Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of...

16
15 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB Een CLB begeleidt het gezin van Jonas (15 jaar) en Anna (11 jaar). Mama heeft een psychiatrische problematiek. Papa doet zijn best, maar heeft niet veel grip op het gezin. Het gezin is gekend in de hulpverlening. Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling kwam al verschillende keren tussen, er is thuisbegeleiding, in het verleden werd het Comité Bijzondere Jeugdzorg betrokken. Er werd toen vastgesteld dat de mama Jonas en Anna psychisch en fysiek mishandelde. Papa probeert invloed uit te oefenen op mama, maar geeft signalen het niet meer aan te kunnen. Het Ondersteuningscentrum Jeugdhulp (OCJ) kwam recent tussen en stelde een maatregel voor . Het gezin was oorspronkelijk akkoord, maar toen ze hoorden dat aan deze maatregel financiële kosten verbonden waren, krabbelden ze terug. Het OCJ heeft de zaak doorgestuurd naar de Jeugdrechtbank. Momenteel voert de consulente van de sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp een sociaal onderzoek. Binnenkort vindt er een netwerkoverleg plaats op initiatief van de consulente waarbij alle partijen (thuisbegeleidster, OCJ, CLB, CGG, huisarts …) uitgenodigd zullen worden. Dit ‘Dossier Verontrusting en CLB’ wil duidelijkheid scheppen over het beroepsgeheim van de CLB-medewerker bij situaties van verontrusting. CLB-medewerkers worden namelijk meer en meer geconfronteerd met situaties zoals beschreven in de casus van Jonas en Anna en merken hierbij dat hun beroepsgeheim op de helling komt te staan. De regelgeving hierover werd de voorbije jaren, en nog recent in september 2016, ook op verschillende punten gewijzigd en vaak ziet men door de bomen het bos niet meer . We lichten, na een algemene toelichting over verontrusting in het IJH-landschap en de positie van het CLB hierin, uitgebreid toe hoe het beroepsgeheim toegepast moet worden in situaties van verontrusting. Annelien Maebe is criminoloog en coördineert de Dienst Administratieve en Juridische Ondersteuning (CAJO) van de VCLB-Koepel. Deze dienst geeft administratieve ondersteuning (vb. ondersteuning bij het gebruik van PLATO) en juridische ondersteuning (vb. ondersteuning bij de toepassing van het beroepsgeheim, de IJH-regel- geving) aan de CLB’s en CLB-medewerkers. Dossier Verontrusting en CLB Annelien Maebe

Transcript of Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of...

Page 1: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

15

Cal

eido

scoo

p jg

. 29

nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

Een CLB begeleidt het gezin van Jonas (15 jaar) en Anna (11 jaar). Mama heeft een psychiatrische problematiek. Papa doet zijn best, maar heeft niet veel grip op het gezin. Het gezin is gekend in de hulpverlening. Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling kwam al verschillende keren tussen, er is thuisbegeleiding, in het verleden werd het Comité Bijzondere Jeugdzorg betrokken. Er werd toen vastgesteld dat de mama Jonas en Anna psychisch en fysiek mishandelde. Papa probeert invloed uit te oefenen op mama, maar geeft signalen het niet meer aan te kunnen. Het Ondersteuningscentrum Jeugdhulp (OCJ) kwam recent tussen en stelde een maatregel voor. Het gezin was oorspronkelijk akkoord, maar toen ze hoorden dat aan deze maatregel financiële kosten verbonden waren, krabbelden ze terug. Het OCJ heeft de zaak doorgestuurd naar de Jeugdrechtbank. Momenteel voert de consulente van de sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp een sociaal onderzoek. Binnenkort vindt er een netwerkoverleg plaats op initiatief van de consulente waarbij alle partijen (thuisbegeleidster, OCJ, CLB, CGG, huisarts …) uitgenodigd zullen worden.

Dit ‘Dossier Verontrusting en CLB’ wil duidelijkheid scheppen over het beroepsgeheim van de CLB-medewerker bij situaties van verontrusting. CLB-medewerkers worden namelijk meer en meer geconfronteerd met situaties zoals beschreven in de casus van Jonas en Anna en merken hierbij dat hun beroepsgeheim op de helling komt te staan. De regelgeving hierover werd de voorbije jaren, en nog recent in september 2016, ook op verschillende punten gewijzigd en vaak ziet men door de bomen het bos niet meer. We lichten, na een algemene toelichting over verontrusting in het IJH-landschap en de positie van het CLB hierin, uitgebreid toe hoe het beroepsgeheim toegepast moet worden in situaties van verontrusting.

Annelien Maebe is criminoloog en coördineert de Dienst Administratieve en Juridische Ondersteuning (CAJO) van de VCLB-Koepel. Deze dienst geeft administratieve ondersteuning (vb. ondersteuning bij het gebruik van PLATO) en juridische ondersteuning (vb. ondersteuning bij de toepassing van het beroepsgeheim, de IJH-regel-geving) aan de CLB’s en CLB-medewerkers.

Dossier Verontrusting en CLB

Annelien Maebe

Page 2: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

16

Caleidoscoop jg. 29 nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

Verontrusting in het IJH-landschap

We gaan in op wat het woord ‘veront-rusting’ nu juist betekent en beschrijven de samenwerking tussen het CLB en de gemandateerde voorziening bij een verontrustende situatie.

Wat verstaan we onder ‘verontrusting’?

De situatie van het gezin van Jonas en Anna (p.15) zal voor veel CLB-medewer-kers herkenbaar zijn. Het gaat om een verontrustende situatie die al jaren aan de gang is en waarbij verschillende actoren (waaronder het CLB) betrokken zijn. Bij dit soort casussen is het vaak zeer moeilijk om in te schatten welke stappen we als CLB best zetten, wie we mogen – of moeten – betrekken en welke de regels voor het doorbreken van het beroepsgeheim zijn. Aan de ene kant is het geruststellend dat er verschil-lende actoren betrokken zijn bij de begeleiding van het gezin (‘we staan er niet alleen voor’), aan de andere kant is het dat juist niet (‘we slagen er allemaal niet in om de situatie op te lossen’).

Definitie

Wat we duidelijk aanvoelen bij Jonas en Anna, is dat er sprake is van een verontrustende situatie waarbij de integriteit van de kinderen wordt aangetast. De internettenwerkgroep ‘CLB-opdracht binnen IJH’ beschrijft verontrusting als volgt (1):

‘Verontrusting start meestal bij het subjectief aanvoelen dat er fundamenteel iets misloopt rond de ontwikkelings- kansen/de integriteit van de minderjarige, een intuïtie die zegt dat er ‘iets niet klopt’, ook al is het soms moeilijk dat meteen hard te maken (= vermoeden van verontrusting). Onze professionaliteit bestaat erin dit aanvoelen te objectiveren.’

Het Decreet betreffende de integrale jeugdhulp (2) giet het begrip ‘verontrus-tende situatie’ in een wettekst: ‘Artikel 2, 54°: Verontrustende situatie: een situatie die de ontwikkeling van een minderjarige bedreigt doordat zijn psychische, fysieke of seksuele integriteit of die van een of meer leden van zijn gezin wordt

“Aan de ene kant is het geruststellend dat er verschillende actoren betrokken zijn (‘we staan er niet alleen voor’), aan de andere kant is het dat juist niet (‘we slagen er allemaal niet in om de situatie op te lossen’).

Overzicht van het Dossier Verontrusting en CLBVerontrusting in het IJH-landschap- Wat verstaan we onder ‘verontrusting’?- Samenwerking tussen CLB en gemandateerde voorzieningen:

consult en aanmelding

Verontrusting en beroepsgeheim- De CLB’er heeft beroepsgeheim- Uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht: wanneer mag/moet

CLB het beroepsgeheim doorbreken?

Situaties waarbij CLB het beroepsgeheim MAG doorbreken: spreekrecht

Nodig bij de hulpverlening Na schriftelijke toestemming Informatie delen met ouders – ouderlijk gezag Gegevensuitwisseling tussen school en CLB Gegevens delen in een verhoor door een (onderzoeks)rechter Gegevens delen met een gemandateerde voorziening Gegevens delen bij vermoeden van kindermishandeling aan procureur des Konings Basisinformatie delen op schriftelijke vraag van parket of sociale dienst Gegevens delen voor eigen verdediging en na ‘onweerstaanbare dwang’

Situaties waarbij CLB het beroepsgeheim MOET doorbreken: spreekplicht

Wettelijke verplichting tot het delen van gegevens Gegevens delen in een noodtoestand

Hoe gaan we om met informatie over verontrusting? Fiches als houvast

- Hoe zien de fiches eruit?- Onthaal en vraagverheldering- Consultatie van het dossier en aftoetsen bij de school- Contact met de leerling en/of de ouders/opvoedingsverantwoor-

delijken- Traject verderzetten/stoppen en terugkoppeling- Verder aftoetsen verontrusting en vrijwilligheid- Vermoeden van kindermishandeling en noodsituatie

Wat betekent dit voor Anna en Jonas?

Verontrust van A tot Z

Page 3: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

17

Cal

eido

scoo

p jg

. 29

nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in het gedrang komen, waardoor het aanbieden van jeugdhulp-verlening maatschappelijk noodzakelijk kan zijn.’

Signaallijst verontrustende opvoedingssituaties

Deze definities geven alvast wat duiding bij wat een ‘verontrustende situatie’ nu juist is, maar blijven nog vrij algemeen. Een instrument dat de hulpverlener kan helpen om een verontrustende situatie te herkennen en in te schatten, is de Signaallijst Verontrustende Opvoedings-situaties (www.signaallijst.be). De Signaallijst Verontrustende Opvoedings-situaties is ontwikkeld door Jongerenwel-zijn en is samengesteld uit 25 signalen die belangrijke risicosignalen zijn voor het ontstaan of bestaan van opvoedings-problemen. Het is dan ook belangrijk dat, wanneer een CLB-medewerker geconfronteerd wordt met een vermoe-den van verontrusting, hij dit met zijn CLB-team kan bespreken. Het team kan dan samen de situatie en de risico’s inschatten. Elke CLB-medewerker die betrokken is bij de begeleiding van een leerling (ofwel als lid van het CLB-team, ofwel als expert) heeft daarbij toegang tot het dossier van de betrokken leerling en kan beschikken over alle relevante gegevens van deze leerling.

Samenwerking tussen CLB en gemandateerde voorzieningen: consult en aanmelding

Als het CLB-team het moeilijk heeft om in te schatten of er al dan niet sprake is van verontrusting, kan het ook beroep doen op een gemandateerde voorzie-ning. Er zijn twee gemandateerde voorzieningen; het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling (VK) en het Onder-steuningscentrum Jeugdzorg (OCJ).

CLB vraagt consult

De CLB-medewerker kan ondersteuning vragen via een ‘consult’ bij de gemanda-teerde voorziening. De consultfunctie van de gemandateerde voorziening is erop gericht de CLB-medewerker te informe-ren over de werking van de gemanda-teerde voorziening, de verontrusting helder te krijgen en na te gaan welke

stappen er nog gezet kunnen worden alvorens een aanmelding te doen bij een gemandateerde voorziening.

Bij een consult bespreekt de gemanda-teerde voorziening de situatie met de CLB-medewerker en geeft ze advies over mogelijke verdere stappen. Het consult bevat geen formeel oordeel over de verontrusting of de maatschappelijke noodzaak, maar kan wel adviseren om aan te melden bij een gemandateerde voorziening. De verantwoordelijkheid voor de opvolging van de leerling en het al dan niet nemen van volgende stappen blijft bij de CLB-medewerker die consult vraagt. Consultvragen kunnen anoniem gesteld worden en leiden enkel tot een aanmelding indien de CLB-medewerker dit zélf beslist. De CLB-medewerker-consultvrager blijft dus in alle gevallen ‘eigenaar’ van het gekregen advies.

CLB meldt aan

Naast het vragen van een consult, kan een CLB-medewerker een casus ook aanmelden bij de gemandateerde voorziening. Hij kan dit doen wanneer hij verontrust is en daarbij een vermoeden van maatschappelijke noodzaak heeft. Deze aanmelding gebeurt aan de hand

van een M-document en heeft tot gevolg dat de gemandateerde voorziening de maatschappelijke noodzaak zal onder-zoeken en zal nagaan of het noodzakelijk is dat zij ‘interveniërend’ tussenkomt. Als maatschappelijke noodzaak aan de orde is, zal de gemandateerde voorziening bekijken welke hulpverlening noodzake-lijk en mogelijk is om de ontplooiingskan-sen van de minderjarige te waarborgen. Dit gebeurt via een observerend casemanagement of een interveniërend casemanagement. Wanneer geen vrijwilligheid mogelijk is, wordt de situatie naar het parket doorverwezen.

De gemandateerde voorziening is een zeer belangrijke partner voor het CLB om casussen over veront-rusting te helpen inschatten en om meldingen van verontrusting met vermoeden van maatschappelijke noodzaak op te volgen. Om die reden is het zinvol voor elk CLB om, per regio, samen rond de tafel te gaan zitten met de plaatselijke gemandateerde voorzieningen. Op die manier kan men elkaar beter leren kennen en elkaars deskundig-heid en grenzen ontdekken.

Wat verstaan we onder ‘verontrusting’? (foto: Rhendi Rukmana)

Page 4: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

18

Caleidoscoop jg. 29 nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

Aan de andere kant is het bij deze casussen juist heel belangrijk om de vertrouwensrelatie met de leerling en/of de ouders/opvoedingsverantwoordelijken in stand te kunnen houden en hun vertrouwen niet te schaden.

Elke CLB-medewerker - ongeacht zijn ambt - heeft een beroepsgeheim. Dit beroepsgeheim verplicht de CLB-mede-werker tot een geheimhouding over alle informatie die hij verkrijgt in het kader van de uitoefening van zijn functie. Hij mag deze informatie in principe met niemand delen. “

Op de geheimhoudings-plicht van de CLB’er zijn enkele welomschreven

uitzonderingen.

Verontrusting en beroepsgeheim

In dit deel gaan we in op de informatie-uitwisseling die kan plaatsvinden in het kader van een verontrusting. We lichten het beroepsgeheim van de CLB-mede-werker toe en beschrijven de uitzonde-ringen op dit beroepsgeheim in relatie tot een verontrustende situatie.

De CLB’er heeft beroepsgeheim

In het hele proces van (aftoetsen van) een verontrusting, is het voor de CLB-mede-werker niet evident om correct in te schatten hoe er moet omgegaan worden met de informatie die men verkrijgt en verzamelt. Zoals ook blijkt uit de casus van Jonas en Anna balanceren we vaak op de rand van maatschappelijke noodzaak, noodsituatie, (vermoeden van) kinder-mishandeling … en is overleg met externen vaak aangewezen om een correcte inschatting te kunnen maken.

Uitzonderingen op de geheim-houdingsplicht:wanneer mag/moet CLB het beroepsgeheim doorbreken?

Op de geheimhoudingsplicht van de CLB’er zijn enkele welomschreven uitzonderingen. Die maken het mogelijk om binnen een team, met andere hulpverleners, met de rechter … informa-tie te delen als dat nodig en in het belang van de leerling is. Binnen situaties van verontrusting zullen deze uitzonderingen vaak een oplossing bieden om de situatie beter in te kunnen schatten (vb. tijdens een consult met een gemandateerde voorziening) en een volledig zicht te krijgen op de verontrusting (vb. na overleg met de leerkracht op school). We bespreken hierna de uitzonderingen op het beroepsgeheim waarbij de CLB-medewerker zijn beroepsgeheim (in 9 situaties) mag doorbreken of (in 2 situaties) moet doorbreken.

Wanneer in dit artikel ‘ouders/opvoedingsverantwoordelijken’ staat, dan bedoelen we hiermee de ouders van de onbekwame leerling of de opvoedingsverantwoordelijken wanneer de ouders niet in beeld zijn of wanneer de hulpverlening zich ook tot hen richt.

Situaties waarbij CLB het beroepsgeheim MAG doorbreken: spreekrecht

We beschrijven de 9 situaties waarbij de CLB-medewerker zijn beroepsgeheim mag doorbreken. Deze mogelijkheden creëren geen ‘verplichting tot spreken’ voor de CLB-medewerker. De CLB-medewerker mág zijn beroepsgeheim dus doorbreken, maar móét dit niet doen. Hij kan daarbij telkens zelf inschatten of en wanneer hij zijn beroepsgeheim doorbreekt, met het belang van de leerling als beslissende factor.

Het beroepsgeheim doorbreken omdat dat nodig is bij de hulpverlening

Een eerste uitzondering op het beroeps-geheim is de noodzakelijkheid in func-tie van een adequate hulpverlening. Twee mogelijkheden zijn daarvoor in het leven geroepen: het gezamenlijk beroeps-geheim en het gedeeld beroepsgeheim.

Page 5: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

19

Cal

eido

scoo

p jg

. 29

nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

• Gezamenlijk beroepsgeheim. Dit is verankerd in het CLB-decreet (4) en stelt dat elke CLB-medewerker die betrok-ken is bij de begeleiding van een leerling, toegang heeft tot alle gegevens over deze leerling. In de praktijk wil dit zeggen dat elke CLB-medewerker die betrokken wordt bij de begeleiding van een leerling, toegang zal krijgen tot het dossier van de leerling in LARS.

• Gedeeld beroepsgeheim. Dit omvat het delen van noodzakelijke informatie met een andere hulpverlener die eveneens beroepsgeheim heeft en die binnen eenzelfde finaliteit (= hulpver-leningscontext) handelt. Dit gedeeld beroepsgeheim werd juridisch verankerd in het Decreet betreffende de integrale jeugdhulp (2) en in de CLB-regelgeving (zie box 1).

Het CLB-medewerker kan op basis van het gedeeld beroepsgeheim informatie over de leerling uitwisselen met de andere actoren binnen Integrale Jeugdhulpverlening, indien: - de gegevens noodzakelijk zijn voor

de jeugdhulp;- de informatie-uitwisseling in het

belang van de leerling gebeurt. Het is de CLB-medewerker die steeds het belang van de leerling moet inschat-ten en moet bepalen of hij - na de toestemming van de betrokkenen - overgaat tot de informatie-uitwisse-ling. Vaak is het bijvoorbeeld een beter alternatief dat de leerling of ouders/opvoedingsverantwoordelij-ken de informatie zélf bezorgen aan de actor binnen Integrale Jeugdhulp;

- er zo veel mogelijk getracht wordt om de instemming te verkrijgen van de persoon op wie de gegevens betrekking hebben. De persoon over wie de gegevens gaan moet in principe toestemming geven over de informatie-uitwisseling óf de clb’er moet inschatten dat hij die toestem-ming in de toekomst zal kunnen verkrijgen (vb. er is een dringende vraag naar informatie vanuit het CGG, de leerling is niet bereikbaar maar gaf in het verleden aan dat informatie mag bezorgd worden aan andere hulpverleners). De leerling en/of de ouders/opvoedingsverantwoordelij-ken moeten dus steeds bevraagd worden over de informatie-uitwisse-ling en dienen in principe toestem-ming te geven over de uitwisseling

van gegevens die over hen gaan. Indien de betrokkene(n) echter niet bereikt kan (kunnen) worden, maar de informatie is noodzakelijk in het belang van de leerling en er wordt ingeschat dat deze toestemming gegeven zal worden van zodra de betrokkene(n) bereikbaar is (zijn), dan kan een informatie-uitwisseling ook plaatsvinden. In dat geval wordt de toestemming van de betrokkene(n) best nadien nog verkregen. Motiveer dergelijke afwijking zo goed mogelijk in het dossier van de leerling (waarom werd de informatie toch uitgewisseld, ook al was de toestemming (nog) niet verkregen?). Indien de betrokkene(n) expliciet geen toestemming geeft (geven) om

informatie uit te wisselen, dan wordt aangeraden om geen informatie uit te wisselen, behalve in uitzonderlijke situaties in het belang van de leerling.

Het gaat dus over een toestemming van de persoon op wie de gegevens betrekking hebben. Concreet betekent dit dat de bekwame leerling, de ouders/opvoedingsverant-woordelijken in eigen naam en/of de ouders/opvoedingsverantwoordelij-ken van de onbekwame leerling in zijn/haar naam toestemming geven. Binnen de CLB-regelgeving oefent de bekwame leerling zijn rechten zelfstandig uit. Enkel als hij niet bekwaam geacht wordt, treden zijn ouders/opvoedingsverantwoordelij-ken in zijn naam op en kunnen zij toestemming geven om in zijn naam

BOX 1. GEDEELD BEROEPSGEHEIM: CLB-REGELGEVING

De juridische verankering van het gedeeld beroepsgeheim in de CLB-regelgeving werd zeer recent

doorgevoerd (september 2016). Voorheen was de CLB-medewerker steeds verplicht om de schriftelijke

toestemming te verkrijgen voordat hij gegevens kon uitwisselen met ‘derden’ (dit was iedereen, behalve

de leerling, de ouders, de opvoedingsverantwoordelijken als de ouders niet in beeld zijn, het school-

personeel, de procureur des Konings bij vermoeden kindermishandeling of bij een schriftelijke vraag,

de rechter, de gemandateerde voorzieningen).

Deze schriftelijke toestemming is nu enkel nog nodig bij informatie-uitwisseling met ‘anderen’

(= idem als ‘derden’ maar dan zonder de actoren binnen IJH). Bv. huisarts, OCMW-medewerker,

zelfstandig logopedist, zelfstandig psycholoog.

Spreekrecht: wanneer mag een CLB’er het beroepsgeheim doorbreken? (foto: Kristina Flour)

Page 6: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

20

Caleidoscoop jg. 29 nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

informatie over hem uit te wisselen. Concreet zal de bekwame leerling dus zelf toestemming geven over de gegevens die gaan over hemzelf, zullen de ouders van de onbekwame leerling in naam van de onbekwame leerling toestemming geven (over de gegevens die gaan over de leerling) en zullen de ouders en opvoedings-verantwoordelijken in eigen naam toestemming geven over informatie die over henzelf gaat.

Het beroepsgeheim doorbreken na schriftelijke toestemming

Een andere uitzondering op het beroeps-geheim is de schriftelijke toestem-ming. Een CLB-medewerker mag – in het belang van de leerling – informatie bezorgen aan ‘anderen’ indien hij daarvoor de schriftelijke toestemming verkrijgt van de bekwame leerling of de ouders/opvoedingsverantwoordelijken van de onbekwame leerling (of van de ouders/opvoedingsverantwoordelijken in eigen naam, voor de gegevens over henzelf).

In de praktijk kunnen deze ‘anderen’ bijvoorbeeld een oma, een huisarts, een stiefmoeder zijn. Ook deze toestemming

wordt ofwel gegeven door de bekwame leerling ofwel door de ouders/opvoe-dingsverantwoordelijken van de onbe-kwame leerling. Dit principe is, bij zeer gevoelige casussen waarbij de ouders niet handelen in het belang van hun kind (vb. zware vechtscheidingssituaties), soms een geschenk. Een bekwame leerling beslist dan namelijk autonoom over de leerlingbegeleiding en de uitwisseling van gegevens, waardoor de CLB-medewerker in deze situaties verder kan met de toestemming van de bekwame leerling alleen en niet moet trachten een toestemming van de (beide) ouders te verkrijgen. Informatie delen met ouders - ouderlijk gezag

Een bekwame minderjarige heeft welbepaalde rechten binnen de Integrale Jeugdhulpverlening. Een leerling die bekwaam geacht wordt, beslist bijvoor-beeld zelfstandig of hij al dan niet leerlingbegeleiding wenst en wie er toegang krijgt tot zijn dossier. Deze rechten staan in relatie tot het beroeps-geheim van de CLB-medewerker. Ze hebben namelijk tot gevolg dat de CLB-medewerker vertrouwelijke

informatie enkel mag meedelen aan de ouders van de bekwame leerling als:- de bekwame leerling hiervoor de

toestemming geeft;- de informatie gebruikt zal worden om

opvoedingsbeslissingen te nemen;- het meedelen van de informatie in het

belang van de leerling is.

Bij een onbekwaam geachte leerling ligt dit anders. De ouders behouden hier het recht op informatie over hun kind. Maar ook hier mag de CLB-medewerker enkel vertrouwelijke informatie meedelen aan de ouders als:- de informatie zal gebruikt worden om

opvoedingsbeslissingen te nemen;- de leerling geen verzet heeft aangete-

kend tegen de gegevens waartoe de ouders toegang vragen;

- het meedelen van de informatie aan de ouders in het belang van de leerling is.

Uit deze voorwaarden kunnen we afleiden dat het recht op informatie van de ouders steeds ondergeschikt is aan het belang van de leerling: in het belang van de leerling kan het nodig zijn om toch te zwijgen tegenover de ouder(s). Dit komt tot uiting in situaties waar de leerling beschermd moet worden ten opzichte van de ouders of een van de ouders (bijvoorbeeld een onbekwame leerling is het slachtoffer van ernstige feiten, gepleegd door de moeder).

Het recht op geheimhouding van de (bekwame) leerling is echter geen absoluut recht. Op grond van het ouderlijke recht en de plicht van de ouders tot toezicht zijn er afwijkingen mogelijk die de CLB-medewerker de mogelijkheid geven om de ouders toch op de hoogte brengen. Een CLB-medewerker oordeelt dan, meestal na overleg met collega’s, dat het in het belang van de leerling is om het beroepsgeheim te doorbreken. Wanneer een leerling bijvoorbeeld dreigt met zelfmoord gewelddadig radicaliseert en men kan dit voorkomen of een halt toeroepen door dit te melden aan de ouders, dan kan de CLB-medewerker beslissen dat het in het belang van de leerling is om de informatie mee te delen aan de ouders. Op dat moment heeft de hulpverlener ook een andere rechtsgeldige reden om het beroepsgeheim te doorbre-ken: de integriteit en/of het leven van een persoon is in gevaar en er is dus sprake van een noodtoestand (zie verder).

Het gedeeld beroepsheim: recent juridisch verankerd in de CLB-regelgeving. (foto: Tim Gouw)

Page 7: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

21

Cal

eido

scoo

p jg

. 29

nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

Gegevensuitwisseling tussen CLB en school

Een andere uitzondering op het beroeps-geheim is de gegevensuitwisseling tussen CLB en school. In de CLB-regelgeving is het (wederzijds) recht op informatie van het CLB en de school opgenomen. Concreet heeft de school recht op informatie van de leerlingen die in begeleiding zijn bij het CLB en heeft het CLB recht op informatie van de leerlingen op school.

Aangezien het CLB beroepsgeheim heeft, kan een informatie-uitwisseling met de school echter niet zomaar en is vooraf-gaand overleg met de bekwame leerling of ouders/opvoedingsverantwoordelijken van de onbekwame leerling aan de orde. Samen met de leerling en/of ouders/opvoedingsverantwoordelijken bespreekt het CLB dus welke informatie wordt uitgewisseld met de school (in functie van de noden van de school) en hoe de informatie best uitgewisseld wordt (vb. via een cel leerlingbegeleiding, via de ouders/leerling zelf). Bij verontrusting kan de school het CLB ook op de hoogte brengen van signalen van verontrusting die zij op school vaststelden. Het CLB zal deze signalen dan verder onderzoeken, het dossier consulteren in functie van eerdere signalen, eventueel een contact hebben met de leerling of ouder ... Hierbij zal het belangrijk zijn dat het CLB de school verder op de hoogte houdt van de stappen die het CLB zal zetten bij de verdere opvolging van de verontrusting (vb. een doorverwijzing naar gemanda-teerde voorziening). Dit gebeurt in overleg met de leerling/ouders/opvoe-dingsverantwoordelijken. Deze terugkop-peling zorgt ervoor dat de school zijn verontrusting kan plaatsen en met een gerust hart de situatie mee kan opvolgen vanuit de schoolse context.

Gegevens delen in een verhoor door een (onderzoeks)rechter

Een CLB-medewerker mag zijn beroeps-geheim ook doorbreken wanneer hij wordt verhoord door een (onder-zoeks)rechter (= verhoor onder ede). In de praktijk komt het geregeld

“Een leerling die bekwaam

geacht wordt, beslist zelfstandig wie er toegang

krijgt tot zijn dossier.

voor dat een CLB-medewerker wordt opgeroepen voor een verhoor door een (onderzoeks)rechter in het kader van een onderzoek naar een verontrusting of kindermishandeling van een bepaalde leerling. De CLB-medewerker is dan verplicht om voor de rechter te verschij-nen en de eed af te leggen, maar is in principe niet verplicht om te spreken.

De CLB-medewerker kan op dat moment dus beslissen dat de informatie waarover hij beschikt dusdanig vertrouwelijk is dat hij deze zelfs niet kan delen met een rechter. In de meeste situaties zal het echter in het belang van de leerling zijn om de informa-tie waarover het CLB beschikt en die relevant is voor de rechter, mee te delen. De (onderzoeks)rechter kan de informatie ook via een schriftelijke getuigenverklaring opvragen bij de CLB-medewerker (vb. bij tijdsgebrek voor een verhoor). Dan kan de relevante informatie waarover het CLB beschikt schriftelijk aan de (onderzoeks)-rechter bezorgd worden. Gegevens delen met een gemandateerde voorziening

Een contact met een (onderzoeks)-rechter komt in de CLB-praktijk meer en meer voor, maar bij de meeste casussen over verontrusting zal de CLB-medewer-ker in eerste instantie contact hebben met een gemandateerde voorziening (= Ondersteuningscentrum Jeugdzorg en Vertrouwenscentrum Kindermishandeling). Wanneer een CLB-medewerker verontrust is met vermoeden van maatschappelijke noodzaak, dan kan het beroepsgeheim doorbroken worden naar een gemanda-teerde voorziening.

Een contact met een gemandateerde voorziening kan gebeuren via een consult of via een aanmelding met een M-docu-ment. Een consult of aanmelding bij een gemandateerde voorziening zal de CLB-medewerker doen wanneer hij verontrust is, maar niet wanneer er sprake is van een acuut en onmiddellijk groot gevaar voor de leerling. Het doorgeven van informatie over een verontrusting aan de gemandateerde voorziening via een M-document kan zonder toestemming van de leerling of ouders, maar zij moeten hiervan wel op de hoogte gebracht worden. Ook moet er voorafgaand een teambespreking geweest zijn over de aanmelding.

Gegevens delen bij een vermoeden van kindermishandeling aan procureur des Konings

Wanneer er een ernstig en acuut gevaar is voor de integriteit van de leerling (vb. een leerlinge durft niet meer naar huis op vrijdagavond want zij verwacht misbruik) of wanneer er aanwijzingen zijn van een gewichtig en reëel gevaar voor mogelijke andere leerlingen (vb. je verneemt dat de voetbalcoach een van de jongens uit zijn ploeg misbruikte), dan is nog een andere optie mogelijk. Als er een ernstig en acuut vermoeden van kindermishandeling is en de andere kanalen niet toereikend zijn, kan de CLB-medewerker rechtstreeks contact opnemen met de procureur des Konings (= magistraat van het parket, dit is dus niet de politie). Deze procureur kan vervolgens de jeugdrech-ter vorderen tot het opleggen van een maatregel bij hoogdringendheid om het kind veilig te stellen. De procureur kan in situaties van ernstig en acuut gevaar dus snel actie ondernemen en is om die reden dan de best geplaatste actor om te contacteren. In de praktijk zal een consult met een gemandateerde voorziening vaak een voorafgaande stap zijn, waarbij dan samen wordt beslist tot de beste (en snelste) optie om het kind veilig te stellen. Basisinformatie delen op schriftelijke vraag van parket of sociale dienst

Ook andere actoren binnen de hulpver-lening kunnen signalen krijgen van verontrusting. Wanneer de politie bijvoorbeeld vaststellingen doet en een verontrusting waarneemt, dan zal hiervan een pv opgesteld worden en aan het parket bezorgd worden. Ook de jeugdrechter kan geïnformeerd worden over een verontrustende informatie. In dat geval zal de rechter vragen aan de sociale dienst gerechtelijke jeugd-hulp (SDJ) om een sociaal onderzoek te voeren.

In het Decreet betreffende de integrale jeugdhulp is sinds kort voorzien dat - wanneer het parket/SDJ vervolgens aan de hulpverlening schriftelijk vraagt of er al dan niet hulpverlening is aangevat, wordt voortgezet of is beëindigd - de CLB-medewerker deze basisinformatie mag bezorgen aan het parket/SDJ.

Page 8: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

22

Caleidoscoop jg. 29 nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

Het Departement Onderwijs en Vorming ontwikkelde hiervoor een model met standaardvragen. Netoverstijgend, vanuit de Internettensamenwerkingscel (ISC)1, werden hierover enkele aandachtspun-ten vastgelegd (5):

• Toestemming. Bij een schriftelijke vraag tot informatie van het parket/SDJ wordt aangeraden om steeds de instemming van de leerling en ouders/opvoedingsverantwoordelijken (= de ‘cliënt’) trachten te verkrijgen.

• Transparantie naar leerling en ouders/opvoedingsverantwoordelijken. De vraag van het parket/SDJ dient zo open mogelijk met de cliënt bespro-ken te worden en in het leerlingen-dossier genoteerd te worden (behalve indien dit een gevaarsituatie kan creëren).

• Situering vraag. Om een zicht te krijgen op de concrete verontrusting waarover het parket/SDJ vragen heeft, wordt daarnaast aangeraden om steeds te vragen naar de context van de vraag van parket/SDJ. Het parket kan bijvoorbeeld vragen hebben rond een vermoeden van kindermishande-ling, terwijl het CLB bij dezelfde leerling enkel een begeleiding opneemt rond een verontrustende spijbelproblematiek en geen signalen van kindermishandeling heeft opge-merkt.

• Via politie: met kantschrift! Als de

schriftelijke vraag via de politie bij het CLB binnenkomt (vb. telefonisch, persoonlijk, via mail) moet de vraag steeds vergezeld zijn van een kantschrift van het parket (naar analogie met het bevelschrift van een (onderzoeks)rechter bij inbeslag-name). Het CLB kan dan schriftelijk de vragen beantwoorden en d.m.v. een gesloten omslag geadresseerd aan het parket de antwoorden terug aan de politie bezorgen.

- Beperk antwoord indien geen toestemming. Indien het CLB geen geïnformeerde en schriftelijke toestemming verkrijgt van de cliënt(en), dan kan vanuit de regelge-ving enkel nog beperkte informatie bezorgd worden aan parket/SDJ. Er wordt aangeraden om het antwoord

op de vragen dan te beperken tot het beantwoorden van de vraag of de cliënt gekend is in een context van verontrusting, of er hulpverlening aangevat, verder gezet of beëindigd is, met eventueel de vermelding of er al dan niet een M-document is inge-diend. Er wordt ook aangeraden om op het document te vermelden dat men geen verdere informatie kan geven omdat de toestemming van de cliënt ontbreekt. Het geven van bijkomende informatie is volgens de richtlijnen enkel toegestaan als hiervoor gegronde redenen zijn in het belang van de leerling (zoals de noodtoestand of een vermoeden van kindermishandeling (art. 458bis)).

• Spreekrecht indien wel toestemming.

Als er wél toestemming is van de cliënt om informatie door te geven aan parket/SDJ, kunnen, in overleg met de cliënt, alle standaardvragen ingevuld worden.

• Geen spreekplicht. Er is geen verplich-ting tot informatiedeling. Het is dus aangewezen dat het CLB-team bij elke vraag naar informatie een inschatting maakt van het belang van de minderja-rige bij een informatie-uitwisseling met het parket/SDJ.

Belangrijk bij deze informatie-uitwisseling is dat de verantwoordelijkheid van het parket/SDJ om in te schatten of gerech-telijke jeugdhulpverlening nodig is, bij het parket/SDJ blijft. De vraag van het parket/SDJ aan het CLB ‘of er jeugdhulpverle-ning loopt’, is m.a.w. niet bedoeld om te peilen naar de mate van verontrusting, noch naar het feit of de verontrusting al gedetecteerd werd door het CLB en of men hierrond aan het werken is met de leerling. Wanneer het parket/SDJ op de hoogte gebracht wordt van een (potenti-eel) verontrustende situatie, dan dient het parket/SDJ autonoom in te schatten of er moet overgegaan worden tot gerechtelijke jeugdhulpverlening. Wanneer het parket bijvoorbeeld beslist dat een doorverwijzing naar een CLB kan volstaan, kan het parket door bovenvermelde mogelijkheid nu de bevestiging of de ontkenning krijgen van het CLB dat de leerling effectief al gekend is of zich aangemeld heeft.

Gegevens delen voor eigen verdediging en na ‘onweerstaanbare dwang’

In geval van straf- of tuchtrechtelijke vervolging van de hulpverlener mag het beroepsgeheim steeds doorbroken worden. Wanneer de CLB-medewerker bijvoorbeeld zelf beschuldigd zou worden van een misdrijf (vb. ouder klaagt CLB-medewerker aan voor het doorbreken van het beroepsgeheim), mag het beroepsgeheim doorbroken worden naar de bevoegde instanties in functie van de eigen verdediging. Wanneer de hulpverlener gedwongen wordt om te spreken ‘door een macht die hij niet heeft kunnen weerstaan’, dan kan hij niet vervolgd worden voor het doorbreken van zijn beroepsgeheim (vb. fysiek bedreigd worden). Dit zal echter zeer zeldzaam voorkomen in de CLB-praktijk.

Situaties waarbij CLB het beroeps-geheim MOET doorbreken: spreekplicht

We lichten twee situaties toe waarbij er een spreekplicht is. De CLB-medewer-ker moet in deze situaties dus zijn beroepsgeheim doorbreken.

Wettelijke verplichting tot het delen van gegevens

Verplichte melding inzake leerplichtcon-trole. Het CLB is verplicht om, in het kader van de leerplichtcontrole, het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi) in te lichten als de betrokken leerling of zijn ouders niet ingaan op de initiatieven van het centrum inzake leerplichtcontrole. Concreet moet het CLB in dat geval de volgende gegevens doorgeven: de identificatiegegevens van de leerling en zijn ouders, de naam van de school waar de leerling is ingeschre-ven, een kort overzicht van de door het CLB ondernomen acties (eventueel aangevuld met acties ondernomen door externen) en de naam en het telefoon-nummer waarop diegene die de melding doet te bereiken is. De CLB-medewer-ker doorbreekt in dat geval dus verplicht zijn beroepsgeheim.

Aangifteplicht. Elke persoon die getuige is geweest van een aanslag (dus de feiten zelf heeft vastgesteld), hetzij tegen de openbare veiligheid hetzij op iemands

Page 9: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

23

Cal

eido

scoo

p jg

. 29

nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

leven of eigendom, moet dit melden aan de procureur des Konings. Aangezien de meldingsplicht niet strafrechtelijk afdwingbaar is, kunnen we hier spreken van een ‘morele verplichting’. Bovendien is het zo dat personen met een beroepsgeheim de misdaden waarover ze zijn geïnformeerd in het kader van hun beroep en die gepleegd zijn door hun cliënt, niet mogen aangeven. Dit impliceert dus dat het beroepsgeheim primeert boven de meldingsplicht en de CLB-medewerker geen aangifteplicht heeft met betrekking tot misdrijven die leerlingen bekennen.

Wanneer een leerling bijvoorbeeld aan de CLB-medewerker vertelt dat hij iets gestolen heeft, softdrugs gebruikt … dan valt dit onder het beroepsgeheim en mag dit niet aangegeven worden aan de politie. Indien de CLB-medewerker echter weet heeft van een misdrijf waarbij iemands integriteit of leven mogelijk in gevaar is of waarbij men verontrust is over de ontwikkeling van de leerling, dan kan hij wél spreken. Een

leerling vertelt bijvoorbeeld dat hij harddrugs dealt op school aan jongens van 14 jaar, een leerling vertelt dat hij zijn zus misbruikt … In deze gevallen moet de CLB-medewerker wél handelen en zijn beroepsgeheim doorbreken om de gevaarsituatie of de verontrusting te stoppen (vb. ouders informeren, melding aan gemandateerde voorziening, procureur des Konings). Gegevens delen in een noodtoestand

De noodtoestand is in dit artikel al enkele keren vermeld, als een soort ‘wildcard’ waar de CLB-medewerker steeds kan op terugvallen in situaties van gevaar. Wanneer er sprake is van een noodtoestand is er een verplichting tot hulp verlenen, ongeacht het beroepsge-heim. De noodtoestand is een situatie waarbij een welbepaald rechtsgoed (vb. iemand leven, integriteit) in gevaar is en enkel kan beschermd worden door een ander rechtsgoed (vb. het beroepsge-heim) te schenden.

Als er bijvoorbeeld een reëel, ernstig en acuut gevaar is voor de integriteit van een leerling (vb. zelfmoorddreiging, geweld-dadige radicalisering), mag het beroepsge-heim doorbroken worden om hulp te bieden. De strafwet die tot geheimhou-ding verplicht, wordt dan ondergeschikt aan de verplichting om een persoon in nood te helpen. Alle hierboven vermelde uitzonderingen op het beroepsgeheim kunnen - ongeacht hun voorwaarden - hierbij gebruikt worden (vb. de ouders/opvoedingsverantwoordelijken informe-ren, de procureur des Konings contacte-ren, aanmelden bij de gemandateerde voorziening). Daarnaast kunnen ook andere middelen gebruikt worden, zoals de politie vragen om de leerling te helpen zoeken, de beste vriend van de leerling informeren en om hulp vragen, de sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp contacte-ren zonder toestemming van de leerling.

Wie de hulpverleningsplicht niet nakomt, pleegt schuldig verzuim. De eerste verplichting is dus duidelijk hulp verlenen.

De leerling heeft het recht dat de CLB-medewerker info geheimhoudt, maar dat is geen absoluut recht. (foto: Kate Williams)

Page 10: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

24

Caleidoscoop jg. 29 nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

Dit wil zeggen dat wanneer er een moge-lijkheid is om te helpen zonder het beroepsgeheim te doorbreken, deze optie voorrang heeft. De noodtoestand betekent dus niet dat er onmiddellijk aangifte gedaan moet worden bij de politie of het parket. Wel moet er zo snel mogelijk actie ondernomen worden. Welke deze actie is, zal afhankelijk zijn van de concrete situatie en de actoren die al betrokken zijn bij de casus (vb. ouders, sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp, andere hulpverleners, geman-dateerde voorziening). Belangrijk hierbij is dat, ook al gaat het om acute en dringende acties, de CLB-medewerker zo open en transparant mogelijk communi-ceert naar de betrokkenen over zijn bezorgdheid en de stappen die hij zet in het kader van deze noodsituatie.

We merken dat CLB-medewerkers die een basisopleiding - of een opfrissingscursus – krijgen over de principes van het beroepsgeheim (en zijn uitzonderingen), veel meer zelfvertrouwen hebben bij de opvolging van een casus inzake verontrusting. We pleiten er dan ook voor dat alle CLB-medewerkers een basisopleiding rond beroepsgeheim volgen en dat er regelmatig geïnves-teerd wordt in een opfrissing ervan.

Hoe gaan we om met informatie over verontrusting? Fiches als houvast

Informatie over een verontrustende situatie kan via verschillende kanalen bij het CLB terechtkomen. • De school kan signalen van verontrus-

ting bezorgen aan het CLB (vb. informatie over verontrustend gedrag van een kind op school, vaak blauwe plekken zien, verontrustend gedrag van ouders op een oudercontact).

• Het CLB kan zelf bepaalde vaststellin-gen doen die een (vermoeden van) verontrusting doen ontstaan (vb. signalen van mishandeling zien tijdens het medisch consult).

• Via andere hulpverleners binnen of buiten de Integrale Jeugdhulp of via derden (vb. een oma die verontrust is over haar kleinkind) kan het CLB signalen van verontrusting ontvangen.

• Vanuit politionele of gerechtelijke hoek (vb. vanuit politie of parket/SDJ) kan informatie bij het CLB terechtkomen die een verontrusting doen ontstaan of versterken. De politie kan bijvoorbeeld tijdens een huisbezoek bepaalde feiten vaststellen of bij het opstellen van een pv voor diefstal door een spijbelende minderjarige verontrust zijn over de thuissituatie en deze informatie aan het CLB bezorgen.

Hoe we als CLB met de informatie van de verschillende actoren moeten omgaan, is niet altijd even duidelijk. De actoren hebben vaak ook zelf eigen verantwoordelijkheden en opdrachten. Daarnaast zijn er de regels van het beroepsgeheim, die er bijvoorbeeld voor zorgen dat een terugkoppeling over de CLB-opvolging naar de persoon die de informatie bezorgde, niet altijd mogelijk is. Hiermee omgaan is dan ook een moeilijke evenwichtsoefening voor elke CLB-medewerker. Een goede kennis van het beroepsgeheim en de mogelijke uitzonderingen is daarbij onontbeerlijk.

Om de CLB-medewerkers te ondersteu-nen, maakte de internettenwerkgroep ‘CLB-opdracht binnen IJH’ fiches op. De fiches hebben als doel de CLB-mede-werker te ondersteunen bij het verkrij-gen van informatie over verontrusting vanuit verschillende actoren uit het veld. Deze fiches zijn voor CLB-intern gebruik. De internettenwerkgroep zal in de toekomst ook een document ontwikkelen dat men kan gebruiken om de externe partners te informeren over hoe het CLB omgaat met signalen van verontrusting. We stellen de fiches kort voor.

Hoe zien de fiches eruit?

De fiches beschrijven concreet de stappen die een CLB kan zetten bij het verkrijgen van informatie over verontrus-ting, rekening houdend met de regelge-ving die van toepassing is. Per actor die informatie rond een verontrusting kan bezorgen aan het CLB, is er een fiche. Daarnaast werd ook een algemeen schema opgesteld dat een overzicht geeft van de meest relevante informatie per actor.

Alle fiches zijn op dezelfde manier opge-steld en bevatten - per actor - de acties die het CLB (al dan niet) kan zetten bij het verkrijgen van informatie over verontrusting. We lichten de verschil-lende acties toe. Een voorbeeld van een fiche vind je in box 2.

Onthaal en vraagverheldering

Een eerste actie die het CLB zal stellen bij het verkrijgen van informatie over een verontrusting is ‘onthaal en een vraagverheldering’. Bij elke actor staat

Spreekplicht: noodtoestand als een soort ‘wildcard’ (foto: Jason Rosewell)

Page 11: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

25

Cal

eido

scoo

p jg

. 29

nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

BOX 2. VOORBEELD VAN EEN FICHE

Wat doet CLB bij het verkrijgen van informatie over (vermoeden van) verontrusting (VO)?

Melding door:

CLB-actie: School

Onthaal en vraagverheldering

De school kan het CLB informeren over (vermoedens van) verontrusting die de school heeft. Bij het verkrijgen van deze informatie vraag het CLB aan de school welke stappen reeds ondernomen werden en of de leerling en ouders/opvoedingsverantwoordelijken1 op de hoogte zijn van het informeren van het CLB over deze verontrusting. Indien de school vertrouwelijkheid vraagt over de melding van verontrusting, dan wordt deze informatie onder de 'vertrouwelijkheidsexceptie' (VE) geplaatst. Deze exceptie zorgt ervoor dat de informatie (en/of het feit dat de school de informatie gaf) vertrouwelijk wordt gehouden voor de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken. Indien vertrouwelijkheid gevraagd wordt over de inhoud van de informatie, dan kan het CLB dus geen gebruik maken van deze gegevens in gesprek met leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken (behalve bij noodsituaties). Bijgevolg is het wenselijk de school te overtuigen om de VE over de inhoud te laten vervallen (zodat tenminste gebruik kan gemaakt worden van de inhoud van de informatie).

Consulteren CLB-dossier Na het verkrijgen van deze informatie zal het CLB steeds het dossier van de leerling consulteren en nagaan of reeds eerdere signalen van verontrusting werden genoteerd.

Contact met leerling en/of ouders in functie van het verder verzamelen van

informatie

Indien het CLB, na de consultatie van het dossier (en in combinatie met de melding VO door de school), de inschatting maakt dat er in het dossier elementen voorkomen die verder afgetoetst moeten worden, dan wordt contact gelegd met de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken. Het CLB neemt de regie van deze contactname op zich. Indien er geen elementen afgetoetst moeten worden, dan neemt het CLB geen contact met leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken. Deze contactname zal echter niet altijd mogelijk zijn; de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken kunnen niet bereikbaar zijn of het kan voorkomen dat een contactname een gevaarsituatie creëert voor de leerling. In dat geval, wordt in team besproken welke stappen er gezet worden (vb. consult gemandateerde voorziening, …).

Indien signalen VO: verder zetten CLB-traject. Indien niet, stopzetten CLB-

traject.

Indien, na bovenvermelde stappen, blijkt dat het CLB vermoedens van verontrusting heeft of verontrust is, dan zal het CLB beslissen om het traject met de leerling verder te zetten. Indien, na bovenvermelde stappen, blijkt dat het CLB geen vermoedens van verontrusting heeft of verontrust is, dan zal het CLB beslissen om het traject met de leerling stop te zetten.

Terugkoppeling naar aanmelder (relevante info, stopzetting ...) en

eventuele afstemming over stappen.

Na overleg met de leerling en ouders/opvoedingsverantwoordelijken wordt een terugkoppeling gedaan naar de school. De informatie die teruggekoppeld wordt, is informatie die de school nodig heeft om zijn opdracht verder te kunnen vervullen en die in overleg met de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken werd bepaald.

1 Wanneer in deze tekst gesproken wordt over ‘ouders/opvoedingsverantwoordelijken’ dan worden hiermee de ouders of (in voorkomend geval en wanneer de ouders niet in beeld zijn of wanneer de hulpverlening zich ook tot hen richt) de opvoedingsverantwoordelijken bedoeld.

Indien traject verder gezet wordt: aftoetsen VO en vrijwilligheid

Indien het traject verdergezet wordt, zal het CLB in de eerste plaats de/het (vermoeden van) verontrusting bij de leerling en de ouders/opvoedingsverantwoordelijken verder aftoetsen en nagaan of (en welke) vrijwillige hulpverlening kan opgestart worden. Indien het CLB nog bijkomende vragen heeft inzake de verontrusting of de te zetten stappen, dan kan het CLB eventueel een consult vragen bij de gemandateerde voorziening (GV).

Vaststelling VO, met vrijwilligheid en voldoende waarborgen voor de

integriteit van de leerling

Indien de verontrusting wordt bevestigd en er is vrijwilligheid, en er zijn voldoende waarborgen voor de integriteit van de leerling, dan zet het CLB het traject met de leerling en ouders/opvoedingsverantwoordelijken verder in functie van een doorverwijzing naar HV (RTJ, NRTJ, …).

Vaststelling VO zonder vrijwilligheid en/of met onvoldoende waarborgen voor

integriteit van de leerling

Indien de verontrusting wordt bevestigd en er is geen vrijwilligheid en/of er zijn onvoldoende waarborgen voor de integriteit van de leerling, dan zal het CLB aanmelden bij GV via een M-document. Het CLB zal deze beslissing steeds laten voorafgaan door een teamoverleg. In team wordt zodoende beslist of er al dan niet een aanmelding bij de GV zal gebeuren.

Vaststelling (vermoedens van) kindermishandeling (Art. 458bis)2: CLB

stelt, op basis van alle beschikbare informatie, (een vermoeden van) kindermishandeling vast. Indien

noodtoestand: zie hierna.

Wanneer het CLB, op basis van voorgaande informatie, een vermoeden van kindermishandeling vaststelt, dan zijn er verschillende opties mogelijk:

- Er wordt een consult gevraagd bij een GV inzake welke stappen best ondernomen worden en door wie. - Er wordt rechtstreeks een aanmelding gedaan bij een GV. - Er wordt rechtstreeks doorverwezen naar HV (RTJ, NRTJ, …). - Er wordt een rechtstreekse melding gedaan aan de Procureur des Konings: dit zal vooral het geval zijn

wanneer er sprake is van een acute gevaarsituatie voor de leerling.

Vaststelling noodtoestand3 Wanneer er sprake is van een noodtoestand, dan dient het CLB - zelf of met behulp van anderen – trachten deze noodtoestand te stoppen. Alle mogelijke opties zijn dan aan de orde (vb. politie contacteren, ambulance contacteren, melding PdK, …)4.

2 Artikel 458bis Strafwetboek stelt dat het CLB aangifte kan doen bij de procureur des Konings wanneer een minderjarige of een kwetsbaar persoon slachtoffer is van bepaalde strafbare feiten of wanneer er aanwijzingen zijn van gevaar voor andere minderjarigen of kwetsbare personen. De situaties waarbij het recht tot aangifte bij de procureur des Konings mogelijk is, gaan iets verder dan de ‘noodtoestand’ (zie voetnoot 2). Ook wanneer er een aanwijzing is van een gevaar, mag de melding bij de procureur namelijk gebeuren. Maar wanneer de kindermishandeling voldoet aan de voorwaarden van een ‘noodtoestand’ (acuut, onmiddellijk en reëel gevaar voor de integriteit van de minderjarige), dan zijn de principes van noodtoestand van toepassing en kunnen dus ook andere stappen ondernomen worden dan het informeren van de Procureur des Konings (zie voetnoot 3). 3 Een noodtoestand doet zich voor wanneer er een acuut, ernstig en onmiddellijk gevaar is voor de psychische of fysieke integriteit van een persoon. Wanneer het CLB een noodtoestand vaststelt, dan is de eerste plicht hulp verlenen (Art. 422 Strafwetboek). Hij mag daarbij zijn beroepsgeheim doorbreken en hoeft geen toestemming te hebben van de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken om informatie te delen met personen of instanties die hem kunnen helpen om de noodtoestand te stoppen. 4 Bij een noodtoestand kunnen alle stappen ondernomen worden die ervoor zorgen dat de noodtoestand stopt. Het is aan het CLB om in te schatten welke de best geplaatste persoon of dienst is om de noodtoestand zo snel mogelijk te doen stoppen (vb. de ouders inlichten, informeren en betrekken van de politie bij acute situaties, ambulance oproepen, inlichten van de SDJ indien zij reeds betrokken zijn en gevaar het snelst kunnen stoppen, GV betrekken, crisismeldpunt contacteren, …).

Wat doet CLB bij het verkrijgen van informatie over (vermoeden van) verontrusting (VO)?

Melding door:

CLB-actie: School

Onthaal en vraagverheldering

De school kan het CLB informeren over (vermoedens van) verontrusting die de school heeft. Bij het verkrijgen van deze informatie vraag het CLB aan de school welke stappen reeds ondernomen werden en of de leerling en ouders/opvoedingsverantwoordelijken1 op de hoogte zijn van het informeren van het CLB over deze verontrusting. Indien de school vertrouwelijkheid vraagt over de melding van verontrusting, dan wordt deze informatie onder de 'vertrouwelijkheidsexceptie' (VE) geplaatst. Deze exceptie zorgt ervoor dat de informatie (en/of het feit dat de school de informatie gaf) vertrouwelijk wordt gehouden voor de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken. Indien vertrouwelijkheid gevraagd wordt over de inhoud van de informatie, dan kan het CLB dus geen gebruik maken van deze gegevens in gesprek met leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken (behalve bij noodsituaties). Bijgevolg is het wenselijk de school te overtuigen om de VE over de inhoud te laten vervallen (zodat tenminste gebruik kan gemaakt worden van de inhoud van de informatie).

Consulteren CLB-dossier Na het verkrijgen van deze informatie zal het CLB steeds het dossier van de leerling consulteren en nagaan of reeds eerdere signalen van verontrusting werden genoteerd.

Contact met leerling en/of ouders in functie van het verder verzamelen van

informatie

Indien het CLB, na de consultatie van het dossier (en in combinatie met de melding VO door de school), de inschatting maakt dat er in het dossier elementen voorkomen die verder afgetoetst moeten worden, dan wordt contact gelegd met de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken. Het CLB neemt de regie van deze contactname op zich. Indien er geen elementen afgetoetst moeten worden, dan neemt het CLB geen contact met leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken. Deze contactname zal echter niet altijd mogelijk zijn; de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken kunnen niet bereikbaar zijn of het kan voorkomen dat een contactname een gevaarsituatie creëert voor de leerling. In dat geval, wordt in team besproken welke stappen er gezet worden (vb. consult gemandateerde voorziening, …).

Indien signalen VO: verder zetten CLB-traject. Indien niet, stopzetten CLB-

traject.

Indien, na bovenvermelde stappen, blijkt dat het CLB vermoedens van verontrusting heeft of verontrust is, dan zal het CLB beslissen om het traject met de leerling verder te zetten. Indien, na bovenvermelde stappen, blijkt dat het CLB geen vermoedens van verontrusting heeft of verontrust is, dan zal het CLB beslissen om het traject met de leerling stop te zetten.

Terugkoppeling naar aanmelder (relevante info, stopzetting ...) en

eventuele afstemming over stappen.

Na overleg met de leerling en ouders/opvoedingsverantwoordelijken wordt een terugkoppeling gedaan naar de school. De informatie die teruggekoppeld wordt, is informatie die de school nodig heeft om zijn opdracht verder te kunnen vervullen en die in overleg met de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken werd bepaald.

1 Wanneer in deze tekst gesproken wordt over ‘ouders/opvoedingsverantwoordelijken’ dan worden hiermee de ouders of (in voorkomend geval en wanneer de ouders niet in beeld zijn of wanneer de hulpverlening zich ook tot hen richt) de opvoedingsverantwoordelijken bedoeld.

Indien traject verder gezet wordt: aftoetsen VO en vrijwilligheid

Indien het traject verdergezet wordt, zal het CLB in de eerste plaats de/het (vermoeden van) verontrusting bij de leerling en de ouders/opvoedingsverantwoordelijken verder aftoetsen en nagaan of (en welke) vrijwillige hulpverlening kan opgestart worden. Indien het CLB nog bijkomende vragen heeft inzake de verontrusting of de te zetten stappen, dan kan het CLB eventueel een consult vragen bij de gemandateerde voorziening (GV).

Vaststelling VO, met vrijwilligheid en voldoende waarborgen voor de

integriteit van de leerling

Indien de verontrusting wordt bevestigd en er is vrijwilligheid, en er zijn voldoende waarborgen voor de integriteit van de leerling, dan zet het CLB het traject met de leerling en ouders/opvoedingsverantwoordelijken verder in functie van een doorverwijzing naar HV (RTJ, NRTJ, …).

Vaststelling VO zonder vrijwilligheid en/of met onvoldoende waarborgen voor

integriteit van de leerling

Indien de verontrusting wordt bevestigd en er is geen vrijwilligheid en/of er zijn onvoldoende waarborgen voor de integriteit van de leerling, dan zal het CLB aanmelden bij GV via een M-document. Het CLB zal deze beslissing steeds laten voorafgaan door een teamoverleg. In team wordt zodoende beslist of er al dan niet een aanmelding bij de GV zal gebeuren.

Vaststelling (vermoedens van) kindermishandeling (Art. 458bis)2: CLB

stelt, op basis van alle beschikbare informatie, (een vermoeden van) kindermishandeling vast. Indien

noodtoestand: zie hierna.

Wanneer het CLB, op basis van voorgaande informatie, een vermoeden van kindermishandeling vaststelt, dan zijn er verschillende opties mogelijk:

- Er wordt een consult gevraagd bij een GV inzake welke stappen best ondernomen worden en door wie. - Er wordt rechtstreeks een aanmelding gedaan bij een GV. - Er wordt rechtstreeks doorverwezen naar HV (RTJ, NRTJ, …). - Er wordt een rechtstreekse melding gedaan aan de Procureur des Konings: dit zal vooral het geval zijn

wanneer er sprake is van een acute gevaarsituatie voor de leerling.

Vaststelling noodtoestand3 Wanneer er sprake is van een noodtoestand, dan dient het CLB - zelf of met behulp van anderen – trachten deze noodtoestand te stoppen. Alle mogelijke opties zijn dan aan de orde (vb. politie contacteren, ambulance contacteren, melding PdK, …)4.

2 Artikel 458bis Strafwetboek stelt dat het CLB aangifte kan doen bij de procureur des Konings wanneer een minderjarige of een kwetsbaar persoon slachtoffer is van bepaalde strafbare feiten of wanneer er aanwijzingen zijn van gevaar voor andere minderjarigen of kwetsbare personen. De situaties waarbij het recht tot aangifte bij de procureur des Konings mogelijk is, gaan iets verder dan de ‘noodtoestand’ (zie voetnoot 2). Ook wanneer er een aanwijzing is van een gevaar, mag de melding bij de procureur namelijk gebeuren. Maar wanneer de kindermishandeling voldoet aan de voorwaarden van een ‘noodtoestand’ (acuut, onmiddellijk en reëel gevaar voor de integriteit van de minderjarige), dan zijn de principes van noodtoestand van toepassing en kunnen dus ook andere stappen ondernomen worden dan het informeren van de Procureur des Konings (zie voetnoot 3). 3 Een noodtoestand doet zich voor wanneer er een acuut, ernstig en onmiddellijk gevaar is voor de psychische of fysieke integriteit van een persoon. Wanneer het CLB een noodtoestand vaststelt, dan is de eerste plicht hulp verlenen (Art. 422 Strafwetboek). Hij mag daarbij zijn beroepsgeheim doorbreken en hoeft geen toestemming te hebben van de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken om informatie te delen met personen of instanties die hem kunnen helpen om de noodtoestand te stoppen. 4 Bij een noodtoestand kunnen alle stappen ondernomen worden die ervoor zorgen dat de noodtoestand stopt. Het is aan het CLB om in te schatten welke de best geplaatste persoon of dienst is om de noodtoestand zo snel mogelijk te doen stoppen (vb. de ouders inlichten, informeren en betrekken van de politie bij acute situaties, ambulance oproepen, inlichten van de SDJ indien zij reeds betrokken zijn en gevaar het snelst kunnen stoppen, GV betrekken, crisismeldpunt contacteren, …).

Page 12: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

26 Dossier Verontrusting en CLB

Consultatie van het dossier en aftoetsen bij de school

Deze tweede actie houdt in dat de CLB-medewerker na het verkrijgen van de informatie het CLB-dossier zal consulteren en eventueel de verontrus-ting zal aftoetsen bij de school. Aftoet-sen bij de school zal niet altijd aan de orde zijn wanneer er bijvoorbeeld geen signalen van verontrusting in het CLB-dossier voorkomen en het CLB de verontrusting kan plaatsen (vb. blauwe plekken door judolessen).

Indien een aftoetsen bij de school wél aan de orde is, dan gebeurt dit best zo transparant mogelijk. Belangrijk is dat een eerste aftoetsen ook zonder toestemming/overleg van de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken kan. Tijdens dit eerste aftoetsen wordt namelijk bij de school gepolst of zij signalen inzake verontrusting hebben (ontvangen) en of zij een eventuele verontrusting al met de ouders/leerling deelden. Op dat moment kan er vanuit het CLB geen of slechts beperkte achtergrondinformatie bezorgd worden aan de school. Bij dit eerste aftoetsen is discretie en voorzichtigheid dus geboden.

Contact met de leerling en/of de ouders/opvoedingsverantwoor-delijken

Een andere actie is een contact met de leerling of de ouders/opvoedingsverant-woordelijken. Dit contact kan ook vóór het contact met de school plaatsvinden, afhankelijk van de concrete casus en eerdere contacten of afspraken met de leerling of ouders/opvoedingsverantwoor-delijken. Dit eerste contact kan soms moeilijk zijn (vb. doordat de ouders onbereikbaar zijn of zich zo opstellen) of kan in sommige situaties zelfs een gevaarsituatie voor de leerling creëren. Is dit het geval, dan wordt best in het CLB-team besproken welke stappen er gezet kunnen/moeten worden (vb. contact met de ouders even uitstellen en verder werken met het kind, een consult bij een gemandateerde voorziening vragen).

Traject verderzetten/stoppen en terugkoppeling

Afhankelijk van de beoordeling van de verkregen informatie over de verontrus-ting, wordt het traject vervolgens verderge-zet of stopgezet. Binnen dit proces zal ook een terugkoppeling over de opvolging van de verontrusting naar de persoon die

Caleidoscoop jg. 29 nr. 1

deze actie vermeld. Het CLB zal namelijk altijd de actor onthalen en de vraag en/of informatie beluisteren. Het CLB probeert op dat moment ook na te gaan of de leerling en/of zijn ouders/opvoedingsverantwoordelijken op de hoogte zijn van de informatie-uitwisse-ling door de actor.

Het kan zijn dat de persoon die de informatie aan het CLB bezorgt (vb. de oma), niet wil dat de ouders of leerling weet hebben van het contact met het CLB. Is dit het geval, dan zal het CLB deze vraag naar vertrouwelijkheid moeten respecteren en de identiteit van de persoon onder de ‘vertrouwelijk-heidsexceptie’ plaatsen in het leerlingen-dossier (LARS).

De actor kan daarnaast vragen om ook de inhoud van de informatie onder de vertrouwelijkheidsexceptie te plaatsen. Het CLB zit dan in een lastig pakket, aangezien er geen gebruik gemaakt kan worden van deze gegevens (vb. in gesprek met leerling/ouders). Dit wordt best goed geduid naar de persoon die deze (uitgebreide) vertrouwelijkheid vraagt. Indien men ook na deze duiding geen toestemming verkrijgt, kan deze verkregen informatie enkel in noodsitua-ties gebruikt worden (zie verder).

Consultatie van het dossier en aftoetsen bij de school (foto: Alejandro Escamilla)

Page 13: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

27

Cal

eido

scoo

p jg

. 29

nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

Wat betekent dit voor Anna en Jonas?

Aan het begin van dit dossier over CLB en verontrusting schetsten we de situatie van Anna en Jonas. De CLB-medewerker heeft hierbij verschillende vragen:

• Wij willen vooral dat de kinderen zo snel mogelijk geholpen worden en de consulenten een juist beeld krijgen van het gezin. Wanneer kunnen wij ons beroepsgeheim doorbreken? Kan het begrip ‘noodtoestand’ hier ingeroepen worden?

• Kan het CGG gemakkelijker haar beroepsgeheim doorbreken dan wij vanuit het CLB (of is de wetgeving dezelfde)?

• Kunnen/mogen wij opgeroepen worden door de jeugdrechtbank om met alle hulpverleners rond de tafel te zitten? Wat mogen wij wel en niet zeggen?

• Kan de school ook betrokken worden in dit overleg? Of eventueel apart gehoord door de consulent? (Gezien de school heel concreet kan beschrijven met welke verhalen kinderen naar school komen.) Zij hebben ambtsge-heim en geen beroepsgeheim … Hebben zij meer spreekrecht dan? Moeten wij naar hen verwijzen?

De informatie uit dit dossier over CLB en verontrusting laat ons toe deze vragen te beantwoorden.

Wanneer kunnen wij ons beroeps-geheim doorbreken? Kan het begrip ‘noodtoestand’ hier ingeroepen worden?

Er zijn verschillende situaties waarbij wij ons beroepsgeheim mogen doorbreken. Bij (acute) vermoedens van kindermishan-deling, mogen wij ons beroepsgeheim bijvoorbeeld doorbreken naar de procureur des Konings. Aangezien de casus nu al bij de jeugdrechtbank zit (en dus al een welbepaalde justitiële weg afgelegd heeft), is dit hier wellicht niet de “

Het recht op informatie van de ouders is ondergeschikt aan het belang van de leerling.

het CLB de informatie over de verontrus-ting gaf, overwogen moeten worden.

De terugkoppeling zal echter niet zomaar kunnen gebeuren en is afhankelijk van wie de persoon of actor is. Ze is dus aan bepaalde voorwaarden verbonden. Een terugkoppeling van relevante informatie naar de school zal bijvoorbeeld enkel kunnen na overleg met de leerling of de ouders/opvoedingsverantwoordelijken (waarbij dan samen bekeken wordt welke informatie er op welke manier doorgege-ven wordt, met het recht op informatie van de school als basis). Een terugkoppe-ling naar een derde (vb. een verontruste buurman) zal enkel kunnen na schriftelijke toestemming van de leerling of ouders/opvoedingsverantwoordelijken. Per actor geven we op de fiches de randvoorwaar-den mee. Van deze randvoorwaarden kan enkel afgeweken worden bij noodsituaties (zie verder).

Verder aftoetsen verontrusting en vrijwilligheid

Indien er verontrusting is, dan zal het CLB - samen met de leerling en ouders/opvoedingsverantwoordelijken - deze verontrusting verder onderzoeken en de vrijwilligheid voor een doorverwijzing naar rechtstreeks of niet-rechtstreeks toeganke-lijke jeugdhulp aftoetsen.

Als er vrijwilligheid is én er zijn voldoende waarborgen voor de veiligheid van het kind (of de kinderen), dan verwijst het CLB het gezin door naar rechtstreeks of niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp. Indien er geen vrijwilligheid is of er zijn onvoldoende waarborgen voor de veiligheid van de kinderen, dan zal het CLB een aanmelding doen bij een gemanda-teerde voorziening (zie hierboven).

Vermoeden van kindermishandeling en noodsituatie

Elke fiche beschrijft twee specifieke situaties die kunnen voorkomen bij een onderzoek naar een verontrusting: een vermoeden van kindermishandeling en een noodsituatie. Bij een vermoeden van kindermishandeling kan een melding naar de procureur des Konings gedaan worden. Bij een noodsituatie wordt het beroepsge-heim ondergeschikt aan de verplichting tot hulpverlenen en de noodsituatie te stoppen.

Page 14: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

28

Caleidoscoop jg. 29 nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

beste optie. Deze optie is eerder aan de orde wanneer nog geen instanties op de hoogte zijn en de situatie zeer acuut is.

Daarnaast mogen wij bij verontrusting alle relevante informatie bezorgen aan de gemandateerde voorzieningen. Het Ondersteuningscentrum Jeugdhulp is in deze casus echter al betrokken en een aanmelding is wellicht niet meer aan de orde. Het is wel steeds opportuun om contact op te nemen met de gemanda-teerde voorziening en de beschikbare informatie samen te bespreken in functie van verder te zetten stappen.

Een derde mogelijkheid is - met (indien mogelijk) toestemming van de leerlingen - de informatie te bezorgen aan de sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp. Dit lijkt hier de beste optie te zijn. Zeker gezien ten minste een kind bekwaam is en zelfstandig een toestemming zal kunnen geven tot informatie-uitwisseling (zie ‘Bekwaamheid’). Jonas is 15 jaar en wordt vermoed bekwaam te zijn en kan dus zelfstandig toestemmen. Ook Anna die 11 jaar is kan bekwaam zijn (indien dit het geval is, dan wijk je wel af van het vermoeden van bekwaamheid en moet je dit dus beargumenteren in het dossier van deze leerling). Als beide kinderen bekwaam zijn, dan kunnen zij zelfstandig toestemming geven voor het doorgeven van informatie aan de sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp (vader en moeder hebben dan geen beslissingsrecht meer). Bij een toestemming tot informatie-uitwisseling kan je vervolgens de noodzakelijke gegevens in het belang van de kinderen bezorgen aan de sociale dienst gerechte-lijke jeugdhulp.

Kan hier de noodtoestand ingeroepen worden? Dit is in principe mogelijk, maar moeilijk in te schatten op basis van de (beknopte) casusinformatie. Om te kunnen spreken van een noodsituatie moet er sprake zijn van een onmiddellijk en ernstig gevaar voor de integriteit van de kinderen. Ik zou deze optie enkel gebruiken indien bovenvermelde opties geen oplossing hebben geboden. Je bespreekt dit dan best binnen je CLB-team. Indien je de situatie als noodtoe-stand bestempelt, dan kan je in het belang van de leerlingen alle informatie die nodig is om de noodsituatie te stoppen bezorgen aan de sociale dienst (en dit ook zonder toestemming van de leerlingen) of

kan je andere stappen nemen die je noodzakelijk lijken om de noodsituatie te stoppen.

Bij alle opties is het belangrijk dit transpa-rant naar de kinderen en ouders toe te lichten zodat het vertrouwen niet (of zo weinig mogelijk) geschaad wordt.

Kan het CGG gemakkelijker haar beroepsgeheim doorbreken dan wij vanuit het CLB (of is de wetgeving dezelfde)?

Sinds de recente wijziging in de IJH-regel-geving heeft het CLB dezelfde regelgeving als de andere actoren binnen de Integrale Jeugdhulpverlening. Dit impliceert dat het CLB, net als de andere actoren binnen IJH, onderling informatie mag delen voor zover deze informatie noodzakelijk is, in het belang van de leerling én er zo veel mogelijk getracht wordt de instemming te verkrijgen van de betrokkenen. Voorheen was de CLB-regelgeving iets strikter en werd een schriftelijke instemming van de betrokkenen vooropgesteld.

Een andere verklaring voor een verschil in de mate van informatie-uitwisseling kan zijn dat de andere actoren rond de tafel deze situatie wél als noodsituatie beschouwen (omdat zij over andere/meer informatie beschikken) en zij door deze inschatting geneigd zijn om meer informatie te delen om de noodsituatie te stoppen.

Kunnen/mogen wij opgeroepen worden door de jeugdrechtbank om met alle hulpverleners rond de tafel te zitten? Wat mogen wij wel en niet zeggen?

De sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp is een van de actoren binnen Integrale Jeugdhulpverlening waarmee het CLB een gedeeld beroepsgeheim heeft. Deze actor kan dus aan het CLB (en eventuele andere actoren) vragen om noodzakelijke informatie uit te wisselen in het belang van de minderjarige en mits (indien mogelijk) toestemming van de betrokke-nen.

Als er rond de tafel enkel actoren aanwezig zijn die zich situeren binnen Integrale Jeugdhulp, dan is er een gedeeld beroepsgeheim. Dit impliceert dat alle noodzakelijke gegevens in het belang van

de minderjarige én mits (indien mogelijk) toestemming, kunnen uitgewisseld worden. Er moet hierbij dus geprobeerd worden om de toestemming van de persoon op wie de gegevens betrekking hebben te verkrijgen. In deze casus zal dit wellicht geen probleem zijn, aangezien het om gegevens over de kinderen gaat en de bekwame kinderen de noodzaak van deze informatie-uitwisseling hoogst-waarschijnlijk zullen volgen. Indien de toestemming van de kinderen echter niet verkregen kon worden (vb. omdat het niet lukte om hen vertrouwelijk te spreken op school), maar je vermoedt dat je de toestemming wel zal verkrijgen van zodra je ze kan spreken, dan kan noodzakelijke informatie toch uitgewis-seld worden in het belang van deze leerlingen. Hierbij is het wel cruciaal dat je deze beslissing, waarbij je afwijkt van het basisprincipe van toestemming, motiveert in het dossier van de leerlingen.

Als er rond de tafel ook actoren buiten Integrale Jeugdhulp zitten (vb. huisarts), dan is er geen gedeeld beroepsgeheim meer en moet er steeds schriftelijke toestemming zijn van de bekwame leerling of de ouders/opvoedingsverant-woordelijken van de onbekwame leerling om informatie uit te wisselen. In deze casus wordt de huisarts ook mee uitgenodigd. In dat geval moet dus een schriftelijke toestemming gevraagd worden aan de leerlingen om informatie met de huisarts uit te wisselen. Deze toestemming kan concreet schriftelijk genoteerd worden in het dossier (LARS).

Kan de school ook betrokken worden in dit overleg? Of eventueel apart gehoord worden door de consulent? (Gezien school heel concreet kan beschrijven met welke verhalen kinderen naar school komen?)

Een school kan inderdaad ook betrokken worden in dit overleg. Er is dan echter geen gedeeld beroepsgeheim meer aangezien er binnen een school een ambtsgeheim is en de school daarenbo-ven geen actor is binnen de Integrale Jeugdhulpverlening. De beste optie lijkt hier inderdaad dat de sociale dienst gerechtelijke jeugdhulp de school apart hoort.

nnn

Page 15: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

29

Cal

eido

scoo

p jg

. 29

nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

• Actoren binnen Integrale Jeugdhulp- verlening: hiermee worden volgende actoren bedoeld: de toegangspoort, de gemandateerde voorzieningen, de sociale diensten, de jeugdhulpaanbieders en de andere personen en voorzieningen die jeugdhulpverlening aanbieden (Agentschap Jongerenwelzijn, Algemeen Welzijnswerk, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, Centra voor Leerlingenbege-leiding, Kind & Gezin, Centra voor Integrale Gezinszorg, Vlaams Agentschap voor Personen met het Handicap).

• Anderen: dit is een begrip dat gebruikt wordt in de CLB-regelgeving om iedereen behalve de leerling, de ouders, de opvoedingsverantwoorde-lijken als de ouders niet in beeld zijn, het schoolpersoneel, de procureur des Konings bij vermoeden kindermishandeling of bij een schriftelijke vraag, de rechter, de gemandateerde voorzieningen en de actoren binnen IJH te omschrijven. Bv. huisarts, OCMW-medewerker, zelfstandig logopedist, stiefvader als de ouders in beeld zijn, zelfstandig psycholoog.

• Bekwaamheid van de leerling: een leerling beschikt over een aantal rechten binnen de CLB-begeleiding. Deze rechten (vb. recht op informatie, recht op participatie, recht op verzet, recht op een vertrouwenspersoon) kunnen door de leerling volledig zelfstandig uitgeoefend worden. Enkel voor de volgende 3 rechten moet hij ‘bekwaam geacht’ worden vooraleer hij de rechten alleen mag uitoefenen: het recht om toe te stemmen met de leerlingbegeleiding, het recht op toegang tot het dossier en het recht om niet tegen zijn wil gescheiden te worden van zijn ouders (dit laatste recht is niet van toepassing binnen de CLB-begeleiding). Indien hij bekwaam geacht wordt, dan oefent hij de rechten zelfstandig uit en beslissen zijn ouders niet mee. Hij beslist dan bijvoorbeeld zelf of hij CLB-bege-leiding wenst of niet en wie toegang krijgt tot

zijn dossier. Heeft de begeleiding echter ook rechtstreeks betrekking op de ouders en/of op de opvoedingsverantwoordelijken, dan beslissen de ouders en/of opvoedingsverantwoordelijken wél mee. Een doorverwijzing naar de toegangs-poort bijvoorbeeld, gebeurt steeds met toestemming van zowel de bekwame leerling als van de ouders/opvoedingsverantwoordelijken.

De wetgever heeft - om het iets gemakkelijker te maken voor de hulpverlener - een vermoeden van bekwaamheid ingevoerd vanaf de leeftijd van 12 jaar, maar hier kan wel van afgeweken worden (vb. op basis van maturiteit, persoonlijkheidsken-merken, ervaring). Het vaststellen van de bekwaamheid van de leerling gebeurt in een gesprek met de leerling en eventueel in gesprek met zijn ouders, het team … De netoverstij-gende werkgroep DRM ontwikkelde het document ‘Visie van de netoverstijgende werkgroep DRM met betrekking tot bekwaam-heid’ (6) dat de CLB-medewerker kan helpen om de inschatting van de bekwaamheid te maken.

• Consult: hiermee wordt de consultfunctie van de gemandateerde voorziening bedoeld. Dit consult is erop gericht de CLB-medewerker te informeren over de werking van de gemanda-teerde voorziening, een verontrusting helder te krijgen en na te gaan welke stappen er nog gezet kunnen worden alvorens een aanmelding te doen bij een gemandateerde voorziening. Een dergelijk consult kan anoniem gebeuren.

• Gedeeld beroepsgeheim: het gedeeld beroepsgeheim omvat het delen van noodzake-lijke informatie met een andere hulpverlener die ook beroepsgeheim heeft en die binnen eenzelfde finaliteit (= hulpverleningscontext) handelt.

• Gemandateerde voorzieningen: er zijn twee gemandateerde voorzieningen, het Vertrouwens-centrum Kindermishandeling (VK) en het Ondersteuningscentrum Jeugdzorg (OCJ). Een

consult of aanmelding bij een gemandateerde voorziening gebeurt steeds in het kader van een verontrusting met vermoeden van maatschap-pelijke noodzaak.

• Gezamenlijk beroepsgeheim: het gezamenlijk beroepsgeheim omvat het delen van relevante informatie met een andere hulpverle-ner die ook beroepsgeheim heeft en werkt binnen eenzelfde hulpverleningsteam.

• Interveniërend casemanagement: bij het interveniërend casemanagement neemt de gemandateerde voorziening een interveniërende positie in. De gemandateerde voorziening initieert daarbij (het voortzetten van) de hulpverlening en bepaalt de contouren van de hulpverlening. Er ontstaat een actieve driehoeks-verhouding tussen de gemandateerde voorziening, het cliëntsysteem en de hulpverle-ner.

• Jeugdhulpaanbieders: de personen die jeugdhulp aanbieden vanuit de volgende sectoren: Agentschap Jongerenwelzijn, Algemeen Welzijnswerk, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, Centra voor Leerlingenbege-leiding, Kind en Gezin, Centra voor Integrale Gezinszorg, Vlaams Agentschap voor Personen met het Handicap.

Verontrust van A tot Z

Het komt regelmatig voor dat een CLB-medewerker

wordt opgeroepen voor een verhoor door een (onder-zoeks)rechter in het kader

van een onderzoek naar verontrusting of kindermis-

handeling.

(foto: Diomari Madulara)

Page 16: Verontrusting en CLB 1 15.pdf17 Caleidoscoop jg. 29 nr. 1 Dossier Verontrusting en CLB aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooi-ingskansen in

30

Caleidoscoop jg. 29 nr. 1

Dossier Verontrusting en CLB

• Maatschappelijke noodzaak: de samenleving vindt het nodig om tussenbeide te komen in een verontrustende situatie, bijvoorbeeld als de hulpverlening niet goed loopt omdat een jongere of zijn ouder niet meer willen of kunnen meewerken. Het zijn de gemandateerde voorzieningen die de inschatting maken of er sprake is van maatschappelijke noodzaak.

• M-document: dit is het ‘motivatiedocument’ waarmee een jeugdhulpaanbieder (vb. het CLB) een verontrustende situatie kan aanmelden bij een gemandateerde voorziening. Er is geen toestemming nodig van de leerling/ouders/opvoedingsverantwoordelijken om dit M-document te bezorgen aan de gemandateerde voorziening, maar zij moeten hier wel van op de hoogte gebracht worden. Als het M-document ontvankelijk verklaard wordt, dan start de gemandateerde voorziening een formeel onderzoek van de verontrustende situatie.

• Observerend casemanagement: bij het observerend casemanagement neemt de gemandateerde voorziening een observerende positie in. De mandateerde voorziening initieert daarbij (het voortzetten van) de hulpverlening en bepaalt de contouren van de hulpverlening, maar het hulpverleningstraject wordt autonoom bewandeld door de cliënt en de hulpverlener. Deze manier van opvolging bestaat sinds maart 2016 niet meer voor het OCJ: zij volgen sinds dan steeds interveniërend op. De Vertrouwens-centra Kindermishandeling maken wel nog gebruik van dit observerend casemanagement.

• Ouders: het Besluit betreffende het multidisci-plinair dossier in de centra voor leerlingbegelei-ding (7) beschrijft de ‘ouders’ in artikel 1, 6° als ‘de titularissen van het ouderlijk gezag of de personen die in rechte een leerling onder hun bewaring hebben’.

• Opvoedingsverantwoordelijken: het Decreet betreffende de integrale jeugdhulp (2) beschrijft de ‘opvoedingsverantwoordelijke’ in artikel 2, §1, 41° als ‘andere natuurlijke personen dan de ouders die de minderjarige op duurzame wijze in feite onder hun bewaring hebben of bij wie de minderjarige geplaatst is door bemidde-ling of ten laste van een openbare overheid’. Dit zijn bijvoorbeeld de grootouders, de stiefouder, de partner van een van de ouders of om het even welke derde die de minderjarige feitelijk opvoedt. Deze personen zijn geen titularis van het ouderlijke gezag maar staan zeer dicht bij de minderjarige aangezien ze een opvoedende taak uitoefenen. Daarnaast vallen ook de personen bij wie de minderjarige geplaatst is door toedoen van de toegangspoort of de jeugdrechtbank en de pleegouders onder deze defi nitie.

Het Decreet betreffende de integrale jeugdhulp geeft de opvoedingsverantwoordelijken een welbepaalde positie:- De opvoedingsverantwoordelijken krijgen

evenveel beslissingsrecht binnen de Integrale Jeugdhulpverlening (dus ook binnen het CLB) als de ouders wanneer de hulpverlening zich ook naar hen toe richt (vb. een plaatsing van de leerling zal ook op hen impact hebben en zij moeten hier dan ook mee kunnen over beslissen). De opvoedingsverantwoordelijken moeten in dat geval ook alle informatie verkrijgen die relevant is om deze beslissing te

nemen (vb. alle briefwisseling van de toegangspoort, gemandateerde voorzieningen). Binnen de CLB-begelei-ding zal het niet vaak voorkomen dat er een rechtstreekse impact is op de opvoedingsverantwoordelijken. De CLB-begeleiding richt zich voornamelijk naar de leerling zelf.

- De opvoedingsverantwoordelijken kunnen in naam van de ouders beslissingen nemen binnen de Integrale Jeugdhulpverlening (dus ook binnen het CLB) wanneer de juridische ouders niet in beeld zijn (niet te lokaliseren, niet in staat om beslissing te nemen …). De opvoedingsverantwoordelijken moeten in dat geval alle informatie verkrijgen die relevant is om deze beslissing te nemen (en hebben dan ook toegangsrechten tot het CLB-dossier). Wanneer de ouders wél in beeld zijn, beslissen de ouders autonoom en hebben de opvoedingsver-antwoordelijken dus geen medebeslis-singsrecht (behalve wanneer de begeleiding zich ook naar de opvoedings-verantwoordelijke zou richten).

• Schuldig verzuim: dit begrip is opgenomen in artikel 422bis van het Strafwetboek en voorziet een wettelijk kader om de ethische verplichting tot hulp en solidariteit afdwingbaar te maken. Schuldig verzuim houdt concreet in dat je mensen in nood geen hulp geboden hebt terwijl je getuige was van de feiten, of dat je geen maatregelen genomen hebt bij dreiging van groot gevaar.

• Vermoeden van maatschappelijke noodzaak: dit vermoeden vindt plaats wanneer de CLB-medewerker al het mogelijke heeft geprobeerd binnen zijn verantwoordelijkheid om de verontrusting op te volgen, maar een tussenkomst van een gemandateerde voorziening nodig blijkt om binnen de vrijwillige hulpverlening te kunnen blijven. Het is vervolgens de gemandateerde voorziening die de inschatting maakt of er wel degelijk sprake is van maatschappelijke noodzaak (= de noodzaak dat de maatschappij tussenkomt).

• Verontrustende situatie: Het IJH-decreet (2) beschrijft verontrusting in artikel 2, 54° als ‘een situatie die de ontwikkeling van een minderjarige bedreigt doordat zijn psychische, fysieke of seksuele integriteit of die van een of meer leden van zijn gezin wordt aangetast of doordat zijn affectieve, morele, intellectuele of sociale ontplooiingskansen in het gedrang komen, waardoor het aanbieden van jeugdhulpver-lening maatschappelijk noodzakelijk kan zijn’.

Referenties bij Dossier Verontrusting en CLB

(1) INTERNETTENWERKGROEP ‘CLB-OPDRACHT BINNEN IJH’ (2016). De centra voor leerlingenbegelei-ding (CLB) in de context van de Integrale Jeugdhulp.

(2) Decreet betreffende de integrale jeugdhulp. (2013, 12 juli). Geraadpleegd op https://codex.vlaanderen.be/PrintDocument.ashx?id=1023237&datum=&geannoteerd=false&print=false

(3) http://www.signaallijst.be/

(4) Decreet betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding. (1998, 1 december). Geraadpleegd op https://codex.vlaanderen.be/PrintDocument.ashx?id=1006595&datum=&geannoteerd=false&print=false

(5) NETOVERSTIJGENDE WERKGROEP DRM (2016). Richtlijnen informatiedeling parket – hulpverlening.

(6) NETOVERSTIJGENDE WERKGROEP DRM (2009). Visie van de netoverstijgende werkgroep DRM met betrekking tot bekwaamheid.

(7) Besluit van de Vlaamse regering van 8 juni 2001 betreffende het multidisciplinair dossier in de centra voor leerlingenbegeleiding (BS, 11 september 2001)

In dit dossier wordt verwezen

naar documenten (bv. visietek-

sten, fi ches) en netoverstijgende

afspraken binnen de CLB’s.

Deze teksten zijn bij de verschil-

lende centrumnetten van CLB

terug te vinden:

- Voor VCLB zijn de documenten te vinden op het VCLB-intranet, Beleid en Organisatie, CAJO, AZ-woordenlijst.

- Voor OVSG/POV zijn de documenten te vinden in de maandelijkse POCket-info of op het extranet van OVSG.

- Voor GO! zijn de documenten te vinden op Smartweb GO!, Centrum voor Leerlingbegeleiding, Leerlingengebonden aanbod en schoolondersteuning, Domeinover-schrijdend.

1 De Internettensamenwerkingscel of ISC is een infor-meel overleg van vertegenwoordigers van de drie centrumnetten (vier koepels) van de CLB’s. De ISC overlegt over actuele beleidsontwikkelingen die de CLB-sector beïnvloeden en neemt sectorale stand-punten in. De ISC is ook het aanspreekpunt voor externe partners en legt zelf contacten met andere partners uit de welzijns- en gezondheidssector.