Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

26
Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het provinciaal natuurbeleid

Transcript of Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

Page 1: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het provinciaal natuurbeleid

Page 2: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

2

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave ................................................................................................................... 2

1 Introductie ....................................................................................................................... 3

2 Omgaan met groene burgerinitiatieven ........................................................................... 4

3 Natuur en Economie ........................................................................................................ 8

4 Natuur op uitnodiging .................................................................................................... 12

5 Nieuwe vormen van natuur-inclusieve landbouw .......................................................... 15

6 Nieuwe uitvoeringsarrangementen ................................................................................ 19

7 Procesbeheer van natuur ............................................................................................... 23

Page 3: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

3

1 Introductie

Op 3 november heeft PBL met Alterra/WUR en de VU een workshop georganiseerd over beleidsvernieuwingen in het provinciaal natuurbeleid met de provincies, het Rijk en maatschappelijke partijen. Het ging hierbij om de volgende zes voorbeelden van vernieuwingen: procesbeheer van natuur, natuur op uitnodiging, nieuwe vormen van natuur inclusieve landbouw, nieuwe uitvoeringsarrangementen, het omgaan met groene burger initiatieven en het versterken van de verbindingen tussen natuur en economie. Het doel van deze workshop was het uitwisselen van ervaringen en inspiratie opdoen, het identificeren van uitdagingen en kansen van de vernieuwingen met betrekking tot de rol van de provincie en rijkskaders en het toetsen van tussenresultaten uit het onderzoek.

Voor elke beleidsvernieuwing is een sessie gehouden. In elke sessie heeft een inhoudsdeskundige een toelichting gegeven op de onderzochte beleidsvernieuwing en de belangrijkste uitdagingen hierbij. Daarnaast heeft in elke sessie een betrokkene uit de praktijk zijn ervaringen en de belangrijkste uitdagingen met het toepassen van de beleidsvernieuwing gedeeld met de deelnemers. In de werksessies is ingegaan op de uitdagingen bij de praktijkvoorbeelden en is een advies geformuleerd. Vervolgens is gediscussieerd over het eventueel breder toepassen van de beleidsvernieuwing in de eigen werkpraktijk van deelnemers aan de sessie. Hierbij zijn de benodigde condities en kansen besproken en zijn leer- en onderzoeksvragen geïnventariseerd die hierbij spelen. Deze notitie geeft de belangrijkste uitkomsten van de verschillende deelsessies: het omgaan met groene burger initiatieven (§ 2), natuur en economie (§ 3), natuur op uitnodiging (§ 4), nieuwe vormen van natuur inclusieve landbouw (§ 5), nieuwe uitvoeringsarrangementen voor de realisatie van het Natuurnetwerk (§ 6) en procesbeheer van natuur (§ 7).

Page 4: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

2 Omgaan met groene burgerinitiatieven

Deelnemers (15) Vertegenwoordigers van: de provincies Drenthe, Gelderland, Limburg,

Friesland, Noord-Brabant, Utrecht en Zuid Holland; Bureau Zet; IPO; Drechts Stadsbeheer.

Facilitator: Saskia van Veen (VU)Inhoudsdeskundige Arjen Buijs (Alterra/WUR)Betrokkenen uit praktijkvoorbeelden

Andrea Almasi (Provincie Noord-Brabant) en David van Megen (Provincie Zuid-Holland)

Notulist Durwin Lynch (VU)

Presentatie beleidsvernieuwingen door Arjen Buijs Bij de beleidsstrategie ‘omgaan met groene burgerinitiatieven’ gaat het om het stimuleren, ondersteunen of geleiden van initiatieven van individuele burgers of groepen burgers voor het verbeteren van hun groene leefomgeving. Het samenwerken met burgerinitiatieven en andere vormen van zelforganisatie is nieuw voor provincies en vereist een andere aanpak. De provincie kan hierbij verschillende rollen innemen (kader stellend, mee-ontwikkelend, uitnodigend of ondersteunend). Deze verschillen in de mate waarin provinciale beleidsdoelen dan wel maatschappelijke doelen centraal staan (zie figuur 1).

Figuur 1: Mogelijke rollen provincies in beleidsvernieuwingen Voor provincies kunnen er verschillende uitdagingen, of dilemma’s zijn bij het omgaan met groene burgerinitiatieven. Allereerst de vraag of de provincie direct en actief een relatie aan gaat met de burgerinitiatieven of dit op een indirecte manier (via gemeenten of intermediairs) vormgeeft. De directe

Page 5: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

5

rol biedt provincies de mogelijkheid te leren en bij te sturen. Burgerinitiatieven bieden de mogelijkheid lessen te trekken op verschillende niveaus: binnen de provincie, tussen gemeenten, en tussen initiatieven. Een uitdaging hierbij is dat provincies het lastig vinden om te bepalen op welk niveau ze willen leren van de omgang met burgerinitiatieven en hoe ze dit vorm willen geven. De indirect rol kan resulteren in een multiplier effect wanneer de provincie gebruik maakt van de kennis en infrastructuur van intermediairs. De tweede vraag die provincies bezighoudt is of burgerinitiatieven met subsidies gestimuleerd moeten worden of niet. Een uitdaging hierbij s dat subsidie criteria niet altijd passen bij de realiteit van burgerinitiatieven.

Omgaan met groene burgerinitiatieven in provincie Noord-Brabant door Andrea Almasi Provincie Noord-Brabant probeert met hun visie ‘Brabant: Uitnodigend Groen’ actief bewoners te stimuleren om bij te dragen aan een groene omgeving, wat ten goede komt van de kwaliteit en omvang van het Brabantse natuurlandschap. De provincie heeft aanvankelijk een uitnodigende rol ingenomen en heeft hierdoor veel groene burgerinitiatieven kunnen lokaliseren. Hierna heeft de provincie ingezet op meebewegen met de groene initiatieven. Enkele belangrijke lessen die volgen uit dit traject zijn het opzoeken van de dynamiek (‘lift mee en draag bij’), nagaan wie in dezelfde richting beweegt, actief uitnodigen en zelf gronden beschikbaar stellen voor maatschappelijke groene initiatieven (o.a. pachtgronden en bosrijke percelen). Ook zijn verschillende uitdagingen besproken: (1) hoe vind je als provincie een balans tussen samenwerken en loslaten)? (2) de instrumenten (zoals bijvoorbeeld de voorwaarden binnen subsidie regelingen) die je als provincie hebt sluiten niet altijd aan bij de behoeften vanuit het burgerinitiatief, (3) de provincie moet keuzes maken over welke initiatieven wel en niet te ondersteunen en vind het moeilijk vooral de potentie in te schatten (4) het is lastig om samenwerking te realiseren met andere afdelingen binnen de provincie die meer ervaring hebben met het ondersteunen van burgerinitiatieven.

Omgaan met groene burgerinitiatieven in Zuid-Holland door David van Megen Er zijn voor provincie Zuid-Holland diverse aanleidingen om de omgang met groene burgerinitiatieven te onderzoeken, zoals bezuinigingen op aanleg en beheer van groen, grotere betrokkenheid van burgers, en de maatschappij die meer ruimte vraagt voor eigen inzichten en ideeën. Hiervoor is in 2012 het pilotprogramma ‘Groen’ gestart waarbij de provincie open stond om burgerinitiatieven te subsidiëren, mits die voldeden aan enkele selectiecriteria (zoals: het initiatief draagt bij aan ambities beleidsvisie Groen; netwerkend werken wordt toegepast; het initiatief komt van buiten). De provincie Zuid-Holland heeft hiervoor helder haar eigen rollen en verantwoordelijkheden geformuleerd en deze ook uitgevoerd. Een belangrijke uitdaging waar de provincie echter nog mee zit is de vraag: hoe blijf je als provincie je verhouden tot de burgerinitiatieven, in andere woorden; hoe zorg je voor continuïteit? Uit de drie bovenstaande presentaties en verdere discussie hebben de deelnemers vier uitdagingen gekozen om verder te bespreken in kleine groepen voor het formuleren van een advies. Hieronder worden de uitdagingen en het bijbehorende advies besproken. Uitdaging 1: Hoe verhouden de verschillende mogelijke rollen die de provincie in kan nemen zich tot elkaar en hoe kun je de verschillende, soms tegengestelde, rollen verenigen?

Page 6: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

6

Advies: Vanuit de politiek komen verschillende signalen. Voor de oplossing is politiek en directie nodig. De rollen (kader-stellende provincie, ondersteunende provincie, mee ontwikkelende en uitnodigende provincie) zouden gescheiden moeten worden, maar tegelijk moet er wel zorggedragen worden voor integratie en verbinding. Uitdaging 2: Hoe ga je als provincies om met het gegeven dat de instrumenten die je als provincie hebt niet altijd aansluiten bij (het meebewegen met) de initiatieven? Advies: De deelnemers bespraken dat het allereerst van belang is om als provincie intern naar de regels te kijken, hoe gedetailleerd zijn deze? Verder is het belangrijk om initiatiefnemers goed te informeren over de procedure, termijnen en voortgang die in provinciale regels zijn vastgelegd. Hierdoor wordt begrip gecreëerd bij de burgerinitiatieven. Vanuit de provincie kan ook gewerkt worden aan beleid dichter bij de burger te brengen, aangezien sommige burgerinitiatieven niet op de hoogte zijn van het beleid, en er dus een mismatch ontstaat tussen de visie van de provincie en die van het burgerinitiatief. Een ander advies was om een contactpersoon te hebben binnen het burgerinitiatief. Ook werd er geadviseerd om specialisten (juristen) mee naar buiten te nemen om direct contact met het burgerinitiatief te realiseren. Tot slot kan de provincie ook meedenken over cofinanciering van burgerinitiatieven die al worden ondersteund vanuit andere fondsen, en/of dit faciliteren. Uitdaging 3: Hoe kan je als provincie de meest effectieve en efficiënte bijdrage leveren aan burgerinitiatieven? Advies: De deelnemers vonden dit een lastig punt, de meningen waren er dan ook over verdeeld. Ze kwamen tot het advies dat het voor de provincie helder moet zijn in wat je als provincie beoogd, wat je daardoor biedt én vraagt aan een ander. Het is dus belangrijk om helder te zijn in de visie. Pas dan kan een provincie de vraag stellen: waar zetten we op in? Vervolgens kan er pas gesproken worden over effectiviteit. Uitdaging 4: Hoe kun je als provincie continuïteit betrokkenheid/verhouding tot burgerinitiatief waarborgen/vormgeven? Advies: Allereerst werd gesuggereerd dat continuïteit van een burgerinitiatief de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemers moet zijn. Een burgerinitiatief moet na verloop van tijd zelfstandig kunnen functioneren, zonder ondersteuning in de vorm van subsidies. Voor de provincies zijn tussentijdse evaluaties belangrijk, zodat duidelijk wordt of ze de juiste burgerinitiatieven ondersteunen die voldoende bijdragen aan de provinciale doelen.

Eigen werkpraktijk en plenaire discussie De deelnemers hebben in koppels nagedacht over hun eigen ervaringen en hoe ze de beleidsstrategie terugzien binnen hun eigen werkpraktijk en welke condities hierbij van belang zijn. Hierna is er plenair gediscussieerd over welke algemene condities belangrijk zijn voor verbreding en opschaling van de vernieuwing en de leervragen die hierbij bestaan. Algemene condities en leervragen:

Page 7: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

7

Een goede aansluiting van de beleidsstrategie met de werkpraktijk van het burgerinitiatief is een belangrijke conditie voor het omgaan met burgerinitiatieven. Hiernaast is het van belang dat de provincie het eigenaarschap van burgers stimuleert in het project. Daarnaast is het belangrijk uitwisseling van ervaringen tussen provincies te realiseren, omdat het omgaan met burgerinitiatieven een nieuwe aanpak betreft. Leervragen zijn: Hoe kies je een passende rol als provincie (direct of indirect, en mate van sturing)? Hoe kunnen subsidiemodellen beter aansluiten op de realiteit van groene burgerinitiatieven? Hoe kan leren over het omgaan met groene burgerinitiatieven vormgegeven worden? Er moet voldoende ruimte en flexibiliteit zijn of gecreëerd worden in de beleidsinstrumenten, zodat de provincie kan meebewegen met burgerinitiatieven. Natuurlijk moeten hierbij de natuurdoelen niet uit het oog verloren worden. Vanuit provincie Noord-Brabant werd als voorbeeld genoemd dat er per toeval wat subsidieruimte vrij kwam (doordat een ander project uitviel) en hierdoor kon de provincie meebewegen met de burgerinitiatieven, wat succesvol bleek. De deelnemers gaven aan te willen leren hoe deze ruimte en flexibiliteit geïntegreerd kan worden in de aanpak en te willen leren van best practices. De provincie moet op andere manieren kijken naar de kansen die burgerinitiatieven bieden, niet alleen met de ‘ambtenaren bril’’. De deelnemers reflecteerden dat het moeilijk kan zijn om dat zelf te doen, wellicht dat daar een externe partij voor nodig is. Er is behoefte om impliciete aannames expliciet en concreet te maken. Er is meer (interne) samenwerking nodig is om verbindingen te leggen met andere (natuur) doelen. Zo kunnen er koppelingen worden gemaakt tussen groene burgerinitiatieven, economie, gezondheid, cultuur etc.

Page 8: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

8

3 Natuur en Economie

Deelnemers (19) Vertegenwoordigers van de provincies: Limburg, Noord-Holland, Flevoland,

Overijssel, Friesland, Gelderland en Zuid Holland; Brabantse Milieufederatie, Staatsbosbeheer, LTO, Vogelbescherming, Federatie Particulier Grondbeheer, Heijmans, Agrarische Natuurvereniging Maashorstboeren

Facilitator: Barbara Regeer (VU)Inhoudsdeskundige Petra van Egmond (PBL)Betrokkenen uit praktijkvoorbeelden

Mathijs Buurman (Provincie Groningen) en Harrie Vissers (Provincie Noord-Brabant)

Notulist Saskia van Broekhoven (PBL)

Presentatie Onderzoek Natuur en Economie door Petra van Egmond De relatie natuur en economie is tweezijdig: Wat levert economie voor natuur; en wat levert natuur voor economie. Er is een ontwikkeling in het denken over natuur gemaakt waarbij natuur als een kapitaalgoed wordt gezien. Vanuit deze gedachte kunnen diverse parallellen met financieel denken gelegd worden: natuur is waardevol/kost geld; door investeren / beheren neemt het kapitaal toe; overexploitatie of niet investeren betekend uitputting. Het moment is nu gekomen om naar toepassingen toe te gaan. Dit wordt gedaan in het project “Natuurlijk Kapitaal Nederland”, uitgevoerd door PBL. De vraag daarbij is: Kun je de economische waarde van natuur meenemen in investeringsbeslissingen van overheden, bedrijven, en maatschappelijke partijen? Er worden verschillende pilots uitgewerkt. Omdat het nog erg breed is wat ieder onder natuur en economie verstaat, is er gekozen om drie toepassingsgebieden nader te bekijken: duurzame productieketens; middelen voor natuurbescherming; en gebiedsontwikkeling. Uitdagingen voor de provincie zijn: 1) het ontwikkelen van een eigen visie en ambitie om de combinatie natuur en economie op gang te brengen; 2) het slim inzetten van provinciale instrumenten en capaciteit.

Natuur en Economie in Groningen door Mathijs Buurman In de Eemsdelta wordt een initiatief uitgevoerd waarbij een dijkversterking gecombineerd wordt met landbouweconomische functies en natuurontwikkeling. In plaats van traditionele verhoging is gezocht of de kustzone op een andere manier versterkt kan worden, en is er gericht op de combinatie tussen land bouw en natuur. Twee dijkconcepten zijn hiervoor van toepassing: de dubbele dijk (waarbij er een tweede dijk achter de huidige dijk gebouwd wordt en het tussengebied wordt gebruikt voor zilte landbouw en slibwinning voor dijkbouw) en de rijke dijk (waarbij er natuurmaatregelen toegevoegd worden aan de dijk). Deze twee innovatieve maatregelen kunnen waarschijnlijk in beide gevallen de concurrentie met landbouwgrond aan. Uitdagingen die de provincie tegenkomt zijn: 1) de snelheid die er is rond het initiatief maakt veel mogelijk maar past niet bij de standaard processen van de provincie; 2) de combinatie van functies leidt tot veel collega’s die betrokken moeten worden. Hiervoor is een strakke projectgroep opgezet. De kunst is voldoende - maar niet te veel - collega’s te betrekken in iedere fase; 3) er spelen verschillende parallelle processen rondom het initiatief, vanuit verschillende organisaties: dit vraagt om ‘het loslaten van het proces’.

Page 9: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

9

Natuur en Economie in Noord-Brabant door Harrie Vissers In deze case stond centraal: Hoe ondernemend moet de overheid zijn? In Noord-Brabant wil men 700ha voormalige EHS realiseren, waarvoor de kosten deels gedragen moeten worden door economische partijen. Men wil natuur en landschap meer ten dienst van de samenleving laten staan en onderzoekt verdienmogelijkheden van natuur, en het koppelen van natuuropgave aan economie, vrije tijd, milieu en water. Er zijn verschillende verdienmogelijkheden, maar ook diverse belemmeringen (o.a. strakke overheidskaders, hoge voorinvesteringen, complexe procedures). De overheid kan verschillende rollen innemen om initiatieven te ondersteunen; o.a. partijen samenbrengen, kennis organiseren, heldere kaders bieden. Investeringen door bedrijven in groen worden vaak gemaakt op het moment dat er urgentie is. De PAS en andere milieuwetgeving helpt daarbij, vanwege de daaraan verbonden ontwikkelingsruimte. Twee voorbeelden van investeringen in groen in de provincie zijn de industrieterreinen bij Moerdijk en Cranendonck. Een van de lessen hieruit is dat een convenant behulpzaam is, omdat je daarin met de betrokken partijen samen gaat nadenken over waar je heen wilt. Investeren in groen kan voor bedrijven ook aantrekkelijk zijn vanwege de marketingwaarde (bv m.b.t. internationale positionering en aantrekken werknemers). Uitdagingen zijn onder andere flexibiliteit in ecologische ambities; het proces aangaan op basis van vertrouwen in plaats van ‘harde’ regels; de bereidheid trendbreuken te maken (zoals bijvoorbeeld met betrekking tot flexibel omgaan met natuurambities); en de beschikbaarheid van generieke instrumenten om het bedrijfsleven in beweging te zetten (zoals bijvoorbeeld generieke ontheffing). Uit verdere discussie naar aanleiding van de presentaties hebben de deelnemers de vier uitdagingen geformuleerd om verder te bespreken in kleine groepen voor het formuleren van een advies. Hieronder worden de uitdagingen en het bijbehorende advies besproken.

Uitdaging 1: Hoe kunnen we onze blik verruimen van strikte voorschriften naar een focus op resultaten en proces? Advies: De deelnemers gaven aan dat provincies zouden moeten veranderen van het subsidiestelsel naar meer ontwikkelingsplanologie en naar een marktstelselgericht werken. Hiervoor moet de provincie een nieuwe rol aannemen die in toenemende mate faciliterend is i.p.v. kader stellend. De deelnemers adviseren dat de provincie kaders blijft stellen ter regulering maar dat daarnaast meer ondersteunend gewerkt wordt, bijvoorbeeld door middel van uitnodigingsplanologie. Uitdaging 2: Wat kan de natuur potentieel opleveren voor bedrijven? Advies: Er werd vooral gedacht over hoe bedrijven kunnen leveren aan natuur in plaats van vice versa. De deelnemers waren het eens dat men af moet van het gefixeerde/statische natuuridee, en natuur zien als direct belang van bedrijfsactiviteit: bijvoorbeeld in termen als uitzicht, zorg, gezondheid. Uitdaging 3: Hoe zorg je ervoor dat er geld beschikbaar komt om the investeren in bestaande natuur in plaats van bestaande natuur enkel als kostenpost te benaderen?

Page 10: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

10

Advies: Natuur en economie lijken vooral bij nieuwe ontwikkelingen interessant, en tot nu toe alleen kleinschalig . Vandaar de vraag, hoe krijg je ook geld beschikbaar voor bestaande natuur? Een aantal ideeën die naar voren kwamen waren:

o Publiek laten bijdragen via natuurverenigingen o Vrijwillige bijdragen bij commerciële activiteiten o Verpachting waarbij de inkomsten terug naar natuurnetwerk gaan

Maar: De groep kwam tot de conclusie dat natuur toch een overheidsinvestering moet zijn. Bovenstaande is lastig vanwege kleinschaligheid. Uitdaging 4: hoe zou CO2 handel kunnen worden ingezet voor verschillende natuurtypen? Idee: CO2 credits koppelen aan natuurtypen en aanbieden aan vragende partijen. CO2 credits zijn echter niet wettelijk verplicht, alleen voor grote vervuilers. Advies: Haalbaarheid van idee verkennen en instrument ontwikkelen in een gezamenlijk proces tussen IPO en EZ. Draagvlak bij Rijksoverheid verkrijgen en het idee op de bestuurlijke agenda plaatsen.

Eigen werkpraktijk en plenaire discussie Vervolgens hebben de deelnemers plenair gediscussieerd over welke algemene condities belangrijk zijn voor verbreding en opschaling van de vernieuwing en de leervragen die hierbij bestaan. Algemene condities en leervragen De deelnemers gaven aan dat vraag en aanbod helder in beeld moeten zijn bij het ontwikkelen van initiatieven rond natuur en economie. Een vraag die leeft hierbij is ‘wat is de economische rendabiliteit en marktpotentie van initiatieven?’. Nieuwe economische modellen zijn nodig om de baten en kosten van initiatieven rond natuur en economie inzichtelijk te maken (ook voor bestuurders). Natuur heeft een waarde die vaak ongrijpbaar is, maar we hebben toch ook rekenmodellen en verdienmodellen nodig om die duidelijk te maken.

Daarnaast werd opgemerkt dat de productiefunctie van natuur ook benut moet worden om natuur en economie te verenigen, bijvoorbeeld door hout oogsten. Daarvoor is een omslag in denken nodig van beschermen naar benutten. Een vraag die hierbij leeft is: ‘Kan dat dan ook op agrarische grond?’ Een boer wil alles doen als het maar betaalt. Het denken over natuur en economie neigt abstract en breed te worden, volgens de deelnemers, en zij gaven aan dat er ook met ‘gezond boeren verstand gekeken moet worden naar wat de natuur kan leveren’. Vervolgens bespraken de deelnemers het nut van het delen van goede voorbeelden, zoals positieve ervaringen, ook buiten de natuursector en in het buitenland. Tegelijkertijd werd er opgemerkt dat het altijd om een unieke, lokale situatie gaat. Belangrijk is o.a. de wil om er samen uit te komen, en bestuurlijke inzet om te zorgen dat de verbintenis tussen natuur en economie wordt gerealiseerd. In de casus Eemsdelta is men begonnen met een bestuurlijke keuze of men het initiatief op wil pakken. Een deelnemer merkte op dat het proces gefaciliteerd kan worden door een bredere framing te hanteren waarbij natuurontwikkeling opgepakt wordt als gebiedsontwikkeling en landschapsontwikkeling.

Page 11: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

11

Daarnaast zijn voor het breed toepassen van deze beleidsvernieuwing flexibelere randvoorwaarden nodig. Zo benadrukte een deelnemer dat er niet ‘keihard’ vastgehouden moet worden aan Rode Lijst soorten in combinatie met natuur en economie; in dergelijke initiatieven dient er ingezet te worden op flexibelere ambities. Tot slot reflecteerden de deelnemers dat het nodig is om ‘gewoon’ stappen te gaan zetten; de hoogste ambities hoeft niet altijd nagestreefd te worden.

Page 12: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

4 Natuur op uitnodiging

Deelnemers (18) Vertegenwoordigers van de provincies: Overijssel, Gelderland, Limburg,

Flevoland, Utrecht en Zuid Holland; gemeente Leusden; EZ; Natuurrijk Limburg; Bureau Zet; en IPO

Facilitator: Saskia van Veen (VU)Inhoudsdeskundige Robert-Jan (Alterra/WUR)Betrokkene uit praktijkvoorbeeld

Arjen Roek (Heijmans)

Notulist Durwin Lynch (VU)

Presentatie beleidsvernieuwingen door Robert Jan Fontein Bij de beleidsstrategie ‘natuur op uitnodiging’ staat centraal dat de provincie zowel burgers en bedrijven (vaak onder de noemer van uitnodigingsplanologie) uitnodigt om een bijdrage te leveren aan natuur. Gerelateerd aan de beleidstheorie zijn de verwachtingen dat (1) er voldoende initiatiefnemers zijn, (2) de provincie strategieën ontwikkeld en actief uitnodigt, (3) de provincie initiatieven faciliteert, en (4) dat natuurontwikkeling en beheer worden gekoppeld en gefinancierd uit nieuwe verdienmodellen. Bij ‘natuur op uitnodiging’ kan de provincie een ‘kader-stellende’ rol innemen, maar vooral ook een ‘uitnodigende’ en ‘ondersteunende’ rol. Enkele belangrijke uitdagingen gerelateerd aan de beleidsstrategie zijn: (1) het vinden en aanjagen van initiatieven/verdienmodellen als gevolg van de economische crisis, met als gevolg dat financiering voor groen uitblijft; (2) er ligt niet heel veel prioriteit bij provincies om een actievere rol te spelen in het aanjagen van initiatieven, er mist dus een uitnodigingsstrategie; en (3) het doorbreken van de tegenstelling natuur-landbouw: hierbij hebben agrariërs (zijn nog niet enthousiast om groene doelen te realiseren) en natuurorganisaties verschillende visies wat betreft natuurontwikkelingen. Goede voorbeelden zouden helpen om de tegenstelling te doorbreken.

Natuur op uitnodiging in Leusden door Arjen Roek De casus Langesteeg is genomen als voorbeeld van natuur op uitnodiging door de provincie. Het gebied is een buitengebied waar circa 20% sinds 2000 eigendom is van Heijmans. Het gebied was oorspronkelijk bedoeld voor grootschalig woningbouw, maar door de aanwezige natuurwaarde was dit niet mogelijk. Daarom wilde Heijmans trachten een natuurlijke bestemming te realiseren en hebben zij een globale visie opgesteld voor het gebied. Na advies van onder meer de provincie Utrecht, besloot Heijmans dit op een interactieve manier, met veel verschillende partijen gezamenlijk te ontwikkelen. Vervolgens is het visiedocument “Langesteeg” gerealiseerd door Heijmans samen met een aantal convenantpartners wat een veelbelovend plan leek, maar waarin door de gemeente het maatschappelijk belang gemist werd. Om deze reden werd het visiedocument afgewezen. Heijmans is in reactie samen met enkele convenantpartners en andere stakeholders in dialoog gegaan om na te denken over de randvoorwaarden van het plan en de uitwerking een gedragen visie. Het schetsplan heeft geleid tot een

Page 13: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

13

uitnodiging van de gemeente, die nog geen akkoord heeft gegeven voor het plan, omdat het nog teveel ‘rood voor groen’ was. Voor Heijmans was de totstandkoming van het plan een ander proces dan ze gewend zijn; een zoektocht waarbij is nagedacht over hoe het plan met verschillende partijen gerealiseerd kan worden. Momenteel wil Heijmans samen met gemeente en provincie, convenantpartijen en stakeholders in dialoog om vervolgstappen te zetten, omdat een nieuwe vertrekpunt nodig is. Een belangrijke les voor Heijmans is geweest om vroegtijdig te werken aan afstemming met de gemeente. Uit de bovenstaande presentaties en verdere discussie hebben de deelnemers vier uitdagingen gekozen om verder te bespreken in subgroepen voor het formuleren van een advies. Hieronder worden de uitdagingen en het bijbehorende advies besproken. Uitdaging 1: In hoeverre zou de provincie een actieve rol moeten innemen als het gaat om aanjagen van initiatieven/verdienmodellen? Advies: Het advies voor deze uitdaging luidt om vroegtijdig te beginnen met het onderling verbinden van initiatiefnemers en publieke partijen (provincies en gemeenten). Verder is het belangrijk om de facilitering vanuit provincies voldoende instrumenteel toe te rusten. Het is de rol van de provincie om kansrijke initiatieven op te sporen. Daarnaast moeten zij er ook voor zorgen dat een gelijk speelveld ontstaat en dat alle belangen worden meegenomen.

Uitdaging 2: Hoe kan de provincie de vele kleine initiatieven/mogelijkheden aan elkaar puzzelen tot een geheel dat bijdraagt aan natuurdoelen? Advies: Allereerst is een goede belangen-analyse met de juiste mensen belangrijk. Hierbij moet worden nagedacht over het zoeken van financieringsmogelijkheden voor kleine initiatieven en moet worden onderzocht hoe deze bijdragen op ambitie niveau ten aanzien van de natuurdoelen. Er wordt hierbij een benadering vanuit de kleine initiatieven aangeraden. Ten tweede wordt geadviseerd om na te denken over een goed procesmanagement waarbij wordt aangegeven dat provincies moeten durven te kiezen en los te laten. Een derde advies is gerelateerd aan het in kaart brengen van wie (of welke partijen) de focus op effect als een probleem ervaren. Tot slot werd geadviseerd om partijen (formeel) te verbinden met elkaar en om effectief te lobbyen. Uitdaging 3: Hoe moet de provincie omgaan met eigenaarschap/identiteit van een bepaald gebied? Advies: Mochten er problemen ontstaan omtrent eigenaarschap van een gebied die vernieuwing in de weg staan, dan adviseren de deelnemers om het plan even ‘in de ijskast’ te plaatsten en opnieuw de opgave met de mogelijke eigenaren ervan te definiëren. Het is hierbij van belang dat deze discussie op verschillende niveaus (provincie, gemeente, lokaal) gebeurt. Uitdaging 4: Hoe kan de provincie aansluiting vinden bij de visie van de initiatiefnemer en het (gemeente) bestuur? Advies: Er moet een goede belangenafweging gemaakt worden. Dat vraagt goed procesmanagement en dialoog in de omgeving. Goede communicatie vanuit de provincie of gemeente over het plan voor de omgeving is daarbij belangrijk.

Page 14: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

14

Eigen werkpraktijk en plenaire discussie De deelnemers hebben in koppels nagedacht over hun eigen ervaringen en hoe ze de beleidsstrategie terugzien binnen hun eigen werkpraktijk en welke condities hierbij van belang zijn. Hierna is er plenair gediscussieerd over welke algemene condities belangrijk zijn voor verbreding en opschaling van de vernieuwing en de leervragen die hierbij bestaan. Algemene condities en leervragen: Allereerst werd genoemd dat het huidige proces om van afspraken naar werkprocessen te komen een stroperig proces is. Er is behoefte aan een passend tempo om dit proces te laten lopen. De deelnemers gaven aan als conditie voor een verbetering van het proces dat de provincie zijn instrumenten en processen op orde dient te hebben als de uitnodiging gedaan wordt vanuit de provincie. Gerelateerd hieraan werd benoemd dat het ook belangrijk is om lange termijn doelen te stellen en daar zicht op te hebben in het keuze proces. Hiernaast is het ook van belang om korte termijn successen te vieren. Een tweede conditie is dat er een afgestemde uitnodiging (tussen gemeenten en provincies) moet zijn voordat deze naar buiten gaat, anders loop je het risico dat de ondernemers/organisaties die ingaan op de uitnodiging als intermediair (tussen de wensen en zorgen van gemeente en provincie) gaan optreden. De deelnemers gaven aan dat het vinden van een balans tussen de vrijheid en sturing die (autonome) gemeenten hebben in hun regelgeving hierin een uitdaging kan zijn. Een ‘afgestemde uitnodiging’ is dus een uitdaging, maar zou wel helpen om een gezamenlijke visie vorming te stimuleren, en heldere communicatie tussen de verschillende actoren te realiseren. Gerelateerd hieraan werd ook aangekaart dat het goed zou zijn om gezamenlijk een agenda op te stellen van de provincie en gemeentes. Belangrijk hierbij is wel dat er experimenteer ruimte is waar nieuwe natuurcombinaties mogelijk zijn. Er is een wens om te leren van ‘best practices’. Het laten zien van projecten waar de synergie tussen verschillende sectoren helder is, en ook daadwerkelijk een meerwaarde heeft. Aansluitend hierop werd gezegd dat er behoefte is aan een verbinding van diversiteit binnen de betrokken belanghebbenden (synergie).

Page 15: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

15

5 Nieuwe vormen van natuur-inclusieve landbouw

Deelnemers (20) Vertegenwoordigers van provincies: Drenthe, Gelderland, Noord-Brabant, Friesland, Overijssel, Noord-Holland en Utrecht; gemeente Heerlen; Brabantse Milieufederatie, Federatie Particulier Grondbezit, Jagersvereniging, LTO, Vogelbescherming, Natuur en Milieu Federatie Utrecht

Facilitator: Barbara Regeer (VU)Inhoudsdeskundige Dana Kamphorst (Alterra/WUR)Betrokkenen uit praktijkvoorbeelden

Piet Blanken (Bestuurslid Krimpenerwaard) en Jos Roemaat (Natuurlijk Platteland Oost)

Notulist Saskia van Broekhoven (PBL)

Presentatie onderzoek natuur inclusieve landbouw door Dana Kamphorst Onder natuurinclusieve landbouw wordt verstaan: bijdragen van agrariërs aan de realisatie van de natuurdoelen. Naast subsidiëring van agrarisch natuurbeheer zijn provincies op zoek naar nieuwe vormen van landbouw, waarbij boeren als onderdeel van hun bedrijfsvoering, bijdragen aan de realisatie van het Natuurnetwerk. De vernieuwing zit er vooral in dat men buiten de bestaande subsidies om zoekt naar manieren om de bijdrage van boeren aan natuurdoelen te vergoeden (bv in grond of vanuit andere fondsen). Uitdagingen die naar voren zijn gekomen in het onderzoek zijn: duidelijkheid bieden voor agrariërs over bestemming van grond, vergoedingen voor bijdragen aan natuur, en gebruiksmogelijkheden voor agrarische doeleinden; het combineren van experimenten en lerende processen met harde doelen en prestatie afspraken; flexibel omgaan met het provinciaal natuurbeleid om bovenstaande te faciliteren. Natuur-inclusieve landbouw in Krimpenerwaard door Piet Blanken In de Krimpenerwaard is op initiatief van de Natuur Coöperatie Krimpenerwaard in 2013 een pilot gestart met natuur-inclusieve landbouw op 100 hectare grond in eigendom van de provincie. Men kon intekenen voor percelen waarbij bepaalde vooraf gespecificeerde beheertypen hoorden. De leden van de coöperatie zijn erg actief, zetten zich sterk in voor het beheer en doen veel achterstallig onderhoud. Al met al blijkt dat de partijen die meedoen erg gemotiveerd zijn. Uitdagingen waar men nog tegenaan loopt zijn: 1) hoe kunnen we ecologie en economie inpassen (hoe blijven we rendabel boeren in het Natuur Netwerk, als vooral daarbuiten de mogelijkheden lijkten te liggen)?; 2) het realiseren van lange termijn zekerheid voor boeren rond het beheer, zodat een bedrijfsplan gemaakt kan worden en investeringen gedaan. Oplossingen waar men nu aan werkt zijn zoal erfpacht, juridische borging van het beheer, en afkoop.

Natuur-inclusieve landbouw in Overijssel door Jos Roemaat Het Boetelerveld is een natuurgebied van 170ha compleet omringd door intensieve landbouw. Hierdoor onstaan problemen met betrekking tot stikstofemissie en de watercondities. De landbouwers krijgen te

Page 16: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

16

maken met vernatting van hun percelen en een deel van de landbouw moeten stoppen met bemesten om de natuurdoelen te behalen. Voor een dele van het gebied betekend dit dat de landbouw hier onmogelijk werd. Door de ontwikkelingsruimte van de PAS zijn er nu mogelijkheden gekomen om verder te kijken dan slechts het opkopen van agrarische grond om deze condities te verbeteren. Met natuur-inclusieve landbouw zouden de bedrijven mogelijk wel kunnen blijven. Er zijn een aantal succesfactoren te benoemen in de Boetelerveld casus: positief is dat de provincie niet de trekkersrol heeft, maar dat die juist bij de gemeente ligt. Er wordt daarbij bottom-up gekeken hoe bedrijven kunnen blijven, in plaats van een top-down benadering vanuit de provincie. De provincie neemt een faciliterende rol in het gebiedsproces. Daarnaast is gekozen voor langjarige contracten (om agrariërs te motiveren te investeren) en worden boeren niet enkel zien als een leverende partij maar als partij die wat te bieden heeft. Er zijn bovendien fieldlabs waarin overheid en boeren samen in het veld gaan kijken wat er mogelijk is. Uitdaging zijn zoal het spannende evenwicht tussen wat genoeg is voor natuur en wat nog interessant is voor de landbouw. De neiging is dan snel om terug te vallen naar een bestemmingsplanwijziging naar natuur. Verder is het aan de provincie om zich te realiseren dat er veel boeren zijn die wel degelijk graag willen en die bovendien ook zelf iets kunnen bieden, hoewel wellicht op een andere wijze en in andere gebieden dan in eerste instantie voorgesteld. Tot slot bemoeilijken de korte doorlooptijd van internationale afspraken op EU niveau de grootschalige toepassing van natuur-inclusieve landbouw. Wel wordt in alle gebiedsprocessen zelfrealisatie als optie meegenomen. Uit de bovenstaande presentaties en verdere discussie hebben de deelnemers vier uitdagingen gekozen om verder te bespreken in subgroepen voor het formuleren van een advies. Hieronder worden de uitdagingen en het bijbehorende advies besproken.

Uitdaging 1: Hoe kan natuur-inclusieve landbouw worden gerealiseerd met zekerheid op lange termijn (met name bij beheer relevant)? Advies: De huidige planning van zes jaar is te kort om zekerheid te bieden voor de agrarische partners. Het advies van de deelnemers luidt om gezamenlijk met alle partijen een langduriger instrumentarium ontwikkelen (inclusief 30-jarige contracten). Dit instrumentarium moet vastgesteld zijn door de provincies en toepasbaar zijn voor alle betrokkenen. Wat waarschijnlijk ook een rol speelt in de afwezigheid van een langdurige planning is het gebrek aan politiek draagvlak om zaken in gang te zetten voor lange termijn (want; wat gebeurd er als boer failliet gaat?). Daarom wordt geadviseerd te werken aan het vertrouwen op provinciaal niveau door het zichtbaar maken van goede voorbeelden. Als betrokken actoren vertrouwen in elkaar hebben, kunnen langjarige overeenkomsten worden afgesproken.

Uitdaging 2: Hoe kunnen de provinciale procedures sneller worden uitgewerkt om de nieuwe constructies te financieren? Advies: Vooral het juridische systeem speelt hier parten en belemmerd de flexibiliteit van procedures. Door maatwerk per initiatief kunnen instrumenten sneller worden ingezet, echter dit werkte in het verleden niet aangezien het termijn van zes jaar voor maatwerk projecten te kort was voor de agrariërs om mee te doen. Zekerheid bieden op de lange termijn is daarom ook nodig, zoals besproken bij uitdaging 1.

Page 17: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

17

Uitdaging 3: Hoe kan natuur-inclusieve landbouw ook buiten het NN worden ingezet? Advies: Natuur-inclusief boeren gebeurt al buiten het NN, en is ook daar van belang. Oplossingen om opschaling te versnellen kunnen zijn: Schakel sleutelfiguren in (agrariërs), die al natuur-inclusief boeren en aan anderen kunnen laten zien

wat ze doen. Niet vertellen hoe het moet maar geven van voorbeelden. Stel de vraag ‘Hoe verhoog je de biodiversiteit?’ aan groepen boeren en geef ze het vertrouwen. Idealiter leidt dit tot een situatie waarin het werken met natuurdoeltypen overbodig is geworden. De rol van de provincie verandert daarbij: provincie moet niet meer regie-voerend en kader-stellend zijn, maar in plaats daarvan de regie meer loslaten en zich dienend opstellen.

Eigen werkpraktijk en plenaire discussie De deelnemers hebben in koppels nagedacht over hun eigen ervaringen en hoe ze de beleidsstrategie terugzien binnen hun eigen werkpraktijk en welke condities hierbij van belang zijn. Hierna is er plenair gediscussieerd over welke algemene condities belangrijk zijn voor verbreding en opschaling van de vernieuwing en de leervragen die hierbij bestaan. Algemene condities en leervragen: De deelnemers geven aan dat er vraag moet zijn vanuit de markt voor natuur-inclusieve landbouw on de vernieuwing tot een succes te maken. Het grote publiek en de consument moet interesse gaan krijgen in natuur-inclusieve landbouw, zodat de vraag stijgt. Daarnaast is de persoonlijke drive en het initiatief van de boer belangrijk. Hier liggen volgens de deelnemers kansen om sleutelfiguren als inspirators en ambassadeurs in te zetten om collega agrariërs te inspireren. Een vraag die hierbij leeft is hoe je goede en inspirerende voorbeelden van boeren die al aan natuur-inclusieve landbouw doen zichtbaar kunt maken. Een aantal deelnemers gaven aan dat er een omslag nodig is in de houding van provinciale ambtenaren; deze moet van kader-stellend naar dienend gaan om natuur-inclusieve landbouw projecten te ondersteunen. Anderen stellen juist dat de provincie wél kaders moet stellen bij natuur-inclusieve landbouw, maar zich niet met de uitvoer moet bemoeien. Een vraag die hier naar boven kwam was: Hoe kan de provincies het beste agrariërs duidelijkheid bieden over bestemming, vergoeding en gebruiksmogelijkheden in een vernieuwend proces? Een conditie voor het succes van natuur-inclusieve landbouw is het betrekken van de kleine ondernemer; de deelnemers zijn van mening dat het vergroten van de diversiteit van deelnemende bedrijven ook de mogelijkheden vergroot. Er is daarbij behoefte aan meer gezamenlijk met agrariërs en maatschappelijke partners het gesprek aan te gaan, waarbij er aandacht is voor hoe de afstand tussen natuurbeheerders en boeren verkleind kan worden. Om de beleidsstrategie breed toepasbaar te maken is er kennis nodig over verdienmodellen voor natuur-inclusieve landbouw die de bijdrage aan biodiversiteit inzichtelijk maken; economische rendabiliteit voor

Page 18: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

18

natuur-inclusieve landbouw moet meer verkent worden. Concrete resultaten zijn vervolgens nodig om het draagvlak voor deze beleidsvernieuwing te vergroten. Natuur-inclusieve landbouw staat zou hoger op de agenda bij boeren en landbouworganisaties moeten staan om het succes van de vernieuwing te vergroten. Een visie vanuit de overheid op natuur-inclusieve landbouw kan daar aan bijdrage (een landbouwagenda). Tegelijkertijd merken de deelnemers op dat het draagvlak voor natuur-inclusief boeren groeit; boeren worden zich meer bewust van hun maatschappelijke taak. Tot slot bemerkten de deelnemers dat er ook buiten de NN gekeken moet worden voor het inzetten van deze beleidsvernieuwing. Daarvoor is echter nodig dat er politieke erkenning plaats vindt van de opgave die ligt voor natuur buiten de NN.

Page 19: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

19

6 Nieuwe uitvoeringsarrangementen

Deelnemers (8) Vertegenwoordigers van de provincies: Flevoland, Noord-Brabant, Zuid Holland

en Groningen; EZ, de Jagersvereniging, Natuurmonumenten Facilitator Frank Kupper (VU)Inhoudsdeskundige Robert Jan Fontein (Alterra)Case presenter(s) Volkert Vintgens (Gelderse Natuur en Milieufederatie (GNMF)) en Sjef

Langeveld (Vereniging Markdal) Notulist Lisa Verwoerd (VU)

Presentatie onderzoek nieuwe uitvoeringsarrangementen door Robert Jan Fontein De beleidsvernieuwing nieuwe uitvoeringsarrangementen richt zich nieuwe organisatievormen voor het uitvoeren van provinciaal natuurbeleid. Bijvoorbeeld door nieuwe partijen die een bestaande rol gaan vervullen, maar ook als meer traditionele partijen een nieuwe rol krijgen in de uitvoering van natuurbeleid. Tijdens het onderzoek is vooral gekeken naar nieuwe uitvoeringsarrangementen met betrekking tot het realiseren van het NN. De verwachting bij de implementatie van nieuwe uitvoeringsarrangementen is dat nieuwe en traditionele partijen belangstelling zullen hebben om de uitvoering van beleid op te pakken. Bovendien wordt verwacht dat externe partijen sneller en goedkoper dan de provincie de natuuropgave kunnen realiseren. Daarnaast zijn gebiedspartijen beter dan de provincie in het betrekken van lokale partijen. Een voorwaarde voor het succes van deze nieuwe uitvoeringsarrangementen is dat de provincie externe partijen voldoende beleidsruimte geeft om de provinciale natuuropgave te realiseren; zij hoeven dan dus niet voor elke beslissing toestemming te vragen. De provincie zal meer een kader-stellende rol krijgen. Uitdagingen liggen voor de provincie bij het vinden van geschikte externe partijen, want immers, wat is geschikt? Verder zijn draagvlak en capaciteit voor de uitvoering bepalende factoren voor succes. In de initiatieven die nu lopen zijn spanningen tussen harde prestatie afspraken en ruimte bieden voor het gebiedsproces de grootste uitdagingen voor de provincie. Voor de externe partijen liggen uitdagingen bij het versterken van hun uitvoeringskracht en het lokaal organiseren van draagvlak en betrokkenheid.

Nieuwe uitvoeringsarrangementen in de Hattemerpoort door Volkert Vintgens De Hattemerpoort is een smalle verbindingspoort die de Veluwe omcirkeling van bebouwd gebied doorbreekt en deze verbindt met groen. Door de bezuinigingen lag de realisatie hiervan stil. In reactie daarop heeft provincie Gelderland besloten eigen geld te investeren in de realisatie van de Hattemerpoort als onderdeel van het Gelder Natuur Netwerk. De opdracht is het realiseren van de verbinding tussen de Veluwe naar de IJssel, het realiseren van 200ha nieuwe natuur in de uiterwaarden en het realiseren van recreatieve voorzieningen. Deze opdracht is opgepakt door GNMF. Opvallend in deze situatie is dat de provincie gepositioneerd is als partner naast andere partijen, in plaats van louter de rol van opdrachtgever aan te nemen. Dit is lastig om juridisch te verantwoorden. Een andere uitdaging is dat potentiële nieuwe partners veelal de kat uit de boom kijken, vanwege de risico’s die zij lopen m.b.t. het draagvlak, de financiële risico’s en de kosten voor nieuwe natuur (waaronder de 15%

Page 20: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

20

eigen bijdrage). GNMF ziet diverse uitdagingen en mogelijkheden gezien haar positie juist als niet-terreinbeherende organisatie; enerzijds is zij een vereniging die staat voor de belangen van natuur (vaak meer behoudend ingevuld), anderzijds haar functie als gebiedsregisseur waarbij een meer begeleidende rol is vereist gericht op het realiseren van nieuwe natuur en landschap. De uitdaging zit hier vooral in de defensieve rol (aantasting voorkomen) die vaak nodig is om te zetten in een offensieve rol gericht op verbetering van natuur en landschap.

Presentatie nieuwe uitvoeringsarrangementen door Sjef Langeveld Deze case richt zich op de realisatie van de EHS en de KRW doelen door Markdal in een gebied ten zuiden van Breda. Door de bezuinigingen werd destijds de vraag gesteld; wie gaat er nog wat doen aan de EHS? Vereniging Markdal is toen als platform opgezet en richt zich op het voltooien van de EHS. Dit vindt plaats in overleg met bewoners in de betreffende gebieden en andere direct betrokkenen. De gronden komen beschikbaar voor natuurinrichting door aankoop, waarna grondgebruik wordt geëxtensiveerd. Dan vindt bestemmingsverruiming plaats, in plaats voor natuur; hierdoor wordt geen geld besteed aan inrichting. Het geld dat hierdoor bespaard wordt, wordt direct weer in het gebied gestoken. Uitdagingen worden vooral gezien in de vertraging die bestemmingsverruiming oploopt door de regelgeving van de provincie; deze past niet bij deze nieuwe aanpak. Er wordt dus veel energie in een gebied gestoken waardoor er snelheid is, wat ineens tot halt geroepen wordt door de veelheid aan regels. Daarnaast zit er spanning in het betrekken van belangengroeperingen bij het proces vs. het wantrouwen dat zij vaak hebben tegenover de (vaak) nieuwe partij en de nieuwe aanpak. Die argwaan komt van veelal slechte ervaringen met de EHS; deze is boeren tenslotte opgelegd vanuit de overheid. Gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen de partijen is hier dus een belangrijke uitdaging. Uit de bovenstaande presentaties en verdere discussie hebben de deelnemers vier uitdagingen gekozen om verder te bespreken in subgroepen voor het formuleren van een advies. Hieronder worden de uitdagingen en het bijbehorende advies besproken. Uitdaging 1: Hoe kan de spanning tussen harde prestatie afspraken en tegelijkertijd ruimte bieden voor vernieuwende gebiedsprocessen worden opgelost? Advies: De deelnemers vinden dat bestuurders meer ruimte moeten krijgen vanuit de overheid. Zij moeten voldoende handelingsvrijheid hebben om hun (vernieuwende) taken goed uit te kunnen voeren met betrekking tot natuur-inclusieve landbouw. Hierin is het belangrijk dat er ruimte is om in gebiedsafspraken op hoofdlijnen te focussen - met een nadruk op wat er gerealiseerd moet worden en niet hoe. Hiervoor is een dialoog nodig tussen de direct betrokkenen waaruit bijvoorbeeld een gebiedscontract zou kunnen voortkomen. Uitdaging 2: Hoe kan draagvlak gecreëerd worden onder beleidsmakers voor de inclusie van nieuwe partners in de realisatie van natuurbeleid? Advies: De deelnemers ervaren dat wet- en regelgeving nieuwe uitvoerders belemmeren in het uitvoeren van maatregelen. Een juridisch gesprek is nodig om dit op te lossen, waarbij ook gebiedsontwikkelaars, die vaak tegenstanders van de plannen zijn, bij betrokken worden. Coalities van verschillende actoren zijn nodig om het probleem van draagvlak op te lossen en juridische oplossingen te vinden. Tot slot zou

Page 21: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

21

draagvlak onder provinciale beleidsmakers vergroot kunnen worden als zij betrokken worden bij de planvorming voor regionale ontwikkelingen. Uitdaging 3: Hoe kan de provincie omgaan met spanningen en argwaan (er heerst wederzijds wantrouwen in elkaars kunnen en intentie) onder de te betrekken belangengroepen? Advies: Spanning en wantrouwen kan worden weggenomen door de betreffende belangenorganisaties juist uit te nodigen om een constructieve dialoog aan te gaan en wederzijds vertrouwen op te bouwen. Het probleem moet gedeeld worden met alle partijen zodat er gezamenlijk een oplossing gezocht kan worden. Een goede gebiedsregisseur is hierin een belangrijke voorwaarde. Deze gebiedsregisseur moet voldoende bestuurlijke ervaring hebben en tegelijkertijd een persoonlijke aanpak hanteren. Daarnaast moet er in de dialoog vooral worden ingezet op het gezamenlijk formuleren van lange termijn perspectieven Uitdaging 4: Wat zijn nieuwe vormen van financiering voor uitvoeringsarrangementen? Advies: De deelnemers zien als kans voor financiering dat met deze strategie inverdiend kan worden door ruimtegebiedsverandering en door bestemmingsverruiming. Flexibiliteit in regelgeving is dan een vereiste, net als actieve betrokkenheid van de samenleving. De deelnemers vinden dat het geld wat inverdiend wordt niet mag teruggaan naar de provincie, maar juist geïnvesteerd moet worden in hetzelfde gebied. Uit uitdaging hierbij is dat geld bij deze strategie geleidelijk los komt; het is dus lastig om van tevoren plannen te maken.

Eigen werkpraktijk en plenaire discussie De deelnemers hebben in koppels nagedacht over hun eigen ervaringen en hoe ze de beleidsstrategie terugzien binnen hun eigen werkpraktijk en welke condities hierbij van belang zijn. Hierna is er plenair gediscussieerd over welke algemene condities belangrijk zijn voor verbreding en opschaling van de vernieuwing en de leervragen die hierbij bestaan. Algemene condities en leervragen: Tijdens de plenaire discussie werd er gesproken over meer algemene condities die nodig zijn om nieuwe uitvoeringsarrangementen breed toe te passen in Nederlands natuurbeleid. Meteen kwam naar voren dat een open mind van alle partijen een vereiste is; men moet willen delen en elkaar op willen zoeken en samenwerkingen aan gaan. Communicatie problemen en onvoldoende wederzijds verwachtingsmanagement staat dit momenteel nog veel in de weg. De deelnemers vinden dat er bruggenbouwers nodig zijn die knopen durven door te hakken om dit soort samenwerkingsverbanden aan te gaan, en die niet al te sturend optreden. Deze bruggenbouwers moeten niet alleen bij overheden gezocht worden, maar ook juist bij natuur-, boeren- en belangenorganisaties. De provincie moet dus andere partijen een rol gunnen in natuurbeleid, maar moet hierbij wel duidelijke spelregels verzorgen. De deelnemers concluderen dat er gericht gezocht zou moeten worden naar gemeenschappelijke belangen tussen alle partijen. Gezamenlijke belangen zijn er, maar er is openheid nodig om ze te vinden. De deelnemers gaven aan te willen leren hoe je zulke

Page 22: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

22

gemeenschappelijke belangen op het netvlies kan krijgen, en hoe men geschikte partners voor samenwerkingen kan vinden. Een andere conditie betreft de ruimte die nieuwe uitvoerders dienen te krijgen vanuit de provincies om de vernieuwingen te realiseren - wet- en regelgeving zou ondersteunend moeten zijn, niet belemmerend. De deelnemers stelden hier de vraag hoe zulke armslag gecreëerd kan worden met specifiek betrekking tot wet- en regelgeving. Niet alleen voldoende ruimte qua armslag is nodig, maar ook specifiek voldoende gebiedsruimte om het interessant te maken voor nieuwe uitvoerders. Tot slot wordt de discussie geëindigd met een bijkomend probleem: de vergrijzing in natuurbeleid. De groep besprak of het wellicht mogelijk is om bij het aangaan van nieuwe uitvoerings-arrangementen ook kansen liggen om meer jongeren te betrekken bij natuurbeleid; zo zouden meerdere uitdagingen in één keer opgelost kunnen worden. Als voorbeeld wordt hier Noord-Holland genoemd, waar al studenten betrokken bij het meedenken over nieuwe uitvoeringen.

Page 23: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

23

7 Procesbeheer van natuur

Deelnemers (11) Vertegenwoordigers van de provincies: Groningen, Noord-Holland, Limburg en

Friesland; Staatsbosbeheer, Landschap Overijssel, Landschappen NL, Agrarische Natuurvereniging Maashorstboeren

Facilitator: Frank Kupper (VU)Inhoudsdeskundige Geert van Duinhoven (Alterra/WUR)Case presenter(s) Peter Hogervorst (Provincie Noord-Holland) en Anke Dielissen (Stichting Ark,)Notulist Lisa Verwoerd (VU)

Presentatie onderzoek procesbeheer door Geert van Duinhoven Procesnatuur is in zwang in natuurbeleid, zowel bij provincies als bij het Rijk. Argumentatie hiervoor is dat procesbeheer – dan wel beheerarme natuur – goedkoper zou zijn en bovendien meer biodiversiteit op zou leveren. De onderliggende aanname is dat natuur weerbaar is, en uiteindelijk zichzelf regelt. Procesbeheer betekent dus dat natuur niet meer strikt geregeld en gecontroleerd wordt – zoals bij patroonbeheer het geval is – maar dat de focus meer ligt op natuurlijke processen plaats laten vinden. Provincies zijn momenteel bezig met een concrete invulling aangeven. Naast dat het goedkoper kan zijn en biodiversiteit oplevert, kan procesbeheer ook economie versterken (zoals in Noord-Holland), maar kan ook maatschappelijke betrokkenheid vergroten (zoals Noord-Brabant). Procesbeheer raakt dus aan de drie natuurambities van het natuurpact. De uitdagingen liggen in het combineren van procesbeheer met het realiseren van de VHR-doelen. Daarnaast moet procesbeheer ingepast worden in een integrale gebiedsaanpak. Hierbij is draagvlak van omwonenden en andere partijen in de streek van groot belang. Tot slot zullen de provincies procesbeheer aantrekkelijker moeten maken voor terreinbeheerders, onder andere door hen bij deze vernieuwing te betrekken.

Pilot beheerarme natuur in het Oostzanerveld door Peter Hogervorst In Noord-Holland heeft een pilot met beheerarme natuur plaatsgevonden gericht op veenweiden. Problemen met het gebied zijn o,a. de afnemende aantallen van weidevogels, versnipperd waterbeheer, beheren van cultuurlandschap en de toename in bodemdaling. In reactie hierop is in 2010 een uitgebreide studie gedaan waar vier toekomstscenario’s zijn opgezet en geanalyseerd. Scenario 4 was ‘verruiging en natuurbeheer; waarin de nadruk wordt gelegd op investeren in de lange termijn. In reactie op de bezuinigingen en decentralisatie van het natuurbeheer naar de provincies is een pilot studie met dit scenario gestart. Deze is binnen het bestaande regime gebleven en uit eerste bevindingen blijkt dat het inderdaad kostenbesparend is, hoewel sommige aspecten wel veel onderhoud vragen (zoals grasmatten). Dit brengt nog onzekerheid met zich mee wat betreft kosten. Daarnaast is gebleken dat de hoeveelheid biodiversiteit marginaal wijzigt. Effecten op de belevingswaarde worden nog onderzocht. Daar er vooral ingezet wordt op het tegengaan van bodemdaling, zijn de natuurdoelen daar op aangepast; die zijn tot een zeker niveau dus secundair. Daar wordt dan ook een spanning gezien; korte

Page 24: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

24

versus lange termijn inzet en het afstappen van cultuur-historische natuur. Dat laatste wordt gezien als ‘geld stoppen in een bodemloze put’. Daarnaast zal de provincie de beleidsmonitoring gaan professionaliseren en daar waar doelen niet gehaald worden, wordt op die locatie de subsidie relatie afgebouwd. Dit legt de verantwoordelijkheid bij provincie én terreinbeheerders. Een laatste uitdaging ligt bij de benodigde grote omslag in denken; vernatting van de veenweiden betekent dat cultuur-historische natuur verdwijnt. Het regime is sterk en lastig door heen te breken; men heeft zich vastgebeten in de huidige natuurwaarden. Dit bemoeilijkt een beleidstransitie.

Presentatie Realisatie natuurkern de Maashorst door Anke Delissen Ark is in opdracht van provincie en gemeenten bezig landbouwgrond in de EHS te verwerven en in te richten als natuur in de natuurkern de Maashorst. Door het inzetten van wilde grote grazers richten ze zich op procesnatuur. Wilde grote grazers kunnen jaar-rond buiten blijven, hebben doorgaans geen bijvoedering nodig en ook geen of weinig medische behandeling. De Maashorst ligt in provinciale EHS (Brabant heeft in reactie op de herijking van Bleker besloten de geschrapte EHS te realiseren van eigen gelden; de EHS in Brabant splitst zich nu dus uit in Rijks EHS en provinciale EHS). Ark richt zich in de Maashorst op de koppeling van doelen. Een deel van de hectaren binnen de EHS is beschikbaar voor boeren waar zij door kunnen gaan met natuur-inclusieve landbouw en daarnaast zoekt Ark een impuls voor recreatie en toerisme in het gebied. De Maashorst kan gezien worden als een kern met een schil waar beiden recreatie in plaats kan vinden, maar intensiever in de schil. Het is de bedoeling dat Staatsbosbeheer uiteindelijk de nieuwe natuur in de Maashorst door geleverd krijgt. Uitdagingen waar Ark tegen aanloopt is dat er diverse belangen een rol spelen (van recreanten, boeren, jagers, natuurverenigingen, bewoners) wat de situatie compliceert. Bijvoorbeeld de boeren zien weinig heil in het plan; zij zien de begrazing met wilde grazers niet zitten en vrezen toename van wildschade voor boeren rondom de Maashorst. Uit de bovenstaande presentaties en verdere discussie hebben de deelnemers drie uitdagingen gekozen om verder te bespreken in subgroepen voor het formuleren van een advies. Hieronder worden de uitdagingen en het bijbehorende advies besproken. Uitdaging 1: Hoe kan een omslag in denken worden bewerkstelligd om draagvlak creëren? Advies: De deelnemers adviseren dat de problemen met betrekking tot het realiseren van de natuurdoelen met alle betrokken partijen in de streek gedeeld moeten worden. Zolang de problemen niet erkent wordt zijn alle oplossingen die de provincie uitdraagt bij voorbaat ongewenst. De bevolking moet probleem herkennen en ruimte krijgen om mee te denken en mee te doen zodat verantwoordelijkheid gedeeld wordt. De provincie speelt hierin een faciliterende rol en verzorgt de spelregels, zodat natuurdoelen niet uit het oog verloren worden. Een advies specifiek voor de case presenters van de Maashorst luidt te stoppen met het huidige proces; zolang de partijen in de streek het probleem niet herkennen zullen zij hakken in het zand blijven houden. Wellicht is een pauze in het proces nodig om de randvoorwaarden en de plannen bij te sturen in relatie tot het mogelijk te verwerven draagvlak.

Page 25: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

25

Uitdaging 2: Hoe kunnen doelen op korte termijn (e.g. het tegengaan van bodemdaling) en doelen op lange termijn (e.g. realisatie natuurdoelen) verenigd worden? Advies: De deelnemers zien bij deze uitdaging een onderliggend probleem waarin de keuze tussen cultuurlandschap behouden (grutto etc.) óf deze loslaten centraal staat. Daar moet een knoop doorgehakt worden. De knoop doorhakken is moeilijk omdat het overstijgen van korte termijn denken vraagt, gericht op een bredere visie. De erkenning van dit gezamenlijk probleem door alle betrokken partijen zou de urgentie en draagvlak moeten geven om dit gezamenlijk op te lossen. Het advies van deelnemers is: zorg voor een offensieve opstelling, maak duidelijk wat de problematieken zijn en maak de meerwaarde van de keuze voor procesnatuur helder waardoor er draagvlak gecreëerd wordt. Verbindt het verhaal met meerdere thema’s die in een dergelijk gebied spelen (landbouw, recreatie, steden, toerisme, waterberging). Uitdaging 3: Hoe kan succesvolle grondverwerving gerealiseerd worden? Advies: De deelnemers zien dat zware economische druk samenwerking tussen alle partijen bemoeilijkt, en daarmee ook de grondverwerving belemmert. Dat is echter wel de kern van de beleidsstrategie: grond verwerven om natuurgebieden te verbinden en vergroten. Het probleem zou volgens de deelnemers opgelost zijn als de grond beschikbaar komt voor natuur, wat ook kan door middel van particulier natuurbeheer of extensieve landbouw. De deelnemers adviseren te starten met de natuurontwikkeling en het creëren van nieuwe economische dragers (recreatie), waardoor er meer vertrouwen komt in de strategie. Dit bouwt zich vervolgens vanzelf uit: mensen kunnen zien wat er gebeurd en hoe mooi de resultaten daarvan zijn.

Eigen werkpraktijk en plenaire discussie De werksessie werd afgesloten met een plenaire discussie over welke algemene condities belangrijk zijn voor verbreding en opschaling van de vernieuwing en de leervragen die hierbij bestaan. Algemene condities en leervragen: De deelnemers zijn het erover eens dat het loslaten van de concrete doelen een belangrijk obstakel is in het toepassen van procesbeheer. Natuurdoelen dienen wellicht in eerste instantie meer los gelaten te worden, of in ieder geval worden genuanceerd en flexibeler ingezet. Dat betekent niet dat het ambitie niveau omlaag moet, het wordt alleen op een andere manier gerealiseerd. Procesbeheer vraagt volgens de deelnemers juíst om een grote ambitie zodat het geen excuus wordt om goedkoper te beheren: de doelen dienen dus overeind te blijven. De deelnemers vinden dat er een ‘lonkend’ perspectief nodig is om men te overtuigen van de meerwaarde van deze strategie; het mag groots, provincies moeten het durven een grootschalig natuur-inclusief verhaal te verkopen. Het moet duidelijk worden bij betrokkenen waarom (en wat voor) verandering nodig is bij burgers en dat het gaat om een maatschappelijk vraagstuk. Daarbij moeten de plannen bovendien aansluiting vinden bij de wensen van burgers en hun natuurbeleving om draagvlak te creëren.

Page 26: Verslag workshop 3 november 2015: Vernieuwingen in het ...

26

De deelnemers raden aan het probleem van duur beheer per streek aan de kaak te stellen. Hierbij moet het voor alle partijen eenvoudig zijn om mee te doen. In huidige vernieuwingen worden de regels te vaak overhoop gegooid, wat veel onzekerheid teweeg brengt. Eenvoudige spelregels en eenvoudige administraties zullen het laagdrempeliger maken voor andere partijen om bij te dragen aan het vinden van een gepaste oplossing. Als voorbeeld worden langdurige contracten genoemd om continuïteit te bewerkstelligen; dit zorgt voor een langdurige zekerheid wat investeren in een langdurige samenwerking aantrekkelijker maakt. De juridische context speelt hierin een belangrijke rol. Bij deze voorwaarde om lange termijn en continuïteit te realiseren komt het politieke klimaat als een mogelijke barrière naar voren. De politiek dient meer ruimte te bieden voor experimenten met procesbeheer. Om dit te kunnen realiseren moet de regelgeving vanuit Gedeputeerden Staten en het Rijk ‘overboord’. Hierin is ruimte voor abiotische processen noodzakelijk, anders krijgen natuurlijke processen geen kans. De nadruk ligt tijdens de plenaire discussie op het betrekken van alle partijen; van burgers tot (hogere) overheden, als conditie voor het realiseren van procesbeheer. De relaties met andere partijen en de communicatie daartussen is cruciaal voor succes. Om dit te bereiken moet draagvlak gecreëerd worden voor de nieuwe aanpak. Dit kan alleen lukken als er vanaf het begin af aan in samenwerking met alle betrokkenen aan een oplossing wordt gewerkt. Procesbeheer moet veilig zijn voor het politieke spel door regelgeving te versoepelen en in te zetten op lange termijn denken, het moet een gezamenlijk probleem worden waardoor de vier jaar periode overwonnen kan worden. Wat tot slot genoemd wordt is dat onderzoek gericht op de kosten en baten procesbeheer nog nodig is; worden kosten wel écht bespaard? En als een gezamenlijke aanpak geambieerd wordt, bij wie ligt dan vervolgens de aansprakelijkheid?