Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

27
UNIVERSITEIT ANTWERPEN Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen John Kenneth Galbraith Ijdel journalist of progressief econoom Seminarie Geschiedenis van het Economisch Denken Lawrence Ken 2 e licentie TEW Bedrijfseconomie: Internationale Handels-en Diplomatieke Relaties Academiejaar 2004 – 2005 Leider: Prof.Dr.W.Parys

description

 

Transcript of Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Page 1: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

UNIVERS

Faculteit Toegepas

John KIjdel journa

Seminarie Geschiedenis van het Economi2e licentie TEW Bedrijfseconomie: InternAcademiejaar 2004 – 2005

ITEIT ANTWERPEN

te Economische Wetenschappen

enneth Galbraith list of progressief econoom

sch Denken Lawrence Ken ationale Handels-en Diplomatieke Relaties Leider: Prof.Dr.W.Parys

Page 2: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Inhoudstafel

Inhoudstafel 1

Inleiding 2

Hoofdstuk 1: Leven 3

Hoofdstuk 2: Galbraith’s persoonlijkheid 8

Hoofdstuk 3: Werk 12

3.1 Veelzijdig oeuvre 12

3.2 Verzamelwerken 15

3.3 Galbraith’s drie hoofdwerken 15

The Affluent Society 15

The New Industrial State 16

Economics and the Public Purpose 17

3.4 Ontwikkelingseconomie 18

Hoofdstuk 4: Het institutionalisme 19

Hoofdstuk 5: Het belang van Galbraith heden ten dage 21

5.1 Galbraith’s recentste werk 21

5.2 Galbraith’s ideeëngoed 21

Hoofdstuk 6: Conclusie 23

Bibliografie 25

1

Page 3: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Inleiding

John Kenneth Galbraith is een fascinerend economisch denker. Hoewel miljoenen met veel

plezier zijn theorieën lazen en hij alom geprezen werd omwille van zijn heldere, toegankelijke

teksten stuitte hij vaak op een muur van kritiek van zijn vakgenoten. In het kader van dit

seminarie ‘Geschiedenis van het Economisch Denken’ worden het leven en het werk van

Galbraith uitgebreid belicht.

In het eerste hoofdstuk wordt de levensloop geschetst van de inmiddels 96-jarige denker.

Galbraith’s uitgesproken persoonlijkheid vormt het onderwerp van het tweede hoofdstuk.

Hoofdstuk drie rond het werk van Galbraith behandelt zowel zijn hoofdwerken en

verzamelwerken als zijn boeken over ontwikkelingseconomie en de romans die op zijn naam

staan. In hoofdstuk vier worden de hoofdkenmerken van de institutionele stroming besproken.

Een laatste hoofdstuk gaat na wat de impact is van Galbraith heden ten dage. Ten slotte wordt

een algemeen besluit geformuleerd.

2

Page 4: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Hoofdstuk 1: Leven

Op 15 oktober 1908 werd John Kenneth Galbraith, ‘Ken’ voor zijn vrienden, geboren in Iona

Station, Ontario, Canada. Zijn ouders waren van Schotse afkomst en hadden zich als

veeboeren gevestigd in Canada. De basis voor Galbraith’s politieke ideeën die later zijn

economisch denken sterk zou beïnvloeden kunnen we in deze periode situeren. Galbraith’s

vader was actief in de lokale politiek, streefde naar agrarische hervormingen en was sterk

gekant tegen alles wat als conservatief kon bestempeld worden. ( Beishuizen, 1994, blz. 23 )

Galbraith studeerde van 1926 tot 1931 aan het Ontario Agricultural College ( University of

Guelph ). Hij bleek geen makkelijk persoon te zijn zoals de anecdote over zijn kotgenoten laat

verstaan. De eerste avond van zijn aankomst op de universiteitsresidentie had hij een lang

gesprek met zijn kotgenoot over zijn persoonlijke geschiedenis en politieke ideeën. De

volgende morgen vroeg zijn kotgenoot een andere kamer aan. Met een droog gevoel voor

humor voegt Galbraith er in zijn memoires aan toe: ‘My next roommate lasted until

Christmas’. ( Beishuizen, 1994, blz.23; Galbraith, 1981, blz. 21 )

Op het Ontario Agricultural College raakte hij voor het eerst echt geïnteresseerd in economie

en dit als gevolg van de Grote Depressie. Zijn aandacht ging van dan af uit naar ‘farm

economics’, mede omdat hij ervan overtuigd was dat er veel vraag zou zijn op de

arbeidsmarkt naar mensen die een remedie konden vinden voor de vele problemen. Achteraf

bekeken heeft hij niet veel aan de lessen gehad, noch aan de professoren economie die naar

zijn mening niet in staat waren adequate oplossingen voor te stellen om de crisis te bezweren.

Om het in zijn woorden te zeggen: ‘My first doubts about the competence of economists were

then formed’. ( Galbraith, 1981, blz.26 )

De volgende halte in zijn academische carrière was de University of California in Berkeley

waar hij de doctorstitel behaalde. Vervolgens werd hij tutor en instructor op de Harvard

University in Cambridge Massachusetts. Het was in deze functie dat hij kennis maakte met de

Kennedy’s. Later zou hij bevriend raken met John F. Kennedy waarvoor hij speeches zou

schrijven wanneer Kennedy president was. ( Beishuizen, 1994, blz. 24 )

Een belangrijk jaar voor Galbraith was 1937. Niet alleen trouwde hij, maar hij volgde als

postdoctoraal student ook de lessen economie. Hij raakte alsmaar meer overtuigd van het idee

3

Page 5: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

dat de klassieke economische theorieën geen praktisch nut meer hadden. Zo zei hij over het

werk Principles of Economics van Alfred Marshall: ‘It does not describe the world as it is’.

Marshalls theorieën bevatten het klassieke denkkader van de vrije markt. Zo wordt ervan

uitgegaan dat er vele concurrerende bedrijven zijn die allen hun winsten willen

maximaliseren. Zij komen op de markt de nog talrijkere consumenten tegen die er allen naar

streven hun nut te maximaliseren en dit doen terwijl ze hun inkomen rationeel distribueren.

De rol van de staat in dit model bestaat erin om te voorzien in publieke goederen. Prijzen

bestaan uit de kostprijs plus een minimale winst. Er is geen werkloosheid, geen inflatie en

geen depressie. Galbraith zag vooral in de grote bedrijven, de vakbonden en de welvaartsstaat

elementen uit de werkelijkheid die niet adequaat werden gereflecteerd in Principles of

Economics. Toch beschouwde Galbraith het bestuderen van Marshalls werk niet als

tijdverspilling. Volgens hem ‘to know what is right, one must have a firm grasp on what is

wrong’. ( Beishuizen, 1994, blz.24; Galbraith, 1981, blz. 39 )

In 1939 verliet hij Cambridge om gedurende korte tijd als assistant professor in de economie

verbonden te zijn aan de Princeton University. Het elitaire karakter van de universiteit,

gekoppeld aan het snobisme en racisme dat hij daar ervaarde plus zijn intense afkeer voor de

gemiddelde Princeton-student stootten hem af. Een jaar later verliet hij Princeton en ging

werken voor de overheid. In het kader van de New Deal politiek van president Roosevelt

werd Galbraith opgedragen te bestuderen wat het effect was van publieke werken op de

economie. ( Beishuizen, 1994, blz.24 )

Tijdens de oorlog was Galbraith eerst directeur van het Office of Price Administration. Zijn

taak bestond erin te voorkomen dat de Amerikaanse oorlogseconomie ten onder ging aan

inflatie. Het beheer van de prijzen door de progressieve Galbraith werd niet door iedereen

gesmaakt en in 1943 werd hij tot aftreden gedwongen. Hij bleef niet op zijn lauweren rusten

en werd redacteur bij het zakentijdschrift Fortune. Hoewel hij nooit militaire acties van

dichtbij heeft meegemaakt daar hij omwille van zijn lengte ( twee-meter-vier ) geweigerd

werd door het leger, vroeg men hem begin 1945 om mee te werken aan het United States

Bombing Survey. Doel van het onderzoek was het nagaan van de effectiviteit van de

geallieerde bombardementen. De conclusie was ontnuchterend: enkel de bombardementen

van juni 1944 hadden de Duitsers daadwerkelijk schade toegebracht. Na de publicatie van het

rapport bleef Galbraith nog even meedraaien in en rond het militaire apparaat als directeur

van het State Department’s Office of Economic Security Policy. Een man als Galbraith kon

4

Page 6: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

uiteraard niet om met de verstikkende bureaucratie die er heerste en na een jaar ging hij

opnieuw bij Fortune aan de slag. ( Beishuizen, 1994, blz.25 )

Eind 1948 besloot Galbraith opnieuw naar Harvard te gaan. De gemoederen raakten duchtig

verhit toen hij te kennen gaf dat hij zijn positie als lecturer, lesgever, te min vond. Een jaar

later werd hij benoemd tot hoogleraar in de agrarische economie. Galbraith gaf toe dat deze

positie alsook zijn latere als hoogleraar ‘industrial organization’ hem de kans boden te reizen,

te schrijven en zijn politieke werk te verrichten. ( Beishuizen, 1994, blz.25-26 )

Het zal weinigen verbazen dat zijn politieke voorkeur uitging naar de democratische partij.

Galbraith stond mee aan de wieg van de ‘Americans for Democratic Action’, een linkse factie

binnen de partij. Hij schreef teksten en speeches voor zes presidentskandidaten, maar enkel

John F.Kennedy werd nadien verkozen. Het moet voor de progressieve Galbraith

onaangenaam geweest zijn om vast te moeten stellen dat het land telkens de Republikeinse

kandidaat prefereerde. ( Beishuizen, 1994, blz.26 )

De in 1960 verkozen Kennedy vergat zijn goeie vriend uiteraard niet en bood hem een plaats

als ambassadeur in India aan. Galbraith accepteerde het ambassadeurschap. Net als bij het

hoogleraarschap aan Harvard verbaasde hij zich erover hoe zo’n hooggewaardeerde plaats zo

weinig werk inhield. Schertsend verklaarde hij dat het ‘a spectacular example of (…)

disguised unemployment’ was. Toch verhinderde hij als ambassadeur een escalatie van een

grensconflict tussen India en China. ( Beishuizen, 1994, blz.27 )

Galbraith stak ook zijn nek uit voor de zwarten in de Amerikaanse samenleving. Hij trok zijn

lidmaatschap van de Cosmos Club in Washington – een serviceclub zoals bijvoorbeeld de

Rotary – in omdat men geweigerd had een zwarte diplomaat lid te maken. President Kennedy

volgde het voorbeeld van zijn vriend. ( Beishuizen, 1994, blz.28 )

Na zijn ambassadeurschap keerde Galbraith terug naar Harvard. Hij onderhield ook goede

contacteren met president Johnson. Beiden hielden er vrijwel dezelfde sociaal-economische

inzichten op na waardoor Galbraith zijn stempel drukte op de War on Poverty. De Vietnam-

oorlog betekende een definitieve breuk tussen beide mannen. Johnson stond volledig achter de

troepen en de interventie. Galbraith noemde het ‘a military effort which served no American

purpose and (…) wholly misjudged the nature of power and the scope for influence in the

5

Page 7: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

post-colonial world’. In 1967 wond hij er nog minder doekjes om door samen met de andere

leden van de ‘Americans for Democratic Action’ de Dump-Johnson-beweging op touw te

zetten. Galbraith’s politieke impact kwijnde weg na dit soort provocaties aan het

establishment. Wie dacht hij daardoor zijn mond hield over bijvoorbeeld Johnson’s opvolger

Richard M. Nixon had het bij het verkeerde eind. Diens beleid, houding en opvattingen

contrasteerden zo met die van Galbraith dat deze laatste hem ‘a premeditated assault on the

public decency and interest committed in broad daylight’ noemde. ( Beishuizen, 1994, blz. 27

en blz.42 )

Schrijven deed hij nog steeds aan een razendsnel tempo. Tussen 1975 en 1992 verschenen van

zijn hand maar liefst twaalf boeken en ontelbare artikels in dagbladen en tijdschriften. Zijn

regelmatige artikels en interviews voor Playboy Magazine zijn nogmaals een bewijs dat de

man allesbehalve een stereotiepe econoom was. Hij slaagde er ook in het grote publiek warm

te maken voor de economische wetenschap, getuige het succes van ‘The Age of Uncertainty’.

Dit was een 13-delige televisieserie die hij voor de BBC maakte en waarin de geschiedenis

van de economie centraal stond. Het maakte Galbraith tot een publieke beroemdheid. ( Blaug,

1998, blz.75; Beishuizen, 1994, blz.27 )

Eind jaren ’80 was hij nog actief begaan met de problematiek van de Koude Oorlog. Begin

jaren ’90 waren het de economische aspecten van de internationale veiligheid die zijn

interesse wegdroegen. De laatste jaren is het rond de publieke figuur Galbraith stil geworden,

hoewel de man niet ophoudt met schrijven. Hij jaagt ook nog voortdurend mensen tegen zich

in het harnas. Een artikel in een recente editie van Journal of the History of Economic

Thought noemt hem nochtans niet controversieel omdat zijn ideeën door vele vakgenoten

gewoon genegeerd werden of afgedaan werden als ‘geschift’. ( Backhouse, R.E., 2004;

Beishuizen, 1994, blz. 28 )

De waardering voor zijn werk blijkt uit zijn Medal of Freedom die hij kreeg van president

Truman, maar vooral uit zijn benoeming tot voorzitter van de American Economic

Association in 1971. Dit gebeurde niet met ieders steun volgens Samuelson en Thurow, beide

mede-economen die zeiden dat ‘although anywhere from a third to half of all AEA members

are not Galbraith fans, he did ( and does ) have his share of strong backers.’ In 1991 had

Galbraith al 45 eredoctoraten op zak, een hoeveelheid waarover hij al in 1961 concludeerde

6

Page 8: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

dat ze een snel dalend marginaal nut hebben voor de ontvanger. (Beishuizen, 1994, blz. 14,

33-34 ).

7

Page 9: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Hoofdstuk 2: Galbraith’s persoonlijkheid

Galbraith’s maatschappijkritische instelling zal blijken uit de bespreking van enkele van zijn

belangrijkste werken in het volgende deel van deze paper. In dit deel komt de fascinerende

persoonlijkheid van Galbraith aan bod. Hij is een kleurrijk figuur die waarschijnlijk enkel

voor het excentrisme van een econoom als Thorstein Veblen moet onderdoen.

Galbraith bespreekt in zijn memoires de impact die een persoon als Veblen op hem

uitoefende. Galbraith kon zich vooral vinden in Veblens niet-aflatende kritiek tegen diegene

die omwille van rijkdom, beroep of afkomst zich een aura van superioriteit aanmaten.

Galbraith was van Schotse afkomst en werd vaak geconfronteerd met dit soort houding van de

stedelingen van Ontario die van Engelse afkomst waren. Galbraith loofde Veblen, maar

bekritiseerde hem ook. Hij vond de schier antropologische studie en dissectie van de

Amerikaanse rijken Veblens sterkste punt. Diens invulling van het begrip ‘conspicuous

consumption’ als een sociaal-geïnspireerde vorm van consumptie in een samenleving waar

over-consumptie ervaren wordt als een sociale norm kon ook op veel bijval rekenen van

Galbraith. Hij bekritiseerde evenwel Veblen’s gebrek aan voorgestelde alternatieven. Veblen

was allesbehalve een constructief denker en Galbraith zag het gevaar in van een al te

Vebleniaanse denkwijze. Dit zou een soort voortdurend pessimisme zijn, een scepticisme

tegenover elke bewering dat een hervorming beterschap zou kunnen brengen. Hiertegen wil

Galbraith zich afzetten. Wat hij wel overduidelijk van de man erfde is diens tendens naar

subversieve en van de gangbare normen afwijkende meningen. Met zijn droog gevoel voor

humor beschrijft Galbraith het plezier van het schoppen tegen de schenen van het

establishment: ‘One of my greatest pleasures in writing has come from the thought that

perhaps my work might annoy someone of comfortably pretentious position.’ Hij maakt zich

echter geen illusies over dit soort mensen. ‘Then comes the saddening realisation that such

people rarely read.’ ( Galbraith, 1981, blz.40-41 )

Er werden ook artikels gewijd aan vergelijkingen tussen ideeën van Galbraith en ideeën van

Veblen. Zo worden duidelijke parallellen getrokken tussen de ‘New Order’ van Veblen en de

‘New Industrial State’ van Galbraith. Beiden schreven ook uitgebreid over het onderscheid

tussen eigenaars en managers. ( Rutherford, M., 1981; Endres, T., 2004 )

8

Page 10: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Galbraith zette zich in voor de rechten van de vrouw. Hij was een hevig voorstander van

zogenaamde ‘affirmative action’ wat we kunnen invullen als een vorm van positieve

discriminatie. Ook ten opzichte van de zwarte bevolking in de Amerikaanse samenleving zette

Galbraith zich actief in. ( Beishuizen, 1994, blz. 28 )

Door zijn associatie met filmsterren, politici en kunstenaars was Galbraith een beroemdheid

die ervoor zorgde dat de economie een glamoureus tintje kreeg. Door alle royalties op zijn

publicaties en de succesvolle televisieserie zat Galbraith er financieel warmpjes bij. Zo had hij

bijvoorbeeld een appartement in het Zwitserse Gstaad waar hij hield van het skieën en het

schrijven. Toch gaf hij royale sommen aan de economische faculteit van Harvard en weigerde

einde jaren ’60 loonsverhogingen. Hij had het geld eenvoudigweg niet meer nodig. Omwille

van zijn welstellendheid kreeg hij vaak de wind van voren omdat velen vonden dat hij

onmogelijk kon weten wat het beste was voor de werkende klasse. Hij was het hier absoluut

niet mee eens. Eerst en vooral vond hij dat zijn exacte loon niemand’s zaken waren.

Bovendien argumenteerde hij dat zijn financiële onafhankelijkheid hem juist in staat stelde

om bepaalde problemen aan te kaarten waar anderen dat niet konden. ( Beishuizen, 1994, blz.

31-32 )

Net als Veblen had Galbraith een afkeer van snobisme dat voortvloeide uit rijkdom.

Intellectueel snobisme daarentegen was hem verre van vreemd. Een kort fragment uit zijn

memoires waarin hij reflecteert op de verschillende universiteiten waar hij doorheen zijn

carrière vertoefde drukt het nog het beste uit: ‘I suffered from a problem in personal relations

that I never quite overcame. This was not so much from being more versatile, more diligent or

perhaps more able than my colleagues. Such can be tolerated. The damage arose from my fear

(…) that my superiority would not be recognized’. ( Galbraith, 1981, blz. 28 )

Ook in zijn memoires komt dit element tweemaal hoogst amusant ter sprake. Een eerste keer

in het FBI-rapport dat werd opgesteld alvorens men hem de toestemming gaf om met

president Kennedy samen te werken. De feitelijke gegevens waren allen uitermate positief.

Zijn collega’s merkten echter ook op dat hij ‘an unduly well-developed view of my own

intellectual excellence’ had. Een tweede keer komt zijn intellectueel snobisme naar voor in

een profiel dat de New York Times had gemaakt van Galbraith als de nieuwe VS-ambassadeur

in India. De krant had zijn professionele kwaliteiten bejubeld, maar hem ook arrogant

genoemd. De volgende dag zat Galbraith te ontbijten met Kennedy. Deze laatste vroeg hem

9

Page 11: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

wat hij van het artikel vond. Galbraith antwoordde: ‘it was fine, but I didn’t see why they had

to call me arrogant’. Waarop de president gevat repliceerde: ‘I don’t see why not. Everybody

else does’. ( Galbraith, 1981, blz.68-69 )

Omwille van Galbraith’s progressieve, zelfs subversieve ideeën besloot J.Edgar Hoover de

toenmalige directeur van het FBI een grootscheeps onderzoek naar hem te voeren. De

conclusie van het rapport loog er niet om: ‘Investigation favourable except conceited,

egotistical and snobbish’. ( Beishuizen, 1994, blz. 33 )

Galbraith vindt bovendien van zichzelf dat hij veel beter schrijft dan zijn collega’s en steekt

dit niet onder stoelen of banken. Daarenboven beschouwt hij zichzelf als uitermate competent

voor de verschillende functies die hij gedurende zijn loopbaan vervult. Hoewel de lezer zijn

subtiele sarcastische ondertoon niet uit het oog mag verliezen klinkt het bij Galbraith kort en

krachtig: ‘Modesty is a vastly overrated virtue’. ( Beishuizen, 1994, blz. 29 )

Waar hij echter wel bescheiden over doet is zijn wiskundige kennis. Niet alleen heeft hij er

geen aanleg voor, iets wat hij nooit onder stoelen of banken steekt, maar doorheen zijn

opleiding raakt hij er alsmaar meer van overtuigd dat het nuttiger is te vertrekken van

‘common sense’, de directe observatie van wat voor iedereen overduidelijk zou moeten zijn.

Uiteraard leidt dit tot hevige kritiek. De zwakke kwantitatieve onderbouw van zijn

economische werken is een van de vaakst gebruikte argumenten door Galbraith’s talrijke

tegenstanders. Galbraith verweert zich hiertegen door te stellen dat cijfers in de wetenschap

zo vaak worden misbruikt om de eigen theorie te ondersteunen. Hij werd in deze overtuiging

gesterkt toen hij ooit op Harvard een heel examen statistiek diende af te leggen dat specifiek

handelde over het misbruik van cijfers in de wetenschap.

( Beishuizen, 1994, blz. 51 )

Tijdens dit seminarie zagen we dat een aantal economen uit een landbouwersgezin afstamden.

De vraag werd toen gesteld naar de impact die dit kan hebben op de academische carrière van

iemand. Galbraith schrijft in zijn memoires wat het volgens hem als gevolg heeft. Volgens

hem lijden mensen met een achtergrond als landbouwer aan een minderwaardigheidscomplex.

Dit, zegt Galbraith, ‘is compensated for by vigorous assertion of the economic importance of

agriculture and the spiritual and moral qualities that accrue from close association with the

soil’. Volgens Galbraith zal dit minderwaardigheidscomplex ook zijn neerslag vinden in het

10

Page 12: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

academische en professionele leven evenals in iemands politieke affiniteiten. Dit biedt

mogelijk een verklaring voor een van de vaakst gehoorde kritieken op Galbraith als persoon,

namelijk dat hij zo’n ontzettend omhoog gevallen ijdeltuit kan zijn. Mogelijk wil hij

overcompenseren voor zijn landbouwersachtergrond. ( Galbraith, 1981, blz. 13 )

Galbraith is ook gefascineerd door de vergelijking van het prijsverloop van agrarische

producten en industrieproducten. Verschillen verklaart hij door erop te wijzen dat de

landbouwsector voornamelijk gekenmerkt wordt door perfecte concurrentie.

Industrieproducten zijn dan weer het domein van oligopolies en monopolies.

( Beishuizen, 1994, blz. 86 )

Als er een element is waar zowel zijn voorstanders als zijn tegenstanders het over eens zijn

dan is het zijn fenomenale schrijverskunst. Hij beschouwde het als zijn taak om boeken over

economische onderwerpen te schrijven die eenvoudigweg goed geschreven waren. Hij

verbaasde zich telkens weer over het grote aanbod aan weinig toegankelijke en slecht

geschreven boeken dat op de markt was. Zijn mede-economen misten volgens hem de timing,

het gevoel om te merken of een zin al dan niet geslaagd was. Bovendien werkte hij steeds met

een vijftal herzieningen en trachtte hij zijn teksten tot het essentiële te herleiden. Als de

bovengenoemde bespiegelingen op het barslechte aanbod aan economische boeken al kwaad

bloed zetten bij zijn collega’s dan deed hij er nog een schepje bovenop door te stellen dat

‘there are no propositions in economics that can't be stated in clear, plain language.’ Hiermee

geeft hij – meermaals – te kennen dat sommige auteurs door eenvoudige zaken complex voor

te stellen zichzelf belangrijker trachten voor te doen dan ze zijn. Galbraith’s tegenstanders

hekelen dan weer zijn toegankelijkheid en degraderen hem tot ‘journalist’ wat in de

academische wereld als scheldwoord mag aanzien worden. ( Beishuizen, 1994, blz.34, 40-43 )

Om de figuur van Galbraith volledig in te kleuren mogen we zijn fascinatie voor vrouwelijk

schoon niet uit de weg gaan. Niet alleen doorspekte hij krantenartikels en boeken met korte

fragmenten die deze of gene jongedame bewierookten, tijdens zijn ambassadeurschap in India

reisde hij graag rond in het gezelschap van Jacqueline Kennedy of Angie Dickinson. Wanneer

een – in zijn woorden ‘sensationally good-looking woman – hem in een interview vroeg hoe

het mogelijk was dat Galbraith toch nog steeds getrouwd was antwoordde hij dat een huwelijk

enkel stand kan houden ‘if the principals don’t see too much of each other’.

( Beishuizen, 1994, blz.27 en blz. 29 )

11

Page 13: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Hoofdstuk 3: Werk

Dit deel van de paper beoogt een overzicht te geven van de immense diversiteit die aan bod

komt in het omvangrijke oeuvre van Galbraith. Zijn belangrijkste werken komen aan bod,

evenals een bespreking van het institutionalisme, de stroming waarin Galbraith’s denken het

vaakst wordt geplaatst. Dit hoofdstuk bestaat uit drie delen. Eerst wordt een overzicht

gegeven van een reeks werken van Galbraith die zijn diversiteit aantonen. Vervolgens wordt

zijn beroemde trilogie besproken. Tenslotte wordt even stil gestaan bij de werken omtrent

ontwikkelingseconomie, een vakgebied waarin hij een pionier was.

3.1 Veelzijdig oeuvre

American Capitalism: The Concept of Countervailing Power ( 1952 )

American Capitalism is Galbraith’s eerste succesrijke boek. Het is een ( te ) optimistisch boek

over het succes van de Amerikaanse economie na de Tweede Wereldoorlog. Galbraith toont

aan dat deze economie volgens de klassieke theorieën slecht had moeten functioneren omdat

de vrije concurrentie doorheen de oorlogsjaren plaats had geruimd voor grote oligopolistische

ondernemingen. Toch doet ze het opmerkelijk goed en Galbraith schrijft dit toe aan het

concept ‘countervailing power’. Wanneer de ‘onzichtbare hand’ het laat afweten in een

economie ziet de overheersende groep – vragers of aanbieders – zich geconfronteerd met een

‘tegenmacht’ die opnieuw voor evenwicht zorgt. Hij geeft als voorbeelden de

consumentenbond tegenover de producenten en de vakbeweging tegenover de

werkgeversorganisaties. De ‘countervailing power’ ontstaat volgens Galbraith vanzelf waar

het nodig is. Een situatie van inflatie acht hij gevaarlijk omdat de werkgevers en werknemers

het op een akkoordje zouden kunnen gooien om de hogere loonkosten aan de consument door

te rekenen. De ‘tegenmacht’ zou haar werk met andere woorden niet vervullen. Galbraith

geeft later toe dat hij te optimistisch was daar sommige groepen in de samenleving te zwak

zijn om een afdoende ‘tegenmacht’ te vormen. Het is dan ook de taak van de overheid om

hierin een regulerende rol te spelen. Ondanks de aanvankelijk goede ontvangst werd het werk

door vele van zijn vakgenoten met de grond gelijkgemaakt. Zij wezen erop dat het ontstaan

van een ‘tegenmacht’ eerder uitzonderlijk was. ( Beishuizen, 1994, blz.62-64 )

12

Page 14: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

A Theory of Price Control ( 1952 )

Galbraith toont zich na zijn werk bij het Office of Price Administration een heilig voorstander

van het beteugelen van de inflatie via een efficiënte loon-en prijspolitiek. Deze nadruk op het

voorkomen van inflatie is opmerkelijk voor een progressieve denker. A Theory of Price

Control is vooral belangrijk omdat de lauwe ontvangst Galbraith deed besluiten resoluut een

andere koers te volgen in zijn academische carrière. Voortaan zou hij voor een groot publiek

schrijven en aldus druk uitoefenen op zijn collega’s die zijn puur academische werk in de

vergeethoek dreigden te drukken. ( Beishuizen, 1994, blz. 66 )

The Great Crash, 1929 ( 1954 )

Een gelauwerd werk waarin hij nauwgezet weergeeft hoe de speculatiewoede de

aandelenkoersen zo kunstmatig hoog joeg alvorens het noodlot toesloeg. Hij doorspekt het

boek met citaten van president Coolidge en een hele batterij aan financiële experts die tot een

week voor ‘zwarte donderdag’ volhielden dat er geen vuiltje aan de lucht was. Volgens hem

kan de oorzaak gevonden worden in het geschokt vertrouwen van de belegger. Dit soort

schokken komt volgens hem steeds voor bij speculatiegolven. ( Beishuizen, 1994, blz. 76-77 )

Het is opmerkelijk dat het boek een New York Times bestseller werd omdat Galbraith

wederom heilige huisjes aanviel. Ditmaal hekelde hij de gebrekkige tussenkomt door de

Federal Reserve Board. Door leningen toe te staan aan de handelsbanken werd de

speculatiewoede aangewakkerd.

( Beishuizen, 1994, blz. 78-79 )

Hoewel het boek op een vrij goede ontvangst kon rekenen zien we dat de vele uitlatingen van

Galbraith over zijn collega’s ervoor zorgen dat hij in bijvoorbeeld Reflections on the Great

Depression uit 2003 nog niet in een voetnoot is terug te vinden. ( Dimand, R.W., 2004 )

The McLandress Dimension ( 1963 )

Deze satirische roman vertelt het verhaal van de psychometrist McLandress die erin geslaagd

is een coëfficiënt te berekenen die weergeeft hoe lang mensen aan iets of iemand anders dan

zichzelf kunnen denken. Het biedt Galbraith uitgebreid de mogelijkheid om een aantal

ongeliefde personen op de korrel te nemen. Zo zou Richard Nixon slechts drie seconden

scoren. De Gaulle blijkt aanvankelijk een monsterscore van zeveneneenhalf uur te halen wat

de wetenschapper voor een raadsel stelt. Wanneer hij echter incalculeert dat De Gaulle tussen

13

Page 15: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

zichzelf en heel Frankrijk geen verschil kent wordt het correcte resultaat van negentig

seconden gevonden. ( Beishuizen, 1994, blz.37 )

The Triumph ( 1968 )

In dit boek hekelt Galbraith de Amerikaanse buitenlandse politiek. ( Beishuizen, 1994 )

Indian Painting ( 1968 )

Een niet-economisch werk dat de veelzijdige interesses van Galbraith aantoont.

( Beishuizen, 1994, blz.36-37 )

The Age of Uncertainty ( 1977 )

Dit werk is de directe neerslag van een succesvolle televisieserie van de BBC. Galbraith

behandelt de teloorgang van de monetaire stabiliteit ( de goudstandaard ), de klassenstructuur

en het machtssysteem, de depressie, de Vietnam-oorlog en andere gebeurtenissen die volgens

hem een beslissende invloed hebben op de heersende tijdsgeest. Ook bespreekt hij de

belangrijkste economische denkers en gaat voor het eerst in op het onderwerp van de

onderneming en haar immense impact op consument en overheid.

( Beishuizen, 1994, blz. 80 )

The Anatomy of Power ( 1983 )

De meest uitgebreide analyse van de oorsprong, uitoefening en veranderingen van macht

volgens Galbraith vinden we in dit werk terug. ( Beishuizen, 1994, blz. 69-70 )

Economics in Perspective: a critical history ( 1987 )

Volgens het gezaghebbende tijdschrift ‘History of Political Economy’ is het uitgangspunt van

het werk erg ambitieus, maar vrij onsuccesvol. Galbraith wil aantonen dat economische

theorieën afhankelijk zijn van het historische tijdperk waarin ze geformuleerd worden. De

loskoppeling tussen economie en de geschiedenis is dus onzinnig. Wat de waarde van het

boek is, wordt fel gecontesteerd. Galbraith maakt het zichzelf niet makkelijk door de klassieke

economie te beschrijven als ‘a defense for a quiet, noncontroversial life’. Het biedt dus

zekerheid en standvastigheid voor de beoefenaar, maar daar houdt het dan ook op.( Brandis,

R., 1990 )

14

Page 16: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

A Tenured Professor ( 1990 )

Een leuke roman over een Harvard professor economie die een ‘index van irrationele

voorspellingen’ uitvindt die hem in staat stelt de collectieve speculatieve waanzin aan te

wenden om schatrijk te worden. Toch is het boek niet enkel bedoeld om de lezer te vermaken.

Zo lucht Galbraith onder andere zijn hart over de vrouwenbeweging die in zijn ogen te

vriendelijk is geworden. Een van de hoofdpersonen pleit voor een dynamischere houding en

een terugkeer naar de tijd waarin beha’s naar de prullenmand werden verwezen.

( Beishuizen, 1994, blz. 37 )

In de jaren ’90 verschijnen nog The Culture of Contentment, A Journey Through Economic

Time: A Firsthand View en The Good Society: The Humane Agenda.

3.2 Verzamelwerken

Een overzicht van alle verzamelwerken van Galbraith zou ons te ver voeren. Een korte

opsomming van een aantal onderwerpen die door de veelschrijver worden behandeld zal

volstaan om zijn diverse interesses te belichten. Zo komen onder andere aan bod: de plaats

van de kunstenaar in het economisch leven, investeren in de mens, Henry Ford, het kopen van

oude boerderijen, verhandelingen over goed schrijven, de sociologie van de economie, de

architectuur van openbare gebouwen, de armoede in de Derde Wereld, de Amerikaanse

buitenlandse politiek, de noodzaak van een minimuminkomen en het pleiten voor een betere

positie voor vrouwen en minderheden.

( Beishuizen, 1994, blz.87-88 en 91 )

3.3 Galbraith’s drie hoofdwerken

Deze drie werken draaien allen rond het thema ‘industrial organisation’. Galbraith omschreef

dit als ‘the economics of a society dominated by the big corporations’. Soms verwijst men

naar deze trilogie van boeken als het ‘Galbraithian system’.

The Affluent Society ( 1958 )

Volgens Blaug ‘it remains to this day the most widely read book by any modern economist’.

In dit werk argumenteert Galbraith dat de moderne consument verzadigd is door zijn rijkdom.

Reclame oefent een zeer grote invloed uit en creëert een vraag naar snuisterijen, prullaria,

15

Page 17: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

gadgets,…kortom zaken die mensen überhaupt niet nodig hebben. Economen behandelen

deze artificiële vraag echter alsof ze oorspronkelijk uitging van de consumenten zelf. Volgens

Galbraith gaan ze hier voorbij aan het feit dat consumentensoevereiniteit werd vervangen

door producentensoevereiniteit. Nefast vindt Galbraith ook de ideeën uit de ‘conventional

wisdom’ die volhouden dat alleen de private sector welvaart creëert en dat een progressieve

belastingheffing economische initiatieven tegenhoudt. ( Blaug, 1998; Beishuizen, 1994, blz.

104-108; Galbraith, 1985, blz. 6 )

Galbraith argumenteert dat de reclame behoeften creëert die er oorspronkelijk niet waren.

Mensen gaan geld lenen om aan deze behoeften te voldoen en de goederen en diensten aan te

kopen. Velen werken zich hiervoor in de schulden. Aangezien schuldcreatie voor instabiliteit

en onzekerheid zorgt in het economisch leven zou de overheid een stabiliserende rol moeten

spelen door meer te laten produceren in het publieke domein. Als voorbeelden geeft Galbraith

het onderwijs en de gezondheidszorg. Dit soort productie wordt echter gediscrimineerd door

de ‘conventional wisdom’ zoals hierboven aangehaald. De financiering van de publieke

sector, met name door het overheidsbudget, staat onder veel striktere controle dan de private

sector. Hierdoor wordt te weinig geïnvesteerd in publieke diensten zoals wegen, scholen,

musea, politie, … die vitaal zijn voor een samenleving. Er treedt als het ware een

discriminatie op ten opzichte van de publieke sector. Mensen accepteren bijvoorbeeld

ingenieurs als gewaardeerde medeburgers ook al willen ze hun producten pas nadat de

reclame er een behoefte voor heeft gecreëerd. Politici of ambtenaars die pleiten voor een

nieuwe publieke dienst worden daarentegen onmiddellijk gebrandmerkt als verkwisters van

gemeenschapsgeld. Galbraith lanceert het concept van ‘private affluence and public squalor’

wat duidt op de welvarendheid in de private sector en de armoedige toestand van de publieke

sector. Vandaag zou de rampzalige toestand van vele Amerikaanse publieke scholen een mooi

voorbeeld van deze theorie kunnen vormen. ( Beishuizen, 1994, blz. 108-110 )

The New Industrial State ( 1967 )

De wijziging van het initiatief in het economisch leven van consument naar producent wordt

in dit werk geplaatst binnen het instituut van ‘the modern great corporation’. De kern van dit

boek is dat het moderne economische leven wordt gedomineerd door de grote bedrijven. Deze

worden zelf niet langer in de hand gehouden door de wensen van de aandeelhouders, maar

door een combinatie van management en vooral de professionele staf uit de technische,

verkoops- en planningsafdelingen. Deze laatsten groepeert hij onder de noemer

16

Page 18: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

‘technostructuur’. Galbraith verwijt de neo-klassieke theorie al te zeer gefixeerd te zijn op het

winstmotief van de onderneming. Winst is daar de vitale kracht die de hele economische

machine draaiende houdt. De macht binnen de moderne ondernemingen is echter in handen

van de technostructuur. Galbraith wijst erop dat deze management-controle van de

onderneming inhoudt dat winst nu wordt nagestreefd en gemaximaliseerd door mensen die de

winst niet krijgen. De managers die geen eigenaars zijn van de onderneming werken, plannen,

innoveren en investeren om de inkomsten te verhogen van aandeelhouders die ze niet eens

kennen. In Galbraith’s memoires lezen we zijn metafoor hiervoor: ‘ (…) a man obsessed by

sex who devotes his life to enhancing the sexual opportunities of other people whom he has

not met’. ( Galbraith, 1978, blz.63-66; Galbraith, 1981, blz. 537 )

De technostructuur doet ook een ‘nieuwe klasse’ ontstaan, de hogeropgeleiden of in zijn

woorden de ‘educational and scientific estate’. Volgens Galbraith heeft het industriële

systeem minder behoefte aan de kapitaalverschaffers zoals de bank-en financiële wereld, maar

gaat de aandacht voornamelijk uit naar deze ‘nieuwe klasse’ van hogeropgeleiden. Hierdoor

komt er een herwaardering van het onderwijssysteem.

( Blaug, 1998; Beishuizen, 1994, blz.122; Galbraith, 1978, blz.292-295 )

Economics and the Public Purpose ( 1973 )

Het laatste boek uit de trilogie van het ‘Galbraithian system’ vertrekt vanuit een ‘two part’

model. Hij maakt een onderscheid tussen enerzijds de grote industriële systemen met hun

technostructuur en anderzijds de miljoenen kleinere bedrijven. De neoklassieke theorieën die

als fundamenten de perfecte concurrentie hebben, zijn volgens hem enkel van toepassing op

de gigantische groep van relatief kleine ondernemingen. Door de theorieën ook toe te passen

op de industriegiganten gaat men volgens Galbraith volledig voorbij aan de macht die deze

bedrijven hebben. De term ‘oligopolie’ wijst hij van de hand daar ze nog steeds uitgaat van

het idee dat de consument zijn preferenties aan de producent duidelijk maakt. Machtige

bedrijven gaan deze preferenties echter vorm geven via onder andere reclame en marketing-

inspanningen. Een juister uitgangspunt is dus de producentsouvereiniteit.

( Beishuizen, 149, blz.143-150 )

Hoewel het de lezer duidelijk is dat Galbraith voornamelijk voortborduurt op de ideeën uit

The Affluent Society en The New Industrial State worden ook andere hete hangijzers door

Galbraith aangepakt. Zo komen in het werk ook de positie van de vrouw, de begrippen

17

Page 19: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

prestige en macht, de instabiliteit en irrationaliteit van de moderne economie en de

milieuproblematiek aan bod.

( Beishuizen, 149, blz.143-150 )

3.4 Ontwikkelingseconomie

Op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking verricht Galraith baanbrekend werk. Reeds

in het studiejaar 1949-1950 richt hij er op Harvard een cursus over in. Aanvankelijk wordt het

vak door zijn collega’s genegeerd, maar daar komt snel verandering in wanneer in de context

van de Koude Oorlog de Verenigde Staten willen vermijden dat de arme landen ten prooi

vallen aan het communisme. Galbraith’s eerste boek over de ontwikkelingsproblematiek is het

in 1955 verschenen Marketing Efficiency in Puerto Rico. In de jaren ’60, ’70 en ’80 volgen

Economic Development, The Nature of Mass Poverty en The Voice of the Poor.

( Beishuizen, 1994, blz.73-74 )

Ook in dit subdomein van de economie houdt Galbraith er andere ideeën op na dan vele van

zijn collega’s. Zo ijvert hij ervoor dat de middelen uit hulpprogramma’s rechtstreeks moeten

aangewend worden voor onderwijs, kleding, voedsel en medicijnen. Volgens hem dringen de

ontwikkelde landen te vaak hun productiestructuren evenals hun consumptiegewoonten op

aan de arme landen. ( Beishuizen, 1994, blz.73-74 )

Tijdens zijn ambassadeurschap in India raakte hij overtuigd van de nood aan

geboortebeperking. Zoniet wordt de inkomensstijging in het arme land opnieuw teniet gedaan

en komt men weer terecht in het ‘equilibrium of poverty’.

( Beishuizen, 1994, blz. 74 )

Rest ons nog te zeggen dat Galbraith ook drie autobiografische werken heeft geschreven:

The Scotch ( 1964 ), Ambassador’s Journal ( 1969 ) en A Life In Our Times ( 1981 )

( Beishuizen, 1994, blz.19 )

18

Page 20: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Hoofdstuk 4: Het institutionalisme

Hoewel Galbraith zichzelf nooit in een van zijn werken identificeerde met een bepaalde

stroming of economische school, brachten zowel voor-als tegenstander hem onder bij het

institutionalisme.

Volgens Beishuizen kan men zeven kenmerken toeschrijven aan het institutionalisme:

( Beishuizen, 1994, blz. 47-49 )

1.Bij het bestuderen van de economie is het nutteloos enkel te kijken naar nutsmaximaliserend

gedrag zonder dit gedrag te plaatsen in de brede sociale en culturele omgeving. De

institutionalisten wijzen op het belang van de rechtsorde, normen en waarden evenals

organisaties zoals de onderneming, de vakbeweging en de politieke partij.

2.Onveranderende wetmatigheden zijn aan de institutionalisten niet besteed. Vermits

samenlevingen voortdurend aan veranderingen onderhevig zijn dienen economische theorieën

deze veranderingen te incorporeren.

3.De veranderingen waarover sprake in kenmerk twee zijn voornamelijk een gevolg van

wijzigingen in de technologie.

4.Het institutionalisme overschrijdt grenzen met andere sociale wetenschappen. Ook theorieën

uit bijvoorbeeld de sociologie, de psychologie en de antropologie zijn nuttig voor de

economie.

5.Het institutionalisme vertrekt vanuit feiten en bouwt daarop een redenering. Men werkt met

andere woorden volgens de inductieve methode.

6.Het institutionalisme doet vaak aan het zogenaamde storytelling. Dit wordt door Blaug

omschreven als ‘the method of what historians call colligation, the binding together of facts,

low level generalisations, high level theories, and value judgements in coherent narrative, held

together by a glue of an implicit set of beliefs and attitudes that the author shares with his

readers.’ Hoewel storytelling kan leiden tot een onwetenschappelijke werkwijze houden vele

kenners van de literatuur vol dat het kenmerkend is voor de ‘Grote Denkers’. Zo worden

19

Page 21: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Adam Smith, Ricardo, Marx, Keynes, Tinbergen, Hayek en Friedman vaak ‘beschuldigd’ van

storytelling.

7.Het institutionalisme herbergt vele dissidente denkers. Zij zetten zich voornamelijk af tegen

de irreële assumpties die zo kenmerkend zijn voor de theorieën van de klassieke economie.

20

Page 22: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Hoofdstuk 5: Het belang van Galbraith heden ten dage

5.1 Galbraith’s recentste werk In 2004 verschijnt The Economics of Fraud: Truth For Our Time van de inmiddels 96-jarige

econoom. Galbraith bespreekt een 10-tal gevallen van ‘fraude’ binnen het hedendaagse

economische systeem. Hij heeft het onder meer over het gebruik van de term ‘marktsysteem’

dat niet meer is dan een eufemisme voor ‘kapitalisme’ dat een wrange nasmaak heeft. Ook

haalt hij elementen uit zijn vorige werken boven en plaats ze in een coherent geheel. Hij

hekelt dat de macht in bedrijven verschoven is naar de managers die zelfs hun eigen lonen

kunnen vastleggen. Hij wijst op de gevaren van producentensouvereiniteit en de macht die de

private sector uitoefent op het publieke domein. Als voorbeelden geeft hij de defensie en

verkiezingen. Galbraith hekelt het feit dat bedrijfslieden de overheid beschuldigen van

bureaucratie terwijl ze zichzelf wijsmaken dat ze zelf niet in een ver doorgedreven

bureaucratie tewerkgesteld zijn. Verder behandelt hij de hypocrisie rondom werk en de fraude

van economische voorspellingen. Over dit laatste zegt hij dat diegenen die de toekomstige

financiële performantie van een bedrijf of een industrie voorspellen niet meer inzien dat ze

zelf ook in het duister tasten. (The Economics of Innocent Fraud: Truth For Our Time:

Amazon.com productpagina, 2005 )

5.2 Galbraith’s ideeëngoed Een van de belangrijkste punten van kritiek op de huidige vorm van globalisering betreft het

feit dat de macht van de nationale staten wordt uitgehold. Hierdoor verliezen ze ook hun

greep op het economisch leven. Galbraith ziet deze tendens met lede ogen aan. De noodzaak

aan een krachtige en actieve overheid loopt dan ook als een rode draad doorheen zijn werk.

( Beishuizen, 1994, blz.17 )

Als anti-militarist werkte Galbraith een aantal politieke pamfletten uit. In het eerste, How to

Get Out of Vietnam, waarschuwt hij voor het over één kam scheren van alle Vietnamezen en

pleit hij voor de terugtrekking van de Amerikaanse troepen. Het tweede pamflet, How to

Control the Military, waarschuwt voor een te nauwe samenwerking tussen de regering en de

wapenindustrie. Belangenvermening zou ertoe kunnen leiden dat oorlogen gevoerd worden

om louter economische motieven. Het lijkt onnodig de lezer erop te wijzen dat de huidige

oorlog in Irak de Amerikaanse wapenindustrie geen windeieren zal hebben gelegd.

21

Page 23: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

( Beishuizen, 1994, blz. 84-85 )

Algemeen kunnen we uit Galbraith’s werk de volgende elementen aanduiden die heden ten

dage nog steeds relevant zijn:

- De macht van de grote bedrijven

- De belangrijke rol die voor de staat is weggelegd en daarmee gepaard gaande een

herwaardering van publieke goederen en diensten ( The Affluent Society )

- Het ijveren voor een beter beheer van onze middelen en het in vraag durven stellen

van de ongebreidelde groei ( The Affluent Society )

- De aandacht voor corporate governance ( New Industrial State )

- Het belang van de ‘nieuwe klasse’ die doet denken aan de moderne term ‘human

capital’ dat we kunnen kaderen in de zogenaamde kenniseconomie ( New Industrial

State en Economics and the Public Purpose )

In het kader van de diversiteit van Galbraith’s werk en diens persoonlijke leven is het

duidelijk dat hij voortdurend streefde naar het situeren van de economie in de bredere context

van het maatschappelijk leven. Ook pleitte hij voor een herziening van de verouderde

economische theorieën die zijn inziens niet langer aan de realiteit beantwoordden.

22

Page 24: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Conclusie

John Kenneth Galbraith schreef voor een breed publiek en met zijn combinatie van heldere

teksten, interessante theorieën en goed gevoel voor humor boekte hij immense successen. De

heftige reacties en vernietigende kritiek van mede-economen hebben meerdere oorzaken.

Eerst en vooral konden velen zich niet verzoenen met het feit dat Galbraith de gangbare

economische overtuigingen en uitgangspunten in vraag stelde. Een tweede factor is zeker en

vast de jaloezie die ze voor de veelzijdige schrijver voelden.

Galbraith is meer dan een ‘enfant terrible’. Hij ijverde ervoor dat de economie opnieuw

geplaatst werd in de bredere context van de samenleving. De sociale wetenschappen, de

geschiedenis en vooral de politiek waren factoren die de klassieke economie te vaak als extern

of niet-relevant afdeed. Uit de diversiteit van zijn werken en interesses blijkt duidelijk dat hij

een hekel had aan vakidioten, een element waarmee hij natuurlijk opnieuw in botsing kwam

met de economen pur-sang.

We zagen dat zowel voor-als tegenstanders hem bij het institutionalisme plaatsen. Vele

elementen van deze stroming vinden we inderdaad terug in het omvangrijke oeuvre van

Galbraith. Hij zette zich duidelijk af tegen de heersende opvattingen van de klassieke

economische theorie die hij te ver verwijderd vond van de realiteit. Economie werd alsmaar

nauwer, gespecialiseerder en wereldvreemder in zijn ogen. Economen zaten in een ivoren

toren, werkten theorieën uit op basis van irreële assumpties die ze vervolgens als waarheid

verkondigden door ze te ondersteunen met voldoende gezocht cijfermateriaal. Uiteindelijk

goten ze het geheel in ontoegankelijke werken die vanwege de mede-economen op veel bijval

konden rekenen, maar geen enkele praktische relevantie hadden. Als klap op de vuurpijl

werden deze vervolgens aangewend door allerlei specialisten terzake om voorspellingen te

doen. Galbraith verzette zich sterk tegen deze in zijn ogen absurde manier van werken:

‘The only function of economic forecasting is to make astrology look respectable’.

Doorheen deze paper is gebleken dat Galbraith een man is die van humor houdt. Humor toont

volgens hem aan dat men in staat is afstand te nemen van het onderwerp wat van groot

wetenschappelijk nut is. Als er één element is dat we van Galbraith niet mogen vergeten dan

is het zijn aandringen op het relativeren van de economische wetenschap:

23

Page 25: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

‘In considering economic behaviour, humor is especially important for, needless to say, much

of that behaviour is infinitely ridiculous’.

24

Page 26: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Bibliografie

Backhouse, R.E., 2004, A Suggestion For Clarifying The Study Of Dissent In Economics,

Journal of the History of Economic Thought, Vol.26, n° 2, Juni 2004, blz.261-271

Beishuizen, J., 1994, John Kenneth Galbraith: het economisch denken van een dissident,

Vrije Universiteit Amsterdam

Blaug, M., 1998, Great Economists since Keynes: an introduction to the lives & works of one

hundred modern economists, Elgar

Brandis, R., 1990, Economics in perspective: a critical history: Book review, History of

Political Economy, Vol.22, n° 1, Spring 1990, blz.177-178

Dimand, R.W., 2004, Randall E. Parker, Reflections on the Great Depression: Book review,

Journal of the History of Economic Thought, Vol.26, n°3, September 2004, blz. 420-423

Endres, T., 2004, One Hundred Years from Today: T.B. Veblen. The Theory of Business

Enterprise, History of Economics Review, n°40, Summer 2004, blz.152-156

Foto John Kenneth Galbraith, 22 april 2005, On-line beschikbaar op:

http://www.availablelightphoto.com/portraits/1981-JohnKennethGalbraith.jpg

Galbraith, J.K., 1978, The New Industrial State, Houghton Mifflin Company Boston

Galbraith, J.K., 1981, A Life In Our Times, Corgi Books, London, Great Britain

Galbraith, J.K., 1985, The Affluent Society, St Edmundsbury Press, Bury St Edmunds, Suffolk

John Kenneth Galbraith, Wikipedia: The Free Encyclopedia, 12 april 2005, On-line

beschikbaar op: http://en.wikipedia.org/wiki/John_Kenneth_Galbraith

25

Page 27: Universiteit Antwerpen Seminarie Geschiedenis Van Het Economisch Denken Paper Galbraith Ken Lawrence

Rutherford, M., 1981, Veblen on owners, managers, and the control of the industry: a

rejoinder, History of Political Economy, Spring 1981,Vol.13, n°1, blz.156-158

The Economics of Innocent Fraud: Truth For Our Time: Amazon.com productpagina, 12 april

2005, On-line beschikbaar op: http://www.amazon.com/exec/obidos/tg/detail/-

/0618013245/qid=1113234188/sr=1-3/ref=sr_1_3/104-0459923-7835911?v=glance&s=books

26