UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE...

57
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010-2011 HELICOBACTER ALS OORZAAK VAN MAAGPROBLEMEN BIJ DE FRET, HOND EN KAT door Delphine ACAR Promotor: Prof. Dr. Bram Flahou Medepromotor: Prof. Dr. Freddy Haesebrouck Literatuurstudie in het kader van de Masterproef

Transcript of UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE...

Page 1: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2010-2011

HELICOBACTER ALS OORZAAK VAN MAAGPROBLEMEN BIJ DE FRET, HOND EN KAT

door

Delphine ACAR

Promotor: Prof. Dr. Bram Flahou Medepromotor: Prof. Dr. Freddy Haesebrouck

Literatuurstudie in het kader van de Masterproef

Page 2: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

De auteur en de promotor(en) geven de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor

persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking

tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van de gegevens uit deze studie.

Het auteursrecht betreffende gegevens vermeld in deze studie berust bij de promotor(en). Het auteursrecht beperkt

zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur

respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende

documentatie, zoals tabellen en figuren.

De auteur en promotor(en) zijn niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze

studie geciteerd en beschreven zijn.

Page 3: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

VOORWOORD

Ik wil graag mijn promotor, Dr. Bram Flahou, bedanken voor het verstrekken van onontbeerlijke informatie,

voor de feedback en voor alle tijd en moeite die hij in mijn masterproef gestoken heeft, om deze tot een

goed einde te brengen. Verder wil ik ook graag mijn ouders bedanken, omdat zij mij zo hard gesteund

hebben de voorbije 5 jaar. Tot slot, iedereen die mij op de een of andere manier geholpen heeft, bedankt.

Page 4: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING................................................................................................................................1

1. INLEIDING ..................................................................................................................................2

2. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN HELICOBACTER .................................................................2

2.1. Morfologie en fylogenie ........................................................................................................3

2.1.1. Ultrastructuur ...............................................................................................................3

2.1.2. Onderscheid op basis van gensequenties (fylogenie) ...................................................4

2.1.3. Andere kenmerken .......................................................................................................6

2.2. Virulentiefactoren .................................................................................................................6

2.2.1. Urease .........................................................................................................................6

2.2.2. Flagellen en pH-gerichte migratie .................................................................................7

2.2.3. Adhesie .......................................................................................................................7

2.2.4. Gamma-glutamyltranspeptidase ...................................................................................7

2.2.5. VacA en cag PAI ..........................................................................................................7

3. HELICOBACTER MUSTELAE BIJ DE FRET ...............................................................................8

3.1. Morfologie ...........................................................................................................................8

3.2. Prevalentie ..........................................................................................................................9

3.3. Transmissie .........................................................................................................................9

3.4. Pathogenese en virulentiefactoren .......................................................................................9

3.4.1. Urease .........................................................................................................................9

3.4.2. Flagellen .................................................................................................................... 10

3.4.3. Adhesie ..................................................................................................................... 10

3.4.4. Oppervlakteringen ...................................................................................................... 11

3.4.5. Lipopolysaccharide .................................................................................................... 11

3.5. Klinische betekenis ............................................................................................................ 11

3.5.1. Gastritis ..................................................................................................................... 11

3.5.2. Ulcera ........................................................................................................................ 12

3.5.3. Maagtumoren ............................................................................................................. 12

3.5.4. Therapie .................................................................................................................... 12

4. HELICOBACTER SPP. BIJ HOND EN KAT ............................................................................... 13

4.1. Prevalentie ........................................................................................................................ 13

4.2. Transmissie ....................................................................................................................... 14

4.3. Pathogenese en virulentiefactoren ..................................................................................... 14

4.4. Klinische betekenis ............................................................................................................ 15

4.5. Zoönotisch belang ............................................................................................................. 16

5. LITERATUURLIJST .................................................................................................................. 18

Page 5: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

SAMENVATTING

Zoals Helicobacter pylori bij de mens worden ook in de maag van gezelschapsdieren verschillende

Helicobacter species teruggevonden, onder andere Helicobacter (H.) mustelae bij de fret, H.

bizzozeronii, H. felis, H. salomonis, H. cynogastricus, H. baculiformis en H. heilmannii bij hond en kat.

In het eerste luik van deze literatuurstudie wordt een algemene beschrijving van gastrale helicobacters

gegeven met aandacht voor de kenmerken die gebruikt worden om onderscheid te maken tussen de

verschillende species, zoals morfologie, gensequenties en biochemische eigenschappen. Urease,

flagellen en gamma-glutamyltranspeptidase activiteit zijn virulentiefactoren die door de meeste

gastrale helicobacters tot expressie worden gebracht. Enkele virulentiefactoren konden tot nu toe

slechts bij één species worden aangetoond, zoals de oppervlakteringen bij H. mustelae en het VacA

en cag PAI bij H. pylori.

De prevalentie van H. mustelae is zeer hoog bij de fret. Men vermoedt dat deze bacterie deel uitmaakt

van de normale maagflora. Transmissie van Helicobacter infecties gebeurt bij de fret waarschijnlijk via

de feco-orale route, terwijl bij hond en kat eerder oro-orale overdracht wordt vooropgesteld. Ook

water-borne transmissie mag niet uitgesloten worden.

H. mustelae infectie bij de fret wordt geassocieerd met gastritis en waarschijnlijk bestaat er een

verband met het optreden van ulcera en bepaalde maagtumoren. Voor hond en kat is het verband

tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis of andere maagpathologieën niet altijd

duidelijk. Gastrale helicobacters van hond en kat worden wel beschouwd als zoönotische micro-

organismen en kunnen bij de mens oorzaak zijn van gastritis, maagulcera en lymfoma van het

mucosa-geassocieerde lymfoïde weefsel in de maag.

Page 6: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

2

1. INLEIDING

Na de isolatie van Helicobacter pylori in 1983 (74), werd aangetoond dat infectie met deze bacterie

verband houdt met het ontstaan van chronische gastritis bij de mens. Helicobacter pylori kan gastrale

en duodenale ulcers veroorzaken, en speelt ook een rol in de ontwikkeling van maagtumoren zoals

adenocarcinoma en MALT (mucosa-associated lymphoid tissue) lymfoma (67,96,117). De

aanwezigheid van spiraalvormige helicobacters werd ook in de maag van verschillende diersoorten,

onder andere honden, katten en fretten, aangetoond (50). Sinds enkele jaren groeit de aandacht voor

het voorkomen deze micro-organismen bij dieren, zowel omwille van hun mogelijke klinische

betekenis voor de natuurlijke gastheer, alsook omwille van hun zoönotisch belang. Diermodellen

kunnen bovendien aangewend worden om meer inzicht te verkrijgen in Helicobacter infecties bij de

mens. Tot op heden is slechts weinig informatie beschikbaar over de pathogenese en het klinisch

belang van Helicobacter infecties bij hond, kat en fret. Deze literatuurstudie tracht hiervan een

overzicht te geven.

2. ALGEMENE BESCHRIJVING VAN HELICOBACTER

Rijk: Bacteria

Phylum: Proteobacteria

Klasse: Epsilonproteobacteria

Orde: Campylobacterales

Familie: Helicobacteraceae

Geslacht: Helicobacter (138)

Helicobacters zijn gramnegatieve, microaërofiele bacteriën die gekenmerkt worden door hun gebogen

of spiraalvormig uitzicht. Ze zijn vaak erg moeilijk kweekbaar onder laboratoriumomstandigheden (in

vitro) en nog steeds worden op regelmatige basis nieuwe species ontdekt zoals H. heilmannii. Dit

species werd geïsoleerd uit feliene maagmucosa door Smet en collega’s (2011) en werd voordien

aangeduid als “Candidatus Helicobacter heilmannii” (113). Er zijn meer dan 32 species beschreven,

met elk hun typische eigenschappen (86). Een overzicht van de voornaamste gastrale helicobacters

die voorkomen bij fret, hond en kat wordt weergegeven in tabel 1. Deze zullen verder in detail

besproken worden.

Tabel 1: Voorkomen van gastrale Helicobacters bij hun natuurlijke gastheren (naar Haesebrouck et al.,

2009)

Helicobacter species Natuurlijke gastheer

H. baculiformis Kat

H. bizzozeronii Hond, kat

H. cynogastricus Hond

H. felis Hond, kat, konijn, cheetah

H. mustelae Fret

H. salomonis Hond, kat, konijn

H. heilmannii Hond, kat, wilde katachtigen, primaten en de mens

Page 7: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

3

2.1. Morfologie en fylogenie

2.1.1. Ultrastructuur

Lockard en Boler (1976) waren de eersten die elektronenmicroscopische beelden van hoge kwaliteit

verkregen van verscheidene Helicobacter spp. (71). Op basis van hun morfologie kunnen ze

gedeeltelijk onderscheiden worden.

Enterohepatische helicobacters zoals H. bilis worden gekenmerkt door hun spoel- of spiraalvorm,

smaller wordende uiteinden, periplasmatische fibrillen, verspreid over het gehele oppervlak, en

bipolaire flagellen.

Bij H. felis wordt een duidelijke spiraalvormige structuur waargenomen. De fibrillen zijn meer ruimtelijk

gepositioneerd en komen enkelvoudig of in groepen van 2, 3 of 4 voor. Bipolaire flagellen zijn

aanwezig (figuur 1).

Figuur 1:

Scanning elektronmicroscopisch beeld

van H. felis (uit Solnick et al., 2001)

De structuur waargenomen bij H. bizzozeronii en H. heilmannii (figuur 2) is vergelijkbaar aan deze van

H. felis, maar deze species hebben meer gedrongen windingen en zijn niet in het bezit van

periplasmatische fibrillen.

Figuur 2:

Scanning elektronmicroscopisch beeld

zoals waargenomen bij H. bizzozeronii

en H. heilmannii (uit Solnick et al.,

2001)

Page 8: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

4

H. salomonis bezit een grotere diameter en nog kortere windingen in vergelijking met H. bizzozeronii

en H. heilmannii (61). H. cynogastricus heeft eveneens korte windingen en één periplasmatische fibril

die langs de buitenzijde van de helix loopt. H. baculiformis is een organisme met een eerder smalle

spiraalvormige bouw en periplasmatische fibrillen (50). H. pylori wordt gekenmerkt door een gebogen

structuur met bipolaire flagellen, zonder periplasmatische fibrillen (figuur 3) (116).

Figuur 3:

Scanning elektronmicroscopisch beeld van H. pylori

(uit Solnick et al., 2001)

2.1.2. Onderscheid op basis van gensequenties (fylogenie)

Methoden op basis van de uitwendige structuur en andere eigenschappen zoals urease-activiteit

blijken vaak minder goed bruikbaar te zijn voor betrouwbare identificatie tot op species niveau.

Speciesspecifieke amplificatie van bepaalde genen met behulp van PCR (Polymerase Chain

Reaction) kan voor dit doel kan aangewend worden (85). Fylogenetische stambomen worden

voornamelijk opgesteld aan de hand van 16S rRNA gensequentie analyse, maar ook analyse van de

nucleotidesequentie van het 23S rRNA gen, de urease A en B- genen (figuur 5) (85,89), het Hsp60-

gen (76) en het gyrB-gen (52) behoren tot de mogelijkheden. Voor gastrale NHPH (niet-Helicobacter

pylori helicobacters) die voorkomen bij mensen met maagklachten kan een onderscheid gemaakt

worden tussen “H. heilmannii” type II en type I organismen door middel van 16S rRNA gensequentie

analyse. ‘H. heilmannii” type 1 organismen zijn identiek aan H. suis, een bacterie die van nature vaak

voorkomt in de maag van varkens (9). De type 2 organismen omvatten verschillende species die

voorkomen in de maag van honden en katten. Tussen H. felis, H. bizzozeronii en H. salomonis en

andere species die behoren tot de H. heilmannii” type II groep bestaat er een sterke fylogenetische

verwantschap, met een homologie van meer dan 99% voor het 16S rRNA gen. Bijgevolg kan analyse

van de 16S rRNA gensequentie niet aangewend worden om een onderscheid te maken tussen de

verschillende “H. heilmannii” type II organismen. PCR, DNA-DNA hybridisatie en analyse van de

celproteïnen (10) of bepaling van de urease A en B gensequenties (figuur 4) kunnen hiervoor wel

gebruikt worden.

Page 9: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

5

Figuur 4: Fylogenetische stamboom op basis van partiële UreA en UreB gen sequenties (uit

Haesebrouck et al., 2009)

Page 10: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

6

2.1.3. Andere kenmerken

Zoals reeds aangegeven in hoofdstuk 2.1.2 kunnen bepaalde morfologische en biochemische

eigenschappen gebruikt worden voor species identificatie. In tabel 2 worden enkele speciesspecifieke

kenmerken weergegeven.

* Later heterotypic synonym of H. pylori (219) ** +, 100% of strains positive; –, 0% strains positive; (+), 80–94% strains positive; (–), 7–33% strains positive; v, 42–66% strains positive; ND, not determined *** BP, bipolar; MP, monopolar; LP, lateral polar.

Tabel 2: Verschillende eigenschappen van gastrale Helicobacter species geassocieerd met

gedomesticeerde dieren en niet-humane primaten (naar Haesebrouck et al., 2009)

2.2. Virulentiefactoren

Over het voorkomen van virulentiefactoren bij gastrale helicobacters van hond, kat en fret en hun

mogelijke rol in het veroorzaken van maagpathologieën bij de natuurlijke gastheer is heel weinig

informatie beschikbaar. Zoals hierboven reeds aangegeven, kunnen gastrale helicobacters van hond

en kat (H. felis,…) ook de maag van mensen koloniseren. In dit verband wordt gesproken over

gastrale niet-H. pylori Helicobacter (NHPH) infecties bij de mens. Ook hier is bitter weinig informatie

beschikbaar over de mogelijke rol van virulentiefactoren in het induceren van veranderingen in de

maag.

Een behoorlijk aantal virulentiefactoren werd reeds aangetoond bij H. pylori. Hun bestaan bij andere

gastrale Helicobacter species is soms nog onduidelijk. Hieronder volgt een korte opsomming, een

meer gedetailleerde beschrijving wordt gegeven bij de desbetreffende species.

2.2.1. Urease

Urease is een erg belangrijke factor die bijdraagt tot kolonisatie van de maag en wordt waargenomen

bij alle gastrale Helicobacter species. Urease vervult verschillende functies. Dit enzyme bewerkstelligt

de omzetting van ureum tot ammoniak. Ammoniak neutraliseert de zure omgeving en wordt mogelijks

Characteristic H. baculiformis

H. cynogastricus

H. bizzozeronii

H. felis

H. salomonis

H. pylori

H. suis

H. heilmannii

H. mustelae

H. nemestrinae*

“Cand.

H. Bovis”

length (µm) 10 10–18 5–10 5–7.5 5–7 2.5–5 2.3–6.7 5–10 2 ND 1.5–2.5

Cell width (µm) 1 0.8–1.0 0.3 0.4 0.8–1.2 0.5–1.0 0.9-1.2 0.5–0.6 0.5 ND 0.3

Nitrate reduction +** + + + + – – ND + – ND

Urease + + (+) (+) + + + + + + +

Alkaline phosphate hydrolysis

+ + V V V + + ND + + ND

γ-Glutamyl transpeptidase + + + + + + + ND + ND ND

Indoxyl acetate hydrolysis – – (–) (–) (–) (–) – ND + – ND

Growth at 42 °C – – V V – (–) – ND V + ND

Growth on 1 % glycine – – (–) – – – – ND – – ND

Periplasmic fibril + + – + – – – – – – –

No. of flagella/cell 11 6–12 10–20 14–20 10–23 4–8 4–10 10–20 4–8 4–8 ≥4 Distribution of flagella BP*** BP BP BP BP MP BP BP LP BP ND

Page 11: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

7

aangewend als stikstofbron door de bacterie (134). Er wordt tevens verondersteld dat ammoniak de

mucosale barrière zou kunnen aantasten. Hierbij komen er stoffen vrij die door de bacterie kunnen

gebruikt worden als voedingsstof en die de ontstekingsreactie in stand houden (99). Urease zou in

staat zijn perifere mononucleaire monocyten en weefselmacrofagen te activeren, met vrijkomen van

pro-inflammatoire cytokines (aangetoond in vitro bij H. pylori) (53,54), en speelt ook mogelijks een rol

bij de chemotaxis (99,114).

Het enzyme bevindt zich vooral in het cytoplasma en slechts een beperkte hoeveelheid is gebonden

aan de buitenste bacteriële membraan. Deze laatste vorm kan niet instaan voor de zuurneutralisatie

(105). UreI (geactiveerd door een zure pH) functioneert als een protongestuurd ureumkanaal, en zorgt

ervoor dat ureum in de cel getransporteerd wordt (79,112,132). Het in het cytoplasma gelokaliseerde

urease zal migreren in de richting van de celmembraan, waar de hoogste concentratie ureum zich dan

bevindt (59).

2.2.2. Flagellen en pH-gerichte migratie

De flagellen staan in voor de motiliteit en stellen de bacterie in staat zich voort te bewegen volgens

een bepaalde pH-gradiënt, namelijk van een zure omgeving (gecreëerd door HCl) naar een meer pH-

neutrale zone. Ook de chemotaxis receptor TlpB speelt hierbij een voorname rol. Deze pH-taxis werd

nog niet aangetoond bij niet-H. pylori gastrale helicobacters, enkel bij H. pylori (20).

2.2.3. Adhesie

Er komen verschillende ligand-receptor interacties tot stand bij kolonisatie van de maagmucosa door

gastrale helicobacters. Bij H. pylori staan adhesines onder andere in voor de binding met

maagepitheelcellen. Het betreft onder andere AlpA en AlpB (adherence-associated lipoprotein A and

B), BabA (blood group antigen-binding adhesin A), SabA (sialic acid binding adhesin), HopZ en de

Lewis-antigenen (92). Over het exact mechanisme van kolonisatie is bij andere Helicobacter species

nog niet veel geweten (50,116).

2.2.4. Gamma-glutamyltranspeptidase

Gamma-glutamyltranspeptidase wordt zowel door H. pylori en andere Helicobacter spp. tot expressie

gebracht en speelt een rol in het induceren van apoptose en het inhiberen van T-cel proliferatie

(aangetoond voor H. pylori) (66,104,108). Flahou en collega’s (2011) toonden aan dat H. suis gamma-

glutamyltranspeptidase verantwoordelijk is voor glutathion degradatie met vorming van pro-oxydatieve

afbraakproducten, die celschade en celsterfte (necrose) veroorzaken (30).

2.2.5. VacA en cag PAI

VacA (Vacuolating cytotoxin) en de cag eiwitten zijn belangrijke virulentiefactoren in de pathogenese

van H. pylori. Ze worden respectievelijk gecodeerd door het vacA-gen en de genen van het cag PAI

(cag-pathogenicity island).

Page 12: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

8

VacA induceert osmotische zwelling van late endosomen en lysosomen (=vacuolisatie) (94). Verder

zal vacA aanleiding geven tot een verhoogde permeabiliteit van gepolariseerde epitheliale cellen

(monolayer), resulterend in dysfunctie van de barrière gevormd door tight junctions (95). Het toxine

speelt eveneens een rol in de vorming van ureumkanalen (126) en in de inductie van apoptose van

maagepitheelcellen (19,72). Er is ook sprake van een immuunmodulerende functie (101,133).

De genen van het cag PAI coderen voor een type IV secretiesysteem, dat functioneert als een

naaldvormige structuur waarlangs bacteriële substanties (waaronder cagA) in de eukaryote cellen

worden gebracht (2,16,18,125,131). CagA heeft zowel in gefosforyleerde als niet-gefosforyleerde

vorm verschillende functies: gefosforyleerd cagA bindt aan het SH2-domein (SRC-homology domain),

dat instaat voor de expressie van verschillende gastheercelproteïnes zoals het tyrosinefosfatase SHP-

2, het CRK (een adaptorproteïne) en het CSK (C-terminaal src tyrosine kinase). Via een cascade van

mechanismen leidt dit tot cytoskeletale reorganisatie, een verhoogde motiliteit en proliferatie van de

gastheercel (133,56,121,128). Niet-gefosforyleerd cagA zal vooral de aanmaak en functie van ‘tight’

en ‘adherent junctions’ verstoren met een verlies van celpolariteit als gevolg (3,102,137). Bij zowel

niet- als gefosforyleerd cagA zien we ook pro-inflammatoire, pro-apoptotische en mitogene

genexpressie-effecten (101,133). Volgens Mimuro et al. (2007) oefent cagA ook een anti-apoptotische

werking uit: hierdoor wordt de snelle turn-over van het maagepitheel, een belangrijk onderdeel van het

intrinsiek afweersysteem tegen bacteriële infecties, geïnhibeerd (78). Homologe genen werden nog

niet teruggevonden bij andere Helicobacter species.

3. HELICOBACTER MUSTELAE BIJ DE FRET

Gezien eerdere diermodellen met H. pylori niet succesvol waren, is onderzoek naar H. mustelae

infecties bij de fret zeer waardevol voor het bestuderen van het verband tussen Helicobacter infecties

en het optreden van ziekte. Fox et al. (1986) isoleerden spiraalvormige organismen uit de maag van

een fret met een gastrale ulcer en uit twee fretten met een normaal uitziende maagmucosa (36). Deze

werden oorspronkelijk aangeduid als Campylobacter pylori subspecies mustelae (33), maar op basis

van 16S rRNA gensequentie analyse toonde men aan dat het een nieuw species betrof, dat werd

aangeduid als Campylobacter mustelae (40) en nadien als H. mustelae (34).

3.1. Morfologie

Helicobacter mustelae is een smalle staaf met afmetingen van 0.5 bij 2 µm, soms licht gekromd, met

meerdere flagellen zowel ter hoogte van beide polen als aan de laterale zijde (figuur 5). De meest

voorkomende schikking van de flagellen is deze waarbij er één flagel aan het ene uiteinde en twee

flagellen aan de andere pool gelokaliseerd zijn. Dense inclusielichaampjes worden teruggevonden ter

hoogte van de insertieplaatsen van de flagellen. Een opvallend morfologisch kenmerk is het

voorkomen van oppervlakteringen. Deze structuren worden verder in detail besproken (88).

Page 13: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

9

Figuur 5: Negatief preparaat van H. mustelae.

Zowel bipolaire als laterale flagellen zijn aanwezig (uit

O'Rourke et al., 1992)

3.2. Prevalentie

H. mustelae is wereldwijd verspreid en wordt zowel teruggevonden bij laboratoriumfretten als bij

fretten die gehouden worden als huisdier. Mogelijks vormt H. mustelae een onderdeel van de normale

flora van de maag bij de fret (116). De prevalentie bij fretten neemt toe met de leeftijd: bij fretten jonger

dan 6 weken is slechts een minderheid geïnfecteerd met H. mustelae, terwijl dit percentage bij

volwassen fretten oploopt tot 100 % (33). Waarschijnlijk vindt de kolonisatie plaats na het spenen en

persisteert de kiem tijdens het volwassen leven van de fret (37).

3.3. Transmissie

Verschillende onderzoekers stellen feco-orale transmissie van H. mustelae voorop. In één studie kon

uit 8 van 26 fecesstalen van 9-weken-oude fretten H. mustelae geïsoleerd worden. De fecesstalen van

dezelfde dieren waren negatief bij staalname op een leeftijd van 20 weken (39). H. mustelae infectie

bij fretten gaat gepaard met gastritis (zie verder), wat leidt tot een significante immuunrespons, maar

ook tot een periode van voorbijgaande lagere gehaltes aan waterstofchloride (“maagzuur”) in de

maag. Fox et al. (1991) stellen dat deze verhoging van de maag-pH (zuurtegraad) de bacterie in staat

zou stellen de maag in hoge aantallen te verlaten om op die manier via de feces verspreid te worden

(38). Bij fretten die werden behandeld met een proton pomp inhibitor (omeprazole) om de maag pH te

verhogen, werd een gelijkaardig effect gezien: 23 van 55 fecesstalen van dieren die onder

behandeling stonden waren positief voor H. mustelae. Bij dezelfde dieren met een zure maag-pH kon

slechts in 6 van 62 stalen H. mustelae geïsoleerd worden (32). Deze onderzoeken geven aan welke

rol de verhoogde maag-pH speelt in feco-orale transmissie, maar geven geen direct bewijs dat

transmissie via deze route optreedt. Ook met oro-orale of met gastro-orale overdracht moet rekening

gehouden worden, zeker gezien het gemak waarmee fretten braken (37).

3.4. Pathogenese en virulentiefactoren

3.4.1. Urease

Het urease van H. mustelae bestaat uit 2 subunits: UreA en UreB. De gensequentie vertoont 67%

(UreA) en 79 % (UreB) homologie met het urease gen van H. felis (115). Het belang van urease in de

pathogenese van Helicobacter mustelae werd aangetoond door Andrutis et al. (1995): een isogene

urease-negatieve H. mustelae stam bleek niet in staat te zijn de maag van de fret te koloniseren (6).

Page 14: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

10

3.4.2. Flagellen

De flagellen zorgen voor een optimale verplaatsing doorheen de mucuslaag van de maag en bestaan

uit drie onderdelen: het filament, de haak en een basaal lichaam/corpus. Ze kunnen zowel mono-,

bipolair, of over het hele oppervlak verspreid voorkomen. Het corpus hecht vast in de bacteriële

celwand en bevat proteïnes die instaan voor de rotatie en de chemotaxis (50). De flagellaire haak

vormt de verbinding tussen het corpus en het filament. Het gen flgE staat in voor productie van flgE,

een component van de haak, en is al aangetoond bij H. mustelae en H. pylori (91,120). Mutatie in flgE,

met als gevolg een defectieve haakproductie, geeft aanleiding tot immobiliteit van H. mustelae (91). In

vergelijking met andere homologe genen van beide species, is er een relatief lage homologie voor het

flgE gen/flgE eiwit van H. pylori en H. mustelae (120).

Tot slot is er het filament, bestaande uit 2 subunits, flaA en flaB. Onderzoek heeft aangetoond

(7,64,65,120) dat enkelvoudige flaA of flaB- mutanten aanleiding geven tot een duidelijk verminderde

motiliteit, terwijl dubbele mutanten hun beweeglijkheid volledig verliezen en dus niet meer in staat zijn

om de gastheer te koloniseren. Dit werd aangetoond voor H. mustelae, terwijl enkelvoudige flaA

mutatie bij H. felis de bacterie niet meer in staat stelt de maag te koloniseren (volgens het muismodel)

(65). Een mogelijke verklaring voor deze interspeciesverschillen is de lokalisatie van de bacterie.

Sommige species hechten duidelijk vast ter hoogte van het maagepitheel, anderen zijn voornamelijk

geassocieerd met de mucuslaag, zoals het geval is voor H. bizzozeronii (23). De motiliteit is voor

dergelijke species daardoor des te belangrijker (65).

3.4.3. Adhesie

Verschillende factoren spelen mogelijks een rol spelen bij adhesie van H. mustelae. Kolonisatie van

Helicobacter geeft aanleiding tot een ontstekingsreactie, die gepaard gaat met een verminderde

hydrofobiciteit van de maagmucosa, wat de vasthechting zou bevorderen, aangezien helicobacters

eerder hydrofiele bacteriën zouden zijn. Dit werd reeds aangetoond voor infectie met H. mustelae (47)

en H. pylori (44). Er is een duidelijk verband tussen de sterkte van de ontstekingsreactie en de

gedaalde hydrofobiciteit (47).

Zowel voor H. pylori als voor H. mustelae kon binding aan lipidenreceptors, en voornamelijk aan PE

(phosphatidylethanolamine), waargenomen worden. Er is een positieve correlatie tussen de mate van

adhesie en de hoeveelheid PE aanwezig (45,46). De binding van H. mustelae en H. pylori aan PE kan

geïnhibeerd worden door bovien en humaan colostrum, wat mogelijk te verklaren is door de

aanwezigheid van PE of derivaten hiervan in het colostrum (11).

De verschillende Helicobacter species vertonen een duidelijke voorkeur waar ze in de maagmucosa

verblijven. Helicobacter mustelae vertoont een uitgesproken adhesie aan de gastrale epitheelcellen,

en slechts enkele bacteriën worden teruggevonden in de mucuslaag (88).

Page 15: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

11

3.4.4. Oppervlakteringen

Bij H. mustelae worden een reeks oppervlakteringen waargenomen ter hoogte van de buitenste

membraan, met als voornaamste component het proteïne Hsr (“Helicobacter surface ring”) (90). Deze

ringen worden niet teruggevonden bij andere Helicobacter species. Uit onderzoek bleek dat Hsr-

negatieve stammen weliswaar nog in staat zijn de gastheer te koloniseren, maar in duidelijk lagere

aantallen ten opzichte van wild type stammen. Bovendien waren ook de ontstekingsletsels in diezelfde

studie veel minder uitgesproken (97). Hoe deze virulentiefactor bijdraagt tot kolonisatie is nog niet

exact gekend. De oppervlakteringen zouden een rol kunnen spelen in celadhesie en de

gastheerrespons.

Hoewel het niet gaat om een klassieke oppervlaktelaag (’S-Layer’) zoals gezien bij onder andere

Campylobacter, zouden er gelijkenissen kunnen zijn qua functie tussen de oppervlakteringen en de

’S-Layer’. Bij Campylobacter fetus kan er een verschillende expressie optreden van het ’S-Layer’-

proteïne. Dit stelt de bacterie in staat te ontsnappen aan het immuunsysteem van de gastheer, wat

leidt tot een persisterende infectie (13,42). Ook bij H. mustelae werd antigenische variatie van het Hsr-

proteïne aangetoond (31). Patterson et al. (2003) toonden aan dat deze oppervlakteringen

noodzakelijk zijn om infectie in stand te houden op lange termijn (97).

3.4.5. Lipopolysaccharide

Lipopolysaccharide van H. pylori is betrekkelijk inactief in vergelijking met LPS van andere bacteriële

families zoals de Enterobacteriaceae (83). Wel opvallend is de aanwezigheid van antigenen die

eveneens voorkomen ter hoogte van de maagmucosa. Bij H. pylori worden ze aangeduid als Lewis-

antigenen (107). Deze zouden de ontstekingsreactie afremmen, waardoor de bacterie de gastheer

persistent kan koloniseren (12). Lewis-antigenen werden niet teruggevonden bij andere species, maar

bloedgroep antigen A wordt door zowel H. mustelae als de epitheelcellen van de maag van de fret tot

expressie gebracht. Dit bloedgroep A antigen oefent mogelijks een gelijkaardige functie uit als de

Lewis-antigenen bij H. pylori (80,87).

3.5. Klinische betekenis

3.5.1. Gastritis

Helicobacter mustelae infectie bij fretten gaat gepaard met een voornamelijk mononucleaire

ontstekingsreactie (gastritis), waarbij lymfocyten en plasmacellen de voornaamste celtypes zijn.

Slechts zelden worden eosinofiele en polymorfonucleaire leukocyten waargenomen, in tegenstelling

tot H. pylori infecties bij mensen. Ter hoogte van het corpus van de maag blijft de inflammatie

oppervlakkig. Een diffuse gastritis waarbij de volledige dikte van de mucosa betrokken is, wordt gezien

ter hoogte van het antrum van de maag. Hierbij kan ook atrofie en regeneratie van de klieren

geobserveerd worden (35,38,49). Bij zowel experimenteel geïnoculeerde als natuurlijke geïnfecteerde

dieren treedt er gestegen productie van H. mustelae-specifiek immunoglobuline G op (38).

Page 16: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

12

3.5.2. Ulcera

Gastrale ulcers zijn reeds beschreven bij fretten geïnfecteerd met Helicobacter mustelae (36), maar

duidelijke bewijzen dat dit micro-organisme ‘peptic ulcer disease’ veroorzaakt ontbreken vooralsnog.

Hiervoor is observatie gedurende lange periode bij experimenteel geïnfecteerde pathogeen-vrije

fretten nodig (116). De prevalentie van maagulcera bedroeg 35 % in een groep van 31 fretten in

Engeland (4). Een uitgebreid post-mortemonderzoek, uitgevoerd door dezelfde auteur, op 350 dieren,

gaf een prevalentie aan van slechts 1.4 % (5). Perkins et al. (1996) toonden een verband aan tussen

Helicobacter mustelae infecties en hypergastrinemie. Mogelijks spelen toegenomen concentraties

gastrine een rol in de pathogenese van peptic ulcer disease (98).

3.5.3. Maagtumoren

Net zoals voor ulcera, werd de rol van Helicobacter mustelae in het ontstaan van maagtumoren bij de

fret nog niet bewezen (116). Uit zowel fretten gediagnosticeerd met maagadenocarcinoma als MALT

lymfoma in de maag kon Helicobacter mustelae geïsoleerd worden, wat wijst op een mogelijke

associatie. Er moet rekening mee gehouden worden dat de prevalentie van Helicobacter mustelae bij

volwassen fretten kan oplopen tot 100 %, wat impliceert dat, naast Helicobacter mustelae infecties,

ook andere factoren een rol spelen in het ontstaan van maagtumoren (116). Geïnfecteerde dieren

vertonen een toegenomen proliferatie van de maagepitheelcellen, voornamelijk ter hoogte van het

antrum, wat de ontwikkeling van tumoren kan stimuleren (136). Fox et al. (1993) behandelden

geïnfecteerde fretten met methyl-N-nitro-N’-nitroguanidine (MNNG), een gastraal carcinogeen, waarna

9 van de 10 dieren maagadenocarcinoma ontwikkelden (41).

3.5.4. Therapie

H. mustelae infecties bij de fret worden bestudeerd om een beter inzicht te verkrijgen in het verloop

van H. pylori infecties bij de mens. Ook het beoordelen van de efficaciteit van bepaalde antibiotica bij

geïnfecteerde fretten, geeft een idee over de bruikbaarheid van deze behandeling bij H. pylori

infecties. Onderzoek toonde aan dat een behandeling met ranitidine bismuth citraat onvoldoende

resultaat gaf, terwijl een combinatie van ranitidine bismuth citraat en clarithromycine in staat was H.

mustelae bij 100% van de geïnfecteerde fretten te eradiceren. Behandeling met enkel clarithromycine

gaf aanleiding tot eradicatie van H. mustelae bij 67 % van de fretten (73). De eerder vermelde

combinatietherapie wordt ook toegepast in de humane geneeskunde (116). Alder et al. (1996)

toonden aan dat behandeling met een combinatie van clarithromycine en omeprazole of

clarithromycine, omeprapzole en metronidazole aanleiding geeft tot een duidelijke reductie van de

ontstekingsreactie. Behandeling met clarithromycine en omeprazole bleek meer efficiënt te zijn dan

deze met een combinatie van amoxicilline, omeprazole en metronidazole (1). De MIC waarde voor

amoxicilline van H. mustelae is hoger dan die voor H. pylori, waardoor behandeling bij fretten met

amoxicilline minder succesvol zou zijn dan bij mensen (1,93). Resultaten mogen dus niet zomaar

geëxtrapoleerd worden naar andere diersoorten.

Page 17: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

13

4. HELICOBACTER SPP. BIJ HOND EN KAT

4.1. Prevalentie

In de maag van hond en kat worden H. bizzozeronii, H. felis, H salomonis, H. cynogastricus, H.

baculiformis en H. heilmannii teruggevonden. Resultaten van verschillende onderzoeken over het

voorkomen van gastrale helicobacters bij hond en kat worden weergegeven in tabel 3. Uit deze tabel

kan afgeleid worden dat de prevalentie van Helicobacter infecties bij klinisch gezonde honden,

chronisch brakende honden, klinisch gezonde katten en chronisch brakende katten respectievelijk

varieert tussen 61-100%, 72-90%, 41-100% en 57-100%.

Tabel 3 Prevalentie van gastrale Helicobacter-achtige organismen bij hond en kat (naar Simpson et

al., 2000 en Van den Bulck et al., 2005)

Gezondheidsstatus Geïnfecteerd (%) Aantal dieren Auteurs

Bij honden

Gezond 100 15 Weber 1958

Gezond 100 30 Henry 1987

Gezond 100 30 Hanninen 1996

Gezond 100 10 Happonen 1996

Gezond 67-100 54 Eaton 1996

Gezond 96 68 Neiger 1998

Gezond 86 21 Yamasaki 1998

Gezond 96 25 Happonen 1998

Ziek 74 42 Geyer 1993

Ziek 82 122 Hermanus 1995

Ziek 61 56 Yamasaki 1998

Ziek 90 21 Happonen 1998

? 82.7 110 Van den Bulck 2005

Bij katten

Gezond 100 12 Weber 1958

Gezond 41 29 Geyer 1993

Gezond 97 32 Otto 1994

Gezond 100 25 El-Zataari 1997

Gezond 100 15 Papasouliotos 1997

Gezond 90 10 Yamasaki 1998

Gezond 94 32 De Majo 1998

Gezond 91 58 Neiger 1998

Gezond 100 15 Norris 1999

Ziek 57 60 Geyer 1993

Ziek 76 127 Hermanus 1995

Ziek 64 33 Yamasaki 1998

Ziek 100 24 Papasouliotos 1997

? 86 43 Van den Bulck 2005

Page 18: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

14

Algemeen wordt aangenomen dat H. bizzozeronii de predominante Helicobacter species in de maag

van de hond is (100,129). Bij de kat zouden H. felis en H. heilmannii de meest voorkomende

helicobacters zijn. De prevalentie van H. salomonis is zowel bij hond als kat erg laag (129). Over de

prevalentie van H. baculiformis en H. cynogastricus is tot nu toe geen informatie beschikbaar.

4.2. Transmissie

Er zijn weinig gegevens voorhanden over de exacte transmissieroute van gastrale helicobacters bij

honden en katten. Hänninen en collega’s (1998) beschreven de overdracht van H. salomonis van een

teef naar haar pups gedurende de lactatieperiode, evenals overdracht tussen geïnfecteerde en niet-

geïnfecteerde pups. Helicobacter kon echter niet geïsoleerd worden uit faecesstalen afkomstig van

zowel de teven als de pups (51). Transmissie via oro-oraal contact of gastro-oraal contact wordt hierbij

vooropgesteld, daar lacterende teven in zeer nauw contact staan met de puppies, en deze laatste

bovendien geregurgiteerd materiaal, afkomstig van de teef, opnemen (50).

Lee et al. (1991) deden onderzoek naar het belang van feco-orale transmissie. Er werd aangetoond

dat er geen transmissie plaatsvindt tussen muizen en ratten geïnfecteerd met H. felis en niet-

geïnfecteerde dieren na langdurig contact, en H. felis kon ook niet uit faecesstalen geïsoleerd worden.

Eenzelfde resultaat werd bekomen na inoculatie van muizen met een niet nader geïdentificeerd NHPH

(niet-Helicobacter pylori Helicobacter) species, geïsoleerd uit de maag van de mens. Dit staat in schril

contrast met hetgeen waargenomen werd bij gnotobiotische honden die geïnoculeerd werden met H.

felis en H. pylori. In deze studie was wel sprake van overdracht van de kiemen van geïnfecteerde naar

niet-geïnfecteerde honden. Bovendien bleek maagmucus afkomstig van een Helicobacter (species

niet geïdentificeerd)-geïnfecteerde kat zeer infectieus te zijn voor muizen, terwijl verzameld

faecesmateriaal dat niet was. Een mogelijke verklaring voor de verschillende resultaten van

experimenten in muizen en honden is het feit dat muizen en ratten niet braken en aan coprofagie

doen, terwijl honden meer oro-oraalcontact hebben. Al deze bevindingen doen vermoeden dat feco-

orale transmissie slechts een geringe rol speelt en dat overdracht via inter-oraal contact het meest

waarschijnlijk is (69).

Ook water als mogelijke bron van besmetting dient in overweging genomen te worden. Helicobacter

DNA werd namelijk reeds aangetoond in water afkomstig uit Zweden (60). Een andere studie beschrijft

zelfs de isolatie van H. pylori uit oppervlaktewater in de Verenigde Staten (55). Azevedo et al. (2008)

deden onderzoek naar de overlevingstijd van verscheidene Helicobacter species bij blootstelling aan

water. Na verschillende periodes van blootstelling werd getracht de helicobacters in cultuur te

brengen. Er werd aangetoond dat H. pylori het langst kon overleven in een waterige omgeving (meer

dan 96 uur), terwijl H. felis het meest gevoelig was (minder dan 6 uur). De waarden voor H. mustelae

lagen tussen 24 en 48 uur (8).

4.3. Pathogenese en virulentiefactoren

Voor algemene kenmerken van virulentiefactoren wordt verwezen naar hoofdstuk 1 en 2. Hieronder

worden enkele speciespecifieke eigenschappen weergegeven.

Page 19: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

15

Zoals reeds eerder vermeld bestaat urease uit twee subunits, A en B, met een respectievelijke

homologie van 73.5% en 88% als de gensequenties van H. felis en H. pylori vergeleken worden

(29,48). Bij Helicobacter felis is er nog een tweede ureasesysteem aanwezig, ureA2B2, maar de

exacte werking ervan is nog niet gekend (99).

De Bock et al. (2006) toonden aan dat er bij gerbils interactie optreedt tussen de flagellen van H. felis

en de pariëtale cellen van de maag. H. felis werd vaak aangetroffen in de buurt van necrotische

cellen. In tegenstelling tot H. mustelae en H. felis vertoont H. bizzozeronii geen binding aan het

maagepitheel en bevindt dit species zich vrij in de mucuslaag (23). Zowel bij H. felis als bij H.

bizzozeronii hebben flagellen een belangrijke functie. Zoals reeds beschreven in hoofdstuk 3 zorgt

enkelvoudige flaA mutatie ervoor dat H. felis niet meer in staat is de maag te koloniseren.

De genen die coderen voor CagA en vacA blijken afwezig te zijn bij H. felis (78), maar, net zoals bij H.

pylori, werd ook bij H. felis uitgebreide celdood van pariëtale cellen bij experimenteel geïnfecteerde

gerbils vastgesteld (21).

4.4. Klinische betekenis

De exacte klinische betekenis van gastrale Helicobacter infecties bij hond en kat kon nog niet

uitgeklaard worden. Er is geen duidelijk bewijs voorhanden dat er een verband bestaat tussen infectie

en gastritis en klinische symptomen zoals braken en verminderde eetlust (50,116). Een aantal studies

wijzen echter op speciesspecifieke verschillen in de respons van de gastheer op infectie.

H. felis is het enige micro-organisme dat kon teruggevonden worden bij honden met chronische

actieve gastritis, maar niet bij honden met een normale histologische maagstructuur (28).

Experimentele inoculatie van H. felis bij gnotobiotische honden resulteerde in seroconversie, grote

aantallen lymfoïde hyperplastische follikels (het sterkst aanwezig ter hoogte van fundus en corpus van

de maag) en een milde diffuse infiltratie van lymfocyten (70). De resultaten van een andere studie

tonen echter aan dat een milde gastritis en lymfoïde follikels zowel bij geïnfecteerde als niet-

geïnfecteerde SPF (Specific Pathogen Free of Specifiek Pathogeen Vrije) honden teruggevonden

worden. Er werd geen correlatie gevonden tussen het aantal micro-organismen en de intensiteit van

de ontstekingsreactie en infectie had geen aantoonbaar effect op de maag-pH, de zuurproductie of het

plasmagastrinegehalte (109). De verschillende resultaten van deze twee studies zijn mogelijks te

wijten aan gastheerverschillen, bijvoorbeeld ten gevolge van leeftijdsafhankelijke gastrale

zuurproductie, een verschillende immuunrespons of verschillen tussen SPF en gnotobiotische honden

(116). Een tweede mogelijkheid is een verschil in virulentie tussen H. felis isolaten. De Bock et al.

(2005) toonden in muizen aan dat infectie met 2 verschillende H. felis stammen leidt tot significante

verschillen in intensiteit van de ontstekingsreactie ter hoogte van de maag (22).

Onderzoek bij SPF katten toonde een milde pangastrische mononucleaire gastritis aan bij zowel

geïnfecteerde als niet-geïnfecteerde katten, doch de ontstekingsreactie was veel meer uitgesproken

bij geïnfecteerde dieren en ging bovendien gepaard met lymfoïde folliculaire hyperplasie, fibrose en de

aanwezigheid van eosinofiele infiltraten. Er was geen verhoogde expressie van IL-1α en β

Page 20: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

16

(Interleukine) of TNF-α (Tumor Necrosis Factor) ter hoogte van de antrale mucosa, noch traden er

veranderingen op in de secretorische functie van de maag (103,111).

Gastrale en duodenale ulcers worden af en toe gerapporteerd bij honden en katten. Bridgeford et al.

(2008) toonden aan dat er een belangrijke associatie bestaat tussen zogenaamde “H. heilmannii”

infecties en MALT lymfoma bij de kat. “H. heilmannii” kon bij 76,4 % van onderzochte katten met

lymfoblastisch lymfoma worden aangetoond. Meer studies zijn noodzakelijk om de frequentie van

voorkomen van H. heimannii zowel bij klinisch gezonde als aangetaste dieren te bepalen (15).

4.5. Zoönotisch belang

Helicobacter pylori wordt beschouwd als de belangrijkste bacterie betrokken in de ontwikkeling van

maagpathologieën bij de mens, maar ook infecties met niet-Helicobacter pylori Helicobacters (NHPH)

worden in verband gebracht met het optreden van chronische gastritis en met de ontwikkeling van

MALT lymfoma. Enkele van deze NHPH, zoals H. felis, H. bizzozeronii en H. heilmannii, koloniseren

voornamelijk de maag van hond en kat. Het is nog niet geweten of H. baculiformis en H. cynogastricus

in staat zijn de humane maag te koloniseren.

Reeds verschillende onderzoeken werden uitgevoerd naar het voorkomen van NHPH bij de mens: zo

bestudeerden Van den Bulck en collega’s (2005) het voorkomen van verschillende soorten in de maag

van mens, hond en kat, met behulp van multiplex PCR, om een beter inzicht te krijgen in het

zoönotisch belang van deze infecties. H. suis werd teruggevonden in 37% van de humane

maagbiopten, H. salomonis, H. felis, H. bizzozeronii en H. heilmannii werden aangetoond in

respectievelijk 21%, 15%, 4% en 8% van de biopten. Zowel infecties met één species, als

menginfecties werden waargenomen. Het is opvallend dat hoge prevalentiewaarden bekomen worden

voor H. salomonis bij de mens, terwijl dit species niet zo frequent voorkomt bij hond en kat. Dit doet

vermoeden dat er, naast hond en kat, nog andere infectiebronnen zijn voor de mens(129).

Transmissie van NHPH van hond naar mens (24,62,124) en van kat naar mens (27,57,68,119,130)

wordt door verschillende bronnen vooropgesteld. De exacte transmissieroute is nog niet gekend, maar

overdracht door direct contact is het meest waarschijnlijk, waarbij de intensiteit van het contact ook

een belangrijke rol speelt. Leven in de nabijheid van hond, kat en ook varken werd reeds aangeduid

als risicofactor voor infectie (58,75,122).

Infectie met NHPH in de maag van mensen gaat steeds gepaard met een chronische actieve gastritis.

Deze ontstekingsreactie blijft in de meeste gevallen beperkt tot het antrum. De ontsteking is bovendien

minder uitgesproken dan de diffuse inflammatie die wordt waargenomen bij een H. pylori infectie.

Atrofie van de maagklieren en intestinale metaplasie van de fundusmucosa werd beschreven, maar

lijkt minder frequent voor te komen in vergelijking met H. pylori infecties (63,118). Ook gastrale erosies

ter hoogte van het antrum (26,27,106,123,135) en duodenale ulcers (14,43,63) werden geassocieerd

met NHPH infecties, evenals MALT lymfoma van de maag (81,82). De kans op ontwikkeling van deze

tumoren zou groter zijn bij NHPH infecties in vergelijking met H. pylori infecties. De klinische

Page 21: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

17

symptomen die waargenomen worden bij NHPH infecties zijn epigastrische abdominale pijn en

misselijkheid, maar ook braken, hematemesis, dysfagie,…(27,106,123,135).

We kunnen concluderen dat gastrale niet-Helicobacter pylori helicobacters in staat zijn ziekte te

veroorzaken bij de mens en dat het van belang is het zoönotisch risico zo goed mogelijk in te

schatten, zeker gezien het frequente voorkomen van gastrale Helicobacter species bij hond en kat

(50).

Page 22: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

18

5. LITERATUURLIJST

1. Alder, J. D., P. J. Ewing, M. J. Mitten, A. Oleksijew, en S. K. Tanaka. (1996). Relevance of the ferret

model of Helicobacter-induced gastritis to evaluation of antibacterial therapies. Am. J. Gastroenterol.

91:2347–2354.

2. Alm ,R.A., L.S. Ling, D.T. Moir, B.L. King, E.D. Brown, P.C. Doig, D.R. Smith, B. Noonan, B.C. Guild,

B.L. deJonge, G. Carmel, P.J. Tummino, A. Caruso, M. Uria-Nickelsen, D.M. Mills, C. Ives, R. Gibson, D.

Merberg, S.D. Mills, Q. Jiang, D.E. Taylor, G.F. Vovis, en T.J. Trust. (1999). Genomic-sequence

comparison of two unrelated isolates of the human gastric pathogen Helicobacter pylori, Nature 397:

176–180.

3. Amieva, M.R. , R. Vogelmann, A. Covacci, L.S. Tompkins, W.J. Nelson, en S. Falkow. (2003). Disruption

of the epithelial apical-junctional complex by Helicobacter pylori CagA, Science 300: 1430–1434.

4. Andrews, P. L., O. Illman, en A. Mellersh. (1979). Some observations of anatomical abnormalities and

disease states in a population of 350 ferrets (Mustela furo L.). Z. Verstierkd. 21:346–353. Geciteerd door

Haesebouck F. et al. (2009) en Solnick J. V. et al. (2001).

5. Andrews, P. L., O. Illman, en R. D. Wynne. (1976). Gastric ulceration in the ferret (Mustela furo L.). Z.

Verstierkd. 18:285–291. Geciteerd door Haesebouck F. et al. (2009) en Solnick J. V. et al. (2001).

6. Andrutis, K. A., J. G. Fox, D. B. Schauer, R. P. Marini, J. C. Murphy, L. Yan, en J. V. Solnick. (1995).

Inability of an isogenic urease-negative mutant strain of Helicobacter mustelae to colonize the ferret

stomach. Infect. Immun. 63:3722–3725.

7. Andrutis, K. A., J. G. Fox, D. B. Schauer, R. P. Marini, X. Li, L. Yan, C. Josenhans, en S. Suerbaum.

(1997). Infection of the ferret stomach by isogenic flagellar mutant strains of Helicobacter mustelae.

Infect. Immun. 65:1962–1966.

8. Azevedo, N. F., C. Almeida, I. Fernandes, L. Cerqueira, S. Dias, C. W. Keevil, en M. J. Vieira. (2008).

Survival of gastric and enterohepatic Helicobacter species in water: implications for transmission. Appl.

Environ. Microbiol. 74:1805–1811.

9. Baele, M., A. Decostere, P. Vandamme, L. Ceelen, A. Hellemans, K. Chiers, R. Ducatelle, en F.

Haesebrouck. (2008). Isolation and characterization of Helicobacter suis sp. nov. from pig stomachs. Int

J Syst Evol Microbiol. 58: 1350-1358.

10. Baele, M., K. Van den Bulck, A. Decostere, P. Vandamme, M. L. Hanninen, R. Ducatelle, en F.

HaeseBrouck. (2004). Multiplex PCR assay for differentiation of Helicobacter felis, H. bizzozeronii, and

H. salomonis. J. Clin. Microbiol. 42:1115-1122.

11. Bitzan, M. M., B. D. Gold, D. J. Philpott, M. Huesca, P. M. Sherman, H. Karch, R. Lissner, C. A.

Lingwood, en M. A. Karmali. (1998). Inhibition of Helicobacter pylori and Helicobacter mustelae binding

to lipid receptors by bovine colostrum. J. Infect. Dis. 177:955–961.

12. Blaser, M. J., en J. Parsonnet. (1994). Parasitism by the “slow” bacterium Helicobacter pylori leads to

altered gastric homeostasis and neoplasia. J. Clin. Investig. 94:4–8.

13. Blaser, M. J., P. F. Smith, J. E. Repine, en K. A. Joiner. (1988). Pathogenesis of Campylobacter fetus

infections. Failure of encapsulated Campylobacter fetus to bind C3b explains serum and phagocytosis

resistance. J. Clin. Investig. 81:1434–1444.

14. Borody, T. J., L. L. George, S. Brandl, P. Andrews, N. Ostapowicz, L. Hyland, en M. Devine. (1991).

Helicobacter pylori-negative duodenal ulcer. Am. J. Gastroenterol. 86:1154–1157.

15. Bridgeford, E. C., R. P. Marini, Y. Feng, N. M. A. Parry, B. Rickman en J.G. Fox. (2008). Gastric

Helicobacter species as a cause of feline gastric lymphoma: A viable hypothesis. Veterinary Immunology

and Immunopathology. 123: 106-113.

Page 23: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

19

16. Censini, S., C. Lange, Z. Xiang, J.E. Crabtree, P. Ghiara, M. Borodovsky, R. Rappuoli, en A. Covacci.

(1996). Cag, a pathogenicity island of Helicobacter pylori, encodes type I-specific and disease-

associated virulence factors. Proc. Natl. Acad. Sci. USA 93: 14648–14653.

17. Chisholm, S. A., en R. J. Owen. (2003). Development and application of a novel screening PCR assay

for direct detection of “Helicobacter heilmannii”- like organisms in human gastric biopsies in Southeast

England. Diagn. Microbiol. Infect. Dis. 46:1–7.

18. Covacci, A. , J.L. Telford, G. Del Giudice, J. Parsonnet, en R. Rappuoli. (1996). Helicobacter pylori

virulence and genetic geography. Science 284: 1328–1333.

19. Cover, T.L. U.S. Krishna, D.A. Israel, en R.M. Peek Jr. (2003). Induction of gastric epithelial cell

apoptosis by Helicobacter pylori vacuolating cytotoxin. Cancer Res. 63: 951–957.

20. Croxen, M. A., S. Sisson, R. Melano, en P. S. Hoffman. (2006). The Helicobacter pylori chemotaxis

receptor TlpB (HP0103) is required for pH taxis and for colonization of the gastric mucosa. J. Bacteriol.

188: 2656–2665.

21. De Bock, M., A. Decostere, A. Hellemans, F. Haesebrouck, en R. Ducatelle. (2006). Helicobacter felis

and Helicobacter bizzozeronii induce gastric parietal cell loss in Mongolian gerbils. Microb. Infect. 8:

503–510.

22. De Bock, M., A. Decostere, K. Van den Bulck, M. Baele, L. Duchateau, F. Haesebrouck, en R. Ducatelle.

(2005). The inflammatory response in the mouse stomach to Helicobacter bizzozeronii, Helicobacter

salomonis and two Helicobacter felis strains. J. Comp. Pathol.: 133:83–91.

23. De Bock, M., K. D’Herde, L. Duchateau, A. Hellemans, A. Decostere, F. Haesebrouck, en R. Ducatelle.

(2006). The pathogenic effect of Helicobacter felis and Helicobacter bizzozeronii on the gastric mucosa

in Mongolian gerbils: a sequential pathological study. J. Comp. Pathol.: 135:226–236.

24. De Bock, M., K. Van den Bulck, A. Hellemans, S. Daminet, J. C. Coche, J. C. Debongnie, A. Decostere,

F. Haesebrouck, en R. Ducatelle. (2007). Peptic ulcer disease associated with Helicobacter felis in a dog

owner. Eur. J. Gastroenterol. Hepatol. 19: 79–82.

25. De Groote, D., L. J. Van Doorn, K. Van Den Bulck, P. Vandamme, M. Vieth, M. Stolte, J. C. Debongnie,

A. Burette, F. Haesebrouck, en R. Ducatelle. (2005). Detection of non-pylori Helicobacter species in

“Helicobacter heilmannii”- infected humans. Helicobacter 10: 398–406.

26. Debongnie, J. C., M. Donnay, J. Mairesse, V. Lamy, X. Dekoninck, en B. Ramdani. (1998). Gastric

ulcers and Helicobacter heilmannii. Eur. J. Gastroenterol. Hepatol. 10: 251–254.

27. Dieterich, C., P. Wiesel, R. Neiger, A. Blum, en I. Corthesy-Theulaz. (1998). Presence of multiple

“Helicobacter heilmannii” strains in an individual suffering from ulcers and in his two cats. J. Clin.

Microbiol. 36: 1366–1370.

28. Diker, K. S., R. Haziroglu, M. Akan, S. Celik, en N. Kabakci. (2002). The prevalence, colonization sites

and pathological effects of gastric Helicobacters in dogs. Turk. J. Vet. Anim. Sci. 26: 345–351.

29. Ferrero, R. L., en A. Labigne. (1993). Cloning, expression and sequencing of Helicobacter felis urease

genes. Mol. Microbiol. 9: 323–333.

30. Flahou, B., F. Haesebrouck, K. D’Herde, K. Chiers, K. Van Deun, L. De Smet, B. Devreese, H. Favoreel,

F. Pasmans, en R. Ducatelle. (2011). Helicobacter suis γ-glutamyl transpeptidase causes glutathione

degradation-dependent gastric cell death. Provisionally accepted.

31. Forester, N., J. S. Lumsden, T. O'Croinin, en P. W. O'Toole. (2001). Sequence and antigenic variability

of the Helicobacter mustelae surface ring protein Hsr. Infect. Immun. 69:3447-3450.

32. Fox, J. G., M. C. Blanco, L. Yan, B. Shames, D. Polidoro, F. E. Dewhirst, en B. J. Paster. (1993). Role of

gastric pH in isolation of Helicobacter mustelae from the feces of ferrets. Gastroenterology 104:86-92.

Page 24: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

20

33. Fox, J. G., E. B. Cabot, N. S. Taylor, en R. Laraway. (1988). Gastric colonization by Campylobacter

pylori subsp. mustelae in ferrets. Infect. Immun. 56:2994–2996.

34. Fox, J. G., T. Chilvers, C. S. Goodwin, N. S. Taylor, P. Edmonds, L. I. Sly, en D. Brenner. (1989).

Campylobacter mustelae, a new species resulting from the elevation of Campylobacter pylori subsp.

mustelae to species status. Int. J. Syst. Bacteriol. 39:301–303.

35. Fox, J. G., P. Correa, N. S. Taylor, A. Lee, G. Otto, J. C. Murphy, en R. Rose. (1990). Helicobacter

mustelae-associated gastritis in ferrets: an animal model of Helicobacter pylori gastritis in humans.

Gastroenterology 99:352– 361.

36. Fox, J. G., B. M. Edrise, E. B. Cabot, C. Beaucage, J. C. Murphy, en K. S. Prostak. (1986).

Campylobacter-like organisms isolated from gastric mucosa of ferrets. Am. J. Vet. Res. 47:236–239.

37. Fox, J. G., G. Otto, J. C. Murphy, N. S. Taylor, en A. Lee. (1991). Gastric colonization of the ferret with

Helicobacter species: natural and experimental infections. Rev. Infect. Dis. 13(Suppl. 8):S671–S680.

38. Fox, J. G., G. Otto, N. S. Taylor, W. Rosenblad, en J. C. Murphy. (1991). Helicobacter mustelae-induced

gastritis and elevated gastric pH in the ferret (Mustela putorius furo). Infect. Immun. 59:1875–1880.

39. Fox, J. G., B. J. Paster, F. E. Dewhirst, N. S. Taylor, L.-L. Yan, P. J. Macuch, en L. M. Chmura. (1992).

Helicobacter mustelae isolation from feces of ferrets: evidence to support fecal-oral transmission of a

gastric Helicobacter. Infect. Immun. 60: 606–611.

40. Fox, J. G., N. S. Taylor, P. Edmonds, en D. J. Brenner. (1988). Campylobacter pylori subsp. mustelae

subsp. nov., isolated from the gastric mucosa of ferrets (Mustela putorius furo), and an emended

description of Campylobacter pylori. Int. J. Syst. Bacteriol. 38: 367–370.

41. Fox, J. G., J. S. Wishnok, J. C. Murphy, S. R. Tannenbaum, en P. Correa. (1993). MNNG-induced

gastric carcinoma in ferrets infected with Helicobacter mustelae. Carcinogen 14:1957–1961.

42. Garcia, M. M., C. L. Lutze-Wallace, A. S. Denes, M. D. Eaglesome, E. Holst, en M. J. Blaser. (1995).

Protein shift and antigenic variation in the S-layer of Campylobacter fetus subsp. venerealis during

bovine infection accompanied by genomic rearrangement of sapA homologs. J. Bacteriol. 177:1976–

1980.

43. Goddard, A. F., R. P. Logan, J. C. Atherton, D. Jenkins, en R. C. Spiller. (1997). Healing of duodenal

ulcer after eradication of Helicobacter heilmannii. Lancet 349:1815–1816.

44. Goggin, P. M., J. M. Marrero, R. T. Spychal, P. A. Jackson, C. M. Corbishley, en T. C. Northfield. (1992).

Surface hydrophobicity of gastric mucosa in Helicobacter pylori infection: effect of clearance and

eradication. Gastroenterology 103:1486–1490.

45. Gold, B. D., M. Dytoc, M. Huesca, D. Philpott, A. Kuksis, S. Czinn, C. A. Lingwood, en P. M. Sherman.

(1995). Comparison of Helicobacter mustelae and Helicobacter pylori adhesion to eukaryotic cells in

vitro. Gastroenterology 109:692–700.

46. Gold, B. D., M. Huesca, P. M. Sherman, en C. A. Lingwood. (1993). Helicobacter mustelae and

Helicobacter pylori bind to common lipid receptors in vitro. Infect. Immun. 61:2632–2638.

47. Gold, B. D., P. Islur, Z. Policova, S. Czinn, A. W. Neumann, en P. M. Sherman. (1996). Surface

properties of Helicobacter mustelae and ferret gastrointestinal mucosa. Clin. Investig. Med. 19:92–100.

48. Gootz, T. D., G. I. Perez-Perez, J. Clancy, B. A. Martin, A. Tait-Kamradt, en M. J. Blaser. (1994).

Immunological and molecular characterization of Helicobacter felis urease. Infect. Immun. 62:793–798.

49. Gottfried, M. R., K. Washington, en L. J. Harrell. (1990). Helicobacter pylori-like microorganisms and

chronic active gastritis in ferrets. Am. J. Gastroenterol. 85:813–818.

50. Haesebrouck, F., F. Pasmans, B. Flahou, K. Chiers, M. Baele, T. Meyns, A. Decostere, en R. Ducatelle.

(2009). Gastric Helicobacters in domestic animals and nonhuman primates and their significance for

human health. Clin. Microbiol. Rev. 22:202-223.

Page 25: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

21

51. Hänninen, M. L., I. Happonen, en K. Jalava. (1998). Transmission of canine gastric Helicobacter

salomonis infection from dam to offspring and between puppies. Vet. Microbiol. 62:47–58.

52. Hannula, M., en M. L. Hänninen. (2007). Phylogenetic analysis of Helicobacter species based on partial

gyrB gene sequences. Int. J. Syst. Evol. Microbiol. 57:444–449

53. Harris, P. R., P. B. Ernst, S. Kawabata, H. Kiyono, M. F. Graham, en P. D. Smith. (1998). Recombinant

Helicobacter pylori urease activates primary mucosal macrophages. J. Infect. Dis. 181:783–786.

54. Harris, P. R., H. L. T. Mobley, G. I. Perez-Perez, M. J. Blaser, en P. D. Smith. (1996). Helicobacter pylori

urease is a potent stimulus of mononuclear phagocyte activation and inflammatory cytokine production.

Gastroenterology 111:419–425.

55. Hegarty ,J.P., M.T. Dowd, K.H. Baker. (1999). Occurrence of Helicobacter plyori in surface water in the

United States. Appl Environ Microbiol 87:697–701.

56. Higashi, H. , R. Tsutsumi, S. Muto, T. Sugiyama, T. Azuma, M. Asaka, M. Hatakeyama. (2002). SHP-2

tyrosine phosphatase as an intracellular target of Helicobacter pylori CagA protein, Science 295: 683–

686.

57. Hiroshi, O., H. Hiroko, H. Yoshikazu, T. Kazuhiko, M. Kenjiro, M. Yasuhiro, en S. Isao. (2008). Acute

gastritis associated with invading Helicobacter heilmannii organisms from a previously homeless cat.

Clin. Gastroenterol. 42:216–217.

58. Holck, S., P. Ingeholm, J. Blom, A. Norgaard, L. Elsborg, S. Adamsen, en L. P. Andersen. (1997). The

histopathology of human gastric mucosa inhabited by Helicobacter heilmannii-like (Gastrospirillum

hominis) organisms, including the first culturable case. APMIS 105:746–756.

59. Hong, W., K. Sano, S. Morimatsu, D. R. Scott, D. L. Weeks, G. Sachs, T. Goto, S. Mohan, F. Harada, N.

Nakajima, en T. Nakano. (2003). Medium pH-dependent redistribution of the urease of Helicobacter

pylori. J. Med. Microbiol. 52:211–216.

60. Hulten, K., H. Enroth, L. Nyström, en L. Engstrand. (1998). Presence of Helicobacter species DNA in

Swedish water. J Appl Microbiol 85: 282–286.

61. Jalava, K., M. Kaartinen, M. Utriainen, I. Happonen en M.-L. Hänninen. (1997). Helicobacter

salomonis sp. nov., a Canine Gastric Helicobacter sp. Related to Helicobacter felis and

Helicobacter bizzozeronii. Int J Syst Bacteriol. 47: 975-982.

62. Jalava, K., S. L. On, C. S. Harrington, L. P. Andersen, M. L. Hänninen, en P. Vandamme. (2001). A

cultured strain of “Helicobacter heilmannii,” a human gastric pathogen, identified as H. bizzozeronii:

evidence for zoonotic potential of Helicobacter. Emerg. Infect. Dis. 7:1036–1038.

63. Jhala, D., N. Jhala, J. Lechago, en M. Haber. (1999). Helicobacter heilmannii gastritis: association with

acid peptic diseases and comparison with Helicobacter pylori gastritis. Mod. Pathol. 12:534–538.

64. Josenhans, C., A. Labigne, en S. Suerbaum. (1995). Comparative ultrastructural and functional studies

of Helicobacter pylori and Helicobacter mustelae flagellin mutants: both flagellin subunits, FlaA and FlaB,

are necessary for full motility in Helicobacter species. J. Bacteriol. 177:3010–3020.

65. Josenhans, C., R. L. Ferrero, A. Labigne, en S. Suerbaum. (1999). Cloning and allelic exchange

mutagenesis of two flagellin genes of Helicobacter felis. Mol. Microbiol. 33:350–362.

66. Kim, K. M., S. G. Lee, M. G. Park, J. Y. Song, H. L. Kang, W. K. Lee, M. J. Cho, K. H. Rhee, H. S. Youn,

en S. C. Baik. (2007). Gamma-glutamyltranspeptidase of Helicobacter pylori induces mitochondria-

mediated apoptosis in AGS cells. Biochem. Biophys. Res. Commun. 355:562–567.

67. Kusters, J. G., A. H. M. van Vliet, en E. J. Kuipers. (2006). Pathogenesis of Helicobacter pylori infection.

Clin. Microbiol. Rev. 19:449–490.

68. Lavelle, J. P., S. Landas, F. A. Mitros, en J. L. Conklin. (1994). Acute gastritis associated with spiral

organisms from cats. Dig. Dis. Sci. 39:744–750.

Page 26: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

22

69. Lee, A., J. G. Fox, G. Otto, E. Dick-Hegedus, en S. Krakowka. (1991). Transmission of Helicobacter

species: a challenge to the dogma of fecal oral spread. Epidemiol. Infect. 107:99–109.

70. Lee, A., S. Krakowka, J. G. Fox, G. Otto, K. A. Eaton, en J. C. Murphy. (1992). Role of Helicobacter felis

in chronic canine gastritis. Vet. Pathol. 29:487–494.

71. Lockard, V. G., en R. K. Boler. (1970). Ultrastructure of spiraled microorganism in the gastric mucosa of

dogs. Am. J. Vet. Res. 31:1453–1462. Geciteerd door Solnick J. V. en Schauer D. B. (2001).

72. Manente, L. , A. Perna, E. Buommino, L. Altucci, A. Lucariello, G. Citro, A. Baldi, G. Iaquinto, M.A.

Tufano, A. De Luca. (2008). The Helicobacter pylori ’s protein VacA has direct effects on the regulation

of cell cycle and apoptosis in gastric epithelial cells, J. Cell Physiol. 214: 582–587.

73. Marini, R. P., J. G. Fox, N. S. Taylor, L. Yan, A. A. McColm, en R. Williamson. (1999). Ranitidine bismuth

citrate and clarithromycin, alone or in combination, for eradication of Helicobacter mustelae infection in

ferrets. Am. J. Vet. Res. 60:1280–1286.

74. Marshall, B. J., en J. R. Warren. (1984). Unidentified curved bacilli in the stomach of patients with

gastritis and peptic ulceration. Lancet 1:1311–1315.

75. Meining, A., G. Kroher, en M. Stolte. (1998). Animal reservoirs in the transmission of Helicobacter

heilmannii. Results of a questionnaire-based study. Scand. J. Gastroenterol. 33:795–798.

76. Mikkonen, T. P., R. I. Karenlampi, en M. L. Hänninen. (2004). Phylogenetic analysis of gastric and

enterohepatic Helicobacter species based on partial HSP60 gene sequences. Int. J. Syst. Evol.

Microbiol. 54:753–758.

77. Mimuro, H., T. Suzuki en S. Nagai et al. (2007). Helicobacter pylori dampens gut epithelial self-renewal

by inhibiting apoptosis, a bacterial strategy to enhance colonization of the stomach, Cell Host Microbe 2:

250–263.

78. Mohammadi, M., R. Redline, J. Nedrud, en S. Czinn. (1996). Role of the host in pathogenesis of

Helicobacter-associated gastritis: H. felis infection of inbred and congenic mouse strains. Infect. Immun.

64:238–245.

79. Mollenhauer-Rektorschek, M., G. Hanauer, G. Sachs, en K. Melchers. (2002). Expression of UreI is

required for intragastric transit and colonization of gerbil gastric mucosa by Helicobacter pylori. Res.

Microbiol. 153:659–666.

80. Monteiro, M. A., P. Y. Zheng, B. J. Appelmelk, en M. B. Perry. (1997). The lipopolysaccharide of

Helicobacter mustelae type strain ATCC 43772 expresses the monofucosyl A type 1 histo-blood group

epitope. FEMS Microbiol. Lett. 154:103–109.

81. Morgner, A., E. Bayerdorffer, A. Meining, M. Stolte, en G. Kroher. (1995). Helicobacter heilmannii and

gastric cancer. Lancet 346:551–552.

82. Morgner, A., N. Lehn, L. P. Andersen, C. Thiede, M. Bennedsen, K. Trebesius, B. Neubauer, A.

Neubauer, M. Stolte, en E. Bayerdorffer. (2000). Helicobacter heilmannii-associated primary gastric low-

grade MALT lymphoma: complete remission after curing the infection. Gastroenterology 118:821–828.

83. Muotiala, A., I. M. Helander, L. Pyhälä, T. U. Kosunen, en A. P. Moran. (1992). Low biological activity of

Helicobacter pylori lipopolysaccharide. Infect. Immun. 60:1714–1716.

84. Nakamura, H., H. Yoshiyama, H. Takeuchi, T. Mizote, K. Okita, en T. Nakazawa. (1998). Urease plays

an important role in the chemotactic motility of Helicobacter pylori in a viscous environment. Infect.

Immun. 66:4832–4837.

85. Neiger, R., C. Dieterich, A. Burnens, A. Waldvogel, I. Corthesy-Theulaz, F. Halter, B. Lauterburg, en A.

Schmassmann. (1998). Detection and prevalence of Helicobacter infection in pet cats. J. Clin. Microbiol.

36:634–637.

Page 27: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

23

86. Neiger, R., en K. W. Simpson. (2000). Helicobacter infection in dogs and cats: facts and fiction. J. Vet.

Intern. Med. 14:125-133.

87. O’Cróinín, T., M. Clyne, en B. Drumm. (1998). Molecular mimicry of ferret gastric epithelial blood group

antigen A by Helicobacter mustelae. Gastroenterology 114:690–696.

88. O’Rourke, J., A. Lee, en J. G. Fox. (1992). An ultrastructural study of Helicobacter mustelae and

evidence of a specific association with gastric mucosa. J. Med. Microbiol. 36:420–427.

89. O’Rourke, J. L., J. V. Solnick, B. A. Neilan, K. Seidel, R. Hayter, L. M. Hansen, en A. Lee. (2004).

Description of “Candidatus Helicobacter heilmannii” based on DNA sequence analysis of 16S rRNA and

urease genes. Int. J. Syst. Evol. Microbiol. 54:2203–2211.

90. O’Toole, P. W., J. W. Austin, en T. J. Trust. (1994). Identification and molecular characterization of a

major ring-forming surface protein from the gastric pathogen Helicobacter mustelae. Mol. Microbiol.

11:349–361.

91. O’Toole, P. W., M. Kostrzynska, en T. J. Trust. (1994). Non-motile mutants of Helicobacter pylori and

Helicobacter mustelae defective in flagellar hook production. Mol. Microbiol. 14:691–703.

92. Odenbreit, S. (2005). Adherence properties of Helicobacter pylori: inpact on pathogenesis and

adaptation to the host. Int. J. Med. Microbiol. 295:317–324.

93. Otto, G., J. G. Fox, P. Y. Wu, en N. S. Taylor. (1990). Eradication of Helicobacter mustelae from the

ferret stomach: an animal model of Helicobacter (Campylobacter) pylori chemotherapy. Antimicrob.

Agents Chemother. 34:1232–1236.

94. Papini, E., M. De Bernard, E. Milia, M. Bugnoli, M. Zerial, R. Rappuoli, en C. Montecucco. (1994).

Cellular vacuoles induced by Helicobacter pylori originate from late endosomal compartments. Proc Natl

Acad Sci USA 91:9720–9724.

95. Papini, E., B. Satin, N. Norais, M. de Bernard, J. L. Telford, R. Rappuoli, en C. Montecucco. (1998).

Selective increase of the permeability of polarized epithelial cell monolayers by Helicobacter pylori

vacuolating toxin. J. Clin. Investig. 102:813-820.

96. Parsonnet, J., G. D. Friedman, D. P. Vandersteen, Y. Chang, J. H. Vogelman, N. Orentreich, en R. K.

Sibley. (1991). Helicobacter pylori infection and the risk of gastric carcinoma. N. Engl. J. Med. 17:1127–

1131.

97. Patterson, M. M., P. W. O’Toole, N. T. Forester, B. Noonan, T. J. Trust, S. Xu, N. S. Taylor, R. P. Marini,

M. M. Ihrig, en J. G. Fox. (2003). Failure of surface ring mutant strains of Helicobacter mustelae to

persistently infect the ferret stomach. Infect. Immun. 71:2350–2355.

98. Perkins, S. E., J. G. Fox, en J. H. Walsh. (1996). Helicobacter mustelae-associated hypergastrinemia in

ferrets (Mustela putorius furo). Am. J. Vet. Res. 57:147-150.

99. Pot, R. G. J., J. Stoof, P. J. M. Nuijten, L. A. M. de Haan, P. Loeffen, E. J. Kuipers, A. H. M. van Vliet, en

J. G. Kusters. (2007). UreA2B2: a second urease system in the gastric pathogen Helicobacter felis.

FEMS Immunol. Med. Microbiol. 50:273–279.

100. Priestnall, S. L., B. Wiinberg, A. Spohr, B. Neuhaus, M. Kuffer, M. Wiedmann, en K. W. Simpson. (2004).

Evaluation of “Helicobacter heilmannii” subtypes in the gastric mucosa of cats and dogs. J. Clin.

Microbiol. 42:2144–2151.

101. Rieder, G., Fischer, W., en Haas, R. .(2005). Interaction of H. pylori with host cells: function of secreted

and translocated molecules. Curr Opin Microbiol 8: 67–73.

102. Saadat, I. , H. Higashi, C. Obuse, M. Umeda, N. Murata-Kamiya, Y. Saito, H. Lu, N. Ohnishi, T. Azuma,

A. Suzuki, S. Ohno, en M. Hatakeyama. (2007). Helicobacter pylori CagA targets PAR1/MARK kinase to

disrupt epithelial cell polarity, Nature 447: 330–333.

Page 28: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

24

103. Scanziani, E., K. W. Simpson, S. Monestiroli, S. Soldati, D. Strauss-Ayali, en F. Del Piero. (2001).

Histological and immunohistochemical detection of different Helicobacter species in the gastric mucosa

of cats. J. Vet. Diagn. Investig. 13:3–12.

104. Schmees, C., C. Prinz, T. Treptau, R. Rad, L. Hengst, P. Voland, S. Bauer, L. Brenner, R. M. Schmid, en

M. Gerhard. (2007). Inhibition of T-cell proliferation by Helicobacter pylori gamma-glutamyl

transpeptidase. Gastroenterology 132:1820–1833.

105. Scott, D. R., E. A. Marcus, D. L. Weeks, en G. Sachs. (2002). Mechanisms of acid resistance due to the

urease system of Helicobacter pylori. Gastroenterology 123:187–195.

106. Seo, W. J., C. S. Park, Y. J. Cho, K. W. Cha, S. W. Lee, S. T. Lim, Y. H.Sung, en A. R. Baek. (2003). A

case of gastric ulcer induced by Helicobacter heilmannii-like organism. Korean J. Gastroenterol. 42:63–

66.

107. Sherburne, R., en D. E. Taylor. (1995). Helicobacter pylori expresses a complex surface carbohydrate,

Lewis X. Infect. Immun. 63:4564–4568.

108. Shibayama, K., K. Kamachi, N. Nagata, T. Yagi, T. Nada, Y. H. Doi, N. Shibata, K. Yokoyama, K.

Yamane, H. Kato, Y. Iinuma, en Y. Arakawa. (2003). A novel apoptosis-inducing protein from

Helicobacter pylori. Mol. Microbiol. 47:443–445.

109. Simpson, K. W., P. L. McDonough, D. Strauss-Ayali, Y. F. Chang, P. Harpending, en B. A. Valentine.

(1999). Helicobacter felis in dogs: effect on gastric structure and function. Vet. Pathol. 36:237–248.

110. Simpson, K., R. Neiger, R. DeNovo, R. Sherding. (2000). The relationship of Helicobacter spp. infection

to gastric disease in dogs and cats. J Vet Intern Med. 14:223–227.

111. Simpson, K. W., D. Strauss-Ayali, E. Scanziani, R. K. Straubinger, P. L. McDonough, A. F. Straubinger,

Y. F. Chang, C. Domeneghini, N. Arebi, en J. Calam. (2000). Helicobacter felis infection is associated

with lymphoid follicular hyperplasia and mild gastritis but normal gastric secretory function in cats. Infect.

Immun. 68:779–790.

112. Skouloubris, S., J. M. Thiberge, A. Labigne, en H. De Reuse. (1998). The Helicobacter pylori UreI

protein is not involved in urease activity but is essential for bacterial survival in vivo. Infect. Immun.

66:4517-4521.

113. Smet, A., B. Flahou, K. D'Herde, P. Vandamme, I. M. L. Cleenwerck, R. Ducatelle, F. Pasmans en F.

Haesebrouck. (2011). Helicobacter heilmannii sp. nov., isolated from feline gastric mucosa. Int J Syst

Evol Microbiol. Published online ahead of print.

114. Smoot, D. T., H. L. Mobley, G. R. Chippendale, J. F. Lewison, and J. H. Resau. (1990). Helicobacter

pylori urease activity is toxic to human gastric epithelial cells. Infect. Immun. 58:1992–199.

115. Solnick, J. V., C. Josenhans, S. Suerbaum, L. S. Tompkins, en A. Labigne. (1995). Construction and

characterization of an isogenic urease-negative mutant of Helicobacter mustelae. Infect. Immun.

63:3718–3722

116. Solnick, J. V., en D. B. Schauer. (2001). Emergence of diverse Helicobacter species in the pathogenesis

of gastric and enterohepatic diseases. Clin. Microbiol. Rev. 14:59-97.

117. Stolte, M., en S. Eidt. (1993). Healing gastric MALT lymphomas by eradicating H. pylori? Lancet

342:568.

118. Stolte, M., G. Kroher, A. Meining, A. Morgner, E. Bayerdo¨rffer, en B. Bethke. 1997. A comparison of

Helicobacter pylori and H. heilmannii gastritis. Scand. J. Gastroenterol. 32:28–33.

119. Stolte, M., E. Wellens, B. Bethke, M. Ritter, en H. Eidt. (1994). Helicobacter heilmannii (formerly

Gastrospirillum hominis) gastritis: an infection transmitted by animals? Scand. J. Gastroenterol.

29:1061–1064.

Page 29: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

25

120. Suerbaum, S. The complex flagella of gastric Helicobacter species. (1995). Trends Microbiol. 3: 168–

170.

121. Suzuki, M. , H. Mimuro, T. Suzuki, M. Park, T. Yamamoto, en C. Sasakawa. (2005). Interaction of CagA

with Crk plays an important role in Helicobacter pylori-induced loss of gastric epithelial cell adhesion, J.

Exp. Med. 202: 1235–1247.

122. Svec, A., P. Kordas, Z. Pavlis, en J. Novotny. (2000). High prevalence of Helicobacter heilmannii-

associated gastritis in a small, predominantly rural area: further evidence in support of a zoonosis?

Scand. J. Gastroenterol. 35:925–928.

123. Sykora, J., V. Hejda, J. Varvarovska, F. Stozicky, F. Gottrand, en K. Siala. (2003). Helicobacter

heilmannii related gastric ulcer in childhood. J. Pediatr. Gastroenterol. Nutr. 36:410–413.

124. Thomson, M. A., P. Storey, R. Greer, en G. J. Cleghorn. (1994). Canine-human transmission of

Gastrospirillum hominis. Lancet 343:1605–1607.

125. Tomb, J.F., O. White, A.R. Kerlavage, R.A. Clayton, G.G. Sutton, R.D. Fleischmann, K.A. Ketchum, H.P.

Klenk, S. Gill, B.A. Dougherty, K. Nelson, J. Quackenbush, L. Zhou, E.F. Kirkness, S. Peterson, B.

Loftus, D. Richardson, R. Dodson, H.G. Khalak, A. Glodek, K. McKenney, L.M. Fitzegerald, N. Lee, M.D.

Adams, E.K. Hickey, D.E. Berg, J.D. Gocayne, T.R. Utterback, J.D. Peterson, J.M. Kelley, M.D. Cotton,

J.M. Weidman, C. Fujii, C. Bowman, L. Watthey, E. Wallin, W.S. Hayes, M. Borodovsky, P.D. Karp, H.O.

Smith, C.M. Fraser, en J.C. Venter. (1997). The complete genome sequence of the gastric pathogen

Helicobacter pylori, Nature 388: 539–547.

126. Tombola F, Morbiato L, Del Giudice G, Rappuoli R, Zoratti M, Papini E. (2001). The Helicobacter pylori

VacA toxin is a urea permease that promotes urea diffusion across epithelia. J Clin Invest 108:929-937.

127. Trebesius, K., K. Adler, M. Vieth, M. Stolte, en R. Haas. (2001). Specific detection and prevalence of

Helicobacter heilmannii-like organisms in the human gastric mucosa by fluorescent in situ hybridization

and partial 16S ribosomal DNA sequencing. J. Clin. Microbiol. 39:1510–1516.

128. Tsutsumi, R. , H. Higashi, M. Higuchi, M. Okada, en M. Hatakeyama. (2003). Attenuation of Helicobacter

pylori CagA x SHP-2 signaling by interaction between CagA and C-terminal Src kinase, J. Biol. Chem.

278: 3664–3670.

129. Van den Bulck, K., A. Decostere, M. Baele, A. Driesen, J. C. Debongnie, A. Burette, M. Stolte, R.

Ducatelle, en F. Haesebrouck. (2005). Identification of non-Helicobacter pylori spiral organisms in gastric

samples from humans, dogs, and cats. J. Clin. Microbiol. 42:2256–2260.

130. Van Loon, S., A. Bart, E. J. den Hertog, P. G. Nikkels, R. H. Houwen, J. E. De Schryver, en J. H.

Oudshoorn. (2003). Helicobacter heilmannii gastritis caused by cat to child transmission. J. Pediatr.

Gastroenterol. Nutr. 36:407–409.

131. Viala, J. , C. Chaput, I.G. Boneca, A. Cardona, S.E. Girardin, A.P. Moran, R. Athman, S. Memet, M.R.

Huerre, A.J. Coyle, P.S. DiStefano, P.J. Sansonetti, A. Labigne, J. Bertin, D.J. Philpott, en R.L. Ferrero.

(2004). Nod1 responds to peptidoglycan delivered by the Helicobacter pylori cag pathogenicity island,

Nat. Immunol. 5: 1166–1174.

132. Weeks, D. L., S. Eskandari, D. R. Scott, en G. Sachs. (2000). A H_-gated urea channel: the link between

Helicobacter pylori urease and gastric colonization. Science 287:482–285.

133. Wen, S., en S. F. Moss. (2009). Helicobacter pylori virulence factors in gastric carcinogenesis. Cancer

Lett. 282:1-8.

134. Williams, C. L., T. Preston, M. Hossack, C. Slater, en K. E. McColl. (1996). Helicobacter pylori utilizes

urea for amino acid synthesis. FEMS Immunol. Med. Microbiol. 13:87–94.

Page 30: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

26

135. Yoshimura, M., H. Isomoto, S. Shikuwa, M. Osabe, K. Matsunaga, K. Omagari, Y. Mizuta, K. Murase, I.

Murata, en S. Kohno. (2002). A case of acute gastric mucosal lesions associated with Helicobacter

heilmannii infection. Helicobacter 7:322–326.

136. Yu,J., R. M. Russell, R. N. Salomon, J. C. Murphy, L. S. Palley, en J. G. Fox. (1995). Effect of

Helicobacter mustelae infection on ferret gastric epithelial cell proliferation. Carcinogenesis 16:1927–

1931.

137. Zeaiter, Z. , D. Cohen, A. Musch, F. Bagnoli, A. Covacci, en M. Stein. (2008). Analysis of detergent-

resistant membranes of Helicobacter pylori infected gastric adenocarcinoma cells reveals a role for

MARK2/Par1b in CagA-mediated disruption of cellular polarity, Cell Microbiol. 10: 781–794.

138. Internetreferentie: Euzeby, J. P. List of Prokaryotic names with standing in nomenclature.

http://www.bacterio.cict.fr/classifphyla.html#Bacteria (geconsulteerd op 7 november 2010).

Page 31: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2010-2011

VERSLAG VAN DE DIERENARTSENSTAGE

door

Delphine ACAR

Stageverslag in het kader van de Masterproef

Page 32: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

De auteur geeft de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor persoonlijk gebruik.

Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder met betrekking tot de verplichting

de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. Het auteursrecht beperkt zich tot de

wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp heeft benaderd en neergeschreven. De auteur

respecteert daarbij het oorspronkelijke auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende

documentatie, zoals tabellen en figuren. De auteur is niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele

doseringen die in deze studie geciteerd en beschreven zijn.

Page 33: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

VOORWOORD

Ik wil graag beide stagemeesters bedanken, voor hun kennis die ze met mij wilden delen, voor de

praktische ervaring en vooral omdat ik dankzij deze stages er aan herinnerd werd waarom ik dierenarts

wilde worden. Verder wil ik ook graag mijn ouders bedanken, omdat zij mij zo hard gesteund hebben de

voorbije 5 jaar. Zonder hen zou ik nooit zo ver geraakt zijn.

Page 34: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

1

INHOUDSOPGAVE

1 STAGE GEZELSCHAPSDIEREN ................................................................................................1

1.1 Logboek stage gezelschapsdieren .......................................................................................1

1.2 Casuïstiek gezelschapsdieren ..............................................................................................7

1.3 Analyse van structuur en management praktijk gezelschapsdieren ......................................9

2 STAGE GROTE HUISDIEREN .................................................................................................. 11

2.1 Logboek stage grote huisdieren ......................................................................................... 11

2.2 Casuïstiek grote huisdieren ................................................................................................ 15

2.3 Analyse van structuur en management praktijk grote huisdieren ........................................ 17

3 ALGEMENE REFLECTIE .......................................................................................................... 19

4 LITERATUURLIJST .................................................................................................................. 22

5 BIJLAGEN................................................................................................................................. 22

5.1 Bijlage 1: Bloedonderzoek ................................................................................................. 22

5.2 Bijlage 2: Urineonderzoek .................................................................................................. 23

5.3 Bijlage 3: Ochtendurine c/c + de orale high dose dexamethasone suppressietest ............... 23

Page 35: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

1

1 STAGE GEZELSCHAPSDIEREN

1.1 Logboek stage gezelschapsdieren

Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen

31/08/2010 18.30 Behandeling kat met diarree

18.45 Vaccinatie van 2 honden

19.15 Vaccinatie en ontworming van hond en

kat

19.35 Ophaling diervoeding

19.45-

20.00 Kat met verkoudheid behandelen Ontvlooien, ontwormen

01/09/2010 09.00 Behandeling hond met bijtwonde

10.15 Castratie kater Bloedname voor FIV, FeLV

test

10.45 Huisbezoek: euthanasie hond

12.00-

13.00

Huisbezoek: behandeling hond met AH-

problemen

08/10/2010 18.30 Hechtingen verwijderen bij hond Behandelen van interdigitale

Malassezia-infectie

18.45 Behandeling manke hond RV

Page 36: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

2

19.15 Behandeling hond met recidiverende

diarree

19.45-

20.00

Controle kat met squameus cel

carcinoom thv de kaak

09/10/2010 10.00 Hond met wonde thv de poot behandelen

Ook klachten van verminderd gehoor

10.30 Postoperatieve controle Ontwormen en ontvlooien

10.40 Controle kat met hyperthyroïdie

10.50 Diagnostiek en behandeling van hond

met gezwel thv rug

11.05-

11.30

Hospitalisatie hond met recidiverende

diarree

11/10/2010 10.00 Controle en behandeling geïnfecteerde

operatiewonde

10.30 Verzorging brandwonde bij kat Reinigen van de oren

11.00 Behandeling hond met

maagdarmstoornissen

11.15-

11.30 Chipcontrole gevonden hond

22/10/2010 18.30 Behandeling kat met massa thv

bovenkaak

Page 37: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

3

18.40 Ophaling diervoeding

18.45 Vaccinatie puppy

19.00 Brakende hond met diabetes en Cushing

behandelen

19.25-

19.30 Afhaling kat met brandwonde

03/11/2010 10.00 Sterilisatie kattin

11.00 Controle hond met pyodermie en verdere

behandeling

11.15 Bloedname hond voor controle

bloedwaarden (kankerpatiënt)

11.30 Castratie kater

12.00 Sterilisatie kattin

12.40 Castratie konijn

13.10-

13.30 Verzorging gehospitaliseerde dieren

26/11/2010 18.30 Konijn met vachtmijten

18.50 Hond verdacht van hypothyroïdie

19.10 Controle na sterilisatie en verwijderen

hechtingen

Page 38: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

4

19.20 Labrador met opgezette elleboog en

wonde thv bovenste ooglid

19.40

Cavalier met ontsteking van de

anaalzakken + milde oorontsteking +

mogelijks ook facialisparalyse

19.10-

20.30

Vaccinatie tegen kennelhoest en

leptospirose Behandeling oorontsteking

30/11/2010 09.15 Tumorexcisie

11.45 Hond in ademnood => hospitalisatie (mitralisklepinsufficiëntie)

12.15-

13.15 Detartratie bij kat

Bloedname voor testen op

hyperthyroïdie

18/02/2011 18.30 Postoperatieve controle en verwijdering

van hechtingen

Na wegname van meerdere

oppervlakkige tumoren

19.00 Postoperatieve controle en verwijdering

van hechtingen (konijn)

Na sterilisatie en wegname

mammatumoren

19.15-

19.30

Behandeling gehospitaliseerde kat met

non-union pootfractuur

01/03/2011 09.00 Controle hond: was mank RV (gebroken

teen) en verband eraf

09.20 Detartratie en extractie van tanden bij

hond

10.20-

12.30

Detartratie en extractie van tanden bij 3

katten + bloedname voor testen op

hyperthyroïdie

Hechten huidwonde bij 1 kat

Page 39: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

5

02/03/2011 10.00 Hond met oorontsteking en interdigitale

Malassezia infectie (ontsteking)

Eveneens verdacht van

Cushing (bloedoz)

10.40 Bloedname kat verdacht van

hyperthyroïdie

11.00 Controle en behandeling kat met

lymfocytaire folliculitis en Staph. infectie

11.30 Controle kat met leukemie en Herpes

keratitis

12.00-

13.00 Sterilisatie kattin

15/03/2011 09.00 Hond met polydipsie en veelvuldig

braken, mogelijks Cushing

Verder OZ: UrineOZ en

suppressietest

09.30 Mastectomie en wegname van wratten

11.15 Desensibilisatie: hond allergisch aan

verschillende plantensoorten

11.45-

13.00 Detartratie en extractie tanden hond

25/03/2011 18.30

Vaccinatie + behandeling tegen

oorontsteking + opgezette ellebogen en

manken tgv artrose

Microscopisch oz naar

interdigitale Malassezia

infectie

19.00 Vaccinatie puppy

19.20 Maltezer met korstige huidletsels ter

hoogte van lippen en staartbasis

19.40 Jonge hond met gezwel (diagnose:

histiocytoma)

Behandeling Malassezia

oorontsteking

20.15-

20.30

Sondage en spoeling van blaas bij kater

met FLUTD

Page 40: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

6

12/04/2011 19.00

Engelse Bulldog met bilaterale

symmetrische alopecie + sinds enkele

maanden vaginale uitvloei + jaarlijkse

vaccinatie

19.30 Vaccinatie kat

19.55 Oestruspreventie kat

20.10 Euthanasie kat

20.40-

21.00 Maltezer verdacht van Cushing Bloedoz

13/04/2011 09.00 Castratie kater

10.00 Castratie konijn

11.00 Wegname tumor ter hoogte van oorbasis

hond

12.20 Vaccinatie Duitse Herder

12.40-

13.00

Vaccinatie Maltezer + gezwel ter hoogte

van de melklijsten

Page 41: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

7

1.2 Casuïstiek gezelschapsdieren

Hyperadrenocorticisme (Syndroom van Cushing) bij de hond

Kyla, Maltezer, 10 jaar, VC

Anamnese

· Eet sinds enkele weken zeer gulzig en veel, het lijkt alsof het dier continue honger heeft

· Drinkt ook meer, vooral ’s avonds en wil regelmatig naar buiten om te plassen

· Is de laatste tijd soms wat suffer, kan geen lange wandelingen meer maken want te snel

vermoeid

· Lijkt een dikkere buik gekregen te hebben

· Ontworming en vaccinaties OK

· Krijgt pimobendan (hartinsufficiëntie) en fenobarbital (epilepsie)

· Geen buitenlandanamnese

Klinisch onderzoek

Alert

T 38.7°C, P 100/min, AF 25/min (normaal); mucosae, lnn: normaal; CVT< 2sec

BCS 3 op 5

Hart- en longauscultatie: bijgeruis (ten gevolge van hartinsufficiëntie)

Buikpalpatie: normaal, geen pijnreactie

Probleemlijst

· Pu/pd

· Polyfagie

· Lethargie, verminderd uithoudingsvermogen

· Abdominale distentie

Differentiaal diagnose

Pu/pd:

· Chronische nierinsufficiëntie: mogelijk; pu/pd en sufheid aanwezig, maar geen anorexie,

gewichtsverlies, braken of diarree

· Diabetes mellitus (DM): mogelijk; signalement klopt (middelbare leeftijd), pu/pd, polyfagie,

maar geen gewichtverlies

Page 42: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

8

· Syndroom van Cushing: meest waarschijnlijk; signalement (middelbare leeftijd) en symptomen

in overeenstemming met aandoening, wel geen alopecie of dunne huid

· Pyometra: onwaarschijnlijk; gesteriliseerde teef

· Ziekte van Addison: weinig waarschijnlijk; zeldzame aandoening, signalement (midd. leeftijd

en teef) en lethargie kloppen, maar geen anorexie, diarree, braken, abdominale pijn. Pu/pd

komt soms, maar niet veel, voor bij hypoadrenocorticisme

· Diabetes insipidus (DI) (centraal/nefrogeen): weinig waarschijnlijk; gaat normaal gepaard met

zeer erge pu/pd en weinig andere klachten, centrale DI is een zeldzame aandoening

· Hypercalcemie: weinig waarschijnlijk; meestal labofout of paraneoplastisch syndroom, geen

braken, anorexie, gewichtsverlies, wel pu/pd en lethargie

· Leverprobleem: weinig waarschijnlijk; geen braken, anorexie, icterus, vermageren

· Hyperthyroïdie: weinig waarschijnlijk; hyperfunctie slechts in 95 % van de schildkliertumoren,

gaat gepaard met pu/pd en polyfagie en gewichtsverlies

· Psychogene polydipsie: onwaarschijnlijk; geen verklaring voor andere symptomen

· Medullaire washout: onwaarschijnlijk; zeer zeldzaam

Diagnose

Er werd een bloedonderzoek verricht (bijlage 1). Hematologie: erythrocytose, het neutrofielengehalte

benadert de bovenste grenswaarde (neutrofilie). Biochemie: glucosegehalte normaal, hoge gehaltes

aan AF en ALT, eveneens te hoge cholesterolwaardes. Deze resultaten stemmen overeen met het

Syndroom van Cushing. Erythrocytose ontstaat door stimulatie van het beenmerg. Bij

hyperadrenocorticisme kan ook vaak monocytose, eosinopenie, lymfopenie, hyperglycemie

waargenomen worden bij bloedonderzoek. De hoge AF-waardes kunnen verklaard worden door de

gluco-corticoïd geïnduceerde vorming van een AF-isoenzyme (AF 65°

). ALT-stijging treedt op ten

gevolge van glycogeenopstapeling in de lever en een gestegen cholesterolwaarde in het bloed

ontstaat door een toename van de lipolyse.

Bevindingen bij urineonderzoek (bijlage 2): toegenomen gehaltes amylase en γ-GT, matige

proteïnurie, verhoogd aantal leukocyten in het urinesediment. Cortisol/creatinine ratio (c/c ratio) is zeer

hoog.

Om de diagnose van Cushing te bevestigen en om te differentiëren tussen de suppressieve

(hypofysetumor) en de niet-suppressieve vorm (bijnierschorstumor of dexamethasone resistente

hypofysetumor), maakte men gebruik van de ochtendurine c/c ratio in combinatie met de orale high

dose dexamethasone suppressietest (bijlage 3). Er werden 3 ochtendurinestalen genomen, telkens op

hetzelfde tijdstip en waarbij de hond steeds op hetzelfde tijdstip de avond ervoor werd uitgelaten. De

tweede dag werd 3 maal dexamethasone peroraal toegediend. Interpretatie van de resultaten: op

basis van de gemiddelde c/c ratio van urine van dag 1 en dag 2 (103.4 x 10^6

) werd de diagnose

bevestigd, aan de hand van de c/c ratio op dag 3 (13.0 x 10^6)

kon besloten worden dat het de

Page 43: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

9

suppressieve vorm betrof (c/c ratio op dag 3 is minder dan 50 % van het gemiddelde van de eerste 2

dagen).

Behandeling

Er werd geopteerd voor een medicamenteuze behandeling met trilostane (Vetoryl ®). Trilostane is een

competitieve 3β-hydroxysteroïd-dehydrogenase remmer en zorgt voor een reversibele blokkade van

de steroïdsynthese in de bijnierschors. Startdosis: 1 capsule 10 mg (eenmaal daags oraal

toegediend). Verdere opvolging: terugbezoek 14 dagen na start van de therapie en elke keer na

aanpassing van de dosis. Aan de hand van een ACTH-stimulatietest wordt nagegaan of de juiste

dosis toegediend wordt. Hierbij wordt synthetisch ACTH IM of IV toegediend en na 60-90 minuten

wordt het cortisolgehalte in het serum gemeten. Men streeft naar een cortisolwaarde post-ACTH

tussen 20 en 150 nmol/l. Verdere controlebezoeken dienen plaats te vinden om de 4 maand, waarbij

aandacht zal worden besteed aan het verbeteren van de klinische symptomen. Daarnaast moet ook

een ACTH-stimulatietest worden uitgevoerd en moeten de elektrolytengehaltes gecontroleerd worden.

(Daminet et al. 2010)

1.3 Analyse van structuur en management praktijk gezelschapsdieren

Na enkele jaren werkzaam te zijn geweest als assistente op de faculteit Diergeneeskunde Universiteit

Gent richtte zij haar eigen praktijk op in 1992. Het betreft een eenmanspraktijk, waarbij naast de

dierenarts ook nog een dierenartsassistente werkzaam is. De praktijk is voornamelijk gericht op

gezelschapsdieren. Naast 1e-lijnsgevallen worden ook dermatologische en oncologische gevallen

doorverwezen naar deze praktijk.

De praktijk is voorzien van een ruime wachtzaal, een consultatieruimte, een opslagplaats, een

operatiezaal en een aangepaste ruimte voor gehospitaliseerde dieren. De voorhanden zijnde

microscoop wordt aangewend voor de beoordeling van afkrabsels, biopten,… De dierenarts wordt

door verschillende collega’s uit de streek geraadpleegd om stalen te evalueren en dieren met

huidaandoeningen of dieren verdacht van een tumor te onderzoeken en een diagnose te stellen. Er is,

naast microscopie, geen beeldvorming aanwezig. Gevallen die RX of echo vereisen, zoals

aangereden dieren, worden doorverwezen naar een andere praktijk.

De aanwezige dierenartsassistente staat in voor de verzorging van de gehospitaliseerde patiënten

(buiten laten, eten geven,…), zet materiaal klaar en assisteert de dierenarts indien nodig bij operaties.

Zij zorgt ook voor de bestelling van medicatie, maakt afspraken met klanten en voert andere

administratieve taken uit.

Administratie en boekhouding worden verzorgd door een boekhouder, evenals door de

dierenartsassistente en de dierenarts zelf. Er wordt gebruik gemaakt van specifieke software, namelijk

VWin VMac. Dit programma geeft een duidelijk overzicht van het cliëntenbestand, waarbij zowel

gegevens van het dier (signalement, eerdere visites, ingrepen, medicatie) als van de eigenaar kunnen

Page 44: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

10

worden ingevoerd en opgevraagd. Dit programma wordt eveneens gebruikt voor de facturatie.

Betalingen kunnen zowel met cash geld als via bankcontact gebeuren. Er is een website waarop

contactgegevens, wegbeschrijving en andere praktische informatie terug te vinden is.

Tijdsbesteding: er is spreekuur elke werkdag van 18.30-19.30 u behalve op donderdag, maandag- en

vrijdagvoormiddag van 9-10 u en zaterdagvoormiddag van 10-11 u. Er is mogelijkheid om buiten de

vrije spreekuren een afspraak te maken voor een consultatie of huisbezoek. Voor dermatologische

consulten is een afspraak noodzakelijk. Operaties worden voornamelijk uitgevoerd van maandag tot

vrijdag, in de voor- of namiddag. Nachtwerk komt zelden voor, tenzij bij spoedgevallen. Er bestaat een

overeenkomst met andere dierenartsen in de buurt voor wachtdiensten: elke dierenarts is ongeveer

twee weekends per jaar van wacht voor de betreffende regio.

De dierenarts is zeer tevreden met haar huidige financiële situatie en heeft geen concrete

toekomstplannen of plannen om de praktijk verder uit te breiden.

Als sterke punt van deze praktijk kan zeker de ligging vernoemd worden, de praktijk is gesitueerd in

een randgemeente van Gent, waar weinig andere dierenartsen gevestigd zijn. Anderzijds kan ze, met

behulp van de microscoop en met de ervaring verworven als assistente, meer gespecialiseerde

(voornamelijk dermatologische en oncologische) gevallen onderzoeken en doorgestuurde stalen

beoordelen. Als zwak punt kan de afwezigheid van RX en echotoestellen vermeld worden. Tot slot zijn

er nog de voordelen en de nadelen van een eenmanspraktijk ten opzichte van een groepspraktijk:

voornamelijk de werklast en het financieel aspect zijn belangrijke factoren.

Page 45: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

11

2 STAGE GROTE HUISDIEREN

2.1 Logboek stage grote huisdieren

Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen

21/08/2010 09.00 Praktijk: rondleiding, afspraken nakijken,

medicatie inladen

09.45 Tuberculinatie aangekochte dieren

Behandeling kalf met opgezette kogel

Ontworming en anti-schurftbehandeling

Behandeling jonge stier met longproblemen

10.45 Controle en verdere behandeling van koe

met complicaties na keizersnede

11.15-

11.45 Behandeling melkkoe met longprobleem

17.30 Bloedname kalf In het kader van BVD-

bestrijding

18.00 Kunstmatige inseminatie (KI)

18.30 KI

19.00 Keizersnede

20.00 Behandeling koe met mastitis

20.30-

21.30 Keizersnede

Page 46: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

12

22/08/2010 09.15 Aankomst in praktijk, afspraken nakijken,

medicatie inladen

09.45 Klauwen kappen Bepaalde dieren tegen

stinkpoot behandelen

Drachtigheidsonderzoek (rectaal)

11.45-

12.00 Mankende koe behandelen

14.15 Keizersnede

15.45 Controle moeilijk verlopen keizersnede

16.10-

16.30

Controle en verdere behandeling kalf met

AH-moeilijkheden

19/10/2010 08.30 Aankomst in praktijk, afspraken nakijken,

medicatie inladen

09.00 Vaccineren

Behandelen koe met endometritis

10.15-

10.45 KI

13.45 Vaccineren

14.05 Vaccineren

14.35-

15.45 Keizersnede

Page 47: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

13

29/11/2010 9.15-

13.15 300 koeien vaccineren

Behandeling manke stier

Behandeling stier met griep

Behandeling mank kalf

Behandeling kalf dat het algemeen niet goed

doet en longproblemen

15.00 Keizersnede

16.00-

17.00 Vaccineren jongvee tegen blauwtong

28/02/2011 09.00 Keizersnede

10.00 Behandeling 2 kalfjes met diarree

10.45 Behandeling koe met endometritis en koorts

Ook behandeling

ingesteld tegen

gezwollen tarsus

11.15 Behandeling koe met mastitis en koorts

11.45-

13.00 Keizersnede

16.00 Keizersnede

17.00 Afzetten medicatie

17.30-

18.30 Keizersnede

Page 48: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

14

08/03/2011 09.00 Lammering

10.00 Behandeling koe met AH-problemen

10.30 Behandeling schapen: stijve gang,

verminderde eetlust

11.00 Castratie 2 katers en euthanasie kat

12.00-

12.30

Klauwen kappen en behandelen stinkpoot

rund

13.30 Vaccinatie tegen IBR

15.00-

16.00 Keizersnede

17/03/2011 09.00 Keizersnede

10.15 Bloedname voor testen op IBR

10.45 Vaccinatie tegen IBR

12.45 Controle na keizersnede: retentio

secundinarum, geringe eetlust

13.15-

14.15 Keizersnede

15.15-

16.00

Behandeling 3 zieke koeien:

wondinfectie/endometritis/peritonitis

Page 49: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

15

2.2 Casuïstiek grote huisdieren

Respiratoire aandoeningen op het rundveebedrijf: chronische bronchopneumonie

Anamnese, symptomen, klinisch onderzoek

· Gegevens met betrekking tot bedrijf: uitsluitend melkvee, open frontstal, geen weidegang, er

wordt gevaccineerd tegen IBR en BVD

· Symptomen: meerdere koeien hebben last van sereuze neusvloei, enkelen vertonen meer

ernstige symptomen zoals hoesten, dyspnee en koorts

· Voornamelijk koeien die recent gekalfd hebben zijn aangetast

· Seizoen: herfst

· Longauscultatie: schurende longgeluiden

Differentiaal diagnose:

De belangrijkste pathogene agentia bij respiratoire aandoeningen bij het rund:

o Viraal:

§ IBR (Infectieuze Boviene Rhinotracheitis)

§ BVD (Boviene Virale Diarree)

§ RSV (Respiratoir syncytiaal virus)

§ PI-3 (Para-influenza)

§ Adenovirus

§ (Coronavrius)

§ (Influenza)

o Bacterieel (eerder secundaire agentia): Mycoplasma bovis e.a. spp., Pasteurella

multocida, Mannheimia haemolytica, Histophilus somni…

o Parasitair: longworm (Dictyocaulus viviparus)

Aan de hand van de anamnese en klinische symptomen konden enkele van voorgenoemde

infectieuze organismen uitgesloten worden: longworm gaat normaal niet gepaard met hoge koorts en

er is geen sprake van mogelijke weidebesmetting. Ook BVD en IBR zijn weinig waarschijnlijk (er wordt

tegen gevaccineerd).

Volgende behandelingen werden ingesteld:

1) Een combinatie van tolfine en ceftiofur: voor deze laatste werd geopteerd omdat er geen wachttijd

is voor de melk. Desondanks de ingestelde behandeling bleef bij de zieke dieren de koorts toenemen

(bij enkele dieren tot 41.5 °C).

2) De aanwezigheid van koorts deed een infectie met Mycoplasma vermoeden: er werd behandeld

met lincomycine + spectinomycine en meloxicam. In een verder stadium werd nog een krachtigere

ontstekingsremmer, flunixine, toegediend.

Page 50: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

16

3) Door de aanhoudende hoge koorts, dacht men in tweede instantie aan een besmetting met RSV

(als onderdeel van het BRD, zie verder). Verdere behandeling: voornamelijk omgevingsfactoren

optimaliseren, preventief behandelen tegen complicerende bacteriële infecties (breedspectrum

antibiotica) en NSAID’s blijven toedienen. Ook preventieve maatregelen dienen ingesteld te worden

(zie verder).

Chronische bronchopneumonie

Er kan besloten worden dat men hier te maken heeft met chronische bronchopneumonie of het BRD

(Bovine respiratory disease) syndroom. Het is een een multifactoriële aandoening waarbij onder

andere stalklimaat, bezettingsgraad, verschillende herkomst van de dieren, verschillen in passieve

afweer, virale en bacteriële agentia (zie hoger) een rol spelen.

Symptomen: vooral een slepende hoest, neusvloei, en recidiverende griepsymptomen treden op. Er is

ook een afwijkende longauscultatie waarbij onder andere vochtige en piepende reutels hoorbaar zijn

en ook niet geventileerde longdelen kunnen aangetroffen worden. Longabcessen kunnen voorkomen

in het chronisch stadium.

De diagnose wordt gesteld aan de hand van anamnese en symptomen. Bijkomend kan er virologisch

en bacteriologisch onderzoek uitgevoerd worden (gebruik makende van neusswabs, BAL,

lijkschouwing). Serologisch onderzoek op gepaarde sera kan eventueel worden aangewend bij acute

gevallen.

De prognose is afhankelijk van het stadium waarin de dieren zich bevinden (er werd een

classificatiesysteem opgesteld met 4 graden). Complicaties zoals longabcessen, het opreden van

emfyseem en pleuritis beïnvloeden de prognose op negatieve wijze. De prognose op bedrijfsniveau

zal vooral afhankelijk zijn van de preventieve maatregelen die genomen worden.

Wat behandeling betreft: NSAID’s en breedspectrum antibiotica (zoals macroliden, cephalosporines,

florfenicol, tetracyclines…) worden toegediend en afhankelijk van de toegekende graad worden

mucolytica, diuretica en zuurstoftherapie als bijkomende behandeling(en) ingesteld. Bij longabcessen

of bacteriële pneumonie is langdurige antibacteriële therapie noodzakelijk. De dieren kunnen

geschoren worden en op rantsoen geplaatst worden, met als doel de ademhalingsfrequentie te doen

dalen. Bovendien is het belangrijk de omgeving aan te passen (betere ventilatie e.d.) om het

bedrijfsprobleem onder controle te krijgen.

Als preventieve maatregelen kunnen vermeld worden:

· Het versterken van de afweer door middel van vaccinatie: er zijn verschillende, zowel levende

als niet-levende, vaccins op de markt tegen o.a. IBR, BVD, PI-3, RSV en Mannheimia.

Preventieve vaccinatie kan moeilijk zijn wanneer veel dieren aangekocht worden.

· Het wordt aangeraden om nieuwe dieren gedurende 2-3 weken in quarantaine te houden.

· Preventief scheren en rantsoeneren

· BVD dragers elimineren

Page 51: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

17

· Optimaliseren van het stalklimaat en zo veel mogelijk het infectierisico beperken door

overbevolking te vermijden en leeftijdsgroepen gescheiden te houden (RSV circuleert onder

volwassen dieren)

(Deprez et al. 2010)

2.3 Analyse van structuur en management praktijk grote huisdieren

De praktijk is voornamelijk gericht op herkauwers, waarnaast ook een klein percentage paard, varken

en gezelschapsdieren wordt behandeld. Vooral 1elijnsgevallen komen aan bod. Er zijn 3 dierenartsen

werkzaam (groepspraktijk), waarvan er 2 geassocieerd zijn. Verder zorgt een administratief bediende

voor de aankoop van medicatie en andere benodigdheden, de boekhouding, de facturatie en andere

administratieve taken.

Oorspronkelijk bestond de praktijk uit 2 dierenartsen, maar door de grote hoeveelheid werk hebben zij

een derde dierenarts aangenomen. Het is de bedoeling dat deze zich eveneens associeert in de

toekomst. Er zijn geen plannen voor verdere uitbreiding, tenzij de werklast zou toenemen. De

werkverdeling gebeurt in samenspraak.

Er is geen website. Er wordt gebruik gemaakt van specifieke software, namelijk Recifarm. Zowel

klantengegevens als gegevens betreffende de door de dierenartsen geleverde prestaties en het

materiaal (medicatie, vaccins, naalden…) aanwezig in de apotheek worden verwerkt in dit programma.

Er wordt samengewerkt met een praktijk bestaande uit 2 oudere dierenartsen, vooral voor het

overnemen van avond- en nachtwerk. De praktijk tracht jaarlijks infosessies te geven voor klanten in

het kader van bedrijfsbegeleiding, zo kwamen onderwerpen als schurft, IBR en opfok van jongvee

kwamen al aan bod.

Tijdsbesteding en werkverdeling: op weekdagen zijn alle dierenartsen van dienst van 8-16 u. Na 16 u

werkt men met een roulementsysteem: er is telkens 1 dierenarts van 1e dienst, 1 dierenarts van 2

e

dienst en 1 dierenarts vrij. Ook in het weekend wordt gewerkt met 1e en 2

e dienst. Wanneer veel

keizersneden moeten uitgevoerd worden, komt het voor dat zelfs de dierenarts die vrij heeft, klaar

moet staan voor een eventuele oproep.

Hieruit blijkt dat de werkdruk zeer hoog is en de vrije tijd zowel ’s avonds, ‘s nachts als in het weekend

beperkt is. Bovendien krijgt men niet vaak het gevoel van loon naar werk. Het voordeel van een

groepspraktijk is dat men de grote hoeveelheid werk kan verdelen. Toch is het merkbaar dat zelfs met

3 dierenartsen er soms toch te veel werk is en dat klanten even moeten wachten vooraleer een

dierenarts kan komen (tenzij bij spoedgevallen).

De praktijk wordt gekenmerkt door een hoog niveau aan kennis en ervaring op het gebied van

herkauwers, wat de klanten zeker ten goede komt. Er wordt zeer veel aandacht besteed aan

bedrijfsbegeleiding, want voorkomen is steeds beter dan genezen. Het is belangrijk de klanten zo veel

Page 52: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

18

mogelijk te informeren over verplichte vaccinaties en wachttijden, maar ook over bepaalde ziektes,

zoals de IBR en (via folders, infosessies,e.d.).

Als besluit zou ik durven stellen dat deze praktijk veel zorg besteed aan de tevredenheid van zijn

klanten en de ‘gezondheid’ van de bedrijven. Het is duidelijk dat werken als dierenarts in de

rundveesector een zeer hoge werkdruk met zich meebrengt.

Page 53: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

19

3 ALGEMENE REFLECTIE

Beide stages hebben zeker in positieve zin bijgedragen tot mijn opleiding als dierenarts, zowel op vlak

van theoretische kennis en praktische vaardigheden, als op vlak van communicatie met de

klant/patiënt. Ook met het economische aspect van diergeneeskunde in de rundveehouderij en de

voor- en nadelen van verschillende praktijkstructuren, werd ik geconfronteerd. Deze verschillende

aspecten worden hieronder gedetailleerder uitgewerkt.

Theoretische kennis

Het is me erg opgevallen dat er een verschil bestaat tussen het studeren van de theorie en de theorie

toepassen in de praktijk. Het is belangrijk om op een juiste manier te werk te gaan om tot correcte

diagnose te komen. Men moet hierbij steeds logisch te werk gaan: een goede anamnese, klinisch

onderzoek uitvoeren en een probleemlijst opstellen zijn essentieel. Voor elk probleem moet men in

staat zijn een differentiaaldiagnose te kunnen opstellen en meer of minder waarschijnlijke

aandoeningen te onderkennen. Aan de hand van bijkomende onderzoeken (bloedonderzoek,

beeldvorming, urineonderzoek, enz.) kan men tot een definitieve diagnose komen, in de meeste

gevallen althans. Het is eveneens van groot belang om te weten wat de meest geschikte behandeling

voor een bepaalde aandoening is. Zowel op mijn gezelschapsdierenstage als de grote

huisdierenstage werd mijn kennis getoetst en werd uitleg gegeven over de voor- en nadelen van

bepaalde medicatie en welk product je best gebruikt in specifieke gevallen. Ook preventieve

maatregelen zoals vaccineren, ontwormen, preventie van ectoparasieten (bijvoorbeeld vlooien en

schurft) kwamen vaak aan bod. Zeker in de rundveehouderij is het noodzakelijk de juiste vaccins op

de juiste leeftijden toe te dienen voor het verkrijgen van bepaalde statuten.

Praktische vaardigheden

Stage gezelschapsdieren: bij aanvang van mijn stage heb ik voornamelijk geobserveerd, wanneer

operaties werden uitgevoerd. Naarmate mijn dierenarts mijn kennen en kunnen beter kon inschatten

en het vertrouwen groeide, mocht ik assisteren en bepaalde operaties zelf uitvoeren (onder toezicht

van de dierenarts). Ik heb leren hechten, in het begin ging het wat langzaam, maar oefening baart

kunst. Ook het correct injecteren van medicatie en bloed nemen werd mij aangeleerd. Enkele

operaties die ik heb kunnen waarnemen/uitvoeren:

o Castratie hond/kat/konijn

o Ovariëctomie, ovariohysterectomie hond/kat

o Mastectomie

o Tumorresectie

o Detartratie en trekken van tanden

o Blaassondage

o …

Page 54: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

20

Stage grote huisdieren: ik had gekozen om stage te doen bij een dierenarts die zich voornamelijk richt

op rundvee en andere herkauwers, omdat ik aan het twijfelen was tussen optie kleine huisdieren en

optie rund. Ook op deze stage heb ik de kans gekregen om veel handelingen zelf te mogen uitvoeren.

Bovendien heeft het ook geholpen om beter te leren omgaan met runderen, omdat ik voor de stage

weinig ervaring had met deze dieren. Bij keizersneden werd elke stap, van wassen, scheren en

ontsmetten tot hechten van de huid, duidelijk besproken en mocht ik zelf ook verschillende

handelingen uitvoeren. Ik heb geleerd hoe ik met behulp van rectaal en/of vaginaal onderzoek

drachtigheid kan vaststellen, het cyclusstadium kan bepalen en aanwezige pathologische processen

kan onderkennen. Hoewel ik bij enkele moeilijke lammeringen heb kunnen assisteren, is mijn ervaring

op dit vlak nog heel beperkt en zou ik graag volgend jaar een week schapen verlossen om beter te

kunnen anticiperen op moeilijke situaties. Tot slot heb ik kunnen meevolgen hoe klauwen moeten

gekapt worden en hoe stinkpoot het beste behandeld wordt: zowel maatregelen met betrekking tot het

individuele dier als tot de omgeving zijn noodzakelijk.

Uit bovenstaande mag blijken dat ik nu veel verder sta op praktisch vlak dan voor mijn stages, maar

het is belangrijk om de verschillende handelingen/operaties zo veel mogelijk te blijven oefenen.

Helaas is daar geen ruimte voor op onze faculteit.

Communicatieve vaardigheden:

Door stage te lopen, heb ik het belang ondervonden van communicatie met de klant. Een goede,

eerlijke communicatie schept een vertrouwensband tussen klant en dierenarts. Men moet steeds

duidelijk uitleggen aan de klant wat het probleem is, wat de risico’s zijn, de prognose, welke verdere

stappen kunnen ondernomen worden enz. Het is belangrijk dat de klant weet dat de dierenarts alles

wat mogelijk is zal doen om het dier of het bedrijf gezond te houden of te krijgen. Zeker als dierenarts

in de economische sector is het van belang om op de hoogte te zijn van de gang van zaken, de

huidige wetgeving met betrekking tot wachttijden, verboden producten,…

Economisch aspect GHD

Ik heb gemerkt dat een groot deel van het werk als rundveedierenarts bestaat uit bedrijfsbegeleiding.

Preventieve maatregelen zoals vaccineren zijn noodzakelijk om grote verliezen door ziekte te

ontwijken, maar ook andere factoren zoals huisvesting en voeding moeten geoptimaliseerd worden

om de productie te verbeteren. Met andere woorden, het doel is om de kosten zo laag mogelijk te

houden en de winsten zoveel mogelijk te verbeteren. Het is duidelijk dat de dierenarts hierbij een

voorname rol speelt.

Werklast

Zoals reeds opgemerkt bij het gedeelte ‘Analyse van structuur en management praktijk grote

huisdieren’, is de werkdruk zeer hoog als rundveedierenarts: lange dagen, veel uren per week en veel

nachtwerk. Ik vind het een groot voordeel dat je als dierenarts gezelschapsdieren meer kan plannen

en veel regelmatigere uren hebt.

Page 55: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

21

Specialisatiemogelijkheden

Ik denk dat de mogelijkheden om te specialiseren in een bepaald vakgebied beperkter zijn binnen de

groep grote huisdieren ( herkauwers) dan binnen de groep gezelschapsdieren. Vooral het financieel

aspect speelt hierin een rol: aan honden en katten wordt sneller en meer geld gespendeerd om

bepaalde diagnostische onderzoeken of operaties uit te voeren.

Mijn keuze tussen gezelschapsdieren en grote huisdieren en mijn toekomstperspectieven

Deels op basis van deze stage heb ik uiteindelijk de knoop kunnen doorhakken en gekozen voor optie

gezelschapsdieren. Hoewel mijn interesse zowel naar grote als naar kleine huisdieren uitgaat, heb ik

mijn beslissing gebaseerd op alle voor- en nadelen van beide opties. De onregelmatige uren, de

zware fysieke arbeid en mindere mogelijkheid om zich te specialiseren hebben uiteindelijk de doorslag

gegeven. Ook kan men niet ontkennen dat de verdienste als rundveedierenarts in België niet bepaald

schitterend is en men zich dus beter in het buitenland vestigt.

Ik denk dat ik, na het beëindigen van mijn studies, graag terecht zou komen in een 2de

lijnspraktijk. Ik

vond het 1e lijnswerk zeer fascinerend, maar denk dat ik op lange termijn het gevoel zal hebben dat ik

niet ten volle mijn competenties heb benut.

Tot slot wil ik nog vermelden dat deze stages een zeer goed initiatief zijn, ik heb heel veel bijgeleerd,

maar het is jammer dat er slechts 2 weken stage moet gelopen worden en dat het stageverslag zo

veel tijd inneemt, bovenop de masterproef, de lessen en de cursussen. Bovendien is er in het laatste

jaar te weinig vrije tijd om op eigen initiatief langdurig (meerdere weken) stage te kunnen lopen bij een

dierenarts.

Page 56: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

22

4 LITERATUURLIJST

1. Daminet S., Bhatti S. (2010). Algemene en aanvullende ziekteleer van de gezelschapsdieren:

endocrinologie van de gezelschapsdieren. Cursus Faculteit Diergeneeskunde, Gent, p. 44-55;

73.

2. Deprez P., Van Loon G. (2010). Inwendige ziekten van de grote huisdieren. Cursus Faculteit

Diergeneeskunde, Gent, p. 219-220.

5 BIJLAGEN

5.1 Bijlage 1: Bloedonderzoek

Page 57: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE …lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/788/975/RUG01-001788975_2012_0001_AC.pdf · tussen Helicobacter infectie en het voorkomen van gastritis

23

5.2 Bijlage 2: Urineonderzoek

5.3 Bijlage 3: Ochtendurine c/c + de orale high dose dexamethasone suppressietest