Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

20
Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt actuele ontwikkelingen en prognoses Odile Sondermeijer senior adviseur arbeidsmarktonderzoek januari 2013

Transcript of Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

Page 1: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

1

Trendwatch Nederlandse

economie en arbeidsmarkt

actuele ontwikkelingen en prognoses

Odile Sondermeijer senior adviseur arbeidsmarktonderzoek januari 2013

Page 2: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

2

Inhoudsopgave

pag.

Inleiding 3

Samenvatting 4

1 Conjunctuurklok 6

1.1 De Conjunctuurklok van december 2012 6

2 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt 7

2.1 Daling aantal banen 7

2.2 Aantal openstaande vacatures stabiel 8

2.3 Stijging werkloosheid zet door 9

2.4 Ruim 730 duizend uitzendkrachten in 2011 10

3 Prognoses 13

3.1 Derde bijstelling raming DNB 13

3.2 Arbeidsmarktbarometer Manpower voorziet verslechtering in 2013 13

3.3 CPB: Tweede recessie in drie jaar 13

3.4 Groei verwacht voor zorg en welzijn 15

4 Ontwikkelingen in het middensegment van de arbeidsmarkt 16

4.1 Verschil werkloosheid onder gemiddeld en hoog opgeleiden niet groot 16

4.2 Daling werkgelegenheid van gemiddeld betaalde banen 17

4.3 Aandeel gemiddeld opgeleiden in beroepsbevolking stabiel 18

4.4 Gevolgen vooral voor het middensegment 19

Bijlage: Geraadpleegde bronnen

Page 3: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

3

Inleiding

Evenals in de afgelopen jaren brengt ECABO aan het begin en halverwege dit jaar een trendwatch uit.

De ECABO Trendwatch is een uitgave die niet zozeer de ontwikkelingen binnen het ECABO-domein

beschrijft, zoals de ECABO Monitor arbeidsmarkt en beroepsonderwijs, maar inzicht geeft in de

algemene economische ontwikkelingen die van invloed zijn op dit domein.

In het eerste hoofdstuk wordt de laatste stand, december 2012, van de CBS Conjunctuurklok

beschreven. Deze klok is een hulpmiddel voor het bepalen van de stand en het verloop van de

landelijke conjunctuur.

Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de actuele situatie van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. De

ontwikkeling van het aantal banen, het aantal vacatures en de werkloze beroepsbevolking komen aan

bod.

Met behulp van prognoses van onder andere De Nederlandse Bank, het Centraal Planbureau en ING

Economisch Bureau worden in hoofdstuk 3 de meest recente verwachtingen gepresenteerd. Ook

wordt stilgestaan bij de verwachtingen voor de economische groei van bedrijfssectoren en in de

arbeidsmarktregio’s.

Het onderwerp in het vierde hoofdstuk is de wijze waarop veranderingen op de arbeidsmarkt van

invloed zijn op de arbeidsmarktperspectieven voor laag, gemiddeld en hoog opgeleiden.

Page 4: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

4

Samenvatting

Actueel beeld van de conjunctuur

Het conjunctuurbeeld is eind december een fractie slechter dan eind november. In de Conjunctuurklok

van het CBS zijn meer verslechteringen dan verbeteringen. Het zwaartepunt van de indicatoren ligt

diep in de fase van laagconjunctuur. Alle indicatoren in de Conjunctuurklok presteren onder hun

langjarig gemiddelde.

Arbeidsmarktontwikkelingen

De Nederlandse economie is in het derde kwartaal met 1,1 procent gekrompen ten opzichte van het

tweede kwartaal van 2012. De belangrijkste ontwikkelingen zijn de volgende:

In het derde kwartaal waren er 17 duizend banen minder dan het tweede kwartaal.

In de meeste sectoren is het aantal banen gedaald ten opzichte van het derde kwartaal in

2011. In de sectoren handel, vervoer en horeca, informatie en communicatie en zorg en

welzijn is het aantal banen licht gegroeid.

Eind september waren er 108 duizend openstaande vacatures. Het aantal is vrijwel stabiel

gebleven ten opzichte van een kwartaal eerder. De meeste openstaande vacatures zijn er in

de sectoren zakelijke dienstverlening, handel en reparatie en zorg en welzijn.

Vanaf het tweede kwartaal in 2011 stijgt het aantal werklozen. Eind september 2012 waren er

508.000 werklozen.

In 2011 waren er ruim 730.000 uitzendkrachten. Dit aantal is gedaald ten opzichte van het jaar

ervoor. De sectoren industrie, handel, vervoer en horeca en de zakelijke dienstverlening zijn

de bedrijfssectoren met de meeste uitzendkrachten. Flexwerkers zijn oververtegenwoordigd in

de sectoren industrie, bouw en zorg en welzijn.

Prognoses

Zowel het Centraal Planbureau (CPB) als De Nederlandse Bank (DNB) hebben in de laatste maand

van 2012 hun prognoses voor 2013 naar beneden bijgesteld. Het CPB gaat uit van een bescheiden

krimp van de economie in het eurogebied van 0,5 procent in 2012 en 0,25 procent voor 2013. Het

planbureau verwacht dat de Nederlandse economie met 1,0 procent zal krimpen. Pas in de tweede

helft van 2013 treedt enig herstel op, wat resulteert in een krimp van 0,5 procent voor heel 2013.

De arbeidsmarktbarometer van ManpowerGroup vraagt werkgevers naar hun verwachtingen op korte

termijn ten aanzien van het aantrekken van nieuw personeel. De barometer voorziet voor het eerste

kwartaal in 2013 voor vrijwel het gehele land een verslechtering van de werkgelegenheid. Vooral de

regio West Nederland, de bouwsector, de productiebedrijven en de financiële dienstverlening lijden

onder de economische situatie.

In 2013 zal naar verwachting de sector zorg en welzijn het sterkst groeien. Ook de groothandel,

landbouw, industrie, transport en zakelijke dienstverlening zullen een bescheiden groei laten zien. De

krimp in de bouw zal voortzetten in 2013, maar zal minder sterk zijn dan in 2012.

Problemen arbeidsmarkt vooral in het middensegment

De vraag op de arbeidsmarkt naar hoger, middelbaar en lager opgeleiden is veranderd in de

afgelopen jaren. Dit publiceerde het CPB recent in een Policy Brief.

- In de afgelopen jaren is het werkloosheidspercentage onder gemiddeld opgeleiden sneller

gestegen dan onder hoog opgeleiden. Onder laag opgeleiden is het werkloosheidspercentage

gedaald vanaf 2009.

- In de periode van 1998 tot en met 2010 is het aantal laag en hoog betaalde banen gestegen

en het aantal gemiddeld betaalde banen gedaald. Deze ontwikkeling doet zich voor in een

Page 5: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

5

groot aantal Europese landen. De daling van het aantal gemiddeld betaalde banen in

Nederland is relatief kleiner dan in de andere landen.

- Vanaf 1997 is het aandeel van lager en gemiddeld opgeleiden in de totale beroepsbevolking

stabiel. Die van hoger opgeleiden groeit.

CPB concludeert dat deze ontwikkelingen van invloed zijn op de arbeidsmarkt voor het

middensegment. Vooral onder deze groep zal de werkloosheid verder toenemen. Hierbij spelen drie

factoren een belangrijke rol: de automatisering van werk, de opkomst van taken op het gebied van

communicatie en interactie, die complementair zijn aan het gebruik van computers, en het steeds

vaker uitbesteden van werk, waarvoor fysieke aanwezigheid geen vereiste meer is.

Page 6: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

6

1 Conjunctuurklok

De Conjunctuurklok van het CBS is een hulpmiddel voor het bepalen van de stand en het verloop van

de Nederlandse conjunctuur. Zoals een klok de actuele tijd laat zien, zo toont de Conjunctuurklok de

stand van zaken van de conjunctuur. Een belangrijk kenmerk van de conjunctuur is namelijk dat deze

cyclisch verloopt. Perioden van hoge groei wisselen af met perioden van nauwelijks groei, of zelfs van

krimp. De conjunctuur wordt bepaald aan de hand van een aantal conjunctuurrelevante indicatoren. In

de Conjunctuurklok is daarom een selectie van belangrijke indicatoren opgenomen. Door de vijftien

geselecteerde indicatoren gezamenlijk af te beelden, ontstaat een samenhangend beeld van de stand

van de conjunctuur. De Conjunctuurklok geeft het conjunctuurbeeld op een bepaald moment (in de

regel ultimo van de maand).

1.1 De Conjunctuurklok van december 2012

Op de verticale as van de Conjunctuurklok is voor iedere indicator de afwijking tot de lange termijn

trend uitgezet. Op de horizontale as van de klok is de ontwikkeling ten opzichte van een maand eerder

geplaatst. Er zijn vier fasen te onderscheiden:

Boven trend en afgenomen (het kwadrant links boven, kleur oranje)

Onder trend en afgenomen (het kwadrant links onder, kleur rood)

Onder trend en toegenomen (het kwadrant rechts onder, kleur geel)

Boven trend en toegenomen (het kwadrant rechts boven, kleur groen).

Figuur 1.1 Conjunctuurklok, stand december 2012

Bron: CBS, 2012

Het conjunctuurbeeld is eind december een fractie slechter dan eind november. In de Conjunctuurklok

zijn meer verslechteringen dan verbeteringen. Het zwaartepunt van de indicatoren ligt diep in de fase

van laagconjunctuur, het rode kwadrant. Alle indicatoren in de Conjunctuurklok presteren onder hun

langjarig gemiddelde. Van de vijftien indicatoren staan er dertien in het rode en twee in het gele

kwadrant.

De productie keert terug van het gele kwadrant naar het rode. Deze indicator valt van een opgaande

fase terug in een neergaande fase. Het producentenvertrouwen verbetert en schuift door van het rode

naar het gele kwadrant. Deze indicator ging van een neergaande over in een opgaande fase.

Page 7: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

7

2 Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt

In dit hoofdstuk worden ontwikkelingen in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beschreven.

De Nederlandse economie is in het derde kwartaal van 2012 met 1,1 procent gekrompen ten opzichte

van het tweede kwartaal. In het tweede kwartaal van dit jaar was er nog sprake van een lichte groei

van 0,2 procent ten opzichte van het eerste kwartaal.

2.1 Daling aantal banen

In het derde kwartaal van 2012 waren er bijna 7,9 miljoen banen van werknemers. In vergelijking met

het derde kwartaal van 2011 waren er 75 duizend banen minder. Dat is een daling van 0,9 procent.

Ook ten opzichte van het vorige kwartaal is het aantal banen, zowel het oorspronkelijke aantal als dat

na seizoenscorrectie, gedaald. Het oorspronkelijke aantal daalde met 17.000 banen, van 7.888.000

banen aan het einde van het tweede kwartaal naar 7.871.000 aan het einde van het derde kwartaal.

Figuur 2.1 Ontwikkeling aantal banen van werknemers1, vanaf 2006 (x 1.000)

Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012

De volgende figuur toont de verdeling van de werkgelegenheid naar bedrijfssector.

Figuur 2.2 Verdeling banen van werknemers naar sector, derde kwartaal 2012 (x 1.000)

Bron: CBS, 2012

De bedrijfssector met het grootste aantal banen is de handel, vervoer en horeca. Daarna volgen de

sectoren zorg en welzijn en de zakelijke dienstverlening.

1 Exclusief het aantal banen van zelfstandigen.

7.400

7.600

7.800

8.000

8.200

2006 I

2006 II

2006 III

2006 IV

2007 I

2007 II

2007 III

2007 IV

2008 I

2008 II

2008 III

2008 IV

2009 I

2009 II

2009 III

2009 IV

2010 I

2010 II

2010 III

2010 IV

2011 I

2011 II

2011 III

2011 IV

2012 I

2012 II

2012 III

x 1

.00

0

oorspronkelijk

seizoensgecorrigeerd

landbouw en visserij

industrie en nutsbedrijven

bouw

handel, vervoer en horeca

informatie en communicatie

financiële diensten

zakelijke dienstverlening

overheid

onderwijs

zorg en welzijn

cultuur en overige diensten

Page 8: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

8

Onderstaande figuur toont de ontwikkeling van het aantal banen in het derde kwartaal van de

afgelopen drie jaren. Per sector is deze uitgedrukt in procenten ten opzichte van het vorige kwartaal.

Figuur 2.3 Ontwikkeling aantal banen van werknemers naar sector, 2010 - 2012, derde kwartaal

Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012

Ten opzichte van het derde kwartaal in 2011 is het aantal banen in de bouw (4,6 procent) en

financiële diensten (3 procent) het sterkst gedaald. Sectoren met een groei in werkgelegenheid ten

opzichte van vorig jaar zijn handel, vervoer en horeca (0,1 procent), informatie en communicatie (0,4

procent) en zorg en welzijn (0,3 procent). Ook in 2011 vertoonden deze sectoren een groei van het

aantal banen ten opzichte van het voorgaande jaar. In 2012 is de groei in procentpunten afgenomen.

Ook het aantal sectoren met groei is afgenomen. In 2011 waren er 5 groeisectoren, in 2012 behoren

de zakelijke dienstverlening en de landbouw niet meer tot de groeisectoren.

2.2 Aantal openstaande vacatures stabiel

Twee factoren bepalen het aantal openstaande vacatures, namelijk hoeveel vacatures er zijn ontstaan

en hoeveel vacatures er zijn vervuld.

Figuur 2.4 Ontwikkeling openstaande vacatures, seizoensgecorrigeerd, vanaf 2006 (x 1.000)

Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012

Na een forse krimp van het aantal openstaande vacatures in 2009 ten opzichte van 2008, nam het

aantal vacatures sinds 2010 weer enigszins toe. Deze toename van het aantal vacatures hield aan tot

en met het derde kwartaal van 2011. Sindsdien daalde het aantal van 135 duizend in juni 2011 tot 108

duizend in september 2012. Aan het einde van het derde kwartaal van 2012 waren er 108 duizend

openstaande vacatures, duizend minder dan aan het einde van het tweede kwartaal. Hiermee is het

aantal vrijwel stabiel gebleven. In de voorgaande drie kwartalen daalde het aantal vacatures harder.

land-bouw

industrie bouw

handel,vervoer

enhoreca

informen

comm

financdiensten

zakelijkedienst-

ver-lening

over-heid

onder-wijs

zorg enwelzijn

cultuure.o.

2010 III -1,6% -2,0% -3,1% 0,2% -3,3% -2,9% -2,3% 2,7% -0,6% 5,3% 1,1%

2011 III 0,0% -0,6% -1,8% 1,7% 1,7% -1,9% 0,6% -2,8% -0,8% 2,3% -1,5%

2012 III -2,5% -1,4% -4,6% 0,1% 0,4% -3,0% -1,3% -2,5% -1,4% 0,3% -2,2%

-6,0%

-4,0%

-2,0%

0,0%

2,0%

4,0%

6,0%

0

50

100

150

200

250

300

2006 I

2006 II

2006 III

2006 IV

2007 I

2007 II

2007 III

2007 IV

2008 I

2008 III

2008 III

2008 IV

2009 I

2009 II

2009 III

2009 IV

2010 I

2010 II

2010 III

2010 IV

2011 I

2011II

2011 III

2011 IV

2012 I

2012 II

2012 III

x 1

.000

Page 9: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

9

Door een daling van het aantal vacatures en een oplopende werkloosheid is de arbeidsmarkt sinds de

financiële crisis in 2008 nog niet zo ruim geweest. In oktober 2012 stonden tegenover elke vacature

bijna vijf werklozen.

Hoe de verdeling is van het aantal openstaande vacatures over de bedrijfssectoren laat de volgende

figuur zien.

Figuur 2.5 Aantal openstaande vacatures, seizoensgecorrigeerd, derde kwartaal, vanaf 2010

Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012

Opvallend bij een vergelijking tussen het aantal openstaande vacatures aan het einde van het derde

kwartaal van 2012 ten opzichte van dezelfde periode in 2011 en 2010 is het volgende:

Bij alle sectoren is er in 2012 een daling van het aantal openstaande vacatures ten

opzichte van 2011.

In 2011 was er sprake van een toename van het aantal openstaande vacatures in twee

derde van het aantal sectoren.

In 2011 is het aantal openstaande vacatures bij de sectoren financiële diensten (35

procent) en industrie en nutsbedrijven (16 procent) sterk toegenomen.

In absolute aantallen is de daling van het aantal vacatures in 2012 het grootst in de sector

handel en reparatie (6.900) en industrie en nutsbedrijven (4.200 vacatures).

2.3 Stijging werkloosheid zet door

De voor seizoensinvloeden gecorrigeerde werkloosheid is in het derde kwartaal van 2012

toegenomen met 4,8 procent. Aan het einde van het derde kwartaal zijn er in totaal 508 duizend

personen werkloos. Dit komt overeen met 6,6 procent van de beroepsbevolking.

0 10 20 30

cultuur en overige diensten

zorg en welzijn

onderwijs

overheid

zakelijke dienstverlening

financiële diensten

vervoer en communicatie

horeca

handel en reparatie

bouw

industrie en nutsbedrijven

landbouw en visserij

x 1.000

2010 III

2011 III

2012 III

Page 10: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

10

Figuur 2.6 Ontwikkeling werkloze beroepsbevolking, vanaf 2006

Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012

In februari 2010 piekte het aantal werklozen. Daarna is de werkloosheid afgenomen tot juli 2011. Dit

geldt zowel voor als na correctie voor seizoensinvloeden. Vanaf het tweede kwartaal van 2011 is het

aantal werklozen toegenomen tot 508.000 in het derde kwartaal van 2012. Uit cijfers van UWV blijkt

dat het aantal ww-uitkeringen in oktober uitkwam op 310 duizend, 6 duizend meer dan in september.

In de afgelopen drie maanden is het aantal werklozen met gemiddeld 9 duizend per maand gestegen.

Ruim de helft hiervan betrof 45- tot 65-jarigen.

2.4 Ruim 730 duizend uitzendkrachten in 2011

Het aantal mensen dat via uitzendwerk aan de slag gaat, is in 2011 gegroeid tot 734 duizend.

Hiermee vervulden de uitzendbureaus 1,4 miljoen vacatures.

Uitzendkrachten worden vaak ingezet tijdens piekdrukte of voor het vervangen van een zieke

medewerker. Maar die rol is aan het veranderen. In vrijwel alle sectoren zal naar verwachting de

behoefte aan flexibilisering de komende jaren flink toenemen. Het gaat dan niet alleen meer om ‘piek

en ziek’, maar ook om de meest efficiënte en flexibele inzet van personeel.

Figuur 2.7 Verdeling uitzendkrachten naar leeftijd en opleidingsniveau Verdeling naar leeftijd, 2011 Verdeling naar opleidingsniveau, 2011

Bron: ITS, 2012

De meeste uitzendkrachten zijn jonger dan 25 jaar. Dit zijn ongeveer 260 duizend personen. Het

aantal 25- tot 35-jarigen is met een aandeel van 29 procent enigszins kleiner. De groepen 35- tot 45-

jarigen en 45-jarigen of ouder zijn ongeveer even groot. Zij zijn elk goed voor een vijfde deel van het

totale aantal uitzendkrachten.

Bijna de helft (46 procent) van alle uitzendkrachten heeft een middelbaar opleidingsniveau (vanaf mbo

niveau 2). Het aandeel lager opgeleiden (niet in het bezit van een startkwalificatie) is ruim een derde

(35 procent).

250

300

350

400

450

500

550

2006 I

2006 II

2006 III

2006 IV

2007 I

2007 II

2007 III

2007 IV

2008 I

2008 II

2008 III

2008 IV

2009 I

2009 II

2009 III

2009 IV

2010 I

2010 II

2010 III

2010 IV

2011 I

2011 II

2011 III

2011 IV

2012 I

2012 II

2012 III

x 1

.00

0

werkloze beroepsbevolking seizoensgecorrigeerd

24 jaar ofjonger

25 tot en met34 jaar

35 tot en met44 jaar

45 jaar of ouder

laag

middelbaar

hoger

Page 11: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

11

Voor een groot deel van de werkzoekenden is een uitzendbaan de opstap naar werk. Ruim een derde

van de baanvinders met een ww-uitkering vindt werk met hulp van een uitzendbureau. Dit geldt ook

voor bijna vier op de tien baanvinders met een bijstandsuitkering.

De belangrijkste redenen om aan de slag te gaan via een uitzendbureau is het zoeken van vast werk

(28 procent) en het opdoen van werkervaring (18 procent). Daarna volgen het vinden van

vakantiewerk, tijdelijk werk en een bijbaan naast de studie.

De volgende figuur laat de verdeling van het aantal banen van uitzendkrachten (links) en de totale

werkgelegenheid (rechts) naar bedrijfssector zien. De rechter cirkel is gelijk aan die van paragraaf 2.1.

Figuur 2.8 Verdeling banen van flexwerkers Verdeling banen van werknemers naar sector naar sector

Bron: CBS, ITS, bewerking ECABO, 2012

De industrie, handel, vervoer en horeca en de zakelijke dienstverlening zijn de sectoren waarin relatief

gezien de meeste uitzendkrachten werkzaam zijn. Vergelijken we de verdeling van banen van

flexwerkers en werknemers naar bedrijfssectoren, dan blijkt dat flexwerkers zijn oververtegenwoordigd

in de sectoren industrie, bouw en in zorg en welzijn.

De Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) publiceert op haar website kerngegevens over de

uitzendbranche. In de zomer van 2011 vertoonde de omzetontwikkeling een piek in groei ten opzichte

van dezelfde periode in het jaar ervoor. Na de zomer zette een daling van groei in, die rond de

jaarwisseling omsloeg in een lichte krimp.

In de feiten en cijfers voor de uitzendbranche houdt de ABU een indeling in vier sectoren aan: de

administratieve, medische, technische en industriële sector. De volgende figuur toont de ontwikkeling

van het aantal uitzenduren ten opzichte van dezelfde maand in het jaar ervoor voor de sector

administratief en de totale uitzendbranche.

landbouw en visserij industrie en nutsbedrijven

bouw handel, vervoer en horeca

informatie en communicatie financiële diensten

zakelijke dienstverlening overheid

onderwijs zorg en welzijn

cultuur en overige diensten

Page 12: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

12

Figuur 2.9 Ontwikkeling aantal uitzenduren administratief en totaal, vanaf dec 2011

Bron: CBS, bewerking ECABO, 2012

Het aantal uitzenduren is in alle maanden van 2012 lager dan die in 2011. De gemiddelde afname in

2011 van het totaal aantal uitzenduren bedraagt zo’n 3,5 procent per maand.

De daling in de administratieve sector is kleiner (gemiddeld 1,4 procent per maand) dan voor alle

uitzenduren. De daling is het sterkst in de sector medisch; gemiddeld 16,7 procent per maand.

-6,0

-5,0

-4,0

-3,0

-2,0

-1,0

0,0%

dec-11 jan-12 feb-12 mrt-12 apr-12 mei-12 jun-12 jul-12 aug-12 sep-12 okt-12 nov-12

adm -3 -2,5 -1,9 -0,8 -0,8 -0,9 -1,9 -1,3 -1,1 -1,2 -1,2 -0,1

totaal -5,2 -4,4 -4,2 -4,3 -4,6 -3,7 -0,9 -1,8 -3,9 -5,1 -2,8 -0,9

Page 13: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

13

3 Prognoses

In dit hoofdstuk volgt een samenvatting van enkele, in december uitgebrachte prognoses. Begin

december publiceerde De Nederlandse Bank over de economische ontwikkelingen in 2012 en de

vooruitzichten voor 2013. Ook Manpower deed uitspraken over de stemming onder werkgevers en de

gevolgen die dit heeft voor de te verwachten ontwikkelingen van de werkgelegenheid. Tenslotte wordt

stil gestaan bij de decemberraming van het Centraal Planbureau en de sectorprognoses van ING

Economisch Bureau.

3.1 Derde bijstelling groeiraming DNB

Voor de derde keer in anderhalf jaar tijd heeft De Nederlandsche Bank (DNB) zijn groeiraming voor

2013 naar beneden bijgesteld. In de recente verwachting, van december 2012, gaat DNB uit van een

krimp van 0,6 procent, terwijl de bank in de lente van 2012 nog 0,6 procent groei voorzag.

Voor deze ramingen doen economen aannames over onder andere de ontwikkeling van

bedrijfsinvesteringen, export en consumentenuitgaven. Politiek beleid is moeilijk te voorzien. De

laatste twee jaar waren er twee kabinetten, met steeds nieuwe bezuinigings- en hervormingsplannen.

Btw-verhoging, beperking van de hypotheekrenteaftrek, duurdere kinderopvang: al die maatregelen

beïnvloeden de groei. Als na een half jaar blijkt dat de werkelijke economische ontwikkelingen

afwijken, passen de economen het scenario aan en dat levert uiteraard andere uitkomsten op.

DNB verklaarde de ommezwaai van een groei- naar een krimpverwachting onder meer uit de

tegenvallende economische groei in de eurozone. Onder meer in Duitsland, Nederlands belangrijkste

handelspartner, gaat het bij nader inzien slechter dan verwacht. Een andere negatieve factor is de

besteding van de Nederlandse consument, die nog zuiniger is dan DNB in de lente verwachtte. Hoe

minder Nederlanders uitgeven aan kleding, uitgaan, huizen en auto's, hoe lager de economische

groei.

3.2 Arbeidsmarktbarometer Manpower voorziet verslechtering in 2013

De Arbeidsmarktbarometer (MEOS) van Manpower Group berekent nettowerkgelegenheidscijfers, die

een voorspellende waarde hebben voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. De cijfers worden

berekend door te vragen naar de verwachting van werkgevers over de personele bezetting in het

komende kwartaal. Als het aantal werkgevers met een positieve kijk op de toekomstige ontwikkelingen

van hun personele bezetting groter is dan het aantal werkgevers dat verwacht dat hun

personeelsbestand zal krimpen, is het nettowerkgelegenheidscijfer positief.

De cijfers in de Manpower barometer laten in vrijwel geheel Nederland een verslechtering zien. West-

Nederland is flink gedaald vergeleken met het vorige kwartaal (8 procentpunt) en hetzelfde kwartaal

een jaar geleden (9 procentpunt). Mogelijk dat hier het toegenomen pessimisme in de zakelijke

dienstverlening een rol speelt. Zuid-Nederland laat een daling zien van 12 procentpunt vergeleken met

hetzelfde kwartaal een jaar geleden. Dit heeft vooral te maken met de terugval in productie de laatste

tijd en de bescheiden verwachtingen ten aanzien van de orderportefeuilles in de industrie. Veel

maakindustrie is in het zuiden geconcentreerd. In Noord Nederland was de daling al ingezet in 2012

en is er een kleine stijging.

Ook de verschillende sectoren laten dalingen zien. De bouwsector blijft zakken met 4 procentpunt

vergeleken met het vorige kwartaal en met 12 procentpunt vergeleken met dezelfde periode vorig jaar.

De productiebedrijven dalen 9 procentpunt vergeleken met het vorige kwartaal en 11 procentpunt ten

opzichte van vorig jaar. Alleen de sector nutsbedrijven laat een positieve prognose zien met 4

procentpunt vergeleken met het vorige kwartaal en 9 procentpunt vergeleken met vorig jaar.

3.3 CPB: Tweede recessie in drie jaar

Het Centraal Planbureau (CPB) voorziet in de decemberraming 2012 dat de Nederlandse economie in

2012 met 1,0 procent zal krimpen. Dit is een half procent meer dan in de eerdere raming van

september. Pas in de tweede helft van 2013 treedt enig herstel op, wat resulteert in een krimp van 0,5

Page 14: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

14

procent voor heel 2013. De bijstelling is voor beide jaren het gevolg van een slecht derde kwartaal en

het verslechterde buitenlandbeeld.

Het eurogebied bevindt zich voor de tweede maal in drie jaar tijd in een recessie. Ondanks het feit dat

de Eurocrisis en de financiële markten in rustiger vaarwater zijn gekomen, krimpt de economie van het

eurogebied in 2012 met 0,5 procent en in 2013 met 0,25 procent. Voorzien worden een zwakke

productieontwikkeling en daling van verkoop in de detailhandel door het lage niveau van het

consumentenvertrouwen. De Europese uitvoer heeft te kampen met de zwakke wereldconjunctuur.

Door deze omstandigheden is het werkloosheidspercentage in het eurogebied in oktober opgelopen

tot 11,3 procent, een toename van 1,2 procentpunt sinds juli 2011.

De krimp zit in 2012 en 2013 op bijna alle fronten. De consumptie van huishoudens staat onder druk

vanwege lage lonen en dalende werkgelegenheid, lagere huizenprijzen en de slechte situatie van

pensioenfondsen. De overheidsuitgaven krimpen: de stijgende zorguitgaven wegen niet op tegen de

aangekondigde forse bezuinigingen op het ambtenarenapparaat. De grootste klap valt bij de

investeringen in woningen. De enige groei zit nog bij de uitvoer, maar ook die vertraagt vanwege de

matig groeiende wereldhandel. Ook de export is niet immuun voor de crisis. Er is nog geen zicht op

herstel van de huizenprijzen, waardoor de neerwaartse druk op de consumptie nog wel enige tijd zal

aanhouden. De pensioenfondsen drukken op twee manieren op het besteedbaar inkomen: de premies

zijn hoger en de pensioenuitkeringen dalen.

Tabel 3.1 Kerngegevens arbeidsmarkt, mutaties per jaar in %, 2010 - 2013

2010 2011 2012 2013

Beroepsbevolking -0,3 0,0 1,25 0,75

Werkzame beroepsbevolking -1,0 0,0 0,75 0,0

Werkloze beroepsbevolking (aantal x 1.000)

391 387 470 520

Werkgelegenheid in arbeidsjaren -1,8 0,4 -0,5 -1,5

Werkloze beroepsbevolking (niveau in % beroepsbevolking)

4,5 4,4 5,25 6,0

Bron: CPB, bewerking ECABO, 2012

In 2012 loopt de werkloosheid op tot 5,25 procent van de beroepsbevolking. Dit komt zowel door de

dalende vraag naar arbeid als de groei van de beroepsbevolking. Naar verwachting zal het

werkloosheidspercentage in 2013 oplopen tot 6 procent, vooral door een daling van werkgelegenheid.

Door de krimpende productie neemt de werkloosheid toe in 2013 tot 6 procent. De terugvallende groei

in 2012 werkt met vertraging door op de arbeidsmarkt, De vooruitzichten voor de tweede helft van

2012 en 2013 zijn minder goed, de arbeidsvraag daalt door de tegenvallende productie. Zowel in de

marktsector als bij de overheid krimpt de werkgelegenheid. De toename van de werkloosheid wordt

beperkt doordat de groei van het arbeidsaanbod afneemt. De perspectieven op een baan

verslechteren, het zogenoemde ‘dicouraged-worker’-effect treedt dan op.

3.4 Groei verwacht voor zorg en welzijn

Eind 2012 voorziet ING Economisch Bureau voor 2013 een bescheiden groei voor 5 van de 11

bedrijfssectoren. De sector zorg en welzijn zal naar verwachting sterker groeien. Deze sector profiteert

vooral van de toenemende vraag naar medische hulp en langdurige ouderenzorg. De volumegroei van

3,5 procent in 2012 zet door in 2013 met 3,0 procent. Deze verwachte afname in groei wordt

veroorzaakt door een kleinere toename van het aantal medische verrichtingen door ziekenhuizen. Ook

de sectoren groothandel, industrie en nutsbedrijven en transport en opslag zullen bescheiden groeien.

Deze meer op het buitenland gerichte sectoren lijden minder onder de gevolgen van

koopkrachtverlies. De detailhandel, horeca en de bouw, die afhankelijk zijn van de binnenlandse

vraag, blijven dit en volgend jaar nog onder druk staan.

Page 15: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

15

Tabel 3.2 Volumemutaties naar sector

sector 2011 2012 2013

Landbouw en visserij -0,6% 1,1% 0,7%

Industrie en nutsbedrijven 2,5% -1,3% 0,5%

Bouw 3,9% -7,3% -1,0%

Groothandel 2,6% 0,0% 1,0%

Detailhandel -1,0% -2,4% -1,7%

Horeca 1,4% -0,3% -1,0%

Transport en opslag 2,0% -0,7% 0,6%

Zakelijke dienstverlening -0,3% -0,7% 0,5%

Overheid -3,4% 0,5% -0,4%

Onderwijs 0,7% -0,4% -0,4%

Zorg en welzijn 3,4% 3,5% 3,0%

Bron: ING Economisch Bureau, november 2012

De afgelopen jaren ondervonden de detailhandel en horeca al de gevolgen van de afnemende

koopkracht. In de detailhandel weten alleen de supermarkten nog omzetstijgingen te realiseren. Bij

non-food winkels daalde het volume met bijna 5 procent in de eerste acht maanden van 2012 ten

opzichte van dezelfde periode vorig jaar. Meubelzaken en dergelijke hebben het zwaar door de

vastgelopen woningmarkt. Ook in de horeca krimpen de volumes. Nieuwe bezuinigingen en

lastenverzwaringen zorgen er voor dat de consumentenbestedingen verder zullen dalen. ING

verwacht in 2013 voor deze sectoren geen groei. Ook de zakelijke dienstverleners hebben last van

krimp in 2012. In 2013 wordt een lichte groei verwacht, die vooral wordt gedragen door de IT-sector.

Evenmin worden positieve cijfers verwacht voor de bouw. De bouwproductie krimpt in 2012 met meer

dan 7 procent. De gematigde economische vooruitzichten zorgen ook in 2013 nog niet voor herstel.

De bodem lijkt wel in zicht. Door het streven naar een kleinere, compactere overheid is het aantal

ambtenaren gedaald en is in 2012 4 procent lager dan in 2010. Door demografische factoren krimpt

het onderwijs voor het eerst sinds 1994. Leerlingenaantallen in het basis- en voortgezet onderwijs en

het mbo-onderwijs nemen af. Vooralsnog groeit het aantal studenten in het hoger onderwijs.

Sectoren die voor een groot deel afhankelijk zijn van de export, te weten de transportsector, industrie

en groothandel, krimpen in 2012, maar kunnen in 2013 rekenen op beperkt groeiherstel. In de

industrie daalt het aantal nieuwe orders al enige tijd en de voorraden lopen op. Het transport over de

weg heeft last van de afnemende consumentenbestedingen en de malaise in de bouw.

Page 16: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

16

4 Problemen op de arbeidsmarkt vooral in het middensegment

De vraag op de arbeidsmarkt naar hoger, middelbaar en lager opgeleiden is veranderd in de

afgelopen jaren. De vraag naar hoger opgeleiden neemt toe en die naar middelbaar opgeleiden neemt

af. De problemen op de Nederlandse arbeidsmarkt zitten niet aan de onderkant, maar in het midden.

Zo blijkt de CPB Policybrief 2012/062.

In eerdere publicaties heeft het CPB geschreven over de toekomst van laagbetaalde arbeid3. Er waren

grofweg twee verschillende opvattingen. De eerste houdt in dat de vraag naar laaggeschoolde arbeid

zal dalen door technologische ontwikkelingen en door concurrentie van lage lonen landen. Vooral voor

mannen zou dit nadelig zijn, omdat de beroepen waarin zij traditioneel werken (landbouw en industrie)

het sterkste geraakt zouden worden. De tweede opvatting was minder pessimistisch en houdt in dat

de behoefte aan laaggeschoolde arbeid niet of slechts licht zou krimpen. Beroepen als verkoper,

schoonmaker en vakkenvuller maken ook deel uit van dit segment en zijn niet gevoelig voor

technologische ontwikkelingen of concurrentie van lagelonenlanden.

In de Policybrief 2012/06 worden trends gepresenteerd en verklaringen gegeven voor de

ontwikkelingen van vraag en aanbod voor hoger, gemiddeld en lager opgeleiden. Een aantal van deze

trends wordt beschreven in dit hoofdstuk.

4.1 Verschil werkloosheid onder gemiddeld en hoger opgeleiden niet groot

Sinds het begin van de kredietcrisis is de werkloosheid in veel landen gestegen. In Nederland van 3

procent in 2008, tot ruim 6 procent in 2012. Het gemiddelde werkloosheidspercentage in de Europese

Unie is bijna twee keer zo hoog, met uitschieters naar boven in Spanje en naar beneden in Oostenrijk.

Voor de hogere en laagste inkomens groeide de werkgelegenheid sinds 1998 met ruim 2 procent.

Mensen die werkloos raken, moeten vaker genoegen nemen met een lager inkomen, ook als ze

uiteindelijk weer een baan vinden. Voor jongeren geldt dat instromen op de arbeidsmarkt in tijden van

recessie zowel op korte termijn als lange termijn negatieve gevolgen heeft voor hun baankansen en

inkomen.

De volgende figuur toont de ontwikkeling van de werkloosheid vanaf 1979 naar opleidingsniveau.

Hoogopgeleide werknemers hebben minstens een hbo-diploma, laagopgeleide mensen hebben

maximaal een vmbo-, mbo 1- of avo-onderbouwdiploma en gemiddeld opgeleiden zitten er tussenin:

een afgeronde middelbare beroepsopleiding op niveau 2, 3 of 4.

Figuur 4.1 Ontwikkeling werkloosheid in percentages van de beroepsbevolking, vanaf 1979

Bron: CPB Policy Brief 2012/06, 2012

2 CPB Policy Brief 2012/06, Loonongelijkheid in Nederland stijgt, CPB december 2012

3 Minder werk voor laagopgeleiden?, CPB, 2010

Page 17: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

17

De hoogste werkloosheid, zowel in tijden van krimp als groei, is onder laag opgeleiden en de laagste

onder hoogopgeleiden. Behalve in de periode van 1991 tot en met 1993, toen was de werkloosheid

onder gemiddeld opgeleiden lager. In het algemeen is het verschil tussen de werkloosheids-

percentages onder hoog en gemiddeld opgeleiden niet groot. In de afgelopen jaren is de stijging onder

gemiddeld opgeleiden het sterkst.

In 2011 zijn 141.000 mensen (7,8 procent) met een lager opleidingsniveau werkloos. Het aantal

gemiddeld opgeleide werklozen is 171.000 (5,2 procent) en onder hoogopgeleiden zitten 100.000

personen (3,8 procent) zonder baan.

Tegelijk met de problemen in het midden van de arbeidsmarkt ziet het CPB de inkomenskloof tussen

hoog opgeleiden en gemiddeld en laag opgeleiden steeds groter worden. Terwijl het inkomensverschil

tussen gemiddeld en laagopgeleiden de laatste jaren stabiel blijft, neemt het verschil met

hoogopgeleiden sterk toe.

4.2 Daling werkgelegenheid van gemiddeld betaalde banen

De volgende figuur toont de ontwikkeling van het aantal hoog, gemiddeld en laag betaalde banen in

de periode van 1998 tot en met 2010 in 13 Europese landen.

Figuur 4.2 Verandering in werkgelegenheid van landen in de periode 1998-2010 van hoog, gemiddeld

en laag betaalde banen.

Bron: CPB Policy Brief 2012/06, 2012

Uit bovenstaande figuur blijkt dat het aandeel van gemiddeld betaalde banen in de periode van 1998

tot en met 2010 in alle hier gepresenteerde landen is gedaald, terwijl het aantal banen aan de boven-

en onderkant van de loonverdeling groeit. De daling in het middensegment is in Nederland het

geringst. Hier is het aantal gemiddeld betaalde banen met minder dan 5 procent gedaald, in

Roemenië en het Verenigd Koninkrijk met meer dan 10 procent.

Ook onderzocht het CPB de ontwikkeling van de werkgelegenheid voor laag, gemiddeld en hoog

opgeleide werknemers. Het resultaat laat de volgende figuur zien. In deze figuur is het niveau van de

werkgelegenheid in 1998 gesteld op 100.

Page 18: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

18

Figuur 4.3 Ontwikkeling van het aantal banen voor laag, gemiddeld en hoog opgeleiden4

Bron: CPB Policy Brief 2012/06, 2012

Uit deze figuur blijkt dat de werkgelegenheid voor gemiddeld opgeleiden is gedaald. Die voor hoog

opgeleiden is het sterkst gestegen. Opvallend is ook de stijging van 9 procent van de

werkgelegenheid voor laag opgeleiden. Het CPB constateert een afname van de werkgelegenheid in

beroepen die relatief eenvoudig kunnen worden uitbesteed en een toename van beroepen die fysieke

aanwezigheid vereisen.

4.3 Aandeel gemiddeld opgeleiden in beroepsbevolking stabiel

Ook het aanbod van werkenden verandert. De volgende figuur toont de verandering in samenstelling

van de Nederlandse beroepsbevolking.

Figuur 4.4 Ontwikkeling van de samenstelling van de beroepsbevolking

Bron: CPB Policy Brief 2012/06, 2012

In de periode na 1979 zijn de aandelen van de groep laag en gemiddeld opgeleiden vrij constant en

licht dalend. De groei van het aandeel van de groep hoog opgeleiden in de jaren tot 1979 zet door tot

2011. Van de totale groei van de beroepsbevolking sinds 1996 met circa 1,1 miljoen mensen, hadden

1 miljoen een hogere opleiding. Er kwamen 300 duizend gemiddeld geschoolden bij en er waren 200

duizend laaggeschoolden minder.

4 De landen die in deze figuur zijn meegenomen zijn dezelfde als in figuur 4.2.

Page 19: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

19

4.4 Gevolgen vooral voor het middensegment

De volgende tabel toont de gevolgen voor laag, gemiddeld en hoog opgeleiden.

Tabel 4.1 Ontwikkelingen voor laag, gemiddeld en hoger opgeleiden

niveau ontwikkeling samenstelling

beroepsbevolking 2009-2011

ontwikkeling verdeling

werkgelegenheid 2009-2011

ontwikkeling werkloosheid

stijgend

dalend

constant

laag opgeleiden

gemiddeld opgeleiden

hoog opgeleiden

Bron: CPB, bewerking ECABO, 2012

De gevolgen voor de groep gemiddeld opgeleiden zijn het grootst, aldus het CPB. Werkloosheid onder

deze groep zal verder toenemen. Een deel van hen zal in staat zijn zich te scholen tot hoog

opgeleiden, maar de concurrentie is groot door het gestegen aanbod van hoog opgeleiden.

Laaggeschoold werk is een onaantrekkelijk perspectief en de afstand tussen enerzijds hoog en

anderzijds gemiddeld en laag geschoolden zal groter worden.

Vervolgens noemt het CPB drie oorzaken van de veranderingen in de vraagzijde van de arbeidsmarkt:

De eerste is de automatisering van werk. Computers nemen routinematig werk over, dat is

gebaseerd op regels en instructies. Dit werk kan veel efficiënter en foutloos door computers

worden uitgevoerd. Voorbeelden zijn het sorteren, opslaan en opzoeken van informatie, het

uitvoeren van berekeningen, het bewerken en analyseren van data en het controleren van

bedrijfsprocessen.

Een tweede aspect is de opkomst van communicatie en interactie, taken die complementair

zijn aan het gebruik van computers. Het analyseren en oplossen van problemen behoort tot

de zogenaamde niet-routinematige taken. De werkzaamheden vereisen dat werknemers

fysiek aanwezig zijn om situaties of problemen te kunnen beoordelen.

Een derde trend is het steeds vaker uitbesteden van werk. Door verbeterde communicatie-

mogelijkheden groeien de mogelijkheden om processen op afstand uit te voeren en te

controleren. Dit geldt vooral voor activiteiten die geen directe aanwezigheid vereisen. Deze

trend, offshoring, wordt meer en meer gezien als een factor van betekenis in de veranderende

vraag naar arbeid en daardoor als een bedreiging voor het behoud van werkgelegenheid.

Page 20: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt, ECABO

20

Bijlage

Geraadpleegde bronnen

Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2012 en 2013, Panteia, 2012

CPB Policy Brief, 2012/07, Decemberraming 2012, Economische vooruitzichten 2013, CPB, 2012

CPB Policy Brief 2012/06 Loonongelijkheid Nederland stijgt, CPB, 2012

Economische Ontwikkelingen en Vooruitzichten, december 2012 nummer 4, DNB, 2012

Macro Economische Verkenning 2013, CPB, 2012

ManpowerGroup, Arbeidsmarktbarometer (MEOS), december 2012

OpleidingsMonitor Flexbranche 2012, STOOF, ITS, 2012

RWI, Arbeidsmarktscan 2012, 2012.

Publicaties en cijfers op de websites van de ABU, CBS Statline, ING Economisch Bureau, de Rijksoverheid en de landelijke dagbladen.