TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle...

9
© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 1 / 1 TIPS VOOR OUDERS | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 ACHTERGRONDINFORMATIE Uitleg Deze les is een vervolg op les 1. De kinderen oefenen met de zeven leesstrategieën. De nadruk ligt op de strategie waarmee ze in les 1 hebben geoefend: Waarom lees ik de tekst? Het onderwerp sluit ook aan bij les 1: leuke dingen bedenken met de gehamsterde wc-rollen en andere supermarktartikelen. Benodigdheden de les zonder antwoorden, op papier: hiermee gaat je kind aan het werk de les met antwoorden, op papier of digitaal: hiermee kun je de les nakijken START 5 MIN Veel kinderen zijn gewend om deze les zelfstandig te maken. Vraag of dat voor jouw kind ook geldt. Nee? Dan kun je het op weg helpen met onderstaande tips. Bij niet alle vragen zijn tips opgenomen, alleen bij de vragen die mogelijk problemen geven. Bekijk de informatie bij Wat ga je doen? Neem samen Wat ga je doen? op pagina 1 door. Benadruk dat je kind de teksten pas ná stap 3 mag lezen. Het maakt dus eerst de vragen bij stap 1 tot en met 3. Teksten Verken samen kort de teksten op pagina 2 en 3: Thuiszitten saai? Deze kinderen maken het leuk! en Zelf jongleerballen maken van rijst. Lees de titels en de kopjes. VRAGEN 25 30 MIN Vraag 1 Als je kind er niet uitkomt, doe vraag 1a dan hardop voor: ‘Een informatieve tekst is een ander woord voor weettekst. Je leest zo’n tekst omdat je iets wilt weten of leren. Voorbeelden zijn een bericht uit de krant, een schoolboek of een artikel in een tijdschrift. Ik wil weten welke tekst in deze les een informatieve tekst is. Ik kijk naar tekst 1. De eerste alinea begint met een plaats en een datum. Dat is echt iets voor in de krant. Dit is dus een bericht in de krant! Tekst 2 ziet er heel anders uit. Ik zie stappen met uitleg hoe je iets moet doen. Dit is dus geen informatieve tekst, maar een instructieve tekst.’ Je kind kan nu ook vraag 1b en 1c beantwoorden. Vraag 2 De opvallende woorden zijn de roze woorden in tekst 1: de namen van de kinderen dus. De schuingedrukte woorden (hooghouden, airhockey, slingers, enzovoorts) vallen ook op, maar die zijn niet nodig voor het beantwoorden van deze vraag. Vraag 5 Lees tekst 1 eventueel samen. Zijn er woorden die je kind lastig vindt? Leg die dan uit of zoek ze samen op in het woordenboek. Vraag 5 gaat over verwijswoorden. Een verwijswoord verwijst naar iets wat al eerder genoemd is in de tekst, of naar iets wat nog komt. Voorbeelden zijn ik, je, hij, het, zijn, haar, jullie en je. Vraag 6 Lees tekst 2 eventueel samen. Vraag 6 gaat ook over verwijswoorden. Bij vraag 6a wijst je naar iemand die niet in de tekst wordt genoemd: degene die de tekst leest. Bij 6b kun je ook zeggen: Draai het zakje dicht. Dus: het wijst naar het zakje. Vraag 7 Een WH-vraag is een vraag met Wat, Wie, Waar, Wanneer, Welke, Waarom of Hoe. Vaste WH-vragen zijn vragen die je altijd kunt stellen bij een bepaalde tekstsoort. Bij vraag 1 heeft je kind de tekstsoort van tekst 2 al achterhaald. Vraag 8 Met het woord ‘jammer’ kun je in de tekst het probleem opsporen. ‘Wat vond Liza jammer? Antwoord: dat ze geen feestje kon geven (probleem).’ Vraag 9 De namen van de kinderen zijn geen kernwoorden, omdat ze niet belangrijk zijn voor de samenvatting van de tekst. Alle andere woorden wel. Vraag 11 De jongleerballen van Roan staan op het plaatje bij tekst 1. ‘Hoe maak je deze ballen met twee kleuren? Staat dat in tekst 2? Kun je het antwoord zelf bedenken?’

Transcript of TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle...

Page 1: TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle leesstrategieën Wat ga je leren? Je kunt straks: • de tekst bekijken voordat je

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 1 / 1 ❯

TIPS VOOR OUDERS | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

achtergrondinformatie

Uitleg

Deze les is een vervolg op les 1. De kinderen oefenen met de zeven leesstrategieën. De nadruk ligt op de strategie waarmee ze in les 1 hebben geoefend: Waarom lees ik de tekst? Het onderwerp sluit ook aan bij les 1: leuke dingen bedenken met de gehamsterde wc-rollen en andere supermarktartikelen.

Benodigdheden

• de les zonder antwoorden, op papier: hiermee gaat je kind aan het werk• de les met antwoorden, op papier of digitaal: hiermee kun je de les nakijken

start 5 MIN

Veel kinderen zijn gewend om deze les zelfstandig te maken. Vraag of dat voor jouw kind ook geldt. Nee? Dan kun je het op weg helpen met onderstaande tips. Bij niet alle vragen zijn tips opgenomen, alleen bij de vragen die mogelijk problemen geven.

Bekijk de informatie bij Wat ga je doen? Neem samen Wat ga je doen? op pagina 1 door. Benadruk dat je kind de teksten pas ná stap 3 mag lezen. Het maakt dus eerst de vragen bij stap 1 tot en met 3.

TekstenVerken samen kort de teksten op pagina 2 en 3: Thuiszitten saai? Deze kinderen maken het leuk! en Zelf jongleerballen maken van rijst. Lees de titels en de kopjes.

vragen 25 – 30 MIN

Vraag 1Als je kind er niet uitkomt, doe vraag 1a dan hardop voor: ‘Een informatieve tekst is een ander woord voor weettekst. Je leest zo’n tekst omdat je iets wilt weten of leren. Voorbeelden zijn een bericht uit de krant, een schoolboek of een artikel in een tijdschrift. Ik wil weten welke tekst in deze les een informatieve tekst is. Ik kijk naar tekst 1. De eerste alinea begint met een plaats en een datum. Dat is echt iets voor in de krant. Dit is dus een bericht in de krant! Tekst 2 ziet er heel anders uit. Ik zie stappen met uitleg hoe je iets moet doen. Dit is dus geen informatieve tekst, maar een instructieve tekst.’ Je kind kan nu ook vraag 1b en 1c beantwoorden.

Vraag 2De opvallende woorden zijn de roze woorden in tekst 1: de namen van de kinderen dus. De schuingedrukte woorden (hooghouden, airhockey, slingers, enzovoorts) vallen ook op, maar die zijn niet nodig voor het beantwoorden van deze vraag.

Vraag 5Lees tekst 1 eventueel samen. Zijn er woorden die je kind lastig vindt? Leg die dan uit of zoek ze samen op in het woordenboek. Vraag 5 gaat over verwijswoorden. Een verwijswoord verwijst naar iets wat al eerder genoemd is in de tekst, of naar iets wat nog komt. Voorbeelden zijn ik, je, hij, het, zijn, haar, jullie en je.

Vraag 6Lees tekst 2 eventueel samen. Vraag 6 gaat ook over verwijswoorden. Bij vraag 6a wijst je naar iemand die niet in de tekst wordt genoemd: degene die de tekst leest. Bij 6b kun je ook zeggen: Draai het zakje dicht. Dus: het wijst naar het zakje.

Vraag 7Een WH-vraag is een vraag met Wat, Wie, Waar, Wanneer, Welke, Waarom of Hoe. Vaste WH-vragen zijn vragen die je altijd kunt stellen bij een bepaalde tekstsoort. Bij vraag 1 heeft je kind de tekstsoort van tekst 2 al achterhaald.

Vraag 8Met het woord ‘jammer’ kun je in de tekst het probleem opsporen. ‘Wat vond Liza jammer? Antwoord: dat ze geen feestje kon geven (probleem).’

Vraag 9De namen van de kinderen zijn geen kernwoorden, omdat ze niet belangrijk zijn voor de samenvatting van de tekst. Alle andere woorden wel.

Vraag 11De jongleerballen van Roan staan op het plaatje bij tekst 1. ‘Hoe maak je deze ballen met twee kleuren? Staat dat in tekst 2? Kun je het antwoord zelf bedenken?’

Page 2: TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle leesstrategieën Wat ga je leren? Je kunt straks: • de tekst bekijken voordat je

2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

Alle leesstrategieën

Wat ga je leren?

Je kunt straks:• de tekst bekijken voordat je gaat lezen (stap 1 t/m 3)• bedenken wat je moet doen als je het niet meer snapt (stap 4)• vragen over de tekst beantwoorden tijdens het lezen (stap 5)• van de tekst een plaatje maken in je hoofd (stap 6)• de tekst samenvatten (stap 7)

Wat ga je doen?

Een paar dagen geleden las je over hamsteren. Deze les heeft daar ook mee te maken. Bekijk de teksten. Maak stap 1 t/m 3. Lees dan de teksten helemaal en maak stap 4 t/m 7.

Weet je het nog?

Lezen doe je in zeven stappen. De vorige les heb je meer geleerd over stap 1: Waarom lees ik de tekst?

Tip! Vind je het moeilijk om te bedenken waarom je de tekst leest?

Bekijk het filmpje dan nog eens op de computer.

Maak de vragen

VOOR HET LEZEN

STAP 1 Waarom lees ik de tekst? (Leesdoel bepalen)

Weet je het nog? Waarom lees ik de tekst?

Soms wil je iets weten of leren. Zoek dan een informatieve tekst over het onderwerp waar jij meer over wilt weten.Na het lezen stel je jezelf vragen: Waarom ging ik deze tekst lezen? Wat heb ik aan de tekst gehad? Heb ik mijn leesdoel bereikt?

1 Bekijk de twee teksten op bladzijde 2 en 3.a Welke van deze teksten is een informatieve tekst? Kruis aan.

alleen tekst 1 beide teksten alleen tekst 2 geen van beide

b Wat is tekst 1 voor soort tekst? Markeer het goede antwoord.

Tekst 1 is een advertentie / bericht uit de krant / verhaal.

c Welk leesdoel past het best bij tekst 1? Kruis aan.

Ik heb zin om te lezen. Ik wil iets maken of doen. Ik wil iets kopen. Ik wil iets weten of leren.

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 1 / 4 ❯

Page 3: TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle leesstrategieën Wat ga je leren? Je kunt straks: • de tekst bekijken voordat je

1

5

10

15

20

2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

STAP 2 Waar gaat de tekst over? (Voorspellen)2 Lees van tekst 1 de titel en kijk naar de plaatjes.a Waar gaat de tekst over? Vul in.

Tekst 1 gaat over hoe kinderen

b Lees ook de kopjes, de opvallende woorden en de eerste zin van elke alinea. Wat weet je nu nog meer over het onderwerp? Vul in.

Lars en maken plezier en feesten met

bouwt dingen van

jongleert met

3 Lees van tekst 2 de titel en kijk naar het plaatje. Waar gaat tekst 2 over? Markeer het goede antwoord.

Het is een uitleg hoe je zelf jongleerballen / rijst / slingers maakt.

STAP 3 Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen)4 Vanwege het coronavirus zitten alle kinderen in Nederland thuis.

Wat doe jij thuis om je niet te vervelen? Noem drie dingen.

1.

2.

3.

1 Thuiszitten saai? Deze kinderen maken het leuk!AMSTERDAM, 13 april 2020 - Lege rekken in de supermarkten? Dat betekent ook: veel voorraad in huis! Daar weten kinderen wel raad mee. Nu ze thuis moeten blijven, verzinnen ze leuke dingen om te doen met gehamsterde spullen. Onze verslaggever nam een kijkje.

Plezier met wc-papier Lars (10) maakt thuis plezier met wc-papier. Hij mag binnen niet voetballen, maar wel hooghouden. Daar gebruikt hij een wc-rol voor. ‘Mijn record is 20,’ zegthij trots. ‘En ken je airhockey? Dat spel speel je op eentafel met gaatjes waar lucht uitkomt. Maar het kan ook op de grond.’ Lars pakt twee wc-rollen. En een dekselvan de pot pindakaas als puck. ‘Spelen maar!’ roept hij.

Feesten met wc-rollenLiza (9) is vandaag jarig. Dat kun je wel zien ook. Haar huis hangt vol vrolijke slingers. ‘Zelf gemaakt van lege wc-rollen,’ lacht ze. ‘Eerst vond ik het 1 dat ik geen feestje kan geven. Maar ik heb iets heel leuks bedacht. Ik ga taart bezorgen bij mijn vriendinnen. Ze krijgen ook een cadeautje: een microfoon gemaakt van een wc-rol! Goed idee hè!’

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 2 / 4 ❯

Page 4: TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle leesstrategieën Wat ga je leren? Je kunt straks: • de tekst bekijken voordat je

2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

Bouwen met blikkenBlikken met groente: daar hebben ze bij Hiba (10) thuis genoeg van. Haar ouders hebben heel veel gehamsterd.Hiba vindt dat niet erg. Ze kan van alles bouwen metde blikken. Muren, torens en zelfs iglo’s. ‘Soms helptmijn vader mee,’ vertelt Hiba. ‘Dat vind ik heel gezellig!’

Jongleren met rijstballenRoan (9) wil leren jongleren met drie ballen. Hij oefent elke dag. De ballen heeft hij zelf gemaakt. Van rijst! ‘Ik heb rijst in ballonnen gestopt,’ legt Roan uit. ‘Mijnballen stuiteren niet en rollen niet weg. Dat is wel zo handig als je nog moet leren jongleren. Ik kan het bijna!’

2 Zelf jongleerballen maken van rijst

Dit heb je nodig Zo moet je het doen 1. Doe de rijst in het zakje. 2. Draai het dicht. 3. Vouw het uiteinde om het zakje. 4. Knip de lange kant van de ballonnen. 5. Vouw één ballon om het rijstzakje. 6. En daarna de andere ballon. Klaar!

Maak de andere vragen

TIJDENS HET LEZEN

STAP 4 Wat doe ik als ik het niet meer snap? (Herstellen)5 Lees tekst 1 helemaal.a Lees in tekst 1: Mijn record ... hij trots. (regel 11 en 12) Welke twee

verwijswoorden zie je in deze zin? Markeer ze in de tekst.

b Kijk naar het tweede verwijswoord dat je bij 5a hebt gemarkeerd. Wat kun je in plaats van dit verwijswoord opschrijven? Vul in.

‘Mijn record is 20’, zegt trots.

c Je weet nu naar wie het tweede verwijswoord wijst. Naar wie wijst het eerste verwijswoord? Markeer en vul in.

Naar de verslaggever / Lars, want

6 Lees tekst 2 helemaal. a Lees in tekst 2: Zo moet je het doen. (regel 3) Je ziet het

verwijswoord je. Naar wie wijst je? Schrijf op.

b Lees stap 2: Draai het dicht. Waar wijst het naar? Markeer het antwoord in de tekst. Tip: schrijf in plaats van het het echte woord.

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 3 / 4 ❯

25

30

35

1

5

Page 5: TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle leesstrategieën Wat ga je leren? Je kunt straks: • de tekst bekijken voordat je

2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

STAP 5 Welke vragen zie ik? (Vragen stellen)7 Kijk nog eens naar tekst 2.a Welke vaste WH-vragen passen bij deze tekstsoort? Vul in.

Wat heb

Hoe moet

b Waar staat het antwoord op eerste WH-vraag? Kruis aan.

in de titel in stap 1 tot en met 3 in het plaatje in stap 4 tot en met 6

STAP 6 Welk plaatje past bij de tekst? (Visualiseren)8 Lees in tekst 1 de alinea Feesten met wc-rollen.a Wat past het best op plaats 1? Kruis aan.

jammer gek geweldig leuk

b Kijk naar het woord dat je bij 8a hebt aangekruist. Aan dit woord herken je een probleem. Welk probleem? Vul links in het schema in.

Liza kan geen

c Welke twee oplossingen heeft Liza bedacht? Vul ze rechts in bij 8b.

NA HET LEZEN

STAP 7 Hoe vat ik samen? (Samenvatten)9 Wat zijn geen kernwoorden van tekst 1? Kruis aan.

hooghouden en airhockey rijst en ballonnen Lars, Liza, Hiba en Roan slingers en microfoon

Kijk terug

10 Kijk nog eens naar je antwoorden op vraag 1, 2 en 3. Klopten ze? Verbeter ze zo nodig. Kijk ook naar vraag 3. Weet je nu meer dingen die je thuis kunt doen? Schrijf erbij wat jij thuis graag wil doen.

Tijd over?

11 Stel, je leesdoel was: ik wil weten hoe je dezelfde jongleerballen maakt als Roan. Heb je je leesdoel dan bereikt? Leg je antwoord uit.

Tip! Wil je leren jongleren? Ga dan naar het YouTube-kanaal van Calo

Windesheim. Klik op Video’s en volg elke dag een les Rekentafels Jongleren.

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 4 / 4 ❯

Page 6: TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle leesstrategieën Wat ga je leren? Je kunt straks: • de tekst bekijken voordat je

2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

Alle leesstrategieën

Wat ga je leren?

Je kunt straks:• de tekst bekijken voordat je gaat lezen (stap 1 t/m 3)• bedenken wat je moet doen als je het niet meer snapt (stap 4)• vragen over de tekst beantwoorden tijdens het lezen (stap 5)• van de tekst een plaatje maken in je hoofd (stap 6)• de tekst samenvatten (stap 7)

Wat ga je doen?

Een paar dagen geleden las je over hamsteren. Deze les heeft daar ook mee te maken. Bekijk de teksten. Maak stap 1 t/m 3. Lees dan de teksten helemaal en maak stap 4 t/m 7.

Weet je het nog?

Lezen doe je in zeven stappen. De vorige les heb je meer geleerd over stap 1: Waarom lees ik de tekst?

Tip! Vind je het moeilijk om te bedenken waarom je de tekst leest?

Bekijk het filmpje dan nog eens op de computer.

Maak de vragen

VOOR HET LEZEN

STAP 1 Waarom lees ik de tekst? (Leesdoel bepalen)

Weet je het nog? Waarom lees ik de tekst?

Soms wil je iets weten of leren. Zoek dan een informatieve tekst over het onderwerp waar jij meer over wilt weten.Na het lezen stel je jezelf vragen: Waarom ging ik deze tekst lezen? Wat heb ik aan de tekst gehad? Heb ik mijn leesdoel bereikt?

1 Bekijk de twee teksten op bladzijde 2 en 3.a Welke van deze teksten is een informatieve tekst? Kruis aan.

■ alleen tekst 1 beide teksten alleen tekst 2 geen van beide

b Wat is tekst 1 voor soort tekst? Markeer het goede antwoord.

Tekst 1 is een advertentie / bericht uit de krant / verhaal.

c Welk leesdoel past het best bij tekst 1? Kruis aan.

Ik heb zin om te lezen. Ik wil iets maken of doen. Ik wil iets kopen. ■ Ik wil iets weten of leren.

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 1 / 4 ❯

Page 7: TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle leesstrategieën Wat ga je leren? Je kunt straks: • de tekst bekijken voordat je

vraag 5avraag 5a

1

5

10

15

20

2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

STAP 2 Waar gaat de tekst over? (Voorspellen)2 Lees van tekst 1 de titel en kijk naar de plaatjes.a Waar gaat de tekst over? Vul in.

Tekst 1 gaat over hoe kinderen thuiszitten leuk maken. b Lees ook de kopjes, de opvallende woorden en de eerste zin van

elke alinea. Wat weet je nu nog meer over het onderwerp? Vul in.

Lars en Liza maken plezier en feesten met wc-papier. Hiba bouwt dingen van blikken groente. Roan jongleert met rijstballen.

3 Lees van tekst 2 de titel en kijk naar het plaatje. Waar gaat tekst 2 over? Markeer het goede antwoord.

Het is een uitleg hoe je zelf jongleerballen / rijst / slingers maakt.

STAP 3 Wat weet ik al over het onderwerp? (Kennis ophalen)4 Vanwege het coronavirus zitten alle kinderen in Nederland thuis.

Wat doe jij thuis om je niet te vervelen? Noem drie dingen.

1. Bijvoorbeeld: salto’s oefenen op de trampoline 2. Bijvoorbeeld: een escape room bouwen 3. Bijvoorbeeld: vlogs maken

1 Thuiszitten saai? Deze kinderen maken het leuk!AMSTERDAM, 13 april 2020 - Lege rekken in de supermarkten? Dat betekent ook: veel voorraad in huis! Daar weten kinderen wel raad mee. Nu ze thuis moeten blijven, verzinnen ze leuke dingen om te doen met gehamsterde spullen. Onze verslaggever nam een kijkje.

Plezier met wc-papier Lars (10) maakt thuis plezier met wc-papier. Hij mag binnen niet voetballen, maar wel hooghouden. Daar gebruikt hij een wc-rol voor. ‘Mijn record is 20,’ zegthij trots. ‘En ken je airhockey? Dat spel speel je op eentafel met gaatjes waar lucht uitkomt. Maar het kan ook op de grond.’ Lars pakt twee wc-rollen. En een dekselvan de pot pindakaas als puck. ‘Spelen maar!’ roept hij.

Feesten met wc-rollenLiza (9) is vandaag jarig. Dat kun je wel zien ook. Haar huis hangt vol vrolijke slingers. ‘Zelf gemaakt van lege wc-rollen,’ lacht ze. ‘Eerst vond ik het 1 dat ik geen feestje kan geven. Maar ik heb iets heel leuks bedacht. Ik ga taart bezorgen bij mijn vriendinnen. Ze krijgen ook een cadeautje: een microfoon gemaakt van een wc-rol! Goed idee hè!’

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 2 / 4 ❯

Page 8: TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle leesstrategieën Wat ga je leren? Je kunt straks: • de tekst bekijken voordat je

vraag 6b

2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

Bouwen met blikkenBlikken met groente: daar hebben ze bij Hiba (10) thuis genoeg van. Haar ouders hebben heel veel gehamsterd.Hiba vindt dat niet erg. Ze kan van alles bouwen metde blikken. Muren, torens en zelfs iglo’s. ‘Soms helptmijn vader mee,’ vertelt Hiba. ‘Dat vind ik heel gezellig!’

Jongleren met rijstballenRoan (9) wil leren jongleren met drie ballen. Hij oefent elke dag. De ballen heeft hij zelf gemaakt. Van rijst! ‘Ik heb rijst in ballonnen gestopt,’ legt Roan uit. ‘Mijnballen stuiteren niet en rollen niet weg. Dat is wel zo handig als je nog moet leren jongleren. Ik kan het bijna!’

2 Zelf jongleerballen maken van rijst

Dit heb je nodig Zo moet je het doen 1. Doe de rijst in het zakje. 2. Draai het dicht. 3. Vouw het uiteinde om het zakje. 4. Knip de lange kant van de ballonnen. 5. Vouw één ballon om het rijstzakje. 6. En daarna de andere ballon. Klaar!

Maak de andere vragen

TIJDENS HET LEZEN

STAP 4 Wat doe ik als ik het niet meer snap? (Herstellen)5 Lees tekst 1 helemaal.a Lees in tekst 1: Mijn record ... hij trots. (regel 11 en 12) Welke twee

verwijswoorden zie je in deze zin? Markeer ze in de tekst.

b Kijk naar het tweede verwijswoord dat je bij 5a hebt gemarkeerd. Wat kun je in plaats van dit verwijswoord opschrijven? Vul in.

‘Mijn record is 20’, zegt Lars trots.

c Je weet nu naar wie het tweede verwijswoord wijst. Naar wie wijst het eerste verwijswoord? Markeer en vul in.

Naar de verslaggever / Lars, want Lars zegt de zin.

6 Lees tekst 2 helemaal. a Lees in tekst 2: Zo moet je het doen. (regel 3) Je ziet het

verwijswoord je. Naar wie wijst je? Schrijf op.

Naar degene die de tekst leest. b Lees stap 2: Draai het dicht. Waar wijst het naar? Markeer het

antwoord in de tekst. Tip: schrijf in plaats van het het echte woord.

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 3 / 4 ❯

25

30

35

1

5

Page 9: TIPS VOOR OUDERS BLOK 4, WEEK 1, LES 2 GROEP …...2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6 Alle leesstrategieën Wat ga je leren? Je kunt straks: • de tekst bekijken voordat je

2020 | BLOK 4, WEEK 1, LES 2 | GROEP 5-6

STAP 5 Welke vragen zie ik? (Vragen stellen)7 Kijk nog eens naar tekst 2.a Welke vaste WH-vragen passen bij deze tekstsoort? Vul in.

Wat heb ik nodig? Hoe moet ik het doen?

b Waar staat het antwoord op eerste WH-vraag? Kruis aan.

in de titel in stap 1 tot en met 3■ in het plaatje in stap 4 tot en met 6

STAP 6 Welk plaatje past bij de tekst? (Visualiseren)8 Lees in tekst 1 de alinea Feesten met wc-rollen.a Wat past het best op plaats 1? Kruis aan.

■ jammer gek geweldig leuk

b Kijk naar het woord dat je bij 8a hebt aangekruist. Aan dit woord herken je een probleem. Welk probleem? Vul links in het schema in.

taart bezorgen bij vriendinnen

Liza kan geen feestje geven vriendinnen een cadeautje geven

c Welke twee oplossingen heeft Liza bedacht? Vul ze rechts in bij 8b.

NA HET LEZEN

STAP 7 Hoe vat ik samen? (Samenvatten)9 Wat zijn geen kernwoorden van tekst 1? Kruis aan.

hooghouden en airhockey rijst en ballonnen ■ Lars, Liza, Hiba en Roan slingers en microfoon

Kijk terug

10 Kijk nog eens naar je antwoorden op vraag 1, 2 en 3. Klopten ze? Verbeter ze zo nodig. Kijk ook naar vraag 3. Weet je nu meer dingen die je thuis kunt doen? Schrijf erbij wat jij thuis graag wil doen.

Tijd over?

11 Stel, je leesdoel was: ik wil weten hoe je dezelfde jongleerballen maakt als Roan. Heb je je leesdoel dan bereikt? Leg je antwoord uit.

Tip! Wil je leren jongleren? Ga dan naar het YouTube-kanaal van Calo

Windesheim. Klik op Video’s en volg elke dag een les Rekentafels Jongleren.

© MALMBERG | LEESLINK, NIVEAU 2 ❮ 4 / 4 ❯