Essay 6 Arbeidsmarkt- en woningmarkt- dynamiek · – Bouwstenen voor de regionale arbeidsmarkt dr....
Transcript of Essay 6 Arbeidsmarkt- en woningmarkt- dynamiek · – Bouwstenen voor de regionale arbeidsmarkt dr....
Ess
ay 6
Arbeidsmarkt- en woningmarkt- dynamiek
Gerco de Ruijter (1961) experimenteert op bijzondere wijze met het oog van de camera. Hij fotografeert landschappen door zijn camera aan een vlieger te hangen. De intensiteit van de beelden lijkt in tegenspraak met de eenvoud van de wijze waarop ze tot stand komen. De afwezigheid van de horizon waarop wij normaal onze blik oriënteren, leidt tot een wonderlijke en raadselachtige abstractie van het landschap.
www.gercoderuijter.com
Untitled / Zonder Titel (IJburg) 2003Inkjet print op dibond 84x200 cm. editie van 5
Arbeids- en woningmarkt- dynamiek
Prof. dr. Henri L.F. de Groot 1
3
Voorwoord
Wat bepaalt de kracht van de stad? Een oude vraag die
buitengewoon actueel is. In de netwerksamenleving
vormen steden de knooppunten van allerlei stromen:
mensen, goederen, energie, informatie. Dat maakt
steden ook de bron en broedplaats van economische en
culturele ontwikkeling. Tegelijk wordt de inbedding van
steden in stedelijke regio’s steeds belangrijker, op allerlei
schaalniveaus.
In stedelijke netwerken verdienen velen hun inkomen;
daar is tenslotte de meeste werkgelegenheid en vinden
innovaties plaats. Hoogopgeleiden trekken naar stedelij-
ke agglomeraties om meer uitdagingen te vinden, geld te
verdienen en van unieke voorzieningen gebruik te
maken. Lager opgeleiden hebben er meer kans om te
stijgen op de sociale ladder. Maar naast glorie biedt de
stad ook sores en sociale problematiek. Mensen zoeken
er anonimiteit, ontsnappen er aan de formele economie,
zoeken beschutting bij land- en lotgenoten (migranten)
of bemachtigen goedkoop onderdak.
Uit de vraag naar de kracht van de stad kwam het onder-
zoeksprogramma Kennis voor Krachtige Steden voort,
dat in 2006 startte en in februari 2015 afliep. In ruim
vijftig projecten werkten universitair onderzoekers en
professionals uit de stedelijke praktijk intensief samen
aan onderzoek naar stedelijke vraagstukken, aangedragen
door praktijkpartijen. Het accent lag inhoudelijk op de
4
economische en sociale kracht van steden. Praktisch
gezien draaiden de projecten om het zoeken naar aan-
grijpingspunten voor beleid en bestuur. Zo heeft KKS
academische kennis en praktische ervaring productief
gecombineerd.
De projecten waren vraaggestuurd – steden bepaalden
de inhoud. Daardoor stond de samenhang tussen de
projecten niet bij voorbaat vast en was het een uitdaging
de kennis te bundelen. Daarom heeft Platform31 sleutel-
onderzoekers gevraagd in zogenoemde ‘brugprojecten’
verbindingen te leggen tussen diverse projecten in een
domein. In die projecten reflecteren de onderzoekers op
de resultaten uit de afzonderlijke projecten en slaan
daartussen inhoudelijke ‘bruggen’.
Het resultaat daarvan is een set van zes essays die het
gehele programma beslaan.
– De kracht van de stad in tweevoud - een essay over
goed bestuur en doorslaggevende personen,
prof. dr. Frank Hendriks
– Lessen over buurtontwikkeling en buurtverval
prof. dr. Ronald van Kempen, Merle Zwiers, dr. Gideon Bolt en
prof. dr. Maarten van Ham
– Thuis in de openbare ruimte? Over vreemden,
vrienden en het belang van amicaliteit
prof.dr. Jan Willem Duyvendak en Fenneke Wekker
5
– Ondernemerschap en probleemwijken. Duiding van
een nieuwe stedelijke dynamiek
prof. dr. Gabriël van den Brink, drs. Radboud Engbersen,
dr. Ruud Dorenbos
– Bouwstenen voor de regionale arbeidsmarkt
dr. Arjen Edzes, dr. Ruud Dorenbos en prof. dr. Jouke van Dijk
– Arbeidsmarkt- en woningmarktdynamiek
prof. dr. Henri de Groot
De zoektocht naar stadskracht gaat verder, ook in de
‘Agenda Stad’. Wij hopen met deze essays deze agenda
mee in te vullen en in te richten.
Namens het team van Platform31 dat het programma alle
jaren heeft begeleid,
Geert Teisman, wetenschappelijk directeur Platform31
7
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Inleiding
De ruimtelijke verdeling van economische activiteit verandert. Deze verande-
ring wordt gedreven door exogene trends als globalisering, vergrijzing, nieuwe
communicatietechnologie en nieuwe manieren van werken. Inspelen op en
gebruikmaken van dergelijke trends is uitdagend voor onderzoek en beleid.
Het besef groeit – indachtig het veelbesproken boek The Triumph of the City
van Edward Glaeser (2011) – dat grote steden waar succes nieuw succes
aantrekt en waar stedelijke voorzieningen belangrijke voorwaardenscheppen-
de functies vervullen, het meest kansrijk zijn om gebruik te maken van de
trends (zie De Groot e.a., 2010). De Nationale Agenda Stad die op dit moment
vorm krijgt poogt tegen deze achtergrond een beleidsmatig antwoord te
formuleren op de trends.
De dynamiek in de ruimtelijke verdeling kent echter ook verliezers. In
krimpgebieden verdwijnen voorzieningen, wat problemen oplevert voor
andere voorzieningen en tot neerwaartse spiralen kan leiden. Dat geldt ook
voor publieke voorzieningen, die voldoende draagvlak nodig hebben om de
vaste kosten te dekken. De toenemende bereikbaarheid van voorzieningen
en banen (beter vervoer en internet) faciliteren verschuivingen in de verzor-
gingsgebieden van voorzieningen en in lokale arbeidsmarkten. Hoogopgelei-
den zijn meer bereid om te reizen voor hun werk en kiezen mooie woon-
locaties die goed bereikbaar zijn. Ze hebben recreatieve voorzieningen graag
in hun directe nabijheid. Laagopgeleiden blijven evenwel vaak zitten waar ze
zitten. Deze verschillen vereisen een nieuwe visie en acties gericht op lokale
arbeids- en woningmarkten. Om daartoe te komen moeten beide markten in
onderlinge samenhang bestudeerd worden. Dit essay geeft een gekwantifi-
ceerde illustratie van regionale dynamiek in wonen en werken in ‘stad en
land’, gebaseerd op microdata voor Nederland.
8
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Bevolkingsdynamiek hogeropgeleiden
Hoogopgeleide huishoudens clusteren zich in grote steden, verplaatsen zich
vaak over relatief grotere afstanden en maken relatief veel gebruik van
publieke voorzieningen. Figuur 1 illustreert de clustering op het ruimtelijk
niveau van viercijferige postcodegebieden (gebruikmakend van beschikbare
hoogste-opleidingenbestanden van het CBS). De concentratie van hoogopge-
leiden in de noordvleugel van de Randstad is overduidelijk te zien.
9
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 1 Aandeel universitair opgeleiden (doctoraal of master) in bevolking 18-65
Bron: eigen berekeningen op basis van CBS.
Minder dan 5%
Legenda
5% tot 10%
25% of meerOnvoldoende obs.
20% tot 25%15% tot 20%10% tot 15%
10
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Om de discussie over steden in historisch perspectief te plaatsen illustreert
figuur 2 de bevolkingsdynamiek voor de vier grote steden over een eeuw. Tot
de Tweede Wereldoorlog groeien de steden parallel met de bevolkingsontwik-
keling van Nederland. In deze periode woont ongeveer 25 procent van de
Nederlandse bevolking in de vier grote steden. Na de oorlog zien we een
kentering die inzet in de jaren zestig van de vorige eeuw en duurt tot in de
jaren tachtig. Er is dan sprake van zowel een relatieve als een absolute krimp
van de grote vier. En Nederland was daarin geen uitzondering: wereldwijd
krompen grote steden.2 Begin 21e eeuw slaat de trend weer om. Amsterdam
begon vele malen harder te groeien dan de rest van Nederland. Dat gaat
gepaard met een sterke trek van hogeropgeleiden naar Amsterdam (figuur 3).
Het aantal hogeropgeleiden in Amsterdam groeit van 60 duizend in 1970 tot
430 duizend in 2010.
11
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 2 Bevolkingsontwikkeling G4, 1900-2012
Bron: NVDH en CBS Statline.
0
100000
200000
300000
400000
500000
600000
700000
800000
900000
1000000
1900 1920 1940 1960 1980 2000 2020
Amsterdam Den Haag Rotterdam Utrecht
12
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 3 Hoogopgeleiden (hbo en universitair) trekken naar de stad
Bron: Economische Verkenning Metropoolregio Amsterdam (Manshanden e.a., 2011) op basis van CBS
Statline.
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010
Nederland
Metropoolregio Amsterdam
Amsterdam
Percentage hoogopgeleid
13
Arbeids- en woningmarktdynamiek
In meer perifere regio’s verlaten jongeren het dorp en gaan studeren of
werken in de stad. Op andere plekken speelt suburbanisatie een rol: gezinnen
uit de grote stad zoeken een woning in omliggende groenere (woon)steden.
Het toenemende aantal zzp’ers en het Nieuwe Werken vergroten de dynamiek
op de arbeids-, woning- en vastgoedmarkt. Zzp’ers hebben wisselende
werklocaties en het Nieuwe Werken maakt de dagelijkse gang naar het werk
minder nodig. Wel vraagt het om goede breedbandfaciliteiten en flexibele
werkplekken thuis, in de trein of bij centrale plekken als stations. De vraag is
welk effect dit heeft op de stad en de aanwezige (publieke) voorzieningen en
wat steden en regio’s kunnen doen om dergelijke processen te faciliteren. Om
wat voor soort huishoudens gaat het, gaan die werken en/of wonen in de
grote steden of in de kleinere daarbij in de buurt? Doet beleid ertoe of zijn de
processen voor beleidsmakers een gegeven waar ze binnen moeten hande-
len? Wat is de beleidsruimte voor regionale en lokale beleidsmakers en waar
zijn marktkrachten dusdanig sterk dat beleid daarop geen greep heeft? In een
tijdsgewricht waar decentralisaties meer taken en verantwoordelijkheden bij
de lokale overheden leggen, is inzicht in de (beperkte) lokale beleidsruimte
van cruciaal belang.
14
Arbeids- en woningmarktdynamiek
De baten van clustering op de arbeidsmarkt
Waarom voelen juist hogeropgeleiden zich aangetrokken tot de stad? Agglo-
meratietheorie geeft arbeidsmarktgerelateerde antwoorden. Onderzoek naar
regionale productiviteit heeft steeds meer oog voor heterogeniteit van regio’s
en van werknemers. Dit is mogelijk doordat er rijkere microdata beschikbaar
komen. Deze genereren een beter begrip van regionaal-economische
vraagstukken. Voor het bepalen van regionale opleidingsniveaus waren
onderzoekers lang afhankelijk van de CBS Enquête Beroepsbevolking. Door
de beperkte steekproefomvang leende deze zich niet goed voor analyses op
laag ruimtelijk schaalniveau. De beschikbaarheid nu van administratieve data
waar grote delen van de bevolking in zijn vertegenwoordigd biedt mogelijk-
heden om in te zoomen op het lage ruimtelijke schaalniveau van viercijferige
postcodes en op de heterogeniteit aan werknemers en bedrijven (zie figuur 1).
In de literatuur over agglomeratie-effecten en regionale verschillen in
productiviteit van werknemers is het corrigeren voor heterogeniteit een
centraal probleem dat moet worden opgelost om zinvolle resultaten te
verkrijgen. Combes e.a. (2008) laten in een baanbrekende studie zien dat een
deel van de correlatie tussen agglomeratie en gemiddelde lonen die op
geaggregeerd niveau wordt gevonden het gevolg is van sorteereffecten. Voor
Nederland hebben Groot e.a. (2014) een vergelijkbare analyse gedaan. Hun
studie bevestigt dat werknemers in de grote steden productiever zijn, maar
dat ligt niet alleen aan de stad. De werknemers hebben zelf ook kenmerken
die afwijken van werknemers in minder dichtbevolkte regio’s. Juist die
verschillen verklaren een fors deel van het verschil in lonen en productiviteit.
Tabel 1 vat dit samen voor de vier grote steden van Nederland door loon-
verschillen te verklaren uit enerzijds persoonskenmerken en anderzijds
locatiefactoren.
15
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Tabel 1 Loonverschillen (in euro per uur) ten opzichte van platteland
Feitelijk
loonverschil
Verklaard
loonverschil
Persoonskenmerken Locatiefactoren
Opleiding Overig Dichtheid Overig
Amsterdam 19,52 11,64 4,12 0,84 4,37 2,29
Rotterdam 9,77 5,83 1,05 -0,09 3,59 1,29
Den Haag 19,22 10,62 4,29 0,26 4,65 1,41
Utrecht 14,10 10,67 4,60 0,40 4,19 1,47
Noot: alle bedragen zijn in afwijking van het platteland, dat is gedefinieerd als alle gemeenten in
Nederland die niet tot een grootstedelijke agglomeratie behoren. Tot overige persoonskenmerken
behoren leeftijd, geslacht en migrantenstatus. Tot overige locatiefactoren behoren verschillende
kenmerken van de sectorstructuur (waaronder specialisatie en diversiteit). Bron: Groot e.a. (2014).
16
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Groot en De Groot (2014) laten zien dat heterogeniteit van werknemers een
aanzienlijk deel van regionale loonverschillen verklaart en dat de omvang van
agglomeratiekrachten sterk verschilt tussen soorten werknemers. Lager-
opgeleide werknemers verdienen in steden niet veel meer dan in perifere
regio’s, maar middelbaar en hogeropgeleide werknemers verdienen in steden
– in het bijzonder de allergrootste steden – fors meer. Figuur 4 illustreert dit.
Lonen van hogeropgeleiden variëren veel sterker met dichtheid dan lonen
van lageropgeleiden. Kortom: agglomeratie-effecten zijn relevant, vooral voor
hogeropgeleiden, en bieden een belangrijk deel van de verklaring voor de trek
van hogeropgeleiden naar de stad (zie paragraaf 2).
17
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 4a Gemiddelde uurloon lageropgeleiden
Minder dan 14.10
Legenda
14.10 tot 14.20
14.50 tot 14.6014.60 tot 14.7014.70 tot 14.8014.80 of meer
14.40 tot 14.5014.30 tot 14.4014.20 tot 14.30
18
Arbeids- en woningmarktdynamiek Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 4b Gemiddelde uurloon middelbaaropgeleiden
Minder dan 16.80
Legenda
16.80 tot 17.20
18.40 tot 18.8018.80 of meer
18.00 tot 18.4017.60 tot 18.0017.20 tot 17.60
19
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 4c Gemiddelde uurloon hogeropgeleiden
Bron: eigen berekeningen op basis van CBS.
Minder dan 23.60
Legenda
23.60 tot 24.00
25.20 tot 25.6025.60 tot 26.0026.00 of meer
24.80 tot 25.2024.40 tot 24.8024.00 tot 24.40
20
Arbeids- en woningmarktdynamiek
De baten van clustering op grond- en woningmarkten
De arbeidsmarkt verklaart niet als enige het succes van steden. Grondprijzen
bieden hier een unieke bron aan additionele informatie (De Groot e.a., 2010).
David Ricardo stelde in 1817 al:
“Corn is not high because a rent is paid, but a rent
is paid because corn is high.”
Hoge grondprijzen indiceren dat het op een locatie goed gaat.3 Met dit inzicht
komen economen tot waardering van allerlei zaken die niet op de markt
verhandelbaar zijn. Te denken valt aan de waardering voor geluidreductie op
Schiphol, de waardering voor openbaar groen in de directe omgeving, of
cultureel erfgoed, of de waardering van overlast door een nabijgelegen
bedrijventerrein.4
In de studie Stad en Land tonen we aan dat microdata over individuele
huizentransacties een goede indicatie geven van de prijs van de plek en haar
ontwikkeling over de tijd. Figuur 5 laat zien dat grondprijzen van bouwgrond
– en dus de aantrekkelijkheid van de plek – variëren. In het centrum van
Amsterdam is de grondprijs 3.500 euro per vierkante meter, op het Groningse
platteland nog geen 20 euro. Ook tussen de noordvleugel en de zuidvleugel
van de Randstad bestaan substantiële verschillen.
21
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 5 Grote verschillen in grondprijzen in de stad en op het platteland
Bron: De Groot e.a. (2010).
2.000 tot 3.600
Grondprijzen
1.000 tot 2.000
50 tot 10025 tot 50
0 tot 25
100 tot 250250 tot 500500 tot 1.000
22
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Het extra loon dat in dichtbevolkte gebieden is te verdienen verklaart een
deel van de grondprijsverschillen, maar niet alles. De Groot e.a. (2010) tonen
aan dat verschillen in culturele voorzieningen, een oud stadshart en nabijheid
tot open ruimte ook een rol spelen. Tabel 2 illustreert het belang van deze
factoren getalsmatig. De clustering van hogeropgeleiden in steden waar
grondprijzen het hoogst zijn reflecteert hun voorkeur voor stedelijke voorzie-
ningen en verklaart een deel van de leegloop in krimpgebieden.
23
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Tabel 2 Grondprijsverschillen (in euro per vierkante meter) ten opzichte van platteland
Feitelijk
grondprijs-
verschil
Verklaard
grondprijs-
verschil
ArbeidsmarktStedelijke
amenities
Natuurlijke
amenities
Negatieve
amenities
Amsterdam 396 379 108 266 4 0
Rotterdam 101 139 69 70 6 –4
Den Haag 254 237 102 114 16 6
Utrecht 169 181 89 91 12 –10
Noot: alle bedragen zijn in afwijking van het platteland, dat is gedefinieerd als alle gemeenten in
Nederland die niet tot een grootstedelijke agglomeratie behoren. Tot arbeidsmarkteffecten behoren
zowel het loonsurplus dat in een agglomeratie verdiend kan worden als de bereikbaarheid van banen per
auto en openbaar vervoer. Tot de stedelijke amenities behoren een historische binnenstad, het aanbod
van podiumkunsten en het culinair en winkelaanbod. Natuurlijke amenities omvatten nabijheid tot
stadsparken, natuur en open zee. Negatieve amenities zijn verschraling, verloedering, overlast en
onveiligheid. Bron: De Groot e.a. (2010).
24
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 6 beschrijft de groei van woningprijzen van 1985 tot 2007 (na correctie
voor woningkenmerken). Over de hele linie stijgen de huizenprijzen in
stedelijke gebieden relatief hard ten opzichte van die op het platteland (vooral
ten opzichte van perifere krimpgebieden). We zien bovendien grote verschil-
len in groei tussen steden met een aantrekkelijk historisch stadshart zoals
Den Bosch, Amsterdam, Haarlem, Groningen en Maastricht en steden als
Rotterdam of Heerlen. Na een nationale dip zien we deze dynamiek weer
doorzetten. De huizenprijzen in Amsterdam trekken als eerste stevig aan. Uit
de grondprijsontwikkeling blijkt dat steden er in toenemende mate toe doen,
vooral de zogenaamde consumentensteden.
25
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 6 Grote toename van grondprijzen in de stad
Bron: De Groot e.a. (2010).
6 tot 7,2
Groei in %
5 tot 6
geen data0 tot 33 tot 44 tot 5
26
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Koppeling van arbeids- en woningmarkten: forensenstromen
De hierboven beschreven trends leiden tot ruimtelijke mismatches op
arbeids- en woningmarkten. Forensenstromen en verhuisbewegingen zijn
daarvan een gevolg. Microdata bieden mogelijkheden om middels forensen-
stromen de mismatches in kaart te brengen. Groot e.a. (2012) laten zien dat
hoogopgeleiden een langere weg afleggen naar hun werk, dat lageropgelei-
den voornamelijk van suburbane randgemeenten naar hun stad forensen,
terwijl hoogopgeleide forensen vaker uit landelijke gemeentes of een andere
grote stad naar de grootstedelijke centra reizen. Figuur 7 laat de richting en
omvang van de stromen voor verschillende opleidingsniveaus zien.
27
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 7a Forensenstromen en balansindex5 laagopgeleiden
kleiner dan -0,30
500
Balans index laagopgeleiden
Aantal laagopgeleide
forensen
Legenda
0,30 tot -0,15
1000
groter dan 0,30
10000
0,15 tot 0,30
7500
0,00 tot 0,15
5000
0,15 tot 0,00
2500
-
28
Arbeids- en woningmarktdynamiek Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 7b Forensenstromen en balansindex middelbaaropgeleiden
kleiner dan -0,30
500
Balans index middelbaar opgeleiden
Aantal middelbaar opgeleide
forensen
Legenda
0,30 tot -0,15
1000
groter dan 0,30
10000
0,15 tot 0,30
7500
0,00 tot 0,15
5000
0,15 tot 0,00
2500
--
29
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Figuur 7c Forensenstromen en balansindex hogeropgeleiden
Balans index hoogopgeleiden
Aantal hoogopgeleide
forensen
kleiner dan -0,30
500
Legenda
0,30 tot -0,15
1000
groter dan 0,30
10000
0,15 tot 0,30
7500
0,00 tot 0,15
5000
0,15 tot 0,00
2500
--
30
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Dilemma’s voor beleid
De beschreven regionaal-economische dynamiek resulteert uit een complex
samenspel van factoren. Op regionaal niveau zijn agglomeratie-effecten en
clustering van typen werknemers van belang en een bron van verhoogde
productiviteit. Microdata zijn een belangrijke bron van informatie en stellen
ons in toenemende mate in staat tot kwantificering van effecten te komen.
Tegelijkertijd blijkt de voorspelbaarheid van dynamiek beperkt. In het
Amsterdam van de jaren tachtig van de vorige eeuw kon men zich de recente
dynamiek waarschijnlijk niet voorstellen. Regionaal-economische groei is
beperkt persistent (in lijn met Zip’s law, die stedelijke groei ziet als een proces
van ‘random growth’). Als dit een juist inzicht is, moeten beleidsmakers
voorzichtig zijn bij het selecteren van toekomstige winnaars. Het aanwijzen
van specifieke groeikernen creëert een complex politiek proces van rent-
seeking. Het beste – en ook bescheiden – advies dat te geven is, is dat beleid
mee dient te gaan met de feitelijke stroom. Overheden moeten hun beleid
niet vastleggen, maar adaptief maken. De regionale en sectorale dynamiek
van economische ontwikkeling is aan sterke en onvoorspelbare marktkrach-
ten onderhevig. Beleid kan trachten die marktkrachten te ondersteunen door
voorwaardenscheppend beleid. De loop van de stroom beïnvloeden, laat
staan tegen de stroom in roeien, lijkt geen kansrijke beleidsoptie.
Een gerelateerd thema is regionale krimp. We worden hier geconfronteerd
met de klassieke en pijnlijke afruil tussen gelijkheid en efficiëntie. Een nuchte-
re analyse van de oorzaken van krimp is van belang. Uitgangspunt daarbij
moet zijn dat krimp vooral het gevolg is van vrijwillig gedrag van mensen –
vooral kansrijke jongeren – die stemmen met hun voeten en hun heil zoeken
in verstedelijkte gebieden waar ze gaan studeren om niet meer terug te keren
naar hun geboortegrond. Hier zijn autonome marktkrachten werkzaam.
Beleid om krampachtig kansrijke jongeren vast te houden en hoogopgeleiden
binnen te halen in krimpregio’s zal beperkt effectief zijn en een prijs hebben in
termen van efficiëntieverlies voor de Nederlandse economie als geheel.
31
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Lokale economische initiatieven ruimte geven en versterken in de hoop dat
nieuwe groeibriljantjes ontstaan is wel een verstandige beleidsoptie.
Een derde thema, geagendeerd door toenmalig wethouder Wiebes in
Amsterdam, betreft zijn voorstel om het aanbod van sociale huurwoningen te
verminderen en ruimte te maken voor hogeropgeleiden. Bakens e.a. (2014)
komen in de bundel Soort zoekt Soort tot de voorzichtige conclusie dat de
verdelende rechtvaardigheid in het ruimtelijk beleid in Nederland domineert
en dat we te weinig uitsortering van bevolkingsgroepen toestaan. In Amster-
dam zouden sociale huurwoningen getransformeerd kunnen worden tot
woonruimte voor hogeropgeleiden (die daar vervolgens uiteraard een hogere
prijs voor betalen). Zo zou Amsterdam de baten van clustering van hoger-
opgeleiden optimaal benutten. Gegeven de grote bestaande scheefwoon-
problematiek in Amsterdam is een dergelijk beleid een mooi voorbeeld van
meegaan met de stroom. Daaraan gerelateerd is er aanzienlijk bewijs dat het
helpen van mensen in achterstandsgebieden via Vogelaarwijkenbeleid of
subsidies voor hogeropgeleiden die bereid zijn zich te vestigen in dergelijke
gebieden, beperkt effectief zijn (zie Bakens e.a., 2014). Dit wijst erop dat
pogingen om tegen de stroom in te roeien door menging van groepen via
beleid te stimuleren weinig effectief zijn. Verder interdisciplinair onderzoek
kan hier onze inzichten vergroten waarbij microdata van grote waarde zijn.
Een vierde beleidsthema haakt aan bij de ruimtelijke ‘mismatches’ op de
arbeidsmarkt. Recent onderzoek laat zien dat hogeropgeleiden relatief sterk
de neiging hebben zich te vestigen in steden met een aantrekkelijk woon-
klimaat en bereid zijn een forse dagelijkse reis naar hun werk op de koop toe
te nemen (zie Groot e.a., 2012). Voor een econoom is er met dergelijke
sorteerprocessen niets mis. Ze weerspiegelen voorkeuren van mensen die
stemmen met hun voeten. Ze vormen een pleidooi om de overdrachtsbelas-
ting laag te houden (zie bijvoorbeeld Buijink, 2012). Ruimtelijk beleid doet er
goed aan de sorteerprocessen ruimte te bieden en mee te gaan met de
stroom. Zelfs als dat in sommige gevallen betekent dat krimp en sloop van
32
Arbeids- en woningmarktdynamiek
woningen het gevolg is. Een extra argument daarvoor ligt in negatieve
milieugevolgen van lange forensenbewegingen. Onderzoek naar de samen-
hang tussen agglomeratiekrachten, mobiliteit en milieu dient aandacht te
geven aan complexe take-off, externe effecten en de beperkte empirische
kennis die voorhanden is.
Tot slot benadrukt het onderzoek naar agglomeratie het belang van
persoonlijke kenmerken en heterogeniteit daarin. Scholing verdient het om
topprioriteit van beleid te krijgen (zie WRR-studie Naar een Lerende Econo-
mie). Daarbij gaat het om basisschool tot postdoctoraal universitair onderwijs.
Scholing legt een basis voor het leven en dient tijdens het leven onderhouden
te worden, zeker in een dynamische globaliserende economie. Empirisch
onderzoek op dit punt toont de grote baten van scholing aan.6 Zeer interes-
sant is bijvoorbeeld recent onderzoek van De la Roca en Puga (2012) die laten
zien dat personen die in grote steden werkzaam zijn geweest en daar kennis
op hebben gedaan ook na vertrek uit de grote stad productiever blijven en
dus hun opgedane kennis meenemen gedurende de rest van hun leven. Dit is
een duidelijke empirische aanwijzing dat kennis die vroeg is opgedaan een
lange schaduw vooruitwerpt. Herverdelingsbeleid dat gericht is op het
vasthouden van mensen in krimpgebieden is ook om deze reden onwenselijk.
In Triumph of the City stelt Glaeser:
“... throwing resources at troubled firms or troubled
cities is usually a terribly inefficient means of taking
care of troubled people. … [N]ational policy should be
aimed at giving ... people the skills they need to
compete, wherever they choose to live, rather than
encouraging them to stay in one particular locale.”
(Glaeser, 2011, p. 250 en 257).
33
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Een les die we in ons land waar de verdelende rechtvaardigheid diep in onze
genen zit geworteld ter harte moeten nemen.7 Het slim gebruikmaken van
agglomeratiekrachten leidt weliswaar tot een wat heterogener ruimtelijk
landschap met grotere regionale verschillen, maar vergroot de totale welvaart
die door de ontwikkeling van een meer lokaal gericht beleid dat aansluit bij
locatiespecifieke voorkeuren, aan alle Nederlandse burgers ten goede kan
komen. De potentiële baten van decentralisaties bieden hier een wenkend
perspectief. Ze vergen wel een groter vertrouwen van de nationale overheid in
lokale beleidsmakers en het accepteren van grotere verschillen die een
antwoord kunnen zijn op toegenomen verschillen in ruimtelijke voorkeuren.
Het vergroten van het lokale belastinggebied kan dit proces dat moet leiden tot
sterkere prikkels en verantwoordelijkheden op decentraal niveau versterken.
34
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Groot, S.P.T., H.L.F. de Groot en P.
Veneri (2012) The Educational
Bias in Commuting Patterns.
Amsterdam/Rotterdam: TI
Discussion Paper 2012-080/3.
Groot, S.P.T., H.L.F. de Groot en
M.J. Smit (2014) ‘Regional Wage
Differences in the Netherlands:
Micro-Evidence on Agglomera-
tion Externalities’, Journal of
Regional Science, 54 503–523.
Mincer, J. (1974) Schooling,
Experience, and Earnings.
New York: NBER.
Oswalt, P. (2006) Atlas of
Shrinking Cities. Berlijn: Hatje
Cantz Verlag.
Roback, J. (1982) ‘Wages, Rents,
and the Quality of Life’, Journal
of Political Economy, 90 (6)
1257–1278.
Roca, J. de la en D. Puga (2012)
Learning by Working in Big
Cities. Londen: CEPR Discussion
Paper, no. 9243.
Rouwendal, J. en J.W. van der
Straaten (2008): The Costs and
Benefits of Providing Open
Space in Cities. Den Haag: CPB
Discussion Paper, no. 98.
Glaeser, E.L. (2011) Triumph of
the City: How our Greatest
Invention Makes us Richer,
Smarter, Greener, Healthier and
Happier. Londen: Macmillan.
Jacobs, B. en D. Webbink (2006)
‘Rendement van Onderwijs blijft
Stijgen’, Economisch
Statistische Berichten, 91
(4492) 405–407.
Melo, P.C., D.J. Graham en R.B.
Noland (2009) ‘A Meta-Analysis
of Estimates of Urban
Agglomeration Externalities’,
Regional Science and Urban
Economics, 39 332–342.
Groot, S.P.T. en H.L.F. de Groot
(2011) Wage Inequality in the
Netherlands: Evidence, Trends
and Explanations. Den Haag:
CPB Discussion Paper, no. 186
Groot, S.P.T. en H.L.F. de Groot
(2014) Estimating the Skill Bias
in Agglomeration Externalities
and Social Returns to Education:
Evidence from Dutch Matched
Worker-Firm Micro Data.
Amsterdam-Rotterdam: TI
Discussion Paper 2014-088/
VIII.
Literatuur
Bakens, J., H.L.F. de Groot, P.
Mulder en C.-J. Pen (2014) Soort
zoekt Soort: Clustering en
Sociaal-Economische
Scheidslijnen in Nederland. Den
Haag: Platform31.
Buijink, C. (2012) ‘Perspectief
door Vernieuwing’, Economisch
Statistische Berichten, 87
(4626) 6–9.
Combes, P.P., G. Duranton en L.
Gobillon (2008) ‘Spatial Wage
Disparities: Sorting Matters’,
Journal of Urban Economics, 63
723–742.
Dekkers, J.E.C. en J.W. van der
Straaten (2009) ‘Monetary
Valuation of Aircraft Noise: A
Hedonic Analysis around
Amsterdam Airport’, Ecological
Economics, 68 2850–2858.
Duranton, G. (2010) The
Economics of Clusters: Lessons
from the French Experience.
Oxford: Oxford University Press.
Glaeser, E.L. (2008) Cities,
Agglomeration and Spatial
Equilibrium. Oxford: Oxford
University Press.
35
Arbeids- en woningmarktdynamiek
Vor, F. de en H.L.F. de Groot
(2011), ‘The Impact of Industrial
Sites on Residential Property
Values: A Hedonic Pricing
Analysis from the Netherlands’,
Regional Studies, 45 (5)
609–623.
36
Arbeids- en woningmarktdynamiek
5 Gedefinieerd als (inkomende
forensen - uitreizende forensen)
/ (inkomende forensen + uitrei-
zende forensen).
6 Ik verwijs hier bijvoorbeeld
naar Jacobs en Webbink (2006)
en Groot en De Groot (2011) die
met behulp van Mincervergelij-
kingen op basis van Nederlandse
microdata bovendien laten zien
dat het rendement van een jaar
scholing over de tijd zelfs stijgt.
7 Een duidelijke blijk van de
gevolgen van de toegepaste
verdelende rechtvaardigheid in
Nederland is de internationaal
unieke platte verdeling van de
omvang van steden (zie De Groot
e.a., 2010).
Noten
1 Deze bijdrage leunt op
gezamenlijk onderzoek naar
de woning- en arbeidsmarkt,
uitgevoerd met Stefan Groot, Jan
Möhlmann, Martijn Smit, Coen
Teulings en Wouter Vermeu-
len. Hun bijdragen zijn van
grote waarde. Ik ben hun dank
verschuldigd voor de prettige en
inspirerende samenwerking. Ook
wil ik Geert Teisman en Frank
Wassenberg bedanken voor
nuttig commentaar op eerdere
versies van deze bijdrage.
2 Zie Are cities dying? van
Glaeser (1998) voor een analyse
van de krachten die de stads-
omvang bepalen en de Atlas of
Shrinking Cities (Oswalt, 2006)
voor een onder-bouwing van de
stedelijke dynamiek.
3 Er is sprake van een ruimtelijk
evenwicht als de baten op een
locatie (aantrekkelijke amenities
en goedbetaalde banen) gecom-
penseerd worden door een hoge-
re grondprijs. Zie Roback (1982)
en Glaeser (2008).
4 Zie bijvoorbeeld De Vor en De
Groot (2011), Rouwendal en Van
der Straaten (2008) en Dekkers
en Van der Straaten (2009).
Colofon
Een samenwerking van
Platform31 Postbus 30833
2500 GV Den Haag
070 - 302 84 84
www.platform31.nl
Auteur
prof. dr. Henri de Groot
(VU University Amsterdam)
Beeld omslag
Gerco de Ruijter
Grafisch ontwerp
De Jongens Ronner
Productie
Griffel & Bok
Druk
Netzo Druk
oplage 150
Februari 2015, © Platform31
ISBN 978-94-91711-26-8
uitgave
Steden zijn een bron en broedplaats van economische en culturele ontwikkeling. Maar wat is nu de kracht van de stad? Om dit uit te zoeken hebben onderzoekers en professionals hun krachten en expertise gebundeld in het programma Kennis voor Krachtige Steden (KKS). Het resultaat: concrete oplossingsrichtingen voor stedelijke sociaal-economische vraag-stukken en aangrijpingspunten voor beleid en bestuur.
Om de kennis te verbinden slaan zogenoemde ‘sleutelonderzoekers’ een inhoudelijke brug tussen de resultaten van alle projecten uit het KKS- programma. Deze brugprojecten, gevat in zes essays, beslaan samen het hele programma.