Van beroepskrachtenplanning naar ramingen van kerntaken en competenties

2
Van beroepskrachtenplanning naar ramingen van kerntaken en competenties Marielle Jambroes, 1 Jolanda Keijsers, 2 Hans Baaijens 3 Plochg roept in zijn stuk terecht vragen op over de waarde van beroepskachtenplanningen voor de gezondheidszorg van de toekomst. Wij kunnen een eind meegaan in zijn analyse, maar denken niet dat de veranderende zorgvraag geheel de bodem weg slaat onder de ramingen. Die blijven nodig, alleen denken wij dat deze analyses gebaseerd moeten worden op benodigde kerntaken en bijbehorende kennis, attitude en vaardigheden (competenties), en niet op beroepen in de gezondheidszorg. Ramingen dienen daarmee naast de omvang (kwantiteit), vooral de kwaliteit van professionals te adresseren. De opmaat voor onze insteek vormt een aantal publicaties, zoals het TNO rapport over het huidige opleidingsaanbod gezond- heidsbevordering/preventie en een studie die wij recent uitvoer- den. 1 Uit het TNO rapport blijkt dat, gezien de ontwikkelingen in het werkveld en de maatschappelijke opgaven, het actuele oplei- dingsaanbod onvoldoende aansluit bij de zorgvraag. In de oplei- ding wordt met name ingezet op het genereren van specialistische kennis, terwijl ook generieke competenties meer en meer nodig zijn. Deze generieke competenties gaan over beroepsgroepen heen en het is daarom beter te spreken over functies. Ons onderzoek was gericht op de omvang en samenstelling van de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg. Wij voerden dit uit in nauwe samenspraak met de NPHF werkgroep Beroepskrachtenplanning. Alle bestaande gegevens over de ca- paciteit van de beroepsgroepen werkzaam in de Nederlandse publieke gezondheidszorg zijn verzameld en geanalyseerd. Door gegevens van uiteindelijk zeven rapporten die tussen 2003 en 2010 verschenen zijn te combineren, wordt de totale omvang van de beroepsgroepen in de publieke gezondheid op 12.000 geschat. Dit is uitdrukkelijk een schatting omdat de data incompleet en onderling moeilijk vergelijkbaar zijn. Moeilijk vergelijkbaar omdat uit de rapporten blijkt dat er verschillende omschrijvingen worden gebruikt voor het begrenzen van het werkveld, met als gevolg dat in de rapporten verschillende be- roepen en functies in kaart zijn gebracht. Het rapport van het NIGZ bijvoorbeeld heeft zich gericht op het in kaart brengen van mensen die zich bezighouden met gezondheidsbevordering of preventie binnen een geselecteerd aantal instellingen, terwijl GGD Nederland alle functies en beroepen binnen GGD’en in kaart heeft gebracht. 2,3 Verder bleek slechts voor enkele beroepen en functies vooraf heldere beschrijvingen of definities zijn gegeven. Daarmee is het onduidelijk is of dezelfde functienamen uit verschillende inven- tarisaties wel hetzelfde betekenen en of verschillende func- tienamen niet dezelfde taken uitvoeren. Ook worden functiena- men en opleidingstitels naast elkaar gebruikt, bijvoorbeeld ‘be- leidsmedewerkers’ en ‘masters of public health’. Zonder defini- ties is niet duidelijk of deze categoriee¨n onderscheidend zijn of overlap vertonen. Wij leren hiervan dat multidisciplinair ramen van functies en beroepen niet mogelijk is zonder een goede afbakening van het te ramen werkveld. Bovendien is noodzakelijk om een helder on- derscheid te maken tussen de verschillende functies en beroepen. Dit is ondermeer van belang omdat ramingen uiteindelijk leiden tot een advies over benodigde opleidingscapaciteit. Veel functies of beroepen zijn niet direct gekoppeld aan een speci- fieke opleiding. Wij denken daarom dat voor integrale capaci- teitsramingen, waarin meerdere sectoren en functies en beroe- pen worden meegenomen, deze gebaseerd moeten worden op specifieke taken (kritische beroepsactiviteiten) in plaats van functies en beroepen. Daarmee worden ze onderscheidend en kunnen ze vertaald worden naar competenties en vervolgens naar opleidingen en opleidingsniveau. Voor bestaande profes- sies is dat reeds gedaan. Voor ‘gewone’ beroepsgroepen (die volgens Plochg niet onder de sociologische definitie van een professie vallen) en nieuwe professies nog niet. Concluderend onderschrijven wij de noodzaak om na te denken over de huidige beroepenstructuur in de gezondheids- zorg in relatie tot de te verwachten zorgvraag en beleidsdoel- stellingen. Tevens ondersteunen wij de stelling dat daartoe professionals met een generalistische functie nodig zijn. Om een impuls te geven aan de ontwikkeling en kwantificering van deze functie zijn ten minste drie ingredie¨nten van belang en nodig: . een praktische visie op de toekomst van integrale gezond- heidszorg, die terugredenerend duidelijk maakt wat de vraag aan zorg (cure, care, preventie) is; . een vertaalslag hiervan naar benodigde kerntaken en com- petenties; . en een definie¨ring van wat wel en wat niet onder een integrale raming wordt verstaan. Randvoorwaarde is dat er een discussie op gang komt tussen beroepsgroepen, werkgevers en het ministerie over de verant- woordelijkheidsverdeling met betrekking tot sturing op kwanti- teit en kwaliteit van de beroepskrachten en daarmee op de kwaliteit van zorg. De NPHF werkt vanuit haar ervaringen met beroepskrach- tenontwikkeling binnen de publieke gezondheidszorg graag mee aan de verdere ontwikkeling van competentieramingen voor de integrale gezondheidszorg. Daarmee is het vertrekpunt de kerntaken, kritische beroepsactiviteiten en daarmee samen- hangende competenties die naar de toekomst toe nodig zijn om Spectrum 1 AMC, Amsterdam, werkgroep Beroepskrachtenplanning NPHF 2 TNO, Leiden / NPHF, Utrecht 3 NPHF, Utrecht tsg jaargang 89 / 2011 nummer 8 spectrum - pagina 394 / www.tsg.bsl.nl

Transcript of Van beroepskrachtenplanning naar ramingen van kerntaken en competenties

Page 1: Van beroepskrachtenplanning naar ramingen van kerntaken en competenties

Vanberoepskrachtenplanningnaar ramingenvankerntakenen competentiesMarielle Jambroes,1 Jolanda Keijsers,2 Hans Baaijens3

Plochg roept in zijn stuk terecht vragen op over de waarde vanberoepskachtenplanningen voor de gezondheidszorg van detoekomst. Wij kunnen een eind meegaan in zijn analyse, maardenken niet dat de veranderende zorgvraag geheel de bodemweg slaat onder de ramingen. Die blijven nodig, alleen denkenwij dat deze analyses gebaseerd moeten worden op benodigdekerntaken en bijbehorende kennis, attitude en vaardigheden(competenties), en niet op beroepen in de gezondheidszorg.Ramingen dienen daarmee naast de omvang (kwantiteit),vooral de kwaliteit van professionals te adresseren.

De opmaat voor onze insteek vormt een aantal publicaties, zoalshet TNO rapport over het huidige opleidingsaanbod gezond-heidsbevordering/preventie en een studie die wij recent uitvoer-den.1 Uit het TNO rapport blijkt dat, gezien de ontwikkelingen inhet werkveld en de maatschappelijke opgaven, het actuele oplei-dingsaanbod onvoldoende aansluit bij de zorgvraag. In de oplei-ding wordt met name ingezet op het genereren van specialistischekennis, terwijl ook generieke competenties meer en meer nodigzijn. Deze generieke competenties gaan over beroepsgroepenheen en het is daarom beter te spreken over functies.

Ons onderzoek was gericht op de omvang en samenstellingvan de beroepsgroepen in de publieke gezondheidszorg. Wijvoerden dit uit in nauwe samenspraak met de NPHF werkgroepBeroepskrachtenplanning. Alle bestaande gegevens over de ca-paciteit van de beroepsgroepen werkzaam in de Nederlandsepublieke gezondheidszorg zijn verzameld en geanalyseerd.

Door gegevens van uiteindelijk zeven rapporten die tussen2003 en 2010 verschenen zijn te combineren, wordt de totaleomvang van de beroepsgroepen in de publieke gezondheid op12.000 geschat. Dit is uitdrukkelijk een schatting omdat de dataincompleet en onderling moeilijk vergelijkbaar zijn. Moeilijkvergelijkbaar omdat uit de rapporten blijkt dat er verschillendeomschrijvingen worden gebruikt voor het begrenzen van hetwerkveld, met als gevolg dat in de rapporten verschillende be-roepen en functies in kaart zijn gebracht. Het rapport van hetNIGZ bijvoorbeeld heeft zich gericht op het in kaart brengen vanmensen die zich bezighouden met gezondheidsbevordering ofpreventie binnen een geselecteerd aantal instellingen, terwijlGGD Nederland alle functies en beroepen binnen GGD’en inkaart heeft gebracht.2,3

Verder bleek slechts voor enkele beroepen en functies voorafheldere beschrijvingen of definities zijn gegeven. Daarmee is hetonduidelijk is of dezelfde functienamen uit verschillende inven-

tarisaties wel hetzelfde betekenen en of verschillende func-tienamen niet dezelfde taken uitvoeren. Ook worden functiena-men en opleidingstitels naast elkaar gebruikt, bijvoorbeeld ‘be-leidsmedewerkers’ en ‘masters of public health’. Zonder defini-ties is niet duidelijk of deze categorieen onderscheidend zijn ofoverlap vertonen.

Wij leren hiervan dat multidisciplinair ramen van functies enberoepen niet mogelijk is zonder een goede afbakening van het teramen werkveld. Bovendien is noodzakelijk om een helder on-derscheid te maken tussen de verschillende functies en beroepen.

Dit is ondermeer van belang omdat ramingen uiteindelijkleiden tot een advies over benodigde opleidingscapaciteit. Veelfuncties of beroepen zijn niet direct gekoppeld aan een speci-fieke opleiding. Wij denken daarom dat voor integrale capaci-teitsramingen, waarin meerdere sectoren en functies en beroe-pen worden meegenomen, deze gebaseerd moeten worden opspecifieke taken (kritische beroepsactiviteiten) in plaats vanfuncties en beroepen. Daarmee worden ze onderscheidend enkunnen ze vertaald worden naar competenties en vervolgensnaar opleidingen en opleidingsniveau. Voor bestaande profes-sies is dat reeds gedaan. Voor ‘gewone’ beroepsgroepen (dievolgens Plochg niet onder de sociologische definitie van eenprofessie vallen) en nieuwe professies nog niet.

Concluderend onderschrijven wij de noodzaak om na tedenken over de huidige beroepenstructuur in de gezondheids-zorg in relatie tot de te verwachten zorgvraag en beleidsdoel-stellingen. Tevens ondersteunen wij de stelling dat daartoeprofessionals met een generalistische functie nodig zijn. Om eenimpuls te geven aan de ontwikkeling en kwantificering van dezefunctie zijn ten minste drie ingredienten van belang en nodig:. een praktische visie op de toekomst van integrale gezond-heidszorg, die terugredenerend duidelijk maakt wat de vraagaan zorg (cure, care, preventie) is;

. een vertaalslag hiervan naar benodigde kerntaken en com-petenties;

. en een definiering van wat wel en wat niet onder een integraleraming wordt verstaan.

Randvoorwaarde is dat er een discussie op gang komt tussenberoepsgroepen, werkgevers en het ministerie over de verant-woordelijkheidsverdeling met betrekking tot sturing op kwanti-teit en kwaliteit van de beroepskrachten en daarmee op dekwaliteit van zorg.

De NPHF werkt vanuit haar ervaringen met beroepskrach-tenontwikkeling binnen de publieke gezondheidszorg graagmee aan de verdere ontwikkeling van competentieramingenvoor de integrale gezondheidszorg. Daarmee is het vertrekpuntde kerntaken, kritische beroepsactiviteiten en daarmee samen-hangende competenties die naar de toekomst toe nodig zijn om

Spectrum

1 AMC, Amsterdam, werkgroep Beroepskrachtenplanning NPHF2 TNO, Leiden / NPHF, Utrecht3 NPHF, Utrecht

TSG 89 / nummer 8 394

tsg jaargang 89 / 2011 nummer 8 spectrum - pagina 394 / www.tsg.bsl.nl

Page 2: Van beroepskrachtenplanning naar ramingen van kerntaken en competenties

de gewenste paradigmashift van ziekte & zorg naar gedrag &gezondheid te realiseren.4 Voor bestaande professies maar ooknieuwe beroepsgroepen biedt dit een onderbouwd sturingska-der voor kwaliteit, opleidingen en benodigde mindset.

Literatuur1. TNO Kwaliteit van leven. Opleidingen Gezondheidsbevorde-

ring en Preventie: Een inventarisatie en analyse van hetactuele aanbod. Leiden: TNO Kwaliteit van leven,2010.

2. NIGZ. Trendonderzoek Gezondheidsbevordering en Preven-tie. Woerden, NIGZ, 2008.

3. GGD Nederland. Benchmark GGD’en gegevens. Utrecht, GGDNederland, 2008

4. RVZ. Advies Zorg voor je Gezondheid! Gezondheid engedrag: de nieuwe ordening. Den Haag: RVZ, 2010.

CorrespondentieadresMarielle Jambroes, e-mail: [email protected]

De arts Maatschappij & Gezondheid: Klaar voor verbindingen vernieuwing.Ciska Koning- van den Berg van Saparoea1

Plochg pleit in het inleidende artikel van dit tijdschrift voor eennieuwe vorm van capaciteitsraming van zorgprofessionals.Hierbij wijst hij op de noodzaak van een andere orientatie vande zorg, namelijk gericht op de preventie van ziekte in plaatsvan het repareren daarvan. Hij wijst daarbij op de noodzaak deverhouding tussen specialisten en generalisten te wijzigen enmeer in te zetten op een systeem van in de zorg noodzakelijkefuncties in plaats van bestaande beroepsgroepen tot uitgangs-punt te nemen.

Toekomstbestendige zorgVoor een toekomstbestendige zorg is het van belang dat de zorgintegraal geboden wordt, zo dicht mogelijk bij de burger. Ge-neralistisch als het kan, specialistisch als het moet. De RVZ pleitvoor een systematiek die uitgaat van sturing op gezondheids-doelen in plaats van op verrichtingen.1 Bij een dergelijke syste-matiek hebben we het niet alleen over gezondheidsdoelen oppatientniveau, maar ook op het niveau van de regionale popu-latie (meso) en de landelijke populatie (macro). Daarbij kunnenwe ons niet beperken tot het stelsel van verzekerde zorg alleen,maar alle traditionele sectoren (preventie, cure, care en welzijn)dienen geıntegreerd betrokken te worden.

Of er nu snelle effecten nagestreefd worden door de huidigeprofessionals te verbinden in samenwerkingsverbanden ofnieuwe professionals opgeleid moeten worden: om een zorg tekunnen ontwikkelen die gericht is op gezondheidsdoelen zijnjuist de competenties en de professionele deskundigheid nodigdie de eigentijdse arts Maatschapij & Gezondheid (M&G) heeftgeleerd en ontwikkeld.

De arts M&GDe arts M&G richt zich als medicus op de complexe interactietussen de gezondheid (van individu en groepen) en maat-schappelijke ontwikkelingen. De arts M&G is een specialist ophet terrein van de geneeskunst, vooral gericht op het bevorde-ren van gezondheid en het voorkomen van ziekte. Daarvoor is

een brede generalistische benadering nodig. Naast medisch in-houdelijke kennis en vaardigheden vraagt het acteren als soci-aal geneeskundige ook inzicht en interesse in politiek, in maat-schappelijke ontwikkelingen, in het functioneren van de sa-menleving, in systemen en inrichting van gezondheidszorg, inepidemiologie en ontwikkelingen in de volksgezondheid. Eenarts M&G moet de verbinding kunnen leggen en vertaling kun-nen maken tussen (individuele) gezondheid(szorg) en beleids-ontwikkeling. Het realiseren van geıntegreerde zorg dichtbij deburger in combinatie met de sturing op gezondheidsdoelen aande hand van de gezondheidssituatie van de doelpopulatie zijnde ‘‘core business’’ van de sociaal geneeskundige.

Competenties verbinden aan beroepenSociale geneeskunde is misschien voor veel artsen geen vak omgelijk aan het begin van de loopbaan mee te beginnen. Het vakleent zich uitstekend voor een vervolgstap in de carriere voorcuratieve artsen die toe zijn aan nieuwe uitdagingen en ook opeen ander abstractieniveau willen handelen. Ik ben van meningdat het koppelen van curatieve ervaring aan sociaalgeneeskun-dige competenties de juiste mix vormt voor de noodzakelijkenieuwe generalistische zorgprofessionals.

Binnen de publieke gezondheidszorg en de specialisatieMaatschappij en Gezondheid kennen we op dit moment eenzevental profielregistraties omvattend een 9-tal bekwaam-heidsdomeinen (noot a). Door de heldere kaders voor erkenningvan medische beroepen en een registratie-/ herregistratie-structuur die op alle artsen van toepassing is, is kwaliteitsbe-waking en borging eenduidig en goed geregeld en bovendieneen stevige basis voor beleidsrijke capaciteitsraming.

In de afgelopen jaren is veel geınvesteerd in het toekomst-bestendig maken van de ‘beroepsopleiding’ arts M&G. Toe-komstbestendigheid in de publieke gezondheidszorg vraagtflexibiliteit en voldoende mogelijkheden snel te kunnen reage-ren op een ontwikkelende opleidingsbehoefte, nieuwe in tevullen functies en een snel veranderend stelsel. De opleidingkent om die reden een twee fasen systeem: de eerste fase isgericht op het medisch handelen op client/patientniveau (micro-

Spectrum

1 Koepel van Artsen Maatschappij en gezondheid, Utrecht

TSG 89 / nummer 8 395

tsg jaargang 89 / 2011 nummer 8 spectrum - pagina 395 / www.tsg.bsl.nl