid, inkop en woord, in hand en voet, in huis en heerd.

Hij is een geheele, een dichterlijke, verstandige,

,sterke, goede, vrije, vriendelijke, heusche Vlaming.

Hij is een dichter.

Dat wil niet zeggen dat hij gedichten uitgeeft en

Page 76: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

74 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

boeken schrijft ; — Neen ; — maar der hangt hem

een zoetzilwnde vedel in de ziel, die zingt in dicht,

in lieve verzekes, in liederen en liedjes. Geen een in

Vlaanderen nu, sedert Rodenbach, die kan liederen

dichten voor het Vlaamsch studentenvolk, voor

het jonge yolk, voor het Vlaamsche yolk, gelijk hij.

De studentenziel leeft in hem. De zangerigheid ligt

in hem, en dat, 'k en wete niet wat, dat het liedeken

liedeken maakt, dat het liedeken zingen doet in

zijn eigen, in woord en maat, en stap en gang. Dat

heeft nu, bij mijne wete, hier in Vlaanderen, Persyn

alleen. Zijn lied, van als het uitkomt, ligt in den

mond der studenten. Het past ! Het is geest en hert,

vinnigheid en scherts, lust en roering, leute en

leven.Het is de uitsprake van al wat zij peizen en

willen en doen. Het is hun woord- en zangwezen.

Zij leven er in.

Horkt maar hoe Wijtewaa en zijn hert zingt en

klopt in

DIE STUDENTEN

Zes studenten in verlof,Watiwee Wetiwaa

Ketsen heel hun Vlaanderen of,Wati-weti-waa;

Drinken wel en rooken fel,Spelen vrij en vlaamsch gespel.

Witi-Wati-WetiwaaWati-weti-waa !

Page 77: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

HENDRIK PERSYN

75

Heil den baas van « Weetje-waar » !Watiwee enz.

Zoo zoo roept ons vrome schaar,Wati enz.

Want hij leende ons weer en goedSporen aan den blauwen voet.

Witi-wati-wetiwaa enz.

Overal de Vlagge in top,Heldere ooge, warme kop,

En de strijdzang langs de reé« Vliegt de blauwvoet? storm op zee ! »

Leefden wij nog honderd jaar,Nooit en rouwde 't onze schaar,Al ons doen voor 't Vlaamsche diet,

't Gildeleven, 't Gildelied !

Belet die zoete zangerigheid, dat klankenspel,

dien maatslag voor lippen en lijf, en voet en veder.

Daartoe moestet gij den zang hooren, want het

woord is uit den voois en de wijze geboren.

En die vinnige, blijde vlaamschgezindheid !

Fijner nog hoort en vat gij ze uit de lieve scherts,

uit den monkelplooi van woord en wijze in

HET WIEMKE

Het wipte een wiemke in een weideken zoet,En 't hinkelde al op zijnen blauwen voet;

Ei ! 't was in de mei,Zo zei !

Ei ! 't was in de mei !

Page 78: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

76 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

De mierkens kropen op 't gerzeken groen,En loechen zoo lustig om 't wiemkes doen,

Het rekte een krekel zijn mageren hals,En dons met de kobbe een blij de wals,

Het zonneke straalde lustig en helAl schouwen over dat blij gespel,

Wel sprong er een geitje zoo spijtig in 't rondOmdat 't er geen fransche klaver en vond.

Maar 't kwam een daze daartoe gesneld,En ze stak er de trompe met groot geweld.

En met zijnen blauwen wippenden voet,Dreef 't wiemke dat geitje uit 't weideke zoet.

En 't hellemde alom nu a Vivan ons ! »In Vlaanderen weiden geen fransquillons !

En horkt nu naar die luide leute, in minne en

male; hoe zij zingt, hoe zij bruischt, hoe zij welge-

zind perelt in het helder bier : — ja, dat is wat veel

en wat lang van ook dat derde lied to drukken;

maar het geeft mate en kleur en geur en lustigeblij heid.

JAN GEERSTEGRAAN

Jan Geerstegraan, dat is de nameDes oudsten aller graven van ons Vlaanderland;

Geen keizer steeg zoo hoog in fame,Ofschoon dat Jan maar strijd en voert de schaal in d'hand.

Ja Caesar was zijn tijdgenoot,En nog en is Graaf Jan niet dood

Jan Graan, Jan Geerstegraan, Jan Geerstegraan.

Page 79: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

HENDRIK PERSYN

77

Noch Spanjen, 't land van « warmen wine »,Alwaar men lustig levend met de bekers klinkt;

Noch Duitschland waar men aan den RhijneDen « Coelen » uit de trossen perst, « and jauchzend

Noch dit noch dat, wilt mij verstaan, [trinkt »;En kan aan onzen Geerstegraan,

Jan Graan, Jan Geerstegraan, Jan Geerstegraan !

Men roemt, ja, nog den eed'len « bruisschaart »Die, zegt men, in den lande van Champagne wast;

Doch zwicht uw hoofd, of 't wordt 'ne ruisschaart,Van zoo gij wat te wale metter schale brast,

En daarom laat de kruike gaan,Met 't peerlend bloed van Geerstegraan,

Jan Graan, Jan Geerstegraan, Jan Geerstegraan !

Als 't male was op 't eiland Wulpen,Zat Wate met de Wikings aan het stormend strand,

En dronken vrij veel versche schulpen,Al sagen van hun slagen tegen 't Wallenland;

Ser Wate liet den hoorne gaan,En 't gong er : aan Jan Geerstegraan,

Jan Graan, Jan Geerstegraan, Jan Geerstegraan.

Geen vromer held in Kerstenhede,Geen man lijk Grave Jan die Vlaanderen eere doet :

In feest en spel, in strijd en vrede,Daar stroomt bij schaal- en bekersklank zijn edel bloed.

Sa maten ! laat ze nogmaals gaan,Voor onzen held Jan Geerstegraan,

Jan Graan, Jan Geerstegraan, Jan Geerstegraan,

Hij dichtte ook hooger lied, als voor de verheer-

lij king der Boeren, te Thielt ; hij vertaalde Duitsche

Page 80: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

78 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

liederen : onder andere, in allerzoetste, innige

verzen Die Waterlelie

De blanke waterlelieWijkt voor de zonnepracht,En met beloken boezem,Verbeidt zij droomend de nacht.De maan is haar vriendinne,Die wekt ze met heur licht,Voor haar ontsluiert zij vriendlijkHeur heerlijk blommengezicht.Zij lonkt vol liefde omhooge,Stom blaakt ze in 't geurend kleed;En staat en trilt in tranenVan louter liefdeleed.

In geen verzen alleen, in prachtige heldere zin-

gende proza, in die proza die teekent Heirman,

of H, en die klaar, zoetgevooisd en volmondig den

geest, het hert en de lippen een genoegen is, dicht

hij, en schrijft hij.De Kunst, de edele kunst brengt hem dat innig,

dat waar, dat smakend genot ;

Gods schoone natuur bezoeken, bewonderen en

genieten is hem een flood;

Vlaanderen ligt vol stralen in zij nen geest en hert ;

het oude Vlaanderen, het Vlaanderen van heden.

0 schoon Vlaanderen !

Het huizelijk leven gaat bestraald met heerlijk

licht. — Ja der hangt hem overal en to aller ure

een zoetzingende vedel in de ziel.

Page 81: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

HENDRIK PERSYN 79

Gij zult zeggen : — Een poeet ! — een onbekende

dichter, — onpraktisch !

Neen ! Geen poeet ! en « praktisch » boven maters.

Hij heeft klaren bepaalden wille, bedrijvig en voort-

doende werk en streven, naar klaar en bepaaldJoel :

Het heropbeuren van 't vervallen Vlaanderen !

Daartoe gaat hij, daartoe werkt hij, dat betracht

hij ; nooit moede, nooit ontmoedigd, veerdig en

dadig, altijd voort. Immer voortdoen en herbe-

ginnen. Ook vindt gij Persyn overal, en zijn hand

in alle werk.

Hij is van « den Swigenden Eed »;

Hij hield de Viagge waaien, en steunde ze, en

schreef ze, en stond, de man die den last, den name

en de verantwoordelij kheid dragen kan en durft ;

Hij geeft uit Het Manneke uit de Mane ;

Hij belegt en bestiert de Studentenmalen ;

Hij is de werver en het handteeken in den Bond

der Oudhoogstudenten ;

In alle betoogingen te Brussel, te Antwerpen, te

te Gent en te Brugge, is hij ; en gaat luisteren naar

Vlaamsch muziek en zang en spel;

Hij was de stichter en herstichter van Het

Vlaamsche Volk.

Hij staat geboekt, met dank, in den Liedeien-boek van Karel Heyndrickx ;

Hij is in 't bestuur van 't Niezize) Belfort en deDietsche Warande.

Page 82: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

8o TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Yen passe, et des meilleurs.

Niets roert er in Vlaanderen, niets werkt er, niets

wilt er weerop, of Hendrik Persyn is er bij en aan.

Hij draagt immers, van binnen daar, eene onge-

bonden, nooit weerhouden, nooit benauwde, vrije,

stille ziel.

Zijne vrijheid is geen vrijheid van gerucht en

geweld; geene vrijheid die met hoed in de lucht en

luide stem schreeuwt en woelt, en al de vijanden,

ook de gedroomde vijanden, wilt verslaan; zijne

vrijheid is gerust en onraakbaar ; zijne wegen gaan

zeker, door denken en willen en doen, met een glans

uit der oogen, vol genegen goedheid. Zijne vrijheid

ligt in zijne ziel. Hij wil Vlaanderen zien herworden ;

het yolk zien worden, de studenten zien worden,

zelf worden; zijne vrijheid is : Worden!

Zoo is hij nu; zoo was hij aan den gang reeds

van in zijne studiejaren ; en hij lacht nog als hij

vertelt hoe hij en zijne makkers voeren in 't Collegie

van Thielt, ten tijde der Blauwvoeterij, als zij,

studenten van rhetorika, aan den E. H. Overste

gingen vragen om te mogen naar de vergadering

gaan van het Davidsfonds waar Gezelle, Guido

Gezelle, gevraagd was om te spreken.

Vous n'v songez pas sans doute. Gezelle ! alley

e'cuuter Gezelle ! Mais fe n'irais pas moi menu,

si fe n' dais et la direction du Davidsfonds!

Hij, student, monkelde, en wrocht stil voort.

Zijn collegietijd, zijn Leuventijd, zijn later leven,

Page 83: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

HENDRIK PERSYN 8i

blijven van een stuk, gaan in eenen tred, en hebben

al gene dezelfde ziel.

Daarin, daardoor, stapt hij zonder omkijken,

maar ongespannen, los en gemakkelijk, blij en vrij

over die Vlaamsche bane, Hendrik Persyn.

Zijn huis en heerd zijn het beeld van zijn wezen.

Onder hooge boomen, achter vriendelijke bloemen,

liggen voor zijne deur twee steenen leeuwen. Zijne

verandah of ontvangkamer, in ouden Vlaamschen

trant, weerkaatst zijn blijde, vrome Vlaamsche

christene ziel :

Boven den heerd, onder dat schouwblad, staat

in gulden letter dat woord :

Vlaamsch en Vrij,

Onder het Kruisbeeld :

God leeft die 't al geeit ;

Op den muur tusschen klimmende leeuwen;

Ghi syt ons alle willeconie.

Daarbuiten strekt en teekent liefelijk, in donker,

in groen, in geluwbleek bladergewelf de vriende-

lijke hof. Daar is hij to huis, en staat en gaat en

spreekt zij nen gasten het Vlaamsch woord, genegen.

Wij zitten aan tafel, en peuzelen vriendelijk aan

dat overheerlijke milde maal; en drinken een teuge

koelen en warmen wijn ; en klappen in leute onder

malkaar. — Wat bonte spreuke botst er u weerom,

uit onhebbelijken mond, Van Hee? -- Wat droeve

Page 84: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

82 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

fijne blijde scherts vertelt gij daar zoo zoetjes,

Lauwers? -- Wat affirmeert gij en beweert het

vast en zeker, met welgezinde woord en deurdrin-

gende hand- en vingerbewijs, Deplae? -- En gij

alien, daarrond, dischgenooten, pastor Verriest,

Wostijn en andere, hoe jubelt gij in blijder woord

en herten hooggezind?

Maar zwijgt een stond : Leuven staat recht, en

veerdige vingeren rollen over het klankberd. De

Vlaamsche liederen uit den studenten-liederenboek

weergalmen. Ei Heyndrickx en Speleers, wat hebt

gij een hooge blijde edelgezinde ziel. Zingt voort !

-- en stiller monden antwoorden u.

Maar zuutjes heft nevens mij en zingt merle, nit

heeten zielendrang, een gouden vrouwenstem. Gij

ook, de Vrouw, de Vlaamsche vrouw, de blijde, de

goede, de heusche, gij deelt zijn wezen in dien hoek

ook van het leven, niet waar, in vlaamschgezinden

smaak en kunstgenot. Boven de hoofden uwer

kinderen hangt gij zulk dagelijksch denken, en

voelen, en minnen. — God zegene u, o blijde Kin-

deren, in uwer ouderen vroomheid, en heerlijk

denken en willen en doen.

Page 85: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

LEGIO

Der viel een vonke vier ne keerin de asschen van den heerd.

LEGIO, wat is er van u geworden?

Ik hebbe u zoowel gekend, en van zoo bij !

1k hebbe u gehoord, verstaan, bezien; en

vol betrouwende hope hebbe ik uwen later bepeisd

en verwacht.Gij moestet entwat warden; gij moestet iemand

zijn. Uw woord ging geheel Vlaanderen doorzinde-

ren en doorzingen. Uwe ziel ging ons jonger yolk

bezielen.

Waar zit ge nu verholen?Zijt gij door natuurlijke onmacht ineengezakt,

ten gronde gevallen en vergaan? of wierdt gij al

met eens in uwen groei weérhouden, en zijt ge

gebleven wat gij waart, ... eene hope voor later?

of zijt ge misschien gaan leven in de eenzaam-

heid, — in de eenzaamheid niet van afgezonderd

huis of klooster, — maar in de eenigheid van uw

zelven : denkend, gevoelend, schrij vend, dichtend,

smakend en genietend, binnenwaarts alleen? —

levend het hooger leven achter gesloten deuren,

uit vreeze en schuchterheid voor dien schat, den

Page 86: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

84

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

kostelijken, den beminden, den broozen, dien gij

in uw herte droegt?

Gij zat vol wordende krachten : een klare geest

vol stralen; een hooger gevoelen, met een zeege-

weld, naar boven; een woord dat klonk en zong.

Ik vervolgde u, en zag met geerige vreugd uw

wezen ontzwachtelen, groeien, en openbloeien...

to wege.

Waar zit ge nu verholen of verdoold?

Uw kroezelkopken, rond, blond, mager en door-

teekend in voren van magerheid, met eenen plooi

links naar omhoog, met eenen monkel naar de

zonne, en eene soort van dolle stoutheid in nek en

voorhoofdwende; uw mager rilden wasdoin, vol

zenuwen en gespannen spieren, zie ik nog en zoude

ik teekenen.

Gij gingt een denker worden;

Gij gingt een spreker worden;

Gij gingt een dichter worden,

en zijt het nog misschien.

Maar waarom staat gij op den berg niet, door

den morgend omstraald van den rijzenden bleeken

zonneglans?

Waarom hoore ik uwen naam niet weérgalmen uit

de herten en boven de hoof den van ons j onger yolk ?

In uw woord zat nogtans klank en zang genoeg,

en hooger denken, en heeteren gloed uit den

boezem.

Page 87: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

LEGIO 85

Nauwelijks uit de kinderjaren dichttet gij, met

vaste woord, om vaste beeld, uit warme ziel :

1k kieze hier drij dichtjes :

DE ROTSE

Al buld'ren heeft de woeste orkaanHet woelziek nat bestegen —

Het monster schudt zijn blanke maan,'t Komt grinzend aangedreven

En grijpt met wilde krachten aanDe Rotse.

De wolkenreus met zwart gemoedStapt aan; zijn brandende ooge

Ontwaart de prooi. — In dolle woed'Hij grijpt zijn pijl en boge

En bliksemt met een vlammenvloedDe Rotse.

Maar vruchtloos paart ge uw blinden haat;0 Bliksem, Zee en Winden :

Verdubbelt woede en kracht... en gaat !...Gij zult ze sterker vinden :

Op 't eeuwig woord des Heeren staatDe Rotse.

NON PRCEVALEBUNT

Hoe storten al die eiken zwaarTen gronde?

Wie gooit en smijt hun trotsch geblaartIn 't ronde?

Page 88: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

86 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Wie staat op hun verdelgde kruinIn zege

En heeft zijn troon op 't stuivend puinGeslegen?

De zunne is door het wolkenheirGebroken;

Zij heeft heur breede viervlerk weerOntloken,

En hangt om 't hoofd van hem die vlochtEene kroone.

Geheel van vlamme en vier gewrochtTen toone.

OPWAARDS

Wanneer een leger, strij den-zuchtig,Een ander onder de oogen treedt,Daar rijst van beide kanten duchtigEen muur van dreigend ijzer breed.En nauw heeft de trompet geschetterdEn klinkt zij 't daverend luchtruim rond,Of iedere muur haar wederklettertEn roepen duizende uit een mond

Voorwaards !

En als de strijd heeft aangevangenEn de een muur op den anderen klotst,Dat van weerkanten heele rangenDood worden op den grond gebotst,Dan is er een die, voorwaards dringend,Door man- en peerden, onversaagd,Maar altijd doet het voorwaards klinken,Terwiji dat de andere stortend klaagt :

Achterwaards !

Page 89: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

LEGIO 87

Voor ons is 't strijd ook hier beneden;Het christen yolk voert ook een vaan,En menig vij and treedt ons tegenEn zal met ons den veldslag slaan :Maar, onder 't vechten en het strij den,Het rugwaards, 't voorwaards, 't raakt ons niet,Een roep, in 't treuren en verblijden,Maar altijd bonzend 't herte ontschiet :

Opwaards !

Dat was jonge, wilde gloed, die uitbrak in woord

en rythmus; maar hork gij zelf, bidde ik u, al uw

verleden herdenken, hoe uw gedacht en beeld en

woord ontwikkelen en openplooien ; hoe lucht en

Licht, los en vrii, beginnen te spelen in bosch en

bladerholten, in zin, gevoel en sprake ; hoe de

klanken anders zinderen en zingen, over inniger

gevoelende snaren :

DE ZOMERNACHT

Daar kwam er ne reuze gewandeld,Gewandeld uit den bosch,

Hij stapte deur de velden,Geheel in 't zwarte gedoscht.

Zijn hoofd zat in de wolkenEn pekzwart hong zijn hair,

En onder zijn groeiende schaduweDook de aarde en de zee te gaar.

En schuddende kwam de reuze,En 't ruischte wijd en breed,

En 't druppelde rondom de aarde,Van 't lange zwarte kleed.

Page 90: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

88 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Daar dronken, het hoofd omhooge,In wellust en wiegenden droom,

De slapende blom en de weideEn het veld en de zuchtende boom.

Zoo kwam er ne reuze gewandeld,Gewandeld al uit den bosch,

Hij stapte deur de veldenGeheel in 't zwarte gedoscht.

Stillekens aan wierdt gij uw zelven meester en

hield uwe dolle peerden in gerusten breidel. In

antwoorde op dat gedicht, De Zee, schreeft gij, niet

waar :

DE VLOED

De Groote zee is weg, zucht gij,Maar 'k zeg u, dat is 't ebbetij ;De zee zal keeren met den vloed,En vloed zal t' worden, — 'k doe dat goed —En hooge vloed — dat zult ge zien —Daar 't zoete yolk zal leed om lij en.Dat yolk dat, wis om ons beschaamd,Ons lieldevol onnooz'len naamt...

Ei ! de ebbe is 't enden; 't ver geruischVan baren ende windgedruischRonkt somber van uit voile zeeEn meldt den wand'laar op de reeHet magtig zwellen van den vloedDie Vlaanderen hopend trillen doet.

Page 91: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

LEGIO 89

Een ding bleef er van u te verwachten :

Gij wierdt zoo het schijnt den nood te voelen van

gekende, genoten, sierlijke, voile, lichte, vrije,

sterke schoonheid. Snijwerk en drijfwerk groeiden

dan bij dag uit uwe hand. De beitel en het stalen

punt zocht gij natuurlijk. Gij wierdt jong ! jong

gelijk de j onge knaap die, aan de jonkheid gekomen,

zijnen stap opraapt, zijn lijf en leden spant, zijnen

kop wascht en zijne knevels strijkt, en lucht en

zonne schudt rondom zijn uit- en inwendigen bloei.

Maar neen, niet waar, dat is uitwendig werk en

spel; dat is bijzaak; en uwe groote gave was die

diepe, innige prachtige ziel, die door zinderende

woorden naar buiten stroornde.

Hoe schoon uwe

STILTE

Toen uit het vierig bloeden van de roode westerkimme,Aleer zij neerzinkt in het blakend diepenDer lucht, de rustige avondzon haar moederlike blikkenAlover 't groene borate veld laat weiden,En met heur lange stralen; lijk met uitgestrekte vingeren,Elk schepsel schijnt te willen dronke streelen,Het voelt hem al geneigd tot rust en vrede en stil genieten.

..........

. ..........En ga ik dan de kalme velden in,Mijn ziel wordt kalm, en neuriet zachte liederen, lijk deWen hij een welbekende lied hoort zingen [zangerNiet laten kan van uit zijn gansche ziele mee te zingen;En stuwt mij drift, en pijnt mij wee, en ligt

Page 92: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

90 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Het in mijn ziel als in een zee aan 't woelen en aan 't zie-De stilte der natuur zal ondanks mij [den,Den storm bedaren; want ik voele mij van haar als 't wareIn de arms gegrepen, lijk een schreiend kind.Dat zijne moeder, angstig op haar minnend herte sluitend,Met kus en zoete woorden brengt tot zwij gen.Hoe woei de wind van gister naar mijn zin !Hoe stond zijn lied to akkoord met mijner zielOnstuimig lied ! Hoe horkte ik welgezindHem zweven over 't blakke veld, al huilenDe rij en hooge boomen rij den op,De vuisten slaan aan hunnen kalen kop,Ze schudden dat al hunne wortels kermden,En dat de bodem klachten kloeg als 't wareIn barensnood.

0 wen die binnenzeeOntstelt, die men de menschenziele noemt,Wen langgevoede en langbedrogen driften,Wen fierheid, spijt, verlangen, angst, mistrouwen,Vijandig op malkander botsend, 't herteTen wilden kampe serren, en daar eenI)ier pijnelijke strijden baren, waarDe ziel zoo machtig vele kan in lij den,Het doet eens deugd, als, buiten, de elementen,Ontbonden, zingen lijk de ziele zingt.

Ja, dat vrage ik u verwonderd : waar zit ge nu

verholen of verdoold?

Wat is er van u geworden?

Hoe dikwijis toch in onze jonger jaren hebbe ik

u vervolgd en nagekeken ! Hoe dikwijls hebbe ik uw

geschreven woord gelezen, en er uwe groeiende,

Page 93: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

LEGIO 91

uwe pijnende, uwe zoekende en wordende ziel in

gezocht en gevonden.

Want ja, niet waar, uw ontzwachtelen waspijnlij k.

Uitwendige kunst was u merle, en lag over u. Las-

tig, en met tegenzin om de pijne, zou daardoor uwe

ziel wel eens booren; maar dikwijls, voldaan met

den « procede, met dien acquisitum tevreden, als

moede van inwendigen last en drang, wildet gij

zitten en rusten. Aan uwe ziel, de groote, zeidet

gij : Zwijg daar ! en laat mij gerust.

Gelukkiglijk, zij horkte niet; zij en kon niet

horken. Te veel krachten staken in haar; te veel

bronnen welden : te veel woorden bloeiden op; te

veel liederen wentelden in blij den en onbepaalden

zang naar buiten en naar omhoog.

In verzen?

Neen; in lichtgolvende, innige, krijstalen proza.

Verzen ja dichttet gij wel, en teekendet er in

met zacht begevend lood :

De mantel is zwart ende zwart is de hoed,En zwart is de waaiende pluimeDie zwaait op den kant van den somberen hoed;En zwart zijn de stalene schoenenDie kort ende breed en met puntigen topAl kietteren slaan langs de steenen.Het wezen is zwart lijk de donkere nachtEn de oogen zijn gloeiende kolen.

Page 94: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

92 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Van onder den mantel daar komt eene klauw,Die zwart is lijk 't ander, geschoten;En grimmend het spook heft den klauw naar omhoogEn grijpt in het ijdel geluchte.

Neen, niet waar; het vers mocht wel uw hertbegoochelen, en somtij ds in zoetklinkenden ryth-mus Jansen door uw lichte bewoordinge ; maar datwas min vrij, min eigen. Het was weerhouden, inzijn schoon, gemaakte maaksel.

Geen zee- noch zielgeruisch.Uw nette, klare, proza liet integendeel vol waar-

heid en innigheid en genot die ziel uitstroomen.Gij gingt in prozalied, — neen, in prozazang, --

neen, in prozawelle, vol frischheid van wateren, volwalm van eenzaam bosch en bladergroen, volgeur van verlaten bloemen, dat inwendig, pijnlijk,zoete wee, doen overvloedig stroomen.

Dat las ik ten anderen in geheel uw wezen : Inuwen schoonen jongen kop, zoo . net geteekend, meteenen glans van eindeloosheid in uwe bruine wak-perelende oogen. Eindeloosheid en eenzaamheiddroegt gij mede overal : in studie, in werk, in spel,in vermaak. Zij lagen daaronder, diep daaronder,maar bleven tot in schetterende leute. Zij wacht-ten. Diepte alonder, rust alonder, innigheid alonder,eenzaamheid alonder, eindeloosheid alonder, ge-heim alonder en onverstaanbaar mysterie.

Gij gingt nooit bekend worden, nooit gelezen

Page 95: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

LEGIO 93

worden door de menigte. Maar een kleine kring

ging scharen rondom u, en zoetjes luisteren naar

die bronne, naar dien waterval, naar hun heime-

lij k, heimelij k, heimelij k lied.

Weet gij het nog, van dien avond in de letter-

kamer?

Gij hadt nu op een blad drie vier, dien stillen,

inwendigen, zoetpijnenden snarenzang verteld ; En

ik zeide u : — Leest.

Gij keekt omhoog, verwonderd en benauwd. Dat

was, docht het u... voor mij, en voor u, alleen ;

en ik zie nog dien ongeloovenden monkel uwe lip-

pen plooien.

Leest !

Gij deedt het toch. — En 's avonds, onder de

studenten was het een genegen stil geruisch van

bewonderenden lof. Die leeraars ook bezagen mal-

kaar, en verlieten zwijgend die kamer, en zeiden

zuutjes : Dat is een klank zoo als er geen, ooit, in de

letterkamer geklonken heeft. Hoe prachtig !

Waar zit ge nu verholen?

Ja, 't is waar : over die diepte, over die innigheid,

lag er eene uitwendige lichte blijheid ; buiten en

boven dien angst spreidde er een luide nood naar

geruchte en woord, om die innigheid tot zwijgen

te brengen en te paaien ; om uw zelven, om uw

innigste wezen te vergeten.

Leute !

Page 96: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

94

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Heeft misschien die leute bovengekraaid? en is

die stifle, diepe zee, gedamd en gedempt?

Leeft het oppervlakkig buitenleven alleen?

Waar zit gij nu?

Waar zijt gij ?

Inderdaad, ik en vinde u niet meer.

En toch zoo dikwijls hebbe ik geluisterd of ik

nergens uw stemgeluid, zoo zoet, zoo stil, zoo

inwendig, hooren mocht. Ik dacht : het zal, gelijk

eertijds, entwaar komen uit bosch en bladerluwte,

uit purperende schaduwtinten, uit verlaten oord,

uit eenzaamheid, uit eenigheid, uit zielgenot, uit

zielverlangen ; luisterend naar zijn zelven ;

Snaren, Snaren !

?been toch. Ik en hoorde... niets. Ik en hoore niets.

Gij waart in- en uitwendig zoo een; in uwe ziel,

in uw wezen, in uw woord en kunst.Uwe ziel :

Ingetogen stil, maar niet eentonig noch vlak-

vloers. Een geheele sijmfonie. Bergen en dalen,

verten onbegrensd met onbekende onbetreden

ruimten; maar alles in stilruischende harmonic van

woudzang en zeevloed. Een geruisch.

Alles ingekeerd, ingetogen, en komend lief en

geheim uit onpeilbare diepten, uit onmeetbare

verten, onder den grond.

Page 97: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

LEGIO

95

Eindeloosheid overhong uwe nauwe bekende

perken. Eindeloosheid overstraalde uw nauwver-

lichte wereld. — En beangst, vol zeer en wee en

zoet genot, alleen, dronkt gij met lange teugen :

natuur en zonnelicht en grauwe hemelen en dag en

nacht, en uitgestrekte velden ; de duizelende licht-

stralen rond eigen geest, en den wellenden zee-

vloed uit eigen afgronden; alleen.

Gij stond nietwaar aan de hooge lessenaars, den-

kend dat niemand u kennen mocht, dat niemand u

zien mocht, of raden wat er daar binnen gebeurde.

Uwe verwonderde oogen zie ik nog, toen ik eens

met een genegen woord een kennend licht kwam

werpen door die verholen diepten.

Uw uitwendig wezen :

Ingetogen en stil, met langen stillen oogslag die

straalde, waarboven uitspringend en gedwongen

voorhoofd mat en damp, onder fijn zacht welvend

en vlottend donker hair. Een geheel stil wezen dat

bezig was binnenwaarts met denkend droomen en

schoon genieten van wordende kunst. Stille stap.

En vlotten van stil water in stille Zomerlucht.

Zoel.

Uw woord :Een meergeruisch, tusschen rustende, beboschte

bergen; diep, klankenrijk, vol stille harmonie van

verzenval en snede.

Gij waart een kind nog en gij vertaaldet uit dat

H. Schrift. Geern genoeg zou ik geheel dat stuk

Page 98: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

96 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

overdrukken; maar het ware, voor de lezers te

lang :

Alzoo zingt het :

Hij en verleide u niet, uw GodOp welken gij steunt :

Nochte en zegt :Jerusalem blijft vrij voor de macht van Assyries Koning.

Gij zelve hoordet het werk der Koningen AssurHun werk door heel de wereld,Ende hoe dat zij 't al hebben verwoest.

En gij alleen, blijft gij vrij ?

De goden der volkerenHebben zij de landen verlost,

Elk der landen die mijne vadren verwoestten?Gozan te weten, en Haran en Reseph,

En de zonen EdemDie woonden in Thelassar ?Waar is hij de Koning Emath,

En de Koning Arphad,En de Koning der steden Sepharoaim,

Ana en Ava?Als uit der gezanten handen ontving

Ezechias de brievenEn ze las,

Hij ging ten tempel des HeerenEn lei

Die brieven voor GodEn bad :

« Heere God Israels,Gezeten op de Cherubim,

Gij zijt alleenGod van al der wereld heerschers;

Gij miekt

Page 99: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

LEGIO 97

Hemel en aarde,Neig uwe ooren en hoor,

Open, Heere, uwe oogen en zie,Hoor de woorden al Sennacheribs,

Zendend zijn yolkTot 'aster den levenden God,

En j a verstrooid hebben zij de volkeren,Heere,

Assyries Koningen :Verstrooid alle landen,

Ende hunne goden gebrand;Trouwens goden en waren 't niet,Maar werken van menschenhanden,

Uit pout en steen :Ende zij hebben ze vernield...

Nu dan, Heere God onzer,Verlos ons voor zijne macht,

En dat zij weten, alle Koningen der aarde,Dat gij zijt

Heere God alleen ! »

Zoo dichttet gij.

Maar hoe zou ik een gedacht kunnen geven van

uwe zoetsprekende ziel, van uwen zoetzinderenden

snarenzang, van die zoetvarende woorden, van die

zoete sylbenwending en zoeten sylbenval, mocht ik

hier uwe brieven niet uitschrijven, naar uwen

meester.

Brieven?

Dat doet men alleenlijk na de dood.

ja, dat geraakt er moeielijk door, 't is waar,

4

Page 100: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

98 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

bovenal als de brieven, brieven zijn uit inwendig

wezen en ziel.

Toch begeer ik, uit den gulden tijd, dien groei en

bloei van Vlaamsche knapen te toogen, die hem

vermoeden doen en eenigzins kennen.

't Was het opkomend jonger yolk.

Zoo leze ik

1878. .

« En toch is er geen dag, geen een, dat ik niet in

dankende geheugen herdenke, U, en uwe lessen en

werk in mijner ziele; omdat ik j a in den geest blijve

dragen dat klare licht dat gij er gestort en ont-

wikkeld hebt, en in het herte dat bewonderend

beminnen en genieten dat gij er hebt doen rijzen

en groeien voor al wat edel is en groot en waar.

Nu wat schrijve ik U al beter en aangenamer

nieuws dan dat wij alien uwe oud-leerlingen, Bens

van gepeizen en streven te gader vooruit wilier).;

dat de geest blijft wonen in dat lustige land, daar

wij te gader hebben door gewandeld onder uw

geleide; dat wij U alien dankbare kinderen blijven

in het onthouden en bewaren uwer heugelijke

lessen ! In der waarheid mogen wij wel zeggen, elk

van ons, bij het gedenken van verieden jaar : « Ik

heb nen dreupel dauw gedronken, gesmaakt,

geweeklaagd en geweend ! » Ik voor mij, onder dat

abstract beschouwen van Gods wereld onder dat

philosophisch werken en speuren daar wij in ver-

Page 101: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

LEGIO

99

slonden zijn, ik en vergete niet dien grooten glans

van schoonheid, dien Gij ons hebt leeren zien en

genieten; en alles blijft Bender van zicht en aanzien

bij het licht der leeringen die gij gegrond hebt en

gevest in onzen geest.

188o

Gedenkt het U, Mijn Eerw. Heer, hoe een dor-

stige ziele, hakend om wat licht en sterkte, in uwe

handen viel, en uit uwen geest en liefderig herte

zooveel mocht putten van al wat verstand en bran-

dend begeren mag voldoen? 't Was ik, en de beken-

tenisse mijner schuld aan U voor zooveel genoten

weldaan, zal voorzeker wel de beste uitdrukkinge

zijn mijner blijvende dankbaarheid. Menige tijd is

wel voorbij zeker sedert dien, maar ik kom er geern

op weder, omdat er het enkel geheugen van, nog

troostvolle stonden kan schenken. Zooveel nieuwe

zichten gingen open voor mijne oogen bij de klaarte

van uw leerend woord en uwe lessen, j a gaan dik-

wijis nog klaarder en klaarder op voor mijne ziele,

dat ik niet kan ongedachtig blijven aan Hem die

eerst mij den weg ontsloot tot zoo menige heimenis-

sen en verholentheden, en minnend voldeed aan

den hakenden wensch mijner ziele :

« Oh ! open the door to me, oh !

Page 102: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

100 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Zoo woekerde in den student en ging omhoog

dat wezen dat later zoude uitbloeien en onzen hof

door-balsemen.

Waar zijt gij nu? — Is het waar dat die later

wegblijft? — Zijt gij inderdaad in uw zelven

begraven? Of zijt gij omtuind, omrnuurd, in schuwe

schuchterheid voor uw eigen blad en bloem en bal-

semende geuren .vol genot? — Mag niemand bin-

nenkomen? niemand buiten Gods zonnestralen. —

Mag niets van U buitengaan, tenzij ommanteld en

gedoken? zoo dat niemand raden moge.

Legio, ik hervrage u dat, wat is er van u gewor-

den?Ik hebbe u zoowel gekend, en van zoo bij.

Ik heb zoo veel van u verwacht.

Waar -- zijt — gij ?

Page 103: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS

E EN schoone Kop.

Ik wilde wel dat gij hem zien mocht, zoo ik

hem dikwijls gezien hebbe, 's voormiddags,

als hij, haastig genoeg, uit zijne bakkerij komt om

een oogenblikje bij u te zijn en wat te praten. — Hij

staat wit in 't meel en bespetterd met deeg. Onder

zijn vlottende broek die sluit in de lenden, onder

zijn vlottend hemde, gestriept grauwrood, rijst

omhoog nit zijne sluffers en teekent een flink, sterk

lichaam, niet lang, niet kort, vrij en los, vlij'tig en

vlugge; en boven zijn zenuwgespierden en zeker

geteekenden roerenden maar vasten hals staat zijn

kop; een schoone kop, een prachtige jonge kop, uit

levend marmer gebeiteld, met nette zuivere lijnen

en, onder 't blond borstelhair, vaste en lichtelijk

uitspringende hoeken aan voorhoofd, kaken en kin.

De vlerken van den rechten, fijnen neus plooien

uit, en de knevels streuvelen wederzijds opwaarts

en vrij. Zijne oogen hebben wisselende tinten : Zij

zijn zeeblauw met groene glansen, of perelgeluw

blauwgetint; maar stralen, stralen, stralen en

roeren. Zij kijken en bekijken, genietend. Maar...

wat liggen die donkere, zwaarwegende rimpels in

dat voorhoofd daar?

Page 104: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

102 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

1k wilde wet dat gij hem zien mocht, als hij,

achter 't werk tegen avond, net, bezorgd, frisch en

jong gekleed, ter wandeling uitzet. Zijne groote,

schoone, j onge, geluwblonde hond springt hem

tegen lijf en schouders, vliegt ter deuren uit en in

dolle vaart doorkruist de straten en wipt over de

grachten veldewaarts op. Hij, Stijn Streuvels, vangt

in eenen glans der oogen de heldere blauwe mete-

looze lucht daarboven, en drinkt in eene genot-

teuge de schoone wentelende Scheldevlakte, en

gaat, uitwendig verstrooid, inwendig bezig, oogen

en ooren open, maar buiten den gewonen drentel

der gewone wereld.

Een schoone jongen.

Hij is een kunstenaar met het woord, — en veel

meer nog een kunstenaar in de ziel.

Hij heeft en gee/t eene kracht van leven.

En wilde ik den vorm van zijn wezen en zijne

kunst in een woord bevatten en uitdrukken, ik zou

zeggen :

Een bloei!Hij bloeit :

Hij bloeit inwendig, en ontvangt, in bloei van

geest en hert en ziel, zijne beelden. Een levend

leven bloeit in hem. Ddt leven, met eene welle, met

eenen zwalp, omspoelt, beperelt en betintelt de

prente van het beeld, van het zicht, van de roering,

van de levenswende, die uit zonnebrand, uit zomer-

Page 105: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS 103

hitte, uit boschweelde, uit lentegroen en lente-

j eugd in hem spiegelen, en die hij ziet.

Want hij ziet.

Hij ziet in voile licht, en helder kleur en teeke-

ning.

Hij ziet in voile licht ! licht vooren en achter ;

rechts en links; voile licht, dat nederplascht, dat

giet en stort in overvloed, en daar ook doet tinte-

len. Hij ziet gelijk Claus schildert; maar andere

zaken.

Hij ziet in kleur; in klare kleuren; in hevige

kleuren; in passende, harmonieerende kleuren; in

versche, nessche kleuren. Zij leken nog.

Hij ziet de lijnen ; de levende lijnen; den plooi,

den gang, het wenden van het leven.

Ja, hij heeft die allerhoogste gave : Hij ziet, door

zijn eigen oogen, in waarheid, in leven, in licht, in

frischheid, in groei en bloei, en met allerdiepst

genot.

AlzO6 ook schildert hij met het woord; en wat

hij schildert staat in voile licht, plasschend licht, in

een gloeienden bloei van licht en kleuren; in ver-

schen bloei met versche kleuren; die versch blijven

en nesch.

Wat hij schildert staat in bloei van leven. — Het

roert en waagt en is bezield. De zonne straalt er op

en door. De avond strekt er rond. De nacht hangt er

over. Natuur waait en welt er om ; en het leven, het

innige leven, het ware en diepste leven, uit bodem

Page 106: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

104 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

en lucht en mensch, tintelt er door. De kiem van

leven ontplooit er in en gaat onbewust omhoog.

Zijn eigen ziel bezielt : — Het is de alles bezie-

lende scheppingsmacht.

En dat, j a, is een zijner grootste gaven. Er ligt

eene zeldzame en wondere kracht in zijne ziel : Zij

doet leven; zij spreidt leven rond in overvloed. De

zonne leeft, de boomen leven, het gras leeft, het

water leeft, natuur leeft in frissche jeugd, in heeten

brand, in koelte, in koude, vol innige eigen wellig-

heid. Hij leeft, en geniet het leven. Wonderlijk

genoeg, onder en in de zwartste en donkerste beel-

den zit er een genot en gejuich van wellige wonnige

ziel. Die ziel doorgrijpt, doortast natuur en leven,

tot in haar diepste gronden ; maar zij doet dat zon-

der zoeken en zonder werk, uit natuurlijke wer-

kingskracht of doorzichtigheid. Zij schept dan

weer, doet herworden en volmaakt, onbewust en

zonder beleg, nit eigen wezen, uit rijkdom en

overvloed, de beelden die zij ontvangen en

genoten heeft ; ook hetgene zij bij deele ziet en

verneemt ; ook hetgene zij uit zuivere fantasia

scheppen wil.

't Is die kracht van leven, die scheppende macht,

die van het diepste zijner ziel, uitwendig, over-

vloedig, uitbloeit in bloeiende jonge beelden, over-

vloedig en toch sober. Overvloedig in klaarte,

kleuren en tinten; sober in lijnen en teekening.

Zijne macht straalt in kleur en gevoel; en indien

Page 107: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS 105

zijne schetsen niet al zeker doorlijnd zijn, si la ligne

n' est pas impeccable, het leven bromt en zingt.

Met die bloeiende scheppingsmacht schept hij die

beelden en zichten die zijnen naam, verre en bij, al

met eens hebben rondgemaard, en hem boven de

gewone letterwereld hebben gedragen, in den bloei

van zijn eigen wezen, hebbende eigen oogen, eigen

genot, eigen schildering met eigen woord, onge-

zocht.

Geern genoeg zou ik eenige prachtige bladen uit

zijne werken overdrukken, en U een oogenblik

zijne schetsen doen bekijken. — Er zijn er to veel,

en ik zou moeilijk kiezen tusschen

dien Zolder 's avonds ;

dien Slenteraar ;

dat Duivekot ;

den Ongroei, of de luizen, met die etse van die

oude schooister, — en veel andere.

Het Wit leven is gelijk eene albe, een wit kerke-

kleed. Het stoort van versche reuken, en zwijgt

weérhouden; maar het wordt brutaal gekrookt.

Het Ongeluk is een ontzaggelijk reuzenmachien

waar alles rotst en radert, rukt en trekt, en stille

'valt, en waar de mensch als een wiel en tand van

wordt. — In eene ooggrepe is het gevat, in eenen

last en angst is het doorademd, in een pijnlijke

zieldracht uitgeworpen ; een leven.

op den Dool benauwlijk wild en ruwe, maar aller-

machtigst. 't Is het allerlaagste van 't bedronken

Page 108: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

106 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

armevrouwenleven. Het wordt eene j acht, eene

drift, een wilde woeste dronkenschap, eene dierlijk-

heid. — Het wentelt in eene teekening, in een don-

kerbruinen rostbeglansden avondsching, van een

stuk, met eenen levenszwalp.

De Eerste Communie van Horieneke staat met

allerprachtigste brokken. Het is overprachtig; het

is zoo rijk, zoo weeldrig en zoo vast; maar het is

min een van zicht en dracht en waarheid. Horie-

neke van dien nacht, is in den dag niet uitge-

groeid.

Boven deze en andere schetsen gloort De Oogst,

met zijn yolk, met zijn werk, met zijne landschap-

pen, met zijnen zonnebrand.

De Oogst gloeit; hij gloeit. De zonne brandt; de

zonne danst ; zij danst en davert door klaver en

koorn en over 't zwoegend yolk. De stralen stralen

en steken u in hals en rugge. Het brandt.

Daarvooren, daarin, daarachter, staan en teeke-

nen geweldig en net, zuiver en licht, allerhande

wezenprenten, met ziel en lijf. Zij zijn geschetst,

met de kool, au lavis, in kleur, met borstel of vin-

gertrek, hevig of nauwelijks getoetst.

Allerprachtigst !

— Jamaar, Stijn Streuvels kent dat werk niet,

noch die zuiderzonne. Hij heeft ze nooit gezien.

T een, hij heeft ze nooit gezien; dat Duivenkot,

ook niet. Maar hij heeft de duiven gezien en ver-

volgd en bespied, en dien jongen entwaar. Hij

Page 109: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS 107

heeft de Pikkers gezien, en gehoord, en afgeluis-

terd, en den zonnedans door hunne woorden voelen

daveren.

Hij ontwaart, bespeurt en ontvangt bij brokken

en stukken, en maakt, -- Neen, « maken » past

niet, — en herschept het geheel wezen. Hij doet

het worden.

Van Cuvier vertelt men dat als hij, van onbe-

kende dieren die uit de wereld verdwenen zijn,

een been kreeg, een stuk van den romp, hij het

geheele wezen herteekende.

Dat doet Stijn Streuvels.

Hij ziet stukken natuur, bekijkt ze, bewondert

ze, geniet ze, en draagt ze genietend in de ziel. Zij

wassen daar. Zij crystaliseeren (— dit voor...). Zij

volworden. Den eersten kiem en levensplooi ont-

vangt hij, en in zijn open geest en hert groeien zij

tot hun prachtig waarheidswezen.

Hij ziet met heldere oogen, en borstelt klaar en

rechtzinnig. Hij ziet het leven en herschept het.

Zijn « Wat » en zijn « Hoe » komen uit zijn jong

zieleleven.Hij heeft veel besproken geweest en gelaakt :

— wegens zijn taal en dialekt ,

— wegens zijn zoogezeid realisme.

Zijne taal?

De Gids, een der groote Hollandsche tijdschriften

spreekt ervan en zegt :

« Wij staan er in den beginne vreemd voor, kijken

Page 110: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

1o8 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

vreemd op, en meesmuilen soms over die ongewone

klanken en zonderlinge woordenvormingen. Maar

als bij de herhaling van het ongemeene woord de

beteekenis ervan ons allengs duidelijker wordt, als

wij aan die eigenaardige vormen meer gewend zijn

geraakt, leeren wij al het pittige, sappige, kleurige

en teekenende van die taal waardeeren. Gelijk zijn

gewestgenoot en bloedverwant, dichter Guido

Gezelle, het in zijne gedichten deed, schiep Streu-

vels in zijn prozawerk uit het materiaal dat hij

om zich heen vond, uit de landspraak zooals die,

vol nog van middeleeuwsche bestanddeelen, door

de West-Vlamingen gebruikt wordt, een eigen taal

vol frischheid en leven, waarin het beurtelings

bruist en kookt, zingt en dartelt. »

Zijn realisme?

Waal- is het dat zijne ooge meest ziet wat kleurt

en afteekent, en donker en zwart uitkomt op witten

grond buiten het gewone en gemeene leven. —

Waal- is het ook dat hij zulke schetsen vooren-

kiest en ze hevig en ruw teekent en kleurt.

Dat komt — uit zijne eerste lezingen ; van Zola

niet, maar van de groote Russen en Noordsche

schrijvers. Zijn zien en gevoelen ging eerst aldaar

open : zijne macht en kunde ging langsdaar op, en

alle mensch draagt eenen tijd zijne jongere opvoe-

ding mede door het leven.

Zeker j a, de jongere Letterkunde is gewend nu

de donkere zijde, den zwarten kant, den leegen en

Page 111: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS 109

diepen hoek van het menschelijk leven alleen te

bekijken.

Zeker ja, er ligt eene oneindigheid van ziel en

leven daarbuiten, even waar, event{ psychologisch » ;

maar de oogen kijken nu aldaar; de monden sma

ken nu dien ruwen kost, uit afkeer voor den

zoeterik dien men sedert zoolang te eten kreeg :

zij smaken, mits kunst, licht en kleur en waarheid,

levende kunst.

Daarbij, wat hevig afteekent is gemakkelijker

om doorzien en opnemen, en trekt meer den jongen

kij k.

Dat komt ook — uit zijne streek, uit zijne

eigen streek : Scheldekant en Rogge. Die daar

wonen weten daarvan te spreken, en waarheid is

waarheid.

Dat komt nog — uit zijne natuur en haar dubbel

gevoelen.

Er ligt in Stijn Streuvels een gevoel van blijheid

en lust in het leven, een jubel van eigen leven en

kunst; een genot van dat uitbundig 'even, dat ruw

'even, dat rauw leven te zien en te schilderen.

Rubens ook droeg in hem dat genot van het

bloeiend wilde bloed te borstelen met wilden bor-

stel. Teniers ook, langs minderen, misprijzenden

kant. — Stijn Streuvels geniet licht en klaarte en

kleur. Claus ook. -- Het is de nieuwe schilderij ;

het is de nieuwe pottebakkerij, het is het nieuw

jong leven, het is eene jongere kunst die uitborrelt,

Page 112: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

I.10 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

die bloeit in teekening en kleuren, door jeugdig,

frisch, eigen, prachtig woord.

Daaronder ligt een tweede gevoel : eene soort

van bitterheid en kwaadheid, als van eenen die

stuikt tegen een omsluitende wereld, tegen zijn

eigen yolk, tegen zijn eigen ook, tegen... 'k en weet

niet wat. — Ah, Moeder, wat hebt ge mij daar

verteld van zijn lastige geboorte en groei, en tragen

laten eersten monkelplooi?

Daaruit komt de jonge Stijn Streuvels. Maar

laat hem, buiten alle lezing, geheel zijn eigen

worden; laat al dat vreemd is afvallen, alien in-

druk wegslij ten ; laat hem zijn, wat hij is, in

voile kracht, in voile pracht, in vollen bloei, « ont-

bundseld »;

laat hem de beelden zien uit Vlaanderen, alle

beelden, hoog en leeg, en die beelden, door zijne

oog, zijne hand, zijne klaarte en donker, door zijne

zielzindering en wezen herscheppen;

En hij geeft ons die schoone, ware, prachtige

Vlaamsche galerij.

Zoo schreef ik over een jaar.

Sedert dien hebbe ik de nieuwe werken van Stijn

Streuvels met allergrootste bewondering gelezen.

Ook de beoordeelingen.

Over die beoordeelingen hebbe ik aan Stijn

Streuvels dezen brief gezonden die, schijnt het mij,

Page 113: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STUN STREUVELS III

zijn portret netter en met juister waarheid door-

teekent en volledigt.

1k druk hem hier.

MIJN WEERDE VRIEND,

Sedert een langen tij d hebbe ik hier en daar

mogen lezen wat men over u al schrijft, en hebbe

het goed gezien, en soms ook het kwaad dat men

van u zegt.

't Is aardig, maar omtrent iederen keer dat ik

daaraan bezig ben, gevoele ik, onbewust en zoetj es,

deze woorden over mijne lippen komen : Er is niets

van; of : dat en is volstrekt geen waar ! en telkens

ook ontstaat in mij gelijk eene begeerte en nood

oin te roepen of te schrijven :

— Stijn Streuvels, en luister niet;

— Stijn Streuvels, en geloof daar niets van !

— De reden en uitleg is, meene ik, dat iedereen

die u leest, horkt naar den klank en zang dien gij

in hem ontwekt. Hij horkt naar zijn zelven, en hij

zegt : Stijn Streuvels.

Dat is misschien wel omtrent altijd alzoo. De

mensch is gelijk een metaal, of gelijk een snaren-

tuig. De slag of klank van uitwendige kunst, van

vreemde kunst kan in hem vallen. — Is dan zijn

metaal niet zinderend omdat het buiten akkoord

is, of zijn zijne snaren ontspannen, hij zingt en

zindert niet. Hij zwijgt, luistert en zegt : Daarin is

Page 114: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

I12 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

er niets dat zingt of zindert. -- Die « daarin » mist.

Hij spreekt van 't vreemde, en 't is naar zijn zelven

dat hij zoude moeten wiizen. — Zingt er, integen-

deel, iets in hem, bijna altijd zal het zijn wat er

gespannen is : eigen drift, eigen jacht, eigen wil en

gedacht, eigen begeerte en nood, eigen kunst en

poesis, eigen genot.Hij zoekt eigen geest en hert te voldoen. Bijna

nooit en komt hij te « objectiveeren »; bijna nooit

en legt hij zijn eigen wezen, met kracht van denken

en voelen, in een rustenden zetel; bijna nooit en

zegt hij : Sta voor mij ; en laat mij u met tijd en

stond bezien, doorzien, gevoelen, genieten en ont-

leden.Dikwijls nog ligt dat menschelijk metaal of snaar-

getuig gebonden en vast langs alle zijden, met lee-

ring, met school, met mode, met buitenmachten.

Daarom moet die vreemde kunst en doening

maar goed of slecht zijn, schoon of leelijk volgens

eigen gesteltenis, gevoelens of passiewille.

Ik ben misschien ook alzoo.

Daarom wille ik u wederom mijn gedacht en

impressie zeggen, u uitleggen wat ik over u denke,

waarom en in welken zin ik zegge : — Stijn Streu-

vels, en luister niet !

Gij zult oordeelen.

Ik leze dat gij westvlaamsch schrijft.

Er is niets van !

Page 115: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS II3

Dat zoet, dat lief, dat zingend, dat eigenaardig

westvlaamsch en schrijft gij niet; noch en zijt gij

daaruit gegroeid en geworden.

Dat westvlaamsch met zijne klanken, zijne ak-

koorden, zijne gamme, zijnen gang; dat west-

vlaamsch met zijne lippen, tonge, keel en borst,

met zijne oogen ! blijft op den linkeren oever der

Leie, en strekt zoeter en zangeriger, « zuverder »

het noorden en westen in. Debo, in zijnen Idioticon,heeft er de kaart en grenzen van geteekend.

Gij, gij spreekt en schrijft uw zuid-oostersch

vlaamsch, van over-Leie-en-Scheldekant ; dat zuid-

vlaandersch vlaamsch, vol mannelijke kracht en

rechten, open bloei. — Eene hooge water- zonne-

bloeme ! — Daarbij grijpt gij, als gij te kort komt,

uit den tas, alles wat neerlandsch is. — Ik hebbe

woorden te kort, hebt gij zelf entwaar geschreven.

— Gij grijpt dus in den drang, hier en daar alles

wat neerlandsch is; uit oost en west en noord, alles

wat gij noodig hebt of best oordeelt, of liever

gevoelt : want gij en oordeelt niet, of en oordeelt

maar achterna, en grijpt wat voorenkomt. Gij

schrijft wat uw gedacht, uw gevoelen, uwe inbeel-

ding best verbeeldt, in leven zet, en branden en

bruischen doet.Dat zuidvlaamsch, dat vrij en sterk, rijk en

geweldig woord, het zit overal in ; het breekt

overal door; het zapt en bortelt, dreust en stroomt.

— Ik herhaal het : Er is geen kwestie van west-

Page 116: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

114 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

vlaamsch. Van levend vlaamsch wel, van vlaan-

dersch vlaamsch; maar van westvlaamsch, niet.

Nu heeten ze westvlaamsch al wat uit Vlaanderen

komt en van de geijkte, « houterige » boekentaal

afwij kt.

Stijn Streuvels, gij schrijft geen westvlaamsch.

Ik leze ook dat gij « een wondere ontleder van

het levensdrama zijt ».

Er is niets van;

Uwe kunst en kracht is van te scheppen, te

herscheppen, te bezielen, met geweldigen of stillen

groei en gloed, en te doen zinderen en leven; —

niet van te ontleden.

Gij kiest uwe onderwerpen uit wezentlijkheid,

of ook uit zuivere inbeelding; maar naar waar-

heid.

Gij ziet typen van menschen, typen van bestaan,

van leven en samenleven, van huis, of groep van

leven, onder lucht en hemel, in groene- of woud-

of watervlakte, onder schaduw of zonneschijn.

Gij ziet ze, of doet ze worden in uwe heldere in-

beelding.

Alleszins herschept gij ze, en bezielt ze, en duwt

ze leven in; alien.

Gij ontleedt ze niet, sculpteert ze niet inwaarts

in de diepe ziel; bespiedt, bespeurt ze niet; gaat ze

niet na. Maar bezielt ze, en grijpt met krachtige

prachtige hand den groei ervan, den bloei en

Page 117: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS 115

bloesem, en strooit ze kwistig, en genietend,

rondom u.

Daarbij, uw bezien en herscheppen is geen copiee-

ren, noch photographieeren.

Gij doet wat teekenaars en schilders doen.

Callot heeft in wondere fantasij, vol fijnen lust,

vol zotte kuren, vol droeven gril, duizende wezens

geschapen, waarvan geen een bestaat, maar die

ware wezens en beelden zijn vol gedacht, gevoelen,

drift en schuimende zotheid.

Zijn eigen heeft hij uitgespat.

Hemling, innig, zielzinderend, vol edele zingende

melodij en harmonij, van geest en gevoelen, van

vorm en plooi, van bloemenkleur, heeft uit wezent-

lijke typen ideale beelden geschapen en bezield.

Hij heeft zijn zelven harmonisch uitgezongen.

Rubens vol gloed en bloed, vol levenszatheid,

maar met heerschende oog en vingermacht, heeft

gelijnd, gekleurd, en uit voile wezen bezield, koel

en overdadig. Hij heeft volgens den tijd zijn leven

uitgeteekend en doorgeborsteld. Hij heeft in voile

spel den kleurorgel die in zijne oogen zong doen

over schitterende doeken weérgalmen.

Zij hebben hun wezen in de kunst doen uitbor-

relen.

Uw wezen is groei en bloei; en uwe kunst, Stijn

Streuvels, is groei en bloei uit uw eigen, die de

natuur inzuipt — niet ontleedt — en door machtig

woord weer leven en tintelen doet.

Page 118: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

116 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Dat ontleden van 't menschelijk drama, van ziel-

diepten, komt wel, j a, hier en daar uit uw woord,

maar dat is uw wezen niet, uwe kracht niet, uw kijk

niet, uw drift niet, uw genot niet. Dat is de macht

van worden, niet van zoeken.

Schrijvers zeggen dat, om reden van het zwart

en donker van uwe schetsen; omdat zij meenen dat

daar het wezen van uw wezen zit, zijne sterkte en

pracht en waarheid.

Er is niets van.

Gij hebt wel gewoonlijk, inderdaad, nevens uwe

beelden den zwarten kant geteekend, of donkere

beelden gezocht ; het lust u nog ramp en wee en

leeger wezen over uwe tafelen en door uwe men-

schen to werpen; maar daar niet meer als elders en

ligt de bloei van uwe kunst.

Sommige roepen dat gij een Zolist zijt, of eenpessimist zijt, ZI JT !

Er is niets van.

Anderen willen u verder en dieper langs dienweg, dien weg alleen, henendringen.

Luister niet ;

Wees u zeif, geheel.

Dat zwart,

dat kwaad,

die ramp,

en zijn geen essentialia in uw werk. Ik laat ze

gemakkelijk weg uit uwe beelden, die blijven

prachtig schitteren vol levenden groei en bloei.

Page 119: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS 117

Gij hebt tot nu meest alzoo geteekend, — niet

omdat gij alzoo zijt, alzoo zijt, — maar omdat gij

alzoo wilt, omdat uwe fantasia het alzoo kiest,

omdat het alzoo klaarst en hevigst prente Beef t,

omdat u dat lust, misschien wel omdat het mode is.

Naar die mode wilt gij u wel kleeden, gelijk gij

voor hoed en j as en col en schoe hedendaagsche

mode volgt, en onder de menschen niet wande-

len wilt in snede van over honderd jaar. Maar

zoowel als iemand weet gij dat die twee moden

den Man niet maken, noch kleederdracht, noch

letterdracht.

Gij zijt geen donkere bitere kwaadziende droo-

mer, maar schildert wel eens dat donke y, kwade

wezen en zet het vol tintelend leven.

Daaruit komt dat meestendeels uwe donkere tin-

ten deelen zijn en tegenzet van klaarten, maar

geen ziel en wezen.

Leander en Ria, om waar en frisch te zijn, om in

plooi en kleur te wentelen, om te storen van zomer-

wordend leven, en moeten niet noodzakelijk hun

kindj en zien sterven, en wegdragen onder den zwar-

ten mantel van de moeder, krom van ouderdom,

met het doodkistje dat achterwaarts uitsteekt

onder den arm.

Horieneke en moet alzoo, en zal alzoo achter haar

eerste Communie, onder den duw van de moeder,

niet gaan werken, niet geleverd worden aan die

« boerebeest ».

Page 120: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

118 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Elders wederom.

Dat en komt daar niet uit als groei. Dat kan

eens waar zijn, maar is geen waar.

Uit die Swane in tegendeel groeit dat kwaad; en,

al is Kerlo wat te kleen, te grauw en te mager, moet

dat kwaad groeien.

Dat is groei uit wezen.

Dat is de bloeme en de vrucht uit den stam.

't Ander is fantasij, is voorbijgaande lust, is

« procede, » is mode en dracht in letterkunde; die

letterkunde — ik zei het wat hooger — die gedragen

wordt gelijk een kleed, schoon en nieuw is gelijk

een kleed, maar veroudert en verslijt gelijk een

kleed, afgedaan wordt en den armen gegeven, die

geen kleed hebben, maar onder vreemde kleeren

schuilen;daar het schoone, het ware schoone, eeuwig j ong

en versch en levend blijft, welk ook het kleed zij of

de vorm waaronder en waarin het gekleed gaat.

Neen, dat kind moet niet sterven;

Horieneke moet naar 't bederf niet;

En zelfs die prachtige Zomerzondag moet boer

Kasteele met den moord van zijne zuster niet

doen zot worden.

En ware dat zelfs eene ontleding van wezen en

groei, noch en lage daarin uwe sterkte en pracht

niet.

Drama van 't menschelijk leven? — Neen.

Maar uwe kunst is een bloei van geest en hert en

Page 121: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS 119

wezen, en nog veel meer van natuur, in woorden-

pracht.

Daartoe, ter uitvoering van de beelden die uwe

ziel ontvangt en draagt, hebt gij een hand die tee-

kent zeker en vast, maar lustig en vrij. — Vijftig

beelden en meer zou ik uit Lenteleven, uit Zonnetii ,

uit Zomerland, met het lood, levenslustig op het

papier zetten ; met zwartbruin lood, zacht lood,

vei lood.

Gij hebt eene hand die borstelt door klaar en

donker, door heldere lucht ; over bij en verre,

hoogten en diepten, vol roerende en levende

menschelij kheid.

Uwe hand ook als 't haar lust kan lichtelijk

lijnen en tinten met lichtgenakenden vinger.

Gij hebt oogen vol licht, vol licht, vol levend

licht, en giet het uit bij plasschen over uwe leven-

versche beelden.

Gij hebt daarbij een voile gamme : den grond-

toon, de akkoorden, en ieder note, en speelt daarin,

lustig.

Die eene, donkere leant... !

Ik mon kele als ik uw portret zie, waar over droe-

yen elleboog, den kin op de viiist, lange lip, leegen

knevel en leeger oogen ; gij zwart to droomen zit.

Beziet dat ander daar, zoo fijn, zoo net, zoo klaar,

zoo recht, zoo flunk.

Beziet dien zuivermarmeren, heideren, bloem-

geurenden, laatvarenden profiel.

Page 122: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

120 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Beziet ook deze tweeden Stijn Streuvels, in zijn

wit bakkerskleed, gezeten tusschen de planten in

zijn hoveken, en dat hij mij zendt met dees op-

schrift :

Franciscus Petrus Maria Lateur,

Celestinus Streuvels.

Stijn Streuvels een pessimist

Het zal wel groote verwondering zijn, als gij in

de voile pracht van uw levende, wij de, rijke, sterke,

klinkende taal, frisch, genoeglijk en smakend, al

de krachten van uw wordend kunstwezen zult be-

proefd, ontplooid, en genoten hebben; als gij met

open oogen en herscheppende ziel, een geheele

wereld, langs alle zijden, zult bekeken, herschapen

en bezield hebben, in wezende waarheid en leven-

gevende kracht.

Uwe gamme zingt immers van beneden tot boven,

zoo verre als het bloed zijn pols slaat, zoo verre

als het leven zijn leven draagt, zoo verre als de

zonne haar licht zendt; alleszins, allerzijds.

Dat zwart, dat kwaad, die ramp aan die mensch-

heid of natuur binden, dat kan een ander ook; dat

kan iedereen. Maar wat iedereen niet kan, wat

anderen niet kunnen, wat misschien niemand kan

gelijk gij, 't is in uwe natuur, in uwe beelden dien

brand en gloed van licht en leven leggen, dat bloed

en sap die dreusen en bersten en druipen door

alles ; -- dien levenden Pan.

Page 123: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

STIJN STREUVELS 121

Uwe hond heet Pan, geloove ik?

Dien abstrakten Pan in tonne en licht doen

stralen en schitteren, en rondom U doen adernen,

doen lachen, doen zuchten, doen zinderen, doen

doomen, doen geuren, doen stooren van ]even;

Dat is uwe kunst !

en 't overige en is, —

Niets.

Page 124: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

tBIDT VOOR DE ZIEL

VAN DEN ZEER EERWEERDEN HEER

Guido-Pieter-Theodoor-Joseph GEZ ELLEBestierder van het Engelsch Klooster, te Brugge ; Doctor honoriscausa in Wijsbegeerte en Letterkunde van de Hooge School vanLeuven ; Lid der Koninklijke Vlaamsche Taalkamer ; Ridder vanLeopold's Orde ; Vereerd met het Kruis pro Ecclesia et Pontifice ;

Lid van het «Comitd flamand de France,» ens., ens.

Hij wierd geboren te Brugge, den l e n in Bloeimaand 183o;Leeraar in het Klein Seminarie van Rousselare in 1854; Priestergewijd door Z. D. H. Bisschop Malou, den ben in Zomer-maand 1854; Onder-Rector van het Engelsch Seminarie, teBrugge, den 16e " in Koornmaand 1861; Onderpastor op Sinte-Walburga, te Brugge, den 1 I en' in Zaaimaand 1865; Onderpas-tor op 0.-L.-V., te Kortrijk, den 20e15 in Herfstmaand 1872;Bestierder der Zusters van het Kindeke Jesus, te Kortrijk,den 23 en in Bloeimaand 1889; Bestierder van het EngelschKlooster, te Brugge, den 30en in Lentemaand 1899.

Hij overfeed godvruchtig te Brugge, den 2–en7 in-- Slacht-maand 1899.

De Wijze tracht de Wijsheid aller Ouden te kennen...Hij houdt in zijn geheugen wat beroemde mannen gezeid

hebben, en gaat tevens hunne scherpzinnige woorden na.Den diepen zin hunner spreuken vorscht hij uit, en de ver-

borgen beteekenis hunner gelijkenissen zoekt hij op.En dan stort hij de uitspraken zijner Wijsheid als eenen over-

vloedigen regen uit...Zijne gedachtenis vergaat niet, en zijn naam is in eer van

geslacht tot geslacht.De Volkeren zullen van zijne Wijsheid spreken.

(Ecci., XXXIX, I-I4.)

Beati immaculate in via, qui ambulant in lege Domini.(Woorden van den stervende.) (Ps., cxviii, 1.)

Zalig zijn zij die, vlekkeloos, volgens de wet des Heeren,hunne wegen gaan.Brand los, mijn hert, van al dat uw gevlerkte vlucht ombindt;brand los van kot en ketens; nu de weenende ooge ontblind !Brand los, mijn hert, 't is nu, 't is nu, dat de hem elvaart begint !..

(Uit de Kleengedichtjes van den Overleden.)

Page 125: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE

ALS ik aan mijne vrienden en kennissen eerst

zeide dat ik dien boek uitgaf : Twintig

Vlaamsche Koppen, antwoordden zij mij :

Gezelle komt daarin, niet waar?

Ik bleef twijfelen.

Hij scheen mij te groot, ... een monster ! en

boven mijne dracht.

Toch zal ik het beproeven hem te teekenen, en

't doen... « So is can. ,)Zijn leven ook begeer ik te schrijven, en ben er

aan bezig; maar pier schetse ik alleen en boetseere

dien kop die sedert veertig j aar boven Vlaanderen

uitsteekt.Wij studeerden in 't Klein Seminarie te Rousse-

lare. Hij wierd er professor benoemd in 185.4, en

verscheen onder ons. Aanstonds rees zijn beeld in

de hoogte boven alle hoof den en teekende in onze

oogen.Hij was schoon, onzeggelijk schoon, en wij ston-

den vol bewondering voor die schoonheid, die

geniale schoonheid, die geheel zijn wezen in myste-

rieus licht omstraalde.

Zijn kop had dien vorm en die lijnen die den

denker, den dichter, den hoogeren mensch, uittee-

Page 126: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

124 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

kenen, en die uit zijn jongere jaren, door alle tijden

van het leven bijbleven. Nu nog vinde ik zijn

prachtig beeld van eertijds weder in die lichtprente

van zijn borstbeeld die Jules Lagae mij bracht. Zij

hangt in mijn groote kamer, onbeschrijvelijk

schoon; en ik blijve er vooren staan, lange stonden,

en geniete er zijn onmeetbaar wezen van eertijds,

van later, van nu : 't Is Hij.

Eene grondeloosheid lag in hem, eene onbegrijpe-

lijkheid strekte rondom hem, eene eindeloosheid

overhing zijne ziel met al hare krachten.

In ons lag er wegens hem eene bewondering,

eene nieuwsgierigheid en een gevoelen als voor

een raadsel. Onbewust en overdreven was het eene

soort van Adoratio. Een God zat achter de gor-

dijn. Ook was het met weérhouden, schuchteren

eerbied dat wij hem bezagen, dat wij, in gemakke-

lijk verkeer nogtans, met hem handelden en hem

beminden.

Wij luisterden naar geheel zijn wezen. Dat won-

derlijk wezen zoo diep, zoo hoog, zoo breed, zoo

echt en waar en innig, zuiver als een crystaal vol

zonneglans, zinderde voor ons en zong, geheim en

luide, en ontwekte in ons en rondom ons eene onbe-

kende wereld vol schoonheid, vol waarheid, vol

sterkte, vol lustig blij de leven met diep innig mede-

zinderend genot.

Hij ontwekte in ons den hoogeren mensch. Zijn

werk juist was, in de mate van onze natuurkrach-

Page 127: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 125

ten, de verholen machten van onze ziel te doen

medezinderen en medeleven met hem.

Alles, dat onder alle vormen en gedaanten in hem

ontstelde en zong, ontwekte weerklank en meézang

in ons. Alles dat vatbaar voor hooger leven in ons

verborgen en te slapen neerlag, hief omhoog,

roerde en leefde mede.Ja, dat heeft als leeraar zijn werk en macht

geweest, geheel ons wezen te ontzwachtelen, in

groei en bloei te zetten onder zomerlucht en

warmte.De lange donkere verdroten uren van geschreven

en gesproken uitleg, vol onware en gebaarde bewon-

dering, zonder ziel en zonder leven, klaarden op en

de lucht rondom ons tintelde van zonnestralen.

Gezelle viel in die conventiewereld, in dat geba-

ren en liegen, in dat verdrieten en verdroten zijn,

gelijk hij was. Geheel het onderwijs dat hij onder-

staan had, had geene duimprente in zijnen geest

gelaten, geen striepken in zijnen kop gegreffied.

Hij was er door gegaan, ongeraakt ; groeiend,

binnen zijn kamerken aan de voordeur, omhoog in

zijn wilde wezen, vol ontluikende krachten, vol

licht en schemeringen, vol klanken en aardige

zangen; luisterend naar den onbekenden buiten

en binnen, alles bespiedend, beproevend met geest

en hert, en tonge- en lippenslag, in verdoken

onbewust genieten.

Zoo viel hij in die letterwereld en in dat onder-

Page 128: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

126 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

wijs : natuur, waarheid, rechtzinnigheid, Imager

Licht van geest en hevige berning en hoogvloed van

de binnenzee. Wat hij deed, en hoe hij dat deed, is

moeielijk om zeggen en uitleggen. Het en is met

geen vingeren vatbaar, zooveel to meer dat hij het

zelf niet en wist. — Hij was ! — en zijn werk was :

Ziln ! — en het schoone volgens eigen wezen bewon-

deren en beminnen, en weder doen bestaan.

Het was het medetrillen, het medezinderen; het

was het bespieden, het belonken, het genieten der

oude Meesters, en der overprachtige natuur.

Het was het voorzichtig proeven, met lange lip-

pen en stralende oogen, van lateren dichtvloed, van

de middeleeuwen, van nadere tij den en van onze

dagen.Het was het beproeven van onze eigen macht en

veerdigheid uit ons eigen wezen.

« Les Auteurs, » de Dichters werden ons een

onuitsprekelijk genot.

Wij lazen de Grieken : Homeros, altijd voort,

altijd voort; Aischulos en Sophocles. Nu nog zijn

wij indachtig hoe hier en daar de stemme van

Gezelle zinderde, hoe zijn woord vertraagde en

langsylbig wierd, hoe hij verbleekte : pt a'axecav=pa Om noXycpAotapoLo Ocaccanlq.

Wij lazen de Latijnen : min Virgilius, meer Flac-

cus en wel meest zijne brieven en hekel, Plautus,

Terentius, Juvenal en andere.

Page 129: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE I27

Wij proefden Dante, lasso, Francesco da Scese.

Altissimo omnipotente bon signore;Tue son le laude, la gloria et l'honore et ogni benedic-A te solo se confano, [tioneEt nullo homo 6 degno de nominar te.

Laudato-ia Dio mio Signore cum tutte le tue creature,specialmente messer lo frate sole :

Lo quale giorna et illumina nui per lui.Et ello 6 bello et radiante cum grande splendore.

en B. Fra Jacopone da Todi

In foco amor mi mise;In foco amor mi mise.

In foco amor mi mise,Lo mio sposo nouelloQuando l'anel me miseL'agnello amorosello

en Alfonso Maria de Liguori

Fiori, felici voi the notte e giornoVicini al mio Gesn sempre ne state

De Spanjaards en La Serafica Madre SantaTeresa de jesu.

Nada te turbe,Nada te espante,Todo se pasa;Dios no se muda.

Page 130: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

128 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

De Engelschen, Shakespeare en Burns en Moore

en Longfellow.

Noordsche dichters, Duitschers en Platduitschers.

En de oude Vlamingen, van Van Maerlant tot

Pater Poirters toe.

Al de dichters straalden door onzen bewonde-

renden geest en druppelden in onze immer dorstige

ziel. Bronnen welden en sprongen, uit alle landen en

tij den van de groote wereld; en als of het ware uit

een crystalen beker, met licht doortinteld, gaf

hij ons to drinken die lange zoete teugen. Wij

tintelden.

Met de boeken niet alleen

Fen geheele wereld van poezy, de ware, die wij

zagen, die wij hoorden, die wij voelden, ontwaakte

en stond, op het gewink van zijn bevenden vinger,

op rondom ons.

De treurwilge hing nog ten onzen tij de aan den

uitgang van den kelder daar, over het Mandel-

water :

Waarom, droeve wilgeboom,Staat gij op den Mandelstroom?Waarom laat ge uw lange takkenTot in 't koele water zakken?Is 't de liefde die u dwingt...

De hooge wilgen stonden tenden den hof en de

weide, en honderdmalen, onbedacht, waren wij ze

voorbijgaan.

Page 131: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 129

Hoe dikwijls een blad uit mijn album gescheurden gestrooid op de varende Mandel !

Hoe dikwijls daar tenden den hof op den bank,gezucht om u, blinkende wilgen !

Want wie die u beelden kan, edele natuur,gij blinkende wilgen, wie maalt u?

o Treffelijke wilgen, daar stondt gij weleeren schuddet uw kleed in den morgen;

En schuddende ruischte 't, lijk zilver en gaud,vol springende en klingende vogelen.

En priemende boorde er de zonne toen deur,langs duizend beschilderde paden;

Vol somber en donker en duister en groenvol verwen die niemand een naam geeft;

Vol glinsterend rood en vol glimmerend wit,vol blauwendig pinkelend purper;

vol sterren en vonkels en pralend gesteent,dat afviel en tinkelde in 't water.

Zoo stondt gij daar, treffelijke wilgen, weleer,vol pracht in den blinkenden morgen,

den arm op den hals en den hals in den arm,gesteund op malkaar lijk twee vrienden;

alhier en aldaar, lijk een reuzengewelf,gebouwd lijk een kerke op het water;

het water dat tusschen u beiden voorbijliep, langzaam en lachend daarhenen.

5

Page 132: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

130 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Het riet ruischte daar bachten den watermolen

en de kromte van den Mandel; wij hadden

't dikwijls gezien.

7C apt poaccvov aovoczypc (Horn.)

O 't ruischen van het ranke riet 1o wist ik toch uw droevig lied !wanneer de wind voorbij u voerten buigend uwe halmen roert,gij buigt, ootmoedig nijgend, neer,staat op en buigt ootmoedig weer,en zingt al buigen 't droevig lied,dat ik beminne, o ranke riet !

O 't ruischen...

Het schrijverken bekeken wij met hem op onze

watergracht en.

O krinklende winklende waterding,met 't zwarte kabotseken aan,

wat zien ik toch geeren uw kopke flinkal schrijven op 't waterke gaan !

Gij leeft en gij roert en gij loopt zoo snelal zie 'k u noch arrem noch been;

gij wendt en gij weet uwen weg zoo wel,al zie 'k u geen ooge, geen een.

Wat waart, of wat zijt, of wat zult gij zijn?Verklaar het en zeg het mij, toe !

en de krieken boven ons hoofd :

Een bonke keerzen kind !Een bonke keerzen kind,

gegroeid in den glansen 't goudene licht

Page 133: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 131

des zomers !Vol spannende zap

vol zoet,vol zuur,

vol zijpelende zap,vol zoetheid !

De Hofstede met haar hennen en duiven en kal-koen lag nevens onze studie. Geheel de natuurdichtte rondom ons : de dag, de nacht, het veld ende boomen, en een vers van Homeros ontwaakte dewaterspegel.

Ey limy yocLocv sTelg ' , ev woupavov, ......

HeMov T' CXXOCIJAVTOC, EsAvylv tie 7rX.Outrocv

Hij miek er...

en 't klimmende wiel van de Zonne, die nooit

van. klimmen of dalen, nooit moede is,

.. ..Hij miek er de Mane in; ze zat er zoo bloot

zoo koud en zoo bleek en zoo blank in...

Hij miek er de koeien, die stallewaards aan,een kweeuwlende langzame reke,

daar kwamen en neunden, hun steerten al slaan,en zopen nen zeup uit de beke...

's Morgends, heel vroeg, trokken wij to voete uitRousselare naar Staden, ter begraving van onzenstudiemaat Eduard Vanden Bussche, en mochten

Page 134: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

132 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

met hem dien dag beleven. Nu nog zie ik boven mij

de Brij ze lucht vol mist en voele de koelte van ,dien

morgend.

Nu nog « worde ik in 't half duister van den

smoor allengerhand de hofstee geware en zie het

blanke gewaad van den wagen die gereed staat om,

naar oud vlaamsch gebruik, den afgestorvene, met

zijne weenende en biddende familie, kerkewaard

te voeren.

Traagzaam trekt de witte wagendoor de stille strate toen,

en 't is weenen, en 't is klagendat ze bin' de wijte doen !

Stap voor stap, zoo gaan de peerdentraagzaam, treurig, stile en stom,

en ze kijken, of 't hun deerde,dikwijls naar hun' meester om;

naar hun' meester, die te morgenzijn beminde peerdenpaar,onder 't kammen en bezorgen

zei de droeve nieuwemaar :« Baai, » zoo sprak hij, « Baai en Blesse,

heden moeten... stille ! Fraai !moeten wij. naar de uitvaartmesse,met den wagen, Blesse en Baai. »

« Ik zie ons nog met ontdekten hoofde en spra-

keloos stille staan voor de balie, over de wijd uit-

strekkende arinen van een overgroot neerliggendkruis.

« 0 Dierbaar Geloove van Vlaanderen ! »

Page 135: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 133

Nu nog, zie ik hem, op den hoop mulle aarde

nevens het graf, recht staan, de plooien van zijnen

roomschen mantel over zijnen schouder geworpen :

een standbeeld; en zijn stemmeklank zindert nog

door mijn lijf en leden.

Zijne ziel trilde door ons wezen.

Daarmede was zijn werk geen uitleg van rame en

gang, geen passen in voorbestaa.nde vormen, geen

dwingen van geest en hert en mond naar vreemd

gedacht, gevoel en sprake ; maar als het ontwekken

en voeden van jongere krachten, als het opklaren

van licht en stralen en schemering, als het warmen

en koesteren van al dat van binnen priemde en

botte.

Hij dwong onze gedachten los, onze gevoelens

los, onze taal en spraakveerdigheid los, en bracht

ons tot den bloei van eigen wezen. Crescite ! Hij

leerde ons daarbij, door het hooren en quasi uit ons

zelven, dat spel van zang en mate, van sylben en

klanken en letters, van wentelenden verzengang en

zoetvloeiende proza.

In de school niet alleen, maar daarbuiten. Een

woord in 't voorbijgaan, een ooggestraal, een gene-

gen monkel was ons een jubelend leven en een

blij de durven.

Onze werken ook die wederkwamen herdicht,

voldicht, bedicht, beantwoord.

Aan Karel de Gheldere, met zelfsten rythmus en

rij me.

Page 136: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

134

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Gelijk de vlugge bie — dieaan 't ronken wijl de last — wastterug met heuren buit — uitde velden.

Aan Pieter Busschaert

Kom e keer hier flieflodderkin,'k hebbe... 'k hebbe u zoo lief !

Maar 't wipte en 't wupte en 't wachtte nieten 't liet me alleene mij.

't Was wel van dat lief .flieflodderkin,want hadde ik het eens genaakt,

ik hadde 't, het lief flieflodderkin,'k en wete niet wat gemaakt.

Aan Edmond Van Hee

Wij1 gij ligt en rust en slaapt, Mon,op drie stapkes maar van mij,

zit ik dikwijls en betraap, Mon,'t vluchtig vliegske, poezij.

en honderd andere, wekten 't blijde dichten en

't gevoel van het schoone.

Het schoone ! — geheel ons leven hing hij er aan

en rond.

Wij schaverdijnden en hij was onze koning. Hij

vaarde op stalen voet edeldrachtig in zijnen mantel

over het ijs, en zond ons 's anderdags

Het edel spel der sthaverdiinders.

Page 137: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 135

Wij luisterden eenen avond naar den septuor van

Beethoven, en hervonden zijn wonderlijk geruisch

in :'t Er viel ne keer een hladjen op

het water

Al wat ons leven vervolde hief hij in de hoogte

en bedichtte hij.

Tot de boeken toe en edeler prentenschoonheid

die hij onder onze oogen lei, waren onderwijs en

hooger genot.

« Daartusschen, daarboven, liet hij soms de zee,

de groote zee, die zijnen geest en hert -volwoelde,

stroomen over ons.

» Ik zie hem nog, als hij op die wondere dagen

binnenkwam in de school.

» Met den eersten oogslag waren wij dat gewaar,

en wij zwegen tusschen de banken. Hij, hij klom op

het gestoelte en stond recht. Fen marmeren,

bezielde beeld ! Hij was bleek en zinderde. Wij, wij

kropen, zwijgend, over den bank, en zaten neer,

verwachtend. Hij zei het gebed, en zijne stemme

ruischte innig en trillend, gedwongen. De onze ant-

woordde zuutj es en ontroerd. — « Fermez vos

livres. » — Eene ure lang, in licht en donker, in

muziek, in overweldigend gedachtenspel, in jube-

lend en pijnend gevoel, overhong ons het onein-

dige. Het spel der zeebaren, der oneindige zee,

overplaschte ons. »

Page 138: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

136 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

En zijne Sermoenen : Ai mij, Been een student

van dien tijd heeft die passie vergeten die hij prak

gedurende den vastentijd van 't jaar 59.

Het was Palestinen, -- Hierusalem, — de Tem-

pel, — met hunne historie, hunne ligging, hunne

symbolenmacht, die in heerlijke tafereelen voor

onze 'oogen rezen. Het was de Zaligmaker met de

beelden die Hem voorengingen in die prachtige bij-

belrij en, met alle mystieke verbindingen en wonde-

rers, met zijne goddelijke armoede en ellende, en

met geheel die wereld van doening en woord die

Hij in Vlaanderen en de menschheid gelaten heeft.

Een Visioen !

Hij, hij stond innig ontsteld, boven onze hoof den,

bleek, met witte handen die beefden.

De leerlingen zaten zwijgend, het hoofd gebogen,

en angstig met vernepen Borst.

De professors klommen voorzichtig, gedrommen

en verdoken bachten het deurken van den preekstoel

op den doxale eener mindere Kapel. Zij luisterden

verwonderd, en wisten niet « hoe beoordeelen ».« Ii ne moralise pas assez. »

En daarop zeker antwoordde zijn laatste woord :

« Et si l'on me demande quelle est la morale de

ces enseignements, je repondrai que j'ai preche, fait

connaitre et aimer Jesus-Christ. »

Ja, hij was kwalijk verstaan.

Nu, na lange jaren, wekt dat min verwondering

en min bitterheid.

Page 139: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 137

Hij paste kwalijk. Hij viel in een onderwijs, in

eene opvoeding, die sedert honderde jaren gezeteld

waren. De boeken waren gekozen; de uitleg lag

gereed; de werken waren geregeld; het onderwijs

en de leering lagen vast in vaten : — scheppen en

uitgieten.

Gezelle Wilde daar niet van; of liever, wist daar

niets van; of liever, stond daarbuiten, en was daar-

buiten; geheel.

Hij was anders

en sprak anders

en lee/de anders.

Zijn woord was :

zoo spreke en

zoo denke en

zoo dichte en

zoo doe'k.

Alzoo kwam het dat hij nooit en peisde op

« voorzichtigheid » en mate.

Il ne dosait pas.

Hij werd kwalijk verstaan;

eerst van veel studenten, die gewend waren

in hunnen « cahier » den uitleg te bestudeeren van

de « Auteurs », en er in « noten » de gereede ant-

woorden te vinden voor de vragen in om best, voor

« les questions de la composition »,

dan ook en altijd van de professors.

Page 140: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

138 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Zij leefden in die traditie, in die letterkunde, in

die conventie, in die boeken, in dien uitleg. Kwam

dat al weg te vallen, wat gingen zij zeggen en doen?

Zij stonden ontwapend, zonder geld of goed, in

armoede, en zagen voor hen noch weg noch wijzer.

Kwam geheel de leiding tusschen nauwe muren

met ontzag en straffe, met gebod en verbod, te ver-

dwijnen, — alle overheid en bestuur en geleiding

viel weg en dood.

Zij zaten als of het ware op doorzeten gemakke-

lijken stoel en vervongen malkaar op diezelfde

zate in hetzelfde werk met meer of min veerdig-

heid; en al met eens wierden al die stoelen wegge-

trokken en geheel het onderwijs tuimelde omverre.

Zij grepen dan naar de sporten, hielden vast, en

schopten weg die zate en ruste stoorde.

Gezelle verdween.

« En zijne Vlaamschgezindheid? »

« Het is voor zijn vhamschgezindheid dathij ! ... »

't En doet.

't Is hij, 't is waar, die den steen weggeschopt

heeft en de bronnen uit vlaamschen grond heeftdoen spruiten.

't Is hij die al de krachten en gaven van het

eigen vlaamsch wezen in de j ongelingschap van

Vlaanderen losgerukt heeft en doen groeien.

't Is hij die als eene Zonne er over geschongen

Page 141: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 139

heeft, die ze omhangen heeft met zijn licht en

warmte, die ze gekoesterd heeft, doorstraald, door-

sprieteld en doortinteld.

't Is hij die de schoonheid van Vlaanderen, in

prachtig vertoon, heeft doen bewonderen en be-

minnen.

Maar hij was geen « flamingant ».

Ik schreef hier boven :

— « Wij luisterden naar geheel zijn wezen.

» Dat wonderlijk wezen, zoo diep, zoo hoog, zoo

breed, echt en waar en innig, zuiver als een crys-

taal vol zonneglans, zinderde voor ons en zong, en

ontwekte eerst in ons en dan ook rondom ons eene

onbekende wereld. »Wel, dat wezen was vlaamsch, geheel. Het was

eigen; uit eigen bloed gesproten, volgroeid uit

eigen grond en onder eigen lucht, begaafd met eigen

taal en woord, vangende eigen schoonheid uit eigen

natuur en land, en reikende omhoog op machtige

armen ... Vlaanderen.Geen prente van boetseerenden duim, geen

dwang van richtend jok, geen striepken van hou-

wend staal bleef op hem.

Hij was — Guido Gezelle.

Zijne gedachten en gevoelens, zijne gedichten en

gezangen, zijne taal en woorden stroomden over

ons en deden er zwellen, kiemen, heffen, groeien

en bloeien, dat eigen wezen.

Het deed ons herworden.

Page 142: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

140 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Maar, dat herhaal ik : van geobjectiveerde

vlaamschgezindheid was er bij hem wenig of geen

sprake;

Een woord somtijds :

Het bloed des yolks roept : vlaamsch !en gij, ge en hoort het niet.

Men zegt dat 't vlaamsch te niet zal gaan't en zal.

Een woord, een gedicht, een brief, een lustig uit-

botten uit het blij de wezen; maar « van krijgsvoer-

derij » was er bij hem geen sprake in dien tijd, en

later nog min.

Niets anders als wezen.

Zoo stond hij alleen, op de hoogte, op den berg;

uitwendig omstraald van licht en lucht in Gods

zonneschijn; inwendig doortinteld van wij dstra-

lende klaarten, doorwoeld van eene zee die wilde

uitstroomen ; maar in eenzaamheid en verlatenheid.

Hij was de groote Vlaamsche Dichter, en 't jonge

Vlaanderen reikte naar hem zijn gulzige herten.

Dat ook wierd kwalijk genomen.

Hij verdween.

II

Hij verdween,

en verbleef eerst te Brugge, bestuurder van het

Engelsch Seminarie onder Mgr Dessein, onderpas-

tor dan in Sinte-Walburga, en daarna te Kortrijk,

als onderpastor in Onze-Lieve-Vrouwparochie.

Page 143: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 141

Geheel dien tijd hebbe ik hem van heel bij

gekend, en ik wilde wel hier zijn trouwe beeld, —

zijn beeld door dien tijd, — in zware lijnen, naar

naturen schetsen ; mindere en andere menschelijk-

heid vertelle ik wel eens, later.

Hij ging, hij stond, hij zat, met al zijne reuzen-

krachten binnenwaarts; gekneusd, doorwond, door-

scheurd, binnenwaarts ook ; met eindeloos zielen-

wee.

Ik zie hem nog voor mijne oogen, met zijn groot

voorhoofd, met zijn half geloken oogen, vol verre

leed,- met zijn ernstig, diep, gerimpeld gelaat ; edel

en schoon altijd; maar alsof het ware mat en moede.

Een mist, een smoor, een doovende donkerheid

hing over hem, omhulde geheel zijn uitwendig

dichterlijk wezen en doffelde alles dood. Daaronder

bleef er gelijk een slapende macht. Er smeulde wel

iets, en eene vonke knetterde en spetterde soms uit

die mulle duisterheid, maar aanstonds was het

weder zwijgen onder stille, droeve, wakke verlaten-

heid.

De buitenkanten zijner ziel alleen wrochten met

groote krachten en wonderlijke veerdigheid. De

dichtermacht, de hoogere macht, zijn eigen wezen,

lag begraven, verzonken, diep, zeediep, onder

moedloosheid, wantrouwen, benauwdheid, kwaad-

vermoeden, wee en zeer.

En als ik dat hier beginne to schrijven, ik ontzie

Page 144: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

142 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

het. Het is mij alsof ik dat kwalijk ging uitdrukken,

alsof ik ging moeten kwalijk verstaan worden.

Geheel de binnenkant van Gezelle, zijn innigste

wezen, zijne ziel, die groote ziel, oneindig, vol

pracht, vol macht, vol spel van baren in geest en

hert en woord, die groote ziel, was zedelijk

gekneusd, gebroken, doorwond en doorscheurd.

Een ijdelte, een gevoelen van onmacht, boven gron-

delooze diepten, van verlatenheid en verlorenheid,

lag daar van binnen besloten in wee en zeer, in

eindeloos wee, onuitsprekelijk en ontastbaar lij den.

Geheel dat binnenwezen was bezeerd, overdekt met

gevoelige lichtontsteken wonden. Dat priemde en

zinderde hem dweersch door. Eene huivering.

Belet wel dat was de binnenkant, de diep ver-

holen kant van zijn groot dichterwezen;

niet de uitwendige gewone man; niet zijn dage-

lijksch werkverstand; niet zijn dagelijksch men.-

schengevoelen, niet zijn dagelijksch leven;

maar wel dat onbewust wezen en worden zijner

innige ziel.

Daarin dan lag die moedloosheid, dat wantrou-

wen, die benauwdheid, dat kwaadvermoeden, in

wee en zeer.Hij had zoo rechtzinnig en zoo eerlijk, met zoo

veel neerst en lief de, zijn geheel wezen geuit en

gegeven in zijn woord en werk ; en alles was kwa-

lijk uitgekomen, kwalijk uitgeleid, misvallen, ver-

wezen, gedempt.

Page 145: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 143

Hij zat alsof het ware zonder hand, zonder voet,

zonder geest, zonder hert, zonder ziel; want er was

geene uitgave meer mogelijk van zijn inwendig

groot wezen.Dat wezen, zijn eigen wezen, vond geene plaats

meer, nergens.Hij scheen uit eene andere wereld gekomen, en

voor eene andere wereld geschapen.Voor zijne ziel was er hier geen uitwendig leven

mogelijk.Gedoofd al buiten ; levend alleen binnenwaarts.

Ontmoedigd geheel en ghans.

Uit lien staat kwamen die brieven waarvan er

een gedrukt staat in Dietsche Warande en Belfort.

... Ik ben onlangs gevraagd geweest eene conferentiete houden te Thielt, te Brugge, te Oostende en te Kort-rijk; dat is mij altemale, zelfs te Kortrijk, onmogelijkgeweest te aanveerden. Hoe zou ik het dan te Leuvenkunnen doen? En al ware het mij niet belet door mijnebezigheden, nog zou ik er twee keers op peizen eer ikte Leuven het woord zou voeren. Wat op de wereld kanik daar komen zeggen? En zijt dan, als 't u belieft, nietkwaad op mij ; ik heb al werk genoeg met de heruitgavevan de nagelaten dichtwerken van den — litterariter sinon litteraliter — overleden G. G.

« — Wat op Gods wereld kan ik daar komen zeg-

gen ?— En zijt dan, als 't u belieft, niet kwaad op mij.

— Litterariter overleden. »

Moedeloosheid.

Page 146: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

144 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Benauwdheid.

Eerst bidde ik den lezer wederom mij niet kwa-

lijk te verstaan. Er is hier geen sprake van gewone

menschenbenauwdheid. Gezelle was benauwd van

niets; noch van honger noch van dorst, noch van

armoe, noch van slagen, noch van ziekte noch van

dood; noch van dag noch van nacht ; hij was

benauwd van zielenzeer en zielenwee; het onein-

dige.

In lien zin was hij benauwd van alles en van

alleman; schuchter en schuw. Hij zou gaan kijken

zijn bachten de deuren, en de deuren gesloten heb-

ben, om een woord te vezelen. Hij zou onder tafel

gekropen zijn; en zijn grondgevoelen was : als 't u

belief t, laat mij, in vrede. Vrede !

Van natuurswege en was hij geen « flamingant »,

geen strijdende Vlaming. — Hij wilde het wezen

uitzetten; doen uitzetten, niet strij den, niet ver-

overen ; maar groeien, groeien in leven en wezen.

Zoo spreekt zijn woord te Thielt over De Bo :

« Hij, hij trok zijnen string, door de ongebaande

strate, en hij en zag niet om; gelij kende den sterken,

den vastberaden, den stille en verregaanden, den

edelen, den koelmoedigen werkosse. »

Alzoo zijn woord aan de Jonge Limburgers :

« Geen krijgsvoerderij doen en laten zeggen. »

Alzoo en klaarst van al zijn portret met eigen hand

geteekend : — Hij beschrijft bij later dagen in

Tijdkrans den Ploeg en zijn werk, dat het zijne is :

Page 147: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 145

0 Vechter, die in 't vaderland,met scherpgeschuurden tee en tand,

door vodde en vilte en voren vecht,en 't taaie terwland ommelegt !

Ik zie u geerne, ontembaar aan,uw' diepe en duistere wegen gaan,

van al dat vreeze is vrank en vrij !- Mijn doen is dat, zoo dunk' et ntii !

En toch spruit hier en daar zijn innige ziel inluider woord

Het bloed des yolks roept Vlaamsch 1en gij, ge en hoort het niet !

in volkswoord :

Die geen taal heeftis geen naam weerd,

waar geen taal leeftis geen yolk.

in lustige veerdige degengrepe :

Gij zegt dat 't vlaamsch to niet zal gaan :'t en zal !

Dat 't waalsch gezwets zal boven slaan :'t en zal 1

Dat hopen, dat begeren wij :Dat zeggen, ja, dat zweren wij :Zoo lange als wij ons weren wij :

't en zal, 't en zal,'t en zal I

6

Page 148: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

146

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

en achter een blij den avond :

m'en hebben nie' veel meer anders vlaamsch,maar m'hebben nog vlaamsche leute.

En toch hij was geen flamingant uit naturen. Uit

benauwdheid nog meer vluchtte hij alle betooging.

En spreek hem van geene roering, van geene

ontroering ex profess°, van geene beweging, 't is

gelijk dewelke : Neen ! alles moet gerust blijven en

in vrede; vrede, vrede, vrede, zonneschijn; de

nood, de innige nood zijner ziel. Dat bleef hem bij,

zelfs in betere dagen. Door zijnen Tijdkrans, doorRijmsnoer breekt in honderd plaatsen, breekt over-

al die zucht uit naar helder weder, naar vrije lucht,

naar zonneschijn; naar rust en vrede.

Hij zat vol wantrouwen. Hij en betrouwde nie-

mand meer; minst nog zijn zelven : Misschien wordt

dat kwalijk genomen ; — misschien legt men dat

kwalijk uit; — misschien valt dat wederom kwa-

lijk uit. Men wil mij kwaad. Ik passe niet. Hij wierd

miskend, bedrogen, beschuldigd, belasterd, gestoo-

ten en gestampt ; en zat zonder verweer onder

onzichtbaren dwang en vernedering, die boven zijn

hoofd en rondom hem in dreigende lucht hingen.

Kom Kier mijn Rozenkrans;het is mij al ontvlogen

waaraan ik troost weleeren lavenis vragen dorst.

Het is mij al ontgaan,het heeft mij al bedrogen,

Page 149: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE

147

't is ijdel en het gloeitin mijn gepijnde borst.

Geen bronne meer die spruitgeen dauwdrops helpend leken,

geen bladeren aan den boom,geen water in de beken,

niet, niet dan bittre traandie langs mijn kaken glijdt

en gij ! mijn Rozenkrans,die mij gebleven zijt.

Daaruit ook dat nit alles hem het mogelijk kwaad

in de oogen sloeg, in den geest. Daaruit dat hij van

alles, onbewust den kwaden kant zag : Een stille

verre pessimisme. « Zou dat wel alzoo zijn? —

Voorzeker ! » kwaad, kwade wil, kwade werk.

Zijne ziel lag in breede meeren vol wee, en geheel

zijn wezen vol bezeerde wonden.

Daar zelfs wilde hij niet van spreken, mocht men

niet van spreken. Niemand mocht die wateren

ontstellen, noch doen rimpelen. Niemand mocht die

bezeerde wonden genaken, noel zalven; tenzij,

zwijgende stille vriendschap.

Daaruit komt dat zijne verzen wel zijn wee

verraden, maar nooit bedichten.

Wat weegt er op mijn hertdat mij tot zuchten praamt.

Mijn hert... mijn hert is krank, en broos,en onstandvastig in 't verblij den;

maar, als 't hem wel gaat eenen stond,'t kan dagen lang weer honger lij den.

Page 150: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

148 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Daar zitten zuchten alvolveerdig, neergedwongen,

en beidende in de bange borst...

Daarom ook liet hij uit zijne Kleengedichtfes dien

Rozenkrans weg.

Somtij ds, j a, geheel raar, braken de dij ken door, en

het bitter ontmoedigd woord zinderde eenige ston-

den, om dan weder in gebroken gemoed te zwijgen.

Zoo bleef hij schuchter en schuw. Hij look hem

en bleef liefst all een. Verschijnen, moeten verschij-

nen, wekte angst in hem en vreeze. Hij bleef weg,

of verdween zoohaast en zoo verre mogelijk, en als

men Guido Gezelle bij zijne vereering te Leuven,

als Doktor van Leuven zoeken ging, vond men hem

niet meer. Hij was gevlucht !

Hij had rust noodig, en vrede, en stille getrouwe

vriendschap en goedheid. Daarom was een goed

woord, van boven, hem een zonnestraal. Hij was

niets; hij begeerde niets; hij wenschte niets; tenzij

goedheid; en 't was roerend om hooren, als Mgr

Faict hem eens te Kortrijk aansprekende gezeid

had : Monsieur Gezelle, je devrai encore songer a vous,

hoe hij met kinderlijke vreugde dat aan vrienden-

huizen geheim vertellen ging.

Boven die gevoelens van moedloosheid, benauwd-

heid, wantrouwen en wee, hadden natuurlijke gela-

tenheid, dagelijksche wil en begeerte van vrede

Page 151: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE

149

stillekes aan eenen mantel geworpen van zielen-

goedheid ; waarmede hij alles dekte : En als lente

mocht wederom rondom hem ontluiken bleef er

hem alleen als een horror van verre dagen en lij den,

eene vreeze voor wederkeer, en een priesterlij ke

gedoogzame sit !

Zoo was dan in zijn zwijgenstijd Guido Gezelle;

maar toch, die doove kop, te Brugge eerst en later

te Kortrijk bleef uitsteken en teekenen bui ten en

boven alle andere. — Hij was anders, en peisde

anders, en sprak anders, en handelde anders als

gewone menschen.

Daarvan vertelt eene bewonderaarster van

Gezelle in eenen brief aan den Heer K. De Flou.

a Wij leeren voor onze eerste communie en gaan desZondags in de groote, stille Sinte-Walburga-Kerk, naarde « Kapelle » waarover een nog jonge priester het toe-zicht houdt. Zoo ooit een herder de ziel der kudde was,

dan was hij dat wel. Heel de kinderschaar kende en mindehem, niet als « de heer onderpastor » dien men duchtenzal, maar als een vriend naar wien men opkijkt met lief deen vertrouwen, als naar eenen ouderen broeder... Watwij echter met ons fijn kindergevoel wel vermoedden,was dat hij niets deed als een ander priester, en dat allesvan hem beter en keuriger was : dat hij het merk van denkunstenaar prentte op zijn eenvoudig werk van kinder-leeraar... »

Dat aardig wezen straalde ook door zijne ser-

moenen, door zijn handelen met armen en zieken,

door zijn huiselijk leven.

Page 152: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

150 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Alzoo ook, al bleef zijn dichterlijk en hooger

wezen als toegevouwen en geborgen, speelden toch

zijne wonderlijke krachten hier en daar in ander

werk.

Te Rousselare in zijn studententijd had hij

begonnen woorden en zegwij zen, legenden en yolks-

liederen oprapen. Dat deed hij voort, con amore;

en 't was hem een toevlucht en eene rustbezigheid

voor zijn gekwollen geest en hert.

Schatten vergaarde hij alzoo

voor den Idioticon van De Bo;

voor Loquela die hij later stichtte en waarin hij,

met wonderlijke veerdigheid en dichterlijk zien en

spreken, uitleg en verband schreef in allerschoon-

ste taal;

voor den Duikalmanak die nu nog zoo geprezen

en gezocht wordt.

Hij stichtte ook in 1865 met James Weale Rond

den Heerd, en na zes maanden moest alleen den

last ervan dragen. — Daarin staat zijn heerlijk

prozawoord in

zijne legenden en verhalen,

zijne prachtige verbeeldingen van planten- en

dierenrij k,

zijne prozadichten,

zijne studièn over tale.

Dichtveerdigheid bleef hem ook bij ; maar het was

voor een gelegenheidsvers; of een luimig woord.

Page 153: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 151

Gelijk bijna altijd en overal, bleven bij hem luim

en lichte monkel de diepten bovenzwemmen :

nood van zijn zelven to vergeten. Schuim van zee-

baren die de diepten bovenvlot.

Zoo schreef hij veel rijmkes in nieuwe en oude

tale.

Zoo schreef hij

QUESTIE is een aardig woord

Is rood geverruwd water wijn?Is rogge terwemeel?

Is lood met goud of zilverschijn,en lood, niet evenveel.

Basileus in 't Grieksch is koning,Basilius in 't Latijn . .

en dat allerschoonste

NIET

Daar wandelde op nen zomerdageen neuswijze achter 't land 'et land,

daar hij twee kleine meisjes zagdie speelden in het zand.

Zei neuswijs : « Maar wat doe' je daarje meisjes alle beide bei?

Wat doe' je daar, je blond van haar,je meisjes, in de mei? D

Page 154: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

152 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

En 't eene van de meisjes zei :« wel heere, zoo je ziet je ziet,

wij zitten hier, wij zitten, hei !wij zitten en doen niet. »

« Maar niet, » zoo zei de neuswijs mij,« dat is een ding, gewis gewis,

dat is een dingen da' je gijniet weet wat dat het is. »

« Bah 'k doe, » zei 't ander meisje boos,— en 't wiste entwat dervan dervan, —

Niet is eene kouse voeteloos,en zonder been deran. »

Stillekes aan ten andere, te Kortrijk, in zijn een-

zaam leven, door rust en vrede, door genegen en

onbreekbare vereering van het yolk, door trouwe

vriendschap, rezen langzamerhand zij ne gezonken

krachten omhoog. De binnenziel keek uit, en mocht

lucht en zonnestralen genieten. Zij botte en priem-

de weer los, en men zag en hoorde den Dichter weer

herleven. In den beginne, van verren tijd tot verren

tijd, dapper en dapperder later, en eindelijk altijd

weerklonk zijn alles overhelmende lied boven

Vlaanderen en 't Grooter Nederland.

III

Hij was te Kortrijk, eerst onderpastor in 0.-L.-

Vrouwe, dan bestuurder van drij vier nonnen, en

eindelijk niets meer, niets.

Page 155: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 153

Door al die j aren leefde hij alleen; en, in zijn

huiselijk leven, in zijn priesterlijk kerkewerk, en

ook sours, raar genoeg, door de straten, ging zijne

wegen, onder dien ingetogen diepen kop. Het yolk

bezag hem, bewonderde hem, beminde hem, en

ontving alsof het ware onbewust de prente van een

schoon en hooger wezen. — Waart gij het niet,

Emmanuel Vierin, die naar de kerk dien vreemden

kunstenaar geleidet ; en als gij, na elleboogduw met

wijzenden kin en oogslag, hem Gezelle toogdet,

dien dooven, bewonderenden « Nom de tonn,erre »

hoordet grommelen nevens u?

Het yolk ten andere dromde random hem in

alien nood van lijf en ziele, en over alle blij- en

droefheid stortte Gezelle zijne helpende goedheid

en altijd gereede dichtveerdigheid.

Gelijk zooveel andere kinderen deed Blanche hare

Eerste Communie;

1877-22 Maarte.

Nog nauwelijks heft een blomke of tweezijn kopken uit de groene wee

en zoekt de zonnestralen,of blanker blomkes gansch een stoetde blijde wegen schittren doet

omtrent de kerkportalen.

Ik zie daar een...

maar wierd twee maanden later begraven;

Page 156: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

154 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

8 Juni.

Nog nauwlijks is een maand of tweeden schoonen dag voorbij, of wee

verblindt onze oogestralen :wij zoeken weer den blijden stoet,maar alles treurt en treuren doet

omtrent de kerkportalen.

Ik zie daar een...

en zoo lag tot ouderentroost, in leven en dood,

het kind tweemaal ombunseld, in 't zelfde lief

gewaad van dien blanken dichtsamaar.

't Was dagelijksch werk.

De Burgerij vroeg hem Engelsche lessen, en ging

bewonderend luisteren naar dien genoeglij ken uit-

leg van taalverband vol wondere wetensweerdig-

heden.En sprekende van die patronage daar Gezelle

bestuurder van was, en waar, in ongehoorde blij-

heid de Kortrijksche meisj es een deuntje zongen

Wij dansen, wij dansen,een ieder mag het weten

en dansten, hoore ik dat oud pastorken Vyncke,

onder vinnige oogen door monkelenden mond nog

zeggen : Gezelle alleen kan en mag dat doen.

Gedurende geheel dien tijd leefde hij in zijn kleen

huizeken bij de Broeltorens, en later in 0.-L.-

Vrouwstraat, gerust en in vrede. Stillekes hief om-

Page 157: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 155

hoog rondom hem, in dagelijksche hooger golving

de eerbied, de genegenheid van het yolk; van het

arm yolk eerst, van het burgervolk en rijkvolk

dan, van geheel Kortrijk eindelijk.

Geen kind, geen man, geen vrouw, geen mensch

die hem niet kende, eerde en beminde. Hij was...

Gezelle ! met dien kortrijkschen langen klank in

het woord.

Zijne oude vrienden oak hielden rondom hem

dien luchtwalm van getrouwen, onbegrensden,

genegen eerbied; en uit geheel Vlaanderen rees to

hemwaart als een preutsche, genegen, dankbare

hulde.

Hij,

in zijn zelven,

was als iemand die uit de diepte, uit den don-

keren, uit onmacht en onbewustheid van krachten,

stillekes den grooten kop opheft, luistert, kijkt,

hoort en ziet, en met lange teugen, lucht en licht

inademt en het beproevend spel geniet van ontwa-

kende krachten in zijn eigen groot wezen.

Van tijd tot tijd, raar genoeg in den beginne,

weerhelmt zijn woord en tongeslag over Vlaan-

deren.

Hij ontlast er in, in lange ademhaling, een lang

gevoelen, en teekent hier en daar een dikwijls ge-

noten beeld.

In 't jaar 1877 schrijft hij :

Page 158: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

156 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

0 Dichtergeest, van wat al bandenhebt gij mij, armen knecht, verlost,

en, uit uw' handen,wat heeft uw dierste gunst mij weinig werks gekost!

Gij Godlijk wezen doet mij levenwaar menig andre sterven zou,

en ongegevenis nog de groote gift waarom 'k u derven wou.

In 't jaar 1882 dicht hij en drukt in Loquela :

Andleie, zoo overvloedig van gevoelen en rijk in

beeldenpracht.

Jordane van mijn herten aderslag mijns levens,

o Leie, o vlaamsche vloed,lijk Vlanderen, onbekend;

hoe overmachtigt mijde mate uws vreugdegevens

wanneer ik sta en schouweuw' vrij en boord omtrent !

Hoe vaart gij welgemoed

Toch lag wee en pijne in hem, en in 1883 dicht

hij nog :

Mijn hert is als een blomgewasdat, opengaande of toegeloken,

de stralen van de zonne vangt,of kwijnt en pijnt en hangt gebroken.

Page 159: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 157

Mijn hert gelijkt het jeugdig groendat asemt in den dauw des morgens;

maar zwakt, des avonds, moegeleefd,vol stof, vol weemoeds en vol zorgens. ,

Maar dapperder slaan zijne gedichten uit, en hij

staat gelijk een herlevende boom met scheuten en

botten en blad en bloem en heerlij ken kroon in den

zonneglans en in den stillen, vrij en, breeden waai

van den wind.

Hij antwoordt met weergevonden 'even, gelijk

een weerklank, aan vriendenwoord, en dicht, over

Nachtegaal, in weerzeg aan Karel de Gheldere :

— 'k ben een blommedie rondommebloeit in helder klankgeblaart,

tot dat verf enklank versterve

blijvende in de vrucht gespaard.

't Lustig lied ook, met lichten tred en dans, vol

gerinkel van maat en klank, dat men lijf en knie

en elleboog en kneukel roert bij 't lezen, springt hier

en daar weer uit :

Met stok in d'hand,uit Vlaanderland

zoo kome ik, en de walen,beeksala !

Page 160: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

158 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

die beeksala betalen,zij krij gen voor, parli, paria,

twee soun, twee bondtjes beeksalabeeksala, beeksala.

........

De rijmreken, die moesten gedichten worden,

vallen als peerlen uit zijnen geest en hert en mond :

1k hoore peerlen op een elpen tafel tinkelen.

De daverendezonne danst

en dingelt op dedaken.

Wit van bol en wit van bastzilverwitte abeelen.

Avondstond mij willekommedaar en ruit geen vogel meer.

Eindelijk omtrent ontlast, ontladen, in 't voile

bezit zijner dichterkrachten, volgroeid, volledigd,

volrijpt, zekerder en sterker en als verwonderd over

zijn zelven, toch vol schuchterheid en vreeze voor

geleden zeer, staat hij weer recht, onzeggelijk

groot, in 't midden van Vlaanderens weelde en

schoonheid, die hij vangt en vat in oog en oor en neus

en mond, genietend, en uitspreekt en uitzingt door

wonder mondgetuig en tonge- en lippeslag ; met

eenen geest die alles bestraalt, overstraalt en door-

Page 161: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 159

straalt en in prachtige en kleurende beelden zet ;

met een hert dat alles woelen en welven en kloppen

doet van levend leven, en met die alles doorzinde-

rende ziel, zijne groote, diepe, innige ziel.

Een wonder man :

Niemand in Vlaanderen heeft een woordenschat,

een rijkdom van zegwijzen, eene heerschappij over

de sprake, eene taalkennis als Gezelle. Geheel de

taal van West-Vlaanderen zit in hem.

Niemand in Vlaanderen heeft een zanggetuig

gelijk hij.

Zijne keel is anders als die van ander man, zijne

tonge, zijn lippenplooi, zijne ooge en oore, zijn

kop, zijn schouder en elleboog, zijn knie en voe-

tenhef.

Bij hem is de maat, bij hem is het klankenspel,

pasis, buiten alien zin en beteekenis. Zij zijn uit-

sprake van zijnen geest ; zij zijn uitsprake van zijn

gevoelen, en moeten bij die hoort en leest gedacht

en gevoelen wekken.

Hij speelt er mede, wonderlijk, en luistert

genoeglijk naar zijn a.e.i.o.u. ; naar zijne zang-

noten, naar zijn gamme van klanken, naar

zijn passende klanken, naar zijn sijibenval. Hij

wandelt over end weder, of rust in zijnen zetel,

en, naar rijthmus, geven zijn hoofd en hals,

en oog en lip en vingerdans hem monkelend zoet

genot.

Page 162: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

160 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

'k zag zeven zijden zakken staanal op 'nen nieuwj aarnuchtend.Zonder tik of tinte daarinzonder male of manke daaraanzag ik bij nachte een blommeke staanlang en lijze van blaren.

Tokt op een ijdele ton ton ton,ze rolt, ze bolt, ze bommelt.

Het jaar is uit —en tenden geleefd :

van al zijne oudeellenden en heeft

den last het ons ontgeven;het nieuwj aar heeft,

van heden of aan,voor elk ende een,

een schrede gedaan :wie zal 't tot tenden leven.

Duizende en duizende verzen wekken bij hem

het zoet, het klinkend, het onontleedbaar genot

van dans en stap, van zang en klank, van lucht en

licht en wind en bladeren. Maaksel, snede en roe-

ring van al dat leeft. Zonneschijn in waterspel.

Rijkdom en overvloed.

In maat en zang niet alleen, maar in zijne verzen

speelt hij een wonder en prachtig spel. Zij vallen

gelijk droppelen van vingertoppen ; zij wenden en

bewegen harmonieus nevens een; zij wentelen door

malkaar, en hangen onder een en van elkanderen

in licht- en luchtgewaai, in vaste greep en duw; in

Page 163: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 161

zware dracht en last; « een rook van kaven, een

wagen van riet, een drijven van koornhalmen, een

wentelen en ritselen van bladeren, een wolken-

bouw, vol lichte windenspel en gevoelvormen ».

Dat is zijn zanggetuig.

Maar die binnenkrachten, en de ziel die daar-

mede zingen moet en in Vlaanderens schoonheid

haar eigen uitzinderen is onvergelijklijk machtiger

nog en prachtig.

Beziet den geest nu die dien kop verlicht : hoe

hoog, hoe wijd, hoe verre hij vaart; hoe hij alles

samenvat in eene grepe en verbindt, — Samson,

Ouden Boom; — hoe helder hij alles afteekent, in

kleur en lijnen : — Avondrood, en Rooden Zonne-

zet, en Storm en Wind, en Lucht en Smoor en

Bosch en Boomen, met kleur en reuken, Koei en

Hingst, en Kraai en Wouter, en Vogel en Visch en

Groen en Groei, en Distel en Doom, en wat weet

ik al.Vlaanderen, geheel Vlaanderen spiegelt in hem.

Hij bekijkt het, hij bemint het en doet het weer

leven en zinderend bestaan in onsterfelijke beelden

die een onuitsprekelijk genot geven zullen door

alle eeuwen henen, aan 't jonger heropkomend en

dankbaar Vlaamsche yolk.

Beziet dat hert en die ziel die alles doorademen.

Zij zijn duizend en duizendvoudig. Zij liggen stil,

in eenzame zoete stilte, in zielstilte. Zij stormen

luide en geweldig. Zij denken in wee en grondeloos

Page 164: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

162 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

leed. Zij wemelen zoetjes omhoog in nauwlijks

vatbare droefheid, onbepaald en troostvol; Zij

wagen en wentelen in de locht in blijheid en vreug-

de ; of schetteren in lust en leute en zottigheid.

Geheel 't klavier en al de toetsen.

Natuur, Natuur speelt rond dien kop, omhoog

daar. Hij, hij ontvangt, en kijkt en bewondert en

bemint, en met zonnestralen en zielzinderingen

boetseert en koost en streelt ; hij herschept, en uit

den machtigen levensgloed die, oneindig, veust of

blaakt daarbinnen zet hij uit, in leven, die aller-

liefste allerprachtigste beelden.

Zij zijn beschongen, bestraald, doortinteld, van

die hooge zonne daarbuiten, en van die andere

zonne daar, die hij in zijn wezen draagt, en die

alles in licht en klaarte zet, en aan alles passende

en wezende warmte geeft en leven.

— Hoe werkt hij ? of gaat hij to werke?

— Hij maakt nooit ... verzen.

Als de klaarte schingt, als de zang zingt, als de

ziel aan 't zinderen gaat : hij dicht

ofwel in eene dracht en verzenstort,

ofwel langzamerhand, in traagzaam wordende

klanken en woorden en beelden, die hij jaren lang

in eene soort van onvoldanen angst dragen kan.

In zijn wezen ligt er gelijk een verstandig gespan-

nen netwerk van snaren, met doorbonden maaljen.

Als hoek of kant daarvan geroerd wordt, de zinde-

Page 165: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 163

ring loopt allenthenen door geheel 't getuig, verder

en verder, en vormt tang en beeld.

Een woord is genoeg.

Allenthenen hoort hij ; het woord schept het beeld

van het allenthenen varende stoomgetuig, en 't

voelen ontstelt er bij :

Overal en allenthenenwaar de snelle wagenschenen

voeren van het stoomgerid,gaan de vierige asemj achtenvan de ontgloeide waterkrachten

vergen dat men God aanbidd' ;immers Hij is 't die den tijd endie de ruimt' heeft uit doen wijden :

Hij die beider pale en perkhoudt genaderd en gebonden,in de diepheid zonder gronden

van 't verstandig menschenwerk.

Alzoo 't Broodbeestig dier, alzoo Heel schimmel-

penninck, en honderd andere.

Uit den nacht staat hij op met een vers, en stille-

kes aan zindert het voort door het netwerk.

Door den dag zingt al met eens een woord en

rijthmus in zijne oore, of rijst onbewust uit zijn

eigen, en 't zindert voort door dat netwerk.

Beelden ook van allerzij den, uit de natuur, tee-

kenen in zijn ooge. Hij beziet ze en bespiedt ze

aandachtig, ontledend, en hunne schoonheid zin-

dert in zijne ziel.

Page 166: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

164 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Beziet hoe hij alles nagekeken heeft en als beeld

onthouden ; dat beeld. Niet het abstrakte beeld of

gedacht ; maar dat beeld dat hij gezien heeft en

bewonderd. Alzoo komen en staan in pracht die

verschillende beelden van het zelfde wezen.

De Koe.I

Ge en weet uw' weelde niet,noch uwen weg ! ontheven

en schielijk af, voortaan,van al dat uwen tochtbetuinde snoebert gij,

nu hier nu daar gedreven,beneen een bete gers,omhooge een teuge lucht.Gij staat dan oogen groot

en ooren snel, te luchten,een stonde, om stampvoets weg

en stormend heen te vluchten.

II

Aanschouwt mij, hier en daardie bende Casselkoeien;

die, louter bruin van Naar,-als zooveel blommen bloeien,

in 't gers en in de zon, die, zinkend henentiet,die, rood, het roode veld vol roode vonken giet.

Daar zijnder roode als vier;Castajenbruin geboende.

Page 167: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 165

Al langzaam langer speelt,dwers deur de weidegronden,'t zij welker koe een beeldvan schaduw bijgebonden;

en, wangedrochtig groot, in 't donker gers voortaanzie 'k zwarte spoken van gevlerkte koeien staan.

III

Gedoken half, in 't riet,half zichtbaar door de rieten,aanschouwt de koeien mij,die, versch uit hunne slieten

en vaste veters, nuop vrije voeten gaanen, gaande, 's morgens vroeghun lange steerten slaan.

Iv

Heur trompe steekt de koe : ze is moevan neerstig om te knagen;

van lange, in 't jeudig grasgewasden zwaren eur te dragen;

den zwaren eur, die, molkenvol,albij den grond genaakt;

die zwaait, die heur den tredt belet,en 't lichaam lastig maakt.

Hoeveel avonden uit den prachtigen westen, hoe-

veel avondstilten, hoeveel stilten heeft hij getee-

kend, die wij van tijd tot tijd wederzien in onzen

hemel van Vlaanderen, bewonderen, genieten, en

dan bewonderend herlezen.

Page 168: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

166 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

AVONDROOD

Nog nauwlijks is het groender boomen groene, en evenzijn, toppewaards, alleende takken groen gebleven;

al 't ander zwarter wordten zwarter ; boomen netvan zwarte zijde zijn 'top blauw satijn gezet.

In 't heerlijk zonnenvelddat donker wordt omhoogeen langzaam donkerderen dieper, staan ten tooge,

geschreven, zwart op goud,een bende reuzen groot :het eindloos boomenvolk,in 't eindloos avondrood.

II

Al rood is 't dat ik zie :Eên ovenvier heel 't westen,daarin de zonne zonken 's werelds oude vestenin gloeien zette. Laainoch glans en is er ; nietals enkel rood en, deurde losse wolken, ietdat eer aan bloed gelijktof aan onmeetbaarhedenvan ongehouwen stier -en huidlooze ossenleden,

Page 169: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 167

die drijvende overal,met vil- en slachthuisvee,de diepten vullen vande westerwereldzee.De zwarte hagen staanvol oogen, als van dierenen ongedaanten, diehun roode blikken stierento mijwaard, daar ik sta,van hiNAde tot den voetbespeit, ik zelve en diepein schijnbaar zonnebloed.

Niet alleen in andere tinten, maar in onbewust

mysteriegevoel, dekt de donkerheid de klare

avondbeelden :

Dankbaar, om des Heeren gaven,elk nu rust en vree begeert,om den disch en om den heerd.

En de rook puilt uit de kaven.

't Schamel dak van leem en lattenbergt zoo menig armen djoos,die geen koningserve en koos,

noch geen koningshuis vol schatten.

De aarde is moe van 't angstig reppen...Hier en daar nog, ketenvast,horkt : nen armen hond die bast;

of nen uil, een luchtje aan 't scheppen.

Kijkt !... een vleermuis, doof en duisterof 't een brokke bitter waar',wikkelt op heur vlerken daar !

En... een schemerworm verhuist er.

Page 170: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

168 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Honderd uren van daar, in onbegrensd en onbe-

paald en troostvol wee, hoornt de avondeenigheid

door de ijdelte der ziel :

'k Hoore tuitend' hoornen ende navond is nabij

voor mij ;Kinderen, blij de en blonde, komt,

de navond is nabij,komt bij ;

Zegene u de Alderhoogste...

En die stilten al : De eene zoo rustig en vredevol;

o Wilde en onvervalschte prachtder blommen langs den watergracht !

Hoe geren zie 'k u, aangedaanzoo 't God geliefde in 't water staan !

Geboren, arg- en schuldeloos,daar God u eens to willen koos,

daar staat ge : en, in den zonneschijn,al dat gij doet is blomme zijn.

't Is wezen, 't geen mijne ooge aanziet,'t is waarheid en ge 'n dobbelt niet :

en die door u mijn hert verblijdt,is enkel, zoo gij enkel zijt !

Hoe stille is 't ! 't En verwaait medalgeen bladtje dat ons stooren zal;

geen rimpelken in 't lief gelaatdes waters, dat vol blommen staat :

Page 171: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 169

Geen wind, geen woord : rondom gespreid,al schaduwe, al stilzwijgendheid !

en de andere zoo eenig en bedroefd :

Daar valt er nog een blad,daar nog een, uit de bogen

der hooge boomenhalle,en 't dwerscht den onbewogen

octobermist :'t en roert geen wind, geen een,

maar 't leken, 't leken tranendie men gevallen zou

uit weenende oogen wanen :een kerkhof is 't !

Luistert naar die drij, vier Nachtegalen;

Beziet die drij Spamans;

die twee Kraaien;

Vogels en Visch;

Die Bosschen en Boomen :

Hoe eigen zijn de boomen al,van dracht en groeibaarheid :

de hulst en bloot zijn' takken nooit,hoe fel de buienberschen;

de beukenboom zijn' handen naarden hemel openspreidt;

en, slaande, schijnt de berkenroeden wilden wind to derschen.

Op wacht, en achter 't water staangekroond met immer verschgewaai. ..

Page 172: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

170 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Berken :

Edeldrachtig houtgewas,'s zomers laat ge uw' teere takken,hangend haarwijs, ommezwakken,

of 't een spruitend water was.

Lijzig, &Or uw hoofdgewaai,ruischt het dan, of, in uwe armen,honge een' bende bie'n te zwarmen,

rustloos, in den zonnelaai.

Populieren :

Daar staat hij, 't edel hoofd omhoog,gestriemd tot in de wolken,

de populier;hij zwinkt alhier,hij zwankt aldaar,

en knikt goén dag beneen hem, naarhet nederig vertoogvan huizen, steen en volken

Bloemen, Gers en Groen en Groei, die Distels en

Doornen :

Doorentuin dan, botten open;los, uw' dichte looverknopen;

los, uw zilveren reukallaam;los, uw sneeuwwit blommekraam I

Ei, 't en baat niet, dat robijnennaalden deur de toppen schijnen

heen te bersten, bier en daar,van uw doornig streuvelhaar !

Page 173: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 171

en tot het groene Raaploof toe :

Mijn oogen troost het boomgewaai,dat groene is, te alien stonde;

maar liever zie 'k als alle groen,het groen, te platten gronde.

Den moederschoot nabij, en nogmaar eerst eruit gekropen,

den borsteling gelijkt het, diezijn hert heeft zatgezopen.

Het spant, van louter levenslust,het blijkt, in al zijn' leden,

eon maagdelijk vertoog van verscheen vaste groeizaamheden.

o Raaploof, dat, te winterwaard,zoo mooi, zoo malsch van blaren,

den dooden stoppel groene dektder milde koorenaren !

Alles, en van dichte bij, heeft hij gezien en be-

zongen.

Niemand heeft mogen inniger die natuur gevoe-

len, en het genot ervan, door zijne verzen, als door

lijfsaderen, doen henenvaren :

Maar stooten doet de zonneschichtmij, door en door de lijfsgewanden,'t geweid, dat in de hemelpanden

geboren en geborgen ligt;het doet me een' vreemde deugd : in de arengevoele ik vochtig vier mij varen !

Page 174: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

172 TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

Want j a, niet waar, zoowel in die natuur, als

erbuiten, wemelen die ontelbare zielschemeringen,

met wallende wateren van alle diepten en rimpel-

plooi.Daarbij staan nog die heerlijke beelden, die, op

hun eigen, levende, bezielde, prachtige wezens zijn.

Dat zou ik wel moeten beschrijven en uitleggen

met de Gedichten zelf, maar 't ware een voile boek.

Gezelle, de geheele Gezelle en staat maar met

zijn geheel en prachtig Beeld in zijn geheel en

prachtig werk.

**

Hij is geweest de

LEVENWEKKER

Hij heeft leven gegeven; en dat is de vorm

geweest en de macht van zijn geheele genie, van

zijn geheelen kop.

Hij is het, die alle levensbronnen uit Vlaanderens

grond heeft doen spruiten.

Hij is het die in 't Onderwijs het leven gegeven

heeft aan de natuurkrachten van ons j onger diet;

Hij is het die het gevoelen en genot van schoon-

heid in ons yolk heeft gewekt.

Hij is het die onze taal, onze eigen taal, in haar

levensmacht en pracht, in hare gezonde lieve mooie

heusche veerdigheid, heeft doen groeien en bloeien,

een « zoetgekeelde blomme », over Nederland.

Page 175: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

GUIDO GEZELLE 173

Hij is het die onze maat en zang en klank in

allerrijksten rijthmus, heeft doen staan en gaan,

wagen en wegen, wippen en dansen, rompelen en

rimpelen ; die het geheele orgelspel van natuur en

taal en kunst, heeft doen levend zingen door geheelVlaanderen.

Hij is het die West-Vlaanderens Schoonheid ge-

wekt heeft en doen schingen in overheerlijke pracht

in de oogen van het preutsche vlaamsche yolk enalzoo eene beeldenrei geschapen heeft vol onster-felijke, wekkende kunst.

Hij is het, ik herhaal het, die Vlaanderen gewekt

heeft; die er zijne ziel, de groote, heeft doen door

ademen, door zinderen, door zingen in ondoofbarezangen.

Hij is de Levenwekker. Aan hem zijn wij onsleven verschuldigd.

Kortrijk, waar hij geleefd en gedicht heeft, gaat

zijn standbeeld oprechten, en zijnen schoonen kop

stellen onder die stille boomen daar, bij Onze-

Li eve-Vrouwkerke.

't Is wel;

maar wij, wij droomen van zijn beeld to zien, aan

de Leye entwaar, met boomen en bosschen bachten

hem, met vlakten en velden, koornvelden, links

en rechts van hem, met weiden en gers, vol bloc-men, aan zijnen voet.

Wij weten hoe onmogelijk dat is; maar daarop

Page 176: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

174

TWINTIG VLAAMSCHE KOPPEN

peizen wij vol preusch genot, hoe zijn standbeeld,

to midden zijn, en ons lieve Vlaanderen, in onze

herten staat, hoog, omhoog, in de herten van ons

vlaamsche yolk, omwalmd door onze lief de en

dank, bestraald door zijn zonneken, en omkransd

met onsterfelijke glorie.

Page 177: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend

INHOUDSTAFEL

Bladz.

Emiel De Monie. . 7D. Van Haute .. . 15

Alexis De Carne. . . 27

Alfred Weustenraad . . 40Karel Vande Putte . 46Amaat Vyncke . . 59Hendrik Persyn. . 73Legio ... . 83

Stijn Streuvels . Ioi

Guido Gezelle .. 123

Page 178: Twintig Vlaamsche Koppen - dbnl · 2011. 5. 17. · Het vlaamsch was to dien tij de beschimpt. Loquela hiet : « Cette loque-la, » en alle vlaamsch werk en vlaamsch wezen wierd vernederend