Swot en actieplan voor de cci in oost vlaanderen
-
Upload
provincie-oost-vlaanderen-economie-europese-internationale-samenwerking -
Category
Documents
-
view
217 -
download
2
description
Transcript of Swot en actieplan voor de cci in oost vlaanderen
SWOT EN ACTIEPLAN ROND CREATIEVE EN CULTURELE INDUSTRIE
IN OOST-VLAANDEREN Rapport – 24 januari 2013
Studie uitgevoerd door: Studie in opdracht van:
Joke Schrauwen Provincie Oost-Vlaanderen
Sofie Jacobs o.l.v. Julio Delva en Hedwig De Pauw
Prof. dr. Annick Schramme Gouvernementstraat 1
9000 Gent
INHOUD 1. Een beleid voor de Culturele en Creatieve Industrie in Oost-Vlaanderen ..................................................... 1
1.1. Context .................................................................................................................................................. 1
1.2. De Culturele en Creatieve Industrie: wie zijn ze? .................................................................................. 2
1.3. Hoe gingen we te werk? Onderzoeksopzet ........................................................................................... 4
2. SWOT-analyse ................................................................................................................................................ 6
2.1. Sterktes .................................................................................................................................................. 6
2.2. Zwaktes ................................................................................................................................................ 11
2.3. Kansen ................................................................................................................................................. 15
2.4. Bedreigingen ........................................................................................................................................ 17
2.5. Overzicht SWOT ................................................................................................................................... 19
3. Naar een actieplan ....................................................................................................................................... 20
3.1. Confrontatiematrix .............................................................................................................................. 20
3.2. Strategische doelen ............................................................................................................................. 24
Vier grondprincipes ...................................................................................................................................... 24
Vier Beleidslijnen .......................................................................................................................................... 25
3.3. Actieplan .............................................................................................................................................. 27
3.3.1. Ondersteun de CCI bij hun belangrijkste uitdagingen en laat hun creatief potentieel tot volle
bloei komen. ................................................................................................................................................. 27
3.3.2. Laat de wereld weten welk creatief potentieel er in Oost-Vlaanderen schuilt én Laat Oost-
Vlaanderen kennis maken met zijn creatieven ............................................................................................ 32
3.3.3. Aandacht voor CCI in (bijna) alle provinciale beleidsdomeinen ................................................. 34
3.3.4. Ondersteun steden en regio’s in hun beleid voor CCI ................................................................ 35
3.3.5. Overzicht actieplan ..................................................................................................................... 37
4. Bibliografie ................................................................................................................................................... 38
1
1. EEN BELEID VOOR DE CULTURELE EN CREATIEVE INDUSTRIE IN OOST-
VLAANDEREN
1.1. CONTEXT
In het licht van het CREA.RE-project en ter voorbereiding van de nieuwe legislatuur, stelt de dienst Economie,
Europese en Internationale samenwerking van de provincie Oost-Vlaanderen een beleidsnota op voor de
periode 2013-2018. Om deze beleidsnota te onderbouwen en hier ook activiteiten over de Culturele en
Creatieve Industrie (CCI) in op te nemen, berekende enerzijds de Studiedienst van de provincie de
bedrijfseconomische impact van deze sector (gebaseerd op cijfers van 2010). Anderzijds verzocht de provincie
het Competence Center Creative Economy van Antwerp Management School om haar te begeleiden bij de
opmaak van een SWOT-analyse en actieplannen voor een beleid voor de Oost-Vlaamse Culturele en Creatieve
Industrie. Een SWOT staat voor een analyse van sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen (of in het Engels
Strenghts, Weaknesses, Opportunities en Threats). Door het combineren van sterktes en zwaktes met kansen
en bedreigingen, komt men tot pistes voor strategische planning. Deze kunnen dan verder verfijnd worden tot
actieplannen. Deze SWOT-analyse en beleidsplanning liep van eind oktober 2012 tot en met december 2012 en
het voorliggende rapport geeft de weerslag van dit luik.
Het laatste decennium krijgt de creatieve industrie steeds meer aandacht van beleidsmakers en
onderzoekers. Door onder meer Richards Florida’s Rise of the Creative Class (2002) en Cities and the Creative
Class (2005) zijn vele Westerse, en dus ook Europese steden het belang van de creatieve economie gaan inzien.
In eerste instantie werd voornamelijk de (groot)stad geassocieerd met deze creatieve klasse. Door studies van
verschillende geografische economen en bedrijfseconomische impactmetingen, werd dit beeld echter
bijgesteld: ook regio’s en de agglomeraties van waaruit creatieve steden goed bereikbaar zijn, zijn van belang
voor de CCI. Of zoals de Nederlandse geografisch econoom Marlet het verwoordt:
Er bestaat een grote fascinatie onder economen voor het mechanisme van steden als broedplaats voor
kennis en creativiteit. Dit is waarschijnlijk niet voor iedereen herkenbaar. Er zijn natuurlijk creatieve,
hoogopgeleide mensen die goed gedijen in een stedelijke omgeving, en daar anderen van laten
profiteren. Maar dat geldt niet voor iedereen. Sommige mensen werken juist geconcentreerder en
efficiënter in de betrekkelijke rust van een landelijke omgeving. Nietzche filosofeerde in de Zwitserse
bergen en ontmoette alleen zijn hospita. Zijn kennisspillovers ontstonden niet door zijn veelvuldige
contacten in de steden, maar via zijn (na zijn dood) veelgelezen boeken. Door verbeterde
communicatiemiddelen en telewerken leek het er even op dat een dergelijk leven voor iedereen was
weggelegd, dat carrière maken en leven in fysieke afzondering samen konden gaan. Maar nabijheid
doet er toe. Face-to-facecontacten bljven van groot belang, en die komen in de stad nu eenmaal
gemakkelijker tot stand dan op het platteland. (Marlet 2010: 373)
Deze regionale visie op de CCI wordt ook gedragen door het Europees INTERREG IVC project CREA.RE, waarvan
de provincie Oost-Vlaanderen partner is. Dit project is een interregionale samenwerking tussen 12 Europese
partners verspreid over geheel Europa. Het project startte in januari 2010, loopt tot maart 2013 en heeft als
doel kennis uit te wisselen en gemeenschappelijke inspanningen te leveren voor een betere, sterkere en
duurzame integratie van de culturele en creatieve industrie in regionale beleidsinstrumenten. De
doelstellingen van dit project zijn:
het verankeren van het potentieel van de creatieve sector in de regionale programma's van de EU;
van elkaar leren;
het verwerken van deze lessen in nieuwe structuren;
delen met een breed publiek;
het verzamelen van good practices uit de verschillende regio's;
2
het verzamelen van voorbeelden, instrumenten en argumenten om de beleidsmakers en de
stakeholders te overtuigen van de meerwaarde van de culturele en creatieve industrie.
Mede door de kennisontwikkeling en –deling binnen het CREA.RE-project en door de studie naar de
economische impact van de Culturele en Creatieve Industrie in Oost-Vlaanderen, is de provincie ervan
overtuigd dat de CCI ook in Oost-Vlaanderen een economisch belangrijke sector zijn. Daarenboven hebben
recente Europese studies uitgewezen dat net deze CCI zeer crisisbestendig is en een hoog groeitempo kent. Zo
groeide de tewerkstelling in de Europese Creatieve Industrie tussen 2000 en 2007 jaarlijks gemiddeld met 3,5%
(Europese Commissie, 2010).
Niettemin blijkt dat de CCI enkele zeer specifieke uitdagingen heeft. Om de CCI verder te ondersteunen werd er
dan ook besloten om een SWOT-analyse op te maken van de CCI in de Provincie Oost-Vlaanderen. Hieruit
destilleren we een actieplan om de culturele en creatieve sector te versterken de komende jaren. Dit actieplan
kan dan mee geïntegreerd worden in de provinciale beleidsnota voor de nieuwe legislatuur voor de periode
2013-2018.
Iedere oefening in strategische planning start met het helder formuleren van een missie. Geen planning zonder
lange termijndoelen! Voor het CCI-beleid in de provincie hebben we, na overleg met leden van de
administratie, de missie als volgt bepaald:
Missie beleid voor de Culturele en Creatieve industrie in Oost-Vlaanderen
De CCI in de ganse provincie Oost-Vlaanderen ondersteunen bij hun belangrijkste uitdagingen;
In synergie met partners en andere beleidsmakers;
Opdat de CCI kan floreren als één van de groeisectoren in de Oost-Vlaamse economie.
1.2. DE CULTURELE EN CREATIEVE INDUSTRIE: WIE ZIJN ZE?
Het afbakenen van de creatieve industrie is geen sinecure, er bestaat zowel in binnen- als buitenland veel
discussie over.
In een voorstudie, naar aanleiding van een omvangrijke economische impactanalyse, werden in het Flanders
DC Kenniscentrum aan Antwerp Management School de fundamenten gelegd voor de afbakening van de
creatieve industrie in Vlaanderen. Deze werd gedefinieerd als “het geheel van sectoren en activiteiten die
beroep doen op de input van menselijke creativiteit voor de creatie van economische, maatschappelijke en
symbolische meerwaarde, opgedeeld volgens verschillende stadia van de waardeketen (creatie, productie,
disseminatie en consumptie), en die bijdragen aan de uitbreiding van het ‘creatief voordeel’ in Vlaanderen.”
Concreet heeft dit voor het Flanders DC Kenniscentrum betrekking op volgende sectoren: Architectuur,
Audiovisuele sector, Beeldende kunsten, Cultureel erfgoed, Design, Gaming, Gedrukte Media, Mode, Muziek,
Nieuwe Media, Podiumkunsten en Reclame & Communicatie (Guiette, Schramme & Vandenbempt: 2010).
Deze uitgebreide indeling is bovendien geaccepteerd door het Overlegcomité Creatieve Industrieën (OCI) dat
gefaciliteerd wordt door Flanders DC, en waarin 26 koepelorganisaties van de Vlaamse creatieve industrie
werken aan een draagvlak en acties voor gezamenlijke belangen en noden. Antwerp Management School is
tevens deelnemer aan dit overleg.
3
In andere studies, zoals het strategisch actieplan van de stad Gent voor de creatieve industrie, vertrekt men
van de UNCTAD-2008 opdeling. Hier wordt met name een onderscheid tussen Erfgoed, Kunst, Media en
Functionele creaties gemaakt. Het Strategisch actieplan van de stad Gent maakte tevens aan de hand van de
NACEBEL-nomenclatuur een eigen vertaling naar de Belgisch-Vlaamse context. Dit resulteerde in de
subsectoren Nieuwe media, Audiovisuele kunst, Cultuurgebonden activiteiten, Publicaties en prints, Creatieve
diensten, Design/mode en Diamant. Deze opdeling is dus enger dan de bovenstaande classificatie van het
Flanders DC Kenniscentrum aan Antwerp Management School. Niettemin volgt de Studiedienst van de
provincie Oost-Vlaanderen de logica van het strategisch actieplan:
Uit nota studiedienst: ‘In deze nota delen we de culturele en creatieve economie onder in zeven
subsectoren: audiovisuele kunsten (incl. muziek); cultuurgebonden activiteiten (incl. podiumkunsten);
publicaties en prints (gedrukte media), incl. beeldende kunsten; nieuwe media en gaming; design,
mode en diamant; creatieve diensten; architectuur.’
Uit een analyse van de gebruikte NACE-BEL-codes in deze studie blijkt dat onder ‘creatieve diensten’ ook speur-
en ontwikkelingswerk op biotechnologisch, natuurwetenschappelijk gebied en op gebied van maatschappij- en
geesteswetenschappen meegerekend worden en dat onder ‘Nieuwe media en gaming’ ook bv.
computerconsultancy en software ontwikkeling meegenomen wordt. Dit impliceert dat men een stuk van de
kenniseconomie (wat in het huidige economisch beleid reeds een speerpunt is) mee bij de Culturele en
Creatieve Industrie onderbrengt. Onder Cultuurgebonden activiteiten (incl. Podiumkunsten) rekent de
studiedienst ook verschillende openbare diensten zoals culturele centra, bibliotheken, musea etc. Een deel van
de cijfers uit deze groep gaat dus over de gesubsidieerde en /of publieke cultuursector. In deze optiek wordt
in deze SWOT-analyse een inclusieve visie op de CCI gehanteerd:
Gehanteerde definitie Culturele en Creatieve Industrie (CCI):
Het geheel van sectoren en activiteiten die beroep doen op de input van menselijke creativiteit
voor de creatie van economische, maatschappelijke en symbolische meerwaarde, opgedeeld
volgens verschillende stadia van de waardeketen (creatie, productie, disseminatie en consumptie),
en die bijdragen aan de uitbreiding van het ‘creatief voordeel’ in Vlaanderen. Deze sectoren delen
we in zeven subsectoren in: audiovisuele kunsten (incl. muziek); cultuurgebonden activiteiten (incl.
podiumkunsten en gesubsidieerde culturele activiteiten); publicaties en prints (gedrukte media), incl.
beeldende kunsten; nieuwe media en gaming (incl. ICT); design, mode en diamant; creatieve
diensten en architectuur.’
Hierbij moeten we er ons van bewust zijn dat de CCI een zeer diverse sector is. Bovenstaande definitie geeft
aan dat het over verschillende subsectoren gaat die vaak zowel onder de ‘maakindustrie’ vallen als onder de
diensteneconomie. Het gaat zowel over sectoren waar kennis als creatie centraal staan. Binnen de
verschillende subsectoren zijn er dan nog de verschillende elementen in de waardeketen die elk volgens hun
eigen logica werken. Tot slot wordt de CCI gekenmerkt door een zeer groot aantal zelfstandigen, maar ook door
enkele omvangrijke icoonbedrijven (cf. o.a. de nota van de Studiedienst). Een beleid voor deze zeer
verscheiden industrie zal dus ook zeer gedifferentieerd zijn: verschillende doelgroepen moeten op een
andere wijze benaderd worden, diverse beleidsdomeinen worden best betrokken, een plejade aan acties kan
de CCI verder ondersteunen.
4
1.3. HOE GINGEN WE TE WERK? ONDERZOEKSOPZET
Het doel van deze SWOT-analyse is te komen tot een strategisch beleidsplan voor de provincie Oost-
Vlaanderen met betrekking tot de Culturele en Creatieve Industrie. Met de missie van het toekomstige
beleidsplan in gedachten (De CCI in de ganse provincie Oost-Vlaanderen ondersteunen bij hun belangrijkste
uitdagingen; in synergie met partners en andere beleidsmakers; opdat de CCI kan floreren als één van de
groeisectoren in de Oost-Vlaamse economie), moeten we dus eerst volgende onderzoeksvragen
beantwoorden:
Wat zijn de algemene uitdagingen voor de CCI?
Hoe is de CCI in de provincie Oost-Vlaanderen gestructureerd en verspreid? Wat zijn
de specifieke uitdagingen voor de CCI in Oost-Vlaanderen?
Welke relevante partners zijn er voor een CCI-beleid van de provincie Oost-Vlaanderen? Op welke
manier is er synergie met hun beleid mogelijk?
Om deze onderzoeksvragen te beantwoorden raadpleegden we volgende bronnen:
De bedrijfseconomische impactmeting van de Studiedienst. De eerste versie van deze impactmeting
was afgerond bij aanvang van de SWOT-analyse (oktober 2012).
De eerdere studies van het Flanders DC Kenniscentrum aan Antwerp Management School: de
bedrijfseconomische impactanalyse voor de creatieve industrie in Vlaanderen (Guiette et al., 2011a),
het onderzoek naar Drempels en Drivers binnen de creatieve industrie in Vlaanderen (Guiette et al.,
2011b), dominante denkkaders binnen de sector (Jacobs et al., 2012), management- en
ondernemerschapsvaardigheden voor de creatieve industrie in Vlaanderen (van Andel et al., 2012)
Een studie uit 2011 van de Stad Gent over hun creatieve economie (Buck Consultants International,
2011).
Algemene literatuur over creatieve industrie en geografische economie. Hiervoor brachten ook de
lezingen en debatten op het colloquium Duurzame Creatieve Steden op 5 november 2012 enkele
nieuwe inzichten.
Daarnaast organiseerden we twee focusgroepen met experts van verschillende overheden, intermediaire
organisaties en het veld van de creatieve educatie. De onderwerpen van deze groepsgesprekken waren:
Hun perceptie van de CCI in Oost-Vlaanderen
De belangrijkste uitdagingen van de CCI in Oost-Vlaanderen
De beleidsmaatregelen voor de CCI die de gesprekspartners nu reeds nemen en een mogelijk
provinciaal beleid hiervoor.
Het voordeel van het organiseren van focusgroepen is dat je in relatief korte tijd veel informatie vergaart over
de voorkeuren, opvattingen, ideeën en belangen van de deelnemers rond een bepaald onderwerp van hun
sector. Ook kan de moderator doorvragen, zodat bijvoorbeeld achterliggende motieven en andere zaken die
belangrijk zijn bij de opmaak van een actieplan duidelijk worden (Mortelmans 2009: 317-320). We kozen er
bewust voor om geen aparte bevraging te organiseren van actoren binnen de CCI zelf, gezien het beknopte
tijdsbestek, de verscheidenheid van de sector en grote hoeveelheid literatuur over deze sector.
Om al deze data te analyseren en tot bruikbare informatie voor beleidsplanning te komen, gebruikten we de
methode van de SWOT. Hiervoor inspireerden we ons voornamelijk op de SWOT-methode aangereikt door
Bruno Verbergt in het Handboek Cultuurmanagement (Verbergt 2011:122-135). Een SWOT-analyse heeft als
doel een strategische planning uit te tekenen. Men vertrekt hierbij van de sterktes en zwaktes (strenghts &
weaknesses) van een organisatie, of in dit geval van een sector en het gevoerde beleid naar deze sector.
Daarnaast kijkt men naar kansen en bedreigingen die een organisatie of beleid verder kunnen stimuleren. Deze
5
opportunities en threats zijn zaken die momenteel nog niet gerealiseerd zijn of mogelijke invloeden van
buitenaf waarop de planner een beperkte invloed heeft. Na het oplijsten van deze sterktes, zwaktes, kansen en
bedreigingen, stelt men een confrontatiematrix op. Door de sterktes tegenover de kansen te zetten komt de
planner tot groeiscenario’s. Hier kan dus nog verder geïnvesteerd worden. Door de sterktes te koppelen aan
bedreigingen krijgt men inzicht in mogelijke verdedigingsstrategieën. Hier zijn stabiliseringsscenario’s nodig.
Zwaktes verbinden aan kansen leidt eveneens tot stabiliseringsscenario’s. Hier moeten duidelijke beslissingen
genomen worden. Tot slot is er schadebeperking nodig daar waar zwaktes bedreigingen raken. Dit leidt tot
inkrimpings- of afstotingsscenario’s.
SWOT-CONFRONTATIEMATRIX
KANSEN BEDREIGINGEN
STERKTES Investeer
Groeiscenario’s Verdedig
Stabiliseringsscenario’s
ZWAKTES Beslis
Stabiliseringsscenario’s
Schadebeheersing Inkrimpings- of
afstotingsscenario’s
SWOTten is echter geen denkoefening van een enkeling op een eenzaam zolderkamertje. De essentie van een
SWOT is net dat velen (met kennis van zaken) ideeën leveren en dat in het SWOT-proces gaandeweg consensus
ontstaat over prioriteiten. Daarom organiseerden we tijdens het onderzoeksproces verschillende
feedbackmomenten en brainstormsessies, zowel intern met verschillende leden van Antwerp Management
School en de UA (Joke Schrauwen, dra. Sofie Jacobs, prof. dr. Annick Schramme en Marlies Demol), als met
verschillende leden van de dienst Economie van de provincie (Julio Delva, Kathy Gillis en Jos Saerens).
Daarnaast bood onze presentatie van de SWOT op de eindconferentie van het CREA.RE-project nog de
gelegenheid om ideeën af te toetsen.
In dit rapport zullen we allereerst uitvoerig de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen voor de Culturele en
Creatieve Industrie in Oost-Vlaanderen en een beleid hiervoor bespreken. Dit rapport geeft geen aparte
beschrijvende analyse van de CCI in Oost-Vlaanderen, maar we integreren onze data onmiddellijk in deze
SWOT-analyse. In het tweede deel van dit rapport zullen we dan de confrontatiematrix opstellen om zo te
komen tot strategische plannen en een actieplan.
6
2. SWOT-ANALYSE Op basis van onze literatuurstudie, focusgroepen en debatten, hebben we de belangrijkste Sterktes - Zwaktes-
Kansen en Bedreigingen voor de Culturele en Creatieve Industrie in Oost-Vlaanderen en het beleid geclusterd.
Na verschillende interne en externe discussiesessies (cf. supra) kwamen we zo tot 4 à 5 hoofdpunten per
kwadrant. In wat volgt lichten we deze uitgebreid toe. Hierbij behandelen we telkens eerst de sterktes,
zwaktes, kansen of bedreigingen voor de Oost-Vlaamse CCI-sector zelf. Daarna bespreken we deze telkens kort
op beleidsniveau. Een samenvattend schema vindt u aan het einde van dit hoofdstuk.
2.1. STERKTES
EEN GROTE POOL AAN CREATIEF TALENT
Vlaanderen kent veel creatief talent, zowel kwalitatief als kwantitatief, dat zich verder kan ontwikkelen en
professionaliseren. Verschillende succesverhalen die in Oost-Vlaanderen zijn gestart of een belangrijke
creatieve poot hebben, zijn bij een breed nationaal en zelfs internationaal publiek gekend, maar. Denk maar
aan Massive Media NV (het bedrijf achter de sociaalnetwerksite Netlog en datingsite TWOO), lingeriefabrikant
Van de Velde (van o.a. de labels Marie-Jo en Prima Donna) , licht- en domoticareus Niko, navigatiespecialist
Tomtom, Samsonite, Kunstencentrum Vooruit,…. Maar daarnaast zijn ook tal van minder gekende
kwaliteitsvolle creatievelingen aan de slag (Guiette et al., 2011b; Cases uit focusgroepen 1 en 2; Buck
Consultants International, 2011).
De provincie Oost-Vlaanderen kent een bloeiende creatieve en culturele sector. Als we de economische
impact van de CCI (tewerkstelling, aantal zelfstandigen en bedrijven en groei in deze parameters) in de
provincie Oost-Vlaanderen vergelijken met de rest van Vlaanderen, dan zien we dat de CCI hier op een
gelijkaardig niveau zit. Daarbij komt dat de CCI in Oost-Vlaanderen qua tewerkstelling en aantal bedrijven
relatief sterker groeide tussen 2007 en 20101 dan in de rest van Vlaanderen.
De CCI maakte in 2010 met 18.000 banen 3.9% van de Oost-Vlaamse tewerkstelling uit, en de
relatieve groei en tewerkstelling van de CCI is sinds 2007 in Oost-Vlaanderen iets groter dan in de rest
van Vlaanderen. Dit betekent ca. 1/5de
van tewerkstelling door de CCI in Vlaanderen.
De CCI had daarbij nog 10.300 zelfstandigen in hoofdberoep en helpers2.
Het aantal vennootschappen in de Oost-Vlaamse CCI ligt op 1.855. Dit is 21.4% van alle culturele en
creatieve vennootschappen in Vlaanderen (dit is dus ook ca. 1/5de
van de CCI in Vlaanderen),
bovendien is de relatieve groei van het aantal bedrijven in de CCI sinds 2007 in Oost-Vlaanderen iets
groter dan in de rest van Vlaanderen.
(Nota Studiedienst)
KWALITEITSVOLLE OPLEIDINGEN IN GENT
Vlaanderen heeft een sterke reputatie in het aanbieden van kwaliteitsvol onderwijs en opleidingen die
internationaal geprezen worden (Guiette et al., 2011b). Ook in Gent zijn vele sterke creatieve opleidingen
aanwezig, denk maar aan de visuele kunstenopleiding aan het HISK3, de beeldende kunstenopleidingen en
architectuuropleidingen van Sint Lucas; de opleidingen Audiovisuele kunsten (Animatiefilm en Film),
Multimediale Vormgeving, Textielontwerp en Grafisch Ontwerp aan de KASK4 en het Koninklijk Conservatorium
1 Op het moment van het onderzoek (oktober 2012) was 2010 het meest recente jaar waarover cijfers omtrent
tewerkstelling, aantal bedrijven en aantal zelfstandigen beschikbaar waren. 2 Deze data over CCI-zelfstandigen werden verzameld op een NACE-3-digitsniveau. Deze indeling is echter weinig precies en
geeft dus slechts een indicatie. 3 HISK = Hoger Instituut voor Schone Kunsten
4 KASK = Koninklijke Academie voor Schone Kunsten
7
van de Hogeschool Gent (deze twee laatste vormen samen de School of Arts). Gent kent niet minder dan vier
hogere instituten met creatieve opleidingen!
Daarnaast is Gent ook een grote universiteitsstad, met zowel sterke natuur- en biotechnologische richtingen
als sociale en humane wetenschapen. Zij leveren jaarlijks een grote pool aan creatief talent af. Onder het ruime
begrip van de Creatieve en Culturele Industrie ressorteren ook sectoren als de biotechnologie en ICT, sectoren
waarvan de kenniswerkers afgeleverd worden door universiteiten. Bovendien zijn studenten, net als bv.
toeristen, een interessant consumentenpubliek voor vele creatieve producten en diensten (Buck Consultants
International, 2011).
Uit Nederlands onderzoek bleek tevens dat een universiteitsstad die gemiddeld duizend extra kotstudenten per
jaar herbergt, op termijn gemiddeld zevenhonderd mensen extra tot de creatieve klasse mag rekenen. Dat
komt niet alleen omdat de stad eigen studenten vasthoudt, maar ook omdat de stad afgestudeerden van
elders aantrekt. Universiteitssteden lijken op die manier steeds automatisch een voorsprong te hebben. De rol
van universiteiten als magneet voor bedrijven en economische groei lijkt echter overdreven. Enkel indirect,
doordat hoogopgeleiden een hogere productiviteit kennen en zo mee zorgen voor economische groei, biedt de
aanwezigheid van een universiteit een grotere garantie op economisch succes. Vooraleer een universiteitsstad
een student kan toevoegen aan haar voorraad menselijke kapitaal, zijn er drie momenten in het leven van die
student waarop de stad hem/haar zal moeten boeien en binden:
Op het moment van de keuze voor een studiestad;
Bij de beslissing om er al dan niet te gaan wonen (op kot of niet, in de studiestad op kot of elders);
Bij de keuze om er na de studie te blijven wonen.
Op al die momenten spelen stedelijke woonattracties, zoals de aanwezigheid van cultuur en een bloeiend
horecaleven een rol (Marlet, 2010). Gent lijkt in dit proces te slagen.
STAD GENT ALS STERKHOUDER… MAAR OOK EEN CREATIEVE REGIO
Uit de focusgroepen bleek duidelijk dat de Stad Gent het kloppend hart is van de CCI in Oost-Vlaanderen. Een
groot aantal creatieve bedrijven is in Gent gevestigd en bovendien kent Gent een omvangrijke R&D-cluster. De
cijferverzameling van de studiedienst bevestigt dit beeld van Gent als creatieve hotspot:
Het arrondissement Gent zorgt voor 62.5% van het aantal werknemers in de CCI, 57% van de CCI-
bedrijven zijn er gevestigd. Hierbij dient echter gezegd dat het arrondissement Gent zich uitstrekt
van Knesselare tot Moerbeke en van Zulte tot Oosterzele. Niettemin blijkt uit de spreidingstabel
van de CCI over de Oost-Vlaamse gemeentes (p.15) dat Gent de koploper van de CCI is met maar
liefst 42% van de loontrekkende tewerkstelling.
De andere arrondissementen zorgen voor een beduidend kleiner aandeel in tewerkstelling en
bedrijven in de Culturele en Creatieve Industrie: het arrondissement Sint-Niklaas staat voor 10%
van de provinciale CCI-tewerkstelling en 13% van de provinciale CCI-bedrijven; arrondissementen
Dendermonde en Aalst scoren beiden ca. 8.5% van de tewerkstelling en 9.6% van de bedrijven. In
het arrondissement Eeklo zijn 5.9% van de werknemers in de Oost-Vlaamse CCI tewerkgesteld en
4.8% van de CCI-bedrijven gevestigd. Arrondissement Oudenaarde heeft 4.2% van de CCI
tewerkstelling en 6.2% van de Oost-Vlaamse CCI bedrijven. (Nota Studiedienst)
Gent heeft enkele belangrijke troeven voor zijn CCI. Naast het aangehaalde voordeel van de creatieve
opleidingen en de universiteit als motor voor creativiteit, kent Gent ook een grote concentratie van creatieve
activiteiten rond cultuur en events en hoge bezoekersstromen voor cultuurhistorische toeristische attracties.
8
Gent heeft bovendien het imago van aangename woon- en werkstad, met verschillende
stadsontwikkelingsprojecten in de pijplijn. Daarnaast worden er ook vele andere maatregelen genomen door
het stadsbestuur om cultuur (één van de belangrijkste aantrekkingsfactoren voor hoogopgeleiden), de
creatieve industrie en startende ondernemingen blijvend te stimuleren.
Echter, niet alle creatievelingen worden aangetrokken tot een creatieve stad. Ook de agglomeratie biedt voor
(delen van) de creatieve klasse vestigingsvoordelen. Hoogopgeleiden worden niet enkel aangetrokken door een
stedelijk weefsel. Ook geagglomereerde regio’s, op redelijke reisafstand van veel werkgelegenheid, kunnen
kansrijke bevolkingsgroepen, zoals creatieven, aantrekken door de leefbaarheid te optimaliseren, files aan te
pakken en het aanbod aan cultuur en andere voorzieningen fors uit te breiden (Marlet, 2010).
De mate van creativiteit in een regio hangt natuurlijk niet enkel af van het aantal leden van de creatieve klasse
die er wonen, maar ook van de bedrijven die zich in een stad of regio vestigen. Architectenbureaus of
evenementenorganisaties vind je niet enkel in de creatieve hoofdstad van Oost-Vlaanderen. Daarbij zien we
dat ook in de provincie Oost-Vlaanderen grotere creatieve bedrijven zich buiten de stedelijke centra vestigen.
Dat blijkt ook uit de cijferverzameling (cf. supra). Voor bedrijven spelen natuurlijk andere locatiefactoren dan
voor bewoners. Bijvoorbeeld, de aanwezigheid van geschikte bedrijventerreinen en snelle verbindingswegen
naar belangrijke afzetmarkten spelen een belangrijke rol.
Daarnaast zijn er ook twee steden in de provincie die nu reeds een broedplaatsenbeleid ontwikkelden voor
start-ups in de creatieve industrie. Zo is er Ronse met TIO³, een centrum voor textielinnovatie. Een deelnemer
aan de focusgroep getuigde bovendien dat in Ronse momenteel een creatieve scene ontluikt waarvan niet
noodzakelijk TIO³ de motor is, maar waarin vooral de goedkope vastgoedprijzen een belangrijke rol spelen. Ten
tweede start ook Wetteren met de reconversie van een industriële site tot creatieve hotspot. Het stadsbestuur
beschouwt o.a. de nabijheid van de stad Wetteren tot de creatieve hub Gent in combinatie met de goedkopere
vastgoedprijzen als voordeel (focusgroep 1 en focusgroep 2).
De ontwikkeling van de Culturele en Creatieve Industrie in Oost-Vlaanderen is dus niet enkel een stedelijk
verhaal van Gent, maar ook een zeer gedifferentieerd verhaal waarin de hele regio betrokken kan worden.
STERKE SUBSECTOREN
Als we de cijfers van de economische impactanalyse erbij nemen, dan zien we dat de sectoren met de grootste
impact binnen de CCI de cultuurgebonden activiteiten; nieuwe media en gaming (incl. ICT), architectuur en
creatieve dienstverlening (incl. een deel van de kenniseconomie) zijn. Gedrukte media, audiovisuele kunsten
en design, mode en diamant lijken een eerder klein tot summier aandeel te hebben binnen de
bedrijfseconomische impact van de CCI.
9
Grafiek: Verhouding aantal loon- en weddetrekkenden binnen de CCI Oost-Vlaanderen Bron: Antwerp Management School op basis van Nota studiedienst
Grafiek: Verhouding aantal zelfstandigen en helpers binnen de CCI Oost-Vlaanderen Bron: Antwerp Management School op basis van Nota studiedienst
Grafiek: Verhouding vennootschappen binnen de CCI Oost-Vlaanderen Bron: Antwerp Management School op basis van Nota studiedienst
26%
25% 19%
14%
13%
3% 1%
Verhouding aantal loon-en weddetrekkenden binnen de CCI Oost-Vlaanderen
(op een totaal van 17.991 loon- en weddetrekkenden, referentiejaar 2010)
cultuurgebonden activiteiten (incl. podium)nieuwe media en gamingarchitectuurcreatieve dienstengedrukte media en beeldende kunstenaudiovisuele kunsten (incl. muziek)design, mode en diamant
17% 2%
31% 41%
8%
1% 1%
Verhouding aantal zelfstandigen en helpers binnen de CCI Oost-Vlaanderen
(op een totaal van 10.272 zelfstandigen en helpers, referentiejaar 2010)
cultuurgebonden activiteiten (incl. podium)nieuwe media en gamingarchitectuurcreatieve dienstengedrukte media en beeldende kunstenaudiovisuele kunsten (incl. muziek)design, mode en diamant
26%
23% 24%
11%
12%
3% 1%
Verhouding aantal vennootschappen binnen de CCI Oost-Vlaanderen
(op een totaal van 1.855 vennootschappen, referentiejaar 2010)
cultuurgebonden activiteiten (incl. podium)nieuwe media en gamingarchitectuurcreatieve dienstengedrukte media en beeldende kunstenaudiovisuele kunsten (incl. muziek)design, mode en diamant
10
Echter, als we tijdens de focusgroepen informeerden naar wat volgens de leden de sterkhouders van de CCI in
Oost-Vlaanderen zijn, kregen we een heel ander beeld. Zo werd de Oost-Vlaamse audiovisuele sector geroemd
omwille van het Internationaal Filmfestival van Vlaanderen in Gent, de hoogstaande opleidingen aan het KASK,
de rijkdom aan alternatieve bioscopen in Gent en de vele zelfstandigen of freelancers in de animatiewereld
(Focusgroep 2). Ook viel tijdens een gesprek met verschillende medewerkers van het departement Economie
op dat we snel tot een brainstormlijstje van juweelontwerpers in Oost-Vlaanderen (met o.a. Elisa Lee, de
Galerie Pont & Plas,…) konden komen, hoewel deze subsector volgens de bedrijfseconomische impactanalyse
amper lijkt te bestaan.5 Daarenboven sluit deze subsector nauw aan bij de textielnijverheid. Deze nijverheid is
als dusdanig niet mee genomen in de cijferanalyse omdat ze voor een te grote vertekening zou zorgen. In de
textielnijverheid zijn namelijk 8.500 werknemers actief, wat staat voor 30% van de Vlaamse textiel- en
kledingindustrie (Brochure Experience East Flanders). Creatieven, zowel designers als technische
productontwikkelaars, liggen natuurlijk aan de basis van deze ‘klassieke’ industrietak, maar het grootste
aandeel werknemers oefent geen creatief beroep uit.
Het combineren van de kwantitatieve met kwalitatieve gegevens leidt ons tot de boude uitspraak dat alle
subsegmenten van de CCI goed vertegenwoordigd zijn in Oost-Vlaanderen. Hebben ze geen grote
economische impact, dan kennen de economisch kleinere sectoren wel een grote zichtbaarheid, die afstraalt
op de hele regio.
EEN PROVINCIAAL CCI-BELEID KENT EEN VERTREKPUNT
In de afgelopen legislatuur werden door verschillende provinciale diensten reeds maatregelen genomen die
de Culturele en Creatieve Industrie en hun creatievelingen ook of gedeeltelijk ondersteunen, los van het
CREA.RE-project. Zo wordt de culturele industrie uiteraard ondersteund door het departement Cultuur. Maar
ook binnen het beleidsdomein economie zijn er twee belangrijke speerpunten die de CCI ten goede komen:
kenniseconomie en het bedrijventerreinenbeleid. Een greep uit de reeds genomen maatregelen die (indirect)
ook (sub)sectoren van de culturele en creatieve industrie ondersteunen met daarbij telkens de dienst
verantwoordelijk voor die maatregelen:
Departement cultuur: projecten voor beeldende kunst, vormgeving en film, eigen culturele
instellingen als het Caermersklooster, Mola, PAM en het Provinciaal Erfgoedcentrum, cultuurprijzen in
verschillende disciplines, subsidies voor verenigingen, kunstencentra, concertorganisatoren en
festivals, ondersteuning voor de erfgoedsector en het sociaal-cultureel volwassenenwerk. Ook
participeert het departement cultuur in de vzw Nucleo, die kunstenaarsateliers in Gent en omgeving
voorziet.
In samenwerking met de stad Gent en het KASK heeft het departement cultuur/economie van de
provincie al verschillende stappen ondernomen voor de oprichting van een Designplatform Oost-
Vlaanderen.
De Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM): in het beleid voor de Kenniseconomie wil de POM
vooral clusters versterken, geschikte bedrijventerreinen en incubatoren ontwikkelen en versterken,
kennisnetwerken ondersteunen en branding en marketing voor de kenniseconomie en de
economische regio optimaliseren.
5 Hiermee komen we aan de grenzen van de gehanteerde methode voor het meten van de bedrijfseconomische impact van
de CCI in Oost-Vlaanderen. De statistische gegevens werden namelijk verzameld aan de hand van NACE-BEL nomenclatuur 2008. Bedrijven en zelfstandigen kunnen bij de aanvraag van een ondernemingsnummer aangeven in welke NACE-categorie ze –volgens zichzelf- het best thuishoren. Deze nomenclatuur is echter niet aangepast aan de complexiteit van de CCI. Bovendien houdt deze indeling ook geen rekening met eventueel latere verschuivingen van bedrijfsactiviteiten. Tot slot werken vele freelancers via sociale bureaus van kunstenaars of voeren hun creatieve praktijk in bijberoep uit. Ook dit wordt door deze impactmeting op basis van NACE-BEL-codes niet gecoverd (Guiette et al., 2011c).
11
Economische Raad Oost-Vlaanderen (EROV): richt opleidingen en begeleiding in voor KMO’s, en zo
ook voor creatieve ondernemingen.
In het Huis van de Economie in Gent bevinden zich nu provinciale diensten voor economie en enkele
Oost-Vlaamse afdelingen van Vlaamse instellingen zoals het Agentschap Ondernemen en het
Innovatiecentrum (van IWT) waar ook creatieve ondernemers kunnen aankloppen.6
Naast de financiële steun voor enkele concrete projecten, heeft het CREA.RE-project voornamelijk een
breed Europees netwerk over de CCI en kennis over de eigenheden van de CCI, inzichten in
verschillende projecten en beleidstrajecten opgeleverd. Deze verkregen knowhow moet verder
ontwikkeld en gekoesterd worden.
Een provinciaal beleid voor de Culturele en Creatieve Industrie in de legislatuur 2013-2018 kan dus verder
bouwen op het gevoerde beleid in de voorgaande periode.
2.2. ZWAKTES
CREATIVITEIT IS ER, MAAR HEERST DAT OOK IN DE PERCEPTIE ?
De Culturele en Creatieve Industrie is in de stad Gent en de provincie weliswaar aanwezig en er is een goede
humuslaag aan creatief talent, maar volgens verschillende focusgroepleden ontbreekt de zichtbaarheid soms.
Een deelnemer aan de focusgroepen verwoordde het als volgt:
We mogen wat meer chauvinistisch zijn (…) Het komt te weinig naar buiten. (…) De kleine initiatieven
zijn er, en daarom bruist het wel. Maar er is er geen enkele die er uitspringt. Er wordt nooit een
klemtoon gelegd. Moest er eens een structuur zijn die deze klemtoon legt en zegt we gaan daar of daar
op focussen. En dan creëer je aantrekkingskracht voor komende initiatieven. Maar nu blijft gewoon
alles brubbelen. (Focusgroep 1)
Volgens de focusgroepleden hebben de stad Gent en de regio ook te weinig een duidelijk creatief gezicht: er is
niet één sector of cluster die er duidelijk (internationaal) uitspringt, die als Unique Selling Proposition in het
Europese CCI-verhaal aangeprezen wordt (focusgroep 1 en focusgroep 2). Ook in de SWOT-analyse van de Stad
Gent werd dit vastgesteld: er zijn geen uitgesproken aanjagers voor de CCI, er is geen duidelijk profiel van de
CCI, er heerst nog een te lokaal en te laag ambitieniveau (Buck Consultants International, 2011).
De stad Gent is relatief recent gestart met het breed communiceren van haar creatieve troeven. Zo geeft de
stad veel ruchtbaarheid aan recent verworven titels, zoals ‘most creative city’ and ‘pocket sized metropolis’,
geuzennamen die Landry geeft aan Gent in een rapport uit 2011. Ook maakt Gent deel uit van UNESCO’s
Creative Cities Network in de categorie ‘Muziek’, nadat ook al Bologna, Sevilla en Glasgow deze titel verwierven
(www.gent.be). Verder lazen we enkele maanden geleden in de Vlaamse pers dat in The Guardian naar Gent
was verwezen als ‘hipster capital of Belgium’ (o.a. Staes, 2012).
Deze communicatiestrategie lijkt tegengesteld aan de impressie van onze focusgroepleden. Aangezien de
communicatie van Gent als creatieve stad relatief recent is en zich vooral op gebieden buiten Gent lijkt te
richten, kan het zijn dat inwoners nog te weinig de perceptie van hun stadsbestuur delen. Natuurlijk zien zij
hun stad iedere dag, maar zien ze misschien de creativiteit van de stad nog te weinig in het straatbeeld of op
initiatieven waar creatieve bedrijven en organisaties worden voorgesteld. Daarnaast kan het zijn dat sommige
creatieve subsectoren wel onmiddellijk in het oog springen (denk maar aan de link tussen Gent en cultuur),
maar dat er nog te weinig gedacht wordt in termen van het koepelbegrip ‘creatieve industrie’ (cf. infra). Daarbij
6 Waarschijnlijk zullen deze Vlaamse organisaties in het Huis van de Economie in 2014 echter verhuizen naar een andere
locatie (nota Julio Delva). Dan zou dit voordeel van clustering vervallen.
12
komt bovendien voor verschillende focusgroepleden dat de culturele en creatieve industrie voornamelijk een
stedelijk verhaal is, dat minder van toepassing lijkt op de regio’s. De beperkte zichtbaarheid van het provinciale
beleidsniveau kan tenslotte later als bijkomende drempel werken.
ALGEMENE UITDAGINGEN VAN DE CCI IN VLAANDEREN LATEN ZICH OOK IN OOST-VLAANDEREN VOELEN
In de drempels en driversstudie van Antwerp Management School (Guiette et al., 2011b) werden verschillende
drempels voor de CCI geformuleerd, die ook van toepassing zijn op de creatieve sector in Oost-Vlaanderen:
Financiering is moeilijk voor een meerderheid van de creatieve subsectoren: voor vele creatoren is het
nodige startkapitaal om de productie op te starten een struikelblok. Daarbij komt de volatiliteit,
complexiteit, onvoorspelbaarheid en onzekerheid over toekomstige inkomstenstromen.
Beperkte schaalgrootte van Vlaanderen en zijn afzetmarkt. Veel creatieve uitingen zijn namelijk
gekoppeld aan taal en cultuur, wat de opbrengstmogelijkheden van creaties (en dus
terugverdieneffecten) over de grenzen heen bemoeilijkt.
Onzekerheid en te weinig inzicht in de uitwerking van nieuwe organisatiemodellen en
businessmodellen ten gevolge van digitalisering, co-creatie en andere verschuivingen
Onvoldoende inzicht van vele actoren in management- en ondernemerschapsvaardigheden, zeker bij
kerncreatieve actoren en creatoren. Dit is niet in het minst een probleem bij actoren met een
(startende) zelfstandige praktijk die moet groeien. (Guiette et al., 2011b).
Daarnaast wordt steeds vaker erkend dat er weliswaar veel startende creatieve bedrijfjes (de
‘nanobedrijfjes’ of eenmansbedrijfjes) zijn en dat ook verschillende icoonbedrijven of toptalenten in
de creatieve sector te detecteren zijn, maar dat de doorgroei van start-up naar standvastig
microbedrijf (= KMO met minder dan 10 personeelsleden) moeilijk is. Vele creatieven stoppen hun
creatieve onderneming na enkele jaren omdat ze de eindjes moeilijk aan elkaar kunnen knopen
(Focusgroep 1; Paneldbebat 2 Duurzame Creatieve Steden, Kooyman 2012).
ZWAKKERE SUBSECTOREN
Zoals eerder aangehaald, zijn er enkele subsectoren in de Oost-Vlaamse CCI met een relatief lage
bedrijfseconomische impact: audiovisuele kunsten en design, mode en diamant. Uiteraard hebben we al
eerder aangehaald dat tewerkstelling in deze sectoren dankzij de gehanteerde onderzoeksmethode onder de
radar van de studie blijft. Dit kan echter ook op een moeilijkere (financiële) situatie van vele startende
creatieven wijzen: verschillende eenmansactiviteiten zijn nog niet tot een voldoende wasdom gekomen om in
statistieken aan de hand van NACE-BEL-codes voor te komen, doordat ze bijvoorbeeld werken via sociale
bureaus voor kunstenaars of hun creatieve activiteit uitoefenen in bijberoep.
Daarnaast heeft de Studiedienst groei-indices voor de periode 2005-2010 afgezet tegen de specialisatiegraden
van de verschillende subsectoren: de aanwezigheid van de sector in Oost-Vlaanderen ten aanzien van gans
Vlaanderen. Hieruit blijkt dat de cultuurgebonden activiteiten qua tewerkstelling weliswaar nog steeds iets
sterker aanwezig zijn in Oost-Vlaanderen dan in de rest van Vlaanderen, maar dat deze sector veel trager
groeit. Wat betreft het aantal ondernemingen (zelfstandigen en vennootschappen) scoort deze subsector in
Oost-Vlaanderen nog slechter: zowel de groei als de specialisatiegraad liggen lager dan in de rest van
Vlaanderen. Oost-Vlaanderen lijkt dus zijn voorsprong op het vlak van cultuur te verliezen.
Verder blijkt de tewerkstelling in de sector van de gedrukte media iets minder groot in Oost-Vlaanderen dan in
de rest van Vlaanderen en groeien de Oost-Vlaamse gedrukte media trager. Het aantal ondernemingen
(zelfstandigen en vennootschappen) in deze sector is echter wel meer aanwezig en sterker gegroeid in Oost-
13
Vlaanderen. Dit groeipatroon lijkt de sector vooral te danken aan het bijgekomen aantal zelfstandigen, niet
aan het aantal vennootschappen.
Daarnaast zijn er enkele sectoren in Oost-Vlaanderen die in vergelijking met Vlaanderen minder sterk
aanwezig zijn, maar die –zowel in tewerkstelling als aantal ondernemingen- sterker lijken te groeien: nieuwe
media en gaming, audiovisuele kunsten, design en mode.
Tenslotte zijn er nog twee sectoren die zowel qua tewerkstelling als qua groei rond het gemiddelde
schommelen: architectuur en creatieve diensten.
De verspreiding van de CCI is dus niet gelijkmatig verdeeld over de verschillende subsectoren. Bovendien
houden ook niet alle sectoren pas met de evoluties in hun sector in Vlaanderen. Enkele zwakkere subsectoren
zullen dus ook bijkomende aandacht van het beleid kunnen gebruiken.
ZWAKKERE REGIO’S
Naast het gegeven dat niet alle CCI-sectoren even goed vertegenwoordigd zijn in Oost-Vlaanderen, is de CCI
niet gelijkmatig verdeeld over de verschillende gemeentes in de provinice. Zo blijkt de stad Gent veruit de
meest creatieve stad van Oost-Vlaanderen. Gent staat voor 35% van de vestigingseenheden van Oost-Vlaamse
creatieve vennootschappen; 42% van het aantal loon-en weddetrekkenden in de Oost-Vlaamse CCI en 24% van
het aantal CCI zelfstandigen en helpers. Uit onderstaande tabel blijkt duidelijk dat de meest creatieve en
culturele vestigingen en zelfstandigen –buiten Gent- zich situeren in Sint-Niklaas en Aalst. Opmerkelijk is nog
het hoge aantal werknemers in de Merelbeekse CCI.
Verrassend genoeg zijn er ook verschillende creatieve gemeentes in de buurt van Gent, zoals Merelbeke of
Sint-Martens-Latem. Zij eindigen toch nog in de top 15 van de meest creatieve gemeentes; terwijl steden als
Ronse of Geraardsbergen buiten deze top 15 vallen. Deze tabel is echter gebaseerd op cijfers van 2010. Tijdens
de focusgroepen getuigde Anna Cornelia de Gersem van TIO³ echter, dat er de laatste jaren, mede door de
komst van de incubator, maar vooral door de goedkope vastgoedprijzen in de regio, verschillende creatieven
zich in Ronse vestigden. Hierdoor ontstond er de laatste jaren een creatieve scene in Ronse. (Focusgroep 1).
Opvallend is wel dat de meest rurale regio’s; het arrondissement Oudenaarde en het Meetjesland; op
arrondissementsniveau het minst grote aandeel van de CCI tewerkstelling en aantal ondernemingen voor hun
rekening nemen (Nota Studiedienst) Ook dit valt echter te nuanceren. Indien men een andere indicator voor
creativiteit of kenniseconomie neemt, zoals het aantal afgeleverde patenten, dan scoort de Vlaamse Ardennen
wel zeer hoog door enkele grote bedrijven zoals Samsonite. (Focusgroep 1).
De Culturele en Creatieve Industrie is dus zeker niet gelijk gespreid over de gehele provincie. De stad Gent is
koploper en wordt op grote afstand gevolgd door vooral steden en enkele verstedelijkte gemeentes in de
buurt van Gent. Niettemin is er geen enkele Oost-Vlaamse gemeente zonder creatieve of culturele actoren.
Ook is de CCI zeker niet enkel een stedelijke kwestie.
14
OVERZICHT AANTAL CCI-EENHEDEN PER OOST-VLAAMSE GEMEENTE (31/12/2010)
OVERZICHT AANTAL CCI-EENHEDEN PER OOST-VLAAMSE GEMEENTE (31/12/2010)
DEEL 1
DEEL 2
Gemeente
Q v
esti
gin
gen
ven
no
ot-
sch
app
en
Q lo
on
- en
wed
de-
trek
ken
de
n
Q z
elfs
tan
dig
en
en h
elp
ers
Gemeente
Q v
esti
gin
gen
ven
no
ot-
sch
app
en
Q lo
on
- en
wed
de-
trek
ken
de
n
Q z
elfs
tan
dig
en
en h
elp
ers
Oost-Vlaanderen TOTAAL 1.905 18.590 10.251
Erpe-Mere 16 176 123
Gent 665 7.832 2.416
Kruishoutem 15 129 82
Sint-Niklaas 83 697 463
Waasmunster 15 132 125
Aalst 67 486 444
Zulte 14 87 105
Merelbeke 53 772 189
Lovendegem 13 38 68
Dendermonde 52 463 261
Oosterzele 13 79 115
Lokeren 47 362 249
Denderleeuw 12 59 67
Deinze 43 358 238
Lebbeke 12 77 102
Temse 40 222 205
Zelzate 12 338 35
Sint-Martens-Latem 38 343 182
Lede 11 35 113
Oudenaarde 36 285 192
Stekene 10 78 111
Wetteren 32 469 188
Wichelen 10 88 63
Eeklo 31 269 82
Berlare 9 22 90
Lochristi 31 200 182
Buggenhout 9 78 91
Beveren 30 323 272
Haaltert 9 67 96
Aalter 28 274 170
Herzele 9 71 86
Melle 27 340 77
Kluisbergen 8 28 41
Maldegem 24 424 148
Knesselare 8 104 50
Evergem 23 103 173
Maarkedal 8 41 61
Nazareth 23 326 87
Waarschoot 8 28 45
Destelbergen 22 125 186
Wachtebeke 7 145 34
Zottegem 22 223 144
Zwalm 7 18 61
De Pinte 20 113 124
Brakel 6 24 71
Hamme 20 158 134
Zingem 6 13 42
Ninove 20 142 206
Moerbeke-Waas 5 68 34
Gavere 19 45 94
Sint-Laureins 5 23 39
Nevele 19 75 96
Wortegem-Petegem 5 10 61
Assenede 18 46 71
Zomergem 5 7 53
Kruibeke 18 159 115
Kaprijke 4 14 35
Ronse 18 194 136
Laarne 4 12 109
Sint-Gillis-Waas 18 68 112
Lierde 4 9 45
Geraardsbergen 17 305 176
Sint-Lievens-Houtem 4 26 58
Zele 17 262 107
Horebeke 1 3 21
Tabel: Aantal CCI-eenheden in Oost-Vlaanderen per Oost-Vlaamse gemeente
Bron: rsz en rszv7 8
7 het aantal loon- en weddetrekkenden op gemeentelijk niveau is enkel beschikbaar op 4-digitniveau (niet op 5-digitniveau),
waardoor het aantal van de voordien gepubliceerde gegevens (i.e. op provinciaal en arrondissementeel niveau) kan afwijken. 8 het aantal zelfstandigen en helpers (in hoofdberoep of als gepensioneerde helper) is enkel beschikbaar op 3-digitniveau (deze cijfers zullen iets ruimer zijn dan wat louter CCI is, want CCI afgebakend tot op 5-digitniveau.
15
EERDER BEPERKT BEWUSTZIJN VAN VERSCHILLENDE BELEIDSMAKERS OVER DE CCI-PRAKTIJK EN EEN CCI-
BELEID
Slechts enkele lokale overheden nemen nu reeds initiatieven om de Culturele en Creatieve Industrie
structureel te ondersteunen. Bovendien zijn initiatieven zoals de Kousenfabriek van Wetteren erg pril.
Daarenboven merkten we tijdens de focusgroepen dat bij verschillende beleidsmakers rond de tafel de
eigenheden en complexiteit van de CCI nog maar beperkt gekend zijn. Zo reduceerden enkele deelnemers de
CCI tot creatieve start-ups en beleid tot voorzien van infrastructuur voor creatieven. Anderen waren niet of
nauwelijks op de hoogte van het zeer actuele discours omtrent design thinking (Focusgroep 2). Daarnaast
getuigden andere focusgroepleden dat ook bij aanspreekpunten uit ondernemersloketten, boekhouders of
organisaties als de VDAB, eigenlijk te weinig kennis van deze sectoren voorhanden is om gericht advies te
verlenen (Focusgroep 1). Hierdoor schieten steunmaatregelen vaak hun doel voorbij. Steunmaatregelen zijn
zowel kwalitatief als kwantitatief te weinig afgestemd op de reële behoeften van de verschillende creatieve
sectoren. Steunmaatregelen voor enkele specifieke sectoren, cross-overprojecten, of aangepaste steun aan de
levenscyclus van de organisatie worden nog te weinig meegenomen in het beleid, waardoor zij groeikansen
missen (Guiette et al., 2011b).
Daarnaast bleek duidelijk uit de focusgroep met de beleidsmakers dat verschillende beleidsinstrumenten (bv.
prijzen of subsidies) niet inzetbaar zijn voor een commerciële marktomgeving, zoals een groot deel van de CCI,
omdat deze maatregelen marktverstorend werken. Andere ambtenaren wezen er op dat het wel degelijk ook
creativiteit vereist om de bestaande beleidsinstrumenten consequent in te zetten voor de ondersteuning van
de CCI. Overheden kunnen bijvoorbeeld zelf in hun aankoopbeleid of vastgoedbeleid met creatieve
kwaliteitseisen werken (Focusgroep 2). Zo is er het voorbeeld van de Antwerpse vastgoedmaatschappij VESPA
dat in zijn krottenbeleid expliciet kiest voor jonge, creatieve architecten. Een dergelijk instrumentarium
‘creatieve beleidsinstrumenten voor creatieve industrie’ wordt idealiter voorafgegaan door duidelijke keuzes in
beleidsvisie (Paneldebat Duurzame Creatieve Steden 2).
2.3. KANSEN
GROEIKANSEN VOOR DE CCI
Net zoals er enkele algemene zwaktes te formuleren zijn over de gehele Creatieve en Culturele Industrie in
Vlaanderen, zo zijn er ook enkele sterktes te formuleren die potentieel bieden tot groeikansen. Uit de cijfers
blijkt dat de Oost-Vlaamse culturele en creatieve bedrijven kleiner zijn dan gemiddeld in Vlaanderen
(gemiddeld 9.7 personeelsleden t.a.v. een Vlaams gemiddelde van 11 personeelsleden) (Nota Studiedienst).
Ook in vergelijking met de rest van Vlaanderen zouden de Oost-Vlaamse culturele en creatieve bedrijven nog
kunnen groeien. Enkele kansen hiervoor zijn:
Stijgende multidisciplinariteit & kruisbestuivingen (cross-medialisering, co-creatie, grensvervaging
tussen sectoren) bieden grote opportuniteiten voor nieuwe businessmodellen en voor het
management en beleid. Zo kan er volop ingespeeld worden op co-creatie binnen de huidige
belevingseconomie (Guiette et al., 2011b).
Internationalisering is bij een groot aantal sectoren een belangrijke groei- en ontwikkelingskans. Dit
komt het sterkst tot uiting bij de kerncreatieve spelers die over het talent en de knowhow beschikken
om kwaliteitsvolle producten en diensten te genereren die aan internationale kwaliteitsstandaarden
voldoen. Deze groeikans wordt bovendien geruggesteund door toenemende internationale netwerken
en samenwerkingsverbanden in verschillende sectoren (Guiette et al., 2011b).
Daarnaast kwam het in alle focusgroepen en paneldebatten terug dat creativiteit een belangrijk
antwoord vormt op nieuwe maatschappelijke en economische uitdagingen. Ook in traditionelere
sectoren zijn innovatie en creativiteit essentieel voor het versterken van de concurrentiepositie en
16
economische groei. Het samenbrengen van kerncreatieven en bedrijven uit andere sectoren kan hierin
een belangrijke accelerator zijn. Zo maakt het concept ‘design-thinking’ de laatste jaren opgang. Deze
term verwijst naar heuristieken om complexe problemen te onderzoeken en op te lossen door
enerzijds een grondig begrip voor de context van een probleem en anderzijds vooral creativiteit bij het
ontwikkelen van inzichten en oplossingen. Tijdens de focusgroepen kwamen hierbij voorbeelden aan
bod als creatieve domotica-oplossingen als antwoord op het zelfstandig wonen van senioren, het
ontwerpen van bijzondere tuinen en ruimtes voor dementerenden en de samenwerkingen die
Arteconomy opzet tussen kunstenaars en bedrijven. Hierin kunnen allerhande kerncreatieven een
belangrijke rol spelen. Belangrijk is echter dat bij interactie en samenwerking met de bedrijven, de
input en werkproces van de creatieven op correcte wijze vergoed wordt. Nog al te vaak worden hun
diensten niet naar waarde geschat (Focusgroepen 1 en 2).
Het Flanders DC Kenniscentrum aan Antwerp Management School zal bovendien in de loop van 2013
onderzoek publiceren naar deze groeikansen (cross-overs naar traditionele sectoren en groei door
internationalisering).
SPREIDING CCI
Zoals gezegd, hebben niet alle Oost-Vlaamse regio’s evenveel creatieven op hun grondgebied. De stad Gent is
creatieve en culturele koploper in de provincie. Traditioneel wordt de CCI geassocieerd met steden. Maar zoals
we reeds in de inleiding schreven en zoals ook blijkt uit de spreidingstabel van de CCI over de gemeentes, dan
zien we dat ook in andere steden en regio’s de CCI leeft.
Ook de andere gemeentes hebben voordelen die creatieven als vestigings- of werkplek kunnen aantrekken. De
Gentse studie van de CCI wees reeds op het belang van deze buitenstedelijke regio’s. Zij stelden dat vele
creatieve bedrijven een binnenstedelijke locatie kiezen als vestigingsplaats. Dit is zeker in de opstartfase het
geval. Maar, naarmate ze doorgroeien, wordt er ook gekeken naar buitenstedelijke locaties op
bedrijventerreinen. Dit laatste is in het bijzonder het geval voor de nieuwe media sector. (Buck Consulting
International, 2011) Locatievoordelen van stedelijke agglomeraties voor creatieve bedrijven en zelfstandigen
kunnen schuilen in goedkopere vastgoedprijzen, de bereikbaarheid van een grote afzetmarkt door een goed
wegennet, de nabijheid van ‘quality of life’-factoren zoals de nabijheid van stedelijke cultuur. Echter kunnen
creatievelingen ook aangetrokken worden door de rust van het platteland. Zo blijkt uit bovenstaande
spreidingstabel dat de kleine gemeente Horebeke, gekend voor zijn weidse panorama’s en groene heuvels,
verhoudingsgewijs iets meer creatieve zelfstandigen en helpers per inwoner kent dan Gent9.
Mits een goed communicatiebeleid over de locatievoordelen van regio’s zijn er vele opportuniteiten om
creatieve actoren aan te trekken.
OOST-VLAAMSE REGIO’S ALS ‘AGGLOMERATIE’ VAN CREATIEVE STEDEN OVER DE PROVINCIEGRENZEN
Zoals hierboven toegelicht, bieden stedelijke agglomeraties vaak interessante locatievoordelen voor grotere
creatieve KMO’s als vestigingsplek of voor creatieven als woonplek (denk maar aan goedkopere
vastgoedprijzen, maar toch nabij het culturele aanbod van de stad). Dit is een belangrijk gegeven in de
ontwikkeling van het arrondissement Gent. Maar ook andere Oost-Vlaamse regio’s kunnen inspelen op deze
agglomeratie-locatievoordelen. Steden als Aalst of Dendermonde zouden hierdoor creatieven uit de Brusselse
agglomeratie kunnen aantrekken. De meest oostelijke zijde van Oost-Vlaanderen, met Beveren en Sint-Niklaas
9 Uit de spreiding van creatieven per gemeente, blijkt dat Horebeke 21 zelfstandigen en helpers in de CCI op 2.076 inwoners
(1,01%), terwijl Gent er 2.416 heeft op 247.486 inwoners (=0.98%) (inwonersaantal gemeten op 1/1/2011:, bron: FOD Economie - ADSEI)
17
bevindt zich dan weer op een boogscheut van Antwerpen. De Haven van Antwerpen ligt bijvoorbeeld voor een
stuk in Beveren, wat voordelen kan hebben voor het aantrekken van kennisintensieve industrie. Daarnaast
wordt ook regelmatig gewezen op de voordelen van de strategische ligging van Oost-Vlaanderen tussen de
creatieve regio’s Lille-Métropole en de Nederlandse Randstad. Hierbij moeten we natuurlijk realistische
beleidsambities formuleren. Aalst zal nooit een ‘hipster hoofdstad’ als Berlijn worden, maar heeft misschien
wel het potentieel om uit te groeien tot een creatieve hub zoals Kortrijk of het Nederlandse Arnhem.
ANDERE BELEIDSNIVEAUS EN INTERMEDIAIRS ZIJN BEREID TOT HET VOEREN VAN EEN COMPLEMENTAIR
BELEID
Op verschillende beleidsniveaus worden maatregelen genomen in functie van de Culturele en Creatieve
Industrie. Zo zijn er reeds vele ondersteuningsmaatregelen voor Vlaanderen en zijn er bovenlokale structuren
voor internationale profilering van de CCI. Bij onze focusgroepleden van verschillende overheden en
intermediaire organisaties heerste er een grote bereidheid om deel te nemen aan structureel overleg dat kan
leiden tot een een complementair beleid. Al noemden enkele focusgroepen ook voorwaarden: het overleg
moet gekoppeld zijn aan een concreet traject of project. Daarenboven vonden verschillende deelnemers de
provincie door haar neutrale karakter het ideale beleidsniveau om een dergelijke brug te slaan tussen
verschillende overheden en intermediairs (Focusgroep 1 en Focusgroep 2).
2.4. BEDREIGINGEN
INTELLECTUELE EIGENDOMSRECHTEN ONDER DRUK
Door onder meer de digitale revolutie (en bijhorende effecten als piraterij), nieuwe business modellen,
machtsverschuivingen en nieuwe samenwerkingsvormen en als maar sterkere internationalisering, staat ons
huidige systeem van intellectuele eigendomsrechten sterk onder druk. Gezien deze eigendomsrechten en hun
afgeleiden voor vele creatieve schakels in de waardeketens van de CCI de belangrijkste inkomstenbron vormen,
staat hiermee dus ook het inkomstenmodel van creatieve bedrijven onder hoogspanning (Guiette et al.,
2011b).
CCI ALS BELEIDSHYPE HOUDT GEVAAR VOOR CONCURRENTIE TUSSEN STEDEN EN ZWAK BELEID IN
Zoals al eerder aangehaald, is de creatieve industrie hot onder beleidsmakers! In tijden van inkrimping van de
traditionele industrieën, wordt de CCI de economische hoop in donkere dagen. Niettemin waarschuwen
verschillende beleidsmakers en intermediairs ervoor dat de CCI niet ingezet kan worden als ‘quick win’. Een
duurzaam en lange termijn programmabeleid in plaats van projectbeleid is nodig indien men de CCI wil
ondersteunen. Hierbij moet men zowel aan top-down visievorming als aan bottom-up benaderingen denken
(Paneldebat 2 Duurzame Creatieve Steden).
Omdat vele beleidsniveaus, en dan vooral lokale (stedelijke) overheden in Europa, sterk inzetten op de CCI,
bestaat bovendien het gevaar dat steden en regio’s rechtstreeks met elkaar in concurrentie gaan op het vlak
van de creatieve industrie. Denk maar aan Kortrijk en Limburg die sterk inzetten op de creatieve
‘maakindustrie’ met o.a. mode, design of gaming; of Antwerpen dat gekend is als modemetropool. Vele regio’s
en steden zetten bovendien alsmaar vaker in op cultuur en events. Daarnaast zijn er ook grote (internationale)
markten die aantrekkingskracht uitoefenen op onze creatieven, bijvoorbeeld Berlijn, Parijs of Londen. Volgens
een economisch principe leidt concurrentie tot sterkere en onderling meer verscheiden steden (Marlet, 2010:
383). Het gevaar schuilt er echter in dat dit opbod van de meest creatieve stad of regio herleid wordt tot een
18
communicatiebeleid gericht op de buitenwereld met weinig effecten voor het reeds aanwezige creatieve
potentieel (Focusgesprek 1 en 2, Paneldebat 2 Duurzame Creatieve Steden en Buck Consultants International,
2011).
FRAGMENTATIE BELEIDSNIVEAUS EN -DOMEINEN
In Oost-Vlaanderen zijn er vele beleidsniveaus die inzetten op de Culturele en Creatieve Industrie. Zoals reeds
genoemd, investeren verschillende lokale niveaus in hun creatieve industrie. In de provincie Oost-Vlaanderen is
deze trend te zien in de Stad Gent, Ronse en het initiatief TIO³ en de plannen rond de Kousenfabriek in
Wetteren. Daarnaast zijn er nog de vele initiatieven van de Vlaamse Overheid: Flanders DC, Agentschap
Ondernemen, Flanders Investment & Trade,… Ook Europa biedt die verschillende vormen van ondersteuning
aan creatieve regio’s. Tot slot zijn er ook verschillende intermediairs en sectororganisaties die initiatieven
nemen specifiek voor de creatieve industrie, denk maar aan UNIZO, VOKA, sectorale steunpunten,….
Binnen deze beleidsniveaus zijn bovendien vaak verschillende beleidsdomeinen verantwoordelijk voor het CCI-
beleid. In de provincie Oost-Vlaanderen treffen bijvoorbeeld zowel het departement Cultuur als de dienst
Economie maatregelen die (delen van) de CCI kunnen ondersteunen (cf. supra). Zo worden er veel (publieke)
middelen ingezet om de Culturele en Creatieve Industrie te ondersteunen. Het gevaar bestaat echter dat deze
middelen te gefragmenteerd worden ingezet om nog resultaten te boeken; dat de acties van verschillende
beleidsniveaus en –domeinen niet hun potentieel vervullen omdat ze te weinig of niet op elkaar zijn afgestemd
(o.a. Guiette et al., 2011b; Focusgroep 1 en 2; paneldebat 2 Duurzame Creatieve Steden).
Of zoals Pascal Cools van Flanders DC twee bovenstaande bedreigingen liederlijk samenvatte:
Vlaanderen is een scheet groot. Hoe kunnen we genoeg hefbomen hebben om ondersteunende
maatregelen niet te laten versnipperen. Ik vraag me af ‘heeft elke stad wel een creatieve hub nodig, of
is elke stad wel een creatieve hub’. Heel vaak (en dan heb ik het niet enkel over centrumsteden, maar
ook daarbuiten) zie je dat een stad of gemeente een oude fabriek heeft en renoveert. Dan denkt men
dat creatieven junks zijn die verslaafd zijn aan nat cement en dat als we iets gerenoveerd hebben, ze
vanzelf wel afkomen. Daar moeten we voor opletten. We hebben geen vijf design hubs nodig in
Vlaanderen. Vlaanderen is één grote designhub. (Pascal Cools op Paneldebat 2 Duurzame Creatieve
Steden)
GEVOLGEN ECONOMISCHE CRISIS VOOR DE BESTUREN?
De gevolgen van de economische crisis zullen zich waarschijnlijk ook laten voelen in de begroting van
gemeentelijke / provinciale overheden en zo ook in de budgetten voor de Creatieve en Culturele Industrie. De
begrotingen van gemeenten en provincies zullen de komende legislatuur waarschijnlijk krimpen omwille van
lichtjes terugvallende belastinginkomsten (Federaal Planbureau 2012: 123-124). Dit heeft waarschijnlijk niet
enkel invloed op de middelen van de provincie Oost-Vlaanderen, maar ook op andere beleidsniveaus die sterk
inzetten op de CCI. Daarom moeten nu op de verschillende beleidsniveaus duidelijke beleidskeuzes gemaakt
worden om deze sectoren te ondersteunen.
19
2.5. OVERZICHT SWOT
STERKTES
Een grote pool aan creatief talent
Kwaliteitsvolle opleidingen en onderwijs in Gent
Stad Gent als sterkhouder… maar ook een creatieve regio
Sterke subsectoren: cultuurgebonden activiteiten, nieuwe media en gaming, architectuur, creatieve diensten. Audiovisuele kunsten (incl. muziek), design, mode en diamant zijn ondervertegenwoordigd in de cijfers van bedrijfseconomische impact, maar hebben wel grote zichtbaarheid.
Een provinciaal beleid voor de CCI kent een vertrekpunt
ZWAKTES
Creativiteit is er, maar heerst dat ook in de perceptie?
Algemene uitdagingen van de CCI in Vlaanderen laten zich ook in onze provincie voelen: - Financiering - Gebrek aan ondernemersvaardigheden creatieven - Schaalgrootte en afzetmarkt - Weinig inzicht in nieuwe organisatiemodellen - Moeilijke doorstart van creatieve starters naar KMO
Zwakkere subsectoren en zwakkere regio’s
Eerder beperkt bewustzijn van verschillende beleidsmakers over de CCI-praktijk en mogelijkheden voor een CCI-beleid
KANSEN
Groeikansen voor de CCI door: - Kruisbestuivingen en multidisciplinariteit - Internationalisering - Creativiteit als antwoord op maatschappelijke
uitdagingen
Spreiding CCI
Oost-Vlaamse regio’s als ‘agglomeratie’ van creatieve steden over de provinciegrenzen
Bereidheid tot voeren van een complementair beleid bij intermediairs en andere overheden.
BEDREIGINGEN
Intellectuele eigendomsrechten onder druk
CCI als beleidshype houdt gevaar voor concurrentie tussen steden en zwak beleid in
Fragmentatie beleidsniveaus en –domeinen
Gevolgen economische crisis voor besturen?
20
3. NAAR EEN ACTIEPLAN
3.1. CONFRONTATIEMATRIX
INVESTEER groeiscenario’s
KANSEN
Groeikansen voor de CCI door: - Kruisbestuivingen en multidisciplinariteit - Internationalisering - Creativiteit als antwoord op maatschappelijke
uitdagingen
Spreiding CCI
Oost-Vlaamse regio’s als ‘agglomeratie’ van creatieve steden over de provinciegrenzen
Bereidheid tot voeren van een complementair beleid bij intermediairs en andere overheden.
STERKTES
Een grote pool aan creatief talent
Kwaliteitsvolle opleidingen en onderwijs in Gent
Stad Gent als sterkhouder… maar ook een creatieve regio
Sterke subsectoren
Een provinciaal beleid voor de CCI kent een vertrekpunt
Laat creatief potentieel tot groei komen: Faciliteer kruisbestuivingen
Creatieve bedrijven onderling
Tussen creatieven en bedrijven Faciliteer en communiceer over internationale mogelijkheden Schep voorwaarden voor een goed ondernemersklimaat in de regio Overleg met andere beleidsniveaus en andere beleidsdomeinen (transversaal) en werk met hen samen Ondersteun lokale overheden en regio’s –indien gewenst– bij de initiatieven die de regio ten goede komen. Bouw verder op bestaande initiatieven
Zet de verworven knowhow en bestaande beleidstrajecten (cultuur, kenniseconomie, incubatoren,…) optimaal in tijdens de komende legislatuur.
Designplatform Oost-Vlaanderen
21
VERDEDIG stabiliseringsscenario
BEDREIGINGEN
Intellectuele eigendomsrechten onder druk
CCI als beleidshype houdt gevaar voor concurrentie tussen steden en zwak beleid in
Fragmentatie beleidsniveaus en –domeinen
Gevolgen economische crisis voor besturen?
STERKTES
Een grote pool aan creatief talent
Kwaliteitsvolle opleidingen en onderwijs in Gent
Stad Gent als sterkhouder… maar ook een creatieve
regio
Sterke subsectoren
Een provinciaal beleid voor de CCI kent een
vertrekpunt
Ontwikkel een lange-termijnperspectief op de CCI: enkel duurzame en blijvende ondersteuning loont. Verdedig het belang van de CCI door communicatie
Communiceer over Oost-Vlaanderen als creatieve regio . Zet creatieve verwezenlijkingen op alle niveaus (studierichtingen, jonge starters, KMO’s, multinationals) en voor alle sectoren meer in de etalage. Voer zowel een communicatiebeleid naar binnen (naar eigen burgers, instellingen etc.) als naar een breed Vlaams en internationaal publiek Unique Selling Proposition: we hebben alles
Zet ook de attractieve voordelen van de regio voor creatieven in de kijker
Integreer beleid CCI in alle relevante beleidsdomeinen + overleg tussen deze domeinen Voer een beleid complementair aan en in synergie met andere beleidsniveaus en intermediairs .
22
BESLIS stabiliseringsscenario
KANSEN
Groeikansen voor de CCI door: - Kruisbestuivingen en multidisciplinariteit - Internationalisering - Creativiteit als antwoord op maatschappelijke
uitdagingen
Spreiding CCI
Oost-Vlaamse regio’s als ‘agglomeratie’ van creatieve steden over de provinciegrenzen
Bereidheid tot voeren van een complementair beleid bij intermediairs en andere overheden.
ZWAKTES
Creativiteit is er, maar heerst dat ook in de perceptie?
Algemene uitdagingen van de CCI in Vlaanderen laten zich ook in onze provincie voelen: - Financiering - Gebrek aan ondernemersvaardigheden creatieven - Schaalgrootte en afzetmarkt - Weinig inzicht in nieuwe organisatiemodellen - Moeilijke doorstart van creatieve starters naar KMO
Zwakke subsectoren en regio’s
Eerder beperkt bewustzijn van verschillende beleidsmakers over de CCI-praktijk en een CCI-beleid
Ondersteun – samen met andere overheden en intermediaire organisaties – CCI bij hun belangrijkste uitdagingen: financiering, aanscherpen ondernemersvaardigheden, expansie afzetmarkt (door bv. kruisbestuivingen en internationalisering), groei van eenmanszaak-freelancer naar KMO. Schenk extra aandacht aan zwakkere sectoren bij ondersteuningsmaatregelen. Ondersteun zwakkere regio’s / help hen bij de verdere verspreiding van de CCI Ondersteun lokale overheden met beperkt CCI-bewustzijn door:
Sensibiliseer lokale overheden over de mogelijkheden van CCI in hun regio en hun creatief potentieel (door bv. uitnodigingen bij netwerkevents, betrekken bij lokaal overlegplatform, wijzen op agglomeratiekansen, kennisdeling over de CCI…)
Kennisontwikkeling en verspreiding door de provincie: cluster verantwoordelijkheid CCI bij hecht en multidisciplinair team voor cultuur.
Communiceren over de CCI
Naar de eigen inwoners over creativiteit regio.
Ondersteun initiatieven die de CCI in de verf zetten. Betrek hierbij ook de lokale besturen.
Ook over de provinciegrenzen heen
23
SCHADEBEHEERSING inkrimpings- of afstotingsscenario
BEDREIGINGEN
Intellectuele eigendomsrechten onder druk
CCI als beleidshype houdt gevaar voor concurrentie tussen steden en zwak beleid in
Fragmentatie beleidsniveaus en –domeinen
Gevolgen economische crisis voor besturen?
ZWAKTES
Creativiteit is er, maar heerst dat ook in de perceptie?
Algemene uitdagingen van de CCI in Vlaanderen laten zich ook in onze provincie voelen: - Financiering
- Gebrek aan ondernemersvaardigheden creatieven - Schaalgrootte en afzetmarkt - Weinig inzicht in nieuwe organisatiemodellen - Moeilijke doorstart van creatieve starters naar KMO
Zwakke subsectoren en regio’s
Eerder beperkt bewustzijn van verschillende beleidsmakers over de CCI-praktijk en een CCI-beleid
Breng het probleem van de intellectuele eigendomsrechten blijvend mee onder de aandacht bij bv. hogere beleidsniveaus Communiceer over de creativiteit in je regio. Zorg ervoor dat deze communicatie niet tegen andere regio’s op gaat (comparatief perspectief) maar vertrek van je eigen creatieve talent en sterktes van je eigen creatieve sectoren. Zet strategische partnerships op om middelen van beide partijen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Indien men investeringsprojecten opzet, doe dat telkens in partnerschap met anderen. Het opzetten van partnerschappen met andere (lokale) overheden en intermediairen voor het stimuleren van de CCI in zwakkere regio’s moet vertrekken vanuit een duidelijke beleidskeuze van de lokale overheid. Bij een top-down verhaal (van provincie naar bv. lokale overheid) zullen maatregelen hun effect verliezen.
24
3.2. STRATEGISCHE DOELEN
Op basis van de confrontatiematrix kunnen we vier grote provinciale beleidslijnen voor de Culturele en
Creatieve Industrie uitzetten. In dit beleid moet ook rekening gehouden worden met vier grondprincipes. Deze
laatsten lijken voor insiders misschien vanzelfsprekend, maar niettemin is het goed deze te expliciteren opdat
alle neuzen in dezelfde richting staan. Allereerst lichten we deze grondprincipes toe. Daarna volgen de vier
grote beleidslijnen of strategische doelen.
VIER GRONDPRINCIPES Een eerste grondprincipe is dat enkel een lange termijn beleidstraject voor de CCI zal lonen. De sector heeft
enkel baat bij duurzame en blijvende ondersteuning met een continu traject. Zoals eerder aangehaald, zal een
CCI-beleid gericht op quick-win en enkele kortstondige projecten de sector amper baten en slechts op kleine
schaal effect genereren.
Een volgend basisprincipe vloeit voort uit het gegeven dat verschillende instanties en overheden nu reeds een
beleid voeren voor de CCI. Denk aan Flanders DC, Agentschap Ondernemen, de cel Kenniseconomie en
Creatieve Industrie van de stad Gent, maar ook werkgeversorganisaties als Unizo of VOKA. Voor het welslagen
van een provinciaal beleid voor de CCI is het belangrijk dat projecten en acties zoveel mogelijk in
samenwerking met andere partners gebeuren. Een beleid wordt het best complementair aan en in synergie
met andere beleidsniveaus en intermediairs uitgevoerd. Het is hierbij van belang om andere organisaties of
regio’s niet te bekampen in hun CCI, maar om allianties met hen aan te gaan. Hou voldoende overleg met deze
andere beleidsniveaus en intermediaire organisaties. Zet bovendien bij de beleidsuitvoering verschillende
strategische partnerschappen op, opdat de middelen (kapitaal, infrastructuur, netwerken, en uiteraard ook
personeel) van beide partijen zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Dit geldt niet enkel voor de uitvoering van
bv. communicatie- of opleidingsprojecten, maar ook voor investeringsprojecten. In de samenwerking met
partners is het natuurlijk wel essentieel dat de finaliteit van het project duidelijk bepaald is. Voorbeelden van
dergelijke einddoelen zijn de gezamenlijke promotie voor (een subsector van) de CCI in een bepaalde regio,
kennisdeling, de organisatie van opleidingen voor een doelgroep, etc.
Een derde grondprincipe is dat men bij een CCI-beleid het bottom-up perspectief niet uit het oog mag
verliezen. Vertrek bij het beleid van wat er is. Hierbij verwijzen we enerzijds naar het landschap van de CCI
zoals dat er nu uitziet. Een beleid vertrekt best vanuit de reeds aanwezige CCI. Op basis van dit potentieel kan
een beleid dan faciliterende en regisserende maatregelen nemen. Anderzijds moet men ook vertrekken van het
aanwezige potentieel bij andere actoren (overheden en intermediaire organisaties) die in hun beleid aandacht
schenken aan de CCI. Zo kan de provincie opteren voor het stimuleren van de CCI in zwakkere regio’s, maar
gestut vanuit een duidelijke beleidskeuze van de lokale overheid. Bij een zuiver top-down verhaal, van
provincie naar bv. lokale overheid, zullen maatregelen hun effect verliezen.
Een laatste grondprincipe is dat de provincie bij een CCI-beleid de reeds ontwikkelde kennis over en ervaring
met de CCI verder optimaliseert. Door bv. het CREA.RE-project hebben medewerkers van de provincie een
uitgebreide kennis over de sector opgedaan en een netwerk ontwikkeld. Maar ook binnen de directie Cultuur
hebben medewerkers door hun jarenlange ervaring in deze sector een breed netwerk van CCI-practitioners.
Deze zijn het ‘intern menselijk kapitaal’ waarop de provincie zijn CCI-beleid verder kan bouwen.
25
VIER BELEIDSLIJNEN
ONDERSTEUN DE CCI BIJ HUN BELANGRIJKSTE UITDAGINGEN EN LAAT HUN CREATIEF POTENTIEEL TOT VOLLE
BLOEI KOMEN
Een eerste beleidslijn staat volledig in functie van de creatieve klasse. Deze beleidslijn is er namelijk op gericht
de Culturele en Creatieve Industrie te ondersteunen bij haar belangrijkste uitdagingen opdat hun creatief
potentieel tot volle bloei komt.
Zoals uit de correlatiematrix blijkt, focust een eerste reeks maatregelen op de mogelijke expansie van de
afzetmarkt van creatieve producten en diensten. Groeien, zowel in de creatieve sector als in de traditionelere
industrietakken, kan door:
Innovatie en kruisbestuivingen;
Internationalisering;
Het bijbrengen van ondernemersvaardigheden bij creatieve starters. Meer managementvaardigheden
zullen leiden tot groei van de sector. Hiermee hangen ook de financieringsproblemen van de sector
samen. Help creatieven dus de weg te zoeken naar financieringskanalen en marktopportuniteiten.
Op al deze aspecten kan de provincie mee inspelen en een faciliterende rol spelen in ondersteuningsprojecten
en -trajecten. De provincie kan voorwaarden scheppen voor een goed (creatief) ondernemersklimaat. Ruimte
om te ondernemen kan hierbij een belangrijk issue zijn.
Bij beleidsmaatregelen voor de CCI heeft de provincie uiteraard best aandacht voor de gelaagdheid van de CCI:
creatieve starters hebben andere noden dan groeiers, de (gesubsidieerde) cultuursector heeft andere besognes
dan de mediasector. Ook zullen enkele ‘zwakkere’ subsectoren zoals mode en design en audiovisuele kunsten
extra aandacht behoeven. Daarnaast moet de ontwikkelingsflow van creativiteit ook indachtig gehouden
worden. Creativiteit komt niet uit de lucht gevallen. Investeer in creatief onderwijs, zowel dagonderwijs als
vrijetijdsonderwijs: laat mensen hun creatieve talenten ontdekken en voeden. Voorzie hen ook, na hun
opleiding, van voldoende ruimte en infrastructuur om hun talenten verder te ontplooien. Heb ook oog voor
andere schakels van de creatieve waardeketen dan enkel de kerncreatieve actoren. Andere schakels zijn
productie, distributie, marketing en communicatie en consumptie. Werk een beleid uit voor iedere schakel,
rekening houdend met de dynamieken tussen deze schakels.
Voor deze beleidslijn zijn de vier grondprincipes essentieel: werk in samenwerking met andere partners bij
projecten en trajecten. Vertrek van wat er reeds is: werk bottom-up en optimaliseer de eigen kennis en kunde.
En houdt tot slot het lange termijn perspectief voor ogen; een ‘one-shot’- beleid zal weinig zoden aan de dijk
brengen.
LAAT DE WERELD WETEN WELK CREATIEF POTENTIEEL ER IN OOST-VLAANDEREN SCHUILT
ÉN LAAT OOST-VLAANDEREN KENNIS MAKEN MET ZIJN CREATIEVEN
De Culturele en Creatieve Industrie bloeit zeker in Oost-Vlaanderen, maar het lijkt erop dat Oost-Vlaanderen en
zijn steden en gemeenten nog (te) weinig gepercipieerd worden als creatieve regio. Vandaar dat een tweede
pijler van een CCI draait rond de communicatie. Zet de creatieve verwezenlijkingen uit de provincie meer in
de etalage!
Schenk hierbij aandacht aan alle sectoren en de verschillende niveaus, van jonge starters over KMO’s en
multinationals, maar vergeet hierbij de uitmuntende creatieve opleidingen zeker niet. De Unique Selling
Proposition van de CCI in Oost-Vlaanderen is net dat alles er is, dat de CCI zo veelzijdig is. Uiteraard moeten
26
hierbij accenten gelegd worden. Excellerende creatieve Oost-Vlamingen verdienen extra focus. Zij trekken de
kar voor andere creatieven.
Het communicatiebeleid over de CCI moet zich op verschillende doelgroepen richten. Zo zijn er natuurlijk de
eigen inwoners en de eigen instellingen die sterker bewust gemaakt moeten worden van het creatief talent in
de provincie. Dat maakt inwoners niet enkel trots op hun provincie, maar zo leren ook potentiële klanten of
andere ondernemers en de bestuursniveaus de CCI kennen, wat de afzetmarkt voor creatieve diensten en
producten vergroot en kruisbestuivingen faciliteert. Hiervoor hebben deze groepen ook inzicht nodig in de
werking van de CCI. Verder moet ook naar een breed Vlaams en internationaal publiek gecommuniceerd
worden: zij moeten warm gemaakt worden voor de creativiteit in Oost-Vlaanderen. Daarnaast moet een
communicatiepijler zich richten op de creatieven (binnen én buiten de provincie) zelf. Oost-Vlaanderen moet
zich aantrekkelijk voorstellen ten aanzien van hen als investerings- én vestigingsregio.
Ook hier zijn weer de basisprincipes van belang: betrek andere bestuursniveaus in communicatieacties. Zowel
de lokale overheden, als bv. de Vlaamse overheden voor de internationale communicatie zijn evidente
partners. Hierbij is het belangrijk om niet in concurrentie te gaan met andere regio’s, maar te vertrekken van
de eigen sterktes in Oost-Vlaanderen.
SCHENK AANDACHT AAN DE CCI IN (BIJNA) ALLE PROVINCIALE BELEIDSDOMEINEN
Een beleid voor de Culturele en Creatieve Industrie kan zich niet enkel beperken tot de directie Economie of de
directie Cultuur. Een beleid voor de CCI strekt zich ook uit over de domeinen communicatie, onderwijs en
vorming, ruimte,… Bovendien zijn verschillende maatregelen, zoals aandacht voor de CCI in het aankoopbeleid,
zeker niet enkel te beperken tot deze beleidsdomeinen.
Transversaal denken staat dus bij een CCI-beleid centraal. Uiteraard betekent dit niet dat in ieder
beleidsdomein een team van specialisten over de CCI aanwezig moeten zijn. Het CCI-beleid blijft best
aangestuurd door enerzijds de directie Economie en anderzijds de directie Cultuur. Zij kunnen deze kennis, op
basis van hun bagage en ervaring, het best verder ontwikkelen. Zij kunnen bovendien goede relaties
onderhouden met de andere beleidsdomeinen, om hen zo te wijzen op de mogelijkheden voor een CCI-beleid
en het bewustzijn over het belang van deze sector te vergroten. Vanuit een centrale CCI-cluster wordt dus best
een multidisciplinair CCI-beleid gevoerd.
ONDERSTEUN STEDEN EN REGIO’S IN HUN BELEID VOOR CCI
Een laatste beleidslijn is het ondersteunen van steden en regio’s die een CCI-beleid voeren met bovenlokaal
belang. Deze beleidslijn richt zich in eerste instantie op de steden en regio’s. Maar via de regio’s kunnen ook
de kleinere gemeentes benaderd worden.
Deze beleidslijn gaat natuurlijk over het ondersteunen van (investerings-)initiatieven die de regio ten goede
komen. Daarnaast is de verspreiding van de kennis over de CCI en een CCI-beleid naar de lokale overheden
belangrijk. Een bijzondere aandacht moet hierbij uitgaan naar de zwakkere regio’s, opdat de CCI verder
verspreid kan worden. Hiertoe moeten verschillende lokale overheden nog verder gesensibiliseerd worden
over de mogelijkheden van de CCI in hun regio en hun creatief potentieel.
27
3.3. ACTIEPLAN
3.3.1. ONDERSTEUN DE CCI BIJ HUN BELANGRIJKSTE UITDAGINGEN EN LAAT HUN CREATIEF
POTENTIEEL TOT VOLLE BLOEI KOMEN.
Actiepunt 1: Ondersteun netwerkactiviteiten
Een eerste actiepunt gaat over de organisatie van netwerkactiviteiten rond de CCI. Het doel van dergelijke
netwerken is het faciliteren van kruisbestuivingen en strategische allianties tussen creatieve bedrijven
onderling; maar ook tussen creatieve ondernemingen en andere bedrijven, CEO’s, business angels etc. Bij deze
netwerkactiviteiten zitten zowel korte ontmoetingsmomenten met een brede uitnodigingsfocus (zoals
bijvoorbeeld de lancering van Antwerp Powered by Creatives in Antwerpen op 17 oktober 2012) als intensieve
langdurige, maar kleinschalige trajecten (zoals peterschapsprojecten tussen creatieve starters en gevestigde
bedrijven).
Bij de organisatie van dergelijke netwerkactiviteiten heeft de provincie eerder een ondersteunende rol dan een
voortrekkersrol. Andere organisaties, zoals het creatief netwerk Gent BC (Big in Creativity), het Business Angel
Network, Unizo, VOKA, de cel innovatie en kenniseconomie van de Stad Gent,… zijn waarschijnlijk beter
geplaatst om netwerkactiviteiten te trekken, gezien hun zeer directe banden met creatieve actoren,
ondernemingen, etc. De provincie kan daarentegen wel onder meer haar Europees netwerk mee inbrengen
om bv. internationaliseringskansen van de Oost-Vlaamse CCI te faciliteren. Daarnaast kan de provincie
dergelijke projecten en trajecten schragen door communicatie, logistieke steun, het leveren van inhoudelijk
advies,… Het in ontwikkeling zijnde Design Platform zou hierin zeker ook een belangrijke rol kunnen spelen (cf.
infra).
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: Directie Cultuur,…
Actiepunt 2: Verwijs door naar opleidingen (creatief) ondernemen
De provincie kan ook mee tegemoetkomen aan de nood aan meer managementvorming voor creatieven. Dat
doet de provincie nu sporadisch doordat ook creatievelingen hun weg vinden naar opleidingen die EROV, de
Economische Raad Oost-Vlaanderen, organiseert voor starters. Deze opleidingen zijn echter algemeen voor alle
startende ondernemers, niet enkel voor creatieve ondernemers. Bovendien hebben ook bv. groeibedrijven
behoefte aan andere vaardigheden en kennis dan starters. Daarbij komt dat de provincie slechts weinig
onderwijsbevoegdheden heeft. Daarom lijkt het niet realistisch om voor alle verschillende niveaus zelf
managementopleidingen te organiseren. De provincie kan echter wel een doorverwijzende rol op zich nemen
en creatieve ondernemers door te sturen naar een voor hen gepaste opleiding. Om deze doorverwijzende rol
goed waar te maken, moeten medewerkers van de provincie uiteraard vinger aan de pols houden van
relevante opleidingen. Bovendien zou de provincie, indien hun netwerk of andere assets relevant zijn,
opleidingen van partners (zoals middenveldorganisaties, opleidingscentra,...) ook structureel mee kunnen
ondersteunen.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking, EROV
Andere betrokken partners: Directie Onderwijs en opleiding, directie cultuur, derden (middenveldorganisaties,
onderwijs- en opleidingsinstellingen,…) Agentschap Ondernemen, VOKA, Unizo, Syntra, Flanders DC
28
Actiepunt 3: Organiseer workshops voor CCI-actoren
Naast echte opleidingen, kunnen creatieven vaak veel leren van managementgerichte workshops waarbij
peer-to-peer kennisdeling centraal staat. Ook coachingtrajecten tussen gevestigde bedrijven en starters
kunnen in dit licht waardevol zijn. Er kan hierbij gewerkt worden rond thema’s als:
Waar liggen kansen voor internationalisering in onze subsector?
Hoe pitch ik mijn creatieve ideeën bij mogelijke financiers, klanten of samenwerkingspartners?
Welke financieringskanalen zijn er voor onze (sub)sector?
Hoe stel ik een business plan op?
…
Ook voor dit actiepunt is het samenwerken met andere partners essentieel en moet voor activiteiten
zorgvuldig de doelgroep bepaald worden. Hou bij de organisatie van dergelijke peer-to-peerworkshops
rekening met de gelaagdheid van de CCI.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: Directie Cultuur, derden (middenveldorganisaties, onderwijs- en
opleidingsinstellingen,…) cf. actiepunt 2
Actiepunt 4: Verspreid info VOOR de CCI
Een vaak gehoorde verzuchting van de creatieve sector is de grote versnippering aan steunmaatregelen en
informatie hierover. Een one-stop-shop voor informatie voor culturele en creatieve ondernemers of een
startersloket voor deze sector is dan ook al een lang gehoorde droom.
Momenteel werken verschillende organisaties op Vlaams niveau, zoals het Agentschap Ondernemen, aan
dergelijke overzichten. De provincie doet er goed aan om haar steunmaatregelen en -activiteiten voor de CCI
ook via deze kanalen kenbaar te maken. Zelf het initiatief nemen om een nieuw, provinciaal ‘infoloket voor
creatieven’ op te richten, zal waarschijnlijk te weinig resultaat opleveren en te veel mankracht vergen.
Niettemin zoekt men best aansluiting bij reeds bestaande initiatieven.
Dat neemt echter niet weg dat de eigen aanspreekpunten voor ondernemers op de hoogte moeten zijn van het
bestaan van het (niet-provinciale) infoloket voor creatieven. Zij vormen uiteraard een belangrijk
toeleidingskanaal voor dit infoloket. Deze adviesverleners moeten dus ook een gevoeligheid voor de CCI
ontwikkelen. Verder is het opportuun om alle informatie over CCI-steunmaatregelen door de provincie
geclusterd aan te bieden via de website van de provincie; zoals dat nu reeds gebeurt met de subsidiegids van
de provincie. (http://www.oost-vlaanderen.be/docs/nl/4x/8209subsidiesbrochure2011feb.pdf).
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: Directie Cultuur
Actiepunt 5: Verspreid info OVER de CCI
Naast informatie verspreiden VOOR de CCI, kan de provincie ook informatie verspreiden OVER de CCI. De
doelgroepen hiervoor zijn adviesverleners zoals boekhouders, juristen, sociale bureaus voor kunstenaars;
lokale beleidsmakers en ondernemers die op zoek zijn naar kruisbestuivingen met creatieven. Het doel van dit
29
actiepunt is het bewustzijn over de CCI van deze groepen te vergroten. Door hen te informeren, zullen zij hun
advies en maatregelen beter op de CCI kunnen afstemmen.
Het verspreiden van deze kennis en informatie over de CCI hangt ook samen met actiepunt 16: kennisopbouw
binnen de provincie. De kennis over bv. good practices (cf. ook de databank van CREA.RE), de eigenheden van
de CCI en zijn deelsectoren, mogelijke pistes voor een CCI-beleid, etc, kan ook terbeschikking gesteld worden
van derden buiten de provinciale overheid. Dit actiepunt kan gerealiseerd worden door generale communicatie
via nieuwsbrieven of de aparte pagina ‘sectorgids’ op de website van de provincie, door het inrichten van
workshops en zelfs door actieve begeleiding van derden. Bij deze laatsten mag het grondprincipe werk in
synergie met andere organisaties, zoals bv. Flanders DC, niet uit het oog verloren worden.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: Directie Cultuur, Flanders DC
Actiepunt 6: Design Platform Oost-Vlaanderen
Verschillende stappen zijn reeds ondernomen om, samen met o.a. de Stad Gent en KASK, een Design Platform
Oost-Vlaanderen op te richten. Dit initiatief volgt het voorbeeld van Design Platform Vlaanderen
(www.designplatformvlaanderen.be). Dit platform kan aandacht schenken aan een verscheidenheid van
sectoren, van het klassieke design, over interieur en architectuur en mode, maar ook aan design thinking en
kenniseconomie.
Een Design Platform werkt enerzijds als een promotiekanaal voor activiteiten en icoonbedrijven of creatieven,
maar vanuit een dergelijk orgaan kunnen andere projecten, zoals netwerkactiviteiten en workshops voor
creatieven, een extra boost krijgen. Verder kan via dit kanaal ook een creatief front gevormd worden dat de
belangen van de sector verdedigt.
Bij de verdere ontwikkeling van dit initiatief wordt best zoveel mogelijk via een bottom-up traject gewerkt,
opdat het effectief aan de noden van verschillende doelgroepen voldoet. Bovendien kan in de ontwikkeling van
het Design Platform onderzocht worden in welke mate het Design Platform als trekker/ leadpartner kan
optreden voor de andere hier vermelde actiepunten.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking en Directie Cultuur
Andere betrokken partners: De andere partners van Design Platform Oost-Vlaanderen
Actiepunt 7: Aandacht voor presentatieplekken voor starters
In enkele creatieve sectoren, denk maar aan de muzieksector of creatieve ‘maaksectoren’ zoals design en
mode, blijven starters vaak letterlijk onder de radar. Dergelijke starters hebben vaak verschillende online
kanalen om hun producten en diensten aan te bieden. Niettemin is het voor hen ook belangrijk om ‘in real life’
een afzetmarkt te vinden. Vandaar dat de provincie in zijn CCI-beleid ook aandacht zou moeten besteden aan
presentatieplekken voor deze starters.
Het creëren van presentatieplekken is een actiepunt dat zich over vele domeinen uitstrekt: zo kunnen bv. de
culturele instellingen van de provincie extra aandacht schenken aan jonge creatieven. Daarnaast kan het werk
van deze starters ook via (steun aan) publieksevenementen of bijzondere locatieprojecten in infrastructuur van
de provincie in de verf gezet worden. Tot slot kan ook bij toekomstige beleidsacties met directe invloed op
30
(commerciële) distributiefaciliteiten (bv. muziekclubs en –cafés, vormen van detailhandel, alternatieve cinema-
organisaties,…) het belang van presentatieplekken voor jonge starters in het achterhoofd gehouden worden.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking en Directie Cultuur
Andere betrokken partners: Directie ruimte;…
Actiepunt 8: Aandacht voor creatieplekken voor creatieve starters
Creatieve starters hebben, tijdens en na hun opleiding, natuurlijk niet enkel presentatieplekken nodig, ook
(goedkope) creatieplekken zijn van belang: denk aan repetitieruimtes of kunstenaarsateliers voor de klassieke
culturele kunstuitingen. Dergelijke (betaalbare) infrastructuur is in stedelijke context vaak geen evidentie.
Zeker niet voor studerende, of pas afgestudeerde of net startende creatievelingen. Door de vzw Nucleo te
ondersteunen, werkt de provincie nu reeds mee aan een atelierbeleid in de regio Gent. Ook ondersteunt de
provincie bv. De Expeditie dat ook repetitieruimtes aanbiedt in de Gentse Dok Noord.
Hiermee voorziet de provincie dus zeker in creatieplekken voor Gentse creatieve starters. Niettemin kan de
provincie ook initiatieven voor creatieplekken in andere regio’s ondersteunen. Hier is ook weer een top-down
aanpak niet gewenst; maar kan de provincie best mee instappen in bestaande projecten of projecten in opstart
van andere steden of gemeente. Om op de steun van de provincie te kunnen rekenen, moet een zeker
bovenlokaal belang gewaarborgd zijn.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking en Directie Cultuur
Actiepunt 9: Ontwikkel mee creatieve en kennisclusters
Een volgend actiepunt sluit aan bij de huidige beleidslijn van de Provinciale OntwikkelingsMaatschappij: het
versterken van creatieve en kennisclusters. Eerder steunde de provincie op deze manier al de textielincubator
TIO³ in Ronse, Ghent Bio-Energy Valley en iCubes, voor spin-offs van iMinds. Deze incubatoren gaan uit van het
idee dat het samenbrengen van verschillende bedrijven in dezelfde creatieve bedrijfstak enerzijds zorgt voor
schaalvoordelen (door gezamenlijke voorzieningen van o.m. vergaderlokalen, telefoon– en receptiediensten,…)
en anderzijds kruisbestuivingen faciliteert. Ook bieden verschillende incubatoren zakelijke dienstverlening,
zoals managementadvies en –trainingen, toegang tot netwerken,… Daarbij is selectie van de kandidaat-
huurders belangrijk; de starters of ondernemingen moeten blijk geven van een garantie van talent én
ondernemerschap.
In een incubator clustert men vaak bedrijven die zich in eenzelfde sectorale waardeketen bevinden. Men zet
bijvoorbeeld bewust theatermakers en dansers in hetzelfde gebouw met decorateliers,
theaterproductiebedrijfjes en koppelt hieraan repetitieruimtes en een toonplek. Deze sectorale opdeling is
echter niet noodzakelijk. Recent onderzoek heeft aangetoond dat vooral de strategische keuzes en
positionering (bv. mate van business support, bereikbaarheid, selectie van ondernemingen) van een incubator
zorgen voor het welslagen van zo’n project (Vanderstraeten & Matthyssens, 2012).
Deze beleidslijn kan in de toekomst nog verder uitbreiden daar waar opportuniteiten zich voordoen. Ook hier is
het wederom belangrijk om, indien ervoor sectorale incubatoren wordt gekozen, te vertrekken van het
potentieel in de omgeving: een biotechcluster heeft enkel zin in de buurt van een universiteit of
onderzoekscentrum. Deze bottom-up benadering geldt ook voor het initiatief voor het inrichten van een
dergelijke incubator. Het lijkt ons belangrijk dat de provincie niet top-down beslist waar dergelijke clusters of
incubatoren komen. Echter wanneer een lokale overheid of derde partner het initiatief neemt, kan de
31
provincie – indien het project voldoende bovenlokale relevantie heeft - een ondersteunende rol spelen. De
provincie kan partner zijn in het beleid en zaken faciliteren of de projecten mee inhoudelijk begeleiden op basis
van eerdere ervaringen en kennis.
Leadpartner: POM
Andere betrokken partners: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking, directie ruimte,
derden (bv. Agentschap Ondernemen die ook steun verleent voor bedrijfsruimte op niet-bedrijventerreinen).
Actiepunt 10: Financier
Via klassieke cultuursubsidies en –prijzen, geeft de provincie Oost-Vlaanderen nu reeds financiële impulsen
aan culturele en creatieve organisaties. Dit elan wordt best aangehouden. Bovendien kan er meer weerklank
gegeven worden aan de provinciale prijzen door er breder over te communiceren of de prijswinnaars mee te
nemen in een opvolgingstraject waar ze creatieve opdrachten moeten uitvoeren.
Omdat deze subsidiemaatregelen en prijzen zich voornamelijk richten op niet-commerciële creatieve
activiteiten kan verder onderzocht worden of er, naar het model van Cultuurinvest en het Limburgse
Stroominvest, een regionale investeringsmaatschappij voor creatieve ondernemingen kan worden opgericht.
Bij een dergelijk onderzoek moeten de grenzen van de huidige financiële en bevoegdheidssfeer van de
provincie in het achterhoofd gehouden worden. Ook zal de behoefte voor een dergelijke
investeringsmaatschappij verder onderzocht moeten worden.
Leadpartner: Directie Cultuur
Andere betrokken partners: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking voor onderzoek naar
de regionale investeringsmaatschappij voor creatieve ondernemingen.
Actiepunt 11: Meer creativiteit in het provinciaal aankoopbeleid
Een zeer directe vorm van ondersteuning van de culturele en creatieve sectoren is om in het aankoopbeleid
van de provincie creatieve kwaliteitsvereisten mee te nemen in de beoordelingscriteria van
aanbestedingsbestekken. Dit geldt natuurlijk enkel voor de levering van producten en diensten waarbij
creativiteit een meerwaarde heeft. Bovendien moet, zeker bij grote projecten zoals bv. vastgoedprojecten,
onafhankelijkheid in de beoordeling van de creatieve kwaliteit gegarandeerd zijn. Een wedstrijdformule met
onafhankelijke jury kan bijvoorbeeld bij architectuurprojecten soelaas bieden.
Leadpartner: alle provinciale diensten
Actiepunt 12: Lobby bij andere beleidsniveaus
Een laatste actiepunt in functie van de CCI, is het verdedigen van de belangen van de CCI op andere
beleidsniveaus. In Europees verband kan men via het CREA.RE-netwerk de CCI blijvend op de agenda zetten.
Ook kan de provincie participeren in bovenregionale netwerken over de CCI. Via deze platformen kan de
provincie de problemen van de CCI, zoals bijvoorbeeld de hypotheek op de intellectuele eigendomsrechten, de
nood aan zakelijke vorming in creatieve opleidingen etc, mee aankaarten.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking
32
Andere betrokken partners: Directie Cultuur
3.3.2. LAAT DE WERELD WETEN WELK CREATIEF POTENTIEEL ER IN OOST-VLAANDEREN SCHUILT
ÉN LAAT OOST-VLAANDEREN KENNIS MAKEN MET ZIJN CREATIEVEN
Actiepunt 13: Promoot de CCI buiten de provinciegrenzen
Een volgende belangrijk actiepunt is het promoten van de Oost-Vlaamse Culturele en Creatieve Industrie in de
rest van Vlaanderen en het buitenland. Dat kan onder meer door Oost-Vlaanderen te promoten als creatieve
regio in zijn gangbare communicatiekanalen (brochures over de provincie, website,…).Daarnaast kan een apart
communicatiebeleid opgezet worden over de Oost-Vlaamse CCI.
In dit communicatiebeleid kunnen alle sectoren meegenomen en kunnen alle niveaus van creativiteit (van
opleidingen tot icoonbedrijven; van historische verhalen zoals de textielindustrie tot recente successen als
Netlog) in the picture gezet worden. De veelzijdigheid van de Oost-Vlaamse creatieve regio is een unique
selling proposition. Oost-Vlaanderen speelt een belangrijke rol als creatieve en als kennisregio. Niettemin is het
belangrijk om in het communicatiebeleid accenten te leggen. Zet de voortrekkers extra in de verf. Ontwerpers,
muzikanten, kunstenaars, filmmakers, etc. die meedraaien op wereldschaal verdienen een spotlight. Laat de
wereld weten welke creatieven de top zijn in hun sector en trek hierdoor extra bezoekers aan, die tijdens hun
bezoek ook andere creatieven leren kennen. Speel hierbij ook de troef van Gent als creatieve hub uit.
Een dergelijk beleid wordt niet op een eiland gevoerd: ook hier zijn de Stad Gent en Vlaanderen belangrijke
partners om de boodschap kracht bij te zetten. Via steun aan initiatieven als bv. de jaarlijkse iMarkt in Gent,
kan ook de provincie de CCI mee promoten.
Leadpartner: Communicatie van Departement Interne organisatie in nauw overleg met Dienst Economie,
Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: Directie Cultuur, toerisme
Actiepunt 14: Promoot de CCI binnen de provinciegrenzen
Niet enkel buiten de provincie moet gecommuniceerd worden over de troeven van de CCI in Oost-Vlaanderen.
Een promotiebeleid over de CCI richt zich best ook tot de Oost-Vlamingen zelf. Zij zijn namelijk voor vele
creatieve producten, diensten en cultuuruitingen de eerste afzetmarkt. Onder de Oost-Vlamingen zitten tevens
de toekomstige opdrachtgevers van creatievelingen. Met deze doelgroep kunnen waarschijnlijk het
eenvoudigst kruisbestuivingen aangegaan worden. Bovendien zijn Oost-Vlamingen belangrijke ambassadeurs
van de creativiteit in hun provincie. Zo kan een gevoel van trots ontstaan over ‘hun’ CCI en hun regio. Om dat
te bewerkstellingen moeten de Oost-Vlamingen hun creatieve en culturele industrie natuurlijk (leren) kennen.
Het opzet van een promotiebeleid over de CCI naar Oost-Vlamingen is dus dat de inwoners hun CCI als een
evidentie beschouwen en dat ze op de hoogte zijn van het belang van deze sector. De middelen die hiertoe
kunnen worden ingezet zijn zeer verscheiden: dat kan gaan van serie events zoals de Gentse iMarkt, het
organiseren van tentoonstellingen over creatieven in het Caermersklooster, meer ruchtbaarheid geven aan de
provinciale cultuurprijswinnaars, in Oost-Vlaamse publicaties voortrekkers (sterke of sexy sectoren en
icoonbedrijven) van de CCI meer uitlichten,…
Belangrijk is dat deze verscheiden initiatieven telkens in een breder kader passen, zodat er een gevoel van
herkenning opgeroepen wordt bij de inwoners. Zij zullen op deze manier de initiatieven aan elkaar koppelen
waardoor uiteindelijk het bewustzijn ‘creativiteit in de provincie is meer dan dit initiatief, Oost-Vlaanderen is
33
een creatieve regio’ gegenereerd wordt. Dat kan bijvoorbeeld door een uniforme huisstijl voor creatieve
initiatieven, een weerkerende slogan,…
Leadpartner: Communicatie van Departement Interne organisatie in nauw overleg met Dienst Economie,
Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: Directie Cultuur
Actiepunt 15: Communiceer locatievoordelen voor vestiging van creatieven
Een aparte doelgroep in het communicatiebeleid voor de CCI zijn de creatieven zelf. Opdat Oost-Vlaanderen
zich verder als creatieve regio kan ontwikkelen, moeten de hardwerkende en productieve creatievelingen zelf
overtuigd worden of blijven van het feit dat Oost-Vlaanderen een goede regio is om zich te vestigen en hier te
ondernemen en zelfs in groeifase van de onderneming te blijven investeren in onze regio. Om zo uiteindelijk de
creatieve klassen aan de regio te binden en de voorraad menselijk kapitaal in de regio te vergroten. Zoals
gezegd, begint het aantrekken van toekomstige creatieven al voor hun studie. Zo zijn er drie cruciale
momenten om creatieven aan te trekken: op het moment van de keuze voor een studiestad; bij de beslissing
om daar al dan niet te gaan wonen (op kot, in de studiestad of elders) en bij de keuze om zich na de studies
ergens te vestigen.
Deze communicatie houdt het best rekening met een stratificatie van de doelgroep naar levensfase. Voor een
starter zijn contactkansen met andere creatieven waarschijnlijk nog belangrijker dan voor een reeds gevestigde
KMO die de vlotte bereikbaarheid van zijn belangrijkste afzetmarkt voorop stelt. Op deze manier kunnen ook
de troeven van de gehele provincie uitgespeeld worden.
Volgende locatievoordelen van de provincie kunnen extra in de verf gezet worden:
Creatieve hubs: in de creatieve hubs als Gent (voor alle creatieve sectoren) of Ronse (voor textiel), zijn
hopen contactkansen met andere creatieven en is er vaak ook meer werkgelegenheid voor creatieven.
Speel hierbij Gent als creatief opleidingscentrum en universiteitsstad als troef uit.
Harde locatiefactoren zoals de goedkope vastgoedprijzen in de regio, de nabijheid en snelle
bereikbaarheid van binnenlandse en buitenlandse creatieve metropolen.
Zachte locatiefactoren die aantrekkingspolen voor kenniswerkers en de creatieve klasse vormen, zoals
de nabijheid van een breed aanbod aan cultuur, historische steden en aangename
leefomstandigheden. (Marlet 2010: 382-383)
Dit communicatiebeleid moet vertrekken vanuit de troeven van Oost-Vlaanderen, zoals de veelzijdigheid van
de CCI in de provincie. Daarom is het belangrijk dat dit beleid niet in concurrentieperspectief met andere
regio’s of steden wordt gevoerd. Creativiteit stopt niet aan de (provincie)grenzen, maar ook hier moet zoveel
mogelijk naar synergie met andere beleidsniveaus (zoals Vlaanderen voor buitenlandse promotie) gestreefd
worden.
Leadpartner: Communicatie van Departement Interne organisatie in nauw overleg met Dienst Economie,
Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: Directie Cultuur
34
3.3.3. AANDACHT VOOR CCI IN (BIJNA) ALLE PROVINCIALE BELEIDSDOMEINEN
Actiepunt 16: Kennisopbouw binnen de provincie
Zoals eerder al aangehaald, hebben leden van de provinciale administratie reeds kennis en netwerk
opgebouwd over de CCI, dankzij bv. het CREA.RE-project maar ook dankzij de jarenlange ervaring van de
Directie Cultuur. Een volgende actiepunt is dan ook om deze kennis verder te ontwikkelen. Hierbij moet men
natuurlijk niet enkel focussen op wat in Oost-Vlaanderen zelf gebeurt, maar houdt men best het vizier open
door vinger aan de pols te houden met o.a. studies van het Kenniscentrum Creatieve Industrie van Flanders DC,
internationale studies over de CCI en door contacten met creatieve actoren zelf. Voor een goed, duurzaam
beleid en een beleid op maat van de sector, is het belangrijk dat de provincie inzicht heeft en houdt in deze
sector. Zo kunnen workshops en dienstverlening ook op hun maat gemaakt worden.
Daarnaast pleiten we ervoor om deze kennis te concentreren bij één of slechts enkele personen. Van hieruit
kan men dan andere beleidsdomeinen, lokale overheden of derden (intermediaire organisaties,
adviesverleners,…) verder informeren over de CCI.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: Directie Cultuur
Actiepunt 17: Interdisciplinaire task force CCI
Naast één centraal kennispunt, komt er best ook een interdisciplinaire task force CCI. Dit interdisciplinair team
is een los-vast verband dat bestaat uit leden van de directie Economie, Landbouw & Platteland, Europese en
Internationale Samenwerking; directie Cultuur; Communicatie van departement Interne organisatie; directie
Onderwijs en vorming; directie ruimte;…
Het doel van dit overleg is in de verschillende diensten en departementen een aanspreekpunt te hebben over
de CCI, en doorstroom van kennis en uitwisseling over beleidsmaatregelen tussen deze aanspreekpunten te
verbeteren. Via dit kanaal kunnen de beleidsmedewerkers op de hoogte blijven van nieuwe kennis over de CCI
en van elkaars beleidsacties. In dit overleg kan bovendien gebrainstormd worden over mogelijke nieuwe
beleidsinstrumenten voor de CCI of gezamenlijke projecten en beleidsacties.
Centraal staan dus kennis-en informatiedeling. Harde resultaten zijn minder belangrijk voor een dergelijk
overleg. Daarom is het ook van belang dat dit overleg relatief informeel plaatsvindt. Bij het overleg kunnen ook
andere (provinciale) partners worden uitgenodigd wanneer er thema’s besproken worden die ook hen
aanbelangen of waar ook hun input van belang kan zijn, vandaar de term ‘los-vast verband’.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: Directie Cultuur; Communicatie van Departement Interne organisatie; Directie
Onderwijs en vorming; Directie ruimte;…
Actiepunt 18: Veranker de CCI in verschillende beleidsdomeinen
Naast overleg en kennisopbouw, kan een transversaal beleid voor de CCI maar effectief zijn als deze aandacht
voor de CCI ook ingeschreven wordt in beleidsdocumenten zoals het bestuursakkoord voor de volgende
legislatuur en de beleidsplannen, –brieven en – nota’s van de verschillende directies.
35
Zoals eerder al aangehaald, kunnen beleidsmakers over alle beleidsdomeinen heen aandacht hebben voor de
CCI: dat kan gaan van de invulling van de activiteiten in provinciale infrastructuur zoals het Caermersklooster,
over een aankoopbeleid met aandacht voor creativiteit, het ontwikkelen van bedrijventerreinen of incubatoren
geschikt voor (subsectoren van) de CCI, en workshops en activiteiten voor en over creatieve actoren, tot een
communicatiebeleid over de provinciale CCI. Het is daarom van belang dat in alle beleidsdomeinen deze
aandacht voor de CCI wordt meegenomen.
Leadpartner: Deputatie
Andere betrokken partners: Administratie van alle provinciale diensten
3.3.4. ONDERSTEUN STEDEN EN REGIO’S IN HUN BELEID VOOR CCI Actiepunt 19: Overleg
Afstemming met andere beleidsniveaus (en beleidsdomeinen) en intermediairs is cruciaal, zoals ook
weergegeven in de grondprincipes. Overleg met deze andere actoren zorgt ervoor dat de verschillende actoren
elkaars activiteiten, beleidslijnen, netwerken en uiteraard ook medewerkers beter leren kennen. Deze kennis
is een noodzakelijke voorwaarde om tot samenwerkingsverbanden te komen. In de focusgroepen kwam
duidelijk aan bod dat de provincie hierin op regionaal niveau een belangrijke verbindende rol kan spelen.
Evenwel werd er in deze gesprekken ook meermaals aangehaald dat regelmatig overleg niet mag verzanden in
een praatbarak zonder objectieven of resultaten. Structureel overleg moet gekoppeld worden aan concrete
trajecten en samenwerkingsverbanden. Daarnaast kan minder frequent, bv. jaarlijks, overleg gepleegd worden
met de belangrijkste stakeholders over de ‘state of the union’ van de CCI in Oost-Vlaanderen. Hieruit kunnen
dan weer nieuwe samenwerkingstrajecten ontspruiten.
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: provinciale CCI-aanspreekpunten binnen andere directies; verschillende
beleidsdomeinen van lokale overheden en intermediairs.
Actiepunt 20: Sensibiliseer
De meeste centrumsteden en vele regio’s en gemeenten voeren nu nog geen gericht beleid voor de CCI.
Nochtans hebben ook steden als Sint-Niklaas of Aalst meer creatief potentieel in zich dan ze misschien zelf
vermoeden. Verschillende beleidsmakers en beleidsmedewerkers zijn zich latent waarschijnlijk wel bewust van
de kracht van de CCI, maar hebben nog wat extra inzicht nodig over bv. de agglomeratiekansen voor hun regio,
over de eigenheden van de sector of de mogelijkheden in beleidsinstrumenten ter ondersteuning van de CCI.
Bijkomende sensibilisering en kennisverspreiding lijken dus aangewezen.
Deze sensibiliseringscampagne hoeft geen klassieke top-down informatiecampagne te zijn. Andere (Vlaamse)
actoren zoals Flanders DC vervullen namelijk ook deze rol. Sensibilisering door de provincie kan ook
plaatsvinden door de kennis over de CCI verder te verspreiden via gesprekken of workshops, door andere
overheden uit te nodigen voor netwerkevents, hen te betrekken bij overlegplatformen, via een nieuwsbrief etc.
Door medewerkers en verkozenen van gemeenten, steden en regio’s blijvend uit te nodigen voor CCI-
activiteiten, en hen blijvend informeren, zal het bewustzijn over het belang van de CCI en mogelijkheden van
een CCI-beleid op hun territorium vergroten. Door op dergelijke wijze permanent aandacht te vragen voor de
CCI, ook bij beleidsmakers die hiermee nog maar weinig bezig zijn, voorkom je bovendien dat op lange termijn
de minder creatieve regio’s nog verder achterop hinken dan steden met een zeer doelmatig CCI-beleid.
36
Leadpartner: Dienst Economie, Europese en Internationale Samenwerking
Andere betrokken partners: provinciale CCI-aanspreekpunten binnen andere directies in hun contacten met
andere overheden.
Actiepunt 21: Ondersteun daar waar wenselijk (investerings-)initiatieven van centrumsteden en regio’s
Een laatste actiepunt is dat de provincie mee (investerings-)initiatieven van centrumsteden en regio’s kan
ondersteunen, zoals publieksevents, broedplaatsen of incubators,…. Uiteraard moeten deze projecten een
waardevolle bijdrage leveren aan de Oost-Vlaamse regio of deelgebieden die de gemeentegrenzen
overstijgen. Bovendien moeten deze projecten compatibel en in synergie verlopen met het eigen beleid. De rol
van de provincie is hierbij die van een facilitator: de provincie kan extra mankracht of middelen voorzien, de
kennis die de provincie heeft opgebouwd kan worden ingezet. Het is echter niet de bedoeling dat de provincie
initiator wordt van (investerings-)projecten met een slechts in tweede instantie bovenlokaal karakter. Ook
hierbij geldt het basisprincipe van de bottom-up benadering: samenwerkingsverbanden worden best
aangegaan bij een reële en realistische vraag van andere besturen.
Leadpartner: Derden
Andere betrokken partners: provinciale CCI-aanspreekpunten binnen verschillende directies;
37
3.3.5. OVERZICHT ACTIEPLAN
BELEIDSLIJNEN ACTIEPUNTEN
Ondersteun de CCI bij hun belangrijkste uitdagingen en laat hun creatief potentieel tot volle bloei komen
1 Ondersteun netwerkactiviteiten
2 Verwijs door naar opleidingen (creatief) ondernemen
3 Organiseer workshops voor CCI-actoren
4 Verspreid info VOOR de CCI
5 Verspreid info OVER de CCI
6 Design Platform Oost-Vlaanderen
7 Aandacht voor presentatieplekken voor starters
8 Aandacht voor creatieplekken voor creatieve starters
9 Ontwikkel mee creatieve en kennisclusters
10 Financier
11 Meer creativiteit in het provinciaal aankoopbeleid
12 Lobby bij andere beleidsniveaus
Laat de wereld weten welk creatief potentieel er in Oost-Vlaanderen schuilt én laat Oost-Vlaanderen kennis maken met zijn creatieven
13 Promoot de CCI buiten de provinciegrenzen
14 Promoot de CCI binnen de provinciegrenzen
15 Communiceer locatievoordelen voor vestiging van creatieven
Aandacht voor CCI in (bijna) alle provinciale beleidsdomeinen
16 Kennisopbouw binnen de provincie
17 Interdisciplinaire task force CCI
18 Veranker de CCI in verschillende beleidsdomeinen
Ondersteun steden en regio’s in hun beleid voor CCI
19 Overleg
20 Sensibiliseer
21 Ondersteun daar waar wenselijk (investerings-) initiatieven van centrumsteden en regio’s
38
4. BIBLIOGRAFIE
LITERATUUR
BUCK CONSULTANTS INTERNATIONAL, (augustus 2011), De Gentse creatieve economie. Strategisch actieplan.
Studie in opdracht van Stad Gent – Departement Werk & Economie.
EUROPESE COMMISSIE, (2010). European Competitiveness Report 2010.
FEDERAAL PLANBUREAU, (Mei 2012) Economische vooruitzichten 2012-2017, (gelezen online:
http://www.plan.be/admin/uploaded/201205141402280.FOR_MIDTERM_1217_10200_N_web2.pdf)
FLORIDA R. (2002), The Rise of the Creative Class, and how it’s transforming work, leisure, community and
everyday life. New York Basic Books
FLORIDA R. (2005), Cities and the creative class, New York Routledge.
GUIETTE, A., SCHRAMME, A., & VANDENBEMPT, K. ( juni 2010). Creatieve Industrieën in Vlaanderen anno 2010:
een voorstudie. Antwerp Management School – Flanders DC Kenniscentrum.
GUIETTE, A., JACOBS, S., SCHRAMME, A., & VANDENBEMPT, K. (2011 a). Creatieve Industrieën in Vlaanderen:
Mapping en bedrijfseconomische analyse. Antwerp Management School – Flanders DC Kenniscentrum.
GUIETTE A., JACOBS S., SCHRAMME A., VANDENBEMPT K., (2011 b), De Creatieve Industrieën in Vlaanderen en
hun Drivers en Drempels, Antwerpen: Antwerp Management School – Flanders DC Kenniscentrum.
GUIETTE, A., JACOBS, S., SCHRAMME, A., & VANDENBEMPT, K. (2011 c). Monitoringinstrument voor de
Creatieve Industrieën in Vlaanderen. Antwerp Management School – Flanders DC Kenniscentrum.
JACOBS, S., VAN ANDEL, W., HUYSENTRUYT, M., & SCHRAMME, A. (2012). Dominante denkkaders in de
creatieve industrieën in Vlaanderen. Antwerpen: Antwerp Management School – Flanders DC Kenniscentrum.
KOOYMAN R. (2012) CURE Creative Urban Renewal. Lezing op Colloquium Duurzame Creatieve Steden, 5
november 2012 – Universiteit Antwerpen. (Online: http://www.ua.ac.be/main.aspx?c=*TPR&n=111316).
MARLET G., (2010) De aantrekkelijke stad, Moderne locatietheorieën en de aantrekkingskracht van Nederlandse
steden. 2de
druk, VOC Uitgevers Nijmegen.
MORTELMANS D., (2009) Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden, 2de
druk, Leuven Acco
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN (februari 2011), Provinciale subsidies, leningen en prijzen (online:
http://www.oost-vlaanderen.be/docs/nl/4x/8209subsidiesbrochure2011feb.pdf).
PROVINCIE OOST-VLAANDEREN, (juli 2011), Experience East Flanders, Gent
STAES B, 'Ghent is the hipster capital of Belgium' Britse toerismesector maakt 'onbetaalbare reclame' voor
Gent, De Standaard 29 september 2012 (gelezen online:
http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=DMF20120929_044)
STUDIEDIENST ECONOMIE PROVINCIE OOST-VLAANDEREN, Regionaal ontwikkelingsplan creatieve en culturele
industrie – nota oktober 2012 (onuitgegeven nota).
39
VAN ANDEL, W., JACOBS, S., HUYSENTRUYT, M., & SCHRAMME, A. (2012). Management- en
ondernemerschapsvaardigheden voor de creatieve industrie in Vlaanderen. Antwerpen: Antwerp Management
School – Flanders DC Kenniscentrum.
VANDERSTRAETEN J., MATTHYSSENS P., (2012), Service-based differentiation strategies for business
incubators: Exploring external and internal alignment. In Technovation; jg. 32 nr. 12 Elsevier Rotterdam; p. 656–
670.
VERBERGT B. (2011) Algemeen en strategisch management. In: SCHRAMME A. (red.) Cultuurmanagement . De
regels van de kunst. Lannoo Campus Tielt.
FOCUSGROEPEN EN DEBATTEN
Focusgroep 1: intermediairs en opleidingen: Carlo Vuijlsteke (Flanders DC – projectmanager), Jens Devos
(VOKA Oost-Vlaanderen – projectmanager), Gonda Desmedt (Agentschap Ondernemen – accountmanager
creatieve industrieën), Anna Maria Cornelia De Gersem (TIO3 projectmanager), Dany Neudt (De Punt -
directeur), Saskia Westerduin (KASK - docent), Lieve De Gelder (Wetteren - Schepen), Julio Delva (Oost-
Vlaanderen - beleidsmedewerker CREA.RE - Huis van de economie). Gespreksleiders: Sofie Jacobs (onderzoeker
AMS) en Joke Schrauwen (onderzoeker UA), notulist Marlies Demol (onderzoeker AMS). 7 november 2012. Huis
van de Economie Gent.
Focusgroep 2: beleidsmakers: Annemie De Tremmerie (Gent – cel CCI), Piet Van Loocke (Lokeren
cultuurfunctionaris – directeur cultuurcentrum), Michaël Pector (Wetteren – cultuurbeleidscoördinator), Tom
Van West (Wetteren - Gemeentesecretaris), André Raemdonck (Resoc Gent - regiocoördinator) , Carine
Stevens (Oost-Vlaanderen - directie Dienst Kunsten en Cultuur), Kathleen Stevens (Resoc Waas en Dender -
regiocoördinator), Bob Vanden Eynde (Oost-Vlaanderen beleidsmedewerkers cultuur), Julio Delva (Oost-
Vlaanderen - beleidsmedewerker CREA.RE - Huis van de economie). Gespreksleiders: Sofie Jacobs (onderzoeker
AMS) en Joke Schrauwen (onderzoeker UA), notulist: Marlies Demol (onderzoeker AMS). 7 november 2012.
Huis van de Economie Gent.
Paneldebat 1 Colloquium Duurzame Creatieve Steden: organisaties en ondernemingen: S. De Ruyck (Vooruit
Gent), M. De Wolff (Raising Bee Amsterdam), F. De Vos (Buda Kortrijk), G. Vlegels (Studio Start Antwerpen),
moderator prof. dr. A. Verhetsel (Universiteit Antwerpen – Dept. Transport en Ruimtelijke Economie). 5
november 2012 – Universiteit Antwerpen.
Paneldebat 2 Colloquium Duurzame Creatieve Steden: het beleid van de steden: C. Wijn (BMC Advies en
Management), D. Diels (Economie en Werk Stad Antwerpen), H. Karssenberg (STIPO Amsterdam), prof. dr. K.
Segers (VUB – Centrum voor Media en Cultuurstudies), J. Scheers (Vlaamse Overheid - VIA integrator en
transitiemanager), moderator: prof. dr. A. Schramme (Antwerp Management School – Kenniscentrum
Creatieve Industrie). 5 november 2012 – Universiteit Antwerpen.
Eindconferentie CREA.RE Project eindigt Samenwerking loopt door. 26 november 2012 Gent – Provincie Oost-
Vlaanderen.
WEBSITES
www.oost-vlaanderen.be: Provincie Oost-Vlaanderen (met o.a. informatie over dienst Economie, Europese &
Internationale samenwerking Economie en directie Cultuur
www.pomov.be: Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderen
40
www.erov.be: Economische Raad Oost – Vlaanderen
http://www.kunst.sintlucas.wenk.be/
http://www.hisk.edu/
http://www.kask.be
http://cons.hogent.be
http://www.gent.be/eCache/THE/1/984.cmVjPTE1MzEzMg.html: over Gent als lid van UNESCo’s Creative Cities
Network in de categorie muziek.
http://www.gent.be/eCache/THE/4/125.bGlzdHZpZXc9cGVyc2JlcmljaHRlbl9oZWV0dmFuZGVuYWFsZCZyZWM9
MTc1NDI3.html): over het rapport van Landry over de Gentse CCI.
www.designplatformvlaanderen.be