TIPS VOOR OUDERS BLOK 3, WEEK 7, LES 1 GROEP 5-6...2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6 Maak de...

9
© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 TIPS VOOR OUDERS | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6 ACHTERGRONDINFORMATIE Uitleg In deze les oefenen de kinderen met de leesstrategie Hoe vat ik samen? Het onderwerp van de tekst is Geld. Van 23 t/m 27 maart is het de Week van het geld. Benodigdheden de les zonder antwoorden, op papier: hiermee gaat je kind aan het werk de les met antwoorden, op papier of digitaal: hiermee kun je de les nakijken INTRODUCTIE 5 MIN Foto Praat samen met je kind over deze foto. Wat zie je? (een spaarvarken met een stapeltje munten ernaast) Vertel dat het van 23 t/m 27 maart de Week van het geld is. Praat samen kort over geld. Waar zou je kind voor kiezen: een jaar geen zakgeld of een jaar geen internet? INSTRUCTIE 15 MIN Bekijk de informatie in het kader bij Wat moet je weten? Lees dit samen door. Benadruk dat een samenvatting kort en duidelijk moet zijn. Tekst Verken samen kort de tekst Geld is overal! Bekijk de moeilijke woorden. Lees de titel en de tussenkopjes en bekijk de afbeeldingen. Lees dan samen de tekst. TOELICHTING OP VRAGEN DIE MOGELIJK PROBLEMEN GEVEN 20 MIN Vraag 1 Als je kind er niet uitkomt, help het dan: ‘Wat markeer je ook alweer als je een samenvatting gaat maken? Ik kijk nog even bij “Wat moet je weten?” Daar staat dat je de kernzinnen en kernwoorden markeert, de hoofdgedachte en de kopjes. Dus niet de hele eerste alinea. Dat antwoord moet je aankruisen.’ Vraag 2 Bij vraag 2a: ‘De kernzin is een zin met de belangrijkste informatie uit een alinea. Vaak is een kernzin de eerste of de laatste zin van een alinea. Die antwoorden kruis ik aan.’ Bij vraag 2b: ‘Ik lees de eerste en de laatste zin van de alinea. De eerste zin gaat over geld. Dat lijkt me belangrijke informatie over de tekst. In de laatste zin van de alinea staat: “Hoe ga jij met geld om?” Dat is minder belangrijk. Markeer dus de eerste zin.’ Vraag 3 Bij vraag 3a: ‘In de alinea Ruilen staan twee kernzinnen die niet bij elkaar staan. Ik lees de eerste en de laatste zin. Ja, daarin staat de belangrijkste informatie van de alinea.’ Vraag 3b: ‘Welke woorden vallen op in de tekst? De blauwe woorden en de schuingedrukte woorden. De blauwe woorden zijn moeilijke woorden die worden uitgelegd op bladzijde 1. De schuingedrukte woorden zijn kernwoorden.’ Vraag 4, 5 en 6 Laat je kind hier ook weer de eerste en de laatste zin van de alinea lezen. ‘Welke zin geeft de meeste informatie? Dat is de kernzin. Vraag 7 De hoofdgedachte is de zin waarin het allerbelangrijkste uit de tekst staat. Volgens de tip moet je in de laatste alinea kijken. Ik lees de eerste en laatste zin van de laatste alinea. De eerste zin is belangrijk, want dat is een kernzin. Maar die zin gaat alleen over kinderen, terwijl de tekst over kinderen en volwassenen gaat. De laatste zin vat eigenlijk de hele tekst samen. Dat is dus de hoofdgedachte.’ Vraag 8 Lees samen de kopjes. ‘In welk kopje staat de meeste informatie? In het laatste.’ Vraag 11 Laat je kind zo mogelijk telefonisch of online klasgenoten interviewen. Het kan de resultaten aan jou presenteren, of er een filmpje van maken en dat rondsturen. 1 / 1

Transcript of TIPS VOOR OUDERS BLOK 3, WEEK 7, LES 1 GROEP 5-6...2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6 Maak de...

  • © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

    TIPS VOOR OUDERS | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6

    achtergrondinformatie

    Uitleg

    In deze les oefenen de kinderen met de leesstrategie Hoe vat ik samen? Het onderwerp van de tekst is Geld. Van 23 t/m 27 maart is het de Week van het geld.

    Benodigdheden

    • de les zonder antwoorden, op papier: hiermee gaat je kind aan het werk• de les met antwoorden, op papier of digitaal: hiermee kun je de les nakijken

    introductie 5 MIN

    Foto Praat samen met je kind over deze foto. Wat zie je? (een spaarvarken met een stapeltje munten ernaast) Vertel dat het van 23 t/m 27 maart de Week van het geld is. Praat samen kort over geld. Waar zou je kind voor kiezen: een jaar geen zakgeld of een jaar geen internet?

    instructie 15 MIN

    Bekijk de informatie in het kader bij Wat moet je weten? Lees dit samen door. Benadruk dat een samenvatting kort en duidelijk moet zijn.

    TekstVerken samen kort de tekst Geld is overal! Bekijk de moeilijke woorden. Lees de titel en de tussenkopjes en bekijk de afbeeldingen. Lees dan samen de tekst.

    toelichting op vragen DIE MOGELIJK PROBLEMEN GEVEN 20 MIN

    Vraag 1Als je kind er niet uitkomt, help het dan: ‘Wat markeer je ook alweer als je een samenvatting gaat maken? Ik kijk nog even bij “Wat moet je weten?” Daar staat dat je de kernzinnen en kernwoorden markeert, de hoofdgedachte en de kopjes. Dus niet de hele eerste alinea. Dat antwoord moet je aankruisen.’

    Vraag 2Bij vraag 2a: ‘De kernzin is een zin met de belangrijkste informatie uit een alinea. Vaak is een kernzin de eerste of de laatste zin van een alinea. Die antwoorden kruis ik aan.’ Bij vraag 2b: ‘Ik lees de eerste en de laatste zin van de alinea. De eerste zin gaat over geld. Dat lijkt me belangrijke informatie over de tekst. In de laatste zin van de alinea staat: “Hoe ga jij met geld om?” Dat is minder belangrijk. Markeer dus de eerste zin.’

    Vraag 3Bij vraag 3a: ‘In de alinea Ruilen staan twee kernzinnen die niet bij elkaar staan. Ik lees de eerste en de laatste zin. Ja, daarin staat de belangrijkste informatie van de alinea.’ Vraag 3b: ‘Welke woorden vallen op in de tekst? De blauwe woorden en de schuingedrukte woorden. De blauwe woorden zijn moeilijke woorden die worden uitgelegd op bladzijde 1. De schuingedrukte woorden zijn kernwoorden.’

    Vraag 4, 5 en 6Laat je kind hier ook weer de eerste en de laatste zin van de alinea lezen. ‘Welke zin geeft de meeste informatie? Dat is de kernzin.’

    Vraag 7‘De hoofdgedachte is de zin waarin het allerbelangrijkste uit de tekst staat. Volgens de tip moet je in de laatste alinea kijken. Ik lees de eerste en laatste zin van de laatste alinea. De eerste zin is belangrijk, want dat is een kernzin. Maar die zin gaat alleen over kinderen, terwijl de tekst over kinderen en volwassenen gaat. De laatste zin vat eigenlijk de hele tekst samen. Dat is dus de hoofdgedachte.’

    Vraag 8 Lees samen de kopjes. ‘In welk kopje staat de meeste informatie? In het laatste.’

    Vraag 11Laat je kind zo mogelijk telefonisch of online klasgenoten interviewen. Het kan de resultaten aan jou presenteren, of er een filmpje van maken en dat rondsturen.

    ❮ 1 / 1 ❯

  • 2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6

    Hoe vat ik samen?

    Wat ga je leren?

    Je kunt straks:• uitleggen hoe je een samenvatting maakt• een samenvatting maken door een korte tekst te schrijven

    Wat ga je doen?

    Je gaat een tekst lezen over geld. Lees de uitleg hierna en lees de tekst. Maak dan de vragen.

    Wat moet je weten?

    Je maakt een samenvatting als je de tekst wilt navertellen of wilt onthouden. Je weet al dat je een samenvatting maakt met de kernzinnen, de kernwoorden en de hoofdgedachte. De hoofdgedachte is de zin waarin het allerbelangrijkste uit de tekst staat.Hoe pak je dat nou aan?

    1 Markeer in de tekst: - de kernzin van elke alinea - de kernwoorden2 Zoek de hoofdgedachte en geef deze zin een andere kleur.3 Markeer de kopjes. Die zijn vaak ook belangrijk.4 Gebruik alles wat je gemarkeerd hebt om een korte, duidelijke tekst te schrijven. Gebruik ook je eigen woorden, als dat nodig is. Lees dan de samenvatting aan jezelf voor. Heb je goede zinnen geschreven? Is alles duidelijk?

    Nu heb je een samenvatting gemaakt door een korte tekst te schrijven.

    Moeilijke woorden

    de ruilhandel = bij ruilhandel ruil je spullen of eten voor andere spullen, in plaats van ze te kopen met geldonderhandelen = als je onderhandelt met iemand, praat je met elkaar en probeer je het eens te wordende bankier = iemand die werkt bij een bankde armoede = als je in armoede leeft, heb je te weinig geld om van te leven

    ❮ 1 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

  • ❮ 2 / 4 ❯

    1

    5

    10

    15

    20

    25

    30

    35

    40

    45

    2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6

    Geld is overal!

    Iedereen heeft met geld te maken. Misschien krijg jij zakgeld. Of doe je weleens klusjes om geld te verdienen. Misschien geef jij je geld meteen uit. Of spaar je ergens voor. Hoe ga jij met geld om?

    RuilenDrieduizend jaar geleden bestond er nog geen geld. Toen was er ruilhandel. Had je veel kippen, maar geen fruit? Dan ruilde je met iemand die wel fruit had, maar geen kippen. Je moest dan wel je kip meenemen naar de markt. En goed onderhandelen: hoeveel appels kreeg je voor één kip? Dat vonden mensen toch wel onhandig. Daarom maakten ze munten van goud en zilver. Met stempels erop om aan te geven hoeveel ze waard waren. Geld dus! Pas veel later kwam er ook papiergeld. Nu kunnen we niet meer zonder geld. GelukkigKlopt het dat geld gelukkig maakt? Onderzoekerszeggen van wel. Maar let op! Je wordt juist ongelukkigerals je veel aan geld denkt. Misschien toch maar geen bankier worden, dus. Dan ben je de hele dag met geld bezig. Een bloemist die weinig verdient, is misschien wel gelukkiger. Want hij maakt veel mensen blij. Geld is belangrijk, maar niet het enige belangrijke in het leven!

    Weinig geldBest veel mensen in Nederland hebben geldzorgen. Voor hen is het lastig om niet aan geld te denken. Sommige ouders hebben niet genoeg geld om een fiets voor hun kind te kopen. Of nieuw speelgoed. Of zelfs eten! Hebben jouw ouders weinig geld? Dan ben je niet de enige. Wist je dat er in Nederland 1 miljoen mensen in armoede leven? Daar zitten 300.000 kinderen bij. Vaak kunnen mensen er niets aan doen dat ze weinig geld hebben. Ze raakten bijvoorbeeld opeens hun baan kwijt. Dan kunnen ze niet meer alles betalen.

    Jong geleerd is oud gedaanHet is goed om als kind te leren hoe je met geld kunt omgaan. Veel kinderen tussen 5 en 12 jaar krijgen zakgeld. Jij niet? Dan kun je klusjes doen. Stoepjes vegen. Lege flessen ophalen. Of oude spullen verkopen. Zoals kleding en speelgoed. Misschien heb je zelf wel andere goede ideeën. In ieder geval is het slim om te oefenen met geld. Daar heb je de rest van je leven wat aan. Want hoe oud je ook bent: geld is voor iedereen belangrijk.

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

  • 2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6

    Maak de vragen

    1 Je gaat stap voor stap een samenvatting maken. Wat markeer je dan niet in de tekst? Kruis aan.

    ■ de hele eerste alinea ■ de kernzinnen en kernwoorden ■ de hoofdgedachte ■ de kopjes

    2 Je begint met stap 1. a Wat is vaak een kernzin in een alinea? Kruis twee hokjes aan.

    ■ eerste zin ■ kopje ■ laatste zin ■ tweede zin

    b Lees de eerste, vetgedrukte alinea. Wat is de kernzin van deze alinea? Markeer hem in de tekst.

    3 Lees de alinea Ruilen.a In deze alinea staan twee kernzinnen. Markeer ze in de tekst.

    Tip: de zinnen staan niet bij elkaar.

    b Wat zijn de kernwoorden in deze alinea? Markeer ze in de tekst.

    c Waaraan herkende je de kernwoorden? Kruis aan.

    ■ Ze hebben een andere kleur. ■ Ze zijn onderstreept. ■ Ze staan in grote letters. ■ Ze zijn schuingedrukt.

    d Maak een zin met de kernwoorden voor je samenvatting. Vul in.

    Toen was er Later maakten mensen

    en nog later ook

    4 Lees de alinea Gelukkig.Wat is de kernzin van deze alinea? Markeer de zin in de tekst.

    5 Lees de alinea Weinig geld.a Wat is de kernzin van deze alinea? Markeer de zin in de tekst.

    b Wat zijn de kernwoorden in deze alinea? Markeer ze in de tekst.

    c Maak een zin met de kernwoorden voor je samenvatting. Vul in.

    In Nederland leven

    Daar zitten bij.

    6 Lees de alinea Jong geleerd is oud gedaan.a Wat is de kernzin van deze alinea? Kruis aan.

    ■ Daar heb je de rest van je leven wat aan. ■ Dan kun je klusjes doen.■ Het is goed om als kind te leren hoe je met geld kunt omgaan. ■ Misschien heb je zelf wel andere goede ideeën.

    b Markeer de kernzin in de tekst.

    ❮ 3 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

  • 2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6

    7 Nu komt stap 2. Markeer de hoofdgedachte in de tekst. Gebruik een andere kleur dan

    voor de kernwoorden en kernzinnen. Tip: kijk in de laatste alinea.

    8 Nu komt stap 3. Lees de kopjes. Lees ook alle kernzinnen nog eens. Welk kopje is

    nog handig voor je samenvatting? Markeer één kopje in de tekst.

    9 Nu komt stap 4. Schrijf de samenvatting. Gebruik alles wat je hebt gemarkeerd.

    Vergeet de titel en de zinnen van vraag 3d en 5c niet.

    10 Lees de samenvatting nog eens door. Vind je hem duidelijk? Heb je goede zinnen geschreven? Kan er nog iets weg of moet er iets bij? Verander zo nodig nog zinnen en gebruik je eigen woorden.

    11 Waar geven kinderen hun geld aan uit? Vraag aan zes klasgenoten waaraan ze geld uitgeven. Schrijf de informatie op in kernwoorden. Presenteer de informatie aan elkaar.

    12 Stel, jij wilt geld sparen. Welke klusjes zou jij dan willen doen? Hoe zou je het aanpakken? Schrijf er een verhaaltje over. Of teken een strip.

    Wat heb je geleerd?

    Je hebt in deze les geleerd hoe je moet samenvatten. Je markeert kernwoorden en kernzinnen. Je zoekt de hoofdgedachte. Je markeert de kopjes. Je schrijft dan een korte, duidelijke tekst.

    ❮ 4 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

  • 2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6

    Hoe vat ik samen?

    Wat ga je leren?

    Je kunt straks:• uitleggen hoe je een samenvatting maakt• een samenvatting maken door een korte tekst te schrijven

    Wat ga je doen?

    Je gaat een tekst lezen over geld. Lees de uitleg hierna en lees de tekst. Maak dan de vragen.

    Wat moet je weten?

    Je maakt een samenvatting als je de tekst wilt navertellen of wilt onthouden. Je weet al dat je een samenvatting maakt met de kernzinnen, de kernwoorden en de hoofdgedachte. De hoofdgedachte is de zin waarin het allerbelangrijkste uit de tekst staat.Hoe pak je dat nou aan?

    1 Markeer in de tekst: - de kernzin van elke alinea - de kernwoorden2 Zoek de hoofdgedachte en geef deze zin een andere kleur.3 Markeer de kopjes. Die zijn vaak ook belangrijk.4 Gebruik alles wat je gemarkeerd hebt om een korte, duidelijke tekst te schrijven. Gebruik ook je eigen woorden, als dat nodig is. Lees dan de samenvatting aan jezelf voor. Heb je goede zinnen geschreven? Is alles duidelijk?

    Nu heb je een samenvatting gemaakt door een korte tekst te schrijven.

    Moeilijke woorden

    de ruilhandel = bij ruilhandel ruil je spullen of eten voor andere spullen, in plaats van ze te kopen met geldonderhandelen = als je onderhandelt met iemand, praat je met elkaar en probeer je het eens te wordende bankier = iemand die werkt bij een bankde armoede = als je in armoede leeft, heb je te weinig geld om van te leven

    ❮ 1 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

  • ❮ 2 / 4 ❯

    vraag 2b

    vraag 3avraag 3b

    vraag 3b

    vraag 3b/a

    vraag 4

    vraag 5a

    vraag 5bvraag 5b

    vraag 8vraag 6b

    vraag 7

    1

    5

    10

    15

    20

    25

    30

    35

    40

    45

    2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6

    Geld is overal!

    Iedereen heeft met geld te maken. Misschien krijg jij zakgeld. Of doe je weleens klusjes om geld te verdienen. Misschien geef jij je geld meteen uit. Of spaar je ergens voor. Hoe ga jij met geld om?

    RuilenDrieduizend jaar geleden bestond er nog geen geld. Toen was er ruilhandel. Had je veel kippen, maar geen fruit? Dan ruilde je met iemand die wel fruit had, maar geen kippen. Je moest dan wel je kip meenemen naar de markt. En goed onderhandelen: hoeveel appels kreeg je voor één kip? Dat vonden mensen toch wel onhandig. Daarom maakten ze munten van goud en zilver. Met stempels erop om aan te geven hoeveel ze waard waren. Geld dus! Pas veel later kwam er ook papiergeld. Nu kunnen we niet meer zonder geld. GelukkigKlopt het dat geld gelukkig maakt? Onderzoekerszeggen van wel. Maar let op! Je wordt juist ongelukkigerals je veel aan geld denkt. Misschien toch maar geen bankier worden, dus. Dan ben je de hele dag met geld bezig. Een bloemist die weinig verdient, is misschien wel gelukkiger. Want hij maakt veel mensen blij. Geld is belangrijk, maar niet het enige belangrijke in het leven!

    Weinig geldBest veel mensen in Nederland hebben geldzorgen. Voor hen is het lastig om niet aan geld te denken. Sommige ouders hebben niet genoeg geld om een fiets voor hun kind te kopen. Of nieuw speelgoed. Of zelfs eten! Hebben jouw ouders weinig geld? Dan ben je niet de enige. Wist je dat er in Nederland 1 miljoen mensen in armoede leven? Daar zitten 300.000 kinderen bij. Vaak kunnen mensen er niets aan doen dat ze weinig geld hebben. Ze raakten bijvoorbeeld opeens hun baan kwijt. Dan kunnen ze niet meer alles betalen.

    Jong geleerd is oud gedaanHet is goed om als kind te leren hoe je met geld kunt omgaan. Veel kinderen tussen 5 en 12 jaar krijgen zakgeld. Jij niet? Dan kun je klusjes doen. Stoepjes vegen. Lege flessen ophalen. Of oude spullen verkopen. Zoals kleding en speelgoed. Misschien heb je zelf wel andere goede ideeën. In ieder geval is het slim om te oefenen met geld. Daar heb je de rest van je leven wat aan. Want hoe oud je ook bent: geld is voor iedereen belangrijk.

    © MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

  • 2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6

    Maak de vragen

    1 Je gaat stap voor stap een samenvatting maken. Wat markeer je dan niet in de tekst? Kruis aan.

    ■■ de hele eerste alinea ■ de kernzinnen en kernwoorden ■ de hoofdgedachte ■ de kopjes

    2 Je begint met stap 1. a Wat is vaak een kernzin in een alinea? Kruis twee hokjes aan.

    ■■ eerste zin ■ kopje ■■ laatste zin ■ tweede zin

    b Lees de eerste, vetgedrukte alinea. Wat is de kernzin van deze alinea? Markeer hem in de tekst.

    3 Lees de alinea Ruilen.a In deze alinea staan twee kernzinnen. Markeer ze in de tekst.

    Tip: de zinnen staan niet bij elkaar.

    b Wat zijn de kernwoorden in deze alinea? Markeer ze in de tekst.

    c Waaraan herkende je de kernwoorden? Kruis aan.

    ■ Ze hebben een andere kleur. ■ Ze zijn onderstreept. ■ Ze staan in grote letters. ■■ Ze zijn schuingedrukt.

    d Maak een zin met de kernwoorden voor je samenvatting. Vul in.

    Toen was er ruilhandel. Later maakten mensen munten en nog later ook papiergeld.

    4 Lees de alinea Gelukkig.Wat is de kernzin van deze alinea? Markeer de zin in de tekst.

    5 Lees de alinea Weinig geld.a Wat is de kernzin van deze alinea? Markeer de zin in de tekst.

    b Wat zijn de kernwoorden in deze alinea? Markeer ze in de tekst.

    c Maak een zin met de kernwoorden voor je samenvatting. Vul in.

    In Nederland leven 1 miljoen mensen in armoede. Daar zitten 300.000 kinderen bij.

    6 Lees de alinea Jong geleerd is oud gedaan.a Wat is de kernzin van deze alinea? Kruis aan.

    ■ Daar heb je de rest van je leven wat aan. ■ Dan kun je klusjes doen.■■ Het is goed om als kind te leren hoe je met geld kunt omgaan. ■ Misschien heb je zelf wel andere goede ideeën.

    b Markeer de kernzin in de tekst.

    ❮ 3 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2

  • 2020 | BLOK 3, WEEK 7, LES 1 | GROEP 5-6

    7 Nu komt stap 2. Markeer de hoofdgedachte in de tekst. Gebruik een andere kleur dan

    voor de kernwoorden en kernzinnen. Tip: kijk in de laatste alinea.

    8 Nu komt stap 3. Lees de kopjes. Lees ook alle kernzinnen nog eens. Welk kopje is

    nog handig voor je samenvatting? Markeer één kopje in de tekst.

    9 Nu komt stap 4. Schrijf de samenvatting. Gebruik alles wat je hebt gemarkeerd.

    Vergeet de titel en de zinnen van vraag 3d en 5c niet.

    Geld is overal! Iedereen heeft met geld te maken. Drieduizend jaar geleden bestond er nog geen geld. Toen was er ruilhandel. Later maakten mensen munten en nog later ook papiergeld. Nu kunnen we niet meer zonder geld. Geld is belangrijk, maar niet het enige belangrijke in het leven! Best veel mensen in Nederland hebben geldzorgen. In Nederland leven 1 miljoen mensen in armoede. Daar zitten 300.000 kinderen bij. Jong geleerd is oud gedaan. Het is goed om al op jonge leeftijd te leren hoe je met geld kunt omgaan. Want hoe oud je ook bent: geld is voor iedereen belangrijk.

    10 Lees de samenvatting nog eens door. Vind je hem duidelijk? Heb je goede zinnen geschreven? Kan er nog iets weg of moet er iets bij? Verander zo nodig nog zinnen en gebruik je eigen woorden.

    11 Waar geven kinderen hun geld aan uit? Vraag aan zes klasgenoten waaraan ze geld uitgeven. Schrijf de informatie op in kernwoorden. Presenteer de informatie aan elkaar.

    12 Stel, jij wilt geld sparen. Welke klusjes zou jij dan willen doen? Hoe zou je het aanpakken? Schrijf er een verhaaltje over. Of teken een strip.

    Wat heb je geleerd?

    Je hebt in deze les geleerd hoe je moet samenvatten. Je markeert kernwoorden en kernzinnen. Je zoekt de hoofdgedachte. Je markeert de kopjes. Je schrijft dan een korte, duidelijke tekst.

    ❮ 4 / 4 ❯© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2