Subsidie voor nepvlees: investering in de toekomst of verkapte staatssteun? ftm
Staatssteun bij Starbucks en de invloed van de ...
Transcript of Staatssteun bij Starbucks en de invloed van de ...
1
Universiteit van Amsterdam
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
Staatssteun bij Starbucks en de invloed
van de voorgestelde
transparantiemaatregelen
Masterscriptie
Fiscale Economie
Auteur: Danella Bos
Studentnummer: 10359443
Begeleider: drs. H.A. Vollebregt
Studiejaar: 2016-2017
2
Verklaring eigen werk
Hierbij verklaar ik, Danella Bos, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige
verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.
Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik
geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden
genoemd.
De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het
inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.
3
Inhoudsopgave
Inleiding…………………………………………………………………………. 6
1.1 Aanleiding van het onderzoek……………………………………………….. 6
1.2 Probleemstelling.…………………………………………………………...... 8
1.3 Onderzoeksopzet…………………………………………………………….. 9
Advance pricing agreements………………………………………………........ 10
2.1 Inleiding…………………………………………………………………........ 10
2.2 Het arm's-lengthbeginsel………………………………………………....….. 10
2.2.1 arm's-lengthbeginsel………………………………………..….….... 10
2.2.2 Kritiek arm's-lengthbeginsel…………………………......……..….. 11
2.3 Advance pricing agreements …………………………………………....….... 12
2.3.1 Advance pricing agreements…………………………………....….. 12
2.3.2 Voordelen…………………………………………………….…...... 13
2.3.3 Nadelen………………………………………………………....….. 14
2.4 Deelconclusie……………………………………………….…………….….. 15
Verboden staatssteun……………………………………………….….........….. 17
3.1 Inleiding……………………………………………………...……….…........ 17
3.2 Europese staatssteunwetgeving………………………………...….…...…...... 17
3.2.1 Definitie verboden staatssteun……………………………...……..... 17
3.2.2 Voorwaarden………………………………………….…...………... 18
3.2.2.1 Voordeel…………………………………….…….………. 18
3.2.2.2 Van de staat afkomstig en met staatsmiddelen bekostigd.... 19
3.2.2.3 Mededinging dreigen te vervalsen………………...........… 19
3.2.2.4 Ongunstige beïnvloeding handelsverkeer lidstaten…......... 20
3.2.2.5 Selectiviteitseis……………………………………......….. 20
3.3 Uitzonderingen………………………………………………………….…..... 21
3.4 Verboden staatssteun bij advance pricing agreements…………..……….…... 22
3.4.1 Inleiding………………………………………………….…….….... 22
3.4.2 Voordeel………………………………………………….…….….... 22
3.4.3 Van de staat afkomstig en met staatsmiddelen bekostigd…..….…… 23
4
3.4.4 Mededinging dreigen te vervalsen en ongunstige beïnvloeding
handelsverkeer………………………………………….....…….... 23
3.4.5 Selectiviteitseis…………………………………………….…..…… 23
3.5 Deelconclusie………………………………………………………...………. 24
Case study: Starbucks Manufacturing B.V. …………………..…………….... 26
4.1 Inleiding……………………………………………………………..……...... 26
4.2 De advance pricing agreement van Starbucks……..…….…………….….…. 26
4.3 Staatssteunbeslissing van de Europese Commissie.……….……………..….. 29
4.3.1 Voordeel…….……….……….……….……….……….……....….... 29
4.3.2 Van de staat afkomstig en met staatsmiddelen bekostigd……....…... 29
4.3.3 Mededinging dreigen te vervalsen en ongunstige beïnvloeding
handelsverkeer…….……….……….……….……….……..…...…. 29
4.3.4 Selectiviteitseis…….……….……….……….……….…….….…... 30
4.3.4.1 Bepaling referentiestelsel…….……….……….….….…... 30
4.3.4.2 Afwijking maatregel van het referentiestelsel…….....….... 30
4.3.4.2.1 Royaltybetalingen…….……….……….…..…… 32
4.3.4.2.2 Inkoopprijs groene bonen…….……….….......… 32
4.3.4.2.3 Minst complexe functie…….……….……........... 33
4.3.4.2.4 Winstniveau-indicator…….……….……….…… 33
4.4 Beoordeling…….……….……………………………...………….................. 34
4.4.1 Discussie…….……….……….……….……….……….…….......... 34
4.4.2 Keuze referentiestelsel…….……….……….……….………..…..... 35
4.4.3 Europees arm's-lengthbeginsel…….……….……….……….……... 35
4.4.4 Geen corresponderende belastingheffing…….……….……….….... 36
4.4.5 Kiezen van een verrekenprijsmethode…….……….………....…..... 37
4.4.6 De arm's-lengthbeloning…….…….…….…….…….…….…….…. 39
4.4.7 Royaltybetalingen…….……….……….……….……….………..... 40
4.4.8 Inkoopprijs groene bonen…….……….……….……….……...…… 40
4.4.9 De onderneming met de minst complexe functie…….…......……… 41
4.4.10 Winstniveau-indicator.……….……….……….…..….……….…... 42
4.5 Deelconclusie…………………………………………....………………...…. 43
5
Transparantie………………………………………………………………........ 45
5.1 Inleiding…………………………………………………………………….... 45
5.2 Transparantiemaatregelen…………………………………………….……… 45
5.2.1 Uitwisselen van advance pricing agreements……………………… 45
5.2.2 Openbare publicatie advance pricing agreements………………….. 47
5.3 Invloed op de praktijk van advance pricing agreements………..…………… 47
5.3.1 Uitwisselen van advance pricing agreements………………………. 47
5.3.1.1 Controle door de Europese Commissie…………………... 47
5.3.1.2 Sociale controle………………………………………….... 48
5.3.1.3 Advance pricing agreements met (verboden) staatssteun… 49
5.3.2 Openbare publicatie advance pricing agreements………………….. 50
5.4 Deelconclusie……………………………………………………………….... 50
Conclusie………………………………………………………....……………… 52
6.1 Beantwoording deelvragen…………………………………………………… 52
6.1.1 Wat zijn advance pricing agreements?……………………………… 52
6.1.2 Wanneer is sprake van verboden staatssteun volgens de Europese
staatssteunwetgeving?…………………………………….……………… 53
6.1.3 Heeft de Europese Commissie inzake Starbucks Manufacturing B.V.
een juiste beslissing gemaakt?…………………………….……………… 53
6.1.4 Wat is de invloed van meer transparantie op de kans van staatssteun
bij advance pricing agreements?………………………….……………… 54
6.2 Beantwoording centrale vraag………………………………...…………… 55
Literatuurlijst………………………………………………………...…………. 57
6
1. Inleiding
1.1 Aanleiding van het onderzoek
De Europese Commissie is een grootschalig onderzoek begonnen naar (agressieve) tax planning
door multinationals.1 Door gebruik te maken van technische details uit belastingwetgeving van
individuele landen kunnen multinationals hun belastingdruk verlagen. Dit leidt tot grondslagerosie2
waardoor eerlijke concurrentie en eerlijke lastenverdeling op het gebied van belastingen worden
aangetast.3
Het onderzoek van de Europese Commissie richt zich ook op tax rulings van Europese
lidstaten.4 Dit zijn afspraken tussen een onderneming en de overheid waarin wordt vastgelegd wat
de fiscale gevolgen zijn van een (voorgenomen) rechtshandeling van een onderneming.5 Het doel
van deze afspraken is om vooraf rechtszekerheid te geven aan belastingplichtigen.6 De Nederlandse
belastingdienst beoogt deze afspraken te maken binnen de kaders van de wet- en regelgeving, beleid
en jurisprudentie.7 Wanneer tax rulings specifiek over de verrekenprijsproblematiek van
ondernemingen gaan, worden zij advance pricing agreements (hierna: APA's) genoemd.8 In deze
scriptie ligt de nadruk op APA's.
Het onderzoek van de Europese Commissie richt zich onder andere op de vraag of Europese
lidstaten door middel van tax rulings of APA's ondernemingen bevoordelen. Dit zou
verboden, fiscale staatssteun met zich meebrengen: een overheidsorgaan geeft aan een onderneming
een gunstige en selectieve behandeling waardoor die onderneming een betere financiële positie
1 Europese Commissie (2014). Staatssteun: Commissie begint onderzoek naar verrekenprijsregelingen in de
vennootschapsbelasting voor Apple (Ierland), Starbucks (Nederland) en Fiat Finance and Trade (Luxemburg),
11 juni 2014.
2 Europese Commissie (2014). Staatssteun: Commissie begint onderzoek naar verrekenprijsregelingen in de
vennootschapsbelasting voor Apple (Ierland), Starbucks (Nederland) en Fiat Finance and Trade (Luxemburg),
11 juni 2014.
3 Europese Commissie. Persbericht: Strijd tegen ontwijking van vennootschapsbelasting: Commissie presenteert
pakket fiscale transparantiemaatregelen. 18 maart 2015.
4 Europese Commissie (2014). Staatssteun: Commissie begint onderzoek naar verrekenprijsregelingen in de
vennootschapsbelasting voor Apple (Ierland), Starbucks (Nederland) en Fiat Finance and Trade (Luxemburg),
11 juni 2014.
5 Staatssecretaris van Financiën. Verslag van een schriftelijk overleg betreffende vragen die de Europese Commissie
aan Nederland, Ierland en Luxemburg zou hebben over belastingafspraken die zouden worden gemaakt met grote
multinationals. AFP 2014/127, 18 februari 2014
6 Staatssecretaris van Financiën. Verslag van een schriftelijk overleg betreffende vragen die de Europese Commissie
aan Nederland, Ierland en Luxemburg zou hebben over belastingafspraken die zouden worden gemaakt met grote
multinationals. AFP 2014/127, 18 februari 2014
7 Staatssecretaris van Financiën. Verslag van een schriftelijk overleg betreffende vragen die de Europese Commissie
aan Nederland, Ierland en Luxemburg zou hebben over belastingafspraken die zouden worden gemaakt met grote
multinationals. AFP 2014/127, 18 februari 2014
8 Staatssecretaris van Financiën. Fiscale aspecten van het vestigingsklimaat in Nederland.
nr. 275005. Vergaderjaar 2000-2001, 20 november 2000
7
verkrijgt ten opzichte van vergelijkbare ondernemingen.9
De huidige aandacht van de Europese Commissie op de tax ruling-praktijk van lidstaten
brengt de rechtszekerheid hiervan in het geding. De Europese Commissie heeft inmiddels
aangegeven dat zij de APA verstrekt door de Nederlandse belastingdienst aan Starbucks
Manufacturing B.V. aanmerkt als verboden staatssteun.10
Het kabinet deelt deze mening niet en is
tegen deze beslissing in beroep gegaan. Zo wil zij voorkomen dat er rechtsonzekerheid ontstaat over
de toe te passen regels.11
Naast de Europese Commissie houdt ook de Organisatie voor Economische Samenwerking
en Ontwikkeling (hierna: OESO) zich actief bezig met het tegengaan van grondslagerosie. De
OESO is een samenwerkingsverband tussen 35 Europese, Amerikaanse en Aziatische landen die
zich richten op economische ontwikkeling.12
Zowel de Europese Commissie als de OESO willen de
tax ruling-praktijk transparanter maken. Dit willen zij doen door de betrokken landen onderling
automatisch gegevens te laten uitwisselen met betrekking tot tax rulings en APA's.13
14
Meer
transparantie moet er volgens de Europese Commissie aan bijdragen dat de kans kleiner wordt dat
een Europese belastingdienst selectieve behandelingen aan ondernemingen geeft. Dit komt doordat
belastingdiensten van andere landen de tax rulings en APA's zouden kunnen controleren.15
Deze scriptie is relevant op wetenschappelijk gebied. Er zijn artikelen verschenen over
staatssteun van APA's, maar deze zijn veelal beknopt. Daarnaast gaan deze artikelen niet in op de
recent voorgestelde transparantiemaatregelen. Het is van belang een compleet overzicht te hebben
over in welke situaties een APA als staatssteun kwalificeert en in hoeverre er vertrouwd kan worden
op de APA's. Tevens is het belangrijk te onderzoeken of de uitwisseling van APA's inderdaad de
kans op een selectieve fiscale behandeling van ondernemingen zal verkleinen.
Bovendien is deze scriptie maatschappelijk relevant door de actualiteit van de discussie over
APA's en belastingontwijking door multinationals. Deze problematiek is de afgelopen tijd
veelvuldig in de politiek en de media aan bod gekomen: multinationals zouden er alles aan doen om
zo min mogelijk belasting te betalen, terwijl de burger wel zijn belasting afdraagt.16
Tevens ligt de
9 Dictorate-General for Competition (2016). DG Competition working paper on state aid and tax rulings.
3 juni 2016
10 Case nummer SA.38374
11 Staatssecretaris van Financiën. Antwoord op schriftelijke kamervragen over Starbucks. AFP2016/80, 2 februari 2016
12 OECD (2016). Members and partners.
13 European Commission (2015). Proposal for a council directive: amending Directive 2011/16/EU as regards
mandatory automatic exchange of information in the field of taxation.
14 OECD (2015). Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and
Substance, Action 5 - 2015 Final Report
15 Europese Commissie. Persbericht: Strijd tegen ontwijking van vennootschapsbelasting: Commissie presenteert
pakket fiscale transparantiemaatregelen. 18 maart 2015.
16 Voor de publieke belangstelling, zie bijvoorbeeld de Volkskrant 'Ik hoop dat multinationals na vandaag geen nacht
meer rustig slapen', 3 maart 2015.
8
maatschappelijke relevantie van dit onderzoek in de huidige rechtsonzekerheid over de
betrouwbaarheid van APA's. De staatssecretaris van Financiën heeft onlangs nog benadrukt dat tax
rulings en APA's een van de kernpunten zijn van het Nederlandse vestigingsklimaat.17
De huidige
rechtsonzekerheid is slecht voor dit vestigingsklimaat.18
1.2 Probleemstelling
APA's dienen om vooraf zekerheid te krijgen over de fiscale gevolgen van een (voorgenomen)
rechtshandeling van ondernemingen op het gebied van transfer pricing.19
In deze scriptie staat de
volgende vraag centraal:
Moet de Nederlandse APA-praktijk worden aangepast om de kans op verboden staatssteun
bij APA's te verkleinen? Zo ja, kan een transparantere APA-praktijk hieraan bijdragen?
Om een antwoord op deze centrale vraag te formuleren, worden de volgende deelvragen in deze
scriptie beantwoord:
Wat zijn advance pricing agreements?
Wanneer is sprake van verboden staatssteun volgens de Europese staatssteunwetgeving?
Heeft de Europese Commissie inzake Starbucks Manufacturing B.V. een juiste beslissing
gemaakt?
Wat is de invloed van meer transparantie op de kans van staatssteun bij advance pricing
agreements?
Het eindproduct van deze scriptie levert een overzicht in hoeverre sprake kan zijn van staatssteun
bij APA's. Tevens wordt uiteengezet of een transparantere APA-praktijk kan bijdragen aan meer
rechtszekerheid op dit gebied.
17 Staatssecretaris van Financiën. Antwoord op schriftelijke kamervragen over Starbucks. AFP2016/80,
2 februari 2016
18 P. Wattel (2015). Tax Transparency? Nederlands Juristenblad 2015/959
19 Staatssecretaris van Financiën. Verslag van een schriftelijk overleg betreffende vragen die de Europese Commissie
aan Nederland, Ierland en Luxemburg zou hebben over belastingafspraken die zouden worden gemaakt met grote
multinationals. AFP 2014/127, 18 februari 2014
9
1.3 Onderzoeksopzet
Door middel van een kwalitatief literatuuronderzoek wordt geïdentificeerd of er een mogelijkheid is
tot staatssteun binnen de Nederlandse APA-praktijk en in hoeverre transparantie een verbetering van
de rechtszekerheid kan zijn. In elk van de hoofdstukken staat een deelvraag uit paragraaf 1.2
centraal. Deze deelvragen worden beantwoord door middel van wetenschappelijke bronnen,
jurisprudentie en Kamerstukken.
In het tweede hoofdstuk wordt een beeld gevormd van de huidige APA-praktijk in
Nederland. Het derde hoofdstuk gaat in op de Europese staatssteunwetgeving. Tevens wordt in dit
hoofdstuk onderzocht wanneer een APA als verboden staatssteun kan kwalificeren. In het vierde
hoofdstuk wordt de theorie uit de twee voorgaande hoofdstukken toegepast op de praktijk door in te
gaan op de APA van Starbucks Manufacturing B.V. Onderzocht wordt of de Europese Commissie de
APA terecht als staatssteun kwalificeert, of dat het kabinet in de beroepsprocedure een reële kans
heeft om haar gelijk te behalen. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de voorgestelde
transparantiemaatregelen met betrekking tot de rulingpraktijk van Europese lidstaten. In dit
hoofdstuk wordt met name bekeken of meer transparantie binnen de APA-praktijk de huidige
rechtsonzekerheid kan verkleinen. In de conclusie wordt een antwoord geformuleerd op de centrale
vraag. Dit wordt gedaan met behulp van de opgestelde deelvragen.
10
2. Advance pricing agreements
2.1 Inleiding
De OESO definieert een tax ruling als ‘any advice, information or undertaking provided by a tax
authority to a specific taxpayer or group of taxpayers concerning their tax situation and on which
they are entitled to rely’.20 Op basis van de door de belastingplichtige aangedragen feiten en
omstandigheden kan de belastingdienst aangeven welk fiscaal standpunt zij inneemt bij de
beoordeling van de specifieke situatie.21 Zoals in de inleiding al beschreven is, is een advance
pricing agreement (hierna: APA) een tax ruling die ziet op de verrekenprijsproblematiek van
ondernemingen.22 Dit kan onder andere gaan over de vraag of de beloning van de transactie
voldoet aan het zogenoemde arm's-lengthbeginsel. De volgende vraag staat in dit hoofdstuk
centraal: Wat zijn advance pricing agreements?
In de tweede paragraaf wordt ingegaan op het arm's-lengthbeginsel en wordt beschreven
welke problemen het arm's-lengthbeginsel met zich meebrengt. In de derde paragraaf wordt
beschreven wat APA’s zijn en welke voor- en nadelen APA's met zich meebrengen. De laatste
paragraaf is de deelconclusie van dit hoofdstuk.
2.2 Het arm's-lengthbeginsel
2.2.1 Het arm's-lengthbeginsel
Het arm's-lengthbeginsel is opgenomen in artikel 9 van het OESO-modelverdrag en is verder
uitgewerkt in de OESO-richtlijnen. Het arm's-lengthbeginsel wordt gebruikt voor het bepalen van
de verrekenprijs. Echter, het bepalen van de verrekenprijs is geen exacte wetenschap.23
Het
arm's-lengthbeginsel houdt in dat transacties tussen gelieerde ondernemingen worden vergeleken
met transacties tussen onafhankelijke derden. Ondernemingen zijn met elkaar gelieerd indien een
onderneming, onmiddellijk of middellijk, deelneemt aan de leiding van of het toezicht op, dan wel
in het kapitaal van een andere onderneming.24
Het arm's-lengthbeginsel wordt gezien als een
20 OECD (2015). Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and
Substance, Action 5 - 2015 Final Report. p. 47
21 Breuer, A.C., Boer, J.P. & Douma, S.C.W. (2016). Uitwisseling van tax rulings. WFR 2016/50
22 Staatssecretaris van Financiën. Fiscale aspecten van het vestigingsklimaat in Nederland.
nr. 275005. Vergaderjaar 2000-2001, 20 november 2000
23 Verrekenprijsbesluit 2013
24 Artikel 9 OESO-modelverdrag en artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969
11
gezaghebbend beginsel dat als leidraad wordt gebruikt in de internationale fiscale praktijk.25
Om te beoordelen of een transactie voldoet aan het arm's-lengthbeginsel, dient er een
vergelijkbaarheidsanalyse te worden uitgevoerd.26
Zowel de transactie als de voorwaarden moeten
vergelijkbaar zijn tussen gelieerde en ongelieerde ondernemingen.27
Aan de hand van deze
vergelijking wordt vastgesteld of gelieerde ondernemingen onderling zakelijk handelen.28
Per 1 januari 2002 is het arm's-lengthbeginsel opgenomen in de Nederlandse wet
vennootschapsbelasting in artikel 8b.29
Hoewel Nederland voor die tijd ook al het
arm's-lengthbeginsel toepaste, betekende dit een codificatie van de bestaande praktijk. De
codificatie moest effectief voorkomen dat er winstverschuivingen met een fiscaal oogmerk plaats
vonden.30
In de wetsgeschiedenis bij artikel 8b Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet
VPB) heeft de wetgever beoogd een 'zo groot mogelijke (redactionele) gelijkheid' na te streven met
artikel 9 van het OESO-modelverdrag. Hiermee zou een goede aansluiting worden gewaarborgd bij
de internationale geldende praktijk, het OESO-commentaar en de OESO-richtlijnen.31
De
Staatssecretaris van Financiën ziet de OESO-richtlijnen bovendien als 'een passende uitleg en
verduidelijking' van het arm's-lengthbeginsel uit artikel 8b Wet VPB.32
2.2.2 Kritiek arm's-lengthbeginsel
Het arm's-lengthbeginsel is onderhevig aan kritiek, met name op het gebied van de
vergelijkbaarheid van de voorwaarden bij de transacties tussen ongelieerde partijen. Zo loopt men
bij het vergelijken van transacties aan tegen het probleem dat alle transacties uniek zijn en
informatie over de voorwaarden die ongelieerde partijen hanteren, niet beschikbaar zijn als publieke
informatie. De informatie die wel beschikbaar is, is bovendien vaak lastig te herleiden tot
transactieniveau. Daarbij komt dat steeds meer transacties plaatsvinden tussen gelieerde
ondernemingen, waardoor het aantal vergelijkbare transacties tussen ongelieerde ondernemingen
steeds schaarser wordt.33
Behalve kritiek op het vinden van vergelijkbare transacties, is er ook veel kritiek op de vraag
of transacties tussen gelieerde en ongelieerde ondernemingen wel vergelijkbaar zijn. Multinationale
ondernemingen behalen bijvoorbeeld schaal- en synergievoordelen. Hierdoor lijken transacties
25 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. P. 9
26 Verrekenprijsbesluit 2013
27 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
28 Verrekenprijsbesluit 2013
29 Verrekenprijsbesluit 2013
30 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
31 Kamerstukken 2001/2002, 28 034 nr. 3, p. 20
32 Verrekenprijsbesluit 2013
33 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 20-21
12
tussen gelieerde ondernemingen niet vergelijkbaar te zijn met transacties tussen ongelieerde
ondernemingen.34
De OESO-richtlijnen beschrijven ook het probleem dat het arm's-lengthbeginsel bij bepaalde
transacties moeilijk toe te passen is omdat gelieerde ondernemingen transacties met elkaar kunnen
aangaan die ongelieerde ondernemingen niet zouden aangaan. Hoewel dit niet hoeft te betekenen
dat de transactie niet voldoet aan het arm's-lengthbeginsel, erkent de OESO hiermee wel dat dit een
praktisch probleem is bij de beoordeling of de beloning voldoet aan het arm's-lengthbeginsel.35
2.3 Advance pricing agreement
2.3.1 Advance pricing agreement
De OESO definieert een APA als ‘an arrangement that determines, in advance of controlled
transactions, an appropriate set of criteria (e.g. method, comparables and appropriate adjustments
thereto, critical assumptions as to future events) for the determination of the transfer pricing for
those transactions over a fixed period of time’.36 Een APA geeft zekerheid vooraf over de zakelijke
beloning van een toekomstige transactie op basis van het arm's-lengthbeginsel. Een APA kan gaan
over alle verrekenprijsvraagstukken die bij een belastingplichtige spelen. De belastingplichtige
moet in zijn verzoek om een APA uiteenzetten op welke specifieke transactie en op welke specifieke
verbonden lichamen het verzoek ziet.37 De Nederlandse belastingdienst beoogt APA's af te sluiten
binnen de kaders van de wet- en regelgeving, beleid en jurisprudentie.38
De afspraak (APA) wordt vastgelegd in de vorm van een vaststellingsovereenkomst.39 De
overeenkomst is van civielrechtelijke aard en is bindend voor zowel de belastingplichtige als de
Belastingdienst.40 In beginsel kan de belastingplichtige rekenen op nakoming van de
overeenkomst. Dit is slechts anders indien de overeenkomst in strijd is met wettelijke regelingen.41
Te denken valt aan de constatering dat sprake is van verboden staatssteun.
Het verzoek om een APA bevat kritische veronderstellingen. Het opnemen van deze
34 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 23
35 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 1.11
36 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010.
Paragraaf 1.123
37 Dictoraat-Generaal voor de Belastingdienst, cluster fiscaliteit (2014). Behandelprocedure verzoeken om advance
pricing agreements. 13-06-2014
38 Staatssecretaris van Financiën. Verslag van een schriftelijk overleg betreffende vragen die de Europese Commissie
aan Nederland, Ierland en Luxemburg zou hebben over belastingafspraken die zouden worden gemaakt met grote
multinationals. AFP 2014/127, 18 februari 2014
39 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
40 de Soeten, G.H. (2015). Koffie verkeerd. WFR 2015/505
41 de Soeten, G.H. (2015). Koffie verkeerd. WFR 2015/505
13
kritische veronderstellingen is nodig omdat de APA in beginsel ziet op een toekomstige transactie.42
Deze veronderstellingen zijn kritisch omdat zij de verrekenprijs kunnen beïnvloeden. De
belastingplichtige kan deze kritische veronderstellingen niet beïnvloeden.43 De kritische
veronderstellingen kunnen bijvoorbeeld gaan over operationele en economische omstandigheden
die een mogelijke invloed hebben op de beloning van een transactie. Beoogd wordt om deze
veronderstellingen zodanig vast te leggen dat bij een wijziging hiervan de APA niet direct opnieuw
beoordeeld hoeft te worden.44
De geldigheidsduur van een APA wordt in de overeenkomst vastgelegd. Over het algemeen
wordt uitgegaan van een looptijd van vier tot vijf jaar.45 Hierin dient een goede verhouding te
worden gevonden tussen de looptijd en juistheid van de APA.46 Enerzijds is het wenselijk om de
afspraken voor een zo lang mogelijke periode vast te leggen. Zo kunnen de fiscale gevolgen voor
langere periode in kaart worden gebracht. Anderzijds zorgt een lange looptijd van de APA dat de
voorspelling minder nauwkeurig is, doordat de toekomstige omstandigheden minder goed in te
schatten zijn.
Er zijn drie soorten APA’s te onderscheiden: unilaterale, bilaterale en multilaterale APA's.47
Als een belastingplichtige verzoekt om een unilaterale APA, verzoekt hij alleen om zekerheid van
een overheid. Bij bilaterale APA’s wordt zekerheid gewenst over het standpunt van twee overheden,
en bij de multilaterale APA’s van meer dan twee overheden. Zowel de Nederlandse overheid48 als
de OESO49 hebben een voorkeur voor bilaterale APA’s. Overleg door de betrokken overheden over
bilaterale en multilaterale APA’s wordt gedaan via de onderlinge overlegprocedure uit artikel 25 van
het OESO-modelverdrag.50
2.3.2 Voordelen
APA's hebben diverse voordelen. Een belangrijk voordeel is dat een APA aan een belastingplichtige
rechtszekerheid vooraf geeft over de fiscale gevolgen op het gebied van transfer pricing van
geplande rechtshandelingen.51
Deze verkregen zekerheid kan voordelig zijn voor een
42 Dictoraat-Generaal voor de Belastingdienst, cluster Fiscaliteit (2014). Besluit behandelprocedure verzoeken om
advance pricing agreements. DGB 2014/3098, 3 juni 2014.
43 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
44 Dictoraat-Generaal voor de Belastingdienst, cluster Fiscaliteit (2014). Besluit behandelprocedure verzoeken om
advance pricing agreements. DGB 2014/3098, 3 juni 2014.
45 Dictoraat-Generaal voor de Belastingdienst, cluster Fiscaliteit (2014). Besluit behandelprocedure verzoeken om
advance pricing agreements. DGB 2014/3098, 3 juni 2014.
46 Dictoraat-Generaal voor de Belastingdienst, cluster Fiscaliteit (2014). Besluit behandelprocedure verzoeken om
advance pricing agreements. DGB 2014/3098, 3 juni 2014.
47 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
48 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
49 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
50 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
51 Staatssecretaris van Financiën. Verslag van een schriftelijk overleg betreffende vragen die de Europese Commissie
14
belastingplichtige, doordat hij zijn toekomstige belastingschuld beter kan inschatten. Dit kan ertoe
leiden dat er voor de belastingplichtige een gunstiger investeringsklimaat ontstaat.52
Een ander voordeel voor de belastingplichtige is dat een bilaterale of unilaterale APA
juridische en economische dubbele belastingheffing kan voorkomen.53
Er is sprake van juridische
dubbele belastingheffing als twee overheden of instanties bij dezelfde belastingplichtige heffen over
hetzelfde object. Van economische dubbele belastingheffing is sprake wanneer bij twee
belastingplichtigen over hetzelfde object belasting wordt geheven door twee verschillende
overheden of instanties. Tevens is er sprake van economische dubbele heffing als er bij één
belastingplichtige twee keer over een object wordt geheven dat materiaal hetzelfde is, maar formeel
anders is. 54
Een APA heeft ook voor de Belastingdienst voordelen. Wanneer er een APA is gesloten, zijn
er minder middelen nodig om de belastingaangifte of fiscale positie van de belastingplichtige te
beoordelen. In de procedure tot het afsluiten van de APA is immers al veel informatie uitgewisseld
tussen de belastingplichtige en de Belastingdienst.55
Bovendien kan het geheel van alle onderhandelingen over APA's de Belastingdienst meer
inzicht geven in de complexe (internationale) transacties die multinationals in het algemeen
aangaan. Het proces geeft de Belastingdienst data en analyses over transfer pricing in de praktijk.
De kennis en ervaring die de Belastingdienst hiermee opdoet, kan zij toepassen op andere
belastingplichtigen in vergelijkbare omstandigheden.56
2.3.3 Nadelen
Het nadeel van unilaterale APA's is dat zij geen juridische en economische dubbele belastingheffing
voorkomen. Immers, de belastingautoriteiten van andere landen kunnen het niet eens zijn met de
conclusies die in de unilaterale APA tot stand zijn gekomen.57
Een belangrijke zorg rondom
unilaterale APA's is dat, omdat de onderneming handelt met slechts één land, de onderneming teveel
tegemoet komt aan de eisen van dat land. Hiermee doet het land het andere betrokken, maar niet-
mee-onderhandelende land haast per definitie tekort. Bovendien is het sluiten van een bilaterale
APA niet in alle landen mogelijk.58
aan Nederland, Ierland en Luxemburg zou hebben over belastingafspraken die zouden worden gemaakt met grote
multinationals. AFP 2014/127, 18 februari 2014
52 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 4.142
53 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 1.145
54 Van Raad, C. (2015). Cursus Belastingrecht Internationaal Belastingrecht. Paragraaf 1.1.2.
55 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 1.144
56 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 1.146
57 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 1.147
58 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
15
De procedure tot het afsluiten van een APA is een tijdrovend en duur proces.59
Uit onderzoek
van de Joint Transfer Pricing Forum over APA's blijkt dat er in Nederland gemiddeld 24 maanden
zit tussen het eerste verzoek en de uiteindelijke APA-overeenkomst.60
Dit komt onder andere
doordat een verzoek om een APA vaak aanleiding is voor de Belastingdienst om een
boekenonderzoek in te stellen.61
Ook na het sluiten van een APA kan de belastingplichtige nog
steeds onderworpen worden aan reguliere controles van de Belastingdienst, zelfs op het gebied van
transfer pricing.62
Een ander kritiekpunt van de procedure tot het afsluiten van een APA is dat een
belastingplichtige gedetailleerde informatie moet aanleveren bij de Belastingdienst. Het kan zelf
zijn dat er meer gedetailleerde informatie aangeleverd moet worden, dan dat de Belastingdienst bij
een reguliere controle tot haar beschikking zou krijgen.63
2.4 Deelconclusie
De vraag die in dit hoofdstuk centraal stond is: wat zijn APA's? In de tweede paragraaf stond het
arm's-lengthbeginsel centraal. In de derde paragraaf is beschreven welke kenmerken APA's hebben
en wat de voor- en nadelen zijn van APA's.
Het arm's-lengthbeginsel houdt in dat transacties tussen gelieerde ondernemingen
vergelijkbaar moeten zijn met transacties tussen ongelieerde ondernemingen op het gebied van prijs
en voorwaarden. Deze toetsing vindt plaats door middel van de vergelijkbaarheidsanalyse. Uit het
Verrekenprijsbesluit 2013 blijkt dat de Staatssecretaris van Financiën heeft beoogd de OESO-
richtlijnen als uitleg te zien van artikel 8b Wet VPB.
Op het arm's-lengthbeginsel is ook veel kritiek, met name op de vergelijkbaarheid. Er is
onder andere kritiek dat er te weinig vergelijkbare transacties publiekelijk bekend zijn om tot een
goede vergelijking te komen. Bovendien zouden transacties tussen gelieerde ondernemingen niet
vergelijkbaar kunnen zijn met transacties tussen ongelieerde ondernemingen vanwege schaal- en
synergievoordelen.
APA's zijn afspraken tussen een belastingplichtige en de Belastingdienst. Deze afspraken
geven zekerheid vooraf over de gevolgen op het gebied van transfer pricing bij toekomstige
transacties. De afspraak wordt vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, waardoor zowel de
59 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
60 EU Joint Transfer Pricing Forum (2015). Statistics on APAs in the EU at the end of 2014, 22 oktober 2015
61 Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
62 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 1.55
63 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 1.55
16
belastingplichtige als de Belastingdienst gehouden zijn tot naleving ervan. Er zijn drie soorten
APA's te onderscheiden, te weten unilaterale, bilaterale en multilaterale APA's.
Voordelen van APA's zijn de zekerheid vooraf voor belastingplichtigen, waardoor een
gunstiger investeringsklimaat kan ontstaan voor belastingplichtigen. Voor de Belastingdienst is het
gevolg dat zij minder middelen in hoeft te zetten om aangiften van belastingplichtigen met wie een
APA is gesloten te controleren. Tevens kan de Belastingdienst meer inzicht krijgen in complexe
(internationale) transacties. Bovendien kunnen bilaterale en multilaterale APA's juridische en
economische dubbele belastingheffing voorkomen.
Een van de nadelen van APA's is dat een unilaterale APA geen juridische en economische
dubbele heffing voorkomt. Bovendien kost de procedure tot het aanvragen van een APA veel tijd en
geld en kan de belastingplichtige nog steeds onderworpen worden aan reguliere controles van de
Belastingdienst op het gebied van transfer pricing.
17
3. Verboden staatssteun
3.1 Inleiding
Een van de doelstellingen van de Europese Unie is het tot stand brengen van een
gemeenschappelijke markt met vrije mededinging. Om verstoring van de gemeenschappelijke markt
tegen te gaan, is Europese staatssteunwetgeving opgesteld.64
Er is sprake van verboden staatssteun
als een overheidsorgaan aan een onderneming een gunstige en selectieve behandeling geeft
waardoor die onderneming een betere financiële positie verkrijgt ten opzichte van vergelijkbare
ondernemingen.65
De Europese Commissie heeft de taak om te controleren of de
staatssteunwetgeving wordt nageleefd.66
In dit hoofdstuk staat de volgende vraag centraal: Wanneer
is sprake van verboden staatssteun volgens de Europese staatssteunwetgeving?
De tweede paragraaf beschrijft de definitie van staatssteun en gaat in op de voorwaarden
waaraan voldaan moet zijn om te spreken van verboden staatssteun. In de derde paragraaf wordt
uiteengezet welke uitzonderingen bestaan op verboden staatssteun. De vierde paragraaf gaat in op
het theoretische aspect of APA's verboden staatssteun kunnen vormen. Hierbij worden de
kenmerken van APA's worden getoetst aan de staatssteunwetgeving. De laatste paragraaf is de
deelconclusie.
3.2 Europese staatssteunwetgeving
3.2.1 Definitie verboden staatssteun
Artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna: VWEU)
beschrijft de definitie van staatssteun: 'Behoudens de afwijkingen waarin de Verdragen voorzien,
zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de
mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of
dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer
tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.' Bij de beoordeling of sprake is van verboden staatssteun
wordt alleen gekeken naar de gevolgen van de maatregel en niet naar de oorzaken of het doel van de
64 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 7
65 Dictorate-General for Competition (2016). DG Competition working paper on state aid and tax rulings.
3 juni 2016, p. 1
66 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 7
18
maatregel.67
Om te spreken van staatssteun, moet voldaan zijn aan vijf cumulatieve voorwaarden68
:
Er moet sprake zijn van een financieel voordeel;
Het voordeel moet afkomstig zijn van een staat en in welke vorm dan ook bekostigd zijn
met staatsmiddelen;
Het voordeel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen;
Het handelsverkeer tussen lidstaten moet ongunstig worden beïnvloedt;
Het voordeel moet bepaalde ondernemingen of bepaalde producties begunstigen
(selectiviteitseis).
Artikel 107 lid 2 en lid 3 van het VWEU beschrijft uitzonderingen. In deze situaties is wel sprake
van staatssteun, maar wordt deze verenigbaar met de gemeenschappelijke markt geacht.69
3.2.2 Voorwaarden
3.2.2.1 Voordeel
Een voordeel wordt gedefinieerd als een economisch voordeel dat een onderneming niet verkregen
zou hebben onder normale marktvoorwaarden.70
Onder het begrip 'voordeel' vallen zowel positieve
voordelen als lastenverlagingen71
, maar het voordeel dient wel in geld uitgedrukt te kunnen
worden.72
Elke regeling die kan leiden tot een voordeel kan onder het staatssteun begrip vallen.
Voorbeelden van voordelen zijn als lasten (gedeeltelijk) niet aan de overheid worden betaald73
, als
er leningen tegen een te lage rente door de overheid worden verstrekt74
, als de overheid meer betaalt
voor (onroerende) goederen dan de marktprijs of als de overheid een belastingvoordeel verstrekt.75
Om aan te tonen dat er sprake is van een financieel voordeel, wordt de financiële situatie na het
67 Europees Hof van Justitie, zaaknummer 173/73, Uitspraak op 2 juli 1974, punt 13 (Uit: Europese Commissie (2016).
Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van artikel 107 lid 1 va het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016, paragraaf 4.1)
68 Artikel 107 lid 1 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en Luja, R. (2015). Fiscale rulings en
staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. WFR 2015/678
69 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 11
70 Europees Hof van Justitie, zaaknummer C-39/94, uitspraak op 11 juli 1996 (Uit: Europese Commissie (2016).
Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van artikel 107 lid 1 va het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016, paragraaf 4.1)
71 Europese Commissie (2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van
artikel 107 lid 1 va het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016,
paragraaf 4.1
72 Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. WFR 2015/678
73 Swinkels, J.J.P. (2005). Belastingregels kunnen verboden staatssteun vormen. WFR 2005/1145
74 Ministerie van Buitenlandse Zaken – Expertisecentrum Europees Recht (2016). Internetpagina: '1. Het verbod op
staatssteun'. Geraadpleegd op 15 december 2016.
75 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 13
19
verkrijgen van de steun vergeleken met de financiële situatie waarin die de onderneming zich zou
bevinden als zij dit financiële voordeel niet verkregen zou hebben.76
Bij de beoordeling of bij een transactie door een overheidsinstelling sprake is van een
voordeel wordt gebruikt gemaakt van het beginsel van de 'investeerder handelend in een
markteconomie'. Hierbij wordt onderzocht of de overheidsinstelling heeft gehandeld zoals een
particuliere investeerder in een vergelijkbare situatie gedaan zou hebben.77
3.2.2.2 Van de staat afkomstig en met staatsmiddelen bekostigd
Dit criterium bestaat uit twee afzonderlijke voorwaarden. Het verstrekte voordeel moet afkomstig
zijn van de staat én met staatsmiddelen zijn bekostigd. Deze worden echter vaak samen onderzocht
wanneer getoetst wordt aan artikel 107 van het VWEU, omdat beide voorwaarden zien op de
herkomst van de maatregel die leidt tot (potentiële) verboden staatssteun.78
Een maatregel is afkomstig van de staat indien de maatregel dat leidt tot het verstrekte
voordeel, beheerd wordt door een publiek- of privaatrechtelijke instantie.79
Steun van een
privaatrechtelijke instantie (openbare bedrijven of lichamen) kan staatssteun vormen wanneer het
gegeven voordeel uiteindelijk voor rekening van een overheidsinstantie komt.80
Staatsmiddelen zijn alle middelen van de overheidssector.81
Hieronder vallen ook voordelen
afkomstig van provincies en gemeenten.82
Tevens valt onder het begrip 'staatsmiddelen' een middel
dat afkomstig is van een overheidsbedrijf. Immers, de staat kan het gebruik hiervan sturen.83
3.2.2.3 Mededinging dreigen te vervalsen
De mededinging dreigt te worden vervalst wanneer het gegeven voordeel aan een onderneming
ervoor zorgt dat zijn positie verbetert ten opzichte van andere ondernemingen die concurreren in het
76 Europese Commissie (2015). Besluit van de Commissie van 21.10.2015 betreffende steunmaatregel SA.38374
(2014/C ex 2014/NN) die Nederland ten gunste van Starbucks ten uitvoer heeft gelegd. Paragraaf 9.2.3,
overweging 256
77 Ministerie van Buitenlandse Zaken – Expertisecentrum Europees Recht (2016). Internetpagina: '1. Het verbod op
staatssteun'. Geraadpleegd op 15 december 2016.
78 Europese Commissie (2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van
artikel 107 lid 1 va het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016,
paragraaf 3
79 Ministerie van Buitenlandse Zaken – Expertisecentrum Europees Recht (2016). Internetpagina: '1. Het verbod op
staatssteun'. Geraadpleegd op 17 december 2016.
80 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 12
81 Europees Hof van Justitie, zaaknummer T-358/94, uitspraak op 12 december 1996 (Uit: Europese Commissie
(2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van artikel 107 lid 1 va het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016, paragraaf 3.2.1)
82 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 12
83 Europees Hof van Justitie, zaaknummer C-482/99, uitspraak op 16 mei 2002 (Uit: Europese Commissie (2016).
Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van artikel 107 lid 1 va het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016, paragraaf 3.2.1)
20
Europese handelsverkeer.84
Bij de beoordeling van deze voorwaarde wordt de concurrentiepositie
van de betreffende onderneming vóór het ontvangen van het voordeel vergeleken met de
concurrentiepositie ná het ontvangen van het voordeel.85
De Europese Commissie kijkt in haar
onderzoeken slechts naar de economische gevolgen van het verstrekken van het voordeel. Zij kijkt
niet naar het doel van het verstrekken van het voordeel.86
Bovendien is het niet vereist dat de
vervalsing van de mededinging aanzienlijk of materieel is.87
3.2.2.4 Ongunstige beïnvloeding handelsverkeer lidstaten
De voorwaarde dat het voordeel het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig moet beïnvloeden is
sterk verbonden met de voorgaande voorwaarde. Daarom worden deze twee voorwaarden in de
praktijk vaak samen behandeld bij de beoordeling of sprake is van staatssteun.88
Bij de beoordeling van deze voorwaarde wordt gekeken of het gegeven voordeel is gericht
op de toename van de export of een afname van de import. Tevens wordt onderzocht of het
moeilijker wordt voor een Europese concurrent om toe te treden tot de markt, of dat het gegeven
voordeel juist gebruikt kan worden op en andere Europese markt.89
Het is niet vereist dat de
ontvanger van het voordeel in het grensoverschrijdende handelsverkeer actief is.90
3.2.2.5 Selectiviteitseis
De selectiviteitseis houdt in dat er een voordeel wordt verleend aan bepaalde ondernemingen of
producties.91
Algemene maatregelen die geen bepaalde groep ondernemingen begunstigen, vallen in
beginsel niet onder de reikwijdte van de staatssteunregels.92
Dit is echter anders indien in de
praktijk de maatregel toch selectief is. Dit kan doordat in de praktijk slechts bepaalde bedrijven
toegang krijgen tot de maatregel en alleen zij daarom hiervan kunnen profiteren.93
Indien een
84 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 15
85 Europees Hof van Justitie, zaaknummer C-173/73, uitspraak op 2 juli 1974
86 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 15
87 Europese Commissie (2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van
artikel 107 lid 1 va het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016,
paragraaf 6.2
88 Het Gerecht, zaaknummer T-298/97, uitspraak op 15 juni 2000 (Uit: Europese Commissie (2016). Mededeling van
de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van artikel 107 lid 1 va het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016, paragraaf 6.1)
89 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 15
90 Europees Hof van Justitie, zaaknummer C-518/13, uitspraak op 14 januari 2015 (Uit: Europese Commissie (2016).
Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van artikel 107 lid 1 va het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016, paragraaf 6.3)
91 Artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
92 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 14-15
93 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
21
maatregel slechts geldt voor één bepaalde sector, is er per definitie voldaan aan de selectiviteitseis.94
Om te oordelen of sprake is van selectiviteit dienen er volgens het Hof van Justitie drie
stappen te worden onderzocht.95
Als eerste dient het referentiestelsel te worden bepaald.96
Het
referentiestelsel is het geheel van regels die algemeen toepasselijk zijn op alle ondernemingen die
binnen het toepassingsgebied valt, zoals dat door de doelstelling van het toepassingsgebied is
omschreven.97
In de tweede stap dient te worden onderzocht of de maatregel afwijkt van het
referentiestelsel. Er moet worden nagegaan of er afwijkingen zijn tussen ondernemingen die zich
juridisch en feitelijk in dezelfde situatie bevinden.98
Indien dit het geval is, wordt de maatregel
beschouwd als selectief.
Indien geconcludeerd wordt dat de maatregel afwijkt van het referentiestelsel en daarmee
selectief zou zijn, dient als laatste stap te worden onderzocht of deze afwijking gerechtvaardigd
wordt door de aard of de opzet van de regeling.99
Een maatregel kan door de aard of de opzet van de
regeling worden gerechtvaardigd indien de maatregel rechtstreeks uit de basis- en/of
hoofdbeginselen van het referentiestelsel voortvloeit.100
In dat geval, valt de maatregel buiten de
reikwijdte van de staatssteunregels van artikel 107 VWEU.
3.3 Uitzonderingen
Ondanks dat voldaan wordt aan alle vereisten van artikel 107 lid 1 VWEU kan er in bepaalde
situaties sprake zijn van steun die wordt geacht verenigbaar te zijn met de gemeenschappelijke
markt. Deze uitzonderingen worden beschreven in artikel 107 lid 2 en lid 3 VWEU.
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 15
94 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p.15
95 Europees Hof van Justitie, zaaknummer: C-279/08, uitspraak op 8 september 2011 (Uit: Europese Commissie
(2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van artikel 107 lid 1 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016)
96 Europese Commissie (2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van
artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016,
paragraaf 5.2.3
97 Europese Commissie (2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van
artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016,
paragraaf 5.2.3.1
98 Europese Commissie (2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van
artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016,
paragraaf 5.2.3
99 Europese Commissie (2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van
artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016,
paragraaf 5.2.3
100 Europese Commissie (2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van
artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016,
paragraaf 5.2.3.3
22
Een steunmaatregel valt onder artikel 107 lid 2 VWEU als de steunmaatregel van sociale
aard is en gegeven wordt aan individuele verbruikers, ter herstel van natuurrampen (of andere
buitengewone gebeurtenissen) of bij steun verstrekt aan bepaalde streken van Duitsland die nadeel
hebben ondervonden van de deling van Duitsland. Deze uitzonderingen worden niet vaak
toegepast.101
De Europese Commissie heeft geen beoordelingsvrijheid bij artikel 107 lid 2
VWEU.102
Steun kan door de Europese Commissie als verenigbaar worden beschouwd volgens
artikel 107 lid 3 VWEU als het voordeel wordt gegeven aan gebieden met een economische
achterstand, als het wordt gebruikt voor een project dat een gemeenschappelijk Europees belang
bevordert of een ernstige verstoring in de economie van een individuele lidstaat opheft, als het
wordt gegeven ter ontwikkeling van bepaalde vormen economische bedrijvigheid of ter
instandhouding van het culturele erfgoed. Bovendien kan de Europese Raad, op voorstel van de
Europese Commissie, steunmaatregelen aanwijzen die vallen onder de uitzondering van lid 3
VWEU. De Europese Commissie heeft wel beoordelingsvrijheid bij artikel 107 lid 3 VWEU.103
3.4 Verboden staatssteun bij advance pricing agreements
3.4.1 Inleiding
Het geven van zekerheid vooraf door middel van een APA is in beginsel geen probleem voor
onderzoek naar verboden staatssteun. Echter, in bepaalde gevallen kunnen APA's wel voldoen aan
de staatssteunwetgeving. In deze paragraaf wordt onderzocht in hoeverre APA's als staatssteun
kunnen worden beschouwd aan de hand van de reeds beschreven theorie. Hoofdstuk 4 gaat in op
een praktijkcasus, waar de casus Starbucks behandeld wordt.
3.4.2 Voordeel
Bij de beoordeling of sprake is van staatssteun, gaat het om steun 'in welke vorm ook'. Een APA zou
hierdoor als staatssteun kunnen kwalificeren.104
Stel dat de APA overeenkomt met de nationale transfer pricing-regelgeving. Het voordeel dat
een onderneming met de APA verkrijgt, is zekerheid vooraf. De vraag die hierbij beantwoord moet
worden is of deze zekerheid vooraf uitgedrukt kan worden in geld. Vereist is immers dat het
101 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 16
102 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 16
103 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 16
104 de Soeten, G.H. (2015). Koffie verkeerd. WFR 2015/505
23
voordeel financieel van aard is.105
Volgens Luja kan zekerheid vooraf bij overnames meerwaarde
bieden. De vraag blijft echter nog steeds of ook aan de overige voorwaarden van staatssteun wordt
voldaan om het voordeel als verboden staatssteun aan te merken. In de geschetste casus betwijfeld
Luja of ook voldaan wordt aan het vereiste dat het voordeel bekostigd moet zijn uit
staatsmiddelen.106
3.4.3 Van de staat afkomstig en met staatsmiddelen bekostigd
Bij fiscale staatssteun zal makkelijk worden voldaan aan de voorwaarde dat het voordeel van de
staats afkomstig is en met staatsmiddelen is bekostigd. Immers, belastingvoordelen (eventueel met
tussenkomst van een APA) zijn altijd afkomstig van de staat.107
Bovendien is het de overheid die de
belastingwetgeving maakt en beheert108
, waardoor het voordeel ook afkomstig is van de staat. Een
voordeel dat ontstaat door een verschil in belastingwetgeving tussen verschillende landen
kwalificeert niet als staatssteun.109
3.4.4 Mededingen dreigen te vervalsen en ongunstige beïnvloeding handelsverkeer
Aan de twee voorwaarden dat het voordeel de mededinging moet dreigen te vervalsen en het
handelsverkeer ongunstig moet beïnvloeden wordt snel voldaan. Er hoeft niet bewezen te worden
dat het voordeel daadwerkelijk de mededinging heeft vervalst en invloed heeft uitgeoefend op het
handelsverkeer. Er hoeft slechts vastgesteld te worden of het voordeel de mededinging 'kan'
vervalsen en het handelsverkeer 'kan' beïnvloeden.110
Aan deze voorwaarde wordt niet voldaan indien het voordeel gering is (de-minimissteun).
Een voordeel wordt voor een belastingplichtige als gering beschouwd wanneer het ontvangen
voordeel lager is dan € 200.000 over een periode van drie jaar. In dat geval wordt het voordeel
geacht de mededinging niet te hebben vervalst en het handelsverkeer niet ongunstig te hebben
beïnvloed.111
3.4.5 Selectiviteitseis
De voorwaarde of sprake is van selectiviteit is vaak het struikelblok bij fiscale staatssteun.112
De
vraag is of er bij een APA per definitie sprake is van selectiviteit, omdat de APA slechts wordt
105 Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. WFR 2015/678
106 Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. WFR 2015/678
107 Adriaansen, P.G.M. & Custers, M.G.A.M. (2016). Rulings en fiscale staatssteun: de Starbucks-zaak. TOP 2016(6)
108 Rijksoverheid (2016). Hoe komt een wet tot stand? Geraadpleegd op 22 december 2016
109 Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. NJB 2015/678
110 Ministerie van Buitenlandse Zaken – Expertisecentrum Europees Recht (2016). Internetpagina: '1. Het verbod op
staatssteun'. Geraadpleegd op 22 december 2016.
111 Verordening (EU) 1407/2013. Verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun. 18 december 2013
112 Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. NJB 2015/678
24
afgegeven aan een specifieke belastingplichtige.113
De OESO-richtlijnen beschrijven dat niet elke
belastingplichtige een APA kan krijgen doordat het verkrijgen van een APA duur en tijdrovend kan
zijn.114
Uit onderzoek van de Joint Transfer Pricing Forum over APA's blijkt dat het gemiddeld 24
maanden duurt voordat er in Nederland een APA-overeenkomst is gesloten.115
Echter, volgt een APA de normale belastingwetgeving, dan is geen sprake van een voordeel
en ook niet van selectiviteit. In dat geval had iedere belastingplichtige de APA kunnen krijgen.
Echter, wijkt de APA af van de normale belastingwetgeving, dan kan sprake zijn van een voordeel
en daarmee ook selectiviteit, omdat de APA is afgegeven aan een individuele belastingplichtige.116
3.5 Deelconclusie
In dit hoofdstuk stond de volgende vraag centraal:Wanneer is sprake van verboden staatssteun
volgens de Europese staatssteunwetgeving? In de tweede paragraaf is uiteengezet aan welke
voorwaarden van artikel 107 lid 1 VWEU voldaan moet worden om verboden staatssteun te
constateren. In de derde paragraaf zijn de uitzonderingen op verboden staatssteun beschreven. In de
vierde paragraaf zijn de kenmerken van APA's beoordeeld onder de voorwaarden van
artikel 107 lid 1 VWEU.
Om verboden staatssteun te constateren, dient er aan vijf voorwaarden te worden voldaan.
Ten eerste dient er sprake te zijn van een voordeel. Het begrip 'voordeel' omvat zowel positieve
voordelen als lastenverlagingen, zolang deze in geld zijn uit te drukken. Ten tweede dient het
voordeel uit staatsmiddelen te zijn bekostigd en van de staat afkomstig te zijn. Dit is het geval
wanneer een publiek- of privaatrechtelijke instantie de maatregel die leidt tot het voordeel beheert.
Onder 'staatsmiddelen' vallen zowel voordelen afkomstig van de overheidssector, als van provincies
en gemeenten. Ten derde moet het voordeel de mededinging dreigen te vervalsen. Dit is zo indien
de concurrentiepositie van een belastingplichtige verbetert ten opzichte van zijn concurrenten. Als
vierde voorwaarde moet het handelsverkeer ongunstig worden beïnvloed. Hierbij wordt gekeken of
het voordeel is gericht op een toename van de export of een afname van de import, en worden de
gevolgen van de toegang tot de markt onderzocht. Als laatste dient het voordeel selectief te zijn. Om
de selectiviteit te bepalen, dienen er volgens het Europees Hof van Justitie drie stappen te worden
onderzocht: het referentiestelsel dient te worden bepaald, er dient te worden onderzocht of de
maatregel afwijkt van het referentiestelsel en als laatste of de afwijking wordt gerechtvaardigd door
de aard of de opzet van het referentiestelsel.
113 Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. NJB 2015/678
114 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 4.158
115 EU Joint Transfer Pricing Forum (2015). Statistics on APAs in the EU at the end of 2014, 22 oktober 2015
116 Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. NJB 2015/678
25
Op het verbod op staatssteun bestaan enkele uitzonderingen, welke zijn beschreven in
artikel 107 lid 2 en lid 3 VWEU. De uitzonderingen uit lid 2 worden niet vaak toegepast. Bovendien
heeft de Europese Commissie bij de uitzonderingen uit lid 2 ook geen beoordelingsvrijheid. Deze
heeft de Europese Commissie wel bij de uitzonderingen uit lid 3.
APA's kunnen voldoen aan de staatssteunwetgeving. Uit paragraaf vier blijkt voornamelijk
dat bij de voorwaarde van selectiviteit moeilijkheden in de beoordeling ontstaan. Aan overige
vereisten wordt in de praktijk snel voldaan, waardoor de bij de beoordeling of sprake is van
verboden staatssteun de selectiviteitseis een grote rol speelt.
26
4. Case study: Starbucks Manufacturing B.V.
4.1 Inleiding
Op 21 oktober 2015 heeft de Europese Commissie aangegeven zij van mening is dat de
Nederlandse belastingdienst verboden staatssteun heeft verleend aan Starbucks Manufacturing
EMEA B.V. (hierna: SMBV).117
Zowel Nederland als SMBV delen deze mening niet en hebben
inmiddels beroep ingesteld tegen dit besluit.118
De reden dat Nederland beroep heeft ingesteld tegen
deze beslissing is om te voorkomen dat er rechtsonzekerheid gaat ontstaan bij belastingplichtigen en
bij de Belastingdienst over de toe te passen regelgeving.119
De Europese Commissie heeft wel
aangegeven dat zij constateert dat Nederland doorgaans werkt met een grondige analyse en dat zij
derhalve niet verwacht systematische fouten te ontdekken.120
De centrale vraag die in dit hoofdstuk
wordt beantwoord is: Heeft de Europese Commissie inzake Starbucks Manufacturing B.V. een juiste
beslissing gemaakt?
In de tweede paragraaf wordt de APA beschreven die gesloten is tussen de Belastingdienst
en SMBV. De derde paragraaf geeft een samenvatting van het besluit van de Europese Commissie.
In de vierde paragraaf wordt onderzocht in hoeverre de Europese Commissie een juist besluit heeft
gemaakt. Er wordt nader onderzoek gedaan naar bepaalde punten uit de uitspraak van de Europese
Commissie. De vijfde paragraaf is de deelconclusie van dit hoofdstuk.
4.2 De advance pricing agreement van Starbucks
De APA is gesloten tussen de Belastingdienst en Starbucks Manufacturing EMEA B.V. op 28 april
2008. De APA is gesloten voor een periode van tien jaar, ingaande op 1 oktober 2007.121
De
activiteiten van SMBV zien op de verwerking van groene koffie en de verkoop van gebrande koffie
aan zowel gelieerde als ongelieerde ondernemingen. Bovendien is SMBV tussenpersoon voor
117 Europese Commissie (2015). Besluit van de Commissie van 21.10.2015 betreffende steunmaatregel SA.38374
(2014/C ex 2014/NN) die Nederland ten gunste van Starbucks ten uitvoer heeft gelegd. Paragraaf 2.2,overweging 40
118 Staatssecretaris van Financiën. Antwoord op schriftelijke kamervragen over Starbucks. AFP2016/80,
2 februari 2016 & RTL Z (2016). SMBV geeft niet op in staatssteunzaak en stapt naar EU-Hof. 22 december 2016
119 Staatssecretaris van Financiën. Antwoord op schriftelijke kamervragen over Starbucks. AFP2016/80,
2 februari 2016
120 Europese Commissie (2014). Staatssteun: Commissie begint onderzoek naar verrekenprijsregelingen in de
vennootschapsbelasting voor Apple (Ierland), Starbucks (Nederland) en Fiat Finance and Trade (Luxemburg),
11 juni 2014
121 Paragraaf 2.2, overweging 40
Alle voetnoten die op deze wijze zijn opgesteld, komen uit de volgende bron: Europese Commissie (2015). Besluit
van de Commissie van 21.10.2015 betreffende steunmaatregel SA.38374 (2014/C ex 2014/NN) die Nederland ten
gunste van Starbucks ten uitvoer heeft gelegd.
27
verschillende niet-koffie gerelateerde producten.122
In figuur 1 hieronder is de relevante structuur voor de Starbucks-casus weergegeven.
Alki LP, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk, is de aandeelhouder van Starbucks Coffee B.V.
Deze laatste B.V. fungeert als hoofdkantoor voor Europa, het Midden-Oosten en Afrika en is tevens
aandeelhouder van SMBV. Starbucks Coffee Trading SARL (hierna: SCTC) in Zwitserland is de
inkoper en leverancier van groene bonen voor de gehele Starbucks-groep. Zij is een
zustermaatschappij van SMBV.123
Daarnaast zijn er nog derde verkopers die aan SMBV afgewerkte
niet-koffie gerelateerde producten levert.
Figuur 1: Starbucks structuur124
In de APA heeft de Belastingdienst goedgekeurd dat SMBV voor de berekening van haar
winst gebruikt maakt van de transactionele nettomargemethode (hierna: TNMM). Bij deze
verrekenprijsmethode wordt de operationele winst die behaald wordt bij een concerntransactie in
relatie tot een bepaalde basis (kosten, omzet of gebruikte activa) vergeleken met de operationele
122 Paragraaf 2.2.2.2, overweging 49
123 Europese Commissie (2014). Steunmaatregel SA.38374 (2014/C ex 2014/NN) (ex 2014/CP) – Nederland;
vermeende staatssteun aan Starbucks, 11 juni 2014. Overweging 20 t/m 23
124 Gebaseerd op: Europese Commissie (2014). Steunmaatregel SA.38374 (2014/C ex 2014/NN) (ex 2014/CP) –
Nederland; vermeende staatssteun aan Starbucks, 11 juni 2014, boven overweging 55
28
winst die onafhankelijke derden in een vergelijkbare transactie zouden behalen.125
De verhouding
van de winst ten opzichte van de kosten, omzet of gebruikte activa, noemt men ook wel de
winstniveau-indicator (of profit-levelindicator). De keuze voor de nettowinst-indicator is
afhankelijk van de door de belastingplichtige uitgeoefende functies, inclusief de gelopen risico's en
de gebruikte activa.126
In de APA is vastgelegd dat SMBV als nettowinst-indicator de belangrijkste
exploitatiekosten gebruikt.127
Uit de bij de concerntransactie betrokken gelieerde ondernemingen dient de onderneming
met de minst complexe functie te worden vastgesteld voor de toepassing van de TNMM. Bij het
vaststellen van de minst complexe functie dient er een functieanalyse te worden uitgevoerd. Uit
deze analyse volgt de 'geteste partij'. Vaak is dit de onderneming die waarbij de
verrekenprijsmethode het meest betrouwbaar toegepast kan worden en waarvoor de meest
betrouwbare vergelijkingspunten kunnen worden vastgesteld.128
Dit noemt men de onderneming
met de minst complexe functie en deze heeft geen waardevolle immateriële activa in haar bezit. De
activiteiten van deze onderneming zijn vaak redelijk goed vergelijkbaar met die van zelfstandige
ondernemingen.129
In de APA is vastgelegd dat SMBV de geteste partij is met de minst complexe
functies.
Onderdeel van de APA is de hoogte van de royaltybetaling van SMBV aan Alki LP. De
belastingadviseur van SMBV geeft aan dat deze wordt betaald in het kader van een
licentieovereenkomst voor intellectuele eigendom voor het branden van koffie. Onder de
licentieovereenkomst vallen zowel merkgerelateerde rechten, Starbucks-systeemrechten als
koffiegerelateerde rechten.130
Dit is volgens de belastingadviseur niet een van de belangrijkste
transacties voor SMBV.131
In de APA is afgesproken dat deze royaltybetaling aftrekbaar is voor de
vennootschapsbelasting en dat hierover tevens geen dividendbelasting in Nederland verschuldigd
is.132
De hoogte van de royalty wordt vastgesteld aan het eind van elk jaar, en is het verschil tussen
de operationele winst (voor royaltybetalingen) en een opslag van 9-12% van de exploitatiekosten.133
125 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 95
126 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 95
127 Paragraaf 2.2.2.2, overweging 56
128 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010.
Paragraaf 3.18
129 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 97
130 Paragraaf 2.6.2, overweging 104
131 Paragraaf 2.2.2.2, overweging 49
132 Paragraaf 2.2.1, overweging 44
133 Paragraaf 2.2.1, overweging 44
29
4.3 Staatssteunbeslissing van de Europese Commissie
4.3.1 Voordeel
De Europese Commissie is van mening dat de vraag of sprake is van een voordeel vaak samenvalt
met de selectiviteitsanalyse.134
Het vereiste dat er sprake moet zijn van een voordeel wordt derhalve
samen met de selectiviteitseis in paragraaf 4.3.4 beschreven.
4.3.2 Van de staat afkomstig en met staatsmiddelen bekostigd
Volgens de Europese Commissie kan geconcludeerd worden dat, indien er een voordeel is, dit
voordeel van de staat afkomstig is en met staatsmiddelen is bekostigd.135
De APA is aan Nederland
toe te rekenen omdat de Nederlandse belastingdienst, als onderdeel van de Nederlandse overheid,
de APA heeft goedgekeurd. Bovendien stelt de Europese Commissie dat het voordeel met
staatsmiddelen is bekostigd, omdat de APA zou leiden tot een verlaging van de te betalen
Nederlandse vennootschapsbelasting. Dit stelt de Europese Commissie door te beargumenteren dat
de vennootschapsbelasting die SMBV de afgelopen jaren betaald heeft afwijkt van hetgeen zij had
moeten betalen op grond van het Nederlandse stelsel vennootschapsbelasting.
4.3.3 Mededinging dreigen te vervalsen en ongunstige beïnvloeding handelsverkeer
De Europese Commissie beargumenteert dat voldaan wordt aan de twee voorwaarden dat het
gegeven voordeel de mededinging dreigt te vervalsen en het handelsverkeer tussen lidstaten
ongunstig wordt beïnvloed. De mededinging dreigt te worden vervalst wanneer het aan een
onderneming gegeven voordeel ervoor zorgt dat zijn positie verbetert ten opzichte van andere
ondernemingen die concurreren in het Europese handelsverkeer.136
De Europese Commissie stelt dat
aan deze voorwaarde wordt voldaan indien de APA ertoe leidt dat SMBV minder belasting betaalt
dan zij had moeten betalen op grond van het Nederlandse stelsel vennootschapsbelasting.137
Of er
daadwerkelijk een voordeel is gegeven volgens de Europese Commissie, wordt beschreven in
paragraaf 4.3.4.
Bovendien stelt de Europese Commissie dat het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig
wordt beïnvloed. Starbucks is een onderneming dat wereldwijd en in alle Europese lidstaten haar
activiteiten uitoefent. Alle gegeven voordelen aan SMBV kunnen daardoor volgens de Europese
134 Paragraaf 9.2.2, overweging 253
135 Paragraaf 9.1, overweging 225 en 226
136 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal (2008).
Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008, p. 15
137 Paragraaf 9.1, overweging 227
30
Commissie het handelsverkeer binnen de Europese Unie ongunstig beïnvloeden.138
4.3.4 Selectiviteitseis
4.3.4.1 Bepaling referentiestelsel
De Europese Commissie stelt dat het referentiestelsel bestaat uit het algemene Nederlandse stelsel
van de vennootschapsbelasting.139
De Europese Commissie stelt dat haar keuze voor het
referentiestelsel wordt bevestigd door het Verrekenprijsbesluit. Het Verrekenprijsbesluit verwijst
naar artikel 3.8 Wet Inkomstenbelasting 2001, waaruit volgens de Europese Commissie blijkt dat er
geen onderscheid wordt gemaakt voor tussen winst van een groepsonderneming of een zelfstandige
onderneming.140
Het is voor de bepaling van het referentiestelsel niet van belang dat de winst van
een zelfstandige onderneming volgens de Nederlandse wet anders wordt vastgesteld dat de winst
van een groepsonderneming.141
Gedurende de procedure heeft de Europese Commissie informatie gevraagd aan Nederland.
Nederland heeft aangegeven dat zij vindt dat het referentiestelsel niet bestaat uit het Nederlandse
stelsel van de vennootschapsbelasting, maar uit artikel 8b Wet VPB en het Verrekenprijsbesluit.142
De Europese Commissie stelt dat als dit standpunt gevolgd wordt, er een kunstmatig onderscheid
wordt gemaakt op basis van ondernemingsstructuur. Er wordt dan onderscheid gemaakt tussen
groepsondernemingen en zelfstandige ondernemingen. Volgens de Europese Commissie wil het
Verrekenprijsbesluit juist zorgen dat groepsondernemingen en zelfstandige ondernemingen op
dezelfde manier worden behandeld bij de vaststelling van de belastbare winst.143
Mocht het
Verrekenprijsbesluit wel als doel hebben om bijzondere regels, welke afwijken van het algemene
Nederlandse stelsel vennootschapsbelasting, vast te stellen voor groepsondernemingen, dan is deze
regeling op zichzelf selectief van aard. De Europese Commissie stelt dat alle voordelen die hieruit
voortvloeien ook selectief van aard zijn en blijft bij haar standpunt dat het referentiestelsel wordt
gevormd door het algemene Nederlandse stelsel van de vennootschapsbelasting.144
4.3.4.2 Afwijking maatregel van het referentiestelsel
In de tweede stap van de vergelijkbaarheidsanalyse dient onderzocht te worden of de APA van
SMBV afwijkt van het referentiestelsel, waardoor ondernemingen die zich feitelijk en juridisch in
eenzelfde situatie bevinden anders worden behandeld. Volgens de Europese Commissie valt deze
138 Paragraaf 9.1, overweging 227
139 Paragraaf 9.2.1.1, overweging 232
140 Paragraaf 9.2.1.1, overweging 237
141 Paragraaf 9.2.1.1, overweging 236
142 Paragraaf 9.2.1.2, overweging 245
143 Paragraaf 9.2.1.2, overweging 246-248
144 Paragraaf 9.2.1.2, overweging 250
31
vraag vaak samen met het vaststellen of sprake is van een voordeel.145
Wanneer de APA zou leiden
tot een lager bedrag te betalen belasting in vergelijking met het referentiestelsel, zou die verlaging
zowel het voordeel als de afwijking van het referentiestelsel zijn.146
De Europese Commissie is van mening dat de Nederlandse belastingdienst bepaalde
methodologische keuzen uit het verrekenprijsrapport van de belastingadviseur van SMBV niet had
mogen accepteren in de APA. De reden hiervoor is dat deze keuzen niet kunnen worden geacht een
betrouwbare benadering te zijn van de marktuitkomst en dus niet voldoen aan het
arm's-lengthbeginsel.147
Bovendien stelt de Europese Commissie dat uit de OESO-richtlijnen en uit
het Verrekenprijsbesluit een voorkeur voor de comparable-uncontrolled-pricemethode (hierna:
CUP-methode) blijkt.148
Bij de CUP-methode wordt de prijs van overgedragen goederen en diensten bij transacties
tussen gelieerde ondernemingen vergeleken met de prijs die in een vergelijkbare transactie tussen
derden zou zijn gehanteerd. Een verschil tussen beide prijzen kan erop duiden dat de prijs van de
concerntransactie niet voldoet aan het arm's-lengthbeginsel.149
Samengevat heeft de Europese Commissie kritiek op de volgende punten uit de APA die
gesloten is tussen de Nederlandse belastingdienst en SMBV:
1. De keuze voor de TNMM. Volgens de Europese Commissie was de CUP-methode een
betere methode geweest. De winst zou dan hoger zijn omdat met toepassing van de
CUP-methode:
– de royaltybetaling van SMBV aan Alki LP te hoog is;
– de inkoopprijs van groene bonen van de Zwitserse gelieerde onderneming SCTC te hoog
is.
2. Subsidiair is de Europese Commissie van mening dat de TNMM onjuist is toegepast omdat:
– SMBV ten onrechte is aangemerkt als onderneming met de minst complexe functie;
– de gebruikte winstniveau-indicator bij toepassing van de TNMM ten onrechte de
exploitatiekosten zijn.
145 Paragraaf 9.2.2, overweging 253
146 Paragraaf 9.2.3, overweging 253
147 Paragraaf 9.2.3.1, overweging 271
148 Paragraaf 9.2.3.2, overweging 272 en 282
149 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. P. 82
32
4.3.4.2.1 Royaltybetalingen
De Europese Commissie stelt dat de royaltybetaling aan Alki LP niet zakelijk is omdat het geen
juiste weerspiegeling is van de waarde van de intellectuele eigendomsrechten.150
De hoogte van de
royalty komt volgens de Europese Commissie erop neer dat de royaltybetaling wordt berekend als
de restwinst van SMBV.151
De APA zou hierdoor geen werkelijke methode bevatten om te
beoordelen of de hoogte van de royaltybetaling voldoet aan het arm's-lengthbeginsel. Tevens stelt
de Europese Commissie dat de CUP-methode gebruikt had moeten worden.152
Op basis van deze
methode zou de royaltybetaling nul moeten zijn.153
Dit leidt de Europese Commissie af uit andere
overeenkomsten die het Starbucks-concern gesloten heeft met onafhankelijke/andere
koffiebranders.154
De Europese Commissie kan in haar onderzoek geen reden vinden waarom de
royaltybetaling wel zou voldoen aan het arm's-lengthbeginsel. SMBV lijkt geen zakelijk voordeel te
behalen door het gebruik van het intellectuele eigendom op het gebied van het branden van
koffie.155
Bovendien zou een onafhankelijke onderneming geen royalty betalen voor deze licentie,
indien zij de royaltybetaling niet zelf kan terugverdienen. Evenmin is de royaltybetaling een
vergoeding voor de overname van ondernemingsrisico's.156
De stelling dat Alki LP deze
ondernemingsrisico's draagt, accepteert de Europese Commissie niet.
4.3.4.2.2 Inkoopprijs groene bonen
De Europese Commissie is van mening dat in de APA niet is onderzocht of de transacties tussen
SCTC en SMBV met betrekking tot de koop en levering van groene bonen voldoet aan het
arm's-lengthbeginsel. De Europese Commissie is van mening dat de inkoopprijs van de groene
bonen niet voldoen aan het arm's-lengthbeginsel.157
De inkoopprijs zou te hoog zijn, waardoor de
winst van SMBV kunstmatig wordt verlaagd. Dit leidt volgens de Europese Commissie tot een
selectief voordeel.158
SMBV heeft volgens de Europese Commissie geen rechtvaardigingsgrond gegeven voor de
stijging van de inkoopprijs van de groene bonen vanaf 2011. Deze aftrek had de Belastingdienst
derhalve niet mogen toestaan.159
Bovendien is het argument dat de activiteiten van SCTC steeds
belangrijker worden door onder andere het ''C.A.F.E. Practices''-programma geen
150 Paragraaf 9.2.3.3, overweging 287
151 Paragraaf 9.2.3.3, overweging 287
152 Paragraaf 9.2.3.3, overweging 290
153 Paragraaf 9.2.3.3, overweging 290
154 Paragraaf 9.2.3.3.a, overweging 299 en 300
155 Paragraaf 9.2.3.3.b, overweging 318
156 Paragraaf 9.2.3.3.c, overweging 322
157 Paragraaf 9.2.3.3.f, overweging 359 en paragraaf 9.2.3.3.g, overweging 361
158 Paragraaf 9.2.3.3.f, overweging 359
159 Paragraaf 9.2.3.3.f, overweging 348
33
rechtvaardigingsgrond.160
De door SMBV geleverde cijfers die hierop zien, zijn niet consistent en
bovendien niet zakelijk, aldus de Europese Commissie.161
Daarbij komt dat de Europese Commissie
de verliezen van SMBV in verband brengt met de verhoogde opslag op de inkoopprijs.162
Zij komt
hierdoor tot de conclusie dat een selectief voordeel is verleend in de APA met betrekking tot de
stijging van de inkoopprijs vanaf 2011.163
4.3.4.2.3 Minst complexe functie
De Europese Commissie is van mening dat SMBV ten onrechte is aangewezen als de onderneming
met de minst complexe functie bij de toepassing van de TNMM. Volgens de Europese Commissie
verricht SMBV naast haar koffiebrandactiviteiten, ook marktonderzoek, is SMBV houder van
intellectuele eigendom en sluit zij contracten met loonproducenten. Daarnaast lijkt SMBV volgens
de Europese Commissie een mate van controle te hebben op de prijsstelling van verkochte
goederen.164
Deze functies zorgen ervoor dat het moeilijker is om passende vergelijkingspunten te
vinden. De Europese Commissie vindt daardoor dat de TNMM onjuist is toegepast.
Alki LP is volgens de Europese Commissie de onderneming met de minst complexe functie
en daarom geschikter als getest partij. De operationele capaciteit van Alki LP om (financiële)
risico's te nemen is beperkt165
, mede omdat zij geen werknemers in dienst heeft.166
De Europese
Commissie is daarom van mening dat de toepassing van de TNMM met SMBV als geteste partij
leidt tot een uitkomst die geen betrouwbare benadering is van een marktuitkomst op basis van het
arm's-lengthbeginsel.167
4.3.4.2.4 Winstniveau-indicator
De Europese Commissie stelt dat de belastingadviseur van SMBV in zijn verrekenprijsrapport
gebruik maakt van een verkeerde winstniveau-indicator voor de toepassing van de TNMM.168
Dit
vindt de Europese Commissie omdat de winst van SMBV zou worden gegenereerd en geboekt op
een marge op de gedistribueerde producten.
De belastingadviseur van Starbucks heeft in zijn verrekenprijsrapport gesteld dat uit de
functieanalyse blijkt dat de primaire functionele bijdrage van SMBV aan de Starbucks-groep de
160 Paragraaf 9.2.3.3.f, overweging 349
161 Paragraaf 9.2.3.3.f, overweging 350
162 Paragraaf 9.2.3.3.f, overweging 357
163 Paragraaf 9.2.3.3.f, overweging 359 en paragraaf 9.2.3.3.g, overweging 361
164 Paragraaf 9.2.3.4, overweging 370
165 Paragraaf 9.2.3.3, overweging 325 en overweging 326
166 Paragraaf 9.2.3.4, overweging 375
167 Paragraaf 9.2.3.4, overweging 377
168 Paragraaf 9.2.3.5, overweging 391
34
koffiebrand- en productieactiviteiten zijn.169
Echter, uit het onderzoek van de Europese Commissie
blijkt dat in 2013 en 2014 slechts vijftien tot twintig procent van de inkomsten kunnen worden
toegerekend aan de koffiebrandactiviteiten. In 2007 was dit percentage vergelijkbaar met 2013 en
2014.170
De wederverkoopfunctie levert in 2013 en 2014 tachtig tot vijfentachtig procent van de
inkomsten op. In 2007 was dit vijfenzeventig tot tachtig procent.171
Bovendien is vanaf 2010 de
enige bron van inkomen nog de wederverkoopfunctie, omdat de koffiebrandactiviteiten verlies
leiden. Op basis hiervan vindt de Europese Commissie dat onterecht de exploitatiekosten als
winstniveau-indicator zijn genomen.
4.4 Beoordeling
4.4.1 Discussie
De discussie over de beslissing van de Europese Commissie is vooral gericht op de selectiviteitseis
en daarmee ook op de vraag of sprake is van een voordeel. Dat de maatregel wordt gezien als
bekostigd door de staat, is goed te begrijpen.172
Bovendien zijn belastingvoordelen altijd afkomstig
van de staat.173
De prijzen die SMBV hanteert, zijn volgens de Vakstudienieuws174
nog steeds hoger dan die
van haar concurrenten. De Vakstudienieuws denkt dan ook niet dat de steun daadwerkelijk heeft
geleid een verstoring van de mededinging. Echter, zoals in paragraaf 3.4.4 is beschreven, is aan de
voorwaarde dat de mededinging vervalst dreigt te worden snel voldaan. Hier is immers al aan
voldaan als het voordeel de mededinging 'kan' vervalsen, waarbij niet hoeft vast te staan dat deze
daadwerkelijk is vervalst.175
Als laatste bestaat er ook geen discussie over de voorwaarde of het handelsverkeer
ongunstig is beïnvloed. Ook hier geldt dat al aan deze voorwaarde is voldaan als het handelsverkeer
ongunstig beïnvloed 'kan' zijn en hoeft het handelsverkeer niet daadwerkelijk ongunstig te zijn
beïnvloed.176
169 Paragraaf 9.2.3.5.a, overweging 379
170 Paragraaf 9.2.3.5.a, overweging 381
171 Paragraaf 9.2.3.5.a, overweging 382
172 Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2016/42.3
173 Adriaansen, P.G.M. & Custers, M.G.A.M. (2016). Rulings en fiscale staatssteun: de Starbucks-zaak. TOP 2016(6)
174 Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake starbucks. V-N 2016/42.3
175 Ministerie van Buitenlandse Zaken – Expertisecentrum Europees Recht (2016). Internetpagina: '1. Het verbod op
staatssteun'. Geraadpleegd op 22 december 2016.
176 Ministerie van Buitenlandse Zaken – Expertisecentrum Europees Recht (2016). Internetpagina: '1. Het verbod op
staatssteun'. Geraadpleegd op 22 december 2016.
35
4.4.2 Keuze van het referentiestelsel
De Europese Commissie is van mening dat het referentiestelsel het algemene Nederlandse stelsel
van de Vennootschapsbelasting is. Nederland is echter van mening dat het referentiestelsel wordt
gevormd door artikel 8b Wet VPB en het Verrekenprijsbesluit.177
Zoals in paragraaf 4.3.4.1 is
beschreven, is de reactie van de Europese Commissie hierop dat er in dat geval kunstmatig
onderscheid wordt gemaakt tussen groepsondernemingen en zelfstandige ondernemingen op basis
van ondernemingsstructuur.178
Vakstudienieuws merkt op dat het wel mogelijk is om te stellen dat
artikel 8b Wet VPB en het Verrekenprijsbesluit selectief van aard zijn, maar dat dit wordt
gerechtvaardigd door de aard en de opzet van het stelsel.179
De Europese Commissie lijkt in haar onderzoek het standpunt in te nemen dat artikel 8b Wet
VPB en het Verrekenprijsbesluit zijn opgesteld om gelieerde ondernemingen een afwijkende
behandeling te geven ten opzichte van het algemene stelsel vennootschapsbelasting.180
Dit is niet
het geval. Juist deze bepalingen hebben het doel om de winst van alle gelieerde ondernemingen vast
te stellen alsof zij handelen als onafhankelijke derden. Het referentiekader ziet op de vergelijking
tussen ondernemingen die feitelijk en juridisch in dezelfde situatie verkeren.181
Naar mijn mening
moet het referentiestelsel daarom ook bestaan uit artikel 8b Wet VPB en het Verrekenprijsbesluit.
4.4.3 Europees arm's-lengthbeginsel
Op basis van het referentiestelsel, dat naar mijn mening gevormd wordt door artikel 8b Wet VPB en
het Verrekenprijsbesluit, dient te worden vastgesteld of de APA hiervan afwijkt. Zoals in paragraaf
4.3.4.2 is beschreven is de Europese Commissie van mening dat wordt afgeweken van het
referentiestelsel van het algemene Nederlandse stelsel van de vennootschapsbelasting. Bovendien
stelt de Europese Commissie zich op het standpunt dat, ook al zou het referentiekader worden
gevormd door artikel 8b Wet VPB en het Verrekenprijsbesluit, dit ook leidt tot een uitkomst die niet
verenigbaar is met het arm's-lengthbeginsel.182
Echter, de Europese Commissie maakt gebruik van een arm's-lengthbeginsel (ook wel het
zakelijkheidsbeginsel genoemd) dat afwijkt van het arm's-lengthbeginsel van de OESO. De
Europese Commissie bevestigt dit expliciet in haar definitieve beslissing inzake SMBV183
:
177 Paragraaf 9.2.1.2, overweging 245
178 Paragraaf 9.2.1.2, overweging 246-248
179 Vakstudienieuws (2015). Kabinetsreactie op besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2015/65.5
180 Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2016/42.3
181 Europees Hof van Justitie, zaaknummer: C-279/08, uitspraak op 8 september 2011 (Uit: Europese Commissie
(2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in de zin van artikel 107 lid 1 van het
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 2016/C 262/01. 19 juli 2016)
182 Paragraaf 9.2.4, overweging 412
183 Paragraaf 9.2.3, overweging 264
36
''Voor alle duidelijkheid zij opgemerkt dat het zakelijkheidsbeginsel dat de
Commissie in haar staatssteunbeoordeling toepast, dus niet het beginsel is dat
voortvloeit uit artikel 9 van het OESO-Modelverdrag inzake belasting, dat een niet-
bindend instrument is, maar een algemeen beginsel van gelijke fiscale behandeling
dat binnen het toepassingsgebied van artikel 107, lid 1, van het Verdrag valt, dat voor de
lidstaten bindend is en nationale fiscale regelingen niet uitsluit van zijn werkingssfeer.''
Nederland is echter van mening dat er geen Unierechtelijk arm's-lengthbeginsel bestaat.184
Vakstudienieuws kan evenmin een grondslag vinden voor een algemeen Europees beginsel van
gelijke behandeling, oftewel het Europese arm's-lengthbeginsel.185
Mocht er wel een Europees
arm's-lengthbeginsel bestaan, dan is niet duidelijk wat hiervan de uitleg is.186
Wat de Europese Commissie doet in de SMBV uitspraak is opmerkelijk. Zij stelt in haar
beslissing dat het referentiestelsel het algemene Nederlandse stelsel van de vennootschapsbelasting
is, maar vervolgens gebruikt zij een Europees arm's-lengthbeginsel. Dit terwijl in artikel 8b Wet
VPB expliciet het arm's-lengthbeginsel uit artikel 9 OESO-modelverdrag is opgenomen. Volgens de
Vakstudienieuws187
zijn er dan ook slechts twee opties voor de Europese Commissie: of oordelen
dat Nederland een verkeerd arm's-lengthbeginsel gebruikt, of de APA beoordelen aan de hand van
de Nederlandse wet vennootschapsbelasting. De eerste optie wordt niet door de Europese
Commissie gesteld.188
Toch beoordeelt zij de APA aan de hand van het Europese arm's-
lengthbeginsel.
4.4.4 Geen corresponderende belastingheffing
Zowel het Amerikaanse Ministerie van Financiën189
als Smit190
vermoeden dat er nog een extra
reden zit achter de staatssteunonderzoeken van de Europese Commissie. Zij vermoeden dat een van
de redenen ligt in het feit dat het voordeel van deze structuur niet alleen voortkomt uit de lage
beloning voor SMBV in Nederland, maar ook omdat bij Alki LP (of ergens anders) geen
corresponderende belastingheffing plaatsvindt. Smit leidt dit onder andere af uit een persbericht191
van de Europese Commissie. Hierin benoemd Europese Commissie expliciet dat de belastbare winst
184 Staatssecretaris van Financiën (2016). Antwoorden op schriftelijke vragen over Starbucks. AFP 2016/80,
2 februari 2016
185 Vakstudienieuws (2016). Aantekening: Antwoord op kamervragen inzake Starbucks-affaire. V-N 2016/13.7
186 Smit, D.S. (2016). BEPS en het Europese arm's-lengthbeginsel. WFR 2016/162
187 Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2016/42.3
188 Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2016/42.3
189 U.S. Department of the treasury white paper (2016). The European Commission's recent state aid investigations of
transfer pricing rulings. 24 augustus 2016
190 Smit, D.S. (2016). BEPS en het Europese arm's-lengthbeginsel. WFR 2016/162
191 Europese Commissie (2015). Persbericht: Commissie besluit dat selectieve belastingvoordelen voor Fiat in
Luxemburg en Starbucks in Nederland in strijd zijn met EU-staatssteunregels, 21 oktober 2015
37
van SMBV ten onrechte wordt verschoven naar Alki LP en dat deze winst ''noch in het Verenigd
Koninkrijk, noch in Nederland aan de vennootschapsbelasting onderworpen is''.
Bovendien stelt Smit192
dat deze vermoedelijke reden van de staatssteunonderzoeken uit de
procedure over de Belgische rulingsregeling overwinstbelasting afgeleid kan worden. Daarin kan
men volgens Smit afleiden dat de Europese Commissie een neerwaartse winstaanpassing op basis
van het nationale arm's-lengthbeginsel door een lidstaat in strijd acht met het Europese
arm's-lengthbeginsel. In deze procedure stelt de Europese Commissie dat hierdoor sprake is van een
selectief voordeel als er geen sprake is van internationale dubbele belastingheffing.
Geen corresponderende belastingheffing in een ander land mag echter geen reden zijn om
een staatssteunprocedure te starten. De Europese Commissie heeft in 2009 in haar onderzoek naar
de Nederlandse groepsrentebox gesteld dat belastingvoordelen die ontstaan door verschil in
belastingstelsel tussen landen (dispariteiten) buiten het bereik vallen van de
staatssteunwetgeving.193
4.4.5 Kiezen van een verrekenprijsmethode
Op basis van het Europese arm's-lengthbeginsel dat de Europese Commissie hanteert, is zij van
mening dat niet de TNMM gebruikt had mogen worden, maar dat de winst via de CUP-methode
vastgesteld moest worden. Toepassing van de CUP-methode had volgens de Europese Commissie
als gevolg dat de royaltybetaling nul moest zijn en dat de inkoopprijs van de groene bonen te hoog
was.194
Hiermee schrijft de Europese Commissie een bepaalde methode voor die toegepast had
moeten worden in de APA van SMBV.
In de vorige OESO-richtlijnen uit 1995 bestond er een hiërarchie tussen de verschillende
transfer pricing-methoden. De CUP-methode had in beginsel voorkeur boven de TNMM.195
Sinds
2010 is deze voorkeur door de OESO losgelaten, omdat belastingplichtigen en belastingdiensten
steeds meer problemen ondervonden bij het toepassen van de CUP-methode.196
Echter, indien de
CUP-methode en de TNMM tot een uitkomst leiden die even betrouwbaar is, dan verdient de
CUP-methode wel de voorkeur.197
Bovendien dient de transfer pricing-analyse te worden gestart
vanuit het perspectief van de belastingplichtige en zijn gekozen methode.198
Het Verrekenprijsbesluit stelt dat de belastingplichtige vrij is in de keuze voor een
192 Smit, D.S. (2016). BEPS en het Europese arm's-lengthbeginsel. WFR 2016/162
193 European Commission (2009). Commision decision of 8 July 2009 on the groepsrentebox scheme which the
Netherlands is planning to implement (NL C4/007 (ex N 465/2006)).
194 Rijksoverheid (2015). Samenvatting besluit Europese Commissie inzake Starbucks tax ruling. 27 november 2015
195 OECD (1995). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 1995. Paragraaf 2.49
196 Staatssecretaris van Financiën. Antwoord op schriftelijke kamervragen over Starbucks. AFP2016/80,
2 februari 2016
197 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010. Paragraaf 2.3
198 OECD (1995). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 1995. Paragraaf 4.9 en het
Verrekenprijsbesluit 2013
38
verrekenprijsmethode, zolang de gekozen uitkomst voldoet aan het arm's-lengthbeginsel. Het is
uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de belastingplichtige alle methoden beoordeelt en dat er
beargumenteerd wordt waarom de gekozen methode leidt tot de beste uitkomst. Wel dient de
belastingplichtige rekening te houden met de betrouwbaarheid van de methode in de betreffende
situatie. Nederland hanteert dus geen 'best method rule'.199
Nederland stelt dat de CUP-methode in de situatie van SMBV niet toegepast kon worden.
De CUP-methode vereist een hoge mate van vergelijkbaarheid. Hiervoor was niet voldoende
informatie beschikbaar bij zowel de Belastingdienst als bij SMBV.200
Bij het sluiten van de APA is
gezocht in databases van bedrijven met vergelijkbare activiteiten als SMBV. Dit leidde slechts tot
een betrouwbare vergelijking op niveau van de netto winst met toepassing van de TNMM. Hoewel
de Europese Commissie onder verwijzing naar de OESO-richtlijnen stelt dat de CUP-methode
voorkeur geniet boven de TNMM, mag er op basis van de OESO-richtlijnen 1995 wel worden
afgeweken van de hiërarchie. Dit mag in situaties waarin geen informatie of geen betrouwbare
informatie beschikbaar is om de CUP-methode toe te passen. In dat geval moeten de overige
methoden, waaronder de TNMM, worden overwogen.201
Dit is wat in de APA met SMBV is
gebeurd.
Volgens Van Egdom is het bij immateriële activa moeilijk om een transactie op basis van
vergelijkbaarheid te toetsen aan het arm's-lengthbeginsel.202
Het toepassen van de CUP-methode op
het geven van een licentie voor immateriële activa is in beginsel mogelijk. Echter, een goede
vergelijking zal in de praktijk niet betrouwbaar kunnen worden opgesteld, vanwege de afwijkende
en unieke omstandigheden van immateriële activa.203
De TNMM daarentegen wordt met name
gebruikt om een routinematige beloning vast te stellen bij een onderneming die zelf geen eigenaar is
van immateriële activa. De restwinst wordt vervolgens toebedeeld aan de partij die wel de waarde
toevoegt aan de immateriële activa.204
Dit laatste is wat bij de winstberekening van SMBV gebeurd:
de royalty die SMBV aan Alki LP betaalt is het verschil tussen de commerciële winst van SMBV en
de routinematige beloning van SMBV op basis van de TNMM.205
De Europese Commissie maakt terecht een opmerking over het feit dat transfer pricing geen
199 Verrekenprijsbesluit 2013, paragraaf 3.1
200 Staatssecretaris van Financiën. Antwoord op schriftelijke kamervragen over Starbucks. AFP2016/80,
2 februari 2016
201 OECD (1995). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 1995. Paragraaf 2.49
202 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. P. 154-155
203 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. P. 156
204 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. P. 158
205 Paragraaf 2.2.1, overweging 44
39
exacte wetenschap is geen excuus is voor het toepassen van een inconsistente methode.206
Wel gaat
de Europese Commissie ver door te stellen dat de CUP-methode gebruikt had moeten worden. Deze
'best method rule' maakt immers geen onderdeel uit van de Nederlandse transfer pricing-
wetgeving.207
Het feit dat in de APA van SMBV de TNMM wordt toegepast en niet de
CUP-methode, leidt niet per definitie tot een uitkomst die niet voldoet aan het arm's-lengthbeginsel.
De Europese Commissie stelt echter dat het gebruik van de TNMM leidt tot een uitkomst die niet
voldoet aan het arm's-lengthbeginsel.
4.4.6 De arm's-lengthbeloning
De discussie over de verrekenprijsmethode ontstaat onder andere doordat de Europese Commissie
en Nederland een andere visie hebben op de arm's-lengthbeloning. Uit enkele uitspraken van de
Staatssecretaris van Financiën valt op te maken dat Nederland van mening is dat transfer pricing
ziet op de winstverdeling tussen gelieerde ondernemingen op basis van de waardecreatie binnen het
concern.208
Uit de definitieve beslissing van de Europese Commissie inzake SMBV valt
daarentegen op te maken dat zij van mening is dat transfer pricing ziet op het vaststellen van de
prijs van een transactie.
De Europese Commissie heeft de juiste visie: transfer pricing gaat over het vaststellen van
de juiste prijs voor een concerntransactie.209
Waarschijnlijk is dit een van de redenen dat de
Europese Commissie stelt dat de CUP-methode gebruikt had moeten worden. Deze methode
vergelijkt immers de prijs van een concerntransactie met de prijs die onafhankelijke derden hadden
gehanteerd.210
Dit is derhalve een directe vergelijking van de prijs van de transactie. Vanwege het
ontbreken van een goede vergelijking bij de CUP-methode, is in de APA de TNMM gebruikt.
Ondanks dat door toepassing van de TNMM de nettowinst wordt vastgesteld en niet de prijs
van een individuele transactie, is het bij de TNMM nog steeds belangrijk om een goede analyse op
te stellen waarbij de zakelijkheid van individuele transacties moet worden meegenomen. Uit deze
analyse blijkt namelijk veelal de functionaliteit van de betrokken partijen.211
Bovendien moet de
nettowinst altijd terug te herleiden zijn tot de individuele transacties.212
Een van de redenen hiervan
206 Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2016/42.3
207 Verrekenprijsbesluit 2013, paragraaf 3.1
208 Staatssecretaris van Financiën. Antwoorden Kamervragen de heer Merkies inzake Starbucks.
Kenmerk: IZV/2015/973, 27 november 2015
209 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 94
210 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 82
211 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 80
212 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 94
40
is dat als een land een correctie aanbrengt bij een internationaal concern, er in een ander land ook
een correctie moet worden aangebracht om dubbele belastingheffing te voorkomen.213
De keuze voor de TNMM door SMBV en de Belastingdienst is niet per definitie onjuist
doordat niet de prijs voor een individuele transactie, maar de netto winst wordt vastgesteld. Zolang
bij de toepassing van de TNMM onderzocht is of de individuele transacties ook zakelijk zijn en de
netto winst te herleiden is tot individuele transacties, is er geen probleem.
4.4.7 Royaltybetalingen
Zoals in paragraaf 4.3.4.2.1 is beschreven, is de Europese Commissie van mening dat de royalty die
SMBV aan Alki LP betaalt nihil had moeten zijn. Dit omdat onafhankelijke derden koffiebranders
ook geen royalty betalen. Hier maakt de Europese Commissie een grote fout in haar redenatie. De
overeenkomsten met derden branders zijn op een belangrijk punt niet vergelijkbaar met de
overeenkomst tussen SMBV en Alki LP. SMBV levert en factureert de gebrande bonen direct door
aan de winkels. Zij ontvangt hiervoor een volledige vergoeding, waaronder een vergoeding voor het
ter beschikking stellen van immateriële activa van Alki LP. De derden branders daarentegen leveren
en factureren de gebrande bonen terug aan hun opdrachtgever en betalen daarom geen royalty.214
4.4.8 Inkoopprijs groene bonen
De Europese Commissie is van mening dat de inkoopprijs van groene bonen vanaf 2011 te hoog is,
waardoor een selectief voordeel aan SMBV is verleend.215
De winst is vastgesteld door middel van
de TNMM. Volgens Nederland is er een vergelijking opgesteld met de winstgevendheid van
onafhankelijke partijen die koffiebrandactiviteiten verrichten. Hieruit kwam voort dat de
winstgevendheid vergelijkbaar was met die van deze onafhankelijke koffiebranders.216
Bovendien stelt Nederland dat de prijs van de ingekochte koffiebonen irrelevant is voor de
belastingheffing in Nederland. Doordat gebruik wordt gemaakt van de TNMM wordt er alleen een
marge toegepast op basis van de exploitatiekosten van SMBV. De inkoopprijs van de groene bonen
maakt geen deel uit van deze exploitatiekosten omdat zij geen waarde toevoegen voor SMBV.
Daardoor beïnvloedt de inkoopprijs niet de hoogte van de winst de relevant is voor de Nederlandse
belastingheffing.217
Op dit punt ben ik het met Nederland eens, maar hierbij wordt wel aangenomen
dat de TNMM goed is toegepast. Daar gaan de volgende paragrafen op in.
213 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p.95
214 Vakstudienieuws (2016). Aantekening: Antwoord op kamervragen inzake Starbucks-affaire. V-N 2016/13.7
215 Paragraaf 9.2.3.3.f, overweging 359 en paragraaf 9.2.3.3.g, overweging 361
216 Staatssecretaris van Financiën (2016). Antwoorden op schriftelijke vragen over Starbucks. AFP 2016/80,
2 februari 2016
217 Staatssecretaris van Financiën (2016). Antwoorden op schriftelijke vragen over Starbucks. AFP 2016/80,
2 februari 2016
41
4.4.9 De onderneming met de minst complexe functie
De Europese Commissie is van mening dat niet SMBV, maar Alki LP de minst complexe entiteit is
voor de toepassing van de TNMM. De Europese Commissie stelt dat ook gekeken moet worden
naar de functies van de andere partij in de transactie, Alki LP in dit geval.218
Ik ben van mening dat Alki LP niet kan kwalificeren als entiteit met de minst complexe
functie, maar dat SMBV de minst complexe functie is. De activiteiten van SMBV zijn overwegend
routinematig. De waardecreatie van het Starbucks-concern ligt niet in de functies van SMBV. De
winst van een koffiebrander zit niet in het branden van koffie, maar veelal van de blenders, hoog
betaalde specialisten en van de inkopers. Bovendien komt de winst bij SMBV-concern vandaan bij
productontwikkelaars en de marketeers.219
Deze activiteiten vinden niet plaats in Nederland.220
Alki LP is de partij met in haar bezit de immateriële activa. De OESO-richtlijnen 2010
geven aan dat de vergelijkbaarheidsanalyse bij immateriële activa problemen oplevert vanwege het
veelal speciale karakter van immateriële activa.221
Bovendien wordt Alki LP voor de Nederlandse
wet gezien als een transparante entiteit die onderdeel is van Starbucks Amerika.222
Ondanks dat de
extra activiteiten die SMBV uitvoert naast het koffiebranden de TNMM-analyse moeilijker maakt,
ben ik op basis van het bovenstaande van mening dat SMBV terecht is aangemerkt als entiteit met
de minst complexe functie.
De redenatie van de Europese Commissie betreffende de TNMM-analyse over de
onderneming met de minst complexe functies en de verwijzingen naar de OESO-richtlijnen223
hebben niet allemaal toegevoegde waarde.224
Zo is het niet duidelijk waarom de Europese
Commissie verwijst naar de paragrafen 1.21 tot en met 1.23 van de OESO-richtlijnen 1995,
aangezien deze bepalingen slechts betrekking hebben op de betekenis van de functievergelijking
voor een transactie tussen gelieerde ondernemingen. De verwijzing naar paragraaf 3.43 is wel juist,
aangezien in deze bepaling wordt ingegaan op de keuze van de minst complexe entiteit. Deze keuze
zal meestal uitkomen op de partij met de minst complexe structuur en bovendien geen waardevolle
immateriële activa bezit.225
218 Paragraaf 9.2.3.4, overweging 367
219 Vakstudienieuws (2015). Kabinetsreactie op besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2015/65.5
220 Vakstudienieuws (2015). Kabinetsreactie op besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2015/65.5
221 OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010.
Paragraaf 6.13
222 Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2016/42.3
223 Paragraaf 9.2.3.4, overweging 367
224 Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2016/42.3
225 Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake Starbucks. V-N 2016/42.3
42
4.4.10 De winstniveau-indicator
De Europese Commissie is van mening dat SMBV een onjuiste winstniveau-indicator gebruikt heeft
bij toepassing van de TNMM. Volgens de Europese Commissie zou niet de exploitatiekosten, maar
de verkoop de winstniveau-indicator zijn, vanwege de winstgenererende wederverkoopfunctie van
SMBV.226
De Europese Commissie haalt in haar redenatie onder andere een passage aan de
OESO-richtlijnen 2010. Hierin wordt gesteld dat bij het gebruik van de TNMM de verkoop of de
exploitatiekosten met betrekking tot de distributiefunctie een geschikte basis kunnen zijn,
afhankelijk van de feiten.227
In paragraaf 4.3.4.2.4 is beschreven dat de Europese Commissie op basis van de inkomsten
van mening is dat de winstniveau-indicator niet de exploitatiekosten, maar de verkoop moest zijn.
Op basis van die cijfers ben ik het met de Europese Commissie eens dat het lijkt dat de
wederverkoopfunctie een aanzienlijk grotere rol speelt dan de koffiebrandactiviteiten. De functie
van SMBV lijkt derhalve niet zoals de belastingadviseur van SMBV betoogt de koffiebrand- en
productieactiviteiten te zijn, maar de wederverkoop/distributiefunctie. In het algemeen bovendien
gesteld worden dat het voor een distributeur logischer is om de winst af te zetten tegen de omzet als
winstniveau-indicator. Voor een producent is het logischer de winst af te zetten tegen de totale
kosten als winstniveau-indicator.228
Door de exploitatiekosten als winstniveau-indicator te gebruiken, wordt de winst die
gegeneerd wordt met de wederverkoopfunctie verschoven aan Alki LP. Echter, Alki LP heeft niet
genoeg operationele capaciteit om actieve winst uit wederverkoop te genereren.229
Op basis van het bovenstaande ben ik het met de Europese Commissie eens dat in de APA
ten onrechte de exploitatiekosten als winstniveau-indicator is toegepast. Ik deel de mening van de
Europese Commissie dat de verkoop geschikter lijkt om als winstniveau-indicator toe te passen.
Omdat door toepassing van de exploitatiekosten als winstniveau-indicator SMBV een lager bedrag
aan vennootschapsbelasting verschuldigd was, is sprake van een selectief voordeel en derhalve van
staatssteun.230
226 Paragraaf 9.2.3.5, overweging 391
227 Paragraaf 9.2.3.5, overweging 387
228 Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde (herziene) druk.
Kluwer. p. 95
229 Paragraaf 9.2.3.5.b, overweging 389
230 Paragraaf 9.2.3.5.c, overweging 400
43
4.5 Deelconclusie
In dit hoofdstuk is een antwoord gezocht op de volgende vraag: Heeft de Europese Commissie
inzake Starbucks Manufacturing B.V. een juiste beslissing gemaakt? In de tweede paragraaf is een
beeld geschetst van de APA die de Belastingdienst met SMBV heeft gesloten. In de derde paragraaf
is beschreven wat de Europese Commissie vindt van de APA. In de vierde paragraaf is beoordeeld
in hoeverre de Europese Commissie een juiste beslissing heeft gemaakt.
Gebleken is dat voldaan wordt aan de voorwaarde dat het voordeel van de staat afkomstig is
en met staatsmiddelen is bekostigd. Bovendien is ook niet weerlegd dat de mededinging dreigde te
worden vervalst en het handelsverkeer ongunstig is beïnvloed. De discussie ziet met name op de
vraag of een selectief voordeel is verleend.
Het referentiestelsel wordt gevormd door artikel 8b Wet VPB en het Verrekenprijsbesluit.
Dat hierdoor een kunstmatig onderscheid wordt gemaakt, wordt gerechtvaardigd door de aard en de
opzet van het stelsel en is derhalve niet selectief.
De Europese Commissie hanteert een arm's-lengthbeginsel dat afwijkt van het
arm's-lengthbeginsel dat de OESO hanteert. Gesteld is dat er geen Unierechtelijk
arm's-lengthbeginsel bestaat en dat ook niet duidelijk is wat dit in zou houden. Als gevolg van het
Europese arm's-lengthbeginsel is de Europese Commissie van mening dat niet de TNMM maar de
CUP-methode gebruikt had moeten worden. Volgens de Nederlandse wetgeving mag er echter geen
specifieke methode worden voorgeschreven.
De hoogte van de royalty en van de inkoopprijs van de groene bonen zou volgens de
Europese Commissie niet voldoen aan het arm's-lengthbeginsel. In haar redenatie maakt de
Europese Commissie een foute vergelijking. De derden waarmee vergeleken wordt, betalen geen
royalty omdat zij hun product terugleveren aan de opdrachtgever, wat in het geval van SMBV niet
gebeurt. SMBV levert de producten door aan de winkels. Bovendien is de hoogte van de
inkoopprijs van de groene bonen niet relevant voor de belastbare winst in Nederland, omdat deze
kosten niet verwerkt zitten in de winstniveau-indicator exploitatiekosten.
Geconcludeerd is dat de Europese Commissie onjuist is met haar standpunt dat SMBV ten
onrechte de onderneming met de minst complexe functie is. SMBV is wel degelijk de onderneming
met de minst complexe functies, aangezien Alki LP immateriële activa in bezit heeft. Dit
bemoeilijkt de vergelijking, waardoor Alki LP niet de onderneming met de minst complexe functie
kan zijn.
Als laatste is onderzocht of de winstniveau-indicator die in de APA is afgesproken juist is. Ik
heb geconcludeerd dat in de APA ten onrechte wordt uitgegaan van de exploitatiekosten als
winstniveau-indicator en dat de verkoop geschikter is als winstniveau-indicator. Dit is
44
geconcludeerd omdat het op basis van de inkomsten lijkt dat de wederverkoopfunctie van SMBV
belangrijker is dan de koffiebrandactiviteiten. Doordat in de APA een verkeerde
nettowinst-indicator is toegepast, wordt er een selectief voordeel aan SMBV verleend. Derhalve is
sprake van staatssteun.
De hoofdvraag of de Europese Commissie een juiste beslissing heeft gemaakt inzake SMBV
kan naar mijn mening bevestigend worden beantwoord. De Europese Commissie heeft wel
geconstateerd dat Nederland doorgaans werkt met een grondige analyse en dat zij niet verwacht
systematische fouten aan te treffen. Bij de redenatie van de Europese Commissie inzake het besluit
bij SMBV gaat wel een en ander fout. Op de meeste punten heeft de Europese Commissie geen
gelijk. Echter ben ik wel tot de conclusie gekomen dat er in de Starbucks-casus sprake is van
staatssteun, omdat er in de APA een verkeerde winstniveau-indicator wordt toegepast. Dit leidt tot
een lager te betalen bedrag vennootschapsbelasting en derhalve tot een selectief voordeel.
45
5. Transparantie
5.1 Inleiding
In hoofdstuk 4 is beschreven dat Nederland een selectief voordeel heeft verleend aan SMBV,
waardoor sprake is van staatssteun op grond van artikel 107 VWEU. Het gevolg van de beslissing
van de Europese Commissie en bovenstaande conclusie is onduidelijkheid en rechtsonzekerheid
over de toe te passen transfer pricing-regelgeving. De Staatssecretaris van Financiën stelt dat bij de
Belastingdienst niet duidelijk is welke transfer pricing-regelgeving op welke manier toegepast dient
te worden.231
Bovendien willen bedrijven volgens hem ook duidelijkheid over de toepassing van de
regelgeving met betrekking tot APA's. Dit is de reden dat Nederland in beroep gaat tegen het
oordeel van de Europese Commissie.
Tegelijkertijd komen zowel de Europese Commissie als de OESO met regelgeving om de
transparantie van de APA-praktijk te vergroten. Dit willen zij doen door de betrokken landen
onderling automatisch gegevens te laten uitwisselen over APA's.232
233
In dit hoofdstuk staat de
volgende vraag centraal: Wat is de invloed van meer transparantie op de kans van staatssteun bij
advance pricing agreements?
Om de centrale vraag te beantwoorden wordt in de tweede paragraaf beschreven welke
regelgeving met betrekking tot transparantie van APA's wordt ingevoerd door de Europese
Commissie en door de OESO. Bovendien wordt ingegaan op het transparantiebeleid van België op
het gebied van APA's. In de derde paragraaf wordt onderzocht in hoeverre deze
transparantiemaatregelen invloed hebben op de kans dat er staatssteun is bij APA's.
5.2 Transparantiemaatregelen
5.2.1 Uitwisselen van advance pricing agreements
Zowel de Europese Commissie als de OESO komen met richtlijnen om tax rulings uit te wisselen
tussen Europese lidstaten respectievelijk OESO-landen onderling. De Europese Raad heeft het
voorstel van de Europese Commissie aangenomen en de Richtlijn 2011/16/EU is inmiddels
aangepast om het uitwisselen tussen lidstaten onderling mogelijk te maken. De Richtlijn is verwerkt
231 Staatssecretaris van Financiën. Kabinetsreactie op het besluit van de Europese Commissie inzake Starbucks
Manufacturing BV. Kenmerk: AFP/2015/948 M, 27 november 2015
232 European Commission (2015). Proposal for a council directive: amending Directive 2011/16/EU as regards
mandatory automatic exchange of information in the field of taxation.
233 OECD (2015). Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and
Substance, Action 5 - 2015 Final Report
46
in de Nederlandse Wet op de Internationale Bijstandsverlening bij de heffing van belastingen
(hierna: WIB).234 Vanaf 1 januari 2017 dienen lidstaten gegevens over de tax rulings uit te
wisselen.
Het uitwisselen van tax rulings met OESO-landen geschiedt op basis van het Verdrag inzake
wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken, op basis van een belastingverdrag of op
basis van een Tax Information Exchange Agreement.235 Dit zijn reeds bestaande overeenkomsten.
Derhalve is geen aanpassing nodig van de Nederlandse wetgeving.236
De tax rulings die uitgewisseld moeten worden zijn ruim gedefinieerd in de Europese
Richtlijn. In het voorstel van de OESO zijn daarentegen specifiekere bepalingen opgenomen welke
soorten tax rulings vallen onder het voorstel. Onder zowel de Richtlijn als het OESO-voorstel vallen
APA's binnen de reikwijdte van de uit te wisselen tax rulings.237 238
Belangrijk bij de definitie is
dat de APA's een grensoverschrijdend aspect moeten bevatten en bovendien moeten de APA's tot
stand zijn gekomen voordat de belastingaangifte wordt ingediend.239
Verder is van belang dat de
belastingplichtige zich kan beroepen op de APA.240
In de Richtlijn is vastgelegd dat Europese lidstaten onderling APA's 'verplicht automatisch'
uitwisselen. Vóór het wijzigen van de Richtlijn was het al mogelijk om APA's onderling uit te
wisselen. Toen hadden de lidstaten een beoordelingsmarge waardoor zij zelf de bevoegdheid hadden
om te beoordelen of een APA relevant was voor een andere lidstaat.241
De OESO stelt voor om APA's 'verplicht spontaan' uit te wisselen.242 OESO-landen hebben
hierdoor wel een beoordelingsmarge.243
Echter, de reden dat de Europese Commissie in de Richtlijn
deze beoordelingsmarge bij lidstaten heeft weggenomen is omdat in de praktijk weinig APA's
werden uitgewisseld door deze beoordelingsmarge. Zo realiseerden lidstaten zich bijvoorbeeld niet
dat de informatie uit de APA relevant kon zijn voor andere lidstaten, waardoor geen uitwisseling
plaatsvond.244
234 Staatssecretaris van Financiën. Memorie van Toelichting inzake uitwisseling van tax rulings. Kenmerk
2016-0000134552, 1 september 2016, p. 1
235 Staatssecretaris van Financiën. Memorie van Toelichting inzake uitwisseling van tax rulings. Kenmerk
2016-0000134552, 1 september 2016, p. 1
236 Staatssecretaris van Financiën. Memorie van Toelichting inzake uitwisseling van tax rulings. Kenmerk
2016-0000134552, 1 september 2016, p. 1
237 Richtlijn 2015/2376/EU van de Raad van 8 december 2015 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft
verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied, paragraaf 6
238 OECD (2015). Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and
Substance, Action 5 - 2015 Final Report, paragraaf 91
239 Breuer, A.C., Boer, J.P. & Douma, S.C.W. (2016). Uitwisseling van tax rulings. WFR 2016/50
240 Gewijzigde Richtlijn 2011/16/EU, artikel 3 punt 14 sub b en artikel 3 punt 15 sub b
241 Breuer, A.C., Boer, J.P. & Douma, S.C.W. (2016). Uitwisseling van tax rulings. WFR 2016/50
242 OECD (2015). Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account Transparency and
Substance, Action 5 - 2015 Final Report, paragraaf 89
243 Breuer, A.C., Boer, J.P. & Douma, S.C.W. (2016). Uitwisseling van tax rulings. WFR 2016/50
244 Europese Commissie. Fact sheet – Combatting corporate tax avoidance: Commission presents Tax Transparency.
18 maart 2015, antwoord op vraag 2.3
47
Zowel bij de Europese Richtlijn als bij het voorstel van de OESO wordt in eerste instantie
niet de APA zelf uitgewisseld, maar een formulier met standaardgegevens. Beoogd is om een
uniform standaardformulier aan te houden, dat zowel voor de uitwisseling van APA's op grond van
de Richtlijn als op grond van het OESO-voorstel gebruikt kan worden.245 Naar aanleiding van dit
standaardformulier kunnen lidstaten meer informatie, zoals de APA, opvragen.246
5.2.2 Openbare publicatie advance pricing agreements
In de literatuur wordt ook gesproken over de vraag of tax rulings (waaronder APA's) openbaar
gemaakt moeten worden. Sommigen stellen namelijk dat de bovenstaande initiatieven met
betrekking tot het uitwisselen van APA's niets te maken heeft met transparantie. Immers, het publiek
en de media weten nog steeds niets.247
België heeft bijvoorbeeld al een systeem dat APA's publiceert in een online database.248
Deze database is voor iedereen toegankelijk. In de database zijn geanonimiseerde teksten
opgenomen van een groot aantal APA's (in België voorafgaande beslissingen genoemd). Hierbij
heeft België wel als uitzondering dat indien de geanonimiseerde ruling herleidbaar kan zijn tot een
individuele belastingplichtige, de APA niet openbaar wordt gemaakt.249
5.3 Invloed op de praktijk van de advance pricing agreements
5.3.1.Uitwisselen van advance pricing agreements
5.3.1.1 Controle door de Europese Commissie
Onderdeel van de Richtlijn is dat de lidstaten beperkte basisinlichtingen over de APA's aan de
Europese Commissie moeten verstrekken. Echter, de Europese Commissie mag deze informatie niet
gebruiken voor andere doeleinden dan het monitoren en evalueren van het uitwisselingsproces. Dit
volgt uit het volgende citaat uit de Richtlijn250
:
''De lidstaten moeten basisinlichtingen uitwisselen en een beperkte reeks basisinlichtingen
moet ook aan de Commissie worden verstrekt. Op die manier kan de Commissie op elk
moment de effectieve toepassing van de verplichte automatische uitwisseling van
245 Staatssecretaris van Financiën. Memorie van Toelichting inzake uitwisseling van tax rulings. Kenmerk
2016-0000134552, 1 september 2016, p. 4
246 Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. NJB 2015/678
247 Wattel, P. (2015). Tax Transparency? Nederlands Juristenblad 2015/959
248 De rulings worden gepubliceerd op: www.fisconetplus.be
249 Gunn, A.F. (2015). Tax Rulings openbaar? Ja, graag! NTFR 2015/1631
250 Richtlijn 2015/2376/EU van de Raad van 8 december 2015 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft
verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied, paragraaf 14
48
inlichtingen over voorafgaande grensoverschrijdende rulings en voorafgaande
verrekenprijsafspraken monitoren en evalueren. De door de Commissie ontvangen
inlichtingen mogen echter niet voor andere doeleinden worden gebruikt. Voorts, mag deze
mededeling een lidstaat niet ontheffen van zijn verplichtingen inzake het melden van
staatssteun bij de Commissie.''
De Europese Commissie mag de ontvangen informatie over de APA's derhalve niet gebruiken voor
bijvoorbeeld haar staatssteunonderzoeken. Hierdoor blijft de verplichting voor lidstaten bestaan dat
zij staatssteun dienen te melden bij de Europese Commissie. De kern van dit citaat is opgenomen in
artikel 23bis van de Richtlijn.251
5.3.1.2 Sociale controle
De Europese Commissie is van mening dat meer transparantie door het uitwisselen van APA's nodig
is om (agressieve) tax planning van multinationals aan te pakken. Bovendien zou dit ook moeten
zorgen voor eerlijke concurrentie tussen lidstaten is. Dit is benadrukt door de huidige
staatssteunonderzoeken van de Europese Commissie.252
Volgens de Europese Commissie leidt de
verhoogde transparantie met betrekking tot APA's tot een grote stimulans voor zowel lidstaten als
bedrijven om de regelgeving op een juiste manier toe te passen.253
Doordat lidstaten verplicht zijn om onderling regelmatig APA's uit te wisselen, zullen zij
minder geneigd zijn om in de APA's afspraken vast te leggen die in strijd zijn met de
staatssteunregels van artikel 107 VWEU. Indien dit toch gebeurt, kunnen andere lidstaten dit
signaleren en hiervan een melding maken bij de Europese Commissie.254
Door deze
controlemogelijkheid is de kans kleiner dat lidstaten door middel van een APA een selectieve
behandeling aan ondernemingen geven.255
De automatische uitwisseling van APA's is volgens de Europese Commissie ook een
stimulans voor bedrijven om zich aan de regels te houden. Zij zullen minder snel aan (agressieve)
tax planning door middel van APA's doen, doordat andere lidstaten door de nieuwe
transparantiemaatregelen kunstmatige constructies en winstverschuivingen kunnen opsporen en
251 Richtlijn 2015/2376/EU van de Raad van 8 december 2015 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft
verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied
252 Europese Commissie. Fact sheet – Combatting corporate tax avoidance: Commission presents Tax Transparency.
18 maart 2015, antwoord op vraag 2.2
253 Europese Commissie. Fact sheet – Combatting corporate tax avoidance: Commission presents Tax Transparency.
18 maart 2015, antwoord op vraag 2.13
254 Europese Commissie. Fact sheet – Combatting corporate tax avoidance: Commission presents Tax Transparency.
18 maart 2015, antwoord op vraag 2.13
255 Europese Commissie. Persbericht: Strijd tegen ontwijking van vennootschapsbelasting: Commissie presenteert
pakket fiscale transparantiemaatregelen. 18 maart 2015.
49
hierop kunnen reageren.256
De Europese Commissie lijkt ervan uit te gaan dat de theorie van de sociale controle ervoor
zorgt dat de partijen die betrokken zijn bij het tot stand komen van een APA, de wetgeving
nauwkeuriger zullen toepassen. Door sociale controle wordt geprobeerd te realiseren dat mensen
zich aanpassen aan het gedrag dat van het wordt verwacht in een groep.257
In deze concrete situatie
wordt verwacht dat lidstaten geen APA's afgeven waar mogelijk sprake is van staatssteun, waardoor
de kans dat sprake is van staatssteun bij APA's kleiner wordt.
5.3.1.3 Advance pricing agreements met (verboden) staatssteun
Volgens de Staatssecretaris van Financiën dienen ook uitgewisseld te worden APA's die reeds als
(verboden) staatssteun worden aangemerkt.258
Alle APA's vallen volgens de Staatssecretaris van
Financiën onder de Europese Richtlijn.
Breuer, Boer en Douma259
zijn het niet met de Staatssecretaris van Financiën eens. Door de
brede formulering van de definitie van tax rulings, vallen veel soorten tax rulings onder de
verplichte uitwisseling, maar belangrijk is op te merken dat het moet gaan om tax rulings en APA's
waarop de belastingplichtige zich moet kunnen beroepen.260
In het geval dat een APA (verboden)
staatssteun behelst, kan juridisch gezien geen vertrouwen worden ontleend aan de APA en kan de
belastingplichtige zich niet op de APA beroepen. Derhalve vallen deze APA's niet onder de
verplichte automatische of spontane uitwisseling van APA's.261
Ondanks dat het lijkt alsof hiermee een maas in de Richtlijn zit, is het wel verplicht om de
APA met mogelijke staatssteun aan te melden bij de Europese Commissie. Binnen twee maanden na
aanmelding van de mogelijke staatssteun publiceert de Europese Commissie haar bevinding of
sprake is van geen steun, verenigbare steun of dat zij een formele onderzoeksprocedure instelt. Door
deze publicatie wordt alsnog de gewenste transparantie verkregen en ontstaat een sluitend
systeem.262
256 Europese Commissie. Fact sheet – Combatting corporate tax avoidance: Commission presents Tax Transparency.
18 maart 2015, antwoord op vraag 2.13
257 Slot Webcommerce bv. Encyclo.nl: sociale controle. Geraadpleegd op 20 januari 2017.
258 Staatssecretaris van Financiën. Beantwoording van VSO automatische uitwisseling van rulings.
AFP/2016/521, 3 juni 2016
259 Breuer, A.C., Boer, J.P. & Douma, S.C.W. (2016). Uitwisseling van tax rulings. WFR 2016/50
260 Gewijzigde Richtlijn 2011/16/EU, artikel 3 punt 14 sub b en artikel 3 punt 15 sub b
261 Breuer, A.C., Boer, J.P. & Douma, S.C.W. (2016). Uitwisseling van tax rulings. WFR 2016/50
262 Breuer, A.C., Boer, J.P. & Douma, S.C.W. (2016). Uitwisseling van tax rulings. WFR 2016/50
50
5.3.2 Openbare publicatie advance pricing agreements
In de literatuur wordt ook gesproken over het openbaar maken van APA's, zoals in België wordt
gedaan. Volgens Gunn is het voordeel hiervan dat externe partijen beter de mogelijkheid hebben om
de APA's te controleren. Bovendien kan het openbaar publiceren waardevol zijn voor de fiscale
rechtswetenschap en ontwikkelingen in de vakliteratuur.263
Net zoals in de rechtspraak gebeurt,
kunnen de APA's worden onderzocht en besproken. En indien uit de vakliteratuur komt dat een APA
wellicht niet voldoet aan de Europese staatssteunwetgeving, kan hier nader onderzoek naar worden
gedaan. De Belastingdienst en de belastingplichtige kunnen dan de APA alsnog aanpassen om te
voorkomen dat er een groot bedrag aan verboden staatssteun wordt verleend.
Luja264
is geen voorstander van het openbaar publiceren van APA's. Hij stelt dat hierdoor
onnodig bedrijfsgevoelige gegevens openbaar worden. De Staatssecretaris van Financiën is niet
bereid om de vertrouwelijkheid van de APA's op te geven en is tegenstander van het openbaar
maken van APA's. Volgens hem zijn er andere manieren op de kwaliteit van de APA's te
controleren.265
Het openbaar publiceren van APA's heeft zowel voor- als nadelen. Hoewel ik het met Gunn
eens ben dat de aandacht in de vakliteratuur kan leiden tot vroegtijdige opsporing van staatssteun en
dat hierdoor de gevolgen beperkt kunnen worden, is het geen garantie dat er geen staatssteun meer
wordt verleend. Een goed voorbeeld hiervan is de Belgische belastingregeling voor overwinst. Door
deze belastingregeling betaalden sommige ondernemingen minder belasting in België door gebruik
te maken van tax rulings. Ook in deze casus was de Europese Commissie van mening dat aan deze
ondernemingen een selectief voordeel was verleend.266
Wel kan bij het openbaar publiceren de
theorie van de sociale controle ook een rol spelen.
5.4 Deelconclusie
De vraag die centraal stond in dit hoofdstuk is: Wat is de invloed van meer transparantie op de kans
van staatssteun bij advance pricing agreements? In de tweede paragraaf is kort uiteengezet welke
vormen van transparantie zijn voorgesteld en welke in deze paragraaf zijn onderzocht. De derde
paragraaf ging in op de invloed die deze transparantiemaatregelen op de praktijk kunnen hebben.
Ten eerste hebben de Europese Commissie en de OESO voorgesteld om de lidstaten
respectievelijk OESO-landen onderling APA's te laten uitwisselen. Het aangenomen voorstel van de
263 Gunn, A.F. (2015). Tax Rulings openbaar? Ja, graag! NTFR 2015/1631
264 Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. NJB 2015/678
265 Tweede Kamer. 42e vergadering op donderdag 19 januari 2017 inzake belastingontwijking
266 Europese Commissie. Persbericht: Staatssteun: de Commissie besluit dat de Belgische belastingregeling voor
overwinst onwettig is; ongeveer 700 miljoen EUR moet worden teruggevorderd van 35 multinationals,
11 januari 2016
51
Europese Commissie heeft als norm om 'verplicht automatisch' APA's uit te wisselen. De OESO
heeft als criterium voor het uitwisselen gekozen voor 'verplichte spontane' uitwisseling van APA's.
Hierdoor hebben landen bij de OESO een beoordelingsmarge in hoeverre zij denken dat de APA's
relevant zijn voor andere landen. Deze beoordelingsmarge hebben Europese lidstaten niet.
Geconcludeerd is dat de Europese Commissie de beperkte informatie die zij over de APA's
ontvangt alleen mag gebruiken voor het monitoren en evalueren van het uitwisselingsproces. Zij
mag deze informatie niet gebruiken voor haar staatssteunonderzoeken. Bovendien is de bedoeling
van de Europese Commissie dat door het uitwisselen van de APA's sociale controle ontstaan
waardoor lidstaten en belastingplichtigen geen APA's met een selectieve bevoordeling meer
afsluiten. Andere lidstaten kunnen deze APA's immers controleren. Als laatste is geconcludeerd dat
wanneer reeds bekend is dat een APA staatssteun behelst, deze niet meer uitgewisseld hoeft te
worden. In die situatie kan de belastingplichtige zich niet meer beroepen op de APA. Wel wordt de
transparantie verkregen door aanmelding van de mogelijke staatssteun bij de Europese Commissie.
De Europese Commissie publiceert haar beslissing waardoor andere lidstaten ook op de hoogte zijn
van deze APA.
Ten tweede is voorgesteld om APA's openbaar te publiceren zoals België doet. Het voordeel
hiervan is dat de vakliteratuur vroegtijdig staatssteun kan signaleren en de gevolgen hiervan relatief
beperkt blijven. Toch zijn er tegenstanders die stellen dat hierdoor onnodig bedrijfsgevoelige
informatie op straat komt te liggen. Het openbaar publiceren van APA's is ook geen garantie dat er
geen staatssteun meer wordt verleend. De Europese Commissie is ook van mening dat ook de
Belgische belastingregeling voor overwinst verboden staatssteun is.
De transparantiemaatregelen kunnen wel leiden tot een kleinere kans dat sprake is van
staatssteun. Voornamelijk door de sociale controle die de Europese Commissie voorziet in de
uitwisseling van APA's. Het openbaar publiceren van APA's kan door de sociale controle ook als
gevolg hebben dat de kans op staatssteun verkleind. Wanneer de vakliteratuur staatssteun bij een
openbaar gepubliceerde APA opspoort, dient deze alsnog bij de Europese Commissie te worden
aangemeld als staatssteun. Wel kunnen de gevolgen beperkt worden door vroegtijdige signalering.
52
6 Conclusie
In dit literatuuronderzoek stond de volgende vraag centraal: Moet de Nederlandse APA-praktijk
worden aangepast om de kans op verboden staatssteun bij APA's te verkleinen? Zo ja, kan een
transparantere APA-praktijk hieraan bijdragen? Dit is onderzocht door middel van vier deelvragen.
In de eerste paragraaf worden de deelvragen beantwoord. In de tweede paragraaf wordt een
antwoord op de centrale vraag geformuleerd.
6.1 Beantwoording deelvragen
6.1.1 Wat zijn advance pricing agreements?
Advance pricing agreements gaan over transfer pricing. Centraal staat het arm's-lengthbeginsel. Dit
houdt in dat transacties tussen gelieerde ondernemingen worden vergeleken met transacties tussen
derden. Zowel de prijs als de voorwaarden dienen hetzelfde te zijn om te kunnen concluderen dat
gelieerde ondernemingen onderling zakelijk handelen.
Er is veel kritiek op het arm's-lengthbeginsel. Deze kritiek ziet onder andere op het feit dat
er weinig vergelijkbare transacties publiekelijk bekend zijn en hierdoor een goede vergelijking niet
mogelijk is. Bovendien spelen schaal- en synergievoordelen een rol bij transacties tussen gelieerde
ondernemingen, waardoor de transacties met derden niet vergelijkbaar zijn.
APA's geven zekerheid vooraf over de gevolgen op het gebied van transfer pricing bij
toekomstige transacties. Zowel de Belastingdienst als de belastingplichtige zijn gehouden tot
naleving van de APA.
De voordelen van APA's zijn voornamelijk het geven van zekerheid vooraf voor
belastingplichtigen. Hierdoor kan voor belastingplichtigen een gunstiger investeringsklimaat
ontstaan. Het gevolg voor de Belastingdienst is dat zij minder middelen in hoeft te zetten om de
aangiften te controleren van belastingplichtigen die een APA hebben gesloten. Bovendien kan de
Belastingdienst meer inzicht krijgen in complexe (internationale) transacties.
Een van de nadelen van APA's is dat een unilaterale APA geen juridische en economische
dubbele belastingheffing voorkomt. Bilaterale en multilaterale APA's doen dit wel. Bovendien kost
de procedure tot het aanvragen van een APA veel tijd en geld en kan de belastingplichtige nog
steeds onderworpen worden aan reguliere controles van de Belastingdienst op het gebied van
transfer pricing.
53
6.1.2 Wanneer is sprake van verboden staatssteun volgens de Europese staatssteunwetgeving?
Uit artikel 107 VWEU zijn vijf voorwaarden te herleiden. Ten eerste moet sprake zijn van een
voordeel. Onder het begrip 'voordeel' vallen zowel positieve voordelen als lastenverlagingen. Ten
tweede dient het voordeel uit staatsmiddelen te zijn bekostigd en van de staat afkomstig te zijn. Dit
laatste is het geval wanneer de maatregel die leidt tot het voordeel wordt beheerd door een
publiekrechtelijke lichaam. Het voordeel is met staatsmiddelen bekostigd indien het voordeel
afkomstig is uit de financiële middelen van de overheid, provincie of gemeente. Daarnaast moet het
voordeel de mededinging dreigen te vervalsen en het handelsverkeer ongunstig beïnvloeden.
Voldoende is dat dit 'kan' gebeuren. Er hoeft niet daadwerkelijk vastgesteld te worden dat het
daadwerkelijk is gebeurd. De laatste voorwaarde is dat er een selectief voordeel moet zijn verleend.
Hiervoor dienen volgens het Europees Hof van Justitie drie stappen te worden onderzocht: het
referentiestelsel dient bepaald te worden, er dient te worden onderzocht of de maatregel afwijkt van
het referentiestelsel en als laatste dient te worden onderzocht of de afwijking wordt gerechtvaardigd
door de aard of de opzet van het referentiestelsel.
Op het verbod op staatssteun bestaan enkele uitzonderingen (artikel 107 lid 2 en lid 3
VWEU). De uitzonderingen uit lid 2 worden niet vaak toegepast. De Europese Commissie heeft
geen beoordelingsvrijheid bij het toepassen van het tweede lid. Dit heeft de Europese Commissie
wel bij de uitzonderingen uit het derde lid.
APA's kunnen verboden staatssteun vormen. Aan de meeste vereisten wordt in de praktijk
snel voldaan. De vraag of een selectief voordeel is verleend, speelt vaak de grootste rol.
6.1.3 Heeft de Europese Commissie inzake Starbucks Manufacturing B.V. een juiste beslissing
gemaakt?
In de casus van SMBV wordt voldaan aan de voorwaarde dat het voordeel afkomstig is van
de staat en met staatsmiddelen is bekostigd. Bovendien dreigt het voordeel de mededinging te
vervalsen en het handelsverkeer ongunstig te beïnvloeden. De vraag of er aan SMBV staatssteun is
verleend, ziet voornamelijk op de selectiviteitseis.
Het referentiestelsel is artikel 8b Wet VBP en het Verrekenprijsbesluit 2013. Deze keuze is
niet selectief, omdat het kunstmatige onderscheid dat hierdoor wordt gemaakt gerechtvaardigd
wordt door de aard en de opzet van het stelsel.
Het arm's-lengthbeginsel dat de Europese Commissie in haar beslissing toepast, wijkt af van
het arm's-lengthbeginsel dat de OESO hanteert. Er bestaat echter geen Unierechtelijk
arm's-lengthbeginsel. Doordat de Europese Commissie een ander arm's-lengthbeginsel hanteert, had
niet de TNMM toegepast mogen worden, maar had de CUP-methode gebruikt moeten worden aldus
de Europese Commissie. De Nederlandse wetgeving laat de keuze van de verrekenprijsmethode
54
echter in beginsel aan de belastingplichtige.
De hoogte van de royalty en van de inkoopprijs van de groene bonen voldoet volgens de
Europese Commissie niet aan het arm's-lengthbeginsel. De Europese Commissie maakt echter een
onjuiste vergelijking. Zij vergelijkt de derden koffiebranders met SMBV. Het verschil is echter dat
deze derden hun product terugleveren aan de opdrachtgever. SMBV levert de producten door aan de
winkels. Verder is gebleken dat de inkoopprijs van de groene bonen niet relevant is voor de
belastbare winst die in Nederland valt. Deze kosten zitten namelijk niet verwerkt in de
winstniveau-indicator.
De Europese Commissie was van mening dat Alki LP de onderneming met de minst
complexe functies was, en niet SMBV. Dit is echter een foute conclusie. Alki LP bezit immateriële
activa. Dit maakt een goede vergelijking zoeken moeilijk, waardoor SMBV geschikter is als
onderneming met de minst complexe functies.
Het punt waarop de Europese Commissie wel gelijk had, is de keuze voor de
winstniveau-indicator. In de APA is afgesproken dat de winstniveau-indicator de exploitatiekosten
zijn. Echter, op basis van de inkomsten van SMBV lijkt de wederverkoopfunctie van SMBV veel
belangrijker. Derhalve dient de verkoop toegepast te worden als winstniveau-indicator en is er een
selectief voordeel verleend aan SMBV.
In dit hoofdstuk is geconcludeerd dat de Europese Commissie een juiste beslissing heeft
gemaakt en dat er aan SMBV staatssteun is verleend. Hoewel de Europese Commissie op de meeste
punten geen gelijk heeft, heeft zij wel gelijk met haar punt over de toepassing van een verkeerde
winstniveau-indicator. Het gevolg hiervan is dat er minder vennootschapsbelasting is betaald in
Nederland en derhalve een selectief voordeel is verleend aan SMBV.
6.1.4 Wat is de invloed van meer transparantie op de kans van staatssteun bij advance pricing
agreements?
In dit hoofdstuk zijn twee maatregelen voor meer transparantie bij APA's beschreven. Als eerste is
de maatregel van de Europese Commissie, dat erg overeenkomt met het voorstel van de OESO,
beschreven. Door aanpassing van de Richtlijn 2011/16/EU dienen APA's verplicht automatisch te
worden uitgewisseld door Europese lidstaten. De OESO gebruikt als criterium om APA's uit te
wisselen 'verplichte spontane uitwisseling'. Bij de OESO hebben landen nog een beoordelingsmarge
om te oordelen of een APA relevant is voor andere landen. Dit hebben Europese lidstaten niet.
Een standaardformulier met gegevens over de APA's wordt opgenomen in een centrale
Europese database waar alle lidstaten toegang tot hebben. De Europese Commissie krijgt ook
beperkte informatie over de APA's. Dit zodat zij het uitwisselingsproces kan monitoren en
evalueren. De Europese Commissie mag deze informatie niet gebruiken voor haar
55
staatssteunonderzoeken. Door het uitwisselen van APA's ontstaat er volgens de Europese
Commissie sociale controle. Hierdoor zouden lidstaten en belastingplichtigen geen APA's meer
sluiten met staatssteun, doordat andere lidstaten de APA kunnen controleren. Echter, wanneer op
een APA reeds staatssteun is geconstateerd, hoeft deze niet meer te worden uitgewisseld omdat niet
wordt voldaan aan de voorwaarde dat de belastingplichtige zich kan beroepen op de APA. Door de
APA aan te melden bij de Europese Commissie als mogelijke staatssteun, wordt de transparantie
toch nog verkregen. De Europese Commissie publiceert namelijk de uitkomst van haar onderzoek.
Zo zijn alsnog alle lidstaten op de hoogte van de betreffende APA.
Als tweede is voorgesteld om APA's openbaar te publiceren, net zoals in België gebeurt. Het
voordeel hiervan is dat indien een APA staatssteun behelst, deze vroegtijdig door de vakliteratuur
kan worden gesignaleerd en de gevolgen beperkt blijven. Tegenstander stellen dat door
openbaarmaking onnodig bedrijfsgevoelige informatie publiekelijk bekend worden. Het openbaar
maken kan wel de kans op staatssteun verkleinen, met hetzelfde sociale controle aspect als bij de
uitwisseling van APA's aanwezig kan zijn. Openbaar publiceren kan nog steeds leiden tot APA's met
staatssteun. Een voorbeeld hiervan is de Belgische belastingregeling voor overwinst.
In dit hoofdstuk is geconcludeerd dat de transparantiemaatregelen wel kunnen leiden tot een
kleinere kans dat sprake is van staatssteun. Dit komt voornamelijk door de sociale controle die de
Europese Commissie voorziet in de uitwisseling van APA's. Deze sociale controle kan meespelen
bij het openbaar publiceren van APA's.
6.2 Beantwoording hoofdvraag
In deze scriptie is de volgende hoofdvraag onderzocht: Moet de Nederlandse APA-praktijk worden
aangepast om de kans op verboden staatssteun bij APA's te verkleinen? Zo ja, kan een
transparantere APA-praktijk hieraan bijdragen?
Zoals in hoofdstuk 3 is gebleken, kunnen APA's in theorie staatssteun bevatten. Hierbij is
voornamelijk van belang de vraag of aan een onderneming een selectief voordeel wordt verleend.
Aan de overige vereisten wordt in de praktijk namelijk snel voldaan. In hoofdstuk 4 is
geconcludeerd dat SMBV een selectief voordeel heeft ontvangen van de Nederlandse
belastingdienst en dat de APA tussen SMBV en de Belastingdienst derhalve als staatssteun is
aangemerkt.
De Europese Commissie heeft echter aangegeven dat de Nederlandse belastingdienst
doorgaans werkt met een grondige analyse voordat zij een APA sluit. Bovendien verwacht de
Europese Commissie geen systematische fouten te vinden in de Nederlandse APA-praktijk. Mijn
56
conclusie is derhalve dat het op dit moment niet nodig is om de APA-praktijk aan te passen om de
kans op verboden staatssteun bij APA's te verkleinen. Deze kans lijkt door de grondige analyse die
wordt uitgevoerd door de Belastingdienst reeds klein. Afhankelijk van de uitspraak van het
Europees Hof van Justitie inzake de beroepsprocedure over SMBV is aanpassing wellicht wel
nodig. Aanpassing van de APA-praktijk zal dan voornamelijk zien op de wijze van het toepassen
van de transfer pricing-regelgeving.
Transparantie kan wel een middel vormen om de kans te verkleinen dat met een APA
staatssteun wordt verleend. Zoals in hoofdstuk 5 is beschreven, is dit te bewerkstelligen door
middel van het uitwisselen van APA's en het openbaar maken van APA's. De sociale controle die
hierdoor ontstaat, leidt volgens de Europese Commissie ertoe dat lidstaten minder snel akkoord
gaan met een APA die mogelijk staatssteun behelst.
57
Literatuurlijst
Adriaansen, P.G.M. & Custers, M.G.A.M. (2016). Rulings en fiscale staatssteun: de Starbucks-zaak.
TOP 2016(6)
Artikel 107 lid 1 Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
Breuer, A.C., Boer, J.P. & Douma, S.C.W. (2016). Uitwisseling van tax rulings. WFR 2016/50
Belastingdienst (2016). 18e halfjaarsrapportage Belastingdienst. 04-11-2016
de Soeten, G.H. (2015). Koffie verkeerd. WFR 2015/505
Dictorate-General for Competition (2016). DG Competition working paper on state aid and tax
rulings. 3 juni 2016
Dictoraat-Generaal voor de Belastingdienst, cluster fiscalisteit (2014). Behandelprocedure
verzoeken om advance pricing agreements. 13 juni 2014
European Commission (2009). Commision decision of 8 July 2009 on the groepsrentebox scheme
which the Netherlands is planning to implement (NL C4/007 (ex N 465/2006)
Europese Commissie (2014). Staatssteun: Commissie begint onderzoek naar
verrekenprijsregelingen in de vennootschapsbelasting voor Apple (Ierland), Starbucks
(Nederland) en Fiat Finance and Trade (Luxemburg), 11 juni 2014
Europese Commissie (2014). Steunmaatregel SA.38374 (2014/C ex 2014/NN) (ex 2014/CP) –
Nederland; vermeende staatssteun aan Starbucks, 11 juni 2014
Europese Commissie (2015). Besluit van de Commissie van 21.10.2015 betreffende steunmaatregel
SA.38374 (2014/C ex 2014/NN) die Nederland ten gunste van SMBV ten uitvoer heeft
gelegd.
Europese Commissie. Fact sheet – Combatting corporate tax avoidance: Commission presents Tax
Transparency. 18 maart 2015
58
Europese Commissie. Persbericht: Commissie besluit dat selectieve belastingvoordelen voor Fiat in
Luxemburg en SMBV in Nederland in strijd zijn met EU-staatssteunregels, 21 oktober 2015
Europese Commissie. Persbericht: Staatssteun: de Commissie besluit dat de Belgische
belastingregeling voor overwinst onwettig is; ongeveer 700 miljoen EUR moet worden
teruggevorderd van 35 multinationals, 11 januari 2016
Europese Commissie. Persbericht: Strijd tegen ontwijking van vennootschapsbelasting: Commissie
presenteert pakket fiscale transparantiemaatregelen. 18 maart 2015
European Commission (2015). Proposal for a council directive: amending Directive 2011/16/EU as
regards mandatory automatic exchange of information in the field of taxation.
Europese Commissie (2016). Mededeling van de Commissie betreffende het begrip ''staatssteun'' in
de zin van artikel 107 lid 1 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
2016/C 262/01. 19 juli 2016
EU Joint Transfer Pricing Forum (2015). Statistics on APAs in the EU at the end of 2014.
22 oktober 2015
Europees Hof van Justitie, zaaknummer 173/73, Uitspraak op 2 juli 1974
Europees Hof van Justitie, zaaknummer C-39/94, uitspraak op 11 juli 1996
Europees Hof van Justitie, zaaknummer C-482/99, uitspraak op 16 mei 2002
Europees Hof van Justitie, zaaknummer: C-279/08, uitspraak op 8 september 2011
Gunn, A.F. (2015). Tax Rulings openbaar? Ja, graag! NTFR 2015/1631
Het Gerecht, zaaknummer T-298/97, uitspraak op 15 juni 2000
Kamerstukken 2001/2002, 28 034 nr. 3
59
Ministerie van Buitenlandse Zaken – Expertisecentrum Europees Recht (2016). Pagina: '1. Het
verbod op staatssteun'
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties & Kenniscentrum Europa decentraal
(2008). Informatiewijzer staatssteun voor Decentrale Overheden. 7 oktober 2008
Luja, R. (2015). Fiscale rulings en staatssteun. Tussen zekerheid en belastingontwijking. NJB
2015/678
OECD (1995). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 1995
OECD (2010). OESO-richtlijnen for multinational enterprises and tax administrations 2010
OECD (2015). Countering Harmful Tax Practices More Effectively, Taking into Account
Transparency and Substance, Action 5 - 2015 Final Report
OECD (2016). Members and partners.
OESO-modelverdrag
Richtlijn 2011/16/EU (gewijzigde versie van 8 december 2015)
Richtlijn 2015/2376/EU van de Raad van 8 december 2015 tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU
wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied
Rijksoverheid (2016). Hoe komt een wet tot stand?
Rijksoverheid (2015). Samenvatting besluit Europese Commissie inzake SMBV tax ruling.
27 november 2015
RTL Z (2016). SMBV geeft niet op in staatssteunzaak en stapt naar EU-Hof. 22 december 2016
Slot Webcommerce bv. Encyclo.nl: sociale controle. Geraadpleegd op 20 januari 2017
Smit, D.S. (2016). BEPS en het Europese arm's-lengthbeginsel. WFR 2016/162
60
Staatssecretaris van Financiën. Antwoorden Kamervragen de heer Merkies inzake Starbucks.
Kenmerk: IZV/2015/973, 27 november 2015
Staatssecretaris van Financiën. Antwoord op schriftelijke kamervragen over Starbucks.
AFP2016/80, 2 februari 2016
Staatssecretaris van Financiën. Beantwoording van VSO automatische uitwisseling van rulings.
AFP/2016/521, 3 juni 2016
Staatssecretaris van Financiën. Fiscale aspecten van het vestigingsklimaat in Nederland.
nr. 275005. Vergaderjaar 2000-2001, 20 november 2000
Staatssecretaris van Financiën. Kabinetsreactie op het besluit van de Europese Commissie inzake
Starbucks Manufacturing BV. Kenmerk: AFP/2015/948 M, 27 november 2015
Staatssecretaris van Financiën. Memorie van Toelichting inzake uitwisseling van tax rulings.
Kenmerk 2016-0000134552, 1 september 2016
Staatssecretaris van Financiën. Verslag van een schriftelijk overleg betreffende vragen die de
Europese Commissie aan Nederland, Ierland en Luxemburg zou hebben over
belastingafspraken die zouden worden gemaakt met grote multinationals. AFP 2014/127,
18 februari 2014
Swinkels, J.J.P. (2005). Belastingregels kunnen verboden staatssteun vormen. WFR 2005/1145
Tweede Kamer. 42e vergadering op donderdag 19 januari 2017 inzake belastingontwijking
U.S. Department of the treasury white paper (2016). The European Commission's recent state aid
investigations of transfer pricing rulings. 24 augustus 2016
Vakstudienieuws (2015). Kabinetsreactie op besluit Europese Commissie inzake SMBV.
V-N 2015/65.5
Vakstudienieuws (2016). Aantekening: Antwoord op kamervragen inzake SMBV-affaire.
V-N 2016/13.7
61
Vakstudienieuws (2016). Besluit Europese Commissie inzake SMBV. V-N 2016/42.3
Van Egdom (2014). Verrekenprijzen; de verdeling van de winst van een multinational. Derde
(herziene) druk. Kluwer.
Van Raad, C. (2015). Cursus Belastingrecht Internationaal Belastingrecht.
Verordening (EU) 1407/2013. Verordening betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.
18 december 2013
Verrekenprijsbesluit 2013
Visser, E.A. (2006). Algemene aspecten van verrekenprijzen. TFO 2006/2
Volkskrant 'Ik hoop dat multinationals na vandaag geen nacht meer rustig slapen', 3 maart 2015
Wattel, P. (2015). Tax Transparency? Nederlands Juristenblad 2015/959
Wet op de Vennootschapsbelasting 1969