Verkennend onderzoek: Duurzame doorkijk naar een ... › sites › kelvin...De gebouwde omgeving in...
Transcript of Verkennend onderzoek: Duurzame doorkijk naar een ... › sites › kelvin...De gebouwde omgeving in...
10-4-2018
Verkennend onderzoek: Duurzame doorkijk naar een aardgasloze verkavelingswijk Case-onderzoek te Turnhout
Auteur: Wouter Cyx Review: Xavier Van Mierlo & Stijn Van Gorp Projectnummer: 17_03 Versie: A
1
Management samenvatting PROJECTCONTEXT
De gebouwde omgeving in Vlaanderen zal tegen uiterlijk 2050 volledig afgestapt moeten zijn van het
gebruik van fossiele brandstoffen voor de residentiele warmtevraag. Er zullen dus
transformatiescenario’s moeten komen die passen op maat van de omgeving. Energiebesparing en
verduurzaming worden in de huidige broeikasgasemissiemodellen voor de gebouwde omgeving echter
vaak louter technocratisch doorgerekend. Te vaak wordt gefocusseerd op de technologie achter de
uitdaging en gaat men voorbij aan de ruimtelijke impact van de energietransitie en het realiseren van
draagvlak voor doortastend beleid in deze enorme opgave.
De ambitie van dit project is om openingen te vinden naar een mogelijke aanpak en om
beleidsaanbevelingen te formuleren om tot een gedragen ambitieus energiebeleid te komen. Via
participatie met bewoners is gezocht naar de actiebereidheid en draagvlak voor dit ambitieus
energiebeleid. Deze bottom-up aanpak staat in contrast tot de huidige Vlaamse beleidscultuur die
sterk top-down georiënteerd is en daardoor bijgevolg weinig beslissingsruimte laat op het lokale
niveau. Er is nood aan meer ruimtelijke/ praktische visualisaties van de impact van de renovatieopgave.
Deze oefening is gericht op de Verkavelingstypologie. Vlaanderen telt immers vele verkavelingswijken
uit de jaren ’60, ‘70, ’80 en ’90 van vorige eeuw tot en met begin 2000. Bijna 1 op 4 Vlamingen woont
op een verkaveld perceel. Op stedenbouwkundig vlak zijn er een aantal typerende, specifieke
vaststellingen over “de verkavelingswijk”:
De bebouwing is monofunctioneel & monotypologisch;
Doorgaans is er geen openbaar vervoer aanwezig op wandelafstand;
Het openbaar domein is schraal, de privatieve tuin relatief groot;
De densiteit is er laag tot zeer laag waardoor de werkelijke kost voor nutsinfrastructuur er
relatief hoog is;
Vele bestaande verkavelingswoningen kampen met een ondermaatse energie-efficiëntie door
een gebrek aan (handhaving van) stringente bouwnormen tijdens de oprichtingsfase;
De verwarming van verkavelingswijken gebeurt overwegend via aardgas.
Ondanks de kritieken op de verkavelingswijk blijft deze woonvorm voor vele (werkende) Vlamingen
een ideaal. De rust tegenover de stad, de privacy (in eigen tuin), speelruimte voor de kinderen, eigen
parkeerruimte voor de auto(‘s) zijn maar enkele van de gesmaakte kenmerken. Daarnaast is ook het
individuele beschikkingsrecht over de woning een belangrijk voordeel tegenover wonen in mede-
eigendom.
In het Vlaamse beleid is de lange-termijndoelstelling naar voren geschoven dat iedere woning in
Vlaanderen zou moeten voldoen aan een EPC-score ≤ 100. Het gemiddelde kengetal van de EPC-score
in Vlaanderen is EPC=350 kWh/m². De nodige inspanningen zijn dus aanzienlijk. Meer dan drie kwart
van de Vlaamse woningen is immers gebouwd zonder dat aan enige energiewetgeving is moeten
worden voldaan. Een energie-efficiënte bouwschil is primordiaal indien we op massale schaal een
duurzame warmtevoorziening willen uitbouwen. Slechts 0,5 tot 0,7% van de Vlaamse huishoudens
beschikt over een warmtepomp. Meer dan 90% tot 95% verwarmd o.b.v. fossiele brandstoffen.
OVER DE CASE: JEF BUYCKXSTRAAT
Het opzet van deze studie was om een aantal van de hierboven geschetste problematieken en
mogelijke oplossingen na te gaan binnen een veilige en wel afgebakende case-omgeving. Voor het
2
case-onderzoek werd daarom de wijk van de Jef Buyckxstraat te Turnhout geselecteerd. De wijk is
gelegen ten zuiden van het stadscentrum en de Turnhoutse ring.
De buurt van de Jef Buyckxstraat werd doorheen verschillende decennia in verschillende fasen
ontwikkeld. De Jef Buyckxstraat kent verschillende types van bebouwing die in bepaalde tijdsperiodes
als sociale groepsbouw (sociale koopwoningen) werden gerealiseerd. De buurt telt 204 woningen
waarvan 28% vrijstaand, 67% halfopen en 4% rijwoningen. (ca. 13 woningen/ ha)
BEPALING VAN HET RENOVATIEPOTENTIEEL
Om het renovatiepotentieel te bepalen werden een viertal hoofdscenario’s berekend:
Tegenover de huidige netto-energiebehoefte voor ruimteverwarming zou een daling van 40% mogelijk
zijn indien alle woningen de basisrenovatie ondergaan. Wanneer overal een ingrijpende energetische
renovatie wordt uitgevoerd bedraagt de besparing zelfs tot 75%. De aangehaalde besparingen zijn
theoretische besparingen. In realiteit lijkt het onwaarschijnlijk dat deze besparing kan worden
gerealiseerd aangezien een deel van de besparing zal opgaan in de comfortverhoging en nonchalance
van de bewoners. De besparingsrange zal in praktijk dus eerder te schommelen rond 25 à 50% op de
energiebehoefte voor verwarming.
Het gasverbruik zou bij de gewone basisrenovatie zo’n 20% lager uit kunnen vallen dan momenteel.
Bij toepassing van een basisrenovatie op basis van hybridewarmtepompen kan dit gasverbruik verder
3
dalen tot 1/5e van het huidige gasverbruik. In dat scenario zou het elektriciteitsverbruik zo’n 40% van
de finale energiemix voor ruimteverwarming uitmaken.
Bij uitvoering van een ingrijpende
energetische renovatie kan aardgas
zelfs helemaal worden ontkoppeld
in de wijk en blijft er een resterend
elektriciteitsverbruik over dat in
omvang 14% van het huidige finale
energieverbruik bedraagt voor
invulling van de warmtevraag.
Op jaarbasis zou deze
elektriciteitsvraag volledig ingevuld
kunnen worden met de productie
van lokale hernieuwbare energie via
zonnepanelen. Er is immers
ruimschoots geschikte
dakoppervlakte in de wijk aanwezig
om het volledige verbruik van de
warmtepompen en het reguliere
elektrisch verbruik voor
huishoudelijke toepassingen op te
vangen. Mogelijks impliceert deze
maatregel wel de nood aan een
buurtbatterij of verzwaring van de
elektriciteitsdistributie.
Tegenover de huidige situatie zien
we dat een gewone basisrenovatie
20% aan CO2-uitstoot zou kunnen
opleveren. Bij toepassing van de
hybride warmtepompen neemt de
uitstootdaling verder toe tot 60%-
reductie. In geval van de all-electric oplossing met het huidige elektrisch productiepark zouden we nog
slechts 20% van de huidige CO2-uitstoot behalen, een reductie van 80%! Wanneer we de benodigde
elektriciteit 100% hernieuwbaar opwekken bekomen we een quasi nuluitstoot van CO2.
De investeringskost per woning bedraagt voor de basisrenovatie 30 000 à 35 000 EURO inclusief BTW
(exclusief subsidies). En voor de ingrijpende renovatie tussen de 57 000 en 85 000 EURO inclusief BTW
(exclusief subsidies). De energiebesparing volgt helaas niet de toename van de investering waardoor
de economische efficiëntie aan de huidige energieprijzen ontoereikend het renoveren motiveert. De
terugverdientijden bedragen langer dan 27 jaar of meer, i.f.v. het woningtype en renovatiescenario.
Niet alle investeringen (zoals bijvoorbeeld in nieuwe ramen) kunnen volledig besloten worden o.b.v.
van energiebesparing. Ook aspecten zoals comfortwinst moeten mee in rekening worden gebracht.
DE KRACHT VAN WIJ(KEN)
Wijkrenovatietrajecten en groepsaankopen kunnen een belangrijk deel van de oplossingspuzzel zijn
omdat:
4
Er kan een hogere korting bedongen worden dan wanneer men individueel zou handelen.
Het proces laat toe een gezamelijke en betere kwaliteitscontrole uit te voeren;
De betrokkenheid van een professionele facilitator kan zorgen voor meer efficiëntie (en
minder chaos & doorlooptijd) in het proces;
Op buurtniveau kan een katalyserend aanzuigeffect beginnen meespelen (peer pressure)
doordat buren van elkaar beginnen vaststellen dat ze interesse hebben of overgaan tot
energiemaatregelen.
Na de wijkselectie is het een zaak om voet
aan de grond te krijgen in de wijk,
bijvoorbeeld door de buurtvereniging
aan te spreken. Nadat het contact met de
buurt is gelegd, is het van belang om zo
snel als mogelijk als buitenstaander te
internaliseren in de buurt. Dit moet
gepaard gaan met het creëren van
vertrouwen en een buurtdynamiek over
het opgezette project. Hiervoor moeten
verschillende communicatiekanalen
uitgekozen worden om met de
verschillende micro-netwerken in de wijk
te connecteren. De inzet van incentives
(bijvoorbeeld cadeaubonnen) kan de
deelnamegraad verhogen. Het opzetten
van een groepsaankoop gaat dus over de stapsgewijze opbouw van engagement.
OVER RUIMTE EN ENERGIE
Er is een stevige relatie tussen de invulling van de ruimte en de energetische afdruk ervan. Structurele
verdichting van een verkavelingswijk als de Jef Buyckxstraat lijkt uitgesloten op korte of middellange
termijn aangezien op dit moment het politieke en sociologische draagvlak en de economische en
reglementaire impuls er voor ontbreken. Het potentieel voor verdichting op kavel overschrijdend
niveau lijkt beperkt aanwezig en lijkt zich vooral te situeren in de oudere delen van de wijk. Door het
vrijwillig samenvoegen van grotere percelen ontstaan kansen voor kleinschalige verdichting en
versnelde sloop & herbouw. Van de verdichtingsstrategieën op kavelniveau lijken de bovenbouw
(optopping) enerzijds en de achterbouw (met zorgwoningen) anderzijds het meest realistisch. De
impact op vlak van duurzaamheid is hier eerder beperkt. De nood aan levensbestendig wonen is wel
een pertinente vraag, gezien vele oudere bewoners graag in de wijk willen blijven wonen maar de
typologie hiervoor ontbreekt.
De mate waarin energierenovatie impact heeft op de ruimtelijke kwaliteit is afhankelijk van de
voorgestelde renovatieoplossingen. De ruimtelijke effecten die mogelijks optreden zijn:
1. De bouwlijn moet worden overschreden om bijvoorbeeld isolatie te kunnen integreren;
2. De harmonie in het straatbeeld qua vormgeving of kleuraccenten dreigt te worden aangetast;
3. Er zijn intern constructieve ingrepen nodig (met impact op de draagconstructie) om
bijvoorbeeld ruimtes te herschikken om een geschikte technische ruimte te creëren;
Het is essentieel dat de vergunningverlenende overheid met voldoende openheid van geest, en bij
voorkeur proactief (bijvoorbeeld zoals de woonomgevingsplannen van IOK), kandidaat-renoveerders
benadert om tot kwalitatieve renovatieoplossingen te komen. Het systematisch weigeren van
aanvragen kan een rem plaatsen op het renovatiepotentieel. Anderzijds kunnen bouwheren en
5
architecten op zoek gaan naar oplossingen inzake materialisatie, kleuren, symmetrie enz. om de
nieuwe situatie zoveel als mogelijk kwaliteitsvol in te passen.
ENERGIEPRAAT IN DE STRAAT
Tijdens het project vond een bewonersbevraging plaats waaruit enkele vaststellingen en conclusies
worden getrokken. Zo bleek; een grote meerderheid van de respondenten erkent de
klimaatverandering, begrijpt de urgentie van handelen en erkent dat dit ook lokale gevolgen bij ons
kan hebben. De meerderheid van de respondenten ziet echter niet de gezinnen thuis als sector die de
grootste inspanningen moet leveren. Deze worden toegeschreven aan de industrie en de
transportsector.
Slechts een beperkt (<25%) aantal respondenten ziet verplichtingen inzake renovatie zitten als een
goede maatregel. Ook de bereidheid om meer te betalen voor fossielgebaseerd energiebruik is zeer
beperkt (<20%). We zien dat aangehouden informatieverstrekking, subsidies voor klimaatvriendelijke
ingrepen, productverbod voor klimaatonvriendelijke producten en een verstrenging van de wetgeving
door ca 65 tot 70% van de respondenten in hun top 3 staat.
Er zitten inconsistenties in de opvattingen van de respondenten over hun eigen rol en het
noodzakelijke overheidsingrijpen via bepaalde maatregelen. Er is enerzijds aanhang naar maatregelen
die vooral informatief en stimulerend is, eerder dan dwingend. Dit leunt aan bij een verderzetting van
het huidige overheidsbeleid voor bestaande woningen, waarvan we weten dat dit momenteel
onvoldoende is om de klimaatkloof te dichten. Anderzijds brengt ons dit bij de vaststelling dat met dit
type van overheidsbeleid er geen aandacht is voor structurele maatregelen op systeemniveau, waar
het collectief handelen nodig is om vitale klimaatmaatregelen op een efficiënte manier te realiseren.
Uit de bevraging blijkt de waarde die men hecht aan financiële steun voor energiestudies voor
woningen op maat. De perceptie heerst ook dat bepaalde maatregelen beter meer prioriteit krijgen in
het verstrekken van financiële steun dan andere. Ook al is dit in een aantal gevallen niet de beste
oplossing in de economische zin in vergelijking tot de verschillende maatregelen. Bijvoorbeeld, het
draagvlak voor steun aan zonneboilers is proportioneel veel hoger dan bij warmtepompen terwijl
vooral de warmtepompen een sleuteltechnologie vormen voor ingrijpende verduurzaming.
Op de vraag in welke mate de respondenten interesse hadden om in de toekomst nog
energiemaatregelen uit te voeren gaf zo’n 27% tot 62% aan hier interesse in te hebben, afhankelijk
van het type maatregel. 88% van de respondenten gaf zelfs blijk van interesse om samen met zijn
buurtbewoners bepaalde energiemaatregelen uit te voeren via een groepsaankoop.
De lessen inzake overheidsbeleid die we hieruit trekken zijn:
1. Aanhoudende overheidscommunicatie tot in de straat is en zal blijft ontzettend belangrijk;
2. Bij de noodzaak van een stringent klimaatbeleid (met de nodige verplichtingen) is het cruciaal
dat dat beleid de toetsing door de bevolking van de redelijkheid doorstaat (proportionaliteit)
en de gelijkheid dat alle sectoren vergelijkbare inspanningen moeten leveren;
3. De burger kan niet altijd als objectieve raadgever gevolgd worden in zijn voorkeuren inzake
overheidsbeleid omdat gebrek aan kennis of te sterke individuele belangen ertoe leiden dat
wat goed is voor het individu niet altijd goed is voor de maatschappij of volgende generaties;
4. Het faciliteren van acties in de wijk (door overheid of private actoren) laat toe om zowel
informatie als initiatief heel laagdrempelig tot bij de burger te brengen. Op die manier kan
handig gebruik gemaakt worden van de voordelen en het aanzuigeffect van de groepsaankoop.
Een belangrijk aandachtspunt hierbij is wel de financiering van deze facilitators in hun werk.
6
5. Door als overheid slim in te spelen op psychologische effecten uit de gedragseconomie kan
men op bepaalde vlakken vlotter overheidsbeleid voeren;
SLOTCONCLUSIES & AANBEVELINGEN
We besluiten met reflectie en gaan over tot het formuleren van geleerde lessen en aanbevelingen. Een
deel van die bevindingen is mogelijks te bezien in de context van deze case.
1. We leiden af dat amper de helft op de hoogte is van het lange-termijndoel (EPC100 – E60) dat
de Vlaamse overheid voor ogen heeft voor bestaande woningen tegen 2050. Hier komt best
verandering in zodat woningeigenaars reeds vanaf vandaag over de nodige inzichten
beschikken om hun investeringskeuzes op af te stemmen;
2. Het blijkt dat op zijn minst een deel van de woningeigenaars vragende partij is voor het
verkrijgen van gedegen energie-advies. Anderzijds is er de vaststelling dat slechts weinigen
vandaag bereid zijn om effectief te betalen voor de te presteren uren van zo’n energieadvies
(ordegrootte tussen de 500 à 1000 EURO BTWexcl.) Om iedere woning energiezuinig en iedere
woningeigenaar geïnformeerd te krijgen kan de Vlaamse overheid besluiten om alle
woningeigenaars een energiecertificaat met maatwerkadvies te laten opmaken, waarvan een
deel van deze kost gesubsidieerd zou kunnen worden;
3. Ondanks vele goede initiatieven die genomen (kunnen) worden om individuele
woningeigenaars aan het renoveren te zetten, is er nood om daarnaast ook
systeemoplossingen aan te reiken. Ruimtelijke ordening en de uitbouw van energienetwerken
overstijgt de kavelschaal en vergt een gecoördineerd overheidsingrijpen;
4. Wijkrenovatietrajecten kunnen een waardevolle praktijk zijn om mee woningen versneld en
verbeterd te renoveren. Wijkrenovatietrajecten kunnen namelijk enkele van de belangrijke
waargenomen renovatiedrempels voor woningeigenaars mee verhelpen. Ze kunnen
economisch voordeel scheppen, de kwaliteit van het werk verhogen en ontzorgend werken
voor de woningeigenaar. Iemand zal echter de kost van het faciliteren moeten betalen. Deze
financiële compensatie en schaalgroei zijn nodig om uit de kosten te geraken. Groepsrenovatie
gaat over vertrouwen opbouwen, tijd geven en het vermogen om met mensen slim te
verbinden, door hen verschillende kanalen aan te spreken en zo “één van hen te worden”.
5. De bereidwilligheid van woningeigenaars om over te gaan tot renovatie kent zijn grenzen, vaak
zijn die gelegen op het punt waar een stof & geluid in de woning om de hoek loert. De
bereidwilligheid van woningeigenaars om over te gaan tot een ingrijpende energetische
renovatie is veel beperkter dan de bereidwilligheid om tot een basisrenovatie. Vanuit
beleidsperspectief is er daarom maatschappelijke druk om zoveel als mogelijk de
“redelijkheid” te bewaren en bijgevolg zo weinig als mogelijk eigenaars – bewoners in een
ingrijpend verplichtend kader te duwen. Dit brengt ons tot de conclusie dat we:
a. Zoveel als mogelijk natuurlijke transactiemomenten (zoals eigendomsoverdracht van
woningen, heraanleg openbaar domein) benutten, desnoods via verplichtingen;
b. Sloop-en-herbouw en ingrijpende energetische renovaties blijven stimuleren;
c. Meer onderzoek moeten voeren om Vlaamse woningen aan een ingrijpende renovatie
te onderwerpen die snel, goedkoop en zonder al te veel praktische hinder is;
6. Doorgedreven grootschalige renovatie van Vlaamse verkavelingswijken heeft een ruimtelijke
impact in het straatbeeld en in de ondergrond. Doorgedreven energie-efficiëntie maatregelen
bij bestaande woningen hebben voor de aanblik ervan ook gevolgen. Het lokale bestuur neemt
hierin best een proactieve houding aan om bewoners niet te ontmoedigen. Anderzijds lijkt het
waarschijnlijk dat de ruimtelijke lay-out van vele huidige verkavelingswijken ook in 2050
relatief ongewijzigd blijft. Verdichting in de gunstig gelegen verkavelingswijken zal vaak eerder
subtiel zijn of helemaal niet zijn.
7
Inhoud Management samenvatting .................................................................................................................... 1
Inhoud ..................................................................................................................................................... 7
1 Over het onderzoeksverband .......................................................................................................... 9
2 Doel & situering van dit onderzoek ............................................................................................... 10
3 Over verkavelingswijken ................................................................................................................ 12
3.1 Verkavelingen: begrippen en aantallen ................................................................................ 12
3.2 Historiek over verkaveld Vlaanderen .................................................................................... 12
3.3 Uitdagingen voor (verkavelingswijken in) Vlaanderen .......................................................... 14
3.4 De verkavelingswijk als aantrekkingspool ............................................................................. 15
4 Achtergrond bij de maatschappelijke doelstellingen en de energetische kwaliteit van woningen in
Vlaanderen ............................................................................................................................................ 16
4.1 Situering van de CO2-uitstoot ................................................................................................ 16
4.2 Energetische kenmerken van woningen in Vlaanderen ........................................................ 17
4.3 Lange-termijn doelstelling voor woningen in Vlaanderen .................................................... 21
5 Hoe verhouden drempels en drivers voor de renovatiereis van Vlaamse woningeigenaars zich tot
wijkrenovatietrajecten .......................................................................................................................... 22
5.1 Sterktes van een aanpak op wijkniveau ................................................................................ 22
5.2 Aandachtspunten in de “customer journey” als denkkader voor energiebesparende
maatregelen ...................................................................................................................................... 23
6 Beschrijving van de case-wijk “Jef Buyckxstraat – Turnhout”? ..................................................... 28
7 Over de gevolgde wijkaanpak ....................................................................................................... 35
7.1 Stap 1 – Het selecteren van de wijk & partnervorming ........................................................ 35
7.2 Stap 2 - Voet aan de grond krijgen in de wijk ........................................................................ 37
7.3 Stap 3 – Internaliseren in de wijk en creëren van een buurtdynamiek ................................ 37
7.4 Stap 4 – het aanvatten van het groepsaankoopprijs ............................................................ 46
7.5 Synthesebeeld - engagementopbouw i.k.v. wijkrenovatieprojecten ................................... 47
8 Bepaling van het renovatiepotentieel ........................................................................................... 53
8.1 Voorgenomen scenario’s ....................................................................................................... 53
8.2 Beknopte toelichting – invloedsfactoren op het renovatiepotentieel .................................. 55
8.3 Resultaten van de doorgerekende renovatiescenario’s ....................................................... 60
9 Opgedane inzichten over de relatie tussen ruimte & energie ...................................................... 63
9.1 Inleiding ................................................................................................................................. 63
9.2 Impact en kansen voor verdichting ....................................................................................... 63
9.3 De nood aan levensbestendig wonen ................................................................................... 68
9.4 De ruimtelijke impact op woning- en straatniveau van ingrijpende energierenovatie ........ 70
8
10 Energiepraat in de straat - resultaten van de bewonersbevraging ........................................... 73
10.1 Profiel van de deelnemers ..................................................................................................... 73
10.2 Maatschappelijke betrokkenheid, persoonlijke instelling & achtergrondkennis.................. 74
10.3 Actiebereidheid voor energiebesparende maatregelen ....................................................... 80
10.4 Vaststellingen en conclusies uit de interviews en de bevraging ........................................... 84
11 Slotbeschouwing & aanbevelingen ........................................................................................... 86
12 Bijlagen ...................................................................................................................................... 88
12.1 Over de energie-audits .......................................................................................................... 88
12.2 Afwegingsmatrix duurzame verwarmingsopties (toegepast bij een lage energiewoning) ... 90
12.3 Aannames Energiedragers – conversierendementen ........................................................... 92
12.4 Aangenomen Schakelpunt –hybride Lucht-water warmtepomp .......................................... 92
12.5 Woningfiches – doorgerekende scenario’s ........................................................................... 93
9
1 Over het onderzoeksverband Dit project werd mede mogelijk gemaakt met de steun van het Fonds Duurzaam Materialen- en
Energiebeheer, beheerd door de Koning Boudewijnstichting. We wensen het fonds en de financierders
ervan dan ook van harte te danken voor het gestelde vertrouwen in ons project.
Dit project werd uitgevoerd door volgende projectpartners.
De Koep vzw (http://www.dekoep.be/ ) (indiener van het projectvoorstel) is een burgerinitiatief met als doel: goed menende burgers samenbrengen om hun toekomst (opnieuw) meer zelf in handen te pakken door initiatieven te nemen die leven, wonen en werken in Turnhout en de brede regio zo aangenaam, goedkoop, eerlijk, rechtvaardig en duurzaam mogelijk maken. De Koep-leden kunnen mee instaan voor het enthousiasmeren van de wijkbewoners, mee zorgen voor de disseminatie van de resultaten en bij succes, ook in andere Turnhoutse wijken gelijkaardige initiatieven opstarten.
Kelvin Solutions (http://www.kelvinsolutions.be/ ) is een bedrijf uit de stadsregio Turnhout. Het wil mee gangmaker zijn in de omslag naar duurzame warmte. Kelvin heeft dagelijkse projectleiding, de case-selectie, het technisch-economische studiewerk, de vertaalslag naar beleidsscenario’s en de eindrapportering op zich genomen.
SVG architectuur is de projectpartner die mee instond voor het uitwerken van ruimtelijk haalbare oplossingen voor de woningen uit de verkavelingswijken. SVG Architectuur is een bureau met regionale inbedding en een passie voor duurzaam en betaalbaar bouwen.
Participatie-partner VormingPlus boodt mee ondersteuning bij de workshops in het participatie-traject.
Het Fonds Duurzaam Materialen- en Energiebeheer, een initiatief van Indaver en de milieuorganisaties ABLLO en BBL, wil mensen, organisaties en bedrijven inspireren tot gedragsverandering door duurzame en vernieuwende projecten rond materialen- en energiebeheer te ondersteunen. Voor meer info; zie www.fdme.be
10
2 Doel & situering van dit onderzoek Vlaanderen telt vele verkavelingswijken uit de jaren ’60, ‘70, ’80 en ’90 van vorige eeuw tot en met
begin 2000. Als we echt klimaatneutraal willen worden, dan zullen we hiervoor ook op zoek moeten
gaan naar transformatiescenario’s die ruimtelijk-technisch-economisch én sociologisch haalbaar zijn.
Maar al te vaak wordt er in technocratische studies van uitgegaan dat die energietransformatie van de
bestaande bebouwde omgeving zich als een quasi zeker natuurverschijnsel zal voltrekken. De
ontnuchtering kan des te groter zijn als we er niet in slagen om vooral ook die bewoners van de
verkavelingswoningen mee te krijgen in dit verhaal.
Als multidisciplinair onderzoeksverband beseffen we dat dit een zaak is die zoveel meer dan louter
isolatie en installatietechnieken omvat. Het gaat bovenal over mensen. We zijn als initiatiefnemers op
basis van ons studiewerk in dialoog gegaan met de bewoners van zo’n verkavelingswijk. We hebben ze
leren kennen als bezorgde bewoner, als potentiele renoveerder maar bovenal als mens. Het zullen zij
zijn die de energietransitie moeten ondergaan. Draagvlak voor energiebeleid of beter gezegd het
vermijden van een heus protestfront tegen energiebeleid is dan ook belangrijk zodat dit zich niet
zomaar boven de hoofden heen mag afspelen. De weg naar klimaatneutraliteit is nog lang. We kunnen
ook geen verder risico lopen op stilstand.
We koesterden de ambitie om met dit project openingen te vinden in de mogelijke aanpak en
beleidsmaatregelen om tot een gedragen ambitieus energiebeleid te komen voor deze vele Vlaamse
verkavelingswijken.
Voor de bewoners van de bestudeerde wijk hadden we enkele concrete objectieven in gedachten:
De bewoners van de onderzochte woningen zouden allen een auditverslag krijgen, voorzien
van een persoonlijke en op maat gemaakte toelichting. Dit stelt hen in staat om een
energierenovatietraject in te zetten.
Alle bewoners uit de wijk werden uitgenodigd op onze interactieve en laagdrempelige
workshops. We wilden hen meer inzicht geven in de uitdagingen waarvoor we staan en op
zoek gaan naar haalbare beleidsoplossingen hiervoor.
We hoopten dat doorheen het traject de interesse in energierenovatie toenam bij de
bewoners. In een vervolg op dit project willen we dan ook de bereidwilligen meenemen in een
collectief renovatietraject. De groepsdynamiek onder de wijkbewoners zou ertoe kunnen
leiden dat meer mensen over de streep getrokken worden dan wanneer ze individueel
benaderd zouden worden. De renovatiecoaching kunnen we doen door de bewoners
technisch te ondersteunen in de aanbesteding en opvolging van de werken. Ook kan er via
samenaankoop een economisch schaalvoordeel worden gecreëerd met een blijvende
milieuimpact tot gevolg. Tenslotte kan ook de subsidiering en eventuele financiering mee op
maat bekeken worden.
Via participatie met bewoners wilden we experimenteren met beleid via een bottom-up aanpak die én
gedragen is én kan leiden tot resultaat. Dit staat in contrast tot de huidige Vlaamse beleidscultuur die
sterk top-down georiënteerd is en daardoor bijgevolg weinig beslissingsruimte laat op het lokale
niveau.
Het was een bewuste keuze om de focus op de bestaande omgeving te leggen omdat de werkelijke
uitdaging daar gelegen is. Alle nieuwbouwprojecten ten spijt zal vooral de bestaande omgeving in al
zijn verscheidenheid en complexiteit de meest ingrijpende transformatie moeten ondergaan.
11
We willen een inspirator en debatopener zijn in de ombouw van bestaande wijken naar aardgasloze
wijken. De resultaten, aanbevelingen en conclusies van het onderzoek richten we in eerste plaats dan
ook vooral naar de beleidsmakers en opiniemakers van het Vlaamse en lokale energiebeleid.
We hopen dat de ontwikkelde ideeën voor klimaat neutrale verkavelingswijken verder kunnen settelen
in de geesten van onze bevolking en beslissingsnemers. Bestaande wijken aardgasloos maken klinkt
futuristisch maar er is nood in Vlaanderen om het idee ingang te doen vinden en op niveau
bespreekbaar te maken. Als we het werkelijk serieus menen met onze doelstellingen voor klimaat en
energie, dan zullen we ook voor de gebouwde omgeving een serieuze streep gas moeten bijgeven. Gas
van geheel hernieuwbare oorsprong uiteraard.
Veel leesplezier!
12
3 Over verkavelingswijken
3.1 Verkavelingen: begrippen en aantallen In deze paragraaf zoomen we iets dieper in op enkele begrippen en aantallen over de verkavelingen in
Vlaanderen. We baseren ons hierbij op het boek “Verkavelingsverhalen” uit 2016 door Oswald Devisch
en Barbara Roosen. Hier wordt het volgende gesteld:
Het begrip verkaveling roept algemeen het beeld op van uitgestrekte residentiele wijken, gerealiseerd
in de jaren 1960-1980, met grote kavels en villabebouwing.
Verkaveling verwijst tegelijkertijd naar het planologisch instrument (uit de stedenbouwwet van 1962)
dat wordt gebruikt om te verkavelen, met name om een stuk grond vrijwillig te verdelen in twee of
meer kavels of loten om ten minste een van deze kavels te verkopen of verhuren voor meer dan negen
jaar, of om er een erfpacht of opstalrecht te vestigen. Die kavels zijn bedoeld voor woningbouw of voor
het opstellen van vaste of verplaatsbare inrichtingen die voor bewoning gebruikt kunnen worden.
In de stedenbouwkundige definitie vallen dus zowel de uitgestrekte villawijken als de kleine
verkavelingen, gesitueerd langs een uitgeruste weg en die in kleinere percelen wordt opgedeeld. Voor
het verkrijgen van een verkaveling is een verkavelingsvergunning nodig.
Op basis van datzelfde boek kunnen we stellen dat ongeveer één op vier gezinnen in Vlaanderen woont
in een verkaveling. Goed voor ongeveer 674.700 kavels die op deze wijze werden vergund.
Qua kavelgrootte zagen we in de beginjaren een grootte van 750m² die tijdens de jaren 1980 groeide
tot 850m². In de jaren 1990 werd een dalende trend ingezet met waarden die schommelen rond
530m². De prijsstijging voor bouwgrond zou hier een belangrijke oorzaak in zijn.
Voor de stedelijke verkaveling schommelde de kavelgrootte in 2011 gemiddeld rond 400m². In
buitengebied bedroeg dit rond de 600m².
De daling in kavelgrootte heeft ook zijn weerslag op de woningtypologieën die gehanteerd worden.
Op de grotere kavels komt men hoofdzakelijk vrijstaande woningen tegen daar waar op de kleinere
kavel vooral halfopen- en rijwoningen de maat voeren.
Dit maakt dat de densiteit in verkavelingswijken kan variëren van 10 woningen/ha (in de
villaverkavelingen) tot ergens 25 woningen/ha in de verkavelingen met vooral geschakelde
eengezinswoningen.
Veel van deze wijken zijn achteloos ingepland, ver van werkgelegenheid en voorzieningen. Daarbij zijn
sommige verkavelingen gelegen in overstromingsgebieden en staan ze letterlijk met hun voeten in het
water.
3.2 Historiek over verkaveld Vlaanderen Het werkstuk over “De balans van Braem”1 vat één en ander goed samen:
Na de Tweede Wereldoorlog was het oplossen van de grote woningnood één van de belangrijke
uitdagingen van de Belgische overheden. Een zo groot mogelijk aantal nieuwe woningen moest
gerealiseerd worden. Twee tegengestelde discours over wonen werden daarbij geformuleerd. De
1 (http://www.debalansvanbraem.be/braem_over_bouwen/de_taaie_woning ; Architectuurarchief
Provincie Antwerpen; 2010)
13
katholieken streefden naar een versterking van het familiale leven. Zij waren voorstander van het
bouwen van een eigen eengezinswoning, bij voorkeur op het platteland. Voor de socialisten stond
coöperatie en gemeenschapszin centraal. Zij kozen voor groepswoningbouw met gemeenschappelijke
voorzieningen. Bij hen vielen vooral het bouwen in en om de grote steden in de smaak, vooral omdat
daar de woningnood het grootst was. Na jarenlange politieke twisten resulteerden beide objectieven
in een subsidiewet. Het katholieke standpunt werd vastgelegd in de wet van minister De Taeye uit 1948,
de socialistische ideeën werden uitgewerkt in de wet van minister Brunfaut uit 1949.
De zogenaamde wet De Taeye, goedgekeurd door een regering van katholieken en socialisten, wilde de
verwerving of de bouw van een eigen woning aanmoedigen door middel van een premie of een lening
met staatswaarborg. De premie bedroeg aanvankelijk 24.200 BEF en kon naargelang de
gezinssamenstelling en de bouwplaats vermeerderd worden. Verder probeerde de wetgever met het
formuleren van een aantal bijzondere voorwaarden de doelgroep zo duidelijk mogelijk te definiëren. Zo
mocht de aanvrager geen eigenaar zijn van een andere woning en waren bouwgrond en bewoonbare
oppervlakte aan maxima gebonden. De wet legde ook criteria vast waaraan een ‘goede woning’ moest
beantwoorden (oppervlakte, bestemming en uitrusting van de ruimten). De oorspronkelijke wettekst
werd in de loop der jaren nog herhaaldelijk aangepast totdat het beleid rond bouwpremies in 1975 een
regionale bevoegdheid werd.
Het succes van de wet De Taeye overtrof ruimschoots de verwachtingen van de initiatiefnemers. In
1954 waren al honderdduizend premies toegekend. Het enthousiasme over de bouwpremie werd echter
niet door iedereen gedeeld. ‘Moderne’ architecten hadden heel wat bemerkingen over de vormelijke
en constructieve resultaten van de premiewet. De meeste nieuwe woningen en wijken blonken volgens
hen uit door slechte smaak, banaliteit, individualisme en gebrek aan stedenbouwkundige visie. Ook
werd volgens hen de technische vooruitgang niet gestimuleerd. In plaats van een economischer bouwen
te bevorderen door standaardisatie en prefabricatie hield de wet archaïsche bouwmethoden in stand.
Door vele architecten en stedenbouwkundigen werd zij ook aangewezen als de grote schuldige voor de
ruimtelijke verloedering van België. ‘Het is zelfs met goeden wil, zeer, zeer moeilijk onder de duizenden
nieuwe De Taeye-woningen er enkele te ontdekken, als werken van Architektuur te beschouwen’,
concludeerde Braem in zijn artikel ‘Alle De Taeye-woningen zijn niet lelijk’ uit 1954.
Het is juist dat de wet niet steeds hoogstaande architectuur heeft voortgebracht. Hij speelde echter wel
een belangrijke rol bij de drastische vermindering van de woningschaarste in het naoorlogse België. Hij
betekende een belangrijke stimulans voor de private woningbouw, lokte stedenbouwkundige
initiatieven uit, betrok afgelegen dorpen en kleine gemeenten in de algemene ontwikkeling en
vooruitgang en leidde tot de veralgemening van het kleinstedelijke karakter van België… kortom hij
bepaalde mee het uitzicht van de Belgische gebouwde omgeving zoals we die nu kennen.
De historiek van de stedenbouwwetgeving wordt in het boek “Verkavelingsverhalen” opgesplitst in
drie perioden:
De eerste periode, van 1962 tot 1980, focuste op het ontstaan van een uniforme regelgeving voor het
hele Belgische grondgebied. De regelgeving was sterk centraal gestuurd. De tweede periode vatte aan
met de staatshervorming van 1980, waarbij de gewesten bevoegd werden voor ruimtelijke ordening.
Het Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV) luidde in 1997 de laatste periode in. Die periode loopt
tot op heden. Belangrijke momenten binnen deze laatste periode waren de inhoudelijke wijzigingen in
het RSV, de wijzigingen aan het plansysteem door het Planningsdecreet, en de Vlaamse Codex
Ruimtelijke Ordening (VCRO) van 2009.
14
De Wet van 29 maart 1962 tot organisatie van de stedenbouw en van de ruimtelijke ordening
(Stedenbouwwet) introduceerde met artikel 56 de verkavelingsvergunning in onze rechtsorde. Het
invoeren van een verplichte verkavelingsvergunning had tot het doel een einde te stellen aan een aantal
tekortkomingen inzake verkavelingen waar vooral de kopers slachtoffer van waren. (zoals
onregelmatige percelen of een onvoldoende uitrusting van de weg. Enerzijds gaf een
verkavelingsvergunning aan de verkopers toelating om percelen te verkopen, anderzijds kregen kopers
de waarborg dat zij op die percelen mochten bouwen. Het gaf ook de mogelijkheid toe te zien op een
geordende urbanisatie van hun grondgebied. De regeling van de verkavelingen in de Wet van 1962
volstond evenwel niet, en men probeerde ze op allerlei manieren te omzeilen.
In de periode van 1962 tot 1969 werd slechts 17% van de percelen waarvoor een verkaveling werd
toegestaan, bebouwd. Hieruit blijkt het speculatieve karakter van de verkavelingen. Men heeft dit
proberen oplossen door de duur van de verkavelingsvergunningen te beperken, uitgewerkt in een
regeling voor het verval van de vergunning. Ook wilde de overheid de versnippering van de grond door
speciale inplanting tegengaan door de verkavelingen aan strengere voorwaarden te verbinden. Dit
resulteerde in de wetswijziging van 22 december 1970. Deze ‘Wijzigingswet’ veranderde in belangrijke
mate de regels van de verkavelingsvergunning. Er werden bijkomende maatregelen getroffen om de
grondspeculatie tegen te gaan, die ondanks de Wet van 1962 bleef bestaan. De vervalregeling werd
uitgevoerd en het werd mogelijk om belastingen te heffen op niet-bebouwde percelen. De Wetgever
van 1970 heeft eveneens de verdeling van een goed dat geen verkaveling is, aan toezicht onderworpen.
3.3 Uitdagingen voor (verkavelingswijken in) Vlaanderen Op stedenbouwkundig vlak zijn er een aantal specifieke vaststellingen die we kunnen maken over “de
verkavelingswijk”:
De bebouwing is meestal monofunctioneel & monotypologisch;
Doorgaans is er geen openbaar vervoer aanwezig op wandelafstand;
Het openbaar domein is vaak schraal met een relatief groot aandeel privatieve tuin in de totale
open ruimte;
De densiteit is er laag tot zeer laag waardoor de maatschappelijke kost voor publieke
voorzieningen zoals nutsinfrastructuur er relatief hoog is;
Vele bestaande verkavelingswoningen kampen met een ondermaatse energie-efficiëntie door
een gebrek aan (handhaving van) stringente bouwnormen tijdens de oprichtingsfase;
De verwarming van verkavelingswijken gebeurt overwegend via aardgas.
Verkavelingswijken staan eveneens te midden de ruimere maatschappelijke uitdagingen. De komende
jaren zullen ook zij en haar bewoners een transformatie moeten ondergaan om het hoofd te bieden
aan uitdagingen zoals:
Het tegengaan van de klimaatverandering door o.a. ingrijpende renovatietrajecten door te
voeren in de verkavelingswijken;
Het aanpassen van de omgeving aan de klimaatverandering om de negatieve gevolgen ervan
zoveel als mogelijk te milderen. Vooral de aanpassing van de woonomgeving aan
wateroverlast en oververhitting vormt een specifieke uitdaging hierin voor verkavelingswijken;
Het ontwarren van het Vlaamse mobiliteitsinfarct waarvan de Vlaamse stedelijke suburbane
nevel met verkavelingswijken één van de belangrijkste medeoorzaken is;
De demografische evolutie van gezinsverdunning door vergrijzing, verzilvering, verkleuring en
verzelfstandiging van individuen in alleenstaande huishoudens.
15
3.4 De verkavelingswijk als aantrekkingspool Ondanks de kritieken op de verkavelingswijk blijft deze woonvorm voor vele (werkende) Vlamingen
een ideaal.
De rust tegenover de stad, de privacy (in eigen tuin), speelruimte voor de kinderen, eigen
parkeerruimte voor de auto(‘s) zijn maar enkele van de gesmaakte kenmerken.
Daarnaast is ook het individuele beschikkingsrecht over de woning een belangrijk voordeel tegenover
wonen in mede-eigendom.
Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck stelt terecht dat we de woonwensen van de Vlaming en
verkavelingsbewoners serieus moeten beginnen nemen en een waardig alternatief hiervoor moeten
uitwerken in kwalitatieve appartementsbouw. Hijzelf omschrijft het als de voordelen van wonen in de
verkavelingswijk gecombineerd met het wonen in een centrum.
16
4 Achtergrond bij de maatschappelijke doelstellingen en de
energetische kwaliteit van woningen in Vlaanderen In dit hoofdstuk zoomen we dieper in op het aandeel dat Vlaamse woningen op de broeikasgasuitstoot
voor zijn rekening neemt. Het belang van meer energie-efficiëntie en duurzame warmtebronnen wordt
afgezet tegenover de huidige energieprestatie van de Vlaamse woningen. Tenslotte schetsen we nog
de Vlaamse doelstellingen op lange termijn die de Vlaamse overheid beoogt om de
klimaatdoelstellingen te bereiken.
4.1 Situering van de CO2-uitstoot De gebouwensector in Vlaanderen was in 2010 goed voor 38% van de directe niet-ETS
broeikasgasuitstoot in Vlaanderen. Broeikasgasemissies van de gebouwensector bedroegen in 2010
16,2 Mt CO2 equivalent, waarvan driekwart voor huishoudens. (Emissiebalans Vlaanderen 2014) Het
residentiële eindenergieverbruik bedroeg in 2014 197,8 PJ, op een totaal eindenergieverbruik van
1.165,3 PJ. Met klimaatcorrectie bedraagt het residentiële eindenergieverbruik ca. 211 PJ. Goed voor
een aandeel van 16,9% op de totale Vlaamse energiebalans (ETS en niet-ETS samen). Wanneer ook de
tertiaire sector in rekening wordt genomen stijgt het aandeel van gebouw gerelateerd
eindenergieverbruik tot 25% op de Vlaamse energiebalans. Het grootste deel van de energie wordt
gebruikt voor ruimteverwarming en warm water: 85% in huishoudens en 65% in niet-residentieel
gebruik. (Aernouts Kristien, 2016)
In 2014 werden door Climact en Ecofys enkele energie- en broeikasgasscenario’s voor de Vlaamse niet-
ETS-sectoren op middellange (2030) en lange termijn (2050) bestudeerd (Climact, 2014). Deze studie
onderzocht een beperkte set van mogelijke routes naar 2050 en schetste de contouren van de
belangrijkste verwachte trends, uitdagingen en strategische keuzes op lange termijn. In het
doorgerekende scenario “Verkenning 1” werd zoveel als mogelijk aangesloten bij de uitgangspunten
van de Europese Routekaart 2050, zijnde 80% vermindering van de totale Europese emissies in 2050
ten opzichte van 1990, met een EU doelstelling van 66-71% vermindering van emissies in 2050 ten
opzichte van 2005 voor de niet-ETS sectoren. De broeikasgasemissiereductie in de gebouwde
omgeving (woningen en niet-residentiële gebouwen samen) bedraagt 94% in 2050 ten opzichte van
2010 in Verkenning 1 (inclusief het effect van biomassa die in het model als een CO2-neutrale brandstof
beschouwd wordt). De grote afname wordt met name veroorzaakt door sterke verbeteringen van de
energie-efficiëntie en alternatieve verwarmingstechnieken. De verschillen tussen het BAU scenario en
Verkenning 1 maken duidelijk dat er in Vlaanderen een aanzienlijke beleidsinspanning ten opzichte van
het BAU scenario nodig is om aansluiting te vinden bij de gecommuniceerde Europese doelstellingen
voor 2030 en 2050.
Uit de doorgerekende scenario’s (-80% CO2-uitstoot tegen 2050 t.o.v. 1990) van diverse
klimaatstudies blijkt dat de bebouwde omgeving tegen 2050 naar een nuluitstoot van
broeikasgassen dient te evolueren.
17
Figuur 1 - Totale (niet-ETS) emissies in Vlaanderen tussen 2010 en 2050 in Verkenning 1, exclusief emissies uit biomassa (Climact, 2014)
4.2 Energetische kenmerken van woningen in Vlaanderen
4.2.1 Evolutie van de isolatiegraad Het aantal woongelegenheden in Vlaanderen volgens gegevens van het kadaster is als volgt verdeeld:
Figuur 2 - Evolutie van het aantal woongelegenheden in Vlaanderen volgens gegevens van het
kadaster
De helft van de woningen (48,9%) is gebouwd vóór 1970, dus vóór het begin van de oliecrisissen. Tot
dan was energie absoluut geen aandachtspunt bij het bouwen van woningen. Deze oliecrisissen heb-
ben de aandacht voor energiegebruik in woningen opgewekt, maar het heeft tot 1992 geduurd
alvorens de eerste energiewetgeving werd ingevoerd in Vlaanderen (invoering van het K-peil of peil van
warmte-isolatie). Een kwart van de woningen (26,2%) is in deze periode gebouwd (tussen 1970 en
1990). Vanaf de invoering van het K-peil in 1992 moesten nieuwbouwwoningen steeds een minimale
18
hoeveelheid isolatie en isolerend glas hebben, zodat het globale isolatiepeil van de woning aan de
wettelijke eis voldeed2.
Onder impuls van Europa is sinds 2006 de energieprestatieregelgeving (EPB) ingevoerd die veel
striktere regels oplegt voor de energieprestatie van woningen. Zowel de totale energieprestatie van
woningen als het isolatieniveau van de verschillende schildelen (dak, gevel, vloer, ramen) moeten sinds
2006 aan minimale eisen voldoen. 17,3% van de woningen is gebouwd na invoering van het K-peil,
maar vóór de invoering van de EPB- wetgeving (tussen 1990 en 2005) en slechts 7,7% is na 2005 en dus
ongeveer na de invoering van deze wetgeving gebouwd. Dit betekent dat meer dan drie kwart van de
woningen gebouwd is zonder aan enige energiewetgeving te moeten voldoen. Dit zal zeker
teruggevonden worden in de aanwezigheid (of afwezigheid) van isolatie, tenzij deze woningen al op
enige manier energetisch gerenoveerd werden.
4.2.2 Isolatiekenmerken Uit het Grote Woononderzoek van 20133 blijkt onder andere dat:
o Isolerend glas het meest wordt toegepast bij de Vlaamse woningen: 77% van de woningen
heeft (bijna) overal isolerend glas, 12% heeft niet overal isolerend glas en 11% heeft nog
nergens isolerende beglazing. Ook dakisolatie is vrij algemeen aanwezig. In 70% van de
Vlaamse woningen is (bijna) overal dakisolatie aanwezig. Echter, nog 22% van de Vlaamse
woningen beschikt nog niet over dakisolatie;
o Vloerisolatie is slechts bij 31% van de Vlaamse woningen aanwezig;
o Maar 45% van de woningen beschikken (bijna) overal over muurisolatie en 45% van de
Vlaamse woningen heeft nog nergens muurisolatie;
o Voor alle types isolatie is een stijging merkbaar sinds 2005 en zijn er sindsdien meer
woningen waarvoor een of meerdere van deze soort isolatie overal aanwezig is. Het aantal
woningen dat volgens de bevraging van de bewoners volledig geïsoleerd is (dak, muur,
vloer, leiding, ramen) is weliswaar nog beperkt (16,3%), maar ook het aantal woningen
waar volgens de bewoners nog geen enkele isolatie-ingreep is uitgevoerd is beperkt (3,9%);
o Voor elk type isolatie er een duidelijke kloof is tussen de woningen gebouwd voor en na
1970 wat betreft de percentages voor (bijna) overal aanwezig.
o Voor alle types isolatie is het percentage woningen met (bijna) overal isolatie aanwezig
hoger tot veel hoger bij eigendomswoningen dan bij huurwoningen.
We leiden hieruit af dat het potentieel en de opdracht om te komen tot meer energie-efficiëntie van
de bouwschil in de Vlaamse woningen zeer groot is. Enerzijds is het aantal woningen dat volledige
geïsoleerd is, vrij beperkt. Van de woningen en schilcomponenten die wel geïsoleerd zijn dient de vraag
gesteld in welke mate de isolatiegraad conform de huidige EPB-normen is. Ook bij die woningen waar
dit niet het geval is dienen dan immers nog maatregelen getroffen te worden.
4.2.3 Installatiekenmerken In de energiebalans Vlaanderen is een inschatting opgenomen van de evolutie van het aantal
particuliere huishoudens naar energiedrager voor hoofdverwarming:
2 Het dient evenwel gezegd dat de wetgeving uit 1992 kampte met eerder lage eisen waren en dat de uitvoeringskwaliteit in de praktijk bedenkelijk was. Het handhavingskader hiervoor was nagenoeg onbestaand, zodat een groot deel in de realiteit zelfs niet aan de theoretische en lage prestatie-eisen voldoet. 3 Deel 6: Energie
19
Figuur 3: Inschatting van de evolutie van het aantal particuliere huishoudens naar energiedrager voor
hoofdverwarming.
Het aantal particuliere huishoudens met hoofdverwarming op stookolie is volgens deze inschatting
gedaald met 18% in 2014 ten opzichte van 1990, het aantal huishoudens op aardgas is met 101%
gestegen en de huishoudens op elektriciteit met 19%. Het aantal huishoudens met steenkool als
hoofdverwarming is gedaald met 87% over dezelfde periode, deze met propaan-butaan-LPG als
hoofdverwarming met 36%. Het aantal huishoudens met hout als hoofdverwarming is over dezelfde
periode gestegen met 11%.
Uit het Grote Woononderzoek van 2013 blijkt:
o In 82% van de Vlaamse woningen is centrale verwarming aanwezig. Huurwoningen zijn minder
uitgerust met centrale verwarming dan eigendomswoningen. Dit betekent dat er voor een
ruim contingent aan woningen nog een opdracht ligt om deze om te bouwen naar centrale
verwarming indien wordt aangenomen dat het merendeel van de groene warmtebronnen4
via centrale verwarmingssystemen in de woning gedistribueerd moeten worden;
o Het woningtype heeft quasi geen impact (behalve voor studio’s, kamers en andere), maar er is
wel een grote invloed van de bouwperiode waar te nemen. Oudere woningen (tot 1960)
beschikken duidelijk minder dan gemiddeld over centrale verwarming terwijl bij recentere
4 Bijvoorbeeld ondiepe geothermie met warmtepomp of een warmteaansluiting gekoppeld aan diepe geothermie.
20
woningen over het algemeen meer dan 90% van de woningen over centrale verwarming
beschikken;
o Ook de socio-economische kenmerken hebben een duidelijke impact op de aanwezigheid van
centrale verwarming. Vooral inkomensniveau, activiteitstatus en opleidingsniveau blijken tot
significante verschillen te leiden. Zo blijken huishoudens uit de laagste twee
inkomensquintielen, huishoudens met lage activiteitstatus (werkloos of ziek) en huishoudens
waarvan de respondent maximum een diploma lager middelbaar heeft, duidelijk minder dan
gemiddeld over centrale verwarming te beschikken. Ook alleenstaanden en mensen ouder dan
65 blijken minder dan gemiddeld centrale verwarming te hebben;
o Aardgas is de belangrijkste energiebron voor verwarming in de Vlaamse woningen. Het is
verantwoordelijk voor de verwarming van 67,5% van de Vlaamse woningen. Naast aardgas is
ook stookolie (23% van de Vlaamse woningen) een belangrijke energiebron in de Vlaamse
woningen. Er is in Vlaanderen dus nog een groot verdichtingspotentieel op de aardgasnetten
om de overstap vanuit stookolie te maken aangezien meer dan 95% van de Vlaamse
woningen aansluitbaar zijn op aardgas. (VREG, 2016)
Figuur 4 - Aansluitbaarheidsgraad status 2016 op aardgas over alle woongebieden
o 7% van de Vlaamse woningen maakt gebruik van elektriciteit5 als brandstof voor de
verwarming. Steenkool, hout6, butaan- of propaangas worden zeer weinig gebruikt als
hoofdbrandstof voor de verwarming van de woning;
o Het eigendomsstatuut, de bouwperiode en type woning hebben een invloed op de
belangrijkste energiebron voor de verwarming in de woning. Eigenaarswoningen beschikken
minder dan gemiddeld over aardgas (65%) en meer dan gemiddeld over stookolie (27%). In
private en sociale huurwoningen wordt vaker aardgas (resp. 75% en 91%) gebruikt in
vergelijking met stookolie (resp. 11% en 2%). Bij private huurwoningen beschikt een redelijk
aandeel woningen over elektriciteit als hoofdbrandstof (13%). In oudere woningen (voor 1945)
komen steenkool, hout, butaan- of propaangas naast aardgas, stookolie en elektriciteit voor als
hoofdbrandstof. Voor woningen vanaf bouwjaar 2000 is aardgas de voornaamste
hoofdbrandstof (ten opzichte van een klein aandeel woningen met stookolie als
hoofdbrandstof). 30% van de eengezinswoningen gebruikt stookolie als brandstof voor
verwarming en 62% van de eengezinswoningen gebruikt aardgas. Bij de appartementen is het
aandeel aardgas veel groter (87%) ten opzichte van stookolie (3%). 1 op 10 appartementen
heeft elektriciteit als hoofdbrandstof voor verwarming;
5 Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen zij die verwarmen middels een warmtepomp dan wel elektrische accumulatieverwarming of directe elektrische verwarming. 6 Eveneens wordt hierbij geen onderscheid tussen pellets, dan wel stukhout, briketten of chips
21
o In 70% van de Vlaamse woningen met centrale verwarming en waarvan het
warmteproductiesysteem (de ketel) bekend is, is een gasketel aanwezig voor de verwarming
en 25% van deze woningen is voorzien van een stookolieketel;
o Van alle gasketels is 58% voorzien van een label en 41% niet voorzien van een label. Van alle
stookolieketels is 29% voorzien van een label en 71% niet voorzien van een label. De Vlaamse
woningen met een gasketel met label zijn het meeste voorzien van een HR TOP label en dus
condenserend (49%) gevolgd door een HR+ label (31%), CE-label (11%) en een HR label (8%).
De Vlaamse woningen met een stookolieketel met label zijn het meeste voorzien van een CE
label (62%) gevolgd door een Optimaz label (36%). Slechts 2% heeft een Optimaz-elite label.
o De toepassing van systemen op hernieuwbare energie is nog zeer beperkt in Vlaanderen.
Zonnepanelen (PV) is nog het meest geïntegreerd als duurzame energie in de Vlaamse
woningen, met 8% van de Vlaamse woningen die voorzien zijn van zonnepanelen.
Voornamelijk eigendomswoningen (11%) zijn voorzien van zonnepanelen (1% private
huurwoningen en 0% sociale huurwoningen). Zonnecollectoren zijn slechts aanwezig bij 2%
van de Vlaamse woningen en een warmtepomp bij minder dan 1% van de Vlaamse woningen.
o Slechts 0,5 tot 0,7% van de Vlaamse huishoudens beschikt over een warmtepomp. De
gemiddelde jaarlijkse aangroei van warmtepompen uit de afgelopen vijf jaar bedroeg
ongeveer 2732 stuks. Deze aangroei is ongeveer 50-50 verdeeld over bestaande en nieuwe
gebouwen. Het verplicht minimum aandeel hernieuwbare energie in kader van EPB is voor
nieuwbouw hierin een belangrijke driver.
4.3 Lange-termijn doelstelling voor woningen in Vlaanderen In het Vlaamse renovatiepact is de lange-termijndoelstelling naar voren geschoven dat iedere woning
in Vlaanderen zou moeten voldoen aan een EPC-score≤100.
Figuur 5 - EPC-schaal
De EPC-score is de parameter die gebruikt wordt in kader van energieprestatiecertificaten voor
verkoop- en verhuur van gebouwen of in geval van nieuwbouw. Het is een maat voor het berekende
primaire energieverbruik per vierkante meter bruto vloeroppervlakte van het betreffende gebouw.
Deze ambitie voor het EPC-getal werd mee opgenomen in de conceptnota van de federale energiepact
tussen de gewesten en de federale overheid, tezamen met het voornemen om in 2050 geen fossiele
brandstoffen meer te hanteren voor de verwarming van gebouwen.
Het gemiddelde kengetal van de EPC-score in Vlaanderen is EPC=350 kWh/m². Men kan hieruit afleiden
dat de inspanningen voor de Vlaming aanzienlijk zullen zijn om tot de gestelde ambitie te geraken.
22
5 Hoe verhouden drempels en drivers voor de renovatiereis van
Vlaamse woningeigenaars zich tot wijkrenovatietrajecten
5.1 Sterktes van een aanpak op wijkniveau Wijkrenovatietrajecten en groepsaankopen op wijkniveau kunnen een interessante oplossing zijn om
te werken aan verduurzaming. Belangrijke randvoorwaarde is dat voldoende oog wordt gehouden op
het proces en de kwaliteit van de uitvoeringsmaatregelen.
Allereerst stelden we ons de vraag welke drempel en oorzaken een particuliere woningeigenaar ervan
weerhouden om over te gaan tot energierenovatie, alvorens we in de “How to” duiken van
wijktrajecten en groepsaankopen.
Talloze publicaties en ervaring van onderweg brachten ons tot volgend schema waarin we de
renovatieproblematiek, de waargenomen drempels bekeken vanuit de particuliere woning eigenaar,
oplossingen en het uiteindelijke doel trachten te integreren:
Wijkrenovatietrajecten en groepsaankopen zijn een onmiskenbaar deel van de oplossingspuzzel. Voor
de consument/ gebouweigenaar kunnen hiermee een aantal duidelijke voordelen worden bedongen.
We spreken hier over de kracht van het collectief.
Door een gefaciliteerde groepsaankoop via een professionele renovatiebegeleider kan er een korting
bedongen worden (door het economisch schaaleffect) dan wanneer men individueel zou handelen.
Bovendien leent het proces zich om een betere kwaliteitscontrole uit te voeren op de offertevraag (via
een lastenboek), de beoordeling en uitvoering van de maatregelen.
De betrokkenheid van een professionele facilitator kan zorgen voor meer efficiëntie (en minder chaos
& doorlooptijd) in het proces dan wanneer dit op eigen initiatief zou plaatsvinden.
De aanpak op buurtniveau kan voor klant en leverancier hierbij extra interessant zijn doordat een
bijkomende korting bedongen kan worden omwille van mogelijke repliceerbaarheid in gelijkaardige
woningtypes en kortere transportafstanden.
23
Op buurtniveau kan eveneens een katalyserend psychologisch effect beginnen meespelen (peer
pressure) doordat buren van elkaar beginnen vaststellen dat ze interesse hebben of overgaan tot
energiemaatregelen. Deze sociologische effecten kunnen voor een aanzuigeffect zorgen indien de
effecten op een goede manier geëxploiteerd worden.
Een negatieve kanttekening die bij de groepsaankoop gemaakt kan worden is dat kleinere leveranciers
mogelijks uitgesloten worden wanneer de te aanbesteden volumes te groot worden. Dit effect lijkt
alleszins minder mee te spelen dan pakweg bij provinciale groepsaankopen gezien de vermoedelijke
hoeveelheden kleiner zijn.
In de race to the bottom blijft de geboden kwaliteit een belangrijke randvoorwaarde die bewaakt moet
worden.
5.2 Aandachtspunten in de “customer journey” als denkkader voor
energiebesparende maatregelen Om een wijkrenovatietraject succesvol aan te kunnen vatten is het een zaak om inzicht te krijgen op
de stappen die een potentiele particuliere woningeigenaar dient af te leggen. We verwijzen hierbij
naar de waardevolle inzichten die tijdens het Refurb-project7 werden opgedaan.
Refurb vertrekt deels vanuit de reis die een klant aflegt om van onbewuste consument naar
ambassadeur voor meer energiebesparing te gaan. Het gebruikte model is gebaseerd op het
gelijkaardige model dat eerder door de VNG (vereniging Nederlandse Gemeenten) werd opgemaakt.
7 REFURB (http://go-refurb.eu/concept/ ) is Europees gefinancierd H2020-project en bestaat uit een consortium van 13 partners. Het ambieert om huiseigenaren te inspireren om een stap verder te gaan met hun energierenovaties en om energieneutraal te renoveren. Eenvoudig, economisch en efficiënt. REFURB vertrekt vanuit een one-stop-shop-renovatiemodel en gelooft in lokale partnerschappen en energieoplossingen dichtbij consumenten. Het belangrijkste doel van REFURB is om de kloof tussen de aanbodzijde en de vraagzijde te overbruggen door een methodologie of roadmap te ontwikkelen die zal resulteren in specifieke renovatiepakketten voor verschillende marktsegmenten en regio's in Europa.
24
Figuur 6 - The customer journey-model van VNG, ”klantenreis energiebesparing woningeigenaren”.
25
Doorheen deze klantenreis zijn er diverse “drivers” en “barriers” die een klant kan tegenkomen:
In Refurb worden eveneens de belangrijkste momenten aangehaald waarop uitval van klanten
gebeurd, in fase met het schema van de customer journey:
5.2.1 Links met de burenpremie Sinds oktober 2017 ging de burenpremie effectief van start. Het gaat om een premie voor
projectbegeleiders die collectief een aantal woningen (minstens 10) begeleiden om deze energiezuinig
te maken. De premie wordt uitgekeerd door de netbeheerders onder de koepels van Eandis en Infrax.
De projectbegeleider zorgt voor de ondersteuning van de burger bij het realiseren van
energiebesparende investeringen. Hij neemt daarbij zoveel mogelijk taken uit handen van de burger,
26
bijvoorbeeld energetische doorlichting van de woning, timing, advies over de energierenovatie en plan
van aanpak, meetstaat opmaken, het zoeken van aannemers, werfopvolging, administratieve
ondersteuning inzake premie-aanvragen en financiering, …
Een collectief project bestaat uit minstens 10 woningen uit dezelfde straat of gemeente die minstens
willen investeren in één van de zeven maatregelen uit de totaalrenovatiebonus.
Figuur 7 - Overzichtsbeeld totaalrenovatiebonus Eandis & Infrax (bron: VEA - 2018)
Het opzet is dat de projectbegeleider heel wat taken uit handen neemt voor wie wil renoveren. Hij
moet daarbij het totaalplaatje van de woning bekijken.
Door de collectieve aanpak wordt verondersteld dat de projectbegeleider ertoe bijdraagt dat de
energierenovatiewerken efficiënter, vlotter, kwaliteitsvoller en goedkoper worden uitgevoerd.
De premie voor collectieve renovatieprojecten bedraagt maximaal 400 euro per woning of
wooneenheid en komt toe aan de projectbegeleider die instaat voor de volledige ontzorging van de
eigenaar van een woning of appartement bij het collectief renovatieproject. In
appartementsgebouwen daalt de premie vanaf de zesde wooneenheid naar 100 euro per
wooneenheid. De premie wordt beperkt tot maximaal 5000 euro voor het gebouw. Een collectief
project bestaat uit minstens 10 woningen uit dezelfde straat of gemeente die minstens willen
investeren in één van de zeven maatregelen uit de totaalrenovatiebonus.
Geïnteresseerde burgers kunnen zich aanmelden op de website van de netbeheerder. Dit kan
bijvoorbeeld naar aanleiding van een concrete oproep die de netbeheerder lanceert rond een
specifieke maatregel of in een specifieke regio. Van zodra er in eenzelfde hoofdgemeente 10 burgers
intekenen op die specifieke oproep, kan het project van start gaan. Wanneer er binnen afzienbare tijd
27
geen 10 inschrijvingen binnen eenzelfde hoofdgemeente komen, zal de netbeheerder actief op zoek
gaan, in samenwerking met de gemeente, naar een oplossing op maat.
In heel Vlaanderen zijn ook erkende projectbegeleiders actief die specifieke collectieve projecten
aanbieden. Als burger kan je je ook rechtstreeks bij een erkende projectbegeleider inschrijven om deel
te nemen aan een collectief project. Je hoeft je hiervoor niet eerst via de netbeheerder in te schrijven.
De link tussen het opzet van dit onderzoek en de werking van de burenpremie is evident. Ze koesteren
beiden een geloof dat wijkrenovatietrajecten mee een verschil kunnen maken. Vanuit ons
projectperspectief willen we dan ook een beknopte reflectie geven over de Burenpremie.
De introductie van een burenpremie is een goede zaak en borduurt verder op de idee dat buren samen
meer dan het individu kunnen bereiken in een renovatietraject. Een belangrijk facet in het succes van
collectieve renovatieprojecten is het vermogen om de stille meerderheid te mobiliseren voor zo’n
traject. De eerste stap waar de werking van de burenpremie op rekent hoeft niet altijd van de
bewoners te komen. Soms kan een derde partij van buitenaf een impuls aan de wijk geven door de
organisatie van een bijeenkomst of in te zetten op slimme communicatietechnieken om zo een
buurtdynamiek op gang te brengen. De inrichters en partners van de burenpremie geven best
rekenschap aan het feit dat engagement ook aangezwengeld kan/ moet worden. Slechts weinig
geïnteresseerden zullen ook daadwerkelijk als voortrekker kunnen en willen optreden.
Op vlak van premiewaarde lijkt het vooropgestelde bedrag voor eengezinswoningen ronduit te laag
om in een volledige energie-audit met terugkoppeling en begeleidingstraject in de aanbesteding en
uitvoering te voorzien. Wanneer de renovatiebegeleider geen extra vergoeding vraagt zou dat
betekenen dat men slechts 4 tot 8u tijd zou kunnen spenderen per woning. Ruim onvoldoende,
rekening houdend met het feit dat de renovatiebegeleider volledige resultaatverbintenis moet nemen
alvorens recht op ereloon te hebben. Voor appartementen in eenzelfde gebouw kan de premiehoogte
volstaan. De inzet van een deelname fee als basisvoorwaarde voor aannemers om deel te nemen aan
de groepsaanbesteding zou hierin een oplossing voor het financiële tekort kunnen zijn indien dit
binnen het reglement toegelaten zou zijn.
Het risico bestaat dat de burenpremie leidt tot cherry picking door de renovatiebegeleiders om met zo
weinig mogelijk inspanningen en zo veel als mogelijk zekerheid toch te komen tot een vergoeding van
het werk. Dit zou kunnen leiden tot het selectief naar voren schuiven van bepaalde
renovatiemaatregelen zonder het totaalplaatje grondig te analyseren en na te streven. Bovendien
vertrekt de burenpremie met de beperking dat er geen systeemmaatregelen worden doorgevoerd
zoals een aanpassing van de energienetwerken. Ook de ruimtelijke situatie “as is” wordt hiermee niet
in vraag gesteld. Het vertrekt van een status quo op deze vlakken zonder de vraag te stellen wat
maatschappelijk de beste oplossing is.
28
6 Beschrijving van de case-wijk “Jef Buyckxstraat – Turnhout”? 6.1.1 Locatie Voor ons onderzoek hebben we de wijk van de Jef Buyckxstraat geselecteerd, die deel uitmaakt van
de omgeving die “blijkhoeve” wordt genaamd. De wijk “Jef Buyckxstraat” is gelegen ten zuiden van het
stadscentrum en de Turnhoutse ring. Ze vormt onderdeel van een ruimer gebied dat De Blijkhoef is
genaamd. De wijk ligt op fietsafstand (2km) van het Turnhouts treinstation. De wijk bestaat uitsluitend
uit monofunctioneel wonen maar sluit aan op de winkel- en ontmoetingsvoorzieningen van de
Parkwijk, de sportterreinen van de Taxandria sportclub het stadspark. Net over de ring ligt de Sint-
Elizabeth campus van het AZ Turnhout.
Figuur 8 - Gebiedsoverzicht Blijkhoef
29
Samengevat kan gesteld worden dat deze buurt een goede ligging heeft waar alle nodige
voorzieningen binnen wandel of fietsbereik liggen.
Figuur 9 - Lligging Jef Buyckxstraat - Turnhout station
6.1.2 Ruimtelijke structuur De buurt van de Jef Buyckxstraat wordt dooraderd met een lusvormige woonstraat (rode kleur) die in
het Noordoosten van de buurt via de Sinteldreef aantakt op de Steenweg op Tielen en vervolgens
hierop in het Zuidoosten opnieuw verbinding maakt.
Deze woonstraat kent vele doodlopende zijaders (oranje kleur) waardoor alle woningen goed
ontsloten zijn voor gemotoriseerd verkeer.
Doorheen de buurt zijn diverse paden voor traag verkeer ingericht, en die hoofdzakelijk ontsluiting
zoeken met het centrale grasplein in de buurt (groene vlak)
30
Figuur 10 - doorwaadbaarheid Jef Buyckxstraat Turnhout
Het openbaar domein wordt gekenmerkt door twee aansluitende stijlvarianten.
1. In de recentere delen van de wijk (vanaf jaren ’80) zien we hoofdzakelijk kleinschalige
verhardingsmaterialen voor de rijbaan en voetpaden. De voetpaden liggen langs de rijbaan of
gescheiden via een berm met heesters en bomen.
Figuur 11 - Openbaar domein Jef Buycxkstraat (gedeelte jaren 1990 - 2000)
2. In de oudere delen van de wijk (jaren ’70) zien we hoofdzakelijk kleinschalige
verhardingsmaterialen voor de voetpaden en asfalt voor de rijbaan. De voetpaden liggen langs
de rijbaan of gescheiden via een berm met heesters en bomen.
31
Figuur 12 - Openbaar domein Jef Buycyxkstraat (gedeelte jaren 1970 - 1980)
Het parkeren van voertuigen gebeurt op de rijbaan op eisen terrein.
6.1.3 Ontwikkelingsfasen De buurt van de Jef Buyckxstraat werd doorheen verschillende decennia in wel afgebakende fasen
ontwikkeld. De onderstaande kaart schetst de ruimtelijke ontwikkeling van de buurt doorheen de tijd,
weergegeven volgens aanvraagjaar van de bouwvergunningen:
Figuur 13 - Bouwperiodes aanvraag vergunningen
32
6.1.4 Aanwezige typologie De Jef Buyckxstraat kent verschillende types van bebouwing die in bepaalde tijdsperiode als sociale
groepsbouw (sociale koopwoningen) werden gerealiseerd. Dit maakt dat de buurt naargelang de
gehanteerde zichtlijn harmonie in het straatbeeld kent waarvan de aanblik wijzigt naargelang de
positie die men in de wijk neemt.
Onderstaand toont een overzichtskaart waarin de verschillende woningen per categorie volgens een
toegekende kleurmarkering zijn weergegeven. De nieuwe woningen die links onderaan op dit moment
worden gerealiseerd staan nog niet op deze kaart ingetekend.
Figuur 14 - Verdeling woningtypologie Jef Buyckxstraat Turnhout
Naar absolute en relatieve aandelen is de verdeling van woningtypes als volgt:
Figuur 15 - Verdeling bouwvormen Jef Buycxkstraat Turnhout
In een meer gedetailleerde tabelvorm ziet de verdeling van de woningen volgens type bebouwing er
als volgt uit:
vrijstaand
HOB-gekoppelde
aanleunende
garage
HOB-gekoppelde
woningen (evt. met
geintegreerde garage)
Rijwoningen
28% 10% 57% 4%
57 20 116 9
33
Kleurcode Foto vrijstaand
HOB-gekoppelde
aanleunende
garage
HOB-gekoppelde
woningen (evt. met
geintegreerde garage)
RijwoningenVoetafdruk
[m²/ weh]
Schatting BVO
[m²/ weh]
Schatting
totale BVO
[m²]
Bouwperiode
Rood 30 144 216 6480 1972
Geel 20 80 166,4 3328 1972
Oranje 4 2 130 195 1170 1976
Donkergroen 2 10 12 0,085 0,17 4,08 1976
Paars 4 140 210 840 1977
Lichtpaars 4 130 195 780 1977
Blauwgrijs 8 130 195 1560 1977
Donkerblauw 3 10 85 212,5 2762,5 1977
Lichtgroen 4 14 180 270 4860 1984
Zwart 5 4 150 225 2025 1984
Lichtblauw 14 100 200 2800 1994
Bruin 16 9 100 200 5000 1997
Roze 1 26 90 180 4860 2000
34
6.1.5 Beknopte demografie van de buurt De Jef Buyckxstraat telde zo’n 202 bewoonde woningen eind 2017. 97% hiervan wordt bewoond door
eigenaar-bewoners.
In totaal wonen er zo’n 536 personen, waarvan:
520 met de Belgische nationaliteit;
16 met de Nederlandse nationaliteit;
Er zijn zo’n 24 alleenstaande huishoudens aanwezig. 177 huishoudens zijn samenwonende partners.
De leeftijdsverdeling in de wijk is als volgt:
-*
6.1.6 Beschrijving van de wijkwerking De Jef Buyckxstraat beschikt eveneens over een actieve buurtwerking. Oorspronkelijk ontstond deze
door een krachtenbundeling van verschillende eerste bewoners om bepaalde problematieken aan te
kaarten bij de stad en de sociale bouwmaatschappij.
Van hieruit groeide de werking door naar een meer reguliere buurtwerking die diverse activiteiten
organiseert, een buurtkrant bedeeld en waar nodig gemeenschappelijke belangen op lokaal
bestuursniveau aankaart.
Ondertussen is er een verjonging opgetreden in het buurtbestuur. De buurtwerking is ook op digitale
wijze goed vertegenwoordigd door een frequente nieuwsbrief, aanwezigheid op facebook en een
eigen webpagina. (zie ook: http://www.jefbuyckxstraat.be )
De Jef Buyckxstraat kent dus een actieve buurtwerking.
21%
18%
43%
18%
Leeftijdsverdeling [%]
0-17 18-39 40-64 65+
35
7 Over de gevolgde wijkaanpak In dit hoofdstuk beschrijven we de gevolgde aanpak tijdens de case-study “Jef-Buyckxstraat te
Turnhout”. Meer bepaald zoomen we in hoe we de nodige inzichten konden verwerven en trachten te
komen tot een draagvlak voor een wijkrenovatie/ groepsaankoop.
Figuur 16 - Vragenpad wijkproject
Bij het aansnijden van een wijkrenovatieproject worden initiatiefnemers namelijk geconfronteerd met
één of meerdere van volgende vragen/ uitdagingen (niet-exhaustief) die we onderstaand verder
uitwerken:
1. Welke wijk wordt gekozen voor het project? Waarom?
2. Hoe wordt de wijk benaderd voor deelname in het project?
3. Hoe kan projectbetrokkenheid bij de bewoners worden opgebouwd?
4. Hoe wordt de stap van praten naar doen gemaakt bij een wijkrenovatieproject?
7.1 Stap 1 – Het selecteren van de wijk & partnervorming Een eerste en niet te onderschatten stap is de wijkselectie zelf. Wanneer deze stap verkeerd gezet
wordt kan alle moeite nadien bij voorbaat verloren zijn. Bijvoorbeeld; een risico op projectfalen bestaat
wanneer “de buurt ”misnoegd zou zijn over geplande of lopende ingrijpende openbare werken in de
wijk. Dergelijke gebeurtenissen zouden alle goede voornemens kunnen kapen. Het succes van een
goed idee is evenzeer het gevolg van de lancering op het goede moment en de juiste plaats.
Bij aanvang van het project werden op het grondgebied van Turnhout een 6-tal doelwijken in
beschouwing genomen. Deze werden op basis van onderstaande criteria naar best vermogen
afgewogen. Al deze wijken vertoonden kenmerken van verkavelingswijken en dus vielen
centrumwijken of buitengebieden af.
De afweging van de verschillende kandidaatswijken werd finaal afgetoetst bij het lokale bestuur
(afdelingen milieu, buurtwerking, stedenbouw).
In essentie werd de Jef Buyckxstraat geselecteerd omdat deze wijk:
Qua omvang overzichtelijk is en qua procesaanpak voldoende klein en voldoende groot;
Er is socio-economische stabiliteit en een actieve buurtwerking;
Er is wel degelijk een energiebesparingspotentieel;
Er leek geen politieke gevoeligheid verbonden aan deze wijkkeuze.
36
Bij onze case-selectie van de Jef Buyckxstraat te Turnhout is gelet op volgende criteria:
Criterium Beschrijving Jef Buyckxstraat
Zijn er aanknopingspunten met het lokale beleid of reeds bestaand onderzoek?
Dit is voormalig studiegebied van het woonlabo Stadsregio Turnhout en van de UHasselt. Er zijn geen specifieke beleidsproblemen of –plannen met deze buurt aanwezig.
Is er een energierenovatie-potentieel?
De wijk bevat een mix van recentere en oudere woningen waar bij de oudere woningen nog aanzienlijke energie-efficiëntiewinsten mogelijk zijn.
Is er een collectief warmtebronpotentieel?
Nabij Parkwijk gelegen waar mogelijks plannen voor een warmtenet zijn. Eveneens gunstig gelegen bij het industriegebied waar een grotere warmteafzet mogelijk is.
Zijn er werken gepland aan het openbaar domein?
Nabij waren rioleringswerken gepland. In de wijk zelf een (gedeeltelijke) heraanleg van voetpaden en openbare verlichting. Gezien de krappe timing is het onrealistisch om hier op termijn mee aan te haken voor de uitbouw van collectieve energievoorziening
Zijn er specifieke ruimtelijke voorschriften van toepassing?
Geen verkavelingsvoorschriften van toepassing gezien de wijk in verschillende fasen via sociale koopwoningen in groepsbouw is gerealiseerd
Is er een buurthuis voor buurtvergaderingen te organiseren?
Er is een kleine buurtbarak op het wijkplein – voor vergaderingen kan gebruik gemaakt worden van het buurthuis in de parkwijk
Is er een actieve wijkwerking? Er is een actieve buurtwerking aanwezig
Zijn er bekende contacten van buurtambassadeurs in de buurt voor de onderzoekers?
Geen
Socio economisch-profiel Op het eerste zicht zijn er geen socio-economische problemen aanwezig in de wijk
Wat is de bebouwingstypologie?
Mix van vrijstaande, halfopen en rijwoningen
Straatprofiel (ondergronds & bovengronds)
Rijnbaan in beton (overig) of asfalt (Jef Buyckxstraat) met kleinschalige verharding voor voetpaden
Buurtplein/ buurtpark Centraal grasplein aanwezig – voldoende groot voor eventuele collectieve ondergrondse energiewinning ondiepe geothermie.
Inbreidingspotentieel aanwezig?
Op perceelniveau en door combinatie van percelen op het eerste zicht
Densiteit [weh/ ha] 13
Aantal woningen [-]? 204
Benaderend gasverbruik [kWh 2016]
3 491 263
Naast de selectie van de wijk hebben we in deze stap ook de nodige aandacht gespendeerd aan
partnervorming met belanghebbenden zoals het lokale bestuur en de distributienetbeheerders.
Enerzijds vormden zij een klankbord over de voorgestelde wijkselectie. Anderzijds kunnen we inzichten
en kennisondersteuning aanreiken om de voorbereiding of uitvoering van het wijkproject te
verbeteren.
Zo heeft de stad tijdens de uitvoering van het project steeds met open geest gedebatteerd over
ruimtelijke concepten, statistische informatie aangeleverd en inzichten over de buurt aangeleverd. De
distributienetbeheerder IVEKA daarentegen heeft mee inzichten aangeleverd over de aanwezige
37
netwerkinfrastructuur, hun aanbod ondersteuning via energiepremies voor energiebesparende
maatregelen en de mogelijkheden van een projectverderzetting via de burenpremie met
renovatiebegeleiders.
7.2 Stap 2 - Voet aan de grond krijgen in de wijk Na de aanduiding van de voorkeurswijk was het een volgende stap om contact te maken met
vertegenwoordigers van de wijk. Een eerste optie is om hiervoor contact te leggen met de (bestuurders
van de) buurtwerking. Een parallelle optie is om mensen met aanzien in de wijk (en die voor de
onderzoekers gekend zijn) aan te spreken om zo hun morele autoriteit te kunnen aanwenden in het
werven van betrokkenheid bij wijkbewoners.
De buurtwerking bleek in de Jef Buyckxstraat een goed ingangskanaal. De respons per email en
telefoon verliep reeds van bij aanvang zeer constructief.
Zodoende werd een afspraak geboekt met de buurtwerking om het kader, de doelstellingen en het
projectplan voor te leggen. Na deze goedkeuring konden we hiermee dus aan de slag gaan om “verder”
de wijk in te trekken.
7.3 Stap 3 – Internaliseren in de wijk en creëren van een buurtdynamiek Nadat het contact met de buurt is gelegd, is het zaak om zo snel als mogelijk als buitenstaander te
internaliseren in de buurt. Dit moet gepaard gaan met het creëren van een buurtdynamiek over het
opgezette project.
De creatie van een buurtdynamiek is noodzakelijk om op termijn perspectief te krijgen op de uitvoering
van renovatie-acties. Binnen het onderzoeksproject hebben we hiervoor gebruik gemaakt van
volgende actiepijlers om kennis te verzamelen en voornemens alsook de betrokkenheid te toetsen:
Het uitvoeren van individuele audits;
Het uitvoeren van een enquête;
Het houden van buurtvergaderingen;
De aankondiging van deze acties gebeurde door de onderzoekers in nauwe samenwerking met de
buurtvereniging parallel via verschillende communicatiekanalen:
Het facebookkanaal van de buurt;
Een buurtkrant die op kwartaalbasis op papier werd bedeeld;
Een digitale nieuwsbrief die door de buurtvereniging op maandbasis wordt verstuurd;
Een eigen mailbestand (opgebouwd door de onderzoekers) van bewoners die zich in de loop
van het project hebben gemeld of deelgenomen aan allerlei acties.
De noodzaak om deze diverse kanalen te blijven gebruiken bleek pertinent gezien de feedback van de
bewoners.
7.3.1 De woningaudits
7.3.1.1 Doel van de audits
Het doel van de energie-audits was meerledig. Enerzijds was het een projectaanname dat we door het
uitvoeren van enkele gerichte audits in bepaalde mate ook generaliserende uitspraken konden doen
van niet-geauditeerde woningen uit de wijk. Specifiek in het geval van de case kunnen de 204
bestaande woningen ingedeeld worden in een beperkt aantal woningtypes. Na modellering van deze
woning en extrapolatie naar de andere woningen zouden dus in enige mate uitspraken op wijkschaal
38
gedaan kunnen worden. Hoe meer eenheid in de wijk, hoe meer deze hypothese opgaat, en
omgekeerd.
Anderzijds was het de bedoeling van de energieaudits om de kandidaten op maat advies te verschaffen
over het renovatiepotentieel van hun woning. Hieraan gekoppeld werd ook een diepte-interview met
de bewoners uitgevoerd om hun kennisniveau, drijfveren en renovatieplannen te leren kennen.
Het resultaat van deze audits werd ook meegedeeld onder de vorm van een energieadviesnota waarop
de bewoners voor hun woning kennis kunnen nemen over de impact van verschillende
energiescenario’s en energiebesparende maatregelen.
39
Figuur 17 - Voorbeeld woningfiche als resultaat van de energie-audits
7.3.1.2 Selectie van de auditwoningen
De selectie van de auditwoningen gebeurde als volgt:
1. Oproep naar kandidaten via de buurtkrant en tijdens de 1e buurtvergadering;
2. Uitzetten van de ontvangen kandidaatswoningen op kaart en categoriseren naar woningtypes;
Vlaams EPC-doel in 2050: Kerngegevens:
100 Bruto Vloeroppervlakte: 131
Beschermd Volume: 376
Aanvraagjaar vergunning: 1970
Gemiddelde EPC-score
Vlaanderen:
350
Bouwschil
Origineel Huidig Basisrenovatie Ingrijpende Renovatie
Berekende EPC-Score: [kWh/m²] 481 377 136 -13
Jaarlijkse gasfactuur verwarming: [€
BTWin / jaar]912 927 837 0
Jaarlijkse Elektriciteitsfactuur (incl
verwarmingstoepassingen): [€ BTWin / jaar]
(incl injectievergoeding)
1173 1173 526 802
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
zonder subsidies)35541 76667
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
met subsidies anno 2018)29155 65822
Statische terugverdientijd [jaar] 40 51
Bouwschil:
Buitenmuren: Spouwmuur met
ongeisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met
ongeisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met 5cm
glaswol na-isolatie
Spouwmuur met nieuwe
12cm glaswol en nieuwe
facadesteen
Vloeren: Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Geisoleerde vloer met
12cm XPS op volle grond
Daken/ Zoldervloeren: 4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
Ramen& Deuren: Houten profiel - enkel glas Houten profiel - klassiek
dubbel glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
Inpandige Garagepoort: Ongeisoleerde metalen
kantelpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Luchtdichtheid: Weinig luchtdicht (v50=12) Weinig luchtdicht (v50=12) Redelijk goede
luchtdichtheid (v50=6)
Goede luchtdichtheid
(v50=1)
Technische installaties:
Ruimteverwarming
Atmosferische vloerketel -
geregeld op
kamerthmoerstaat - 90/70
convectoren met manuele
kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Elektrische geothermische
warmtepomp - geregeld
op buitenvoeler - 35/30
vloerverwarming met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Sanitair Warm water
Geisoleerde
atmosferische Gasboiler
120L
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Boilervat 150L gekoppeld
aan Geothermische
elektrische warmtepomp
Ventilatiesysteem
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Zelfregelende
ventilatieroosters voor
luchttovoer en
mechanische afzuiging
(C+)
Mechanisch
Balansventilatiesysteem
(D+)
Fotovoltaische panelen: Geen Geen 3,5 kWpiek Op hellend dak 6,5 kWpiek Op hellend dak
Investeringen [€ incl 6% BTW] (berekend excl subsidies):
Bouwschil:
Buitenmuren: 2 060,00 € 12 360,00 €
Vloeren: 12 576,00 €
Daken/ Zoldervloeren: 2 096,00 € 2 096,00 €
Ramen& Deuren: 14 600,00 € 14 600,00 €
Inpandige Garagepoort: 2 160,00 € 2 160,00 €
Luchtdichtheid: 1 500,00 € 1 500,00 €
Technische installaties:
Ruimteverwarming excl warmte-afgiftesyst. 3 500,00 € 12 500,00 €
Sanitair Warm water - € 1 000,00 €
Ventilatiesysteem 3 500,00 € 6 500,00 €
Fotovoltaische panelen: 6 125,00 € 11 375,00 €
40
3. Vergelijken van de ontvangen kandidaten met de gewenste vertegenwoordiging naar
woningtypes;
4. Waar meerdere kandidaten per gewenst woningtype, werd telefonisch of per email contact
opgenomen om te polsen naar de context en motivatie van de kandidaten
Vervolgens werden de nodige afspraken ingepland voor de audit.
7.3.1.3 Draaiboek voor de audits
Het verloop voor de audits gebeurde als volgt:
1. Selectie van de woning schriftelijk te bevestigen naar de kandidaten;
2. Andere kandidaten in “de wachtkamer” te plaatsen;
3. Afspraak inplannen en vragen om de nodige informatie (plannen, facturen, foto’s enz.) reeds
op te zoeken en klaar te leggen;
4. Bezoek ter plaatse uitvoeren – ca 3 u te voorzien met volgend verloop:
a. Kennismaking (wie-is-wie, achtergrond project, verloop audit);
b. Semi-gestructureerd interview;
c. Opmeting ter plaatse;
d. Afsluiter ter bedanking en uitleg over de volgende stappen
5. Opmaken van een rekenmodel gekoppeld aan een scenarioanalyse van de woning in
verschillende renovatiefasen;
6. Terugkoppeling van de resultaten.
De volgorde van de opmeting ter plaatse bestaat erin dat er eerst een vertrouwensband wordt
gecreëerd. Zo kan in het gesprek al veel relevante informatie over de woning en de beweegredenen
van de eigenaars worden achterhaald. Het vertrouwen laat ook toe dat alle hoeken van de woning
bezocht kunnen worden met vertrouwen en goedkeuring van de eigenaar.
Initieel was voorzien om de auditkandidaten een deelnamecharter te laten ondertekenen. Hiervan
werd tijdens het project afgeweken omdat dit charter nogal “zwaar” is gebleken gegeven de context
van met particuliere vrijwilligers te werken.
Zie bijlage voor meer informatie hierover.
7.3.2 Buurtvergaderingen Het organiseren van buurtvergaderingen is een klassieke manier van buurtcommunicatie, zo ook met
succes toegepast in onze projectomgeving.
De organisatie van dergelijke buurtvergaderingen gebeurde steevast in nauw overleg met de
buurtwerking.
Nieuwe vergadermomenten werden consequent via bewonersbrieven, sociale media en digitale
nieuwsbrieven ongeveer 1 à 2 weken voorafgaand meegedeeld.
Voor het organiseren van dergelijke buurtvergaderingen was het voor ons primordiaal om een goede
vergaderlocatie op wandelafstand van de wijk te hebben. Deze locatie werd gevonden in de nabij
gelegen Parkwijk waar het parochiehuis kon gebruikt worden.
Vergaderingen werden doelbewust op donderdag vanaf 20h15 ingepland en duurden naargelang de
inhoud 1,5 tot 2u.
De setting was gemoedelijk bij een vriendelijk onthaal met koffie en cake.
41
Op die manier stelden we vast dat de buurtvergaderingen van ons project voor velen aanvoelden als
een gezellig samenzijn. De inborst van het project was dan ook positief en niet bedreigend voor de
buurt waardoor het gesprek met de bewoners steeds open en constructief kon verlopen.
Figuur 18 - Actiebeeld buurtvergadering 3 op 22 maart 2018
Namens het onderzoeksteam was er steeds minstens 1 spreker aanwezig, vergezeld van 1
gespreksbegeleider/ moderator om het debat te begeleiden en in te spelen op eventuele vragen/
opmerkingen. Dit werkte succesvol gezien de begeleider tijdens de uitleg van de onderzoeker het
publiek kon observeren.
In totaliteit werden er 3 buurtvergaderingen in kader van deze projectscope uitgevoerd. Voor de
volledigheid geven we mee dat een vierde buurtvergadering is gepland om de opstart van de
renovatiebegeleider te doen en de weg vrij te maken naar een groepsaankoop en wijkrenovatie.
De eerste drie buurtvergaderingen kenden volgende agendapunten:
Vergadering 1;
o Kennismaking;
o Introductie van het project & maatschappelijke context;
o Oproep tot auditkandidaten;
o Planning en volgende stappen;
Vergadering 2:
o Toelichting van de eerste auditresultaten;
o Toelichting over de premiestelsel voor financiering van energiebesparende
maatregelen;
o Aankondiging van de bewonersbevraging;
o Planning en volgende stappen;
42
Vergadering 3;
o Blik op de projectresultaten;
o Blik op de resultaten van de enquête;
o Debat/ interesse-uiting voor het vervolgtraject naar groepsaankoop;
o Toelichting en introductie renovatiebegeleider / principes werking groepsaankoop;
o Planning en volgende stappen.
De aanwezigheidstrend over deze drie vergaderingen was licht stijgend en varieerde tussen de 12 à 20
aanwezige bewoners. Het merendeel van de vorige aanwezigen was ook de volgende vergadering
aanwezig of gaf aan het project verder op te volgen.
Naar profiel van de aanwezigheden wordt het stereotype van de participatie-elite bevestigd.
Doorgaans betrof het blanke mannen van oudere of middelbare leeftijd. Een minderheid was
vrouwelijk en er waren geen bewoners jonger dan 40 aanwezig. Dit staat in contrast met de werkelijke
leeftijdsverdeling van de inwoners in de Jef Buyckxstraat.
De slides van de gehouden presentaties werden via Slideshare ter beschikking gesteld en verspreid via
de buurtcommunicatie.
7.3.3 Enquêtering – opzetten van een bewonersbevraging De derde pijler van onze gevoerde bewonerscommunicatie was een bewonersbevraging via
enquêtering. Het doel van deze enquête was om bewoners te toetsen naar:
1. Hun kennisniveau inzake milieu, klimaat en energie;
2. Hun overwegingen inzake wenselijk/ onwenselijke beleidsacties;
3. Hun actiebereidheid en interesse te toetsen voor energierenovatie in hun eigen woning.
De bevraging werd gedurende 6 weken open gesteld tussen begin januari 2018 en eind februari 2018.
De eerste bewonersvergadering was toen reeds achter de rug waarin de aanwezigen in kennis gesteld
werden van de projectobjectieven en –activiteiten.
De resultaten van de bevraging zijn tot stand gekomen via vrijwillige deelname zonder verdere
correctie of weging van de deelnemers naar representativiteit toe. Representativiteit was niet het
hoofddoel van de bevraging. De bedoeling was in hoofdzaak om te toetsen naar de instelling, het
kennisniveau en het draagvlak voor uitvoering van energiebesparende maatregelen via een
groepsaankoop.
Deels werden er vragen overgenomen van de federale klimaatenquête om enige vergelijking hiermee
te kunnen uitvoeren. Een aantal vragen die specifiek voor deze projectcontext van toepassing zijn
werden zelf uitgewerkt en toegevoegd.
De bevraging werd digitaal open gesteld, gebruik makende van Google Forms. Deelnemers konden op
verzoek ook een exemplaar op papier invullen en deponeren in de buurtbrievenbus.
43
Figuur 19 - Screenshot enquête
Om het aantal deelnemers zoveel als mogelijk de hoogte in te sturen werden incentives ingezet in de
vorm van cadeaubon met volgende waarden:
Lokale shoppingbon t.w.v. 40 euro;
2 filmtickets t.w.v. 20 euro;
1 cadeaubon voor een gezinsuitstap t.w.v. 60 euro.
De eerste winnaar van de lokale shoppingbon werd 1 week voor het verstrijken van de einddatum van
de bevraging bekend gemaakt met een bijkomende oproep voor nieuwe deelnemers.
44
Er werden na afloop 25 unieke deelnemers geregistreerd. Dit komt neer op 12,25% van alle
huishoudens in de Jef Buyckxstraat. We menen dat het gebruik van deelname-incentives wel degelijk
een positieve invloed heeft gehad op het aantal deelnemers.
De loting van de deelnameprijzen gebeurde in twee stappen. Eén van de prijzen werd verloot op één
week voor het verstrijken van de deadline. De winnaar werd onmiddellijk bekend gemaakt en
gecommuniceerd, samen met een reminder voor de deelname. Ook bij deze communicatie was een
piek merkbaar in nieuwe deelnemers.
De resultaten van de bevraging kunnen verderop dit rapport worden geconsulteerd.
7.3.4 Vaststellingen over de buurtdynamiek Op basis van het doorlopen traject met de bewoners maakten we volgende vaststellingen en
conclusies;
Het cliché van de buurtvergaderingen en een oververtegenwoordiging van de blanke oudere man
klopte in onze case. Een belangrijk deel van de andere mensen kwam niet naar de buurtvergaderingen.
Mogelijks vanwege desinteresse, andere verplichtingen of andere hobby’s maar waarschijnlijk bij een
deel van de bewoners ook omwille van gezinslasten die gedragen moesten worden.
Bijgevolg is het absoluut noodzakelijk dat ook andere communicatiekanalen worden gehanteerd om
informatie te laten doorstromen naar bewoners en om betrokkenheid te zoeken. Sociale media, het
digitaal ter beschikking stellen van informatie en nieuwsbrieven lijken daarin onontbeerlijk.
Tegen alle verwachtingen in merkten we bij sommigen dat collega buurtbewoners sceptisch waren
over onze goede intenties en werden we verdacht van pure commerciële doeleinden om isolatie of
zonnepanelen te verkopen. Dit was uiteraard niet het geval en dus zijn we in de volgende
communicatie steeds onze commerciële onafhankelijkheid gaan onderstrepen.
Hoe goed we ook trachtten om onze boodschap helder te formuleren, toch merkten we dat een deel
van de bewoners niet leek te begrijpen waar het project over ging. Sommigen herleidden het tot het
opzetten van een groepsaankoop voor zonnepanelen, wat natuurlijk een te enge interpretatie was.
We constateerden dat de betrokkenen vanuit de buurt bij dit project, niet noodzakelijk dezelfde
personen zijn die betrokken zijn bij andere buurtactiviteiten zoals buurtfeestelijkheden. In die zin lijkt
het begrip standby-publiek ook hier van toepassing. Dit is met name een deel van de bewoners die
getriggerd worden door het thema van het project en zich hiervoor in meer of mindere mate
interesseren of willen inzetten in Pro of Contra-zin.
De betrachting moet zijn om deze militanten die het project ondersteunen te laten toenemen en de
silent majority mee te nemen op weg naar actiebereidheid voor een wijkrenovatietraject.
Figuur 20 - Indeling van het doelpubliek naar standpunt & actiebereidheid
45
We hebben eveneens vastgesteld dat een buurt niet automatisch één groot sociaal weefsel is.
Generatieverschillen, andere woonplaats in de wijk en tal van andere factoren maken dat we de buurt
eerder bekijken als een geheel van kleine micro-netwerken (met ook uitlopers buiten de buurt). De
strategie van een externe onderzoeker/ projectleider om louter met de buurtvereniging contact te
blijven onderhouden is in die zin te beperkend. Het succes ligt eerder in het identificeren van die micro-
netwerken en bij deze op maat te zoeken naar betrokkenheid. Dit verhoogt de intensiteit van het werk.
Figuur 21 - Schets micro-netwerken in de wijkpopulatie
Tenslotte hebben we bevestigd gekregen dat de opbouw van buurtdynamiek, net als het project, maar
succesvol kan zijn wanneer dit gestoeld wordt op een eerlijk en open inhoudelijk debat, een
transparant verloop van het participatieproces en bovenal een goede intermenselijke relatie.
Figuur 22 - Succesfactoren in de buurtdynamiek
46
7.4 Stap 4 – het aanvatten van het groepsaankoopprijs Na het doorlopen van de audits, enquêtes en bewonersvergaderingen was de tijd gekomen om de
volgende stap in het wijkrenovatietraject te nemen. Meteen de eindstap van dit onderzoeksverband
in het project maar misschien wel de belangrijkste.
Op een bepaald punt moet de vraag gesteld worden en de impuls gegeven worden of de buurt verder
wil doorgaan naar een groepsaankoop.
We hebben daarbij nadrukkelijk aangegeven dat de bewoners in controle waren over het proces en
beslisten over de aankoop of niet. Onze positie en die van de aan te stellen renovatiebegeleider is in
dit zin hoofdzakelijk ontzorgend.
Het draagvlak voor de volgende stap werd deels al gegeven door betrokkenheid en de ontvangen
antwoorden uit de bevraging. Zo gaven maar liefst 90% van de bewoners die de enquête invulden aan
interesse te hebben voor zo’n groepsaankoop.
Het type van maatregelen vloeit eveneens verder uit de antwoorden die tijdens de bevraging werden
verstrekt:
Figuur 23 - bevraging - interesse in renovatiemaatregelen
47
Deze voorstellen van maatregelen werden in de toelichting verder uitgeselecteerd op het criterium
dat ze ook zinvol moeten zijn energetisch/ economisch en dat de door de wijk georganiseerde
groepsaankoop een toegevoegde waarde moet hebben tegenover reeds bestaande groepsaankopen
(rond zonnepanelen of groene stroom bijvoorbeeld).
Vervolgens hebben we duidelijk aangegeven hoe we de kandidaten voor de groepsaankoop
inschrijven. Dit gebeurde via twee wegen:
OPT OUT regeling: kandidaten die reeds interesse vertoond hebben standaard mee opnemen
in de lijst van mensen wie een offerte mag bezorgd worden – tenzij ze expliciet uitschrijven
(na herinneringsmail);
OPT IN regeling voor zij die de enquête niet hebben ingevuld – kunnen per email inschrijven
op de maatregel(en) naar keuze.
Tenslotte moest er een zachte projectoverdracht gebeuren naar een renovatiebegeleider. De
oplossing hiervoor werd gevonden in samenspraak met EANDIS. Er werd een renovatiebegeleider
aangesteld in kader van de burenpremie.
Een cruciaal element in dit verloop is een succesvolle overdracht van informatie tussen het
onderzoeksverband en de renovatiebegeleider. Tegelijkertijd moet de renovatiebegeleider ook
succesvol geïntroduceerd worden.
Daar toe werd een nieuwe vergadering voorzien waarbij zowel het onderzoeksverband als de
renovatiebegeleider transparantie scheppen over de rollen en de volgende stappen. Vanaf dat punt is
het aan de renovatiebegeleider om van de groepsaankoop verder een succes te maken.
7.5 Synthesebeeld - engagementopbouw i.k.v. wijkrenovatieprojecten Onze geleerde lessen over het opzetten van een groepsaankoop voor wijkrenovatie werden
samengebracht in een synthesebeeld over hoe een getrapt engagement opgebouwd kan worden om
te komen tot wijkrenovatietrajecten/ groepsaankopen. Daartoe is het belangrijk om weten dat de kans
op een ingrijpende renovatie afhankelijk is van factoren zoals:
De ruimtelijke vrijheidsgraad verbonden aan de woningtypologie;
Het (eventuele) reglementair kader;
De (perceptie over de )financiële kenmerken van de renovatie;
De waargenomen drempel inzake het aanbestedingsproces en praktische
uitvoeringsaspecten;
De aanwezigheid van eventuele renovatiedrivers zoals comfortproblemen, overige renovatie/
uitbreidingsplannen;
Subjectieve psychologische effecten zoals sociale druk, schaarste enz.
Wijkrenovatietrajecten kunnen de perceptie en de feiten over een aantal van die factoren beïnvloeden
en dus woningeigenaars overtuigen die anders mogelijks niet overtuigd zouden zijn. Het opzetten van
een groepsaankoop op wijkniveau komt in essentie neer op het realiseren van een dynamiek en het
activeren van engagement onder de bewoners dat geleidelijk aan moet worden opgebouwd. Hierbij
werden verschillende fasen beschreven en gradaties van engagement aangehaald. Elke fase moet met
de nodige zorgvuldigheid worden begeleid omdat een verlies van engagement steeds om de hoek
loert.
48
Figuur 24 - Schema overtuiging bij groepsaankoop voor wijkrenovatie
7.5.1 Fase 1 – de initiatiefase De eerste en misschien wel belangrijkste fase van een wijkrenovatieproject met groepsaankoop is de
initiatiefase. Het is de stap waarbij een anonieme buitenstaander van de wijk probeert om de interesse
te wekken van zoveel mogelijk buurtbewoners.
Het belang van een goede selectie en voorstudie van de wijk kan hier niet worden onderschat. De
initiatiefase kan falen door factoren die de projectfacilitator niet in de hand heeft. Een negatieve
buurtdynamiek, onvrede met lokale bestuursbeslissingen zijn hiervan voorbeelden van faalfactoren.
De renovatiebegeleider dient erover te waken dat hij het imago bouwt dat het initiatief vanuit
gemeenschappelijke, objectieve belangen voor de buurt plaatsvindt en niet louter commerciële
belangen van de begeleider. We hebben ondervonden dat mensen argwanend kunnen zijn over de
goede intenties van de renovatiebegeleider van de groepsaankoop.
De grote uitdaging in deze fase is hoe je de aandacht kan vatten van buurtbewoners in tijden waar de
beschikbare tijd van hen steeds schaarser wordt. We duiden deze vraag door twee vaststellingen:
De buurtbewoner wordt meer dan ooit overstelpt worden met informatie of wiens tijd wordt
ingenomen met werk- gezin- of hobbybezigheden.
De idee om mensen te bereiken via hun binding in de wijk via de buurtvereniging en –
activiteiten gaat slechts gedeeltelijk op. We merkten dat de buurtvereniging onder druk staat
doordat het sociale leven voor vele tweeverdieners in de wijk zich buiten de wijk afspeelt.
Een eerste gekende manier om naar de interesse bij buurtbewoners te polsen is door een
buurtvergadering samen te roepen. Een wijkrenovatietraject vergt meerdere buurtvergaderingen
tijdens de initiatiefase om op een lekentempo te informeren, animeren en te overtuigen. Al snel zal de
vaststelling volgen dat het cliché klopt over de blanke man van middelbare leeftijd die men vooral
aantreft op participatiemomenten. Dit fenomeen over de participatie-elite werd eerder beschreven
door Eric Lancksweerdt in zijn doctoraatsschrift. 8 Om de opkomst van een buurtvergadering zoveel als
8 http://www.vrp.be/wp-content/uploads/2017/12/05_12_Een-gezamenlijk-scheppingsverhaal-1.pdf?x33729
49
mogelijk te ondersteunen dient zoveel als mogelijk drempelverlagend te worden gewerkt naar locatie,
planmoment, communicatiestrategie, omkadering enz.
We stellen dus vast dat slechts een deel van de mogelijke geïnteresseerden wordt bereikt indien men
zich beperkt tot louter bewonersvergaderingen. De hypothese is namelijk dat er veel mensen latent
geïnteresseerd zijn in een dergelijk project en dat het zaak is om via de juiste knoppen hen in beweging
te krijgen. We trekken hierbij de parallel met het zogenaamde “standby-publiek” dat mobiliseerbaar
is voor hun interessegebieden mits de juist aanpak wordt gevolgd. 9
Met andere woorden, wanneer het volk niet tot op de vergadering geraakt, dan moet de vergadering
maar verspreid tot bij het volk geraken. We kunnen hierbij dankbaar gebruik maken van
technologische ondersteuning.
Het is heden perfect mogelijk om quasi kosteloos presentaties in te lezen en ter beschikking te stellen
zodat mensen het kunnen herbekijken op een voor hen passend moment.
Een andere dankbare mogelijkheid is om te werken met online enquête wat een handige manier is om
snel een overzichtelijk beeld te krijgen over de deelnemers. Door middel van deze enquête kunnen
nudging-technieken worden toegepast om de betrokkenheid te vergroten. Een online enquête laat toe
om vragen te formuleren waarbij buurtbewoners impliciet of expliciet hun interesse reeds aangeven
in bepaalde renovatiemaatregelen. Door deze vorm van priming, gecombineerd met een deelname-
incentive kan een beduidend ruimer publiek worden bereikt als bij de loutere buurtvergadering.
De waarde van de buurtvergadering vervalt hierbij niet in het niets. Het blijft een waardevol middel
om met mensen in gesprek te gaan. Het aantal opeenvolgende deelnemers (de blijvers en de
nieuwkomers) kan hierbij ook een oprecht en waardevol inzicht bieden over het opbouwende succes
van de initiatiefase.
Om de technische renovatie-opportuniteiten te verkennen kunnen energie-audits worden uitgevoerd
op initiatief van de renovatiebegeleider. Het realistische aantal audits hiervan lijkt beperkt gezien de
budgettaire intensiviteit hiervan. De eventuele repliceerbaarheid van conclusies voor gelijkaardige
woontypologieën kan de efficiëntie echter verhogen. Ook de enquête is een manier om te polsen naar
de energetische kwaliteit van de woningen. De audit laat anderzijds toe om in gesprek te gaan met de
bewoners waardoor met hen de band en betrokkenheid kan versterken.
Kenmerkend door de initiatiefase is dat de renovatiebegeleider er voldoende tijd voor dient te nemen
(enkele maanden) om de buurt en de mensen te leren kennen met hun kansen, kenmerken en
gevoeligheden. Omgekeerd is de tijd ook nodig voor de buurt om de renovatiebegeleider te leren
kennen. Dit internalisatieproces is een belangrijke stap in de vertrouwensopbouw waarbij de
oorspronkelijke buitenstaander deel van de buurt moet gaan uitmaken.
De idee om via de buurtvereniging een groot netwerk op te bouwen met de bewoners is hierin niet
helemaal correct. In feite is een buurt een sociaal weefsel dat bestaat uit meerdere micro-netwerken
die al dan niet onderling verbonden zijn. De buurtvereniging kan, maar zeker niet altijd, een
verbindend element zijn. De kunst is dus eerder om ambassadeurs te vinden in deze micro-netwerken
om via hen de andere buurtbewoners te bereiken.
9 Bron: “de waarde van weerstand”; 2017; Eva Wolf & Wouter Van Dooren
50
7.5.2 Fase 2 – De kandidaatstelling voor offertes De volgende stap en uitdaging in het proces is om mensen bereid te krijgen dat ze zich kandidaat stellen
om een offerte te ontvangen voor 1 of meerdere energiemaatregelen.
In deze stap moet duidelijk gemaakt worden welke stappen gevolgd zullen worden en welke
consequenties hier wel of niet aan verbonden worden.
Om de kansen op een kandidaatstelling gaaf te houden dient de perceptie te worden bewaakt dat een
kandidaatstelling nog geen uiteindelijke beslissing tot uitvoering inhoudt. Vrijblijvendheid troef dus.
Het lijkt ook opportuun om reeds op hoofdlijnen te kunnen aangeven welke technische, economische,
esthetische en praktische kenmerken horen bij de energiemaatregelen die in een groepsaankoop
gegoten worden. Het gebruik van maatregelfiches kan hierbij een zinvol instrument zijn.
Eventueel kan in co-creatie besloten worden voor welke maatregelen en op welke wijze het proces
wordt opgevat. Het lijkt logisch om te kiezen voor maatregelen die voldoen aan volgende criteria:
Ze moeten energetisch/ economisch zinvol zijn;
Er moet interesse voor bestaan bij de bewoners;
Ze mogen nog niet door andere partijen op grote schaal succesvol in groepsaankoop
aangeboden worden zoals de provinciale aankoop groene stroom of zonnepanelen.
Om offertes te ontvangen dienen de kandidaten in eerste plaats vooral gezocht bij zij die reeds eerder
hun blijk van interesse hebben meegegeven in de initiatiefase.
Er zou gewerkt kunnen worden met een opt-out formule waarbij de facto alle deelnemers aan de
initiatiefase als kandidaat worden meegenomen om een offerte op maat te ontvangen, tenzij ze reeds
tijdens de initiatiefase of in de kandidaatfase expliciet aangaven niet verder te willen gaan.
De maatregelen waarvoor finaal offertes worden aangevraagd zijn het rechtstreeks gevolg van de
waargenomen interesse enerzijds en het resultaat van de technisch-economische analyse anderzijds.
Sowieso lijkt het niet beheersbaar om al te veel verschillende maatregelen in één project mee te
pakken in een groepsaankoop.
Om het aantal kandidaatstellingen te verhogen kan besloten worden om:
Een stimulans te introduceren zoals bijvoorbeeld de verloting van een weekendje-weg van zij
die uiteindelijk overgaan tot één of meerdere energiemaatregelen;
Er kunnen getuigenissen verzameld worden van mensen uit de buurt die reeds soortgelijke
maatregelen hebben laten uitvoeren om een peer-to-peer effect te bekomen;
Het voorspiegelen van de impact van diverse maatregelenpakketten op de woningprestaties.
Reeds eerder werd aangetoond dat het gebruik van dergelijke incentives de deelnamekans verhoogt.
7.5.3 Fase 3 – De aanvraag en evaluatie van offertes Van zodra er voldoende kandidaten gevonden zijn is het een zaak om offertes op te vragen. Dit
betekent dat er een beknopt lastenboek, aanbestedingsmechanisme en afsprakenmechanisme
opgezet moet worden om de nodige offertes kwalitatief en op tijd uit te kunnen werken.
Om het aanbestedingsproces te stroomlijnen kunnen enerzijds selectiecriteria gehanteerd worden om
een voorselectie in het aantal mogelijke aanbieders te maken. Om de finale keuze te maken dient een
evaluatie van de offertes te gebeuren die gebaseerd moet zijn op een evenwichtige korf van financiële,
51
technische en planningsgerichte facetten. Er dient voor gewaakt dat de selectie en evaluatie hierbij
hun doel niet voorbijschieten uit goed bedoelde regelneverij.
Om mensen finaal tot aankoop te overtuigen kunnen een aantal strategieën simultaan uitgewerkt
worden:
De voordelen zoals ontzorging, kwaliteitsborging en het financiële voordeel moeten in de verf
gezet worden.
Anderzijds kan een kunstmatige schaarste gecreëerd worden door te stellen dat het
burenaanbod nu of nooit is, eventueel versterkt in het licht van evoluerend overheidsbeleid
zoals lange termijn doestellingen en wijzigend premiestelsel.
Tenslotte kan ook in deze fase gebruik gemaakt worden van de sociale druk door expliciet te
communiceren welke bewoners reeds wel gekozen hebben om mee te stappen in de
uitvoeringsfase.
We zouden hierbij kunnen werken met een “burenlogo” bij wijze van sociale expressie waarbij mensen
in de wijk een flyer of affiche aan het raam bevestigen waarbij ze aangeven mee te doen met de
groepsaankoop. In ruil hiervoor kan een nieuwe incentive worden meegeven door lotingprijzen te
verbinden voor zij die zich in de wijk “zichtbaar” hebben gemaakt en finaal overgaan tot uitvoering van
de maatregelen.
Figuur 25 - Voorbeeld van het burenlogo dat ingezet kan worden
7.5.4 Fase 4 – De uitvoeringsfase Het initiatief ligt in deze fase vooral bij de bewoners en de uitvoerders om de werken te plannen.
52
De renovatiebegeleider dient vooral in tweede orde bij te staan en aan te jagen waar nodig. Waar
nodig kunnen contacten aangereikt worden om bewoners van praktische issues te verhelpen voor
bijvoorbeeld verhuishulp aan te bieden om een zolder op te ruimen voor na-isolatiewerken.
De renovatiebegeleider kan vooral kwaliteitscontrole en nazorg aanbieden wat betreft het invullen van
de nodige subsidieaanvragen.
Het is in de uitvoeringsfase dat de verwachtingen moeten worden ingelost. Een succesvolle realisatie
is tevens de beste wegvoorbereider voor een eventuele volgende groep bewoners die een traject
willen doorlopen. “Reclame” door oprechte goede ervaringen blijft hierbij één van de belangrijkste
troeven.
53
8 Bepaling van het renovatiepotentieel In dit hoofdstuk wordt verder invulling gegeven aan de wijze waarop het renovatiepotentieel van de
te bestuderen wijk werd onderzocht en bepaald.
8.1 Voorgenomen scenario’s Het begrip renovatiepotentieel zien we in onze benadering niet als een binair gegeven (0 of 1) maar
eerder als een spectrum met twee extremen en daartussen verschillende scenario’s. Om het aantal
door te rekenen scenario’s (en het projectbudget) in de hand te houden werd gekozen om een viertal
scenario’s uit te rekenen voor de woningen in de wijk:
De energieprestatie bij oplevering van de woning;
De energieprestatie conform huidige vastgestelde gemiddelden;
De energieprestatie na een basisrenovatie;
De energieprestatie na ingrijpende renovatie.
Volgend schema vat één en ander samen:
Figuur 26 - schema renovatiescenario's
De energiestandaard bij oplevering beschrijft de energieprestatie bij originele toestand. Het scenario
“huidige energiestandaard” bevat een doorgerekend scenario waarbij alle woningen op een aantal
kleine punten werden aangepast naar de minimum te verwachten (sociale) norm.
Voor de laatste twee renovatiescenario’s uit de tabel hanteren we volgende definitie:
De basisrenovatie: dit bestaat uit een pakket van maatregelen die omwille van economische
en praktische impact als “acceptabel” ingeschat kunnen worden voor de huidige bewoners
omdat vooral de praktische breek- en kapwerken in combinatie met economische efficiëntie
“redelijk” blijft;
De ingrijpende renovatie is het scenario waarbij de energieprestatie op zeer ingrijpende wijze
verbeterd wordt, in mindere mate rekening houdend met economische of praktische
beperking, teneinde een woning te kunnen bekomen die richting de (bijna) energieneutrale
woning neigt.
Voor de volledigheid voegen we toe dat we in deze studie ook hebben gerekend naar de zogenaamde
reële mix. De case-wijk bestaat immers in praktijk uit een mix van woningen waarvan een deel nog
ongewijzigd is sinds de bouw. Een anders deel is reeds deel gerenoveerd. Een klein aandeel is naar
54
verwachting als in de basis volledig gerenoveerd op vlak van energie. De reële mix beschrijft deze
situatie waarbij volgens eigen aannames de mix werd vastgelegd.
De verschillende energiescenario’s werden in detail doorgerekend op de 6 woningen die werden
geauditeerd ter plaatse. Voor de woningen die niet geauditeerd zijn werden de resultaten van de
auditwoningen geëxtrapoleerd voor die woningen die in dezelfde categorie werden ingeschaald.
Woningen werden in eenzelfde categorie geplaatst wanneer de bouwperiode, constructie- en
installatiekenmerken en bouwvorm vergelijkbaar waren.
Onderstaand is een overzicht weergegeven van de categorie-inschaling:
Cluster ROOD
Cluster LICHT-GROEN
Cluster BRUIN
Cluster DONKER-GROEN
55
Cluster DONKERBLAUW
Cluster GEEL
We voegen toe dat er verschillende methodes zijn om tot een bepaalde energiestandaard te komen.
Voor de praktische beheersbaarheid naar werkomvang moesten we ons in dit project richten tot 1 set
van uitvoeringskenmerken per scenarionaam en per doorgerekende woontypologie. Achteraan in
bijlage zijn de woningfiches terug te vinden met de doorgerekende kenmerken.
We willen met beide door te rekenen scenario’s nagaan in welke mate deze voldoen aan het streefdoel
van de Vlaamse overheid voor EPC100. Op dit moment is die EPC100-ambitie niet helemaal hetzelfde
als het streven naar een fossielvrije warmtevoorziening. EPC100 betekent dat dit getal ook gehaald
kan worden door gebruik te maken van fossiele brandstoffen en de inzet op hernieuwbare
elektriciteitsproductie.
Tenslotte geven we nog mee dat het ramen van energiebesparingen tot op zeker hoogte rekening
dient te houden met zogenaamde reboundeffecten. Dit effect houdt in dat een deel van de potentiele
besparing door de bewoners niet wordt gehaald door de toegenomen vraag naar comfort die leidt tot
meer energieverbruik dan initieel ingeschat. Datzelfde reboundeffect verklaart in omgekeerde richting
waarom mensen in woningen met een slechte energieprestatie toch minder verbruiken dan
theoretisch ingeschat. Door hun comfortstandaard te verlagen zal ook het uiteindelijke
energieverbruik lager uitvallen.
Bij het doorrekenen van de energiescenario’s dient eerst de energievraag na renovatie te worden
bepaald om vervolgens in te schatten welke energiesystemen hiervoor kansrijk zijn.
8.2 Beknopte toelichting – invloedsfactoren op het renovatiepotentieel In deze paragraaf geven we een uiteenzetting van factoren die naar onze inschatting het technische
renovatiepotentieel van de bestaande gebouwen op wijkschaal bepalen. (zonder daarmee uitspraak
te doen over de economische haalbaarheid hiervan.) Herschikking van de ruimte is hier buiten
beschouwing gelaten.
Het technische renovatiepotentieel van een wijk is het product van de hoeveelheid reductie in de
energievraag die kan worden geboekt enerzijds. Anderzijds is het van belang om het potentieel van
duurzame technische installaties te kennen.
56
Deze beide potentiëlen zijn op hun beurt afhankelijk van de gehanteerde bouwmethodes, de
bouwtypologie en het aanwezige bronpotentieel in de omgeving. Transversaal bepalen deze
deelfactoren ook mee de kansen van bepaalde energienetwerken die nodig zijn om de technische
installaties te kunnen exploiteren.
Figuur 27 - Schema technisch wijkrenovatiepotentieel
Het potentieel van de vraagreductie is steeds tot op zekere hoogte primordiaal na te jagen tegenover
het potentieel van de technische installaties. Het aantal energietechnieken evenals de efficiëntie ervan
die kunnen worden toegepast zijn namelijk afhankelijk van de resterende energievraag.
We benadrukken de toevoeging “tot op zekere hoogte”. Er is altijd een omslagpunt vanaf wanneer de
investering in de energietechnieken economisch zinvoller wordt dan de investering in energie-
efficiëntie.
8.2.1 De woontypologie (en dichtheid) In de bepaling van het renovatiepotentieel moet eerst en vooral een duidelijk onderscheid worden
gemaakt in de typologie van de verschillende woningen:
1. Vrijstaand;
2. Halfopen twee-onder-één-kap woning;
3. Geschakelde rijwoningen en halfopen woningen;
4. Gebouwen in mede-eigendom;
Het onderscheid is van belang omdat de technische vrijheidsgraad voor sommige toepasbare
maatregelen bij categorie 1 minder beperkt wordt dan bij de andere categorieën. Bijvoorbeeld; het
vervangen van de dakconstructie of buitenspouwblad is beduidend minder complex bij een vrijstaande
woning dan wanneer rekening met naburige of zelfs gekoppelde woningen moet worden gehouden.
Bovendien is de ruimtelijke esthetische impact groter bij de compactere aaneengesloten woonvormen.
Dit affecteert ook mee de beslissingsvrijheid van een eigenaar om zijn/ haar woning ingrijpend te
renoveren wanneer constructiekenmerken/ esthetische kenmerken hierdoor ingrijpend geraakt
zouden worden. Zie bijvoorbeeld volgende situatie van geschakelde woningen waar de isolatie met
57
crepi of de plaatsing van anderskleurige gevelstrips een aanzienlijke visuele impact zou hebben op het
geheel van de woningen.
Figuur 28 - Voorbeeld van geschakelde woningen (in Jef Buyckxstraat Turnhout - bron Google Streetview)
Tenslotte hebben vrijstaande woningen (en in mindere mate ook halfopen bebouwingen) doorgaans
meer ruimte op de eigen kavel om ruimtelijke concepten zoals een bodemgekoppelde warmtepomp
of biomassaketel te huisvesten. Ook de beschikbare ruimte voor een “degelijk” bemeten stookplaats
speelt hier in het voordeel.
We vatten dit effect samen in volgend illustratief principeschema:
Figuur 29 - Vrijheidsgraad renovatie i.f.v. woontypologie
Voor alle goed begrip, we voeren hier geen pleidooi voor de verkaveling met vrijstaande woningen.
We hebben reeds gezien dat ook hier serieuze negatieve maatschappelijke kanttekeningen bij te
maken zijn. We willen echter alleen maar aangeven dat het beeld van de bestaande woning die volledig
& probleemloos gerenoveerd kan worden en aangesloten kan worden op een bodemgekoppelde
58
warmtepomp maar echt geprojecteerd kan worden op de vrijstaande woningen ca. (30%) van het
totale Vlaamse patrimonium.
De woontypologie is sterk gelinkt aan de dichtheid in een wijk. Momenteel kent de bestaande
bebouwing van de Jef Buyckxstraat een dichtheid van ca 13 woningen per hectare. Deze dichtheid
heeft een weerslag op de kansrijkheid van bepaalde energienetwerken zoals een warmtenet.
Momenteel vertaalt de huidige woondichtheid in combinatie met het gemiddelde energieverbruik per
woning zich in een lineaire warmtedichtheid van 1,7 MWh/m straatlengte. Ontoereikend dus voor een
warmtenet op een economisch zinvolle wijze te kunnen aanleggen.
Eén van de ontwerpvragen is de mate waarin deze dichtheid, onder impuls van verdichting, in de
toekomst nog kan toenemen. Zoals we later in deze tekst verder uiteen zetten lijkt het vrij
onwaarschijnlijk dat er een substantiële verdichting in deze buurt zal plaatsvinden. (zie verderop).
Het gevolg is dat de lineaire warmtedichtheid nog verder zal dalen onder impuls van toenemende
energie-efficiëntie en een gelijkblijvende woondichtheid.
8.2.2 De toegepaste bouwmethoden Een andere belangrijke factor met impact op het renovatiepotentieel is de toegepaste
bouwmethodiek. Voor een deel is dit verbonden met de tijdsfactor aangezien bouwmethoden met de
tijd mee evolueerden.
Voorbeelden van hoe de constructieve bouwmethoden het renovatiepotentieel beïnvloeden zijn:
Gelijkvloers op volle grond (op zavelgrond of betonplaat) versus gelijkvloers boven
(kruip)kelder;
Buitenmuren zonder spouw, met gedeeltelijk gevulde spouw of geheel gevulde spouw;
Een hellend dak met of zonder onderdak? Met sporenkap versus gordingen-kepers?
Toegankelijk vanuit het woonvolume of niet?
Hieraan gelinkt vormt ook de huidige isolatiegraad een invloedfactor op de
uiteindelijkerenovatiemogelijkheden. Een gedeeltelijk geïsoleerde spouwmuur is minder tot niet
geschikt voor verdere navulling met na-isolatie tegen een lege spouwmuur.
8.2.3 Omgevingspotentieel en netwerkfactoren Naast de gebouwtypologie en de toegepaste bouwmethode is er nog een derde set van factoren die
het technisch renovatiepotentieel beïnvloeden. We vatten deze geïntegreerd samen onder de noemer
“omgevings- & netwerkfactoren” hoewel ze ook in afzonderlijke titels besproken zouden kunnen
worden.
Daar waar de bouwtypologie en bouwmethode vooral impact heeft op de vraagreductie, hebben de
omgevings- en netwerkfactoren vooral impact op mogelijkheden van duurzame technische installaties
om de resterende energievraag in te vullen. Een cruciale vraag in de energietransitie is die van welk
energienetwerk in een wijk als de Jef Buyckxstraat dient te worden uitgebouwd om te voldoen aan de
toekomstverwachtingen voor 2050.
Het antwoord op de vraag van het energienetwerk moet gezocht worden in drie deelcomponenten;
Eerst en vooral, wat is het afhankelijk van het aanwezige energiebronpotentieel?
Anderzijds, wat is het afhankelijk van het aanwezige vraagprofiel (densiteit en type
bebouwing/ verbruikers)?
59
Tenslotte, wat zijn de toepassingseffecten/ -kenmerken van de benodigde
conversietechnologie/ energienetwerken?
Voor de Jef Buyckxstraat kunnen we volgende zaken alvast concluderen op basis van een eerste
rudimentair expert-beoordeling.
Aspect energienetwerken:
Energienetwerk Eerste inschatting
Warmtenetwerk weinig kansrijk aangezien de huidige lineaire warmte (+-1,7 MWh/m straatlengte) niet aan de academisch aanvaardde hoeveelheid van 3 MWh/m voldoet. Ook de impact van verdichting zou hierop niet voldoende doorwegen (zie verderop)
Elektriciteitsnetwerk reeds aanwezig dus kansrijk – Eventuele nood aan kabelverzwaring is o.a. afhankelijk van de daling van de netto-energiebehoefte voor verwarming enerzijds en de injectie en balancering van lokale hernieuwbare PV-productie
Gasnetwerk reeds aanwezig – momenteel gevoed met laagcalorisch aardgas. In de toekomst eventueel beperkt vergroenbaar met biomethaan of syngas.
Aspect energiebronnen en conversie:
Energiebron Eerste inschatting
Diepe geothermie Bronpotentieel aanwezig – zie Hernieuwbare energieatlas Vlaanderen – Een warmtenetwerk is nodig in dit geval wat weinig kansrijk lijkt
Vaste Biomassa beperkt duurzaam inzetbaar lokaal potentieel aanwezig – zie hernieuwbare energieatlas Vlaanderen. Concepten o.b.v. warmtenet zijn economisch onhaalbaar brede toepassing in de wijk lijkt onwenselijk o.w.v. vervoersimpact, ruimte-impact op de woning en de luchtkwaliteitsaspecten
Ondiepe geothermie Bronpotentieel aanwezig – zie Hernieuwbare energieatlas Vlaanderen – Vermijden van uitputting van de bodemwarmte is een aandachtspunt
Buitenlucht Bronpotentieel aanwezig
Zonnewarmte Bronpotentieel aanwezig – zie hernieuwbare energieatlas Vlaanderen – hoofdwarmtebron naast zonnethermie blijft noodzakelijk
Rioolwarmte Bronpotentieel aanwezig maar de energievraag in de wijk is de laag om dit kostenrendabel toe te kunnen passen. Dit vergt eveneens ingrijpende werken.
60
8.3 Resultaten van de doorgerekende renovatiescenario’s In deze paragraaf lichten we de resultaten toe van enkele doorgerekende scenario’s en de mate waarin
ze toe laten om van aardgas los te kunnen koppelen.
Allereerst onderstrepen we dat energetische renovatie een must is om:
1. De energievraag verder te laten dalen
2. De integratie van duurzame warmtebronnen technisch mogelijk te maken, dan wel tegen
hogere efficiëntie te laten werken.
In navolging van de trias energetica is dus het reduceren van de energievraag de eerste stap. In
onderstaande grafiek is de impact zichtbaar wanneer alle woningen van de buurt zouden evolueren
naar een energetische basisrenovatie versus een energetische ingrijpende renovatie. De resultaten zijn
weergegeven via de netto-energiebehoefte voor ruimteverwarming.
Figuur 30 - Evolutie netto energiebehoefte ruimteverwarming
Tegenover de huidige energiebehoefte voor ruimteverwarming zou een daling van 40% mogelijk zijn
indien alle woningen de basisrenovatie doormaken. Wanneer overal een ingrijpende energetische
renovatie wordt uitgevoerd bedraagt de besparing zelf tot 75%. De aangehaalde besparingen zijn
theoretische besparingen. In realiteit lijkt het onwaarschijnlijk dat deze besparing kan worden
gerealiseerd aangezien een deel van de besparing zal opgaan in de comfortverhoging en nonchalance
van de bewoners. De besparingsrange lijkt in praktijk dus eerder te schommelen rond 25 à 50% op de
energiebehoefte voor verwarming. Aan de huidige gastarieven zou dit neerkomen op een daling van de
energiefactuur met 200 tot 400 EURO per jaar.
Op basis van de inzichten uit de voorgaande titel werden twee paden als alternatief voor de
gascondensatieketel naar voren geschoven om de Jef Buyckxstraat verder te verduurzamen:
Pad 0 (toegepast bij het scenario’s basisrenovatie): installatie van de gascondensatieketel
(aangevuld met een zonneboiler)
Pad 1 (Toegepast in het basisscenario +hybride warmtepomp): inzetten op een hybride-
systeem waarbij de lucht/water warmtepomp het gros van het stookseizoen voor zijn rekening
neemt. Tijdens de winterpieken zal een gasgestookte ketel de warmtevraag invullen bij
buitentemperatuur onder of gelijk aan de 5°C.
59%
26%
100%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
NEB-rvw-reno-basis [kWh/m² BVO] NEB-rvw-IER [kWh/m² BVO] NEB-rvw-reële mix [kWh/m² BVO]2
Evolutie netto-energiebehoefte ruimteverwarming i.f.v. renovatiescenario's
61
Pad 2 (ingrijpend energetische renovatie): inzetten op all electric waarbij iedere woning
uitsluitend met een geothermische warmtepomp wordt verwarmd.
Dit brengt ons tot volgende resultaten op vlak van finaal energieverbruik voor invulling van de
warmtevraag in de Jef Buyckxstraat:
Figuur 31 - finale warmteverbruiken
We stellen vast dat het gasverbruik bij de gewone basisrenovatie zo’n 20% lager uit kan vallen dan
momenteel. Bij toepassing van een basisrenovatie op basis van hybridewarmtepompen kan dit
gasverbruik verder dalen tot 1/5e van het huidige gasverbruik. In dat scenario zou het
elektriciteitsverbruik zo’n 40% van de energiemix voor ruimteverwarming uitmaken.
Bij doorvoer van een ingrijpende energetische renovatie kan aardgas zelf helemaal worden ontkoppeld
in de wijk en blijft er een resterend elektriciteitsverbruik over dat in omvang 14% van het huidige finale
energieverbruik bedraagt voor invulling van de warmtevraag.
Op jaarbasis zou deze elektriciteitsvraag ook volledig ingevuld kunnen worden met de productie van
lokale hernieuwbare energie via zonnepanelen. Er is immers ruimschoots geschikte dakoppervlakte in
de wijk aanwezig om het volledige verbruik van de warmtepompen en het reguliere elektrisch verbruik
voor huishoudelijke toepassingen op te vangen. Mogelijks impliceert deze maatregel wel de nood aan
een buurtbatterij of verzwaring van de elektriciteitsdistributie.
62
Figuur 32 - overzicht scenario-impact CO2-uitstoot
Op vlak van CO2-emissie hebben we gerekend op basis van de LCA-emissiefactoren, die rekening
houden met de CO2-uitstoot door de productie van energietechnieken zoals zonnepanelen.
Tegenover de huidige reële energiemix zien we dat door toepassing van een gewone basisrenovatie
we zo’n 20% aan CO2-uitstoot kunnen besparen. Bij toepassing van de hybride warmtepompen neemt
de uitstootdaling verder toe tot 60%-reductie. In geval van de all-electric oplossing met het huidige
elektrisch productiepark zouden we nog slechts 20% van de huidige CO2-uitstoot behalen. Ofwel een
reductie van 80%!
Wanneer we de benodigde elektriciteit 100% hernieuwbaar zouden opwekken bekomen we een quasi
nuluitstoot van CO2.
De investeringskost per woning die hiermee gepaard zou gaan bedraagt voor de basisrenovatie 30 000
à 35 000 EURO inclusief BTW (zonder rekening te houdend met subsidies). Voor de ingrijpende
renovatie bedragen de investeringskosten tussen de 57 000 en 85 000 EURO inclusief BTW (zonder
rekening te houdend met subsidies). We stellen vast dat de energiebesparing niet de toename van de
investering volgt waardoor de economische efficiëntie aan de huidige lage aardgasprijzen enerzijds en
hoge elektriciteitsprijzen anderzijds ontoereikend het renoveren motiveert. De terugverdientijden
bedragen langer dan 27 jaar of meer, in functie van het woningtype en renovatiescenario. Dat laat ook
besluiten dat niet alle investeringen (zoals bijvoorbeeld in nieuwe ramen) volledig besloten kan
worden in functie van energiebesparing. Ook andere aspecten zoals comfortwinst dienen hiervoor
mee in rekening te worden gebracht.
63
9 Opgedane inzichten over de relatie tussen ruimte & energie
9.1 Inleiding Het is inmiddels genoegzaam bekend, er is een stevige relatie tussen de invulling van de ruimte en de
energetische afdruk die dit voortbrengt. Naargelang de invulling van de ruimte, ontstaan er meer of
minder kansen voor bepaalde energieconcepten, gegeven het aanwezige energiebronpotentieel van
een bepaalde plek. Er zijn diverse factoren die deze relatie beïnvloeden. Twee belangrijke factoren zijn:
Het bestemmingsprogramma van bebouwing;
De volumetrie en densiteit van bebouwing;
Densiteit is één van de belangrijkste aspecten die inwerkt op de relatie tussen energie en ruimte:
Densiteit zorgt voor efficiëntie doordat appartementen en rijwoningen bijvoorbeeld minder
warmteverliesoppervlakte hebben dan hun vrijstaande equivalenten;
Densiteit zorgt ook voor ruimteschaarste waardoor bepaalde technische concepten moeilijker
(bijvoorbeeld een individuele biomassaketel) geïntegreerd kunnen worden;
Densiteit kan zorgen voor schaalvoordeel waardoor plots sommige warmtebronnen en
energieconcepten technisch-economisch wel haalbaar worden
Verkavelingswijken zijn doorgaans uitsluitend monofunctionele woontypologieën, met een vrij lage
densiteit op wijkniveau. Ze zijn vaak gegroeid en gevuld met bewoners die in de wijk arriveren vanuit
dezelfde levensfase met aankomende of pril opgroeiende kinderen. Enkele decennia later zijn de
jongvolwassenen van toen de medioren en senioren van nu. De woning geraakt onderbenut en het
onderhoud van de tuin blijft. Sommigen stellen zich dan ook de vraag of en hoelang ze nog kunnen en
zullen blijven wonen in de verkavelingswijk.
Verkavelingswijken bevinden zich in een omgeving waar het merendeel van het buitenleven in de
achtertuin plaatsvindt en het publieke domein aan de voorzijde eerder als eentonig of schraal ervaren
kan worden.
Met de aardgasloze of klimaatneutrale wijk als doelstelling vormt ook de evolutie van de ruimte
doorheen de tijd een belangrijk aspect. Naarmate ruimte in transitie is ontstaan er meer of minder
kansen voor verduurzaming. Zowel op vlak van schaalvergroting als op vlak van aanpassing van de
bouwschil komen er tal van vraagstukken inzake stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit.
De relatie tussen ruimte en energie dient dus ook voor onze case-study mee in beschouwing genomen
moeten worden. We doen dit door (niet-exhaustief) volgende topics aan te raken:
De impact en kansen van verdichting in de Jef Buyckxstraat;
De nood aan levensbestendig wonen;
De impact van energierenovatie.
9.2 Impact en kansen voor verdichting
9.2.1 Mogelijke strategieën van verdichting voor verkavelingswijken Allereerst moeten we ons afvragen of de Jef Buyckxstraat effectief een gunstige site is voor een
verdichtingsoperatie. In sommige Vlaamse verkavelingswijken is het toepassen van landschapsherstel
- de wijk uitdunnen en elders compacter bouwen - objectief de beste oplossing. De keuze voor
verdichten of verdunnen van de verkavelingswijk hangt voornamelijk af van haar ligging. De Jef
Buyckxstraat is door de nabijheid van het stadscentrum, werkgelegenheid, openbaar vervoer,… wél
64
een geschikte site voor verdichting. Ze is tevens gelegen in de loop van de stedelijke
ontwikkelingsstroom van Turnhout.
Er moet ingezet worden op een verdichting die afstapt van individualistische wooncultuur, die inzet op
collectiviteitswinsten en geïntegreerde woonomgevingen met een maatschappelijke meerwaarde. We
moeten streven naar verdichting die meer is dan alleen een kwantitatieve toename, een verdichting
die vertrekt vanuit de ambitie een meerwaarde voor de kavel, wijk en de stad te genereren. Daarbij
moeten we woontypologieën aanbieden die het monotone woningaanbod –de grote woning op de
grote private kavel- verruimen en die inspelen op demografische ontwikkelingen.
Op vlak van verdichting zien we een aantal archetypes van ruimtelijke scenario’s voor onze case-study:
1. Ofwel is er een ruimtelijk status quo m.a.w. er vindt helemaal geen verdichting plaats;
2. Ofwel is er ruimte voor beperkte sporadische verdichting – beperkt tot op kavelniveau
3. Ofwel is er ruimte voor beperkte sporadische verdichting - beperkt tot een beperkt aantal
kavels;
4. Ofwel voltrekt zich structurele ruimtelijke verdichting waarbij het geheel of delen van de wijk
een (volledige) transformatie ondergaan.
Verschillende strategieën voor verdichting werden recent ook samengevat in volgend schema dat
werd opgemaakt in kader van thesisonderzoek dat werd gevoerd door Charlotte Ardui, Patrick
Dekeyser en Glenn Schurmans.
Zij vatten de verschillende verdichtingsstrategieën als volgt samen:
Small – verdichting op kavelniveau
Splitsen Vergrootte stempel
Bovenbouw Achterbouw Tussenbouw
Medium - Verdichting op bouwblokniveau:
Verdichtende figuur
Dwarsbouw Tussenliggende steeg
Invoegen wooncluster
Large – Verdichting op wijkniveau
Tabula Rasa
65
9.2.2 Inschatting van verdichting op grote schaal in de Jef Buyckxstraat De mate waarin structurele verdichting mogelijk is in de Jef Buyckxstraat hangt af van:
De mate waarin de stad bereid is om een stedenbouwkundige visie op te bouwen voor de
buurt;
De wettelijke instrumenten om de ruimtelijke visie te realiseren en af te dwingen;
De mate waarin vanuit de markt van bouwpromotoren en de buurtbewoners er (economisch)
draagvlak is om de verdichting te realiseren.
De impact van structurele verdichting zou nochtans aanzienlijk kunnen zijn.
Het leidt enerzijds tot een versnelde sloop- en herbouw waardoor de Jef Buyckxstraat
vermoedelijk een hogere energie-efficiëntie zou kunnen bereiken dan wanneer de bestaande
woning “As Is” worden gerenoveerd;
Structurele en zeer verregaande verdichting (via tabula rasa van bepaalde wijkdelen) zou ertoe
kunnen leiden dat bepaalde collectieve energiesystemen plots wel haalbaar worden waardoor
een ruimer pallet van duurzame warmtebronnen ontsloten kan worden.
Verregaande verdichting zou anderzijds ook ingrepen vereisen naar opwaardering van het openbaar
domein waardoor synergievoordelen benut kunnen worden voor de aanleg van nieuwe
nutsvoorzieningen. Het zou in bepaalde gevallen de lineaire warmtedichtheid verhogen waardoor
plots warmtenetten wel haalbaar kunnen worden daar waar het nu niet economisch haalbaar is.
Op basis van het huidige lokale beleid leiden we af dat de Jef Buyckxstraat niet de meest prioritaire
verdichtingslocatie is in vergelijking tot het stadscentrum. Een structurele verdichting van een
verkavelingswijk als de Jef Buyckxstraat lijkt dus eerder uitgesloten op korte of middellange termijn
aangezien op dit moment het politieke en sociologische draagvlak noch de economische en
reglementaire impuls er voor ontbreken.
9.2.3 Evaluatie van de kans op verdichting op bouwblokschaal In geval van de Jef Buyckxstraat is er niet echt sprake van strak afgelijnde bouwblokken. In deze context
is het eerder passend om te spreken over verdichting op niveau van een kleinschalige kavel
overschrijdend project.
Het potentieel voor verdichting op kavel overschrijdend niveau lijkt zich vooral te situeren in de oudere
delen van de wijk. De redenen hiervoor zijn legio:
De kavels zijn groter;
Er zijn meer vrijstaande eengezinswoningen aanwezig die ruimtelijke vrijheid geven tegenover
de geschakelde woningen;
De oorspronkelijke eerste bewoners zijn vaak op leeftijd waardoor er verhuisbewegingen en
dus kansen ontstaan.
Onderstaande fictieve schets illustreert hoe vijf huidige vrijstaande bungalowwoningen plaats zouden
kunnen maken voor 8 geschakelde woningen bijvoorbeeld.
66
Figuur 33 - Voorbeeld scenario kleinschalige verdichting
Er zou eventueel ook gedacht kunnen worden aan gestapelde woningen om nog meer te verdichten.
Op deze wijze zouden de individuele eigenaars eventueel meer waarde voor hun woning kunnen
krijgen dan wanneer ze de woning individueel zouden verkopen.
De noodzakelijkheid van samenwerking en een gezamenlijke agenda kunnen hierin natuurlijk niet
ontkend worden.
Anderzijds kan dergelijke kleinschalige verdichting door kaveloverschrijdende projecten niet oneindig
ver gaan. Er zal rekening moeten worden gehouden met de draagkracht van de lokale
verkeersinfrastructuur. Bovendien moet dergelijke verdichting ook stedenbouwkundig worden
geïntegreerd. Een ruimtelijk visie vanwege de stad lijkt hierin dus wenselijk.
9.2.4 Evaluatie van de kans op verdichting op kavelniveau De mogelijkheden voor de andere verdichtingsstrategieën zijn in een aantal gevallen wel realistisch, zij
het met de nodige nuances.
Het gros van de mogelijkheden hiertoe zien we vooral in de oudste gedeelten van de Jef Buyckxstraat
(fase 1 en 2). De renovatie-uitdaging is hierbij het grootst, de vergrijzing van de bevolking het meest
nadrukkelijk en de densiteit en kwaliteit van woningen het laagst.
Van de verdichtingsstrategieën op kavelniveau lijken de bovenbouw enerzijds en de achterbouw
anderzijds het meest realistisch. Voor de andere concepten is een aanzienlijke goede wil nodig van de
buurtbewoners en de lokale overheid, wat in de huidige context nog te hoog gegrepen lijkt gezien het
hier over een aanpassing van de perceelgrenzen of bouwlijn gaat.
Het concept van de bovenbouw lijkt niet uitgesloten voor de laagbouwwoningen (bungalow-
typologie). Veel van deze woningen ondergaan of ondergingen een eigenaarswissel waardoor kansen
voor ingrijpende renovatie ontstaan voor uitbreiding door de realisatie van een volwaardige
bovenverdieping. Op gebouwniveau zouden deze woningen gevoelig kunnen verduurzamen door de
ingrijpende renovatie.
67
Figuur 34 - Simulatie optopping bungalow-typologie (ontwerp SVG architectuur)
Het concept van de achterliggende kleine units is er één dat goed zou aansluiten bij de
maatschappelijke nood aan zorgwoningen. Vele bewoners in de Jef Buyckxstraat zijn inmiddels op
leeftijd of hebben zorgbehoevende ouders waar een dergelijk concept pas zou kunnen geven.
Dergelijke units functioneren vaak autonoom en worden doorgaans elektrisch verwarmd. Op
wijkniveau zou dit dus weinig kunnen toevoegen op vlak van duurzaamheid van de bestaande
wijkgedeeltes. In grote aantallen zou zo’n volledig elektrisch verwarmde unit zelfs een negatieve
impact kunnen hebben op het lokale elektriciteitsnet hoewel dit in praktijk niet aan de orde lijkt. De
tendens van vrijstaande zorgwoningen lijkt eerder een marginaal fenomeen te zullen worden.
Figuur 35 - Voorbeeld zorgunit (bron: Alforte)
68
9.2.5 Overzicht van enkele rudimentaire verdichtingsscenario’s
Op basis van bovenstaande tabel kunnen we afleiden dat enkel een zeer ingrijpende verdichting kan
leiden tot een lineaire warmtedichtheid die de kansen voor een warmtenet realistisch houden.
9.3 De nood aan levensbestendig wonen De eerste bewoners arriveerden in de Jef Buyckxstraat in de jaren ’70 van vorige eeuw. De meesten
van deze oorspronkelijke bewoners zijn ondertussen 60’ers of 70’ers, van zij die inmiddels nog
woonachtig in de buurt zijn.
De vraag stelt zich voor deze mensen waar zij op termijn naartoe kunnen of willen om hun oude dag
te slijten, voor wanneer ze al dan niet zorgbehoevend worden.
Uit de vele gesprekken en interviews klonk bijna univocaal dat het merendeel van deze bewoners de
wil heeft om er te blijven wonen. Ze prijzen de wijk voor zijn kwaliteiten maar zien evenzeer de
beperkingen voor hun oude dag.
De woningen zijn qua inrichting vaak niet aangepast voor hun oude dag. Bovendien kan ook de
onderhoudslast op of rond de woning parten spelen.
De nood aan levensbestendig wonen in de Jef Buyckxstraat is dus een pertinente vraag die zich
overigens in vele verkavelingswijken stelt daar waar de instroom van weleer vooral
monogenerationele jonge gezinnen waren.
Naast de optie van “niets doen” zien we een aantal rudimentaire opties waar bewoners voor kunnen
kiezen ter voorbereiding op hun oude dag:
Ofwel verhuizen naar een aangepaste locatie en omgeving drastische beslissing die grote
emotionele impact kan hebben op de sociale duurzaamheid van deze bewoners;
Ofwel de woning voorzien van een kleine lift of traplift om probleemloos de bovenverdieping
met badkamer en slaapkamer te kunnen blijven gebruiken. De inbouwmogelijkheden voor
deze oplossingen zijn cruciaal
Ofwel de woning aanpassen zodat levensbestendig wonen op het gelijkvloers mogelijk wordt.
Op die manier kan aan na-isolatie worden van bepaalde schildelen. Eveneens kan het andere
deel van de woning voor kangoeroeconcepten worden gebruikt
.
Huidige
wijksamenstelling
(zonder doorvoer van
nieuwe energie
efficientie-maatregelen)
Huidige wijksamenstelling
(met doorvoering van nieuwe
energie efficientie-
maatregelen - 30%
vraagreductie)
Huidige wijksamenstelling
(zonder doorvoer van nieuwe
energie efficientie-
maatregelen)
+
kleinschalige verdichting
met
50 nieuwe eenheden a
40kWh/m²
Huidige wijksamenstelling
(met doorvoering van nieuwe
energie efficientie-
maatregelen - 30%
vraagreductie)
+
kleinschalige verdichting met
50 nieuwe eenheden a
40kWh/m²
Tabula rasa scenario: 30
nieuwe wooneenheden/ ha à
60 kWh/m²
Lineaire warmtedichtheid
[kWh/m²] 1 968 1 378 2 081 1 490
2 794
Piekwarmtevraag bij -10°c
bij 0,6 gelijktijdigheid
857 600 906 649 1 217
69
Figuur 36 - Voorbeeldschets levensbestendig wonen door herinrichting van het gelijkvloers niveau (ontwerp SVG architectuur)
70
Ofwel een aantal bestaande woningen samenvoegen tot gestapelde woningen waar kleiner
wonen op maat van senioren mogelijk wordt. De kracht hiervan is dat mensen in hun
vertrouwde buurt kunnen blijven wonen in een woning met alle nodige voorzieningen. Dit
zorgt tegelijkertijd voor een duurzaamheidsimpuls in de nieuwe woningen en anderzijds de
mogelijke versnelde renovatie van de bestaande te verkopen woningen.
9.4 De ruimtelijke impact op woning- en straatniveau van ingrijpende
energierenovatie Tenslotte reflecteren we over de mogelijke impact die energierenovatie kan hebben op de
beeldkwaliteit van de wijk, en dit los van scenario’s rond verdichting of levensbestendig wonen.
De mate waarin energierenovatie impact heeft op de ruimtelijke kwaliteit is afhankelijk van de
voorgestelde renovatieoplossingen. Deze zijn op hun beurt afhankelijk van:
De woningkenmerken bij aanvang van het renovatieproces qua energetische kwaliteit,
bouwkundige kenmerken en ruimtelijke kenmerken Een woning met plaatsgebrek voor een
warmtepomp kan mogelijks een grotere impact ondervinden dan een woning met technische
ruimte te over.
De vooropgestelde ambitie zo is het de verwachting dat een zeer ambitieuze
energiestandaard een grotere ruimtelijke impact kan hebben dan een minder ambitieuze
energiestandaard.
De ruimtelijke effecten die mogelijks optreden bij een ingrijpende renovatie zijn:
4. De bouwlijn10 moet worden overschreden om isolatie of technische installaties te kunnen
integreren;
5. De harmonie in het straatbeeld qua vormgeving of kleuraccenten dreigt te worden aangetast.
Ook in de Jef Buyckxstraat treffen we in de verschillende delen van de wijk een harmonie/
stijlkenmerk aan in het straatbeeld.;
6. Er zijn intern constructieve ingrepen nodig (met impact op de draagconstructie) om
bijvoorbeeld ruimtes te herschikken om een geschikte technische ruimte te creëren;
10 De bouwlijn is de lijn waar de gevel van het gebouw mag komen. Een rooilijn is de grens tussen het openbare domein en de aangrenzende eigendommen (aangelanden). In vele gevallen mag er niet worden gebouwd tot tegen de rooilijn, maar wordt er een achteruitbouwstrook voorzien die bepaald wordt door bouwlijn en de rooilijn.
71
Figuur 37 - Harmonie op straatniveau in de jef Buyckxstraat te Turnhout
Vooral deze eerste twee aspecten zijn van bijzonder belang voor de beeldkwaliteit in de straat. De
mate waarin een renovatieproject impact heeft op deze aspecten kunnen die van groot belang zijn in
de beslissing die een openbaar bestuur maakt in haar vergunningsbeleid11.
Het overschrijden van de bouwlijn ten dienste van na-isolatie van gevels is sinds 2009 in het rooilijn
decreet van de Vlaamse regering12 opgenomen. Sinds deze bepaling vormt het simpelweg plaatsen van
de na-isolatie over de bouwlijn geen geldige weigeringsgrond meer van de vergunningsaanvraag.
Het overschrijden van de bouwlijn voor de plaatsing van na-isolatie is een aspect waar bij ingrijpende
renovatiedoelstellingen nog vaak gebruik van zal moeten worden gemaakt. De mogelijke
afwerkingsmogelijkheden zoals een gevelpleister, steenstrips, een nieuwe gevelsteen,
gevelbekledingsmaterialen kunnen de woning een totaal andere aanblik geven.
Figuur 38 - Plaatsing van na-isolatie met steenstrips
Voor het overschrijden van de bouwlijn (zonder de rooilijn te overschrijven) voor de aanhechting van
zogenaamde “technische modules” aan de woning is minder geweten. Dit idee komt vooral
11 Voor zover de voorgestelde werken vergunning plichtig zijn. 12 vaststelling en realisatie van de rooilijnen’, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op vrijdag 3 juli 2009
72
overwaaien uit Nederland waar in kader van de nul-op-de-meter (NoM) renovaties en de vereniging
Stroomversnelling tal van creatieve oplossingen worden bedacht en getest om de kostprijs,
doorlooptijd en overlast naar de bewoners van ingrijpende “nul-op-de-meter”-renovaties zo beperkt
mogelijk te houden. De NoM-renovaties richten zich vooral op de Nederlandse corporatiewoningen
waar volledige wijken uit min of meer dezelfde woningtypologieën zijn opgebouwd. Daardoor hebben
replicatie en verschaalbaarheid goede kansen. Aspecten die in Vlaanderen minder aan de orde zijn
maar anderzijds niet helemaal uitgesloten voor zij die de juiste woonwijken weet te vinden.
Naast de economische- en tijdsefficiëntie speelt ook ruimteschaarste in de woning regelmatig een rol
in het nut van zo’n technische modules. In tegenstelling tot de Vlaamse woningen zijn de Nederlandse
woningen vaak kleiner waardoor het merendeel van de binnenruimte wordt benut en er weinig ruimte
over is tegenover een klassieke gaswandketel om de grotere hernieuwbare energiesystemen te
herbergen. Deze problematiek speelt in Vlaanderen vaak minder een rol maar kan bij bepaalde sociale
woningbouwwoningen (huur en koop) wel degelijk een issue zijn. Hierdoor valt dus ook in Vlaanderen
het idee van de technische gebouwmodules niet uit te sluiten in specifieke gevallen.
Figuur 39 – Voorbeelden van NoM-woningen
Uit voorgaande alinea’s leiden we af dat een ingrijpende renovatie van bestaande woningen wel
degelijk impact zal hebben op de aanblik in het Vlaamse straatbeeld van menig verkavelingswijken. De
mate waarin het nieuwe straatbeeld zal afwijken van het gekende/ bestaande is afhankelijk van de
voorgestelde oplossingen enerzijds en de wens van het vergunningverlenende bestuur om deze
harmonie te bewaren of niet.
We vinden het alvast essentieel dat de vergunningverlenende overheid met voldoende openheid van
geest, en bij voorkeur proactief, de kandidaat-renoveerders benaderd om tot kwalitatieve
renovatieoplossingen te komen. Het systematisch weigeren van aanvragen kan een rem plaatsen op
het renovatiepotentieel.
Anderzijds kunnen de bouwheren en aangestelde architecten op zoek gaan naar oplossingen inzake
materialisatie, kleuren, symmetrie enz. om de nieuwe situatie zoveel als mogelijk beeldkwalitatief in
te passen in de omgeving, daar waar dit van belang zou zijn.
73
10 Energiepraat in de straat - resultaten van de bewonersbevraging
10.1 Profiel van de deelnemers
62%
38%
Geslacht
Man Vrouw
88%
12%
Hebben de deelnemers kinderen?
Ja Nee
58%
8%
23%
11%
Staat van (beroeps)activiteit
aan het werk aan bediende student/ scholier
gepensioneerd aan het werk als arbeider
4%
18%
65%
13%
Leeftijd
0-17 jaar 18-39 jaar 40-65 jaar 65+
74
10.2 Maatschappelijke betrokkenheid, persoonlijke instelling & achtergrondkennis
4%
0%
4%
0%
0%
0%
0%
0%
4%
0%
0%
4%
4%
0%
0%
19%
12%
19%
15%
27%
19%
15%
12%
4%
4%
4%
23%
15%
8%
4%
23%
12%
23%
12%
38%
23%
35%
31%
15%
23%
27%
35%
31%
27%
12%
50%
46%
35%
35%
27%
35%
19%
27%
54%
42%
38%
27%
35%
46%
50%
4%
31%
19%
38%
8%
23%
31%
31%
23%
31%
31%
12%
15%
19%
35%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
[Vergrijzing van de bevolking]
[Mobiliteit]
[Voedselveiligheid]
[Drugsmisbruik]
[Economische groei]
[Mensenrechten]
[Terrorisme]
[Migranten en integratie]
[Het schaars worden van energiebronnen]
[Armoede in de wereld]
[Armoede, sociale uitsluiting]
[Werkloosheid]
[Onveiligheid]
[Gezondheidsproblemen (AIDS, kanker, …)]
[Milieu]
Kan u voor onderstaande maatschappelijke aspecten aanduiden in welke mate u er bezorgd om bent?
Helemaal niet bezorgd Niet Bezorgd Tussen Beide Bezorgd Heel Bezorgd
75
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
4%
0%
0%
23%
12%
4%
0%
8%
4%
8%
8%
4%
4%
4%
0%
8%
4%
0%
46%
35%
38%
38%
35%
15%
42%
35%
31%
31%
35%
19%
27%
27%
19%
12%
42%
46%
42%
42%
54%
27%
42%
54%
38%
50%
42%
27%
38%
46%
19%
12%
12%
19%
15%
27%
23%
15%
12%
27%
12%
38%
35%
31%
35%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
[Genetisch gemanipuleerde gewassen]
[Zure regen]
[De internationale handel in bedreigde diersoorten]
[Ozonpieken in de zomer]
[Het gat in de ozonlaag]
[De afvalberg]
[Het gebruik van pesticiden]
[Chemische producten en gevaarlijke stoffen]
[Bodemvervuiling]
[Klimaatverandering]
[De verdwijning van bepaalde planten en dieren]
[De verdwijning van het tropisch regenwoud]
[Radioactief afval]
[Watervervuiling]
[Luchtvervuiling]
Als we nu specifiek naar de milieuproblematiek kijken, kan u voor elk van volgende zaken aanduiden in welke mate u er bezorgd om bent?
Helemaal niet bezorgd Niet Bezorgd Tussen Beide Bezorgd Heel Bezorgd
76
50%
50%
46%
4%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
0%
31%
35%
31%
15%
8%
4%
0%
4%
0%
0%
0%
12%
15%
19%
38%
23%
8%
27%
15%
12%
8%
4%
4%
0%
4%
23%
54%
50%
58%
58%
58%
62%
50%
4%
0%
0%
19%
15%
38%
15%
23%
31%
31%
46%
0% 20% 40% 60% 80% 100%
[Er is geen klimaatverandering]
[Klimaatverandering is een verschijnsel dat zich slechtszeer lokaal voordoet]
[Klimaatverandering is uitsluitend een natuurlijkverschijnsel]
[Klimaatverandering is een ernstig verschijnsel dat eenbedreiging vormt in mijn dagelijks leven]
[Mijn handelingen kunnen een verschil maken voorKlimaatverandering]
[Menselijke activiteiten zorgen voor onherstelbareschade aan het klimaat]
[De effecten van Klimaatverandering zijn reedsmerkbaar bij ons]
[Klimaatverandering kan tegengehouden worden dooronze manier van leven te veranderen]
[Klimaatverandering is een verschijnsel dat zich globaalvoordoet]
[De effecten van Klimaatverandering zijn reeds eldersmerkbaar]
[Klimaatverandering is een probleem dat dringendaangepakt moet worden]
Graag zouden wij uw mening kennen in verband met een aantal uitspraken:
Helemaal niet akkoord Niet akkoord Tussen beide Akkoord Helemaal akkoord
77
10.2.1.1 Klimaatbeleid
50%
31%
4%
8%
8%
0%
4%
4%
8%
31%
19%
27%
35%
8%
12%
8%
8%
12%
4%
19%
19%
15%
23%
19%
8%
15%
23%
0%
4%
15%
4%
19%
19%
19%
12%
12%
0%
8%
4%
8%
27%
35%
50%
42%
27%
15%
19%
31%
31%
15%
15%
12%
19%
19%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
[Om een maatschappij zonder fossiele brandstoffenmogelijk te maken moet de energieopwekking gebeuren
op basis van steenkool in combinatie met opvang enopslag van de uitgestoten CO2.]
[Om een maatschappij zonder fossiele brandstoffenmogelijk te maken moet de energieopwekking veel meer
gebruik maken van kernenergie dan nu het geval is.]
[Maatregelen die de uitstoot van broeikasgassen sterkbeperken zullen een gunstig effect hebben op de
werkgelegenheid in België.]
[Maatregelen die de uitstoot van broeikasgassen sterkbeperken zullen nadelig zijn voor de Belgische
economie.]
[De overgang naar een economie zonder fossielebrandstoffen zal gepaard moeten gaan met een
reorganisatie van onze economie, waarbij sommigesectoren kunnen verdwijnen en andere aan belang…
[Een ‘Raad van wijzen’ die samengesteld is uit onafhankelijke experten moet de overheid adviseren wat betreft de aanpak voor een overgang naar een
maatschappij zonder fossiele brandstoffen op lange …
[Er moet dringend een Belgische langetermijnstrategieworden ontwikkeld voor de omschakeling naar een
maatschappij zonder fossiele brandstoffen.]
[Een Belgische langetermijnstrategie voor deomschakeling naar een economie zonder fossiele
brandstoffen kan enkel worden ontwikkeld door eensamenwerking tussen de private sector en de overheid.]
[Om een maatschappij zonder fossiele brandstoffenmogelijk te maken moet de energieopwekking voor
100% door middel van hernieuwbare bronnen(windenergie, zonne-energie) gebeuren.]
In welke mate bent u akkoord met volgende uitspraken over de omschakeling naar een maatschappij zonder fossiele brandstoffen om de klimaatverandering
te bestrijden?
1 - helemaal niet akkoord 2 3 4 5 - helemaal akkoord Geen idee
78
38%
12%
42%
4%
4%
Wie/wat moeten volgens u in de komende jaren in België de grootste inspanningen leveren om klimaatveranderingen tegen te gaan?
Het vrachtvervoer De gezinnen thuis De industrie Andere Het personenvervoer
27%
38%
35%
19%
0%
23%
8%
15%
15%
27%
12%
4%
23%
15%
35%
23%
12%
31%
15%
27%
23%
4%
12%
0%
12%
8%
12%
27%
12%
8%
23%
8%
46%
12%
19%
8%
4%
4%
19%
27%
4%
8%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
[Ik vind dat de overheid de energierenovatie vanwoningen voor iedereen moet verplichten.]
[Ik ben bereid enkele percenten meer te betalen voorelektriciteit/gas/stookolie/steenkool om de gevolgen
van mijn energieverbruik op het klimaat te helpenbestrijden.]
[Bedrijven en burgers moeten per uitgestoten ton CO2die ze veroorzaken evenveel betalen.]
[De federale overheid moet een (fiscale) hervormingdoorvoeren om de lasten op arbeid te verschuiven naar
een taks op de uitstoot van broeikasgassen en hetgebruik van vervuilende energiebronnen.]
[De Belgische overheden verkopen (veilen)emissierechten aan bedrijven. De overheden moeten de
volledige opbrengst ervan toevoegen aan hun budgetvoor het klimaatbeleid.]
[Ik vind dat de overheid de energierenovatie vanhuurwoningen en woningen nadat ze verkocht zijn moet
verplichten]
[Ik vind dat de stad meer beleid ter bestrijding van deklimaatverandering moet voeren]
In welke mate bent u akkoord met de volgende uitspraken?
1 - helemaal niet akkoord 2 3 4 5 - helemaal akkoord Geen idee
79
27%
23%
31%
8%
8%
4%
23%
12%
31%
27%
8%
0%
15%
31%
8%
31%
8%
8%
12%
8%
19%
27%
27%
8%
19%
27%
12%
4%
38%
0%
4%
0%
0%
4%
12%
81%
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
[Subsidies geven voor producten/activiteiten die deklimaatverandering minder of niet in de hand werken]
[Producten verbieden die de klimaatverandering in dehand werken]
[Informatie verstrekken over de oorzaken vanklimaatverandering zodat ik als consument de juiste
keuze kan maken]
[De wetgeving verstrengen zodat de klimaatveranderingbeperkt wordt]
[Belastingen heffen op producten die deklimaatverandering in de hand werken]
[De overheid hoeft voor mij geen beleid rondklimaatverandering te voeren]
De overheid kan door de maatregelen die ze neemt het gedrag van de burgers inzake klimaatverandering proberen te veranderen. Welke van de volgende
maatregelen zou uw voorkeur wegdragen?
1e voorkeur 2e voorkeur 3e voorkeur 4e voorkeur 5e voorkeur 6e voorkeur
11%
62%
27%
0%0%
In welke mate bent u geïnteresseerd in het milieu en de milieuproblematiek?
Heel geïnteresseerd Geïnteresseerd Tussen beide Ongeinteresseerd
80
10.3 Actiebereidheid voor energiebesparende maatregelen
46%
54%
Wist u dat de overheid tegen 2050 wil dat de woningen geen gebruik meer maken van fossiele brandstoffen?
Ja, dat wist ik Nee dat wist ik niet
4% 0% 0% 0%
27%
81% 77%69%4%
0%0%
0%
15%
19%
15%
12%
19%
0%
4%
15%31%
0% 4% 4%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
[Auto] [Wasmachine / droogkast/vaatwasser]
[Koelkast / diepvriezer] [Verwarmingsketel]
Welke selectiecriteria hanteert u bij de aankoop van onderstaande producten?
Design Energieverbruik Imago Kwaliteit Milieubewustzijn Prijs
81
4% 12% 19% 15% 12%
38%27% 23%23%
35%
42% 42%35%
27%31% 35%35%
46%35% 38%
46%
35% 42% 42%31%
4% 4% 0% 8% 0% 0% 0%8% 4% 0% 4% 0% 0% 0% 0%
0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%
100%
In welke mate was in het verleden het energieverbruik doorslaggevend bij uw aankoop van volgende producten?
Uiterst belangrijk Zeer belangrijk Belangrijk Niet belangrijk Helemaal niet belangrijk
82
19%12% 8%
15% 19% 15%
35%
15% 15%27% 23%
54%46%
38%31%
19%
38%
31%27%
31%
46%
38%
42%
38% 38%
35%
19%
15% 27%50%
58%
65%
27%
38% 50%
46%19%
27%
15%
27%38%
31%
50%
19%23%
12% 8% 12%12% 15% 8%
8%15%
15%
8%
15%4% 8% 4% 12% 0%
0% 4% 0%4% 4% 8%0% 0% 4% 0% 4% 4% 0% 4% 0% 4% 0% 0% 4%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Hieronder vindt u een aantal zaken waarvoor de overheid eventueel financiële steun zou kunnen geven in de strijd tegen klimaatverandering. Kan
u aanduiden in welke mate u vindt dat de overheid er prioriteit aan moet toekennen?
Hoge prioriteit Prioriteit Tussen beide Geen prioriteit Helemaal geen prioriteit
83
4%
38%
54%
4%0%
Vindt u dat uzelf momenteel voldoende initiatieven neemt om klimaatverandering tegen te gaan?
meer dan voldoende voldoende tussen beide onvoldoende
27%
46%
8%15% 15%
35%
8%
38%
8%
23%
19%
50% 31%
69%
4%65%
12%62%
50%31% 42%
46%
15%
62%
27%
46%
31%
0% 4% 0%8%
0% 0% 0% 4% 0%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Voor welke energiemaatregelen heeft u interesse of plannen om in de toekomst nog uit te voeren?
Geen interesse Alles is reeds in orde
Geïnteresseerd zonder concrete plannen Geïnteresseerd met concrete plannen
84
10.4 Vaststellingen en conclusies uit de interviews en de bevraging Op basis van de antwoorden van de respondenten kunnen enkele vaststellingen en voorzichtige
conclusies worden getrokken.
Eerst en vooral, een grote meerderheid van de respondenten erkent de klimaatverandering, begrijpt
de urgentie van handelen en erkent dat dit ook lokale gevolgen bij ons kan hebben.
De meerderheid van de respondenten ziet echter niet de gezinnen thuis als sector die de grootste
inspanningen moet leveren. Deze worden vooral toegeschreven aan de industrie en de
transportsector.
Dit vertaalt zich zo dat slechts een beperkt (<25%) aantal respondenten verplichtingen inzake
renovatie ziet zitten als een goede maatregel. Ook de bereidheid om meer te betalen voor
fossielgebaseerd energiebruik is zeer beperkt (<20%).
Op de vraag welk overheidsbeleid dan wel de voorkeur wegdraagt zien we dat aangehouden
informatieverstrekking, subsidies voor klimaatvriendelijke ingrepen, productverbod voor
klimaatonvriendelijke producten en een verstrenging van de wetgeving door ca 65 tot 70% van de
respondenten in hun top 3 staat.
We stellen dat er nogal wat inconsistenties zitten in deze laatstgenoemde opvattingen van de
respondenten over hun eigen rol en het noodzakelijke overheidsingrijpen via bepaalde maatregelen.
Er is een deels logische aanhang naar maatregelen die vooral informatief en stimulerend is, eerder dan
dwingend. Dit leunt aan bij een verderzetting van het huidige overheidsbeleid voor bestaande
woningen, waarvan we weten dat dit momenteel onvoldoende is om de klimaatkloof te dichten.
Anderzijds brengt ons dit bij de vaststelling dat met dit type van overheidsbeleid er geen aandacht is
voor structurele maatregelen op systeemniveau, waar het collectief handelen nodig is om vitale
klimaatmaatregelen op een efficiënte manier te realiseren.
Uit de bevraging blijkt de waarde die men hecht aan financiële steun voor energiestudies voor
woningen op maat. De perceptie heerst ook dat bepaalde maatregelen beter meer prioriteit krijgen in
het verstrekken van financiële steun dan andere. Ook al is dit in een aantal gevallen niet de beste
oplossing in de economische zin in vergelijking tot de verschillende maatregelen. Bijvoorbeeld, het
draagvlak voor steun aan zonneboilers is proportioneel veel hoger dan bij warmtepompen terwijl
vooral de warmtepompen een sleuteltechnologie vormen voor ingrijpende verduurzaming voor
woningen zoals in de Jef Buyckxstraat.
12%
88%
In welke mate heeft u interesse om samen met uw buurtbewoners energiebesparende maatregelen te laten uitvoeren via een groepsaankoop?
Geen interesse Wel interesse
85
Op de vraag in welke mate de respondenten interesse hadden om in de toekomst nog
energiemaatregelen uit te voeren gaf zo’n 27% tot 62% aan hier interesse in te hebben, afhankelijk
van het type maatregel. 88% van de respondenten gaf zelfs blijk van interesse om samen met zijn
buurtbewoners bepaalde energiemaatregelen uit te voeren via een groepsaankoop.
De lessen inzake overheidsbeleid die we hieruit trekken zijn:
6. Aanhoudende overheidscommunicatie tot in de straat is en blijft ontzettend belangrijk in de
onderrichting van de bevolking;
7. Bij de noodzaak van een stringent klimaatbeleid (met de nodige verplichtingen) is het cruciaal
dat dat beleid de toetsing door de bevolking van de redelijkheid doorstaat (proportionaliteit)
en de gelijkheid dat iedereen – alle sectoren – vergelijkbare zware inspanningen moeten
leveren;
8. De burger niet altijd als objectieve raadgever gevolgd kan worden in zijn voorkeuren inzake
overheidsbeleid omdat gebrek aan kennis of te sterke individuele belangen ertoe leiden dat
wat goed is voor het individu niet altijd goed is voor de maatschappij of volgende generaties;
9. Het faciliteren van acties in de wijk (door overheid of private actoren) laat toe om zowel
informatie als initiatief heel laagdrempelig tot bij de burger te brengen. Op die manier kan
handig gebruik gemaakt worden van de voordelen en het aanzuigeffect van de groepsaankoop
om de energietransitie te versnellen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is wel de
financiering van deze facilitators in hun werk.
10. Door als overheid slim in te spelen op psychologische effecten uit de gedragseconomie kan
men op bepaalde vlakken vlotter overheidsbeleid voeren. De gemiddelde burger lijkt nu
eenmaal liever een subsidie dan een belasting te moeten betalen. Ook al wordt die subsidie
onrechtstreeks betaald uit de maatschappelijke bijdragen van diezelfde burger.
11. Anderzijds is er ook nog een verschil tussen de voorkeuren van de burger betreffende
voorkeursbeleid en het effectief in protest komen wanneer de overheid verplichtend beleid
gaat voeren. Het gros van de “silent majority” zal waarschijnlijk volgzaam (eventueel morrend)
toekijken wat besloten wordt. Een soortgelijk effect hebben we eveneens vastgesteld in 2006
bij de introductie van de EPB-regelgeving in Vlaanderen waar na de feiten wel meer dan 95%
blijkt in regel te zijn met de gestelde eisen. Soms is het dus ook een zaak om als overheid door
te duwen, zolang al bij al het relatieve evenwicht van gepercipieerde redelijkheid bewaard
blijft bij de bevolking.
86
11 Slotbeschouwing & aanbevelingen Tenslotte besluiten we dit rapport met reflectie over de voorgaande bevindingen en gaan we over tot
het formuleren van geleerde lessen en aanbevelingen. We onderstrepen dat een deel van die
bevindingen natuurlijk specifiek toe te schrijven zijn aan de case en dienen dus op te letten met het
generaliseren van bepaalde facetten ervan.
7. Uit de vele gesprekken en bewonersinzichten die we ontvingen konden we afleiden dat amper
de helft op de hoogte is van het lange-termijndoel (EPC100 – E60) dat de Vlaamse overheid
voor ogen heeft voor bestaande woningen tegen 2050. Laat staan dat deze bewoners
(afgezonderd enkele uitzonderingen) voor hun eigen situatie kunnen inschatten hoe ingrijpend
(in praktische en financiële zin) die uitdaging is. Hier komt best verandering in zodat
woningeigenaars reeds vanaf vandaag over de nodige inzichten beschikken om hun
investeringskeuzes op af te stemmen. Het is van groot belang dat de Vlaamse (en in tweede
orde de lokale) overheid doorgedreven en breed communiceren naar welke ambitiestandaard
de Vlaamse woningen moeten evolueren om de vooropgestelde klimaatdoelstellingen te
behalen. Deze communicatie vergt de nodige nuance maar zou verder moeten gaan dan louter
de huidige brochures over Benoveren, die op een te selectief publiek targetten. De Vlaamse
overheid kan de Vlaamse woningeigenaar wakker schudden door een heldere stip op de
horizon te plaatsen
8. Het blijkt dat op zijn minst een deel van de woningeigenaars vragende partij is voor het
verkrijgen van gedegen energie-advies. Anderzijds is er de vaststelling dat slechts weinigen
vandaag bereid zijn om effectief te betalen voor de te presteren uren van zo’n gedegen
energieadvies (ordegrootte tussen de 500 à 1000 EURO BTWexcl.) Hun voorkeur gaat dus uit
naar gedegen energieadvies dat gesubsidieerd wordt. Om iedere woning en woningeigenaar
mee te krijgen zou het dus een goede zaak zijn mocht de Vlaams overheid besluiten om alle
woningeigenaars een energiecertificaat met maatwerkadvies te laten opmaken, waarvan een
deel van deze kost gesubsidieerd zou kunnen worden.
9. Ondanks vele goede initiatieven die genomen (kunnen) worden om individuele
woningeigenaars aan het renoveren te zetten, blijft de nood om daarnaast ook
systeemoplossingen aan te reiken. Zaken zoals een gedegen ruimtelijke ordening en –beleid
en de uitbouw van toekomstbestendige energienetwerken overstijgt de kavelschaal en vergt
een gecoördineerd overheidsingrijpen. Voor bepaalde aspecten volstaat enkel een beweging
in groep om de omschakelkost van bepaalde maatschappelijke voorzieningen acceptabel te
krijgen. Een wezenlijk deel van de energietransitie is om de nodige duurzame energiebronnen
en netwerken tot in de woning te krijgen enerzijds en anderzijds om de huidige onduurzame
bronnen en –netwerken terug uit de woning te halen.
10. Wijkrenovatietrajecten kunnen een waardevolle praktijk zijn om mee de Vlaamse woningen
versneld en verbeterd te gaan renoveren. Wijkrenovatietrajecten kunnen namelijk enkele van
de belangrijke waargenomen renovatiedrempels voor woningeigenaars mee verhelpen. Ze
kunnen economisch voordeel scheppen, de kwaliteit van het werk verhogen en ontzorgend
werken voor de woningeigenaar. Iemand zal echter de kost van het faciliteren moeten betalen.
Deze financiële compensatie en schaalgroei zijn nodig om uit de kosten te geraken.
Groepsrenovatie gaat over vertrouwen opbouwen, tijd geven en het vermogen om met
mensen te verbinden, slim te nudgen, verschillende kanalen aan te spreken en vooral “één van
hen te worden”.
11. De bereidwilligheid van woningeigenaars om over te gaan tot renovatie kent zijn grenzen, vaak
zijn die gelegen op het punt waar een stof& geluid in de woning om de hoek loert. We zien dat
de bereidwilligheid van woningeigenaars om over te gaan tot een ingrijpende energetische
87
renovatie beperkter is dan de bereidwilligheid tot een basisrenovatie waar het compromis
tussen praktische hinder en energetische impact wordt opgezocht. Vanuit beleidsperspectief
is er daarom maatschappelijke druk om zoveel als mogelijk de redelijkheid te bewaren en
bijgevolg zo weinig als mogelijk eigenaars – bewoners in een ingrijpend verplichtend kader te
duwen. Dit brengt ons tot de conclusie dat we:
a. Zoveel als mogelijk natuurlijke transactiemomenten (zoals eigendomsoverdracht van
woningen, heraanleg openbaar domein) moeten benutten, desnoods in een
verplichtend kader.
b. Sloop en herbouw of ingrijpende energetische renovaties zoveel als mogelijk tot een
aantrekkelijk alternatief voor nieuwe woningen of ondermaatse renovaties moeten
blijven stimuleren;
c. Meer onderzoek moeten voeren naar het de mogelijkheden om Vlaamse woningen
aan een ingrijpende renovatie te onderwerpen die snel, goedkoop en zonder al te veel
praktische hinder kan worden uitgevoerd. Hoewel de context verschillend is kan toch
veel inspiratie worden opgedaan in Nederland met de Nul-op-de-meter
renovatieconcepten.
12. Doorgedreven en grootschalige renovatie van Vlaamse verkavelingswijken zal een ruimtelijke
impact hebben. Zowel in het straatbeeld als in de ondergrond. Doorgedreven energie-
efficiëntie maatregelen bij bestaande woningen hebben voor de aanblik van die woning ook
gevolgen. Het afbreken van een bestaande spouwmuur en heropbouwen met steenstrips,
crepie of gevelplating laat sporen na! Het lokale bestuur neemt hierin best een pro-actieve
houding aan om bewoners niet te ontmoedigen. Een reactieve houding zou namelijk een rem
op de renovatiegoesting plaatsen. Het lijkt daarbij ook waarschijnlijk dat de ruimtelijke layout
van vele verkavelingswijken van het heden ook in 2050 relatief ongewijzigd zal zijn. De
benodigde cultuurwijziging voor zo’n ruimtelijke omslag is immers zeer groot en bovendien
zijn er momenteel quasi geen regelgevende instrumenten om dit op te leggen. Verdichting in
de gunstig gelegen wijken zal dus eerder subtiel of helemaal niet zijn. Kleinschalige en
vrijwillige perceelsamenvoegingen kunnen zo bijvoorbeeld ruimte creëren voor een nieuw
woningaanbod voor de ouder wordende verkavelingsbewoners van de eerste generatie.
88
12 Bijlagen
12.1 Over de energie-audits
12.1.1 Over de opmeting Tijdens de opmeting van de woning werd in de mate van het mogelijke gelet op de volgende aspecten:
12.1.1.1 Geometrie
Hoofdmaten opmeten:
o Vertrekkend van binnenmaten horizontaal – vervolgens constructiediktes aan
toevoegen;
o Raamafmetingen en posities van de openingen;
o Duidelijk grens afbakenen tussen oorspronkelijke bouwvorm en toevoegingen;
o Binnenhoogtes mee opmeten – diktes constructievloeren;
o Binnenmaten van ruimtes mee opmeten (om nadien ruimtelijke concepten te
kunnen uitwerken indien relevant)
12.1.1.2 Constructiekenmerken
Vaststellen van constructiedelen:
Buitenmuren & binnenmuren;
Vloeren (inclusief begrenzingen (grond, kruipkelder, buiten, kelder)
Daken (hellend en plat)
Gemeenschappelijke gevel
Raamopeningen (profielen, paneel, glas, zonwering)
Overstekken?
Te achterhalen informatie:
Dikte
Opbouw
Materiaaltypes
Indien mogelijk: merken en types
Nodige gereedschap:
Zaklamp;
Boormachine;
Schroevendraaiers;
Breinaald;
IR-camera;
Endoscoop;
12.1.1.3 Technische installaties
Ruimteverwarming:
CV-ketel (merk, type)
Locatie opwekker?
Afstelling en onderhoudsattest aanwezig?
Regelapparatuur (kamerthermostaat, manueel, buitenvoelers, thermokranen)
Afgifte-elementen (aantal per ruimte, grootte, type)
Verdeelsysteem:
89
o (1-pijp, 2-pijp, collectorsysteem)
o Materialisatie van verdeelsysteem
Warm water:
CV-ketel (merk, type)
Locatie opwekker?
tappunten (welk kraanwerk en welke ruimtes voorzien van tappunten?)
Verdeelsysteem:
o Tracé – leidingafstanden?
o Materialisatie van verdeelsysteem
Ventilatie:
Centrale of decentrale ventilatoren aanwezig?
Raamroosters aanwezig?
Natuurlijke verluchtingsroosters aanwezig?
Verluchtingsproblemen/ vochtproblemen in toiletten, slaapkamers, wasplaats,
badkamers aanwezig?
PV/ Zonneboiler-systemen?
Locatie?
Merk en type?
Elektriciteitskast:
Algemene toestand van kast en leidingen?
Aarding aanwezig?
Type netaansluiting?
Reserve in kast aanwezig?
Type van automaten?
Locatie meterkast en zekeringkast in de woning?
Mogelijkheden om nieuwe kabels bij te trekken?
Quid installatie PV-omvormer, thuisbatterij, laadstation E-wagen?
12.1.1.4 Ruimtelijke vrijheidsgraden:
Inschatting – mogelijkheid tot schuiven met wanden?
Bijmaken van technische schachten?
Wegwerken van warmtepompen, zonneboilers op zolders, kelder, technische ruimtes?
Wegwerken van leidingstracés intern?
Aanvoeren van nieuwe nutsvoorzieningen van buiten naar binnen toe?
o Aansluiten vanaf straatkant tot binnen in de woning bij de nieuwe opwekkers?
o Mogelijkheden tot doorboren van vloerdelen?
12.1.2 Over het semigestructureerd interview Tijdens het bezoek ter plaatse werd een aanzienlijk deel van de tijd gereserveerd voor een interview
met de woningeigenaars.
We deden dit via een semigestructureerd interview. Dat betekent dat de vragen vooraf werden
opgesteld (niet meegedeeld). Tijdens het gesprek worden de vragen ook allemaal gesteld maar loopt
90
het gesprek in zekere zin zijn gang. Naargelang de evolutie van het gesprek kon op bepaalde thema’s
meer of minder doorgegaan worden
Door deze keuze van interviewmethode konden we enerzijds gerust zijn dat de nodige vragen en
aspecten aan bod komen. Anderzijds was er voldoende ruimte voor spontaniteit zonder dat een heel
strikte interviewreceptuur werd overlopen. Dit leek de beste methode omdat op deze manier ruimte
ontstaat voor verrassende elementen in het gesprek uit te spinnen. Het was een zaak om mensen
vooral hun verhaal te laten doen, eventueel op gang gebracht door de interviewer. Gaande weg
ontstond bij allen een menselijke connectie en het nodige vertrouwen.
Voorbeelden van vragen die tijdens het interview gesteld werden gingen over:
Verwachtingspatroon van de eigenaar bij de audit en energie/ wonen in het gebouw;
Wat zijn de belangrijkste energie- en woonvragen waar je nu concreet mee zit?;
Zijn er plannen voor vernieuwing/ uitbreiding/ herinrichting van één of meerdere ruimtes in
de woning? (bijvoorbeeld; andere badkamer, inrichten van de zolder, vernieuwing van vloeren
enz…);
o Indien er concrete plannen zijn: Welk bouw/ renovatiebudget is er ter beschikking?;
o Zijn jullie zelfbouwers of aanwezen op professionele actoren? Welke
beroepsachtergrond heeft de bewoner?;
Is het jullie visie om in deze woonst zolang als mogelijk te blijven wonen of geniet op termijn
een verhuis naar een andere woning/ appartement de voorkeur? In welke leeftijdsfase acht je
dit te doen?;
Heeft u weet van buren die gelijkaardige plannen of ook een energierenovatie gepland
hebben/ interesse in hebben?;
Woon je graag in deze buurt? Waarom?
Wat zijn de belangrijkste drijfveren voor eventuele werken uit te voeren? (economisch, milieu,
wooncomfort, …);
o Mogelijke redenen:
Financiële overwegingen de energiefactuur verlagen en winst bekomen;
Milieu-impact (duurzame materialen en energieverbruik )van de woning
verbeteren;
Comfort in de woning verbeteren;
De waarde van de woning voor de kinderen borgen;
Aspect Binnenmilieu:
o Zijn er momenteel vocht- of schimmelproblemen in de woning aanwezig?;
o Zijn er thermische comfortklachten in de winter of zomer ( te koud/ te warm);
Veranderen jullie actief van energieleverancier voor elektriciteit en aardgas?;
Is het denkbaar dat de woning ooit een kangeroewoning wordt? (waarbij één van de kinderen
in de woning zou wonen)
Welke respons is er op de mogelijkheid om ooit samen met de directe buurwoning gezamenlijk
de bouwpercelen te herontwikkelen of verkopen?
12.2 Afwegingsmatrix duurzame verwarmingsopties (toegepast bij een lage
energiewoning)
91
Criteria
Condenserende
Aardgasketel met
doorstromer
Condenserende
Aardgasketel met
zonneboiler
Condenserende
biomassaketel op pellets
met boilervat
Geothermische Elektrische
warmtepomp met
boilervat
Lucht-water elektrische
warmtepomp met
boilervat
Hybride Lucht-water
warmtepomp met
aardgasketel
Lucht Gas-absorptie
warmtepomp met gasketel
Wat is de impact op de EPC-score voor verkoop/ verhuur tegenover een niet-
condenserende aardgasketel?
Beperkte gunstige impact
op EPC-score
Gunstige impact op EPC-
score
Quasi geen positieve
impact op EPC-score
Zeer gunstige impact op
EPC-score
Zeer gunstige impact op
EPC-score
Gunstige impact op EPC-
score
Gunstige impact op EPC-
score
Heeft de warmtegenerator een aardgasnetwerk in de straat en huisaansluiting gas
nodig?JA JA NEE NEE NEE JA JA
Heeft de warmtegenerator centrale verwarming nodig? JA JA JA JA JA JA JA
Is een warmteafgiftesysteem op lage temperatuur strikt nodig? (vloerverwarming of
lage-temperatuursradiatoren of ventilo-convectoren)NEE NEE NEE JA JA NEE NEE
Heeft de warmtegenerator extra ruimte nodig binnenin de woning tegenover een oude
gasketel (vloermodel) met boilervat?Geen Geen Aanzienlijk Beperkt tot aanzienlijk Beperkt tot aanzienlijk Beperkt tot aanzienlijk Beperkt tot aanzienlijk
Is er brandstofopslag nodig? NEE NEE JA NEE NEE NEE NEE
Is er extra bovengronds of ondergronds ruimtebeslag op de buitenomgeving door het
energieconcept?NEE
Enkel voor de thermische
zonnecollectorenNEE
JA voor de
bodemwarmtewisselaar
JA - voor de buitenunit van
de warmtepomp
JA - voor de buitenunit van
de warmtepomp
JA - voor de buitenunit van
de warmtepomp
Heeft de warmtegenerator een elektrische 3fasen-aansluiting nodig? NEE NEE NEEniet noodzakelijk maar
aangewezen
niet noodzakelijk maar
aangewezenNEE NEE
Heeft het verwarmingstoestel een SWW-boilervat nodig? NEE JA JA JA JA NEE JA
Heeft de warmtegenerator een rookgasafvoer/ schouw nodig? JA JA JA NEE NEE JA JA
Zorgt het verwarmingstoestel voor meer verkeersdruk door de belevering van
brandstof?NEE NEE JA NEE NEE NEE NEE
Wat is de onderhoudsfrequentie van de warmtegenerator?Tweejaarlijks verplicht
onderhoud
Tweejaarlijks verplicht
onderhoud
Jaarlijks verplicht
onderhoud
Jaarlijks tot tweejaarlijks
verplicht onderhoud
Jaarlijks tot tweejaarlijks
verplicht onderhoud
Tweejaarlijks verplicht
onderhoud gasketel
Tweejaarlijks verplicht
onderhoud
Zorgt het gebruik van het verwarmingstoestel voor de uitstoot van broeikasgassen? JA JANEE (indien hout als
hernieuwbaar beschouwd)
NEE (bij aankoop groene
stroom of eigen productie
via PV-panelen)
NEE (bij aankoop groene
stroom of eigen productie
via PV-panelen)
JA JA
Is er een risico op geurhinder in de opstellingsruimte van het verwarmingstoestel? NEE NEE NEE NEE NEE NEE NEE
Is er een risico op storend geluid (>50db) in of nabij het verwarmingstoestel bij normale
werking?NEE (+/- 49dB) NEE (+/- 49dB) JA Binnen: NEE (46dB)
Binnen: NEE (36dB)
Buiten: JA 64dB
Binnen: NEE (49dB)
Buiten: JA 64dB
Binnen: NEE (49dB)
Buiten: JA 64dB
Basisinvestering [€/ BTWex] (zonder aftrek subsidies) € 3 300 € 8 500 € 13 200 € 16 900 € 11 600 € 11 200 € 13 100
Basisinvestering (met aftrek subsidies 2018 voor niet-beschermde klanten en een
woning gelegen in gebied met een aardgasnet) € 3 300 € 6 280 € 10 560 € 12 900 € 10 100 € 10 400 € 11 600
Jaarlijkse exploitatiekosten bij een Lage-energie woning (onderhoud + energiekost) [€
BTWex/ jaar ] € 950 € 860 € 950 € 471 € 627 € 585 € 536
Yearly Total Cost of Ownership (met aftrek subsidies 2018 voor niet-beschermde
klanten en een woning gelegen in gebied met een aardgasnet) [€/ jaar] € 1 332 € 1 361 € 1 618 € 1 288 € 1 365 € 1 470 € 1 599
92
12.3 Aannames Energiedragers – conversierendementen
12.4 Aangenomen Schakelpunt –hybride Lucht-water warmtepomp
PV
Orientatie
Deelfactor beschikbare
oppervlakte [-]
Productiefactor
orientatie [-]
Resultante
productiefactor
PV [-] Opbrengt Zonneboiler 4pers 4,8m²
Noord-Zuid 0,5 1 0,5 2500
Oost-West 1 0,94 0,94 2200
Noordoost-Zuidwest 0,5 0,968 0,484 2300
Noordwest-Zuidoost 0,5 0,968 0,484 2300
Energiedragers fp [-]
All-in price [€
BTWin/kWh]
Standaard
emissiefactor (t
CO2/MWh) LCA emissiefactor (t CO2/MWh)
aardgas 1 0,046 0,202 0,237
elektriciteit 2,6 0,335 0,285 0,402
elektriciteit - eigen PV
productie 1,5 0,10 0 0,05
Seizoensrendementen (t.o.v. Hs)
Condensatieketel 0,9
SPF hybrid LW WP - sww 3 (bij werking tussen 5<tb<15)
SPF hybrid LW WP - rvw 4 (bij werking tussen 5<tb<15)
Kachel-factor 28% (aandeel van de warmtevraag dat via een kachel op hout wordt ingevuld)
Schakelpunte LW-warmtepomp 5
Aantal uren stookseizoen
[Tbuiten<=15] 6225
Aantal uren Tbuiten <=5 1660
% uren Tbuiten <=5 27% --> aandeel aardgas in hybride opstelling warmtepomp LW
-100%
-80%
-60%
-40%
-20%
0%
20%
40%
60%
80%
100%
0 1000 2000 3000 4000 5000 6000 7000 8000 9000 10000
Jaarbelastingscurve (2017 - meetstation eindhoven)
93
12.5 Woningfiches – doorgerekende scenario’s
12.5.1 Woningencluster ROOD
Vlaams EPC-doel in 2050: Kerngegevens:
100 Bruto Vloeroppervlakte: 131
Beschermd Volume: 376
Aanvraagjaar vergunning: 1970
Gemiddelde EPC-score
Vlaanderen:
350
Bouwschil
Origineel Huidig Basisrenovatie Ingrijpende Renovatie
Berekende EPC-Score: [kWh/m²] 481 377 136 -13
Jaarlijkse gasfactuur verwarming: [€
BTWin / jaar]912 927 837 0
Jaarlijkse Elektriciteitsfactuur (incl
verwarmingstoepassingen): [€ BTWin / jaar]
(incl injectievergoeding)
1173 1173 526 802
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
zonder subsidies)35541 76667
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
met subsidies anno 2018)29155 65822
Statische terugverdientijd [jaar] 40 51
Bouwschil:
Buitenmuren: Spouwmuur met
ongeisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met
ongeisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met 5cm
glaswol na-isolatie
Spouwmuur met nieuwe
12cm glaswol en nieuwe
facadesteen
Vloeren: Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Geisoleerde vloer met
12cm XPS op volle grond
Daken/ Zoldervloeren: 4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
Ramen& Deuren: Houten profiel - enkel glas Houten profiel - klassiek
dubbel glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
Inpandige Garagepoort: Ongeisoleerde metalen
kantelpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Luchtdichtheid: Weinig luchtdicht (v50=12) Weinig luchtdicht (v50=12) Redelijk goede
luchtdichtheid (v50=6)
Goede luchtdichtheid
(v50=1)
Technische installaties:
Ruimteverwarming
Atmosferische vloerketel -
geregeld op
kamerthmoerstaat - 90/70
convectoren met manuele
kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Elektrische geothermische
warmtepomp - geregeld
op buitenvoeler - 35/30
vloerverwarming met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Sanitair Warm water
Geisoleerde
atmosferische Gasboiler
120L
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Boilervat 150L gekoppeld
aan Geothermische
elektrische warmtepomp
Ventilatiesysteem
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Zelfregelende
ventilatieroosters voor
luchttovoer en
mechanische afzuiging
(C+)
Mechanisch
Balansventilatiesysteem
(D+)
Fotovoltaische panelen: Geen Geen 3,5 kWpiek Op hellend dak 6,5 kWpiek Op hellend dak
Investeringen [€ incl 6% BTW] (berekend excl subsidies):
Bouwschil:
Buitenmuren: 2 060,00 € 12 360,00 €
Vloeren: 12 576,00 €
Daken/ Zoldervloeren: 2 096,00 € 2 096,00 €
Ramen& Deuren: 14 600,00 € 14 600,00 €
Inpandige Garagepoort: 2 160,00 € 2 160,00 €
Luchtdichtheid: 1 500,00 € 1 500,00 €
Technische installaties:
Ruimteverwarming excl warmte-afgiftesyst. 3 500,00 € 12 500,00 €
Sanitair Warm water - € 1 000,00 €
Ventilatiesysteem 3 500,00 € 6 500,00 €
Fotovoltaische panelen: 6 125,00 € 11 375,00 €
94
12.5.2 Woningencluster LICHTGROEN
Vlaams EPC-doel in 2050: Kerngegevens:
100 Bruto Vloeroppervlakte: 225
Beschermd Volume: 669
Aanvraagjaar vergunning: 1984
Gemiddelde EPC-score
Vlaanderen: (variant: halfopen)
350
Bouwschil
Origineel Huidig Basisrenovatie Ingrijpende Renovatie
Berekende EPC-Score: [kWh/m²] 269 234 123 1
Jaarlijkse gasfactuur verwarming: [€
BTWin / jaar]1979 1531 1140 0
Jaarlijkse Elektriciteitsfactuur (incl
verwarmingstoepassingen): [€ BTWin / jaar]
(incl injectievergoeding)
1173 1173 526 1279
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
zonder subsidies)34016 84874
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
met subsidies anno 2018)28752 72965
Statische terugverdientijd [jaar] 28 51
Bouwschil:
Buitenmuren: Spouwmuur met 4cm PUR
geisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met 4cm PUR
geisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met 4cm PUR
geisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met nieuwe
12cm glaswol en nieuwe
facadesteen
Vloeren: 5cm XPS isolatie onder
betonvloer op volle grond
5cm XPS isolatie onder
betonvloer op volle grond
5cm XPS isolatie onder
betonvloer op volle grond
Geisoleerde vloer met
12cm XPS op volle grond
Daken/ Zoldervloeren: 4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten en
hellende dakdelen
5 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten en
hellende dakdelen
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
Ramen& Deuren: Houten profiel - dubbel
glas
Houten profiel - dubbel
glas
Bestaande Houten profiel
met 1,0 HR-glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
Inpandige Garagepoort: Ongeisoleerde metalen
kantelpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Luchtdichtheid: Weinig luchtdicht (v50=12) Weinig luchtdicht (v50=12) Redelijk goede
luchtdichtheid (v50=6)
Goede luchtdichtheid
(v50=1)
Technische installaties:
Ruimteverwarming
Atmosferische vloerketel -
geregeld op
kamerthmoerstaat - 90/70
convectoren met manuele
kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Elektrische geothermische
warmtepomp - geregeld
op buitenvoeler - 35/30
vloerverwarming met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Sanitair Warm water
Geisoleerde
atmosferische Gasboiler
120L
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Boilervat 150L gekoppeld
aan Geothermische
elektrische warmtepomp
Ventilatiesysteem
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Zelfregelende
ventilatieroosters voor
luchttovoer en
mechanische afzuiging
(C+)
Mechanisch
Balansventilatiesysteem
(D+)
Fotovoltaische panelen: Geen Geen 3,5 kWpiek Op hellend dak 6,5 kWpiek Op hellend dak
Investeringen [€ incl 6% BTW] (berekend excl subsidies):
Bouwschil:
Buitenmuren: 14 727,60 €
Vloeren: 17 880,22 €
Daken/ Zoldervloeren: 3 701,25 € 3 701,25 €
Ramen& Deuren: 15 690,00 € 15 690,00 €
Inpandige Garagepoort: - € - €
Luchtdichtheid: 1 500,00 € 1 500,00 €
Technische installaties:
Ruimteverwarming excl warmte-afgiftesyst. 3 500,00 € 12 500,00 €
Sanitair Warm water - € 1 000,00 €
Ventilatiesysteem (excl roosters) 3 500,00 € 6 500,00 €
Fotovoltaische panelen: 6 125,00 € 11 375,00 €
95
12.5.3 Woningencluster BRUIN
Vlaams EPC-doel in 2050: Kerngegevens:
100 Bruto Vloeroppervlakte: 151
Beschermd Volume: 493
Aanvraagjaar vergunning: 2000
Gemiddelde EPC-score
Vlaanderen: (variant - tussenwoning)
350
Bouwschil
Origineel Huidig Basisrenovatie Ingrijpende Renovatie
Berekende EPC-Score: [kWh/m²] 224 150 51 7
Jaarlijkse gasfactuur verwarming: [€
BTWin / jaar]1094 764 573 0
Jaarlijkse Elektriciteitsfactuur (incl
verwarmingstoepassingen): [€ BTWin / jaar]
(incl injectievergoeding)
1173 1173 526 633
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
zonder subsidies)29399 58710
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
met subsidies anno 2018)23514 48915
Statische terugverdientijd [jaar] 28 38
Bouwschil:
Buitenmuren: Spouwmuur met 4cm MW
geisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met 4cm MW
geisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met 4cm MW
geisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met nieuwe
12cm glaswol en nieuwe
facadesteen
Vloeren: 4cm XPS isolatie onder
betonvloer op volle grond
4cm XPS isolatie onder
betonvloer op volle grond
4cm XPS isolatie onder
betonvloer op volle grond
Geisoleerde vloer met
12cm XPS op volle grond
Daken/ Zoldervloeren: 12cm glaswol tussen
zoldervloerspanten en
hellende dakdelen
12cm glaswol tussen
zoldervloerspanten en
hellende dakdelen
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
Ramen& Deuren: Kunststof profiel - dubbel
glas
Kunststof profiel - dubbel
glas
PVC- profiel met 1,0 HR-
glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
Inpandige Garagepoort: Ongeisoleerde metalen
kantelpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Luchtdichtheid: Weinig luchtdicht (v50=12) Weinig luchtdicht (v50=12) Redelijk goede
luchtdichtheid (v50=6)
Goede luchtdichtheid
(v50=1)
Technische installaties:
Ruimteverwarming
Atmosferische vloerketel -
geregeld op
kamerthmoerstaat - 90/70
convectoren met manuele
kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Elektrische Lucht/water
warmtepomp - geregeld
op buitenvoeler - 35/30
vloerverwarming of ventilo-
convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Sanitair Warm water
Geisoleerde
atmosferische Gasboiler
120L
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer &
5m² Zonneboiler
Boilervat 150L gekoppeld
aan Lucht/water
elektrische warmtepomp
Ventilatiesysteem
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Zelfregelende
ventilatieroosters voor
luchttovoer en
mechanische afzuiging
(C+)
Mechanisch
Balansventilatiesysteem
(D+)
Fotovoltaische panelen: Geen Geen 3,5 kWpiek Op hellend dak 6,5 kWpiek Op hellend dak
Investeringen [€ incl 6% BTW] (berekend excl subsidies):
Bouwschil:
Buitenmuren: 4 755,00 €
Vloeren: 10 305,36 €
Daken/ Zoldervloeren: 2 439,36 € 2 439,36 €
Ramen& Deuren: 10 185,00 € 10 185,00 €
Inpandige Garagepoort: 2 150,00 € 2 150,00 €
Luchtdichtheid: 1 500,00 € 1 500,00 €
Technische installaties:
Ruimteverwarming excl warmte-afgiftesyst. 3 500,00 € 8 500,00 €
Sanitair Warm water - € 1 000,00 €
Ventilatiesysteem (excl roosters) 3 500,00 € 6 500,00 €
Fotovoltaische panelen: 6 125,00 € 11 375,00 €
96
12.5.4 Woningencluster GEEL
Vlaams EPC-doel in 2050: Kerngegevens:
100 Bruto Vloeroppervlakte: 125
Beschermd Volume: 332
Aanvraagjaar vergunning: 1972
Gemiddelde EPC-score
Vlaanderen: (variant - halfopen)
350
Bouwschil
Origineel Huidig Basisrenovatie Ingrijpende Renovatie
Berekende EPC-Score: [kWh/m²] 393 253 78 -10
Jaarlijkse gasfactuur verwarming: [€
BTWin / jaar]934 995 646 0
Jaarlijkse Elektriciteitsfactuur (incl
verwarmingstoepassingen): [€ BTWin / jaar]
(incl injectievergoeding)
1173 1173 526 1276
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
zonder subsidies)30867 65795
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
met subsidies anno 2018)24667 55564
Statische terugverdientijd [jaar] 25 62
Bouwschil:
Buitenmuren: Spouwmuur met
ongeisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met
ongeisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met 5cm
glaswol na-isolatie
Spouwmuur met nieuwe
12cm glaswol en nieuwe
facadesteen
Vloeren: Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Geisoleerde vloer met
12cm XPS op volle grond
Daken/ Zoldervloeren: 4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
Ramen& Deuren: Houten profiel - enkel glas Houten profiel - klassiek
dubbel glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
Inpandige Garagepoort: Ongeisoleerde metalen
kantelpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Luchtdichtheid: Weinig luchtdicht (v50=12) Weinig luchtdicht (v50=12) Redelijk goede
luchtdichtheid (v50=6)
Goede luchtdichtheid
(v50=1)
Technische installaties:
Ruimteverwarming
Atmosferische vloerketel -
geregeld op
kamerthmoerstaat - 90/70
convectoren met manuele
kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Elektrische geothermische
warmtepomp - geregeld
op buitenvoeler - 35/30
vloerverwarming met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Sanitair Warm water
Geisoleerde
atmosferische Gasboiler
120L
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Boilervat 150L gekoppeld
aan Geothermische
elektrische warmtepomp
Ventilatiesysteem
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Zelfregelende
ventilatieroosters voor
luchttovoer en
mechanische afzuiging
(C+)
Mechanisch
Balansventilatiesysteem
(D+)
Fotovoltaische panelen: Geen Geen 3,5 kWpiek Op hellend dak 6,5 kWpiek Op hellend dak
Investeringen [€ incl 6% BTW] (berekend excl subsidies):
Bouwschil:
Buitenmuren: 1 589,80 € 9 538,80 €
Vloeren: 8 729,28 €
Daken/ Zoldervloeren: 2 134,88 € 2 134,88 €
Ramen& Deuren: 10 585,00 € 10 585,00 €
Inpandige Garagepoort: 1 932,00 € 1 932,00 €
Luchtdichtheid: 1 500,00 € 1 500,00 €
Technische installaties:
Ruimteverwarming excl warmte-afgiftesyst. 3 500,00 € 12 500,00 €
Sanitair Warm water - € 1 000,00 €
Ventilatiesysteem (excl roosters) 3 500,00 € 6 500,00 €
Fotovoltaische panelen: 6 125,00 € 11 375,00 €
97
12.5.5 Woningencluster DONKERBLAUW
Vlaams EPC-doel in 2050: Kerngegevens:
100 Bruto Vloeroppervlakte: 154
Beschermd Volume: 338
Aanvraagjaar vergunning: 1977
Gemiddelde EPC-score
Vlaanderen: (variant - vrijstaand doorgerekend)
350
Bouwschil
Origineel Huidig Basisrenovatie Ingrijpende Renovatie
Berekende EPC-Score: [kWh/m²] 394 251 80 4
Jaarlijkse gasfactuur verwarming: [€
BTWin / jaar]1142 1200 756 0
Jaarlijkse Elektriciteitsfactuur (incl
verwarmingstoepassingen): [€ BTWin / jaar]
(incl injectievergoeding)
1173 1173 526 1476
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
zonder subsidies)34253 57377
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
met subsidies anno 2018)28525 45887
Statische terugverdientijd [jaar] 26 51
Bouwschil:
Buitenmuren: Houtskelet met 8cm
minerale wol met
ongeisoleerde luchtspouw
Houtskelet met 8cm
minerale wol met
ongeisoleerde luchtspouw
Houtskelet met 8cm
minerale wol met
ongeisoleerde luchtspouw
Houtskelet met 8cm
minerale wol met 5cm MW
spouwvulling met behoud
van facadeblad
Vloeren: Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Geisoleerde vloer met
12cm XPS op volle grond
Daken/ Zoldervloeren: 4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
Ramen& Deuren: Houten profiel - enkel glas Houten profiel - klassiek
dubbel glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
Inpandige Garagepoort: Ongeisoleerde metalen
kantelpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Luchtdichtheid: Weinig luchtdicht (v50=12) Weinig luchtdicht (v50=12) Redelijk goede
luchtdichtheid (v50=6)
Goede luchtdichtheid
(v50=1)
Technische installaties:
Ruimteverwarming
Atmosferische vloerketel -
geregeld op
kamerthmoerstaat - 90/70
convectoren met manuele
kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Elektrische geothermische
warmtepomp - geregeld
op buitenvoeler - 35/30
vloerverwarming met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Sanitair Warm water
Geisoleerde
atmosferische Gasboiler
120L
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Boilervat 150L gekoppeld
aan Geothermische
elektrische warmtepomp
Ventilatiesysteem
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Zelfregelende
ventilatieroosters voor
luchttovoer en
mechanische afzuiging
(C+)
Mechanisch
Balansventilatiesysteem
(D+)
Fotovoltaische panelen: Geen Geen 3,5 kWpiek Op hellend dak 6,5 kWpiek Op hellend dak
Investeringen [€ incl 6% BTW] (berekend excl subsidies):
Bouwschil:
Buitenmuren: 3 333,27 €
Vloeren: 1 540,00 €
Daken/ Zoldervloeren: 1 540,00 € 1 540,00 €
Ramen& Deuren: 15 788,25 € 15 788,25 €
Inpandige Garagepoort: 2 300,00 € 2 300,00 €
Luchtdichtheid: 1 500,00 € 1 500,00 €
Technische installaties:
Ruimteverwarming excl warmte-afgiftesyst. 3 500,00 € 12 500,00 €
Sanitair Warm water - € 1 000,00 €
Ventilatiesysteem (excl roosters) 3 500,00 € 6 500,00 €
Fotovoltaische panelen: 6 125,00 € 11 375,00 €
98
12.5.6 Woningencluster DONKERGROEN
Vlaams EPC-doel in 2050: Kerngegevens:
100 Bruto Vloeroppervlakte: 158
Beschermd Volume: 425
Aanvraagjaar vergunning: 1976
Gemiddelde EPC-score
Vlaanderen: (variant - halfopen)
350
Bouwschil
Origineel Huidig Basisrenovatie Ingrijpende Renovatie
Berekende EPC-Score: [kWh/m²] 404 293 63 8
Jaarlijkse gasfactuur verwarming: [€
BTWin / jaar]1198 1101 682 0
Jaarlijkse Elektriciteitsfactuur (incl
verwarmingstoepassingen): [€ BTWin / jaar]
(incl injectievergoeding)
1173 1173 526 967
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
zonder subsidies)32509 73807
Kostprijs Renovatiepakket [€ 6% BTWincl -
met subsidies anno 2018)26101 62757
Statische terugverdientijd [jaar] 24 48
Bouwschil:
Buitenmuren: Spouwmuur met
ongeisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met
ongeisoleerde luchtspouw
Spouwmuur met 5cm
glaswol na-isolatie
Spouwmuur met nieuwe
12cm glaswol en nieuwe
facadesteen
Vloeren: Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Ongeisoleerde betonvloer
op volle grond
Geisoleerde vloer met
12cm XPS op volle grond
Hellende daken/ Zoldervloeren: 4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
4 tot 6cm glaswol tussen
zoldervloerspanten
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
22cm glaswol tussen
zoldervloerspant-jes
Platte daken: 2cm XPS bovenop
massieke
plafondconstructie
2cm XPS bovenop
massieke
plafondconstructie
16cm XPS bovenop
massieke
plafondconstructie
16cm XPS bovenop
massieke
plafondconstructie
Ramen& Deuren: Houten profiel - enkel glas Houten profiel - klassiek
dubbel glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
PVC-profiel - 1,0
Hoogrendements-glas
Inpandige Garagepoort: Ongeisoleerde metalen
kantelpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Geisoleerde
sectionaalpoort
Luchtdichtheid: Weinig luchtdicht (v50=12) Weinig luchtdicht (v50=12) Redelijk goede
luchtdichtheid (v50=6)
Goede luchtdichtheid
(v50=1)
Technische installaties:
Ruimteverwarming
Atmosferische vloerketel -
geregeld op
kamerthmoerstaat - 90/70
convectoren met manuele
kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Condenserende
gaswandketel - geregeld
op kamerthermostaat -
65/55 convectoren met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Elektrische geothermische
warmtepomp - geregeld
op buitenvoeler - 35/30
vloerverwarming met
thermostatische kranen &
kamerthermostaat
Sanitair Warm water
Geisoleerde
atmosferische Gasboiler
120L
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Condenserende combi CV-
ketel met doorstromer
Boilervat 150L gekoppeld
aan Geothermische
elektrische warmtepomp
Ventilatiesysteem
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Enkele natuurlijke
ongeregelde piekventilatie
Zelfregelende
ventilatieroosters voor
luchttovoer en
mechanische afzuiging
(C+)
Mechanisch
Balansventilatiesysteem
(D+)
Fotovoltaische panelen: Geen Geen 3,5 kWpiek Op hellend dak 6,5 kWpiek Op hellend dak
Investeringen [€ incl 6% BTW] (berekend excl subsidies):
Bouwschil:
Buitenmuren: 2 759,77 € 16 558,64 €
Vloeren: 9 249,53 €
Hellende Daken/ Zoldervloeren: 1 878,76 € 1 878,76 €
Platte daken: 949,90 € 949,90 €
Ramen& Deuren: 10 231,45 € 10 231,45 €
Inpandige Garagepoort: 2 064,00 € 2 064,00 €
Luchtdichtheid: 1 500,00 € 1 500,00 €
Technische installaties:
Ruimteverwarming excl warmte-afgiftesyst. 3 500,00 € 12 500,00 €
Sanitair Warm water - € 1 000,00 €
Ventilatiesysteem (excl roosters) 3 500,00 € 6 500,00 €
Fotovoltaische panelen: 6 125,00 € 11 375,00 €