Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

26
1 ECABO arbeidsmarktonderzoek Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt huidige ontwikkelingen en prognoses Odile Sondermeijer senioradviseur arbeidsmarktonderzoek juli 2010

Transcript of Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

Page 1: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

1

ECABO arbeidsmarktonderzoek

Trendwatch Nederlandse

economie en arbeidsmarkt

huidige ontwikkelingen en prognoses

Odile Sondermeijer senioradviseur arbeidsmarktonderzoek

juli 2010

Page 2: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

2

Inhoudsopgave

pag.

Inleiding 3

Samenvatting 4

1 De Verenigde Staten, Europa en de Nederlands economie 6

2 Actueel beeld van de conjunctuur 7

3 Landelijke arbeidsmarktontwikkelingen 9

4 De regionale economie 12

5 Flexibele arbeid 15

6 De arbeidsmarkt voor laag opgeleiden 16

7 De positie van mbo-verlaters 17

8 Prognoses 19

9 Trends in ECABO-beroepen 21

Page 3: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

3

Inleiding

Dit is de tweede uitgave van de ECABO Trendwatch, waarin recente ontwikkelingen van de economie

en de arbeidsmarkt zijn beschreven. De ECABO Trendwatch is een uitgave die niet zozeer de

ontwikkelingen binnen het ECABO-domein beschrijft, maar inzicht geeft in de economische

ontwikkelingen daarbuiten, die van invloed zijn op dit domein.

Deze uitgave begint met een korte uitstapje naar de ontwikkelingen van de wereldeconomie in het

eerste hoofdstuk. Daarna komt, zoals in de vorige Trendwatch een actueel beeld van de Nederlandse

conjunctuur in hoofdstuk twee.

Het derde hoofdstuk geeft een update van de ontwikkelingen van vraag en aanbod op de landelijke

arbeidsmarkt. Ook de specifieke gevolgen voor de verschillende bedrijfssectoren komen in dit

hoofdstuk aan bod. Het vierde hoofdstuk beschrijft de ontwikkelingen in de regio.

Speciale aandacht gaat uit naar de trends in de ‘flexibele schil’ in hoofdstuk vijf. Nu er sprake is van

een breekbaar herstel van de economie, groeit de vraag naar uitzendkrachten en trekt de markt voor

zzp’ers aan. In het zesde en zevende hoofdstuk wordt beschreven welke consequenties deze

economische ontwikkelingen hebben voor de positie van laag opgeleiden, jongeren en mbo-verlaters.

Met behulp van de prognoses van CPB, UWV WERKbedrijf en RWI worden in hoofdstuk acht de

verwachtingen ten aanzien van een verder herstel van de economie beschreven. Ook hier blijken er

sectorale en regionale verschillen te zijn.

Naast economische zijn andere ontwikkelingen van invloed op tal van processen in bedrijven en

organisaties. Voorbeelden hiervan zijn internationalisering, digitalisering, verscherpte concurrentie en

veranderende wet- en regelgeving. In dit laatste hoofdstuk wordt de omgeving van het ECABO-

domein verlaten en bevat een beschrijving van de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de

ECABO-beroepen.

Page 4: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

4

Samenvatting

De Nederlandse economie ten opzichte van de Verenigde Staten en de rest van Europa

Bij een analyse van de economische situatie binnen Europa en van Europa ten opzichte van de

andere continenten, worden twee breuklijnen zichtbaar. Vanaf dit voorjaar komt er uit de Verenigde

Staten positief economisch nieuws, terwijl in Europa nog steeds sprake is van dalende

detailhandelsverkopen. Dit leidt tot een breuklijn tussen de continenten. Een tweede breuklijn bevindt

zich tussen het noordelijke deel en het zuidelijke deel van de Europese lidstaten. In tegenstelling tot

het noorden is er in het zuiden een daling van de sentimentindicator en zijn er dalende verkopen in de

detailhandel. In combinatie met de relatief forse bezuinigingen in het zuidelijk deel van de eurozone

zal deze tweedeling voorlopig niet verdwijnen.

Half mei publiceerde het CBS de eerste raming voor de groei van de Nederlandse economie in het

eerste kwartaal van 2010. Het CBS spreekt van een ‘breekbaar herstel’.

Actueel beeld van de conjunctuur

Eind juni was het conjunctuurbeeld iets beter dan eind mei. Voor de tweede maand op een rij is de

werkloosheid gedaald. De groei van de uitvoer, de industriële productie en de afname van

faillissementen is positief, maar liggen nog onder hun langjarig gemiddelde.

Landelijke arbeidsmarktontwikkelingen

De belangrijkste ontwikkelingen zijn de volgende:

In het eerste kwartaal van 2010 is nog steeds sprake van een afname van het aantal banen.

Op dat tijdstip waren er 156 duizend banen minder dan in het jaar ervoor. De grootste daling

doet zich voor in de zakelijke dienstverlening. Ook in de industrie, bouw, handel, horeca,

transport en bij de financiële instellingen gingen banen verloren. In de niet-commerciële

dienstverlening houdt de groei van het aantal banen aan, deze wordt vooral veroorzaakt door

de groei van het aantal banen in de zorg.

Eind maart 2010 waren er 113 duizend openstaande vacatures. Ten opzichte van het kwartaal

ervoor betekent dit een daling van 11 duizend. De sterkste daling van het aantal openstaande

vacatures in 2009 deed zich voor in de industrie.

In de periode maart-mei bedroeg de werkloosheid 431 duizend personen, 7 duizend minder

dan in de periode daarvoor. De werkloosheid is hiermee voor de tweede keer op rij

afgenomen.

Vooral jonge mannen zijn kwetsbaar op de arbeidsmarkt. Zij werken vaker op een tijdelijk

contract en in bedrijfstakken, zoals de zakelijke dienstverlening, de industrie en het vervoer,

die zwaar zijn getroffen door de crisis.

De regionale economie

Er bestaan grote regionale verschillen in de mate en het moment waarop krimp zich voordoet. Dit

komt grotendeels door de opbouw van de regionale bedrijvigheid. ING Economisch Bureau verwacht

in 2010 een gemiddelde landelijke groei van 1,3% en voor 2011 van 1,7%. In 2010 is een positieve

economische groei in alle provincies voorzien. De verwachting is dat Groningen het sterkst groeit met

2,8 procent, Gelderland zal naar verwachting het minst hard groeien (0,7 procent). Behalve Groningen

presteren de westelijke provincies beter dan gemiddeld.

De positie van zzp’ers

Het aantal zzp’ers is de afgelopen tien jaren fors toegenomen. In 2008 hadden zij een aandeel van 9

procent in de beroepsbevolking. Voor het eerst sinds jaren trad er in 2009 een daling van het aantal

zzp’ers. Deze daling is vooral veroorzaakt door de bouwsector (-8.000). In de kennisbranches was er

een groei van het aantal zzp’ers van 5.000. Zzp’ers maken deel van de flexibele schil, waardoor hun

Page 5: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

5

arbeidsmarktpositie kwetsbaar is. De verwachting is dat, wanneer de bouw aantrekt het totaal aantal

zzp’ers weer zal gaan stijgen.

De arbeidsmarkt voor laag opgeleiden

Bijna een kwart van de beroepsbevolking is laag opgeleid. Het aandeel laaggeschoolde arbeid daalde

in de periode 1987 – 2008 van 40 naar 30 procent. In absolute zin bleef het aantal banen voor laag

opgeleiden gelijk: 2,2 miljoen.

In 2009 waren er honderd duizend jongeren die geen opleiding volgden en niet actief waren op de

arbeidsmarkt. Vooral diegenen met een lage opleiding zijn niet actief op de arbeidsmarkt. Hoewel

jonge vrouwen momenteel in meer gevallen een startkwalificatie hebben dan jonge mannen, zijn

vooral jonge vrouwen zonder startkwalificatie relatief vaak niet actief op de arbeidsmarkt.

De positie van de mbo-verlaters

In 2008-09 haalden ruim 167.000 mbo-leerlingen een diploma (bijna 3 procent meer dan een jaar

eerder). Van alle gediplomeerde mbo-ers die het mbo verlaten is 60 procent een half jaar na

diplomering aan het werk. Op dat tijdstip volgt een derde van hen een opleiding en tweederde

combineert de opleiding met werk. Vanaf 2004 is het aandeel mbo-verlaters dat werk en opleiding

combineert gehalveerd.

Middelbaar opgeleiden hebben meer last van de economische crisis dan hoogopgeleiden. Zij werken

relatief vaak in sectoren die hard geraakt worden door de crisis, zoals de bouw, industrie en overige

zakelijke diensten. Door de afname van het aantal banen op mbo-niveau 2 en door de verdringing van

hoger opgeleiden, zal de kans op een baan voor deze lager opgeleiden afnemen.

Bijna de helft (45 procent) van de gediplomeerden op mbo-niveau 4 gaat door naar een opleiding in

het hbo. Bij de relatief nieuwe Ad opleidingen aan de hogescholen staan ongeveer 3.000 studenten

ingeschreven. In het schooljaar 2009 – 2010 is een ruime meerderheid van de nieuwe instroom Ad-

studenten in het bezit van een mbo-diploma.

Prognoses

De recente prognoses van het CPB, UWV WERKbedrijf en RWI gaan uit van een herstel van de

economische groei. UWV WERKbedrijf verwacht voor 2010 per saldo een krimp van de

werkgelegenheid. Alleen in de sector zorg en welzijn groeit het aantal banen.

Vooral in de perifere regio’s zal de toename van het aantal nww-ers groot zijn, met uitzondering van

Zeeland en Noord-Holland Noord.

Pas na 2011 zal volgens UWV WERKbedrijf de werkgelegenheid aantrekken en neemt de vraag naar

personeel toe. In de periode 2011 – 2015 zijn de belangrijkste groeisectoren het uitzendwezen, zorg

en welzijn, adviesbureaus en makelaardij en de horeca. Minder goede perspectieven zijn er voor de

industrie, openbaar bestuur en bouw. In de industrie betreft het vooral een groei van het aantal

uitzendbanen, waardoor deze niet geheel terug te zien zal zijn in de cijfers van de eigen sector.

De ECABO-beroepen

De secretariële en financieel-administratieve beroepen, de commerciële beroepen en de informatie-

dienstverlening worden sterk beïnvloed door de toenemende digitalisering. Automatisering van

standaardhandelingen, nieuwe software toepassingen en uitbesteding van activiteiten zijn hiervan het

gevolg. Daarnaast zijn specifieke factoren als verscherpte concurrentie, de toename van

verkoopactiviteiten via internet en veranderende wet- en regelgeving van invloed op de dagelijkse

gang van zaken in bedrijven en instellingen. Voor werknemers zijn goede communicatieve

vaardigheden, inzicht in wat er binnen en buiten de organisatie afspeelt en een pro-actieve,

dienstverlenende en commerciële instelling van steeds groter belang.

Page 6: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

6

1. De Verenigde Staten, Europa en de Nederlandse economie

Analyse van macro-economische cijfers geven inzicht in de economische situatie van Europa ten

opzichte van andere continenten en de ontwikkelingen van landen binnen Europa ten opzichte van

elkaar.

Breuklijn tussen Verenigde Staten en Europa

Er bevindt zich een breuklijn in de wereldeconomie tussen de Verenigde Staten en Europa. Zo komt

er in mei jl. uit Amerika positief economisch nieuws. Mede onder invloed van tijdelijke

belastingvoordelen is het aantal voorlopige verkopen van bestaande woningen gestegen (april t.o.v.

maart 6 procent). Door de combinatie van een aansterkend consumentenvertrouwen en aanhoudende

werkgelegenheidsgroei is een verder herstel van de huizenmarkt waarschijnlijk.

Tweedeling in Europa

De economische situatie in Europa is anders, er is een dreigende tweedeling in het eurogebied. Daar

bleken de detailhandelsverkopen in april met 1,2 procent te zijn afgenomen; de scherpste daling in 18

maanden tijd. Ook de door de Europese Commissie gepubliceerde sentimentindicator ontwikkelde

zich teleurstellend; een daling van 100,6 in april naar 98,4 in mei. Nadere uitsplitsing van deze

Europese cijfers legt de tweede breuklijn bloot; tussen de in het noordelijke deel van de eurozone

gelegen landen en de zuidelijke lidstaten. Er was namelijk sprake van een daling van de

sentimentindicator in Griekenland, Portugal en Spanje terwijl de stemming in Duitsland en Nederland

verbeterde. Ook bij de detailhandelsverkopen was dit onderscheid tussen ‘noord’ en ‘zuid’ zichtbaar;

dalende verkopen in Spanje en stijgende verkopen in Duitsland.

De tweedeling binnen de eurozone zal voorlopig niet verdwijnen. De zuidelijke lidstaten zullen

namelijk meer dan gemiddeld moeten bezuinigen. Bovendien lijkt deze groep van landen, o.a.

vanwege hun relatief kleine exportsector, minder van de zwakke euro te profiteren dan de meer

noordelijk gelegen eurolanden.

Figuur 1 BBP-groei t.o.v. voorgaande Breekbaar herstel Nederlandse economie kwartaal (%)

Voorzichtig is de Nederlandse economie in de

tweede helft van 2009 het pad van herstel

ingeslagen (zie figuur 1). Half mei publiceerde

het CBS de eerste raming voor de groei in het

eerste kwartaal van 2010. Macrocijfers wijzen

op een breekbaar herstel van de economie. De

dreigende bezuinigingen, de zwakke

loonontwikkeling en de onrust op de financiële

markten zijn factoren waardoor de consument

terughoudend kan blijven. Daarnaast is de

export op gang geholpen door grote

stimuleringspakketten.

Bron: CBS, ING

Page 7: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

7

2. Actueel beeld van de conjunctuur

De Conjunctuurklok van het CBS (figuur 2) is een hulpmiddel voor het bepalen van de stand en het

verloop van de Nederlandse conjunctuur. Zoals een klok de actuele tijd laat zien, zo toont de

Conjunctuurklok de actualiteit van de conjunctuur. Een belangrijk kenmerk van de conjunctuur is

namelijk dat deze cyclisch verloopt. Perioden van hoge groei wisselen af met perioden van nauwelijks

groei, of zelfs van krimp. De conjunctuur wordt bepaald aan de hand van een aantal

conjunctuurrelevante indicatoren. In de Conjunctuurklok is daarom een selectie van belangrijke

indicatoren opgenomen. Door de vijftien geselecteerde indicatoren gezamenlijk af te beelden, ontstaat

een samenhangend beeld van de stand van de conjunctuur. De Conjunctuurklok beschrijft niet een

bepaalde verslagperiode, maar geeft het conjunctuurbeeld op een bepaald moment (in de regel ultimo

van de maand).

Figuur 2 Conjunctuurklok

Bron: cbs.nl

Op de verticale as (de y-as) van de Conjunctuurklok is voor iedere indicator zijn afwijking tot de

langetermijn trend uitgezet. Op de horizontale as (de x-as) van de klok is de periode-op-

periodeontwikkeling geplaatst. Er zijn vier fasen te onderscheiden:

Boven trend en afgenomen (het kwadrant links boven, kleur oranje)

Onder trend en afgenomen (het kwadrant links onder, kleur rood)

Onder trend en toegenomen (het kwadrant rechts onder, kleur geel)

Boven trend en toegenomen (het kwadrant rechts boven, kleur groen).

Page 8: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

8

Het zwaartepunt van de puntenwolk in de Conjunctuurklok ligt eind juni iets minder diep in het rode

kwadrant (laagconjunctuur). Indicatoren in het rode kwadrant hebben een groei onder hun langjarig

gemiddelde en de groei neemt af. Ook bij indicatoren in het gele kwadrant ligt de groei onder hun

langjarig gemiddelde, maar daar neemt de groei toe. Van de indicatoren in het groene kwadrant ligt de

groei boven hun langjarig gemiddelde en neemt de groei toe. Ook van indicatoren in het oranje

kwadrant ligt de groei boven hun langjarig gemiddelde, daar neemt de groei echter af. Van de vijftien

indicatoren in de klok staan er eind juni acht in het rode, zes in het gele en een in het groene

kwadrant.

Het conjunctuurbeeld was eind juni iets beter dan eind mei. De meeste indicatoren in de

Conjunctuurklok liggen nog steeds in de fase van laagconjunctuur. Veertien van de vijftien indicatoren

in de Conjunctuurklok presteren onder hun langjarig gemiddelde. De werkloosheid is vanuit het rode

kwadrant doorgeschoven naar het gele kwadrant. Voor de tweede maand op rij is de werkloosheid

gedaald.

De klok van eind juni toont in vergelijking met die van eind mei behalve de werkloosheid nog meer

opvallende verbeteringen. De uitvoer, de industriële productie en de faillissementen zijn binnen het

gele kwadrant verder naar boven opgeschoven richting hun langjarig gemiddelde. Ook het bbp in het

rode kwadrant doet het wat beter. De klok laat echter ook enkele verslechteringen zien. Het

producentenvertrouwen binnen het gele kwadrant en het arbeidsvolume binnen het rode kwadrant zijn

iets naar links en naar beneden geschoven.

Page 9: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

9

3 Landelijke arbeidsmarktontwikkelingen

De arbeidsmarkt reageert met enige vertraging op de economie. Bij een krimpende economie zetten

werkgevers hun inzet van flexibel personeel stop, en zullen zij vertrekkend personeel niet

vanzelfsprekend vervangen. De vervangingsvraag is dan groter dan de uitbreidingsvraag. Als de

economie zich herstelt, vullen werkgevers de opengevallen arbeidsplaatsen weer op en durven meer

mensen de overstap te maken, waardoor het aantal vacatures zal groeien.

Aanhoudende banenkrimp

In het eerste kwartaal van 2010 waren er 156 duizend banen van werknemers minder dan in het

eerste kwartaal van 2009. Dit is een daling van 2,0 procent. Vergeleken met het vierde kwartaal waren

er 56 duizend banen minder. Deze daling is fors groter dan in het voorgaande kwartaal. Dit is het

vijfde kwartaal op rij met banenverlies. Dit blijkt uit cijfers van het CBS.

Veruit de grootste daling trad op in de zakelijke dienstverlening waar het aantal banen met

106 duizend afnam. De daling bestaat voor het overgrote deel uit uitzendbanen via uitzendbureaus.

Deze branche met zijn flexibele arbeidscontracten ving het afgelopen jaar de grootste klap op van het

banenverlies. Ook in de industrie, bouw, handel, horeca en transport en bij de financiële instellingen

gingen banen verloren. In de niet-commerciële dienstverlening (overheid, onderwijs, zorg, cultuur)

houdt de sterke groei van het aantal banen aan. Het grootste deel van deze groei zit in de zorg, met

een plus van 47 duizend vergeleken met een jaar eerder.

Deze daling van werkgelegenheid betrof vooral werknemers met een flexibele arbeidsrelatie,

waaronder veel jongeren. Opvallend was dat de arbeidsdeelname van ouderen en vrouwen in 2009

licht bleef stijgen, waardoor zij qua arbeidsdeelname hun achterstand op mannen van middelbare

leeftijd verder konden verkleinen.

Aantal vacatures daalt licht

Eind maart 2010 stonden er, gecorrigeerd voor seizoensinvloeden, 113 duizend vacatures open. Dat

zijn er 11 duizend minder dan een kwartaal eerder. Hiermee is het aantal openstaande vacatures in

het eerste kwartaal van 2010 verder licht gedaald.

Volgens het CBS steeg in de jaren 2005-2007 het aantal openstaande vacatures in alle sectoren (met

uitzondering van de landbouw, waar overigens wel de vraag naar flexibele arbeidskrachten toenam).

In 2008 sloeg de stijging om in een lichte daling. Uitzondering vormde dat jaar de niet-commerciële

dienstverlening. In deze sector groeide de openstaande vraag in 2008 gestaag verder. In 2009

verscherpte de daling, zoals figuur 3 laat zien, en ontkwam ook de niet-commerciële dienstverlening

niet aan een afname van het aantal openstaande vacatures. De sterkste daling van het aantal

openstaande vacatures in 2009 met 53 procent is te zien in de industrie.

Page 10: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

10

Figuur 3 Aantal openstaande vacatures naar sector, 2008 – 2009 (4e kwartaal,

seizoensgecorrigeerd, x 1.000)

Bron: CBS Statline, juni 2010

Ontwikkeling werkloosheid en werkzoekenden

Uit onderstaande figuur blijkt dat na een daling van het werkloosheidspercentage sinds 2004, er een

omslag plaatsvindt in het vierde kwartaal van 2008. Vanaf dat tijdstip stijgt het

werkloosheidspercentage fors.

Figuur 4 Vacaturegraad en werkloosheidspercentage, 2001 – 2009, 4e kwartaal (index

2001=100)

Page 11: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

11

In de periode maart - mei 2010 bedroeg de werkloosheid gemiddeld 431 duizend personen, 7 duizend

minder dan in de voorgaande driemaandsperiode. Hiermee kwam het werkloosheidspercentage uit op

5,6 procent. Daarmee is de werkloosheid voor de tweede keer op rij afgenomen, na een lange periode

van oplopende werkloosheid.

Uit de cijfers van UWV WERKbedrijf blijkt dat het aantal niet-werkende werkzoekenden (nww) daalde

met 10 duizend tot 502 duizend. Onder jongeren nam het aantal werkzoekenden met 5 procent naar

verhouding het sterkst af. In mei en juni van dit jaar is het aantal werkzoekenden het meest gedaald

onder lagere technische- en transportberoepen.

Het aantal werklozen dat een beroep doet op de bijstand stijgt snel. Eind maart zaten 290 duizend

mensen in de bijstand. Dat zijn er 10 duizend meer dan eind december. Opvallend is dat vooral het

aantal jonge mannen in de bijstand toeneemt. Jongeren zijn vaak kwetsbaarder op de arbeidsmarkt,

aangezien zij vaker werken op een tijdelijk contract en omdat het goedkoper is hen te ontslaan. De

werkloosheidstijging onder jonge mannen komt doordat vooral bedrijfstakken waar zij werken zwaar

zijn getroffen door de crisis. Het gaat om de zakelijke dienstverlening, de industrie en het vervoer.

Daarbij hebben jongeren door hun korte arbeidsverleden weinig WW-rechten opgebouwd. Na ontslag

is een WW-uitkering van korte duur. Dan volgt veelal de bijstand.

Figuur 5 toont het verloop vanaf 2001 van het werkloosheidspercentage voor de totale

beroepsbevolking (van 15 tot 65 jaar), voor jongeren (tot 25 jaar) en ouderen (vanaf 45 haar). Het

percentage is onder jongeren bijna twee keer groter dan gemiddeld. Voor ouderen geldt dat dit

percentage gelijk of lager is dan gemiddeld.

Figuur 5 Werkloosheidspercentage naar leeftijd, 2001 – 2010, driemaandsgemiddelde januari-

maart

Bron: CBS Statline

Page 12: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

12

4 De regionale economie

Doordat de arbeidsmarkt vertraagd reageert op economische veranderingen ligt de kern van de

werkgelegenheidskrimp in 2010. Er bestaan echter wel grote regionale verschillen in de mate en het

moment waarop deze krimp zich voordoet. Dit komt grotendeels door de opbouw van de regionale

bedrijvigheid. ING Economisch Bureau brengt vier keer per jaar een rapportage uit over de

ontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt. Dit hoofdstuk geeft de hoofdlijnen weer uit het

kwartaalbericht van mei 2010.

ING Economisch Bureau verwacht in 2010 een gemiddelde landelijke groei van 1,3 procent en voor

2011 van 1,7 procent. In 2010 is een positieve economische groei in alle provincies voorzien. Zoals

blijkt uit figuur 7, voert Groningen de lijst aan met een groei van 2,8 procent, Gelderland zal naar

verwachting het minst hard groeien. Behalve Groningen presteren de westelijke provincies beter dan

gemiddeld.

Figuur 7 Verwachte regionale economische groei 2010

Bron: ING Economisch Bureau

Groningen uitschieter in Noord-Nederland

In Groningen zal dit jaar naar verwachting de economie groeien met 2,8 procent en in 2011 met 2,3

procent. Daarmee is Groningen de sterkste groeier in Nederland. Dit is vooral toe te schrijven aan de

aardgaswinning. De verschillen in economische groei tussen regio’s zijn groot. In West-Groningen

komt de groei dit jaar uit op 3,6 procent, wat vooral wordt veroorzaakt door een oververtegen-

woordiging van de sectoren delfstoffen en de chemische en basismetaalindustrie. Oost-Groningen zal

naar verwachting slechts met 0,2 procent groeien. Mega-investeringen in de ‘Energy Valley’ en de

gasrotonde rondom Eemshaven zullen pas op middellange termijn zorgen voor structurele toename

van de regionale werkgelegenheid.

Page 13: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

13

Friesland is met 0,8 procent de zwakste groeier in Noord-Nederland. Zuidwest Friesland doet het het

slechtst. Hier is sprake van een sterke vertegenwoordiging van de sectoren bouw en detailhandel. In

deze sectoren wordt pas herstel in 2011 verwacht. Zuidoost Friesland profiteert van herstel in de

groothandel, landbouw en industrie. Noord-Friesland profiteert mee van de positieve ontwikkeling in

de sector delfstoffen. Ook is hier de publieke sector goed vertegenwoordigd.

Voor Drenthe blijven de groeiramingen voor 2010 (1,1 procent) en 2011 (1,5 procent) ongewijzigd. In

Zuidoost Drenthe zorgen de oververtegenwoordigde sectoren delfstoffen en chemische industrie voor

een toename in de export. Ondanks de slecht presterende bouwsector is er een groei van 1,4 procent

in deze regio. De economie in Noord Drenthe is stabiel dankzij de sterk vertegenwoordigde non-profit

sector.

Enige groei in Overijssel en Gelderland

De economie in Overijssel toont weer enige tijd groei. Voor 2010 is de groeiverwachting 0,8 procent,

waarbij Twente iets achterblijft met 0,7 procent. In Noord-Overijssel is de groei het sterkst, mede door

de ruime aanwezigheid van onderwijs- en overheidsinstellingen. In 2011 zal de groei verder

aantrekken, maar iets achterblijven op de groei van Nederland. Dit geldt met name voor de voor

Overijssel belangrijke branches binnen de industrie, de bouwmaterialenindustrie en de drukkerijen.

Verder kent de bouwsector nog een lastige periode met een productiekrimp van 7,1 procent.

Gelderland klimt langzamer uit het economische dal dan andere provincies. Met een verwachte groei

van 0,7 procent blijft de Gelderse economie enigszins achter. De relatief stabiele en goed

vertegenwoordigde sector gezondheidszorg zorgde in 2009 voor een beperkte krimp, maar houdt ook

de groei in 2010 op een laag niveau. De Achterhoek heeft het laagste economische groeicijfer (0,2

procent) van alle Nederlandse regio’s door een achterblijvende bevolkingsontwikkeling en een

oververtegenwoordiging van investeringsafhankelijke sectoren.

Flevoland sterkste groeier in Midden-Nederland

Voor 2010 overtreffen de economische groeiverwachtingen voor Flevoland het landelijke beeld met

0,4 procent. Dat er relatief weinig industrie- en transportondernemers in de regio zijn, beide snel

herstellende sectoren, blijkt niet doorslaggevend te zijn. Dit wordt namelijk meer dan goedgemaakt

door de hogere bevolkingsgroei en doordat Flevoland verhoudingsgewijs ook weinig bouwbedrijven

telt. Opvallend is de ‘terugkeer’ van Almere. De relatieve ondervertegenwoordiging van de stabiele

non-profit sector werkt dit jaar namelijk veel minder nadelig uit voor Almere.

Herstel in West-Nederland

Het herstel in Utrecht verloopt traag. Dat komt omdat de industrie in Utrecht veel minder aanwezig is,

terwijl dat juist dé sector is die als eerste en als snelste herstelt. Regio Utrecht-West heeft veel

bouwbedrijven binnen de grenzen en blijft daardoor zelfs achter bij de landelijke groei, met een

verschil van 0,3 procent.

Voor Noord-Holland wordt in 2011 een economische groei verwacht van 2,0 procent. Los van de

bevolkingstoename en de export is de groei vooral te danken aan de veerkrachtige zakelijke

dienstverlening en de groeiende zorgsector. Ook lijkt de toerist Amsterdam en Noord-Holland weer

meer te vinden. Zo zorgen het museum de Hermitage en Sail 2010 voor een regionale impuls. Buiten

Groot-Amsterdam is het beeld afgezien van de geïndustrialiseerde IJmond, minder rooskleurig. Een

regio die moeizaam opkrabbelt is de Noordkop, waar de ruim vertegenwoordigde bouw- en

sierteeltbedrijven nog in een moeilijke fase verkeren. Ondanks dat Noord-Holland het

bovengemiddeld doet, zorgen overheidsbezuinigingen ook hier voor tegendruk. Zo staan naast de

rijksuitgaven ook de provinciale uitgaven onder druk. Met een grote kwartaire sector lopen de

Noordkop en ook Haarlem hier het grootste risico. Economisch gezien is het belangrijk dat lopende

grote (infrastructurele) projecten doorgang vinden. Met de tweede Coentunnel, de Noordzuidlijn, het

Wieringerrandmeer en verschillende (gesubsidieerde) woningbouwprojecten lijkt dit in Noord-Holland

Page 14: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

14

voorlopig nog geborgd. De Gemeente Amsterdam heeft onlangs echter een stop van veel grote

bouwprojecten aangekondigd.

De Zuid-Hollandse economie gaat vooral in Rotterdam in de versnelling. Het zijn vooral de sectoren

die veel exporteren die de groei weer te pakken hebben. Dit zijn de (chemische en petrochemische)

industrie, de groothandel en de transportsector. Zij zijn in Rotterdam sterk vertegenwoordigd. Voor

2010 wordt nu een groei verwacht van 2,2 procent. De versnelling is niet zichtbaar in de andere Zuid-

Hollandse regio’s als gevolg van de oververtegenwoordiging van laatcyclische (bouw)bedrijven in

deze regio’s. Door het goede weer in april en mei heeft de Bollenstreek wel optimaal kunnen

profiteren als toeristische trekpleister.

De regio Den Haag groeit gestaag verder, net iets sneller dan het Nederlandse gemiddelde. De in

deze regio volop aanwezige overheid zorgt er op dit moment voor dat er nog geen extra economische

groei wordt gerealiseerd. Het is afwachten wat er in het regeerakkoord komt te staan ten aanzien van

het openbaar bestuur. Gevolg is dat de zakelijke dienstverlening gericht op de publieke sector nog

even in de wachtkamer zit. Voor 2011 zal er een extra groei zijn boven het Nederlandse gemiddelde.

Voor de regio Delft en Westland zullen in 2011 vooral de landbouw en daaraan gerelateerde

groothandel voor extra groei zorgen.

Limburg blijft achter in Zuid-Nederland

Zeeland kent vooral in Zeeuws-Vlaanderen veel vroeg cyclische bedrijven in de sectoren chemische

industrie en transport & logistiek. Voor 2010 is er voor de regio Zeeuws-Vlaanderen een potentiële

groei voorzien van 3 procent. Dit is het gevolg van de aantrekkende export van chemische producten

en halffabricaten naar vooral Duitsland en andere EU-landen. De verwachting is dat de aantrekkende

export van industrieproducten niet meer bedrijvigheid voor andere sectoren zal realiseren. Dat uit zich

in een lagere groei in 2011 ten opzichte van 2010. Voor de gehele provincie komt de groei in 2010 uit

op 1,9 procent en in 2011 op 1,3 procent.

De groeivooruitzichten voor Noord-Brabant blijven positief, maar blijven iets achter bij het landelijke

beeld. Dit komt omdat in deze provincie de sectoren die in 2010 snel groeien, zoals transport,

landbouw en zorg, licht ondervertegenwoordigd zijn ten opzichte van de rest van het land. Sectoren

die in 2010 nog krimpen, zoals de bouw en de detailhandel, hebben bovendien een relatief groot

aandeel in de economie van Noord-Brabant. Ondanks het herstel in de totale industrie ziet een aantal

juist voor Noord-Brabant belangrijke industrietakken, de orders slechts geleidelijk aantrekken. Dit

geldt in het bijzonder voor de transportmiddelen- en machine-industrie. Midden-Brabant blijft met 0,7

procent achter bij de snelst groeiende regio West-Brabant (1,3 procent), waar het snelle herstel van

de chemische industrie voor meer groei zorgt. Voor 2011 ziet het beeld er anders uit. Dan blijft de

groei in West-Brabant met 1,5 procent naar verwachting licht achter bij de rest van de provincie (1,6

procent). Voor Zuidoost-Brabant is in 2011 de grootste groei weggelegd (1,7 procent). Een herstel van

bedrijfsinvesteringen zal in 2011 voor meer groei in laatcyclische industriebranches gaan zorgen. Het

industriële cluster rondom Eindhoven plukt hier de vruchten van.

De Limburgse economie groeit weer door aantrekkende export. Oververtegenwoordiging van

snelgroeiende bedrijfstakken, zoals de chemische industrie, transport en zorg, mondt in 2010 uit in 0,8

procent groei en in 2011 in 1,0 procent. Binnen de provincie profiteert Zuid-Limburg in 2010 vooral van

het snel herstellende chemie-cluster en Noord-Limburg van de ruime aanwezigheid van

transportbedrijven. In Midden-Limburg zijn meer bedrijven uit laatcyclische sectoren zoals de bouw,

detailhandel en horeca gevestigd. Dit leidt in 2010 in dit gedeelte van de provincie tot een lagere groei

van 0,5 procent die in 2011 zal toenemen tot 1,3 procent.

Page 15: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

15

5 Flexibele arbeid

In tijden van recessie zijn veel organisaties genoodzaakt alle zeilen bij te zetten om de kosten

beheersbaar te kunnen houden. Vaak moet in tijden van laagconjunctuur de externe inhuur,of te wel

de ‘flexibele schil’, als eerst de organisatie verlaten. Bij hoogconjunctuur neemt vervolgens de vraag

naar deze flexibele schil weer toe.

In juni kan de ABU1 na een lange periode van krimp positieve groeicijfers melden. De vraag naar

uitzendkrachten is voor het eerst in tweeënhalf jaar weer toegenomen. Eind april en begin mei groeide

het aantal uitzenduren met 9 procent. De industriële sector is de eerste sector die aantrekt. Niet alleen

in de industrie trekt de vraag naar flexkrachten snel aan. Ook vanuit de automotive, de logistiek,

transport en de voeding neemt de vraag toe. De vraag naar flexibele administratieve krachten daalt

nog steeds, maar minder hard. Vooral bij de overheid, banken en verzekeraars voelt de uitzendsector

nog veel onzekerheid. Ondernemingen willen in de toekomst meer gaan werken met flexibele arbeid.

Dat is één van de opvallendste uitkomsten uit de MKB Marktmonitor 2009. Er is zelfs sprake van een

trend in de flexibilisering. Veel bedrijven willen een kleine kern van vaste medewerkers overhouden en

meer gaan werken met flexibele arbeidskrachten. De crisis heeft werknemers ook gedwongen om

flexibeler te zijn. De vraag blijft of deze gedwongen flexibiliteit ook na de crisis zal aanhouden.

Tijdelijke daling van het aantal zzp’ers

Het aantal zzp’ers is de afgelopen tien jaar fors toegenomen. Hun aandeel in de beroepsbevolking

groeide volgens cijfers van het CBS van 6 procent in 1996 naar 9 procent in 2008. De groep is zeer

heterogeen en werkzaam in verschillende branches en uiteenlopende beroepen. Zzp’ers maken deel

uit van de flexibele schil.

Uit onderzoek van de RWI2 komt een grote diversiteit van zzp’ers naar voren. Zo zijn er de meer

traditionele freelancers, die vaak al vanaf de opleiding als zelfstandige werkzaam zijn (bijvoorbeeld

fotografen, journalisten en tolken). Een andere groep wordt gevormd door de interim-managers,

trainers en adviseurs; mensen die vaak op latere leeftijd overstappen van het werknemerschap naar

het zelfstandig ondernemerschap. Maar ook in de persoonlijke dienstverlening (kappers), de zorg

(helpenden en verzorgenden), de bouw (metselaars, stukadoors, elektriciens) zijn in toenemende

mate mensen als zzp’er werkzaam. De meerderheid van de zzp'ers blijkt ook in de crisis (vooralsnog)

goed in staat om de orderportefeuille op peil te houden. Uit het onderzoek blijkt dat de marktpositie

van veel zzp’ers kwetsbaar is. Hun sterke kant ligt vaak in het vakmanschap en hun inhoudelijke drive

en minder in ondernemersvaardigheden. Zzp'ers zijn vaak niet bewust bezig met hun marktpositie op

langere termijn en investeren in geringe mate in het ontwikkelen van hun ondernemersvaardigheden.

Dit kan een deel van de zzp’ers gaan opbreken.

Volgens het CBS vindt er voor het eerst sinds jaren in 2009 een daling plaats van het aantal zzp’ers

met bijna 30.000. Ook in het register van de Kamer van Koophandel daalde het aantal starters. Er

zijn grote verschillen tussen de bedrijfstakken. Alleen al in de bouw, zijn er 8.000 (-39 procent) minder

starters in 2009. Daarnaast is er met name een daling in alle industriële branches (15 procent). Deze

forse daling van zzp’ers/ starters binnen de industriële branches, maskeert de groei in de kennis

branches (groei van bijna 5000 starters in 2009).

De daling van de starters en de daarmee afnemende groei van het aantal zzp’ers is vooral het gevolg

van een dalende trend in de bouw. De verwachting voor de komende jaren is, dat wanneer de bouw

weer aantrekt de groei van de zzp’ers opnieuw explosief gaat stijgen.

1 Flex & Figures, ABU, juni 2010

2 Zzp’ers en hun marktpositie, november 2009, RWI

Page 16: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

16

6 De arbeidsmarkt voor laag opgeleiden

Bijna een kwart van de Nederlandse beroepsbevolking is laag opgeleid en heeft hoogstens een vmbo-

diploma. Er is vrees dat het aantal banen voor laaggeschoolden afneemt door verbeterde

computertechnologie en de verplaatsing van werk naar lagelonenlanden. Ook zou een vmbo-opleiding

niet voldoende zijn om deel te nemen aan de arbeidsmarkt. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel

Planbureau (SCP)3 spreekt dat nu deels tegen. Ook van een ‘totale vernietiging van laaggeschoolde

arbeid’ is volgens het SCP geen sprake.

Banen voor laag opgeleiden

In de periode 1987-2008 bleef het aantal banen in deze sector gelijk: 2,2 miljoen. In relatieve zin is

echter sprake van een daling, want de totale werkgelegenheid nam toe van 5,5 miljoen naar 7,6

miljoen. Het aandeel laaggeschoolde arbeid daalde van 40 naar 30 procent.

Opvallend is dat met name vrouwen van deze verbeteringen profiteerden. In de agrarische en de

industriële sector, waar van oudsher veel mannen werken, is het aantal arbeidsplaatsen gedaald door

schaalvergroting en automatisering. Voor de sectoren zorg en dienstverlening, waar relatief veel

vrouwen werken, voorspelt het SCP dat er juist banen bij komen.

Desondanks is de verbetering van de arbeidsmarktpositie van laagopgeleiden relatief. Hun

achterstand op hoogopgeleiden is namelijk toegenomen. Het uurloon van de laatste groep steeg

meer. Ook is het arbeidsniveau van laagopgeleiden gedaald.

Niet-werkende jongeren zonder startkwalificatie

Samen met TNO heeft het CBS de niet-werkenden in beeld gebracht4. In 2009 waren er 2,4 miljoen

jongeren van 15 tot en met 26 jaar, van wie 1,6 miljoen jongeren onderwijs volgden (66 procent). Van

de 810 duizend jongeren die geen onderwijs volgden hadden er in 2009 100 duizend (12 procent)

geen werk en waren daar ook niet actief naar op zoek. De overige 710 duizend jongeren waren wel

actief op de arbeidsmarkt (88 procent). Van hen had 92 procent betaald werk, 8 procent was werkloos

(had geen werk maar was daar wel actief naar op zoek).

Van de honderd duizend jongeren die geen opleiding volgden en niet actief waren op de arbeidsmarkt

zijn er

34 duizend die wel zouden willen werken, maar de zoektocht naar betaald werk hebben

gestaakt

66 duizend gaven aan dat ze niet willen werken

van deze laatste groep hebben 43 duizend jongeren géén startkwalificatie (65 procent).

Vooral degenen met een lage opleiding (geen startkwalificatie) zijn niet actief op de arbeidsmarkt. Zij

geven aan dat zij niet kunnen werken vanwege een ziekte of arbeidsongeschiktheid. Onder de niet-

actieven zijn meer jonge vrouwen dan jonge mannen en niet actief zijn komt relatief vaak voor onder

niet-westerse allochtone jonge vrouwen, gehuwde jonge vrouwen, en jonge vrouwen met kinderen.

Degenen zonder startkwalificatie die wel actief zijn op de arbeidsmarkt, zijn in meer gevallen werkloos

dan degenen die wel een startkwalificatie hebben. De werkloosheid nam in 2009 vooral toe onder de

niet-westerse allochtone jonge mannen. Hoewel jonge vrouwen momenteel in meer gevallen een

startkwalificatie hebben dan jonge mannen, zijn vooral jonge vrouwen die geen startkwalificatie

hebben relatief vaak niet actief op de arbeidsmarkt. Het hebben van zorgtaken is de meest gegeven

reden.

3 Minder werk voor laagopgeleiden?, SCP, juni 2010

4 Alle Hens aan Dek, TNO, CBS, juli 2010

Page 17: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

17

7 De positie van mbo-verlaters

Tussen de schooljaren 2004-05 en 2008-09 is het aantal mbo-geslaagden toegenomen met in totaal

zo’n 19 procent5. In 2008-09 haalden ruim 167.000 mbo-leerlingen een diploma (bijna 3 procent meer

dan een jaar eerder). Vergeleken met 2007-08 lieten in 2008/09 alle onderwijssectoren een stijging

zien. Deze is het sterkst voor de sectoren techniek en groen (6,2 en 3,4 procent) en het minst sterk

voor de sectoren zorg en welzijn en economie (1,4 en 1,6 procent). Het aantal geslaagden op mbo-

niveau 1 toonde in 2008-09 een daling van 7 procent ten opzichte van het daaraan voorafgaande

jaar. Het aantal geslaagden op de niveaus 2 tot en met 4 nam toe met circa 4 procent.

Bestemmingen van mbo-verlaters

Van alle gediplomeerde mbo-ers die het mbo verlaten is 60 procent een half jaar na diplomering aan

het werk6. Op dat tijdstip volgt een derde van hen een opleiding en tweederde combineert de opleiding

met werk. Vanaf 2004 is het aandeel mbo-verlaters dat werk en opleiding combineert gehalveerd.

Figuur 6 Bestemming mbo-verlaters mbo totaal, vanaf 2004

Bron: Bureau Toppen, 2010

Middelbaar opgeleiden hebben meer last van de economische crisis dan hoogopgeleiden. Zij werken

relatief vaak in sectoren die hard geraakt worden door de crisis, zoals de bouw, industrie en overige

zakelijke diensten. Relatief veel hoogopgeleiden zijn werkzaam in de collectieve sector, waaronder

zorg en welzijn. In deze sectoren blijft de werkgelegenheid groeien. Het werkloosheidspercentage

voor personen zonder startkwalificatie ligt aanmerkelijk hoger dan voor degenen met startkwalificatie.

Eind 2009 was dit verschil bijna tweemaal zo hoog (8, resp. 4 procent). Overigens neemt het aantal

jongeren zonder startkwalificatie af. Van de 2 miljoen jongeren van 15 tot 25 jaar in 2009, zat 9

procent (185 duizend jongeren) niet meer op school en was ook niet in het bezit van een

startkwalificatie. Dat is aanzienlijk minder dan in 2001, toen dat aandeel nog op 15 procent was7.

Aan de onderkant van de arbeidsmarkt dreigt volgens de RWI8 een groot maatschappelijk probleem te

ontstaan. Het aantal banen op mbo-2-niveau neemt af. Mensen met deze startkwalificatie zullen

worden verdrongen door hoger opgeleiden. Om te zorgen dat deze groep niet in de knel komt en zijn

toevlucht moet nemen tot ongeschoold werk, hamert de RWI op het belang van verdere scholing.

5 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, juni 2010.

6 Gediplomeerden van het mbo van opleidingen ECABO 2007– 2009, Toppen Onderzoek & Beleid BV, 2010

7 Minder jongeren zonder startkwalificatie van school’, CBS, 2010.

8 Arbeidsmarktanalyse 2010, RWI, juli 2010

0

10

20

30

40

50

60

70

2004 2005 2006 2007 2008 2009

werk

werk/opleiding

opleiding

werkloos

anders

Page 18: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

18

Doorstroom naar het hbo

Van alle gediplomeerden op mbo-niveau 4 in het schooljaar 2007/08 gaat 45 procent door naar een

opleiding in het hbo.

In tijden van crisis is het doorstroompercentage naar een vervolgopleiding - als gevolg van het

‘discouraged worker effect’ - doorgaans hoger. Dat blijkt ook uit het aantal nieuwe hbo-studenten in

het studiejaar 2009-2010. Dit studiejaar zijn er volgens een voorlopige opgave van de HBO-raad

104.800 nieuwe studenten met een studie aan een hogeschool begonnen. Dat zijn er 6.200 meer dan

in 2008-2009. De forse aanwas van nieuwe studenten is volgens Research voor Beleid)9 vooral een

demografisch effect. Het totaal aantal hbo-studenten bedroeg in 2009 402.000. Dat zijn er 20.000

meer dan in 2008. De arbeidsmarkt lijkt in beslissingen rond studeren nauwelijks een rol te spelen;

motieven rond persoonlijke ontplooiing en interesse zijn dominant. Een sterke groei van instromers in

hbo-opleidingen met goede arbeidsmarktperspectieven zien de onderzoekers niet bevestigd. Zo

blijken economie- opleidingen een nog meer dan gemiddelde groei door te maken, maar ook

opleidingen met een minder sterke ‘arbeidsmarktreputatie’ groeiden bovengemiddeld (bijvoorbeeld

multimedia design, liberal arts & sciences.

De Ad

Er bestaat sinds het studiejaar 2006-2007 een nieuw type hoger onderwijs, een tweejarige studie met

een eigen wettelijke graad: de Associate degree (Ad). De Ad is vooral bedoeld voor werkenden die

weer een studie willen oppakken en voor degenen die na hun mbo-4-opleiding best nog willen

doorstuderen, maar niet voor een vierjarige hbo-bacheloropleiding willen kiezen.

In het schooljaar 2009 - 2010 zijn er zo’n 65 verschillende Ad-opleidingen. In totaal zijn een kleine

3.000 studenten ingeschreven. De helft van deze studenten is jonger dan 25 jaar, een kwart van hen

is ouder dan 30 jaar. Het aandeel van studenten met een middelbare beroepsopleiding als hoogst

genoten vooropleiding is verreweg het grootst. Onder de instroom in het studiejaar 2009 - 2010 is 62

procent in het bezit van een mbo-diploma. Een groot deel van hen is jonger dan 30 jaar. In totaal

vormt deze groep jonge mbo-gediplomeerden de helft van de instroom van de Ad-opleidingen.

9 Aanmeldingsgolf door de crisis? Analyse studentenaantallen en studiemotieven, 2009-2010, Research voor Beleid, 2010.

Page 19: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

19

8 Prognoses

In 2009 presenteerde het Centraal Planbureau (CPB) nog een zwart scenario voor de Nederlandse

arbeidsmarkt. De werkloosheid zou in 2010 oplopen tot 9,5 procent. In de juniraming van het CPB10

zijn deze voorspellingen fors bijgesteld, maar onzekerheid blijft troef. De Nederlandse economie groeit

in 2010 naar verwachting met 1,25 procent. Voor 2011 verwacht het CPB een groei van 1,75 procent.

Naar het zich laat aanzien stijgt het werkloosheidspercentage van gemiddeld 4,9 procent in 2009 tot

5,75 procent dit jaar en 6 procent in 2011. Gezien de ongekende productieterugval vorig jaar en het

beperkte herstel dit jaar, valt deze toename mee.

De krimp van de werkgelegenheid in de marktsector in 2010 is geringer dan eerder was geraamd en

komt in 2010 uit op -3,25 procent. Blijkbaar willen en kunnen bedrijven een deel van hun personeel

langer in dienst houden dan in eerdere prognoses werd aangenomen. De werkgelegenheid stijgt licht

in 2011. De zorgsector laat een sterke groei zien en voor de overheid voorziet het CPB een krimp van

1 procent. Het aantal werklozen blijft in 2011 stabiel op 500.000.

Tabel 1 geeft inzicht in de ontwikkeling van het arbeidsaanbod en de werkgelegenheid vanaf 2007.

Ook doet het CPB een prognose voor 2010 en 2011. Het arbeidsaanbod stijgt vanaf 2007. De omvang

van deze groei neemt af vanaf 2007. In 2011 is sprake van een sterkere groei van het arbeidsaanbod

ten dan in 2010. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de ontwikkelingen in de conjunctuur. De

werkgelegenheid vertoont in 2011 een geringe groei van een kwart procent. Een sterke stijging wordt

verwacht in de sector zorg en een daling in de sector overheid.

Tabel 1 Arbeidsaanbod en werkgelegenheid, 2007 – 2011

2007 2008 2009 2010** 2011**

mutaties per jaar in 1.000 personen

Arbeidsaanbod* 144 138 51 10 35

w.v. demografie -35 -15 -1 -5 -15

participatie 88 77 66 75 65

conjunctureel 91 77 -14 -65 -15

mutaties per jaar in %

Werkgelegenheid (in arbeidsjaren) 2,3 1,2 -1,4 -2 0,25

w.v. marktsector 2,7 1,2 -2,8 -3,25 0

zorgsector 1,5 1,8 4,3 2,5 3,25

overheid 0,2 0,5 1,5 0 -1

* som van de werkzame personen vanaf 12 uur per week en de werkloze beroepsbevolking

** afgerond

Bron: Centraal Economisch Plan, CPB, 2010.

In de Arbeidsmarktprognose 2010 - 2011 spreekt ook UWV WERKbedrijf van een ‘herstel van

economische groei zonder groei van banen’. De inschatting wordt gedaan dat werkgevers nog ruim in

hun personeel zitten, waardoor de groei van economische activiteiten kan worden gerealiseerd zonder

of in gering mate aantrekken van nieuw personeel.

In de hoofdstukken 3 en 5 bleek uit recente cijfers van mei en juni een eerste opleving in enkele

sectoren, zoals de industrie en het uitzendwezen. Toch verwacht UWV WERKbedrijf voor 2010 per

saldo een krimp van de werkgelegenheid. Alleen in de sector zorg en welzijn groeit het aantal banen.

10

CPB Nieuwsbrief 2010/2, CPB

Page 20: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

20

De belangrijkste groeisectoren in de periode 2011 – 2015 zijn, volgens UWV WERKbedrijf het

uitzendwezen, zorg en welzijn, adviesbureaus en makelaardij en de horeca. Minder goede

perspectieven zijn er voor de industrie, openbaar bestuur en bouw. In de industrie betreft het een

groei van het aantal uitzendbanen, waardoor deze niet terug te zien zal zijn in de cijfers van de eigen

sector.

In 2010 treedt enigszins herstel van het aantal vacatures op. Sectoren waar nog relatief veel

vacatures ontstaan, zijn de detailhandel, de zorg en de adviesbureaus. Ook in de industrie blijven er

als gevolg van vervanging van personeel - door de vergrijzing - relatief veel vacatures ontstaan. Uit

figuur 8 blijkt dat het percentage nww-ers in 2008 alleen in Zuid-Limburg hoger dan 8 was. Voor 2011

verwacht UWV WERKbedrijf een ander beeld. Vooral in de perifere regio’s zal de toename van het

aantal nww-ers groot zijn, met uitzondering van Zeeland en Noord-Holland Noord.

Figuur 8 Nww-ers als percentage van de beroepsbevolking naar arbeidsmarktregio,

Bron: Arbeidsmarktprognose 2010-2011, UWV WERKbedrijf

Ook de Raad voor Werk en Inkomen (RWI)11

voorziet een scenario waarin de beroepsbevolking

krimpt, de werkloosheid hoog blijft en het aanbod van werk nauwelijks groeit. Net als het CPB en

UWV WERKbedrijf voorziet de Raad ook in de collectieve sector een daling van het aantal banen, als

gevolg van bezuinigingen. De stijging van de werkloosheid zal worden gedempt door de babyboomers

die massaal met pensioen gaan. Maar de komende twee jaren zal er in ieder geval een overschot aan

werknemers blijven. Pas na 2011 trekt de werkgelegenheid licht aan, daalt de werkloosheid en neemt

vooral in de zorg de vraag naar personeel toe.

11

Arbeidsmarktanalyse 2010, Raad voor Werk en Inkomen, juli 2010

Page 21: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

21

9 Trends in ECABO-beroepen

Internet, digitalisering, internationalisering, verscherpte concurrentie, reductie van kosten en

toenemende wet- en regelgeving zijn ontwikkelingen die van invloed zijn op tal van processen in

bedrijven en organisaties. Zo ook op de ECABO-beroepen. Dit hoofdstuk gaat in op de relatie tussen

enerzijds deze veranderingen en anderzijds de vraag naar arbeid op mbo- en hbo-niveau en de trends

en ontwikkelingen binnen de beroepen.

De secretariële en financieel administratieve beroepen

Secretariële en financieel administratieve beroepen zijn een onderdeel van het secundaire proces in

bedrijven en instellingen en deze komen voor in alle bedrijfssectoren. Zij bevinden zich daardoor

zowel in conjunctuurgevoelige sectoren zoals de financiële dienstverlening, als in minder gevoelige

sectoren zoals de gezondheids- en welzijnszorg. Als geheel zullen deze beroepsgroepen te lijden

hebben van de economische terugloop, maar de spreiding van de werkgelegenheid in de diverse

bedrijfssectoren heeft een dempend effect op de afname van de werkgelegenheid en het aantal

vacatures.

Ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en internet zijn van invloed op de taken van

secretaresses en telefonistes/receptionistes. De snelheid van handelen neemt toe, eenvoudig

invoerwerk neemt af en de toepassing van kwaliteitsregels, protocollen en controle nemen een steeds

belangrijkere plaats in. Automatisering van standaardhandelingen leidt voor de lager opgeleide

secretaresses tot een verslechtering van het arbeidsmarktperspectief. In veel situaties wordt het

takenpakket ook breder. Naast de standaardtaken, voert een secretaresse gedelegeerde taken uit op

het gebied van P & O, de financiële administratie en facilitaire zaken. In grote organisaties leidt dit tot

differentiatie en specialisatie in het takenpakket van de secretaresse op de lagere niveaus. Van een

directiesecretaresse/managementassistent verwacht de manager dat zij een proactieve

sparringpartner is die inzicht heeft in wat er binnen en buiten de organisatie afspeelt en daarop

anticipeert. Inzicht in en kennis van interne netwerken en verantwoordelijkheden van afdelingen of

collega’s worden steeds belangrijker. Dit betekent dat communicatieve vaardigheden in belang

toenemen. Doordat het Nederlandse bedrijfsleven internationaliseert, groeit de behoefte aan het

beheersen van moderne vreemde talen en het kunnen omgaan met culturele verschillen.

Op de financiële administratie zijn soortgelijke ontwikkelingen waarneembaar. Ook hier neemt het

aantal eenvoudige activiteiten af en daalt de vraag naar laag opgeleiden. De opkomst van software

toepassingen op dit gebied, uitbesteding van salarisadministratie en boekhouding en integratie van

systemen leiden tot een toenemende onzichtbaarheid van verwerkingsstappen. Met de komst van

application service providers krijgen bedrijven de mogelijkheid via internet grote softwarepakketten te

gebruiken, waarbij applicatiebeheer en onderhoud niet zelf hoeven te worden uitgevoerd. Grote

bedrijven brengen hun administratie onder in financial shared service centers op één centrale locatie

en, bij grote multinationals, in het buitenland. Accountants- en administratiekantoren kijken via

internet mee. De juistheid van informatie en toetsing aan wet- en regelgeving is cruciaal.

Voor medewerkers heeft dit gevolgen: meer inzicht, meer controleren, adviseren en begeleiden en

meer contact met collega’s en klanten. Hiermee komt een grotere nadruk te liggen op communicatieve

vaardigheden en het schriftelijk kunnen verwoorden van adviezen. Dienstverleners zullen met een

actieve marktbenadering moeten inspelen op de huidige economische ontwikkelingen. Naast het

bieden van de juiste prijs en kwaliteit behelst dit ook het profileren van het kantoor en het maken van

strategische keuzes: het aanbieden van een breed dienstenpakket of specialisatie op een enkel

marktsegment.

Page 22: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

22

Commercieel medewerkers

Gediplomeerden van de opleidingen commercieel medewerker12

zijn in meerdere branches

werkzaam. De meeste gediplomeerden zijn werkzaam in de communicatiebranche, de

contactcenterbranche, de evenementenbranche, de marketingbranche. Ook in tijden van recessie zijn

commercieel medewerkers een spil in de organisatie, maar door terugloop van de omzet staan de

kosten en werkgelegenheid in een aantal branches onder druk.

Communicatiebureaus hebben een breed scala aan diensten, zoals het ontwerpen van huisstijlen en

conceptontwikkelingen voor multi-media gebruik. Er zijn veel kleine bureaus, die vaak geen langdurig

contact met klanten hebben en op projectbasis werken. Het aantal zzp’ers is bovengemiddeld. Nieuwe

sleutelbegrippen zijn online communicatie, multimedia-communicatie en social networks. De assistent

communicatiemedewerker heeft het lastig door de huidige recessie. Hij wordt verdrongen door hbo-

ers communicatie.

De contactcenterbranche biedt een goed arbeidsmarktperspectief voor mbo-ers. De branche biedt

werk aan zo’n 180.000 personen. Een klein aantal bedrijven heeft driekwart van het marktaandeel.

Ook in tijden van economische teruggang blijven verkoopactiviteiten belangrijk. De branche kampt met

een imago-probleem en een relatief lage beloning, waardoor het personeelsverloop groot is. Het

virtuele contactcenter groeit in populariteit. Hierdoor wordt de branche aantrekkelijk voor mensen die

minder mobiel zijn en moeders van jonge kinderen. Door het grote aantal inschrijvingen van

consumenten in het bel-me-niet-register gaan bedrijven andere manieren zoeken om producten onder

de aandacht brengen. Er vindt een verschuiving plaats van telefonie naar communicatiekanalen als e-

mail, internet, chat en sms.

De verwachting is dat de medewerker evenementenorganisatie zich meer gaat richten op acquisitie en

aftersales. De evenementenmarkt bestaat uit vak- en publieksbeurzen, bedrijfsevenementen en

vakgerichte congressen. De branche maakt een moeilijke periode door. Onderlinge concurrentie en

kortingen kunnen eventbedrijven in de problemen brengen.

Ook de marketingbureaus staan door geringe omzetgroei onder druk. Veel mbo-ers leren verder op

het hbo en hopen zo hun kansen op werk te vergroten.

Sales is de benaming voor het binnenhalen van nieuwe klanten en account management de

benaming voor het beheren en uitbouwen van de relatie met bestaande klanten. Relatiebeheer wordt

als makkelijker en veiliger ervaren dan het werven van new business. Bij veel bedrijven zie je dat de

verkopers een functie hebben die zowel uit new business bestaat als uit relatiebeheer. Sales- en

accountmanagement vragen van de ‘verkoper’ andere capaciteiten. Er zijn te weinig goede new

business verkopers. Relatiebeheerders daarentegen zijn er meer dan voldoende. De recessie heeft

vooralsnog geen negatieve invloed op de werkgelegenheid van commercieel medewerkers in de

binnendienst. De rol van de verkoper blijft van groot belang. Ook de baankansen van de mbo’er

blijven overeind. De opkomst van web-based tools en CRM (Customer Relationship Management)

moeten deel uit gaan maken van het onderwijscurriculum en het examenprogramma.

Commercieel medewerker bank- en verzekeringswezen

Financiële dienstverlening is in Nederland een omvangrijke markt. Verschillende instellingen (banken,

verzekeringen, beleggingen, pensioenen, sociale zekerheid) zijn ondergebracht in grote internationale

conglomeraten. Onder andere door internetbankieren maken de kantoren op de hoek plaats voor

bankshops met een serviceafdeling. Verkoop via internet is sterk in opkomst.

De sector is hard getroffen door de financiële crisis. Overheidssteun houdt grote delen overeind. Het

vertrouwen in de sector is laag. Reorganisaties veroorzaken sterke reductie van het aantal

arbeidsplaatsen.

12

De ECABO-opleidingen Commercieel medewerker hebben o.a. de volgende uitstroomvarianten: (Junior) accountmanager,

Marketing medewerker en Medewerker evenementenorganisatie.

Page 23: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

23

De crisis heeft ook beleidsmatige gevolgen voor de sector. De regulering en het toezicht op de sector

is aan herziening toe. Gevolg is een toenemende behoefte aan deskundig adviseurs. Per 1 januari

2010 is de Code Banken ingevoerd. Deze code is een vorm van zelfregulering, waarin versterking van

de governance binnen banken, risicomanagement, audit en beloningsbeleid centraal staan. Ook bevat

de code principes inzake deskundigheid en permanente educatie. Dit heeft gevolgen voor de eisen die

aan de adviseurs met face-to-face klantcontact en de adviseurs op de call-centers worden gesteld. Zij

zullen in staat moeten zijn de klant over de volle breedte van het productenpakket te adviseren.

De economische ontwikkelingen hebben impact op de populariteit van werkgevers in de financiële

sector. Zij worden minder aantrekkelijk gevonden dan voorheen. Werkgevers in de branches zakelijke

dienstverlening, advies/consultancy en overheid zullen hiervan kunnen profiteren. Werknemers in de

financiële sector die verwachten hun baan te gaan verliezen, zullen eerder kiezen voor branches,die

meer baanzekerheid bieden.

ICT

De bedrijvensector ICT is een behoorlijk conjunctuurgevoelige sector. Bedrijven stellen door de

economische crisis hun investeringen uit. Ook aan inhuur van ICT-arbeidskrachten is minder

behoefte. ICT-ers zijn ook werkzaam in andere bedrijfssectoren, waardoor de werkenden in de ICT

minder kwetsbaar zijn.

Voor de meeste organisaties staan er weinig vernieuwende ontwikkelingen en investeringen op de

agenda voor 2010. Dit jaar zal vooral worden gebruikt om de bestaande ICT te optimaliseren en te

upgraden daar waar dit niet meer uitgesteld kan worden. Zo gauw de economie weer aantrekt zal er

een groter beroep gedaan worden op de sector ICT als ‘versnellingsvoertuig’. Dit houdt in dat steeds

meer ICT-professionals, naast hun diploma, ook gecertificeerd moeten zijn voor specifieke kennis- en

vaardigheidscompetenties.

Veel projecten zitten in het doorontwikkelen van het vergroten van capaciteit om data op te slaan en te

transporteren. Security blijft een ‘hot topic’, simpelweg omdat de meeste organisaties zich realiseren

dat je hier weinig concessies aan kunt doen. De nadruk meer komt te liggen op bescherming van

informatie dan op bescherming van hardware. Ook in 2010 blijft de mens de zwakste schakel in het

complete informatiesysteem. ‘Identity Management’ is het proces dat is gericht op het administreren

van gebruikers van informatiesystemen. De nog steeds explosieve toename van het gebruik van

internet, waarbij ook vaak draadloos anytime anywhere een beroep wordt gedaan op kritische

bedrijfssystemen, vereist een nieuw inzicht over hoe nu om te gaan met de beveiliging van die

systemen.

Alle sectoren - vooral overheid en dienstverlening- verwachten in het komende jaar meer te investeren

in ICT. De sectoren handel/distributie, overheid en dienstverlening gaan meer uitgeven aan hardware.

De totale bestedingen aan hardware en vooral die aan software zullen groeien. De afgelopen

anderhalf jaar hebben grote bedrijven hun uitgaven aan ICT geminimaliseerd. Nu er weer meer ruimte

komt, is een investering in software een slimme keuze omdat hiermee vaak efficiency- en

kostenbesparingen worden behaald.

Bedrijven worstelen enerzijds met de vraag of hun medewerkers tijdens hun werk gebruik mogen

maken van sociale netwerken en anderzijds oriënteert men zich op het inzetten van diezelfde

netwerken in hun marketingprocessen. Vooral het MKB experimenteert nu met o.a. Facebook en

Twitter.

Juridisch medewerkers

Makelaars, advocaten, notarissen, administratieve dienstverlening en uitzendbureaus zijn sterk

verweven met andere sectoren in het bedrijfsleven. Een trend is de ontwikkeling naar meer

professioneel en meer marktgericht ondernemerschap. Het ontstaan van discount notarissen is

daarvan een aansprekend voorbeeld. De strategie bij deze notariskantoren is niet langer uitsluitend

Page 24: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

24

gericht op het opstellen van notariële akten. Deze bedrijven stemmen hun dienstverlening af op de

doelgroep. Een soortgelijke ontwikkeling valt waar te nemen in de makelaardij, waar

doelgroepbenadering en het aanbieden van deeldiensten de kans op succesvol ondernemerschap

vergroten. In economisch roerige tijden neemt het belang van een eigen strategie alleen maar toe.

Nadenken over toegevoegde waarde, marketing en communicatie is daarbij van groot belang.

Er is een trend gaande waarin het gevraagde opleidingsniveau van (nieuw) personeel stijgt. Dit zorgt

voor betere perspectieven voor hoger opgeleiden, maar heeft nadelige gevolgen voor lager

opgeleiden. Daar tegenover staat dat er door opscholing van zittend personeel ruimte ontstaat voor

lager opgeleid personeel om in te stromen. Voor de juridische functies in het ECABO-domein

verwacht een kleine meerderheid (53 procent) een stijging van het gewenste opleidingsniveau. Hbo-

rechten is een relatief nieuwe opleiding, die inmiddels door tien hogescholen wordt aangeboden.

Gediplomeerden hbo-rechten richten zich deels op dezelfde sectoren en beroepen als de mbo’ers

juridisch. Met name de juridische functies op mbo+ niveau/Ad-niveau zijn voor beide groepen

interessant. Gekoppeld aan de ontwikkeling waarbij het gevraagde opleidingsniveau van (nieuw)

personeel stijgt, maakt het voor de gediplomeerde mbo’er juridisch moeilijker om voor een functie in

het verlengde van de opleiding in aanmerking te komen.

Informatiedienstverlening

De mbo-opleiding Medewerker informatiedienstverlening bestrijkt drie deelterreinen: bibliotheek-

medewerker, archiefmedewerker historisch documentatiecentrum en informatieverzorger.

Veel bibliotheken zijn in ontwikkeling. Er ontstaan cultuurhuizen, beleefbibliotheken en winkelconcep-

ten. Baliewerkzaamheden zullen steeds meer vervangen gaan worden door uitleenautomaten. Kennis

van ICT wordt steeds belangrijker. Het informatie zoeken, toegankelijk maken en beheren wordt niet

meer gezien als heel branchespecifiek. Bibliotheken zoeken hiervoor ‘creatieve extraverten’ vooral op

gebied van cultuur, communicatie en marketing, aangevuld met ICT-kennis en met

pedagogisch/didactische en organisatorische vaardigheden. Deze mensen zouden beter de slag

kunnen maken door ontwikkelingen van innovatieve producten en diensten en concepten uit andere

branches mee te nemen naar de bibliotheekbranche.

Over de personeelsopbouw en de behoefte aan nieuw personeel bij historische archieven en

historische documentatiecentra is weinig bekend. Voor deze branche nemen de mbo-opleidingen

Informatiedienstverlening in betekenis af. Vertegenwoordigers uit de historische archiefbranche gaven

aan in hun personeel te voorzien door middel van de Archiefschool.

In overheidsorganisaties wordt momenteel hard gewerkt aan het wegwerken van de papieren

archieven en het (her-)inrichten van systemen als gevolg van proces- en ICT-ontwikkelingen. Men

verwacht daardoor meer van de medewerkers qua kennis en vaardigheden maar ook qua houding en

communicatie. Er is wel behoefte aan jonge aanwas met potentie aan doorstroom naar het

Ad/Bachelorniveau, blijkt uit gesprekken met de branche. Anderzijds worden er in de organisaties

scanstraten opgezet, waar documenten worden gescand. Deze scanstraten vallen vaak onder een

facilitaire dienst en niet onder de DIV-afdeling. De medewerkers in deze scanstraten hebben een lager

mbo-niveau.

De komende jaren gaan veel medewerkers met pensioen. De gaten moeten worden opgevuld, met

name op hbo-niveau. In openbare bibliotheken zullen functies vrijkomen en mogelijk worden ingevuld

door mensen met een andere opleidingsachtergrond dan mbo informatiedienstverlening of hbo

informatiedienstverlening en –management.

Orde en Veiligheid

De opleidingen in het mbo die vallen onder de sector Orde en veiligheid leiden op voor drie ‘branches’:

defensie, publieke veiligheid en particuliere beveiliging.

Page 25: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

25

Defensie

Nederland is gespecialiseerd in opbouwmissies en werkt vaak samen met NGO’s. Het beroep van

militair verandert hierdoor inhoudelijk; er wordt een beroep gedaan op bepaalde specifieke kennis en

vaardigheden van militairen.

De uitstroom uit defensie overtreft al enige jaren de instroom. Er zijn vooral tekorten aan uitvoerend en

technisch personeel op mbo- en hbo-niveau. Hierom is in 2007 het project ’Loopbaanlint’ gestart. Dit

heeft tot doel om zowel nieuw als zittend personeel een zogenaamd ‘civiel diploma’ te laten behalen.

Het perspectief van een civiel erkend diploma bevordert de werving van nieuw personeel en maakt het

gemakkelijker om ook buiten defensie een baan te vinden.

De economische recessie heeft er al toe geleid dat een groot deel van het tekort aan personeel is

opgelost. Knelpunt op het moment is dat de toestroom zo groot is dat er niet voldoende instructeurs

zijn, waardoor er minder militairen kunnen worden uitgezonden. Tegelijkertijd wordt er bezuinigd op

defensie (1,8 miljoen) en is ongewis hoeveel de nieuwe regering wil gaan investeren in defensie.

Publieke veiligheid

Publieke veiligheid betreft de openbare orde en veiligheid. Individuele gemeenten worden steeds

meer verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving in de openbare ruimte. In samenwerking

met de politie, maar wel vaak in dienst van de gemeente worden overal steeds meer toezichthouders

aangesteld. Deze sector professionaliseert in hoog tempo. De kleinere overtredingen zoals fout

parkeren, overlast gevende jongeren en fietsen in voetgangersgebied worden langzamerhand steeds

meer de taken voor toezichthouders en buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s).

De politie wordt geconfronteerd met bezuinigingen die kunnen leiden naar minder blauw op straat. Dit

leidt ertoe dat korpsen en de politieacademie meer willen samenwerken. Bovendien streeft de politie

naar samenhang en doorstroommogelijkheden met het reguliere mbo. Hiertoe heeft het ministerie van

Binnenlandse Zaken een project gestart om een landelijk model voor doorlopende leerlijnen van het

mbo naar de politieopleiding te ontwikkelen.

Het ministerie van Justitie is op zoek naar mogelijkheden voor professionalisering van toezichthouders

met BOA-bevoegdheid. Doordat gemeentes steeds meer verantwoordelijkheden en bevoegdheden

krijgen, worden de eisen aan de uitvoerenden steeds hoger. Het ministerie van Justitie onderzoekt

daarom of er aanvullende bekwaamheidseisen gesteld moeten worden aan deze

beroepsuitoefenaars.

Particuliere beveiliging

De particuliere beveiliging is zeer conjunctuurgevoelig. De recessie heeft dan ook invloed op de

sector. Voor het eerst in jaren is er een daling in de omzet. Particuliere beveiligingsbedrijven huren

minder mensen in, nemen minder nieuw personeel aan en het aantal nieuwe beveiligingsbedrijven

daalt.

Beveiligingsbedrijven proberen hun marktaandeel te vergroten (o.a. middels publiek private

samenwerking). Ze kiezen voor specialisatie en toegevoegde waarde, zodat ze aantrekkelijker worden

voor bepaalde sectoren. Beveiliging is een sector die, net als de schoonmaaksector, vaak

geconfronteerd wordt met inkoop op prijs in plaats van op kwaliteit. De sector probeert o.a. middels

het Keurmerk van de VPB, kwaliteit een belangrijker criterium te laten worden.

Opdrachtgevers willen steeds vaker een totaaloplossing voor een veiligheids- of facilitair probleem. De

sector reageert hierop door ofwel te fuseren zodat het dienstenaanbod breder wordt, dan wel samen

te werken met andere aanbieders. Daarnaast zijn er bedrijven die er juist voor kiezen om

gespecialiseerde beveiligers aan te bieden, bijvoorbeeld voor de zorg, banken en luchthavens.

De ontwikkelingen in de techniek gaan razendsnel. Er wordt steeds meer gebruik gemaakt van

intelligente camerasystemen. Niet alleen het beveiligen van gebouwen, maar nu ook de beveiliging

Page 26: Trendwatch Nederlandse economie en arbeidsmarkt juli 2010

26

van data en ICT behoren tot het werkterrein van de particuliere beveiliger. Welke consequenties dit

heeft voor de beveiliger op de werkvloer is nog niet goed te overzien.