VNMI magazine juni 2015

9
Aluminiumsector moet kansen pakken in Brussel > 4 Imagocampagne: Iedereen houdt van metaal! > 6 Ingrid Daniëlse (FNsteel): “Ik ben een productiemens” > 8 Steeds meer duurzame energieopwekking in industrie > 10 Conflictmineralen: de geest is uit de fles > 12 With English summary > 2 Metallurgische Industrie 15 1 VNMI MAGAZINE | JUNI 2015

Transcript of VNMI magazine juni 2015

Page 1: VNMI magazine juni 2015

Aluminiumsector moet kansen pakken in Brussel > 4Imagocampagne: Iedereen houdt van metaal! > 6Ingrid Daniëlse (FNsteel): “Ik ben een productiemens” > 8Steeds meer duurzame energieopwekking in industrie > 10Conflictmineralen: de geest is uit de fles > 12

With English summary > 2

Metallurgische Industrie15 1

VNMI MAGAZINE | JUNI 2015

Page 2: VNMI magazine juni 2015

22 3

Juni 2015

SummaryThis issue of Dutch Metallurgical Industry includes a foreword by the chairman, five feature articles, various short news items and an agenda.

Het landschap rondom VNMI verandert, VNMI transformeert mee. Mede ingegeven door de

terugtrekkende rol van FME is de afgelopen maanden door een delegatie van ons bestuur,

onder wie ondergetekende, aangevuld met kennis en know-how van buiten, onderzoek gedaan

naar een nieuw ‘business model’ voor VNMI.

Vier (voorlopige) scenario’s waarin dit is uitgemond, hebben we tijdens het besloten gedeelte van

de voorjaarsledenvergadering van 24 april bij FNsteel in Alblasserdam voorgelegd aan onze leden.

Daaruit bleek dat onze achterban in meerderheid hecht aan een zelfstandige VNMI, die autonoom

opkomt voor de belangen van de metallurgische industrie en in de voorste linie blijft meepraten

aan de belangrijkste (Europese) gesprekstafels, zoals die van Eurometaux en de Europese

Aluminium Associatie (EAA). Maar ook een VNMI die kostenefficiënter kan werken door in de

backoffice-ondersteuning samenwerking te zoeken met aangrenzende branches.

Het zegt veel over de waarde die onze leden toekennen aan VNMI en onderstreept daarnaast

hoe onze brancheorganisatie zich de afgelopen jaren over de volle breedte met succes heeft

geprofileerd. Tegelijkertijd doet het niets af aan onze toekomst, waarin we als VNMI meer op eigen

benen komen te staan en meer onze broek moeten ophouden. Het gesprek daarover binnen onze

vereniging, dat de komende maanden verder op gang moet komen, zie ik met veel belangstelling

en vertrouwen tegemoet.

Vertrouwen is ook het woord dat met hoofdletters naar voren kwam uit onze conjunctuurenquête,

waarover u in deze editie van ons magazine bij de nieuwsberichten in het kort de belangrijkste

uitkomsten kunt terugvinden. Het optimisme groeit! En dat is na de aanhoudende berichten over

krimp in de afgelopen jaren buitengewoon verheugend te constateren.

Toch moeten we een scherp oog houden op de ontwikkelingen om ons heen. Zo besteden

we in dit magazine ook aandacht aan de besluitvorming van het Europees Parlement over de

conflictmineralen, die is uitgemond in een veel verdergaande stellingname dan het voorstel van

de Europese Commissie en die aangeeft dat er voor VNMI nog volop werk aan de winkel is.

Voorts belichten we het delegatiebezoek dat drie Europarlementariërs begin april aan een van

onze lidbedrijven brachten en het constructieve gesprek dat VNMI en EAA met hen voerden.

Tijdens dit onderhoud passeerden verschillende belangrijke (Europese) dossiers de revue,

waarbij wij van onze kant goed voor het voetlicht konden brengen waar wat ons betreft de

aandachtspunten dienen te liggen. Daarnaast kregen wij van de parlementariërs te horen op

welke terreinen voor ons in Brussel winst is te boeken.

Tot slot wijs ik graag op een artikel over onze PR-toolkit, waar onze eerste leden inmiddels mee

aan de slag zijn gegaan en die onze sector scherper moet profileren naar zowel het grote publiek

als naar de jeugd. Ook daarin zijn wij vol vertrouwen. Steeds vaker wordt aan de producten van

onze sector gerefereerd als het gaat om ‘de circulaire economie’. In dat verband sluit ik mij volledig

aan bij hetgeen een van de collega’s in dit magazine stelt: de metaal heeft een goed verhaal.

Want zo is het maar net.

Wim Hamers

voorzitter VNMI

Voorwoord

Nederlandse Metallurgische Industrie

“We must make more noise!”

In April, Dutch MEPs Gerben-Jan Gerbrandy (D66), Esther

de Lange (CDA) and Cora van Nieuwenhuizen (VVD) met

with representatives of VNMI and EAA in Utrecht. “Our talks

were very constructive,” concludes Mr Gerbrandy. The main

item on the agenda was the ‘paradox’ now facing Europe’s

metals industry: demand for aluminium is rising yet European

production is falling. Scrap metal is increasingly being exported,

which means that the European Union could soon become

overly dependent on other regions. Esther de Lange wishes

to determine the reasons for the apparent stagnation on the

secondary market. Gerbrandy believes that the industry itself

should “make more noise”, particularly in Brussels. He notes a

marked lack of political consensus with regard to the problem of

dwindling resources, especially in combination with the energy

issue.

‘Everyone loves metal’

‘Everyone loves metal’ is the slogan of an image-building

campaign developed by VNMI. Wuppermann Staal and Uzimet

are among the first member companies to use the slogan in

their own communications. VNMI’s PR commission has also

created a communications toolkit. It contains various resources

such as a logo and other visual elements with which members

can promote a common ‘look and feel’ for the industry in their

own posters and flyers. Theo Mimpen, CEO of Uzimet, regards

VNMI’s attention for PR as both welcome and necessary.

“Interest in the metals industry is declining, particularly among

younger people, and effective promotion is essential. Many

companies have been less active in recruitment in recent years,

partly due to the economic crisis. We must ensure that we do

not fall too far behind. The metals industry is not the only sector

that is competing for new talent.”

At home in production

Even as a child, Ingrid Daniëlse was more interested in Lego

than in dolls. She opted to study technical subjects at secondary

school, moving on to graduate from TU Delft with a degree

in Materials Science. Today, Ingrid is Quality & Environment

Manager at FNsteel in Alblasserdam, which she considers her

‘ideal job’. In this edition of VNMI Magazine, she talks about

the passion for metals she discovered as a young student. She

was introduced to FNsteel in 2007 when exploring opportunities

for personal development and career advancement. It was ‘the

perfect match’ from the outset. Ingrid particularly enjoys the

extremely varied nature of her work. She may be at a board

meeting one moment and talking to production staff the next.

“I have a very enjoyable job with a marvellous company. The

production process is the greatest attraction for me. I really feel

at home in the hands-on setting.”

Sustainability is the trump card

The metals sector devotes increasing attention to sustainability.

Many companies have plans to install sustainable energy

generation facilities. This is one finding of a survey conducted by

VNMI and FME among over one thousand metals companies.

The survey also included questions about the regional

authorities’ role in environmental regulation. The purpose was

to determine if supporting policy would be useful and necessary.

The findings reveal that almost sixty per cent of companies

intend to invest in sustainable energy installations within the

foreseeable future. Interest in photovoltaic panels is greatest

(66%), followed by heat exchange systems (33%) and solar

thermal collectors (31%). Wind energy is in fourth place with

24%. The survey results suggest that the majority of companies

have some misgivings about the regional authorities’ role in

enforcing environmental legislation but accept the authorities’

involvement as a necessary evil’.

Europe tackles the trade in ‘conflict minerals’

Late May, the European Parliament approved proposals

whereby companies will soon be obliged to report the precise

origins of the raw materials and semi-manufactures they use.

The objective is to counter the trade in ‘conflict minerals’: raw

materials from countries engaged in armed conflict, the sale

of which may serve to finance and prolong such conflict.

The new legislation will affect almost 900.000 companies and

goes beyond the European Commission’s original proposal,

whereby companies would be allowed three years in which

to reveal their supply routes and establish a voluntary

certification system. Only if this did not have the desired results

would legislation be introduced. VNMI regards the European

Parliament’s recent decision as ‘a bridge too far’ and calls

for the industry’s existing certification systems to be formally

recognized as an effective alternative to mandatory measures.

It is not yet known whether the decision will be implemented

by all member states: this will become apparent in the months

ahead.

Page 3: VNMI magazine juni 2015

4 54 54 5

“Buitengewoon zinvol”, oordeelt

D66-Europarlementariër Gerben-

Jan Gerbrandy (D66) over het

werkbezoek. Samen met zijn collega’s

Esther de Lange (CDA) en Cora van

Nieuwenhuizen (VVD) trof hij in Utrecht

vertegenwoordigers van VNMI en EAA.

“De boodschappen waren helder,

duidelijk en realistisch, zonder in

klaagzangen te vervallen. Het was zeer

inhoudelijk en ik heb de manier waarop

de sector de problemen uit de doeken

deed als heel realistisch ervaren.”

De Europese aluminiumindustrie zit in

de knel. Wereldwijd – ook in Europa zelf

– groeit de vraag naar het lichtgewicht

materiaal. Maar de Europese

aluminiumproductie krimpt. De primaire

productie, bijna 40 procent minder

vergeleken met 2008, is zwaar getroffen

door de hoge energieprijzen en de

kosten van de (CO2-emissie)wetgeving.

Schroot wordt tot ergernis van de sector

zelf in toenemende mate geëxporteerd,

waardoor de Europese Unie voor de

eigen behoefte steeds afhankelijker

dreigt te worden van andere regio’s, met

een hogere ecologische voetafdruk. Een

onwenselijke situatie, betoogt zowel

VNMI als EAA. Aluminium vervult een

cruciale rol in innovatie en is door de

hoge hergebruikpotentie een belangrijke

factor in de realisering van de circulaire

economie. VNMI en EAA vragen daarom

“Er is een sterker geluid nodig”

Nederlandse Europarlementariërs brachten in april een delegatiebezoek aan VNMI en de

Europese Aluminium Associatie (EAA). Op de agenda stonden de vraagstukken waar de

aluminiumindustrie mee kampt. “Dit bezoek bevestigde opnieuw dat we in Europa veel

bewuster met grondstoffen moeten omgaan.”

eigenlijk ongelooflijk. Grondstoffen

zijn uitgegroeid tot een zaak van

economisch en geopolitiek belang. Kijk

naar grootmachten als China en India:

er vertrekken tankers vol Europees

aluminiumschroot naartoe. Tegelijkertijd

kondigen die landen zelf een exportverbod

voor datzelfde schroot af. Er worden puur

protectionistische muren opgetrokken.”

Het bespreken van dergelijke strategische

kwesties met de industrie is dan ook

buitengewoon belangrijk, zegt zijn VVD-

collega Cora van Nieuwenhuizen. “Voor

mij als kersvers Europees parlementslid

is deze materie nog relatief nieuw en dit

bezoek was buitengewoon verhelderend.

Als ik hoor hoe scherp landen als India en

China in dit dossier aan de wind zeilen en

hoe Europa hiermee omgaat, dan denk ik:

Juncker mag de mond vol hebben over de

Europese herindustrialisatie, maar laten

we eerst zorgen dat we behouden wat we

hebben.”

Banen, groei en concurrentiekracht zijn

de thema’s die centraal staan bij Van

Nieuwenhuizen. Het overleg met VNMI

en EAA doordrong haar opnieuw van de

noodzaak alert te zijn op de positie van

zowel Nederland als de Europese Unie. “In

het geval van de aluminiumindustrie zie je

dat een sector die goed scoort op punten

als energie-efficiëntie, duurzaamheid

en innovatie in de problemen komt en

dat Europa als gevolg daarvan in een

afhankelijkheidspositie dreigt te geraken.

Niet dat ik nu meteen denk: Europa moet

de export van aluminiumschroot ook maar

verbieden – daar moet je niet voor willen

zijn – maar meer prioriteit verdient zo’n

dossier absoluut.”

Urgentie

Dat meent ook Esther de Lange (CDA). “De

situatie rond de secundaire markt kwam

in het gesprek – naast de hoofdstukken

energie en innovatie – naar voren als

onderwerp met zeer hoge urgentie. Ik

heb aangegeven dat ik het belangrijk

vind dat in kaart wordt gebracht waarom

dit schroot ‘weglekt’ uit Europa. In de

context van de huidige en toekomstige tijd

is secundair aluminium een strategisch

goed. Natuurlijk is het creëren van een

markt voor secundaire grondstoffen in

de allereerste plaats een zaak van en

voor ondernemers: zij moeten hun eigen

businesscase optuigen. Maar als dat niet

lukt omdat bijvoorbeeld de regelgeving in

de weg zit, dan wil ik dat weten. Want daar

kunnen we dan iets aan doen.”

Zij wil dat er op dit punt helderheid komt.

“Grondstoffen zijn van groot strategisch

belang. Het ontwikkelen van beleid en

borgen van zekerheid op dit punt is voor

Europa echt dé uitdaging van de 21ste

eeuw. En als een belangrijke tak als de

aluminiumsector direct in gevaar komt,

dan moet daar actie op komen. In dat

verband kan Europa soms harder en

volwassener optreden, vind ik. Als blijkt dat

concurrenten elders in de wereld prijzen

dumpen omdat ze weten dat de sector hier

in problemen verkeert, dan mag Europa

best zijn tanden laten zien.”

Oplossingen

Gerben-Jan Gerbrandy benadrukt

in dat verband dat in Brussel een

veel sterker geluid nodig is, “met

name ook vanuit de industrie zelf”.

Als het gaat om oplossingen voor de

grondstoffenproblematiek dan is de

politiek – zeker in combinatie met het

energievraagstuk – volgens hem zeer

verdeeld. “De problemen waarmee de

aluminiumsector kampt, zijn op zich

voldoende bekend en onderkend. Maar

echte urgentie zit er nog niet op en politiek

gezien komt iedereen steeds met andere

oplossingen. Koepelorganisatie Business

Europe is daarnaast redelijk conservatief

en handelt niet altijd in het belang van

innoverende bedrijven. In het overleg heb

ik om die reden aangegeven dat het zaak

is dat de aluminiumindustrie zelf óók

nadrukkelijker aangeeft

wat er moet gebeuren. Op

dat punt is nog een wereld

te winnen.”

Aluminiumdossier centraal bij bezoek Europarlementariërs

Nederlandse Metallurgische Industrie

gericht, toekomstbestendig beleid, waar

de industrie op kan bouwen.

Verwonderen

Terecht, zegt Gerbrandy, die zegt

zich er nog bijna dagelijks over te

verwonderen hoe Brussel omgaat

met het grondstoffenvraagstuk, zowel

secundair als primair. “Terwijl je overal

hoort hoe groot het strategische

belang van grondstoffen is, vallen ze

voor de Europese Commissie nog

steeds onder het kopje milieu. Dat is

“De boodschappen waren

helder, duidelijk en

realistisch, zonder in

klaagzangen te vervallen”

VNMI en EAA: zeer content

De Vereniging Nederlandse Metallurgische Industrie (VNMI) en de Europese

Aluminium Associatie (EAA) kijken tevreden terug op het delegatiebezoek van de

Europarlementariërs. Tijdens het overleg werden verschillende Europese dossiers

behandeld met directe impact op de Nederlandse metallurgische industrie,

zoals de hervorming van het Europese emissierechtenhandelssysteem, de (on)

beschikbaarheid van schroot, de niet-naleving van bestaande regels over export

van schroot, het ongelijke speelveld van de Nederlandse metaalindustrie en de

ambitie van een circulaire, grondstofefficiënte economie. VNMI directeur Frank

Buijs: “Samen met directeur-generaal Gerd Götz van EAA heb ik onder meer

aangedrongen op strikte handhaving van het verbod op illegale afval export,

het inrichten van een robuuste recyclingmarkt voor aluminiumschroot en het

terugdringen van de stort in combinatie met het bevorderen van inzameling en

sortering voor hergebruik.”Cora van Nieuwenhuizen (l) met EAA’s Gerd

Götz: … behouden wat we hebben …

Gerben-Jan Gerbrandy: … zelf aangeven wat moet gebeuren … Esther de Lange: … tanden laten zien …

Page 4: VNMI magazine juni 2015

6 76 7

Uzimet was eind vorig jaar samen met

Wuppermann Staal het eerste VNMI-

lid dat de imagocampagne adopteerde.

“Het is even goed als noodzakelijk dat dit

thema wordt opgepakt”, zegt Mimpen.

“De belangstelling onder jongeren voor

de metaal loopt terug, promotie van de

sector is noodzakelijk. De afgelopen

jaren zijn veel bedrijven door de crisis

weliswaar terughoudend geweest met het

aannemen van mensen, maar als we íets

willen voorkomen, dan is het dat we straks

achter het net vissen. De metaalbranche is

niet de enige die op jonge techneuten aast.

En al die andere sectoren prijzen zichzelf

ook aan.”

De toolkit telt vooralsnog twee

basale elementen, vertelt Uzimets

marketingman Wouter Langendijk.

“Er is een algemeen logo dat iedereen

kan gebruiken en daarnaast zijn drie

kernwaarden geformuleerd: metalen zijn

ruim toepasbaar, onmisbaar en oneindig

recyclebaar. Wij zetten die kernwaarden,

gekoppeld aan Uzimet, gericht in op

posters en flyers. Maar het is niet

ondenkbaar dat ze straks bijvoorbeeld

ook worden gebruikt in combinatie met

beelden van mobieltjes, mooie auto’s

of Olympische medailles. Om maar

inzichtelijk te maken hoe onmisbaar

metaal in het dagelijks leven is.”

“Dit straalt uit op hele sector”Hij voegde het logo toe aan zijn e-mailhandtekening en prompt volgden de eerste vragen

en opmerkingen. Algemeen directeur Theo Mimpen van bladloodproducent Uzimet

merkt dat het logo van de kersverse VNMI-toolkit ‘Iedereen houdt van metaal’ prikkelt en

nieuwsgierigheid wekt. “Het valt mensen meteen op.”

Mimpen is blij dat hij vanuit Uzimet een

bijdrage kan leveren aan de metaal-

imagocampagne. “Ik kijk hierbij toch

wat verder dan alleen naar ons bedrijf.

Dit is een hele positieve campagne, die

uitstraling heeft op de gehele sector en

de aantrekkingskracht van de metaal –

mede door de koppeling met elementen

als innovatie en duurzaamheid - als

bedrijfstak vergroot. Ook voor andere

leden van VNMI kan dit een waardevol

instrument zijn. Ik hoop dat op basis

van de ervaringen bij Wuppermann

Staal en bij ons straks meer collega-

bedrijven besluiten de toolkit in te zetten.

Metaal heeft een sterk onderscheidend

vermogen ten opzichte van andere

materialen. Dat geldt eens te meer nu we

steeds nadrukkelijker op een circulaire

economie afkoersen. Die

unieke aspecten mogen

we best wat actiever

uitdragen.”

de orde kwam of bedrijven ‘op proef’

met de toolkit aan de slag wilden, zegt

hij. “Het ene bedrijf is op het gebied van

communicatie actiever dan het andere.

Wij doen er behoorlijk veel aan, ook via

de sociale netwerken. In dat verband zag

ik ons bedrijf als geschikte kandidaat. We

kunnen het logo en de boodschap erachter

in een tamelijke hoge frequentie wegzetten

en zo helpen een bodem te leggen voor die

bredere herkenbaarheid.”

Pilot

De toolkit kwam in februari beschikbaar.

Sindsdien is Uzimet ermee aan de slag

gegaan. “Het is een pilot, primair gaat

het nu om het opdoen van ervaring, zien

hoe hierop wordt gereageerd, kijken

naar eventuele verbeterpunten en het

terugkoppelen van gegevens naar de

pr-commissie van VNMI op het moment

dat die erom vraagt”, zegt Langendijk.

“Los daarvan vinden we dit een mooie

manier om intern en extern te laten zien

dat we metaal en in het bijzonder lood

een warm hart toedragen. Extern heeft

dat met name relevantie in relatie tot

onze arbeidsmarktcommunicatie en onze

marketing, nu en in de toekomst. Maar

ook intern zijn die belangen er. Het is goed

als onze mensen zich er nog bewuster van

worden wat een mooie en unieke sector de

metaal is.”

Uzimet en Wuppermann Staal ‘early adopters’ VNMI-Toolkit

Nederlandse Metallurgische Industrie

Herkenning

Uzimet heeft het instrumentarium uit de

toolkit – binnenkort komen ook speciale

(Powerpoint) presentaties met feiten en

cijfers over de metaal beschikbaar – in

eerste instantie aangewend voor gebruik

op de website, in e-mailhandtekeningen

en in de sociale netwerken waar het

zich sterk profileert: LinkedIn, Twitter

en Facebook. Volgens Langendijk is het

daarnaast de bedoeling de toolkit in

te zetten bij externe uitingen, zoals in

advertenties of op beurzen. “Het gaat ook

om de herkenning en de herkenbaarheid.

Hoe meer en hoe vaker mensen het logo

tegenkomen, hoe beter.”

Mimpen hoefde niet lang na te denken

toen eind vorig jaar in het VNMI-bestuur

en de ledenvergadering de vraag aan

“De metaal heeft een goed verhaal”

“De metaal heeft een goed verhaal. Mooie producten, innovatief,

onmisbaar in het dagelijks leven en door de oneindige

recyclebaarheid naadloos passend in de ambitie van een circulaire

economie. We dragen dat alleen niet heel gecoördineerd uit. Vandaar

dat VNMI heeft gezegd: we hangen daar een label aan, een merk. Dat

is ‘Iedereen houdt van metaal’ geworden.”

Aan het woord is Jasper van Zon, in het dagelijks leven Europees

communicatiedirecteur bij Alcoa en daarnaast lid van de pr-

commissie van VNMI, die zorgde dat de ‘toolkit’ voor de lidbedrijven

er kwam: een klein pakketje met instrumenten om in de branche een

gemeenschappelijke ‘look & feel’ te ontwikkelen. Alles om een beter

imago te kweken, zowel in- als extern. Van Zon: “We willen bedrijven

helpen de jongeren te bereiken, maar ook om eigen medewerkers

ambassadeur van de sector te maken.”

De toolkit bestaat vooralsnog uit een basaal instrumentarium. Er is

een logo ontwikkeld voor algemeen gebruik en daarnaast kunnen

lidbedrijven maatwerk voor zichzelf creëren met eigen posters en

flyers. Het idee daarachter is dat de bedrijven het eenvoudig in hun

eigen communicatie kunnen inpassen. En naarmate er meer zijn die

dat doen, ontstaat vanzelf wat Van Zon ‘olievlekwerking’ noemt. “En

dat is wat we willen: een positieve boodschap die zich steeds verder

verspreidt.”

“Budget voor een grote campagne was er niet. Daarnaast is het goed

om met kleine stapjes te beginnen. Dat verklaart de laagdrempelige

aanpak waarvoor is gekozen”, aldus Van Zon. “Het idee om met het

imago van metaal aan de slag te gaan lag er al wat langer, maar

er kwam steeds niets van de grond. Daar hebben we vorig jaar een

doorbraak in geforceerd. Toen hebben we tegen elkaar gezegd: we

kijken niet langer naar wat er allemaal niet kan, we gaan gewoon

beginnen en laten deze strategie stap voor stap groeien. En zo is het

gebeurd.”

Hij is Wuppermann Staal en Uzimet meer dan dankbaar dat ze de

toolkit als ‘early adopters’ hebben omarmd. “Peter Jongenburger

en Theo Mimpen waren de eersten die naar voren stapten en die

verdienen daarvoor echt een applaus. Het is ongelooflijk belangrijk

dat we een start hebben kunnen maken, ook om andere bedrijven te

enthousiasmeren. Nu is het zaak steeds een volgende stap te zetten.

We blijven daarom werken aan uitbreiding van de toolkit, om zo die

olievlek uiteindelijk écht te kunnen creëren. ”

De toolkit ‘Iedereen houdt van

metaal’ is beschikbaar voor alle

leden van VNMI. Bedrijven die

met het pakket aan de slag willen,

kunnen zich aanmelden bij het

VNMI-secretariaat, telefoon (0800)

400 85 28 of e-mail [email protected].

Page 5: VNMI magazine juni 2015

8 98 9

En daar laat zich ook de ‘verknochtheid’ aan FNsteel

voor een belangrijk deel verklaren. “De producten uit

ons bedrijf gaan de gehele wereld over. En dat is écht

omdat we iets bijzonders maken. Wij maken geen staal

voor de bouten en moeren die je bij een willekeurige

bouwmarkt om de hoek koopt. Wij maken de basis voor

materialen die worden toegepast in zeer hoogwaardige

segmenten, zoals de automotive industrie. De kwaliteit

móet gegarandeerd zijn, ons staal moet terug te

volgen zijn tot datum en moment van productie van het

originele gietblok. We zitten in een nichemarkt. Daarom

kunnen we ook nog steeds bestaan met ruim 300 vaste

mensen op de loonlijst.”

Magneet

In het bedrijf trekt de veelzijdigheid van haar baan

haar het meeste. In taken, in contacten. “Het ene

moment schuif ik aan in de directiekamer, het

andere moment overleg ik op de werkvloer. Het is

een hele plezierige job, in een prachtig bedrijf, met

het productieproces als de grootste magneet.” Ze

voelt zich daarbij volledig thuis in de mannenwereld

die haar omringt. Sterker nog: het is niet eens een

issue. “Ik ben gewend om met mannen om te gaan. Ik

zat niet op ballet, maar op boksen. Later was het als

studente heel gewoon om het enige meisje in de klas

te zijn. Dat geldt ook in mijn werk.”

Uitdagingen heeft ze nog voldoende bij FNsteel. “We

zijn vanuit ons integraal kwaliteit- en veiligheidsbeleid

momenteel hard bezig het veiligheidsbewustzijn naar

een nog hoger niveau te tillen. Dat is een continue

proces, dat constant aandacht behoeft. Dit is zware

industrie. De collega’s in de productie doen soms al

jarenlang op dezelfde manier hun ding. Hun focus

ligt niet altijd bij veiligheid. Daar zijn we keihard

mee aan het werk, want voor het bedrijf heeft het de

hoogste prioriteit. De programma’s op dat punt stuur

ik aan, de uitvoering gebeurt in nauwe samenwerking

met mijn team op de werkvloer. Zij

zijn onmisbaar, net als alle overige

collega’s die mij op de andere terreinen

ondersteunen.”

Alblasserdam, 5 mei. Op het industriële complex tussen de A15

en de rivier de Noord waar FNsteel is gevestigd, is het een drukte

van belang. Vrachtwagens voeren ladingen af en aan langs de

verschillende routes op het complex, die stuk voor stuk dwars

door haast volmaakt industrieel erfgoed van de vorige eeuw

voeren. De gebouwen en productiehallen werden bijna tachtig jaar

geleden gebouwd en ademen in alles de sfeer van toen.

“Of je bent hier zo weer weg, of dit alles pakt je en laat je niet

meer los”, lijkt Ingrid Daniëlse de gedachten van haar bezoeker

te raden. Zelf kwam ze in april 2007 bij FNsteel. En ze bleef, want

het bedrijf had haar direct in de greep. “Ik kende het nog van

vroeger. Als eerstejaars aan de TU Delft brachten we al bezoeken

aan grote productiebedrijven. Ik kwam op die

manier in contact met Nedstaal, dat destijds

nog één was met FNsteel. En ik herinner me

dat ik toen dacht: hier beland ik misschien nog

wel een keertje.”

Magie

Het was de magie van de metallurgische

industrie in combinatie met de

grootschaligheid die haar trok, vertelt ze.

“Er is in Nederland niet veel basismetaal.

“Ik ben een echt productiemens”Ze had als kind meer met Lego dan met

poppen en koos op de middelbare school

voor technische vakken. De studie mate-

riaalkunde aan de TU Delft was daarna een

logisch vervolg. Tegenwoordig is Ingrid

Daniëlse KAM-manager bij FNsteel in

Alblasserdam en als een vis in het water.

“Ik voel me thuis in een productie-

omgeving.”

En bedrijven die zo groot zijn, hebben helemaal iets unieks.

Ik voel me thuis in een productieomgeving. Dat heb ik altijd

al gehad. Het maken van dingen heeft iets fascinerends.

Ik heb mijzelf nooit zien werken in een lab bij een

onderzoeksinstituut. Ik wil het product kennen. Ik wil het zien

en voelen.”

Zo kwam het dat ze na haar studie eerst elf jaar werkte bij

Chromalloy Holland in haar woonplaats Tilburg, waar ze zich

bezig hield met (materiaal)verbeteringen aan (voornamelijk)

vliegtuigmotoren. Daarna volgde een periode van drie jaar bij

Bodycote Hardingscentrum, eveneens in Tilburg, waar haar

takenpakket van engineering en kwaliteit werd uitgebreid

met milieu. Vier jaar later, net toen ze zich oriënteerde op

mogelijkheden om in het bedrijf door te groeien, kwam

FNsteel op haar pad.

Het was, vanaf de eerste seconde, de ‘perfect match’. Een

warm bad, een maatpak. “Ik kreeg hier de kans mezelf

verder te ontwikkelen. Kwaliteit en engineering waren

mijn vak, milieu had ik erbij geleerd en hier kreeg ik de

verantwoordelijkheid over Arbo erbij. Ik heb daarvoor

een opleiding veiligheidskunde gedaan. Het is een breed

takenpakket, met een al even brede erantwoordelijkheid, en

ik heb het buitengewoon naar mijn zin. Geen dag is hetzelfde.”

Veiligheid

Een representatief beeld schetsen van een gemiddelde

werkdag is dan ook lastig, zegt ze. “Het is een beleidsmatige

functie, al blijven er natuurlijk veel inhoudelijke raakvlakken.

Eind 2014 ben ik bijvoorbeeld eindverantwoordelijke

geworden voor ons metaalkundig en chemisch lab. In de

dagelijkse praktijk overleg ik veel met de teams die mij

omringen, de directie of externe

adviseurs. Er is kwaliteitsoverleg, er is

Arbo-overleg en daarnaast ben ik veel

bezig met kwaliteitscertificeringen en

milieuvergunningen. Dat zijn zaken

die ongestoord moeten doorlopen.

We hebben een uniforme aanpak voor

het kwaliteitsproces en vorm gegeven

aan een integraal veiligheid-kwaliteit

programma. Beide zijn cruciaal voor de

bedrijfsvoering.”

Ingrid Daniëlse, manager KAM bij FNsteel

Nederlandse Metallurgische Industrie

“Het ene moment

schuif ik aan in de

directiekamer, het

andere overleg ik op

de werkvloer”

Ingrid Daniëlse: “Het maken van

dingen heeft iets fascinerends. Ik

heb mijzelf nooit zien werken in een

lab bij een onderzoeksinstituut.”

Page 6: VNMI magazine juni 2015

10 1110 11

Duurzaamheid troefDe basismetaal en metaalindustrie ontwikkelen in aanzienlijke mate plannen voor het

plaatsen van duurzame energieopwekkingsinstallaties. Dit blijkt uit een enquête die VNMI

en FME hebben gehouden onder enkele honderden metaalbedrijven. VNMI werkt naar

aanleiding van de uitkomsten aan de voorbereiding van een voorlichtingsplan richting

provincies en bedrijven.

VNMI hield de enquête eind afgelopen jaar

in samenwerking met FME onder eigen

lidbedrijven en metaalondernemingen

en ondervroeg hen daarbij ook over

provinciaal milieutoezicht. Aanleiding was

het inventariseren van ‘nut en noodzaak’

voor ondersteunend beleid. In totaal

werden circa 1300 bedrijven benaderd.

Daarvan reageerden er 130, omgerekend

zo’n 10 procent.

Uit de peiling onder de bedrijven blijkt dat

wat betreft de energieopwekking bijna 60

procent plannen heeft ontwikkeld voor

het investeren in duurzame installaties.

Met name zonnestroom (66 procent),

warmtepompsystemen (33 procent) en het

gebruiken van zonnewarmte (31 procent)

scoren hoog. Windenergie komt met 24

procent op de vierde plaats.

Besparingen

De keuze die bedrijven maken lijkt met

name ingegeven door besparingen

die kunnen worden gerealiseerd,

in combinatie met de verbeterde

terugverdientijd van duurzame

energieopwekking. Daarnaast spelen

ambtenaar of de verantwoordelijke

ambtelijke afdeling. Uiteindelijk gaat het

om vertrouwen. Dat moet wederzijds

groeien. In zijn algemeenheid is ons

devies: zorg dat je als bedrijf beleid en

uitvoering daarvan dusdanig inricht dat je

feitelijk de overheid niet nodig hebt. Houd

je aan regels en voorschriften, speel op

zeker.”

De meerderheid van de VNMI-bedrijven

noemt het provinciale milieubeleid

“bekend en relevant”. Een klein aantal

zegt er niet bekend mee te zijn. Deze

groep heeft ook geen beeld bij de

handhavings- en toezichtfunctie van de

provincie. De bedrijven die zich hebben

verdiept in de rol van het provinciegezag,

geven aan dat ze geen concrete ‘best

practices’ of ‘do’s and don’t’s’ kunnen

aangeven. De rode draad is dat regelmatig

overleg met de vergunningverlener en de

toezichthouder een absolute vereiste is.

Overzichtelijker

De achterban adviseert bevoegde

gezagen om een handreiking te schrijven

voor een speciaal compliance register.

Dat zou het voor metaalbedrijven

gemakkelijker en overzichtelijker moeten

maken om te voldoen aan de vele eisen

die wet- en regelgeving stellen. Volgens

Frank Buijs menen veel bedrijven dat

de overheid relatief gezien weinig tijd

uittrekt voor toezicht. “Er is geen sprake

van heel intensieve contacten. Bedrijven

zelf stellen dan ook dat het vooral zaak

is alles goed op orde te hebben. Komt

er een keer controle, dan is het devies

vooral constructief mee te werken”, zegt

hij.

Volgens hem zijn de bedrijven duidelijk

in hun visie op de intensiteit waarmee

de provincies hun taken uitvoeren. “Uit

de antwoorden en reacties kunnen we

duidelijk halen dat de relatie over het

algemeen zakelijk en professioneel is,

dat bedrijven van oordeel zijn dat de

overheid beperkt tijd uittrekt voor de

toezichthoudende en handhavende taken

en dat tegelijkertijd geen van de leden dit

als een obstakel ziet”, zegt Buijs. “Voor

een sterkere of prominentere rol van de

overheid gaan de handen in elk geval niet

op elkaar.”

Enquête VNMI en FME over energieopwekking en provinciaal toezicht

Nederlandse Metallurgische Industrie

“Een van de mogelijkheden

is dat we samen met FME

een themabijeenkomst

houden over de

toepassing van zonne-

energie, windenergie en

zonnewarmte”

milieuredenen, de zichtbare illustratie

van de eigen duurzaamheidsdoelstelling

en de omvang van de initiële investering

een rol. Ook kijken bedrijven naar de

betrouwbaarheid en de onderhoudsvrijheid

van de technologie.

Volgens VNMI-directeur Frank Buijs

is de belangstelling bij bedrijven voor

duurzame energieopwekking voldoende

aanleiding om na te denken over

gerichte voorlichting op dit punt. “Dit

onderwerp leeft en ik denk daarom dat

het belangrijk is dat we onze leden hierin

ondersteunen en faciliteren. Een van

de mogelijkheden is dat we samen met

FME een themabijeenkomst houden

over de toepassing van zonne-energie,

windenergie en zonnewarmte. Daar

zouden we ook kunnen inventariseren in

hoeverre en hoe we de leden op dit punt

verder behulpzaam kunnen zijn.”

Uit het onderzoek komt naar voren

dat een meerderheid van de bedrijven

weinig tot niets ziet in het zogeheten

‘peak-shaving’: het terugdringen van de

topbelasting van het energieverbruik, door

stroom tijdens de daluren op te slaan en

die op piekmomenten weer in te zetten.

Iets meer dan de helft van de bedrijven is

er volgens de enquête bekend mee, het

overgrote deel doet er niets mee omdat

het binnen het bestaande productieproces

geen relevantie heeft.

Kritisch

Op het punt van het provinciaal

milieutoezicht tonen de bedrijven zich

kritisch. Volgens Frank Buijs wordt het

toezicht in zijn algemeenheid gezien als

“noodzakelijk kwaad”, dat soms “zwaar

op de maag” kan liggen. “De uitkomsten

zijn landelijk gezien sterk verschillend”,

zegt hij. “Theorie en praktijk liggen

bovendien vaak ver uit elkaar. In die zin

adviseren wij vanuit VNMI altijd in de

eerste plaats een goede verstandhouding

op te bouwen met de verantwoordelijke

“Uiteindelijk gaat het

om vertrouwen. Dat moet

wederzijds groeien”

Page 7: VNMI magazine juni 2015

12 1312 13

“Ik denk dat je één ding kunt stellen. En

dat is dat de behoefte aan transparantie

van toevoerketens de komende jaren

alleen maar gaat groeien. De discussie

over de conflictmineralen is een aanloop

naar een breder debat over de overige

metalen. De politiek wil weten hoe

handelsstromen lopen. Die behoefte aan

openheid hangt samen met de tijdgeest.

Metallurgische bedrijven die hier op dit

moment nog niet mee te maken hebben,

moeten zich geen illusies maken. Wie je

ook spreekt, niemand gelooft dat het hier

ophoudt.”

Aan het woord is algemeen directeur Filip

Delalieux van VNMI-lidbedrijf Schöne

Edelmetaal in Amsterdam, onderdeel

van de Umicore groep. Als verwerker van

secundair goud en zilver is het bedrijf

onderdeel van een bedrijfstak die ruim

vijf jaar geleden zelf begon vorm te geven

aan de inzage in handelsstromen en

daarmee ruim voor de troepen uit liep. Als

ervaringsdeskundige vertegenwoordigde

Delalieux Schöne Edelmetaal eind

maart bij een hoorzitting van de vaste

Kamercommissie voor Buitenlandse

Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Centraal aan de ‘ronde tafel’, waarin tal

van organisaties werden geraadpleegd,

stond de vraag hoe Nederland zich in de

kwestie rond de conflictmineralen moet

positioneren.

De geest is uit de flesDe geest is uit de fles. Eind mei stemde het Europees Parlement in met voorstellen die

bedrijven verplichten te rapporteren over de herkomst van grondstoffen en halffabricaten

en daarmee de handel in zogenoemde ‘conflictmineralen’ moeten tegengaan. Met het

besluit in de hand start het Europees Parlement nu de onderhandelingen met de lidstaten.

drie jaar de tijd geven hun handelsroutes

zichtbaar te maken via het opzetten van

een vrijwillig certificeringssysteem. Pas

daarna zouden ze, als ze niet in beweging

zouden komen, via regelgeving moeten

worden gedwongen.

Industrie en bedrijfsleven verzetten zich

fel tegen die verplichting. Zij huiveren

voor een situatie zoals die in de Verenigde

Staten ontstond door de Dodd Frank Act,

die er al sinds 2012 op toeziet dat met

de handel in waardevolle grondstoffen

gewapende groepen in politiek instabiele

regio’s worden gefinancierd. De wet

verplicht beursgenoteerde bedrijven in

de VS en hun toeleveranciers openheid te

geven over handelsstromen voor zover die

betrekking hebben op landen in het Grote

Merengebied in Afrika. De industrie vreest

dat een eigen Europese variant bedrijven

opzadelt met een enorme administratieve

lastendruk en de concurrentiepositie

mondiaal ernstig benadeelt.

Schaden

Dat was ook wat Filip Delalieux eind

maart betoogde ten overstaan van de

Tweede Kamer. Voor ‘due diligence’ – het

inzichtelijk maken van de waardeketen

van mijn tot consument - is er in zijn

ogen alleen een effectieve oplossing

mogelijk als ook andere regio’s in de

wereld zich daaraan committeren.

Pas dan ontstaat een eerlijk mondiaal

speelveld. Anders kan de EU-wetgeving

het concurrentievermogen van Europese

bedrijven schaden, zonder dat het beoogde

doel wordt bereikt, stelde hij in lijn met het

VNMI-standpunt in de kwestie.

Delalieux weet waarover hij het heeft

als het gaat om de transparantie van

waardeketens. Schöne Edelmetaal is het

enige goud refining bedrijf in Nederland

dat is geaccrediteerd door de London

Bullion Market Association (LBMA). In

2012 werden de bestaande vereisten

van deze LBMA-accreditatie uitgebreid

met de verplichting voor de refiner een

strikt systeem van ‘due diligence’ in te

voeren voor de toeleveringsketen van

goud. Bijkomend voorschrift was dat deze

Responsible Gold-richtlijn moest voldoen

aan de in 2010 ingestelde OESO-richtlijn.

Jaarlijkse audits zijn verplicht, net als de

publicatie van de uitkomsten hiervan dat

is.

Compliance

Voor de vaste Kamercommissie

van Buitenlandse Handel en

Ontwikkelingssamenwerking stelde

Delalieux dat Schöne Edelmetaal “als

relatief kleine onderneming, met een

autonome positie binnen de Umicore

Groep” aan alle vereisten van de LBMA

voldoet. “Wat we daarvoor moesten

doen, en hebben gedaan, dat kan nog

nét”, zei hij. “Een geheel eigen Europees

systeem van compliance – dat voorbij

gaat aan bestaande stelsels van regels,

certificeringen en audits – is zeker voor

de wat kleinere bedrijven kostentechnisch

niet op te brengen.”

Delalieux benadrukte dat de door de

goudsector ontwikkelde ‘due diligence’

zeer consistent is “over de verschillende

schakels in de waardeketen heen”.

Dat is volgens hem een belangrijke

succesfactor voor het opzetten van een

effectief systeem. “Binnen de goudmarkt

zijn alle schakels – van de mijnwinning

tot en met de juweliersbranche – tot

overeenstemming gekomen over een en

dezelfde systematiek. En da’s een cruciaal

gegeven: de hele sector was mee.”

Volgens de directeur van Schöne

Edelmetaal zijn de refiners binnen de

metallurgische industrie het grotendeels

eens over de noodzaak van meer

transparantie in de toevoerketen, zo stelde

hij tegenover de commissie.

Europees Parlement doet conflictmineralen in de ban

Nederlandse Metallurgische Industrie

Lees verder op pagina 14

Aanscherping

VNMI Magazine

spreekt

Delalieux

een ruime

maand na de

hoorzitting

en kort nadat

het Europees

parlement heeft besloten dat Europese

smelterijen en raffinaderijen van primair

gouderts, tin, tantalum en wolfraam

én importeurs van halffabricaten in de

toekomst verplicht inzage moeten geven

in de herkomst van hun grondstoffen. Het

besluit is een ongekende aanscherping

van het eerdere voorstel dat de Europese

Commissie deed. Die wilde bedrijven

Forse impact

Het voorstel dat eind mei door het Europees Parlement werd aanvaard, heeft forse

impact op de Europese industrie. In totaal worden straks vierhonderd importeurs

van ruwe grondstoffen verplicht hun toevoerketens inzichtelijk te maken, net als

ruim 850.000 producenten en importeurs van artikelen zoals laptops, telefoons

en navigatieapparatuur. De mineralen die aan banden worden gelegd – tin,

wolfraam, tantalum en gouderts – worden hierin veel gebruikt. Voorstanders van

de maatregelen claimen dat conflictmineralen hierdoor ook niet langer met een

omweg – bijvoorbeeld via in Azië geproduceerde elektronica – alsnog hun weg

naar de Europese markt vinden. Nu de twee grootste (consumenten)markten ter

wereld – Europa en de VS – de handel in conflictmineralen tegengaan, verwachten

zij dat producenten elders in de wereld zich daarop aanpassen.

VNMI tegen EU-wet

VNMI is nog altijd kritisch over de

aankomende EU-wetgeving. VNMI

noemt het huidige EU-wetsvoorstel

vergeleken met de Dodd Frank Act

weliswaar een verbetering, maar

vindt een te zijner tijd verplichtend

systeem nog altijd een brug te ver.

Het beperkt de rechtszekerheid van

bedrijven en kan grote problemen

veroorzaken voor inkopers die

hun grondstoffen betrekken via

importeurs die beperkingen

opgelegd krijgen. VNMI-directeur

Frank Buijs: “Ongeacht het wel

of niet verplichtende karakter

van de EU regels, wil VNMI

dat bestaande goedwerkende

certificeringssystemen van de

industrie zelf worden erkend en

overgenomen.” Een goed voorbeeld

in dit verband noemt hij de

genoemde LBMA-certificering voor

goud. Ook benadrukt VNMI dat de

reikwijdte van het EU-wetsvoorstel

moet worden afgestemd op zowel

de Dodd Frank Act als de OESO-

richtlijnen. Gebeurt dit niet, dan

dreigt het Europese bedrijfsleven

mondiaal op achterstand te worden

gezet. VNMI vindt daarnaast dat de

EU meer economische steun moet

geven aan de landen waar conflicten

woeden. Ontwikkelingskansen zijn

het beste medicijn tegen conflicten,

aldus VNMI. Eerder pleitten de

Europese koepelorganisaties

Eurometaux en Eurofer al voor een

koppeling met effectief buitenlands

beleid.

Filip Delalieux

Page 8: VNMI magazine juni 2015

15151414

“Maar de zorgen zijn groot: over een eerlijk speelveld

wereldwijd, over verschillen tussen wetgeving die in de

Verenigde Staten al loopt en in Europa nog van kracht

moet worden en over nieuwe systemen die over bestaande

worden gelegd.” In dat verband, stelde hij, “is het van groot

belang dat Europa vrijwillig geïmplementeerde schema’s

erkent”. Komt er tóch een volledig bindende wet, dan is

hij duidelijk: “Ons standpunt als Umicore Groep daarin is

dat de Europese Commissie dan moet zorgen voor een

voortdurend geactualiseerde zwarte lijst met landen, regio’s

en bedrijven waarmee we geen zaken mogen doen. Die

verantwoordelijkheid ligt dan wel bij Europa.”

Ontwikkelingssamenwerking

Kijkend naar de geest van de wet is hij op dat specifieke

punt niet heel verontrust: “Parallel aan de roep om meer

transparantie is de tendens die wij zien dat de politiek

nadrukkelijk kijkt naar bestaande, zinvolle initiatieven

om de problematiek af te dekken.” Hij noemt het wel

onvermijdelijk dat het toekomstige Europese model

zich op onderdelen onderscheidt van het Amerikaanse.

“Een ietwat pervers effect van de Dodd Frank Act is

dat die in de VS heeft geleid tot een soort ‘allergie’

voor het Afrikaanse Grote Merengebied. Europa wil dat

voorkomen. Het idee achter deze wetgeving is juist ook

verdere ontwikkelingssamenwerking op gang te brengen.

In die ambitie past geen beleid dat bijvoorbeeld kleine

mijnbedrijven in Kongo in diepe problemen brengt.”

De komende maanden moet blijken hoe het besluit van het

Europees Parlement op landenniveau uitpakt. In de Tweede

Kamer tekent zich een meerderheid af vóór bindende

wetgeving. De PvdA was eind april zeer kritisch over de

door de Europese Commissie geïnitieerde aanpak, die is

gebaseerd op vrijwillige zelfcertificering. De VVD pleitte voor

een systeem dat aansluit op de Dodd Frank Act. Ook een

groot deel van de oppositie wil minder vrijblijvendheid, voor

een deel zelfs gekoppeld aan uitbreiding van de wetgeving

naar meer mineralen. Verantwoordelijk minister Ploumen

(PvdA) wil dat laatste onderzoeken, maar houdt voor de rest

vooralsnog de boot af; zij vindt een verplicht systeem geen

garantie voor succes en ziet veel meer in

convenanten zoals die de laatste jaren ook op

het gebied van maatschappelijk verantwoord

ondernemen worden afgesloten.

Nederlandse Metallurgische Industrie

Vervolg van pagina 13

NieuwsMetaal is recyclekampioen

Metaal is recyclekampioen. Het recyclingpercentage van

metalen verpakkingen is in 2013 verder gestegen van 91 naar 93

procent. Dat blijkt uit de cijfers die staatssecretaris Mansveld van

Infrastructuur en Milieu naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Door de inzet van nieuwe afvalverwerkingsinstallaties worden nu

ook kleine metaaldeeltjes uit de bodemas gehaald. Dit verhoogt het

recyclingpercentage en het aantal toepassingen voor de resterende

bodemas.

De manier waarop metalen verpakkingen, zoals blikjes, worden

ingezameld, verschilt per gemeente. Blik is gewoon in de afvalbak

te gooien. Alle aluminium en stalen blikverpakkingen worden

uit het afval gehaald, en daarna weer volledig ingezet bij de

vervaardiging van nieuw staal en aluminium.

Metalen verpakkingen kunnen steeds weer opnieuw gerecycled

worden met behoud van kwaliteit. Zodra metaal in de kringloop

komt, blijft het beschikbaar voor toekomstige generaties. Het afval

dient weer als grondstof voor een nieuw product.

VNMI-bedrijven rekenen op groei

De producenten van metaal zijn optimistisch gestemd

over 2015. De vooruitzichten voor de capaciteitsbenutting

zijn beter dan vorig jaar, zo blijkt uit de jaarlijkse VNMI-

conjunctuurmeting. Naast de metaalsmelterijen en –

walserijen verwachten de extrusiebedrijven meer afzet te

realiseren.

Meer dan tweederde van de VNMI-achterban verwacht dit jaar

een (vrijwel) volledige bezetting (75-100 procent) te bereiken.

Tegelijkertijd wordt een omzetstijging verwacht. Bedrijven zijn

optimistisch, maar verwachten wel dat het vinden van nieuwe

afzetmarkten een zaak van lange adem is.

Ondanks de goede vooruitzichten blijft VNMI kritisch over

het ongelijke speelveld tussen de Nederlandse en Duitse

producenten. De gesprekken met de top van het ministerie van

Economische Zaken lopen nog steeds. De acute noodzaak van

met Duitsland vergelijkbare regelingen voor energiekosten,

milieufiscaliteiten en financieringsmogelijkheden voor

innovatie is volgens VNMI niet afgenomen.

VNMI en FME zijn content dat de Europese

Commissie zich na een interventie van

Eurometaux bereid heeft getoond nader

overleg te voeren over het toegestane

percentage lood in vaste metalen en

legeringen. De Commissie wilde die

hoeveelheid maximeren op 0,03 procent.

VNMI en FME vreesden daardoor onnodig

extra papierwerk.

Hogere concentraties zouden volgens

de commissie een bedreiging vormen

voor de gezondheid. Maar de metaal-

en technologische industrie bestrijden

dat hogere concentraties tot onveilige

producten of situaties leiden. VNMI en

FME betichtten de Europese Commissie

in dit verband van het creëren van

schijnveiligheid.

Lood wordt gebruikt in veel producten

zoals in bescherming tegen

röntgenstralen, soldeer in elektronica

en dakbedekking. Minder bekend is

dat lood ook wordt toegevoegd aan de

meeste legeringen. Zo bevatten koper- en

bronslegeringen bijvoorbeeld al snel 3

procent lood, waardoor ze het stempel

‘gevaarlijk product’ zouden krijgen. Maar

in een legering houden de andere metalen

het lood als het ware vast en de kans

dat lood vanuit een metaallegering in

het milieu komt of wordt opgenomen in

het menselijk lichaam is astronomisch

klein. Met andere woorden: lood mag een

gevaarlijke stof zijn, maar het risico op

blootstelling aan lood in een legering is

nihil.

VNMI-directeur Frank Buijs vreest

een onwerkbare situatie. “De sector

is onmogelijk in staat om lood in

deze minimale promillages uit de

metaallegeringen te bannen. Daar komt

bij dat herclassificatie geen extra veiligheid

oplevert, alleen extra papierwerk. De

CLP-classificatie dwingt fabrikanten tot

meer voorlichting om klanten de feitelijke

situatie uit te leggen en omzetverlies te

voorkomen. En dan maakt het ook nog

eens mensen nodeloos ongerust.”

VNMI en FME toonden zich eerder

al verheugd dat de ministeries van

Volksgezondheid, Welzijn & Sport en

Infrastructuur & Milieu zich constructief

opstelden in de Europese discussie.

FME en VNMI willen dat bij toekomstige

wetgeving zowel naar gevaar als naar

kans op blootstelling wordt gekeken.

Voor legeringen zouden wellicht andere

concentratiegrenzen moeten worden

vastgesteld. De komende maanden wordt

daarover meer duidelijk.

Zorgen VNMI en FME om ‘schijnveiligheid’

Met ruim 1000 unieke

bezoekers per maand

is de VNMI-website een

aantrekkelijk medium om uw

banner onder de aandacht van

de metaalsector te brengen. Via onze social mediakanalen

kan VNMI hier extra de aandacht op vestigen waarmee

u nog eens tienduizenden potentieel geïnteresseerden

bereikt. VNMI is de meest geciteerde branche-organisatie

voor de metaalketen in Nederland.

Ook het plaatsen van een advertentie of advertorial in het

VNMI magazine kan een aantrekkelijke optie zijn. Het

VNMI magazine is niet uitsluitend voor leden, maar wordt

ook aan een breed scala aan stakeholders toegestuurd.

De halfjaarlijkse oplage is 700 stuks met specifiek bereik

onder DGA’s, directieleden, hoger managementkader,

inkopers, opiniemakers en beïnvloeders in de metaalketen,

bij centrale en decentrale overheden in heel Nederland.

Het is mogelijk uw input kant-en-klaar aan te leveren of te

laten opmaken via VNMI.

Heeft u interesse?

Neem dan contact op met het VNMI bureau

([email protected] of 088-4008528) voor de mogelijkheden

en een prijsoverzicht.

Iedereen houdt van metaal

Metaal is onmisbaar, zeer

breed toepasbaar en van

onschatbare waarde voor onze

samenleving. Metalen dragen

in belangrijke mate bij aan

maatschappelijke oplossingen

en leveren meerwaarde voor de

eindgebruikers. De toepassingen van metaal zijn eindeloos.

Metalen laten een smartphone werken, een windmolen

energie genereren, helpen voedsel te beschermen

tegen bederf en maken het ons mogelijk verre reizen

te maken. Door de unieke eigenschappen van de vele,

diverse metalen, is het al naar gelang de bewerking en

samenstelling geschikt voor elke toepassing: het is sterk,

flexibel, lichtgewicht of geeft een luxe uitstraling. Bovendien

is metaal zeer duurzaam, in veel gevallen zelfs oneindig

recyclebaar zonder kwaliteitsverlies. Iedereen houdt van

metaal……..

De geest is uit de fles

Page 9: VNMI magazine juni 2015

VNMIDe Vereniging Nederlandse Metallurgische Industrie (VNMI) is de brancheorganisatie van Nederlandse producenten van ruwe metalen en

metaallegeringen en halffabrikaten daarvan. Bij VNMI zijn die bedrijven aangesloten die zich bezighouden met de productie van en/of eer-

ste verwerking van ‘metalen in primaire vorm’.

Postbus 190, 2700 AD Zoetermeer | T +31-(0)88 4008528 | F +31-(0)88 4008401 | E [email protected] | www.vnmi.nl

Tekst: Bak & Bakker c.s. journalisten | Vormgeving: E* D.SIGN | Druk: BDUprint

Nieuws Agenda18 juni 2015Eurometaux ECC Committee (reservedatum)

16 t/m 20 juni 2015GIFA/METEC, Düsseldorf

25 juni 2015VNMI Commissie Milieu Kantoor FME, Zoetermeer

9 juli 2015 Tweede workshop ketenverantwoordelijkheidAurubis, Zutphen

10 september 2015Bestuursvergadering VNMI

17 september 2015Eurometaux ECC Committee

23 september 2015Routekaartdag, Tata Steel te IJmuiden

1 oktober 2015VNMI Commissie Milieu Kantoor FME, Zoetermeer

6 november 2015Najaarsledenvergadering

19 november 2015Bijeenkomst informeel netwerk Health & Safety Sapa Aluminium

26 november 2015Eurometaux ECC Committee

3 december 2015Bestuursvergadering VNMI

VNMI-bestuurder fietst voor Kinderfonds

VNMI-bestuurslid Leopold Moormann fietst 27 en 28 juni mee

met de vijfde editie van Homeride, een 24 uur durende fietstocht

van 500 kilometer van Groningen naar Maastricht. Doel: (veel)

geld inzamelen voor het Ronald McDonald Kinderfonds.

Volgens Leopold Moormann is het Ronald McDonald Kinderfonds

“een geweldig goed doel, dat ervoor zorgt dat zieke kinderen hun

ouders altijd dichtbij hebben. Wanneer je kind ernstig ziek is,

is het enige wat je kan doen als ouder, er zijn voor je kind, hem

vasthouden en troosten als dat nodig is. De Ronald McDonald

huizen maken dat mogelijk. Ouders logeren vlakbij het ziekenhuis

en kunnen op ieder moment bij hun zieke kind zijn. En dat heeft

ook een bewezen positief effect op het genezingsproces”, schrijft

Moormann.

Doneren? Bezoek dan de donatiebutton van Leopold Moormann:

http://www.homeride.nl/lid/moormann/profiel/

Voorzichtige toename vraag naar staal

De wereldwijde vraag naar staal groeit dit jaar in een vergelijkbaar

tempo als in 2014, om volgend jaar vervolgens te versnellen.

Dit meldt brancheorganisatie The World Steel Association in de

Worldsteel Short Range Outlook 2015-2016.

De organisatie rekent dit jaar op een groei van de vraag naar staal

met 0,5 procent naar 1.544 miljoen ton. In 2016 zou sprake zijn

van een toename met 1,4 procent naar 1.565 miljoen ton. In 2014

was de groei 0,6 procent.

Volgens Hans Jürgen Kerkhoff van Worldsteel laat met name de

groeivertraging in China sporen na. Ook de aanpassingen in veel

grote economieën, goeddeels veroorzaakt door de sinds 2008

achterblijvende investeringen, laten zich gelden. Wel is in de

Eurozone sprake van een ferm herstel, aldus Worldsteel.