Transfer 4, jaargang 18

40
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs transfer jaargang 18 | december 2010 / januari 2011 jo ritzen over nieuwe fase in internationalisering | bezuinigingen op nfp en niche | huygens-talent wil in nederland aan de slag | kerstmis vieren bij hollands gast- gezin | bedrijven beboet voor illegaal werkende buitenlandse student 4 Special Scandinavië : Op zoek naar de juiste koers

description

In deze Transfer: een special over Scandinavië, Jo Ritzen over nieuwe fase in internationalisering, bezuinigingen op NFP en NICHE, Huygens talent wil in Nederland aan de slag, kerstmis vieren bij Hollands gastgezin en bedrijven beboet voor illegaal werkende buitenlandse student.

Transcript of Transfer 4, jaargang 18

Page 1: Transfer 4, jaargang 18

vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs

transfer

jaargang 18 | december 2010 / januari 2011

jo ritzen over nieuwe fase in internationalisering | bezuinigingen op nfp en niche | huygens-talent wil in nederland aan de slag | kerstmis vieren bij hollands gast-gezin | bedrijven beboet voor illegaal werkende buitenlandse student

4

Special Scandinavië:

Op zoek naar

de juiste koers

Page 2: Transfer 4, jaargang 18

24-42t r a n s fe r4Transfer is een onafhankelijk vakblad voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs en onderzoek. Transfer is ook online: www.transfermagazine.nl. Transfer is een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt negen keer per jaar.

RedactieEls Heuts (hoofdredacteur), Annelieke Slappendel en Elleke Bal

Aan dit nummer werkten meeAnnemieke Bosman, Bas Haring, Han van der Horst, Yvonne van de Meent, Martine Postma, Robert Visscher, Martine Zeijlstra, Dirk-Jan Zom

BeeldPeter Adams/Getty Images, Amber Beckers/Hollandse Hoogte, Martijn Beekman/HH, Diane Cook and Len Jenshel/GI, Francis Dean/HH, Stephen Frin/GI, Henriëtte Guest, Eigen Haard, Erik Jansen, Knape/Istockphoto, Inge van Mill/HH, Nationale Beeldbank, Mikkel Ostergaard/HH, Sam Rentmeester, David Rozing/HH, Lars Schneider/GI, Teichmann/laif/HH, Henrik Trygg/GI, Roger-Viollet/HH, Onne van der Wal/HH

RedactieraadRiekele Bijleveld (ITC), David Bohmert (Nether), Patrick Cramers (Codarts), Madeleine Gardeur (Rijksuniversiteit Groningen), Frans Godfroy (TU Delft), Joep Huiskamp (TU Eindhoven)

RedactieadresNuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag, tel.: 070 – 426 0126 / 426 0144 / 426 0122fax: 070 – 426 0399e-mail: [email protected], [email protected], [email protected] website: www.transfermagazine.nl

AbonnementenTransfer is gratis verkrijgbaar. Geïnteresseerden kunnen zich voor een gratis abonnement aanmelden via www.ikabonneermij.nl/transfer.

AbonnementenadministratieDUO-tijdschriftenservicePostbus 6813500 AR Utrechttel.: 030 – 263 1089

Vormgeving en lay-outSabrina Luthjens BNO en Christina Schürmann (www.makingwaves.nl)

DrukDrukkerij Deltahage, Den Haag

Overname artikelenHet overnemen en vermenigvuldigen van artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.

Foto omslagPeter Adams/Getty Images

Transfer 5, jaargang 18, verschijnt op 4 februari 2011

Powerhouse van de Europese economieJo Ritzen, scheidend bestuursvoorzitter van de Universiteit Maastricht, luidt in zijn afscheidsinterview met Transfer de noodklok. Door de economische crisis en de krimpende bevolking dreigt het Europees hoger onderwijs in een neerwaartse spiraal terecht te komen. Om aantrekkelijk te blijven voor talent van binnen en buiten Europa zijn hervormingen broodnodig. De universiteiten moeten versterkt worden, vindt Ritzen. Zij vormen het powerhouse van de Europese economie. Hij gaat zich daar hard voor maken, ook al heeft hij inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. De oud-minister van onderwijs stelt zich beschikbaar voor het Europees parlement en wil als parlementariër het onderwijs toekomstgericht maken. En dat houdt in: meer differentiatie, meer autonomie van de universiteiten, een nieuwe aanpak van internationalisering en meer private financiering. Ritzen schreef hierover een boek getiteld A chance for European universities, dat dit voorjaar verscheen. Hij verwijst daarin regelmatig naar de Scandinavische landen waar de universiteiten volgens hem al empowered worden. Zo hebben Deense universiteiten prestatieafspraken gemaakt met de overheid. De waardering die afgestudeerden hebben voor hun studie geldt daarbij als een criterium. En Finland heeft het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek extra gefinancierd in een tijd dat het overheidsbudget is geslonken. “Je kunt je vingers erbij aflikken hoe men dat heeft gedaan. Niet dat de universiteiten het allemaal ontzettend leuk vinden, maar ze worden wel uitgedaagd hun werk beter te doen”, aldus Ritzen. Ritzen is niet de enige die naar Scandinavië wijst. Finland, Denemarken, Zweden en Noorwegen worden op tal van terreinen als lichtend voorbeeld gezien. De landen behoren tot de meest vooraanstaande kenniseconomieën. Reden voor Transfer om in de jaarlijkse special het Scandinavisch hoger onderwijs onder de loep te nemen. Net als in de rest van Europa, staan ook daar universiteiten en hogescholen onder druk. Het aantal studenten neemt toe, maar de overheidsfinanciering loopt terug. Hoe bieden de Scandinavische landen deze problemen het hoofd en wat doen ze om goed te blijven presteren als kenniseconomie? Wellicht kan Nederland daar nog wat van opsteken. Eind januari komt de langverwachte reactie van het kabinet op het rapport van de commissie-Veerman. Hoe gaat ons land het hoger onderwijs toekomstbestendig maken?

els [email protected]

21-38

Page 3: Transfer 4, jaargang 18

i n h o u d

24-42t r a n s fe r

Enverder

2 Colofon en redactioneel 4 Nieuwsberichten 11 Bezuinigingen op NFP en NICHE

15 Column Bas Haring 16 Kerst met een buitenlandse student 18 Pioniers in internationalisering

19 Boetes voor fraude met buitenlandse studenten 20 Vliegende Hollander 39 Agenda

Special ScandinaviëDe commissie-Veerman verwijst in haar rapport over de toekomstbestendigheid van het Nederlandse hoger onderwijs veelvuldig naar Scandinavië. Daar zouden ze zich pas goed inzetten voor het versterken van de kenniseconomie. Transfer legt het hoger onderwijs in Noorwegen, Zweden, Finland en Denemarken onder de loep. Is het in het hoge noorden echt allemaal beter?

8‘Stop met het uitwisselingscircus’Universiteiten en hogescholen moeten stoppen met het hun pogingen om in het wilde weg de studentenmobiliteit te stimuleren, vindt Jo Ritzen. Volgens de scheidend collegevoorzitter van de Universiteit Maastricht is Nederland toe aan een nieuwe fase in de internationalisering. Vanaf februari gaat Ritzen zich inzetten voor het totstandbrengen van “cross-cultureel onderwijs”.

12 In Nederland blijven valt nog niet meeBuitenlandse studenten met een Huygens-beurs voor toptalent willen na afloop van hun studie graag in Nederland blijven. En de Nederlandse kenniseconomie heeft ze hard nodig. Op papier is er dus geen vuiltje aan de lucht. Maar de praktijk is anders, blijkt uit de verhalen die drie Huygens-bursalen het afgelopen halfjaar aan Transfer vertelden.

21-38

Page 4: Transfer 4, jaargang 18

n i e u w s b e r i c h t e n

Instellingen laten miljoenen liggen

DIS 2010: voor

het eerst op de schaats

Hoe zou dat voelen, over het ijs glijden? De buitenlandse studenten die op 13 november de Dag van de Internationale Student (DIS) bezochten, stonden eerst

wat verlegen rond de kunststof ijsbaan maar bonden daarna al snel de schaatsen onder. Zoals Alaa El Hawwary uit Egypte (niet op de foto). Hij studeert voedsel­

veiligheid in Dronten. Zijn dag kon niet meer stuk, vertelde hij na afloop met een grote glimlach. “Ik heb andere Egyptische studenten ontmoet, en ik heb voor het

eerst geschaatst”. De Nuffic organiseerde de DIS voor het vijfde achtereenvolgende jaar. Op deze dag kunnen de studenten kennis maken met elkaar en met de

Nederlandse cultuur. Tweeduizend buitenlandse studenten kwamen naar het World Forum in Den Haag. Andere populaire activiteiten op de DIS waren klompen

beschilderen en workshops over de mogelijkheden om in Nederland te blijven werken na de studie. (EB)

Foto

: Erik

Jans

en

Universiteiten en hogescholen hebben bijna 5 miljoen euro laten liggen in de subsidiepot voor het Sirius Programma voor excellentie in de masterfase. Elf instellingen, waaronder één hogeschool, dienden een subsidieaanvraag in. Vijf aanvragen vielen af omdat ze kwalitatief niet voldeden. De andere zes waren samen goed voor ongeveer 7 miljoen euro. In totaal was bijna 12 miljoen euro beschik-baar. Het Sirius Programma is bedoeld om excellentie in het hoger onder-

wijs te bevorderen. In 2008 begon de bachelorfase. Daarvoor was bijna 49 miljoen euro beschikbaar. Een kleine veertig instellingen dienden aanvragen in, waarvan er negentien werden gehonoreerd. Experts merkten op dat de instel-lingen zich in hun aanvragen niet of nauwelijks bewust toonden van de internationale context van excellentie.Ook in de subsidieaanvragen voor de masterfase van Sirius was internationalisering weer een ondergeschoven kindje.

Leiderschap is het hoofdthema in de programma’s die de univer-siteiten van Leiden, Nijmegen, Utrecht, Groningen, Delft en Maastricht willen opzetten met het Sirius-geld. Alleen de univer-siteit van Nijmegen koos in haar aanvraag internationalisering als insteek. Deze universiteit stelt onder meer vijftig beurzen beschikbaar voor studenten die naar het buitenland willen voor studie of onderzoek. (EB)

| december 2010/januari 2011 | transfer4

Page 5: Transfer 4, jaargang 18

D66 wil meer verdienen

aan internationale studenten

Breng in kaart hoeveel internationale studenten Nederland opleveren en bekijk hoe dat nog meer kan worden. Daartoe riepen D66 en GroenLinks het kabinet op tijdens het debat over de begroting voor het hoger onderwijs. De Verenigde Staten en Engeland verdienen flink aan buitenlandse studenten, las D66’er Boris van der Ham in The Economist. Hij zou graag zien dat staatssecretaris Zijlstra onderzoekt of daar voor Nederland ook kansen liggen, “want dat is een interessant verdienmodel voor het hoger onderwijs.” Zijlstra gaf aan geen trek te hebben in een rekenexcercitie, maar toonde zich bereid de motie uit te voeren zo lang daarin geen sprake is van een verdien-model. Het wegnemen van belemme-ringen voor buitenlandse studenten is toch al het beleid van de regering, stelde hij vast.Over de gevolgen die het kabinets-

beleid heeft op uitgaande mobiliteit, verschilden de meningen tijdens het begrotingsdebat. SP’er Jasper van Dijk houdt rekening met braindrain, omdat studenten hun heil in het buitenland gaan zoeken vanwege de ‘boete’ van 3.000 euro voor langstudeerders. Boris

van der Ham vraagt zich af hoe de rege-ring verandering gaat brengen in de afname van de uitgaande mobiliteit.Staatssecretaris Zijlstra kondigde aan dat er eind januari een kabinetsreactie komt op het rapport van de commissie-Veerman. (AS)

SP'er Jasper van Dijk (l)

en Boris van der Ham van D66.

Foto

: Mar

tijn

Beek

man

/HH

Student in buitenland toch bekostigd

Instellingen lopen geen bekostiging mis voor studenten die in het buitenland studeren en op 30 september 2011 niet staan ingeschreven bij de gemeentelijke basis-administratie. Het ministerie van OCW heeft besloten de aanpassingen in de controle op het woonplaatsvereiste een jaar uit te stellen. Een weeffout in de nieuwe Wet op het hoger onderwijs leidde deze zomer tot onrust bij hogescholen en univer-siteiten. Volgens de regeling Financiën Hoger Onderwijs zouden studenten alleen nog maar bekostigd worden als zij op de teldatum (30 september) staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA). Dit om fraude met buitenlandse studenten te ontmoedigen. Gevolg zou zijn dat instellingen geen overheidsgeld meer

ontvangen voor studenten die vóór die datum naar het buitenland vertrekken en zich uitschrijven bij de GBA omdat zij een uitwonende beurs willen ontvangen. Ook zou de diplomafinanciering wegvallen voor studenten die tijdens hun afstuderen niet in de GBA staan inge-schreven, omdat ze bijvoorbeeld al in het buitenland aan het werk zijn.Wessel Meijer, voorzitter van het hogeschoolbrede internationaliseringsoverleg (HIB) schatte dat de instel-lingen voor ongeveer 5.000 studenten bekostiging zouden mislopen. Sommige opleidingen overwogen daarom hun studenten pas na de teldatum naar het buitenland te sturen, of studie in het buitenland zelfs te ontmoedigen. (EH)

transfer | december 2010/januari 2011 | 5

Page 6: Transfer 4, jaargang 18

Britse collegegelden naar 10.000 euroHet Britse kabinet wil universiteiten toestaan vanaf 2012 het collegegeld te verhogen naar omgerekend ruim 10.000 euro per jaar; drie keer zoveel als nu. Het parlement stemt nog voor de kerst over dit voorstel. De collegegelden, die pas na afloop van de studie worden betaald, gaan minimaal ongeveer 6.800 euro bedragen. In ‘uitzonderlijke omstandig-heden’ mogen universiteiten meer dan 10.000 euro vragen. Volgens David Willet, onderminister voor universiteiten, geldt dat laatste tarief voor topinstellingen als Oxford en Cambridge. Hij voorziet ook een toename in het aantal tweejarige opleidingen. Studenten betalen dan zo’n 8.500 euro voor een tweejarige opleiding met jaarlijks 48 studie-weken, in plaats van 6.800 euro per jaar voor een driejarige bachelor. Een aantal universiteiten verwacht een enorme afname in het aantal aanmeldingen. (EH)

Duitsland wil meer kenniswerkersIn Duitsland is de werkloosheid sinds begin jaren ’90 niet zo laag geweest en de vraag naar hoogopgeleiden is groot. DAAD, de Duitse Nuffic, weet de oplossing: buitenlandse studenten. Sinds 2005 kunnen zij na hun afstuderen in Duitsland blijven als kenniswerker. Van die mogelijkheid maakt bijna een op de drie buitenlandse studenten (ruim 4.800) gebruik, meldt de DAAD. Voorzitter Sabine Kunst vindt dat een verhoging van het aantal buitenlandse studenten, van 240.000 nu naar 300.000 in 2020, daarom prioriteit moet krijgen. Volgens haar heeft Duitsland last van een imagoprobleem bij het aantrekken van buitenlandse kenniswerkers. Het grote aantal alumni dat blijft, “toont aan dat Duitsland meer een geval van liefde op het tweede gezicht is.” (AS)

Amerikaanse studenten minder mobielHet aantal Amerikanen dat in het buitenland studeerde, was in 2008/2009 lager dan het jaar daarvoor. Daarmee was er voor het eerst in 25 jaar geen sprake van een stijging, aldus het Institute of International Education (IIE). Het aantal Amerikaanse studenten in Nederland steeg wel: met bijna 14 procent tot ruim 2.300. De licht verminderde belangstelling voor een buitenlands studieverblijf die uit het Open Doors-rapport van 2010 blijkt, lijkt zich volgens het IIE niet voort te zetten. Een onderzoek dat de organisatie dit najaar deed, geeft alweer groei aan. Ondanks de economische crisis blijft het aantal buiten-landse studenten in de Verenigde Staten maar doorgroeien, tot bijna 691.000 in het afgelopen studiejaar. (AS)

Buitenlands nieuws

Tip: zet álle

internationale alumni in

Internationale-alumnimedewerkers zouden zich in hun activiteiten niet alleen moeten richten op afgestudeerden van hun universiteit of hogeschool. Ook buitenlanders die er korter hebben gestudeerd, zoals uitwisselings-studenten, kunnen goede ambassadeurs worden voor de instelling. Dat zei alumni-expert Philip Conroy vorige maand tijdens een Nuffic-training voor internationale-alumnimedewerkers. Conroy noemde het voorbeeld van John Quincy Adams, de zesde president van de Verenigde Staten, die ooit in Leiden studeerde. Na drie jaar keerde hij terug naar zijn vaderland, zonder bul. Velen zien hem daarom niet als Leids alumnus. Zonde, vindt Conroy. Want Adams was lovend over zijn studietijd in Leiden, schreef er uitvoerig over en waardeerde Leiden meer dan Harvard, waar hij wel een diploma haalde. Instellingsbesturen zien het belang van internationale alumni nog niet altijd in, bleek uit de reacties van de deel-nemers. Medewerkers van communicatieafdelingen of international offices moeten het contact met buitenlandse alumni er soms in de avonduren bij doen. De deelnemers leerden op de training waar de prioriteiten liggen voor wie weinig tijd of geld heeft, en gaven elkaar tips. Bijvoorbeeld dat jonge mensen in het buitenland liever gebruikmaken van Facebook dan van LinkedIn. (AS)

John Quincy Adams,

Leids alumnus.

Foto

: Rog

er-V

iolle

t/H

H

| december 2010/januari 2011 | transfer6

Page 7: Transfer 4, jaargang 18

Meer nieuws dagelijks op www.transfermagazine.nl.

Studievoortgangseis gaat later in

De invoering van het Modern Migratiebeleid (MoMi) wordt uitge-steld. De nieuwe vreemdelingenwet zou op 1 januari 2011 in werking tre-den, maar het benodigde compu-tersysteem is nog niet klaar. Voor

hogeronderwijsinstellingen betekent dit onder meer dat ze formeel nog niet verplicht zijn de studievoortgang van buitenlandse studenten aan de IND door te geven. Ook de versimpe-ling van de toelatingsprocedure voor

buitenlandse studenten gaat nog niet in. Als de wet van kracht wordt, kun-nen hogeronderwijs instellingen voor niet-EU-studenten in een keer een inreisvisum en een verblijfs vergunning voor de duur van de studie aanvragen. Buitenlandse studenten hoeven hun verblijfs vergunning dan niet meer jaarlijks te verlengen. Wel moeten zij elk jaar minimaal de helft van hun studie punten halen. Lukt dat niet, dan moet hun onderwijsinstelling dat melden bij de IND. Die kan vervolgens de verblijfsvergunning van de student intrekken.De consequenties van het uitstel zijn moeilijk te overzien, omdat onbe-kend is wanneer de wet MoMi nu wel wordt ingevoerd. Minister Leers van Immigratie laat een onderzoek uitvoeren naar de vertraging en de precieze gevolgen hiervan. Op basis daarvan, zo laat hij weten, zal hij “een nieuwe reële invoeringsdatum vast-stellen”. (EB)

Het Europese rankingproject U-multirank begint steeds meer vorm te krijgen. Op 1 november begon een pilot waaraan 122 instellingen uit vijftig landen van over de hele wereld deelnemen. De universiteiten van Maastricht, Nijmegen, Utrecht en Wageningen doen mee. De pilot duurt tot volgende zomer. De Europese Commissie is opdrachtgever en financier van U-Multirank. De bedoeling van het project is te komen tot een rankinginstrument waarin aandacht is voor de diversiteit van hogeronderwijsinstellingen. Ze worden vergeleken op grond van verschillende ‘dimen-sies’ zoals onderzoek, onderwijs, innovatie, regionale betekenis en internationalisering. Bij de dimensie onder-wijs wordt bijvoorbeeld gekeken naar indicatoren als investeringen in het onderwijs, afgestudeerdenratio en

studentenoordelen. Daarmee moet U-multirank zich onderscheiden van bijvoorbeeld de Shanghai-ranking die vooral naar onderzoeksprestaties kijkt.Gebruikers van U-Multirank kunnen zelf bepalen welke dimensies van instellingen ze willen bekijken. Zo kunnen ze instellingen op verschillende vlakken met elkaar verge-lijken. Uit het project komt geen top-zoveel van ‘de beste instellingen’ voort.LERU, het consortium van traditionele Europese onder-zoeksuniversiteiten, uitte in juni kritiek op U-Multirank. Volgens deze universiteiten wordt gekeken naar indica-toren die weinig zeggen over de onderwijskwaliteit. Ook waarschuwen ze dat statistieken uit verschillende landen niet zo eenvoudig te vergelijken zijn. (EB)

Wereldwijde pilot U-Multirank van start

Foto

: Ing

e va

n M

ill/H

H

transfer | december 2010/januari 2011 | 7

Page 8: Transfer 4, jaargang 18

Negen jaar was hij minister van Onderwijs, vijf jaar adviseur bij de Wereldbank en acht jaar

collegevoorzitter van de Universiteit Maastricht. Maar zijn missie is nog niet voltooid. Vanaf volgend

jaar zet Jo Ritzen zich in voor de versterking van Europese universiteiten.

j o r i t z e n , e u r o p a r l e m e n t a r i ë r i n d e d o p

‘Met de Lissabon­agenda gebeurt nu geen bal’

Foto

: Hen

riëtt

e G

uest

| december 2010/januari 2011 | transfer8

i n t e r v i e w

Page 9: Transfer 4, jaargang 18

Als Jo Ritzen op 1 februari 2011 afscheid neemt als collegevoorzitter van de Universiteit Maastricht, laat hij de meest internationale universiteit van Nederland na. De helft van de 14.000 studenten komt uit het buitenland, verreweg het grootste deel is afkomstig uit Duitsland. Maar ondanks het grote contigent oosterburen, is de onderwijstaal in Maastricht Engels. “Duitstalige opleidingen aanbieden voor Duitse studenten zoals een aantal hogescholen doet, vind ik eigenlijk niet te pruimen. Dan heb je geen internatio-nale opleidingen”, stelt Ritzen.Het Engels rukt op tot ver buiten de onderwijs-lokalen; sinds 2008 heet de instelling zelfs officieel Maastricht University. “Bij ons is het ondersteunend personeel verplicht studenten in het Engels te woord te staan. En we vergaderen niet alleen in het Engels, ook de notulen worden in het Engels gemaakt”, stelt Ritzen zichtbaar trots vast. “Dat doet verder geen enkele universiteit, zelfs Wageningen niet.” Jo Ritzen (1945) maakte zich als minister van Onderwijs (van 1989 tot 1998) sterk voor het op gang brengen van de studentenmobiliteit. De PvdA’er richtte zich in de eerste plaats op studentenuitwisse-ling met België en Duitsland. ‘Internationalisering op de fiets’ werd zijn motto. “De fiets was gewoon een goed begin”, zegt hij nu. “Ik had bovendien vreselijk de pest aan het gereis de wereld rond van college-voorzitters, rectoren en decanen. Het effect daarvan was nul, want toen ik aantrad als minister was er hier nauwelijks een buitenlandse student te vinden.”

Maar het stimuleren van de studentenmobiliteit heeft z’n tijd gehad, vindt Ritzen. “De Europese mobiliteit is sinds 1990 gestegen van 1 naar 3 procent – een buitengewoon trage groei.” Hij baseert zich daarbij op onderzoek naar buitenlandervaring onder Europese afgestudeerden. De ongestructureerde mobiliteit levert volgens hem ook inhoudelijk te weinig op. “Er moet een eind komen aan het uitwis-selingscircus waarbij decanen trots vertellen dat ze tweehonderd partnerschappen hebben ondertekend. We zijn aan een nieuwe fase in de internationalise-ring toe: het tot stand brengen van cross-cultureel onderwijs. De studietijd die je in het buitenland

doorbrengt, moet echt een bijdrage leveren aan de professionaliteit van de afgestudeerde, aan intercul-turaliteit, aan wederzijds begrip, aan teamwerk, aan probleemoplossend vermogen.”Dat vraagt om intensieve samenwerking tussen Europese universiteiten. Maar die komt moeizaam van de grond, omdat het Europese internationalise-ringsbeleid muurvast zit. “Bologna was een belang-rijke stap, maar dat proces is binnen drie, vier jaar gekaapt door de nationale overheden”, stelt Ritzen. Zo is de bachelor-masterstructuur massaal inge-voerd, maar nationaal ingevuld waardoor samenwer-king met andere landen bemoeilijkt wordt. “En de Lissabon-agenda is natuurlijk fantastisch visionair, maar er gebeurt geen bal mee.” De onderwijsministers die samen het versterken van de Europese universiteiten zouden moeten leiden, maken niet veel klaar. “Veel ministers gaan niet eens naar Brussel, Plasterk zag je er ook nooit. En de ministers die wel gaan, weten vaak van toeten noch blazen omdat ze er net zitten. Ik was na anderhalf jaar al de langstzittende onderwijsminister in Europa.”

Private stroomMaar ook de nationale regeringen falen. Terwijl ze alles zouden moeten doen om de internationale concurrentiepositie van hun universiteiten te verbe-teren, zien ze hun talenten richting VS vertrekken. Europese universiteiten zijn ondergefinancierd vergeleken met instellingen in de VS en Azië, die

hoog op internationale ranglijsten prijken. “Daar is per student twee keer zoveel te besteden, omdat er naast publieke financiering een private stroom is in de vorm van collegegelden die veel hoger zijn dan hier.” Ritzen verwacht niet dat er in de toekomst meer overheidsgeld naar hoger onderwijs zal gaan. “De belastinginkomsten dalen. In Nederland gaat 42 procent van het nationaal inkomen naar de schatkist, toen ik minister werd was dat nog 56. Die daling zal nog wel doorzetten.” Daarom vindt hij dat de collegegelden moeten worden vrijgegeven, ook voor Nederlandse studenten, zodat universiteiten hun

j o r i t z e n , e u r o p a r l e m e n t a r i ë r i n d e d o p

‘Met de Lissabon­agenda gebeurt nu geen bal’

transfer | december 2010/januari 2011 | 9

Page 10: Transfer 4, jaargang 18

schamele inkomsten kunnen aanvullen. De toegan-kelijkheid van het hoger onderwijs moet volgens hem gewaarborgd worden door een goed sociaal leenstelsel. Bang dat de hogere collegegelden leiden tot minder internationale studenten, is Ritzen niet. “In Engeland studeren 100.000 EU-studenten die daar 4.000 euro collegegeld betalen. Buitenlandse studenten in Maastricht betalen ook bijna allemaal meer collegegeld dan in het land van herkomst. Studenten betalen gewoon voor kwaliteit.” Maar het ontbreekt de Europese universiteiten niet alleen aan geld, ook aan slagkracht. In zijn boek A chance for European Universities, dat dit voorjaar verscheen, beschrijft Ritzen hoe het Europese hoger onderwijs mede door de economische crisis en vergrijzing in een neerwaartse spiraal dreigt te komen.

NamingandshamingDe meeste universiteiten zijn bureaucratische organisaties, verstrikt in nationale regelgeving. Aan de noodzakelijke autono-mievergroting wordt maar in een handvol Europese landen – Denemarken, Finland – serieus gewerkt, betoogt de oud-minister. “De regeringen laten het afweten. Ik geloof dat ze het niet meer aan kunnen. Politici zijn niet in staat een langetermijnvisie voor het hoger onderwijs te ontwikkelen.” Daarom heeft Ritzen met negentien medestanders een non-gouvernementele organisatie (ngo) opge-richt: Empower European Universities. Het wordt een soort Amnesty International voor het hoger onder-wijs, een organisatie die nationale overheden en instellingen kritisch volgt. De ngo wil de versterking van de Europese universiteiten ondersteunen door de prestaties van de Europese landen in kaart te brengen en te beoordelen. “We gaan cijfers uitbrengen die tot nadenken stemmen. Een beetje naming and shaming”, legt Ritzen uit. De ngo wil in 2012 een eerste rapport uitbrengen.Maar Ritzen stelt zich ook beschikbaar voor het Europese parlement. “Voor de verkiezingen van 2014 wil ik met een aantal partijen in Duitsland, België en Engeland die links van het midden staan, tot een gezamenlijke lijst komen die het onderwijs, de gezondheidszorg en de fysieke infrastructuur toekomstgericht gaat maken.”Als europarlementariër zal hij ervoor pleiten dat de Europese structuurfondsen worden aangewend voor het versterken van de universiteiten. Het hoger onderwijs is het powerhouse van de Europese

economie, betoogt de econoom. “Investeringen in wetenschappelijk onderwijs leveren een rendement van tien, vijftien procent op.” De structuurfondsen zijn bedoeld om de welvaartsverschillen in Europa te verkleinen en vloeien dus naar de armere Europese landen. Ritzen vindt dat de fondsen ook gebruikt moeten worden om Europese landen die veel EU-studenten ontvangen, financieel te compenseren. Op die manier komt het geld juist in welvarende landen als Engeland terecht, beaamt de oud-minister. “Het is ook een omstreden idee, maar het creëert dynamiek. Want het prikkelt landen als Polen of Griekenland het geld uit de structuurfondsen te

gebruiken voor het versterken van hun universiteiten. Dan houden ze hun studenten die nu naar Engeland of de VS gaan, binnenboord. Met Europees geld stimuleer je zo de onderwijskwaliteit.”Maar nog hoger op Ritzens Europese agenda staat het opzetten van een Europese liga voor univer-siteiten die internationalisering op een hoger plan willen brengen. Zij zouden los van de nationale regelge-ving moeten kunnen samenwerken

binnen wat Ritzen een Europees statuut noemt: een Europees wettelijk kader. “Nu is samenwerking met andere landen onvoorstelbaar ingewikkeld. Je weet bijvoorbeeld echt niet wat je krijgt als je Italiaanse studenten hierheen haalt. Ze hebben wel een geac-crediteerd programma gevolgd, maar dat is Italiaanse accreditatie. Als je samen met een Italiaanse universi-teit een joint degree-programma wilt opzetten, moet je eerst de Italiaanse wetgeving bestuderen en dan nog weet je niet waar je aan toe bent.”

Dicht bij huisAlleen universiteiten die volledig Engelstalig zijn, kunnen in Ritzens plan toetreden tot de Europese liga. Daardoor maakt maar een beperkt aantal universiteiten per land kans om geselecteerd te worden. “Ik verwacht dat in Nederland Maastricht en Wageningen zullen opteren voor toetreding”, stelt Ritzen. “De andere instellingen zullen wel Engelstalige opleidingen blijven aanbieden, maar ik zie ze niet volledig overschakelen op het Engels. Dat is ook helemaal niet nodig, zeker niet in het hbo. Er is en blijft heel veel behoefte aan nationale opleidingen dicht bij huis.”

yvonne van de meent

“Er moet een eind komen

aan het uitwisselingscircus

waarbij decanen 200

partnerschappen

ondertekenen”

| december 2010/januari 2011 | transfer10

Page 11: Transfer 4, jaargang 18

Het budget voor onderwijs en kennis wordt in 2011 teruggebracht van 608 tot 448 miljoen euro. “Een thema als onderwijs heeft grote betekenis voor armoedebestrijding en er is op dit terrein afgelopen jaren veel bereikt. Maar de Nederlandse meerwaarde is niet dusdanig groot dat dit een voortzetting op dezelfde schaal rechtvaardigt”, lichtte Knapen deze keuze toe. Hij schreef specifiek over kortingen op het onderzoeks- en het internationale onderwijspro-gramma, waar NICHE en NFP deel van uitmaken. Naar verwachting zal er ongeveer dertig procent op deze programma's worden bezuinigd.Begin november stelde Buitenlandse Zaken een committeringspauze in voor beide programma’s, zodat die betrokken konden worden bij het afwegen van verschillende bezuinigingsscenario’s. Het minis-terie liet de Nuffic toen al weten een aanzienlijke verlaging van het aantal NFP-beurzen te verwachten. Nu zijn dat er nog ruim tweeduizend per jaar.In reactie daarop stuurde de Nuffic Knapen een brief, waarin algemeen directeur Sander van den Eijnden aangaf met hem in gesprek te willen over onder meer cofinanciering van beurzen, betere afstemming met andere programma’s en meer samenwerking bij NFP en NICHE. Hij adviseerde de staatssecretaris om ook de zuidelijke en Nederlandse kennisinstellingen bij dat gesprek te betrekken.

RegeerakkoordVerder werd in de brief uiteengezet dat beide capa-citeitsopbouwprogramma’s goed aansluiten bij de uitgangspunten van het regeerakkoord. Zo wil het kabinet de nadruk leggen op zelfredzaamheid van ontwikkelingslanden en een focus op thema’s waar Nederland goed in is, wat grotendeels overeen-komt met de uitgangspunten van NICHE en NFP. Daarnaast heeft Nederland hier zelf iets aan, onder-streepte Van den Eijnden, als verrijking van het eigen onderwijs en als basis voor de onderlinge politieke en

economische relaties. In een gezamenlijke brief van de VSNU, de HBO-raad, het Platform for International Education (PIE) en het platform Profound aan Knapen, kwamen de overeenkomsten tussen beide programma’s en het kabinetsbeleid eveneens naar voren. Daarnaast werd gewezen op de recente rapporten van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) en de Adviesraad voor Wetenschap en Technologie (AWT), die pleitten voor het nauwer op elkaar laten aansluiten ven het ontwikkelingsbeleid en het Nederlandse kennis- en innovatiebeleid. Dat zou binnen NFP en NICHE gemakkelijk kunnen worden bereikt, meenden deze organisaties.Maar de briefschrijvers zijn er niet in geslaagd staats-secretaris Knapen te overtuigen. “De ambitie is om dingen te doen waar we een verschil kunnen maken, waar we eigen expertise kunnen benutten en ontwik-kelen, en waar we een effectievere bijdrage leveren aan een gemeenschap-pelijk eigenbelang”, schreef die aan de Tweede Kamer. “Alleen zo kan nieuw draagvlak voor met belastinggeld gefinancierde interna-tionale samenwerking ontstaan.”

annelieke slappendel

“Beste Mark, waarom zou

je bezuinigen op NFP en

NICHE?”

Louk de la Rive Box, oud-rec-

tor van het Institute of Social

Studies richt zich via www.

transfermagazine.nl recht-

streeks tot de premier.

Knapen kort op NFP en NICHE

Staatssecretaris Knapen (Buitenlandse Zaken) gaat bezuinigen op NICHE en NFP. Dat blijkt uit de

contouren van zijn beleid voor ontwikkelingssamenwerking, die hij eind november aan de Tweede

Kamer stuurde.

Studente uit Afrika aan de

Hogeschool van Amsterdam.

Foto

: Am

ber B

ecke

rs/H

H

11transfer | december 2010/januari 2011 |

a c t u e e l

Page 12: Transfer 4, jaargang 18

b u i t e n l a n d s e t a l e n t e n m o e t e n a l l e s z e l f u i t z o e k e n

Huygens­bursalen vechten voor toekomst in NederlandDe Nederlandse kenniseconomie heeft buitenlands

talent hard nodig. Maar hoe wordt in de praktijk met die

talenten omgegaan? Transfer volgde drie buitenlandse

Huygens-bursalen tijdens en na hun afstudeerperiode.

Alle drie wilden ze graag in Nederland blijven. Dat bleek

makkelijker gezegd dan gedaan.

Foto

’s: H

enrië

tte

Gue

st

“Sorry, we hebben geen baan voor je”, of “sorry, je spreekt geen Nederlands”. Shikhar Aggarwal (26) uit India heeft dat vaak te horen gekregen. Hij solli-citeerde zich suf bij farmaceutische bedrijven in de maanden voordat hij zijn master oncologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam afrondde. Met een aantal wetenschappelijke publicaties op zijn naam, een mooie cijferlijst én een Huygens-beurs voor talentvolle studenten op zak, schatte hij zijn baan-kansen hoog in. Maar toen een Nederlandse studie-genoot met lagere cijfers en zonder publicaties de baan kreeg waarop ook hij solliciteerde, raakte hij ontmoedigd. Uiteindelijk gaf Aggarwal het op. “Ik heb het gevoel dat Nederlandse bedrijven heel voorzichtig zijn met het aannemen van buitenlanders”, zegt hij. De Indiër vindt het ook moeilijk om in te schatten wat Nederlandse bedrijven verwachten van werknemers. “En ik wil graag beter Nederlands leren, maar het is zo’n moeilijke taal,” zegt hij. Toch is Aggarwal nog steeds in het land, want hij werd aangenomen als promovendus bij een nieuwe onderzoeksgroep in het Erasmus Medisch Centrum. Omdat deze onderzoeksgroep zijn financiering nog niet rond heeft, kon Aggarwal slechts voor enkele maanden een visum aanvragen. “Ik maak me veel zorgen over mijn toekomst”, zegt hij. “Ik wil graag hier blijven,

Madeleine Borthwick

| december 2010/januari 2011 | transfer12

a c h t e r g r o n d

Page 13: Transfer 4, jaargang 18

b u i t e n l a n d s e t a l e n t e n m o e t e n a l l e s z e l f u i t z o e k e n

Huygens­bursalen vechten voor toekomst in Nederlandmaar het is niet makkelijk. Zolang ik geen zekerheid heb over mijn visum, blijf ik zoeken naar banen in Nederland of in het buitenland.”

Veel vragenHet ministerie van OCW stelt ieder jaar 7 miljoen euro aan beurzengeld beschikbaar voor talentvolle buitenlanders die in Nederland willen studeren. Alleen studenten die tot de beste 10 procent van hun klas horen, komen in aanmerking. Velen van hen willen na hun studie graag in Nederland blijven, zegt Brenda Madrazo. Zij is voorzitter van HUTAC, het netwerk van Huygens-studenten en -alumni. Maar daar moeten ze wel voor vechten, blijkt uit de verhalen die Shikhar Aggarwal, de Australische Madeleine Borthwick en Maria Neicu uit Roemenië het afgelopen halfjaar aan Transfer vertelden. Borthwick (25) kwam tweeënhalf jaar geleden met een Huygens-beurs naar Nederland voor een master Design for Interaction aan de Technische Universiteit Delft. Op de IND-website stuitte ze toevallig op het ‘zoekjaar’, de regeling waarmee buitenlandse studenten in Nederland na hun afstuderen een visum kunnen krijgen om een jaar lang werk te zoeken. De Australische was daar heel blij mee, omdat ze graag in Nederland wilde werken. Maar de regeling riep veel vragen op, die bijna niemand kon beantwoorden.

“Er zijn vier soorten visa, en ik wist niet op welke ik aanspraak kon maken. Op de universiteit was er weinig kennis over en de website van de IND is slechts gedeeltelijk naar het Engels vertaald. Bellen naar de IND is ontzettend duur, omdat je altijd lang in de wacht staat. En iedere medewerker die ik sprak, vertelde me weer iets anders.”Borthwick kon uiteindelijk aan de slag bij het bedrijf waar ze ook stage liep. Ze werkt er nu een aantal maanden, en het bevalt haar goed. Alleen loopt haar zoekjaarvisum in maart af. Als haar werkgever op dat moment niet door de IND is toegelaten tot de zoekjaarregeling, en als ze niet minstens 25.800 euro verdient, moet ze het land uit. “Het is een heel onzekere situatie”, zegt ze. “Het is me bijvoorbeeld helemaal niet duidelijk op basis van welke criteria bedrijven tot die regeling worden toegelaten.”

Kleine moeiteDe Australische had in de overgangsperiode van studie naar werk graag duidelijke informatie gekregen over de mogelijkheid om in Nederland te blijven. “Ik was verbaasd dat mijn Huygens-beurs ineens afliep en dat ik nooit meer iets van de Nuffic of het ministerie heb gehoord. Waarom sturen ze Huygens-bursalen een aantal maanden voor hun afstuderen niet een informatiepakket, met sollicitatietips en

Shikhar Aggarwal Maria Neicu

transfer | december 2010/januari 2011 | 13

Page 14: Transfer 4, jaargang 18

duidelijke gegevens over het zoekjaar? Er wordt zo veel in ons geïnvesteerd, dan is zoiets toch een kleine moeite.”Maria Neicu (23) uit Roemenië besloot, na haar master aan de Universiteit Maastricht, nog even verder te studeren. Ze had eigenlijk gehoopt dat haar Huygens-beurs haar meer kans zou geven om werk te vinden. “Maar de beurs is bij werkgevers nauwelijks bekend”, vertelt ze. “Daarom leek het me verstan-diger om nog even door te studeren in Nederland. Nu heb ik meer tijd om aansluiting te vinden bij de Nederlandse arbeidsmarkt en beter Nederlands te leren.” Tot haar grote vreugde werd ze in augustus toegelaten tot een Erasmus Mundus-master in Amsterdam. Maar deze keer moest ze haar studie grotendeels zelf betalen. Een bijbaantje vinden bleek onmoge-lijk: werkgevers in Nederland moeten, wanneer ze een werkvergunning voor een Roemeen aanvragen, aantonen dat er geen EU-burger is die het werk beter kan doen. Uiteindelijk richtte ze een eigen bedrijf op, in online-communicatie. Daardoor heeft ze recht op studiefinanciering. Neicu had graag ervaringen willen uitwisselen met andere Huygens-bursalen over de obstakels die ze in Nederland tegenkwam. Ze zou dan ook graag zien dat

er een professioneel netwerk van Huygens-bursalen ontstond. Zij zouden van elkaars connecties gebruik kunnen maken en elkaar tips kunnen geven. HUTAC, dat nu twee jaar bestaat, wil zich zeker in die richting ontwikkelen, zegt voorzitter Brenda Madrazo.Net als Maria Neicu hebben volgens Madrazo de meeste Huygens-bursalen een proactieve houding. “Ze ondernemen van alles als ze in Nederland willen blijven”, zegt ze. "Maar helaas zijn er nog veel strui-kelblokken, zoals onbegrijpelijke visumprocedures. Ook valt het op dat weinig Huygens-bursalen een baan bij een Nederlands bedrijf kunnen krijgen.” Madrazo merkt dat de HUTAC-leden grote behoefte hebben aan meer begeleiding in de overgangsfase van studie naar werk. De vereniging voor (oud-)Huygens-bursalen organiseert dit jaar een aantal bijeenkomsten die hierop inspelen, zoals een Netherlands orientation day, waarvoor onder meer de IND en een aantal Nederlandse bedrijven worden uitgenodigd.

elleke bal

Op de website van Transfer vertelden de studenten uit dit verhaal

het afgelopen halfjaar over hun bevindingen. Lees alle afleveringen

op www.transfermagazine.nl/onze-mv-in/mijn-toekomst-in-nl.

De belangrijkste reden dat ik in Nederland

ben gebleven is…

Maria Neicu: “Naast het feit dat ik een

studie beurs kreeg voor een Erasmus

Mundus-master, de liefde.”

Madeleine Borthwick: “De vele mooie baan-

kansen die hier, vergeleken met Australië,

voor het oprapen liggen in de sector

Interaction Design.”

Shikhar Aggarwal: “Een goed salaris.”

Mijn wens om in Nederland te blijven werd

het meest in de weg gezeten door…

Neicu: “Het gevoel dat ik in Roemenië mak-

kelijker een baan zou hebben gevonden

omdat ik de professionele sociale netwerken

daar beter ken.”

Borthwick: “De moeite die ik had om uit te

vinden wat ik precies moest doen om hier

te blijven, en de druk die ik voelde dat ik dit

helemaal zelf moest organiseren.”

Aggarwal: “Het gevoel dat de Nederlandse

maatschappij niet echt openstaat voor bui-

tenlanders.”

Mijn advies aan Nederland om buitenlands

talent te behouden...

Neicu: “Zorg dat er een follow-up is na

beurzenprogramma’s zoals Huygens.

Bijvoorbeeld door studenten in contact te

brengen met geïnteresseerde werkgevers.

Het is zonde om mensen gewoon maar een

beurs te geven zonder ze de kans te geven

om hun talenten hier verder te ontplooien.”

Borthwick: “Meer transparantie in het proces

van visumaanvragen, en een breder visum-

aanbod voor kennismigranten.”

Aggarwal: “Verleng het zoekjaar naar twee

jaar en organiseer internationale banen-

beurzen, om het banenaanbod voor bui-

tenlanders die geen Nederlands spreken,

overzichtelijk te maken.”

Een baan vinden in Nederland is voor

Huygens-alumni makkelijker dan voor

andere studenten…

Neicu: “Ik merk geen verschil. Ik heb niet het

idee dat werkgevers Huygens kennen, of er

belang aan hechten.”

Borthwick: “Omdat ze al hard gewerkt

hebben om hun doelen te bereiken. De

Huygens-beurs is daarvan al een bewijs.”

Aggarwal: “Alle Huygens-bursalen werken

hard, hopelijk betaalt zich dat terug in een

goed baanperspectief.” (EB)

v i e r s t e l l i n g e n , t w a a l f a n t w o o r d e n

| december 2010/januari 2011 | transfer14

Page 15: Transfer 4, jaargang 18

C O L U M NC O L U M NC O L U M N

“Maak wat van je studie! Studeer in een ander land.” Aldus een folder in een kast van mijn universiteit. Een goedkope houten kast die aan allure probeert te winnen door mahonie laminaat.Wat moet ik van deze aanmoe-diging vinden? Vertelt-ie dat het elders beter is dan hier? Dat je beter deze universiteit kunt verwisselen met eentje die echt, massief mahoniehouten kasten heeft? Vertelt de folder dat het fijn, goed of leerzaam is om ook een tijdje elders te studeren? Of beoogt de folder de prestige van mijn eigen universiteit te verhogen via allerlei interna-tionale verbanden? – die feitelijk door uitwisselings-studenten vormgegeven worden. Voor wie is de aanmoediging “Maak wat van je studie!” eigenlijk bedoeld? Is het echt een aanmoediging ten gunste van studenten?Op de één of andere manier vertrouw ik de aanmoe-diging “Maak wat van je studie!” niet. De achterdocht overkomt me, zonder er een goede rationele onder-bouwing voor te hebben. Tot ik onlangs de halve marathon van Amsterdam liep. Toen zag ik in enen de logica van mijn wantrouwen in. Of mogelijke logica.Ik liep door het Vondelpark en had nog twee kilo-meter te gaan. Het was mijn eerste halve marathon, dus ik vond het al heel wat dat ik het Vondelpark gehaald had. “Kom op jongen! Nog maar twee kilo-meter,” moedigden de omstanders me aan. Heel veel omstanders. “Goed zo! Hou vol!” Heerlijk. Heerlijk om zo aangemoedigd te worden en het gaf me energie. De aanmoedigingen waren voor mij.Maar wat nou, vroeg ik me af, als een omstander een weddenschap op mij afgesloten heeft. Een wedden-schap voor honderd euro dat ik binnen de één uur veertig binnenkom. En wat nou als het er om zou

hangen. Dat ik voor de reste-rende twee kilometer nog zo’n twaalf minuten zou hebben gehad. Zou de aanmoediging van die omstander dan ook plezierig zijn? In de veronder-stelling dat ik de motivatie van de aanmoediging zou kennen.Ik zou een dergelijke aanmoe-diging niet op prijs stellen. Het zou geen aanmoediging voor mij zijn, maar voor de aanmoe-diger zelf. Hij (of zij) zou profijt hebben van het extra tandje dat ik bijzette, en extra kans maken op honderd euro. Ik vind zulke aanmoedigingen onplezierig. Aanmoedigingen horen voor de aangemoedigde te zijn en niet

voor de aanmoediger. Vind ik. Dat is nou net zo mooi van aanmoedigingen.En ik vraag me nog steeds af voor wie die aanmoedi-ging in de nepmahoniehouten kast bedoeld is: “Maak wat van je studie!” Voor wie zijn zulke aanmoedi-gingen er? Voor de studenten zelf. Als een echte, oprechte aanmoediging. Of stiekem ook nog voor iets of iemand anders?

bas haring

Bas Haring is filosoof, informaticus,columnist en schrijver van

kinderboeken en populair wetenschappelijk werk. Hij is als hoog-

leraar verbonden aan de Universiteit Leiden.

Wantrouwen

Foto

: Maa

rten

Har

tman

v i e r s t e l l i n g e n , t w a a l f a n t w o o r d e n

15transfer | december 2010/januari 2011 |

Page 16: Transfer 4, jaargang 18

“Binnen een halfuur lagen we op de vloer over een atlas gebogen, om te kijken waar ze alledrie vandaan kwamen. We hebben eindeloze gesprekken gevoerd over China, Nederland, religie, studie en studievereni-gingen. Veel te vroeg ging de laatste tram. Xin, die nog even bleef, is later door mijn man achterop de fiets naar huis gebracht, wat ze een ‘peculiar’ ervaring vond.”

Dit is een van de leukste reacties op het Holiday hosting program van de Universtiteit Leiden, vindt Jantien Delwel. Zij regelt dat buitenlandse studenten tijdens de kerstdagen terechtkunnen bij gast-gezinnen, een idee waar ze vijf jaar geleden op stuitte toen ze manieren zocht om haar nieuwe functie als international student adviser invulling te geven. Delwel vulde die term in bij Google en kwam op de website van een universiteit in Canada, die een dergelijk programma had. De Canadezen gaven haar nuttige tips, bijvoorbeeld om studenten minimaal met z’n tweeën op bezoek te laten gaan. “Want het is erg spannend voor hen. En mocht het gesprek tijdens het kerstdiner in het Nederlands overgaan, dan kunnen zij nog met elkaar praten.” Delwel begint elk jaar in de herfst met het zoeken

l e i d s p r o g r a m m a k r i j g t l o u t e r p o s i t i e v e r e a c t i e s

Met buitenlandse studenten onder de kerstboom

Foto

: Nat

iona

le b

eeld

bank

Internationale studenten in Leiden kunnen ook dit jaar

weer Kerstmis vieren bij gastgezinnen. Een bijzondere

ervaring voor alle betrokkenen, zo blijkt uit reacties op

het Holiday hosting program van de Leidse universiteit.

a c h t e r g r o n d

| december 2010/januari 2011 | transfer16

Page 17: Transfer 4, jaargang 18

van gastgezinnen voor de komende kerst. Zij geven aan wanneer ze studenten willen ontvangen voor welke activiteit. Dat kan variëren van koekjes bakken of een kerkdienst bijwonen op kerstavond, tot een strandwandeling met aansluitend een kerstdiner of een brunch op tweede kerstdag. Delwel informeert naar de gezinssamenstelling en eventuele huisdieren waarvoor studenten allergisch kunnen zijn, of waarmee ze vanuit geloofsoverwegingen problemen kunnen hebben. “Ik sta niet toe dat gezinnen alleen Indiase studenten willen ontvangen, of een voorkeur uitspreken voor iemand met een bepaalde religie”, zegt de studentenadviseur. “Maar als ze bijvoorbeeld Spaans spreken, geef ik dat wel door.”

Flesje wijnEnkele dagen voor kerst mogen de belangstellende studenten een keuze maken. Onder het genot van koffie of thee met kerstkransjes legt Delwel dan uit dat Kerstmis in Nederland een familiegebeuren is. Ook vertelt ze dat mensen zich mooi kleden, maar dat de studenten geen pak aan hoeven. Ze kunnen bloemen meenemen of een flesje wijn, en moeten vooral bellen als ze later komen dan afgesproken. “Dat druk ik ze echt op het hart”, zegt Delwel. “Niets van je laten horen kan echt niet als er op je wordt gewacht met het kerstdiner.” Om vervelende situaties te voorkomen, krijgen de studenten een routebeschrijving en de dienstregeling van het openbaar vervoer, en ontvangen de gastge-zinnen hun mobiele nummer.Vraag en aanbod sluiten altijd mooi aan, is de erva-ring van Delwel. Ook al varieert de belangstelling van enkele tientallen studenten in het ene jaar tot nog geen handvol het jaar daarop. Er doen altijd veel Chinese studenten mee, valt haar op. “Voor hen is dit blijkbaar de manier om met Nederlanders in contact te komen.” Gastgezinnen melden zich aan om studenten te laten kennismaken met hun manier van kerst vieren, uit nieuwsgierigheid, maar ook omdat ze zich proberen te verplaatsen in hun situatie. Dat laatste geldt voor Miranda Geelhoed, die vorig jaar als eerstejaars rechten reageerde op een oproep van Delwel in de universitaire nieuwsbrief. Voordat zij aan haar studie begon, reisde Geelhoed rond in Costa Rica en verbleef daar bij gastgezinnen. Dat

had echt een toegevoegde waarde, vertelt ze. “Het was gezellig en zo leerde ik de cultuur beter kennen. Mijn vriend heeft zelf kerst gevierd met een gezin in Canada toen hij daar studeerde, en was ook enthou-siast. Dat is toch beter dan in je eentje op je kamer zitten.”

WiiHet was van tevoren wel spannend, erkent Geelhoed. “Je weet niet wat je moet verwachten.” De Italiaanse Chiara en Shahbaz uit Pakistan vergezelden haar naar de familiebrunch bij haar oma. “Net als wij hadden ze allebei iets te eten meegenomen. Daar hadden ze erg hun best op gedaan.” Hoewel niet alle aanwe-zigen vloeiend Engels spraken, verliep alles volgens Geelhoed heel soepel. “Chiara sprak zelfs een beetje Nederlands. En Shahbaz, die aan het promoveren was op een technisch onderwerp waar wij helemaal geen verstand van hebben, kon daar heel enthousiast over vertellen.” De rest van de kerstdag werd voorname-lijk doorgebracht met de Wii-spelcomputer.“Hoe het uitpakt, hangt af van de mensen die komen, maar ook van je eigen instelling”, blikt Geelhoed

terug. Naderhand sprak ze de Pakistaan nog enkele keren, met de Italiaanse heeft ze ook bijna een jaar later af en toe contact via Facebook. Chiara op haar beurt prijst de warmte van het gastgezin. “Ze hebben goed voor mij gezorgd en brachten me ’s avonds naar de tram-halte. Het zijn erg aardige mensen en ik heb echt een leuke kerst met hen gehad. Ik ben blij dat ik ze heb

ontmoet.” Ook de komende kerst wil Geelhoed weer kijken of ze studenten in haar plannen kan passen. Deelnemers van het holiday hosting program zijn achteraf louter positief, zegt Delwel. Dat geldt zelfs voor de promovenda die de kerstnacht doorbracht met een Cyprioot die een wietrokende bierliefhebber bleek te zijn, terwijl zij zelf van wijn houdt en niets van ‘wiet of andere troep’ wil weten. “Het is dank-baar werk om dit te organiseren”, concludeert de international student adviser. “Iedereen vindt het leuk. Het geeft een extra dimensie aan het kerstdiner, dat anders alleen om eten draait.”

annelieke slappendel

“Buitenlandse gasten geven

een extra dimensie aan het

kerstdiner, dat anders alleen

om eten draait”

transfer | december 2010/januari 2011 | 17

Page 18: Transfer 4, jaargang 18

Foto

: Eig

en H

aard

p i o n i e r s i n i n t e r n a t i o n a l i s e r i n g

Toen prof. dr. Jakob Kraus, rector magnificus van de Technische Hogeschool Delft, het verzoek kreeg minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid te worden in het kabinet-De Meester (1905–1907), bedong hij als voorwaarde dat hij een paar maanden naar Chili mocht om daar te adviseren bij de havenaanleg. Zo is ook geschied. Niemand maakte in die tijd problemen over de afwezigheid van de minister wegens dienstver-lening aan een ander land.De Groninger Jakob Kraus (1861–1951) studeerde voor ingenieur aan de Polytechnische School te Delft, die tot het middelbaar onderwijs behoorde en tot groei-ende verontwaardiging van technisch Nederland geen promotierecht kende. De jonge Kraus werkte een tijdje aan de Twentse spoorwegen en keerde toen als assistent terug naar zijn alma mater. In 1890 kreeg hij een leer-stoel aan de Universiteit van Santiago in Chili, dat toen een periode van sterke ontwikkeling doormaakte. Kraus

introduceerde revolutionaire methodes om de Chileense marine een haven en droogdok te geven. Hij experimen-teerde met gewapend beton in plaats van metselwerk. Ook werkte hij met caissons. Kraus’ havenwerken in Talcahuano zijn nog steeds in vol bedrijf. In 1898 accepteerde Kraus een leerstoel in Delft, waar hij enkele jaren later directeur werd van de Polytechnische School. In die functie streed hij fel voor een wijziging in de Wet op het hoger onderwijs die zijn instelling omvormde tot een Technische Hogeschool met alle rechten van een universiteit, vooral om ook ingenieurs te laten promoveren. Kraus werd de eerste rector magnificus. De TH verleende hem een eredoctoraat voor zijn verdiensten en ook omdat hijzelf nooit in de gelegenheid was geweest te promoveren. Ook Abraham Kuyper, de premier onder wie de wetswijziging tot stand kwam, werd eredoctor.

TinmijnenNa zijn terugkeer in Nederland bleef Kraus inter-nationaal georiënteerd. De onderbreking van zijn ministerschap is daar maar één voorbeeld van. Hij heeft ook veel betekend voor de havenaanleg in Chili, Peru en Nederlands-Indië. Bovendien wees hij talentvolle jonge ingenieurs graag de weg naar het buitenland. Zo kwamen zij terecht in Boliviaanse tinmijnen, Patagonische oliewinning en havenaanleg in vele Zuid-Amerikaanse landen. Ook de Hollandse Betongroep profiteerde van de talrijke internationale connecties van professor Kraus.Dit leidt tot een vriendelijk advies aan de tegen-woordig weer zo internationaal georiënteerde TU Delft: doe eens wat voor de herinnering aan Kraus, niet alleen jullie eerste rector, maar ook een internatio-naliseringsman pur sang. Hij verdient het zo.

han van der horst

Revolutionaire haventechniek in ChiliAl lang voordat internationalisering in het hoger onderwijs werd wat het nu is, waren er personen die

zich sterk maakten voor meer internationale samenwerking in onderwijs en wetenschap. Historicus en

Nuffic-medewerker Han van der Horst portretteert negen pioniers in internationalisering. Deze keer

Jakob Kraus, die talentvolle ingenieurs honderd jaar geleden al de weg naar het buitenland wees.

| december 2010/januari 2011 | transfer18

Prof. Dr. Jakob Kraus

Page 19: Transfer 4, jaargang 18

Foto

: Dav

id R

ozin

g/H

H

In november 2009 trof de Arbeidsinspectie drie ‘vreemdelingen’ aan bij een internationaal markt-onderzoeksbureau in Rotterdam. Ze waren zonder tewerkstellingsvergunning als callcentermedewerker aan de slag. Bij nader speurwerk in de boekhouding stuitten de inspecteurs op nog eens 38 buitenlandse studenten die zonder vergunning voor het bedrijf hadden gewerkt. De eigenaar dacht dat zo’n vergun-ning niet nodig was als de studenten niet meer dan tien uur per week werkten, en een medewerker van de IND zou dat telefonisch hebben bevestigd, zo tekende het Financieele Dagblad (FD) onlangs op. De boete bedroeg 328.000 euro.Vorig jaar kondigde de Arbeidsinspectie aan gericht te gaan controleren, omdat ze de indruk had dat arbeidsmarktfraude met buitenlandse studenten vaker dan incidenteel plaatsvindt. De controle is streng, omdat de vrees bestaat dat studeren in

Nederland een manier voor vreemdelingen van buiten de EU wordt om Nederland binnen te komen en hier aan de slag te gaan. Op basis van gegevens van UWV Werkbedrijf en de IND werden 187 ‘verdachte’ bedrijven geselecteerd. Hiervan bleek bijna de helft inderdaad de regels te overtreden. De Arbeidsinspectie trof er 178 studenten aan, voor-namelijk uit Suriname en China, die illegaal aan het werk waren. UWV en IND zullen mogelijk de tewerkstellingsvergunning van de werkgever of de verblijfsgunning van de student intrekken.

Extra voorlichtingDe controles zullen dit jaar en volgend jaar door-gaan. De Arbeidsinspectie wil onderwijsinstel-lingen met relatief veel buitenlandse studenten extra voorlichten over de regels om werk te mogen verrichten. Zo moeten werkgevers voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte en uit de EU-lidstaten Bulgarije en Roemenië altijd een vergunning aanvragen. De studenten mogen maxi-maal tien uur per week werken, of fulltime in de maanden juni, juli en augustus.De Europese Unie stelt een minimum van tien uur als richtlijn. Nederland zou voor meer uren kunnen kiezen, maar tot nu toe wil de overheid dat niet. Meer werken zou de studievoortgang negatief kunnen beïnvloeden en tot verdringing op de arbeidmarkt van banen voor werknemers die in Nederland wel aan de slag mogen, kunnen leiden. Minister Donner, toen nog van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, liet de Tweede Kamer in september weten dat niet-EU-studenten in de toekomst wellicht meer mogen werken als hun studievoortgang voldoende is.Het Rotterdamse martkonderzoeksbureau vecht de boete aan. De directeur wijst erop dat hij als werk-gever steeds aan de indentificatieplicht voor mede-werkers heeft voldaan en een keurige loonadmini-stratie heeft bijgehouden. “Als hier sprake was van uitbuiting en slavenarbeid, zou ik die administratie toch niet op orde hebben?”, zei hij tegen het FD.

els heutsannelieke slappendel

Hoge boetes voor fraude met buitenlandse studenten

De Arbeidsinspectie heeft voor ruim een miljoen

euro boetes opgelegd aan bedrijven die buitenlandse

studenten illegaal lieten werken. Er was geen

vergunning voor de studenten aangevraagd of ze

werkten meer dan het toegestane aantal uren. De

controles gaan door.

Onder de beboete bedrijven waren

een aantal callcenters.

transfer | december 2010/januari 2011 | 19

a c t u e e l

Page 20: Transfer 4, jaargang 18

| december 2010/januari 2011 | transfer20

“Al vanaf mijn begintijd aan de TU Delft ben ik actief voor de studievereniging DARE, Delft Aerospace Rocket Engineering. We bouwen zelf raketten, die we ook daadwerkelijk lanceren. Daarmee gaan we veel verder dan je ooit tijdens een universiteitspracticum komt. Voor mij persoonlijk is dat een geweldige verrijking van mijn studie gebleken, want die is al met al toch tamelijk theoretisch. En het is juist om het handwerk dat ik voor een techniekstudie heb gekozen. Elegante oplossingen bedenken voor prakti-sche problemen geeft me een kick.Aanvankelijk moest DARE de raketten bouwen van de spreekwoordelijke oude wasmachines en pvc-buizen, véél pvc-buizen. Maar met stug doorzetten zijn we dat niveau ontstegen. Door onze prestaties

hebben we sponsoren getrokken en kunnen we steeds geavanceerdere apparaten maken. Vorig jaar maart hebben we de stoute schoenen aangetrokken en Esrange aangeschreven, Europa’s belangrijkste lanceerbasis, in Zweden. Of we daar even onze zelf-gemaakte raket de lucht in mochten komen schieten.Per Baldemar, hoofd veiligheid bij Esrange, bij wie ik nu net mijn stage heb afgerond, zat niet erg op zo’n stelletje gekken uit Delft te wachten. Maar uiteinde-lijk mochten we toch een presentatie komen houden. Om half vier ’s ochtends, want hij had nog een hoop andere dingen te doen. Als die ijzervreter dacht ons daarmee te kunnen afschrikken, had hij het mis. We záten er om half vier ’s ochtends, behoorlijk onder de indruk natuurlijk, maar met een waterdicht plan. Onze raket is er gekomen en succesvol gelanceerd.

Donker en eenzaamWat de omgeving van de stad Kiruna, tweehonderd kilometer boven de poolcirkel, zo geschikt maakt voor dergelijke experimenten, is hoofdzakelijk dat er geen kip woont. Nergens anders in Europa is het zo dunbevolkt als daar. Wil je aan land onderzoek doen naar bijvoorbeeld het effect van de sonic boom, de knal waarmee een vliegtuig door de geluidsbarrière gaat, dan moet je dáár zijn. Met het DARE-project had ik Per Baldemar mijn visitekaartje gegeven. Een stageplaats bij Esrange regelen ging daarna vrij gemakkelijk, hoewel ze nog nooit een stagiair over de vloer hadden gehad. Tot mijn vreugde mocht ik als volwaardig teamlid meedraaien. Ik had me voorgesteld koffie te moeten zetten, maar ik heb een testplan mogen maken voor een ballonlancering en allerlei constructies uitgedacht die die lancering in de ruimte mogelijk hebben gemaakt. Echt een kolfje naar mijn hand.Ik ga zeer beslist nog een keer terug naar Kiruna, maar ik wil me er niet vestigen. Het is daar boven de poolcirkel wel erg donker en eenzaam. En hoe aardig ik mijn Zweedse collega’s ook vind, in vergelijking met de Nederlanders zijn ze niet erg doortastend. Over alles moet steeds weer eindeloos worden verga-derd. Dat is niks voor mij. Als je een goed plan hebt, moet je het uitvoeren. Meteen.”

annemieke bosman

Foto

: Sam

Ren

tmee

ster

‘Onze raket is in Zweden gelanceerd’

Hein Olthof (24) liep voor zijn master Lucht- en

Ruimtevaart Techniek stage op een lanceerbasis in

Zweden, tweehonderd kilometer boven de poolgrens.

The place to be als je boven land een raket de lucht in

wilt krijgen.

v l i e g e n d e h o l l a n d e r

Page 21: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

Een plek veroveren in de top vijf van ’s werelds beste kenniseconomieën. Dat is de ambitie van Nederland. Hoger onderwijs en onderzoek vervullen in die ambitie een sleutelrol. Maar er zal heel wat in ons hoger onder-wijs moeten veranderen, wil Nederland tot de top vijf doordringen, stelde de commissie Veerman vast. Veelvuldig verwijst de commissie in haar rapport over de toekomstbestendigheid van het Nederlands hoger onderwijs naar de Scandinavische landen. Op veel aspecten die van belang zijn voor een kenniseconomie, presteren deze landen beter. Zo wordt er meer geld uitgetrokken voor kennis en innovatie, telt de beroepsbevolking meer hoogopgeleiden en zijn er meer onderzoekers. De Scandinavische landen blijken net iets harder te lopen om hun kenniseconomie te versterken dan Nederland. Maar ook in Scandinavië groeien de bomen niet meer tot aan de hemel. Door de kredietcrisis is het bruto binnenlands product gedaald en is er minder geld beschikbaar voor het hoger onderwijs. Het aantal studenten in het hoger onderwijs neemt alleen maar toe, net als in Nederland. Bovendien is het aantal buitenlandse studenten tussen 2000 en 2008 in de Scandinavische landen fors gestegen. In Finland zelfs met 100 procent. Dat studenten niet betalen voor onderwijs heeft daar alles mee te maken. Denemarken zette daarom in 2006 de toon door collegegeld te heffen voor studenten van buiten de Europese Unie. Zweden gaat dat in 2011 doen en in Finland wordt ermee geëxperimenteerd. Buitenbeentje Noorwegen houdt vooralsnog vast aan zijn toegankelijkheidsideaal.

Een andere belangrijke ontwikkeling is dat, hoe wel varend Scandinavië ook is, het hoger onderwijs het niet meer gaat redden met alleen overheidsfinanciën. Nu ligt het aandeel private financiering in het tertiair onderwijs op 5 procent. Maar dat aandeel moet veel groter worden. De overheid anticipeert daarop door universiteiten meer autonomie te geven en samen-werking met het bedrijfsleven flink aan te moedigen. Het innovatieve Finland experimenteert daar al volop mee. Universiteiten krijgen voor iedere euro die zij van het bedrijfsleven ontvangen 2,5 euro extra van de overheid.

En ook in Noord-Europa speelt de vraag hoe je hoog-opgeleid talent aantrekt en behoudt. De Deense denktank ThinkTanktalents verwacht in 2019 in Denemarken een tekort van 105.000 academici als gevolg van de vergrijzing. Bovendien blijkt dat Denemarken in de Global Competitiveness Index 2010 gezakt is van de vijfde naar de negende plaats. De belangrijkste oorzaak daarvoor is de instabiele regering die een restrictief immigratiebeleid voert. Het vestigingsklimaat is daardoor minder aantrekkelijk geworden voor ondernemers. Deze ontwikkelingen vormden voor de redactie van Transfer de reden om de jaarlijkse special dit keer te wijden aan de ontwikkelingen in Scandinavië. In veel opzichten vergelijkbare landen, maar net dat stapje dat ze op Nederland vooruitlopen maakt ze zo interessant.

els heuts

Boegbeeld Scandinavië

Foto

: Onn

e va

n de

r Wal

/HH

transfer | december 2010/januari 2011 | 21

Page 22: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

e c h t i n t e r n a t i o n a l i s e r i n g s b e l e i d o n t b r e e k t v a a k n o g

Ook Scandinavisch hoger onderwijs staat onder druk

Decennialang gooide het Scandinavisch hoger

onderwijs hoge ogen met haar zeer betaalbare en breed

toegankelijke onderwijssysteem. Maar ook Noorwegen,

Zweden, Denemarken en Finland ontkomen niet aan

drastische hervormingen. Onder meer op het gebied van

internationalisering moet het roer om.

Wie aan Scandinavië denkt, ziet al snel grillige fjorden voor zich en dikke pakken sneeuw. En natuurlijk het comfort van de succesvolle verzor-gingsstaat met zijn veelgeprezen kinderopvang, arbeidsparticipatie én onderwijs. Scandinavië gooit al jaren hoge ogen in de Global Competitiveness Index. Dit jaar staat Zweden tweede, Finland zevende, Denemarken negende en Noorwegen veertiende. Het hoger onderwijs is een van de zaken die Scandinavië zo aantrekkelijk maken. Studenten betalen bijvoorbeeld geen collegegeld, de voorzie-

| december 2010/januari 2011 | transfer22

Page 23: Transfer 4, jaargang 18

ningen zijn goed, investeringen groot en onderwijs en onderzoek van hoog niveau. De vier landen geven stuk voor stuk meer geld uit aan hoger onderwijs dan Nederland. Ook het percentage van de beroeps-bevolking dat hoger onderwijs krijgt of heeft gehad, ligt in Scandinavië hoger. Opvallend genoeg spelen de Scandinavische landen geen voortrekkersrol als het gaat om internationa-lisering – momenteel toch een van de speerpunten van het hoger onderwijs wereldwijd. Het aantal Engelstalige opleidingen in Noorwegen, Zweden, Denemarken en Finland ligt lager dan het aantal Engelstalige studies in Nederland, ongeveer 1.500. Ook de uitgaande mobiliteit is er nog pover. In Denemarken studeerde vorig studiejaar nog geen 4 procent van de studenten in een ander land. De andere drie landen doen het weliswaar beter, maar ook daar is het streefpercentage van 20 procent in 2020, waarover de Bolognalanden vorig jaar afspraken maakten, nog lang niet in zicht.

Geen traditieJan Petter Mykklebust, onderdirecteur van de facul-teit Onderzoeksmanagement aan de Universiteit Bergen (Noorwegen), heeft wel een verklaring voor het lage aantal Scandinaviërs dat in het buitenland studeert. “Scandinaviërs beginnen relatief laat met studeren; in Denemarken is de gemiddelde leeftijd van een eerstejaars zelfs 22. Relaties en vrienden houden hen thuis.” Op Noorwegen na hebben de Scandinavische landen volgens Mykklebust ook geen traditie van over de grens kijken. “En verder is er door de BaMa-structuur nu ook te weinig tijd om naar het buitenland te gaan”, aldus Mykklebust, die ook betrokken is bij de website universityworldnews.com als specialist op het gebied van Scandinavisch hoger onderwijs.Bij de inkomende mobiliteit scoren Scandinavische landen beter, al is het percentage buitenlandse studenten dat zij jaarlijks trekken wel lager dan bijvoorbeeld in Nederland (12 procent). Zweden, Denemarken en Noorwegen scoren 8

à 9 procent. Finland scoort nog geen 4 procent, maar dat percentage dateert van twee jaar geleden, in tegenstelling tot de overige percentages. Het Scandinavische hoger onderwijs is zeer toegankelijk, vooral doordat collegegeld er van oudsher uit den boze is. In recent onderzoek van de Higher Education Strategy Associates kwam Finland als het meest betaalbare en toegankelijke

hogeronderwijs systeem ter wereld uit de bus. Op de voet gevolgd door Noorwegen, Denemarken en Zweden. Ook Nederland zit overigens in de top van deze ranking.

Door het dakMaar de betaalbaar- en toeganke-lijkheid komen steeds meer onder druk te staan. Zeker sinds het begin van de economische crisis, die de studenten aantallen heeft opge-

stuwd, maar de budgetten tegelijkertijd heeft doen slinken. Grote hervormingen zijn de laatste tijd nodig geweest om onderzoek en onderwijs in Scandinavië betaalbaar te houden. “Massa’s nieuwe studenten zorgden ervoor dat de uitgaven door het dak gingen”, legt Mykklebust uit. Vooral Noorwegen en Zweden hebben dat ondervonden. Het aantal studenten in Noorwegen steeg in vier jaar tijd van 186.000 naar 216.000, in Zweden van 303.000 naar 348.000. Noorwegen beet het spits af met hervormingen in 2003. Denemarken, Finland en Zweden volgden een paar jaar later. Grofweg komen de hervormingen erop neer dat de organisatie en financiering van instel-lingen minder afhankelijk van de overheid worden gemaakt. “Scandinavië introduceert een liberaal marktmodel, waarbij ook het bedrijfsleven inves-teert in onderwijs en onderzoek. Het Scandinavische onderwijs gaat steeds meer lijken op dat in de rest van Europa”, zegt Mykklebust.Wat betreft de samenwerking met het bedrijfsleven loopt Finland voorop. Op de pas geopende Aalto University in Helsinki spelen bedrijven als Nokia en Kone een actieve rol. Ze participeren in workshops en ontwikkelen producten, samen met studenten. De Finse overheid stimuleert de universiteiten actief om geld uit het bedrijfsleven binnen te halen.

e c h t i n t e r n a t i o n a l i s e r i n g s b e l e i d o n t b r e e k t v a a k n o g

Ook Scandinavisch hoger onderwijs staat onder druk

“Scandinavië ziet

internationalisering nog

vaak als luxe”

Foto

: Ste

phen

Frin

k/G

etty

Imag

es

transfer | december 2010/januari 2011 | 23

Page 24: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

“Scandinavië wil door de samenwerking met bedrijven meer topinstituten creëren en concurreren met de wereldtop”, analyseert Mykklebust.Een andere hervorming die in Scandinavië wordt doorgevoerd, betreft de manier waarop instellingen worden gefinancierd. Ze worden niet langer betaald per ingeschreven student, maar per afgeronde prestatie, bijvoorbeeld per (propedeuse)diploma. De maatregel moet ervoor zorgen dat universiteiten efficiënter gaan werken en hun studenten beter gaan begeleiden.

OnrechtvaardigMaar de meest in het oog springende verandering is de introductie van collegegeld, al geldt dat voorlopig alleen voor studenten van buiten de EU. Denemarken is in 2006 begonnen om die groep te laten betalen voor het onderwijs, Finland experimenteert er momenteel mee, Zweden begint volgend studiejaar. Alleen Noorwegen weigert vooralsnog om studenten, waar vandaan dan ook, te laten betalen voor een opleiding. Mede als gevolg daarvan barst het Noorse onderwijs wel uit zijn voegen: er staan veel meer studenten ingeschreven dan door de staat kunnen worden gefinancierd. Tegenstanders van de invoering van collegegeld vinden het onrechtvaardig dat er door de maatregel onderscheid wordt gemaakt tussen nationaliteiten. Want het idee dat iedereen gelijk is, ongeacht afkomst of rijkdom, is lange tijd een van de basis principes in het Scandinavische onderwijs geweest. Toch hebben veel critici ook minder verheven motieven. Studenten uit de Scandinavische landen zelf zijn ook gewoon bang dat collegegeld vragen voor niet-

EU-studenten een eerste stap is op weg naar collegegeld voor iedereen.Door de invoering van college-geld lijkt de internationalisering een flinke deuk op te lopen. In Denemarken heeft de maat-regel ertoe geleid dat het aantal niet-EU-studenten binnen twee jaar met bijna de helft afnam: van 1.366 tot 753. Zweden vreest datzelfde effect. Bij sommige opleidingen bestaat het studen-tenbestand voor wel 20 procent uit niet-EU-studenten. Als die niet meer komen, dreigen bepaalde vakken wegens gebrek aan studenten niet meer te kunnen worden gegeven. En dat is weer slecht voor de Zweedse kenniseconomie.

“In Scandinavië wordt internationalisering bij veel instellingen gezien als een luxe”, analyseert Mykklebust. "Men investeert erin als er genoeg geld is, maar het lijkt overbodig bij geldtekort.” De landen benadrukken wel dat internationalisering heus een belangrijk punt is, maar grootschalige programma’s zijn er nauwelijks.

Belangrijk voor je carrièreZo ontbreekt in Noorwegen een gericht interna-tionaliseringsbeleid. Studenten worden wel gestimuleerd om naar het buitenland te gaan, maar vooral omdat de overbelaste instellingen in eigen land dan van hen af zijn. Denemarken is in Scandinavië momenteel de grote uitzondering als het gaat om internationaliserings-beleid, zegt Mykklebust. “Daar zijn de afgelopen jaren wel grote internationaliseringsprogramma’s opgezet. Zoals het nieuwe programma van het Danish Agency for International Education om de uitgaande mobili-teit te vergroten. De boodschap van die campagne is dat buitenlandervaring belangrijk is voor je carrière.”Ook in Finland zijn er plannen om een beleid op te zetten. De nieuwe Aalto University wil bijvoorbeeld dat over tien jaar 15 procent van haar studenten uit het buitenland afkomstig is. Scandinavië mag dan vaak als lichtend voorbeeld dienen, dat geldt niet voor alles. Want in Nederland zijn landelijke internationaliseringscampagnes, internationale marketing, Engelstalig onderwijs en gedifferentieerde collegegelden inmiddels heel gewoon.

robert visscher

i n k o m e n d e m o b i l i t e i t

2005 2006 2007 2008Denemarken (DK) 7,5 8,4 9,0 8,3

Finland (FI) 2,8 2,9 3,3 3,7Noorwegen (NO) 4,8 6,7 7,3 7,6

Zweden (SE) 9,2 9,8 10,3 8,5Nederland (NL) 5,6 6,1 6,4 6,8

Percentage buitenlandse studenten van het totaal aantal inschrijvingen. bron: oeso, education at a glance

u i t g a a n d e m o b i l i t e i t

DK FI NO SE NLTotale studentenpopulatie 212.672 406.879 309.648 230.707 602.286

% uitgaande studentenmobiliteit 6,4 4,0 3,0 2,9 2,7

Uitgaande diplomamobiliteit, in relatie tot de totale studentenpopulatie, per land, 2007–2008. bron: nuffic, oeso

| december 2010/januari 2011 | transfer24

Page 25: Transfer 4, jaargang 18

Een boze gast die aan de balie schreeuwend zijn beklag doet. Iedere hotelmedewerkers komt er vroeg of laat mee in aanraking en daar moet je goed op zijn voorbereid, vindt Roos Olsson. “De Haagse Hotelschool leerde mij op een uitstekende manier om rustig te blijven en goed te luisteren naar een boze gast. We oefenden aan de hand van rollen-spellen, waarbij de gast werd gespeeld door een acteur. Alles werd gefilmd en na afloop bespraken we het klassikaal. Ik koos specifiek voor een studie in Den Haag vanwege deze moderne praktijkgerichte methodes.”Het kostte haar weinig moeite om zich in Nederland aan te passen. “De mentaliteit verschilt weinig van de Zweedse”, vindt ze.

De rode draad in de carrière van Roos Olsson is het opleiden van hotelmedewerkers. Van de receptio-nist tot de directeur. “Mijn opleiding vormde daar-voor de perfecte basis.” Na haar studie (1994–1998) ging ze aan de slag in het Hilton in Brussel. “Ik had een relatie met een Zweed, die ook in Den Haag studeerde en inmiddels mijn man is. Hij moest nog twee jaar studeren, daarom wilde ik niet te ver weg gaan.” Ze leerde hotelmedewerkers alles over klant-vriendelijkheid en gastvrijheid. Twee jaar later was ze verantwoordelijk voor het onderwijs aan driehonderd nieuwe werkne-mers van een nieuw te openen Hilton-vestiging in Kopenhagen. “Ik deed veel aan teambuilding. Ik had daar goede ervaringen mee opgedaan tijdens mijn studie. We gingen dan bijvoorbeeld drie dagen sur vivallen in de Ardennen. In de regen losten we allerlei problemen op en daar werden opnames van gemaakt. ’s Avonds gaven we feedback. Ik heb die methode in mijn werk veel toegepast.”

Exotische bestemmingIn 2006 vertrok Roos Olsson naar Dubai en werkte als directeur training en ontwikkeling in het sprook-jesachtige hotel Jumeirah. “Mijn man en ik wilden graag op een exotische bestemming werken. In Dubai is een levendige expatcultuur. Er was in de voor-gaande jaren te weinig aan de training van personeel gedaan. Er werkten 98 verschillende nationaliteiten en omdat ik veel internationale ervaring had kon ik daar goed mee omgaan.”Sinds een paar maanden is ze terug in Zweden als directeur van de business school van hotelketen Scandic. “We wilden graag dat onze twee jonge dochters Zweden goed leerden kennen dus niet alleen van zomervakanties. Ik sluit niet uit dat we weer naar het buitenland gaan als ze ouder zijn. Misschien wel naar Nederland omdat ik daar ik fantastische herin-neringen aan heb. Ik heb ook al veel mensen geadvi-seerd daar te gaan studeren. Dan voel ik met net een soort ambassadeur.”

robert visscher

Kijk voor meer informatie over internationale alumni op

www.hollandalumni.nl

‘Ik voel me een soort ambassadeur’

Een studie in het buitenland kan je leven en loopbaan

een nieuwe impuls geven. Dat merken veel buitenlanders

die hier langere of kortere tijd hebben gestudeerd.

Transfer praat bij met negen alumni. Na haar opleiding

aan de Haagse Hotelschool trainde de Zweedse Victoria

Roos Olsson (36) hotelmedewerkers over de hele wereld.

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë – a l u m n u s

transfer | december 2010/januari 2011 | 25

Page 26: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

f i n s e r e g e r i n g s t e e k t 5 0 0 m i l j o e n i n a a l t o u n i v e r s i t y

Redder van de Finse innovatieve economie

De Finnen hebben een reputatie hoog te houden op het gebied van innovatie

en goed onderwijs. Daarom schaarden politiek, industrie en onderwijs zich

achter een miljoenenproject om in Helsinki een universiteit van wereldklasse

te stichten. Transfer reisde naar Finland om te kijken hoe Aalto University

vorm krijgt.

| december 2010/januari 2011 | transfer26

Page 27: Transfer 4, jaargang 18

Wie de Design Factory van Aalto University binnen-loopt, vraagt zich even af of hij aan het juiste adres is. Studenten spelen op een Wii, er is een potje basketbal gaande, er wordt hout gezaagd en iemand staat bouillabaisse te koken. Er wordt ook lesgegeven, maar in lokalen waar studenten in zitzakken hangen. En de onderzoe-kers die er werken, worden in hun kantoor omringd door ondefinieer-bare apparaten. Zo staat ergens een verrijdbare sauna, gemaakt van een oude skilift. “Die hebben een aantal studenten gebouwd”, vertelt Jussi Hannula, manager van de Design Factory. “Ze hebben er hier avondenlang aan gebouwd. We stimuleren dit soort dingen, we hopen dat studenten leren door te doen, en zo samen tot nieuwe ideeën komen.” De Design Factory is een pand van 3.000 vierkante meter op de campus van Aalto University. Studenten, onderzoekers en ondernemers uit verschillende vakgebieden krijgen er vrij spel. Ondernemers van grote Finse bedrijven zoals Nokia en Kone doen er aan productontwikkeling, in workshops samen met studenten. Er zijn hier tientallen prototypes ontwikkeld die nu op de markt worden gebracht, en uit onverwachte ontmoetingen zijn nieuwe bedrijfjes voortgekomen. De Design Factory is bij uitstek een plek waar de filosofie van de universiteit zichtbaar wordt. Aalto wil technici, creatieve geesten en ondernemers in nieuwe vormen laten samenwerken en zo innovatie tot nieuwe hoogtes brengen. Daartoe fuseerden drie universiteiten in Helsinki – de Technische Universiteit, de Helsinki School of Economics en de University of Art and Design Helsinki – op 1 januari van dit jaar tot Aalto University. De instelling is vernoemd naar Alvar Aalto, een Finse pionier op het gebied van ontwerp en architectuur.

Idioot planAalto moet uitgroeien tot een universiteit van wereldklasse. De drie fuserende universiteiten kregen vier jaar geleden het idee om hiervoor een startsubsidie van 500 miljoen euro van de regering te vragen. “Een exorbitant en idioot plan”, zegt Jari Jokinen, Aalto’s directeur beleid en vooruitzichten, “maar tot onze eigen verbazing stonden de drie grootste politieke partijen achter het idee. Iedereen

vond dat er iets moest worden gedaan om de Finse reputatie op het gebied van innovatie hoog te houden. En dus kwam Aalto er.”De Finnen maken zich zorgen over hun economie en onderwijs. In de jaren tachtig werd de Finse

economie een van de snelst groei-ende van Europa door slimme investeringen in onderwijs, onder-zoek en nieuwe technologieën. Maar boegbeeld Nokia is niet meer zo winstgevend als voorheen. In september werd voor in het eerst een buitenlander aangesteld als CEO. Finland is dit jaar zevende in de Global Competitiveness Index; in 2003 was het land nog eerste. Prominenten uit het Finse bedrijfs-leven waarschuwen al langer dat de Finse economie beter moet aansluiten op mondiale ontwik-

kelingen. En dat het hoger onderwijs moet investeren in kwaliteit en innovatie, in plaats van in kwantiteit. Zo ontstond in 2006 het idee voor Aalto.

OpslokkenHet plan riep weerstand op, vertelt Jari Jokinen, een blonde Fin met een moderne bril. Hij was vanaf het begin bij Aalto University betrokken. Veel Finse universiteiten waren bang dat Aalto het leeuwen-deel van het overheidsgeld voor hoger onderwijs zou opslokken, herinnert Jokinen zich. “Om dat te voorkomen heeft de overheid bedacht dat wij die 500 miljoen alleen zouden krijgen, als we vóór eind dit jaar 200 miljoen euro aan privaat geld binnenhaalden. En die belofte staat voor iedere Finse hogeronder-wijsinstelling: voor iedere euro die ze voor het einde van 2010 uit het bedrijfsleven binnenhalen, krijgen de universiteiten 2,5 euro extra van de overheid.” Aalto heeft het streefbedrag bijna binnen: midden november zit de universiteit op 187 miljoen euro.De oprichting van Aalto University maakt deel uit van omvangrijke hervormingen in het Finse hoger onderwijs. Het onderwijsministerie wil het aantal universiteiten en hogescholen verkleinen. Finland telt nu twintig universiteiten en 26 hogescholen. Dat vindt de regering te veel voor een land met 5,3 miljoen inwoners. Ook moeten instellingen minder afhankelijk worden van staatsgeld, om het hogeronderwijsstelsel betaalbaar te houden. “Het klimaat is rijp voor verandering”, zegt Jokinen. “Er gaan in Finland ineens onderwerpen over tafel

f i n s e r e g e r i n g s t e e k t 5 0 0 m i l j o e n i n a a l t o u n i v e r s i t y

Redder van de Finse innovatieve economie

“Tot onze eigen verbazing

stonden de drie grootste

politieke partijen achter ons

exorbitante idee”

Foto

: Lar

s Sch

neid

er/G

etty

Imag

es

transfer | december 2010/januari 2011 | 27

Page 28: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

die voorheen nooit bespreekbaar waren, zoals fusies. En de regering heeft zelfs ingestemd met het opzetten van een collegegeldpilot voor buitenlandse studenten.” Het OESO-magazine Higher Education Management and Policy zette vorig jaar vraagtekens bij de oprichting van Aalto University. In een artikel werd gewezen op het ‘Harvard Here’-syndroom, waarbij landen proberen door een enorme financiële injectie een lokaal Harvard te stichten. Dat zou haast onmogelijk zijn, omdat Harvard ontzettend veel geld kost en een eeuwenlange traditie heeft. Bovendien is Finland geen Amerika. Het is een koud, klein land in een uithoek van Europa. Hoewel het Finse onderwijssysteem als een van de beste en toegankelijkste ter wereld geldt, is Finland geen trekpleister voor buitenlands talent. “Natuurlijk worden we nooit Harvard”, reageert Jokinen. “Maar dat willen we ook niet worden. We zijn geen brede universiteit, maar we willen uitblinken en investeren in de vakgebieden waar we goed in zijn. En we hebben wel degelijk een lange traditie.” De Technische Universiteit was, met wortels in 1849, de oudste en met 15.000 studenten de grootste voor de fusie. De University of Art and Design stemt uit 1871 en telde 2.000 studenten. De business-universiteit is de jongste van het drietal, en had 4.000 studenten. Aalto is met meer dan 20.000 studenten een van de grootste universiteiten van Finland geworden.

PantoffelsHoewel de administratieve fusie jaren kostte, is er voor veel medewerkers en studenten nog niet veel veranderd. De Design Factory mag dan een succesvol concept zijn, slechts zeshonderd Aalto-studenten

maakten hiervan het afgelopen jaar gebruik. Siert Wieringa, een Nederlandse promovendus die in 2006 met onderzoek begon aan de voormalige Technische Universiteit, heeft van de fusie niet veel gemerkt. Wieringa werkt om de hoek van de Design Factory, op de oude campus van de Technische Universiteit in Otaniemi, op vijftien minuten rijden van Helsinki. Het gaat er gemoedelijk aan toe op zijn faculteit. Wieringa trekt, in tegenstelling tot zijn collega’s, nog net niet zijn pantoffels aan als hij de universiteit binnenloopt. Maar hij is al wel gewend aan de voor Nederlandse begrippen ouderwetse kantines waar de koffie op een warmhoudplaatje staat te prut-

telen. Nergens een koffieautomaat te bekennen. Aan de kou is hij ook gewend. In de winter doet hij spij-kerbanden om zijn fiets. Wieringa hoeft niet meer terug naar Nederland. De Finse manier van leven bevalt hem. “Het gaat er hier rustiger aan toe. Mensen zijn beleefder, bescheidener.” Niet veel buitenlanders die aan Aalto studeren of werken zijn in Finland vanwege de Finse cultuur en mentaliteit. “De meesten van hen kwamen af op het gratis onder-wijs of hebben een relatie met een

Fin, of familiebanden in het land”, zegt hoofd inter-nationalisering Mari-Anna Suurmunne. Ongeveer 9 procent van Aalto’s studenten komt uit het buiten-land, vooral uit China, Rusland en Duitsland.

Meer geld voor internationaliseringInternationalisering is een van de gebieden waarop Aalto zich wil gaan onderscheiden van andere Finse universiteiten, onder meer door er meer geld voor vrij te maken. In 2020 moet 15 procent van de studenten op uitwisseling zijn geweest. Nu is dat twee keer zo weinig. Ook wil de universiteit meer buitenlandse studenten trekken door internationaal aan marketing te gaan doen. Dat gebeurt nu nog nauwelijks, waaruit blijkt dat internationalisering bij Aalto op een lager pitje staat dan bij Nederlandse universiteiten. Maar aan buitenlandse studenten wordt dan ook niet verdiend.Als het aan de studentenvakbond van Aalto ligt, gaat dat ook niet gebeuren. De vakbond is fel tegen deelname van Aalto aan een collegegeldpilot. Voor zes van Aalto’s masterprogramma’s moeten studenten van buiten de EU vanaf volgend jaar

“Er gaan zaken over tafel die

nooit bespreekbaar waren,

zoals collegegeld voor

buitenlandse studenten”

Foto

: Aal

to U

nive

rsity

| december 2010/januari 2011 | transfer28

Page 29: Transfer 4, jaargang 18

8.000 euro betalen. “We denken dat onze program-ma’s kwalitatief nog niet goed genoeg zijn om te verkopen”, zegt Jarno Lappalainen, coördinator inter-nationaal van de studentenvakbond. “Het Engels van docenten is bijvoorbeeld nog niet goed genoeg.” Ook wil de studentenvakbond graag dat er meer beurzen voor buitenlandse studenten komen. Suurmunne van het international office kijkt het aan. “Het is goed mogelijk dat aan het einde van de pilot blijkt dat er minder internationale studenten naar Aalto komen. Maar het is niet uit te sluiten dat de regering in de toekomst collegegelden verplicht stelt. Daarom is deze pilot belangrijk.”Of het onderwijs van Aalto University wereldwijd een gewild product wordt, is de vraag. De universiteit heeft de tijd om zich te ontwikkelen; pas in 2020 is het “benchmark-time”, zegt Jari Jokinen. Dan moet worden bekeken of multidisciplinair werken, hoge investeringen en initiatieven als de Design Factory hun vruchten afwerpen. Maar de verwachtingen zijn er, al worden ze met Finse bescheidenheid geuit. Zoals Mari-Anna Suurmunne zegt: “Ik hoop dat we een universiteit worden die wereldwijd naam maakt, ondanks dat we uit Finland komen.”

elleke bal

In Finland is het contact tussen het bedrijfsleven en uni-

versiteiten goed ontwikkeld. Zo is het hoofdkantoor van

Nokia gevestigd op een paar minuten lopen van Aalto

University. “Finland is een klein land en in het bedrijfs-

leven kent iedereen elkaar”, vertelt Atso Andersén, hoofd

corporate relations. “Vaak zitten ondernemers in advies-

organen van een universiteit. Bovendien is hiërarchie de

Finnen vreemd. Als een student stage loopt bij een groot

bedrijf, kan hij de baas daarvan persoonlijk uitnodigen

om langs te komen op de universiteit. En de baas zal dat

doen, want de kans is groot dat hij of zij een alumnus is.”

De hechte contacten die Aalto in het bedrijfsleven heeft,

zijn belangrijker dan ooit. Een nieuwe onderwijswet

maakt dat universiteiten minder afhankelijk worden

van overheidsgeld. Toen Aalto werd opgericht, is beslo-

ten dat ongeveer 40 procent van het jaarlijkse budget

van private financiers moet komen. Andersen legt uit:

“Bedrijven kunnen doneren en wij kunnen onderzoek

voor hen verrichten, maar we kunnen hun ook zichtbaar-

heid op open dagen bieden, of een leslokaal vernoemen

naar een bedrijf.” (eb)

n a u w e b a n d e n m e t h e t b e d r i j f s l e v e n

Studenten van Aalto University in overleg.

De sfeer op de universiteit is erg informeel.

Foto

: Aal

to U

nive

rsity

transfer | december 2010/januari 2011 | 29

Page 30: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

GribVerden.dk – ‘Vang de wereld’ – zo heet een nieuwe website van het Danish Agency for International Education (DAIE). In verschillende filmpjes vertellen Deense studenten en directeuren van grote Deense bedrijven over hun buitenlandervaringen. De site is sinds oktober online. Het doel: zorgen dat meer Denen in het buitenland gaan studeren.Want dat aantal houdt niet over. In 2008–2009 studeerden slechts 8.500 Denen in een ander land; nog geen 4 procent van de totale studentenpopulatie (in 2009 214.000 studenten). Het aantal Deense studenten dat naar het buitenland gaat voor een uitwisselingsprogramma, stijgt al jaren, maar slechts licht. In tien jaar tijd zijn ongeveer 1.500 studenten meer in het buitenland gaan studeren. Het aantal dat naar het buitenland gaat voor een volledige opleiding, daalt zelfs. De vrees bestaat dat Denemarken op deze manier het Bologna-streefpercentage, dat in 2020 minstens 20 procent van de studenten internationaal mobiel moet zijn, niet gaat halen, vertelt Michael Huss Svejstrup. Hij is speciaal adviseur bij het DAIE, een organisatie binnen het Deense ministerie van wetenschap en innovatie. “Op de universiteiten is het percentage mobiele studenten ongeveer 30, maar op de hogere beroepsopleidingen ligt het veel lager.”Een reden waarom zo weinig Denen naar het buiten-land willen, is dat ze gemiddeld al 22 zijn als ze met hun studie beginnen. Veel Denen gaan na de middel-bare school namelijk eerst een paar jaar werken. Als ze eenmaal op de universiteit of hogeschool zitten, hebben ze vaak al een partner, een vaste vrienden-kring of andere banden die ze niet graag opgeven. Ook zouden Deense werkgevers buitenlandervaring helemaal niet zo op prijs stellen. “Dat creëert dus een giftige combinatie die studenten tegenhoudt”, zegt John Andersen, zowel hoofd internationalise-ring aan de Universiteit van Kopenhagen als hoofd van de internationale commissie van de Deense Universiteiten, een overkoepelend orgaan.

Met de inkomende mobiliteit gaat het een stuk beter. Denemarken trekt steeds meer buiten-landse studenten. Zeker het aantal uitwisselings -studenten stijgt al jaren fors. In het studie-jaar 2008–2009 telde het land bijna 17.000 internationale studenten.

i n k o m e n d e e n u i t g a a n d e m o b i l i t e i t n i e t i n b a l a n s

Denemarken zoekt de ware internationaliseringDenemarken wil meer studenten naar het buitenland zien te krijgen. Tegelijkertijd groeien de zorgen

over een toekomstig tekort aan academische talenten. Welk van de twee moet voorrang krijgen in het

beleid, de inkomende of de uitgaande mobiliteit? Deskundigen zijn het niet eens.

Foto

: Mik

kel O

ster

gaar

d/H

H

| december 2010/januari 2011 | transfer30

Page 31: Transfer 4, jaargang 18

i n k o m e n d e e n u i t g a a n d e m o b i l i t e i t n i e t i n b a l a n s

Denemarken zoekt de ware internationaliseringDe campagne om de Denen de grens over te krijgen, lijkt gezien de mobiliteitscijfers dus een logische stap. Toch is er ook kritiek. Vorig jaar concludeerde de denktank Danish Business Research Academy (DEA) in een rapport over internationalisering dat niet alleen de uitgaande mobiliteit te laag is, maar ook de inkomende. “Het beleid is alleen gericht op

uitgaande studenten”, zegt Mikkel Skovborg, hoofd ontwikkeling bij DEA. “Daar krijg je geen internatio-nale studenten mee binnen.”En dat is volgens de denktank wel nodig, vanwege de globalisering en de vergrijzing die ook Denemarken in toenemende mate treft. Skovborg: “We zijn een klein land met een open economie. Om ook in de

toekomst de welvaart op peil te houden, hebben we internationaal talent nodig.”Volgens Skovborg moet het probleem nationaal worden aangepakt. “Wij hebben voorgesteld een landelijke campagne te beginnen gericht op buiten-lands talent. Waar zijn ze, waar komen ze vandaan en hoe krijgen we ze hier. Dit jaar studeren hier meer dan duizend studenten uit de Verenigde Staten, maar we weten niet waarom. Het is geen effect van het gevoerde beleid.”

Intensief contactZorgen over een gebrek aan gerichte werving van talent in het buitenland bestaan ook bij de denktank ThinkTankTalents. Volgens voorzitter Anette Galskjøtt komt Denemarken in 2019 door de vergrijzing 105.000 academische talenten tekort. Om daar iets aan te doen, lanceerde de denktank een plan voor een internatio-nale campus in Kopenhagen, waar Denen en interna-tionale studenten, docenten en onderzoekers samen-leven. Het idee is dat de buitenlanders door het inten-sieve contact met Denen op deze campus beter inte-greren in de Deense samenleving, waardoor ze eerder geneigd zijn om te blijven. Op dit moment wordt naar financiering gezocht. De bouw moet volgens plan in mei 2011 beginnen.John Andersen is het niet eens met de kritiek dat het Deense beleid er te eenzijdig op is gericht om Denen naar het buitenland te krijgen. Volgens hem is het Deense beleid wel degelijk tweeledig: “Het is erop gericht om zo veel mogelijk internationale studenten aan te trekken én te zorgen dat Deense studenten internationale vaardigheden, competenties en erva-ringen krijgen.” Het thema brain gain versus brain drain ziet Andersen juist overal terugkomen: in de strategieën van univer-siteiten en de overheid, in afspraken tussen het minis-terie en onderwijsinstellingen, bij bedrijven en in de media. “Wat de DEA wil, gebeurt al.” Een nationale campagne om talent naar Denemarken te halen, kan nuttig zijn, geeft hij toe. “Maar beter zou het zijn de condities voor de talenten die al hier zijn, aan te passen.” Hij staat dan ook positief tegenover het campus-idee van Galskjøtt.

transfer | december 2010/januari 2011 | 31

Page 32: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

Volgens Morten Overgaard, die binnen het DAIE over het aantrekken van buitenlands talent gaat, bestaat er al een nationale aanpak: in 2007 hebben de Deense regering en de onderwijsinstel-lingen samen besloten tot een nati-onale strategie om Denemarken als studiebestemming te promoten. De website studyindenmark.dk maakt deel uit van die strategie. Toch vindt ook Overgaard dat een speciale campagne er nog best bij kan.In zo’n campagne zou Denemarken gebruik kunnen maken van de goede reputatie van het Deense onder-wijs. Deense instellingen scoren hoog op internationale ranglijsten. In de World University Rankings 2010 staat de Universiteit van Kopenhagen op plaats 45. In de Shanghai-ranglijst scoort Denemarken ook goed met Kopenhagen op plaats veertig. In de Times Higher Education-ranking staat de Technical University of Denmark op nummer 122.

Financiële redenMaar voorlopig lijkt Denemarken zijn energie toch vooral te richten op het stimuleren van de uitgaande mobiliteit. Dat heeft ook een financiële reden. “Denemarken ontvangt meer studenten dan het uitzendt”, legt John Andersen uit. “Voor de meeste van die studenten betaalt de Deense staat de kosten.” Want Denen, en buitenlandse studenten uit de EU en de EER (bijna 80 procent van alle internationale studenten die het land trekt) hoeven in Denemarken geen collegegeld te betalen. Het recht op onderwijs ligt sterk verankerd in het Deense gedachtegoed. Maar

al deze studenten drukken in de huidige crisistijd wel op de begroting. Denemarken kan de kosten volgens Andersen op twee manieren proberen te verlagen: “Je kunt óf barrières opwerpen voor buitenlandse studenten, óf meer Deense studenten naar het buiten-land sturen.” Het eerste kan Denemarken zich, met het oog op de vergrijzing en de kenniseconomie, niet veroorloven. Andersen: “We kiezen dus voor het laatste.”

Stabiele groeiHet probleem dat Deense studenten, die in eigen land gratis studeren, in het buitenland wél collegegeld moeten betalen, is inmiddels opgelost. Sinds 2008 mogen de Denen een deel van het geld dat de overheid aan hen zou hebben besteed bij studie in Denemarken zelf, gebruiken om hun buitenlandse collegegeld te betalen. DAIE-adviseur Huss Svejstrup: “Studenten

zouden niet alleen gebonden moeten zijn aan buitenlandse universiteiten waarmee hun eigen universiteit afspraken heeft. Ze moeten overal naartoe kunnen. Dat is nu makke-lijker gemaakt.”Andersen ziet al effect van deze maatregel, vooral bij uitwisselings-studenten: “Het startte langzaam, maar je ziet nu een stabiele groei.” Bij volledige programma’s zal het effect nog wel even op zich laten wachten, denkt hij. “Daarvoor is immers veel meer planning nodig.”DAIE-adviseur Huss Svejstrup zegt

dat de inkomende en uitgaande mobiliteit niet met elkaar in balans hoeven te zijn. “Dat is geen streven. Het gaat erom dat Deense studenten in een geglobali-seerde wereld kunnen werken. Dat we kunnen zeggen dat we daadwerkelijk een geïnternationaliseerd hoger onderwijs hebben.”

dirk-jan zom

“Dit jaar studeren hier meer

dan 1.000 studenten uit de

Verenigde Staten, maar we

weten niet waarom"

Foto

: Fra

ncis

Dea

n/H

H

| december 2010/januari 2011 | transfer32

Page 33: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

b l i j v e n n i e t - e u - s t u d e n t e n s t r a k s m a s s a a l w e g ?

Collegegeld houdt Zweden in zijn greepNa lange, felle discussies laat Zweden komend studiejaar niet-EU-studenten collegegeld betalen.

Technische universiteiten en hogescholen – instellingen met veel van zulke studenten – zijn bezorgd.

Zij vrezen minder studenten, gaten in het budget en uitval van vakken.

Foto

: Hen

rik T

rygg

/Get

ty Im

ages

transfer | december 2010/januari 2011 | 33

Page 34: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

Technische hogescholen en universiteiten in Zweden houden angstvallig de aanmeldingen van buiten-landse studenten in de gaten. Vanaf september 2011 gaan studenten van buiten de EU voor het eerst collegegeld betalen. De bezuinigingsregel moet het Zweedse onderwijs betaalbaar houden. De regering zegt daarnaast mee te gaan in de internationale trend om collegegeld te vragen van niet-EU-studenten. Maar technische instellingen vrezen dat veel buiten-landse studenten niet meer zullen komen. Dat zou ernstig zijn: ze zijn voor een groot deel van deze groep studenten afhankelijk.Hogeronderwijsinstellingen in Zweden krijgen nu geld voor iedere student die ingeschreven staat, ook voor buitenlandse studenten, legt Lennart Ståhle van Högskoleverket – de Zweedse Nuffic – uit. “Als veel internationale studenten straks niet meer komen, heeft dat grote gevolgen voor de budgetten van tech-nische instellingen, die nu juist veel buitenlandse studenten hebben. En backup-plannen heeft de rege-ring niet. Iedere universiteit moet zelf maar zien hoe ze deze problemen oplost.”

SpanningenEen van de instellingen die de naderende maatregel met angst en beven tegemoet zien, is de technische universiteit van Blekinge, in Zuid-Zweden. Op de universiteit komt maar liefst 20 procent van de studenten van buiten de EU. “Het is erg lastig om Zweedse studenten te vinden voor technische vakken”, verklaart Benny Lövström, onderwijsdecaan van Blekinge Tekniska Högskola. Dankzij de grote toestroom van internationale studenten kunnen zulke vakken toch worden gegeven. Lövström is bang dat daar volgend studiejaar verandering in komt, als buitenlandse studenten misschien wel wegblijven. Welke vakken precies worden bedreigd, weet hij nog niet, omdat de universiteit nog geen idee heeft hoeveel buitenlandse studenten zich de komende maanden aanmelden. Die onzekerheid levert veel spanningen op, zegt de decaan. Zweden heeft 329.153 undergraduate en 16.922 post-graduate studenten, verspreid over 52 instellingen. Voor iedere studie geldt een numerus clausus. In 2006 vertrokken 24.000 studenten voor (een deel van) hun studie naar het buitenland. Populaire landen zijn de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk, Australië en Japan. In het jaar 2009/2010 kwamen 10.000 internationale studenten naar Zweden. In het huidige studiejaar

steeg dat aantal gigantisch, naar 31.000 studenten. Hoewel het nog niet bekend is hoeveel van die 31.000 studenten van buiten de EU komen, lijkt deze formidabele stijging aan te geven dat de aanstaande collegegeldheffing de groep van buiten de EU niet onberoerd laat. Wie nu nog wil profiteren van gratis onderwijs, moest dit jaar naar Zweden komen. Als gevolg van de grote toestroom van buitenlanders, is ook het vakkenaanbod dit studiejaar explosief gestegen: van ruim 18.000 vorig jaar, naar 26.000 dit jaar. Hoeveel daarvan er volgend jaar weer zullen vervallen, is nog onbekend.

Creatieve oplossingDe technische instellingen werken naarstig aan plannen om de komende problemen het hoofd te kunnen bieden. Een van de instellingen die een uitermate creatieve oplossing hebben gevonden, is de Högskolan Dalarna. “We zagen de problemen een paar jaar geleden al aankomen”, zegt Kenneth Carling, hoogleraar statistiek. Daarom sloot de instel-ling een aantal verdragen over uitwisselingen met universiteiten en hogescholen in het buitenland. Dankzij die afspraken heeft de Högskolan Dalarna inmiddels een jaarlijkse vaste toestroom van niet-EU-studenten. Voor die studenten krijgt de universiteit geld van

de regering, ook als ze maar een of twee jaar blijven. De studenten in kwestie hoeven volgend jaar in Zweden geen collegegeld te betalen, omdat ze onderdeel zijn van een uitwisseling, vertelt Carling. Ze betalen wel collegegeld aan de universiteit in hun eigen land. “Een enkele keer krijgen wij dat collegegeld, maar dat bedrag is altijd lager dan het collegegeld dat ze zonder uitwisseling zouden moeten betalen.” Dankzij de inventieve constructie hoopt de Högskolan Dalarna zich straks toch

nog van voldoende studenten te kunnen verzekeren. Carling: “Zo hopen we ook in de toekomst vrijwel alle technische vakken te kunnen blijven aanbieden.”De hoogleraar hekelt het Zweedse financierings-stelsel. Hij somt op wat er zo lastig is als een inter-nationale student zich op eigen houtje, buiten een uitwisselingsverdrag om, aanmeldt bij een Zweedse instelling. “De centrale administratie van de univer-siteit regelt dan alles, terwijl die weinig vakinhou-delijke kennis heeft. Zweden kent een merkwaardig systeem. De regering geeft een universiteit vier keer zoveel geld voor een student medicijnen als voor een kunststudent. Van die laatste categorie moet je

“Alleen met voldoende

studenten kunnen we straks

alle technische vakken

blijven aanbieden”

Foto

: Kna

pe/I

stoc

kpho

to

| december 2010/januari 2011 | transfer34

Page 35: Transfer 4, jaargang 18

dus veel studenten binnenhalen om een cursus te kunnen geven. Techniekstudenten zitten hier qua bekostiging tussenin, maar hoeveel er komen en hoe hun kwaliteit is, blijft voor ons als docenten lang vaag. Pas op het allerlaatste moment weet je of een cursus genoeg deelnemers heeft. Pas dan kunnen we een docent gaan zoeken.”

Bijna niet te doenDat laatste is volgens Carling bijzonder lastig, omdat er zo weinig technische wetenschappers zijn. “We vissen met een heleboel technische universiteiten in dezelfde vijver. En de goede technici worden meestal voor onze neus weggekaapt door de industrie, die ook op ze aast.” Eigenlijk, concludeert Carling, is het bijna niet te doen om zonder een vaste toestroom van studenten een goed studieprogramma met goede docenten op te zetten. Andere instellingen volgen inmiddels het voorbeeld van de Högskolan Dalarna. Ook Blekinge Tekniska Högskola zet alles op alles om meer verdragen te sluiten met internationale universiteiten en hoge-scholen. “We hebben nu vijf of zes verdragen en dat is te weinig”, zegt onderwijsdecaan Lövström. “De verdragen moeten een vaste basis van internationale studenten van binnen en buiten de EU opleveren. Maar het kost jaren om goede verdragen met interes-sante partners af te sluiten.” Blekinge Tekniska Högskola staat volgens Lövström sinds kort vaker op beurzen om zichzelf in de kijker te spelen. “Ook werken we meer samen met interna-tionale organisaties die bemiddelen tussen universi-

teiten en studenten. Maar omdat dit allemaal nieuw voor ons is, kost het erg veel tijd. Want we willen wel kwaliteit blijven leveren.”De constructie met uitwisselingsverdragen heeft overigens ook nadelen. Veel van de uitwisselings-studenten zullen uiteindelijk in hun eigen land afstuderen en daar een baan gaan zoeken. Voor het Zweedse bedrijfsleven is dat geen goede zaak. “Omdat weinig Zweden technische opleidingen volgen, zijn studenten van buiten de EU erg belang-rijk voor de toekomst van Zweden. Als zij alle-maal weer vertrekken, worden wij als land minder competent”, zegt hoogleraar Carling.

BelastingvoordeelIedere hogeronderwijsinstelling mag zelf de hoogte van het toekomstige collegegeld bepalen. Wel moet worden aangetoond dat het bedrag de kosten voor studenten en colleges werkelijk dekt. Blekinge Tekniska Högskola en Högskolan Dalarna vragen beide ongeveer 10.000 euro voor een jaar studeren. Carling: “Dat lijkt misschien veel geld, maar we verdienen er niets aan.” De universiteit van Uppsala vraagt, afhankelijk van de opleiding, een bedrag tussen de 8.600 en 20.000 euro per jaar. Lövström hoopt dat de Zweedse overheid meer studiebeurzen voor internationale studenten regelt. Veel Zweedse bedrijven zouden daar volgens hem graag aan willen meewerken. “Maar omdat ze daarvoor nu geen enkel belastingvoordeel krijgen, gebeurt dat nu nog maar heel weinig.” Lövström zou het goed vinden als het belastingstelsel “op zijn kop zou worden gezet” om de samenwerking tussen bedrijven en universiteiten te verbeteren. “Ik hoop ook dat Zweedse instellingen vaker internationaal geaccrediteerd worden, zodat mensen beter door-drongen raken van de kwaliteit van onze universi-teiten en hogescholen.”Zweden hoopt de verwachte daling van het aantal niet-EU-studenten te kunnen compenseren met meer Zweedse en Europese studenten. “Door de crisis hebben we er daar nu meer van aan onze universiteit”, zegt Carling. “Maar die toename zal waarschijnlijk niet de volledige terugloop opvangen.”Lövström denkt in mei of juni volgend jaar te weten hoe de technische universiteit van Blekinge er daad-werkelijk voor staat. “Maar ik verwacht dat we in februari al harde beslissingen moeten nemen. Ik ben misschien wat negatief, maar zo zijn de zaken nu eenmaal.”

martine zeijlstra

transfer | december 2010/januari 2011 | 35

Page 36: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

n o o r s h o g e r o n d e r w i j s z i t v o l l e d i g k l e m

Geen plaats in eigen land? Dan maar de grens over

Het hoger onderwijs in Noorwegen barst uit zijn voegen. Voor duizenden studenten

was dit studiejaar geen plaats en geen financiering. De oplossing wordt gezocht in

internationalisering. Om de Noorse instellingen te ontlasten, moeten studenten naar

het buitenland.

| december 2010/januari 2011 | transfer36

Page 37: Transfer 4, jaargang 18

Na de Tweede Wereldoorlog werd Noorwegen, samen met andere Scandinavische landen, het boeg-beeld van toegankelijk en gratis hoger onderwijs. Nu Zweden, Finland en Denemarken collegegeld (gaan) heffen voor studenten van buiten de EU, blijft alleen Noorwegen nog over. Het land is daar bijzonder trots op. De zeven universiteiten, negen gespecialiseerde instituten en 23 staatscolleges moeten toeganke-lijk zijn voor iedereen met de juiste vooropleiding. Rijkdom en afkomst mogen geen rol spelen. Maar dat systeem staat sinds dit jaar zwaar onder druk en heeft grote gevolgen voor de internationalisering. Paradoxaal genoeg is het juist de toegankelijkheid van het Noorse hoger onderwijs die zorgt voor een capa-citeitsprobleem. Dit studiejaar werden aanvankelijk maar liefst 13.000 studenten afgewezen, omdat er geen plek voor ze was bij universiteiten. Dat heeft deels te maken met het Noorse selectiesysteem. Studenten schrijven zich in bij de opleiding van hun eerste keuze. “Heel vaak zijn dat instellingen in de grote steden Oslo en Bergen”, zegt Per Olaf Aamodt, onderzoeker bij NIFU STEP. Dat onafhankelijke instituut onderzoekt hoger onder-wijs, research & development en innovatie in Noorwegen. Volgens Aamodt worden de universiteiten in Bergen en Oslo overspoeld met aanvragen. "Ze moeten dus veel studenten afwijzen, vooral bij geneeskunde, bedrijfskunde en rechten. Studenten in spe schrijven in volgende rondes opnieuw instellingen aan. Net zo lang tot ze beet hebben. Wie is afgewezen, vindt op die manier uiteindelijk meestal onderdak bij de universiteiten en hogescholen in het afgelegen noorden, waar veel minder aanvragen binnen-komen.”

Traditioneel Noorse reactieToch was er dit jaar ook na de laatste ronde nog geen plaats gevonden voor ongeveer 5.000 van de 13.000 afgewezen studenten. “Dit kan zo niet doorgaan”, zegt Anne Karine Nymoen, leider van de nationale studentenvakbond.De grote vraag is wat er met de afgewezen studenten moet gebeuren. Onderwijsminister Tora Aasland zoekt de oplossing in internationalisering. Wie niet in Noorwegen zelf terecht kan, moet maar in het buitenland gaan studeren, vindt zij. “Dat klinkt

misschien vreemd en als een noodoplossing, maar het is een traditioneel Noorse reactie op een capa-citeitsprobleem", zegt sociologe Jannecke Wiers-Jenssen. Zij promoveerde in 2008 aan de universiteit van Oslo op een studie naar uitgaande mobiliteit van Noorse studenten. Wiers-Jenssen legt uit dat Noorwegen ook in de jaren zestig kampte met een tekort aan studieplaatsen. "Er kwamen toen veel babyboomstudenten en er waren te weinig docenten. In de jaren tachtig was het capaciteitsprobleem grotendeels verholpen, omdat er minder jongeren waren. Maar in de jaren negentig was er een nieuwe golf jongeren. Ook toen werd het probleem opgelost doordat studenten naar het buitenland vertrokken.” In 1994 studeerden ruim 8.000 Noren in het buitenland. Dat aantal steeg naar een hoogtepunt

van ruim 21.000 in 2003. Dit jaar studeren ruim 20.000 Noren over de grens (ruim 9 procent van de in totaal 216.000 studenten), vooral in andere Scandinavische landen, Oost-Europa, Australië en Engeland.

Langere termijnVolgens Wiers-Jenssen maakt de internationale blik van studenten deel uit van de Noorse mentaliteit, omdat familieleden vaak ook in het buitenland hebben gestudeerd. Woedende reacties op het idee van de onderwijsminister bleven daarom uit. Studentenleider

Nymoen juicht het ook toe als meer studenten naar het buitenland gaan. “Maar er moet ook wat worden gedaan voor de langere termijn. Er moeten meer docenten komen en nieuwe gebouwen.” Maar daar wringt de schoen, want de overheid weet nog niet of ze daarin wel wil investeren. Wiers-Jenssen: “Voor hetzelfde geld staan die gebouwen over tien jaar bij een dip weer leeg en zijn er dan te veel mensen in dienst.” Studies over de toekomst wijzen daar nog niet op. Vooralsnog lijken de capaciteitsproblemen alleen maar groter te worden. “Het aantal jongeren tussen negentien en 29 jaar neemt tot 2015 met 55.000 toe. We verwachten dat jaar 18.000 nieuwe studenten”, zegt Kvaal Torkel Nybakk van het ministerie van onderwijs en onderzoek. Dit en volgend studiejaar komt er volgens Nybakk financiering voor 6.400 extra studieplekken bij. “De overheid zal goed in de

“Noorwegen moet ook

aan de langere termijn

denken. Er moeten meer

docenten komen en

nieuwe gebouwen”

n o o r s h o g e r o n d e r w i j s z i t v o l l e d i g k l e m

Geen plaats in eigen land? Dan maar de grens over

Foto

: Dia

ne C

ook

and

Len

Jens

hel/

Get

ty Im

ages

transfer | december 2010/januari 2011 | 37

Page 38: Transfer 4, jaargang 18

s p e c i a l s c a n d i n a v i ë

gaten houden hoeveel mensen de komende jaren worden afgewezen en aan de hand daarvan bepalen of nieuwe maatregelen nodig zijn.” Veel Noren, onder wie Nymoen, vinden die aanpak omslachtig, omdat nu al duidelijk is dat het tekort alleen maar groter wordt.Nymoen pleit ook voor hogere beurzen voor studenten die hun heil in het buitenland zoeken. “Er mag best extra geld tegenover staan, als zij Noorwegen ontlasten.” Om hoeveel geld het moet gaan, weet ze nog niet. Noorse studenten in het buitenland ontvangen nu hetzelfde als studenten in Noorwegen zelf: bijna 1.100 euro per maand in de vorm van een lening. Wie afstudeert, krijgt 40 procent als schenking. Daarnaast hebben in het buitenland studerende Noren jaarlijks recht op een vergoeding van 70 procent van de kosten van twee retourtrips tussen huis en universiteit. Noorwegen draagt maximaal 13.700 euro bij aan collegegeld, waarvan tussen de 30 en 50 procent een lening bedraagt.

Intensiever begeleidenBehalve door een toenemend aantal jongeren wordt het capaciteitsprobleem ook veroorzaakt door een hervorming, uit 2003, van de manier waarop Noorse instellingen worden gefinancierd. Vóór dat jaar kregen instellingen geld per ingeschreven student. Sinds de hervorming krijgen instellingen een vast bedrag per jaar, dat de financiering van studenten voor 60 procent moet dekken; de rest volgt wanneer een student afstudeert. “We willen instellingen zo dwingen studenten intensiever te begeleiden, zodat ze meer kans hebben om hun diploma te halen”, zegt onderwijsonderzoeker Aamodt, die lid was de commissie die de maatregel bedacht. De gevolgen van het nieuwe systeem werden pas afgelopen zomer onderzocht. Wat bleek: voor 30 procent van de studenten bleek helemaal geen finan-ciering te zijn. “Instellingen zijn op de oude voet doorgegaan: ze willen nog steeds zo veel mogelijk studenten aantrekken”, zegt Jan Petter Myklebust, onderdirecteur van de faculteit onderzoeksmanage-ment van de Universiteit Bergen. “Vroeger leverde ze dat direct veel geld op, nu niet meer. Het financie-ringsgat is ontstaan doordat er veel uitvallers zijn en universiteiten toch kosten maken bij het lesgeven aan nieuwe studenten die amper geld opbrengen.”Op zijn universiteit heeft de situatie al tot strub-belingen geleid, zegt Myklebust. “De universi-teit bepaalt hoeveel studenten een faculteit mag aannemen, afgaand op het gemiddelde slagings-

percentage en hoeveel ruimte er is in collegezalen. De decaan van de faculteit geesteswetenschappen beredeneerde dat hoe meer studenten hij toelaat, des te meer er over een paar jaar afstuderen en geld opleveren. Maar daar gaat de universiteit niet mee akkoord.”

Felle reactiesEen enkeling, zoals de president van de Noorweegse School voor Management en Bedrijfskunde, heeft voorgesteld om dan toch maar collegegeld in te voeren. Dat voorstel heeft zeer felle reacties uitgelokt, onder meer van onderwijsminister Aasland. Zij heeft laten weten dat ze absoluut niet van plan is college-geld in te voeren tijdens haar ambtstermijn, die tot eind 2013 duurt.Het capaciteitsprobleem lijkt ook gevolgen te hebben voor buitenlandse studenten. Er zijn immers maar weinig studieplekken beschikbaar. Toch is niet bekend hoeveel buitenlandse studenten worden afgewezen. “Het is ook geen discussie-punt in Noorwegen”, zegt Nybakk van het minis-terie van onderwijs. “De overheid vindt het wel belangrijk om meer internationale studenten te trekken. Maar instellingen zijn er niet specifiek op gefocust om ze binnen te halen, zoals in Nederland. Instellingen verdienen ook weinig geld aan interna-tionale studenten.” Toch komen er sinds de jaren negentig meer buiten-landse studenten naar Noorwegen. Hun aantal steeg de afgelopen zeven jaar van bijna 10.000 naar ruim 17.000, van bijna 5 naar een kleine 8 procent van het totale aantal. Verwachten de Noren niet nog meer buitenlandse studenten nu Zweden, Finland en Denemarken collegegeld (gaan) innen bij niet-EU-studenten? Wiers-Jenssen: “We weten niet goed wat we kunnen verwachten. De komst van meer buiten-landse studenten zou het systeem nog meer onder druk zetten.”

robert visscher

Foto

: Tei

chm

ann/

laif/

HH

| december 2010/januari 2011 | transfer38

Page 39: Transfer 4, jaargang 18

A G E N D AOp woensdag 22 december vindt op het ministerie van OCW de halfjaarlijkse NEWSdag plaats. NEWS is de vereniging voor studenten die een volledige opleiding in het buitenland doen of hebben gedaan. Het programma omvat workshops over studeren in het buitenland en carrièremogelijkhe-den, en een symposium met o.a. Hanneke Teekens van de Nuffic en Sijbolt Noorda van de VSNU. Meer informatie en aanmelden op: www.newstudent.nl

Ook in 2011 organiseert de Academic Cooperation Association (ACA) een seminar over Europees beleid met als titel What’s new in Brussels, met sprekers van de Europese Commissie en analytici. Op 21 januari komt onder meer de toekomst van programma’s als Erasmus Mundus en Erasmus aan de orde. Ook de nieuwe mobiliteitsstrategie van de Europese Commissie, Youth on the Move, wordt geanalyseerd. Tot slot krijgt het certificaat internationalisering van de NVAO, dat een model kan worden voor Europa, aandacht. Meer informatie en aanmelden op www.aca-secretariat.be

In San Francisco vindt van 20 tot en met 23 februari de jaarlijkse conferentie plaats van de Association of International Education Administrators (AIEA). Competition and collaboration in the global transformation of higher education is het overkoepelende thema. Meer informatie en aanmelden op www.aieaworld.org/events/conf2011.htm

De meerwaarde van meertaligheid is het thema van het zesde Nuffic Jaarcongres op 15 maart in de Beurs van Berlage te Amsterdam. In de plenaire sessies en de kleinere, inhoudelijke sessies komen verschillende aspecten van dit onderwerp aan bod. Verder wordt de Orange Carpet Award 2011 uitgereikt aan een hogeronderwijsinstelling die zich op een bijzondere manier inzet voor het welzijn van haar internationale studenten. Meer informatie op www.nuffic.nl/jaarcongres

Wat centraal staat bij het Bologna-seminar From imbalanced to balanced mobility in the EHEA – current challenges and perspectives for the future op 28 en 29 maart in Berlijn, laat zich raden. Tot de doelgroep behoren ook vertegenwoordigers van hogeronderwijsinstellingen. Meer informatie op http://www.ehea.info/news-details.aspx?ArticleId=148

januari

2011

december

2010

februari

2011

maart

2011

39transfer | december 2010/januari 2011 |

Cultureel Verdrag­beurzen

Studie en onderzoek over de grens met een beurs van een buitenlandse overheid

De Culturele Verdragen bevorderen de samenwerking tussen landen op cultureel, educatief en wetenschap-pelijk gebied. De Nuffic bemiddelt bij beurzen voor ruim twintig landen. Instellingen kunnen studenten tijdelijk uitzenden naar een land dat beurzen beschik-baar stelt voor dit programma. De CV-beurzen zijn met name bestemd voor laatstejaars studenten, pas afgestudeerden en onderzoekers aan de Nederlandse universiteiten, kunstacademies of conservatoria. Laatstejaars studenten van andere hbo-studierichtin-gen komen in principe ook in aanmerking, mits zij stu-die of onderzoek willen doen. Studenten in een eerder studiejaar kunnen wel in aanmerking komen voor een zomerbeurs. Welke landen beurzen beschikbaar stellen en wat het beursaanbod is, staat op www.nuffic.nl/cv.

China Programma, Excellence & Exchange

Het China-beursprogramma is gebaseerd op een ‘Memorandum of Understanding’ tussen China en Nederland. De ministeries van beide landen stellen jaarlijks 25 beurzen beschikbaar voor in- en uitstroom. Een opvallende verandering is dat het beurspro-gramma niet meer alleen bestemd is voor studenten Chinese taal en cultuur, maar voor alle disciplines. Dit schept dus mogelijkheden voor een veel bredere groep Nederlandse studenten. De beurs is met name bestemd voor kwalitatief goede studenten die tijdens of na hun studie in Nederland een academisch jaar op bachelor- (laatste fase), master- of PhD-niveau in China willen studeren. Voor meer informatie: www.nuffic.nl/nederlandse-studenten/financiering/beurzen/china-programma.

Page 40: Transfer 4, jaargang 18

Nederlandse organisatie voorinternationale samenwerkingin het hoger onderwijs

Tijdens het jaarcongres wordt ook weer de

Orange Carpet Award uitgereikt.

Meertaligheid: Oui? Yes! ¿Sí? Ja!

Jaarcongres15 maart 2011Beurs van Berlage, Amsterdamwww.nuffic.nl/jaarcongres

Over de meerwaarde van meertaligheid voor het hoger onderwijs

nuffic-advertentie_v2.indd 1 01-12-10 15:41