TIPS VOOR OUDERS BLOK 5, WEEK 1, LES 2 GROEP 5-6 · 2020. 5. 20. · 1 5 10 15 20 25 30 35 2020 |...

9
© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 1 / 1 TIPS VOOR OUDERS | BLOK 5, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 ACHTERGRONDINFORMATIE Uitleg Deze les is een vervolg op les 1. De kinderen oefenen met de zeven leesstrategieën. De nadruk ligt op de strategie waarmee ze in les 1 hebben geoefend: Waarom lees ik de tekst? Het onderwerp sluit ook aan bij les 1: vliegtuigstrepen en blauwe lucht. Benodigdheden de les zonder antwoorden, op papier: hiermee gaat je kind aan het werk de les met antwoorden, op papier of digitaal: hiermee kun je de les nakijken START 5 MIN Veel kinderen zijn gewend om deze les zelfstandig te maken. Vraag of dat voor jouw kind ook geldt. Nee? Dan kun je het op weg helpen met onderstaande tips. Alleen bij de vragen die mogelijk problemen geven, zijn tips opgenomen. Bekijk de informatie bij Wat ga je doen? Neem samen Wat ga je doen? op pagina 1 door. Benadruk dat je kind de teksten pas ná stap 3 mag lezen. Het maakt dus eerst de vragen bij stap 1 tot en met 3. Teksten Verken samen kort de teksten op pagina 2 en 3: Waarom is de lucht blauw? en Weet je dit al over ... vliegtuigstrepen? Lees de titels en de kopjes en bekijk de foto’s. VRAGEN 25 30 MIN Vraag 1 Als je kind er niet uitkomt, doe vraag 1a dan hardop voor: ‘Ik wil weten welke tekst je leest als je iets wilt weten of leren. Ik kijk naar tekst 1. De titel is: Waarom is de lucht blauw? Ik denk dat tekst 1 antwoord geeft op deze vraag. Deze tekst lees je dus als je daar iets over wilt weten of leren. Ik kijk naar tekst 2. Tekst 2 is een weetje over vliegtuigstrepen. Dat zie ik aan de titel en het opvallende vetgedrukte woord: weetje #5. Deze tekst lees je dus ook als je iets wilt weten of leren.’ Je kind kan nu ook vraag 1b beantwoorden. Het leesdoel ‘iets weten of leren’ past bij een informatieve tekst. Vraag 2 De inleiding is het begin van de tekst, zonder de titel, en het slot is het einde. De kern is het deel daar tussenin. In tekst 1 staan de inleiding en het slot vetgedrukt. Vraag 3 Waar denkt je kind aan bij blauwe lucht? Laat hem of haar woorden opschrijven in het woordweb. Er zijn geen goede en foute antwoorden. Door actief op zoek te gaan naar woorden die hij of zij al kent, leest en begrijpt je kind tekst 1 straks beter. Vraag 4 Lees de teksten samen. Zijn er woorden die je kind lastig vindt? Leg die dan uit of zoek ze samen op in het woordenboek. Vraag 4 gaat over verwijswoorden. Een verwijswoord verwijst naar iets wat al eerder genoemd is in de tekst, of naar iets wat nog komt. In deze les gaat het om woorden als die, dat, deze, zulke en zo’n. Door een vraag met Wat te stellen, kom je erachter waarnaar de verwijswoorden verwijzen. Bij 4b: Wat is een dikke laag lucht? Bij 4c: Wat ligt als een deken om de aarde? Vraag 5 Stel zo nodig vragen om je kind op weg te helpen. ‘Kan het zonlicht rechtdoor naar de aarde toe? Waarom wel of niet?’ (Nee, want het botst in de dampkring op kleine stofjes.) ‘Gaat het licht dan makkelijk, moeilijk, niet of prima door de dampkring?’ Vraag 6 Een WH-vraag is een vraag met Wat, Wie, Waar, Wanneer, Welke, Waarom of Hoe. Bij teksten van dezelfde tekstsoort kun je dezelfde WH-vragen stellen. Bij vraag 1b heeft je kind de tekstsoort van beide teksten al achterhaald. Vraag 8 Het probleem vindt je kind door deze vraag te stellen: ‘Wat is vervelend?’ Vraag 9 Bij 9a: In een kerzin vertelt de schrijver het belangijkste van een alinea. Het is vaak de eerste of de laatste zin van een alinea. Bij 9b: In de hoofdgedachte vertelt de schrijver het allerbelangrijkste van de hele tekst.

Transcript of TIPS VOOR OUDERS BLOK 5, WEEK 1, LES 2 GROEP 5-6 · 2020. 5. 20. · 1 5 10 15 20 25 30 35 2020 |...

  • © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 1 / 1 ❯

    TIPS VOOR OUDERS | BLOK 5, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

    achtergrondinformatie

    Uitleg

    Deze les is een vervolg op les 1. De kinderen oefenen met de zeven leesstrategieën. De nadruk ligt op de strategie waarmee ze in les 1 hebben geoefend: Waarom lees ik de tekst? Het onderwerp sluit ook aan bij les 1: vliegtuigstrepen en blauwe lucht.

    Benodigdheden

    • de les zonder antwoorden, op papier: hiermee gaat je kind aan het werk• de les met antwoorden, op papier of digitaal: hiermee kun je de les nakijken

    start 5 MIN

    Veel kinderen zijn gewend om deze les zelfstandig te maken. Vraag of dat voor jouw kind ook geldt. Nee? Dan kun je het op weg helpen met onderstaande tips. Alleen bij de vragen die mogelijk problemen geven, zijn tips opgenomen.

    Bekijk de informatie bij Wat ga je doen? Neem samen Wat ga je doen? op pagina 1 door. Benadruk dat je kind de teksten pas ná stap 3 mag lezen. Het maakt dus eerst de vragen bij stap 1 tot en met 3.

    TekstenVerken samen kort de teksten op pagina 2 en 3: Waarom is de lucht blauw? en Weet je dit al over ... vliegtuigstrepen? Lees de titels en de kopjes en bekijk de foto’s.

    vragen 25 – 30 MIN

    Vraag 1Als je kind er niet uitkomt, doe vraag 1a dan hardop voor: ‘Ik wil weten welke tekst je leest als je iets wilt weten of leren. Ik kijk naar tekst 1. De titel is: Waarom is de lucht blauw? Ik denk dat tekst 1 antwoord geeft op deze vraag. Deze tekst lees je dus als je daar iets over wilt weten of leren. Ik kijk naar tekst 2. Tekst 2 is een weetje over vliegtuigstrepen. Dat zie ik aan de titel en het opvallende vetgedrukte woord: weetje #5. Deze tekst lees je dus ook als je iets wilt weten of leren.’ Je kind kan nu ook vraag 1b beantwoorden. Het leesdoel ‘iets weten of leren’ past bij een informatieve tekst.

    Vraag 2De inleiding is het begin van de tekst, zonder de titel, en het slot is het einde. De kern is het deel daar tussenin. In tekst 1 staan de inleiding en het slot vetgedrukt.

    Vraag 3 Waar denkt je kind aan bij blauwe lucht? Laat hem of haar woorden opschrijven in het woordweb. Er zijn geen goede en foute antwoorden. Door actief op zoek te gaan naar woorden die hij of zij al kent, leest en begrijpt je kind tekst 1 straks beter. Vraag 4

    Lees de teksten samen. Zijn er woorden die je kind lastig vindt? Leg die dan uit of zoek ze samen op in het woordenboek. Vraag 4 gaat over verwijswoorden. Een verwijswoord verwijst naar iets wat al eerder genoemd is in de tekst, of naar iets wat nog komt. In deze les gaat het om woorden als die, dat, deze, zulke en zo’n. Door een vraag met Wat te stellen, kom je erachter waarnaar de verwijswoorden verwijzen. Bij 4b: Wat is een dikke laag lucht? Bij 4c: Wat ligt als een deken om de aarde?

    Vraag 5Stel zo nodig vragen om je kind op weg te helpen. ‘Kan het zonlicht rechtdoor naar de aarde toe? Waarom wel of niet?’ (Nee, want het botst in de dampkring op kleine stofjes.) ‘Gaat het licht dan makkelijk, moeilijk, niet of prima door de dampkring?’

    Vraag 6Een WH-vraag is een vraag met Wat, Wie, Waar, Wanneer, Welke, Waarom of Hoe. Bij teksten van dezelfde tekstsoort kun je dezelfde WH-vragen stellen. Bij vraag 1b heeft je kind de tekstsoort van beide teksten al achterhaald.

    Vraag 8Het probleem vindt je kind door deze vraag te stellen: ‘Wat is vervelend?’

    Vraag 9Bij 9a: In een kerzin vertelt de schrijver het belangijkste van een alinea. Het is vaakde eerste of de laatste zin van een alinea. Bij 9b: In de hoofdgedachte vertelt de schrijver het allerbelangrijkste van de hele tekst.

  • 2020 | BLOK 4, WEEK 5, LES 2 | GROEP 5-6

    Alle leesstrategieën

    Wat ga je leren?

    Je kunt straks:• de tekst bekijken voordat je gaat lezen (stap 1 t/m 3)• bedenken wat je moet doen als je het niet meer snapt (stap 4)• vragen over de tekst beantwoorden tijdens het lezen (stap 5)• van de tekst een plaatje maken in je hoofd (stap 6)• de tekst samenvatten (stap 7)

    Wat ga je doen?

    Een paar dagen geleden las je over vliegverkeer. Deze les heeft daar ook mee te maken. Bekijk eerst de teksten. Maak stap 1 t/m 3. Lees dan de teksten helemaal en maak stap 4 t/m 7.

    Weet je het nog?

    Lezen doe je in zeven stappen. De vorige les heb je meer geleerd over stap 5: Welke vragen zie ik?

    Tip! Vind je WH-vragen stellen en beantwoorden moeilijk?

    Bekijk het filmpje dan nog eens op de computer.

    Maak de vragen

    VOOR HET LEZEN

    STAP 1 Waarom lees ik de tekst? (Leesdoel bepalen)1 Bekijk de teksten op bladzijde 2 en 3.a Welke tekst lees je als je iets wilt weten of leren? Kruis aan.

    ■ alleen tekst 1 ■ allebei■ alleen tekst 2 ■ geen van beide

    b Welke tekstsoorten zijn het? Kruis aan.

    tekst 1 tekst 2

    instructieve tekst ■ ■reclametekst ■ ■informatieve tekst ■ ■

    STAP 2 Waar gaat de tekst over? (Voorspellen)2 Lees van tekst 1 de titel, de kopjes en de eerste zin van elke alinea.

    De tekst bestaat uit drie delen. Welke regels horen erbij? Vul in.

    Inleiding: regel tot en met

    Kern: regel tot en met

    Slot: regel en

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 1 / 4 ❯

  • 1

    5

    10

    15

    20

    25

    30

    35

    2020 | BLOK 4, WEEK 5, LES 2 | GROEP 5-6

    STAP 3 Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen)3 Als er geen wolken zijn, zie je blauwe lucht. Wat weet jij al over

    blauwe lucht? Maak een woordweb. Je mag meer lijnen tekenen.

    blauwe lucht

    1 Waarom is de lucht blauw?

    Wat valt je op als je naar de lucht kijkt? Je ziet niet alleen veel minder vliegtuigen, je ziet ook opeens hoe blauw de lucht is. Waarom is de lucht eigenlijk blauw?

    ZonAls het nacht is, zie je geen kleur in de lucht. De lucht is dan zwart. Pas als de zon opkomt, verandert dat. De lucht wordt blauw. Komt dat door de zon? Ja! Alleen het gekke is: het licht van de zon is wit. En niet blauw, zoals de lucht. Zou de lucht dan niet ook wit moeten zijn?

    KleurenHet wordt nog gekker. Het licht van de zon is niet echt wit. Dat lijkt alleen maar zo. In het echt bestaat zonlicht uit zeven kleuren. Rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo (paarsblauw) en violet(paars). Juist, alle kleuren van de regenboog. Maar in de lucht zien we dus alleen blauw.

    BotsingLaten we naar de dampkring kijken. Dat is een dikke laag lucht, die als een deken om de aarde ligt. Het zonlicht moet door die laag heen zien te komen. Dat gaat 1 . Het licht botst op kleine stofjes in de dampkring. Door die botsingen splitst het licht zich op in de zeven kleuren. Die kleuren gaan alle kanten op. Ook naar de aarde.

    Golven Hoe komt het dan dat we alleen blauw zien? Verspreidt blauw zich dan beter? Ja! Dat komt doordat blauw zich anders beweegt. Elke kleur beweegt zich in golven. Rood maakt lange golven. Blauw maakt juist korte golven. Kleuren met korte golven verspreiden zich het best. Blauw komt dus van de meeste kanten op de aarde terecht.

    Zo, nu weet je waarom de lucht blauw is. Van alle zeven kleuren in het zonlicht verspreidt blauw zich het best.

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 2 / 4 ❯

  • 2020 | BLOK 4, WEEK 5, LES 2 | GROEP 5-6

    2 Weet je dit al over ... vliegtuigstrepen?

    Weetje #5 Wil jij graag weten wat voor weer het wordt? En vind je het vervelend om dat steeds aan je ouders te vragen? Dan kun je kijken naar vliegtuigstrepen. Echt waar! Weermannen en weervrouwen doen het ook. Laten vliegtuigen korte witte strepen achter in de lucht? Dan is de lucht droog en wordt het mooi weer. Zie je lange strepen? Dan is de lucht vochtiger en is er slecht weer op komst. Nog zo’n leuk weetje lezen? Klik hier.

    Maak de andere vragen

    TIJDENS HET LEZEN

    STAP 4 Wat doe ik als ik het niet meer snap? (Herstellen)4 Lees de teksten helemaal.a Lees in tekst 1: Dat is ... aarde ligt. (regel 23 en 24) Welke twee

    verwijswoorden zie je? Markeer ze in de tekst.

    b Waarnaar wijst het eerste verwijswoord van vraag 4a? Kruis aan.

    ■ de aarde ■ een deken■ de dampkring ■ een dikke laag lucht

    c Waarnaar wijst het tweede verwijswoord van vraag 4a? Schrijf op.

    5 Lees in tekst 1 de alinea Botsing.Wat past het best op plaats 1? Kruis aan.

    ■ makkelijk ■ moeilijk ■ niet ■ prima

    STAP 5 Welke vragen zie ik? (Vragen stellen)

    Weet je het nog? Welke vragen zie ik?

    Teksten van dezelfde tekstsoort kun je met elkaar vergelijken door dezelfde WH-vragen te stellen. Bijvoorbeeld: Waar gaat het over? Of: Hoe moet ik het doen? Aan het antwoord kun je zien of ze verschillen. Er bestaan ook verstopte WH-vragen. Dat zijn vragen waarvan je het antwoord niet precies in de tekst vindt, maar een beetje. Of vragen waar jij alleen antwoord op kunt geven.

    6 Je hebt tekst 1 en tekst 2 gelezen. Kun je deze teksten met elkaar vergelijken door dezelfde WH-vragen te stellen? Kruis aan.

    ■ Ja, met de WH-vraag: hoe loopt het af?■ Ja, met de WH-vraag: waar kun je het kopen?■ Ja, met de WH-vraag: wat leer ik over het onderwerp?■ Nee, want het zijn verschillende tekstsoorten.

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 3 / 4 ❯

    1

    5

  • 2020 | BLOK 4, WEEK 5, LES 2 | GROEP 5-6

    7 Lees in tekst 2: Echt waar! (regel 5)Je denkt: hoezo, echt waar? Het antwoord op deze vraag staat verstopt in de tekst. Markeer de goede antwoorden.

    Echt waar! is de mening / voorspelling van de schrijver.Hij vindt het gek / normaal dat je aan vliegtuigstrepen kunt zien wat voor weer het wordt.En hij denkt dat mensen dat makkelijk / moeilijk geloven.

    STAP 6 Welk plaatje past bij de tekst? (Visualiseren)8 In tekst 2 staan een probleem en een oplossing.a Wat is het probleem? Vul het probleem links in het schema in.

    steeds aan je ouders vragen wat voor

    b Aan welk woord herkende je het probleem? Markeer het in de tekst.

    c Wat is de oplossing? Vul de oplossing rechts in het schema in.

    NA HET LEZEN

    STAP 7 Hoe vat ik samen? (Samenvatten)9 Kijk nog eens naar tekst 1. a Lees in tekst 1 de alinea Golven. Wat is de kernzin van deze alinea?

    Markeer hem in de tekst.

    b Wat is de hoofdgedachte van tekst 1? Markeer hem in de tekst. Tip: de hoofdgedachte staat in een van de vetgedrukte alinea’s.

    Kijk terug

    10 Kijk nog eens naar je antwoorden op vraag 1 en 2. Klopten ze? Verbeter ze zo nodig. Kijk ook naar vraag 3. Wat weet je nu nog meer? Schrijf dat erbij met een andere kleur.

    Tijd over?

    11 Lees in tekst 1: Het wordt nog gekker. (regel 15)a Waarom zegt de schrijver dit? Schrijf op.

    b Je denkt: wat vind ik daarvan? Schrijf op.

    Tip!

    Wil je weten hoe vliegtuigstrepen ontstaan in de lucht? Ga naar de website van

    Willem Wever en typ vliegtuigstrepen in het zoekveld. Lees de tekst.

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 4 / 4 ❯

  • 2020 | BLOK 4, WEEK 5, LES 2 | GROEP 5-6

    Alle leesstrategieën

    Wat ga je leren?

    Je kunt straks:• de tekst bekijken voordat je gaat lezen (stap 1 t/m 3)• bedenken wat je moet doen als je het niet meer snapt (stap 4)• vragen over de tekst beantwoorden tijdens het lezen (stap 5)• van de tekst een plaatje maken in je hoofd (stap 6)• de tekst samenvatten (stap 7)

    Wat ga je doen?

    Een paar dagen geleden las je over vliegverkeer. Deze les heeft daar ook mee te maken. Bekijk eerst de teksten. Maak stap 1 t/m 3. Lees dan de teksten helemaal en maak stap 4 t/m 7.

    Weet je het nog?

    Lezen doe je in zeven stappen. De vorige les heb je meer geleerd over stap 5: Welke vragen zie ik?

    Tip! Vind je WH-vragen stellen en beantwoorden moeilijk?

    Bekijk het filmpje dan nog eens op de computer.

    Maak de vragen

    VOOR HET LEZEN

    STAP 1 Waarom lees ik de tekst? (Leesdoel bepalen)1 Bekijk de teksten op bladzijde 2 en 3.a Welke tekst lees je als je iets wilt weten of leren? Kruis aan.

    ■ alleen tekst 1 ■■ allebei■ alleen tekst 2 ■ geen van beide

    b Welke tekstsoorten zijn het? Kruis aan.

    tekst 1 tekst 2

    instructieve tekst ■ ■reclametekst ■ ■informatieve tekst ■■ ■■

    STAP 2 Waar gaat de tekst over? (Voorspellen)2 Lees van tekst 1 de titel, de kopjes en de eerste zin van elke alinea.

    De tekst bestaat uit drie delen. Welke regels horen erbij? Vul in.

    Inleiding: regel 3 tot en met 6 Kern: regel 8 tot en met 34 Slot: regel 36 en 37

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 1 / 4 ❯

  • vraag 4a

    vraag 9a

    vraag 9b

    1

    5

    10

    15

    20

    25

    30

    35

    2020 | BLOK 4, WEEK 5, LES 2 | GROEP 5-6

    STAP 3 Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen)3 Als er geen wolken zijn, zie je blauwe lucht. Wat weet jij al over

    blauwe lucht? Maak een woordweb. Je mag meer lijnen tekenen.

    blauwe lucht

    1 Waarom is de lucht blauw?

    Wat valt je op als je naar de lucht kijkt? Je ziet niet alleen veel minder vliegtuigen, je ziet ook opeens hoe blauw de lucht is. Waarom is de lucht eigenlijk blauw?

    ZonAls het nacht is, zie je geen kleur in de lucht. De lucht is dan zwart. Pas als de zon opkomt, verandert dat. De lucht wordt blauw. Komt dat door de zon? Ja! Alleen het gekke is: het licht van de zon is wit. En niet blauw, zoals de lucht. Zou de lucht dan niet ook wit moeten zijn?

    KleurenHet wordt nog gekker. Het licht van de zon is niet echt wit. Dat lijkt alleen maar zo. In het echt bestaat zonlicht uit zeven kleuren. Rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo (paarsblauw) en violet(paars). Juist, alle kleuren van de regenboog. Maar in de lucht zien we dus alleen blauw.

    BotsingLaten we naar de dampkring kijken. Dat is een dikke laag lucht, die als een deken om de aarde ligt. Het zonlicht moet door die laag heen zien te komen. Dat gaat 1 . Het licht botst op kleine stofjes in de dampkring. Door die botsingen splitst het licht zich op in de zeven kleuren. Die kleuren gaan alle kanten op. Ook naar de aarde.

    Golven Hoe komt het dan dat we alleen blauw zien? Verspreidt blauw zich dan beter? Ja! Dat komt doordat blauw zich anders beweegt. Elke kleur beweegt zich in golven. Rood maakt lange golven. Blauw maakt juist korte golven. Kleuren met korte golven verspreiden zich het best. Blauw komt dus van de meeste kanten op de aarde terecht.

    Zo, nu weet je waarom de lucht blauw is. Van alle zeven kleuren in het zonlicht verspreidt blauw zich het best.

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 2 / 4 ❯

  • vraag 8b

    2020 | BLOK 4, WEEK 5, LES 2 | GROEP 5-6

    2 Weet je dit al over ... vliegtuigstrepen?

    Weetje #5 Wil jij graag weten wat voor weer het wordt? En vind je het vervelend om dat steeds aan je ouders te vragen? Dan kun je kijken naar vliegtuigstrepen. Echt waar! Weermannen en weervrouwen doen het ook. Laten vliegtuigen korte witte strepen achter in de lucht? Dan is de lucht droog en wordt het mooi weer. Zie je lange strepen? Dan is de lucht vochtiger en is er slecht weer op komst. Nog zo’n leuk weetje lezen? Klik hier.

    Maak de andere vragen

    TIJDENS HET LEZEN

    STAP 4 Wat doe ik als ik het niet meer snap? (Herstellen)4 Lees de teksten helemaal.a Lees in tekst 1: Dat is ... aarde ligt. (regel 23 en 24) Welke twee

    verwijswoorden zie je? Markeer ze in de tekst.

    b Waarnaar wijst het eerste verwijswoord van vraag 4a? Kruis aan.

    ■ de aarde ■ een deken■■ de dampkring ■ een dikke laag lucht

    c Waarnaar wijst het tweede verwijswoord van vraag 4a? Schrijf op.

    een dikke laag lucht

    5 Lees in tekst 1 de alinea Botsing.Wat past het best op plaats 1? Kruis aan.

    ■ makkelijk ■■ moeilijk ■ niet ■ prima

    STAP 5 Welke vragen zie ik? (Vragen stellen)

    Weet je het nog? Welke vragen zie ik?

    Teksten van dezelfde tekstsoort kun je met elkaar vergelijken door dezelfde WH-vragen te stellen. Bijvoorbeeld: Waar gaat het over? Of: Hoe moet ik het doen? Aan het antwoord kun je zien of ze verschillen. Er bestaan ook verstopte WH-vragen. Dat zijn vragen waarvan je het antwoord niet precies in de tekst vindt, maar een beetje. Of vragen waar jij alleen antwoord op kunt geven.

    6 Je hebt tekst 1 en tekst 2 gelezen. Kun je deze teksten met elkaar vergelijken door dezelfde WH-vragen te stellen? Kruis aan.

    ■ Ja, met de WH-vraag: hoe loopt het af?■ Ja, met de WH-vraag: waar kun je het kopen?■■ Ja, met de WH-vraag: wat leer ik over het onderwerp?■ Nee, want het zijn verschillende tekstsoorten.

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 3 / 4 ❯

    1

    5

  • 2020 | BLOK 4, WEEK 5, LES 2 | GROEP 5-6

    7 Lees in tekst 2: Echt waar! (regel 5)Je denkt: hoezo, echt waar? Het antwoord op deze vraag staat verstopt in de tekst. Markeer de goede antwoorden.

    Echt waar! is de mening / voorspelling van de schrijver.Hij vindt het gek / normaal dat je aan vliegtuigstrepen kunt zien wat voor weer het wordt.En hij denkt dat mensen dat makkelijk / moeilijk geloven.

    STAP 6 Welk plaatje past bij de tekst? (Visualiseren)8 In tekst 2 staan een probleem en een oplossing.a Wat is het probleem? Vul het probleem links in het schema in.

    steeds aan je ouders naar vragen wat voor vliegtuigstrepen weer het wordt kijken

    b Aan welk woord herkende je het probleem? Markeer het in de tekst.

    c Wat is de oplossing? Vul de oplossing rechts in het schema in.

    NA HET LEZEN

    STAP 7 Hoe vat ik samen? (Samenvatten)9 Kijk nog eens naar tekst 1. a Lees in tekst 1 de alinea Golven. Wat is de kernzin van deze alinea?

    Markeer hem in de tekst.

    b Wat is de hoofdgedachte van tekst 1? Markeer hem in de tekst. Tip: de hoofdgedachte staat in een van de vetgedrukte alinea’s.

    Kijk terug

    10 Kijk nog eens naar je antwoorden op vraag 1 en 2. Klopten ze? Verbeter ze zo nodig. Kijk ook naar vraag 3. Wat weet je nu nog meer? Schrijf dat erbij met een andere kleur.

    Tijd over?

    11 Lees in tekst 1: Het wordt nog gekker. (regel 15)a Waarom zegt de schrijver dit? Schrijf op.

    Hij vindt het gek dat zonlicht wit is. b Je denkt: wat vind ik daarvan? Schrijf op.

    Bijvoorbeeld: Dat vind ik niet gek, want in de regenboog zitten ook verschillende kleuren.

    Tip!

    Wil je weten hoe vliegtuigstrepen ontstaan in de lucht? Ga naar de website van

    Willem Wever en typ vliegtuigstrepen in het zoekveld. Lees de tekst.

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 4 / 4 ❯