Verus Magazine, juni 2016

36
KUN JE HOOP LEREN? FOCUS: BEETJE AANDACHT VOOR DE ZIEL GRAAG Onderzoek naar schoolidentiteit op het mbo ‘ERKEN DE BELANGRIJKE ROL VAN MACHT IN DE ORGANISATIE’ Interview Martin Hetebrij JE BENT EEN ‘HOPE- PROVIDER’ Terugblik op VERUS 2016 HET VERHAAL VAN JOUW SCHOOL Ontdek samen waar de school voor staat MAGAZINE VOOR KATHOLIEK EN CHRISTELIJK ONDERWIJS Nr.6 | juni 2016

Transcript of Verus Magazine, juni 2016

Page 1: Verus Magazine, juni 2016

KUN JE HOOP LEREN?

FOCUS: BEETJE AANDACHT VOOR DE ZIEL GRAAGOnderzoek naar schoolidentiteit op het mbo

‘ERKEN DE BELANGRIJKE ROL VAN MACHT IN DE ORGANISATIE’Interview Martin Hetebrij

JE BENT EEN ‘HOPE-PROVIDER’Terugblik op VERUS 2016

HET VERHAAL VAN JOUW SCHOOLOntdek samen waar de school voor staat

MAGAZINE VOOR KATHOLIEK EN CHRISTELIJK ONDERWIJSNr.6 | juni 2016

Page 2: Verus Magazine, juni 2016

de klas van...

Tekst: Hester van de Kaa | Fotografie: Michel Groen

kinderen vullen hun keuze in op het digitale

planbord en gaan aan eigen opdrachten

werken. Vervolgens gaan ze naar hun eigen

reken- en taalcursus en na de lunch volgen

ze wat ze ’s morgens gekozen hebben.

Bij mij kunnen ze ’s middags in en aan

Natuur werken.

Daarnaast voer ik mentorgesprekken: neem

met kinderen hun digitaal portfolio door

en maak ontwikkelingsafspraken voor de

komende tijd. Het kind is leidend, ook in

portfoliogesprekken tussen kind, ouders en

mentor. Als een kind daarin presenteert wat

het heeft gedaan, en je ziet dat ouders gaan

klappen… dat vind ik echt kicken. Kinderen

kunnen hier hun ei kwijt, maar ikzelf ook.

Dit is een leergierige familiegroep. Ze zijn

open, nemen niet snel genoegen met een

antwoord. Ze voeden elkaar op en ze

voeden elkaar. ’t Is net een groot gezin.” •

“Mijn klas is één van de dertien familie-

groepen op De Bras. Onze basisschool

bestaat uit twee delen: Brasland, waar de

kinderen van de leerjaren 1 tot en met 3

verblijven, en Braswereld, voor de leerjaren

4 tot en met 8. We willen dat de kinderen

zich thuis voelen, op hun gemak en zichzelf

zijn. Dat lukt het best in familiegroepen met

verschillende leeftijden. Mijn leerlingen zijn

tussen de 6 en 13 jaar.

De ouderen zorgen voor de jongeren,

de kleintjes kijken een beetje op tegen de

groten; het is vertrouwd. Ze hebben veel

voor elkaar over, dat is in alle groepen

het geval.

De Bras gaat uit van de principes van

Luc Stevens: een kind leert als hij zich

competent voelt, autonoom mag zijn en

in relatie met anderen is. De laatste jaren

hebben we daar aspecten uit ervarings-

gericht onderwijs aan gekoppeld. ’s Ochtends

starten ze in de familiegroep: we bespreken

wat er die dag gekozen kan worden,

“’T IS NET EEN GROOT GEZIN”

De klas van...

NAAM: MARJAN VAN RIJNLEEFTIJD: 59 JAARGEEFT: TAAL EN REKENEN EN IS MENTOR VAN MENS EN NATUURSCHOOL: BASISSCHOOL DE BRAS (DEN HAAG)VRIJE TIJD: ONDERWIJS, KOKEN, YOGA, DE NATUUR IN

2

Page 3: Verus Magazine, juni 2016

FOCUS: ?

16

IN DEZE EDITIE

24

COLOFON

16 22 344

Nr.6 | juni 2016VERUS MAGAZINE VOOR KATHOLIEK EN CHRISTELIJK ONDERWIJS

VERUS is de vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs in Nederland. Ruim 4000 scholen in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs zijn aangesloten. Vanuit het hart inspireert, begeleidt en ondersteunt Verus bestuurders, toezichthouders, schoolleiders, docenten en ouders, zodat de kwaliteit van het onderwijs en daarmee het welzijn van kinderen en studenten verbetert, als dienst aan onze samenleving.

ISSN: 2352-5320

REDACTIE Hester van de Kaa (redacteur)Guido de Bruin (hoofdredacteur)Corine de Reus (bladmanager, eind- en beeldredacteur)

REDACTIEADRES Houttuinlaan 5b, Postbus 381, 3440 AJ [email protected].

VERUS DIGITAAL Het magazine kan als pdf gedownload worden van www.verus.nl.

VORMGEVING Ontwerpwerk, Den HaagDRUK Ten Brink, MeppelCOVERFOTO Shutterstock

ABONNEMENTEN (excl. 6% btw)Verus Magazine verschijnt zes keer per jaar. Verus Magazine is voor leden gratis en kost voor niet-leden 50.Voor niet-leden wordt het abonnement zonder schriftelijke opzegging (per e-mail of post) na een jaar automatisch verlengd voor onbepaalde tijd. Er geldt een opzegtermijn van drie maanden. Voor informatie en losse nummers: 0348 74 44 44 of [email protected].

COPYRIGHT Voor overname van artikelen of gedeelten daarvan graag voorafgaand contact met de redactie.

DISCLAIMER Aan de informatie in dit magazine kunnen geen rechten worden ontleend.

KUN JE HOOP LEREN? 4Verus stelt 2016 in het teken van

hoop. Hoe houden we ‘hoop

voor onze kinderen’, ook of juist

wanneer dat moeilijk lijkt?

Is hoop te leren en te cultiveren

in de klas?

MARTIN HETEBRIJ OVER HET BELANG VAN MACHT 10In het onderwijs willen we alles

oplossen met communicatie.

Maar dat is onmogelijk en ook

niet wenselijk. Uitoefenen van

macht is belangrijk.

FOCUSIDENTITEIT: HOOFD, HART, HANDEN ÉN ZIEL 16De belangrijkste conclusie van

een onderzoek op twee mbo-

locaties: voor een sterke school-

identiteit is gezamenlijke

aandacht nodig voor hoofd,

hart en handen, én voor de ziel.

En een diepgaand gesprek in

de school daarover.

VERUS 2016 VERHALEN VAN HOOPVOL ONDERWIJS 18Verus 2016 ging over ‘hope

providers’, en dus over u. ‘Hoop

voor onze kinderen’ – het waren

de mensen uit de praktijk van

het onderwijs die het thema van

VERUS 2016 tastbaar maakten.

VERUS VERDIEPTEXCELLENTIE 24Wat is de echte bedoeling van

excellentie in het onderwijs?

LEER SAMEN HET VERHAAL VAN DE SCHOOL VERTELLEN 28“Als schoolleider stuur ik de

schoolontwikkeling aan. Daarbij

hoort dat ik met het team een

gezamenlijke visie formuleer.”

En dat kun je leren.

DE RONDVRAAG:‘DE 40-URIGE WERKWEEK VERLAAGT DE WERKDRUK’ 34Verus poneert een stelling.

Betrokkenen uit (de omgeving

van) het onderwijs reageren.

RUBRIEKENDE KLAS VAN… 2

NIEUWSPLEIN 8, 9, 30, 31

COLUMN WIM KUIPER 12

DIENSTVERLENING IN DE

PRAKTIJK 13

MIJN VERHAAL 14

OPINIE 21

WHAT’S IN A NAME? 22

JURIDISCHE KWESTIE 32

LEDENVOORDEEL 33

inhoud

33

Page 4: Verus Magazine, juni 2016

4

“Hoop is ‘een heel klein meisje van niks’, kwetsbaar, wonderlijk, haast niet te geloven”

4

Page 5: Verus Magazine, juni 2016

De RK Maria Basisschool is “een kleurrijke

school in een kleurrijke wijk” midden in

Rotterdam. Een wijk, in de woorden van de

directeur – instemmend geciteerd door

lerares Suzanne Maat – met “een zwarte pit

en een gouden randje”. De woordkeuze

verraadt optimisme, maar doet ook de

nodige problemen vermoeden.

“Vooropgesteld: wij zijn een heel gewone

school waar leerkrachten graag werken en

kinderen graag naar school gaan”, zegt

Maat. “Ik wil niet de stereotypen bevestigen

van de ‘probleembuurt’ waar het alleen

maar kommer en kwel is. Maar natuurlijk,

ik maak soms situaties mee die voor mij

als leerkracht pittig zijn. Als ik na schooltijd

kinderen van 10, 11 jaar uit mijn klas zie

rondhangen met veel oudere jeugd, in een

soms heel grimmige sfeer. Of als een kind

tegen je zegt niet naar huis te willen, omdat

het daar zo weinig aandacht en liefde krijgt.

Wat doe je dan? Je zou zo’n kind zelf onder

je vleugels willen nemen, zeggen: blijf nog

maar een uurtje hier dan. Maar dat kan niet

altijd. Aan het einde van de dag ben je

‘maar’ de juf.”

DeugdenHoop voor onze kinderen – het klinkt zo

mooi, maar makkelijk is het heus niet altijd.

Hoe geef je een kind hoop, ook wanneer er

weinig reden voor is? Hoe houdt de leraar

hoop voor de kinderen, wanneer zijn of haar

invloed feitelijk maar zo bescheiden is?

Wat is dat, ‘hoopvol’ onderwijs”? Is hoop

überhaupt iets dat je kunt aanleren?

Op die laatste vraag reageert filosoof Paul

van Tongeren heel stellig: nee, dat kan niet.

Als (inmiddels emeritus) hoogleraar ethiek in

Nijmegen hield hij zich uitgebreid bezig met

HOE EEN ‘MEISJE VAN NIKS’ IN DE KLAS EEN PLAATS KRIJGT

KUN JE HOOP LEREN?

>

Verus stelt 2016 in het teken van hoop. Hoe houden we ‘hoop voor onze kinderen’, ook of juist wanneer dat moeilijk lijkt? Is hoop te leren en te cultiveren in de klas?

deugdenethiek; met klassieke deugden als

moed, rechtvaardigheid, zelfbeheersing, maar

ook met wat de ‘theologale’ of god delijke

deugden worden genoemd: geloof, hoop

en liefde.

Van Tongeren: “De klassieke deugden zijn

door en door verwant aan de pedagogiek:

die gaan over karaktereigenschappen die

verstandelijk en gevoelsmatig goed te

begrijpen zijn. Je kunt ze dan ook aanleren,

ontwikkelen, oefenen, cultiveren. Het

christendom voegde daar met de theologale

deugden iets wezenlijk anders aan toe.

Geloof, hoop en liefde zijn vaak helemaal

niet rationeel, zelfs contra-intuïtief.”

Dat komt, zo legt Van Tongeren uit, vooral

door de invulling die christelijke denkers

eraan gegeven hebben. “De christelijke

deugden hebben iets zeer paradoxaals.

Het gaat niet om iets waarschijnlijks

Tekst: Anton de Wit en Hadewijch Wouters (kadertekst) | Fotografie: Shutterstock coverstory

5

Page 6: Verus Magazine, juni 2016

Daarom is het belangrijk om leerlingen ook

zelf hoopvolle ervaringen mee te geven die

ze met elkaar kunnen delen.

“Wij doen dat bijvoorbeeld door sponsor-

acties te organiseren voor kleinschalige

projecten in ontwikkelingslanden. Ook

dichter bij huis worden sociale projecten

georganiseerd voor bijvoorbeeld vluchte-

lingen, zieke kinderen en eenzame ouderen.

Daarbij is het belangrijk om de resultaten

ook zichtbaar te maken, door foto’s of

video’s te laten zien van wat er met het

ingezamelde geld is gedaan, of er naartoe

te gaan. Bij kinderen creëer je zo het besef

dat verandering mogelijk is, hoe groot de

ellende ook is. Ze zien dat zelf initiatief

nemen iets uithaalt, hoe bescheiden ook,

dat ze er andere mensen hoop mee kunnen

bieden. Als je uitdeelt, ontvang je ook.

Dat is een belangrijke les, die je kinderen

heel goed kunt laten ervaren. Een hoopvolle

les, niet uit een boekje maar uit het hart.”

LoslatenTegelijkertijd herkent ook Van Rooij soms

de onmacht die zijn Rotterdamse collega

Suzanne Maat beschreef. “Als docent gods-

dienst zie ik kinderen maar één of twee uur

per week. Wat kun je dan doen wanneer de

situatie voor een bepaald kind uitzichtloos

lijkt? Dat vind ik soms moeilijk. Vanuit een

religieus perspectief zeg ik dan: de kunst is

om het los te laten. Niet in de zin van: het

kind laten vallen, maar: doen wat je kunt,

en de rest in gebed in Gods handen durven

laten vallen.”

“Loslaten vind ik niet helemaal het juiste

woord”, vult Suzanne Maat hem aan.

Het kleine meisje hoop

Geloof en liefde zijn als vrouwen.

Hoop is een heel klein meisje van niks.

Zij stapt op tussen de twee vrouwen

en iedereen denkt:

die vrouwen houden haar bij de hand,

die wijzen de weg.

Maar daarvan heb ik meer verstand

zegt God. Ik zeg:

het is dat kleine meisje hoop

dat al wat tussen mensen leeft

en al hun heen en weer geloop

licht en richting geeft.

Want het is het kleine meisje hoop

– je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven

je denkt soms dat het zo onooglijk is –

het is dat kleine meisje hoop

dat de mensen zien laat,

zien soms even,

wat in het leven mogelijk is.

Charles Péguy

geloven, maar om het ongelooflijke geloven.

Liefde voor wat beminnelijk is, kenden

bijvoorbeeld de oude Grieken ook al, maar

het christendom vraagt ons nu net het

onbeminnelijke te beminnen. En de hoop

waar het christendom van spreekt is geen

blind optimisme of opgewektheid, maar een

hoop tegen beter weten in, een hoop te

midden van wanhoop, ondanks alles.

Of om het met de dichter Charles Péguy te

zeggen: hoop is ‘een heel klein meisje van

niks’, kwetsbaar, wonderlijk, haast niet te

geloven.”

LevensstijlNet als liefde en geloof wordt de hoop

ons gegeven, als goddelijk geschenk, als

genade. Je kunt die genade niet afdwingen

of in pedagogische kaders vangen. Zegt niet

alleen filosoof Paul van Tongeren, maar ook

Enrico van Rooij, docent godsdienst en

levensbeschouwing aan het interconfes-

sionele Mendelcollege in Haarlem.

Maar daarmee is niet alles gezegd. “Hoop

kun je weliswaar niet leren”, aldus Van Rooij,

“maar ik denk dat je er wel de voorwaarden

voor kunt scheppen. Vergelijk hoop met een

andere waarde zoals gezondheid: uiteindelijk

kun je dat ook niet afdwingen, maar je kunt

er toch wel bevorderende omstandigheden

voor creëren: gezond eten, genoeg bewegen.

Zo kun je, ook in de klas, een levensstijl

cultiveren waaraan hoop kan ontspringen.”

Hoe? Door ervaringen van jezelf en van

leerlingen in te brengen, te laten zien dat je

met goede moed in het leven kunt staan.

Want de leerkracht, stelt Van Rooij, is altijd

“voor een deel zélf het lesmateriaal”, en

leerlingen zijn daarbij “peer educators”.

6

Page 7: Verus Magazine, juni 2016

“Ik noem het liever: anders vasthouden.

Ik vind het belangrijk dat je elk kind het

gevoel geeft: ik ben er altijd voor jou, hier

mag je jezelf zijn. Je wordt hier op school

gehoord en gezien.”

Bescheidenheid en individuele aandacht

vormen ook het devies van Van Tongeren.

“De neiging om te helpen moet je in

bedwang houden. Vaak dekt je ingreep het

probleem slechts toe, zonder iets op te

lossen. In een situatie die hopeloos lijkt, zul

je eerst en vooral je eigen machteloosheid

moeten aanvaarden. Wat niet hetzelfde is als

niets doen. Machteloos handelen: er zit een

dubbelheid in, van passiviteit en activiteit.

Aandacht, geduld, vertrouwen, ontvankelijk-

heid: het zijn precies zulke trage en passieve

deugden – die je dan weer wél kunt leren en

oefenen – die nodig zijn om de vonkjes van

hoop aan te kunnen blazen.”

Persoonlijke verhalen

“Hoop zit in alles”, besluit Maat – ook te

midden van de vele problemen die haar

leerlingen in hartje Rotterdam te verduren

krijgen. Het ‘meisje van niks’ heeft haar

plaats in de klas. “Al kun je het niet aanleren,

je kunt het kinderen wel degelijk laten

ervaren. Ook door het erover te hebben.

Via verhalen, persoonlijke voorbeelden,

groot en klein. Zo heb ik een meisje in de

klas dat vurig hoopt dat ze ooit een eigen

slaapkamer krijgt. Ze weet dat de kans

daarop klein is, ze woont met een groot

gezin in een klein huis. Toch blijft zij hoop

houden. Waarom dat belangrijk is,

kun je heel goed overbrengen. Dat snapt

elk kind.” •

Werken aan je “spirituele huishouding”

Nee, hoop kun je niet leren, zegt ook de Vlaamse godsdienst­pedagoog Bert Roebben. “Maar je kunt natuurlijk wel leren er ontvankelijk voor te zijn, zodat je – als hoop ‘langskomt’ – haar kunt ontvangen, erop in kan spelen, ze zelf kan omzetten in ‘actieve’ hoop.De bekende Duitse theoloog Jürgen Moltmann maakte het onderscheid tussen het futurum en het adventum. Het futurum staat voor de toekomst die we zelf realiseren vanuit onze eigen mogelijkheden. Het adventum is God die op je afkomt, vanuit het onverwachte, en iets totaal nieuws brengt. Maar op dat totaal nieuwe moet je wel inspelen, je moet bewust kiezen voor die hoop, voor het beloftevolle. Hoe kun je dat doen? Je moet aan je eigen spirituele huis­houding werken, zodat je niet verzinkt in moedeloosheid. In de theologie worden cynisme en onverschilligheid trouwens zonden tegen de Geest genoemd, omdat ze de Geest niet toelaten haar werk te doen, te waaien. Daarom moet je bewust beslissen jezelf en elkaar te behoeden voor wanhoop en ervoor kiezen om hoop te herkennen, je ervoor open te stellen en haar te ontvangen.Leraren die zelf werken aan hun spirituele huishouding, kunnen hun hoop delen met kinderen en jongeren en hen helpen aan hún spirituele huishouding te werken. Daarvoor is het belangrijk dat leerlingen en studenten de kans krijgen iets te creëren. Ze mogen het podium op en iets van zichzelf laten zien! Vervolgens kunnen leraren hun de ruimte geven om woorden te geven aan deze ervaring en erover in gesprek te gaan. Ten slotte kunnen leraren hen helpen hun woorden te relateren aan diverse perspectieven op (samen)leven.Voor dat alles is het belangrijk dat de school een gemeenschap is waarbinnen leraren hun hoop met elkaar kunnen delen.Laatst kreeg ik een kaart van een studente, met een citaat van de mysticus Meister Eckhart erop: ‘… Und plötzlich weisst du: es ist Zeit, etwas Neues zu beginnen und dem Zauber des Anfangs zu vertrauen.’. Toen ik dat las, wist ik dat zij het begrepen had.” •

7

coverstory

Page 8: Verus Magazine, juni 2016

VIERING LUISTEREN MET JE HART

Omlijst door de prachtige zang van een

studentenkoor van ROC Friese Poort en het

virtuoze orgelspel van Jos van der Kooy,

zetten de voorgangers mgr. Jan Hendriks en

ds. Klaas van der Kamp het thema ‘Hoop voor

onze kinderen’ krachtig neer. “Wij zijn allen

leerlingen”, bad Hendriks, bisschop-referent

voor het onderwijs, in zijn openingsgebed.

“Dat wij mogen leren om kansen en toekomst

te zien in mensen en situaties, niet menselijker-

wijs redenerend, maar vanuit een Goddelijk

perspectief gezien.” Daarvoor is wijsheid nodig,

en van koning Salomo leren we dat die wijs-

heid rust op twee pijlers, zei Van der Kamp,

algemeen secretaris van de Raad van Kerken

in Nederland, in zijn overweging. “Geef uw

dienaar een hart om te horen, om recht te

spreken”, zo brengt Salomo zijn hoop voor de

toekomst onder woorden. “Zo leren wij onze

kinderen te dromen, te hopen. En op weg naar

de hoop, de invulling van de droom, leren we

hen op twee benen te staan. Eén been is het

luisterende hart. Het andere been is het dienen

van de gerechtigheid, mensen tot hun recht

laten komen”, aldus Van der Kamp.

2016VOOR KATHOLIEK EN

CHRISTELIJK ONDERWIJS

“Wij spreken met elkaar een taal van hoop en vrede.” Met die slotwoorden van een lied van Huub Oosterhuis in het hart verlieten de aanwezigen de Verlosserkerk in Bussum na de inspirerende openingsviering van Verus 2016.

‘EEN TAAL VAN HOOP EN VREDE’

2016VOOR KATHOLIEK EN

CHRISTELIJK ONDERWIJS

Medewerkers van Verus heten gasten van harte welkom.

Tekst: Guido de Bruin en Marijke Nijboer | Fotografie: Ruben Schipper en Joost van Baars

Op weg van viering naar Spant! voor VERUS 2016.

8

Page 9: Verus Magazine, juni 2016

Willem de Jager @willemdejager67 'Hoop is optimisme met opgestroopte mouwen.' Leo Bormans #verus2016

Leendert Vermeulen @lhvermeulenDe week van de congressen. Vandaag bij #verus2016. Over #hoop. Mooi thema! Waarover ben jij hoopvol gestemd?

bestebreur @bestebreur Sterk programma op Verus-dag met sprekers en workshops over onderwijs en hoop #Verus2016

Aafke Reinders @aafke_reinders Wat een prachtige inspirerende dag. #verus2016. Vol hoop gaan we morgen weer aan de slag met de kids op @It_Twaspan

Jan Boomsma @janboomsmaWat een mooie inspirerende en leerzame dag gehad bij @VerusNL op #verus2016. Ben nog aan het nagenieten. #meerwaarde Dank!

DEBAT WERKDRUK IN HET ONDERWIJS

Gijsbert van der Beek, rector Altena College, Sleeuwijk:

‘We moeten eigen keuzes durven maken’

‘‘Ik heb destijds meegedacht over het wets-

voorstel Bisschop, Van Meenen en Rog.

Het is goed om te zien dat hier nu echt naar

is geluisterd door de inspectie. De inspectie

beperkt zich nu bij haar beoordeling tot de

deugdelijkheidseisen. Dat geeft scholen de

ruimte om een eigen visie op onderwijs-

kwaliteit vorm te geven. Veel scholen hebben

de draai echter nog niet gemaakt om die

ruimte ook echt te pakken. Roelof Bisschop,

Tweede Kamerlid voor de SGP, benadrukte

tijdens dit debat nog eens hoe belangrijk

het is dat we als scholen echt eigen keuzes

durven maken. En hier komt de link met het

onderwerp werkdruk: dat betekent dus ook

dat je soms ‘nee’ zegt. Ik zeg af en toe op

grond van onze visie: dit doen we dus niet.

Dan moet je vooral denken aan administratie.

Wij administreren alleen nog wat strikt nood-

zakelijk is. En verder: schaf het taakbeleid

in klokuren onmiddellijk af. Dat is killing,

een schijnwerkelijkheid die mensen alleen

maar ontevreden maakt en juist werkdruk

veroorzaakt.’’ •

THEATERVOORSTELLING AS I LEFT MY FATHER’S HOUSE

Greet Bakker, directeur samenwerkingsschool De Adeborg, Aduard:

‘Laten we steeds weer de verbinding zoeken’

‘‘Wat een bijzondere voorstelling! Ook gezien

het thema van deze dag, Hoop voor onze

kinderen. De acteurs vertellen zulke uitzicht-

loze verhalen, die dan toch eindigen met

hoop voor de toekomst. Natuurlijk denk je

dan meteen aan de vluchtelingen van nu,

die vaak een vreselijke tocht achter de rug

hebben. Deze mensen hebben honger gehad

en de dood gezien. Als je dan bedenkt hoe

ze op sommige plekken in Nederland worden

ontvangen, met protesten en varkens in de

bomen; dat vind ik heel aangrijpend. Wij

hebben geluk gehad omdat we in het rijke

westen zijn geboren. Dit theaterstuk onder-

streept nog eens dat jodendom, christendom

en islam uiteindelijk om dezelfde dingen

draaien. Desondanks vechten we elkaar

de tent uit. Mensen hebben allemaal voor-

oordelen over elkaar. Dat speelde ook op

onze samenwerkingsschool. Nu we elkaar

beter kennen, vallen die vooroordelen weg.

Je ziet over en weer vriendschappen

ontstaan, tussen zowel ouders als kinderen.

Uiteindelijk zijn er altijd meer overeenkomsten

dan verschillen. Daarom moeten we steeds

weer de verbinding zoeken.’’

‘EEN TAAL VAN HOOP EN VREDE’

De voorstelling As I left my Father’s house maakte veel indruk.

Verus 2016

Laatste tweets? www.twitter.com/VerusNL

9

Page 10: Verus Magazine, juni 2016

‘Voorkom conflicten: erken de belangrijke rol van macht’

streep te trekken die het niet met je eens zijn

of er geen zin in hebben, aldus Hetebrij.

Criteria voor machtsuitoefeningMacht moet wel zorgvuldig uitgeoefend

worden, vervolgt Hetebrij, anders krijg je

verzet en openlijke of juist verholen conflicten.

‘Als het spel netjes wordt gespeeld zijn

mensen bereid om zich te schikken naar

besluiten ook al willen ze zelf iets anders.

Om macht zorgvuldig te hanteren is een

aantal criteria van belang, alleen dan maak

je tegenspraak vruchtbaar.

De eerste is rechtmatigheid. Is degene die

het besluit neemt daartoe gerechtigd?

De tweede is transparantie: maak je duidelijk

dat je een besluit neemt, dat je gebruikmaakt

van je macht, of wek je ten onrechte de

indruk dat er nog inspraak mogelijk is? Geef

aan wanneer je een besluit gaat nemen.

De derde is rechtvaardigheid: Er moet een

besluit genomen worden, maar het is van

In het onderwijs is communicatie dé manier waarop problemen worden opgelost. Maar dat mensen het over alles eens worden, is onmogelijk en ook niet wenselijk. “Het uitoefenen van macht is belangrijk om mensen over de streep te trekken die het niet met je eens zijn of er geen zin in hebben,” zegt Martin Hetebrij. “Veronachtzaam de rol van macht, en er ontstaan juist harde conflicten.“

belang dat relevante betrokkenen dezelfde

kans hebben gehad om mee te praten en

zich serieus genomen voelen.

De vierde is urgentie, dat wil zeggen dat

je aangeeft waarom het besluit op een

bepaald moment genomen moet worden

en niet later. De vijfde is proportionaliteit:

verlangen we niet teveel van mensen,

staat de beloning wel in verhouding tot de

gevraagde inzet? Hetzelfde geldt voor een

organisatie als totaal: zijn de eisen niet

hoger dan de beschikbare middelen? Dat

zien we steeds vaker. Wat sowieso helpt

om een zekere eenheid van denken en

handelen te ontwikkelen is het hebben van

een gemeenschappelijke visie.’

Factor macht in onderwijs veronachtzaamdNatuurlijk zijn er sectoren waar de formele

macht makkelijker uit te oefenen is dan in

andere, omdat de formele macht duidelijk

Wanneer mensen in organisaties samen

iets willen bereiken gaat het altijd om

communicatie èn macht, zegt Hetebrij.

‘Communicatie betreft het uitwisselen van

argumenten, waarbij mensen met veel

deskundigheid en kennis vaak veel invloed

hebben. In het geval van macht gaat het

ook om het uitoefenen van invloed, maar

dan wordt die bepaald door je positie om

besluiten te nemen, om te belonen of te

straffen. Dan is er sprake van formele

macht. Óf het gaat om je vermogen om

macht te mobiliseren, dan is er sprake van

informele macht. Beide elementen – communi-

catie én macht – zijn nodig om een zekere

eenheid in denken en handelen te krijgen,

want er zijn altijd tegengestelde inzichten

en belangen. Met communicatie alleen redt

een organisatie het niet, want dat mensen

het over alles eens worden, is onmogelijk

en ook niet wenselijk. Het uitoefenen van

macht is belangrijk om mensen over de

Martin Hetebrij over communicatie én macht

10

Tekst: Gerrit-Jan Meulenbeld | Fotografie: Bergh Fotografie

Page 11: Verus Magazine, juni 2016

Martin Hetebrij is denker, schrijver en consultant rond het thema

organisatieontwikkeling. Sinds 1990 houdt hij zich bezig met de werking

van macht en communicatie in organisaties. Hij schreef daarover vier

boeken, van theoretisch naar meer praktisch. Centraal thema: hoe kunnen

we verantwoorde besluiten nemen, zodat alle nodige kennis en belangen

meespreken, zonder dat de ene partij de andere wegdrukt? Recent

schreef hij Politiek meesterschap - Vechten en verbinden volgens Mandela.

Nelson Mandela is een ideaal van leiderschap maar voor Hetebrij ook

inspiratiebron voor het zorgvuldig omgaan met macht: “Verbinden als

regel, vreedzaam vechten als het moet en herstellen als het kan.”

Meer info op www.depolitiekedimensie.nl

‘Voorkom conflicten: erken de belangrijke rol van macht’

verbonden is met het eigenaarschap. In het

Nederlandse onderwijs is dat veel minder

duidelijk, afgezien van de arbeidsrelatie.

‘Alle betrokkenen voelen zich eigenaar van

de school. Het onderwijs is bovendien

een sector waarin alle processen worden

gegeneraliseerd tot communicatieve

processen en communicatie dus dé manier

is waarop problemen worden opgelost.

Van communicatie wordt alles verwacht.

Het is immers ook de spil in het onderwijs-

leerproces. Mensen die in het onderwijs

werken weten wat het belang van com muni-

catie is, stellen er hoge eisen aan en zijn

zelf zeer bedreven in communicatie, maar

vergeten dat communicatie niet alle

problemen oplost, dat macht in al zijn

verschijnings vormen een essentieel onder-

deel is van organisaties. Als je dat veronacht-

zaamt, ontstaan er juist harde conflicten’,

zegt Hetebrij, ‘waarbij heel vaak op de

persoon gespeeld wordt.’ Als voorbeelden

noemt hij het verdelen van de vaak schaarse

middelen en het maken van een rooster.

‘Dat kan nooit tot ieders tevredenheid en

dus moet je knopen doorhakken. Ook het

onderwijsleerproces zelf zit vol met machts-

elementen. Wees je daarvan bewust en ga

het niet uit de weg. Sectoren waar communi-

catie centraal staat hebben moeite met de

erkenning van macht. In mijn ogen zou

onderwijs juist een oefenplaats moeten zijn

voor het zorgvuldig en verantwoord omgaan

met macht.’ •11

interview

Page 12: Verus Magazine, juni 2016

Op veel katholieke en christelijke scholen zit een

toenemend aantal islamitische kinderen. De indruk

bestaat dat veel islamitische ouders zich mede

thuis voelen op deze scholen, omdat er begrip en

respect is voor hun religieuze identiteit. Scholen

hebben in de loop der tijd wegen gevonden om

met deze toenemende multireligieuze en tege lijkertijd

seculariserende context om te gaan, juist vanuit

hun christelijke inspiratie. Maar het levert natuurlijk wel een voortdurende noodzaak tot

reflectie en discussie op.

In bredere zin is de plaats van de groeiende groep moslims in onze samenleving – met

overigens een zeer grote interne variëteit – nog volop een zoektocht, over en weer.

In onze sector bleek dat recent in twee kwesties: de twijfelachtige afwijzing van een initiatief

om een islamitische middelbare school op te richten, en de discussie over de combinatie

van ramadan en schoolexamens. Al langer spelende onderwerpen zijn het al of niet accep-

teren van hoofddoeken, het verbod op het dragen van de nikab, gemengd of gescheiden

sporten en zwemmen, inrichting van eigen gebedsruimtes en de erkenning van islamitische

feestdagen, naast of zelfs in plaats van de gebruikelijke vrije dagen die aan het kerkelijk jaar

gekoppeld zijn.

Dit zijn geen zaken waar de overheid zich mee moet bemoeien. Elke school moet voort-

durend zelf bepalen hoeveel ruimte ze wil bieden aan wensen, overtuigingen en gebruiken

van haar moslimleerlingen en ouders. Niet aan de hand van incidenten, maar op basis

van een weloverwogen visie, die vervolgens respectvol en helder wordt gecommuniceerd.

Daarmee ontstaat een vreedzame schoolgemeenschap, als belangrijke bijdrage aan een

vreedzame samenleving. •

Wim Kuipervoorzitter Verus

Reageren? Mail naar [email protected]

“ ISLAM EN ONDERWIJS”

rubriekcolumn

12

Page 13: Verus Magazine, juni 2016

Interesse in een visitatie door Verus? Neem contact op met Jacomijn van der Kooij via 0348 74 44 16 of [email protected].

De onderwijsinspectie wil dat scholen zelf hun kwaliteitszorg vormgeven. Een visi tatietraject door Verus kan hen daarbij helpen. Dat zo’n ‘kritische vriend’ meer kan betekenen voor een school, ondervond basisschool De Terp in Weesp.

DIENSTVERLENING IN DE PRAKTIJKBlinde vlekken voorkomen

Rutger Slokdirecteur van De Terp:

“Onze overkoepelende Stichting Spirit

laat haar basisscholen regelmatig visiteren

door Verus. Waar zijn we mee bezig, wat

vinden we daarvan als team en ouders,

wat zou nog beter kunnen?

Na de zomervakantie waren wij weer

aan de beurt. Qua teamontwikkeling en

samenwerking hebben we ons positief

ontwikkeld ten opzichte van de vorige

visitatieronde. De visitatie heeft evengoed

veel praktische aanbevelingen opgel e verd.

Een advies is om een portaal in te richten

waarmee ouders de ontwikkeling van

hun kind op de voet kunnen volgen. We

nemen deze en andere aanbevelingen

mee in het volgende schooljaarplan.

Ik kijk terug op een leerzaam traject.

Ook al ben je voor je gevoel nog zo lekker

bezig, er kunnen altijd blinde vlekken

ontstaan. Ik kan het scholen daarom

aanraden af en toe een buitenstaander

te laten meekijken in je organisatie.”

Jacomijn van der Kooij, adviseur van Verus:

“Ik heb deze visitatie samen met collega

Carla Rhebergen begeleid. Met bestuur,

directie, teamleden en ouders voerden

we een panelgesprek. Dit bracht in beeld

wat sterke punten en ontwikkelpunten

waren op onderwerpen als leerlingen-

zorg, kwaliteitsbeleid en communicatie.

Met Management Drives hebben we

bovendien de drijfveren van de team-

leden in kaart gebracht. Alle bevindingen

zijn besproken en getoetst met het

complete team. Wij leggen scholen

tijdens een visitatie niet langs een meetlat.

We hanteren ook geen toetsingskader

met harde normen. Voor Verus staan de

professionals in scholen en besturen

centraal. Wat vinden zij goed onderwijs?

Met onze visitatie helpen we hen dit

scherper te krijgen. Ook bieden we

scholen aanbevelingen en desgewenst

een vervolgtraject om zich verder te

ontwikkelen op het pad dat zij zelf willen

inslaan. Zoals een kritische vriend

betaamt.” •

Tekst: Noël Houben dienstverlening in de praktijk

13

Page 14: Verus Magazine, juni 2016

Tekst: Henk Breukink | Fotografie: Nationale Beeldbank

Mijn verhaal

Wat is het verhaal dat Nederlandse

schoolleiders, bestuurders,

toezicht houders en leraren

onlangs vertelden of deelden om

anderen te inspireren? Wat willen

zij overbrengen op leerlingen,

studenten, collega’s, ouders en

andere bij hun school of organisatie

betrokken mensen? ‘Mijn verhaal’

is een rubriek waaruit u als lezer

ook naar hartenlust inspiratie mag

putten. Deze keer:

Henk Breukink, voorzitter raad van toezicht Inholland, in zijn (verkorte) ‘Meesterpreek’ in De Nieuwe Poort, huis voor ontmoeting en inspiratie aan de Amsterdamse Zuidas.

Onderweg van Amsterdam naar mijn

woonplaats Den Haag, Radio1 aan. Ik hoor

mensen die het allemaal goed weten en het

vooral kort kunnen vertellen. Dat moet ook:

ze krijgen in onze kortademige samenleving

maar 1 minuut en 28 seconden voor een

antwoord. Ik denk: hier is toch veel meer

over te zeggen. Als ik overschakel naar

Radio4, kom ik terecht in een programma

van Lex Bohlmeijer, waarin hij klassieke

muziek combineert met gedichten.

Die avond citeert hij dit gedicht van Ilja

Leonard Pfeijffer, over de taal van de populist.

Het houdt mij bezig, want ik blijf maar

denken: er is veel meer over te zeggen.

Binair denken

Dat denk ik al van jongs af aan. Mijn wieg

stond in Dieren. In mijn tijd ging het erom

je best te doen op school en je netjes te

gedragen in het dorp. Toen ik zeven jaar

oud was, gingen mijn ouders scheiden.

Het meest herinner ik mij de onenigheden

tussen mijn ouders over geld. Het kwam

zover dat ik probeerde te bemiddelen

tussen hen, omdat ik vond dat, als ik

naar mijn moeder luisterde, er meer over

te zeggen was dan wat zij beweerde.

Hetzelfde gold natuurlijk voor mijn vader.

In mijn middelbareschooltijd was ik nieuws-

gierig en zoog ik veel op. Ik ging bijvoor-

beeld op catechisatie bij dominee Barnard,

de dichter Guillaume van der Graft. Toen het

op belijdenis aankwam, was ik niet bereid

HET IS TIJD OM DE STILTE TE DOORBREKEN

Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen. Nieuwe poëzie, Amsterdam: De Arbeiderspers, 2015

Ze hebben met hun strijdtrompetjes al te langgetoeterd in hun varkenskot. Ze zijn niet bang

om met hun vieze nageltjes een vuile kraste twitteren op ons door maan gebleekt kuras.

Ze zijn het voetvolk, wij de intellectuelendie uit een democratisch misverstand de velevernederingen knikkend hebben ondergaan.

We waren te passief. Het is te ver gegaan.Het zijn de reaguurders die ons nu regeren.

Dus sjor mijn harnas op mijn pens. Ik zal ze leren (...)

14

Page 15: Verus Magazine, juni 2016

mijn verhaal

die grote stap te zetten. Ik dacht, geloof ik,

dat een duidelijke keuze de andere kant

compleet zou uitsluiten. Ik dacht, zoals we

nu zeggen, binair: óf dit, óf dat. Nu denk ik

dat er altijd meer over te zeggen is.

Meer perspectieven

Na mijn studie bedrijfseconomie ging ik

werken bij Shell. Ik wilde de wereld zien:

er was immers meer. Zo woonde ik in Porto

Alegre (Brazilië), Brunei, Bangkok, Londen

en Sydney. Alle ervaringen die ik opdeed,

deden mij de relativiteit van ons kleine landje

inzien: er is heel veel meer over te zeggen

dan ‘ze’ in Nederland deden.

Ik kwam terug naar Nederland voor een

financiële positie bij Shell. Toen ontstond

(misschien geïnspireerd door de boeddhisten)

het besef dat het succes of falen van organi-

saties toch echt door mensen komt. Na een

paar jaar maakte ik de switch naar Human

Resources. Ik kreeg de nodige meewarige

blikken van mijn financiële collega’s die zich

afvroegen of het wel goed met mij ging.

Ik had geleerd wat mij fundamenteel drijft en

begreep veel beter hoe mensen in elkaar

zitten en wat hen drijft. Het inrichten van een

organisatie zou je als iets rationeels kunnen

opvatten. Maar een control freak zet zijn

organisatie echt anders neer dan een inspi-

rerend leider die de stip op de horizon zet

en mensen daar naartoe begeleidt. En zo

ontwikkelde ik de overtuiging dat er zo veel

meer perspectieven zijn.

Tegen de stroom in

Het afgelopen jaar ben ik 65 geworden.

Ik heb besloten dat ik daarmee de spreek-

gerechtigde leeftijd heb bereikt. Niet dat ik

64 jaar lang mijn mond heb gehouden, maar

nu is het meer dan ooit nodig dat de elite

haar zwijgzaamheid doorbreekt. De bestuur-

lijke elite laat zich nauwelijks horen. Ja, als

er echt iets is misgegaan, dan komen we

soms uit onze holen om ‘uit te leggen’ dat

het best wel meeviel. Besturen is moeilijk,

omdat elke beslissing een afweging is. Het

is de taak van de elite om deze afwegingen

toe te lichten. Ja, dat is soms oproeien

tegen de stroom van hen die de morele

meetlat in handen lijken te hebben, zich

uiten in krachttermen als ‘incompetent’ en

‘falen’ en complexe zaken terugbrengen tot

‘goed of fout’. Tegen die stroom in moeten

wij ons geluid laten horen. Niet door uit te

leggen, maar door toe te lichten. Niet alleen

rationeel en cijfermatig, maar ook naar de

mens en de bijbehorende emotie. Niet met

dezelfde middelen als de populisten. En ook

niet door het harnas aan te trekken, zoals

Pfeijffer aanbeveelt. Van strijd komen in de

regel meer slachtoffers dan oplossingen.

Voelen we niet allemaal dat het tijd wordt

om ook het andere geluid te laten horen?

Om ons niet slecht te blijven voelen omdat

over ons bedrijf of onze sector verschrik-

kelijke dingen worden gezegd, terwijl wij

weten hoe het echt zit? Om bijvoorbeeld de

ouderenzorg niet te laten wegzetten in de

media terwijl de kwaliteit de op een na beste

van de wereld is? Om mensen niet te laten

wegzetten omdat het politiek beter uitkomt?

Zullen we de stilte maar doorbreken? Er is

immers zoveel meer te zeggen… •

HET IS TIJD OM DE STILTE TE DOORBREKEN

15

Page 16: Verus Magazine, juni 2016

Tekst: Taco Visser | Fotografie: Thinkstock

Voor een sterke schoolidentiteit is gezamenlijke aandacht nodig voor hoofd, hart en handen, én voor de ziel. Er is behoefte aan diepgaand gesprek in de school daarover. Dat is de belangrijkste conclusie van een onderzoek op twee mbo-locaties.

FOCUS: PRAKTISCH ONDERZOEK NAAR SCHOOLIDENTITEIT OP HET MBO

Identiteit: hoofd, hart, handen én ziel

16

Page 17: Verus Magazine, juni 2016

schoolidentiteit het beste uitgedrukt kan

worden in een verhaal. Dat verhaal vertellen

medewerkers met elkaar; niet alleen de

huidige medewerkers, ook de voormalige

medewerkers (de schoolhistorie). In het

steeds weer opnieuw vertellen van het

verhaal aan elkaar en aan de buitenwereld,

ontwikkelt zich het zogenaamde ‘verhaal

van de school’. In het practoraatsonderzoek

is dit identiteitsverhaal ten slotte geduid

vanuit vier perspectieven:

1. gelaagdheid (komen alle identiteits-

dimensies aan bod?)

2. rijkdom (is het verhaal verbonden met

inspiratiebronnen en tradities?)

3. gezamenlijkheid (draagt iedereen aan

het verhaal bij?)

4. adequaatheid (klopt het verhaal met hoe

medewerkers, studenten en anderen

dat ervaren?).

Het ‘diepere’ gesprekDoor middel van de individuele en de

groepsinterviews is het ‘verhaal van de

school’ van beide locaties opgetekend.

Voor beide verhalen verwijs ik naar het

genoemde Narthex-artikel

(zie www.federatiechristelijkmbo.nl).

Ik geef hier enkele relevante conclusies:

• De belangrijkste opbrengst was dat velen

‘op verhaal zijn gekomen’. Van alle inter-

views gaven de deelnemers terug dat

inhoud, toon en karakter van het gesprek

enorm gewaardeerd werd. Menigeen gaf

aan noch persoonlijk, noch met collega’s,

zo open en diepgaand gesproken te

hebben.

• Het woord ‘identiteit’ werd door mede-

werkers en studenten vaak betrokken op

de ‘christelijke identiteit’ van de school.

Blijkbaar is dat de perceptie bij identiteit.

Dat identiteit ook uit meer dimensies dan

de levensbeschouwelijke kan bestaan,

bleek voor velen een ontdekking.

• Voor de medewerkers was het niet altijd

duidelijk wat de (christelijke) identiteit

van de school is en wat daarin van hen

verwacht wordt.

De waarneembaarheid van de (christelijke)

identiteit bleek voor medewerkers en

studenten vooral in bepaalde activiteiten,

zoals burgerschapslessen, dagopeningen

De Federatie Christelijk MBO, een federatie

van tien christelijke mbo-instellingen, heeft

in 2012 een ‘practoraat’ opgericht, een

lectoraat voor praktisch identiteitsonderzoek.

In 2013-2014 is de identiteit van twee

christelijke mbo-instellingen onderzocht.

In Narthex, tijdschrift voor levens beschouwing

en educatie, verscheen daarover in december

2015 een onderzoeksartikel. Hier belichten

we de kernopbrengst: verlangen naar het

diepgaande gesprek.

Voor dit practoraatsonderzoek is gewerkt

met onderzoeksmethodiek van

Chris Hermans en Theo van der Zee, twee

medewerkers van Verus en ook onder-

zoekers bij de Radboud Universiteit

Nijmegen. Hun methodiek is een vorm

van handelingsonderzoek dat aansluit bij

organisatieontwikkeling.

De methodiek kent twee lijnen. In een

onderzoekslijn worden interviews gehouden

over de identiteit van de school met een

tiental medewerkers en met enkele focus-

groepen van medewerkers en studenten.

In een activiteitenlijn werkt de onderzoeker

samen met een actieteam van medewerkers

om de resultaten te vertalen naar (nieuwe)

activiteiten. Het onderzoek komt zo direct

ten goede aan organisatieontwikkeling.

De interviews met individuele medewerkers

zijn narratief (verhalend) van karakter.

In plaats van een vragenlijst met talloze

items, ontstaat er een diepgaand gesprek

over de identiteit van de medewerker en de

school. Alle deelnemers voor de interviews

zijn bepaald in nauw overleg met het

actieteam. Er is daarbij voor de individuele

interviews gekozen voor een zo divers

mogelijke vertegenwoordiging van mede-

werkers uit alle teams, onder wie onderwijs-

ondersteuners. Dat betekent: divers qua

gender, leeftijd, onderwijservaring, vak -

gebied/team en levensbeschouwelijke

achtergrond.

Het verhaal van de schoolEr is verder gewerkt vanuit de veronder-

stelling dat de identiteit van een school

meerdere dimensies kent: onderwijskundig,

pedagogisch, maatschappelijk, levens-

beschouwelijk en organisatorisch (cultuur).

Een tweede veronderstelling is dat de

Meer weten? Neem voor meer informatie contact op met Taco Visser, adviseur identiteit via [email protected]. Een uitgebreidere versie van dit verhaal is te vinden op www.federatiechristelijkmbo.nl/ ?page_id=267

en kerstvieringen, de meer ‘religieuze’

onderdelen van de christelijke school.

• Meer aandacht voor de levens-

beschouwelijke identiteit vonden de

meeste medewerkers prettig. Zo werden

de nieuwe activiteiten gewaardeerd

evenals leidinggevende(n) die duidelijk én

authentiek zijn over identiteit. Verder was

er bij velen verlangen naar het ‘diepere’

gesprek over inspiratie en drives. Voor dit

type gesprek met elkaar en met studenten

was er bij veel medewerkers een behoefte

aan scholing.

Beïnvloeders van identiteitTen slotte vielen mij in het onderzoek vier

zaken op die de schoolidentiteit en identiteits-

processen positief beïnvloeden: de beïn-

vloeders van identiteit. Zo lijkt het voor een

sterke schoolidentiteit van belang dat:

1. er een duidelijk en gedeeld identiteits-

verhaal is, dat gepaard gaat met heldere

verwachtingen richting medewerkers en

studenten (cognitieve component)

2. er sleutelfiguren, bijvoorbeeld leiding-

gevenden, zijn die identiteit authentiek

communiceren en aan de orde stellen

(belevingscomponent)

3. er herkenbare identiteitsactiviteiten zijn,

in het curriculum en in personeels- en

scholingsactiviteiten (cultuur- of

gedragscomponent)

4. er ruimte is voor het open verdiepende

gesprek over levensbeschouwing en

zingeving (motivatie- of wilscomponent).

Met andere woorden: heb voor een sterke

schoolidentiteit met elkaar aandacht voor

hoofd, hart en handen (de eerste drie

beïnvloeders) én voor de ziel (de vierde

beïnvloeder).

focus

17

Page 18: Verus Magazine, juni 2016

Verus 2016 ging over ‘hope providers’, en dus over u. ‘Hoop voor onze kinderen’ – het waren de mensen uit de praktijk van het onderwijs die het thema van Verus 2016 tastbaar maakten. En daarmee lieten zien dat onderwijs-mensen daadwerkelijk ‘hope providers’ zijn – een titel die Leo Bormans, samen-steller van The World Book of Hope, u heeft gegeven.

en hoop gedeeld kunnen worden. Zoals na

de aanslagen in Parijs in november 2015,

die voor veel onrust onder de leerlingen

zorgden. Samen met een jongerenwerker

van Turkse komaf maakte hij toen van de

maandviering een moment van “verzoening

en hoop”, gevolgd door intensieve gesprekken

tussen leerlingen.

Wat met zulke vieringen geoefend wordt,

is “luisteren met het hart”, zei Van der Meer.

Daarmee greep hij terug op de viering waar-

mee Verus 2016 begon. ‘Hoop voor onze

kinderen’, zo zei voorganger ds. Klaas van

der Kamp in zijn overdenking, begint met

“luisteren met je hart” (zie ook pagina 8-9).

HAMERTJE-TIKOok Jochem Gerrits, directeur van de

katholieke Josefschool in Overloon, kan

nieuwe visitekaartjes laten drukken.

Praktische problemen, weerstand en calami-

teiten weerhielden hem er niet van om zijn

school open te stellen voor kinderen uit

het naburige asielzoekerscentrum. Toen

de autochtone kinderen op een dag naar

school kwamen met cakejes met het

opschrift ‘Welkom bij ons op school’ voor

hun nieuwe medeleerlingen, wist hij dat hij

in zijn opzet was geslaagd. Inmiddels is er

verbinding, constateert hij tevreden.

Een ‘hope provider’ die daar in de klas

gestalte aan geeft, is Carina Weis,

Onderwijsmensen zouden subiet de functie-

omschrijving op hun visitekaartje moeten

veranderen, zei de Vlaamse publicist

Bormans bij de aftrap van het jaarlijkse

event van het katholiek en christelijk onder-

wijs. “Zet ‘hope provider’ op uw visitekaartje”.

Vervolgens vertelde een aantal ‘hope

providers’ in het onderdeel ‘De School

Draait Door’ hun verhaal.

VERZOENING EN HOOPEvert van der Meer, directeur van de

praktijkschool Mijnschool in Harderwijk, is zo

iemand. Op zijn school, waar de vieringen in

het slop geraakt waren, heeft hij maand-

vieringen in het leven geroepen waar zorgen

VERHALEN VAN HOOPVOL ONDERWIJS

Leo Bormans

2016VOOR KATHOLIEK EN

CHRISTELIJK ONDERWIJS

Tekst: Guido de Bruin | Fotografie: Ruben Schipper

18

Page 19: Verus Magazine, juni 2016

leerkracht op een locatie voor vluchtelingen-

kinderen van CBS De Borg in Onnen.

Veiligheid bieden, een band smeden met

haar leerlingen – daarmee biedt ze hun de

basisvoorwaarden voor een hoopvolle

toekomst.

Ze vertelt hoe een onschuldig spelletje

hamertje-tik bij een jongetje in haar klas een

ervaring naar boven haalt die hij met de juf

wil delen. Hij troont haar mee naar de huis-

hoek, waar ze op de grond moet gaan

liggen om dekking te zoeken tegen beschie-

tingen. “Big humans, boem boem”, roept

het jongetje in gebroken Engels. En daarna

‘gewoon’ weer verder met hamertje-tik.

OP DE BEEN GEHOUDENOok de arts en schrijver/spreker

Gor Khatchikyan, voormalig vluchteling

uit Armenië, heeft zulke leraren gehad. Het

waren vooral sommige leraren die, bij alle

moeilijkheden die hij in Nederland ondervond,

zijn hoop levend hebben gehouden.

“Er waren docenten en rectoren die me met

soms maar één zin op de been hebben

gehouden en ervoor hebben gezorgd dat

ik geworden ben wie ik nu ben. Een paar

Nederlanders hadden het lef om in mij te

geloven, en dat heeft het verschil gemaakt.”

Zo gaat het natuurlijk niet altijd. Carina Weis

getuigt ook van de weerbarstigheid van

haar werk. Zo was een leerling uit een

uitge procedeerd Eritrees gezin onlangs ineens

verdwenen. Om uitzetting te voorkomen,

was zijn moeder met hem met onbekende

bestemming vertrokken. “Ik weet dat ik, als

ik 85 of 90 ben, nog steeds zal denken: wat

zou er met hem gebeurd zijn”, zegt Weis.

OPGESTROOPTE MOUWENHet is een illustratie van wat Bormans eerder

al had benadrukt. “Hoop is niet fun, ballonnen,

ondergaande zonnen, smileys – ik haat

smileys! – maar gaat ook over pijn en

verdriet.” Hoop is niet hetzelfde als

optimisme, maakt hij duidelijk. Scholen

kunnen kinderen volgens hem hoop geven

door hen aan te spreken op hun droom. >

VERHALEN VAN HOOPVOL ONDERWIJS

Uit: Godfried Bomans, ‘De rijke bramenplukker’

De rijke bramenplukker

…de bramenplukker trad naar buiten en

schouwde zwijgend over de velden; zijn

ogen stonden vol tranen. "Jullie treffen het

wel," sprak hij zachtjes. "Wat zegt ie?"

mompelde de burgemeester. "Ik zeg: jullie

treffen het wel," hernam de bramenplukker

glimlachend, "zoveel parels liggen er anders

nooit." - "Ik zie geen parels," sprak de

burgemeester. "Zien jullie geen parels?"

vroeg de bramenplukker verbaasd. "Wij zien

niets," riepen de mensen, "wij zien helemaal

niets." De bramenplukker sloeg de handen

in elkaar. "Wat hebben jullie slechte ogen!"

riep hij uit, "kijk om je heen! Zie je het niet?"

Hoopvolle verhalen over ‘Vieren op school’ Sjors van der Panne zong o.a. het Lied van Ruth Verhalen uit de praktijk over onderwijs aan vluchtelingenkinderen o.l.v. Mirjam Sterk

Verus 2016

19

Page 20: Verus Magazine, juni 2016

“Hoop is optimisme met opgestroopte

mouwen.”

“De school is een gemeenschap waar hoop

voelbaar en tastbaar is”, zei voorzitter

Wim Kuiper van Verus bij de lancering van

een campagne om in de samenleving een

“positieve beweging” van hoop op gang te

brengen. “Wij delen iets met elkaar dat verder

uitgedragen zou moeten worden. Het begint

in de 4000 katholieke en christelijke scholen,

en wij willen het een stapje verder brengen

in de samenleving.”

HOOP LOKKENAls het scholen inderdaad lukt om “oefen-

plaatsen van hoop” te zijn, dan verrichten ze

“groots werk”, zei theologe en presentatrice

Jacobine Geel in haar bijdrage aan Verus

2016. Dat is geen sinecure en vraagt moed,

benadrukte ze. “Hoop is een tegengif tegen

cynisme en onverschilligheid en een moedig

alternatief voor kramp en angst. Als we

tenminste durven.”

En het is een kwestie van oefenen. “Hoop

strijkt niet zomaar neer in onze ziel”, zei ze,

verwijzend naar een gedicht van Emily

Dickinson (zie kader). “Maar we kunnen haar

wel lokken met een bepaalde manier van

kijken. We kunnen bewust kiezen voor een

bepaalde levenshouding waarmee de deur

van de wanhoop op een kier gaat en er licht

binnenkomt.” Ook op school kan die manier

van kijken worden geoefend. “We kunnen

leerlingen ontvankelijk maken voor die

vederlichte hoop. We kunnen hen leren

zoeken, om hen vervolgens op onverwachte

plaatsen onverwachte dingen te zien

vinden.”

BRAMENPLUKKERSHet gaat om een manier van kijken – dat

was ook de strekking van het verhaal waar-

mee theoloog Rikko Voorberg de dag op

een verrassende manier afsloot. Hij vertelde

een sprookje van Godfried Bomans over

een eenzame bramenplukker die in dauw-

druppels parels ziet en in het woud een

paleis met rijk versierde zuilengangen en

een lichtblauw, steeds veranderend gewelf

(zie kader pag. 19).

“Jullie leiden bramenplukkers op”, sprak

Voorberg tot de verzamelde ‘hope providers’,

“die verwondering leren over alles wat er

niet zo maar is.”

Emily Dickinson (vertaling Peter Verstegen)

‘Hoop’ is het ding met veren…

‘Hoop’ is het ding met veren – Dat in de ziel neerstrijkt –Het lied zonder de woorden zingt – En ’t zingen – nooit meer staakt – (…)

Gor Khatchikyan Jacobine Geel Rikko Voorberg Jan Bos, Astrid de Keizer en Berend Kamphuis

20

Page 21: Verus Magazine, juni 2016

Het einde van FUWA

Vooropgesteld: ik werk veel met FUWA in alle varianten, en ik vind het een redelijk betrouwbaar instrument om functies te wegen. Het presenteert zich als een systeem van geobjectiveerde subjectiviteit, en dat klopt ook wel. Toch zou ik er vanaf willen, voor de leerkrachten en hun leiding-gevenden. Waarom?

In het Rapport LeerKracht1 werd gepleit voor een betere

honorering van de leraar. De LB-functie werd te veel uitge-

geven en de LD-functie te weinig. Dat was nadelig voor de

status van het beroep. Te veel jonge academici zouden niet

voor het onderwijs kiezen omdat het te weinig (financieel)

perspectief bood. Toen kwam het Convenant LeerKracht in

2008. Daarin – en later in de cao’s – werd voorgeschreven

dat scholen bepaalde percentages van de diverse docenten

moesten nastreven: de functiemix. Hoe begrijpelijk ook,

het bleef schuren met de verplichte toepassing van FUWA.

In FUWA is het haast niet mogelijk een docentenfunctie

hoger in te schalen dan LB. Voor LC, en al helemaal voor

LD, moeten heel wat innoverende en coördinerende werk-

zaamheden toegevoegd worden. Iedereen weet dat die

maar mondjesmaat worden uitgevoerd, en dat is maar

goed ook. De school zou geen rustig ogenblik meer

kennen. Dus verdient de LD-docent die met zes leerlingen

Vergilius zit te lezen net zoveel als de directeur van een

basisschool met 600 kinderen.

In het basisonderwijs kwamen de LB-leerkrachten op.

Van hen werd verwacht dat zij toch wel een opleiding op

minimaal het niveau HBO+ hadden genoten. Hoewel niemand

kon uitleggen wat dat precies inhield, was wel duidelijk

dat aan deze leerkrachten een eis werd gesteld die in het

voortgezet onderwijs pas aan LC- of LD-docenten mocht

worden gesteld. Maar in FUWA moest het allemaal kloppen.

Van de functiemix is een geweldige opdrijvende werking

bij de leidinggevende functies uitgegaan. Een voorbeeld:

vanuit de illusie dat een leidinggevende altijd hoger

ingeschaald moet zijn dan degene aan wie hij leiding geeft

wordt een schaal 13-functie voor een conrector boven-

bouw havo/vwo eigenlijk normaal gevonden. Schaal 13?

Daar moet je integrale managementbevoegdheden voor

hebben, ook over bijvoorbeeld de huisvesting en de

communicatie! Daar moet je gemeentesecretaris van een

middelgrote stad voor zijn! Daar moet je in het basis-

onderwijs een groep van acht tot vijftien basisscholen

voor aansturen!

Dit is niet meer uit te leggen. Daarom stel ik voor dat we

óf FUWA echt gaan toepassen óf dat we het niet meer

toepassen voor leerkrachten en hun leidinggevenden.

In het eerste geval zullen er maar weinig docenten boven

LB uitkomen, gewoon omdat lesgeven sec in FUWA niet

hoger scoort, en zal een directeur boven schaal 12 tot de

zeldzaamheden gaan behoren. In het tweede geval maken

we gewoon aparte salarisschalen voor deze functiegroepen

en bewaren we FUWA voor het ondersteunend personeel.

In de UMC’s bijvoorbeeld is op de artsen en de medisch

specialisten FUWA niet van toepassing.2 Zo’n onderscheid

kan dus wel. Alles beter dan de gesubjectiveerde objectivi-

teit waar de vervuiling van FUWA door cao-bepalingen toe

heeft geleid. •

Tekst: Kees Jansen

1 Advies van de Commissie Leraren, september 2007.2 Artikel 4.2 lid 2 van de Cao universitair medische centra 2013-2015.

Opinie

21

Page 22: Verus Magazine, juni 2016

Fotografie: Fotoburo Brabant/Hennie Keeris

WHAT’SIN ANAME?

2222

Page 23: Verus Magazine, juni 2016

Sévrine Jongen

en Fleur Herben.

what's is a name

Wij vinden het zelf een erg leuke school.

Voor deze informatie hebben wij met

Cor Mollen gepraat. Hij heeft ons van

alles verteld over de naam van de school

en hoe de school aan deze naam kwam.

Hij zegt zelf het altijd een prettige school

te hebben gevonden. Hij vond het wel

jammer dat de oude school werd

afge broken. •

Zuster Maria-Agnes de Groot heeft deze

naam bij de oprichting van de school gekozen

omdat ze veel bewondering had voor zuster

Edith Stein.

Zuster Edith Stein was opvoedkundige en

ze heeft veel voor de opvoeding van meisjes

betekend. Ze is in 1891 geboren. De school

is gebouwd in 1968 met zuster Maria-Agnes

als hoofd. Het was toen een meisjesschool.

Pas in 1972 werd het een school voor

jongens en meisjes. Cor Mollen werd toen het

hoofd van de school en heeft deze overgang

begeleid. Hij heeft uit respect voor zuster

Edith Stein en zuster Maria-Agnes deze naam

behouden. Hij vond deze naam ook passend

bij de school omdat het allebei zusters waren

en omdat de school nu sinds een paar jaar in

een klooster zit.

Achter de naam van een school gaat een verhaal schuil. In deze rubriek zoeken leerlingen uit wat dat verhaal is. Deze keer: Janne van de Ven en Esmee

van Heesch van basisschool Edith Stein in Zijtaart.

De school zit sinds een paar jaar in een klooster. Wij vinden het een leuke school.

2323

Page 24: Verus Magazine, juni 2016

Geruchten of waarheid?In actuele discussies worden veel praatjes verkondigd. “Duizend geruchten door elkaar, valse en ware, die een stroom aan praatjes rond doen waaien”, schreef Ovidius al. Verus Magazine zoekt uit waar het echt om gaat. Het praatje deze keer: excellentie. Nico Dullemans geeft zijn visie, Taco Visser reageert.

Verusverdiept

24

Page 25: Verus Magazine, juni 2016

De al wat oudere publicaties over excellentie in het onderwijs die ik inzie, beginnen bijna allemaal met de nadruk op de hoge politieke prioriteit ervan. Waarom toch? Wat ook opvalt: het woord excellentie valt al weer wat minder vaak dan een tijdje terug. Op zoek naar de werkelijke bedoelingen achter het gebruik van dit… modewoord?

Iemand kan een docent par excellence zijn,

aldus Van Dale, maar alleen musici en sporters

weten te excelleren, zo is wel de algemene

gedachte. De verleiding is groot om nu over

Johan Cruijff te beginnen, maar na zijn over-

lijden deed schrijver Cees Nooteboom dat

al op onnavolgbare wijze in Buitenhof, een

uitzending die nog is terug te zien. Volgens

hem was Cruijff een mathe maticus in zijn spel,

dat “tegelijkertijd van een grote eenvoud en

onschuld [was]. En toch van een ongedachte

complicatie.”

Toewijding en gavenRuim twintig jaar geleden maakte ik een

optreden mee van de Russische pianist

Jevgeni Kissin, die toen midden twintig was.

Tegen een van de kranten vertelde hij toen,

dat het in zijn werk met name aankomt op

overgave. Hij noemde het zelf ‘toewijding’.

In zijn jongste jaren gold hij als een wonder-

kind, een talent dat zich tot een virtuoos

pianist wist te ontwikkelen, mede dankzij

de onvoorwaardelijke steun van zijn moeder

(als ik mij dat goed herinner).

Toch zijn er ook virtuoze leraren. Op elke

school vind je er wel een paar. Toegewijde

mensen, zeker, die bovendien op een haast

wonderlijke manier hun ervaring en over-

tuiging weten te verbinden met formele

doelen die er op de korte en lange termijn

spelen, om vervolgens op hun reëel

bestaande school (waar tegenstrijdige

belangen hoog zijn opgetast) geregeld

grote indruk te maken.

En dat alles altijd in relatie met anderen,

vooral met hun leerlingen. De sfeer,

Tekst: Nico Dullemans en Taco Visser (kader), adviseurs identiteit bij Verus | Fotografie: Thinkstock

Wat is de echte bedoelingvan excellentie in het onderwijs?

>

Verus verdiept

Verus verdiept:Excellentie

25

Page 26: Verus Magazine, juni 2016

is ze een plaats waar het in de eerste plaats

draait om prestaties. Vandaar de nadruk die

is komen te liggen op de opbrengsten van

de school.

In dat verband kan een woord als ‘excel-

lentie’ dienst doen. “Ambitie mag!” staat er

op de omslag van een brochure over excel-

lentie in het voortgezet onderwijs. Om de

moderne optiek van de school maar te

benadrukken is er gaandeweg een alterna-

tieve taal ingevoerd. Er is een nieuw taalspel

ontstaan met woorden zoals waarborgen,

stimuleren, ondernemen, kwaliteit bewaken,

oordelen, samenwerken en ervaringen over-

brengen. Woorden die ver afstaan van de

dagelijkse taal, maar op de scholen ingang

hebben gevonden. Ze weerspiegelen

plichten, en doen pas hun werk als ze

geaccepteerd worden. De Inspectie van

het Onderwijs helpt daarbij.

de spanning die zij samen creëren – ieder-

een voelt op zo’n moment aan: hier gebeurt

iets waarmee ik, leerling en leraar, verder kan.

Albert Camus bedankte een van zijn leraren,

Louis Germain, nadat hem de Nobelprijs

voor de literatuur was toegekend. Camus

schreef hem in een brief: “Zonder u, zonder

de liefdevolle hand die u heeft uitgestoken

naar het arme jongetje dat ik was, zonder

uw lessen en uw voorbeeld zou niets van

dat alles zijn gebeurd.”

Hogerop door zelfverbeteringMaar ik blijf zitten met de vraag of ‘excel-

lentie’ in de wereld van het onderwijs wel

zo’n bruikbaar woord is. Zoveel leraren die

virtuositeit uitstralen zijn er nu ook weer niet.

Wij hebben het hier toch over mensen met

opvallend veel toewijding en bijzondere

gaven. Zou hun optreden werkelijk iets

kunnen betekenen voor hun collega’s en

het beleid van de school?

Misschien, maar laten we eerst eens

Peter Sloterdijk raadplegen, die zich in de

geschiedenis van het menselijk oefenen

heeft verdiept. Onverdroten oefenen is

tenslotte een voorwaarde voor excelleren.

Hij laat in zijn Je moet je leven veranderen

(2012) zien dat de mens zich door inzicht en

dressuur en door oriëntatie op een verticaal

punt omhoog heeft proberen te werken.

Aanvankelijk ging het om enkelingen die

zich daarvoor van de massa afscheidden,

uiteindelijk was het de massa zelf die aan

zelf verbetering moest gaan doen.

In de oude culturen voor Christus gebeurde

het voor het eerst dat mensen zich van

anderen gingen afscheiden om te oefenen.

Zo ontwikkelden sommigen zich tot profeten

en atleten. In de renaissancetijd waren het,

naast monniken, de kunstenaars die opvielen.

In de tijd daarna, toen de vroegmoderne

staat ontstond (eind 16e eeuw), kwam men

ertoe op grote schaal scholingsprogramma’s

te introduceren. Het was toen Comenius die

de hele wereld als een school zag en alle

mensen als scholieren. Niet zozeer vanuit

een grenzeloos optimisme, maar vanwege

zijn “radicaal technische definitie van de

school als een integrale leermachine”,

schrijft Sloterdijk. Hier begint volgens hem

de poging om heel de mens te pakken

te krijgen.

Tot die tijd stonden de strevingen van de

mens in het teken van goden (in de Oudheid)

of God. Met de neergang van het godsbesef

en de opkomst van de Verlichting ontstond,

om het “veranderingsgebod” (Sloterdijk) te

kunnen handhaven, de behoefte aan een

nieuw oriëntatiepunt. Dat werd dit keer een

stip op de horizon: de vooruitgangs- en

ontwikkelingsgedachte. Maar de aantrekkings-

kracht hiervan is nu wel verflauwd, zodat

opnieuw naar een punt moet worden

gezocht waar mensen zich aan kunnen

optrekken, nu – in de woorden van Sloterdijk

– “om hun concurrentiefitness op de

onberekenbaar geworden wereldmarkten

te verbeteren.”

Schoolspeak1

Het verhaal van Sloterdijk volgend en zijn

typering van Comenius’ visie op onderwijs

in gedachten houdend, heeft de school niet

meer de Grieks-Latijnse betekenis, namelijk

die van vrije tijd, liefhebberij en studie, maar

1 Deze paragraaf is ingegeven door World Bankspeak The Language of World Bank Reports, in:

New Left Review 92 MAR/APR 2015, pp 75.

26

Page 27: Verus Magazine, juni 2016

De benedictijn Anselm Grün wijst

managers er in cursussen leiderschap

en spiritualiteit op hoe gevoelig taal is.

Hij signaleert in organisaties agressief

en kil taalgebruik, dat voortkomt uit

meritocratisch en neoliberaal beleid.

Resulteren, presteren, concurreren en…

excelleren. Grün wil een taal spreken

van verbondenheid, hoop en vreugde.

Kun je eigenlijk op zo’n zachte manier

excelleren? Welke duiding zal excel­

lentie dan moeten krijgen?

Er lijkt niets mis met excellentie. Ook niet in het onderwijs. Het begrip is daar geïntroduceerd vanuit mooie motieven. Goed presterende scholen wilden aan ­geven dat zij meer in huis hebben dan het basisarrangement dat de inspectie aangeeft. Ook wilden scholen en leraren meer aandacht voor leerlingen die goed presteren. Sinds de vorige PISA­ranking willen we zwakke én sterke leerlingen rechtdoen. Zo kwam excellentie in zwang. Maar voldoet dit begrip aan het verlangen van Grün naar zachte taal? Dat valt te bezien. Maar het kan.

Drie valkuilenEerst de ‘excellente scholen’. Vaak zijn dit goed presterende scholen die hun core

business op orde hebben. Scholen dus met goede resultaten, die ook willen aantonen dat ze nog meer doen dan dat. Een nobel streven. Alleen bevestigt het gebruik van het begrip excellentie wel dat je meer moet doen, harder je best moet doen dan anderen. Je gaat je vergelijken met scholen met een voldoende. Het denken in termen van ratrace ligt om de hoek. Je zou er moe van worden.Hetzelfde gevaar bedreigt spreken over ‘excellente leerlingen’. In de praktijk is dit de leerling die erg goed is in muziek, cultuur, sport of leren in het algemeen c.q. een bepaald vak. Deze leerling mag zijn/haar talent ontwikkelen. En zo stimuleren excellente scholen excellente leerlingen in kwalificerende en sociali serende zin. Weer mooi, maar ook hier bevestigt het begrip excellentie dat je getalenteerder moet zijn dan anderen om hogerop te komen. Je zou er moe van worden.Een laatste valkuil. Als reactie op de vorige twee zeggen scholen ook wel dat excel­lentie niets te maken heeft met het verge­lijken met anderen, maar wel met het worden van ‘de beste versie van jezelf’. Niet alleen zij: zelfs Zeeman rekruteert nieuwe winkelmedewerkers met: ‘Haal het beste uit jezelf.’ Ook nobel, en nu veel meer persoonsvormend bedoeld, maar

het wordt weer een ratrace. Nu niet met andere ratten, maar je moet al zelf­ontplooiend de beste rat worden van alle mogelijke ratten die jij zou kunnen worden. Maar wie kent al zijn opties? Je zou er moe van worden.

Zachte excellentieToch maar afschaffen? Of valt excellentie anders te duiden? Niet hard, veeleisend en vermoeiend, maar zacht, verbindend en hoopvol? Dat kan, maar wel na een denkstap.Aristoteles gebruikte voor zijn deugdethiek van het juiste midden het begrip ‘voortref­felijkheid’. Iemand die voortreffelijk is – klassiek gezien deugdzaam, nu vertaald als excellent –, houdt de balans tussen twee extremen. Moed als het midden tussen laf en roekeloos. Goed als tussen kwetsbaar en perfect. Mens als tussen anderen en jezelf. Deugdethisch bezien krijgt excellentie minder de taal van de ratrace. Dat geeft rust.

EXCELLENTIE ALS ZACHTE KRACHT

Tekst: Taco Visser | Fotografie: Thinkstock

Verus verdiept

Valt excellentie anders te duiden? Niet hard, veeleisend en vermoeiend, maar zacht, verbindend en hoopvol?

27

Page 28: Verus Magazine, juni 2016

Leer samen Het Verhaal

van de School vertellen

Waar staat onze school voor? Wat vinden we waardevol? Samen die vraag beantwoorden, is antwoord geven op de vraag naar de identiteit van de school. In het verwoorden

wat identiteit is, licht op wat de kwaliteit van het onderwijs is. “Als schoolleider stuur ik de schoolontwikkeling aan. Daarbij hoort dat ik met het team een gezamenlijke visie formuleer.”

2828

Page 29: Verus Magazine, juni 2016

Leer Het Verhaal van de School vertellen en

vanuit dit gedeeld verhaal de vraag naar de

kwaliteit van uw organisatie beantwoorden.

De Trinoom in Barendrecht onderging de

afgelopen vijf jaar de nodige veranderingen

in het onderwijs en het team. Directeur

Hetteke Stellinga kon niet anders dan

constateren dat er geen of weinig sprake

was van een heldere en door het team

gedeelde identiteit. “De destijds bestaande

identiteit is verwaterd of overspoeld.”

Stellinga voelde de noodzaak om die

identiteit van de school weer op de kaart

te zetten, in het team te bespreken en te

actualiseren. “Zoals iedere school willen we

onze leerlingen kwalitatief goed onderwijs

bieden. Identiteit is daar onlosmakelijk mee

verbonden. We willen graag met elkaar

bouwen aan een gezamenlijke gedragen

identiteit. Mijn taak als schoolleider is het

aansturen van de schoolontwikkeling.

Daarbij hoort dat ik met het team een

gezamenlijke visie formuleer, dat ik

van daaruit strategische doelen opstel,

vernieuwingen begeleid en ook leer-

krachten coach.”

Stellinga volgde de cursus Het Verhaal

van de School (zie kader), omdat ze op

tactisch niveau wilde kunnen werken aan

een gedragen en gedeelde identiteit. Wat ze

leerde? “Vertrouwen creëren en een open

klimaat. Maar ook teamleden uit te nodigen

om na te denken en met elkaar het echte

gesprek aan te gaan. Identiteit wordt in de

cursus uitgezet met een beleidscyclus, en

dat helpt mij om mijn verantwoordelijkheid

waar te maken in onze schoolontwikkeling.’

Tekst: Hade Wouters | Fotografie: Shutterstock

Ook Cees van der Sluis (leraar en coördi-

nator identiteitsontwikkeling CNS Abcoude)

volgde de cursus. Allereerst vanuit een

persoonlijke belangstelling voor levens-

beschouwing en identiteit. “We leven in

Nederland anno 2016 onmiskenbaar in

een tijd van vergaande ontkerkelijking.

Toch wijzen onder andere de rapporten

van het SCP op het feit, dat er onder de

Nederlandse bevolking een grote behoefte

is aan levensbeschouwelijke oriëntatie.

Die oriëntatie zoekt men steeds meer buiten

de traditionele kaders en op eigen kracht.”

En daarmee, vertelt Van der Sluis, komt de

tweede aanleiding voor hem met zijn team

het verhaal van hun school te verhelderen, in

beeld. Op de protestants christelijke school

waar hij werkt is deze trend duidelijk zicht-

baar. 5% van de gezinnen is nog kerkelijk

meelevend. “Kinderen en ouders blijken

steeds minder bekend met de – naar mijn

mening – rijke christelijke traditie. De

behoefte aan levensbeschouwelijke oriën-

tatie is er onder hen echter wel degelijk.

Op een adequate, moderne manier in die

behoefte te voorzien lijkt mij een grote uit -

daging voor onze school in het bijzonder

en voor het christelijk onderwijs in het

algemeen.” Door op zoek te gaan naar het

verhaal van zijn school denkt hij een belang-

rijke stap te zetten op ‘de weg naar eigen-

tijds levensbeschouwelijk onderwijs’.

Zowel Van der Sluis als Stellinga hebben

stappen gezet op hun school. Stellinga vond

het vooral boeiend het begrip identiteit uit te

diepen en te koppelen aan kwaliteit van

onderwijs. Van der Sluis viel de grote bereid-

heid onder de collega’s op om deel te

nemen aan de interviews die bij de cursus

horen. “Zeer verrijkend! In de persoonlijke

verhalen herken je de vragen en de behoefte

aan antwoorden die er in het team leven ten

aanzien van de christelijke school in een

seculiere tijd.”

In de cursus Identiteit en kwaliteit

voor leidinggevenden aan identiteits-

processen, leert u hoe u met uw team

eenduidig en specifiek verwoordt

waar uw school voor staat. In de

cursus worden technieken van story-

telling gebruikt, om met elkaar te

komen tot een krachtig identiteits-

verhaal. Naast een goede theoretische

onderbouwing, krijgt u ook concrete

tools ter beschikking om met uw team

stappen te zetten. U oefent werk-

vormen met de andere deelnemers

en er is ruimte om van elkaar te leren.

Vervolgens wordt de vertaalslag

gemaakt naar de kwaliteitscultuur van

de school: in de uitdrukking van de

identiteit van de school licht immers

op wat jullie samen van waarde

vinden voor het onderwijs.

Met elke deelnemer wordt een indivi-

dueel intake- en eindgesprek gevoerd.

Aan het einde van de cursus zijn

deelnemers in staat om zelfstandig

op een verhalende manier identiteits-

processen aan te sturen binnen

hun team.

Er zijn vijf cursusdagen, verspreid over

het schooljaar. Meer informatie vindt u

op www.verus.nl of bij Hade Wouters,

adviseur identiteit, [email protected],

06 30 25 24 93.

29

Page 30: Verus Magazine, juni 2016

2016VOOR KATHOLIEK EN

CHRISTELIJK ONDERWIJS

WORKSHOP PASSEND ONDERWIJS

Albert Weishaupt, directeur/bestuurder Roelof van Echten College, Hoogeveen:

‘Het gaat om de kinderen, niet om het systeem’

‘‘Deze workshop bevestigde voor mij dat

we goed op moeten letten of we wel met

de juiste dingen bezig zijn. Het gaat om de

kinderen, niet om het systeem dat we aan

het optuigen zijn. Ook de vraag wanneer je

wel en wanneer je niet moet verwijzen: dat is

allemaal gedoe eromheen. Natuurlijk heb je

een organisatie nodig, maar vergeet niet

waarom we dit allemaal doen. Wij bouwen

op dit moment een gezamenlijk onderkomen

voor ons eigen reguliere onderwijs en dat

van onze partner, een school voor voort-

gezet speciaal onderwijs. Formeel-juridisch

blijven we twee aparte besturen, maar we

worden één organisatie. In november is ons

pand klaar en in januari gaan we formeel op

de nieuwe manier van start. We werken nu

al samen. We bieden regulier onderwijs,

speciaal onderwijs en alles daar tussenin.

Sommige leerlingen draaien deels mee in

het reguliere, en deels in het speciaal

onderwijs. Door deze samenwerking kunnen

we echt maatwerk bieden. Dat is onze

drijfveer.’’

WORKSHOP BILDUNG, EEN STRATEGISCHE VISIE OP ONDERWIJS

Wil Raeven, projectleider De Zaam Academie van Stichting Zaam, Zaandam/Amsterdam:

‘Inspirerend; zelf zijn wij nog zoekende’

‘‘Ik vond het interessant om te horen hoe de

Stichting Agora het gedachtegoed van Gert

Biesta in de praktijk brengt. Agora betekent

‘marktplein’. De inleidster legde uit hoe op

hun ‘marktplein’ allerlei levenssferen bij

elkaar komen. Het is belangrijk dat je cross-

overs maakt. Dat kan met sport, kunst en

filosofie. In het bijzonder onderwijs komt

daar de religie nog bij. Agora geeft dat

heel expliciet een plek. Religie en levens-

beschouwing worden bij haar nadrukkelijk

in het licht gezet, heel mooi. Ik vond het

echt inspirerend om te horen hoe Agora

het beleid rond Bildung oppakt en op haar

scholen uitzet. Wijzelf zijn nog zoekende.

Op het voortgezet onderwijs gaat er met het

oog op de eindexameneisen veel aandacht

naar de kwalificatie. Maar het is zeker de

bedoeling dat Bildung ook een plek krijgt op

onze academie. Daar kunnen mensen met

en van elkaar leren. Met 24 scholen hebben

we veel kennis en ervaring in huis, ook op

dit terrein.’’

VERUS EVENT TERUGBLIK

2016VOOR KATHOLIEK EN

CHRISTELIJK ONDERWIJS

Tekst: Marijke Nijboer en Joke Waltmans | Fotografie: Joost van Baars en Ruben Schipper

30

Page 31: Verus Magazine, juni 2016

Filip-Wim Lindeman, rector Interconfessionele Scholengemeenschap Arcus, Lelystad

Mooi, die nadruk op stilte

‘‘Ik vond de ochtend al heel inspirerend,

vooral die nadruk op stilte in het begin.

Dat was heel mooi. Maar ook het verhaal

over vluchtelingenkinderen op school. Bij

ons komt 10 procent van de kinderen uit de

noodopvang voor vluchtelingen. Ik hoop hier

praktische tips te krijgen en herkenning bij

collega's. Als stichting van drie scholen

zijn we tevens op zoek naar een nieuwe

identiteit. Dat komt ook aan de orde.

Het evenement lijkt wel speciaal voor mij

georganiseerd.’’

Ton Keijzers, bestuursondersteuner Stichting RK Onderwijs Bommelerwaard, Hedel

Inhoud kwam goed over

‘‘De vorm waarin het thema ‘Hoop voor

onze kinderen’ werd gepresenteerd, vind ik

erg leuk. Daardoor kwam de inhoud goed

over. Het hele ochtendprogramma vond ik

buitengewoon aardig. Het verhaal van

Jan Bos over zijn autonome school maakt

mij nieuwsgierig. Hoe gaat dat beleidsmatig?

De liberalisering waar Berend Kamphuis

over filosofeerde, laat je ook op een andere

manier nadenken over het onderwijs.’’

Ank Klaassen, docent godsdienst/levensbeschouwing, Mendelcollege Haarlem

Professionele opzet

‘‘Ik kom hier eigenlijk om naar een collega

te luisteren, maar ben zeer verrast door de

professionele opzet van het Verus event. De

filmpjes vind ik erg mooi en het lied ‘Mag ik

dan bij jou’ dat Sjors van der Panne zong,

raakte mij echt. Ik vind het erg leuk om

naar de verhalen van collega's te luisteren.

Het gaat ook over identiteit en hoe je daar

als school mee omgaat. Hoop is dan een

mooi thema.’’

Sandra Wemer, vmbo-docent godsdienst CSG Herbert Vissers College, Nieuw-Vennep.

Zo waardevol

‘‘Ik ben super onder de indruk van het

toneelstuk As I left my Fathers House.

Ik ben hier voor het eerst, maar het is zo’n

leuke ervaring. Het thema sprak mij ook aan.

Wij zijn hier met de godsdienstdocenten en

dat is zo waardevol. Met wat je hier hoort,

kun je als sectie in gesprek over je vak.

Na een dag als deze heb je voldoende

inspiratie.’’

Rita van der Pol, projectleider positief leer- en leefklimaat, Nuborgh College Nunspeet

Juiste richting wijzen

‘‘Deze dag is zo inspirerend, het boeit mij

van A tot Z. Dit geeft mij ook veel ideeën

die ik op school kan toepassen, zowel naar

collega's als naar leerlingen. Leerlingen

hebben vaak van zichzelf het beeld dat ze er

niet toe doen. Daar kunnen wij verandering

in brengen door ze te helpen de juiste richting

op te gaan en het verleden los te laten.’’

Verus 2016

VERUS EVENT TERUGBLIK

31

Page 32: Verus Magazine, juni 2016

Sinds de invoering van het

nieuwe ontslagrecht per 1 juli

2015 heeft een werknemer bij

onvrijwillig ontslag recht op een

transitievergoeding, bedoeld om de overstap naar een nieuwe baan

te versoepelen. Maar hoe zit het met de specifieke situatie van een

langdurig zieke werknemer? Na een periode van 104 weken ziekte

eindigt het opzegverbod voor de werkgever. Bij een aansluitende

beëindiging van het dienstverband moet de werkgever een transitie-

vergoeding uitkeren. Inmiddels zijn er werkgevers die hebben

bedacht dat je die transitievergoeding kunt ontlopen door willens en

wetens het dienstverband met een (zieke) werknemer slapend te

laten voortduren. Slapend wil in dit verband zeggen: de werknemer

werkt niet, en ontvangt ook geen loon. Minister Asscher van Sociale

Zaken heeft deze ‘ontsnappingsroute’ eerder laakbaar genoemd.

Maar de vraag is of in deze situatie sprake is van een ernstig verwijt-

baar handelen van de kant van de werkgever, en of werknemers

(al dan niet in rechte) een transitievergoeding kunnen afdwingen.

Inmiddels is de eerste jurisprudentie ontstaan. In drie procedures

was het oordeel van de kantonrechter dat de werkgever niet kan

worden verplicht om het dienstverband, onder toekenning van een

transitievergoeding, te beëindigen. Een van de rechters merkte, in

lijn met de opvatting van de minister, nog wel op dat de handelwijze

van een werkgever onfatsoenlijk is, maar juridisch niet verwijtbaar.

De insteek van de drie procedures bij de kantonrechter was deels

verschillend. In het ene geval had de werkgever aan de (zieke)

werknemer voorgesteld om

na die 104 weken het dienst-

verband met wederzijdse goed-

keuring te stoppen. Maar de

werknemer eiste dat de werknemer eenzijdig de arbeidsovereen-

komst zou beëindigen, met het oog op de transitievergoeding.

Volgens de rechter is daartoe echter geen verplichting omdat artikel

7:669 BW bepaalt dat een werkgever de arbeidsovereenkomst kan

opzeggen, als daarvoor een redelijke grond is. Het woordje ‘kan’ is

hier doorslaggevend: er is geen verplichting om de arbeidsovereen-

komst te beëindigen. In de tweede procedure ging het om een eis

tot schadevergoeding ter grootte van het misgelopen transitie-

bedrag door de werknemer, op basis van artikel 7:686 BW. In de

uitspraak woog de rechter niet alleen mee dat er geen verplichting

is (zie boven), maar ook dat de werknemer onvoldoende had aan -

getoond dat de werkgever het dienstverband slapend wilde houden.

In de derde zaak eiste een werknemer ook ontbinding van de

arbeidsovereenkomst, op grond van ernstig verwijtbaar handelen.

Van ernstig verwijtbaar handelen zal volgens de kantonrechter

slechts in uitzonderlijke omstandigheden sprake zijn, bijvoorbeeld

als de werkgever grovelijk nalatig is ten aanzien van verplichtingen

voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst, wat hier niet het geval

was. Met deze uitspraken is overigens niet gezegd dat de weg van

het slapend dienstverband voor een werkgever altijd zonder risico is.

Voor meer informatie kunt u zich richten tot Verus Advocaten

& Juristen. •

rubriek

Heeft u vragen over dit onderwerp? Of over andere juridische zaken? Onze juristen staan u graag te woord. Neem contact op met de juridische helpdesk van Verus, 0348 74 44 60, [email protected].

SLAPEND DIENSTVERBAND EN TRANSITIE­VERGOEDING

Nieuwe wetten, nieuwe juridische vraagstukken. Zoals het slapend dienstverband na ziekte van de

werknemer en de transitievergoeding.

Tekst: Emmanuel Naaijkens in samenwerking met mr. Marco De Vita, jurist bij Verus

32

juridische kwestie

Page 33: Verus Magazine, juni 2016

“Een leerling heeft een ongeluk gehad op school. Hoe wikkelen we dit zorgvuldig af?” “Hoe kunnen we met onze inkoop voldoen aan de wettelijke eisen?” “Door krimp is het sluiten van een school onvermijdelijk. Hoe komen we tot een zorgvuldig besluit?” Zomaar wat vragen die binnenkomen bij de afdeling Ledenvoordeel van Verus. Daar halen medewerkers alles uit de kast om leden te helpen.

Tekst: Noël Houben | Fotografie: Thinkstock

als ze tegen vragen en dilemma’s aanlopen.

“Er bestaan geen gekke vragen voor ons.

Wij zijn niet van uitgebreide protocollen en

handvesten, maar proberen te helpen in de

dagelijkse praktijk. Dat lukt meestal heel

aardig. Negen van de tien vragen kunnen

wij zelf of met behulp van onze partner-

organisaties beantwoorden. En als we geen

antwoord paraat hebben, adviseren we de

school die dat wellicht wel heeft.”

“We willen de kracht van de vereniging nog

meer gaan benutten”, vervolgt Joosten.

“Scholen hebben vaak met vergelijkbare

problematiek te maken. Het maakt dat ze

veel van elkaar kunnen leren. Dat proces

willen we de komende jaren gaan

faciliteren.” •

LEDENvoordeelVRAGEN AAN AFDELING LEDENVOORDEEL

“Er bestaan geen gekke vragen voor ons”

Heeft u een vraag voor de afdeling Ledenvoordeel? Kijk op www.verus.nl/ledenvoordeel of neem contact met ons op via 0348 74 44 44 en [email protected].

Het is trouwens geen éénrichtingsverkeer,

benadrukt hij. “Soms bel ik een school op

hoe zij omgaan met een vraag of probleem.

Ik word dan heel open en eerlijk te woord

gestaan. Op dit soort momenten merk je dat

Verus een vereniging is, waarbinnen leden

en de ondersteunende organisatie er voor

elkaar zijn.”

Leren van elkaarJoosten drukt leden op het hart om vooral

de telefoon te grijpen of een mail te sturen

“Gedreven duizendpoten”: zo typeert

coördinator Ledenvoordeel Lex Joosten de

besturen, directies en teams die zich met

ziel en zaligheid inzetten voor hun school

en leerlingen. “Zij werken in een steeds

ingewikkelder omgeving, die ook nog eens

voortdurend verandert. Mijn collega’s en ik

weten wat er speelt en kunnen hun kleine

en grote zorgen uit handen nemen. Leden

waarderen dat zichtbaar. Het maakt dit

dankbaar werk, waarvoor ik dagelijks met

een glimlach in de auto stap.”

ledenvoordeel

33

Page 34: Verus Magazine, juni 2016

‘DE 40-URIGE WERKWEEK VERLAAGT DE WERKDRUK’

Henk Bultsdirecteur-bestuurder CBS De Regenboog, Nieuwendijk (eenpitter, 300 leerlingen)

“Moe van alle verantwoording”

‘‘Ik ben het niet eens met de stelling.

Mijn mensen werken 42 à 43 uur en

komen ook nog in de vakanties terug.

Het lesgeven, voorbereiden en

nawerk plus alle administratie kost

veel tijd. Mijn leerkrachten worden wel

eens moe van alle verantwoording.

Wij zijn al lang voor de invoering van

de 40-urige werkweek begonnen met

het spreiden van de werkdruk.

We houden bijvoorbeeld studie-

ochtenden en rapportbesprekingen

tijdens vakantiedagen. Een positief

effect van de 40-urige werkweek is

dat iedereen zich zeer bewust is

geworden van het feit dat men 40 uur

moet werken. De vrijblijvendheid is

er af. Maar helaas wordt men zich

zo ook bewuster van de feitelijke

werkdruk.’’

Angela Kouwenhovenadviseur profes-sionalisering, werkdruk-consulent, parttime leerkracht

“Dat heeft het management in de hand”

‘‘Op sommige scholen werkt de

40-urige werkweek werkdruk-

verlagend, op andere niet. Dat heeft

het management grotendeels in de

hand. Kijk kritisch naar de taken die

je op je neemt. Met groepsplannen

werken is bijvoorbeeld niet verplicht;

als je maar kunt aantonen dat je

differentieert. Stel geen 40 uur aan -

wezigheid verplicht en kom in de

vakantie alleen terug als dat echt

waardevol is. Relateer de inzet van

leerkrachten aan de taak, visie en

missie van de school. Obesitas, de

nieuwe schijf van vijf: misschien kan

de ouderraad dat oppakken. Kijk

kritisch naar toetsen, werk groepen en

vergaderingen. Dienen die de leerling,

het onderwijs, de school? Je doet het

goed wanneer collega’s niet meer

denken: ‘eigenlijk had ik nu…’ ‘’

In De Rondvraag stellen wij een vraag of poneren wij een stelling waar betrokkenen uit het onderwijsveld op reageren. Dit keer is De Rondvraag: ‘De 40-urige werkweek verlaagt de werkdruk’

Tekst: Marijke Nijboer

3434

Page 35: Verus Magazine, juni 2016

‘DE 40-URIGE WERKWEEK VERLAAGT DE WERKDRUK’

Margreeth de Bruijn-MarchandHR-adviseur van SPCO Groene Hart

“De 40-urige werkweek zorgt voor een betere spreiding”

‘‘De 40-urige werkweek verlaagt niet

direct de werkdruk, maar zorgt wel

voor een betere spreiding van en

meer inzicht in het aantal werkuren.

Wij hebben als stichting afgesproken

dat teamvergaderingen plaatsvinden

op lesvrije dagen, zodat er in les -

weken tijd overblijft voor het voor- en

nabereiden van de lessen. Maar je

moet ook verder kijken: passen de

werkzaamheden binnen het gestelde

aantal uren, vragen wij als organisatie

niet teveel? Dragen de dingen die we

doen wel bij aan de ontwikkeling van

het kind? Kunnen medewerkers het

werk misschien efficiënter aanpakken?

Met deze vragen is onze stichting een

onderzoek gestart met onder andere

als doel een verdere verlaging van

de werkdruk.”

Marjolein Zwikleerkracht bij Unicoz Onderwijsgroep in Zoetermeer

“Stel meer vakleerkrachten aan”

‘‘Ik merk weinig van een werkdruk-

verlagend effect. Er moet gewoon

teveel worden gedaan in die 1659 uur.

Als je een paar weken 42 uur werkt,

moet je daarna weer uren minderen.

Maar daar komt het niet van. Het helpt

om tijdens lesweken studiedagen of

administratiedagen te plannen, waarbij

de leerlingen lesvrij zijn. Dan kunnen

leerkrachten bijvoorbeeld rapporten

en planningen maken. Een school

doet er goed aan om te kijken wat

leerkrachten echt zelf moeten doen

en wat aan anderen kan worden

overgelaten. Het zou ideaal zijn om

meer vakleerkrachten aan te stellen.

Tijdens de gym- en muzieklessen

kunnen wij dan onze lessen

voor bereiden. Helaas is daar geen

geld voor.’’ •

Liesbeth Verheggenvoorzitter AOb

“We zijn niet tevreden over hoe dit in praktijk uitpakt”

‘‘We zijn gekomen tot de 40-urige

werkweek omdat het met een norm-

jaartaak van 1659 uur heel lastig is

om grip te krijgen op alle activiteiten

die er in een jaar moeten gebeuren.

Als werkgevers en werknemers deze

afspraak uitvoeren zoals hij bedoeld

is, leidt hij tot minder werkdruk. Maar

we zijn niet tevreden over hoe dit in

praktijk uitpakt. Wil je de werkdruk

naar beneden krijgen, dan moet je

per week kijken wat er allemaal moet

gebeuren en of dat past in 40 uur.

Werken mensen wekelijks veel meer

uren, dan zijn er twee oplossingen

denkbaar: of je laat een aantal taken

vallen, of het schoolbestuur zorgt dat

er meer personeel komt. Wij krijgen

steeds meer signalen dat de werk-

gevers de cao niet uitvoeren. Ik vind

dat de PO-raad z’n achterban hierop

aan moet spreken.’’

de rondvraag

35

Page 36: Verus Magazine, juni 2016

Goed onderwijs geven kost tijd. Terwijl tegenwoordig niemand tijd heeft. Maar…Zerrne Gerardus –GreyDocent Engels De Vuurvlinder/Lucasonderwijs Den Haag

HOOP. VOOR ONSZELF, ONZE SCHOLEN EN ONZE KINDEREN.Iedereen kent ze, de negatieve aspecten van maatschappij en mensheid. Ze zijn overal, dus ook op onze scholen. Het is onmogelijk om deze factoren uit te bannen en het leven te regisseren. Maar we kunnen wél samen een positieve beweging op gang brengen. Door er iets ongekend krachtigs tegenover te zetten. Hoop. Met in het najaar een landelijke campagne waarin we deze boodschap gaan delen. Als we allemaal onze hoop uitspreken maken we samen het verschil. Voor onszelf, onze scholen en voor onze kinderen.

HELPT U MEE DEZE BOODSCHAP TE VERSPREIDEN? REAGEER OP VERUS.NL/IKHEBHOOP

36498_Adv_HOOP_210x280mm_WT.indd 1 02-06-16 16:38