Transfer 2, jaargang 19

28
> numerus fixus > les classes préparatoires > swesat > advanced levels > numerus clausus > examen ministerie van onderwijs Strijden om studieplek is in Europa heel gewoon strengere controles op bijklussende buitenlandse student | gouverneur theo bovens blikt terug | taalstrijd in medezeggenschapsraden/niet-europese studenten mijden zweden | lotingstudies in trek bij internationale student vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs transfer jaargang 19 | oktober 2011 2

description

Transfer 2, jaargang 19. Vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

Transcript of Transfer 2, jaargang 19

Page 1: Transfer 2, jaargang 19

> numerus fixus

> les classes préparatoires

> swesat

> advanced levels

> numerus clausus > examen ministerie van onderwijs

Strijden om studieplek is in

Europa heel gewoon

strengere controles op bijklussende buitenlandse student | gouverneur theo bovens blikt terug | taalstrijd in medezeggenschapsraden/niet-europese studenten mijden zweden | lotingstudies in trek bij internationale student

vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

transfer

jaargang 19 | oktober 20112

Page 2: Transfer 2, jaargang 19

24-42t r a n s fe r2Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.transfermagazine.nl. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt negen keer per jaar.

RedactieEls Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Slappendel, Gerald Schut en Sam van den Eijnden (stagiair)

Aan dit nummer werkten meeAnnemieke Bosman, Rob Burkhard, Han van der Horst, Martine Postma, Hans-Georg van Liempd, Robert Visscher, Martine Zeijlstra

BeeldMarcel Antonisse/ ANP, Niels Bongers, Philip Driessen, Henriëtte Guest, Maarten Hartman, Peter Hilz/Hollandse Hoogte, Annabel Jeuring, Mark Leong/Redux/HH, Bert Spiertz /HH, Universiteit Twente/ITC, Verbeeld, iStock

RedactieraadRies Agterberg (DUB), Sebastiaan den Bak (Nether), Riekele Bijleveld (Universiteit Twente), Patrick Cramers (Codarts), Madeleine Gardeur (Rijksuniversiteit Groningen), Joep Huiskamp (TU Eindhoven)

RedactieadresNuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel.: 070 – 4260126 / 4260144 / 4260122fax: 070 – 4260399e-mail: [email protected], [email protected], [email protected]: www.transfermagazine.nl

AbonnementenTransfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.ikabonneermij.nl/transfer.

AbonnementenadministratieDUO-tijdschriftenservicePostbus 6813500 AR Utrechttel.: 030 – 263 1089

Vormgeving en lay-outSabrina Luthjens BNO en Christina Schürmann (www.makingwaves.nl)

DrukDrukkerij Deltahage, Den Haag

Overname artikelenHet overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.

OmslagChristina Schürmann, Making Waves

Transfer 3, jaargang 19, verschijnt op 17 november 2011

Onverdiend cadeautje ?

De gelijkheidsdeken moet worden opgeschud, kondigde Annette Nijs, staatssecretaris voor het hoger onderwijs in het kabinet Balkenende I, in 2002 aan. Haar plannen voor selectie aan de poort en meer ruimte voor excellentie leverden haar een moeizame relatie op met de universitaire wereld. Selectie was toen nog een beladen begrip. Dat is het nu niet meer. Selectie is bespreekbaar geworden, getuige ook de plannen op dit gebied in de strategische agenda voor het hoger onderwijs. Onder druk van de hoge uitval, de steeds maar groeiende studentenaantallen en afnemende financiën, zal het in de toekomst steeds minder vanzelfsprekend zijn dat schoolverlaters automatisch kunnen doorstromen naar de studie van hun keuze. In veel Europese landen is het al jaren de praktijk dat studenten hun best moeten doen om een studieplek te bemachtigen. Zo selecteren Zweedse universiteiten sinds 1977 als gevolg van capaciteitsproblemen. Wie in Groot-Brittannië aan een topuniversiteit wil studeren, moet hoge cijfers kunnen laten zien en zeer gemotiveerd zijn. En ook in Duitsland bepalen cijfers wie toegang krijgt tot de beste en meest populaire universiteiten en hogescholen. Transfer brengt de situatie in een aantal Europese landen in kaart en vergelijkt. In zijn net voor de zomer verschenen strategische agenda stelde staatssecretaris Zijlstra vast dat het wettelijk onderscheid in titulatuur tussen hbo en wo moet verdwijnen, onder meer vanwege de internationale positie van hbo-afgestudeerden. Het leek of er een eind was gekomen aan de jarenlange titulatuurstrijd. Maar tijdens het debat in de Tweede Kamer over Zijlstra’s agenda vorige maand bleek dat zijn eigen partij hem hierin niet steunt. VVD-Kamerlid Lucas sprak van ‘een onverdiend cadeautje voor het hbo’ en PVV’er Beertema sloot zich daarbij aan. Beiden dienden een motie in met het verzoek aan Zijlstra met een ander voorstel te komen. De staatssecretaris voelt daar niets voor, liet hij tijdens het debat weten. Maar het laatste woord over de titels die hbo-afgestudeerden mogen voeren, is nog niet gesproken.

els [email protected]

Page 3: Transfer 2, jaargang 19

i n h o u d

24-42t r a n s fe r

Enverder

2 Colofon en redactioneel 4 Nieuwsberichten 12 Op college bij Martin Hunziker 13 Lotingstudies in trek

bij buitenlandse studenten 19 Column Hans-Georg van Liempd 20 Internationalisering in medezeggen-

schapsraden 23 Vliegende Hollander 26 Pioniers in internationalisering 27 Agenda

8Europa doet niet moeilijk over selecteren Selectie aan de poort wordt in Nederland de laatste jaren steeds normaler. Voor Nederlanders een revolutionaire ontwikkeling, gezien het feit dat het onderwerp hier lange tijd taboe is geweest. Voor Europeanen veel minder spectaculair: selectie is in grote delen van Europa al heel lang doodgewoon. Transfer brengt de mate en manieren van selectie in Europa in kaart.

14 Werkende niet-EU-student hoeft niet echt te vrezenDe Arbeidsinspectie doet sinds vorig jaar onderzoek naar illegale bijbaantjes van niet-EU-studenten. Wie gepakt wordt, kan zijn verblijfsvergunning verliezen. Maar in de praktijk loopt het zo’n vaart niet, vertelt de projectleider aan Transfer. Vooral de bedrijven die de studenten werk verschaffen, moeten voor de controles van de Arbeidsinspectie vrezen.

16 ‘Open Universiteit kan twee keer zo veel studenten aan’In Spanje studeren is leuk. Maar samen met studenten uit andere landen via de computer een onderzoeksopdracht uitvoeren, kan een veel nuttiger internationale ervaring opleveren, vindt Theo Bovens. De ex-collegebaas van de Open Universiteit ziet tal van kansen voor de instelling die hij onlangs verliet. “Je kunt afstandsonderwijs inzetten om buitenlandse studenten op Nederland voor te bereiden.”

24 Zweden wil studenten van buiten Europa terugwinnenStudenten van buiten de Europese Unie moeten sinds dit studiejaar collegegeld betalen als ze in Zweden gaan studeren. Die maatregel heeft het aantal buitenlandse studenten fors doen dalen. “Als je ineens geld vraagt voor iets wat eerder gratis was, is het logisch dat de interesse afneemt.” Wat gaat Zweden doen om het tij te keren?

Page 4: Transfer 2, jaargang 19

n i e u w s b e r i c h t e n

Het aantal studenten dat in het buitenland gaat studeren, neemt wereldwijd nog steeds toe. Maar in 2009 was de groei minder groot dan de jaren daarvoor. Dat kan komen door de financiële crisis, schrijft de

OESO in Education at a Glance 2011. Meer dan de helft van de mobiele studenten koos Australië, Canada, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië of de Verenigde Staten als bestemming.

Sinds het jaar 2000 groeide het aantal buitenlandse studenten wereld-wijd met 77 procent, gemiddeld 6,6 procent per jaar. In 2008 bedroeg de toename zelfs 8 procent. Dat percentage daalde in 2009 naar 6,4. In dat laatste jaar volgden in totaal bijna 3,7 miljoen studenten een oplei-ding in een ander land. Een kleine meerderheid daarvan, 52 procent, was afkomstig uit Azië.Australië spant de kroon als het gaat om het percentage buitenlanders onder de studenten (ruim 21 procent), op afstand gevolgd door Groot-Brittannië, Oostenrijk, Zwitserland en Nieuw-Zeeland (elk meer dan 14 procent). Nederland wijkt af: het percentage buitenlandse inschrij-vingen was hier in 2009 (3,8 procent) niet hoger dan in 2004 (4,8 procent). Nederland had in 2009 een aandeel van 1,2 procent op de markt voor internationale studenten. (AS)

Nederlandse onderzoekers hebben goed gescoord bij het binnenhalen van subsidies van de European Research Council (ERC). Zij sleepten dit jaar bijna 10 procent van de zogeheten Starting Grants in de wacht. Die beurzen ondersteunen getalen-teerde onderzoekers die aan het begin van hun carrière staan. Van de 480 gehonoreerde voorstellen zijn er 47 afkomstig uit ons land. Daarmee is Nederland de nummer vier van Europa, na Groot-Brittannië, Frankrijk en Duitsland. De Universiteit van Amsterdam kreeg dit jaar elf Starting Grants, tegen slechts één in 2009 en 2010.

De grote stijging dit jaar komt mede door inten-sievere scouting en begeleiding vanuit Bureau Kennistransfer (BKT), zegt senior adviseur Bea Krenn. “Eerder moest ik het in mijn eentje doen, nu hebben we vier fulltime adviseurs in dienst.” De elf beurzen leveren in totaal ongeveer 16 miljoen euro op.BKT stelt zich ten doel om Europese subsidies onder de aandacht te brengen bij excellente, jonge onder-zoekers. Volgens Krenn worden die nog vaak afge-schrikt door de vele Europese regels. “Wij houden ze voor: Brussel is niet eng en we ondersteunen ze bij het schrijven van een voorstel.” (SvdE)

Aantal mobiele studenten groeit minder

Nederland oogst

veel researchbeurzen

Foto

: Mar

k Le

ong/

Red

ux/H

H

| oktober 2011 | transfer4

De meerderheid van mobiele

studenten komt uit Azië.

Page 5: Transfer 2, jaargang 19

Het voorstel van staatssecretaris Zijlstra om het wettelijk onderscheid tussen wo- en hbo-titels te schrappen, wordt niet gesteund door zijn eigen partij. Tijdens het overleg in de Tweede Kamer over de Strategische Agenda Hoger Onderwijs diende VVD’er Anne-Wil Lucas een motie in met het verzoek om met een ander voorstel te komen.Lucas noemde het plan van Zijlstra “een onverdiend cadeautje voor het hbo”. De PVV sloot zich aan bij de VVD, de overige partijen deden geen uitspraak over het onderwerp. De staatssecretaris gaat verder dan het advies van de commissie-Veerman, stelde Lucas. Daarin staat dat er meer lijn aangebracht dient te worden in de titulatuur en dat de internationale erkenning van hbo-titels verbeterd moet worden. Gelijkschakeling van alle opleidingen vindt de VVD echter een brug te ver. Een onderscheid in titulatuur is volgens Lucas geen oordeel over het niveau van de opleiding, het geeft een verschil in oriëntatie aan. “Het HBO is niet minderwaardig, maar wel anders.” Zijlstra hield voet bij stuk. “De gelijkschakeling van titulatuur is de essentie van het bachelor-/master systeem.” Het onderscheid zal volgens de

staatssecretaris duidelijk blijven door de naam van de instelling: een hogeschool is geen ‘university’ maar een ‘university of applied sciences’. (SVDE)

Een verdubbeling van het budget voor Erasmus-beurzen en een sociaal leenstelsel voor studenten die een master volgen in een ander EU-land. Dat kondigde eurocommissaris van Onderwijs Androulla Vassiliou aan bij de presentatie van de nieuwe EU-strategie voor hervorming van het hoger onderwijs. Die strategie is onderdeel van de concept-meer-jarenbegroting van de Europese Commissie (EC) voor de periode 2014–2020. Het voorstel noemt concreet de verdubbeling van het aantal studenten, leraren en onderzoekers dat beurzen krijgt om in het buitenland een opleiding te volgen. Dat zijn er nu jaarlijks 400.000 en zouden er 800.000 moeten worden. Een woordvoerder van Vassiliou

zei in Times Higher Education dat dit bijna een verdubbeling van het Erasmus-budget zou bete-kenen.De EC schetst een toenemende vraag naar hoger opgeleiden. In 2020 zal 35 procent van de banen een hogeronderwijsdiploma vereisen, terwijl momenteel slechts 26 procent van de EU-bevolking hoger opgeleid is. In de Verenigde Staten is dat 41 procent, in Japan 44. De EC wil dat in 2020 40 procent van de jongeren hoger opgeleid is, tegen 33,6 procent nu. In de nieuwe meerjarenbegroting vraagt de Commissie ruim 15 miljard euro voor onderwijs, opleiding en jeugd. Dat is 73 procent meer dan in de periode 2007–2013. (GS)

VVD keert zich tegen gelijke titulatuur

‘Erasmus-budget moet

twee keer zo hoog’

Anne-Wil Lucas.

Foto

: Pet

er H

ilz/H

H

transfer | oktober 2011 | 5

Page 6: Transfer 2, jaargang 19

UM wil zeker half Nederlands blijven

De Universiteit Maastricht (UM) wil ook in de toekomst voor minstens 50 procent worden bevolkt door Nederlandse studenten. Dat komt in het nieuwe strategisch plan van de instelling te staan, zei collegevoorzitter Martin Paul bij de opening van het academisch jaar. Het afgelopen jaar telde Maastricht ruim 6.000 interna-tionale studenten, 43 procent van de studentenpopulatie. Hiermee is de UM zowel absoluut als relatief veruit de meest internationale van de publiek bekostigde Nederlandse hoger-onderwijsinstellingen, blijkt uit de recente Nuffic-publicatie Mobiliteit in Beeld 2011. De afgelopen vier jaar nam het aantal buitenlandse studenten in Maastricht met ruim 65 procent toe.Vorige maand laaide de discussie over bekostiging van EU-studenten met Nederlands publiek geld weer op. SP-Kamerlid Van Dijk stelde er Kamervragen over en zei in Nieuwsuur dat de bovengrens voor het aantal buitenlandse studenten aan een Nederlandse universiteit wat hem betreft ligt bij ongeveer de helft van de studentenpopulatie. De SP is bang dat EU-studenten Nederlandse studenten verdringen en dat door de vele buitenlandse studenten de onderwijs-kwaliteit daalt. Rick van der Ploeg, hoogleraar in Oxford en oud-PvdA-politicus, noemde de Universiteit Maastricht in dezelfde tv-reportage ‘entrepreneur op kosten van de Nederlandse belastingbetaler’. (GS/AS)

Britse universiteiten ‘bespioneren’ buitenlandse studenten Britse universiteiten geven maandelijks 1.500 buitenlandse studenten aan bij de immigratiediensten. Dit blijkt uit cijfers die de Engelse campagne-groep Manifesto Club verkreeg met een beroep op de Freedom of Information Act. De groep waarschuwt dat professoren geen spionnen moeten worden. Tussen maart 2009 en augustus 2010 hebben Britse univer-siteiten tegenover de UK Border Agency verdenkingen geuit over de visa-status van ruim 27.000 buitenlandse studenten. Dat meldt de BBC op basis van een rapport van de campagne-groep Manifesto Club. Josie Appleton van de Manifesto Club vreest voor de vertrouwensrelatie tussen student en professor en wijst erop dat veel van meldingen triviale zorgen betroffen zoals een student die niet op college verschijnt of een mail niet beantwoordt. Volgens The Daily Telgraph zijn Engels universiteiten verplicht verdachte studenten aan te geven en riskerenzij bij nalatigheid het intrekken van hun licentie om buitenlandse studenten te werven. (GS)

Diplomazwendel Indiërs in ParijsIn Frankrijk is opschudding ontstaan over een grootscha-lige diplomafraude aan de privé-universiteit International Institute of Paris. Een Indiase studentenwerver verkocht voor duizenden euro’s per document valse diploma’s en inschrij-vingsbewijzen aan minstens vierhonderd landgenoten, waarmee zij illegaal Franse visa konden krijgen. De man verdiende naar schatting 3 miljoen euro aan de zwendel, onthult Le Parisien. De Franse ambassade in India kwam de fraude eind vorig jaar op het spoor, door een opvallende stijging in het aantal visumaanvragen van steeds dezelfde privé-universiteit. De frauduleuze recruiter werkte ook voor andere Franse onder-wijsinstellingen. Édouard Husson, vice-voorzitter van de koepel van universiteiten van Parijs, spreekt van een ‘kat-en-muis-spel’ met instellingen die verkeerde voorlichting geven over de waarde van hun diploma’s. (GS)

Kennissteden willen internationaler profielHelp ons bij het versterken van ons internationale profiel. Dat vraagt het Netwerk Kennissteden Nederland, dat vorige maand zijn ‘ambitiedocument’ presenteerde, aan het Rijk. In het netwerk bundelen stads- en instellingsbestuurders van de twaalf universiteitssteden hun krachten met de VSNU en de HBO-raad. Het kabinet kan volgens de kennissteden helpen door hinderlijke regelgeving aan te passen, onder meer op het gebied van de arbeidsmarkt, verzekeringen en internationale diploma-erkenning van beroepsopleidingen. Ook hoopt het netwerk op financiële steun voor voorzieningen als expat-centra, internationale scholen, sportfaciliteiten en Engelstalig cultuuraanbod. Het Rijk zou maatregelen kunnen nemen om het woningaanbod voor buitenlandse studenten, promovendi en onderzoekers te verruimen. De kennissteden willen verder samen met de Rijksoverheid het imago van Nederland in het buitenland verbeteren. Zo willen ze internationale onder-nemers verleiden zich hier te vestigen. (AS)

Martin Paul.

Foto

: Phi

lip D

riess

en

Meer nieuws dagelijks op www.transfermagazine.nl

Kort nieuws

a c h t e r g r o n d

| oktober 2011 | transfer6

Page 7: Transfer 2, jaargang 19

Fo

to: B

ert S

pier

tz/H

H

OCW onderzoekt

wat EU-student kost

Instellingen

overschatten sociale media

Slechts 4 procent van de internationale studenten gebruikt sociale media om een buitenlandse univer-siteit te kiezen. Dat blijkt uit een enquête onder 150.000 internationale studenten aan 1.200 universi-teiten. William Archer, directeur van onderzoeksbu-reau i-Graduate, maakte de cijfers bekend tijdens de EAIE-conferentie in Kopenhagen.

Archer zei dat universiteiten het belang van Facebook, Twitter en YouTube voor werving van internationale studenten schromelijk overschatten, meldt Times Higher Education. Bijna de helft (45 procent) van de internationale studenten bleek zich vooral door vrienden te laten beïnvloeden bij hun studiekeuze, 41 procent baseert zich allereerst op de universiteitswebsite.Andere factoren die studenten noemden zijn: de mening van ouders (genoemd door 32 procent), het promotiemateriaal (22 procent), ontmoetingen met huidige studenten (17 procent), advies door leraren (16 procent), rankings (16 procent) en een bezoek aan de instelling (11 procent). Een overweldigende meer-derheid van de studenten vindt internet heel belang-rijk bij het bepalen van de studiekeuze. Opvallend is dat slechts een op de zes ondervraagden universi-teitsranglijsten noemde. De 23e conferentie van de European Association for International Education (EAIE) werd in september bezocht door 4.200 onderwijsprofessionals uit tachtig landen. De eerste conferentie was in 1989, in Amsterdam. (GS)

Staatssecretaris Zijlstra laat onderzoek doen naar de kosten en baten van buitenlanders die in Nederland studeren. Op basis van de resultaten, die hij nog dit jaar aan de Tweede Kamer voorlegt, wil hij bepalen of het beleid moet worden aangescherpt en welke Europese afspraken er te maken zijn.De staatssecretaris reageert hiermee op vragen over het groeiende aantal EU-studenten. Zij betalen, net als Nederlandse studenten, het wettelijke collegegeldta-rief. De instellingen ontvangen ongeveer 6.000 euro bekostiging voor iedere EU-student. In 2009 werden ruim 28.000 Europese studenten bekostigd, veel meer dan het aantal Nederlandse studenten dat in het

buitenland een diploma probeert te behalen. Diverse media berichtten vorige maand dat de Nederlandse overheid jaarlijks 100 miljoen euro toelegt op EU-studenten.Volgens VSNU-voorzitter Sijbolt Noorda is de belas-tingbetaler geen cent duurder uit als er meer studenten uit EU-landen naar Nederland komen. Aan het begin van een regeerperiode stelt de regering vast hoeveel geld er naar onderwijs gaat, aldus Noorda. “Dus of er nu 10.000 of 20.000 [EU-studenten, red.] komen, er gaat geen hoger bedrag van de belastingbetaler naar onderwijs. Hoogstens verandert de verdeling van geld tussen de universiteiten onderling.” (AS/GS)

transfer | oktober 2011 | 7

Page 8: Transfer 2, jaargang 19

n e d e r l a n d s e s t u d e n t h e e f t r e l a t i e f v e e l t e k i e z e n

Selectie is in Europa heel normaalSelectie aan de poort raakt in Nederland nu pas uit de taboesfeer. Daarmee is ons land een uitzondering

in Europa. Vrijwel alle Europese landen doen op veel grotere schaal aan selectie, en al veel langer.

Transfer brengt de situatie in kaart en vergelijkt.

> numerus fixus

a c h t e r g r o n d

| oktober 2011 | transfer8

Page 9: Transfer 2, jaargang 19

“Hoe hoog is jouw numerus-clausus-score?” Onder schoolverlaters in Duitsland is dat een veelgestelde vraag. Hoe hoger het gemiddelde eindexamencijfer dat je als middelbare-scholier haalt, des te groter is immers de kans dat je wordt toegelaten bij de oplei-ding van je keuze. In Groot-Brittannië gaat het precies zo. Wie aan een prestigieuze topuniversiteit zoals Oxford wil studeren, moet met de hoogste cijfers van school komen. In Nederland lijkt die situatie nog ver weg. Toch komen ook hier het Duitse en Engelse voorbeeld dich-terbij. Jarenlang kon in Nederland vrijwel iedereen aan de studie van zijn of haar keuze beginnen. Slechts een aantal opleidingen, zoals geneeskunde, de hotelschool en kunstopleidingen, hanteerden een numerus fixus. De afgelopen jaren is daar verandering in gekomen. Aan de TU Delft bijvoorbeeld stelden drie faculteiten dit jaar een numerus fixus in. Zij konden de groeiende stroom eerste-jaars niet meer aan. Dat geldt voor meer opleidingen. Op dit moment wordt een numerus fixus gehan-teerd bij 53 universitaire en 44 hbo-opleidingen.

ZesjescultuurDat zijn er nog steeds relatief weinig, als je bedenkt dat alleen al de universiteiten 432 bachelor- en 901 masteropleidingen aanbieden en de hogescholen 347 opleidingen. Maar het aantal studies met een numerus fixus zal de komende jaren verder toenemen. Dat komt doordat de studentenaantallen de pan uit rijzen. In 2008 waren er al twee keer zo veel studenten als in 1980. Dit jaar staan volgens het CBS ruim 656.000 studenten ingeschreven en dat aantal zal volgens de universiteitenvereniging VSNU tot 2020 met nog 37 procent toenemen. Daarnaast is er steeds meer kritiek op de ‘zesjescul-tuur’; de roep om excellentie wordt al jaren steeds luider. Selectie is dan ook een belangrijk punt in de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, die staatssecretaris Halbe Zijlstra eind juni openbaar maakte. Zijlstra ziet selectie als ‘een middel om uitval te voorkomen’ en als nuttig instru-ment bij ‘opleidingen met een beperkte capaciteit ten opzichte van de belangstelling’. Ook de Miljoenennota geeft aan dat het studieklimaat aan het veranderen is: langstudeerders gaan veel meer collegegeld betalen, bollebozen worden juist gekoes-terd. In dat klimaat is selectie geen vies woord meer.

In andere Europese landen is dat al veel langer niet meer het geval. Daar is selectie al geruime tijd heel normaal en wordt er nauwelijks over gediscussieerd. Uiteraard verschilt de manier van selecteren per land, maar grofweg wordt in het Europese hoger onderwijs geselecteerd op kwaliteit, waardoor topuniversiteiten ontstaan, of is een numerus fixus noodzakelijk wegens capaciteitsproblemen.

Eeuwenoude traditieDe bekendste voorbeelden van selectie op kwaliteit komen uit Engeland. Topinstellingen als Oxford en Cambridge selecteren daar al sinds jaar en dag de allerbeste studenten. Niet alleen op basis van cijfers. Motivatie speelt ook een belangrijke rol. In Frankrijk gebeurt selectie op kwaliteit bij de grandes écoles, de topinstellingen van het land, waar de elite wordt

onderwezen. Zowel Frankrijk als Engeland heeft een eeuwenoude traditie van selectie aan de poort.Landen als Zweden en Duitsland begonnen er pas mee in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Niet om universiteiten de mogelijkheid te geven het koren van het kaf te scheiden, maar vanwege capaciteits-

problemen. In beide landen nam het aantal studenten in die periode fors toe. Om te voorkomen dat oplei-dingen overvol raakten, werd schiften toegestaan.In Duitsland spelen ook de afgelopen jaren weer forse capaciteitsproblemen. Vooral de goed aange-schreven universiteiten in het Westen en in en rond Berlijn krijgen veel inschrijvingen. Selectie gebeurt daar weliswaar vanwege de beperkte capaciteit. Maar aangezien er grotendeels op diplomacijfers wordt geselecteerd, is het effect ook dat deze instellingen de knapste koppen binnenhalen en zich daardoor kunnen ontwikkelen tot een soort topinstellingen. Ook Italië selecteert op diplomacijfers. Rob Reneman zat in de jaren negentig in de commissie Ruim baan voor Talent, die experimenten met selectie in het Nederlandse hoger onderwijs moest beoordelen. De emeritus hoogleraar fysiologie van de Universiteit Maastricht vindt het niet vreemd dat Nederland tot voor kort moeite had met het onder-werp, terwijl dat in andere delen van Europa allang geaccepteerd was. “In Nederland is iedereen gelijk. Mensen mogen vooral niet boven het maaiveld uitsteken. Het heeft met onze calvinistische inborst te maken”, meent Reneman.

In andere Europese landen

wordt nauwelijks over

selectie gediscussieerd

transfer | oktober 2011 | 9

Page 10: Transfer 2, jaargang 19

In Duitsland heeft in theorie iedereen met een afgeronde

Abitur (vergelijkbaar met ons vwo) toegang tot een universiteit.

Maar de praktijk is weerbarstiger. Selectie is al jaren schering

en inslag. Selecteren is toegestaan sinds het Numerus-clausus-

Urteil (1972), maar alleen als het noodzakelijk is, bijvoorbeeld

door capaciteitsproblemen bij de instellingen.

De afgelopen jaren zijn die problemen fors toe genomen.

Vooral de universiteiten in en rond Berlijn en in het Westen

van Duitsland zijn populair. Matthias Jaroch van het

Hochschulverband schat dat de helft van alle opleidingen selec-

teert. Vooral universiteiten selecteren, maar een aantal hoge-

scholen doet het ook.

Vanaf het wintersemester 2005–2006 bepalen drie criteria de

selectie. De eerste 20 procent van de beschikbare plaatsen is

voor studenten met de hoogste cijfers. De volgende 20 procent

is voor wie al het langste op een plek aan de opleiding wacht

(en eerder dus niet werd geselecteerd). Voor de laatste 60 pro-

cent wisselen de criteria per opleiding. Zo kunnen cijfers voor

bepaalde vakken worden meegenomen, maar ook (beroeps)-

ervaring of de score op een specifieke test.

Nog altijd riantMaar het calvinisme kan niet het hele antwoord zijn. Duitsland en Zweden kennen een vergelijkbare achtergrond, maar doen toch al decennia aan selectie. Wellicht kan een verklaring voor de verschillen zijn dat Nederland in het verleden niet zulke ernstige capaciteitsproblemen heeft gehad als Duitsland en Zweden. Dat zou ook meteen verklaren waarom selec-teren in ons land nu wel uit de taboesfeer komt: het onderwijs loopt ook hier tegen zijn grenzen aan. Toch is de situatie in Nederland nog altijd redelijk riant. Studenten hoeven nog steeds niet heel vaak te strijden om een plaats. Aangezien de onderwijs-kwaliteit op alle universiteiten ongeveer gelijk is, hoeven ze ook niet bang te zijn om op een B-instelling terecht te komen. De Nederlandse student is, verge-leken bij zijn collega’s in de rest van Europa, nog altijd best verwend.

robert visscher

Frankrijk heeft gelijkheid nog altijd hoog in het vaandel

– dat moet ook wel met een nationale leus als ‘liberté,

egalité, fraternité’. De Franse universiteiten zijn, net als de

Nederlandse, kwalitatief gelijkwaardig. Of iemand in Lille of

Marseille studeert, moet niet uitmaken voor het niveau van

onderwijs en onderzoek.

De grote uitzondering zijn de grandes écoles, de elite-universi-

teiten van Frankrijk. Hier studeert, sinds halverwege de acht-

tiende eeuw, de Franse crème de la crème. Wie aan een grande

école wil studeren, moet vaak een indrukwekkende cijferlijst

overleggen. Maar studenten dienen ook een speciale vooroplei-

ding te voltooien. Deze zogeheten classe préparatoire, die twee

jaar duurt, wordt gevolgd na het eindexamen van de middelba-

re school en bereidt de oud-scholieren voor op het competitieve

toelatingsexamen (‘concours’) van de grandes écoles.

Om doorstroom in het reguliere onderwijs te vergemakkelijken,

worden voor het concours 120 ECTS toegekend. Wie faalt, kan

daardoor zonder al te veel vertraging terecht bij een andere,

minder prestigieuze instelling. Ondanks de nationale nadruk op

gelijkheid staat dit systeem in Frankrijk niet ter discussie.

De Britten kennen de op een na oudste universiteit ter wereld

(Oxford) en daarmee ook een van de eerste instituten die streng

selecteren. Die lange traditie staat niet onder druk. Wie aan een

topuniversiteit wil studeren, dient een voortreffelijke cijferlijst

te overhandigen, is het credo in Engeland. Maar niet alleen

cijfers tellen: ook een goede motivatie is van belang. Want de

echte top, zoals Cambridge en Oxford, houdt ook daarmee reke-

ning. Instellingen mogen volledig zelf bepalen wie ze toelaten.

Wat de cijfers betreft, draait het in Engeland allemaal om de

advanced levels – vergelijkbaar met ons vwo-diploma. Britten

doen slechts in drie vakken examen. Wie driemaal de hoogste

score haalt – de letter A – komt in aanmerking voor de top. Met

twee A’s en een B nemen de kansen op de absolute top al af.

Welke opleidingen in trek zijn heeft te maken met reputatie,

maar ook met de rankings die al sinds de jaren tachtig worden

gehouden, bijvoorbeeld door de krant Times Higher Education.

De opleidingen die het hoogst scoren in de rankings, worden

gezien als de beste, en zijn het populairst.

| oktober 2011 | transfer10

> ‘triple a’ -cijfers > motivatiegesprek

> toegankelijke universiteiten> selectieve grandes écoles> classes préparatoires

> numerus clausus> helft instellingen selecteert> nieuws stelsel sinds 2005

Page 11: Transfer 2, jaargang 19

In grote lijnen is de toegang tot het hoger onderwijs in Italië

hetzelfde geregeld als in Nederland: studenten met een diplo-

ma van het lyceum krijgen toegang tot een hogeronderwijs-

instelling. Wel zijn er zijn een aantal uitzonderingen.

Opleidingen waar dure laboratoriumapparaten wordt gebruikt,

mogen bijvoorbeeld maar een gelimiteerd aantal studenten

aannemen. Maar dat geldt ook voor opleidingen voor specifieke

beroepen waar weinig vraag naar is. In Italië gaat het hierbij

onder meer om medicijnen, chirurgie, tandheelkunde, logo-

pedie, fysiotherapie en bouwkunde.

Ook opleidingen die zeer gewild zijn, mogen extra eisen stellen.

Wie zich voor zo’n opleiding aanmeldt, moet een extra examen

afleggen, dat door het ministerie van onderwijs is opgesteld.

Het cijfer voor dat examen telt mee in de selectieprocedure.

Ook aan studenten die naar een prestigieuze, private universi-

teit willen, worden extra eisen gesteld. Vanwege de vele aan-

meldingen voor weinig beschikbare plaatsen, is het daar in de

praktijk lastig om binnen te komen. Welke eisen precies worden

gesteld, verschilt fors per instelling. Omdat de private universi-

teiten onafhankelijk zijn, wordt niet centraal bijgehouden hoe-

veel opleidingen een numerus fixus kennen.

In Zweden mogen universiteiten selecteren sinds 1977. De maat-

regel werd destijds ingevoerd vanwege capaciteits problemen.

Een Zweeds middelbareschooldiploma geeft in principe toe-

gang tot een universiteit. Maar niet noodzakelijkerwijs voor

een opleiding naar keuze, want bij alle opleidingen ligt het

studenten aantal vast.

Zweden kent een ander middelbareschoolsysteem dan

Nederland. Vakken worden gegeven voor de niveau’s A (het

eenvoudigste) tot en met E (meest gevorderd). Wie naar een

universiteit wil moet, afhankelijk van de toelatingseisen, cijfers

halen op een bepaald niveau. In Zweden volgen scholieren pro-

gramma’s, zoals een kunsten-, bèta- of linguïstisch programma.

Daardoor wordt al vroeg bepaald wie voor welke studie in aan-

merking komt. Zonder wiskunde kan iemand bijvoorbeeld geen

bètastudies volgen.

In tweederde van de gevallen waarin wordt geselecteerd, vor-

men middelbareschoolcijfers de basis. In de overige gevallen

wordt een algemene test gebruikt, de zogenaamde SweSat.

In de praktijk selecteren vrijwel alleen populaire opleidingen

met capaciteitsproblemen, zoals rechten, politicologie,

psychologie en medicijnen. (RV)

> alleeen selectie bij dure opleiding> ‘staatsexamen’> elitaire private universiteiten

11transfer | oktober 2011 |

> vooral populaire studies selecteren

> juiste vakken vereist

Page 12: Transfer 2, jaargang 19

Wat hebben Nederlandse pabostudenten te zoeken in het Oostenrijkse Krems? Een aantal jaren geleden zou Martin Hunziker misschien zijn schouders hebben opgehaald bij deze vraag. Tegenwoordig is hij nauw betrokken bij de organisatie van studie-reizen naar Oostenrijk en ontwikkelt hij een nieuwe studiereis naar Zürich in Zwitserland.

De reizen maken deel uit van de zogenaamde inter-nationale weken van de Marnix Academie. In het tweede jaar worden alle pabostudenten gestimuleerd een week naar het buitenland te gaan. Onder begelei-ding van docenten bezoeken de studenten een pabo (of vergelijkbare instelling) en basisscholen in het buitenland. Vroeger was internationalisering volgens Hunziker iets voor een beperkt aantal docenten en studenten. Maar de Marnix Academie is er de afgelopen jaren goed in geslaagd het onderwerp gemeengoed te maken, vindt hij. Er zijn Engelstalige minors, moge-lijkheden om in het buitenland stage te lopen, en met de internationale weken lukt het tegenwoordig om maar liefst 85 procent van de tweedejaarsstudenten daadwerkelijk mee te krijgen naar het buitenland. Nu hij een aantal keren zelf mee is geweest, is Hunziker overtuigd van de waarde die zo’n internationale ervaring voor de studenten heeft.

“Tijdens onze reizen naar Krems laten we onze studenten altijd een les verzorgen voor een klas op een basisschool”, vertelt hij. “De meeste studenten spreken geen Duits, de meeste kinderen geen Engels. Het gevolg is dat de studenten bloednerveus zijn en denken dat het niet zal lukken. Maar als het dan toch lukt om met handen en voeten een leuke les te verzorgen waarbij iedereen iets leert, dan zie je dat het ze gewoon een adrenalinestoot geeft. Ze hebben ontdekt dat zie iets kunnen waarvan ze dachten dat ze het niet konden.”

ZekerhedenDe docent vindt het inspirerend om te zien hoe tijdens de buitenlandse reizen allerlei zekerheden ‘op losse schroeven’ komen te staan. “De kennismaking met het onderwijssysteem in een ander land beves-tigt soms de eigen ideeën over ons systeem, maar roept net zo vaak vragen op”, vertelt Hunziker. “Dat vind ik erg waardevol.”Een voorbeeld? “Dat kan iets heel basaals zijn, zoals de lestijden. In Oostenrijk zijn kinderen om half een ’s middags al klaar met school. Of de leerplicht, die begint in Oostenrijk pas bij zes jaar. Is dat een goed of een slecht idee? Daar eens over nadenken, dat is goed voor mensen die het onderwijs in ons land straks vorm moeten geven”, betoogt hij. “We zien graag dat studenten hun visie op onderwijs verbreden en verdiepen. We willen dat ze zien en horen hoe anderen het doen. Dat ze de verschillen en overeen-komsten zien. Dat ze ontdekken dat vanzelfsprekend-heden niet altijd vanzelfsprekend zijn.”

rob burkhard

Docenten vervullen een sleutelrol in het proces om het hoger onderwijs internationaler te maken.

In deze rubriek vertellen zij wat ze op dat gebied ondernemen. Martin Hunziker, docent Nederlands

aan de Marnix Academie in Utrecht, laat zijn pabostudenten lessen verzorgen op een Oostenrijkse

basisschool.

m a r t i n h u n z i k e r :

‘Lesgeven op Oostenrijkse school geeft een kick’

Foto

: Maa

rten

Har

tman

| oktober 2011 | transfer12

o p c o l l e g e b i j . . .

Page 13: Transfer 2, jaargang 19

Lotingstudies in trek bij buitenlandse student

Een Limburgse met een Vlaams diploma die werd uitgeloot voor geneeskunde spande vorig jaar een rechtszaak aan tegen DUO. Hoewel haar gemiddelde eindcijfer overeenkwam met een 8 of hoger, wat recht geeft op rechtstreekse toelating (lotingsklasse A), werd zij ingedeeld in klasse C. Dat doet DUO standaard bij buitenlandse diploma’s. De rechtbank in Roermond oordeelde toen dat er volgens de EU-wetgeving sprake was van indirecte of verkapte discriminatie op grond van nationaliteit, omdat aankomende studenten met een buitenlands diploma in de meeste gevallen geen Nederlander zullen zijn. Als zij – net als de Limburgse – aannemelijk kunnen maken dat hun gemiddelde eindcijfer vergelijkbaar is met een 8 of hoger in Nederland, moet DUO dat volgens de rechter laten toetsen. Daarvoor zou een wetswijziging nodig zijn.

Het ministerie van Onderwijs ging tevergeefs tegen die uitspraak in beroep. Ook de Raad van State vindt dat er sprake is van indirect onderscheid. Praktische uitvoerbaarheid is daar geen rechtvaardiging voor, omdat een nauwkeurige individuele beoordeling niet nodig is. Het ministerie zou ook kunnen volstaan met een generieke vergelijking van cijfers. De zaak van de Limburgse moet DUO opnieuw beoordelen en het lotingstelsel moet worden aangepast.

AfschaffenHoeveel studenten met een buitenlands diploma zich aanmelden voor een lotingstudie en dus net als de Limburgse wellicht ten onrechte zijn inge-deeld in klasse C, heeft DUO niet paraat. Wel werd onlangs bekend dat in 2010 meer dan 18 procent van de in totaal bijna 20.000 studenten die aan een numerus fixus-studie konden beginnen niet over de Nederlandse nationaliteit beschikte, en dus waar-schijnlijk een buitenlands diploma had. Bij oplei-dingen waarvoor bij een specifieke instelling geloot moest worden, ging het om een kleine 11 procent van de ruim 56.000. In 2006 was nog maar 9 procent van de eerstejaars bij lotingstudies buitenlander. Overigens kondigde staatssecretaris Zijlstra deze zomer in zijn strategische agenda aan dat hij loting stapsgewijs wil afschaffen.

annelieke slappendel

Het percentage buitenlandse studenten bij lotingstudies

is in vijf jaar verdubbeld. En dat aantal zal nog hoger

worden door een uitspraak van de Raad van State.

De raad vindt het niet terecht dat iedereen met een

buitenlands diploma automatisch in lotingsklasse C

terechtkomt, ongeacht de schoolprestaties.

DUO hanteert vijf lotingsklassen voor studies met een

numerus fixus. Eindexamencijfers van een 8 of hoger

– klasse A – geven recht op directe toelating. Wie gemid-

deld een 7,5 tot een 8 heeft, komt in klasse B. Klasse C

omvat de eindcijfers tussen 7 en 7,5 én alle buitenlandse

diploma’s, ongeacht de schoolresultaten. Klasse D loopt

van een 6,5 tot een 7 en klasse E alles lager dan een 6,5.

De kans om te worden ingeloot per klasse komt overeen

met de verhouding B:C:D:E=9:6:4:3. (AS)

v i j f l o t i n g s c a t e g o r i e ë n

Foto

: Mar

cel A

nton

isse

/AN

P

Masterstudenten geneeskunde aan de VU.

transfer | oktober 2011 | 13

a c h t e r g r o n d

Page 14: Transfer 2, jaargang 19

Illus

trat

ie: N

iels

Bon

gers

Een student uit Deventer met een ‘bijbaantje’ in Amsterdam. Als de Arbeidsinspectie op zo’n situatie stuit, gaan de alarmbellen rinkelen. “Die werkt dan zogenaamd drie uur per dag, tien uur per week aan de andere kant van het land. Dat is onzin. Zo iemand heeft in werkelijkheid vaak een veertigurige werk-week”, zegt Minjon van Heijningen. Zij leidt bij de Arbeidsinspectie het project ‘Studenten’. Nederland maakt het studenten van buiten de EU niet gemakkelijk om naast hun studie bij te verdienen, dat is

bekend. Zij mogen maximaal tien uur per week werken óf fulltime tijdens de zomermaanden. En alleen als hun baas over een tewerkstellingsvergunning beschikt. Deze regels worden regelmatig overtreden, merkte de Arbeidsinspectie enkele jaren geleden. Ook had de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vermoedens dat sommige buitenlandse studenten eigenlijk hier waren om te werken. Reden voor de Arbeidsinspectie om, na een pilot in 2009, vorig jaar het project ‘Studenten’ te starten.

Studenten van buiten de Europese Unie zetten hun verblijfsvergunning op het spel als ze naast hun

studie in Nederland te veel werken. Maar in de praktijk loopt het zo’n vaart niet. De Arbeidsinspectie,

die op projectbasis controles uitvoert, richt zich vooral op de werkgevers. ‘Het gaat ons niet om de

studenten’, aldus de projectleider.

w e r k g e v e r s v o r i g j a a r v o o r 2 , 7 m i l j o e n e u r o b e b o e t

Inspectie controleert werkende niet-EU-student

a c h t e r g r o n d

| oktober 2011 | transfer14

Page 15: Transfer 2, jaargang 19

In 2010 werden binnen het project 170 bedrijven geïnspecteerd. De bedrijven in kwestie waren geselec-teerd op basis van IND-gegevens over buitenlandse studenten met een verblijfsvergunning, en gegevens van UWV Werkbedrijf over afgegeven tewerkstel-lingsvergunningen. In juni maakte de Arbeidsinspectie de resultaten bekend: bij maar liefst 71 procent van de inspecties waren overtredingen geconstateerd, wat de bedrijven in totaal voor 2,7 miljoen euro aan boetes had opgeleverd. In vrijwel alle gevallen waarin er iets mis was, ontbrak een tewerkstellingsvergunning. Bij 8 procent van de overtredingen werkten studenten meer dan toegestaan, tot wel zeventig uur per week. Bij de overtredingen waren ruim tweehonderd personen betrokken die een verblijfsvergunning voor studie hadden. Ook bij meer dan vijftig controles buiten het project bleken werk-gevers zich niet aan de regels te houden. Die bedrijven hadden samen 121 buitenlandse studenten in dienst. “Het gaat ons niet om de studenten”, legt projectleider Van Heijningen uit. “Wij richten ons in principe op de werkgever.” Hoewel de Arbeidsinspectie studenten geen boete oplegt, kan het overtreden van de regels ook voor hen gevolgen hebben. Werken zij te veel, dan geeft de inspectie – in 2010 in bijna vijftig rapporten – dat door aan de IND. Die neemt contact op met de onderwijsinstelling om na te gaan hoe de studievoort-gang van de student is. “Mocht iemand veel werken en weinig studeren, dan kan hem dat zijn verblijfsvergunning kosten”, zegt Van Heijningen. Maar dat gebeurt niet in alle gevallen. “Het kan ook voorkomen dat iemand twaalf uur per week werkt in plaats van tien en daarnaast prima studie-resultaten behaalt. Dan wordt een verblijfsvergunning niet ingetrokken. De studievoortgang maakt veel uit. ‘Beter je leven’, zeggen we tegen zo’n student.”De IND wil niet zeggen van hoeveel studenten de verblijfsvergunning is ingetrokken. De Wereldomroep berichtte vorig jaar over ongeveer dertig Surinamers die te horen kregen dat ze het land moesten verlaten. Een aantal van hen maakte daartegen met succes bezwaar.

Chinese restaurantsStudenten die binnen drie dagen na aankomst in Nederland een baan vinden aan de andere kant van het land, komen daarmee waarschijnlijk niet zo gemak-kelijk weg. “Daar heb ik vraagtekens bij”, zegt de projectleider. “Die zijn hier vaak gekomen met andere intenties dan studeren. Dat wordt verder uitgezocht, eventueel samen met de SIOD [Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, red.].”

Iets meer dan een kwart van de studenten die betrokken waren bij een overtreding, kwam uit China. Dat zegt volgens Van Heijningen niet veel. “Er komen sowieso veel Chinezen in Nederland studeren, dus dat is niet vreemd. Daarnaast hebben we veel controles gedaan bij buitenlandse keukens. Ik kan ik me voor-stellen dat studenten uit China vaak werk vinden in Chinese restaurants.” Van Heijningen herinnert zich dat de Arbeidsinspectie twee jaar geleden juist veel Surinaamse studenten tegenkwam. “Die werkten bij callcenters, omdat ze Nederlands spreken. Zoiets kan een vertekend beeld geven.”Vooral horecabedrijven krijgen inspecteurs over de vloer, vertelt Van Heijningen, omdat veel studenten daar een bijbaantje hebben. Maar misbruik komt volgens haar in alle sectoren voor, ook in bijvoorbeeld de land- en tuinbouw, de schoonmaakbranche en bij uitzendbureaus. Toch denkt de projectleider dat veel overtredingen voortkomen uit onwetendheid. Daarom beperkt de Arbeidsinspectie zich niet tot controles, maar vindt er ook voorlichting plaats.

Weinig verbeteringBehalve werkgevers worden ook onderwijsinstellingen daarmee benaderd. “Die zijn niet verantwoordelijk, maar zo bereiken we studenten die we niet een voor

een kunnen informeren.” Studenten zouden overigens de regels al kunnen kennen, doordat die ook op de achterkant van hun verblijfs-vergunning-pasje staan.Vooralsnog ziet de Arbeidsinspectie weinig verbetering; dit jaar ligt het percentage overtredingen bij controles binnen het project op 60.

Heel hoog, vindt Van Heijningen; bij andere inspec-ties is dat gemiddeld 18 procent. Ze verklaart het grote aantal uit de gerichte aanpak die mogelijk is dankzij de informatie van de IND. Waarschijnlijk wordt het project Studenten in 2012 voortgezet. “Net zo lang tot het aantal overtredingen omlaag gaat. Want het is niet ons streven om boetes uit te delen.”De projectleider ziet wel een lichtpuntje. “Er zijn ook best veel tewerkstellingsvergunningen afgegeven voor buitenlandse studenten.” In 2010 deed UWV Werkbedrijf dat voor meer dan 2.300 studenten, zo’n 12 procent van de ruim 19.000 buitenlanders die in 2010/2011 met een verblijfsvergunning in Nederland studeerden. “Het is vrij eenvoudig om een tewerk-stellingsvergunning te krijgen. Natuurlijk is het extra moeite voor de werkgever, maar je moet er wat voor over hebben als je iemand zoekt die Chinees spreekt.”

annelieke slappendel

“We gaan net zo lang door

tot het aantal overtredingen

omlaag gaat”

transfer | oktober 2011 | 15

Page 16: Transfer 2, jaargang 19

In het steeds straffere studieklimaat moet de Open Universiteit zichzelf opnieuw uitvinden, vindt

Theo Bovens. De man die sinds vorige maand collegevoorzitter-af is, ziet de OU ook als vangnet

voor bijvoorbeeld langstudeerders. Maar ook op internationaliseringsgebied is er nog een wereld

te winnen.

s c h e i d e n d o u - v o o r z i t t e r t h e o b o v e n s

‘Geen enkele universiteit kiest voor leven lang leren’

| oktober 2011 | transfer16

a c h t e r g r o n d

Page 17: Transfer 2, jaargang 19

De studenten zal hij het meest missen, zegt Theo Bovens (1958). “Vaak zijn het mensen die offers hebben moeten brengen om dat felbegeerde diploma te halen. Van hun verhalen krijg ik nog steeds een warm gevoel.” Op een vrijdag in september nam hij afscheid van zijn ‘pioniers universiteit’. Twee dagen later trad hij aan als commissaris van de koningin in Limburg, een provincie die hij “niet gemakkelijk” noemt.Bovens, tevens kroonlid en dage-lijks bestuurder van de SER, is al jaren een voorvechter van ‘een leven lang leren’. Een begrip dat op beleidsniveau wordt omarmd want in een kenniseconomie is het van essentieel belang dat burgers hun kennis en vaardigheden voortdu-rend ontwikkelen. Maar de praktijk is anders. Over leven lang leren wordt veel gepraat, maar van de grond komen doet het niet: het aantal deeltijdstudenten is de laatste tien jaar alleen maar gedaald.“Het is meer leven lang leuteren”, vindt Bovens. “Het is een onderwerp waar niemand tegen is, maar waar niemand pijn van in z’n buik krijgt als we op dit punt van de OESO een rode kaart krijgen. Het lukt maar niet om er meer mensen aan deel te laten nemen.”

Volstrekt normaalHet probleem is volgens Bovens dat Nederland bijna uitsluitend investeert in het initiële onderwijs. De doelstelling dat 50 procent van de beroepsbevolking in 2020 een ho-diploma op zak heeft, zal daarom niet worden gehaald. “We redden dat fysiek nooit met de mensen die uit het voorgezet onderwijs komen. Als mensen langer moeten doorwerken, moet je juist investeren in het bijscholen van de beroepsbevolking na hun dertigste. Dat thema leeft binnen Europa, maar in Nederland veel minder. In 2004 is de belastingaftrek voor studies die niet werkgerelateerd zijn, afgeschaft. Dat heeft ons 20 procent aan studenten gekost.”Bovens wijst op de verschillen tussen Nederland en de Verenigde Staten. “In de VS zijn dertigers en veer-tigers in de collegebanken volstrekt normaal. Veel mensen halen daar op latere leeftijd hun master. Daar zouden we ook in Nederland over moeten praten. Maar hogescholen en universiteiten zijn daar niet op ingericht. Nederlandse collegezalen worden bijna

uitsluitend bevolkt door achttien- tot 23-jarigen.” In 2008 presenteerde de Europese universiteiten-koepel EUA een baanbrekend actieplan, waarin universiteiten in tien punten hun ‘sleutelrol’ bij een leven lang leren formuleerden. Instellingen moeten zo worden ingericht dat jong én oud er kunnen studeren. De koepel besefte dat het academisch scholen van grote groepen mensen, verschillend in leeftijd, achtergrond en behoefte, een enorme

cultuuromslag vergt. De afgelopen drie jaar werd op Europees niveau onderzocht welke strategieën universiteiten moeten volgen om succesvol te worden met leven lang leren. Het rapport was eind augustus klaar, maar lijkt geen hot item binnen het Nederlandse hoger onderwijs. Bovens was er

drie jaar geleden bij. “Aan de geringe deelname van Nederlandse onderwijsbestuurders kon je toen zien dat het plan niet op vruchtbare bodem terechtkwam. Ik heb geen signalen van mijn dertien collega-univer-siteitsbestuurders dat het nu beter gaat”, zegt hij.

ZorgelijkHet scholen van mensen op latere leeftijd lijkt voor-alsnog voorbehouden aan de Open Universiteit en commerciële instellingen. “Maar wij bedienen het segment dat afstandsonderwijs volgt. Niet iedereen kan of wil ’s avonds achter de boeken zitten, als de rest van het gezin voetbal kijkt. Bovendien hebben wij ‘maar’ vijftien opleidingen. Dus het is niet zo dat alleen de OU het leven lang leren voor haar rekening moet nemen. Daar ligt ook een verantwoordelijkheid voor de rest van het publieke onderwijs.”In zijn recente strategische agenda beloofde staats-secretaris Zijlstra dat hij de wet zal aanpassen om flexibel en kwalitatief hoogwaardig onderwijs te kunnen bieden voor werkenden. Instellingen die zich op deze doelgroep willen richten, zal hij faciliteren. Zeven hogescholen experimenteren hier al mee. Maar Bovens heeft niet de indruk dat universiteiten ervoor in de rij staan. “In de discussies over profilering van universiteiten naar aanleiding van het rapport van de commissie-Veerman zegt geen enkele universiteit: doe mij de leven-lang-leerders maar. Iedereen kiest voor de mooiste masteropleidingen en de meest toonaangevende onderzoeksgebieden.”

s c h e i d e n d o u - v o o r z i t t e r t h e o b o v e n s

‘Geen enkele universiteit kiest voor leven lang leren’

transfer | oktober 2011 | 17

“Er waart een

conservatieve geest door

het hoger onderwijs”

Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

Page 18: Transfer 2, jaargang 19

Diezelfde commissie-Veerman uitte scherpe kritiek op de Open Universiteit. Ze noemde het ‘zorgelijk’ dat de OU haar eigenlijke functie niet goed vervult. De instelling werd 27 jaar geleden opgericht om tweedekansonderwijs te bieden. Maar tweederde van de studenten heeft al een hogeronderwijsdiploma als ze zich melden in Heerlen. “Wij hebben inder-daad een aantal zaken laten liggen”, erkent Bovens. “We zouden veel meer groepen kunnen bedienen, zoals tweedekansers van allochtone afkomst en laag-geletterden. We hebben de drempel hoog gelegd. En we hebben het hoger beroepsonderwijs te lang laten liggen. Flexibele curricula, zoals wij die aanbieden, bestaan in hbo-land niet. Maar er is grote behoefte aan.”

VangnetDe in Nederland en Vlaanderen opererende instel-ling heeft zich, mede door het Veerman-rapport, bezonnen op haar toekomstige positie binnen het Nederlandse hogeronderwijsbestel. “Dit is een insti-tuut met een zeer flexibel systeem van afstandsonder-wijs dat maar voor een klein deel wordt benut. Met dezelfde infrastructuur zouden we het dubbele aantal studenten kunnen bedienen. Zo zou je ons afstands-onderwijs ook kunnen inzetten om buitenlandse studenten op het Nederlandse hoger onderwijs voor te bereiden. En we zouden het statistiekonderwijs voor de andere universiteiten kunnen verzorgen.” Bovens ziet meer mogelijkheden, mede als gevolg van het straffere studieklimaat. “Langstudeerders kunnen bij ons terecht, studenten met een negatief bindend studieadvies kunnen in de zomer via de OU hun achterstand wegwerken. Hoe selectiever het onder-wijssysteem wordt, hoe groter de behoefte aan een goed functionerend vangnet.”Hij verwacht dat het studentenaantal in 2020 verdubbeld zal zijn. Een deel van de studenten zal een hbo-opleiding doen. Nu al werkt de OU samen met vier hogescholen voor de studie informatica. De student schrijft zich in bij de OU en krijgt begelei-ding van de hogeschool. Ook zal het onderwijs een stuk internationaler zijn. “Onze masteropleidingen zullen ook Engelse vari-anten hebben. Niet omdat wij ons richten op buiten-landse studenten, maar omdat de beroepenmarkt het vraagt. Wij zullen geen complete Engelstalige stroom naast de Nederlandse zetten. Maar we werken wel aan

een internationale infrastructuur en doen ook mee aan virtuele Erasmusprogramma’s. Onze studenten kunnen modules doen bij een buitenlandse open universiteit. Daarvoor zijn we in Europees verband programma’s aan het ontwikkelen. Het staat nog in de kinderschoenen, maar het wordt steeds belang-rijker om ook de afstandsstudent internationale erva-ring mee te geven.”

E-learningDe internationale onderzoeksnetwerken van de OU worden steeds vaker gebruikt voor het onderwijs, vertelt Bovens. “Bij een paar masteropleidingen hebben we internationale studentengroepen samen-gesteld. Met studenten van andere open universi-teiten wordt aan een onderzoeksopdracht gewerkt.” Een heel nuttig instrument in de internationalise-ring, vindt hij. “Je kunt een student wel naar Spanje sturen, maar de kans dat hij in zijn latere beroeps-leven met een Spanjaard van doen heeft, is klein. Terwijl in het bedrijfsleven internationaal samen-gestelde groepen die op afstand samenwerken, heel gebruikelijk zijn.” Het reguliere hoger onderwijs zou daar ook veel meer op moeten inzetten, stelt Bovens. “Slechts een klein percentage van de studenten gaat naar het buiten-land. Wat doet die andere 80 procent? Ze mogen blij zijn als er een Chinees, een Brit en een Duitser bij hen in de onderwijsgroep zitten. Maar doe je daar-door internationale studie-ervaring op?”Bovens vindt het een gemiste kans dat er zo weinig gebruik wordt gemaakt van e-learning. “Miljoenen zijn gestoken in de prachtigste blackboardsystemen. Maar ze worden vaak alleen gebruikt als geautomati-seerde prikborden en nauwelijks voor interactiviteit, internationalisering en verdieping.” In de rangorde, weet hij, staat fysiek contact veel hoger dan virtueel contact. “Bij universiteitsbestuur-ders en politici scoort de geïnspireerde docent die een hele collegezaal weet te pakken een tien. Maar hoeveel zijn er daarvan? Ik was verbaasd toen ik hoorde dat het aantal platte contacturen in het hoger onderwijs wordt verhoogd. Het zal zeker het rende-ment verhogen, maar het is niet de meest slimme en innovatieve manier. Er waart een conservatieve geest door het hoger onderwijs.”

els heuts

| oktober 2011 | transfer18

Page 19: Transfer 2, jaargang 19

De EAIE-conferentie in Kopenhagen is achter de rug en de Nederlanders waren weer leidend in aantal. Met ruim vierhonderd waren we nog meer aanwezig dan het gastland. Bij de twee vorige conferenties in Nantes en in Madrid was het gastland het best vertegenwoor-digd. Zegt dit iets over onze leidende positie als het gaat om de strategie, het belang en de positie van internationalisering in de hoger onderwijsinstel-lingen? Leiderschap is een thema dat in toenemende mate onderwerp van discussie is, bij de European Association for International Education (EAIE) en daarbuiten. Tijdens de conferentie waren er niet alleen de traditionele exchange coördinatoren, hoofden van international offices, admission officers en internationale marketeers maar ook (voormalig) rectoren, voorzitters, vicedecanen en andere leiders van instellingen. Deze zomer was het thema leiderschap opvallend vaak in het nieuws. Premier Rutte werd hevig bekriti-seerd vanwege zijn afwezigheid daar waar aanwezig-heid vanwege problemen in de wereld van een leider van het land verwacht mocht worden. Rutte dacht daar anders over en ging dansen. Aan de overkant van de oceaan blijkt het eerder charismatisch geroemde leiderschap van Obama flink aan erosie onderhevig.De eurocrisis deze (na)zomer liet zich ook niet onbe-tuigd als een fenomeen dat door krachtige leiders moet worden aangepakt. Maar welke minister van financiën of premier uit de eurozone toonde zich een visionair leider die de crisis definitief wist te keren? Ook hier ontbreekt het aan een leider die voorbij bekrompen sentimenten kijkt, verbindingen legt, communicatief excelleert en niet bang is voor impopulaire maatregelen. Premier Jens Stoltenberg van Noorwegen vormde deze zomer een uitzonde-ring. Hoewel hij niet te boek stond als krachtdadig type, toonde hij zich rond het drama dat zich in

Noorwegen deze zomer voltrok een leider die het volk bijeen hield en door een emotionele periode heen sleepte. Een relatief oud artikel van Thomas Cronin, Teaching and Learning about Leadership (1984, Presidential Studies Quarterly) beschrijft inzichtelijk welke kwaliteiten iemand tot een leider maken. Om er een aantal te noemen: zelfkennis, zelfver-trouwen en zelfrelativering; een combinatie van visie, intel-ligentie en wijsheid; oordelings-,

doorzettings- en uithoudingsvermogen; energie, durf en enthousiasme; integriteit en flexibiliteit en tenslotte een goed gevoel voor humor. Dat is nogal wat. En volgens velen is leiderschap niet aan te leren, maar alleen te ontwikkelen in een goede omgeving onder de juiste omstandigheden. De EAIE-conferentie in Dublin in 2012 zal een serie met sessies bieden rondom leiderschap. Dit is vanwege verschillende redenen van belang. Internationalisering mag dan wel in toenemende mate voor instellingen ‘inclusive’ of ‘comprehensive’ zijn, we zullen nog beter in staat zijn internationalisering echt in te bedden in onze instellingen als we meer leiders van hoger onderwijsinstellingen met elkaar en met de professionals van de werkvloer in debat laten gaan. De EAIE wil die professionals inzichten geven in leiderschap en ze de mogelijkheid bieden om hun eigen leiderschapskwaliteiten te ontdekken en te ontwikkelen. Daarmee zijn we een voorbeeld voor de (internationale) studenten die we middels internati-onalisering willen opleiden tot toekomstige leiders. Zodat zij ons kunnen leiden door de vele crisissen die het leven nu eenmaal met zich meebrengt.

hans-georg van liempdHans-Georg van Liempd is senior programme manager, verantwoor-

delijk voor het programma ‘international campus’ aan de Universiteit

van Tilburg. Sinds september 2010 is hij vice-president van de

European Association for International Education.

Leiderschap en

internationalisering

transfer | oktober 2011 | 19

C O L U M NFo

to: E

rik v

an d

er B

urgt

/ V

erbe

eld

Page 20: Transfer 2, jaargang 19

Foto

: Joh

anne

s Odé

De Litouwse Egle Armonaite is het eerste Engelstalige lid van de faculteitsraad van de Erasmus School of

Economics (ESE). Maar ondanks haar aanwezigheid vergadert de raad nog altijd in het Nederlands. Ook

andere universiteiten worstelen met de vraag wat de voertaal moet zijn in medezeggenschapsorganen.

i n t e r n a t i o n a l i s e r i n g s t o k t i n m e d e z e g g e n s c h a p s r a d e n

Taalprobleem beperkt inspraak Litouwse

| oktober 2011 | transfer20

a c h t e r g r o n d

Page 21: Transfer 2, jaargang 19

De negentienjarige Egle Armonaite verruilde vorig jaar haar thuis, de Litouwse kustplaats Klaipeda, voor een andere havenstad: Rotterdam. Inmiddels zit ze in het tweede jaar van haar opleiding, de inter-

nationale bachelor Economics & Business Economics. Omdat ze wilde opkomen voor de belangen van internationale studenten, besloot ze zich verkiesbaar te stellen voor de faculteitsraad. Maar toen ze genoeg stemmen had verzameld om zitting te mogen nemen, volgde een verrassing: ze werd geacht tijdens verga-deringen Nederlands te spreken.“Ik had hier totaal geen rekening mee gehouden”, zegt Armonaite, nog steeds verbaasd. “Dit is toch een internationale universiteit? Ik volg ook een Engelstalige opleiding. Ik was ervan overtuigd dat alles in het Engels zou gaan.” In de Universiteitsraad van de Erasmus Universiteit gebeurde eerder dit jaar bijna hetzelfde. De Letse student Kristaps Matusevics deed mee aan de verkie-zingen voor de raad. Hij maakte zich sterk voor de switch naar Engelstalig overleg. De universiteit stond open voor verandering, maar Matusevics kreeg in mei niet voldoende stemmen. Daardoor viel de noodzaak om de stap te nemen, weg.

ProefkonijnVoor het geval van Armonaite moest wél een oplos-sing worden gevonden. De Litouwse vindt dat de ESE goed met de situatie omspringt. “Ik ben een beetje een proefkonijn, voor de universiteit is dit ook nieuw. Zoiets hebben ze nog nooit aan de hand gehad.” De Erasmus Universiteit Rotterdam probeerde Armonaite nog vóór het begin van het academisch jaar voldoende Nederlands bij te brengen om zich in de raad te kunnen redden. “Tijdens de zomer kreeg ik drieëneenhalve dag intensief Nederlandse les, maar dat zakte weer weg toen ik een maand met vakantie ging naar Litouwen.” Nu krijgt ze op kosten van de faculteit twee keer per week individueel taalles. Of dit zoden aan de dijk gaat zetten, weet de Litouwse nog niet. “Ik doe echt mijn best, maar ik heb eigenlijk gewoon te weinig tijd

om goed Nederlands te leren. Bovendien is vergader-taal ook geen standaard Nederlands.” Ondanks de taalbarrière is het niet zo dat Armonaite niets in te brengen heeft. “De faculteitsraad bestaat uit zeven personeelsleden en zeven studenten. Met die studenten hebben we pre-meetings, waarin we de vergadering voorbereiden. We nemen dan in het Engels alle onderwerpen door die langs gaan komen, dus ik weet waar het over gaat.” Dat ze vervolgens niet direct kan reageren wanneer iemand in de raad iets zegt, noemt ze onhandig.

Ander verhaalESE-decaan Philip Hans Franses is geen tegenstander van Engels als voertaal in de faculteitsraad, zegt hij. Maar het heeft voor hem een lagere prioriteit dan Engels in het onderwijs. “Wat betreft het onderwijs zou ik graag alles in het Engels doen. Het is dat de wet mij verplicht om één Nederlandstalige studie aan te bieden. Medezeggenschap vind ik een ander verhaal. Dat is niet eenvoudig, de betrokkenen moeten zich verdiepen in complexe zaken als CAO’s en onder-wijs- en examenregelingen. Dat is toch wat anders dan een college in het Engels volgen.” Franses sluit niet uit dat de faculteitsraad in de toekomst overstapt op Engels. “Het is aan de raad zelf om dat te besluiten, maar ik zou het prima vinden.” Hij zou het ook toejuichen als notulen en andere vergaderdocumenten in het Engels zouden worden vertaald. Toch moet de universitaire gemeenschap zich volgens de decaan ook niet blindstaren op het Engels. “Als studenten die hier langer zijn, hard-nekkig weigeren Nederlands te leren, dan zullen ze wel meer niet meekrijgen”, meent hij.

sam van den eijnden

“Ik doe mijn best, maar ik

heb te weinig tijd om echt

goed Nederlands te leren”

Lees verder op de volgende pagina >

transfer | oktober 2011 | 21

Page 22: Transfer 2, jaargang 19

In Maastricht (UM), Wageningen (WUR) en aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) zijn de medezeggenschapsorganen overwegend op de Angelsaksische toer. Willemijn Sneller maakt als lid van de Studentenraad in Wageningen deel uit van een gemêleerd gezelschap. “Op dit moment hebben we twee Chinezen, een Duitser en een Roemeen in onze raad”, vertelt ze. De studentenraad zet zich volgens Sneller actief in om het Engels overal tot voertaal te maken, ook bij studieverenigingen. Dat is nodig, vindt ze. “De WUR heeft transparantie hoog in het vaandel en vindt het belangrijk dat belangrijke beslissingen door zowel Nederlandse als buitenlandse studenten kunnen worden gevolgd.” In de Maastrichtse Universiteitsraad – met zowel buitenlandse studenten als buitenlandse medewer-kers – wordt in beginsel in het Engels vergaderd, maar de leden hebben altijd het recht om Nederlands te spreken. Dat wordt dan vertaald, zodat alle raads-leden dezelfde informatie hebben. Volgens griffier Manon Fokke heeft het Engels het Nederlands al bijna helemaal vervangen. “In de praktijk zijn de vergaderingen voornamelijk in het Engels en wordt niet of nauwelijks nog Nederlands gesproken.” Wel komt het soms nog voor dat nota’s van het college van bestuur in het Nederlands zijn. “Daarom kunnen buitenlandse medewerkers en studenten in de raad op kosten van de universiteit een cursus Nederlands volgen.”

FlexibelDe Universiteit van Tilburg stelt zich in de kwestie flexibel op. “Zolang er geen niet-Nederlandstalige studenten of medewerkers in de raad zitten, mag er in het Nederlands worden vergaderd. Is dat wel het geval, dan wordt Engels gesproken”, legt raads-secretaris Thijs Pieters uit. Net als in Maastricht zijn ook in Tilburg tweetalige vergaderingen mogelijk. Grootste struikelblok voor vergaderen in het Engels

zijn volgens Pieters de stukken van onder meer het college van bestuur, die nog in het Nederlands worden aangeleverd. Naast de instellingen die zich openstellen voor het Engels, zijn er ook nog een heleboel die voorlopig vasthouden aan het Nederlands als voertaal in veel van de medezeggenschapsorganen. Zoals de universi-teiten van Groningen, Utrecht, Leiden, Nijmegen, de Vrije Universiteit Amsterdam, de Open Universiteit en de drie technische universiteiten, in Delft, Eindhoven en Twente. Een veelgenoemde oorzaak is dat alle raadsleden van het orgaan in kwestie Nederlandstalig zijn. Zeker in het geval van de technische universiteiten is dat niet zo verwonderlijk: veel buitenlandse studenten komen daar voor een eenjarige master. Tegen de tijd dat de medezeggenschapsraad op hun radar is opgedoken, zit het jaar er vaak al op. Maar ook op andere instel-lingen blijven buitenlanders vaak buiten de raad. “Er is dus geen directe noodzaak om op het Engels over te stappen”, aldus Hilly Mast, voorzitter van de Groningse UR. Volgens de universiteiten zijn buitenlandse studenten en personeelsleden zeker welkom in de medezeggen-schapsorganen. Of er dan direct Engels zal worden gesproken, is in elk geval in Utrecht niet gegaran-deerd. “Aangezien alle stukken die de universiteits-raad ontvangt van het college van bestuur in het Nederlands worden geschreven, denk ik dat er eerder zal worden aangedrongen op een cursus Nederlands”, licht de Utrechtse UR-griffier Anne Marie Partridge toe. Ook Nijmegen denkt in die richting, laat secre-taris medezeggenschap Pepijn Oomen weten.

Kip-of-ei-discussieOver het algemeen blijkt het leeuwendeel van de posities in medezeggenschapsorganen – ondanks de oprukkende internationalisering – nog altijd te worden ingevuld door mensen die Nederlands spreken. Veel instellingen voeren dat feit aan als belangrijke reden om de voertaal niet te veranderen. Toch kun je de situatie ook anders interpreteren, zoals het college van bestuur van de Universiteit Leiden vorig jaar deed in een overleg met de univer-siteitsraad: “Een extra rem voor deelname van inter-nationale studenten aan de medezeggenschap zou kunnen zijn dat de voertaal Nederlands is.” Het lijkt een kip-of-ei-discussie: is de voertaal Nederlands omdat zo weinig internationale studenten en medewerkers zich aanmelden voor de medezeggen-schapsraden, of melden zij zich niet aan omdat zij Nederlands moeten spreken?

sam van den eijnden

Helemaal Engels, half Engels, of toch Nederlands?Niet alleen in Rotterdam leeft de vraag in welke taal

medezeggenschapsorganen moeten vergaderen. Ook

andere instellingen hebben zich de afgelopen jaren al

over het onderwerp gebogen. Met heel verschillende

uitkomsten.

| oktober 2011 | transfer22

Page 23: Transfer 2, jaargang 19

‘ Fietsen in San Francisco soms behoorlijk scary’Luuk Lentferink (20) is vierdejaars Ruimtelijke Ordening en Planologie aan de Saxion Hogeschool.

In San Francisco onderzocht hij samen met studiegenoot Daan Stortelder hoe de auto-minnende

Amerikaan aan het fietsen kan worden gebracht.

v l i e g e n d e h o l l a n d e r

“Amerikanen zijn verslaafd aan olie”, constateerde oud-president Bush in zijn State of the Union van 2006. Tijdens onze stage in Amerika hebben Daan en ik het zelf kunnen zien: één auto per huishouden is normaal, het liefst hebben ze er twee. Maar in San Francisco leidt al dat verkeer tot onoverkomelijke opstoppingen. De stad is gebouwd op een schierei-land en is door zijn ligging compact: er wonen veel mensen op één vierkante kilometer. Als dat dan ook nog eens allemaal met de auto naar kantoor wil...De San Francisco Bicycle Coalition pleit daarom al een aantal jaren voor betere fietsvoorzieningen in de stad, naast het al aanwezige openbaar vervoer. Door onze stage via Clean Tech Twente dat – de naam zegt het al – wil bijdragen aan schone en duur-zame technologie, konden wij de Amerikanen van advies dienen.

Als Nederlander ben je in de ogen van een Amerikaan al snel een fanatieke fietser. Zelf gebruik ik de fiets inderdaad als hoofdvervoermiddel, en ik ben in het verkeer echt niet voor een kleintje vervaard. Maar in San Francisco vond ik het fietsen soms behoorlijk scary. Er zijn daar wel wat fietsstroken, maar die lopen dwars over de autobaan. Amerikaanse auto-mobilisten zijn zelf geen fietsers en houden er daar-door geen rekening mee dat jij daar kunt rijden. Je moet kortom alles zelf doen, en soms zit je hem echt te knijpen.

FaillietHet zal niemand verbazen dat we in de loop van ons onderzoek tot de conclusie zijn gekomen dat de Amerikanen op infrastructureel gebied heel wat van een fietsland als Nederland kunnen leren. De crux is het geld. De staat Californië is failliet, dus daar valt weinig van te verwachten. De Bicycle Coalition zou het bedrijfsleven aan zich moeten weten te binden, bijvoorbeeld door sponsoring. Daar zijn ze nu plannen voor aan het maken.Afgezien van het fietsen heb ik San Francisco als een erg relaxte stad ervaren. Doordat het omsloten is door de zee, waait er een frisse wind doorheen. Misschien dat de mensen daardoor wel zo ruim van geest zijn. Of je nou in je nette pak of op een skateboard naar je werk gaat, niemand kijkt je erop aan. Toch konden we er niet helemaal uit ons dak gaan. We hadden een werk-plek op het Nederlandse consulaat, dus we moesten ons enigszins in acht nemen. Openbare dronkenschap werd niet op prijs gesteld, om maar iets te noemen. Als we al dronken hadden kunnen worden, want je mag daar pas drinken vanaf je 21e. Niet dat ik nou zo uit de band had willen springen, maar dat frustreerde me soms wel. Ik ga zeker nog eens terug als ik de leef-tijd heb om bij een bar naar binnen te mogen.”

annemieke bosman

Foto

: Ann

abel

Jeur

ing

transfer | oktober 2011 | 23

Page 24: Transfer 2, jaargang 19

Indiaas gezin in het oude centrum van Stockholm.

Foto

: iSt

ock

De cijfers zijn overtuigend. Vier jaar geleden kregen nog 31.000 studenten van buiten de Europese Unie een plek voor een master aan een Zweedse hoger-onderwijsinstelling. In de jaren daarna groeide dat aantal jaarlijks met 13 procent. Het aantal aanmel-dingen lag nog hoger: 96.000 niet-Europeanen schreven zich vorig jaar in voor een Zweedse master. Maar de populariteit van Zweden bij die groep is tanende. Dit jaar meldden zich nog maar ongeveer 28.000 niet-EU-studenten aan. De oorzaak? Zij moeten sinds dit studiejaar in Zweden collegegeld betalen.De terugval in studentenaantallen is voor veel Zweedse universiteiten geen verrassing. Benny Lövström, voorzitter van de raad voor beurzen en collegegeld op Blekinge Tekniska Högskola, voor-spelde een aantal maanden geleden in Transfer al grote problemen voor zijn technische hogeschool.

Niet goed afgestemdEen master bij Blekinge kost niet-EU-studenten sinds dit studiejaar 100.000 Zweedse kronen (iets meer dan 11.000 euro). Vorig jaar trokken de master-programma’s van de hogeschool nog zevenhonderd buitenlandse studenten, onder wie 550 van buiten de EU. Dit jaar zijn er nog maar zeventig niet-EU-studenten; het aantal studenten van binnen de EU nam toe, met dertig.“We hadden eerlijk gezegd verwacht dat het aantal nog lager zou worden”, zegt Lövström. “Onze marke-ting was nog niet goed op de situatie afgestemd. En de beurzen die studenten uit derdewereldlanden kunnen aanvragen, zijn verwaarloosbaar.” Zo dekken sommige beurzen die Zweden beschikbaar stelt, nog niet eens het bedrag dat bij Blekinge aan colle-gegeld moet worden betaald, en dat vergeleken bij

a c h t e r g r o n d

| oktober 2011 | transfer24

Zweden laat studenten van buiten de Europese Unie sinds dit studiejaar collegegeld betalen. Dat is niet zonder

gevolgen gebleven: het aantal buitenlandse inschrijvingen voor masterprogramma’s daalde met maar liefst

70 procent. Hoe gaat Zweden de niet-Europeanen terugwinnen?

b e u r z e n e n b e t e r e m a r k e t i n g m o e t e n h e t t i j k e r e n

Zweden uit de gratie bij niet-Europese student

Page 25: Transfer 2, jaargang 19

andere instellingen nog meevalt. De meeste Zweedse universiteiten vragen niet-Europeanen voor een jaar studeren tussen de 10.000 en 15.000 euro.Maar volgens het Swedish Institute, de Zweedse zusterorganisatie van de Nuffic, doet de hoogte van het collegegeld er voor studenten niet zo veel toe. “De bekendste universiteiten die het hoogste college-geld vragen, hebben relatief de meeste aanmeldingen van internationale studenten gekregen”, zegt Niklas Tranaeus. Al geeft hij toe dat ook de instellingen met de beste reputatie, de aanmeldingen hebben zien teruglopen.

Minder vakkenHet lagere aantal buitenlandse studenten heeft grote gevolgen voor de Zweedse universiteiten. Vooral de technische universiteiten en hoge-scholen ondervinden er hinder van, omdat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van internatio-nale studenten. In voorgaande jaren kwam 20 procent van hun studenten van buiten de Europese Unie. Technische vakken zijn onder Zweedse studenten niet populair. Door het lagere aantal studenten zijn er bij Blekinge Tekniska Högskola dit jaar minder vakken te volgen, vertelt Benny Lövström.Maar het wegblijven van veel buitenlanders heeft ook andere gevolgen. Zo zien hoogleraren het als een verschraling van hun colleges als er minder internatio-nale studenten in de zaal zitten. Dat zegt Grace Gair, medewerker van een consultancybedrijf op het gebied van internationale wetenschap, onderzoek en acade-mische strategie. Gair schreef haar masterscriptie, voor de Hertie School of Governance in Berlijn, over de aanloop naar de invoering van college geld voor inter-nationale studenten in Zweden en de te verwachten gevolgen daarvan. “Een hoogleraar die college geeft in internationale economie, vindt het nuttig als ook studenten van buiten de Europese Unie die colleges volgen”, weet Gair. “Want zij kunnen meteen over de praktijk van de theorie vertellen.”Toch verwachten de meeste universiteitsmedewer-kers dat de problemen op de lange termijn mee zullen vallen. “Het aantal internationale studenten is de afgelopen jaren enorm toegenomen. Als je ineens geld vraagt voor iets wat eerder gratis was, is het logisch dat er eerst minder interesse is. Dat hebben we ook in andere landen gezien”, stelt staatssecretaris voor onderwijs Peter Honeth.

Gair denkt ook dat de problemen voor de Zweedse universiteiten op de langere termijn meevallen. Voor haar scriptie onderzocht zij wat er in Denemarken en Finland gebeurde nadat die landen collegegeld voor niet-EU-studenten hadden geïntroduceerd. “In Denemarken daalde het aantal internationale studenten in het eerste jaar ook dramatisch”, vertelt ze. “Maar in de jaren daarna steeg het weer langzaam. Na vier, vijf jaar is het weer ongeveer gelijk aan wat het was vóór de introductie van het collegegeld.”Toch kwam niet iedere Deense universiteit er even goed vanaf. “Een aantal universiteiten is er sterker uitgekomen”, vertelt Gair. “Dat waren de instel-lingen die vanaf het begin een goede marketingstra-tegie hadden en er veel tijd en moeite in staken om buitenlandse studenten te vinden en uitwisselingen

te regelen. Universiteiten die deze zaken op hun beloop lieten, hebben nu nog steeds minder internationale studenten.”Of Denemarken en Zweden verge-lijkbaar zijn, is niet zeker, zeggen alle geïnterviewden. Er zijn volgens hen zeker lessen te trekken. Maar daarvoor is meer onderzoek nodig. Zweden zal zich hoe dan ook moeten aanpassen aan de nieuwe

situatie. “Het land heeft een heel andere concurrentie-positie gekregen dan het had vóór de invoering van het collegegeld”, zegt Gair.

Op de goede wegUniversiteiten die volgend jaar meer Engelstalige cursussen en een minder krap budget willen hebben, moeten volgens haar daarom alles op alles zetten in de concurrentieslag om internationale studenten. Lövström en zijn collega’s zijn wat dat betreft al op de goede weg. “We vergroten dit jaar onze activiteiten en recruitmentstrategieën, zodat we volgend jaar meer Zweedse, Europese én niet-Europese studenten hebben. Ook zetten we in op beurzen, programma’s voor twee studies tegelijkertijd en opleidingen die zijn opgezet samen met bedrijven. Daarmee verwachten we veel studenten te trekken.”

martine zeijlstra

transfer | oktober 2011 | 25

“Als je ineens geld vraagt

voor iets wat eerder gratis

was, is het logisch dat de

interesse afneemt”

Page 26: Transfer 2, jaargang 19

p i o n i e r s i n i n t e r n a t i o n a l i s e r i n g

Willem Schermerhorn (1894–1977) had veel om trots op te zijn: hij was de eerste premier van het naoorlogse Nederland. Hij was zijn tijd vooruit doordat hij de verzui-ling wilde doorbreken op een moment dat het graniet nog niet verkruimeld was. Hij had voortreffelijk leiding gegeven aan de gemeenschap van

hooggeplaatste gijzelaars die de Duitse bezetter in Sint Michielsgestel had bijeengebracht. Als voorzitter van de massaorganisatie Eenheid door Democratie (EDD) had hij al vóór de oorlog het gevaar van het fascisme doorzien. Schermerhorn maakte nog mee dat hij van de geschiedenis gelijk kreeg: de culturele omwente-ling van de jaren zestig en zeventig had zijn volle sympathie. Toch probeerde hij nooit dat gelijk ook te halen. In zijn eigen ogen had hij maar één werke-lijke prestatie geleverd: de opbouw van het ITC, in zijn tijd het International Training Centre for Aerial Survey, tegenwoordig de faculteit Geo-Information Science and Earth Observation van de Universiteit Twente.

Werkelijke onafhankelijkheidSchermerhorn was een pionier in de wetenschap-pelijke interpretatie van luchtfoto’s. Toen hij in 1926 aan de Technische Hogeschool een leerstoel kreeg, gaf hij in zijn onderwijs en onderzoek luchtfotografie de hoofdrol. Hij bracht allerlei vormen van samen-

werking tot stand tussen de hogeschool, zijn eigen bedrijf in geodetisch onderzoek, de Duitse firma Zeiss Ikon, die de beste lenzen ter wereld leverde, en Rijkswaterstaat. Zo’n netwerk van onderwijs en bedrijfsleven zou tegenwoordig nóg bewondering wekken.Schermerhorn was niet alleen een zakelijk ingestelde hoogleraar. Hij was ook een maatschappijkritisch staatsburger die zich inzette voor democratie en sociale rechtvaardigheid. In de jaren dertig maakte hij kennis met Nederlands-Indië, waar hij een grote luchtkaarteringsopdracht moest uitvoeren. Daar zag hij in dat werkelijke onafhankelijkheid van de kolonie sterk belemmerd zou worden door gebrek aan wetenschappelijke kennis, bijvoorbeeld op zijn eigen vakgebied. Luchtfotografie is noodzakelijk om het grondgebied van een staat precies in kaart te brengen en om te kunnen vaststellen welke bodemschatten er zijn. Daarvoor moest een land niet afhankelijk zijn van buitenlandse experts met een eigen agenda, meende Schermerhorn.Na de Tweede Wereldoorlog kreeg hij van de Verenigde Naties – waar hij dankzij zijn premier-schap goede ingangen had – min of meer de opdracht hier zelf iets aan te doen. Het resultaat was het ITC, dat in 1950 te Delft werd opgericht met steun van de Nederlandse regering, die iets aan ontwikkelingshulp wilde gaan doen.

Schermerhorn heeft het ITC tot zijn pensionering met veel liefde en inzet geleid. Hij was er trots op dat hij zoveel kader heeft kunnen vormen voor de gedekoloniseerde landen in Afrika en Azië. Voor hem was dat het enige wat telde, de rest was peanuts. Wie weet geeft de geschiedenis hem ook daarin gelijk.

han van der horst

Al lang voordat internationalisering in het hoger onderwijs werd wat het nu is, waren er personen die

zich sterk maakten voor meer internationale samenwerking in onderwijs en wetenschap. Historicus en

Nuffic-medewerker Han van der Horst portretteert pioniers in internationalisering. Deze keer Willem

Schermerhorn, in 1950 oprichter van het ITC in Enschede.

Maatschappijkritisch oprichter van het ITC

Foto

: Uni

vers

iteit

Twen

te

| oktober 2011 | transfer26

Page 27: Transfer 2, jaargang 19

Cultureel Verdrag-beurzen Meer informatie, ook over andere landen die beurzen beschikbaar stellen, via www.nuffic.nl/cv

Veel landen bieden studie- en onderzoeksbeurzen aan voor Nederlandse studenten – met name laatste-jaars – en pas afgestudeerden, vaak in het kader van een Cultureel Verdrag met Nederland om de samen werking op cultureel, educatief en wetenschappelijk gebied te bevorderen. Via hun universiteit of hogeschool kunnen studenten bij de Nuffic een aanvraag indienen voor zo’n CV-beurs. Studenten in een eerder studiejaar komen alleen in aanmerking voor een zomerbeurs.

deadline aanvraag aanvang studie

Duitsland, Kunstenaarsbeurs 1 november oktober 2012

Zwitserland, Studiebeurs 15 november 1 oktober 2012

Israël, Studiebeurs 30 november oktober 2012

Israël, ULPAN Zomerbeurs 30 november juli/augustus 2012

Duitsland, Studiebeurs 15 november 1 oktober 2012

Duitsland, Zomerbeurs 15 november juni/augustus 2012

Duitsland, Onderzoeksbeurs 15 november 1 oktober 2012

Finland, Studiebeurs 25 januari 2012 september 2012

Indonesië, Studiebeurs 25 januari 2012 –

India, Studiebeurs 1 februari 2012 juli 2012

China Programma Meer informatie vanaf november via www.nuffic.nl/nederlandse-studenten/financiering/beurzen/china-programma

Het China-beursprogramma is bedoeld voor kwalita-tief goede studenten die tijdens of na hun studie in Nederland minimaal een academisch jaar op bachelor- ( laatste fase), master- of PhD-niveau in China willen studeren. Sinds twee jaar komen studenten van alle disciplines in aanmerking voor een beurs. De deadline voor de volgende aanvraagronde is februari 2012.

A G E N D A

OCSC Bangkok, ThailandBangkok 29 – 30 okt

EuroPos, BraziliëSao Paulo 19 – 20 nov

Holland Education Fair (HEF)/EHEF, IndonesiëJogjakarta (EHEF) 8 novBandung 10 novJakarta 12 – 13 novMedan 15 nov

EuroPosgrados, ColombiaBogotá 25 – 26 novMedellin 28 nov

QS Worldgradschool Tour, IndiaNew Delhi 25 novMumbai 29 novBangalore 4 decChennai 6 dec

Edufairs, TurkijeAnkara 20 novIstanbul 26 – 27 noven andere steden

Fairs Meer informatie via [email protected]

Alle onderdelen van internationalisering komen aan bod in de Oriëntatiecursus internationalisering van de Nuffic op 10 en 11 november. Beginnende internationaliseringsmedewerkers leren hier hun eigen werkzaamheden in het internationaliseringsbeleid van hun instelling te plaatsen. De cursus kost 695 euro. Meer informatie en aanmelden via www.nuffic.nl/cursussen

Klompen beschilderen is traditioneel een van de populaire activiteiten tijdens de Dag van de Internationale Student (DIS) op 12 november in Den Haag. Maar er staan ook serieuze onderdelen op het programma, zoals een informatiesessie over het oprichten van een eigen bedrijf. Instellingen kunnen met korting kaarten bestellen. Meer informatie en aanmelden via www.dis2011.nl

Vele keynote sprekers met international invalshoeken belooft de organisatie van het 15e Nationaal Hoger Onderwijs Congres op 29 en 30 november in Rotterdam. Een van de sessies is ‘Profilering met een internationale blik’, met onder meer collegevoorzitter Martin Paul van de Universiteit Maastricht. Meer informatie en aanmelden via www.hogeronderwijscongres.nl

‘Internationalisation revisited’ is het thema van het ACA European Policy Seminar op 2 december in Brussel. Daarbij staat de vraag centraal, wat we nu onder internationalisering verstaan en wat we ervan verwachten voor de toekomst. Zo geeft Eva Egron-Polak, secretaris-generaal van de International Association of Universities antwoord op de vraag of er een nieuwe definitie van internationalisering nodig is. Meer informatie en aanmelden via www.aca-secretariat.be

november

2011

december

2011

27transfer | oktober 2011 |

Page 28: Transfer 2, jaargang 19

Adv_transferDIS2011_fc_050911.pdf 1 05-09-11 13:40