Tatoeages in relatie tot identiteit, zelfexpressie en...
Transcript of Tatoeages in relatie tot identiteit, zelfexpressie en...
Academiejaar 2014-2015
Tweede examenperiode
Tatoeages in relatie tot identiteit, zelfexpressie en controle: een fenomenologisch onderzoek
Masterproef II neergelegd tot het behalen van de graad van master in de Psychologie, afstudeerrichting Klinische
Psychologie
door Fien Vandamme
Onder promotorschap van Prof. Stijn Vanheule
Onder begeleiding van David Schrans
Ondergetekende, Fien Vandamme, geeft toelating tot het raadplegen van de
scriptie door derden.
Voorwoord
Aan het eind van deze masterproef blik ik terug op een zeer leerrijke ervaring.
Dit tweejarig project heeft mij door een rollercoaster van emoties gesleurd. Toch
presenteer ik dit project met trots en zie het als een mooie afsluiter van mijn
universitaire studies in de psychologie.
Ik ben zeer dankbaar op feit dat ik mij heb mogen verdiepen op een onderwerp
dat me zeer nauw aan het hart ligt, namelijk de tatoeage. Als houder van negen
tatoeages was ik zeer enthousiast mij toe te leggen op de leefwereld van
getatoeëerde subjecten.
Bij deze wens ik een aantal personen te bedanken die mij op alle mogelijke
manieren hebben ondersteund tijdens het schrijven van deze scriptie. Eerst en
vooral wens ik de vijf geïnterviewde personen en de tattooshop ‘Toryumon’ te
bedanken voor de tijd en moeite die zij voor mijn project hebben vrijgemaakt.
Daarnaast wens ik mijn begeleider, David Schrans, te bedanken voor zijn
duidelijke richtlijnen, helpende feedback en het geduld om deze tekst steeds
opnieuw te herlezen. Ook wens ik de managers en mijn collega’s van Patrick
Foley’s Irish pub te bedanken voor de kans en steun die zij mij gaven om dit
project te vervolledigen. Verder wens ik Marieke Bolle te prijzen voor haar hulp
in het structureren van deze scriptie en haar kritische geest. Als laatst verdienen
mijn vrienden - Kevin, Michael, Edita en Gregory - en familie een woord van dank
voor het geduld die zij hebben opgebracht om mijn geklaag en gejammer te
aanhoren.
Fien Vandamme
Gent, 5 augustus 2015
“I wonder, only in passing, whether the indelible ornamentation that man inscribes
upon his own epidermis does not respond to a nostalgia for the universal internally
generated coloring of corrollas, furs, shells, carapaces and wings. For man it has
been necessary to create both works and tools outside of himself. But it may be that
he retains an obscure nostalgia to create them on his own body, to make them a
part of it rather than projecting them outwards onto an independent surface,
where he is free to retouch them as he sees fit, which is precisely what painting and
art are.”
- Roger Caillois –
(http://www.goodreads.com)
Abstract
Identiteit is een begrip dat reeds lange tijd gelinkt wordt aan het tatoeage-
gebeuren. Onderzoek werd reeds gedaan vanuit verschillende hoeken, maar dan
voornamelijk vanuit de antropologie en de sociologie. Het weinig gedane
psychologische onderzoek legt de nadruk op deviante en psychopathologische
drijfveren, vaak in verhouding tot de ander. De beleving van het getatoeëerde
subject lijkt te ontbreken. Verder vertelt voorafgaand onderzoek ons dat de
concepten ‘zelfexpressie’ en ‘controle’ een belangrijke rol spelen bij de tatoeage
in relatie tot identiteit.
Via een thematische analyse wensen wij dit tekort omtrent de beleving op
te vangen. De fenomenologie wordt gebruikt als epistemologisch kader om deze
methodiek te onderbouwen. Door middel van vijf semigestructureerde
interviews wordt de beleving van het getatoeëerde subject in relatie tot
identiteit, zelfexpressie en controle bevraagd.
Uit deze interviews komt voort dat de tatoeage, samen met de
persoonlijke motivaties, ingebed lijkt te zijn in een mentaal proces van
betekenisverlening. Dit proces kent zijn functie zowel voor als na het plaatsen
van de tatoeage. Daarnaast lijkt de vergankelijkheid een belangrijke drijfveer te
zijn om te kiezen voor een tatoeage. Als laatst worden een aantal theoretische
concepten uitgedaagd door er de beleving van het subject bij te betrekken.
Hoewel dit onderzoek een beperkte en homogene sample kent, heeft dit
onderzoek de tatoeage in een nieuw, niet noodzakelijk deviant en
psychopathologisch, daglicht geplaatst.
Door de focus te leggen op de subjectieve ervaring van het tatoeage-
gebeuren als onderdeel van een mentaal proces, biedt dit onderzoek toekomstig
onderzoek een nieuw perspectief aan om het eeuwenoude fenomeen ‘tatoeages’
te bestuderen.
Inhoudstafel Literatuurstudie .................................................................................................................. 2
Relevantie van de Onderzoeksvraag ................................................................................... 2Wat is een Tatoeage? ................................................................................................................. 5De Tatoeage Gelinkt aan de Concepten ‘Identiteit’, ‘Zelfexpressie’, en ‘Controle’ in Reeds Gedaan Onderzoek ................................................................................................... 9
Identiteit. ........................................................................................................................................... 9
Zelfexpressie. ................................................................................................................................ 11
Controle. ......................................................................................................................................... 13
Besluit ........................................................................................................................................... 15Methode .............................................................................................................................. 15
Interpretatieve Fenomenologie als Epistemologisch Kader ................................... 15Wat is fenomenologie? ............................................................................................................. 17
Merleau-Ponty ............................................................................................................................. 18
Wat is ‘Interpretatieve fenomenologie’? .......................................................................... 19
Thematische Analyse als Methode .................................................................................... 20Interpretatieve Fenomenologie en Thematische Analyse Toegepast op de Onderzoeksvraag ..................................................................................................................... 21Sample .......................................................................................................................................... 22Data-verzameling ..................................................................................................................... 24
Semi-gestructureerde interviews. ....................................................................................... 24
Voorbereiding van het interview schema. ....................................................................... 24
Opbouw van de vragen. ........................................................................................................... 25
Kwaliteitswaarborgen ............................................................................................................ 27Betrouwbaarheid. ...................................................................................................................... 28
Validiteit ......................................................................................................................................... 30
Resultaten .......................................................................................................................... 31
Inleiding ....................................................................................................................................... 31Uiteenzetting van de thema’s .............................................................................................. 32Identiteit ...................................................................................................................................... 35
Thema 1: Tatoeages toeschrijven aan een reeds bestaand gevoel van anders zijn .................................................................................................................................................... 35
Thema 2: een recursief proces van betekenisverlening ............................................. 38
Thema 3: De invasieve blik van de ander ......................................................................... 44
Zelfexpressie .............................................................................................................................. 47Thema 1: Visualisatie van het zelfbeeld ........................................................................... 47
Thema 2: Visualisatie van het ideaal zelfbeeld ............................................................. 52
Thema 3: Onvergankelijkheid als bepalende drijfveer .............................................. 53
Controle ....................................................................................................................................... 54Thema 1: Controle die subject wenst uit te oefenen op zichzelf/de ander ........ 55
Thema 2: Sociale controle die de ander op het getatoeëerd subject uitoefent 58
Discussie ............................................................................................................................. 61
Bespreking resultaten ............................................................................................................ 61Identiteit ......................................................................................................................................... 61
Zelfexpressie ................................................................................................................................. 64
Controle .......................................................................................................................................... 66
Implicaties ................................................................................................................................... 67Beperkingen, sterktes en toekomstig onderzoek ........................................................ 69
Conclusie ............................................................................................................................. 70
Referentielijst ................................................................................................................... 71
1
Doorheen de geschiedenis van de mensheid heeft de tatoeage een bepaalde rol in
de identiteitsvorming gespeeld. Ook kan deze permanente lichaamsversiering
teruggevonden worden in elk werelddeel. De link tussen de tatoeage en identiteit
varieert dan ook volgens tijd en ruimte (Caplan, 2000). Zo kan gezegd worden
dat de betekenis van een tatoeage in vroegere stammen zoals de Maori, de
oorspronkelijke Nieuw-Zeelands bevolking, niet per se dezelfde is als die in de
hedendaagse Westerse samenleving. Er kan gezegd worden dat de tatoeage bij
de Maori de sociale status van het individu in de stam beklemtoonde. De tekens
werden opgelegd door stamhoofden en hadden elk een specifieke betekenis
(Caplan, 2000). Hedendaagse tatoeages kunnen niet altijd onmiddelijk
geïnterepreteerd worden. Wij vermoeden dat het gevoel van individualiteit een
grotere rol speelt bij het hedendaagse Westerse individu, waarbij persoonlijke
ervaringen en smaak belangrijk zijn.
Met deze thesis willen we onderzoeken hoe tatoeages in relatie kunnen
staan tot de identiteit. Volgens Atkinson (2003) begrijpen tattoo-
enthousiastelingen elkaar in het lichamelijke aspect van tatoeëren, maar de
betekenis die eraan gegeven wordt, is zeer divers. Er bestaat volgens hem geen
centrale ideologie of motivatie. Omdat het tatoeëren een ervaring lijkt te zijn dat
voor iedereen anders is en uit veel verschillende facetten bestaat, zal de beleving
van het individu in dit onderzoek centraal staan. Omdat men het begrip identiteit
heel ruim kan interpreteren, wordt gekozen voor de concepten ‘controle’, ‘zelf-
expressie’ om samen met identiteit de rode draad te vormen en pogen de
tatoeage met identiteit te linken. Volgens onderzoek (Atkinson, 2004; Kang &
Jones,2007) zijn ‘zelf-expressie’ en ‘controle’ namelijk belangrijke motivaties
voor individuen om een tattoo te laten plaatsen. Eerder werd gezegd dat het
tatoeage-gebeuren een persoonlijke ervaring lijkt te zijn. Hier bij kan men de
vraag stellen hoe die persoonlijke ervaring eruit ziet voor het getatoeëerde
subject. Linken subjecten hun tatoeage aan identiteit? Wat houden de concepten
‘controle’ en ‘zelfexpressie’ precies in wanneer men betekenis verleent aan hun
tatoeage? Misschien betekent controle voor de ene persoon iets helemaal anders
dan voor de andere. Deze gedachtegang zal de basis vormen voor de
onderzoeksvraag, namelijk ‘ Hoe wordt betekenis in relatie tot identiteit,
zelfexpressie en controle verleent aan een tatoeage? Hierbij staat de beleving van
2
het subject centraal. Waarom deze onderzoeksvraag releavant is, zal uiteen
worden gezet in de literatuurstudie.
Literatuurstudie
In de literatuurstudie zal eerst en vooral de relevantie van onderzoek naar de
beleving van het getatoeëerde subject worden toegelicht. Daarnaast lijkt het ook
belangrijk te zijn te expliciteren wat een tatoeage is en hoe dit in de literatuur
naar voorkomt. Als laatst wordt beschreven hoe de tatoeage in reeds gedaan
onderzoek wordt gelinkt met de concepten ‘identiteit’, ‘zelfexpressie’ en
‘controle’.
Relevantie van de Onderzoeksvraag
Er bestaan een aantal redenen waarom deze onderzoeksvraag relevant is. In de
volgende paragrafen zullen deze uit de doeken gedaan worden. Eerst en vooral
zal gemotiveerd worden dat de tatoeage vaak niet als meer wordt beschouwd
dan een modegril. Als tweede en – in het kader van ons onderzoek –
belangrijkste reden, wordt het psychologische aspect te weinig benaderd. De
onderzoeken in het psychologische veld die reeds gedaan zijn omtrent de
tatoeage en identiteit krijgen meestal een pathologogische connotatie. Er is
echter cultureel-antropologisch en sociologisch onderzoek gedaan naar dit
thema die deviant gedrag niet steeds als uitgangspunt gebruikt.
Hoewel eerst en vooral sommige mensen ervan overtuigd zijn dat dit
slechts een nieuwe modetrend is (Kosut, 2006), bestaat zowel het
tatoeagegebruik als de fascinatie ervoor al sinds het begin van de mensheid
(Atkinson, 2003; Caplan, 2000). Kosut (2006) reduceert het hebben van een
tatoeage tot een product van de hedendaagse maatschappij en vergelijkt het met
een soort van modegril die hoogstwaarschijnlijk opnieuw zal verdwijnen. Naar
onze mening beschrijft Kosut (2006) voor namelijk het esthetische aspect. De
vormen en kleuren veranderen inderdaad naargelang de tijdsgeest, maar het
idee van de tattoo bestaat sinds zeer lange tijd (Caplan, 2000).
3
Verder bestaat er voornamelijk cultureel-antropologisch en sociologisch
onderzoek inzake identiteit en de tatoeage. Cultureel-antropologisch en
sociologisch onderzoek omschrijven hoofdzakelijk de rol van tatoeages bij de
sociale identiteit. Volgens Atkinson (2003) worden tatoeages hoofdzakelijk
gezien als symbolen van een bepaalde cultuur, gedragscodes en groepsidentiteit.
Dit halen voornamelijk antropologen uit onderzoek van bepaalde stammen, zoals
de Maori. Tussen 1920 en 1950 werden voornamelijk soldaten en zeelui
getatoeëerd (Atkinson, 2003). Wat typerend was voor deze tijd is dat de lagere
sociale klassen de tatoeage als een soort van gedragscode zagen. Het is zelfs zo
dat tatoeages een norm werden voor de werkklasse. Omdat de tatoeage zo
populair was bij de lagere klasse, lag de focus van onderzoek dan ook op deze
laag van de bevolking. Zo vond men het gevangeniswezen en zijn gebruiken zeer
fascinerend. Volgens de Italiaanse criminoloog Cesare Lombroso (1835-1909)
was er een verband tussen tatoeages en criminele praktijken. Hoe zwaarder de
criminele feiten, hoe geweldadiger en vulgairder de tattoos waren (Caplan,
2000). De Franse dokter en criminiloog Alexandre Lacassagne nuanceerde deze
visie en hield rekening met contextuele gegevens, zoals de omgeving en het
moment. De Duitse en Franse pathologen J.L. Casper, A. Tardieu en M.F. Hunting
spitsten zich verder toe op het idee dat de tatoeage een manier was om zich als
individu of groep te onderscheiden. Zo onderzochten zij bijvoorbeeld de
permanentie ervan en zochten naar motieven en ontwerpen die samenhingen
met bepaalde jobs, vaak te vinden bij de lagere klassen (Caplan, 2000). Het
vormen van deze vernoemde onderzoeken en theorieën was op zich niet moeilijk
aangezien iedereen instaat was een tatoeage te beschrijven. Door deze
transparantie kon iedereen met een ‘wetenschappelijke’ achtergrond eigenlijk
een theorie opstellen en neerschrijven (Caplan, 2000). Atkinson (2003) geeft
hoofdzakelijk kritiek op het antropologisch onderzoek omdat de tatoeage gezien
wordt als een norm in bepaalde klassen en dat men niet verder kijkt dat dit.
Volgens hem vatten antropologen hierdoor slechts een deel van het hele
tatoeagegebeuren. Naar onze mening schiet het sociologisch onderzoek ook
tekort omdat voornamelijk de sociale identiteit wordt besproken, met name de
wens om bij een groep te behoren. Persoonlijke drijfveren en subjectiever
ervaringen gaan hierbij verloren. Men lijkt zich voornamelijk op verbanden te
4
focussen, maar winden dat deze op zich weinig zeggen over motivaties.
Als laatst lijkt het weinige psychologisch onderzoek omtrent tatoeages en
identiteit dat reeds gedaan is, voornamelijk een pathologische connotatie te
hebben. (Atkinson, 2003). Een getatoeëerd lichaam wordt voornamelijk aanzien
als manifestatie van een individu die zich niet kan vormen naar de sociale
normen en waarden. Volgens Howell et al. (1971) bestaat er bij getattoeëerde
gevangenen een typische correlatie tussen maladapatie en tattoos. Deze
lichaamsmodificatie worden gezien als een sterke drang naar identiteit. Het
subject wordt volgens de auteurs dan ook beschouwd als gefrustreerd. Het
gefrustreerd subject laat zichzelf tatoeëren om het gebrek aan ego te
compenseren met exhibitionistisch vertoon. Volgens Grumet (1983) ervaren
getatoeëerde subjecten een tekort in een bepaalde stage van de ego-
ontwikkeling. Tatoeages worden in deze redenering gezien als een manier om
het onderontwikkelde ego te versterken. Het subject heeft gevoel zichzelf er te
van moeten overtuigen dat zijn lichaam effectief bestaat. Atkinson (2003) uit
kritiek op het feit de focus van psychologisch onderzoek naar tatoeages ligt op
coping met psychologische dilemma’s, zoals een tekort aan ego. We kunnen ons
ook de vraag stellen of deze ‘drang naar identiteit’ en ‘compensatie van gebrek
aan ego’ effectief maladaptief zijn. Ervaart het getatoeëerde subject zichzelf als
gefrustreerd? Zoja, lijken tatoeages hier een oplossing voor te bieden?De
concepten ‘zelf- expressie’, ‘controle’ en ‘identiteit’ worden bij vernoemde
onderzoeken wel gelinkt met de tatoeage, maar wij gaan eerder akkoord met
Atkinson (2003) en vinden dat enkele het pathologische en deviante wordt
beklemtoond. Adams (2009) ziet bijvoorbeeld het verband tussen het hebben
van tatoeages en meer alcohol- en drugsgebruik en een onveilig seksleven.
Anderen rapporteren dat Amerikaanse universiteitsstudente met tatoeages meer
deviant gedrag vertonen met de bedoeling hun sociale afstand met de
mainstream te onderhouden (Koch, Roberts, Armstrong & Owen, 2010).
Atkinson (2003) vindt dat psychologen er niet in slagen het verschil te zien
tussen oorzaak en effect binnen het tattoo proces. Hij zegt namelijk dat er
bepaalde conclusies zijn gemaakt omtrent het feit dat tatoeages een product zijn
van een psychologische stoornis en dat dit samengaat met crimineel gedrag.
Hoewel dit nooit gespecificeerd of empirisch getest is, wordt dit volgens hem
5
algemeen aanvaard. Door deze veronderstelling wordt er vaak onderzoek
gedaan in een selecte bevolkingsgroep. Bendes of gevangenen zijn hier een
voorbeeld van. Volgens Atkinson (2003) worden bij dergelijke onderzoeken de
sociale en communicatieve aspecten van het tatoeëren genegeerd en ligt de
klemtoon op het asociale. Hierdoor krijgt deze vorm van lichaamsmodificatie de
kans niet om onderzocht te worden als een betekenisvolle uiting van het
individu. Men krijgt met andere woorden de kans niet persoonlijke ervaringen
omtrent het tattoogebeuren te verwoorden. Veel van deze artikels baseren zich
voornamelijk op gedragingen en de sociale identiteit zoals bij bendeleden.
Hierdoor lijkt een eerder negatieve en eenzijdige blik op de motivatie van het
tatoeëren de bovenhand te krijgen. Naar onze mening ontbreekt ook de
persoonlijke beleving en treden verbanden tussen tatoeages en al dan deviante
gedragingen op de voorgrond. Met behulp van deze thesis willen wij de link
tussen identiteit en de tatoeage vanuit het individu bevragen. Hiermee hopen we
persoonlijke ervaringen te achterhalen, ongeacht de al dan niet pathologische
connatie.
Wat is een Tatoeage? Om zicht te krijgen op wat een bepaalde tatoeage voor een specifiek individu
betekent, lijkt het interessant te vermelden wat een tatoeage eigenlijk is. Ruim
gezien, is het tatoeagegebeuren een vorm van permanente lichaamsmodificatie.
Van Dinther (2005) beschrijft het begrip tatoeage an sich als het creëren
van een teken door het onder de huid aanbrengen van kleurstof. De huid is het
basismateriaal van de tatoeage. Omdat elk lichaam uniek is, is bijgevolg ook elke
tatoeage uniek. Lichamelijke kenmerken zoals grootte, beharing, huidskleur en
dergelijke, zijn cruciale elementen waarmee rekening moet gehouden worden
om de tatoeage het best tot zijn recht te laten komen. De huid en het lichaam zijn
namelijk dynamische gegevens. Dat houdt in dat de tatoeage mee verandert
samen met de elasticiteit van de huid naar gelang de ouderdom. Ook de positie
waar het lichaam zich in bevindt, speelt een rol. Een tatoeage op de
schouderbladen bijvoorbeeld zal meebewegen wanneer de schouders op en neer
gaan. De kunst van het tatoeëren bestaat erin dat een op zich tweedimensionaal
6
element op de juiste plaats de illusie van beweging kan creëren. Een andere
vorm van permanente lichaamsmodificatie is plastische chirurgie (Davis, 1197a,
1997b; Gillespie, 1996), Volgens Atkinson (2003) zijn mensen sterk gemotiveerd
nieuwe en innovatieve manieren te vinden om het lichaam te veranderen.
Shilling (1993) conceptualiseert lichaamsmodificatie als een bewust
opgesteld lichaamsproject. Het lichaam vormt zich volgens hem via een continue
proces van wording. Het meest zichtbare lichaamsproject is de tattoo. Shilling
(1993) situeert dit begrip in de hedendaagse Westerse maatschappij die
gekenmerkt wordt door onzekerheid. Individuen zijn meer reflexief en onzeker
over hoe het lichaam kan worden gebruikt als persoonlijke representatie.
Shilling (1993) beschrijft 4 types van lichaamsprojecten. Het camouflerende type
heeft als functie het lichaam te verbergen of te maskeren. Typische voorbeelden
zijn make-up, kledij, parfum,... Het camouflerende type heeft als doel zich van de
biologische onsmakelijkheden, zoals slechte geurtjes, te ontdoen. Het
uitbreidende type heeft als doel de beperkingen van het lichaam te compenseren.
Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van psychotrope drugs of zelfs
contactlenzen. Lichaamsprojecten van het aanpassende type bestaat uit het
verwijderen of herstellen van delen van het lichaam. Dit kan door bijvoorbeeld
gewicht te verliezen. Het laatste type, wat ook bekent staat als het meest
invasieve en dramatische , bestaat uit het herontwerpen van het eigen lichaam.
Hiertoe behoren tatoeages en plastische chirurgie.
De vraag die Atkinson (2003) open laat voor discussie is de volgende:
Waarom kiezen individuen specifiek voor een tatoeage in het proces van
communicatie met anderen, en niet voor bijvoorbeeld plastische chirurgie of een
haarkleuring? Dit wordt niet echt besproken. Verder kunnen we ons de vraag
stellen of tatoeages ook de andere types kunnen dekken? Zou een tatoeage
bijvoorbeeld, in de beleving van het subject, ook kunnen worden aanzien als
camouflerend? Een tatoeage kan dus volgens Shilling (1993) gezien worden als
een permanent lichaamsproject met als doelstelling het herontwerpen van
ditzelfde lichaam.
Volgens Van Dinther (2005) zijn er heel wat elementen waarmee
rekening moet worden gehouden tijdens dit lichaamsproject. Eenzelfde design
ziet er bij de ene persoon anders uit dan bij de andere, afhankelijk van eerder
7
vernoemde lichamelijke kenmerken. Shilling (1993) gaat echter niet verder dan
het beschrijven van deze doelstelling. Hij gaat niet in op motivaties en wensen
omtrent dit project.
Om dergelijke belichamende ervaringen van getatoeëerde individuen te
kunnen vatten, kan het belangrijk zij een bepaald idee rond het lichaam uit te
doeken te doen. Een dergerlijke uiteenzetting kan gevonden worden bij Lemma
(2010). Ze stelt dat een kind vanaf de geboorte afhankelijk is van de ander.
Vroege fysieke en sensorische ervaringen met anderen vormen dan ook de basis
van de ontwikkeling van het zelf en ideeën rond het lichaam. In de eerste
levensjaren zijn dit voornamelijk de ouders en familie, maar naarmate men
ouder wordt, ontstaan meer en meer ontmoetingen met anderen. Hoe het
lichaam eruit ziet, wordt bepaald door de blik van de ander. Zoals Lacan zegt:
'We are beings who are looked at in the spectacle of the world' (Lacan, 1997).
Zich mooi of lelijk voelen is bijvoorbeeld afhankelijk van reacties van anderen,
culturele ideologieën, mediaberichten,... Het is niet altijd even gemakkelijk
hiermee om te gaan. Volgens Lemma (2010) doen sommige mensen pogingen via
externe manipulatie, zoals tatoeages, om met die blik van de ander om te kunnen
gaan. Ondanks het feit dat de geboorte niet gekozen is en dat het lichaam onder
blik van de ander bestaat, poogt men het lichaam terug op te eisen. Controle over
het lichaam krijgen, kan bijvoorbeeld door de oppervlakte, met name de huid, te
modificeren. Zo wordt een gefantaseerd ideaal zelf gecreëerd waarvan eventueel
wel gehouden kan worden.
Lemma (2010) stelt ook dat het lichaam het ultieme medium is om over
onze gemoedstoestand te communiceren. Tatoeages kunnen hier eventueel bij
helpen. Dit idee komt ook voor bij Didier Anzieu's theorie van 'the skin-ego'.
(Anzieu, 1989). Naast de functie van beschermend omhulsel tegen bedreiging
van buitenaf en binnen houden wat binnen wil blijven, fungeert de huid volgens
Anzieu ook als communicatiemiddel. Hierdoor wordt de oppervlakte van het
lichaam beschreven met ervaringen (Anzieu, 1989). Dit idee van de huid als
communicatiemiddel wordt door Claudia Benthien, auteur van ‘cultural history
of skin’ benaderd met de metafoor van een huis. Het lichaam wordt gezien als
een huis, een vaste, en bedekkende constructie die een aantal kamers bevat
waarin geleefd wordt. De huid wordt voorgesteld als de muren die fungeren als
8
een begrenzing tussen enerzijds het persoonlijke, vertrouwelijke en anderzijds
de buitenwereld. Er bestaat een mogelijkheid dit huis te verlaten, te veranderen.
Het huis kan geopend en gesloten worden via de deuren en ramen. Er kan dus
een glimp van het innerlijke worden opgevangen. Dit wordt gecontroleerd door
deze ramen en deuren. Het beschrijven van het lichaam, met bijvoorbeeld
tatoeages, is een van de manieren om de identiteit zichtbaar te maken voor
anderen. (Benthien, 1999).
De Westerse maatschappij wordt gezien als individualistisch.
Zelfrealisatie, persoonlijke autonomie en keuze worden hoog aangeprezen.
Iedereen hoort zijn leven uit te zoeken en dit ieder op zich (Benson, 2000).
Tatoeages kunnen eventueel in deze context gezien worden als een poging om
aan de genoemde beheerde ideeën te voldoen. Verder zit het subject, samen met
zijn lichaam, verwikkeld in een consumptiemaatschappij. Volgens Kosut (2006)
wordt identiteit als het ware verkocht en gekocht als goederen. Tatoeages
kunnen je het gewenste imago geven, zoals rebels, trendy, cool of jeugdig. Als
laatst wens ik de vluchtigheid van de maatschappij te beklemtonen. Volgens
Bauman (2011) leven we in vloeibare tijden. Men wordt meer en meer
onderheven aan flexibiliteit, constante verandering,.. en dit alles op korte
termijn. Angst en onzekerheid omtrent de identiteit worden constant gevoed.
Kosut (2006) spreekt over een “throw-away” maatschappij. Alles komt, net zo
snel als alles gaat en alles wordt zo snel vervangen. Het lichaam wordt gezien als
één van de weinige dingen die we in de hedendaagse cultuur nog echt bezitten
en waarover we zelf nog beslissingen kunnen nemen . De permanentie van de
afbeelding is dan ook essentieel. Tattoos kunnen namelijk niet genegeerd of
afgedankt worden. Dit idee is mogelijks belangrijk in het licht van het vluchtige
type maatschappij waarin we leven. De tatoeage kan gezien worden als een
statement van eigendom en controle over het eigen vlees. In deze
onvoorspelbare wereld, vormt dit een absolute zekerheid voor het subject. Ook
de pijn die met het proces gepaard gaat, is die van het subject en van niemand
anders. Deze gewaarwording staat buiten het systeem van betekenis. Wat men
voelt, is namelijk echt. Indien er geen pijn bij gepaard gaat, kan een tatoeage
evengoed een sticker of of een likje verf zijn (Benson, 2000).
9
Vanuit Lemma’s beschrijving (2010) kan worden geïnterpreteerd dat het
getatoeërde lichaam het antwoord kan zijn op vragen zoals: Wie wil ik zijn? Hoe
moet ik met mijn lichaam omgaan? Hoe wens ik mij te presenteren tegenover
anderen? Wenst men zich zowaar te presenteren tegenover de ander? Hiermee
raakt ze de concepten aan die in deze thesis de rode draad zullen vormen
doorheen de zoektocht naar het unieke verhaal achter de tatoeage. Zoals eerder
vermeld, zullen identiteit, zelf-expressie en controle de hoofdrol spelen. Lemma
(2010) beschrijft de tatoeage eerst en vooral als communicatiemiddel. Via de
tekeningen op de huid bepaalt het subject namelijk wat en hoeveel hij toont. Dit
zien wij als een link aan zelfexpressie. Verder ziet ze de tatoeage als een middel
om controle te (her)vatten over het lichaam. Als laatst stelt ze dat de blik van de
Ander de identiteit bepaalt en dat de tatoeage op het lichaam hier een
bemiddeling kan zijn tussen het zelf en anderen. In de volgende paragrafen zal
de rol die de tatoeage kan spelen bij de concepten identiteit, zelf-expressie en
controle uitvoeriger worden besproken.
De Tatoeage Gelinkt aan de Concepten ‘Identiteit’, ‘Zelfexpressie’, en
‘Controle’ in Reeds Gedaan Onderzoek
Het literatuuronderzoek, wat hoofdzakelijk te vinden is in de volgende
paragrafen, kent de driedelige structuur identiteit, zelf-expressie en controle. Het
is echter zo dat deze concepten niet volledig van elkaar gescheiden kunnen
worden. Naar onze mening omvatten deze drie concepten een groot deel van
motivaties en keuzes omtrent het tatoeagegebeuren.
Identiteit.
Het eerste concept van de driedelige structuur omvat hoofdzakelijk alles wat met
tatoeages en identiteit te maken heeft. Identiteit kan worden opgesplitst in een
persoonlijke en sociale identiteit. De persoonlijke identiteit verwijst naar wat
mensen van elkaar onderscheidt en de sociale identiteit omvat eerder wat
mensen al dan niet met elkaar verbindt. Beide identiteiten zijn niet altijd van
elkaar te onderscheiden. Ze belichten eerder een verschillend deel van de
10
identiteit (Lemma, 2010).
Sanders (1989) legt de klemtoon op het interpersoonlijke en zegt dat
tatoeages voor een sociale connectie kunnen zorgen. Ze kunnen dus helpen bij
het creëren van een sociale identiteit. Hij ziet de tatoeage als een marker van
sociale verschillen, waardoor hij afleidt dat sommigen vaak willen shockeren.
Ook bij Camphausen (1997) ligt de klemtoon op het versterken van de
groepsidentiteit. Getatoeëerde individuen zouden het belangrijk vinden een
gewaardeerd en zichtbaar lid te zijn van een 'Wij' groep (Elias, 1978; 1991).
Atkinson en Young (2001) zien het lichaam eerder als politiek verzet en kritiek
op de heersende cultuur. Tatoeages worden gezien als pogingen om de die
heersende sociale codes over het lichaam en bijhorende representaties uit te
dagen. De wens om symbolisch te communiceren via de huid kan als
gemeenschappelijke drijfveer gezien worden (Atkinson, 2003). DeMello (2000)
ziet de tatoeage als een alternatief communicatiemiddel in een maatschappij
waar techonogolie en 'high-speed' informatieverwerking vanzelfsprekend zijn.
Ook ontstaat, volgens hem, een groepsgevoel tussen tatoo-enthousiastelingen,
wat op zijn beurt een gevoel bijhoren creëert. Dit gevoel kan gelinkt worden aan
wat Atkinson (2003) ziet als gemeenschappelijke drijfveer om symbolisch te
communiceren.
De drang naar een sociale identiteit kan terug gevonden worden in
verschillende tijdperken. Tijdens wat Atkinson (2003) het werkklasse tijdperk,
gesitueerd tussen 1920 en 1950, wilde voornamelijk de lagere klassen, zoals
zeelui en arbeiders, zich als groep kenbaar maken met als doel zich te
onderscheiden van de hogere klassen. Zij wilden voornamelijk hun voorliefde
voor het vaderland (hoofdzakelijk in de Verenigde Staten) symboliseren op hun
eigen manier. In die tijd werden tatoeages volgens Foucault (1977) ook gebruikt
om individuen met een criminele of deviante identiteit te labellen. Denk maar de
nummers die getatoeeerd werden op Joodse gevangenen tijdens de Tweede
Wereldoorlog. In de jaren '60 werden tattoos voornamelijk gebruikt om de
cohesie van individuen in een subcultuur te beklemtonen. In deze periode begon
de tatoeage zich te manifesteren als een manier om zich als deel van een
subcultuur (bvb.rockabillies, rockers,...) uit te drukken, meestal als kritiek op de
mainstream klasse. Het anders zijn werd dus beklemtoond (Atkinson, 2003). De
11
periode tussen 1970 en 1990 wordt door Atkinson (2003) het 'new age' tijdperk
genoemd. Tijdens deze periode stond de tatoeage symbool voor het durven
uitdagen van de heersende sociale codes rond het lichaam. Volgens Atkinson
(2003) bekritiseerden vrouwen het idee dat het vrouwelijk lichaam broos en
machteloos is. Via tatoeages beklemtoonde men de mogelijkheid tot hervorming
van de identiteit. Zo stond de tatoeage meer en meer centraal als een symbool
van culturele cohesie en groepsidentiteit (Atkinson,2003).
Naast het groepsgevoel, wordt ook ‘het gevoel uniek te willen zijn’ als
motief opgegeven. De theorie van uniekheid zegt dat er naast de behoefte voor
gelijkheid en overeenkomst, ook een behoefte voor anders zijn bestaat. Elk
individu wil zich speciaal voelen en percepties van similariteit worden als
negatief beschouwd. Tatoeages zouden bij individuen die hoog scoren op de
wens uniek te zijn, zorgen voor een daling van het negatief effect, gelinkt aan het
gevoel van gelijk te zijn aan anderen (Tiggemann & Golder, 2006).
Zelfexpressie.
Het markeren van het lichaam kan ook een vorm van zelfexpressie zijn
(Atkinson, 2004; Kang & Jones, 2007). Zelfexpressie kan gezien worden als de
wens te willen uitdrukken wat er in vanbinnen leeft zoals gedachten, gevoelens
en ideëen (Van Meijel, 1996). Tatoeages kunnen bijvoorbeeld staat voor het
uiten van groepsgevoel (Atkinson, 2003), uniek zijn ( Tiggeman & Golder,
2006),...
Volgens sommige voeg je ‘iets’ toe aan je lichaam. Het lichaam wordt als
het ware als een canvas beschouwd (Kosut, 2006). Alfred Gell, een Britse
antropoloog, beschrijft de invloed van de tattoo op de wisselwerking tussen het
inwendige en uitwendige van het lichaam. Hij ziet de tatoeage als een visuele
uiting van het innerlijke, een veruitwendiging van het innerlijk die tegelijkertijd
een verinwendiging van het uiterlijk is.
Toch is niet alleen een tatoeage op zich een symbolische uitwerking van
de identiteit. Het volledige proces en gebeuren rond het tatoeëren moet ook
worden gevat in de symbolisatie. Gell spreekt over het ‘technische schema’ van
het tatoeëren. Dit omvat het lange wachten op de afspraak, het snijden, de pijn,
12
het bloed, een zichtbaar teken onder de huid, de verzorging van de open
wonden,... Al deze elementen behoren tot het proces van visuele uiting van het
innerlijke en metaforiseren controle en autonomie (Benson, 2000). Dit technisch
schema is ook wat zich onderscheid van andere ‘modegrillen’ zoals het
aanschaffen van een nieuw en hip kapsel (Korut, 2006).
Volgens Benson (2000) kan een tatoeage als een extra laag op de huid
worden beschouwd. Hier verder op bouwend, kunnen tattoos gebruikt worden
om metaforen toe te eigenen, van buitenaf. Eigenschappen van sterke dieren, vb.
tijgers, draken, slangen kunnen worden getatoeëerd als poging tot het bezitten
van deze beelden. De vraag is natuurlijk of de individuen dit effectief ervaren als
geslaagde poging. Afbeeldingen van “the dark side”, zoals spinnen en
doodskoppen, die vaak door ‘goths’ en ‘satanisten’ worden getatoeëerd drukken
bvb geweld, gevaar of onderwerping uit. Metaforisen van wat men graag wil zijn
of uitschijnen, worden met andere woorden in de huid geschreven of getekend.
Het proces van het iets extern tot zich nemen, komt ook voor onder de
vorm van herdenking van overleden geliefden. In een poging deze persoon tot
een deel van het zelf te maken, worden vaak portretten getatoeëerd. Dit wordt
ook letterlijk gedaan met het tatoeëren met assen van een overleden (Benson,
2000). Ook Slavoj Žižek (2011), een Sloveense socioloog, psychoanaliticus,
filosoof en cultuurcriticus, zegt dat via het symboliseren van de huid, hetgeen
wat vanbinnen zit bij het subject naar de oppervlakte kan worden gebracht. Op
deze manier kan een identiteit hervormd worden. Het design, waar meestal heel
lang over nagedacht wordt, symboliseert deze relatie tussen huid en identiteit.
Verder vestigt de keuze van het design aandacht op bepaalde plaatsen van het
lichaam bvb de heup, de kuit,...(Benson, 2000)
Naast de net besproken zelf-expressie, kan ook de registratie van
gebeurtenissen een belangrijke motivatie zijn voor het subject om een tatoeage
te laten plaatsen. Het lichaam is in dat opzicht een soort van dagboek, waarin
wordt geschreven. Opnieuw wordt zo’n gebeurtenis of herinnering beschreven
als wat van buitenaf intern gemaakt wordt (Benson, 2000). Terzelfdertijd wordt
iets van binnen naar het oppervlak gebracht, bijvoorbeeld gevoelens van rouw
bij een overlijden van een belangrijke ander. Ook Sanders (1989) beschrijft het
symboliseren van status en levenstransities, bijvoorbeeld tatoeages van een
13
trouwring of de naam van de kinderen, door middle van tatoeages. Steward
(1990), die overigens zelf als een tatttoo-artiest gewerkt heeft, beschrijft de
centrale rol van tatoeages in het ritueel van het omvormen van het zelf. Wat de
tatoeage hier zo aantrekkelijk maakt, is het feit dat deze transitie vereeuwigd
wordt. Rituele tattoos komen vaak voor na een persoonlijke transitie, zoals een
huwelijk, of dienen als een marker van volwassenheid. Een tattoo kan voor een
veilig gevoel zorgen zoals bij het reeds vernoemde huwelijk, zeker in een wereld
waarvan bijna 50% terug scheidt (Kang en Jones, 2007).
Controle.
Het idee van controle kan een zeer belangrijk element bij tatoeages en geldt als
laatste concept in de opzet van the onderzoek. Het komt vaak voor dat groepen
die zich soms minderwaardig behandeld voelen, zich proberen te bevrijden van
het stereotype rol die ze toegediend krijgen. Bij vrouwen kan een tattoo
bijvoorbeeld een soort van krachtsymbool zijn om zich af te zetten tegen de
gelimiteerde rol van vrouw en moeder die ze toegewezen krijgen door de
samenleving. Zie het als een exploratie van andere manieren om zichzelf te
definiëren omdat het idee van een zwak, hulpeloos en klein lichaam niet volstaat.
Door zich te laten tatoeëren, kunnen genderrollen en normen van
vrouwelijkheid worden uitgedaagd (Kang & Jones, 2007).
Via tattoos kan men ook het lichaam aanpassen naar een ideaal. Op die
manier kan men controleren hoe men er uit ziet en hoe anderen het subject
moeten zien (Atkinson, 2004). Controle uitoefenen op wie men wil zijn, komt
volgens Kang en Jones (2007) bij een aantal subgroepen sterk naar voor. Bij
jongeren kan deze vorm van lichaamsmodificatie, volgens hen, gezien worden als
een zoektocht naar onafhankelijkheid in de grote, onzekere wereld. Men hoopt
een groter gevoel van controle en autonomie te verwerven over het lichaam.
Jongeren kunnen namelijk heel wat druk van hun ouders en de school ervaren.
De nood aan controle over het eigen lichaam komt ook vaak voor bij
getatoeëerde vrouwen. Kang en Jones (2007) stellen dat ze de culturele visie van
het ‘zwakke’ vrouwelijk lichaam niet willen aanvaarden en daarom vrijheid en
macht over dit lichaam zoeken. Na de Tweede Wereldoorlog ontstond een groot
14
gevoel van collectieve ontevredenheid tegenover de maatschappij. Tatoeages
werden een symbool van politieke verzet en rebellie (Atkinson, 2003). Volgens
Foucault (1977) zagen gevangenen het tatoeagegebeuren als een manier om hun
lichaam op een symbolische manier te bevrijden, aangezien dit letterlijk niet kon.
Het werd dus een symbool van verzet in een zeer strikt gecontroleerde
omgeving.
Naast de poging controle te krijgen over het lichaam en het zelf, kan een
tattoo ook bijdrage leveren in een genezingsproces waarin men controle
probeert te krijgen over een (traumatische) gebeurtenis. Dit kan gelden bij een
mishandeling, een overval, natuurrampen,...(Kang & Jones, 2007) Het lichaam is
een soort van strijdtoneel waarop deze angsten worden blootgesteld. Een
tatoeage kan deze angst, komende van zo’n invasieve gebeurtenis, als het ware
temperen of een plaats geven in het zelf. Deze blootstelling staat echter niet
gelijk aan de wil van communiceren. Het is met andere woorden niet altijd een
directe uitnodiging tot socialisatie. Het idee dat je tattoos kan bedekken en dat
het subject zelf kiest wanneer hij ze openbaart, kan die de controle in
standhouden. Het is iets wat je bezit en niet enkel iets naar waar gekeken kan
worden. Je kan je als het ware afscheiden van anderen wanneer je dat zelf wil
(Benson, 2000).
Volgens Atkinson (2004) zijn tattoos gecontroleerde representaties van
emotionele ervaringen, gegrift op het lichaam. Dit proces kan, volgens hem,
helpen bij affectregulatie van bepaalde negatieve gevoelens zoals verdriet. Door
het ‘verdriet’ tentoon te stellen, kan men mogelijkerwijs een gevoel van
zelfcontrole ervaren. Een tatoeage kan hier bijvoorbeeld symbool staan voor
kracht. Omdat verdriet eerder een ‘behind the scenes of social life’ gevoel is, is
het voor sommige moeilijk om over dit gevoel te praten. Dan kan een tatoeage
ook een vraag naar communicatie zijn. Dit soort van zelfhulp wordt ook vaak
gezien bij gevoelens van machteloosheid en zwakte, zoals eerder vermeld bij
vrouwen en jongeren. Tatoeages helpen ook bij het kanaliseren van woede en
agressie. Naast het reguleren van negatieve gevoelens, kan dit ook met positieve
gevoelens zoals geluk (Atkinson, 2004).
Deze blootstelling staat echter niet gelijk aan de wil om te communiceren.
Het is met andere woorden niet altijd een directe uitnodiging tot socialisatie. Het
15
idee dat men hun tatoeages kan bedekken en dat het subject zelf kiest wanneer
hij ze openbaart, kan die controle in standhouden. Het is iets wat je bezit en niet
enkel iets naar waar gekeken kan worden. Je kan je als het warea afscheiden van
anderen wanneer je dat zelf wil (Benson,2000)
Besluit
Het is reeds duidelijk geworden dat het plaatsen van een tatoeage niet
simpelweg gereduceerd kan worden tot slecht een enkele functie of betekenis.
Heel wat factoren spelen mee en concepten zoals ‘controle’, ‘zelfexpressie’ en
‘identiteit’ lijken een belangrijke rol te spelen. Het meeste onderzoek ging in op
motieven rond groepsgevoel en deviant gedrag. Een tattoo wordt niet echt
gezien als een gezonde manier van omgaan met het lichaam, maar eerder als een
poging om met onverwerkte driften om te gaan (Lemma, 2010).
Psychologische concepten, zoals controle en identiteit werden reeds
gelinkt aan tatoeages, maar de effectieve beleving van het subject lijkt te
ontbreken. Ervaren getatoeëerde individuen die al dan niet bewuste controle?
Verschilt dit van persoon tot persoon? Hoe gaat het individu om met zijn
getatoeëerd lichaam? Wat houdt een getatoeëerde identiteit nu precies in? Helpt
een tattoo met het vormen van een ‘zelf’? Kan een tattoo de identiteit helpen
(her)vormen? Er bestaan nog zoveel vragen omtrent de subjectieve beleving van
de relatie tussen de identiteit en de tattoo. Via dit onderzoek wens ik mij onder
te dompelen in de beleefwereld van het getatoeëerde subject en een poging te
ondernemen een tipje van deze sluier op te heffen.
Methode
Interpretatieve Fenomenologie als Epistemologisch Kader
Getatoeëerde subjecten lijken vaak bevraagd te worden vanuit een perspectief
dat vooraf wordt opgemaakt. Bepaalde doelgroepen worden hiervoor gekozen.
Dit kan terug gevonden worden in Lombroso’s onderzoek waarin verbanden
16
worden gezocht tussen het tatoeëren en criminaliteit. Hier kan gezegd worden
dat men een sociale identiteit wenst te bekomen. Heeft men het gevoel dat men
die sociale identiteit heeft gekregen (Caplan, 2000)? Howell et al (1971) gaan in
op het gefrustreerde subject dat via tatoeages de zucht naar identiteit poogt te
compenseren. Deze onderzoeken zeggen weinig tot niets over wat dit ‘verlangen
naar identiteit’ precies betekent voor het subject. Ervaart het subject wel degelijk
als een wens? Is dit verlangen achteraf dan ook verzadigd?
De grootste tekortkoming in het gedane psychologisch onderzoek lijkt ons
dat men zich lijkt te focussen op de motivaties van het tatoeëren al dan niet in
verband met een bepaald gedrag. Het lijkt ons echter belangrijk te achterhalen
wat iemand drijft tot het zich laten tatoeëren, hoe men tot deze ’motivaties’
gekomen is en of men dit ‘doel’ dan ook kan bekomen door middel van een
tatoeage. Aangezien wij ons wensen toe te spitsen op de ervaring van het
getatoeëerde individu, is het belangrijk een methode en analyse te gebruiken die
deze rijke en persoonlijke beleving zo dicht mogelijk kan benaderen.
Interpretatieve fenomenologie dient zich hierbij aan als epistemologische
kader. Men beoogt een gedetailleerde studie van hoe participanten betekenis
geven aan hun persoonlijke en sociale wereld. Deze betekenisverlening kan zich
situeren bij een specifieke gebeurtenis, ervaring of een bepaalde toestand (Smith
& Osborn, 2007). Fenomenologie (Moran, 2000), hermeneutiek (Palmer, 1969)
en ideografie (Smith et al., 1995) kunnen gezien worden als de belangrijkste
bouwstenen van de interpretatieve fenomenologie. Men is op zoek naar een
idiografische soort van kennis of anders gezegd: kennis van het eigene. Onder
hermeneutiek wordt voornamelijk het interpreteren van teksten door
schriftgeleerden begrepen. Toegepast op het begrijpen van een verschijnsel
wordt erkend dat niet verklaard, maar in betekenis verstaan moet worden. Een
mens moet dan logischerwijze geïnterpreteerd worden in zijn context. Als laatste
wordt fenomenologie gezien als het onderzoek naar de essentie van
verschijnselen. Men begint bij iets concreet, in deze thesis de tatoeage, en wil
hierover meer te weten komen. Zo wordt de achtergrond van het verschijnsel
belangrijk gevonden (’t Hart, Boeije & Hox, 2005). Om een beter beeld te krijgen
van de interpretatieve fenomenologie, wordt de eerst fenomenologie als
fylosofisch gedachtengoed uiteengezet.
17
Wat is fenomenologie?
Lauwers (2008) beschrijft fenomenologie als de studie van de essentie van een
ervaring. De fenomenologie kent een filosofische achtergrond met Edmund
Husserl als grondlegger. Men gaat uit van directe en intuïtieve ervaring van
verschijnselen waaruit de essentiële eigenschappen worden afgeleid.
Fenomenologie kent een aantal kernbegrippen die deze filosofische stroming
vorm geeft.
Eerst en vooral staan ‘ervaring en werkelijkheid’ centraal. Werkelijkheid
mag echter niet verward worden met waarheid. Levering (2001) pleit dat
werkelijkheid de betekenis omvat die mensen hechten aan wat wordt ervaren.
Verder erkent Levering (2001) ‘zingeving en zinontlening’ als tweede kernidee.
Fenomenologen spreken veelal in termen van ik en de wereld. ‘Ik geef betekenis
aan de wereld, maar diezelfde wereld dringt haar betekenissen ook aan mij op’,
lijkt hier de hoofdgedachte te zijn. Deze zingeving en zinontlening hangt sterk
samen met het derde kernbegrip, namelijk dat van de ‘subjectiviteit en
intersubjectiviteit’. Zo is het dat elk individu een eigen kijk heeft op de
werkelijkheid. Deze kijk wordt dan weer gekleurd door bepaalde vooroordelen
en voorkeuren die in de persoonlijke geschiedenis zijn ontstaan. Naast deze
subjectiviteit bestaan er gemeenschappelijke betekenisverleningen die
vastliggen in sociale rituelen en gewoonten. ‘Taal’, als vierde concept, speelt hier
een belangrijke rol. Taal geeft de mogelijkheid de dingen in de wereld te duiden
met betekenis. Het ‘lichaam’ geldt als fundamentele verbinding tussen het ik en
de wereld. Volgens fenomenologen proportioneren mensen hun wereld concreet
vanuit hun lichamelijkheid (Levering, 2001). De laatste kerngedachte, dat van de
fenomenologische reductie of epoche, richt zich op de fenomenoloog an sich.
Opdat deze iets wil weten over een ervaren werkelijkheid, is het belangrijk dat
hij zich bewust is van zijn eigen vooroordelen en vooronderstellingen. De
bedoeling is dat hij deze zoveel mogelijk ‘tussen haakjes’ kan zetten (Ehrich,
2003).
18
Merleau-Ponty
Het is voornamelijk Maurice Merleau-Ponty die vorm gegeven heeft en verder
onderzoek heeft gedaan naar het belang van het lichaam. Omdat het tatoeëren
een zeer lichamelijke en invasieve gebeurtenis is, lijkt zijn gedachtegoed
hierover een belangrijke toespitsing te zijn. Volgens Merleau-Ponty kan de mens
enkel vanuit zijn lichaam ervaren, en dus betekenis geven (Levering, 2001).
Hoewel deze gedachtegang – naar onze mening - vrij ongenuanceerd is, zijn we
er wel van overtuigd dat het lichaam onze plaats in de wereld bepaalt. Het
lichaam maakt ervaringen mogelijk. Zingeving en ontlening vloeit voort vanuit
de zintuigen (Merleau-Ponty, 1945).
Volgens Merleau-Ponty valt de scheiding tussen subject en object weg
wanneer het over het lichaam gaat. Hij redeneert als volgt: ‘Je hébt niet enkel een
lichaam, je bént ook een lichaam.‘ Je hebt een lichaam dat kan worden
waargenomen, zoals de bestuderende, objectiverende blik, maar je bent ook een
lichaam dat kan waarnemen. Met deze blik kan afstand worden genomen van het
lichaam. Zo laat men toe het als een object te zien dat maakbaar is. Tegelijkertijd
kan men zich er niet van losmaken, waardoor wij ons lichaam niet uitsluitend als
‘object’ ervaren. Deze gedachtegang heeft consequenties voor het denken.
Voordat we denken, nemen we reeds waar. Deze waarneming is altijd gebonden
aan het lichaam, die de waarnemer is. Merleau-Ponty geeft een existentiële
betekenis aan het idee van een lichaamsschema. Zo zegt hij dat het lichaam altijd
gericht is op zijn omgeving en oorspronkelijk op de wereld betrokken is. De
waarneming kan worden gezien als intentioneel. Men is zich steeds bewust van
iets. Denken is altijd ‘iets’ denken (Dijkstra, 2008).
Dit fenomenologisch gedachtegoed van Merleau-Ponty lijkt van belang te
zijn om als onderzoeker naar de ervaring van de tatoeage te kijken. Een tatoeage
kan gezien worden als een medium om zin te geven en te ontlenen aan het ik en
de wereld rondom zich. Een tatoeage is een permanent deel van het lichaam
geworden. Men kan zelfs zeggen dat het bestaan ervan afhankelijk is van de
drager van dit lichaam. Het getatoeëerde individu draagt een tatoeage waardoor
hij onderdeel is geworden van het kunstwerk. Tegelijkertijd is hij niet het
kunstwerk an sich. Aangezien het individu dus leven geeft aan de tatoeage kan
19
hier de filosofische vraag gesteld worden waar het lichaam eindigt en de
tatoeage begint (Falkenstern, 2012).
Dit idee sluit aan bij Merleau-Ponty’s onmogelijke scheiding van object en
subject. Hier verder op ingaand kan gezegd worden dat hoe men zich lichamelijk
voelt en hoe men zich mentaal voelt ervaringen zijn die op elkaar inwerken. Er
kan dus gezegd worden dat een belichaming van een subjectieve ervaring, zoals
een tatoeage, niet gereduceerd kan worden tot enkel het lichaam of de geest. Dit
fenomenologisch gedachtegoed lijkt de ervaring van de relatie tussen het
getatoeëerde lichaam, geest en de wereld goed te kunnen benaderen. Hoe bekijkt
de wereld het getatoeëerde lichaam en omgekeerd? Hoe bekijkt de geest het
getatoeëerde lichaam en omgekeerd? Hoe bekijkt de getatoeëerde geest de
wereld en omgekeerd?
Wat is ‘Interpretatieve fenomenologie’?
Interpretatieve fenomenologie erkent dat elke analyse van eender welk topic
partieel is. Het is onmogelijk de volledige ervaring te vatten. Omdat het individu
wordt benaderd om een bepaalde ervaring te delen, kan veralgemening niet het
doeleinde zijn van deze onderzoeksmethode (Smith & Eatough, 2007) Iedereen
beleeft een bepaalde ervaring namelijk op een verschillende manier en in een
verschillende context.
Men erkent het individu als een cognitief, talig, affectief en lichamelijk
wezen. Smith en Eatough (2007) stellen hierbij dat er een reeks van verbanden
bestaat tussen wat een subject zegt en denkt of voelt. Dit verband is niet altijd
even rechtlijnig. Zo is het niet altijd eenvoudig uit te drukken wat wordt gedacht
en gevoeld. Verder wenst men niet alles te delen.
Als onderzoeker hoort men met andere woorden een interpretatie te
maken van de data. Het wordt snel duidelijk dat de onderzoeker een actieve rol
moet innemen. Conrad (1987) geeft aan dat de onderzoeker een ‘insider’s
perspective’ moet aannemen. Men poogt hierbij zo dicht mogelijk bij de
leefwereld van het subject te komen. Er moet echter rekening worden gehouden
met het denkbeeld van de onderzoeker. Er kan gezegd worden dat de
interpretatie van het onderzochte een dubbel proces is. De participant probeert
20
zicht te krijgen op zijn zowel persoonlijk als sociale wereld. Hiernaast tracht de
onderzoeker te begrijpen hoe deze participant probeert zicht te krijgen op zijn
eigen leefwereld. Dit begrip kan dus nooit volledig zijn. De onderzoeker krijgt
een dubbele rol toegekend inzake dit ‘begrijpen’. Begrijpen omvat namelijk twee
aspecten: het inleven (empathisch) en het zicht krijgen op wat onderzocht wenst
te worden. Het toelaten van beide aspecten zorgt voor een rijkere analyse.
Hierbij kunnen kritische vragen, zoals wat men probeert te bereiken, worden
toegelaten (Palmer, 1969).
Thematische Analyse als Methode
De interviews zullen in dit onderzoek worden geanalyseerd door middel van
thematische analyse. Met dit soort analyse poogt men vanuit de data thema’s te
identificeren, analyseren en bediscussiëren (Braun & Clarke, 2006; Smith, 1995).
Om aan thematische analyse te doen, volgt men een aantal fasen.
Eerst en vooral dient men vertrouwd te geraken met de data. Verbale
data, met name de interviews, dienen eerst en vooral uit te worden geschreven.
Dit lijkt een eerste stap te zijn om vertrouwd te geraken met de data (Riesmann,
1993). Daarna wordt de data gelezen en herlezen. Tijdens deze fase worden
notities genomen (eerste ideëen, bedenkingen,…) die van dienst kunnen zijn
tijdens het coderen van bepaalde fragmenten. Een volgende fase bestaat uit het
creëeren van initiële codes. Hier codeert de onderzoeker fragmenten of bepaalde
woorden die interessant lijken voor het fenomeneen dat bestudeerd wordt.
Wanneer de data gecodeerd is, wordt er in een volgende fase gezocht naar
thema’s. Dit doet men door na te gaan of bepaalde codes samen passen. In deze
fase kunnen codes worden geclusterd en opgedeeld in hoofd- en subthema’s.
Men kan zich ook van sommige codes ontdoen. In de volgende fase worden de
thema’s herbekeken. Eerst worden alle codes per thema’s herbekeken. Wanneer
men een coherentie vindt tussen de codes in een thema, dan zit men goed. Als dit
niet het geval is dan moeten de codes herbekeken worden. Daarna wordt
gekeken naar de coherentie over alle thema’s heen. Men kan zich in deze fase ook
ontdoen van bepaalde thema’s die te weinig data dragen. Op het einde van deze
fase dient men concrete idee te hebben van wat de thema’s zijn en hoe ze zich
21
tegenover elkaar verhouden. Als onderzoeker dient men nu een algemeen beeld
te hebben over wat de thema’s over de data vertellen. De voorlaatste fase bestaat
uit het definiëren en benoemen van de thema’s. De bedoeling is de essentie van
de thema’s te vatten. In de laatste fase wordt een verslag geschreven over hoe de
thema’s een verhaal vormen. Dit verslag bevat data fragmenten om ideëen te
staven (Braun & Clarke, 2006).
Interpretatieve Fenomenologie en Thematische Analyse Toegepast op de
Onderzoeksvraag
De hoofdvraag van deze studie omvat de zoektocht naar ervaring van de
tatoeage. Hoe beleeft het individu zijn getatoeëerde huid? Omdat dit in de eerste
plaats een lichamelijke ervaring is, lijkt Merlau-Ponty’s bijdrage tot de
fenomenologie toepasselijk om de onderzoeksvraag te benaderen. Omdat deze
ervaring zeer vergaand kan zijn, hebben wij besloten om tijdens het analyseren
van de data ons toe te spitsen op de ervaring van de tatoeage in relatie tot
identiteit, zelf-expressie en controle. Eerder werd reeds aangetoond dat deze
concepten hun waarde kennen in de literatuur.
Zoals eerder aangetoond kent deze literatuur een tekort aan
betekenisverlening vanuit het individu zelf. Vandaar dat we ons de vraag kunnen
stellen hoe individuen betekenis geven aan hun tatoeage in relatie tot identiteit,
controle en zelf-expressie. Bij een analyse met de interpretatieve fenomenologie
als epistemologisch kader wordt hoofdzakelijk gebruik gemaakt van een klein
aantal semi-gestructureerde interviews (Smith & Osborn, 2007). Tijdens deze
interviews zullen een aantal open en gesloten vragen worden gesteld. De
concepten ‘identiteit’, ‘controle’, en ‘zelf-expressie’ zullen nauwelijks expliciet
bevraagd worden. Smith en Osborn (2007) stellen namelijk dat expliciete vragen
best vermeden worden.
Daarnaast moet de participant maximaal de kans krijgen zijn ervaring
met de onderzoeker te delen. De participant is namelijk de expert van zijn
gevoels– en denkwereld. Om als onderzoeker niet meteen het interview in een
bepaalde richting te sturen, wordt besloten deze concepten voornamelijk
22
achteraf te gebruiken, tijdens het analyseren van de data. Zoals eerder gezegd
wordt de interpretatieve fenomenologie gebruikt als denkkader tijdens het
verzamelen en analyseren van de interviews. Thematische analyse zal worden
toegepast als methode. Dit onderscheid lijkt ons noodzakelijk gezien de
onderzoeksvraag. Aangezien wij drie concepten uit de theorie hebben gehaald
met als doel deze te verfijnen, lijkt dit initieel niet te stroken met de
grondbeginselen van de interpretatieve fenomenologie, namelijk het volledig
vanuit de data vertrekken. Om toch het onderzoek zoveel mogelijk datagedreven
te laten zijn, worden thema’s uit de data gehaald nadat ze worden opgedeeld per
concept. Vanaf hier zal hoofdzakelijk vanuit de ‘ik’-vorm worden geschreven,
aangezien ‘ik’ als onderzoeker en analysant deel uit maak van het onderzoek.
Sample
Voor dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van zes interviews van getatoeëerde
subjecten. Ik ben op zoek gegaan naar zes kandidaten die voldoen aan de
volgende kwaliteiten: (a) het hebben van minstens één tatoeage en (2) de laatste
tatoeage werd recent geplaatst (minder dan zes maand geleden). De eerste
eigenschap lijkt voor de hand liggend, gezien de onderzoeksvraag. De tweede
vraagt om wat uitleg. Er wordt van de participanten gevraagd te vertellen over
zowel hun fysieke als hun mentale ervaring wat betreft hun tatoeage(s).
Heidedegger, één van de belangrijkste fenomenologen uit de 20ste eeuw, stelt de
relatie tussen het individu en zijn leefwereld centraal. Deze leefwereld kan
gezien worden als onze dagdagelijkse omgeving die betekenis geeft aan acties en
interacties. (McCall, 1983). Ervaringen lijken dus gekleurd te worden door de
leefwereld van het individu. Men kan zich hier de vraag stellen: “Waarom net
nu?” Aangezien wij interesse hebben voor deze betekenisverlening en eventuele
verwachtingen lijkt het interessant dat de participanten zich nog kunnen
herinneren hoe men dacht en zich voelde vooraleer men zich liet tatoeëren.
Verder kiest men bij een thematische analyse doorgaans voor een kleine
sample. Eerst en vooral neemt het uittypen en analyseren van een interview veel
tijd in beslag. Ook is het zo dat men een specifieke groep – in dit geval
getatoeëerde individuen - wenst te volgen. Het getatoeëerde individu, samen met
23
zijn eigenheid, staat centraal. Veralgemening is hier dus niet het doel, wel diepte
en detail (Smith et al., 1995). Ook is het zo dat voor onderzoekers die nog niet zo
vertrouwd zijn met het thematisch analyseren drie à zes interviews een zeer
goede keuze is. Dit aantal zorgt voor voldoende diepgang bij elk interview, maar
laat ook een gedetailleerde studie van gelijkheid en verschil, convergentie en
divergentie toe. Bij een te groot aantal interviews bestaat het gevaar bij
beginnende kwalitatieve onderzoekers, waaronder mezelf, overspoeld te
worden. Dit zou de kwaliteit van de analyses in gevaar kunnen brengen. (Smith,
2007).
Bijkomend zeggen Smith en Osborn (2007) dat er verder wordt gekozen
voor een homogene sample. Gezien de kleine sample is het niet nuttig te denken
in termen van random of representatieve sampling. Bij thematische analyse
wordt er eerder aan doelgerichte sampling gedaan. Bij dit soort sampling wordt
een gesloten en gedefinieerde doelgroep gekozen waarbij de onderzoeksvraag
relevant is. Om een bepaalde homogeniteit te bekomen, worden de participanten
aangetrokken via één tattooshop, namelijk Toryumon te Gent. Deze tattooshop
heeft een bericht op de facebookpagina geplaatst waarin stond mij te
contacteren als men voldeed aan de voorwaarden. Aangezien niet iedereen
zomaar over zijn tatoeages wilt vertellen, is er voor deze aanpak gekozen. De
gedachtegang hierachter is dat individuen die zichzelf aanmelden vermoedelijk
meer en openlijker willen vertellen over bepaalde ervaringen. Nadat tientallen
geïnteresseerden mij gecontacteerd hebben, werden er vijf uitgekozen die zich
op bepaalde dagen konden vrijmaken en in Gent geïnterviewd konden worden.
Het is dus belangrijk te vermelden dat de keuze van de sample pragmatisch is.
Hiermee wordt bedoeld dat de bekomen sample gedefinieerd is door wie er deel
van uit wil maken (Smith & Osborn, 2007). De vijf deelnemers zijn ongeveer van
eenzelfde leeftijd (tussen 20 en 30 jaar). De interviews namen telkens plaats in
een koffiebar. Dit leek een geschikte plaats te zijn om een aangenaam en
ongedwongen gesprek te bekomen. Verder is het een neutrale plaats voor zowel
de geïnterviewde en de onderzoeker. Bovendien leken alle individuen dit te
verkiezen boven hun woonplaats. Bij het weergeven van de resultaten zullen
fictieve namen worden gebruikt bij quoteren van de participanten. Hier wordt
24
voor gekozen, voornamelijk vanuit ethische overwegingen aangezien de
participanten persoonlijke elementen uit hun leven mededelen.
Data-verzameling
Semi-gestructureerde interviews.
Er wordt gekozen voor semi-gestructureerde interviews om de data te bekomen.
Dit soort interviews wordt gekenmerkt door een set van vragen op een
interviewschema. De onderzoeker laat zich leiden door dit schema, maar laat
zich er niet noodzakelijk door bepalen. De volgorde van de vragen is minder
belangrijk, terwijl het verhaal van het individu dit wel is (Smith, & Osborn,
2007). We krijgen namelijk te maken met persoonlijke ervaringen en vertrekken
van uit de subjectieve betekenis die de individuen geven aan het tatoeëren.
Smith en Osborn (2007) merken verder op dat de interpreatieve
fenomenologie als doel heeft zo ver mogelijk de psychologische en sociale
leefwereld van de geïnterviewde te betreden. Om dit te bekomen moet de
geïnterviewde de kans krijgen bepaalde zaken te kunnen aanreiken die niet
noodzakelijk op het interviewschema staan. Tegelijkertijd moet het voor de
interviewer mogelijk zijn over zekere flexibiliteit te beschikken. Het laat dialoog
tussen de onderzoeker en de geïnterviewde toe wat vervolgens tot een rijkere
data kan leiden.
Voorbereiding van het interview schema.
Zoals eerder gezegd is een semi-gestructureerd interview schema van waarde en
sluit dit design aan bij de onderzoeksvraag. Omdat wij de wereld van het
tatoeëren wensen af te bakenen en ons toe willen spitsen op de relatie met
identiteit, zelf-expressie en controle, lijkt het ons noodzakelijk te kiezen voor dit
interview design en niet voor een vrij gestructureerd interview design. Het is zo
dat er reeds over deze concepten is nagedacht en gelezen. Smith en Osborn
(2007) stellen dat het op voorhand opstellen van een interview schema ons
aanmoedigt expliciet na te denken over wat wij hopen dat het interview afdekt.
Zo verplichten we onszelf na te denken over hoe bepaalde (eventueel gevoelige)
25
vragen gesteld kunnen worden of welke moeilijkheden we tegen kunnen komen.
Eerder werd gezegd dat we deze drie concepten echter zo weinig mogelijk
expliciet zullen verwoorden. Het komt er dus op aan dat er een evenwicht moet
worden gevormd. Enerzijds dienen we na te denken over wat we wensen te
bereiken met de interviews en anderzijds mogen we ons niet vastpinnen op wat
we wensen te horen. Verder kan deze voorbereiding zorgen voor een betere
focus op wat er gezegd wordt tijdens het interview zelf.
Opbouw van de vragen.
Om zoveel mogelijk de leefwereld van het individu te benaderen lijkt het
belangrijk hem aan te moedigen te spreken in eigen woorden. Vandaar dat open
vragen hier de voorkeur krijgen Zoals eerder gezegd is deels voor dit design
gekozen zodat participanten bepaalde zaken kunnen aanreiken die niet
noodzakelijk gevraagd worden. Vandaar dat bepaalde vragen of verhalen bij
bepaalde participanten ter inspiratie dienen en worden meegenomen naar
andere interviews. Dit heeft als doel het maximum uit interviews te halen. Wij
vermoeden dat reacties op verhalen van andere participanten tot een rijkere
analyse kunnen leiden. Het is zo dat het ontdekken van verschillen en
gelijkenissen tot een diepere studie kunnen leiden. Ook is het zo dat bepaalde
vragen worden aangepast over de interviews heen wanneer deze niet goed
worden begrepen. Bovendien worden de vragen niet altijd in dezelfde volgorde
gesteld. Dit hangt af van wat de participant zelf brengt en wat gevraagd dient te
worden. Zoals eerder gezegd vormt een dialoog, eerder dan een ondervraging,
tussen interviewer en geïnterviewde een mooiere kans tot een rijke analyse
(Smith & Osborn, 2007).
Bij het ontwerpen van de vragen is nagedacht welke vragen betekenisvol
zouden kunnen zijn om inzicht te krijgen in de belevingswereld van het
getatoeëerde subject. Smith en Osborn (2007) stellen eerst en vooral dat
subtiliteit bijdraagt tot een goed interview, dit in tegenstelling tot te expliciete
vragen. Verder raadt hij aan te beginnen met een zo algemeen mogelijke vraag.
Met deze stelling in het achterhoofd, lijkt het voor de hand liggend eerst en
vooral te vragen of de participant iets wenst te vertellen over zijn of haar
26
tatoeage(s). Hiermee wordt , naar onze visie, voldoende ruimte gegeven en kan
de participant kiezen hoe te beginnen met zijn of haar verhaal.
Daarnaast hebben wij onze vragen gebaseerd op de volgende
‘handleiding’ die Smith en Osborn (2007) voorleggen:
Men kiest beter voor neutrale in plaats van met emotie/waarde beladen vragen.
Hiervoor worden best open vragen gesteld. Zo wordt de participant
aangemoedigd na te denken over de vraag en zich open te stellen. Naast de open
vragen worden ook enkele gesloten vragen gesteld. Deze worden opgevangen
door enkele doorvragen. Zoals eerder is het ook van belang het perspectief van
de participant te verkrijgen. Als onderzoeker moet men zich namelijk steeds
afvragen of men effectief de persoonlijke en sociale wereld van de participant
benadert. Het kan namelijk ook zijn dat men de participant dwingt de wereld van
de interviewer binnen te dringen.
Met de vragen die op voorhand zijn vastgesteld, streven we naar een
balans tussen vragen die peilen naar de beleving van de drie concepten die de
pilaren zullen vormen tijdens de analyse en het geven van een maximale kans
aan de participant zijn of haar verhaal te delen. Met andere woorden: Als
onderzoeker is het belangrijk tijdens het opstellen van de vragen en tijdens het
interviewen een idee te hebben waar naartoe te gaan zonder het individu uit het
oog te verliezen. De vragen opgesteld zodanig ze ruim te interpreteren vallen. Er
wordt beslist de geïnterviewde subjecten de keuze te geven hoe de vraag wordt
geïnterpreteerd. De manier waarop zij de vragen namelijk begrijpen, kan
namelijk deel uit maken van hun verhaal. Omdat er reeds veel onderzoek is
gedaan, zullen de meeste vragen refereren naar wat bepaalde theorieën reeds
zijn opgesteld met als doel de ervaring van het tatoeëren eruit te halen.
27
Tabel 1: Interview schema
1. Zijn er mensen in je omgeving die tatoeages hebben?
Bijvraag: Heeft dit jouw keuze om een tatoeage te laten zetten, volgens
jou , beïnvloed?
2. Hecht je belang aan wat anderen van jouw tatoeage denken? Op welke
manier?
3. Hoe sta je tegenover het feit dat anderen jouw tatoeage(s) al dan niet
kunnen zien?
4. Waren er bepaalde verwachtingen? Voor en na?
5. Hoe sta je tegenover de pijn?
6. Waarom heb je gekozen voor die bepaalde plaats (op het lichaam)?
7. Hoe staan belangrijke anderen tegenover jouw beslissing om jezelf te
laten tatoeëren?
8. Heeft jouw tatoeage betekenis?
9. Moet een tatoeage betekenis hebben?
10. Wat vind je belangrijk bij het kiezen van een ontwerp?
11. Vind je het esthetische belangrijk?
12. Heb je spijt van bepaalde tatoeages? Zoja, hoe ga je hiermee om?
13. Vind je de band met de tatoeëerder belangrijk?
14. Hoelang denk je er al over na?
De doorvragen bestaan voornamelijk uit (a) heb je daar een bepaald idee over?
En (b) Kan je dat uitleggen?
Kwaliteitswaarborgen
Maso en Smaling (1998) stellen hierbij dat goed onderzoek het object tot zijn
recht komt zonder dit te vertekenen. Men kan deze vertekeningen uitsluiten
door het volgen van bepaalde procedures. Deze kunnen de onderzoeker helpen
28
bij het monitoren van en reflecteren op mogelijke bronnen van vertekening. In
het algemeen stellen Plochg en Van Zwieten (2007) dat er bij kwalitatief
onderzoek naar een hoge interne validiteit wordt gestreefd.
Betrouwbaarheid.
De betrouwbaarheid van een (kwalitatief) onderzoek kan worden ingevuld als
het minimaliseren van toevallige vertekeningen. Hierbij wordt de kwaliteit van
uitvoering van het onderzoek beschreven (Willems en Van Zwieten, 2004). Er
kan onderscheid worden gemaakt tussen externe en interne betrouwbaarheid.
Interne betrouwbaarheid.
Om de interne betrouwbaarheid in dit onderzoek te garanderen, is transparantie
van de rol van de onderzoeker essentieel. Kwalitatieve onderzoeksresultaten
komen namelijk tot stand door directe tussenkomst van de onderzoeker.
Voordelig in deze studie is dat er slechts één interviewer is, die tegelijkertijd ook
de analysant is. Zo bestaat er slechts één coderingssysteem waar rekening moet
worden mee gehouden. Dit zorgt ervoor dat er voor de interne betrouwbaarheid
slechts rekening moet worden gehouden met één onderzoeker (Willems & Van
Zwieten, 2004).
Fenomenologisch onderzoek onderkent dat de onderzoeker in feite het
onderzoeksinstrument is. Dit wil zeggen dat het eigen denkbeeld (de manier van
communicatie, waarneming en interpretatie) deze resultaten beïnvloedt. Dat
mijn fascinatie voor tatoeages zijn aanwezigheid kent, valt niet te ontkennen.
Deze fascinatie uit zich voornamelijk in het hebben van tatoeages. Het mentaal
en lichamelijk proces van het zich laten tatoeëren werd dus reeds een aantal
keer doorlopen. Dat deze onderzoeksvraag een persoonlijke motivatie kent en
bijgevolg een invloed heeft op de verschillende stadia van deze studie, kan niet
worden genegeerd. Hierbij moet de vraag gesteld worden hoe die invloed
gedurende het onderzoek plaatsvindt (Plochg & Van Zwieten, 2007).
De persoonlijke ervaringen hebben zowel voor- als nadelen. Als eerste
kan deze invloed terug te vinden zijn in het opstellen van het interview-schema.
Een voordeel van persoonlijke ervaringen met tatoeages kan zijn dat ik als
29
onderzoekster de (belangrijke) elementen ken die behoren tot deze ervaring in
het algemeen. Het maakt het daarom gemakkelijker om de vragen op een vlotte
en subtiele wijze op te stellen. Dit voordeel kan echter een keerzijde kennen. Het
feit dat de ervaring gekend is, kan er voor zorgen dat de vragen blijven hangen
op een niveau dat door mijzelf gekend is terwijl de ervaring van de participant de
essentie moet vormen.
Om deze bias te minimaliseren, poog ik de vragen vanuit de literatuur te
onderbouwen. Het is namelijk zo dat het doel an sich niet bestaat uit het vinden
van andere motivaties of theorieën naast degene die reeds beschreven zijn, maar
wel de ervaring of betekenis die het individu geeft aan deze motivaties (die al
dan niet terug te vinden zijn in de literatuur). Op deze manier probeer ik een
balans te vinden tussen theorie en de ervaring van het individu, zonder de eigen
veronderstellingen te laten meespelen.
Bij het verzamelen van de data (tijdens het interviewen) zijn een aantal
zaken waarop gelet moet worden. Het maakt het relatief eenvoudig een gesprek
aan te knopen met de participanten. Het feit dat zowel de interviewer als de
geïnterviewde tatoeages hebben, zou het groepsgevoel kunnen creëren dat
Atkinson (2003) linkt met wat hij benoemt als een ‘gemeenschappelijke
drijfveer’ om symbolisch te communiceren. Verder stellen Smith en Osborn
(2007) dat een band tussen onderzoeker en participant bevorderlijk is om
fenomenologisch onderzoek te verrichten. Toch lijkt ons een zekere
voorzichtigheid aangeraden aangezien het doel niet uit het oog mag worden
verloren. Een zekere focus wordt vereist bij het (eventueel) afdwalen. Het feit
dat het interview-schema op voorhand werd opgesteld kan deze focus
bevorderen omdat dit schema als leidraad kan dienen.
Verder bestaat het risico dat ik als onderzoeker te snel zou kunnen
begrijpen, vanuit mijn eigen referentiekader. Tijdens het interviewen probeer ik
mij daar zoveel mogelijk van bewust te zijn. Om meer zekerheid te krijgen over
het feit dat ik mijn eigen ervaringen met tatoeages niet verwar met die van de
participant, wordt dit afgetoetst. Ook tijdens het analyseren kan dit risico zich
stellen. Vandaar dat ik er voor gekozen heb mijn thema’s te laten nakijken.
30
Externe betrouwbaarheid.
Hoewel repliceerbaarheid niet het doel is van dit onderzoek, is het toch
belangrijk expliciete informatie te verschaffen over de werkwijze van deze
studie. Om externe betrouwbaarheid te garanderen, wordt elke stap uitvoerig
gedocumenteerd en gerapporteerd.
Validiteit
De validiteit kan worden beschouwd als het minimaliseren van systematische
vertekeningen en hierbij wordt de kwaliteit van het onderzoek beschreven (Van
Zwieten en Willems, 2004). Ook de validiteit kan worden ingedeeld in extern en
intern.
Interne validiteit.
De interne validiteit kan worden nagegaan op basis van het antwoord op de
vraag of men daadwerkelijk datgene heeft onderzocht wat men stelde te
onderzoeken. De rol van de onderzoeker is opnieuw essentieel. Deze dient
aandacht te besteden aan het monitoren van de eigen onderzoeksrol. Hierbij
bestaat namelijk het gevaar zich te veel te identificeren met het object van het
onderzoek (Willems en Van Zwieten, 2004). Tijdens het analyseren van de data,
werden de interviews voldoende aantal keer gelezen met als doel er vertrouwd
mee te geraken. Bij het kiezen van thema’s werden ook hier anderen betrokken.
Door in dialoog te treden met een individu met het diploma communicatie-
wetenschappen, werden thema’s aangepast en bepaalde interpretaties in vraag
gesteld.
Externe validiteit.
De externe validiteit heeft voornamelijk te maken met de generaliseerbaarheid
of verplaatsbaarheid van de conclusies van het onderzoek naar andere,
vergelijkbare settings. Terwijl dit niet zozeer het doel op zich is bij kwalitatief
onderzoek is het toch belangrijk zo helder mogelijk te zijn over de manier
waarop en de reden van de selectie van de participanten. (Plochg en Van
Zwieten, 2007). Bij deze studie werd aan purposive sampling gedaan. Dit wil
31
zeggen dat er doelgericht variabelen werden gekozen om de participanten uit te
kiezen. Hoe hier mee werd omgegaan, werd eerder besproken in het onderdeel
‘sampling’.
Resultaten
Inleiding
Voor deze studie worden de data thematisch geanalyseerd. Belangrijk te
vermelden is dat de fenomenologie ons epistemologisch kader is. Deze
verduidelijking is belangrijk omdat dit bepaald op welke manier de interviews
worden geanalyseerd (Braun & Clarke, 2006). Smith en Eatough (2007) spreken
echter eerder van richtlijnen aangezien de aanpak per onderzoeksvraag kan en
mag verschillen. Voor dit onderzoek worden thema’s gezocht per theoretisch
concept. Verder stellen zij dat er vier fasen kunnen worden onderscheiden.
Vooraleer men kan beginnen aan deze fasen wordt de verbale data
uitgeschreven. Hoewel dit een tijdrovende stap is, is dit een goed begin om
vertrouwd te geraken met de interviews. Bij de volgende fase staat het lezen en
herlezen van de data met als doel een holistisch perspectief te bekomen per
interview. De volgende fasen bestaan uit het identificeren en etiketteren van
initiële thema’s, het aaneenschakelen en clusteren van de thema’s en het maken
van een samenvattende tabel. Hier horen een aantal opmerkingen bij (Smith &
Eatough, 2004). Eerst en vooral kunnen de initiële thema’s worden bijgeschaafd
doorheen de fasen heen. Ook is het van belang te vermelden dat dit een recursief
proces is. Dit wil zeggen dat er voortdurend heen en weer wordt gegaan
doorheen de fasen (Smith, 1995).
32
Uiteenzetting van de thema’s
Tabel 2: Clustering thema’s
Concept Hogere orde thema’s Hoofdthema’s
Identiteit
Thema 1: Tatoeages toeschrijven aan een reeds bestaand gevoel van anders zijn.
Thema 2: Een recursief proces van betekenisverlening
Thema 3: De invasieve blik van de ander
- Symboliseren van (de zoektocht naar) zelfontwikkeling
- Afspiegeling van een langdurig mentaal proces
- Duiding dat het subject op zich niet verandert
- Een proces van eenwording: De tatoeage wordt een deel van het zelf
Zelfexpressie Thema 1: Visualisatie van het zelfbeeld
Thema 2: Visualisatie van het ideaal zelfbeeld
Thema 3: Onvergankelijkheid als bepalende drijfveer
- Wie ben ik? - Wat heeft mij gemaakt tot
wie ik nu ben?
- Wie wil ik zijn? - Hoe wil ik eruit zien?
Controle Thema 1: Controle die subject wenst uit te oefenen op zichzelf/de ander
Thema 2: Sociale controle die de ander op het getatoeëerd subject uitoefent
- Herwaardering van het lichaam
- Affectregulatie en afsluiting van een hoofdstuk
- Tentoonstellen of verbergen
- De Grote Ander - De Significante ander
33
De data wordt via thematische analyse verwerkt. Om het contact met de
onderzoeksvraag niet te verliezen, worden de concepten ‘identiteit’,
‘zelfexpressie’ en ‘controle’ op voorhand vastgezet. Na het fixeren van deze
concepten worden vanuit de data thema’s gezocht.
- ‘Identiteit’ kent drie hogere orde thema’s. Thema 1, Tatoeages
toeschrijven aan een reeds bestaand gevoel van anders zijn, omvat
beschrijft voornamelijk de periode vooraleer de participanten tatoeages
hadden. Thema 2, Een recursief proces van betekenisverlening, beschrijft
hoe de participanten betekenis geven aan hun tatoeages. Dit proces lijkt
recursief te zijn door het feit dat men zowel voor het bestaan van de
tatoeage als er na, betekenis verleent aan wat men hen gebeurt. Dit thema
kent een onderverdeling van drie hoofdthema’s, namelijk:
o Symboliseren van (de zoektocht naar) zelfontwikkeling
o Afspiegeling van een langdurig mentaal proces
o Duiding dat het subject op zich niet verandert
o Een proces van eenwording: De tatoeage wordt een deel van het zelf
Deze hoofdthema’s omvatten hoe dit mentaal proces wordt gepercipieerd.
Een tatoeage lijkt voort te vloeien uit een wens naar symbolisering van
hun zoektocht naar zelfontwikkeling. Hieruit blijkt dat een tatoeage een
afspiegeling kan zijn van een langdurig mentaal proces. Ondanks er een
mentaal proces in werking treedt, duidt men dat men op zich niet
verandert. Omdat men veel tijd lijkt te besteden aan dit mentaal proces,
wordt de tatoeage een deel van het zelf waardoor men er een affectieve
band mee lijkt te ontwikkelen.
Thema 3, de invasieve ander, verwijst naar de manier waarop de ander de
getatoeëerde identiteit benadert.
- ‘Zelfexpressie’ kent een opdeling van drie hogere orde thema’s. Thema 1,
visualisatie van het zelfbeeld, verwijst naar de wens zichzelf te uit te
drukken. Dit thema kent 2 hoofdthema’s:
o Wie ben ik?
o Wat heeft mij gemaakt tot wie ik nu ben?
Deze hoofdthema’s omvatten de elementen van hun leven die de
participanten wensen te vereeuwigen via een tatoeage.
34
Het tweede thema 2, visualisatie van het ideale zelfbeeld, representeert
hoe de participanten zichzelf wensen te zien in de toekomst. Dit thema
kent de volgende ordening:
o Wie wil ik zijn?
o Hoe wil ik eruit zien?
Deze hoofdthema’s verwijzen naar de elementen die hun ideale zelfbeeld
moeten voorstellen.
Het derde hogere orde thema, onvergankelijkheid als bepalende drijfveer,
omvat de motivatie die bepalend is het feit dat men kiest voor de tatoeage
als expressie van het (ideale) zelfbeeld, namelijk het eeuwige.
- ‘Controle’ kent de opdeling van twee hogere orde thema’s. Het eerste
thema, controle die het subject wenst uit te oefenen op zichzelf/de ander,
omvat drie hoofdthema’s:
o Herwaardering van het lichaam
o Affectregulatie en afsluiting van een hoofdstuk
o Tentoonstellen of verbergen
De eerste twee hoofdthema’s zijn motivaties om controle uit te oefenen
op het zelf of op de ander, namelijk de wens van herwaardering,
affectregulatie en afsluiting van een bepaald hoofdstuk in hun leven. Het
derde hoofdthema verwijst naar de manier waarop men controle kan
uitoefenen op het publieke effect dat een tatoeage met zich meebrengt.
Het tweede hogere orde thema’, sociale controle die de Ander op het
getatoeëerde subject uitoefent, verwijst naar de controle die anderen op
het subject kunnen hebben. Dit thema kent twee hoofdthema’s:
o De Grote Ander
o De Significante ander
Zo lijkt het dat zowel de maatschappij als de dichte omgeving een
bepaalde controle kunnen uitoefenen op het subject.
35
Identiteit
Vanuit de vijf interviews werden drie hogere orde thema’s teruggevonden met
name: ‘Tatoeages toeschrijven aan een reeds bestaand gevoel van anders zijn,
Een recursief proces van betekenisverlening’ en ‘De invasieve blik van de ander’.
Het tweede thema kent een onderverdeling die het hogere orde thema
specificeert.
Thema 1: Tatoeages toeschrijven aan een reeds bestaand gevoel van
anders zijn
Hoewel dit thema niet rechtstreeks peilt naar de ervaring van het hebben van
tatoeages, speelt het een belangrijke rol bij de meeste participanten. Men blikt
voornamelijk terug naar de periode vooraleer hun huid werd getatoeëerd. Men
lijkt hun keuze om zich te laten tatoeëren te kaderen in een gevoel altijd al
anders te zijn.
Dit gevoel wordt door Sam toegeschreven aan de manier waarop anderen hem
altijd al hebben aanzien:
Sam: “Ik ben ni zo heel mainstream, ik ga ni mee in wat ja… Ik ben altijd wel een beetje weg
van de menigte gebleven. Ik heb altijd zo mijn eigen ding gedaan… waarin ik in geloof en
waar ik mij goed bij voel en als mensen daar problemen mee hadden dan ja das hun
probleem. Het is een deel van je identiteit. Ik heb vroeger al altijd met lang haar
rondgelopen en er waren altijd mensen die keken van wat voor krapuul loopt daar rond. En
kheb altijd al iets gehad van fuck it. “
Interessant is de nuance van hoe de link wordt gepercipieerd. De nuancering ligt
in zijn woordgebruik. Hij zegt ‘altijd al’ anders te zijn geweest. Hieruit leidt ik af
dat zijn tatoeage een uitloper is van dit reeds bestaande gevoel. Verder valt op
dat hij dit ‘anders zijn’ samenbrengt met ‘je eigen ding doen’. Dit lijkt iets te zijn
wat hem onderscheidt van anderen. ‘Je eigen ding doen’ lijkt een levenshouding
te zijn waar een tatoeage een onderdeel van is. Dit motiveert hem om voor een
sleeve als eerste tatoeage te kiezen.
36
Sam: “Wel, ik heb altijd al iets gehad van als ik een tattoo wil, ne sleeve da zal… Ja ik dacht
we gaan er ineens voor.”
Dit ‘anders zijn’ kan ook iets zijn dat samenhangt met aanvaarding. Door de
ziekte ‘fibromyalgie’ kent Elke een aantal beperkingen in haar leven. Door deze
beperkingen heeft zij nooit alles kunnen doen wat anderen kunnen. Haar
volledige lichaam is getatoeëerd.
Elke: “Ik denk da als ge in een situatie zit waar ge ni alles kunt doen wat anderen kunnen,
dan wordt je sowieso een klein beetje anders en probeer je ofwel je hele leven zo normaal
mogelijk te zijn ofwel hebt ge zoiets van: ja wete, ik ben een beetje anders, weet je wat we
gaan er helemaal voor… En dan maakt het soms gemakkelijker ook. Ik trek mij ni zo aan
van wat andere mensen denken van mij. Ik heb het gevoel dat ik daar nooit volledig heb
ingepast. Ik bedoel, ik ben nooit een maatje 36 geweest en dat ook nooit zou zijn en that’s
ok. Ik voel me zelf best wel fantastisch.
Ook deze vrouw erkent dit gevoel van ‘altijd al anders’ te zijn geweest. Hoewel
dit gevoel gebaseerd is op een andere motivatie dan de andere participant,
erkent ook zij er volledig voor te willen gaan. Het lijkt erop dat een specifieke
attitude op het leven drempelverlagend is bij het kiezen voor tatoeages. Deze
attitude lijkt er dan ook voor te zorgen om te gaan tatoeages die een groot stuk
van het lichaam omvatten.
Leen heeft haar eerste tatoeage laten zetten. Ook zij linkt het hebben van
tatoeages aan anders zijn dan wat de ‘norm’ voorschrijft. Hoewel ze slechts één
tatoeage heeft, erkent zij - net als de twee vorige participanten- dat een tatoeage
iets is dat hoort bij haar levensattitude.
Leen: “Ik kom uit een gezin dat redelijk cliché is, naar mijn goesting. Mijn ouders zijn heel
openminded en met veel dingen hebben ze geen probleem, alleja mijn achtergrond is nogal
zeer gothic enzo… Ze hebben er nooit iets op tegen gehad. Ik heb ze altijd beetje per beetje
aan dingen moeten laten wennen. Bijvoorbeeld een corset, ik heb ze kunnen aantonen dat
het ook elegant kan zijn en niet vulgair gelijk een hoer. Dus alleja, dat ging allemaal wel,
maar tattoos das ja… Al mijn vrienden van school en hun ouders, alleja die hebben allemaal
het stramien van huisje, tuintje, kindje,… Das zo dat stramien. Ik spring er echt zo uit.”
37
Opmerkelijk is dat bij deze drie participanten een soort van trots zijn naar voor
komt. Het lijkt alsof hun tatoeage een soort van viering is van hun anders zijn.
Het voelt aan alsof men de aanvaarding van hun anders zijn symboliseert.
Het voorgaande laat uitschijnen dat de opbouw van deze levenshouding iets zeer
individualistisch is. Toch zijn er een aantal participanten die aankaarten dat
getatoeëerde vrienden een invloed kunnen hebben op hun keuze zich te laten
tatoeëren. Leen zegt hier het volgende over:
“Maar het heeft mij waarschijnlijk geholpen dat ik al sinds mijn 15de omringd ben met
mensen die al redelijk vol getatoeëerd staan. Het is op zijn minst drempelverlagend… Ik
bedoel ik heb altijd vrienden gehad die ouder waren dan mij, en da maakte het
gemakkelijker om in contact te komen met mensen die ja al vol stonden met tattoos.”
Hiermee geeft ze aan reeds van jonge leeftijd in contact te zijn gekomen met
getatoeëerde enthousiastelingen. Terwijl zij het niet echt heeft over een
specifieke subcultuur, doen Sam en Yannick dit wel:
Sam: “ Gebt een grote eenheid he, metalheads… Dat zal altijd wel indirect wat verband met
elkaar hebben. Ik luister al 15 jaar naar metal.”
Yannick: “ In dat hardcore milieu hebben er zoveel mensen tattoos.”
Opvallend is dat deze drie participanten het hebben over een bepaalde invloed,
maar deze is zeker niet doorslaggevend.
Samengevat kan worden gezegd dat bepaalde participanten vanaf reeds van
jonge leeftijd een beeld van zichzelf hebben, namelijk dat van ‘anders zijn’. Dit
zelfbeeld lijkt een hoeksteen te zijn om later voor tatoeages te kiezen. Opvallend
is dat hierbij voornamelijk de persoonlijke identiteit wordt aangekaart. De
sociale identiteit wordt vermeld, maar dan wel eerder als secondair.
38
Thema 2: een recursief proces van betekenisverlening
Tatoeages lijken in gebed te zijn in een mentaal proces van reflectie en
betekenisverlening. Dit proces lijkt recursief te zijn aangezien omdat deze
betekenisverlening zowel vooraf als achteraf plaatsvindt. Men tracht op zoek te
gaan naar bouwstenen om hun identiteit vorm te geven.
- Symboliseren van (de zoektocht naar) zelfontwikkeling
Een aantal participanten percipiëren hun tatoeages eerder als element om hun
identiteit vorm te geven.
Leen: “Ik kan mij vinden in het feit van tis effectief… Alle eerder een tussenweg… Ik denk ni
dat het echte controle is over uw leven, maar ik denk wel dat het een element is waarmee
da ge uzelf vorm kunt geven nadat ge zijt losgebroken van uw ouders…Uw ouders hebben u
kunnen vormen zoveel ze wilden toen ge nog hulpeloos waard, maar vant moment da ge 13
zijt, begint ge los te breken en dan gebruikt ge eigenlijk verschillende elementen om je
eigen identiteit te zoeken. Ik denk dat tattoos, kleding, muziekstijl, voorkeur van denken,
elementen zijn waarmee ge ni direct wil losbreken, maar eerder een standpunt kunt maken
van mijn eigen zelf verder te kunnen ontwikkelen.”
Opvallend is dat Leen deze vormgeving ziet als iets dat gebeurt na het losbreken
van je ouders. De klemtoon ligt dus eerder op wat achteraf nodig is om een
bepaalde identiteit te ontwikkelen. Leen ziet een tatoeage dus niet als iets
waarmee men zich wil afzetten van ouders of een bepaalde autoriteit. Voor haar
is een tatoeage echter gelijkwaardig aan een kleding stijl of een manier van
denken.
Ook Jonas kaart deze ‘vormgeving’ aan:
“Tis wel zo aangezien da ik da zo ni mocht doen van mijn moeder en kwou dat wel en tis
wel zo gelijk zo’n teken van tis zo de moment dak zo mijn eigen keuzes en mijn eigen
interesses heb die zo bepaald omdat ik daar tijd en geld in wil steken. En dat op zich is da
wel zoiets van tis iets da je persoonlijkheid wel wat vorm geeft en zich uit op een of andere
39
manier. Niet tegenover mijn ouders, maar tegenover mezelf. Zo met die betekenis van die
eerste tattoo.”
Hier beklemtoont Jonas voornamelijk dat een tatoeage een bepaalde autonomie
symboliseert. Hoewel hij vermeldt dat zijn moeder niet akkoord ging met zijn
keuze voor tatoeages, legt hij het accent op feit dat hij het voor zichzelf doet.
Opvallend bij beide participanten is dat een tatoeage een bepaalde
levenstransitie, namelijk die van ontwikkeling van een eigen identiteit,
symboliseert.
Hoewel een aantal participanten aangeven dat zij tatoeages percipiëren als een
element van de zelfontwikkeling, blijft de vraag aanwezig of zij effectief ervaren
dat een tatoeage daadwerkelijk iets met hen doet. De meeste participanten geven
aan dat dit zo is wanneer men er in retroperspectief over nadenkt.
Sam: “In zekere zin heeft dat misschien indirect wel een beetje meer zelfvertrouwen. Alleja
het gevoel daarbij wete… Tis het emotionele en die band da ge der mee hebt, vind ik wel
belangrijk. Ge voelt u eigen op da punt misschien iets zekerder. Uiteindelijk, da ik die stap
heb genomen en die beslissing heb genomen om da volledig af te ronden.”
Yannick: “Ma gelijk das nu misschien een simpele tatoeage, ma als ik zo wegging van die
slechte vrienden, als het een beetje te er was aan het komen… dan ben ik meer naar de
punk en de hardrockoptredens gegaan en da was dan een heel ander milieu en ja ik kwam
daar dan nooit meer mee in contact want die gasten gaan ni naar diezelfde optredens… Ja
en da heeft mij op een onbewuste manier ook geholpen, dak zo mee ging met hen (hardrock
scene)”
Zowel Sam als Yannick ervaren een bepaald gevoel van ‘mijn tatoeage heeft mij
geholpen’. Beiden dienen tijdens hun zelfontwikkeling een hoofdstuk van hun
leven af te ronden. Door dit te symboliseren door middel van een tatoeage lijken
zij zich hier zekerder door te voelen. Terwijl Sam hier de klemtoon legt op de
persoonlijke identiteit, speelt de sociale identiteit bij Yannick een grotere rol.
Dankzij bepaalde tatoeages behoort hij namelijk tot een groep waarin hij het
gevoel heeft zich beter thuis te voelen.
40
- Afspiegeling van een langdurig mentaal proces
De meeste participanten lijken veel belang te hechten aan deze expressieve
vormgeving van hun identiteit. Dit uit zich in de overtuiging van de meeste
participanten dat er goed over nagedacht moet worden. Tatoeages lijken een
voorstelling te zijn van een mentaal proces die voor sommigen zeer langdurig is.
Yannick: “Over de meeste dingen heb ik goe over nagedacht, dingen van mijn 16 jaar dak
zeg van da moet ik zeker hebben.”
Sam: “Ik denk daar al gemakkelijk 10 jaar over na over da concept en kheb ook zoiets
gehad van ja, kwil zo niet overhaast een beslissing nemen, want uiteindelijk ja dan heb je
da idee een aantal maanden geleden en dan na een aantal jaar gade da dan ineens nimmer
goed vinden en kwil daar echt heel zeker van zijn. Kwil maar zo zeggen, ksta daar 100%
achter. Das ni zomaar een bevlieging. Ik heb gewacht omda ik precies zeker wou zijn. Kwas
eerst zeker, van kweet kwil da wel maar kwou toch wel nog efkes wachten, want
uiteindelijk tblijft erop staan en uiteindelijk was ik zo 100% zeker en tkwam weer naar
boven als ik naar da optreden was geweest en ja dan wist ik van ja 100% zeker.”
Leen: “En dan ben ik psychologie beginnen doen en dan ben ik echt enorm gefascineerd
geraakt met alles wat da met hersenen te maken had, of met DNA en genetica en al… En ja
da idee kwam zo plots in mij op en ik had het dan 2 jaar vastgehouden, omdat ik wel van
het principe ben van alle ik heb niets tegen impuls tattoos…”
Interessant is dus dat achter een afbeelding op de huid een lang proces van
betekenisverlening staat. Dit proces lijkt niet te eindigen nadat de tatoeage op de
huid staat. Door de visualisatie van wat zich van binnen speelt, lijken sommigen
meer met deze gedachten geconfronteerd te worden. Dit lijkt een positief effect
op hen te hebben.
Jonas: “Ik ben niet veranderd, maar misschien wel geëvolueerd. Ja theeft wel… alle die
‘histoire’ … zo’n dingen wat ik had gedacht, ben ik zo meer beginnen over nadenken en alle
veranderd kunt ge ni zeggen, want tis uit mijn eigen, maar misschien daardoor heb ik wel
een evolutie doorgemaakt. Alle zo bewuster met uw gedachten ofzo…”
41
Elke: “Ik heb er (ziekte) ook wel wat de positieve dingen van beginnen inzien. Als ge ni alles
kunt, dan begint ge veel meer na te denken van wat je wel doet en waar je wel je energie in
wilt steken en dan uiteindelijk leidt ge een leven da veel meer nagedacht is.”
Jonas en Elke geven aan dat zowel het mentaal proces waar men voor de
tatoeage is doorgegaan als het effectief hebben van de tatoeage ervoor zorgen
dat men er nog bewuster over nadenkt. Leen toont verder aan dat
betekenisverlening achteraf kan gebeuren:
Leen: “En achteraf dacht ik dan zo van eej das zo een psychologisch ding. Ik denk dat het
een beetje afhangt van idee tot idee eigenlijk of toevallig een betekenis kan ook… tfeit dat ik
psychologie doe en ook neuropsychologie en.. is er ook betekenis aan gegroeid… En ook
omdat het grafisch gewoon mooi is.”
Toch geeft Jonas aan dat dit mentaal proces niet noodzakelijk is:
Jonas:” Ge moet er sowieso over nadenken en ge moet geen tattoos laten zetten als ge zat
zijt ofzo… Ik ken iemand die dat gedaan heeft… Maar als dat zo wat uw persoonlijkheid is
ofzo…Dat valt uiteindelijk ook zo wat samen met hoe uw leven is natuurlijk.”
De essentie ligt volgens hem in het feit dat het samen moet vallen met je
persoonlijkheid. Verder geeft hij ook aan zijn betekenis niet altijd op de
voorgrond moet staan:
Jonas: “In het begin wou ik altijd zo da mijn tattoos een zotte betekenis hadden, maar nu
naarmate dak er zo meer heb, hoe meer da ik besef da het eigenlijk ook een kunst is. Tmoet
sowieso wel nog een betekenis hebben voor mijn eigen. Ja tis zo van betekenis meer
verschoven naar kunst, omdat jet echt wel uh alle tis ni dat er veel mensen zijn die da
doen… Alle er zijn er wel die kunnen tekenen, maar ge moet da dan ook op iemand kunnen
zetten.”
Kortom, een tatoeage lijkt voor sommigen een veruitwendiging te zijn van de
zelfontwikkeling. Het is voor de meesten een mentaal proces dat zowel vooraf als
achteraf zijn functie kent.
42
- Duiding dat het subject op zich niet verandert
Belangrijk te vermelden bij de betekenisverlening is dat sommigen aangeven dat
zij als persoon niet veranderd zijn. Dit lijkt een boodschap te zijn dat men
voornamelijk aan de ander willen meegeven.
Leen: “Ja en zeker van die mensen die ge al lang kent, da ge zoiets hebt van gij hebt altijd
goed met mij overweg gekunnen en ja das nu psychologisch gezien maar da mensen zo’n
causale link kunnen leggen van ge verandert uw uiterlijk das uw innerlijk verandert.
Uiteindelijk veranderde ook wel voor een deel. Ni als persoon, alle hoe moede da zeggen. Ge
ziet er anders uit.”
Yannick: “Kwil eigenlijk echt duidelijk maken zo van pa gweet wel gast, da verander
uiteindelijk echt niets aan mij. Das gelijk zo’n cliche van ge weet wel…direct ne stempel
azo…Omda er uit te krijgen…”
Men lijkt hier toch een scheiding te willen maken tussen hun uiterlijk en
innerlijk. Dit terwijl in het volgende thema voornamelijk de eenwording wordt
beklemtoond.
- Een proces van eenwording: De tatoeage wordt een deel van het zelf
Het feit dat de meeste participanten hun tatoeages zien als een manier van
vormgeving aan je identiteit is reeds aangetoond. Maar hoe ervaren het feit dat
er dan effectief een tatoeage op hun lichaam staat? De meesten beschouwen het
als een deel van het zelf. Leen geeft aan dat dit een gegeven is waar ze trots op is
en dat gezien mag worden:
Leen: “Kvind het wel leuk om erover te babbelen…Das wel leuk om complimentjes te
krijgen, ook al is het artwork van de tatoeëer, maar het sta wel op u, het is wel van u…Alleja
ge voelt er u blij door…Ik toon da ook graag...Tis een deel van mij…Maar kheb er wel al veel
over nagedacht.”
Opvallend hier is de causaliteit die gemaakt wordt: “ Het staat op u dus het is van
u.” Dit komt sterk overeen met het proces dat Alfred Gell (Benson, 2000)
43
omschrijft als de ‘verinwendiging’ van iets van buitenaf. Gell linkt dit proces ook
aan het technisch schema van het tatoeëren. Ook Elke maakt dezelfde link.
Elke: “Meestal zo de eerste paar dagen daarna vind ik het eigenlijk niet zo tof. Alleja weer
je uw huid is zo… da doe pijn… En dan moete zo voorzichtig douchen en al en dan heb ik
altijd zoiets van oooh waarom heb ik da nu ook al weer gedaan? Maar dan daarna, dan kan
ik mij zo nimmer herinneren hoe da mijn huid ervoor eruit zag. Alleja dan is dat zo een deel
van mijn lichaam geworden en dan ja. Moesten ze nu plots allemaal weg zijn, dan zou ik da
verschrikkelijk hard missen.”
Ze gaat zelfs verder en zegt dat ze haar tatoeages niet meer zou kunnen missen.
Het lijkt er sterk op dat een emotionele band wordt gecreëerd met het
getatoeëerde lichaam. Voor sommigen is dit een proces van gewenning, dat even
kan duren. Yannick noemt dit een verwerkingsproces.
Yannick: “En nog misschien da raar is bij ik en mijn tattoos hoe dak der mee omga… is dak
nooit content ben op het moment zelf. Tis gelijk een verwerkingsproces… plots staat daar
zo ne wolf….Als ik in de spiegel kijk, dan zie ik azo effekes die wolf zijne kop azo uitsteken
en dan denk ik zo heelsan van ohnee diene wolf, ohnee diene wolf…. Ja azo van oh da staat
er nu op.. en zoek ik zo van dingskes die niet goed zijn, maar das dan gelijk dak mijn eigen
zot aant maken ben… Tis gelijk zoiets van ja is dat nu wel goed dak da nu gedaan heb of ni.
Eigenlijk vind ik het wel mooi, ma langs den andere kant kweet het ni. Tis iets vre raars. En
dan moet er gelijk zo ne bepaalden tijd overgaan voor u dak gelijk zeg van ok, kben
content…. Kmoe da gelijk, kweet het ni ja … vrede mee pakken.”
Terwijl Leen eerder reeds heeft vermeld dat het een deel van zichzelf is, maakt
ze de vergelijking met kledij of een kapsel. Het voegt iets toe aan je lichaam.
Leen: “Tis zoals een kledingsstuk, een stuk haar… Tis gewoon een deel van uw uiterlijk.
Persoonlijk op da gebied vind ik soms dat het net is alsof ge uw haar wilt kleuren…
Waarom? Because you feel like it, because you like it, because you want it.”
Uit dit thema komt voort dat tatoeages voor sommigen niet zomaar een
versierring van het lichaam is. Ze lijken vaak een langdurig proces van
zelfontwikkeling uit te drukken. Opvallend is dat dit proces niet ophoudt na het
plaatsen van een tatoeage. Het lijkt een vicieuze cirkel van betekenisverlening te
44
zijn. Hetgeen waar belang aan wordt gehecht, wordt gevisualiseerd en dat wordt
op hun beurt opnieuw verinnerlijkt. Van zodra de tatoeage op het lichaam komt
te staan, lijken sommigen dit te zien als een ‘deel van het zelf’.
Thema 3: De invasieve blik van de ander
Dit thema heb ik bewust bij identiteit geplaatst. Hoewel dit niet direct naar de
beleving van tatoeages en de identiteit peilt, heeft het er toch mee te maken.
Omdat identiteit een concept is dat niet alleen door het zelf wordt gevormd,
maar ook door de ander, is dit een niet te negeren thema. Vanuit vorige thema’s
is reeds voortgekomen dat de meeste participanten tatoeages kiezen voor
persoonlijke beweegredenen, namelijk het vormen van hun eigen identiteit. Ook
is het zo dat de meeste participanten hun tatoeages aanzien als een deel van
zichzelf. Iets waar men echter geen rekening mee hield – vooraleer de tatoeage
op hun lichaam stond- is dat de blik van de ander zeer aanwezig kan zijn.
Elke beschrijft dat haar getatoeëerde lichaam “public property” is geworden:
Elke: “Het ding is zo dat dat van je lichaam ‘public property’ maakt. Vrouwen zeggen dat zo
vaak over zwangerschap ook. Dat als ge dan zo’n dikke buik hebt, dat ze u dan mogen
aanraken. En da’s zo vaak hetzelfde effect omdat ja… Mensen hebben zo iets van: da’s iets
raars en ik wil daaraan voelen of ik wil daar naar kijken.”
Deze gedachtegang lijkt overheersen te zijn in ieders verhaal. Deze redenering
kent echter twee delen. Het eerste deel omvat voornamelijk de ander die de
tatoeage wil zien of aanraken. Dat men hier ver in kan gaan, valt op in deze
ervaringen:
Jonas: “Ik vind dat ni vervelend, maar ik werk in een frituur en er zijn er zo wel veel mensen
die er iets over vragen. Als ze vriendelijk en positief zijn, dan vind ik da ni erg. Maar
onlangs zat ik zo op het terras, alleen, iets aan het drinken en plots komt er zo ne vent naar
mij, echt zo mijn mouw naar omhoog doen en hij kijkt zo is da Gent op uwen arm… Hij komt
zo echt naar mij he… En ik was al zo aan het kijken. En dan zegt hij zo van: En ge zijt zeker
van Brugge… Ik dacht zo van ja wat voor iets is da hier. Das echt de eerste keer dak da
meemaak…”
45
Leen: “Ineens stop er iemand mij zo en zegt ze van eej gij hebt ne tattoo laten zetten ofwa?”
Yannick: “Kvind het minder ambetant daze vragen van wat betekent da, dat ik kan
uitleggen ofzo op mijn gemak. Kvind ambetanter als ik op cafe zit en zo van toon ne keer…”
Yannick: “Bedoel dat ik ambetant vind als ik ga zwemmen, da zo iedereen… alleja ni
iedereen, ma veel mensen zo constant kijken… alleja hier is da zo nog ni aanvaardt…
Alleja ge ziet ze allemaal kijken of plaats maken voor u…. In de fitness, als ik ga boxen
alsek dan in de douche sta, iedereen azo plaats maken… Zo van passeer maar ze, doe
maar… Ze peizen zeker van wa ne gangster, en als ik dan zeg dak opvoeder ben dan ist
van moh?”
Een tweede deel omvat voornamelijk de betekenis die de ander wilt geven aan
de getatoeëerde identiteit. Zo omschrijft Leen eerst en vooral dat de ander
bepaalde regels maakt die zeggen wanneer tatoeages te accepteren zijn en
wanneer niet.
Leen: “Zo van da mensen zich altijd moeten verantwoorden waarom da ze nen tattoo
hebben, bijvoorbeeld van jamaja das een herdenking van… het doet mij denken aan die.. ik
heb da om die reden gedaan en dan ist zo van aja gij het er een reden voor, dan ist goe.. het
is om eeuwig te kunnen denken aan… En da zou ni de enigste reden mogen zijn.”
Verder lijkt het dat de ander tatoeages linkt aan bepaalde motivaties en of
karaktertrekken.
Elke: “Ik vind da soms grappig om mensen te doen shockeren, maar ik krijg negatieve
opmerkingen dus ja. Mensen die er zo van uitgaan dat ik dat doe voor aandacht ofzo? Wat
ik wel grappig vind, aangezien ik bijna nooit mijn tattoos toon. Zo iemand die zo zegt van
ja dan gaat gij waarschijnlijk veel gaan zwemmen zeker? En ik zo van hum… waarom? Aja
da mensen die dan kunnen zien he… Of zo van die mensen die zeggen van: thoh ik vinda
toch wel heel grof of tis toch wat te mannelijk.”
Jonas: “Meestal loop ik in Gent en tzijn zo mensen die er iets over vragen, aangezien Gent
erop staat… Alle de meeste mensen zien alleen da, uhm tis zo tis wel nog gemakkelijk over
te babbelen zo… Zo van ah isda Gent op uwen arm…. Kvind da eigenlijk ni zo erg. En tis
meestal ook positief. Maar bij diene tekst, dan vragen ze zo van wa ster op en gevoelt zo
van da ze denken van alleja zo nen stomme zin, maar kheb ook zo nooit goesting om zo het
volledige verhaal te vertellen ofzo. Alleja da vind ik wel zo irritant. Alle ge hebt zo direct
46
een oordeel van mensen uh en zo een stilte er zo na… Daar kan ik ni tegen. De meeste
mensen beoordelen mijn tattoo van alleja tis ne Gentenaar…”
Beide lagen zijn vaak niet uit elkaar te halen, maar geven een bepaalde
nuancering aan het begrip ‘public property’. Het eerste deel benadert
voornamelijk het zintuigelijke, namelijk het willen aanraken en bekijken van iets
wat hen onbekend is. Het tweede deel benadert eerder de wens te betekenis die
erachter schuilt te achterhalen. Beide lagen lokken echter hetzelfde gevoel uit,
namelijk frustratie. Ik interpreteer deze frustratie op verschillende manieren.
Eerst en vooral zijn de reacties van de ander bijzonder kwetsend. Het roept ook
vragen op waarom deze ander de nood heeft het getatoeëerde subject op deze
manier te benaderen.
Leen maakt hieromtrent een interessante vergelijking met andere
lichaamsprojecten:
Leen: “Het verschil dan nog met bijvoorbeeld haarkleur, als ge met roze haar over straat
loopt, niemand gaat er iets van zeggen… Hoe lelijk dat ze het ook mogen vinden. En bij
tattoos die zichtbaar zijn, dan hebben mensen zo van ja nu ga ik er toch iets van moeten
zeggen…”
Waarom heeft de ander het gevoel hierover iets te moeten zeggen? Dit terwijl
andere opvallende elementen, bijvoorbeeld een fel haarkleur zoals Leen
opmerkt, minder invasieve reacties uitlokt. Jonas denkt het volgende:
Jonas: “Ik denk dat het komt omdat er zo veel mensen zijn die da wel willen, maar da ni
durven.”
De frustratie lijkt ook voort te komen uit het feit dat een tatoeage beschouwd
wordt als iets persoonlijks.
Jonas: “Ik vind nog altijd, tis iets van uw eigen, en niet voor iemand anders.”
47
Jonas raakt een essentieel element hier, waardoor het des te pijnlijker lijkt
wanneer anderen er negatieve opmerkingen over geven. Als laatste interpreteer
ik de frustratie vanuit de consequenties die de blik van de ander teweeg brengen.
Hun getatoeëerde lichaam zorgt er namelijk voor dat er een soort van afstand
wordt gecreëerd tussen hen en de ander. Dit is iets wat zij in eerste instantie niet
voor ogen hadden. Leen vergeleek bijvoorbeeld het hebben van tatoeages met
een bepaalde kledingstijl of een bepaalde manier van denken wat dus eerder
wijst op een manier van vormgeving aan de identiteit. Ik vermoed dat niemand
van deze participanten verwacht hadden dat tatoeages zoveel teweeg zouden
brengen.
Hieronder volgt de uiteenzetting naar zelfexpressie en controle. Hiervoor wordt
eerst en vooral gekozen omdat de theorie aantoont dat deze concepten vaak
terugkomen. Als tweede kies ik hiervoor omdat ik van ‘identiteit’ een algemeen
concept heb gemaakt, waarbij de focus voornamelijk ligt op het proces van
betekenisverlening an sich. De focus lag voornamelijk op hoe de participanten
het proces beleven. De concepten ‘zelfexpressie’ en ‘controle’ omvatten een
uniek betoog, dat poogt te benaderen waarom de participanten net op dat
moment in hun discours een bepaalde tatoeage hebben laten zetten.
Zelfexpressie
Vanuit de interviews zijn drie hogere orde thema’s teruggevonden, namelijk
‘Afspiegeling van het reëel zelfbeeld’, ‘Afspiegeling van het ideaal zelfbeeld’ en
‘Onvergankelijkheid als bepaalde drijfveer’. De eerste twee thema’s kennen een
onderverdeling die de hogere orde thema’s toelichten.
Thema 1: Visualisatie van het zelfbeeld
Het eerste thema onder het concept ‘zelfexpressie’ omvat de visualisatie van het
reëel zelfbeeld. Algemeen gezien staat een zelfbeeld voor het beeld dat een
individu van zichzelf heeft. Voor de meeste participanten uiten hun tatoeages
48
hoe zij zichzelf zien. Het beeld dat de participanten van zichzelf hebben, wordt
vaak medegevormd door wat men heeft meegemaakt.
- Wie ben ik?
Het lijkt een overtuiging te zijn bij de meeste participanten dat tatoeages moet
representeren waar voor men staat. Dit kan zekerheid creëren, dat de kans op
‘spijt’ kan doen verminderen. Sam beschrijft het zo:
Sam: “Als ge een tattoo wilt laten zetten, denkt er gewoon goe over na. En ni zo van , oh ja
ik vind da wel show, ne tattoo, gegaat naar de tatoeur en vraagt: mag ik es in uwe boek
zien…Persoonlijk is da ni. Alle, das ieder voor zich he, maar denkt er gewoon goe over na en
tmoet iet zijn waar ge voor staat, waar ge voor zijt. Iets waar ge uzelf in kunt terugvinden.
Al ist een hobby, muziek, uw leven…. Iets waar ge inde toekomst plannen over maakt, het
verleden. Maar ge moet toch wel zeker, ge moet ne bepaalde band hebben met het ontwerp
da ge wilt. Zo om toch wel een beke zekerheid te creëren.”
Voornamelijk Yannick’s tatoeages staan voor wie hij is en wat hij doet. De meeste
van zijn tatoeages zijn een soort van codes die verwijzen naar wat hij reeds
verwezenlijkt heeft en naar wie hij is.
Yannick: “Tzijn verwijzingen. Ik doe gevechtsporten al heel mijn leven en tis een oude
vuistvechter en tis zo het thema adam en eva dat ik heb gepakt omdat ze zeiden van ge
moet ni helemaal in symmetrie werken, maar misschien toch wel van vorm. Dusja, Eva met
een slang errond…. En ja mijn achternaam is ook Adam. En van Chinese horoscoop ben ik
een slang.”
Yannick: “En dan hier heb ik het logo van ons skatepark. Wij zijn in …. Bezig met een
skatepark op te richten en we hebben subsidies gekregen van de gemeente.”
Yannick: “Ja bijvoorbeeld echt bands die mij iets doen, die mij geholpen hebben, dak veel
kracht uit geput heb, uhm ja mijn gevechtssporten weet wel zulke dingen… Ja theeft azo
allemaal wat te maken met wie dak ben.
Ook de stijl lijkt belangrijk te zijn in hoe men zich wil representeren. Yannick legt
de klemtoon op de wens dingen vanuit zijn leven op het lichaam te willen
plaatsen. Hierbij gebruikt hij de Russische criminalstijl. Dit is niet toevallig
49
gekozen, aangezien de Russische maffia bekent staat voor hun tatoeages die
verwijzen naar hun status of naar hun criminele feiten.
Yannick: “Kwou echt die punttechniek en normaal gezien ist een kleurtechniek, maar ik
vraag altijd in een punttechniek dus uh die inkleuring is allemaal in puntjes. Ja ik vind die
russische criminalstijl… Kheb daar zo 3 boeken van en daar baseer ik mijn chestpiece op.
Tis gelijk iets dat mij aanspreekt. En das bère simpel…Dan zijn hele simpele tekeningen.
Van hen (russian criminals) was dat iedere keer zowat hun status, maar bij mij is het
vooral dingen vanuit mijn leven dat ik wil op die manier ook gaan plaatsen. “
Jonas geeft aan dat het feit dat zijn tatoeages zwart-wit zijn de betekenis beter
representeren.
Jonas: “Geen kleur omda uh gewoon de betekenissen zijn nu al zo wa donker geweest en
ergens ist ook zo psychoanalyse da nog wa in mijn hoofd zit zo de betekenissen die ik er aan
link enzo kunnen zo wa in de psychoanalyse vattene n psychoanalyse is zo wa in mijn hoofd
wa donker. Tis ni dak een donker persoon ben, maar alst over serieuze dingen ga,
psychoanalytisch gezien dan vind ik zwart-wit zo meer passen dan kleur.”
Naast het symboliseren van wie men is, kiezen sommigen voor letterlijke
teksten.
Elke: “Ik lees zeer graag dus ik vind da gewoon echt cool, zo het idee van woorden letterlijk
op uw huid meedragen en dan ja de beelden die ik heb, zoals de zeemeermin, is dan eerder
symbolisch voor wat ik er mee associeer. Het ding is, tis ni da ge u continu leest ofzo..”
- Wat heeft mij gemaakt tot wie ik ben?
De registratie van gebeurtenissen kan een belangrijke motivatie zijn om zich te
laten tatoeëren. Zo’n gebeurtenis of een herinnering wordt beschreven op het
lichaam terwijl tegelijkertijd bepaalde gevoelens van binnenuit naar buiten
worden gebracht (Benson, 2000). Zo omschrijft Yannick hoe zijn job een
bepaalde mentaliteit in zich heeft losgemaakt, iets waar hij nu veel belang aan
hecht.
50
Yannick: “En ja dan hier een quote van Einstein. If you judge a fish by it’s ability to climb a
tree, i twill live its whole life believing that it is stupid. Omdat ik met mensen werk met een
beperking dus ja. Alle als ge u heel de tijd focust op het negatieve van die mens… Als ik de
hele tijd kijk naar die handicap, die beperking, dan gaan zij ook niet vooruit. Ma als je gaat
gaan kijken van iedereen is goed in iets en als je dan gaat kijken van waar ze goed in zijn,
dan geraak je veel meer vooruit… Dat heb ik toch als belangrijkste les getrokken.”
Sommige gebeurtenissen wenst men niet altijd te herinneren. Toch kiezen
sommigen ervoor deze te vereeuwigen door middel van een tatoeage.
Sam: “Van alle shit die ik al int verleden heb meegemaakt, alleja een zware jeugd gehad
enzo en uh bij stelt die doodskop de realiteit van het leven, de dood voor, met alle
toestanden. En de slang kruipt uit zijn vel en laat het verleden achter zich.”
Waarom sommigen hier dan toch voor kiezen kan te maken hebben met het
volgende:
Jonas: “Tis zo een hoofdstuk… Ge zijt daar zo lang mee bezig geweest en da blijft zo hangen,
uh en ge wilt er zo iets positiefs uit halen en is da zo afgerond.”
Het kan de weg symboliseren die is afgelegd om een hoofdstuk af te sluiten. Een
tatoeage sluit een deel uit iemands leven dus niet perse af, dat is vooraf reeds
gebeurd. Het lijkt eerder een soort van zelfreflectie te zijn. Zo stelt men zich de
vraag welke keuzes men in het leven reeds gemaakt heeft. De positieve
gevoelens die een afgerond proces teweegbrengen, komen op de huid te staan.
Sam: “Niet echt een herinnering. Uiteindelijk is da ook wel een afgesloten hoofdstuk van het
verleden, maar da bezegeld da misschien wel, maar kvind het tegelijkertijd ook wel een
ferm ontwerp en daar wil ook wel mee uitgaan uiteindelijk en ook ge weet da ge da nooit
zult vergeten wa ge hebt meegemaakt. Dusja of die tattoo daar nu sta of ni… Maja da heeft
allemaal een beetje contact met elkaar. Ik zal wel keer gewoon lachen als ik naar mijn
eigen kijk, naar mijnen arm.”
Ook Jonas wenst bepaalde gebeurtenissen te bezegelen. De betekenis achter zijn
tatoeage kent twee lagen. Er schuilt een soort van fierheid op zijn herkomst, die
51
zeer bepalend is geweest voor wie hij nu is. Dezelfde tatoeage staat ook ter ere
van een gestorven vriend. Gevoelens van rouw komen zo aan de oppervlakte.
Jonas: “En dan een groot deel van mijn verhaal heeft zich altijd in Gent afgespeeld. Omda al
mijn vrienden zijn van gent… Ik ben naar school gegaan in Gent en Gent alle, ik heb echt
zo’n mentale map van Gent, ni normaal en daarom heb ik de 3 torens laten zetten en uh
daar ben ik dan ook uh ne goeie vriend van mij is gestorven. En ik heb dan zoiets op zijn
facebook geschreven van uh elke straat in gent heeft wel een verhaal da aan hem doet
denken. Dus das ook zowat de betekenis van Gent. En daarom staat die tekst er ook bij…
‘The sky is not the limit, but we are’. Da was zo zijn visie. En dan zijn zo eigenlijk wel de
grootste verhalen rond mijn tattoos.”
Herinneringen hoeven echter niet altijd een sterke gevoelswaarde te hebben.
Elke: “De eerste quote die ik had is “Every year a few more flowers.” Dat was een deel uit
een boek dat een vriend geschreven had.”
Over toekomstige gebeurtenissen, zoals het krijgen van kinderen of het sterven
van een familielid, wordt reeds nagedacht om deze via tatoeages te kunnen
symboliseren. Het lijkt een oneindig proces te zijn voor sommigen en dat vaak
vergeleken wordt met een ‘verslaving’.
Jonas: “Als er zo kinderen komen ofzo misschien ik ga uh zo nooit de naam van mijn lief
erop zetten, maar zo de namen van mijn kinderen, das sowieso iets da ge heel uw leven
graag zult zien. Ik denk dat dat er sowieso nog ga bijkomen. Moest mijn moeder sterven
ofzo ga da er ook zo bij komen, omdat ze tegen tattoos is ten eerste. En ten tweede omdat
ik die altijd graag ga zien uhm aja dan zijde vertrokken he. Het ga zo maar blijven komen.
Het is een verslaving he”
52
Thema 2: Visualisatie van het ideaal zelfbeeld
Het ideaal zelfbeeld stelt het beeld voor dat het individu van zichzelf wil hebben.
Dat kan zowel het innerlijke als het uiterlijke omvatten.
- Wie wil ik zijn?
Een ideaal zelfbeeld kan samen hangen met een toekomstige job. Tatoeages
kunnen een houvast zijn om te streven naar die ideale job.
Leen: “Het is mijn houvast van dit is effectief wat ik wil doen en ja ik had het idee in mijn
eerste jaar, maar ik had eigenlijk zoiets van ik wil geen brein van 15 op 15 cm op mijn been
laten zetten, als het blijkt dat het toch niet echt marcheert en ik iets anders moet gaan
doen.”
Verder lijkt het de zoektocht te symboliseren naar waar men thuis (wil) hoort
(horen)…
Leen: “Misschien kan da een deel van bevestiging zijn, maar ik denk dat het eerder was
voor hoe meer vakken da ik slaagde, hoe meer dat da het idee concretiseerde en ik mij meer
achter het idee stelde en het gevoel kreeg, en op da gebied kan je wel zeggen dat het een
bevestiging is voor mij, omdat het steeds meer effectief voor mij een duidelijker beeld
schepte van waar ik in thuis hoor… zoals in brein, wetenschap, biologie, onderzoek,…”
… of de visie die men wenst te hebben in de toekomst.
Elke: Toen ik 20 was heb ik zo een Keltische levensboom laten zetten. Da was zo van ja een
beetje moraalstudie en ik had zo een beetje het grote idee van ‘oh .. wijsheid’… Ik vind da
echt wel nog een schone herinnering.”
Yannick: “Het wil me er doen aan herinneren ne keer iets te proberen dat je eigenlijk ni ziet
zitten “
Jonas: “Bij mij was da psychoanalyse… Ik keek zo altijd naar mensen zo van iedereen loopt
op straat en ze zijn zo stil, maar iedereen heeft eigenlijk wel een zot verhaal om te
vertellen… en uh ook met de psychoanalyse en met Freud en schrijvers en artiesten en
kunstenaars, die elke keer hun verhaal willen herschrijven enzo en bij mij wasda zoiets van
ja ‘Histoire’, Frans is een schone taal en verhaal… Da kik later als ik oud ben, een schoon
53
verhaal zal kunnen vertellen aan mijn kinderen uh of aan mijn kleinkinderen. Als er zo
dingen waren, zoals stoppen met studeren ofzo da ge ni gewoon denkt, maar da ge de
dingen die ge wilt, da ge ze ook doet. Het herinnert mij altijd aan het feit da ik … alle dak zo
ni alleen dingen mag denken, maar ook zo moet doen. “
Jonas: “Het moet mij weerhouden da ik op mijn 40ste zo ne zuren mens word. En daarom, tis
klein en het zijn uiteindelijk gewoon maar letters, maar het heeft wel veel betekenis…”
- Hoe wil ik eruit zien?
Omdat het iets toevoegt aan je uiterlijk, lijkt het voor de meeste ook belangrijk te
zijn wat er wordt toegevoegd. Tatoeages zijn niet alleen visuele uitingen van het
zelf, maar er is reeds vermeld dat het ook een kunst is, iets waar men trots op
kan zijn en dit graag wil tonen. Hier verder op gaand vestigen Yannick en Jonas
aandacht op bepaalde plaatsen van het lichaam.
Sam: “Ja da heeft te maken met mijn verleden. Met de dingen die ik heb meegemaakt en
tegelijkertijd een concept da ik heel cool vind. Een slang da rond uwen arm kruipt en ne
schedel da zo op uwe schouder zit, da dacht ik van da moet gewoonweg fantastisch zijn. Ik
vind ook dan da als ge der ne gewone schedel opzet, da maakt het misschien heel cliché,
maar als er zo ne slang uitkomt, dan geeft da zo een heel zotter beeld.”
Sam: “En ook zo te verborgen bvb op je borstkas, dan moet je echt al zo’n bloot bovenlijf
hebben… en ja een van de graafste, een van de sjiekste plekken is op uwen arm.”
Jonas: “ik vond tattoos altijd al megawijs…. Ik vind nog altijd, tis iets van uw eigen, en ni
voor iemand anders… En ook da sta op mijn arm, ik vind da gewoon de schoonste plaats. Ik
vind da schoon, het heeft ook betekenis, maar tis ook gewoon alle tis ook wel wijs gewoon.”
Thema 3: Onvergankelijkheid als bepalende drijfveer
Maar waarom kiest men nu voor tatoeages om bepaalde elementen uit hun leven
te symboliseren? De onvergankelijkheid ervan lijkt hier het antwoord op te zijn.
Dit houdt bijvoorbeeld in dat het voorgoed op je lichaam blijft staan, ook na je
dood. Je kan het niet verliezen.
54
Jonas: “Twas ook zo’n liedje da mij altijd aan hem doe denken, maar tis zo ni van uw eigen
en nu isda zo mijn eigen idee da gemengd is met mijn interesses en tis iets da ge uw gans
leven gaat bijhebben en ook na uw dood, staat op uw lichaam. En ik vind wel da uw
lichaam zo, kheb da ook met kleren bvb…uw lichaam is uw representatie van uh uw
persoonlijkheid en uw leven en daarmee dat ik het op mijn lichaam heb gezet en ni in een
boekje of doodskaart want dat verlies je ooit ne keer. Ja tis iets da ge altijd bij u hebt en
waar ge echt achter staat.”
Jonas: “Das gelijk een beetje met foto’s ofzo he… Ma dan uhm een andere vorm van kunst
ofzo … Stel da ge en schilderij ofzo koopt van ne artiest die ge goed vindt ofzo, veel kans dat
het binnen 50 jaar al verloren ga zijn.”
Leen: “Ik moet erachter staan, het moet iets tijdloos zijn.”
Hier komt echter opnieuw naar voor dat de gedachtegang zeer belangrijk is. De
eeuwigheid lijkt zowel verheerlijkend als risicovol te zijn.
Leen: “Denk er toch op zijn minst toch effkes over na, want tsta er wel op voor de rest van
uw dagen. Ik ben gewoon van het principe ge moet er u bewust van zijn en daarmee da ik ni
zo voor impulstattoos ben. Besef het gewoon en daar eindigt het ook. Tis ook een houvast,
tis eeuwig ja, tis ook een soort manier van u te kunnen uitdrukken.”
De tatoeages bij de meeste participanten lijken hun zelfbeeld en hun ideaal
zelfbeeld te reflecteren. Hun tatoeages symboliseren voor wie of wat men staat,
wat men heeft meegemaakt en waar ze voor willen staan. Bepaalde wensen en
gevoelens komen op de oppervlakte te staan. Het feit dat tatoeages ‘eeuwig zijn’
overhaalt hen zich op deze permanente manier uit te drukken.
Controle
Naast zelfexpressie lijkt controle een belangrijk concept te vormen in de
literatuur. We vinden voornamelijk terug dat sommigen de nood hebben
controle uit te oefenen op ‘oncontroleerbare’ zaken. Dit kan gaan over het eigen
lichaam of de maatschappij waarin men leeft. Dit representeert het eerste thema.
Het tweede omvat de controle die de ander op het getatoeëerde subject
uitoefent.
55
Thema 1: Controle die subject wenst uit te oefenen op zichzelf/de
ander
Dat controle een belangrijk concept lijkt te zijn in relatie tot tatoeages komt ook
duidelijk naar voor bij de participanten van dit onderzoek.
- Herwaardering van het lichaam
Eerst en vooral kan het begrip controle teruggevonden worden in de
symbolisering van de band met het lichaam. Zo komt naar voor dat deze bij
sommigen zeer troebel lijkt te zijn. Dit blijkt bij Elke die de spierziekte
fibromyalgie heeft. Hierdoor kent zij beperkingen in het dagdagelijkse leven ten
gevolge van pijn. Zich laten tatoeëren lijkt een manier te zijn om met dit gevoel
van machteloosheid om te kunnen gaan.
Elke: “Ook naar gevoel toe. Alleja ik heb fibromyalgie, das het bindweefsel van je spieren da
problemen geeft, dus ik heb vaak pijn en ik heb zoiets tegenover mijn lichaam van ‘fuck
you’. En tis ook soms heel moeilijk om uzelf graag te zien en tattoos en dergelijke helpt
daarbij, vind ik. Ik denk dat het voor veel mensen zo is hoor (coping). Zo van dit ding doet
eigenlijk dingen die ik niet wil, wacht maar! Dan doe ik dingen die wel leuk zijn!”
Opvallend is dat zij haar lichaam - vooraleer het getatoeëerd werd - heel
mechanisch benadert en het benoemt als ‘ding’. Haar tatoeages helpen haar om
opnieuw een band te krijgen met haar lichaam en dit op een manier die de ziekte
overstijgt. Het feit dat zij het gevoel heeft iets aan haar ‘situatie’ te hebben
gedaan, leidt tot herwaardering.
Elke: “Ja tis zo reclaiming… of herwaarderen ofzo? En das ook zoiets wat da gebeurd was
zonder da ik er iets aan kon doen en da mijn lichaam da deed en nu heb ik er wel iets aan
gedaan.”
Elke: “Ik vind mijn benen niet mooi. Dus da helpt en uhm ook ja gemakkelijk om we te
steken. Tis zo controle, da’s nog iets dak ik u wou zeggen, ik dacht daaraan toen ik hier op
we naar was… Het idee van uw lichaam is er zoals het is en daar kunt ge ni veel aan doen…
56
en over bodymodificatie int algemeen… Daar kunde controle mee uitoefenen over uw
lichaam.”
Naast het feit dat Elke reeds haar lichamelijke beperkingen heeft, heeft zij het
ook moeilijk met de stereotype rol van de vrouw in de maatschappij. Door zich te
laten tatoeëren heeft zij het gevoel zich te kunnen bevrijden van deze rol.
Elke: “Alleja iedere vrouw leef zo in een maatschappij… alleja de band met uw lichaam is
een gevecht. Ge moet altijd zorgen dat je sexy bent, ge moet altijd zorgen dat je ‘dat’ bent
en ik denk dat met tattoos je een bewuste stap zet van ok, ik ni.”
Ook Leen wenst een bepaalde vorm van controle uit te oefenen op haar lichaam.
De gedachtegang verschilt echter van Elke door het feit dat zij haar lichaam zelf
wil creëren op basis van wat zij begrijpt onder schoonheid.
Leen: “Ik verkies bijvoorbeeld tattoos om mijn eigen verder te schapen tot wat ik denk dat
perfectie is… En op dat gebied is het een soort van controle.”
- Affectregulatie en afsluiting van een hoofdstuk
Yannick probeert dan weer negatieve gevoelens te reguleren via tatoeages. Hij
legt de focus op de pijn die erbij te pas komt. Het lijkt een kalmerend effect te
hebben ‘emotioneel uitgezogen’ te zijn.
Yannick: “Het kan wel zijn da als ik een slechte periode, dak mij niet goed voel en dak een
zet, dat het mij deugd doe… Omdat ik denk van nu is het wel de moment…Kweet het niet ja,
misschien klinkt da een beetje fout, ma pijn kan soms uh ja… da kan wel verlichtend zijn. Op
da moment zelf ni eh ja, maar als het af is… Kweet het niet, ik voel mij link ook… kweet het
niet… da doe wel iets azo. Ik zit dan op de trein enzo, naar muziek te luisteren…Ik ben gelijk
dan echt uitgeput…vergt veel energie weet ge. Da vergt toch wel emotionele alle uuh zo
uitgezogen dat je zijt.”
Tatoeages lijken ook hun doel te kennen bij een verwerkingsproces. Zo heeft Sam
komaf moeten maken met een moeilijke jeugd. Hoewel hij dit hoofdstuk reeds
57
heeft kunnen afsluiten vooraleer hij zich liet tatoeëren, voelt hij toch nog de nood
dit te symboliseren. Sam: “Das meer zo van een afsluiting en tegelijkertijd ook gewoon iets mee voort leven te
pakken.”
Ook Elke heeft het gevoel een periode van haar leven te moeten afronden. Een
van haar tatoeages bedekt echter letterlijk deze periode.
Elke: “alle het ga hem ni over ik heb da en ik wil da stuk van mijn leven afronden. Ik weet
dat da voor veel mensen zo is, alleja als er iemand sterft ofzo, maar bij mij niet echt. … uhm
misschien een beetje zo die bloemen op mijn heupen. Umh ja ik heb ooit zware cortisone
moeten nemen voor mijn problemen en ik had zo van die strechen, alleja striemen en ik had
daar ook zo’n littekens van en ik was toen 13 ofzo en zo mijn eerste vriendje, weet ge zo en
die vond da maar vies. En ja ik was daar echt zo wel van geambeteerd voor ne tijd en zo
van oh nee ben ik echt zo lelijk en toe wist ik ook ni dat da bij veel mensen zo was en dat da
eigenlijk ni zo’n probleem is en da was eigenlijk ook ni zo zichtbaar meer, maar toch toen
die bloemen daarover stonden, had ik zo van: tis nu gedaan.”
Een tatoeage kan ook het einde van een rouwproces symboliseren. Hoewel de
meeste participanten vertellen dat een proces reeds is afgerond vooraleer de
tatoeage er komt te staan, valt het op dat zij toch het gevoel hebben dat het pas is
afgerond nadat de tatoeage er effectief staat.
Jonas: “Ja da was 3 jaar geleden ofzo en uh kheb zo wel wat zitten rouwen enzo, alle ik kon
mij daar wel sterk in houden, maar da heeft wel zo een paar maanden aangesleept en dan
ben ik zo beginnen denken over tattoos en dan was ik daar opgekomen uh maar kheb da
wel 2 jaar erna laten zetten en ik had dan alleen die toren gezet, maar twas zo gelijk nog ni
af… En nu uh sinds een maand sta die zin daarop en nu ist zo af. Uhm tis echt zo een proces
da zo is afgerond nu.”
- Tentoonstellen of bedekken
Naast het feit dat controle in de symbolisering teruggevonden kan worden, kan
ditzelfde concept ook begrepen worden in termen van verbergen en tonen van
de tatoeage. Het getatoeëerde subject heeft namelijk de keuze tatoeages al dan
niet tentoon te stellen. Door zich slechts te laten tatoeëren op plaatsen op het
58
lichaam dat de ander nooit te zien krijgt, lijkt Yannick de blik van de ander te
kunnen controleren.
Yannick: “Ik doe het wel ni op zichtbare plaatsen. Ik wil niet da iedereen zo… alleja
bijvoorbeeld ja da iemand mijn bloot vel ziet, kan dingen afleiden van das daarom en das
daarom…”
Hoewel het tentoonstellen van de getatoeëerde huid niet per se een vraag naar
communicatie hoeft te zijn, wordt dit vaak anders begrepen door een
buitenstaander.
Sam: “Ik probeer da een beetje uit te leggen. Ik probeer niet uit te wijden over het feit wat
er allemaal gebeurd is. Da zijn nu eenmaal dingen die ik ni altijd over wil praten. Dast
verleden en das nu eenmaal die tattoo. Das afsluiting, maar ik probeer da in grote lijnen uit
te leggen.”
Thema 2: Sociale controle die de ander op het getatoeëerd subject uitoefent
- De Grote Ander
Iets waar niet altijd rekening mee wordt gehouden, is het feit dat de ander een
soort van controle kan uitoefenen. Eerst en vooral kan het zijn dat de
maatschappij een bepaalde norm voorhoudt waar het getatoeëerde subject niet
altijd aan voldoet. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in vooroordelen bij
sollicitaties. Zo voelen sommigen zich beperkt in hun tatoeagewens. Sommigen
hebben het daar moeilijk mee.
Leen: “Alleja van gij denkt nu echt datta ons ga veranderen, dat ik zoiets heb van tis
gewoon een soort van stempel dat er gewoon niet meer af ga… Das soms zoiets waar ik wel
moeite mee heb, zo die discriminatie, het taboe van de maatschappij… En kheb het daar
wel moeilijk mee om met mijn gedachten daarrond te kunnen hoe kan je nu niet verder
kijken dan een tekening op uw huid? Als je het objectief bekijkt is het gewoon een
kleurverschil op je huid.. En daar eindigt het…En ik vind het wel moeilijk dat mensen daar
nu ni verder dan da kunnen kijken…”
59
Leen: “Omdat als ik het zo zie in de getatoeëerde wereld dan, heel wat actualiteit vant feit
dat mensen vechten voor uhm ja non discrimination against tattooed people… En er is ne
facebookgroep en er zijn zo keiveel foto’s van mensen in hun uniform, opvallend veel uit het
leger, maar ook zo verpleegsters, dokters, en dan een foto trekken… Getatoeëerde mensen
moeten echt vechten voor die erkenning.”
Sommigen nemen liever geen risico en houden er rekening mee.
Leen: “Ge weet ni waar da ge gaat uitdraaien. better save then sorry… Dus kheb zoiets van
ls ik een chestpiece laat zetten, dan wil ik die ook zien… Dus wete als ik ergens vast wordt
aangenomen en ik voel mij goe bij die job en die hebben daar geen probleem mee, welja
dan laat ik hem zetten.”
Leen: “Das iets waar ik met vrienden heel veel over discussieer, is hele taboe van uhm
mensen die gediscrimineerd worden op basis van hun tattoos… Er zijn er heel veel die er
hard in zijn van da zou ni mogen, da heeft niets te maken met uw vaardigheden of uw
persoonlijkheid, maar ik ben dan meer van da zou ni mogen, maar ik ben wel van het
principe van het taboe is er, de discriminatie is er dus hou er rekening mee.”
Sam: “Ge moet een beetje de scheiding vinden van zo niet te zichtbaar eh als ge lange
mouwen draagt, bij het werk ofzo, moest dat een probleem zijn.”
Terwijl sommigen hier geen rekening mee willen houden.
Jonas: “Tis ni omdat ge tattoos hebt da ge ni deftig kunt overkomen. En ik denk ook hoe
verder dat we in de toekomst gaan komen, hoe meer dat da aanvaard ga worden. En das
ook zo wat mijn ding, omdat ik gestopt ben met studeren… Alle ge moet een diploma
hebben , liefst twee masters, dan moede gaan werken, dan moede ne auto hebben, ne gsm,
ne laptop… Ik wil da gewoon ni. Als ge mij ne job aanbiedt waar dat ik da allemaal krijg,
maar ze zitten dan wel te zagen over uw tattoos ofzo, dan hoeft het voor mij al ni. Tis ni
omdat ge ne tattoo hebt da ge dom zijt ofzo he. Da ge marginaal zijt, of da ge ne rebel zijt
ofzo… Tis zo gewoon van mensen zijn daarin geïnteresseerd en die willen da.”
- De Significante ander
Naast het feit dat de maatschappij controle kan uitoefenen op het al dan niet
hebben van (zichtbare) tatoeages, kan een significante ander dit ook doen.
60
Yannick beseft dat zijn vader tegen tatoeages is. Daarvoor heeft hij gekozen voor
plaatsen die niet te zien zijn.
Yannick: “De enigste persoon waar dat ik rekening mee hou is mijn vader. Eigenlijk is da
schoon dak er rekening mee hou…”
Hoewel hij het gevoel heeft altijd zijn eigen ding te doen, hecht hij veel belang
aan wat zijn vrienden of vriendin erover zeggen.
Yannick: “Kvolg altijd mijn eigen ding… Alleja tzou moeten mijn lief zijn, dan ja das wel
ambetant weetwel, maar anders uuh ik zou mij van weinig mensen aantrekken. Alhoewel
ja, als ik iets stom in mijn hoofd heb, daze zeggen van alstublief, doeta ni.”
Sommigen ervaren echter geen druk van hun omgeving.
Leen: “Niemand heeft er iets op tegen, die zijn allemaal openminded genoeg om te beseffen
van dat verandert niets aan mij.”
Sam: “Das uw omgeving, dat zijn mensen die u normaal gezien graag zien en als die u
graag zien, dan willen die ook dat gij u goed voelt en uiteindelijk hoort dat er ook allemaal
een beetje bij.”
Controle lijkt een gegeven te zijn die de meeste participanten op basis van
verschillende beweegredenen trachten uit te oefenen. Of het nu rouwverwerking
of een poging tot herwaardering van het lichaam is, het lijkt een ‘helende’
werking te hebben. Een niet te onderschatten thema is de controle die de ander
kan uitoefenen. Sommigen conformeren terwijl anderen dit niet doen.
61
Discussie Bespreking resultaten
De motivatie om aan dit kwalitatief onderzoek te beginnen, vloeit voornamelijk
voort uit bepaalde tekorten van voorafgaand onderzoek. Het grootste tekort
situeert zich in de beleving van de getatoeëerde identiteit die ontbreekt. Eerder
gedaan onderzoek vertelt ons dat de uiteenzetting van de concepten
‘zelfexpressie’ en ‘controle’ een belangrijke bijdrage levert bij het in kaart
brengen van beweegredenen rond het tatoeage-gebeuren. Via kwalitatief
onderzoek pogen wij de ervaring van het getatoeëerde subject in beeld te
brengen via vijf semigestructureerde interviews. Na een thematische analyse
bekomen wij een beter beeld over hoe een getatoeëerd subject zich verhoudt
tegenover identiteit, zelfexpressie en controle.
Identiteit
Thema 1: Tatoeages toeschrijven aan een reeds bestaand gevoel van
anders zijn.
Om te begrijpen hoe de participanten hun tatoeages linken aan hun identiteit,
lijkt het belangrijk te zijn te vermelden hoe sommige participanten zichzelf zagen
vooraleer men zich liet tatoeëren. Uit bepaalde interviews kwam namelijk naar
voor dat het gevoel ‘anders te zijn’ reeds aanwezig was. Dit gevoel kan ontstaan
door bepaalde levensgebeurtenissen (bvb. Beperkingen door een ziekte) of door
hun keuze voor subcultuur (bvb. Metal). Verder hebben sommigen de perceptie
reeds van vroeg af aan in contact te zijn gekomen met getatoeëerde
enthousiastelingen, hoewel zij dit eerder ervaren als een secundaire drijfveer.
Leen beschrijft dit als drempelverlagend.
Eerder werd aangegeven dat reeds bestaand onderzoek laat uitschijnen
dat het ‘anders zijn’ een doel op zich is. Zo stelt Sanders (1989) dat tatoeages
markers van sociale verschillen zijn. Hiermee wordt geïnsinueerd dat men zich,
62
via tatoeages, wenst te onderscheiden van de ander. Ook de theorie van
uniekheid gaat ervan uit dat men ‘het anders zijn’ hoop te bekomen door middel
van een tatoeage (Tiggemann & Golder, 2006). Een aantal interviews werpen een
andere blik op de link tussen ‘tatoeages en anders zijn’. In sommige casussen is
het namelijk zo dat men zich reeds anders voelde waardoor een tatoeage eerder
voort lijkt te vloeien uit dit reeds bestaande gevoel. Men geeft de indruk dat men
- aangezien men zich toch al anders voelt - er volledig voor wilt gaan.
Thema 2: Een recursief proces van betekenisverlening
De betekenisverlening van tatoeages gelinkt aan de identiteit kent hoofdzakelijk
twee lagen, namelijk ‘Wat betekent het voor het getatoeëerde subject?’ en ‘Wat
betekent het voor de ander?’. Voor de meeste participanten wordt de tatoeage
gezien als een element om de persoonlijke identiteit te vormen. Men schrijft het
feit dat men net kiest voor tatoeages toe aan een gevoel altijd al anders geweest
te zijn. Het feit dat de meesten in dit onderzoek reeds rond hun vijftiende , of de
pubertijd, denken aan tatoeages kan ons vertellen dat achter het hebben van
tatoeages een langdurig mentaal proces van betekenisverlening kan schuilen. De
meeste deelnemers zeggen dan ook dat dit proces zeer belangrijk is. Hoewel
sommigen ook erkennen dat dit niet per se hoeft, verwijzen ze hier eerder naar
het feit dat men niet wil oordelen over de motivaties van anderen. Dit proces van
betekenisverlening lijkt recursief te zijn. Een aantal deelnemers geven aan dat de
betekenisverlening achteraf niet stopt. Men ervaart dit op twee verschillende
manieren. Enkelen ervaren dat zij ,nadat zij hun tatoeage hebben, extra
betekenissen ontdekken. Anderen ervaren dan weer dat hun tatoeage hun helpt
bewuster na te denken over zaken die schuilen achter diezelfde tatoeage. Een
deelnemer benoemt dit als ‘bewuster zijn met uw gedachten.’ Dit mentaal proces
van betekenisverlening lijkt een centraal gegeven te zijn doorheen dit onderzoek,
terwijl dit in de literatuur nauwelijks benoemd wordt. Benthien (1999) en
Lemma (2010) lijken het proces van betekenisverlening vooraf echter het dichtst
te benaderen. Dat een tatoeage een bewustwording achteraf kan versterken, lijkt
niet echter beschreven te zijn.
63
Interessant is dat sommigen aangeven niet veranderd te zijn. Toch dient
deze stelling te worden genuanceerd aangezien men soms het gevoel krijgt dit te
moeten bewijzen aan hun omgeving. Opvallend is dat, nadat de tatoeage op het
lichaam staat, een proces van eenwording bestaat. Een aantal deelnemers
beschrijven dat de tatoeage een deel wordt van zichzelf, wat zich uit in een
affectieve band met hun tatoeage. Dit terwijl een andere participant het eerder
beschrijft als ‘gewoon’ een onderdeel van het uiterlijk. Kosut (2006) beschrijft
het als een ‘modegril waarbij een tatoeage vergeleken wordt met een nieuw
kapsel. Dit komt gedeeltelijk naar voor in de onderzoek. Bij de participant die dit
ook zo ziet, staat echter niet een ‘modegril’, maar een persoonlijke stijl op de
voorgrond. De focus in reeds bestaand onderzoek ligt vaak op de wens de
identiteit te hervormen of ‘herontwerpen’ via tatoeages (Shilling, 1993; Benson,
2000), terwijl de focus in dit onderzoek ligt op het helpen vormen van de
identiteit. De wens zich te hervormen komt nauwelijks naar voor in dit
onderzoek.
Thema 3: De invasieve blik van de ander
De tweede laag bestaat uit wat de ander van de getatoeëerde identiteit vindt.
Een participant geeft aan dat men ‘public property’ wordt, wat inhoudt dat de
ander zich het recht toe-eigent zowel het getatoeëerde lichaam te
betasten/bekijken als de betekenis ervan te achterhalen. Dit lijkt een grote bron
van frustratie te zijn voor de participanten, hoofzakelijk omdat dit vaak op een
zeer invasieve manier gebeurt en omdat men deze betekenisverlening niet altijd
wenst bloot te geven. Als eigenaar van tatoeages begrijp ik zeer goed over welke
ervaringen deze participanten het hebben, maar ik had niet verwacht dat dit bij
elke participant zo sterk naar voor zou komen. Na het opzoeken van de termen
“public property + tattoo” in google lijkt dit een algemene ervaring van
getatoeëerde enthousiastelingen te zijn. Zoals eerder gezegd ervaren de meeste
participanten niet de wens zich te onderscheiden van anderen. Opvallend hierbij
is dat dit achteraf door anderen echter zo wordt gepercipieerd. Deze
gewaarwording wordt door de participanten negatief beleefd. Hoewel men door
hun tatoeages lijkt op te vallen, wenst men niet als een soort curiositeit te
64
worden behandeld die iedereen zomaar kan bekijken en betasten. Men zet
tatoeages dus niet noodzakelijk omdat men anders wil zijn. In tegendeel, dit
‘anders zijn’ gaat vaak gepaard met een gevoel van ongemak. Sanders (1989)
erkent het markeren van sociale verschillen als een motivatie, terwijl dit in het
huidig onderzoek eerder wordt ervaren als een (ongewenst) gevolg.
Zelfexpressie
Bij ‘identiteit’ is naar voor gekomen dat tatoeages hun bijdrage lijken te leveren
bij het vormen van een identiteit. Dat de meeste participanten hier veel belang
hechten, blijkt uit het mentaal proces dat er aan vooraf gaat. Opvallend bij deze
participanten is dat men een sterke behoefte had bepaalde gevoelens of ideeën te
visualiseren. Deze gevoelens en ideeën lijken voornamelijk samen te hangen met
hoe men zichzelf ziet en wil zien. Eerder werd reeds gezegd dat het weinige
psychologische onderzoek omtrent tatoeages en identiteit dat reeds gedaan is,
voornamelijk een pathologische connotatie heeft. Het getatoeëerde lichaam
wordt beschouwd als een manifestatie van het individu dat zich niet kan vormen
naar de sociale normen en waarden (Atkinson, 2003). Hierdoor wenst men een
sociale afstand met de mainstream te onderhouden (Koch, Roberts, Armstrong &
Owen, 2010). Door belevingen te bevragen komt aan het licht dat dit niet
noodzakelijk zo hoeft te zijn. Men insinueert in vorig onderzoek dat men zich
laat tatoeëren met als doel zich op een bepaalde manier te verhouden tegenover
de ander.
In het huidig onderzoek komt voornamelijk naar voor dat de
participanten zich in de eerste plaats richten op eigen gevoelens, noden en
eigenschappen. Hierbij lijkt men een bewustzijn te willen creëren en men staat
voornamelijk stil bij het de vraag hoe men is en wil zijn. Dat dit niet overeen
moet komen met de ‘mainstream’ maken de meesten duidelijk. De focus lijkt
eerder te liggen op het zelf en niet echt op het breken met de mainstream. Het
getatoeëerde individu wordt door Howel et al. (1971) ook gezien als
gefrustreerd en poogt een gebrek aan ego te compenseren met exhibitionistisch
vertoon. Ook dit lijkt niet sterk op te gaan voor de participanten. Opnieuw wordt
65
de verhouding met ander beklemtoond, dit terwijl reeds is aan getoond dat de
blik van de ander eerder een negatieve connotatie krijgt.
Thema 1: Visualisatie van het zelfbeeld
Men wenst het beeld dat men heeft over zichzelf te visualiseren. Dit kan gaan
over hoe men zichzelf ziet en over bepaalde gebeurtenissen die hen gevormd
hebben tot wie men nu is. De theorie die de bevinden van dit onderzoek het
dichtst benadert, is die van Gell (Benson, 2000). Hij ziet deze visualisaties
namelijk als wisselwerkingen tussen het inwendige en het uitwendige van het
lichaam. Zo is een tatoeage een visuele uiting van het innerlijke die tegelijkertijd
een verinwendiging van iets van buitenaf is. Dit valt, in dit onderzoek, het meest
op bij de verwerking van bepaalde gebeurtenissen, zoals bij rouwverwerking en
verwerking van het verleden. Gevoelens van rouw komen bijvoorbeeld aan de
oppervlakte, terwijl gevoelens van ‘closure’ worden geïnternaliseerd. Dit
onderzoek vertelt ons echter dat de tatoeage op zich niet voor deze gevoelens
zorgt. De tatoeage lijkt eerder het doorstane traject te symboliseren. Dit kan
worden afgeleid uit het feit dat het ‘hoofdstuk’ reeds is afgesloten vooraleer de
tatoeage er komt te staan. Toch lijken de participanten rust te vinden bij het
symboliseren ervan.
Thema 2: Visualisatie van het ideaal zelfbeeld
Bij de visualisatie van het ideaal zelfbeeld komen gelijkaardige bevindingen naar
boven. Bepaalde participanten symboliseren visies waar zij belang aan (willen
blijven) hechten. Deze komen dus op de huid te staan terwijl deze tegelijkertijd
meer geïnternaliseerd worden.
Thema 3: Onvergankelijkheid als bepalende drijfveer
Uit vorige thema’s blijkt dat de participanten in het huidig onderzoek belang
hechten aan het symboliseren van doorstane voorvallen en toekomstige
denkbeelden in relatie tot hun zelfbeeld. Wat sterk naar voor komt bij deze
participanten is dat de onvergankelijkheid van deze permanente
66
lichaamsprojecten een sterke motivatie lijkt te zijn. Men hecht belang aan het feit
dat men een tatoeage altijd bij zich heeft.
Controle
Dat controle een belangrijke drijfveer bij de keuze voor tatoeages is, komt sterk
naar voor in dit onderzoek. Controle kan zowel door het subject als de ander
worden uitgeoefend. Beiden lijken hun effect met bijbehorende emoties te
hebben. In voorgaande literatuur komt voornamelijk het eerste thema aan bod,
namelijk de controle die het subject via bepaalde tatoeages wenst uit te oefenen.
De invloed van de ander op het getatoeëerde subject lijkt in vorig onderzoek niet
als controle te worden benoemd.
Thema 1: Controle die subject wenst uit te oefenen op zichzelf/de
ander
Eerst en vooral geven Kang en Jones (2007) aan dat sommige vrouwen zich laten
tatoeëren met als doel zich te bevrijden van het stereotype beeld waarmee men
te maken krijgt. Dit komt voornamelijk terug bij een vrouwelijke participant die
via haar tatoeages een standpunt wenst te maken dat ingaat tegen het
ideaalbeeld van het vrouwelijk lichaam. Deze beleving wordt versterkt door het
feit dat zij, door een ziekte, reeds een verzwakt lichaam heeft. Daarnaast
herinnert zij zich een aantal ervaringen vanuit het verleden die tot een moeilijk
band met haar lichaam hebben geleid. Tatoeages hebben voor een
herwaardering van haar lichaam gezorgd.
Verder geeft Atkinson (2004) aan dat men met tatoeages het lichaam kan
aanpassen naar een ideaal. Ook dit kwam voor bij een van de vrouwelijke
participanten. Vervolgens kunnen tatoeages hun bijdrage leveren in een
genezingsproces (Kang & Jones, 2007). Ook dit kwam naar voor in het huidig
onderzoek. Dit proces kwam naar voor bij het afsluiten van een hoofdstuk uit het
verleden en rouwverwerking.
Verder kunnen tatoeages helpen bij het reguleren van bepaalde negatieve
gevoelens (Atkinson, 2004). Ook dit werd teruggevonden bij een bepaalde
participant. Het legde de focus eerder op het ‘emotioneel uitgezogen zijn’ dat
67
hoort bij de pijn van het tatoeëren. Dat tatoeages niet altijd een directe uitnodig
tot socialisatie zijn (Atkinson, 2004), speelt een belangrijke rol in ieders
discours. Dit kan zich vertalen in de plaats op het lichaam waar men zich laat
tatoeëren. Ook hoeveel men vrijgeeft is een manier van controle.
Thema 2: Sociale controle die de ander op het getatoeëerd subject
uitoefent
Zowel de significante als de grote Ander kan controle uitoefenen op het
getatoeëerde subject. Door bepaalde vooroordelen kunnen tatoeages
belemmerend zijn bij bepaalde werkgelegenheden. Dat deze ‘discriminatie’
bestaat, erkennen de meeste participanten. Toch kunnen de reacties op deze
‘sociale controle’ verschillen. Zo zullen sommigen zich hier naar conformeren en
enkel niet zichtbare lichaamsdelen laten tatoeëren, terwijl anderen zich niet
zullen aanpassen. Significante anderen, zoals familieleden of vrienden, hebben
eerder invloed op het zich al dan niet laten tatoeëren. Ouders of partners lijken
hier de sterkste controle te hebben, hoewel dit niet bij elke participant (even
sterk) ervaren wordt.
Implicaties
Door de focus te leggen op de beleving van de getatoeëerde subject, brengt deze
studie een aantal implicaties met zich mee. De grootse bevinding die dit
onderzoek aan het licht bracht, is het mentaal proces waarin een tatoeage kan
ingebed zijn. Hoewel Atkinson (2003) benoemt dat er geen centrale motivatie
bestaat, beschrijven deze vijf participanten eenzelfde proces van
betekenisverlening, ongeacht de achterliggende drijfveer.
Dit proces lijkt een aantal vragen te beantwoorden. De concepten
‘identiteit’, ‘controle’ en ‘zelfexpressie’ lijken bepaalde motivaties te bevatten die
reeds zijn onderzocht. Bij ‘controle’ worden tatoeages bijvoorbeeld gezien als
een manier om om te gaan met het lichaam of om een hoofdstuk af te sluiten.
Wat bij voorafgaan onderzoek echter onduidelijk blijft, is de vraag of tatoeages,
in de beleving van het individu, effectief geholpen hebben. Een antwoord kan
68
teruggevonden worden in dit proces. Zo geeft men aan dat tatoeages op zich niet
het hoofdstuk afsluiten, maar het feit dat een tatoeage dit proces symboliseert,
helpt echter wel. Ook worden bepaalde visies verder geïnternaliseerd omwille
van het feit dat de symbolisering ervan op de huid staat. Dit impliceert dat een
tatoeage een symbolisering van een verwerkingsproces of een gedachtegang kan
zijn, waardoor de motivatie van tatoeages gezien kan worden in functie van het
mentaal proces. Men zou hier de focus op kunnen leggen in plaats van op de
motivatie an sich.
Verder lijkt het zo dat in bepaalde theorieën de motivatie vaak in
verhouding tot de ander wordt gelegd. Dit kan bijvoorbeeld gezien worden bij
Koch, Roberts, Armstrong en Owen (2010) die stellen dat het getatoeëerde
subject een afstand wil nemen van de mainstream of bij Atkinson (2003) die de
wens om symbolisch te communiceren benadrukt. Interessant is dat in deze
studie de meeste participanten dit niet zo lijken te beleven. In beleving lijken hun
motivaties eerder in verhouding te liggen met zelfreflectie. Elementen uit hun
leven - vanuit uit hun verleden, heden en toekomst - worden bevraagd en
gesymboliseerd. Dat dit soms niet strookt met ‘de mainstream’ lijkt niet aan de
basis te liggen. Ook het feit dat de ander deze symbolisering kan zien, lijkt niet de
belangrijkste drijfveer te zijn. Meer zelfs, het wordt vaak als negatief ervaren.
Wanneer de beleving van het subject een plaats krijgt, dienen bepaalde
bevindingen van reeds gedaan onderzoek dus te worden genuanceerd.
Als laatst kan gezien worden dat door de opdeling te maken tussen hoe
het subject naar zichzelf kijkt en hoe de ander naar het subject kijkt, er een breuk
lijkt te ontstaan. De motivaties die deze getatoeëerde subjecten voorhouden,
worden vaak anders geïnterpreteerd door buitenstaanders. Zo geven de meeste
participanten aan zich niet te laten tatoeëren om aandacht te trekken en anders
te zijn. Dit wordt vaak anders gepercipieerd door buitenstaanders waardoor
men zich dan net wel geviseerd voelt, bijvoorbeeld op openbare plaatsen. Door
anderen wordt ‘aandacht trekken en anders zijn’ gezien als een motivatie, terwijl
dit voor het getatoeëerde subject eerder als een gevolg wordt beleefd.
69
Beperkingen, sterktes en toekomstig onderzoek
Doordat dit een kwalitatief onderzoek is met een beperkte en homogene sample,
kunnen de bevindingen niet veralgemeend worden naar de volledige populatie,
met name alle getatoeëerde subjecten. Hoewel dit nooit het doel op zich is
geweest, lijkt het belangrijk dit te accentueren. Echter, omdat slechts vijf
interviews de aandacht krijgen, kon de focus sterker gelegd worden op de
ervaring van elk individu waardoor een vollediger beeld kon worden geschetst.
Doordat de rol van de onderzoeker essentieel is bij fenomenologisch onderzoek,
kan het feit dat ik getatoeëerd ben, zowel zijn sterktes als beperkingen kennen.
Het feit een aantal ervaringen van de participanten te herkennen, kon meespelen
in de afname en de analyse van de interviews. Zo kan het zijn dat bepaalde zaken
te vlug begrepen werden vanuit mijn visie over tatoeages. Toch kan mijn
ervaring met tatoeages een sterkte vormen in het onderzoek. Het zorgde
namelijk voor een onmiddellijke vertrouwensband met de participanten, wat
kon leiden tot rijkere interviews.
Opvallend bij de vijf interviews is het feit dat ze meer gelijkenissen dan
verschillen bevatten. Hiermee wordt bedoeld dat de participanten elkaar weinig
tegensprak. Dit viel voornamelijk op bij het feit de sociale identiteit nauwelijks
aan bod kwam, dit in tegenstelling tot de persoonlijke. Hoewel dit als een
beperking kan worden aanzien, kan hier opnieuw gezegd worden dat
generaliseren niet het doel is. Verder leek het alsof de meeste participanten
bepaalde ervaringen op de zelfde manier aanvoelden.
Door de focus te leggen op de beleving van getatoeëerde subjecten werd
de betekenis van een aantal theoretische concepten uitgedaagd. Een aantal
begrippen, die veelal te maken hebben met hoe men zich verhoudt tot de ander,
zoals het markeren van sociale verschillen, werden nauwelijks erkend. Deze
leken eerder een gevolg te zijn in plaats van een initiële motivatie.
Verder onderzoek naar dit mentaal proces zou interessant kunnen zijn
om na te gaan of meerdere mensen dit zo ervaren. De sample in dit onderzoek
bestaat slechts uit vijf participanten die in dezelfde leeftijdscategorie (20-30
jaar) behoren. Leeftijd kan hier bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen. Zo
70
beschrijft Benson (2000) dat de motivaties om zich te laten tatoeëren kunnen
worden bekeken vanuit de individualistische maatschappij waarin men leeft.
Individuen binnen andere leeftijdscategorie groeien op binnen een andere
leefwereld. De vraag is hier dan hoe zij hun tatoeages ervaren. Om drijfveren nog
beter begrijpen, zou het ook relevant kunnen zijn participanten te kiezen die nog
geen tatoeage hebben, maar er wel over nadenken. Deze subjecten zitten
namelijk midden in dat ‘proces’. De participanten van deze studie kijken
voornamelijk in retroperspectief naar hun ervaringen rond hun tatoeages.
Conclusie
Dit kwalitatief onderzoek heeft met slechts vijf interviews belangrijke informatie
opgeleverd om de wereld van een getatoeëerd subject te benaderen. Opvallend is
dat de tatoeage in dit onderzoek slecht een onderdeel lijkt te zijn van een
mentaal proces in de identiteitsvorming dat zowel vooraf als achteraf zijn functie
kent. Wanneer men binnen het concept ‘identiteit’ een opsplitsing maakt tussen
controle en zelfexpressie, dan valt op dat de ‘concrete’ drijfveren hierin
thuishoren. Dit terwijl het concept ‘identiteit’ in dit onderzoek op zich meer
verwijst naar een proces van betekenisverlening Toch lijken de motivaties die
thuishoren onder deze concepten, ook ingebed te zijn in het eerder genoemde
proces. Ook is het zo dat wanneer men naar een individu’s beleving rond
tatoeages polst, er een aantal motivaties uit de literatuur in een ander daglicht
worden geplaatst. De vergankelijkheid die tatoeages met zich meebrengen, lijkt
een zeer belangrijke drijfveer te zijn. Tatoeages worden in dit onderzoek
namelijk gezien als een combinatie van verwijzingen naar het zelf en een
persoonlijke norm van schoonheid. Er wordt veel belang gehecht aan deze
combinatie, waardoor het eeuwige van de tatoeage het lijkt te overhalen de
keuze te maken zich te laten tatoeëren. Hoewel er slechts vijf interviews werden
gebruikt voor dit onderzoek, zetten deze bevindingen de tatoeage in een ander
daglicht. Dit kan deuren openen tot verder onderzoek.
71
Referentielijst
Adams, J. (2009). Marked difference: Tattooing and its association with deviance
in the United States. Deviant Behavior, 30(3), 266-292.
Anzieu, D. (1989). The Skin Ego. New Haven & London: Yale University Press.
Atkinson, M. & Young, K. (2001). Flesh Journeys: Neo primitives and the
rediscovery of radical body modification. Deviant Behavior, 22, 117-146
Atkinson, M. (2003). Tattooed: The Sociogenesis of a Body Art. Canada: University
of Toronto Press.
Atkinson, M. (2004). Tattooing and Civilizing Processes: Body Modification as
Self-control. Canadian Review of Sociology, 41(2), 125-146.
Bauman, Z. (2011). Vloeibare tijden: Leven in een Eeuw van Onzekerheid.
Kapellen: Pelckmans
Benson, S. (2000) Inscriptions of the self: reflections on tattooing and piercing in
contemporary Euro-America. In Written on the Body: The Tattoo in
European and American History, onder redactie van Jane Caplan, 234-
255. New Jersey: Princeton University Press.
Benthien, C. (1999). Skin on the Cultural Borden between Self and the World. New
York: Colombia.
Braun, V. & Clarke, V. (2006). Using thematic analyses in psychology. Qualitative
Research in Psychology, 3, 77-101.
Camphausen, R. C. (1997). Return of the Tribal: A Celebration fo Body Adornment.
Rochester: Inner Traditions Bear and Company.
72
Caplan, J. (2000). Written on the body: The tattoo in European and American
history. New Jersey: Princeton University Press.
Conrad, P. (1987). The experience of illness: recent and new directions. In Roth,
J.A. and Conrad, P. (eds) Research in the Sociology of Health Care: the
Experience and Management of Chronic Illness, Greenwich, CT:
JAI Press, 1–32.
Davis, K. (1997a). My body is art: Cosmetic surgery as feminist utopia? European
Journal of Women’s Studies, 4, 23-37.
Davis, K. (1997b). Embodied Practices: Feminist Perspectives on the Body.
Newbury Park, CA: Sage.
Demello, M. (2000). Bodies of Inscription: A Cultural History of the Modern Tattoo
Community. Durnham: Duke University Press.
Dijkstra, E. (2008). Wat het lichaam weet: Het belang van geleefde ervaring
volgens ‘Merleau-Ponty’. Filosofie Magazine, 17 (2), 34-40
Ehrich, L., C. (2003). Phenomenology. The quest of meaning, in: O’Donoghue, T.A.
& Punch, K. (eds). Qualitative Educational Research in Action: Doing and
Reflecting. London: Routedge: 43-69
Elias, N. (1978). What Is Sociology? London: Hutchinson
Elias, N (1991). The Society of Individuals. Oxford: Basil Blackwell
Falkenstern, R.C. (2012). Illusion Of Permanence. Tattoos and the temporary Self.
In: Arp, R. (Eds.). Tattoos: Philosophy for Everyone: I Ink, Therefore I Am.
New Jersey: Wiley-Blackwell.
73
Foucault, M. (1997). Discipline and Punish: The Birth of the Prison. London: A.
Lane.
Gillespie, R. (1996). Women, the body and brand extension in medicine:
Cosmetic surgery and the paradox of choice. Women and Health, 24, 69-
85.
Grumet, G. W. (1983). Psychodynamic implications of tattoos. American Journal
of Orthopsychiatry, 53(3), 482-492.
Halen, M. Van (2005). Fenomenologie: Een Kwalitatieve Stroming met een
Verscheidenheid aan Tradities. KWALON 28, 10(1)
’t Hart, H., Boeije, H., Hox, J. (2005). Onderzoeksmethoden. Amsterdam: Boom
onderwijs
Howell, R. J., Payne, I. R., & Roe, A. V. (1971). Differences among behavior
variables, personal characteristics, and personality scores of tattooed and
non-tattooed inmates. Journal of Research in Crime and Delinquency, 8, 32-
37.
Kang, M & Jones, K. (2007). Why do people get tattoos? Contexts, 6, 42-47.
Koch, J. R. Roberts, A. E., Armstrong, M. L & Owen, D. C. (2010). Body art,
deviance, and American college students. The Social Science Journal, 47,
151-161
Kosut, M. (2006). An Ironic Fad: The Commodification and Consumption of
Tattoos. The Journal of Popular Culture, 39(6), 1035-1048.
Lacan, J. (1997). Ecrits. London: Tavistock.
Lemma, A. (2010) Under the Skin: A Psychoanalytic Study of Body Modification.
74
London & New York: Routledge.
Levering, B. (2001) Van fenomenologie naar hermeneutiek: met een accent op de
Utrechtse School, In Smeyers, P. & Levering, B. (red) Grondslagen van de
Wetenschappelijke Pedagogiek. Modern en postmodern. Amsterdam:
Boom: 73-92.
Malterut, K. (2001). Qualitative research: standards, challenges and guidelines.
The Lancet, 358, 483-488.
Maso, I. & Smaling, A. (1998). Kwalitatief Onderzoek: Praktijk en Theorie.
Amsterdam: Boom.
McCall, E. J. (1983). Phenomenological Psychology: An Introduction. Wisconsin:
The University of Wisconsin Press
Merleau-Ponty, M. (1945). Fenomenologie van de waarneming. Amsterdam:
Boom
Moran, D. (2000). Introduction to Phenomenology. London en New york:
Routedge
Palmer, R. E. (1969). Hermeneutics: Interpretation Theory in Schleiermacher,
Dilthey, Heidegger and Gadamer. Evanston: North Western Univ Press
Plochg, T. & Van Zwieten, M. (2007). Kwalitatief onderzoek. In: Plochg, T.,
Juttmann R.E., Klazinga N.S. & Mackenbach, J.P. (red). Nederlands
Handboek Gezondheidszorgonderzoek (77-93). Houten: Bohn Stafleu Van
Loghum, 77-93.
Riesmann, C. K. (1993). Narrative analysis. Qualitative Research Methods Series.
Newbury Park, CA: Sage
75
Richardson, M. (1993). The Dedalus Book of Surrealism: The identity of things.
Geraadpleegd op 5 augustus 2015 via http://www.goodreads.com
Sanders, C.R. (1989). Customizing the Body: The Art and Culture of Tattooing.
Philadelphia, PA: Temple University Press.
Shilling, C. (1993). The Body an Social Theory. London: Sage.
Smith, J.A. (1995). Semi-Structured interviewing and qualitative analysis.
Rethinking Methods in Psychology, 9-27. Thousand Oaks, California: Sage
Publications Inc.
Smith, J.A., & Osborn, M. (2007). Interpretative phenomenological analysis. In
Smith, J.A. , Qualitative Psychology: a Practical Guide to Research Methodes.
Londen: Sage: 51-80 .
Smith J. A. & Eatough V. (2007) Interpretive Phenomenological Analysis. In E
Lyons & A Coyle (eds) Analysing qualitative data in psychology. London:
Sage 35-50.
Steward, S. (1990). Bad Boys nad Tough Tattoos: A Social History of the Tattoo
with Gangs, Sailors, and Street Corner Punks. New York: Haworth Press.
Tiggemann, M. & Golder, F. (2006). An expression of uniqueness in the
appearance domain. Body Image, 3(4), 309-315.
Van Dinter, M. H. (2005). De Wereld van Tatoeage: Een Geïllustreerde
Geschiedenis. Amsterdam: KIT.
Van Meijel, S. (1996). Uniek Zijn in Zelfexpressie. Utrecht: Servire.
Willems, D., Van Zwieten, M. (2004). Waardering van. kwalitatief onderzoek . In:
Huisarts & Wetenschap. 47(13), 631-635.
76
Zizek, S. (2011). Enjoy Your Symptom!: Jacques Lacan in Hollywood and Out.
London/ New York: Routledge.