Synthese van de jaarrekening

1. Evolutie van de jaarrekening (Algemene boekhouding)

Het bedrijfsresultaat neemt enkel de gemaakte kosten en opbrengsten in rekening. Voor de investeringen worden enkel de afschrijvingskosten verrekend.

Inkomsten

De toelage specifiek voor afdeling I bedraagt € 241,9 miljoen of een daling met ongeveer € 4,6 miljoen. Dit als gevolg van:

Het niet toepassen van de klik van 2 %; Het niet toepassen van de reële index Doorgevoerde besparingen (+/- € 8 miljoen) Daling van het relatief aandeel van de UGent in het Variabel Onderwijs-deel

van de Werkingstoelage (impact: € - 1,5 miljoen) Verdere afbouw van de specifieke onderzoekssokkel (volledig afgebouwd in

2017)

De werkingstoelage voor de integrerende opleidingen omvat € 20,8 miljoen, aangevuld met aanvullende middelen (vroegere academiseringsmiddelen) voor een bedrag van € 10,1 miljoen (een stijging met € 1,5 miljoen ten opzichte van 2014).

353

Globaal gezien stijgen de inkomsten met ongeveer € 26,8 miljoen. De belangrijkste bewegingen voor 2015 zijn:

Stijging van de inschrijvingsgelden met ongeveer € 7,5 miljoen (inschrijvingsgeld steeg van € 618 naar € 890 in 2015). De volledige meeropbrengst wordt toegewezen aan 2015. Er wordt niet geprorateerd.

Sterke stijging (+ € 15,7 miljoen) van de Europese inkomsten door de opstart van Horizon 2020 en Erasmus +. Voor het bedrijfseconomisch resultaat speelt deze stijging niet omdat meerinkomsten ten opzichte van de uitgaven worden geneutraliseerd (CCM)

Een stijging met € 5,3 miljoen van de inkomsten uit Wetenschappelijke dienstverlening en contractonderzoek.

Een stijging van € 4 miljoen voor IWT-projecten (gedeeltelijk als gevolg van de vertraagde inkomsten 2014).

Een daling van de inkomsten van intermediaire Vlaamse organisaties met € 5 miljoen (inzonderheid IMinds)

Daling met € 1,5 miljoen van de financiële inkomsten ten opzichte van 2014. Hierdoor komt het totaal van de financiële inkomsten op € 13,2 miljoen. Het was opnieuw een bijzonder goed jaar voor de portefeuilles, terwijl de intresten verder daalden waardoor de opbrengsten in eigen beheer een stuk lagere liggen dan in 2014. Dit betekent dat ongeveer 55 % van het totale overschot van het boekjaar uit beleggingsopbrengsten komen. Enkel de gerealiseerde inkomsten mogen in de jaarrekening worden ingeschreven. De theoretische meerwaarde van de portefeuille is niet opgenomen in de jaarrekening:

De saldi uit wetenschappelijk en niet-wetenschappelijke dienstverlening tonen een stijgend verloop De kassen wetenschappelijke dienstverlening en niet-

in EURO

Fortis BNP Paribas KBC AM CANDRIAM

(voorheen Dexia AM)TOTAAL

Jaarlijks rendement

Beginwaarde 46.192.116 44.621.397 44.581.105 135.394.618Opbrengst/verlies 2010 2010 1.886.623 1.339.716 2.253.377 5.479.717 3,24%

Opbrengst/verlies 2011 2011 244.125 99.880 649.820 993.825 0,57%

Opbrengst/verlies 2012 2012 8.715.171 7.214.097 7.570.890 23.500.158 13,40%

Opbrengst/verlies 2013 2013 2.229.618 3.078.196 2.091.844 7.399.658 3,72%

Opbrengst/verlies 2014 2014 6.301.578 4.963.930 6.503.430 17.768.938 8,61%

Opbrengst/verlies 2015 2015 2.482.669 2.242.856 2.309.665 7.035.190 3,14%

Rendement 2015 3,33% 3,09% 3,01% 3,14% 3,19%Eindkapitaal 77.148.072 74.829.845 79.128.718 231.106.636

354

wetenschappelijke dienstverlening stegen respectievelijk met € 4 miljoen en € 5 miljoen.

Het verloop van de beschikbare saldi van de kassen over de afgelopen jaren is als

volgt:

Een deel van de inkomsten worden centraal afgehouden, om de indirecte kosten (centrale administratie; kosten gebouwen; kosten energie; …) mee te financieren. Het overhead-percentage is bepaald op 17 %, behalve als er vrijstelling wordt verleend of de financier enkel een lager tarief toestaat.

Bijgaand is een overzicht te zien van de inkomsten per type en hun afgehouden overhead. Hieruit blijkt dat er een discrepantie is tussen de werkelijk geïnde overhead en de theoretische.

+ Kassen WD Kassen NWD Totaal2002 40.091.729 9.019.647 49.111.3752003 43.368.292 9.056.019 52.424.3112004 51.518.588 8.926.131 60.444.7182005 55.742.611 8.837.145 64.579.7552006 59.581.854 9.718.428 69.300.2832007 64.112.510 12.219.511 76.332.0212008 61.428.762 18.322.770 79.751.532

2008corr 62.456.423 18.570.747 81.027.1702009 62.781.313 22.405.310 85.186.6232010 65.091.856 27.718.028 92.809.8842011 64.847.667 33.983.513 98.831.1802012 69.149.721 38.964.402 108.114.1232013 75.444.076 46.639.662 122.083.7382014 75.372.672 50.489.546 125.862.2182015 79.123.523 55.774.777 134.898.300

0

20.000.000

40.000.000

60.000.000

80.000.000

100.000.000

120.000.000

140.000.000

Kassen WD

Kassen NWD

Totaal

355

Uitgaven

De kosten voor afschrijvingen en waardeverminderingen stijgen verder in 2015. In totaal stijgen de afschrijvingen en waardeverminderingen met ongeveer € 1,2 miljoen. De stijging is een gevolg van de verdere realisatie van het onroerend investeringsplan. De laatste 6 jaar stegen de afschrijvingskosten met maar liefst € 13,7 miljoen van € 33,6 miljoen tot € 47,3 miljoen. De komende jaren zal dit naar verwachting nog sterk gaan stijgen, aangezien er voor meer dan € 91 miljoen aan activa in aanbouw op de balans staan.

De totale loonkost van de Universiteit Gent stijgt met 2,2 % t.o.v. 2014. In 2015 was er geen index, dus het betreft een netto stijging. Ten opzicht van de totale werkingskosten bedraagt de loonkost 62,8 % voor de Universiteit Gent in haar geheel.

De loonkost van afdeling I blijft ruim binnen de 80-20 norm.

Mede als gevolg van het feit dat de Universiteit Gent in 2014 en 2015 besliste om een deel van de stijging van de Werkingstoelage in provisie te nemen (€ 5 miljoen), daalt het percentage een stuk. Deze middelen zullen vanaf oktober 2015 ingezet worden voor extra ZAP, waardoor de daling een tijdelijk fenomeen was. In 2015 zien we inderdaad al een eerste stijging. Dit ook omdat de Werkingstoelage géén index voorzag voor Personeel, terwijl de loonkost als gevolg van de loopbaanevolutie wel stijgt en er extra besparingen op de Werkingstoelage werden ingevoerd.

356

Als we de uitbestede dienstverleningscontracten toevoegen, wat ongeveer een waarde vertegenwoordigt van € 12 miljoen, dan stijgt het aandeel van de personeelskost in de totale kosten tot ongeveer 81 % voor afdeling I.

Ten opzichte van 2014 is er een stijging met ongeveer € 12,6 miljoen van de diensten en diverse goederen. De belangrijkste verschuivingen zijn:

Stijging met € 7,8 miljoen van de doorstortingen als coördinator van H2020-projecten (Europa),

357

Stijging van de ‘te ontvangen facturen’ met € 1,2 miljoen. Het gaat om kosten, geboekt in 2016 maar met een factuurdatum 2015. Voor het eerst werden ook facturen opgenomen die wel in het systeem aanwezig zijn maar nog niet ingeboekt.

Daling van ‘samenwerking met andere instellingen’ als gevolg van de inboeking van de afrekening van de overeenkomst UZ Gent en de doorstorting van de sociale toelage aan de HoWest in 2014, hetgeen in 2015 wegvalt. In 2015 worden deze kosten voor VLIR-UOS op aparte grootboekrekeningen ingebracht, waardoor ongeveer € 2 miljoen verschuift.

Als gevolg van de stijgende Europese Inkomsten en als gevolg van de stijging van de inkomsten uit wetenschappelijke dienstverlening, steeg het algemeen verhoudingsgetal van de BTW van 26 % naar 29 %. Dit betekent dat 29 % van de inkomsten van de UGent BTW-gerelateerde inkomsten betreffen. UGent kan dit percentage van de aangerekende BTW op de uitgavenfacturen recupereren. Het definitieve verhoudingsgetal van het afgelopen jaar is het voorlopige van het nieuwe jaar. Dit betekent dat voor 2015 26 % is gerecupereerd, maar nu blijkt dat dit 29 % is in realiteit. Het verschil wordt als uitzonderlijke opbrengst ingeboekt (€ 0,8 miljoen).

Als gevolg van de nieuwe boekhoudregels dienen een aantal kosten te worden voorzien in de jaarrekening, die vroeger niet werden opgenomen. Het gaat met name over:

Voorzieningen voor risico’s: - Dubieuze Debiteuren:- Aanvullende pensioenverzekering- Lopende geschillen- Asbest en ontmanteling kernreactor

Projecten in Uitvoering (Completed Contract Methode) Matching projectinkomsten met afschrijvingskosten (nieuw) Te ontvangen Facturen Voorziening niet opgenomen vakantiedagen – vakantiegeld uit dienst Voorziening oude voorschotten

358

2. Evolutie van de jaarrekening (benadering – Universitaire boekhoudregels)

De evolutie van het jaar en gecumuleerd saldo over de laatste 6 jaar ziet er als volgt uit:

(*) Bedragen in miljoen euro.

De evolutie van de investeringsuitgaven voor de afgelopen 5 jaar ziet er als volgt uit:

+ 2010 2011 2012 2013 2014 2015Onroerend 38.961.972 49.530.834 31.400.000 57.000.00

065.500.000

42.500.000

Roerend 19.086.430 22.246.766 21.000.000 24.339.773

19.000.000

20.600.000

Totaal 58.048.403

71.777.600 52.462.984

71.339.773

84.500.000

63.100.000

359

3. Kaspositie

Voor het eindsaldo werd rekening gehouden met de actualisatie van de portefeuilles op

31.12.2015.

De kaspositie van de universiteit Gent daalt met ongeveer € 2,2 miljoen. Het opnieuw sterke beursjaar in 2015; het behoorlijke saldo in afdeling I, de verder groeiende kassen en de opstartende nieuwe programma’s (H2020 en Erasmus +), zorgen er voor dat de kaspositie stevig blijft, ondanks de uitvoering van een investeringsplan, waarin in 2015 meer dan € 42 miljoen werd uitgegeven.

0

50

100

150

200

250

300

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

169,4 175,7187,5

230,9245,8

255,9267,2

278,7 280,2 277,8 275,6

Liquide middelen

360

Door de REPO-transacties werd wel € 69 miljoen uit de portefeuille gehaald (in pandgeving) en toegevoegd aan de UGent Geldmiddelen. Deze in pandstelling is op dit moment gratis. Het biedt het voordeel dat geen deel van de portefeuille moet verkocht worden om over voldoende liquiditeiten te kunnen beschikken. De kaspositie is opgemaakt exclusief de REPO-middelen.

361

362