Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met...

65
Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met behulp van nanobodies Kevin De Muynck Verhandeling ingediend tot het verkrijgen van de graad van Master in de Biomedische Wetenschappen Promotor: Prof. Dr. Jan Gettemans Begeleidster: Dr. Katrien Van Impe Vakgroep Biochemie (UGent) Medisch proteïne onderzoek (VIB) Academiejaar 2011-2012

Transcript of Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met...

Page 1: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

Studie van nieuwe functies

van Ran GTPase en NTF2

met behulp van nanobodies

Kevin De Muynck

Verhandeling ingediend tot

het verkrijgen van de graad van

Master in de Biomedische Wetenschappen

Promotor: Prof. Dr. Jan Gettemans

Begeleidster: Dr. Katrien Van Impe

Vakgroep Biochemie (UGent) – Medisch proteïne onderzoek (VIB)

Academiejaar 2011-2012

Page 2: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren
Page 3: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

Studie van nieuwe functies

van Ran GTPase en NTF2 met

behulp van nanobodies

Kevin De Muynck

Verhandeling ingediend tot het

verkrijgen van de graad van

Master in de Biomedische Wetenschappen

Promotor: Prof. Dr. Jan Gettemans

Begeleidster: Dr. Katrien Van Impe

Vakgroep Biochemie (UGent) – Medisch proteïne onderzoek (VIB)

Academiejaar 2011-2012

Page 4: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

“De auteur en de promotor geven de toelating deze masterproef voor

consultatie beschikbaar te stellen en delen ervan te kopiëren voor persoonlijk

gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht,

in het bijzonder met betrekking tot de verplichting uitdrukkelijk de bron te

vermelden bij het aanhalen van resultaten uit deze masterproef.”

Datum:

Kevin De Muynck Prof. Dr. Jan Gettemans (handtekening student) (handtekening promotor)

Page 5: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

Voorwoord

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Deze masterproef, het resultaat van een onderdompeling in het wetenschappelijk onderzoek

gedurende het academiejaar 2011-2012, is het finale product van een traject met vallen en

opstaan. Als er één aspect is van het uitvoeren van onderzoek die tijdens deze stageperiode

zéér duidelijk aan het licht kwam, dan is dit het feit dat wetenschap in de praktijk vaak ver

verwijderd is van de theorie. Gelukkig werd ik omringd door een aantal mensen met

specifieke kennis en vaardigheden waarop ik op tijd en stond kon terugvallen. Het is dan ook

mede dankzij hen dat het werk die u hieronder zal doornemen tot stand gekomen is.

Vooreerst zou ik graag Prof. Dr. Jan Gettemans willen bedanken om mij de kans en de

middelen te geven om mijn masterproef tot een goed einde te brengen binnen zijn

onderzoeksgroep. Ten tweede gaat een hartelijk woord van dank uit naar Dr. Katrien Van

Impe, mijn begeleidster, die mij van dichtbij bepaalde wetenschappelijke principes, theorieën

en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren en interpreteren

van de verworven data.

Ook wil ik zeker en vast de andere leden van het onderzoeksteam bedanken. Voor de meest

uiteenlopende vragen kon ik steeds bij jullie terecht. Bedankt dus aan Dr. Ariane Deganck,

Ciska Boucherie, Evelien Martens, Isabelle Van Audenhove, Jonas Bethuyne, Olivier

Zwaenepoel, Sarah Declercq, Dr. Thomas Hubert, Wouter Van Overbeke en Adriaan

Verhelle, mijn collega thesisstudent. Verder dank ik ook Berlinda Vanloo voor haar bijdrage

aan deze masterproef d.m.v. haar knowhow omtrent isothermal titration calorimetry (ITC).

Zeer zeker wil ik nog mijn ‘bomma’, ‘bompa’ en moeder bedanken voor hun steun in alle

mogelijke vormen. Wat me zeker zal bijblijven is hoe steeds gevraagd werd: “En? Zijn de

buisjes en de beestjes gelukt vandaag?” Daarnaast bedank ik ook al mijn vrienden voor de

plezierige en vooral ontspannende momenten, want een immer gespannen boog zou na

verloop van tijd zijn pijlen niet langer met voldoende kracht kunnen afvuren.

Tot slot was het een leerrijk academiejaar die een substantieel deel aan ervaring heeft

meegegeven en zodoende ook een eerste realistische kijk gaf op het toekomstige

professionele aspect van het leven.

Page 6: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

Afkortingen

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

(m)Abs = (monoclonal) antibodies

AZ = aminozuur

CRM1 = chromosomal region

maintenance

CDR = complementary determining

region

Fab = antigen binding fragment

Fc = constant fragment

FR = framework region

EGFR = epidermal growth factor receptor

EOC = epithelial ovarium carcinoma

GFP = green fluorescent protein

GBP = GFP binding protein

HRP = horse radish peroxidase

IMAC = immobilized metal affinity

chromatography

ITC = isothermal titration calorimetry

KT = kinetochoor

NE = nucleaire envelope

NES = nucleair export signaal

NLS = nucleair lokalisatie signaal

NTF2 = nuclear transport factor 2

Nb = nanobody

NPC = nuclear pore complex

NuPs = nucleoporins

MALDI = matrix assisted laser

desorption/ionisation

MT = microtubulus

RanBP = Ran binding protein

RanGAP = Ran GTPase activating protein

RanGEF = Ran guanine nucleotide

exchanging factor

RCC1 = regulator of chromosome

condensation 1

VH = variable part of the heavy chain

VHH = variable part of the heavy chain

of heavy-chain antibodies

VL = variable part of the light chain

SAFs = spindle assembly factors

SDS-PAGE = sodium(Na)-dodecyl-sulfate

polyacrylamide gel

electrophoresis

SCID = severe combined

immunodeficiency

PARP = poly-ADP ribose polymerase

PCD = programmed cell death

PSA = prostate specific antigen

XEE = Xenopus laevis egg extracts

Page 7: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

Inhoudstafel

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Samenvatting 1

Inleiding 2

1. Het Ran systeem doorheen de celcyclus 2

1.1 Nucleocytoplasmatisch transport 2

1.2 Nuclear transport factor 2 4

1.3 Ran reguleert de mitose 5

1.4 Ran en NTF2 in relatie tot kanker en apoptose 6

2. Nanobodies 9

2.1 Structuur en functie 9

2.2 Voor- en nadelen 10

2.3 Toepassingen 11

Materiaal en methoden 13

1. DNA manipulaties 13

1.1 Beschikbare plasmiden 13

1.2 Kloneren NES target sequence in RanNb-pEGFP-N1 13

1.2.1 Annealing oligonucleotiden 13

1.2.2 Restrictiedigest plasmide 13

1.2.3 Fosforylering oligonucleotiden ; defosforylering geknipt plasmide 13

1.2.4 Ethanolprecipitatie 14

1.2.5 Ligatie 14

1.2.6 Transformatie E. coli TOP10 ; Uitplaten ; Plasmide-extractie 14

1.2.7 Controlerestrictiedigest 15

Page 8: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

2. Celcultuur 15

2.1 Cellijnen en onderhoud 15

2.2 Cellen tellen en uitzaaien 15

2.3 Transfectie 16

3. Karakterisering nanobody-ligand interactie (recombinant) 16

3.1 Productie en opzuivering van recombinante proteïnen 16

3.1.1 NTF2-nanobody productie 16

3.1.2 SUMO-NTF2-WT en SUMO-NTF2-M118E productie 16

3.1.3 Immobilized metal affinity chromatography (IMAC) 17

3.1.4 MonoQ chromatography 17

3.2 SDS-PAGE en Western Blotting 18

3.3 Isothermal titration calorimetry (ITC) 18

3.4 Immunoprecipitatie op recombinante eiwitten 19

3.5 Pull-down assay 19

4. Functionele assays 19

4.1 Immunoprecipitatie 19

4.2 Immuunkleuring en microscopie 20

4.3 Flowcytometrie 21

4.4 (Geproteolyseerd) caspase-3 en PARP detectie 21

Resultaten 22

A) NTF2-Nb8 heeft een potentieel hogere affiniteit voor NTF2-M118E

t.o.v. NTF2-WT 22

1. Productie en opzuivering van recombinante NTF2-Nbs en

SUMO-NTF2-WT/-M118E 22

2. Karakterisering van de interactie van NTF2-WT en NTF2-M118E

met NTF2-Nb8 24

2.1 Analyse met behulp van recombinante eiwitten 24

Page 9: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

2.1.1 Immunoprecipitatie op recombinant NTF2-Nb8 24

2.1.2 Pull-down assay 25

2.1.3 Isothermal titration calorimetry (ITC) 26

2.2 Intracellulaire analyse 28

2.2.1 MOM recruitment assay 28

2.2.2 Intracellulaire lokalisatie van GFP-getaggeerd

NTF2-WT/-M118E en NTF2-Nb8 29

2.2.3 Optimaliseren van plasmide verhoudigen voor cotransfectie 31

2.2.4 Co-immunoprecipitatie van NTF2-Nb8 33

B) RanNb colokaliseert met endogeen Ran en het centrosoom 35

1. Kloneren van een NES sequentie in RanNb-pEGFP-N1 35

2. Intracellulaire lokalisatie van GFP-getaggeerd (NES) 36

3. MOM recruitment assay 37

4. Immunoprecipitatie van MOM-Ran-V5 38

C) NTF2-Nb8, RanNb en NES-RanNb induceren apoptose

in HEK293T cellen 48u na transfectie 40

1. Kwantificatie van apoptose inductie in NTF2-Nb-GFP of

(NES)-RanNb-GFP getransfecteerde HEK293T cellen a.d.h.v. flowcytometrie 40

2. Detectie van caspase-3 en PARP verknipping in HEK293T cellen 42

Discussie 43

1. Evaluatie van de NTF2 – NTF2-Nb interactie 43

2. RanNb colokaliseert met endogeen Ran en het centrosoom 45

3. Inductie van apoptose door NTF2-Nb8, RanNb en NES-RanNb 46

4. Algemene conclusie 48

Referenties 48

Page 10: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

1

Samenvatting

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Het Ran proteïne is een klein GTPase dat centraal functioneert in een netwerk waarin

multipele cellulaire functies gereguleerd worden. Deze functies zijn meer bepaald

nucleocytoplasmatisch transport, regulatie van de mitose en opbouw en afbraak van de

nucleaire enveloppe. Een centraal mechanisme is de RanGTP/RanGDP turnover. Meer

specifiek, bij nucleocytoplasmatisch transport, functioneert het NTF2 dimeer als nucleaire

importreceptor voor RanGDP opdat deze terug kan omgezet worden in RanGTP. Kortom

zorgt NTF2 ervoor dat Ran niet depleteert uit de kern. Tot voor kort werd deze functie als

enige functie toegekend aan NTF2. Recente studies hebben echter nieuwe functies voor

NTF2 onthuld. Eerder al werd gedacht dat NTF2 naast zijn dimere vorm ook partieel

monomeer zou voorkomen in de cel, waarbij zijn aggregatiestatus zou kunnen correleren met

zijn functie. Een NTF2-M118E mutant die substantieel de dimerisatie vermindert, werd toen

reeds ontwikkeld.

In deze masterproef werd gebruik gemaakt van nanobodies als potentiële inhibitoren om

gekende functies van Ran en NTF2 te trachten inhiberen, en als onderzoeksinstrument om

mogelijkerwijs nieuwe functies te ontdekken.

Aan de hand van colokalisatiestudies werd NTF2-Nb8 aangetroffen ter hoogte van het

centrosoom. NTF2-wild type(WT) en NTF2-M118E colokaliseren bovendien ook met het

centrosoom. Co-immunoprecipitaties onthulden een potentieel hogere affiniteit van NTF2-

Nb8 voor NTF2-M118E in vergelijking met NTF2-WT. Dit resultaat werd enigszins gestaafd

door isothermal titration calorimetry experimenten via recombinant geproduceerd SUMO-

NTF2-WT, SUMO-NTF2-M118E.

Ook het RanNb en NES-getaggeerd RanNb lokaliseren zich ter hoogte van het centrosoom,

maar het NES-RanNb is niet in staat om endogeen Ran te delokaliseren uit de kern.

Verder is zowel het RanNb alsook het NES-RanNb en zelfs NTF2-Nb8 in staat om apoptose

te induceren in HEK293T cellen 48 u na transfectie. Ondanks het feit dat verder

experimenteel onderzoek dient uit te wijzen wat het exacte aangrijpingspunt van deze

nanobodies is, zou de apoptose inducerende capaciteit van NTF2-Nb8, RanNb en NES-

RanNb een mogelijke eerste stap kunnen zijn in de richting van de ontwikkeling van nieuwe

kankertherapeutica.

Page 11: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

2

Inleiding

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. Het Ran systeem doorheen de celcyclus

Ran, lid van de Ras eiwitfamilie, is een klein GTPase dat centraal functioneert in een netwerk

waarin multipele cellulaire functies gereguleerd worden. Ran en z’n bijhorende cellulaire

functies worden gesegregeerd in tijd en in ruimte. Zo lagde focus lag sinds de ontdekking van

RAN anno 1990 vooral op het onderzoeken van Ran in relatie tot nucleocytoplasmatisch

transport. Eind jaren ’90 werd echter voor het eerst aangetoond dat het aanpassen van de

RanGTP/RanGDP verhouding in Xenopus laevis egg extracts (XEE) leidt tot vorming van

abberante mitotische spoelfiguren, suggestief voor een rol van Ran in de mitose [1].

Recentere studies wezen bovendien op een verhoogde expressie van Ran in meerdere

kankertypes, waaruit de hedendaagse erkenning van Ran volgde als potentieel doelwit in

kankertherapie [2].

1.1 Nucleocytoplasmatisch transport

Eukaryote cellen worden typisch gekenmerkt door scheiding van nucleus en cytoplasma

tijdens interfase. De nucleaire enveloppe (NE), de dubbele membraan die het nucleoplasma

omsluit, bevat Nuclear Pore Complexes (NPCs) die nucleocytoplasmatisch transport toelaten.

NPCs zijn meer bepaald grote, porievormende proteïnecomplexen opgebouwd uit meerdere

types nucleoporines. Complete segregatie van kern en cytoplasma zou immers letaal zijn.

De import en export van eiwitten en nucleïnezuren doorheen deze NPCs wordt sterk

gereguleerd. Eiwitten die groter zijn dan de passieve diffusielimiet van ca. 50 kDa dienen

gebruik te maken van transportreceptoren. De meeste transportreceptoren behoren tot de β-

karyoferine familie, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen importines en exportines.

Opdat eiwitten hierbij in het correcte compartiment terecht komen, maakt de eukaryote cel

gebruik van target sequences. Een Nuclear Localization Signal (NLS) brengt eiwitten

intranucleair, terwijl een Nuclear Export Signal (NES) eiwitten naar het cytoplasma draagt.

Een centrale en tevens cruciale rol in nucleocytoplasmatisch transport wordt ingenomen door

Ran. Ran bevindt zich in de kern vnl. in een GTP gebonden status, en in het cytoplasma is

Ran vnl. GDP gebonden waardoor een Ran gradiënt heerst over de nucleaire enveloppe heen.

Het in stand houden van deze gradiënt is gebaseerd op twee mechanismen. (i) De ruimtelijke

scheiding van RanGTPase Activating Protein (RanGAP) en Ran Guanine nucleotide

Page 12: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

3

Fig. 2. Nucleaire proteïne import

cyclus. De transportreceptor hier is

importine-β (β) waarbij ook nood is

aan importine-α (α), een adaptor

eiwit dat het NLS van het te

importeren proteïne bindt. RanGTP

zorgt, na dissociëren van dit

drievoudig import complex, tevens

voor de retranslocatie van

importine-β naar het cytoplasma [4].

Fig. 1. 3D structuur van de NTF2 dimeer-

RanGDP interactie. Elk monomeer bindt één

RanGDP molecule. Ran is getoond in het

groen. GDP is getoond in het blauw. De

NTF2 monomere subeenheden zijn getoond

in rood en geel [3].

Exchange Factor (RanGEF of RCC1 (regulator of chromosome condensation 1)): het vnl.

cytoplasmatische RanGAP hydrolyseert RanGTP tot RanGDP, het vnl. nucleaire RanGEF

vervangt GDP door GTP. (ii) De re-importering van RanGDP wordt verzekerd door Nuclear

Transport Factor 2 (NTF2), opdat RanGTP niet zou depleteren uit de kern. NTF2 is een

homodimeer vormend eiwit en kan 2 RanGDP moleculen tegelijk transporteren (Fig. 1) [3].

RanGTP reguleert transport door het

dissociëren van importcomplexen en het

assembleren van exportcomplexen. Verschillende import- en exportreceptoren zijn

afhankelijk van dit Ran systeem, waarbij de klassieke nucleaire proteïne import, gebruik

makend van importine-α en -β (Fig. 2) reeds het best gekarakteriseerd is. Vele van de

mechanisch-moleculaire interacties van deze cyclus zijn reeds beschreven en worden

gedetailleerd besproken in de review van Stewart et al. [5]. Bij de export van NES-bevattende

eiwitten speelt het CRM1(chromosomal region maintenance) proteïne een voorname rol.

RanGTP stabiliseert nl. het NES-proteïne/CRM1 complex en activeert zo export [2].

Vervolgens vervult het cytoplasmatische Ran Binding Protein 1 (RanBP1) een functie door

de RanGAP activiteit te stimuleren. Op die manier wordt RanGTP sneller omgezet tot

RanGDP en worden bepaalde eiwitcomplexen, zoals NES-proteïne/CRM1/RanGTP of

importine-β/RanGTP, sneller gedissocieerd [2,3].

Page 13: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

4

Naast de indirecte regulatie van import-export kon anno 2008 een nieuwe functie worden

toegeschreven aan het Ran-NTF2 complex, nl. de nucleaire import van CapG, een actine

bindend eiwit dat een typische NLS sequentie ontbreekt. Resultaten van deze studie wezen op

een specifieke interactie tussen NTF2 en CapG die zowel in vitro als in vivo werd

aangetoond. Bovendien blijkt het zo dat de RanGDP-NTF2 binding een cruciale interactie is

alvorens nucleaire CapG import kan doorgaan [6]. Een jaar later werd wederom een nieuwe

interactiepartner ontdekt voor het Ran-NTF2 complex, nl. het SH2 domein van de Shc

familie, adaptor proteïnes van receptor tyrosine kinasen [7].

1.2 Nuclear transport factor 2

De voornaamste functie van NTF2 is zijn rol bij de nucleaire import van Ran-GDP. NTF2

bindt enerzijds aan RanGDP en anderzijds aan nucleoporines die FxFG repeats bevatten.

Elke monomere subeenheid van NTF2 gebruikt hiervoor twee verschillende en tevens

onafhankelijke bindingsplaatsen waarbij de dissociatieconstante Kd (NTF2-RanGDP) 100 nM, en

de Kd (NTF2-FxFG) 1 µM bedraagt. Vóór 2001 werd steeds gedacht dat NTF2 in vivo enkel als

dimeer voorkwam. In een studie in dat jaar zelf leverde de bepaling van de Kd (NTF2 dimeer) een

waarde op van 1.1 (± 0.05) µM. De NTF2 concentraties in het nucleoplasma en cytoplasma

bedragen bovendien respectievelijk 0,6 en 0,3 µM, wat suggereert dat NTF2 in een zekere

proportie monomeer voorkomt in vivo. Dit deed de vraag rijzen welke invloed de

aggregatiestatus van NTF2 heeft op zijn functie, maar omdat de Kd (NTF2 dimeer) van dezelfde

grootteorde is als de associatieconstante (Ka) (NTF2-RanGDP), alsook de Ka (NTF2-FxFG), wordt het

nagaan hiervan technisch bemoeilijkt. Om die reden werden er drie methionine (M) naar

glutaminezuur (E) mutanten gecreëerd op AZ posities 84, 102 en 118 om dimerisatie

substantieel te reduceren (Suppl. Fig. 1). Deze AZ posities bevinden zich nl. in de hydrofobe

dimeer interface. De M118E mutant is het meest effectief daar deze monomeer blijft tot aan

concentraties van 150 µM. Uit een pull-down assay bleek dat NTF2-M118E minder capabel

was om zowel RanGDP, alsook Nsp1-FF18 (18 FxFG repeats van het gist NSP1

nucleoporine eiwit) neer te halen in vergelijking met het wild-type NTF2 (NTF2-WT). Meer

nog, NTF2-M118E gekoppeld aan colloïdale goudpartikels vertoonde een sterk gedaalde

aanwezigheid t.h.v. de NPCs t.o.v. NTF2-WT na injectie in Xenopus oöcyten. Deze studie

impliceert dus dat de functie van NTF2 weldegelijk wordt beïnvloed door zijn monomeer-

dimeer balans [8].

Page 14: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

5

Fig. 3. Het Ran netwerk

reguleert de mitose op

meerdere cellulaire locaties.

Een lokale kinetochoor (KT)

Ran cyclus speelt een rol in

het aantrekken van MTs naar

het KT en tevens de

aanhechting te stabiliseren.

De microtubule (MT) Ran

cyclus reguleert de dynamiek

van de MTs. De

centrosomale Ran cyclus

staat in voor de opbouw en

het behoud van de polariteit

van de mitotische

spoelfiguur. De voornaamste

eiwitten betrokken bij elke

cyclus worden weergegeven.

RCC1 = RanGEF [2].

1.3 Ran reguleert de mitose

Tijdens de mitose staat Ran in voor de vorming van de mitotische spoelfiguur. Het

basisprincipe van RanGTP-RanGDP turnover blijft immers functioneren na de afbraak van

de NE, maar niet langer in context van nucleocytoplasmatisch transport. Doordat RanGEF1

chromosomaal verankerd is, is er een cluster van RanGTP aanwezig in de directe nabijheid

van chromatine waardoor Spindle assembly factors (SAF), gecomplexeerd aan importine-β

via een NLS, zouden dissociëren t.h.v. deze cluster. Bijgevolg kunnen de vrijgestelde en dus

actieve SAFs hun functie uitoefenen en correct de mitotische spoelfiguur helpen opbouwen

(reguleren). Een belangrijk gegeven hierbij is dat RanGTP diffundeerbaar is. Zo zou

RanGTP, volgens het proteïne lokalisatie model, regionale signalen creëren door complexen

te vormen op specifieke plaatsen waar Ran effectoren voorkomen [1]. Op die manier is

bijvoorbeeld CRM1, naast zijn activiteit in nucleocytoplasmatisch transport, ook functioneel

tijdens de mitose. CRM1 associeert nl. met het kinetochoor (KT) t.h.v. het chromosomale

centromeer waardoor RanBP2 en RanGAP1 op dezelfde plaats worden aangetroffen.

Hierdoor ontstaat een zeer lokale Ran cyclus die verder downstream resulteert in het

aantrekken van microtubules (MT) naar het KT. RanBP2 (of Nup358) is een Ran bindend

proteïne met SUMO ligase activiteit. RanGAP1 wordt immers naar het KT gelokaliseerd in

een SUMO gemodificeerde vorm. Het RanBP2/RanGAP1 complex zorgt uiteindelijk voor de

stabilisatie van de MT aanhechting aan het KT (Fig. 3, Kinetochore Ran cycle) [1,2].

Gelijkaardige lokale Ran complexvorming wordt eveneens teruggevonden t.h.v. het

Page 15: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

6

centrosoom waar uiteindelijk de MT nucleatie en elongatie wordt beïnvloed. Een evenwicht

in de Ran netwerk componenten en Ran gereguleerde proteïnes t.h.v. de centrosomen is

cruciaal voor het opbouwen en behouden van de polariteit van de mitotische spoelfiguur (Fig.

3, Centrosomal Ran cycle) [1,2]. Bovendien zou Ran reeds in interfase een rol spelen bij

centrosoomduplicatie [2]. Echter, het centrosoom is geen absoluut noodzakelijke cellulaire

component voor progressie doorheen mitose. Sommige zoogdiercellen zonder centrosoom

doorlopen de mitose, maar wel aanzienlijk trager. De helft van dergelijke cellen faalt immers

in het correct polariseren of positioneren van de mitotische spoelfiguur [9]. Finaal reguleren

Ran en enkele effectoren ook de dynamische activiteit van MTs die geprojecteerd worden

vanuit centrosomen tot deze contact maken met KTs (Fig. 3, MT Ran cycle). Op die manier

reguleert het Ran systeem meerdere cruciale processen doorheen de mitose. Indien er dus

fouten zouden optreden in de regulatie van de opbouw en het functioneren van de mitotische

spoelfiguur, leidt dit mogelijks tot achtereenvolgens foutieve chromosoomsegregatie, verlies

aan chromosomale stabiliteit, aneuploïdie en uiteindelijk tumorigenese [2]. In de telofase van

mitose wordt de mitotische spoelfiguur terug afgebroken en de NE gereconstrueerd rondom

het gedecondenseerd chromatine. Ook hierin zou Ran een regulerende functie vervullen, al is

er over dit mechanisme nog niet veel achterhaald. Ran’s rol hierin werd ontdekt wanneer

Ran-bedekte beads werden toegevoegd aan XEE en er vervolgens, in afwezigheid van

chromatine, een lipidelaag gevormd werd uit individuele vesikels waarin NPCs waren

geïncorporeerd. RanGDP gecoate beads vereisten RCC1 aanwezigheid en de inhibitie van

RanGAP1 reduceerde vesikelfusie, duidend op de nood aan zowel RanGTP generatie als Ran

turnover [1]. Omgekeerd zou Ran tevens de NE afbraak reguleren tijdens de vroege stappen

van de mitose [10].

Kort samengevat is Ran dus een centrale regulator in een netwerk waarin dit eiwit, samen met

zijn effectoren, meerdere processen doorheen de celcyclus reguleert in tijd en ruimte.

1.4 Ran en NTF2 in relatie tot kanker en apoptose

De enorme vooruitgang op vlak van genexpressieprofilering in de afgelopen jaren heeft

geleid tot de vaststelling dat abberrante expressie van één of meerdere Ran netwerk leden in

nagenoeg alle tumortypes voorkomt [2]. De hypothese dat Ran een potentieel doelwit is in

kankertherapie werd dus vooropgesteld. Zo werd bijvoorbeeld reeds aangetoond dat een Ran

siRNA strategie efficiënt inwerkt op Neuro2A neuroblastoma cellen. Meer concreet werden

‘transferine-afgeschermde oligoethyleenimine-HD (OEI-HD) siRNA polyplexen’ aangewend

Page 16: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

7

tegen Ran. OEI-HD is nl. een propionamide gentransfer drager met dezelfde efficiëntie als

polyethyleenimine (PEI), maar wel minder cytotoxisch, beter biodegradabel en zodus beter

toepasbaar voor in vivo administratie. Systemische toediening van deze Ran siRNA

polyplexen resulteerde in gedaalde Ran expressie, apoptose van tumorcellen en finaal tot

reductie van tumorgroei in een Neuro2A tumor muismodel [11]. Ran expressie is eveneens

sterk verhoogd in epitheliale ovariumcarcinomen (EOC) van het sereuze type en deze

expressie correleert bovendien met de agressiviteit van de carcinomen. Een shRNA aanpak

tegen Ran resulteerde in vitro in een apoptose-gemedieerde daling van het aantal cellen

(TOV112D en TOV1946 cellijnen, twee ovariumcarcinoma cellijnen van het sereuze type).

Dat het hier apoptose betreft en niet necrose werd bevestigd a.d.h.v. (verknipt) caspase-3

detectie. Bij het in vivo experiment werd een SCID muis model aangewend waarin TOV112D

cellen subcutaan werden geïnjecteerd. De inductie van Ran shRNA correleerde hier met

inhibitie van tumorgroei. Immunohistochemie bevestigde dat het hier eveneens apoptose

betreft, daar er nucleaire aanwezigheid was van caspase-3. Hiermee werd aangetoond dat Ran

niet enkel wordt overgeëxpresseerd, maar dat deze tevens cruciaal is voor de overleving van

dergelijke EOC cellen [12]. RanNBP1 siRNA lokt eveneens een caspase-3 gemedieerde

apoptose uit. Net als Ran, wordt RanBP1 eveneens overgeëxpresseerd in vele kankertypes.

Naast z’n nucleocytoplasmatische transport functie reguleert dit eiwit tevens de MT

stabiliteit. Sterker nog, wanneer RanBP1 neerregulatie gecombineerd werd met een

taxolbehandeling, werden U2OS (humane osteosarcoma cellijn) en HeLa (cervix carcinoom

cellijn) cellen aanzienlijk sensitiever voor taxol-geïnduceerde apoptose die eveneens caspase-

3 afhankelijk verloopt. Er treedt dus een synergistisch effect op. Deze resultaten duiden dus

op een relatie tussen endogene RanBP1 niveaus en de efficiëntie van medicijnen die het MT-

apparaat verstoren [13].

Nog recenter werd ontdekt dat de inhibitie van PI3K/Akt/mTORC1 en Ras/MEK/ERK

signaalwegen ertoe leidt dat kankercellen (o.a. MDA-MB-231 borstcarcinoma cellen) minder

gevoelig worden aan Ran knockdown geïnduceerde apoptose. Deze beide signaalwegen zijn

het frequentst ontregeld bij kanker en resulteren finaal in een verhoogde groeirespons en een

langere overleving van de cel. Zo zou Ran knockdown geïnduceerde apoptose dus specifiek

kunnen zijn voor kankers waarin deze banen hyperactief zijn. Eerder al werd bovendien

beschreven dat o.i.v. Ran knockdown apoptose in mindere mate optreedt bij normale cellen

i.t.t.. kankercellen. Verder schrijven de auteurs hier de geïnduceerde apoptose toe aan een

ontregeling van nucleocytoplasmatisch transport met een ectopische lokalisatie van bepaalde

transcriptiefactoren tot gevolg. Een gevolg hiervan is dat de transcriptieverhouding van

Page 17: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

8

overlevingseffectoren op apoptotische effectoren gewijzigd is en uiteindelijk tot apoptose

leidt [14].

Hoe nucleocytoplasmatisch transport in relatie staat tot apoptose is nog steeds een onderwerp

dat meer duidelijkheid vraagt. Zo blijkt dat langs de ene kant nucleocytoplasmatisch transport

essentieel is voor apoptoseprogressie. Bepaalde mitochondriale eiwitten, zoals bv. AIF en

WOX1 dienen eerst geïmporteerd te worden in de nucleus alvorens hun apoptotische functie

uitgevoerd kan worden. Omgekeerd dienen eiwitten in sommige gevallen extranucleair

gebracht te worden om apoptose te mediëren. Langs de andere kant dan, zou een algehele

inhibitie van nucleocytoplasmatisch transport een intrinsiek apoptotisch signaal kunnen zijn

[15]. Een studie anno 2008 op Trypanosomatidae ondersteunt deze hypothese. Apoptose in

deze organismen is in grote mate analoog aan die in hogere organismen, maar vanwege

enkele duidelijke verschillen, zoals het ontbreken van caspasen, spreken de auteurs liever

over apoptosis-like of geprogrammeerde celdood (PCD).

RNAi met het Ran homoloog als doelwit resulteert ook hier in PCD. Daar Ran essentieel is in

meerdere cellulaire functies, en NTF2 vnl. functioneert als RanGDP importreceptor, trachtten

de onderzoekers hier enkel nucleocytoplasmatisch transport te inhiberen via RNAi

gemedieerde NTF2 knockdown. Deze strategie leidt eveneens tot PCD, hetgeen een bewijs

levert voor de inhibitie van nucleocytoplasmatisch transport als intrinsiek apoptosesignaal

[16].

Finaal zou Ran knockdown ook apoptose kunnen induceren door een reductie van zijn functie

tijdens de mitose. Eerder al werd ontdekt dat een mitotische stop van abnormale duur tot

apoptose leidt [2]. Het is immers beschreven dat een defect in regulatie van MT polymerisatie

celcyclusprogressie kan verhinderen en apoptose uitlokken [12], analoog aan de studie van

Rensen et al. op RanBP1[13].

Page 18: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

9

Fig. 4. De samenstelling van een klassiek antilichaam (links), een heavy-chain antilichaam (midden) en een VHH of Nb (rechts). De domeinstructuur wordt eveneens getoond. Fc: crystallizable fragment. CH: constant

domein van de heavy-chain. CL: constant domein van de light-chain. De twee gele bollen tussen de CH2

domeinen representeren disulfidebruggen [18].

2. Nanobodies

2.1 Structuur en functie

Conventionele antilichamen (Abs) hebben een typische structuur bestaande uit twee identieke

zware ketens en twee identieke lichte ketens. De eigenlijke interactie met het antigen gebeurt

via het antigen bindend fragment (Fab), meer specifiek door zowel het variable domein van

de zware keten (VH) als dat van de lichte keten (VL). Naast dergelijke Abs is in het serum

van Camelidae (dromedaris, kameel, lama en alpaca) tevens een aanzienlijke fractie Heavy-

chain antibodies (HcAbs) aanwezig die enkel opgebouwd zijn uit zware ketens. Het

Variabele deel van de Heavy chain van deze HcAbs (VHH) staat in voor antigenbinding.

Wanneer dit VHH, een domein op zich, apart wordt beschouwd, wordt tegenwoordig eerder

de term nanobody® (Nb) toegepast, een term toegekend door de firma Ablynx.

Zowel VH als VHH (Nb) bestaan uit vier framework regions (FR) gescheiden door drie

complementarity determining regions (CDR) waarvan deze laatste instaan voor de effectieve

antigenbinding door, conformationeel gezien, lussen te vormen. Desondanks de grote

structurele gelijkenissen zijn er toch enkele subtiele verschillen die een potentieel sterkere

VHH antigenbinding zouden kunnen verklaren. Alignering van de aminozuur (AZ)

sequenties van beide domeinen onthult dat CDR1 en CDR3 langer zijn in VHH. Wegens het

ontbreken van een VL, en zodus drie extra CDR’s, is het paratoop van een VHH niet enkel

kleiner dan dat van een klassiek Ab, maar eveneens minder gediversifieerd. De verlengde

CDR1 en -3 compenseren enigszins voor de grootte, terwijl het breder repertoire aan lus-

conformaties in zekere mate de diversiteit vergroot. Dit breder repertoire omvat tevens

conformaties die nooit eerder werden waargenomen in mens/muis VHs. Daarnaast is het

Page 19: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

10

Fig. 5. De sequentiële opbouw van VH en VHH. FRs (grijze balken) worden afgewisseld met CDRs. De oranje

lijn representeert de inter-CDR disulfidebrug, frequent voorkomend bij de dromedaris [18].

VHH paratoop convex, waarbij de lange CDR3 lus voor 60-80% van de antigenbinding

instaat. Een VH paratoop daarentegen is vlak of concaaf. Verder nog bevat het VHH van een

dromedaris frequent cysteïne (Cys) residus in CDR1 en -3 waardoor een disulfide brug

gevormd kan worden (Fig. 3). In lama VHH’s worden deze Cys residus echter niet

teruggevonden [18]. Evolutionair gezien werden er bij VHH enkele typerende AZ substituties

doorgevoerd in de FR2 regio (V37F, G44E, L45R, W47G) daar waar bij VH deze regio sterk

geconserveerd blijft met hydrofobe residu’s, nodig voor de interactie met VL. De VHH FR2

regio wordt hierdoor hydrofieler en leidt zodus tot een verhoogde oplosbaarheid [17,18].

2.2 Voor- en nadelen

De fysicochemische eigenschappen van nanobodies staan in voor een aantal voordelen op

gebied van hun toepassing. Dankzij hun kleine grootte van ca. 15 kDa, het single domain

aspect en hun goede oplosbaarheid zijn nanobodies gemakkelijk te produceren in bepaalde

expressiesystemen, zoals bv. bacteriën, a.d.h.v. recombinant DNA (rDNA) technologie. Het

coderend DNA bedraagt immers slechts 350 baseparen (bp). Dit voorgaande en het strikt

monomeer gedrag na opvouwing maakt van nanobodies tevens ideale bouwblokken om

proteïnefusies te construeren.

Daarnaast laat hun globulaire vorm, kleine grootte en convex paratoop het toe om caviteiten,

groeven en begraven epitopen te bereiken daar waar grotere antigenbindende moleculen dit

niet kunnen. Zo worden er, desondanks de kleinere paratopische diversiteit, tóch meer

epitopen herkend door nanobodies in vergelijking met klassieke Abs. Nog een gevolg van

hun vorm en grootte is dat ze relatief goed penetreren doorheen dense weefsels, zoals bv.

tumoren [18]. Daarnaast worden nanobodies snel renaal geklaard omdat hun grootte zo’n vier

maal lager ligt dan de glomerulaire filtratie limiet van 60 kDa. Dit in combinatie met hun

hoge affiniteit maakt van nanobodies efficiënte en specifieke probes voor beeldvorming, bv.

inzake tumoren. Bovendien zijn reeds enkele specifieke nanobodies beschreven die succesvol

de bloed-hersen barrière kunnen doorkruisen wat de poort opent tot het diagnosticeren en

Page 20: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

11

mogelijks zelfs behandelen van hersengerelateerde pathologieën. Therapeutisch gezien zou

de snelle renale klaring nadelig kunnen zijn wanneer langere behandelingsperiodes opgelegd

worden. Dit zou echter gemakkelijk opgelost kunnen worden door koppelen van nanobodies

aan grotere eiwitten om zo het halfleven te verhogen [19].

De stabiliteit van nanobodies is een andere voordelige eigenschap. Nanobodies blijken

namelijk in hoge mate resistent tegen proteasen, temperatuurschommelingen, pH

schommelingen en chemisch denaturerende producten. Overigens rapporteerde Ablynx reeds

een succesvolle passage van nanobodies doorheen de gastro-intestinale tractus, die nadien

nog steeds functioneel waren.

Eveneens gunstig is de mogelijkheid tot intracellulaire expressie (intrabodies). Het

cytoplasma is een reducerende omgeving waardoor disulfidebruggen, immer aanwezig bij

conventionele Abs, gedissocieerd worden. Wegens het vaak ontbreken van Cys residus in de

CDR1 en -3, vnl. bij lama’s, blijven deze nanobodies stabiel en functioneel binnenin de cel.

Tenslotte zijn nanobodies ook weinig immunogeen, en dit om de volgende redenen: (i) het

ontbreken van een Fc-fragment, (ii) de grote homologie met het humaan VH fragment, en

(iii) de gedaalde aggregatiegraad wegens verhoogde oplosbaarheid. Zodus draagt deze lage

immunogeniciteit bij aan de mogelijkheid om nanobodies in te zetten bij therapeutische en in

vivo diagnostische applicaties [18].

2.3 Toepassingen

Nanobody toepassingen zijn zeer breed gaande van research tool, over diagnosticum tot

therapeuticum. Hieronder volgen enkele concrete voorbeelden.

Anno 2008 creëerden Rothbauer en collega’s een onderzoeksinstrument met verschillende

toepassingen dat is gebaseerd op een GFP-bindend proteïne (GBP), nl. een anti-GFP Nb.

Meer concreet immobiliseerden ze dit GBP op sepharose beads en benoemden het als GFP-

nanotrap. Een eerste toepassing is de specifieke, kolomgebaseerde éénstapszuivering van

GFP fusieproteïnen. Een tweede is de mogelijkheid om informatie van subcellulaire

lokalisatie, al dan niet dynamisch, te correleren met biochemische karakterisering. Zo kunnen

GFP-getaggeerde proteïnen (of mutanten ervan) gevisualiseerd worden in levende cellen,

waarna de cellen na lyse onderworpen worden aan GFP-nanotrap immunoprecipitatie om

finaal bv. de interactiepartners te identificeren met MALDI massaspectrometrie, of de

enzymatische activiteit te bepalen. Daarnaast blijkt het GBP ook in vivo efficiënt. Door

koppeling van GBP aan lamineB1werd een GFP-nanotrap gecreëerd t.h.v. de nucleaire

Page 21: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

12

membraan. Het GFP-PML fusieproteïne werd hierdoor van zijn normale distributie in het

nucleoplasma gedelokaliseerd naar de kernmembraan. De GFP-nanotrap opent zodus een

spectrum aan nieuwe functionele analyses [20].

Vanuit een diagnostisch oogpunt komen nanobodies in aanmerking om merkers van bepaalde

pathologieën te detecteren vanwege hun nanomolaire affiniteit en specifieke eigenschappen.

Zo zouden Nbs gericht tegen prostate specific antigen (PSA) een onderscheid kunnen maken

tussen verschillende isomeren van dit proteïne, teneinde de etiologie te achterhalen van de

disfunctie die de prostaat op dat moment ondervindt. Bepaalde PSA isomeren correleren

bijvoorbeeld beter met prostaatkanker in vergelijking met andere prostaatdisfuncties [17].

Inzake kankertherapie werd de epidermale groeifactor receptor (EGFR) als een belangrijk

doelwit gevalideerd in multipele kankertypes. Hiertoe werden anti-EGFR monoclonale

antilichamen (mAbs), zoals Cetuximab en Matuzumab, reeds positief geëvalueerd als

therapeutica. Recent werd deze strategie verder verfijnd door implementatie van een

bispecifiek nanobody construct dat zich antagonistisch opstelt t.o.v. de EGFR. De nanobodies

werden zo geselecteerd dat ze in competitie treden met bovenstaand vermelde mAbs. Er werd

dus voor gezorgd dat de nanobodies in zeker mate hetzelfde epitoop binden als deze mAbs.

Verder nog werd het construct trivalent gemaakt door een anti-albumine Nb eraan te linken

om zo het in vivo halfleven te verhogen. Het gehele construct, CONAN-1, inhibeerde zeer

efficiënt tumorgroei in A431 muis xenograften [21]. Aansluitend zouden radioactief

gemerkte anti-EGFR Nbs de respons op deze therapie in vivo kunnen opvolgen. In vivo muis

data omtrent de graad van intratumorale opname van dergelijke Nbs, alsook omtrent het

biodistributie patroon, onthulde hoog contrasterende beelden reeds 1u na injectie [19].

Als eiwit-eiwit interactie inhibitoren blijken nanobodies ook efficiënt te functioneren. Een

studie betreffende intracellulaire nanobodies gericht tegen L-plastine, een F-actine bundelend

eiwit, wees uit dat deze in staat waren tot blokkeren van actinebundeling, inhibitie van

filopodiavorming, en tot verhindering van celmigratie [22].

In deze masterproef werden nanobodies gericht tegen Ran en NTF2 aangewend in dezelfde

context als de studie op L-plastine. Er werd getracht om nieuwe functies van Ran en NTF2 te

onthullen, gebaseerd op de rationale dat nanobodies specifieker eiwitfuncties kunnen

inhiberen inzake multifunctionele proteïnes, daar waar RNAi gemedieerde neerregulatie het

volledig genproduct treft en de methode tevens andere nadelen inhoudt. Zo is RNAi eveneens

gelimiteerd door onvolledige RNA verknipping, bepaalde ontoegankelijke RNA sequenties,

aspecifiek getroffen doelwitsequenties en het minder toepasselijk zijn voor eiwitten met een

lang half-leven [22].

Page 22: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

13

Materiaal en methoden

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. DNA manipulaties

1.1 Beschikbare plasmiden

pEGFP-N1 vector (ClonTech): NTF2-WT ; NTF2-M118E ; NTF2-Nbs 1-8 ; RanNb

pcDNA3.1 vector (Invitrogen/Life Tech.): MOM-NTF2-WT ; MOM-NTF2-M118E ; MOM-VSV-Ran

pHEN6-V5 vector: NTF2-Nb8 ; SBP-NTF2-Nb2 ; SBP-NTF2-Nb4

pET-SUMO vector (Invitrogen/Life technologies): NTF2-WT ; NTF2-M118E

(NTF2 nanobodies werden verkregen in samenwerking met de VIB nanobody service facility)

(Vector maps: zie Addendum – vectoren)

1.2 Kloneren NES target sequence in RanNb-pEGFP-N1

Het insereren van cDNA coderend voor een Nucleair Export Signaal (NES) in het RanNb-

pEGFP-N1 plasmide bewerkstelligt het transport uit de kern van het GFP-getaggeerde

RanNb. Voor onderstaande reacties werd de T3 Thermocycler (Biometra) gebruikt.

1.2.1 Annealing oligonucleotiden

Single-stranded DNA (ssDNA) oligonucleotiden, coderend voor het NES, werden

aaneengehecht d.m.v. een tweetal thermoreacties om finaal double-stranded DNA (dsDNA)

te verkijgen die in het RanNb-pEGFP-N1 plamside gekloneerd kan worden. Er werd 1 µl

forward primer en 1 µl reverse primer gebruikt in aanwezigheid van 48 µl annealing buffer

(100 mM CH3COO-K

+, 30 mM HEPES-KOH, 2 mM Mg(CH3COO)2 (pH 7,04)). De reactie

verliep gedurende 4 min bij 95°C en vervolgens 10 min bij 70°C.

1.2.2 Restrictiedigest plasmide

RanNb-pEGFP-N1 werd gedigereerd met BsrGI. Hiertoe werd 1 µg van het plasmide

geïncubeerd met NEB2 buffer, BSA en BsrGI, en werd aangelengd met mQ tot 30 µl.

1.2.3 Fosforylering oligonucleotiden ; defosforylering geknipt plasmide

Van de annealed oligonucleotiden werd 5 µl geïncubeerd met 5 µl forward reaction buffer,

1,25 µl ATP (20 mM) en 1 µl T4 kinase (Invitrogen/Life

Technologies) voor de

fosforyleringsreactie. Vervolgens werd aangelengd met mQ tot een totaalvolume (TV) van 25

µl. De reactie verliep eerst 10 min bij 37°C en vervolgens 10 min bij 65°C. Om te

Page 23: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

14

defosforyleren werden de geknipte plasmiden uit 1.2.2 samengevoegd met Antarctic

Phosphatase (5 units/μg DNA) en Antarctic Phosphatase buffer (New England Biolabs). De

reactie verliep eerst gedurende 15 minuten bij 37°C en nadien, om het fosfatase te

inactiveren, gedurende 5 minuten bij 65°C.

1.2.4 Ethanolprecipitatie

Om de gefosforyleerde annealed oligo’s alsook de gedefosforyleerde geknipte plasmiden op

te zuiveren, werd ethanolprecipitatie (EtOH precipitatie) uitgevoerd. Hiervoor werden beide

(oligo’s: 25 µl ; geknipte plasmiden: 40 µl) met mQ aangelengd tot 100 µl. Vervolgens werd

2 μl glycogeen, 50 μL ammoniumacetaat (7,5 M) en 300 μl EtOH (100%) toegevoegd,

waarna dit mengsel eerst gevortext werd, en aansluitend werd gecentrifugeerd (20 min, 4°C,

14000 rpm). Het supernatans werd afgenomen waarna de pellets gewassen werden met 500

µl EtOH (70%). Wederom werd gecentrifugeerd (2 min, 4°C, 14000 rpm). De pellets werden

daarna 15 min aan de lucht gedroogd en finaal opgelost in 10 µl mQ (+ goed gevortext).

1.2.5 Ligatie

De insert/vector verhouding dient 3/1 te bedragen voor optimale ligatie. Van de geknipte

plamsiden werd 2 µl samengebracht met 6 µl insert (de gefosforyleerde annealed

oligonucleotiden), 1 µl T4 ligase, 4 µl T4 ligase buffer (Invitrogen/Life Technologies) en dit

geheel werd aangelengd met mQ tot 20 µl. De reactie verliep eerst 25 min bij 25°C en daarna

16 u bij 16°C. Ook hier werd terug een EtOH precipitatie uitgevoerd, maar nu ter opzuivering

van het ligatieproduct (zie 1.2.4).

1.2.6 Transformatie E. coli TOP10 ; Uitplaten ; Plasmide-extractie

Het opgezuiverde ligatieproduct werden vervolgens d.m.v. elektroporatie getransformeerd in

Escherichia coli TOP10 cellen. Hiertoe werd achtereenvolgens 4 µl ligatieproduct bij de

TOP10 cellen toegevoegd, het geheel in een elektroporatiecuvet gepipetteerd,

geëlektroporeerd en daarna werd 250 µl Super Optimal broth with Catabolite repression

(SOC) medium toegevoegd. Dit gehele mengsel werd vervolgens overgebracht in een nieuwe

cryovial en er werd 1u geïncubeerd bij 37°C. Nadien werd 10 en 50 µl transformatiemengsel,

uitgeplaat op kanamycine-agarplaten en werden de platen overnacht geïncubeerd bij 37°C.

De dag nadien werden 10 kolonies uitgeprikt en overnacht opgegroeid bij 37°C in 5 ml LB-

medium + kanamycine. Nog een dag later werden de bacteriële culturen gecentrifugeerd en

werd plasmide uit de pellets geëxtraheerd met de QIAprep Spin miniprep kit, waarbij de

handleiding van de fabricant werd gevolgd. De concentratie aan gezuiverd plasmide werd

bepaald gebruik makend van een Nanodrop®

UV spectrofotometer.

Page 24: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

15

1.2.7 Controlerestrictiedigest

Om na te gaan of de constructen het NES effectief bevatten, werd een controlerestrictiedigest

uitgevoerd met PstI. Er werd 1 µg construct geïncubeerd met NEB3 buffer, BSA en PstI en

aangelengd met mQ tot een TV van 20 µl. De reactie verliep 3u bij 37°C. Stalen werden

nadien gescheiden met gelektroforese ter analyse. Positieve stalen werden finaal opgestuurd

naar de VIB Nanobody Facility om te laten sequeneren ter bevestiging dat het NES in de

sense richting gekloneerd werd.

2. Celcultuur

2.1 Cellijnen en onderhoud

HEK293T (Human Embryonic Kidney) cellen werden onderhouden in een 10% CO2

incubator bij 37°C en opgegroeid in Dulbecco’s Modified Eagle Medium (DMEM) met

glutaMAX™ en met 10% foetal bovine serum (FBS). Wanneer de celcultuur confluent

was, werd deze uitgesplitst. Cellen werden hiertoe eerst gewassen met phosphate buffered

saline (PBS) zonder Ca2+

/Mg2+

en vervolgens getrypsiniseerd (Trypsine-EDTA). Trypsine

werd na enige seconden terug afgenomen en de falcon werd nadien ± 5 min geïncubeerd bij

37°C. Wanneer de cellen voldoende loskwamen, werden de cellen geresuspendeerd in

DMEM met glutaMAX™ en met 10% FBS. Vervolgens werden gepaste hoeveelheden

uitverdund al naargelang het gewenste recipiënt.

2.2 Cellen tellen en uitzaaien

De dag voor transfectie werden HEK293T cellen uitgezaaid. Vooreerst werden de cellen

geteld. Hiertoe werd 20 µl van een celsuspensie vijfmaal verdund in 80 µl PBS zonder

Ca2+

/Mg2+

. Vervolgens werd 10 µl in een Bürker telkamer gepipetteerd. Het aantal cellen per

ml werd vervolgens berekend door het aantal getelde cellen te vemenigvuldigen met 5

(verdunning) en 10000/9. Daarna konden de cellen uitverdund worden, al naargelang het

gewenste recipiënt. Voor immunostainingen: 600.000 cellen per 60 mm petridishes

(dekglaasjes werden vooreerst gecoat met rat tail collageen type I gedurende 1u bij 37°C om

vasthechting van de cellen te bevorderen). Voor immunoprecipitaties, flowcytometrie en

PARP/caspase-3 detectie: 750.000 cellen per 25 cm² falcon.

Page 25: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

16

2.3 Transfectie

HEK293T cellen werden getransfecteerd via de calciumfosfaatmethode. Hiertoe werd CaCl2

(37°C) toegevoegd aan de vooreerst gemaakte plasmideverdunningen en vervolgens werden

deze al vortexend gedruppeld bij een HEPES-buffered saline (HEBS) oplossing. Na 15 min

werden de de gehele mengsels aan de cellen toegevoegd.

3. Karakterisering nanobody-ligand interactie (recombinant)

3.1 Productie en opzuivering van recombinante proteïnen

3.1.1 NTF2-nanobody productie

Op dag één werden E. coli WK6 cellen d.m.v. elektroporatie getransformeerd met 1 µl

plasmide (NTF2-Nb8-pHEN6 ; SBP-NTF2-Nb2-pHEN6 ; SBP-NTF2-Nb4-pHEN6). Na

toevoegen van 250 µl SOC medium werd 1 u geïncubeerd bij 37°C. Daarna werd 2 µl

transformatiemengsel aan 48 µl LB medium toegevoegd, dit geheel vervolgens uitgeplaat op

LB-agar-ampicilline(100 µg/ml)-1%glucose platen en finaal overnacht geïncubeerd bij 37°C.

Op dag twee werd de precultuur gestart. Eén of meerdere kolonies werden vanop plaat

uitgeprikt waarbij elke kolonie samengevoegd werd met 5 ml LB medium + ampicilline (100

µg/ml) + 1%-glucose. Wederom volgde incubatie bij 37°C overnacht.

De preculturen werden honderdmaal verdund en geïnduceerd tot expressie op dag drie.

Hiertoe werd 5 ml precultuur samengevoegd met 500 ml gebruiksklaar Terrific Broth (TB)

medium (TB medium + 2 mM KH2PO4 ; 2 mM K2HPO4.3H2O ; 2 mM MgCl2 ; 0,1%

glucose ; ampicilline). Incubatie bij 37°C was de volgende stap, dit tot een optische densiteit

(OD) tussen 0,6 en 0,9 bij 600 nm vastgesteld werd. Voor inductie van nanobody expressie

werd 0,5 mM isopropyl β-D-1-thiogalactopyranoside (IPTG) toegevoegd en vervolgens werd

overnacht geïncubeerd bij 28°C.

3.1.2 SUMO-NTF2-WT en SUMO-NTF2-M118E productie

Op dag één werden E. coli BL21 cellen d.m.v. heat-shock getransformeerd met 1 µl plasmide

(NTF2-pET-SUMO of NTF2-M118E-pET-SUMO). Na toevoegen van 250 µl SOC medium

werd 1 u geïncubeerd bij 37°C.

Op dag twee werd van elk transformatiemengsel 2 µl (verdund in 48 µl LB medium)

toegevoegd aan 5 ml LB medium + kanamycine (100 µg/ml) en overnacht geïncubeerd bij

Page 26: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

17

37°C teneinde preculturen te vormen. De preculturen werden finaal honderdmaal verdund en

geïnduceerd op dag 3 , analoog zoals in 3.1.1, met dit verschil dat er geen TB medium met

ampicilline, maar LB medium met kanamycine gebruikt werd.

3.1.3 Immobilized metal affinity chromatography (IMAC)

Overnacht geïnduceerde culturen werden gecentrifugeerd (15 min, 6000 rpm, 4°C). De

pellets werden daarna roterend gelyseerd in lysis buffer (50 mM Tris (pH 8,25), 100 mM

KCl, 0,1 mM β-mercapto-ethanol; in aanwezigheid van een protease-inhibitor cocktail (IC)

(benzamidine, leupeptine, aprotinine), phenylmethylsulfonyl-fluoride (PMSF), 1% NP-40 en

0,2 mg/ml lysozyme). Na soniceren (VibraCell™, Sonics & Materials Inc.) en centrifugeren

(30 min, 14.000 rpm, 4°C) werd het supernatans weerhouden. Vervolgens werd het

supernatans minimum 2 u roterend geïncubeerd met Ni2+

-sepharose beads (Probond™,

Invitrogen/Life Technologies). Centrifugatie volgde (5 min, 800 rpm, kamertemperatuur),

waarna de beads viermaal gewassen werden met wasbuffer (20 mM Tris (pH 8,25), 20 mM

imidazol, 500 mM KCl, 0,1 mM β-mercapto-ethanol, 10% glycerol, IC en PMSF). Bij de

beads werd nu 1,5-2 ml elutiebuffer toegevoegd ( 20 mM Tris (pH 8,25), 500 mM imidazol,

100 mM KCl, 0,1 mM β-mercapto-ethanol, 10% glycerol, IC en PMSF) en er werd overnacht

geroteerd bij 4°C. De dag nadien werd gecentrifugeerd en werd het supernatans

getransfereerd naar nieuwe 15 ml bluecaps. Een tweede elutie werd opgezet in wederom 1,5-

2 ml elutiebuffer gedurende minstens 2 u. Eiwitconcentraties werden bepaald a.d.h.v. Bio-rad

Protein Assay (Bio-Rad). Eluties werden finaal geanalyseerd via SDS-PAGE (zie 3.1.4),

gevolgd door coomassiekleuring. Eventueel volgde nog een Western blot met vervolgens

detectie (zie 3.1.4) met anti-V5 mAb (Invitrogen/Life Technologies).

3.1.4 MonoQ chromatografie

Om de SBP-getaggeerde NTF2-Nbs verder op te zuiveren, werden de proteïnestalen

gescheiden op basis van netto-ladingsverschillen. De gebruikte MonoQ kolom (Amersham

Pharmacia Biotech) is een sterke anion-uitwisselingskolom. De stalen werden vooreerst

overnacht gedialyseerd tegen een 20mM Tris (pH 8,0), 50 mM NaCl, 1 mM EGTA en 0,5

mM DTT buffer. Om te bevestigen in welke fracties het geëlueerde eiwit aanwezig is, werden

bepaalde fracties gescheiden met SDS-PAGE gevolg door coomassiekleuring. Daarna volgde

nog een Western blot met vervolgens detectie met anti-V5 Ab (Invitrogen/Life

Technologies).

Page 27: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

18

3.2 SDS-PAGE en Western Blotting

Om eiwitten te scheiden op basis van grootte werd natriumdodecylsulfaat polyacrylamide

gelektroforese (SDS-PAGE) uitgevoerd in 15% polyacrylamide gels in aanwezigheid van

running buffer (Tris (pH 8,3), SDS, glycine). Eiwitstalen werden vooreerst geïncubeerd met

protein sample buffer (65 mM Tris-HCL, 5% SDS, 20% glycerol, 5% β-mercapto-ethanol,

0,2% broomfenolblauw). Nadien werden proteïnes getransfereerd naar een

nitrocellulosemembraan (Hybond™-C-Extra, Amersham/GE Healthcare) in aanwezigheid

van blotbuffer (50 mM Tris, 50 mM boraat). Membranen werden vervolgens 1 u geblokkeerd

in 5% melkpoeder opgelost in Tris buffered saline (100 mM Tris pH 7,5 ; 1500 mM NaCl)

met 0,1% Tween 20 (TBS-T). Hierna werd driemaal gewassen met TBS-T. Daarop volgend

werden membranen geïncubeerd met een primair Ab, nl. anti-V5 (1/2000) (muis)

(Invitrogen/Life Technologies) in 5% melkpoeder in TBS-T. Vervolgens werd weer driemaal

wassen met TBS-T en aansluitend werd 30 min geïncubeerd met met ProtG-horse radish

peroxidase (HRP) (1/10000) (Millipore) in 5% melkpoeder in TBS-T. Finaal werden

membranen ± 1 min geïncubeerd met een 1:1 oplossing van peroxide solution en luminol

enhancer solution (Thermo Scientific) en werden chemiluminescente films (Hyperfilm™

ECL, Amersham/GE Healthcare) opgelegd in een cassette die de membranen bevat, waarna

deze films ontwikkeld werden met een SRX-101A medical film processor (Konica Minolta).

3.3 Isothermal titration calorimetry (ITC)

Om de affiniteit te bepalen van de binding tussen NTF2-Nb8 en SUMO-NTF2-WT enerzijds

of SUMO-NTF2-M118E anderzijds werd gebruik gemaakt van een Microcal VP-ITC

Microcalorimeter (Microcal Inc.). SUMO-NTF2-WT, SUMO-NTF2-M118E en NTF2-Nb8

werden vooreerst overnacht gedialyseerd tegen een 20 mM HEPES, 5 mM MgCl2 buffer (pH

8,25). Nadien werden de concentraties in µM berekend a.d.h.v. spectrofotometrie en de

theoretische absorptiecoëfficiënten werden bepaald d.m.v. ProtParam

www.expasy.ch/tools/protparam.html). Vervolgens werden alle eiwitten ontgast onder

vacuüm gedurende 10 min alvorens te titreren. In een typisch experiment werd ± 1,5 ml van

ofwel 14 µM SUMO-NTF2-WT ofwel 13 µM SUMO-NTF2-M118E getitreerd met 300 µl

van 100 µM NTF2-Nb8 bij 30°C. De injectienaald roteerde aan een snelheid van 300 rpm

gedurende titratie. Tussen injecties werd 4 min tijd gelaten opdat de reactie tot evenwicht

komen en terug de basislijn kon bereiken. Ruwe data werden geïntegreerd m.b.v. Microcal

Origin software.

Page 28: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

19

3.4 Immunoprecipitatie op recombinante proteïnen

Recombinant SUMO-NTF2-WT (10 µg) of SUMO-NTF2-M118E (10 µg) werden

samengevoegd met ofwel NTF2-Nb8 (5 µg) ofwel GFP-Nb/CapG-Nb4 (5 µg) (beschikbare

controle eiwitten) in 1 ml buffer (PBS zonder Ca2+

/Mg2+

, 0,5% NP-40, IC en PMSF) en

vervolgens 1 u geroteerd bij 4°C. Daarna werd 12,5 µl settled anti-V5 agarose beads (Sigma-

Aldrich) toegevoegd per staal en wederom 1 u geroteerd bij 4°C. De beads werden nadien

vier maal gewassen met bovenstaande buffer en nadien werd 10 µl protein sample buffer

toegevoegd. Hierna werden de beads 5 min opgekookt en de stalen werden finaal

geanalyseerd met SDS-PAGE (zie 3.2) gevolgd door coomassiekleuring.

3.5 Pull-down assay

Recombinant SUMO-NTF2-WT (10 µg), SUMO-NTF2-M118E (10 µg), SBP-NTF2-Nb2 (5

µg) of SBP-NTF2-Nb4 (5 µg) werd verdund in 1 ml buffer (PBS zonder Ca2+

/Mg2+

, 0,5%

NP-40, IC en PMSF). Daarna werd 12,5 µl settled Strep-Tactin® sepharose beads (Nalgene)

toegevoegd per staal en 1 u geroteerd bij 4°C. De beads werden nadien vier maal gewassen

met buffer en nadien werd 10 µl protein sample buffer toegevoegd. Hierna werden de beads

5 min opgekookt en de stalen werden finaal geanalyseerd met SDS-PAGE (zie 3.2) gevolgd

door coomassiekleuring.

4. Functionele assays

4.1 Immunoprecipitatie

Na transfectie werden de cellen driemaal gewassen met PBS zonder Ca2+

/Mg2+

, gelyseerd

met lysis-/wasbuffer (PBS zonder Ca2+

/Mg2+

, 0,5% NP-40, 1 mM IC en 1 mM PMSF) (400

µl per 25 cm² falcon, 15 min op ijs) en vervolgens geoogst. Nadien werd gesoniceerd,

gecentrifugeerd (10 min, 14000 rpm, 4°C) en het supernatans behouden.

Proteïneconcentraties van de lysaten werd vervolgens bepaald a.d.h.v. Bio-Rad Protein

Assay. Er werd 1 mg ruw celextract geïncubeerd met ofwel eerst anti-GFP (Cell Signalling

Technology) (1 u, 4°C) en vervolgens met ProtG-sepharose beads (12,5 µl settled beads per

staal, 1 u, 4°C) (GE Healthcare), ofwel werd rechtstreeks met anti-V5 agarose beads

geïncubeerd (12,5 µl settled beads per staal, 1 u, 4°C) (Sigma-Aldrich). Stalen werden dan

gecentrifugeerd (2 min, 2000 rpm, 4°C), afgenomen en vier maal gewassen met lysis-

Page 29: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

20

/wasbuffer. Vervolgens werd 10 µl protein sample buffer toegevoegd en aansluitend werden

de stalen 5 min opgekookt. Stalen werden nadien geanalyseerd via SDS-PAGE, Western Blot

en finale detectie met: primaire Abs: anti-GFP (1/2000) (konijn) (Cell Signalling

Technology) (in 5% bovine serum albumine (BSA) in TBS-T) (overnacht, 4°C) ; ofwel anti-

NTF2 (1/2000) (muis) (Santa Cruz) ; ofwel anti-Ran (1/2000) (muis) (BD Biotransduction

Laboratories) ; anti-V5 (1/2000) (muis) (Invitrogen/Life Technologies), allen in 5%

melkpoeder in TBS-T, en allen 1 u op kamertemperatuur. Secundaire Abs: geit anti-muis of

geit anti-konijn gekoppeld aan horse radish peroxidase (HRP) (allebei 1/2000) (GE

Healthcare)) ofwel met ProtG-HRP (1/10000) (Millipore) (allen in 5% melkpoeder in TBS-T)

(zie 3.2 voor exact protocol).

4.2 Immuunkleuring en microscopie

Na transfectie werden de cellen gewassen met (PBS) zonder Ca2+

/Mg2+

en vervolgens

gefixeerd met ofwel 3% paraformaldehyde (PFA) (25 min, kamertemperatuur), ofwel met

100% methanol (MeOH) (8 min, -20°C). Nadien werd nog driemaal gewassen met PBS met

Ca2+

/Mg2+

. Vervolgens werden PFA gefixeerde cellen gepermeabiliseerd in aanwezigheid

van 0,2% Triton X-100 in PBS met Ca2+

/Mg2+

(5 min, kamertemperatuur), om daarna, na

twee wasstappen, geïncubeerd te worden met glycine (0,75 g/100 ml, kamertemperatuur).

Hierna werden PFA en MeOH gefixeerde cellen geblokkeerd in 1% BSA in PBS met

Ca2+

/Mg2+

gedurende resp. 10 en 30 min bij kamertemperatuur. Primaire Abs (anti-NTF2

(1/500) (Santa Cruz), anti-Ran (1/500) (BD Biotransduction Laboratories), anti-V5 (1/500)

(Invitrogen/Life Technologies), anti-γ-tubuline (1/200) (Sigma-Aldrich)) werden vervolgens

toegevoegd (1 u, 37°C). Cellen werden nadien vier maal gewassen met 1% BSA in PBS met

Ca2+

/Mg2+

en daarna geïncubeerd met secundair Ab (Alexa 488 (groen)/594 (rood)

geconjugeerd geit anti-muis Ab) (30 min, kamertemperatuur). De dekglaasjess werden finaal

gemonteerd in Vectashield® mounting medium op draagglaasjes. Stalen werden geanalyseerd

met een ApoTome Zeiss Axiovert 200 epifluorescence microscoop (63x 1.4 NA olie

objectief) voorzien van een gekoelde CCD-camera (Axiocam). Beelden werden verwerkt met

Axiovision software.

Page 30: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

21

4.3 Flowcytometrie

Na transfectie werden cellen gewassen, losgemaakt d.m.v. PBS zonder Ca2+

/Mg2+

met 5mM

EDTA (20 min, 37°C) en vervolgens gecentrifugeerd (10 min, 800 rpm, kamertemperatuur).

Cellen werden nadien geresuspendeerd in koude PBS zonder Ca2+

/Mg2+

en opnieuw

gecentrifugeerd (5 min, 3000 g, 4°C). Vervolgens werd 1 ml koude PBS zonder Ca2+

/Mg2+

en

200 µl 3% PFA toegevoegd, goed gevortext en werden de cellen 1 u geïncubeerd bij 4°C.

Hierna werd 2 ml PBS zonder Ca2+

/Mg2+

toegevoegd, gevortexed, gecentrifugeerd (5 min,

3000 g, 4°C), afgenomen en werd finaal 1 ml 70% ethanol (EtOH) al vortexend toegevoegd

waarna de stalen bewaard werden bij 4°C. Op de dag van de analyse werd eerst 2 ml PBS

zonder Ca2+

/Mg2+

toegevoegd, gevortext, gecentrifugeerd (5 min, 3000 g, 4°C) en daarna 500

µl PBS zonder Ca2+

/Mg2+

met propidiumiodide (40 µg/ml) en RNAse (100 µg/ml)

toegevoegd. Hierop volgend werd 30 min geïncubeerd bij 4°C. Stalen werden vervolgens

geanalyseerd m.b.v. een FACSCalibur flowcytometer (BD Biosciences) en CellquestPro

software. Van elk staal werd ± 25 000 cellen geteld. Finaal werd statistiek toegepast met

behulp van Sigmaplot 12 software. De data werden statistisch verwerkt a.d.h.v. de Student T-

Test.

4.4 (Geproteolyseerd) caspase-3 en PARP detectie

Na transfectie werden cellen gewassen en dan gelyseerd met lysis-/wasbuffer (PBS zonder

Ca2+/Mg2+, 0,5% NP-40, IC en PMSF) (400 µl per 25 cm² falcon, 15 min op ijs).

Vervolgens werden de cellen geoogst en gesoniceerd, waarna ze gecentrifugeerd werden (10

min, 14000 rpm, 4°C) en het supernatans behouden bleef. Aan de hand van Bio-Rad Protein

Assay werden de proteïneconcentraties bepaald. Aansluitend werd 50 µg celextract

geïncubeerd met protein sample buffer en werden de stalen gescheiden met SDS-PAGE (zie

3.1.4). Finaal werd Western Blot (zie 3.1.4) uitgevoerd gevolgd door detectie met anti-PARP

(1/2000) (muis) (BD Biotransduction Laboratories) en anti-caspase-3 (1/1000) (konijn) (Cell

Signalling Technology) ; allebei in 5% melkpoeder in TBS-T). Secundaire Abs: geit anti-

muis of geit anti-konijn gekoppeld aan HRP (allen 1/2000) allebei in 5% melkpoeder in TBS-

T (zie 3.2 voor exact protocol).

Page 31: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

22

Fig. 6. SDS-PAGE analyse van

de eluties na IMAC van NTF2-

Nb8 (links) en van SUMO-

NTF2-WT/M118E (rechts).

Cijferreeks links van de figuren

zijn de bijhorende groottes van

de eiwitmerker in kDa. M =

merker.

Resultaten

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

A) NTF2-Nanobody8 heeft een potentieel hogere affiniteit voor

NTF2-M118E t.o.v. NTF2-WT

1. Productie en zuivering van recombinante NTF2-Nbs en SUMO-NTF2-

WT/-M118E

Teneinde gezuiverd recombinant nanobody en targeteiwit te bekomen om aan te wenden in

ITC alsook in pull-down assays, werden deze eiwitten geproduceerd in resp. WK6 en BL21

E. coli cellen. Voor de NTF2-Nb8 productie werden WK6 cellen getransformeerd met NTF2-

Nb8-pHEN6-V5 opgegroeid, waarbij 1 kolonie per liter TB medium (4 l totaal) gebruikt

werd. Expressie werd geïnduceerd door toevoegen van isopropyl β-D-1-

thiogalactopyranoside (IPTG). Eiwit werd finaal gezuiverd a.d.h.v. immobilized metal affinity

chromatography (IMAC), gebruik makend van Ni2+

sepharose beads die de His-tag bindt

waarvoor de pHEN6 vector eveneens codeert. Bij het pelleteren werden de culturen

afkomstig van kolonie 1 en 2 samengevoegd, alsook die van 3 en 4. Eerste eluties (E1)

leverden in beide gepoolde fracties nagenoeg dezelfde hoeveelheid NTF2-Nb8 op (15 kDa)

na analyse via SDS-PAGE gevolgd door coomassiekleuring. SDS-PAGE analyse van de

tweede eluties toonden aan dat de overgrote meerderheid NTF2-Nb8 geëlueerd werd bij E1.

Wanneer de verhouding van de contaminanten t.o.v. Nb8 geëvalueerd werd, waren de stalen

ca. 90% zuiver (Fig. 6, links).

Voor de productie van zowel SUMO-NTF2-wild type(WT) als van de SUMO-NTF2-M118E

werden BL21 cellen getransformeerd met NTF2-WT-pET-SUMO of NTF2-M118E-pET-

SUMO opgegroeid in 1 l LB medium. SDS-PAGE analyse van de eluties na IMAC zuivering

vertonen banden t.h.v. 26 kDa (Fig. 6, rechts). De SUMO-tag is immers 11 kDa groot (Tabel

1) en de grootte van NTF2 bedraagt ca. 15 kDa. Eerste eluties (E1) leverden nagenoeg

Page 32: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

23

Fig. 7. Zuivering van SBP-NTF2-

Nbs 2 en 4. SDS-PAGE analyse van

de eluties na IMAC (a). Fracties na

MonoQ scheiding van Nb2 (b) en

Nb4 (c). Onderaan wordt steeds de

detectie getoond met anti-V5 mAb

na Western Blotting. M = merker.

dezelfde hoeveelheid recombinant eiwit op bij zowel het WT als de mutant. SDS-PAGE

analyse van de tweede eluties (E2) toonde aan dat het merendeel geëlueerd werd bij de eerste

eluties. SDS-PAGE analyse van zowel het WT als de mutant vertoonden eveneens de

aanwezigheid van potentiële contaminanten of afbraakproducten, maar wanneer deze in

verhouding tot de gewenste eiwitten worden beschouwd, zijn de stalen ca. 90% zuiver.

Om de recombinante nanobodies te kunnen evalueren in een pull-down assay a.d.h.v. Strep-

Tactin® beads, werden eveneens SBP (Streptavidin Binding Protein) (Tabel 1) getaggeerde

nanobodies gezuiverd met behulp van IMAC. NTF2-Nb2 en NTF2-Nb4 in de pHEN6-V5-

His vector waarin de SBP-tag carboxy(C)-terminaal gekloneerd werd, zijn hiertoe

beschikbaar. SDS-PAGE analyse van de eluties na IMAC zuivering van SBP-NTF2-Nb 2 en

4 (± 19 kDa) toonde de aanwezigheid van meerdere contaminanten en/of afbraakproducten

(Fig. 7a). Na Western Blotting en detectie met anti-V5 mAb bleek de bovenste band het

nanobody te zijn. Omdat gelfiltratie scheidt op basis van grootte, en de SBP-NTF2-Nbs en de

contaminant samenvielen in een zeer nauwe kDa range, werd vervolgens geopteerd voor een

scheiding op basis van lading m.b.v. MonoQ. Vervolgens werden bepaalde fracties

geanalyseerd met SDS-PAGE en coomassiekleuring, gevolgd door detectie met anti-V5 mAb

na Western Blotting. Voor SBP-NTF2-Nb2 werden fracties tussen 2 en 34 (met een interval

van 3 fracties) geanalyseerd (Fig. 7b), voor SBP-NTF2-Nb4 de fracties 2 tot en met 36 (met

een interval van 1 fractie) (Fig. 7c). De anti-V5 detectie na Western Blotting bevestigde dat

de fracties die banden vertoonden na SDS-PAGE effectief de nanobodies bevatten.

Page 33: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

24

Fig. 8. SDS-PAGE

analyse van de

immunoprecipitatie met

anti-V5 agarose op

recombinant NTF2-Nb8-

V5 en SUMO-NTF2-

WT/M118E. 2 µg eiwit

werd geladen in de eerste

drie laantjes. IP zelf: 10

µg target ; 5 µg nanobody.

M = merker. Hc = heavy

chain anti-V5 mAb. Lc =

light chain anti-V5 mAb.

Nb = nanobody. M =

merker.

2. Karakterisering van de interactie van NTF2-WT en NTF2-M118E met

NTF2-Nb8

2.1 Analyse met behulp van recombinante eiwitten

2.1.1 Immunoprecipitatie van recombinant NTF2-Nb8

Om na te gaan of het NTF2-Nb8 mogelijks sterker bindt met NTF2-M118E (monomeer)

t.o.v. het WT (dimeer) werd een immunoprecipitatie (IP) uitgevoerd. De pHEN6 vector om

recombinant Nb te produceren codeert eveneens voor een V5-tag (Tabel 1). Deze tag laat toe

om de nanobodies te immunoprecipiteren m.b.v. anti-V5 agarose beads. Een eerste

experiment toonde aan dat zowel SUMO-NTF2-WT als SUMO-NTF2-M118E werden

geprecipiteerd, maar dit echter zowel bij NTF2-Nb8-V5 als bij het controlenanobody (GFP-

Nb-V5) (Fig. 8). SUMO-humaanCofiline, dat gebruikt werd als controle eiwit, wordt echter

niet geprecipiteerd, wat erop wijst dat de SUMO-tag niet aspecifiek interageert met anti-V5

agarose, i.t.t. SUMO-NTF2-WT en SUMO-NTF2-M118E.

In een tweede experiment werd het GFP-Nb-V5 vervangen door CapG-Nb4-V5 om toeval uit

te sluiten. Daarnaast werd in één conditie enkel anti-V5 agarose met SUMO-NTF2-WT

geïncubeerd om na te gaan of SUMO-NTF2-WT hieraan aspecifiek blijft kleven. Analyse via

SDS-PAGE gevolgd door coomassiekleuring toonde aan dat SUMO-NTF2-WT en SUMO-

NTF2-M118E eveneens co-immunoprecipiteren met CapG-Nb4-V5. Bovendien interageerde

het SUMO-NTF2-WT eveneens aspecifiek met anti-V5 agarose (Fig. 9) en dit zou de

aanwezigheid van SUMO getaggeerde NTF2 eiwitten ook bij de co-immunoprecipitaties van

de controlenanobodies kunnen verklaren.

Page 34: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

25

Fig. 9. SDS-PAGE analyse van

de immunoprecipitatie met anti-

V5 agarose van recombinant

NTF2-Nb8-V5 en SUMO-

NTF2-WT/M118E. CapG-Nb4-

V5 werd als controlenanobody

gebruikt. 10 µg (1), 10 µg (2), 2

µg (3) werd geladen in eerste

drie laantjes. IP zelf: 10 µg

target ; 5 µg nanobody. M =

merker. Hc = heavy chain anti-

V5 mAb. Lc = light chain anti-

V5 Ab. Nb = nanobody.

Fig. 10. SDS-PAGE analyse

van de pull-down assay met

Strep-Tactin® sepharose van

recombinant SBP-NTF2-Nbs 2

en 4, alsook op SUMO-NTF2-

WT/M118E ter controle. 2 µg

eiwit geladen in eerste vier

laantjes. Pull-down zelf: 10 µg

target ; 5 µg nanobody. M =

merker. * = Strep-Tactin (± 15

kDa).

2.1.2 Pull-down assay

Vervolgens werd geopteerd om een pull-down assay uit te voeren met Strep-Tactin®

sepharose beads. Hiervoor werden SBP-NTF2-Nbs 2 en 4 aangewend. Ditmaal werd meteen

potentiële aspecifieke binding van de SUMO-NTF2 eiwitten op Strep-Tactin® sepharose

nagegaan. Ook hier zagen we dat SUMO-NTF2-WT en de mutant aspecifiek interageerden

met de Strep-Tactin® beads (Fig. 10).

Tabel 1. Karakteristieken van gebruikte tags. De grootte bij benadering in kDa werd berekend door

vermenigvuldiging van de gemiddelde aminozuur (AZ) grootte (0,11 kDa) maal het aantal AZen.

Tag

#

AZen

Sequentie Grootte

(kDa)

V5 14 GKPIPNPLLGLDST 1,54

SBP 38 MDEKTTGWRGGHVVEGLAGELEQLRARLEHHPQGQREP 4,18

SUMO 101 Zie Uniprot Database (accessienummer: Q12306) 11,1

MOM 20 TAILATVAATGTAIGAYYYY 2,20

NES 18 NLVDLQKKLEELELDEQQ 1,98

His 6 HHHHHH 0,66

Page 35: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

26

2.1.3 Isothermal titration calorimetry (ITC)

Om de hypothese dat NTF2-Nb8 een hogere affiniteit heeft voor NTF2-M118E verder te

onderzoeken en tevens specifieker de bindingskarakteristieken te bepalen, werd ITC

uitgevoerd. Hiertoe werd het recombinant SUMO-NTF2-WT en –M118E, alsook NTF2-Nb8

eerst overnacht gedialyseerd in 20 mM Tris (pH 8,25) met 5 mM MgCl2. Vlak voor de ITC-

bepaling werden de eiwitconcentraties bepaald a.d.h.v. spectrofotometrie. Een initiële meting

op SUMO-NTF2-WT leverde een absorbantie (A) op van 2,639. Omdat de wet van Lambert-

Beer (A = ε.b.c) stelt dat A ≤ 1 moet zijn om in het lineaire bereik te blijven, werden alle

stalen vervolgens tienmaal verdund. De weglengte (b) is constant en bedraagt 1 cm.

Theoretische absorptiecoëfficiënten (ε) werden bepaald gebruik makende van ProtParam en

finale concentraties zijn weergegeven in Tabel 2. In figuur 11 wordt in de bovenste luiken de

ruwe data weergegeven van de titratie van enerzijds 14 µM SUMO-NTF2-WT met 100 µM

Nb8 (links) en anderzijds 13 µM SUMO-NTF2-M118E met 100 µM Nb8 (rechts). De

onderste luiken stellen de geïntegreerde vrijgestelde warmte voor als functie van de molaire

verhouding van NTF2-Nb8 op SUMO-NTF2-WT of SUMO-NTF2-M118E. De volle lijn in

het rechterdeel van figuur 11 stelt de best fit voor. De KA (NTF2-Nb8/SUMO-NTF2-M118E) bedraagt

1,01E5 ± 7,44E4 M-1

, de stoïchiometrie 0,431 ± 0,308, de enthalpie -1435 ± 1275 kcal/mol

en de entropie 18,3 cal/(mol.K). Deze parameters en de hieruit berekende parameters worden

weergegeven in Tabel 3. De titratie van SUMO-NTF2-WT met NTF2-Nb8 leverde geen

significant warmtevrijstellingsprofiel op. Er zijn bijgevolg ook geen parameters beschikbaar

voor deze interactie. In het algemeen waren de warmtevrijstellingen in beide ITC

experimenten zeer laag. De fouten op de wel beschikbare parameters bij de meting van de

interactie van NTF2-Nb8 en SUMO-NTF2-M118E zijn relatief groot en de informatie hieruit

is minder betrouwbaar. Desondanks was het wel mogelijk om een best fit te genereren van de

data van de titratie van SUMO-NTF2-M118E met NTF2-Nb8 i.t.t. de data van SUMO-NTF2-

WT. Dit duidt mogelijks op een potentieel sterkere interactie tussen het NTF2-Nb8 en

SUMO-NTF2-M118E. Echter, een sluitende conclusie hieromtrent kan niet gevormd worden

a.d.h.v. deze uitgevoerde ITC-bepaling.

Tabel 2. Concentratiebepaling a.d.h.v. spectrofotometrie van de recombinante eiwitten die vervolgens

gebruikt werden voor ITC experimenten.

Eiwit A A’ ε (l.mol-1

.cm-1

) c (µM) Finale c (µM)

SUMO-NTF2-WT 0,304 0,005 22460 13,31 133,1

SUMO-NTF2-M118E 0,065 0,001 22460 2,85 28,5

NTF2-Nb8 0,275 0,009 21430 12,41 124,1

Page 36: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

27

Fig. 11. Calorimetrische bepaling van bindingsparameters met behulp van ITC. Titratie van SUMO-

NTF2-WT met NTF2-Nb8 (links) en van SUMO-NTF2-M118E met NTF2-Nb8 (rechts).

Tabel 3. Thermodynamische parameters van ITC metingen van NTF2-Nb8 met SUMO-NTF2-M118E

Parameter SUMO-NTF2-WT +

NTF2-Nb8

SUMO-NTF2-M118E +

NTF2-Nb8

N 0,431 ± 0,308

K (M-1

) 1,10E5 ± 7,44E4

ΔH (kcal/mol) -1435 ±1275

ΔS (cal/(mol.K) 18,3

T.ΔS (kcal/mol) 5,6

ΔG (kcal/mol)* -1440,6

KD (M) 9,09E-6 ± 1,34E-5

Blanco kolom: geen significante binding ; * ΔG = ΔH – T.ΔS ; T in Kelvin (303K)

Page 37: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

28

Fig. 17. MOM

recruitment assay.

HEK293T cellen

werden gefixeerd met

PFA na cotransfectie

van MOM-NTF2-WT-

V5 (kolom 1 en 2) of

MOM-NTF2-M118E-

V5 (kolom 3 en 4) en

NTF2-Nb8. NTF2-Nb8-

GFP (Nb8-GFP)

colokaliseert potentieel

met de MOM-

getaggeerde NTF2

eiwitten t.h.v. de

mitochondriën, i.t.t. de

controle, GFP. Het

colokalisatiepatroon van

Nb8-GFP en MOM-

NTF2-M118E-V5 is

echter wel sterker

overlappend. Detectie

van de MOM-

getaggeerde NTF2

eiwitten gebeurde met

anti-V5 mAb. Scale bar

10 µm (niet aanwezig in

kolom 4).

2.2 Intracellulaire analyse

2.2.1 MOM recruitment assay

De MOM-tag (Mitochondrial Outer Membrane tag, Tabel 1) heeft als doel om eiwitten

ectopisch te lokaliseren naar de mitochondriën. Met deze recruitment assay wordt nagegaan

of NTF2-Nb8-GFP naar de mitochondriën wordt gedelokaliseerd na cotransfectie met MOM-

NTF2-WT-V5 of MOM-NTF2-M118E-V5 en of deze delokalisatie sterker uitgesproken is bij

MOM-NTF2-M118E-V5. Figuur 17 toont aan dat het Nb8-GFP clusters van felgroene spots

vormt daar waar ook MOM-NTF2-WT-V5 zich lokaliseert (kolom 2). Potentieel zijn de spots

in deze conditie aggregaten van NTF2-Nb8-GFP. Het patroon van de lokalisatie van Nb8 is

meer analoog aan dat van MOM-NTF2-M118E-V5 in vergelijking met cotransfectie van het

WT (kolom 4). Een gelijkaardig patroon ontbreekt zeer duidelijk bij beide GFP controles

(kolom 1 en 3), waar het GFP proteïne weer homogeen de kern en het cytoplasma aankleurt.

Zodus is er een potentiële interactie waar te nemen tussen NTF2-Nb8 en MOM-NTF2-WT en

MOM-NTF2-M118E. De potentieel sterkere colokalisatie van NTF2-Nb8-GFP met de

mutant zet de hypothese dat NTF2-Nb8 een hogere affiniteit heeft voor deze mutant ook in

dit geval kracht bij.

Page 38: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

29

Fig. 12. Intracellulaire lokalisatie van GFP (kolom 1), NTF2-WT-GFP (kolom 2), NTF2-M118E-GFP

(kolom 3), NTF2-Nb8-GFP (kolom 4) in PFA gefixeerde HEK293T cellen. Witte pijlen duiden op een

potentiële aankleuring t.h.v. het centrosoom. Kernen werden aangekleurd met DAPI.

2.2.2 Intracellulaire lokalisatie van GFP getaggeerd NTF2-WT/-M118E en NTF2-Nb8

Om na te gaan wat de intracellulaire lokalisatie is van GFP-getaggeerd NTF2-WT of NTF2-

M118E, alsook NTF2-Nb8-GFP, werden immuunkleuringen uitgevoerd. PFA gefixeerde

HEK293T cellen vertonen een duidelijke groene aankleuring t.h.v. de kernmembraan

wanneer deze getransfecteerd werden met NTF2-WT-GFP. NTF2-M118E-GFP daarentegen

vertoont deze typische kernmembraankleuring zwak tot niet, maar wel een rijkere

aankleuring in het cytoplasma in vergelijking met NTF2-WT-GFP. HEK293T cellen

getransfecteerd met NTF2-M118E-GFP vertonen ook fellere groene spots terug te vinden die

potentieel colokaliseren met het centrosoom. Ook transfectie met NTF2-Nb8-GFP resulteert

in dergelijke groene spots. De lokalisatiepatronen van de hierboven vermelde eiwitten

verschillen allen t.o.v. de GFP controle die een homogene aankleuring vertoont in zowel de

nucleus als in het cytoplasma.

Om te bevestigen dat er colokalisatie is met het centrosoom dient een γ-tubuline kleuring

uitgevoerd te worden. Voor een duidelijke visualisatie van het centrosoom met behulp van γ-

tubuline moeten de cellen met methanol (MeOH) worden gefixeerd. HEK293T cellen werden

opnieuw getransfecteerd met GFP, NTF2-WT-GFP, NTF2-M118E-GFP of NTF2-Nb8-GFP.

Figuur 13a toont in de eerste kolom aan dat GFP niet colokaliseert met γ-tubuline t.h.v. het

centrosoom. Daarentegen colokaliseren zowel NTF2-WT-GFP, NTF2-M118E-GFP en

NTF2-Nb8-GFP met het centrosoom (Fig. 13a, kolom 2, 3 en 4 resp.). Door het contrast aan

te passen en de ruis te reduceren op zwart-wit afbeeldingen NTF2-Nb8-GFP, wordt het

Page 39: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

30

Fig. 13. Intracellulaire colokalisatie van GFP (kolom 1), NTF2-WT-GFP (kolom 2), NTF2-M118E-GFP

(kolom 3), NTF2-Nb8-GFP (kolom 4) met γ-tubuline in MeOH gefixeerde HEK293T cellen. Scale bar

10 µm (ontbrekend bij kolom 2) (a). Hoog contrasterende zwart-wit afbeeldingen bevestigen de

colokalisatie van NTF2-NB8-GFP met het centrosoom (b). Kernen werden aangekleurd met DAPI.

zichtbaar dat NTF2-Nb8-GFP lokaliseert t.h.v. beide centriolen van het centrosoom. Dit is

een extra bevestiging dat het hier een centrosomale colokalisatie betreft en niet een aggregaat

(Fig. 13b).

a

b

Page 40: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

31

2.2.3 Optimaliseren van plasmide verhoudingen voor cotransfectie

Preliminaire immunoprecipitaties (2.2.3) werden uitgevoerd op HEK293T cellen die

gecotransfecteerd werden met al dan niet MOM-getaggeerd NTF2-WT of NTF2-M118E en

GFP of NTF2-Nb8 (in totaal 12 µg plasmide, 6 µg elk). Analyse van deze

immunoprecipitaties na SDS-PAGE en Western Blotting toonde aan dat niet alle constructen

goed tot expressie kwamen. Vandaar werd beslist om de hoeveelheden plasmide bij

cotransfecties te optimaliseren. Er werd initieel geopteerd om twee condities uit te testen, nl.

3:3 (i) en 4:2 (ii) voor target:nanobody verhoudingen (Fig. 14).

(i) Bij de 3:3 verhoudingen werd een goede expressie waargenomen van NTF2-Nb8-GFP bij

cotransfectie met zowel MOM-NTF2-WT-V5 als met MOM-NTF2-M118E-V5 (resp.

laantjes 2 en 4). Wanneer we de MOM-NTF2-WT-V5 expressie nagaan met behulp van anti-

V5 mAb is er enkel (zwakke) expressie te zien in laantje 2. Tevens is de NTF2-Nb8-GFP

expressie ook ietwat sterker in vergelijking met laantje 4, waar het gecotransfecteerd MOM-

NTF2-M118E niet tot expressie kwam. De NTF2-Nb8-GFP expressie bij cotransfectie met

NTF2-WT-V5 of NTF2-M118E-V5 is echter zwak. Bovendien kwamen NTF2-WT-V5 en

NTF2-M118E-V5 niet tot expressie (laantjes 5-8). De GFP expressie in laantjes 5 en 7 is ook

zwakker in vergelijking met GFP expressie in laantjes 1 en 3 met cotransfectie van de MOM-

NTF2 eiwitten.

(ii) Bij de 4:2 verhoudingen is er goede expressie van zowel GFP als NTF2-Nb8-GFP bij

cotransfectie met de MOM-NTF2 eiwitten. Zowel MOM-NTF2-WT-V5 als MOM-NTF2-

M118E-V5 komen tot expressie, al is deze zeer zwak tot zwak in resp. laantjes 1 en 4.

Desalniettemin werd beslist om co-immunoprecipitatie experimenten uit te voeren met de 4:2

verhoudende condities (zie 2.2.3). De expressie van NTF2-Nb8-GFP bij cotransfectie van

niet MOM-getaggeerde NTF2 eiwitten is wederom, net zoals bij de 3:3 verhouding, zwak.

Evenzeer is er geen expressie waar te nemen van NTF2-WT-V5 of NTF2-M118E-V5

(laantjes 5-8). Opvallend is de sterke expressie van GFP in laantjes 7 en 8. Op de blots zelf is

duidelijk te zien dat in laantje 8 twee verschillende banden van elkaar kunnen onderscheiden

worden. Dit zou kunnen wijzen op afbraak van het NTF2-Nb8-GFP fusieproteïne, daar er in

laantje 8 een zeer zwakke expressie te zien is van dit fusieproteïne.

Page 41: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

32

Fig. 14. Optimalisatie van hoeveelheden plasmide (µg) bij cotransfectie in HEK293T cellen.

Twee verhoudingen qua aantal µg target op aantal µg nanobody werden uitgetest, nl. 3:3 en

4:2. 50 µg ruw celextract werd geanalyseerd met SDS-PAGE en Western Blotting. Bovenste

luiken tonen NTF2-Nb8-GFP (Nb8) expressie, detectie met anti-GFP Ab. Middelste luiken

tonen GFP expressie, detectie met anti-GFP Ab. Onderste luiken tonen V5-getaggeerd NTF2

eiwit, detectie met anti-V5 mAb. ProteinG-HRP werd gebruikt om de uiteindelijke visualisatie

van de bandjes te bewerkstelligen. V5-getaggeerd NTF2-WT of NTF2-M118E werd niet

gedetecteerd. De cijfers boven de laantjes corresponderen met de condities in de legende

onderaan de figuur. M = merker.

De 4:2 verhouding voor cotransfectie van de MOM-getaggeerde NTF2 eiwitten en GFP of

NTF2-Nb8-GFP werd gebruikt voor de co-immunoprecipitatie experimenten. Er werd verder

gezocht naar een optimale verhouding voor cotransfectie van GFP of NTF2-Nb8-GFP met

NTF2-WT-V5 of NTF2-M118E-V5. Figuur 15 toont de expressie van deze eiwitten met de

vermelding van de nieuwe verhoudingen per laantje samen met de corresponderende

hoeveelheden aan plasmide die werden getransfecteerd. Ook bij deze nieuwe condities is er

slechte tot geen expressie detecteerbaar van NTF2-Nb8-GFP of GFP. Enkel het GFP signaal

na cotransfectie van 1 µg GFP-plasmide in cotransfectie met 5 µg MOM-NTF2-M118E is

duidelijk. Bovendien wordt geen enkel V5-getaggeerd NTF2 eiwit gedetecteerd (Fig. 15, luik

onderaan). Er werd dus nog geen optimale verhouding gevonden voor cotransfecties van

NTF2-WT-V5 of NTF2-M118E-V5 met GFP of NTF2-Nb8-GFP.

Page 42: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

33

Fig. 15. Optimalisatie van hoeveelheden plasmide (µg) bij cotransfectie van HEK293T cellen

met GFP en NTF2-Nb8-GFP met enerzijds NTF2-WT-V5 of anderzijds NTF2-M118E-V5. 50

µg ruw celextract werd geanalyseerd met SDS-PAGE en Western Blotting. Bovenste luik toont

NTF2-Nb8-GFP (Nb8-GFP) of GFP expressie, detectie met anti-GFP gevolgd door anti-konijn-

HRP. Onderste luik toont de detectie met anti-V5 mAb in combinatie met ProteinG-HRP. M =

merker.

2.2.4 Co-immunoprecipitatie van NTF2-Nb8

HEK293T cellen werden gecotransfecteerd met V5-getaggeerde MOM-NTF2 constructen en

GFP of NTF2-Nb8-GFP in een 4:2 verhouding (target:nanobdy). In figuur 16 wordt het

resultaat van deze co-immunoprecipitaties weergegeven. Er werd aangetoond dat bij

immunoprecipitatie met anti-V5 agarose van MOM-getaggeerd NTF2-M118E-V5, het NTF2-

Nb8-GFP in een grotere hoeveelheid co-immunoprecipiteert in vergelijking met

immunoprecipitatie van het MOM-getaggeerd NTF2-WT (Fig. 16, zwarte pijlen, laantje 2 en

4). GFP co-immunoprecipiteert niet (Fig. 16, laan 1 en 3). De expressie van NTF2-Nb8-GFP

en GFP was in de ruwe celextracten bovendien vergelijkbaar bij cotransfectie van MOM-

Page 43: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

34

Fig. 16. Co-Immunoprecipitatie van NTF2-Nb8-GFP (Nb8) met MOM-NTF2-WT-V5 en

MOM-NTF2-M118E-V5. De MOM-getaggeerde NTF2 eiwitten werden geïmmunoprecipiteerd

met anti-V5 agarose beads. Het linker luik toont expressie in het ruw celextract. Het bovenste

luik rechts toont dat NTF2-Nb8-GFP co-immunoprecipiteert (twee zwarte pijlen) met MOM-

NTF2-WT-V5 en met MOM-NTF2-M118E-V5. Bovenste luiken: detectie met anti-GFP gevolg

door anti-konijn-HRP. Onderste luik toont de aanwezigheid van de MOM-getaggeerde NTF2

eiwitten in het celextract (links) en in de immunoprecipitatie-complexen (rechts) (detectie met

anti-V5 mAb gevolgd door anti-muis-HRP). De heavy-chain (Hc) en light-chain (Lc),

afkomstig van de anti-V5 Abs gekoppeld op de agarose beads worden eveneens gedetecteerd

met het anti-muis-HRP. M = merker.

NTF2-WT-V5 en MOM-NTF2-M118E-V5 (Fig. 16, luik linksboven). Ook de expressie van

MOM-NTF2-WT-V5 of MOM-NTF2-M118E-V5 was in alle condities vergelijkbaar (Fig.

16, onderste luik links). Deze resultaten laten vermoeden dat NTF2-Nb8 inderdaad een

hogere affiniteit heeft voor NTF2-M118E in vergelijking dan voor NTF2-WT, analoog aan

de resultaten van het ITC experiment (2.1.3).

Page 44: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

35

Fig. 19. DNA gelelektroforese van PstI-controlerestrictiedigest op NES-RanNb-pEGFP-N1 constructen.

Omkaderingen wijzen op een band van 1100 bp en zodus effectieve insertie van het NES. Zwarte kaders

wijzen op insertie van het NES in antisense richting, witte kaders in de sense richting. bp = baseparen.

B) RanNb colokaliseert met endogeen Ran en het centrosoom

1. Kloneren van een NES sequentie in RanNb-pEGFP-N1

Om het RanNb te depleteren uit de kern en zo eventueel de Ran gradiënt te verstoren door

endogeen Ran te delokaliseren naar het cytoplasma, werd een Nuclear Export Signal (NES)

in het RanNb-pEGFP-N1 construct geïnsereerd. Het cDNA van deze NES is afkomstig van

een humaan mitogen-activated protein kinase (MAPK) (Tabel 1). De pEGFP-N1 vector

heeft een grootte van 4700 baseparen (bp) (Addendum – vectoren). De grootte van het

RanNb cDNA bedraagt ca. 400 bp. Controlerestrictiedigest met PstI levert, indien het NES

effectief geïnsereerd werd, twee banden op daar PstI twee knipplaatsen heeft in het construct,

meer bepaald één in het NES cDNA zelf en een ander in de pEGFP-N1 vector t.h.v. de

multiple cloning site (MCS). Een band van 4000 bp alsook één van 1100 bp zou moeten

gedetecteerd worden na scheiding op een 1%-agarose gel.

In het eerste controledigest uitgevoerd op kolonies 3, 5 en 9 bleek dit het geval voor kolonie 5

en 9. Kolonie 3 bleek echter geen band t.h.v. 1100 bp te genereren na restrictiedigest met PstI

en vertoonde één enkele band t.h.v. 5100 bp (Figuur 1, links). Kolonie 5 en 9 bleken, na

sequenering van de constructen door de VIB Genetic service facility, het NES echter in de

antisense richting te bevatten.

Voor een tweede controledigest werden de overige zeven van de oorspronkelijk tien

opgegroeide kolonies aangewend. Hier vertoonden kolonies 1, 2, 4 en 7 de twee gewenste

banden. Na sequencing bleken enkel kolonie 2 en 7 het NES in de sense richting te bevatten.

Het plasmide afkomstig van kolonie 7 werd vervolgens gebruikt voor verdere experimenten.

Page 45: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

36

Fig. 20. Intracellulaire colokalisatie van

RanNb-GFP en NES-RanNb-GFP met γ-

tubuline t.h.v. van het centrosoom. Witte

pijlen duiden op een intensere aankleuring

t.h.v. centrosoom. De GFP controle

colokaliseert niet met γ-tubuline. Scale bar

10 µm.

2. Intracellulaire lokalisatie van GFP-getaggeerd (NES)-RanNb

Anno 2003 vonden Keryer et al. dat een deel van het endogene Ran colokaliseert met het

centrosoom [23]. Om een interactie tussen het RanNb en Ran aan te tonen, werden

immuunkleuringen uitgevoerd op MeOH gefixeerde HEK293T cellen die getransfecteerd

werden met GFP, RanNb-GFP of NES-RanNb-GFP. Hierbij werd nagegaan of het RanNb

zich eveneens t.h.v. het centrosoom lokaliseert. Uit kolom 2 van figuur 20 blijkt dit effectief

zo te zijn, waarbij colokalisatie kan waargenomen met -tubuline.. Bovendien colokaliseert

ook het NES-RanNb met het centrosoom (kolom 3). In kolom 1, die GFP getransfecteerde

HEK293T cellen representeert ter controle, vertoont GFP geen colokalisatie met het

centrosoom. Dit laat vermoeden dat de interactie tussen het RanNb en Ran specifiek is.

Om de lokalisatie van het RanNb verder te onderzoeken en daarnaast ook de werking van het

NES-RanNb te evalueren, werden eveneens HEK293T cellen getransfecteerd met GFP,

RanNb-GFp of NES-RanNb-GFP en geanalyseerd na PFA fixatie (Fig. 21). GFP

getransfecteerde cellen vertoonden een intense groene kleur t.h.v. de nucleus (Fig 21, kolom

1). RanNb-GFP vertoont in de meeste cellen eveneens een sterkere nucleaire kleuring (Fig.

21, kolom 2). Het NES-RanNb-GFP is vnl. aanwezig in het cytoplasma, wat erop wijst dat

het NES signaal correct functioneert en het RanNb extranucleair brengt (Fig. 21, kolom 3).

Page 46: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

37

Fig. 21. Intracellulaire lokalisatie van GFP , RanNb-GFP en NES-RanNb-GFP

in PFA gefixeerde HEK293T cellen. Endogeen Ran werd rood aangekleurd met

anti-Ran mAb. Scale bar 10 µm.

Als vervolgens de lokalisatie van endogeen Ran bekeken wordt, dan wordt eveneens de kern

het meest intens aangekleurd (Fig. 21, rode kleuringen). In NES-RanNb-GFP

getransfecteerde cellen blijft het endogeen Ran echter ook nucleair aanwezig. Mogelijks

suggereert dit een zwakke interactie tussen het RanNb en Ran, waardoor NES-RanNb-GFP

niet in staat is om endogeen Ran extranucleair te delokaliseren.

3. MOM recruitment assay

Een MOM-tag is reeds gekloneerd in het Ran-pcDNA3.1 plasmide teneinde dit eiwit naar de

mitochondriën te delokaliseren. Een VSV-tag (Tabel 1) is eveneens aanwezig in dit construct,

maar anti-VSV mAb werd niet gebruikt. Na transfectie in HEK293T cellen vertoont de GFP

controle (Fig. 22, kolom 1) een homogene aankleuring t.h.v. de kern en het cytoplasma,

waarbij de intensiteit van het signaal in sommige cellen iets sterker is in de kern (cel rechts

onder). Ook het RanNb (Fig. 22, kolom 2) vertoont in de overgrote meerderheid van de cellen

een sterkere nucleaire kleuring. De MOM-getaggeerde Ran eiwitten vertonen in de meeste

Page 47: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

38

Fig. 22. MOM recruitment assay. HEK293T

cellen werden gecotransfecteerd met MOM-VSV-

Ran en GFP of RanNb-GFP. Na transfectie

werden de cellen gefixeerd met PFA. MOM-

VSV-Ran werd gevisualiseerd met anti-Ran Ab

(rood). Scale bar 10 µm.

Fig. 23. Optimalisatie van de hoeveelheid plasmide (µg) voor

cotransfectie van HEK293T cellen met MOM-Ran-V5 en GFP of

RanNb-GFP. 50 µg celextract werd geanalyseerd na SDS-PAGE en

Western Blotting. In het bovenste luik werd de detectie uitgevoerd

met anti-GFP Ab en in het onderste luik met anti-Ran Ab in

combinatie met ProteinG-HRP. Condities: Laan 1: 5 µg MOM-Ran-

V5 + 0,5 µg GFP. Laan 2: 2,5 µg MOM-Ran-V5 + 0,5 µg RanNb-

GFP. M = merker.

gevallen een typisch mitochondriaal lokalisatiepatroon. In kolom 2 (Fig. 22) zijn er tevens

niet getransfecteerde cellen te zien. De anti-Ran kleuring toont in deze niet getransfecteerde

cellen aan dat Ran vooral sterk nucleair aanwezig is. GFP colokaliseert dus niet met MOM-

VSV-Ran, maar het RanNb-GFP echter ook niet. Deze resultaten impliceren eveneens dat de

RanNb-GFP – Ran interactie potentieel (zeer) zwak is.

4. Immunoprecipitatie van MOM-Ran-V5

Ook voor cotransfectie van het MOM-Ran-V5 plasmide met GFP of RanNb-GFP werd de

verhouding van de hoeveelheden van de plasmiden geoptimaliseerd. De eerste condities

worden weergegeven in figuur 23. GFP en RanNb-GFP expresseren goed na transfectie van

Page 48: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

39

Fig. 24. Optimalisatie van de hoeveelheid plasmide voor

cotransfectie van HEK293T cellen met MOM-Ran-V5 en GFP,

RanNb-GFP of NES-RanNb-GFP en immunoprecipitatie van MOM-

Ran-V5 met anti-V5 agarose beads (rechts). 50 µg ruw celextract

werd geanalyseerd na SDS-PAGE en Western Blotting (CE, links).

In het bovenste luik werd de detectie uitgevoerd met anti-GFP Ab in

combinatie met anti-konijn-HRP, en in het onderste luik met anti-Ran

Ab in combinatie met ProteinG-HRP. Condities: Laan 1: 5 µg MOM-

Ran-V5 + 0,5 µg GFP. Laan 2 en 3: 2,5 µg MOM-Ran-V5 + resp. 0,5

µg RanNb en NES-RanNb. CE = cel extract. IP =

immunoprecipitatieM = merker.

HEK293T cellen met slechts 0,5 µg plasmide. Mogelijke MOM-Ran expressie wordt

aangeduid door de twee witte pijlen (Fig. 23), doch kan dit een aspecifieke interactie zijn van

het anti-Ran Ab of ProteinG-HRP.

Vervolgens werden nog andere hoeveelheden uitgetest daar het MOM-Ran-V5 eiwit niet met

zekerheid gedetecteerd werd. In figuur 24 werd telkens 4,5 µg MOM-Ran-V5

gecotransfecteerd met 1,5 µg GFP, RanNb-GFP of NES-RanNb-GFP. Deze laatste drie

eiwitten kwamen goed tot expressie. Tevens werd MOM-Ran-V5 in alledrie de condities

gedetecteerd in het ruwe celextract. Een immunoprecipitatie van MOM-Ran-V5 met anti-V5

agarose beads werd eveneens uitgevoerd. MOM-Ran-V5 werd gedetecteerd na

immunoprecipitatie, maar zowel het RanNb-GFP als het NES-RanNb-GFP co-

immunoprecipiteerden niet mee. Mogelijks duiden deze resultaten wederom op een potentieel

zwakke affiniteit van het RanNb voor Ran.

Page 49: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

40

Fig. 25. Inductie van apoptose 48 u na transfectie van HEK293T cellen met NTF2-Nbs 2, 7 en 8 alsook

met (NES)-RanNb. Alle Nbs zijn GFP-getaggeerd. Voor NTF2-Nb4 zijn geen data beschikbaar. Zwarte

balken stellen de genormaliseerde gemiddelden voor van twee onafhankelijke experimenten waarbij de

waarden van GFP aan 1 gelijk werden gesteld. Fijne T-vormige lijnen representeren de SE (Standard

Error). In de Y-as wordt de graad van apoptose-inductie weergegeven t.o.v. de GFP-controle.

C) NTF2-Nb8, RanNb en NES-RanNb induceren apoptose in

HEK293T cellen 48u na transfectie

1. Kwantificatie van apoptose inductie in NTF2-Nb-GFP of (NES)-RanNb-

GFP getransfecteerde HEK293T cellen met behulp van flowcytometrie

Zoals aangekaart in de inleiding zorgt een knockdown van Ran expressie voor een verhoging

aan apoptotische cellen in een aantal kankercellijnen [2]. In dit experiment werd nagegaan of

ook apoptose uitgelokt wordt wanneer de Ran functie verstoord wordt op eiwitniveau via

RanNb. Ook werd het effect van NTF2-Nbs 2,7 en 8 nagegaan, uitgaande van het feit dat

NTF2 functioneert als carrier om RanGDP terug te transporteren naar de kern en zodus ook

potentieel de Ran gradiënt verstoord wordt. Meer bepaald werd in dit experiment a.d.h.v.

flow cytometrie van getransfecteerde cellen een celcyclus analyse uitgevoerd, na fixatie en

propidium iodide kleuring. Hierbij werd de hoeveelheid apoptotische cellen, die zich in de

sub-G1 piek bevinden, gekwantificeerd. Figuur 25 toont de inductie van apoptose 48 u na

transfectie van resp. NTF2-Nb2,7 en 8 en RanNb alsook NES-RanNb, dit t.o.v. een GFP

controle. Zo vertonen alle nanobodies behalve Nb7 een stijging van het aantal apoptotische

cellen. Deze is echter enkel significant voor Nb8, RanNb en NES-RanNb waarbij resp. 1,5 ;

4,2 en 5,0 keer meer apoptose werd geïnduceerd. Figuur 26 toont de data uit één enkel

experiment van de nanobodies die een significante inductie van apoptose teweegbrengen

t.o.v. GFP, waarbij ook hier reeds een stijging in absoluut celaantal te zien is in R9.

Page 50: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

41

Fig. 26. Celcyclus analyse

a.d.h.v. flowcytometrie na

propidiumiodide (PI)

kleuring van PFA gefixeerde

HEK293T cellen getrans-

fecteerd met GFP,

(NES)Ran-Nb-GFP of

NTF2-Nb8-GFP. Sub-G1

(R9), G1 en G2/M (R3)

pieken worden weerge-

geven. X-as represen-teert

de DNA inhoud gemeten via

intensiteit van het PI signaal.

Y-as toont het aantal cellen.

De Y-as schaal bij NTF2-

Nb8 is kleiner in

vergelijking met de andere

condities.

Fig. 27. Expressie van NTF2-Nb8-GFP, GFP en RanNb-GFP

in 50 µg celextract. De hoeveelheden getransfecteerd plasmide

(in µg) staan vermeld per conditie. M = merker.

Tabel 3. Significantie van de verschillen in inductie van apoptose na transfectie met NTF2-Nb-GFP of

(NES-RanNb-GFP.

Nb2 Nb7 Nb8 RanNb NES-RanNb

GFP

Niet significant

(p = 0,609)

Niet significant

(p = 0,212)

Significant

(p < 0,001)

Significant

(p = 0,015)

Significant

(p = 0,032)

Wanneer de expressieniveaus van NTF2-Nb8-GFP en RanNb-GFP geëvalueerd worden in

een ruw celextract, dan valt op dat het RanNb-GFP in hogere mate tot expressie komt, zelfs

vertrekkende van viermaal minder getransfecteerd plasmide (0,5 µg) in vergelijking met

NTF2-Nb8-GFP (2 µg) (Fig. 27). Ook GFP expresseert goed na transfectie van slechts 0,5 µg

GFP-plasmide. Het verschil in inductie van apoptose zou bijgevolg door het verschil in

expressieniveau kunnen verklaard worden.

Page 51: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

42

Fig. 28. Detectie van caspase-3 en PARP verknipping 24 u na transfectie van HEK293T cellen.

50 µg ruw celextract werd geanalyseerd na SDS-PAGE en Western Blotting. Enkel de

onverknipte eiwitten werden gedetecteerd: PARP (116 kDa) en caspase-3 (32 kDa).

Bij de NES-RanNb-GFP conditie is er beduidend minder PARP aanwezig. HEK293T par =

parentale HEK293T cellen. Merker is aanwezig in laan 5.

2. Detectie van caspase-3 en PARP verknipping in HEK293T cellen

Om na te gaan of de geïnduceerde apoptose eveneens caspase-3 afhankelijk verloopt, analoog

aan de studies van Barrès et al. en Yuen et al. [12, 14], werd 50 µg cellysaat per conditie

geanalyseerd via SDS-PAGE, gevolgd door Western Blotting en finaal detectie met anti-

caspase-3 mAb, en ook anti-poly-ADP ribose polymerase (PARP) mAb. De lysaten werden

bereid 24 u na transfectie. Caspase-3 (32 kDa als zymogen), een cysteïne protease en een

centrale effector in de apoptosecascade, wordt initieel verknipt door een initiator caspase in

een p17 (17 kDa) en een p12 (12 kDa) subeenheid (http://en.wikipedia.org/wiki/Caspase_3).

Deze subeenheden samen vormen een heterodimeer die de katalytische activiteit uitoefent en

onder meer PARP (116 kDa) verder downstream in de apoptosecascade verknipt tot

subeenheden van resp. 89 kDa en 27 kDa [24].

Figuur 28 toont aan dat zowel caspase-3 (32 kDa) als PARP (116 kDa) gedetecteerd worden

in elk van de condities. In dit experiment werd ook nagegaan of transfectie van GFP-

getaggeerd NTF2-WT of NTF2-M118E op zich reeds tot inductie van apoptose zouden

kunnen leiden. De verknipte producten van caspase-3 en PARP die mogelijks zouden duiden

op een activatie van apoptose werden echter bij geen enkele conditie gedetecteerd.

Page 52: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

43

Discussie

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Ran werd recent erkend als potentieel therapeutisch doelwit bij meerdere types kanker [2].

Daarnaast toonden meerdere studies aan dat RNAi gemedieerde knockdown van Ran zorgt

voor een remming van tumorgroei via inductie van apoptose in bepaalde types kankercellen

[11, 12, 14]. Ook in Trypanosomatidae induceerde RNAi van zowel het Ran als het NTF2

homoloog eveneens apoptose [16]. In deze masterproef werd een beroep gedaan op

nanobodies gericht tegen Ran en NTF2, teneinde hun reeds gekende functies te beïnvloeden,

en potentieel nieuwe functies te achterhalen. Er werd vooreerst getracht de interactie tussen

de nanobodies en hun targets te karakteriseren, waarna de nanobodies onderworpen werden

aan een aantal functionele assays.

1. Evaluatie van de NTF2 – NTF2-Nb interactie

Om een interactie aan te tonen tussen NTF2-WT en/of NTF2-M118E met NTF2-Nbs werden

meerdere experimentele pistes uitgetest. Bij een intracellulaire aanpak werden

immuunkleuringen, MOM-recruitment assays en (co)-immunoprecipitaties uitgevoerd. Een

alternatieve aanpak, meer bepaald gebruik makend van recombinant geproduceerde

proteïnen, omvatte immunoprecipitaties, een pull-down assay en isothermal titration

calorimetry (ITC).

Evaluatie van de lokalisatie van GFP-getaggeerde NTF2-WT in paraformaldehyde (PFA)

gefixeerde HEK293T cellen vertoont een sterke aankleuring t.h.v. de nucleaire membraan.

NTF2-M118E-GFP vertoont dergelijke lokalisatie zeer zwak tot niet. Deze resultaten zijn in

overeenstemming met de bevindingen van Chaillan-Huntington et al. [8] waar colloïdale

goudpartikels gecoat met NTF2-WT eveneens het sterkst accumuleren t.h.v. de nucleaire

membraan op elektronenmicroscopische afbeelding. Lokalisatie van NTF2-M118E-GFP

daarentegen vertoont een sterkere cytoplasmatische aankleuring in PFA gefixeerde HEK293T

cellen, alsook de aanwezigheid van groene spots die potentieel colokaliseren met het

centrosoom. Ook NTF2-Nb8-GFP vertoont dergelijke groene spots alsook een sterke

cytoplasmatische aankleuring. Deze resultaten ondersteunen de hypothese dat het NTF2-Nb8

mogelijks sterker bindt met NTF2-M118E in vergelijking met NTF2-WT. Deze hypothese

werd dan ook verder doorheen deze masterproef onderzocht. Om na te gaan of de groene

Page 53: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

44

spots colokaliseren met het centrosoom, werden getransfecteerde HEK293T cellen gefixeerd

met methanol (MeOH) en vervolgens gekleurd met anti-γ-tubuline mAb. De groene spots te

zien bij MeOH gefixeerde HEK293T cellen getransfecteerd met NTF2-WT-GFP of NTF2-

M118E-GFP alsook NTF2-Nb8-GFP bevinden zich effectief daar waar de γ-tubuline kleuring

het centrosoom visualiseert. Een centrosomale lokalisatie voor NTF2-WT of NTF2-M118E

werd voorheen nog niet aangetoond. Keryer et al. toonden in 2003 aan dat een deel van het

endogene Ran colokaliseert met het centrosoom via verankering aan het A kinase anchoring

protein (AKAP450) [23]. De mogelijkheid bestaat dat NTF2-WT eveneens centrosomaal

lokaliseert omdat Ran daar aanwezig is. Ook al waren beide NTF2 eiwitten GFP-getaggeerd,

wordt een aspecifieke centrosomale lokalisatie via de GFP-tag uitgesloten, daar GFP op zich

niet colokaliseerde met het centrosoom.

Voor co-immunoprecipitaties werd vooreerst een optimalisatie uitgevoerd van de te

transfecteren hoeveelheden plasmide. Ondanks het vinden van een goede conditie voor

coëxpressie van MOM-getaggeerde NTF2 eiwitten en GFP of NTF2-Nb8, blijft een optimale

conditie voor niet getaggeerde NTF2 eiwitten voorlopig uit. Een potentiële verklaring

hiervoor vinden we in een studie van Kvam en collega’s. Hun studie toonde nl. aan dat

taggen van intrabodies met negatief geladen peptiden de oplosbaarheid aanzienlijk verhoogt

[25]. Als we de MOM-tag sequentie analyseren in ProtParam, dan heeft deze een theoretische

pI van 5,18. Bij een intracellulaire pH van 7,4 is de MOM-tag negatief geladen en zou het

opvouwen van MOM-getaggeerde eiwitten bevorderd kunnen worden wegens een vergrootte

elektrostatische repulsie tussen de vertaalde NTF2 eiwitten. In de eigenlijke

immunoprecipitaties coprecipiteert NTF2-Nb8 coprecipiteert met MOM-NTF2-WT en op het

eerste zicht beter met MOM-NTF2-M118E. Bijgevolg levert dit een in vivo bewijs op voor de

eerder gestelde hypothese.

Verder werd tevens een analyse van de interactie gedaan a.d.h.v. recombinant geproduceerd

NTF2-WT of NTF2-M118E en NTF2-Nb8. Pull-down assays werden vervolgens uitgevoerd

met bovenvermelde recombinante eiwitten. Helaas konden uit deze experimenten geen

conclusies getrokkken worden. Zowel bij anti-V5 agarose beads als Strep-Tactin®

sepharose

beads coprecipiteerde SUMO-NTF2-WT aspecifiek. SUMO-hCofiline coprecipiteerde niet,

wat een potentiële aspecificiteit door de SUMO-tag uitsloot. Met de recombinante eiwitten

werd eveneens een ITC experiment uitgevoerd. Resultaten hiervan laten eveneens een

sterkere affiniteit vermoeden van NTF2-Nb8 voor NTF2-M118E in contrast met NTF2-WT,

af te leiden uit het feit dat enkel een best fit kon gegenereerd worden bij interactie met NTF2-

M118E. Helaas kan een sluitende conclusie niet gevormd worden uit dit experiment daar de

Page 54: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

45

fouten op de parameters groot zijn. Hierbij kan opgemerkt worden dat de SUMO-tag

mogelijks een invloed zou kunnen uitoefenen. Eveneens kan de buffer waartegen

gedialyseerd werd niet de ideale samenstelling hebben om de in vivo situatie zo goed

mogelijk na te bootsen. Een studie op L-plastine vertoonde eveneens pas significante binding

in ITC experimenten na toevoeging van Ca2+

[22]. Het uittesten van andere buffercondities

zou dus mogelijkerwijs de interactie positief kunnen beïnvloeden.

Een zeer belangrijke vraag die gesteld moet worden, is of NTF2 effectief ook als monomeer

voorkomt in vivo. Onze resultaten ondersteunen deze hypothese vermits NTF2-Nb8 en

NTF2-M118E sterk het cytoplasma en het centrosoom aankleuren. Twee recente studies

waarin gebruik wordt gemaakt van fluorescence fluctuation spectroscopy (FFS) suggereren

dat NTF2 enkel als dimeer voorkomt, zowel intracellulair [26] als in oplossing [27]. In deze

laatste studie werd aangetoond dat NTF2 dimeer blijft over een concentratie range van 30-

1400 nM in oplossing. Deze resultaten halen de hypothese dat NTF2 partieel als monomeer

voorkomt in de cel onderuit. Toekomstig onderzoek zal definitief uitlsuitsel moeten geven.

2. RanNb colokaliseert met endogeen Ran en het centrosoom

Lokalisatiestudies toonden aan dat het RanNb en het NES-RanNb colokaliseren met het

centrosoom in MeOH gefixeerde HEK293T cellen. Endogeen Ran, in zijn GTP-gebonden

status, is eveneens aanwezig ter hoogte van het centrosoom [23]. Dit suggereert dat het

RanNb sterker RanGTP bindt. In PFA gefixeerde HEK293T cellen vertoont het RanNb de

meest intense aankleuring in de nucleus, daar waar tevens endogeen RanGTP zich

voornamelijk lokaliseert. Een studie waarin Ran-GFP gevolgd werd doorheen de celcyclus

via live-cell imaging vertoonde eveneens een nucleaire aanwezigheid tijdens interfase [30].

Tijdens mitose werd Ran-GFP in deze studie echter diffuus aangetroffen in de cel. Het zou

interessant zijn om tevens het RanNb en Ran lokalisatie naderhand in mitotische cellen te

analyseren. Verder werd tijdens deze masterproef een NES gekloneerd in RanNb-pEGFP-N1

met als doel endogeen Ran extranucleair te delokaliseren en de Ran gradiënt over de

kernmembraan te verstoren. Verstoring van deze gradiënt is immers een mogelijke trigger

voor apoptose [16]. Lokalisatiestudies toonden aan dat endogeen Ran niet gedelokaliseerd

werd door het NES-RanNb. Ook in een MOM-recruitment assay was MOM-Ran-V5 niet in

staat om het RanNb te lokaliseren naar de mitochondriën. Deze resultaten kunnen er

mogelijks op wijzen dat de interactie wel specifiek is, maar niet sterk. Toch beweren Olichon

et al. dat RE3 VHH (RanNb) een hoge affiniteit heeft, althans in vitro [28]. Mogelijks zijn de

Page 55: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

46

ELISA condities die werden gebruikt in deze studie niet representatief voor de intracellulaire

condities. Verder is een hoge affiniteit niet steeds evenredig met de capaciteit om te

delokaliseren. Zo heeft bv. CapG-Nb2 een affiniteit van 25 nM (bepaald via ITC), is het niet

in staat endogeen CapG te delokaliseren, maar heeft wel een functioneel effect op celmigratie

en de celcyclus [ongepubliceerde data].

Een analyse van de interactie via recombinant RanNb en recombinant Ran werd in deze

masterproef niet uitgevoerd. Immunoprecipitaties, pull-down assays en ITC experimenten

zouden concreter deze interactie kunnen karakteriseren en kunnen ingepland worden als

toekomstige experimenten. Mogelijks kan het ook interessant zijn om in een ITC experiment

met het RanNb, Ran mutanten te betrekken. RanQ69L is een mutant die de GTP-gebonden

status behoudt. RanT24N daarentegen heeft een lage affiniteit voor nucleotiden [29].

3. Inductie van apoptose door NTF2-Nb8, RanNb en NES-RanNb

Om te evalueren of transfectie met bepaalde NTF2-Nbs, RanNb of NES-RanNb een effect

heeft op apoptose in HEK293T cellen werd via flowcytometrie het aantal apoptotische cellen

bepaald in de getransfecteerde populatie. Wanneer de gemiddelden genormaliseerd werden

t.o.v. de GFP controle lokken NTF2-Nb8, RanNb en NES-RanNb resp. 1,5 ; 4,2 en 5,0 keer

meer apoptose uit 48 u na transfectie. De resultaten weergegeven in dit experiment zijn de

gemiddelden van twee onafhankelijke experimenten. Om echter meer betrouwbare data te

kunnen voorstellen, zou dit experiment nogmaals moeten herhaald worden. Op basis van de

beschikbare data kunnen wel reeds een paar trends besproken worden. NTF2-Nb8 induceert

anderhalf keer meer apoptose op een significante wijze. De twee waarden (i.e. het percentage

aan apoptotische cellen in de getransfecteerde populatie) van beide experimenten lagen dicht

bij elkaar. Het RanNb en het NES-RanNb induceren eveneens apoptose, maar dan meer

uitgesproken. De spreiding op de waarden was hier groter. Een mogelijke verklaring voor de

grotere mate van apoptose inductie door het RanNb t.o.v. NTF2-Nb8 kan gevonden worden

in het verschil in mate van expressie. De inductie van apoptose bij verstoring van Ran op

eiwitniveau stemt overeen met het feit dat RNAi van Ran eveneens apoptose induceert [11,

12, 14]. Verder is het opvallend dat NTF2-Nb7 een daling aan apoptose vertoont, doch niet

significant.

Niettegenstaande deze resultaten preliminair zijn en om extra bevestiging vragen, kan het

reeds interessant zijn om stil te staan bij potentiële mechanismen van apoptose inductie.

Page 56: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

47

Wanneer we het NES-RanNb beschouwen, toonden lokalisatiexperimenten aan dat endogeen

Ran niet massaal gedelokaliseerd wordt uit de nucleus. Tevens blijken het RanNb en het

NES-RanNb nagenoeg even sterk in het uitlokken van apoptose. Op basis hiervan kan

gespeculeerd worden dat het mechanisme van apoptose inductie bij het NES-RanNb niet

geïnitieerd wordt vertrekkende van een verstoring in de Ran gradiënt wegens delokalisatie

van RanGTP. Mogelijkerwijs kunnen het RanNb en het NES-RanNb bv. de docking-site voor

NTF2 bezetten. Een andere optie is bv. het verstoren van de kinetochoor of microtubule Ran

cycli. Aangezien het NES-RanNb eveneens aangetroffen wordt t.h.v. het centrosoom, zou

ook een disfunctie van dit organel een potentieel mechanisme kunnen zijn. Er werd

bovendien reeds aangetoond dat CRM1, een exportreceptor tijdens nucleocytoplasmatisch

transport, ook lokaliseert t.h.v. het centrosoom tijdens mitose [2]. Een NES-RanNb/CRM1

complex zou zo ook naar het centrosoom gelokaliseerd kunnen worden en op die manier

centrosomale functies verstoren. Ook het NTF2-Nb8 zou apoptose kunnen induceren door

een centrosomale functie te verstoren aangezien dit nanobody eveneens ter hoogte van het

centrosoom lokaliseert. Daarnaast is er tevens de mogelijkheid dat NTF2-Nb8 zijn effect

uitoefent via ontregeling van nucleocytoplasmatisch transport.

Om verder te staven dat HEK293T cellen apoptose ondergingen, werden ruwe celextracten

geanalyseerd op aanwezigheid van geproteolyseerd caspase-3 en PARP. De geproteolyseerde

producten werden echter niet gedetecteerd. De celextracten werden gemaakt 24 u na

transfectie. Na flowcytometrie analyse was na 24 u reeds apoptose te zien, maar niet

significant. De (geproteolyseerde) caspase-3/PARP detectie is echter het resultaat van één

enkel experiment. Herhaling is hier zeker aangewezen, waarbij bovendien in de toekomst ook

het best twee of drie tijdstippen worden vooropgesteld om te analyseren (24, 48 en 72 u bv.).

Flowcytometrische analyse en (geproteolyseerde) caspase-3/PARP detectie in deze

masterproef werd uitgevoerd op HEK293T cellen. Toekomstig onderzoek zou er enorm veel

baat bij hebben om ook apoptose na te gaan in een aantal kankercellijnen. Zo blijken

bepaalde kankercellijnen (MDA-MB-231 (borst); A549 (long); DU145 (prostaat); EC109

(slokdarm) en HCT116/DLD-1 (colon)) gevoeliger te zijn aan siRNA tegen Ran in

vergelijking met geïmmortaliseerde HEK293T cellen [14].

Page 57: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

48

4. Algemene conclusie

In deze masterproef werden nanobodies tegen Ran en NTF2 aangewend om nieuwe functies

van deze eiwitten te bestuderen. Karakterisering van de interactie van NTF2-Nb8 met NTF2-

WT en NTF2-M118E laat vermoeden dat dit nanobody een hogere affiniteit heeft voor

NTF2-M118E. Bovendien suggereren de flowcytometrische resultaten dat dit nanobody

potentieel heeft om apoptose te induceren, al is er nog geen duidelijkheid over het

onderliggend mechanisme. Bovendien hebben ook het RanNb en het NES-RanNb apoptose

inducerende capaciteiten die tevens meer uitgesproken zijn dan NTF2-Nb8. Ook hier kan nog

volop gespeculeerd worden over het onderliggende mechanisme. Verder is er onvoldoende

informatie beschikbaar omtrent de interactie van het RanNb met Ran.

We kunnen stellen dat er nood is aan een completere karakterisering van de interactie van de

nanobodies met hun targets. Maar ondanks het feit dat verder experimenteel onderzoek dient

uit te wijzen wat het exacte aangrijpingspunt van deze nanobodies is, zou de apoptose

inducerende capaciteit van NTF2-Nb8, RanNb en NES-RanNb dus een mogelijke eerste stap

kunnen zijn in de richting van de ontwikkeling van nieuwe kankertherapeutica.

Referenties

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

1. Clarke PR & Zhang C (2008). Spatial and temporal coordination of mitosis by Ran GTPase. Nature

Reviews Molecular Cell Biology 9: 464-477.

2. Rensen WM, Mangiacasale R, Ciciarello M & Lavia P (2008). The GTPase Ran: regulation of cell life

and potential roles in cell transformation. Frontiers in Bioscience: 4097-4121.

3. Macara IG (2001). Transport into and out of the Nucleus. Microbiology and Molecular Biology

Reviews 65: 570–594.

4. Kau TR , Way JC & Silver PA (2004). Nuclear transport and cancer: from mechanism to intervention.

Nature Reviews Cancer 4: 106-117.

5. Stewart M (2007). Molecular mechanism of the nuclear protein import cycle. Nature Reviews

Molecular Cell Biology 8: 195-207.

6. Van Impe K, Hubert T, De Corte V, Vanloo B, Boucherie C, Vandekerckhove J & Gettemans J (2008).

A new role for nuclear transport factor 2 and Ran: nuclear import of CapG. Traffic 9: 695-707.

7. George R, Chan HL, Ahmed Z, Suen KM, Stevens CN, Levitt JA, Suhling K, Timms J & Ladbury JE

(2009). A complex of Shc and RanGTPase localizes to the cell nucleus. Cellular and Molecular Life

Sciences 66: 711-720.

Page 58: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

49

8. Chaillan-Huntington C, Butler JG, Huntington JA, Akin D, Feldherr C & Stewart M (2001). NTF2

monomer-dimer equilibrium. Journal of Molecular Biology 314: 465-477.

9. Sluder G (2005). Two-way traffic: centrosomes and the cell cycle. Nature Reviews Molecular Cell

Biology 6: 743-748.

10. Mühlhäusser P & Kutay U (2007). An in vitro nuclear disassembly system reveals a role for the

RanGTPase system and microtubule-dependent steps in nuclear envelope breakdown. The Journal of

Cell Biology 178: 595-610.

11. Tietze N, Pelisel J, Phillip A, Roedi W, Merdan T, Tarcha P, Ogris M & Wagner E (2008). Induction

of apoptosis in murine neuroblastoma by systemic delivery of transferring-shielded siRNA polyplexes

for downregulation of Ran. Oligonucleotides 18: 161-174.

12. Barrès V, Ouellet V, Lafontaine J, Tonin PN, Provencher DM & Mes-Masson AM (2010). An essential

role for Ran GTPase in epithelial ovarian cancer cell survival. Molecular Cancer 9: 272-283.

13. Rensen WM, Roscioli E, Tedeshi A, Mangiacasale R, Ciciarello M, Di Gioia SA & Lavia P (2009).

RanBP1 downregulation sensitizes cancer cells to taxol in a caspase-3-dependent manner. Oncogene

28: 1748-1758.

14. Yuen H, Chan K, Grills C, Murrat JT, Plat-Higgins A, Eldin OS, O’Byrne K, Janne P, Fennel DA,

Johnston PG, Rudland PS & El-Tanani M (2011). Ran is a potential therapeutic target for cancer cells

with molecular changes associated with activation of the PI3K/Akt/mTORC1 and Ras/MEK/ERK

pathways. Clinical Cancer Research 18: 380-391.

15. Ferrando-May E (2005). Nucleocytoplasmic transport in apoptosis. Cell death and Differentiation 12:

1263-1276.

16. Casanova M, Portalès P, Blaineau C, Crobru L, Bastien P & Pagès M (2008). Inhibition of active

nuclear transport is an intrinsic trigger of programmed cell death in trypanosomatids. Cell Death and

Differentiation 15: 1910–1920.

17. Revets H, De Baetselier P, Muyldermans S (2005). Nanobodies as novel agents for therapeutics. Expert

opinion Biol Therapy 5: 111-124.

18. Muyldermans S, Baral TN, Retarnozzo VC, De Baetselier P, De Genst E, Kinne J, Leonhardt H, Magez

S, Nguyen VK, Revets H, Rothbauer U, Stijlemans B, Tillib S, Wernery U, Wyns L, Hassanzadeh-

Ghassabeh G, Saerens D (2009). Camelid immunoglobulins and nanobody technology. Veterinary

immunology and immunopathology 128:178-183.

19. Huang L, Muyldermans S & Saerens D (2010). Nanobodies®: proficient tools in diagnostics. Expert

Reviews of Molecular Diagnostics 10: 777-785.

20. Rothbauer U, Zolghadr K, Muyldermans S, Schepers A, Cardoso MC & Leonhardt H (2008). A

versatile nanotrap for biochemical and functional studies with fluorescent fusion proteins. Molecular

and Cellular Proteomics 7.2: 282-289.

21. Roovers RC, Vosjan MJWD, Laeremans T, el Khoulati R, de Bruin RCG, Ferguson KM, Verkleij AJ,

van Dongen GAMS & van Bergen en Henegouwen PMP (2011). A biparatopic anti-EGFR nanobody

efficiently inhibits solid tumor growth. International Journal of Cancer 129: 2013-2024.

Page 59: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

50

22. Delanote V, Vanloo B, Catillon M, Friederich E, Vandekerkchove J & Gettemans J (2010). An alpaca

single-domain antibody blocks filopodia formation by obstructing L-plastin-mediated F-actin bundling.

The FASEB Journal 24: 105-118.

23. Keryer G, Di Fiore B, Celati C, Lechtreck KF, Mogensen M, Delouvée A, Lavia P, Bornens M &

Tassin A (2003). Part of Ran is associated with AKAP450 at the centrosome: involvement in

microtubule-organizing activity. Molecular Biology of the Cell 14: 4260-4271.

24. Boulares AH, Yakovlev AG, Ivanova V, Stoica BA, Wang G, Iyer S & Smulson M (1999). Role of

Poly(ADP-ribose) polymerase (PARP) cleavage in apoptosis. The Journal of Biological Chemistry

274: 22932-22940.

25. Kvam E, Sierks MR, Shoemaker CB & Messer A (2010). Physico-chemical determinants of soluble

intrabody expression in mammalian cell cytoplasm. Protein Engineering, Design & Selection 23: 489-

498.

26. MacDonald PJ, Chen Yun, Wang X, Chen Yan & Mueller JD (2010). Brightness analysis by Z-scan

fluorescence fluctuation spectroscopy for the study of protein interactions within living cells.

Biophysical Journal 99: 979-988.

27. MacDonald PJ, Chen Y & Mueller JD (2012). Chromophore maturation and fluorescence fluctuation

spectroscopy of fluorescent proteins in a cell-free expression system. Analytical Biochemistry 421:

291-298.

28. Olichon A, Schweizer D, Muyldermans S & de Marco A (2007). Heating as a rapid purification

method for recovering correctly-folded thermotolerant VH and VHH domains. BMC Biotechnology 7.

29. Hutchins JRA, Moore WJ & Clarke PR (2009). Dynamic localisation of RanGTPase during the cell

cycle. BMC Cell Biology 10:66.

30. Vognsen T & Kristensen O (2012). Crystal structure from the rasputin NTF2-like domain from

Drosophila melanogaster. Biochemical and Biophysical Research Communications 420: 188-192.

Page 60: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

Addendum

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Figuren

Suppl. Fig. 1. Oppervlaktevoorstelling van de NTF2 dimeer interface. Interface residuen kregen een

kleur volgens type (grijs: hydrofoob, rood: zuur, blauw: basisch, wit: polair). De cyaankleur

representeert één NTF2 monomeer. Methionines op AZ posities 84, 102 en 118 worden aangeduid

[30].

Page 61: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

Vectoren

Page 62: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren
Page 63: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren

De PHEN6 vector is gelijkaardig aan de pHEN4 vector, met dit verschil dat de Haemaglutinine-tag

en gene III vervangen werden door een His6-tag (H-tag).

Page 64: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren
Page 65: Studie van nieuwe functies van Ran GTPase en NTF2 met ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/892/691/RUG01... · en praktische handelingen heeft aangeleerd, alsook het correct analyseren