SMAAK 53

68
blad voor de rijkshuisvesting | november 2011 | jaargang 11 | nummer 53 53 | amsterdam 16 | Vier maal Scheepvaartmuseum: een nieuwe tentoonstelling, de erfenis van Daniël Stalpaert, de ambitie van de directeur, de bemiddeling van de Rijksgebouwendienst 42 | Rijksgebouwendienst staat op een kruispunt 48 | Nationaal Archief ’s lands schatkamer

description

magazine van de Rijksgebouwendienst, dit keer gewijd aan alle Amsterdamse porjecten, En meer.

Transcript of SMAAK 53

Page 1: SMAAK 53

blad voor de rijkshuisvesting | november 2011 | jaargang 11 | nummer 53

53 | amsterdam

16 | Vier maal Scheepvaartmuseum: een nieuwe tentoonstelling, de erfenis van Daniël Stalpaert, de ambitie van de directeur, de bemiddeling van de Rijksgebouwendienst 42 | Rijksgebouwendienst staat op een kruispunt48 | Nationaal Archief ’s lands schatkamer

Page 2: SMAAK 53

64 Leven tussen de gedetineerden

59 De koepel van Breda bestaat 125 jaar

30 Rijksgebouwendienst is spin in het web bij Scheepvaartmuseum

42 Hans van der Vlist onderzoekt fusie rijksvastgoed

46 Finse Senaatti lijkt op Rijksgebouwendienst

16 ‘Nederland is nu eenmaal een zeevaartland’

36 Azië is een geval apart in het Rijksmuseum

56 Rijksadviseur Feddes gaat de varkensschuur in

39 Bureau JAN krijgt kans bij nieuwe organisatie

20 Het museum als verleidingsinstrument

08 PPS is core business voor Rijksgebouwendienst

53 Ex-Rgd’er Hans Wijffels heeft Zuiden als uitvalsbasis

48 Somberheid is verdwenen uit Nationaal Archief

Page 3: SMAAK 53

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id3

04 | Hoofdredactioneel: 12 | WAUW-gebouw: Matsier in Huis Doorn

nieuws05 | Biedingen op Noordsingel bekend06 | Peter Jägers vertrekt06 | Haarlemse vestiging sluit06 | Zestig jaar kunst van het Rijk07 | Hoogste punt ministerie07 | Ondergronds bouwen op voor prijs07 | Japans slopen in Groningen08 | PPS-prijs voor Rijksgebouwendienst

amsterdam16 | Willem Bijleveld: ‘Het maritieme zichtbaar maken’20 | Ervaring bij exposities staat voorop26 | Liesbeth van der Pol ging terug naar Stalpaert30 | ‘Zo’n project doe je maar eens in je leven’33 | Het Paleis op de Dam schuttingvrij35 | Verbeteringen in Van Gogh Museum36 | Paviljoen voor Aziatische kunst gereed

andere smaken39 | Nationaal Register Gerechtelijke Deskundigen heeft jong interieur42 | Hans van der Vlist bereidt fusie Rgd-RVOB voor46 | Kaj Hedvall, directeur ‘Finse Rijksgebouwendienst’48 | Nationaal Archief de schatkamer van Nederland53 | Leven na de Rgd: Hans Wijffels trekt België in56 | Ook bij varkensstallen is architectuur mogelijk59 | Koepelgevangenis Breda is 125 jaar oud62 | Restauratie torenspits Veenhuizen64 | Groeten uit Veenhuizen: leven tussen de ‘boeven’66 | Boeken: Paleis op de Dam, Raad van State, Stad Europa

nasmaak68 | Nasmaak: Edward van Huis, directeur NCB/Naturalis

Op de cover: de afdeling boegbeelden in het vernieuwde Scheepvaartmuseum (Foto: Simone van Es)smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwendienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Aanvragen van nummers kan schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of per email [email protected]. Via deze adressen zijn ook vorige nummers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op www.rijksgebouwendienst.nl.

Abonneren op smaak kan via [email protected], via [email protected], via nummer 0800-899 11 03 of via www.rijksgebouwendienst.nl Prijs voor een jaargang is 25 euro, losse nummers 5 euro.smaak is te koop bij Selexyz (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam), Atheneum Nieuws-centrum (Amsterdam) en de NAi Bookshop (Rotterdam).

hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman medewerkers aan dit nummer: Jaco Boer, Sander Grip, Marieke Hillen, Agnes Koerts, Ben Maandag, Nicolaas Matsier, Mariët Meester, Carien Overdijk, Frank van de Poll, Ilse van Rijn, Marianne Schijf, Marina de Vries, Anka van Voorthuysen.fotografen: Simone van Es, Thea van den Heuvel, Marcel Kentin, Cary Markerink, Eran Oppenheimer, Roelof Pot, Jaap de Ruig, Wim Ruigrok, Levien Willemse.vormgeving: Barlockdruk: DeltaHage, Den Haag verspreiding: Pondres, Tilburg

inhoudst

eden

bouw

mo

num

ente

nar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

kuns

t

Page 4: SMAAK 53

‘Dit pand wordt bewaakt door ...’, ‘Dit pand wordt tijdelijk beheerd door ...’ en vervolgens lezen we het bedrijf dat het verlaten object onder zijn hoede heeft. Zwerfkei, Camelot, de Kunstpassage enzovoorts... In mijn directe omgeving zijn zo lege zalen van vertrokken banken inge-nomen door ijverige jonge mensen achter laptops. ZZP’ers vermoed ik, misschien wel leden van de creatieve industrie. Allemaal zijn ze ingezet om krakers buiten de deur te houden.

Deze beheerde dan wel bewaakte objecten zijn nog gelukkig af. Wie rondloopt in de omgeving van station Sloterdijk stuit op het ene lege kantoor na het andere. De Te Huur-borden grijnzen je tegemoet. In het Haagse Benoordenhout staan iconen als de Rode Olifant of het chique Bijlandtgebouw (deels) leeg. Waar zijn de huurders, waar de gebruikers? Het is een enigszins ontmoedigend gezicht, al die leegstand. Natuurlijk is het verklaar-baar: de crisis laat zijn sporen na, het werk wordt anders georganiseerd,

fusies dan wel inkrimpingen zijn aan de orde van de dag. Zelfs mijn private banker is plotseling verdwenen uit zijn prestigieuze kantoor achter het Concertgebouw om roemloos op te lossen in een anoniem gebouw bij de Zuidas.

Is het aloude kantoorwerk gedoemd te verdwijnen zoals eerder al een gedegen baan in de industrie of op een scheepswerf? Je zou het bijna gaan denken.

Inmiddels is de leegstand ook een gegeven bij de Rijksoverheid. Begin oktober werd bekend dat het Rijk zijn uitvoerende diensten nog wil concentreren op elf plaatsen in het land. De provincies Drenthe en Zeeland komen er bekaaid af: met name Drenthe zou geen rijkskantoor meer overhouden. Dat is met name triest voor een stad als Emmen dat eerst zijn industrie zag verminderen, vreesde voor zijn dierenpark en nu ook moet vrezen voor bepaalde rijksdiensten (hoogstwaarschijnlijk). Niet alleen kantoorwijken voelen de leegstand, maar ook hele steden. Gelukkig heeft het kabinet besloten een stad als Heerlen te sparen – gevoegd met een krimpende bevolking zou een krimpende kantoormarkt funest zijn voor de vitaliteit van een stad. Is er iemand die het licht wil uitdoen, is de vraag die opkomt?

Hoewel de Rijksgebouwendienst in vergelijking met andere ontwikke-laars en vastgoedondernemingen nog relatief weinig lege gebouwen in zijn portefeuille heeft, zal dit per-centage de komende tijd onher-roepelijk stijgen. Er moet dus meer nagedacht worden over herbestem-ming of afstoten. Het is een lastig moment. Door het overschot aan kantoren zal een optimale prijs niet meer gevraagd kunnen worden, en herbestemming, ach herbestem-ming: er komt een einde aan de hoeveelheid creatievelingen die gebouwen kunnen vullen. Er is een lichtpuntje: het Planbureau voor de Leefomgeving heeft onlangs bekend gemaakt dat de druk op de Randstad verder toeneemt. Er zullen steeds meer woningen nodig zijn, voor studenten, voor grote (buitenlandse) gezinnen, voor mensen die wegtrek-ken van het platteland omdat de voorzieningen daar achterblijven.

De objecten van de Rijksgebouwen-dienst plukken daarbij de vruchten van hun goede locatie. Ze zijn in het verleden verrezen bij openbaar-vervoersknooppunten of in de nabijheid van stadscentra. Er zijn dus kansen voor het voormalig Dynamischkantoor in Haarlem (pal bij het station) of het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Laan van NOI, Den Haag). Hoewel het laatste pas over enkele jaren ontruimd zal worden, is het van

belang nu al over de toekomst daarvan na te denken. De fout die op dit moment wordt gemaakt door commerciële ondernemingen is dat ze vrijgekomen panden laten leeg-staan – ze zijn toch al afgeschreven, is de redenering, en er is geen sanctie vanuit de gemeentelijke overheid om tot hergebruik over te gaan. Het gevolg is de eerder genoemde desolate kantoorwijk bij Sloterdijk.

Bij de pakken neerzitten, is zinloos: hier ligt een kans voor een nieuw type (her)ontwikkelaar en architect die met frisse en onorthodoxe ideeën aan de slag gaan. Natuurlijk kan niet elk kantoor worden om-getoverd tot studentenflat of hotel. Er moeten alternatieven denkbaar zijn; in deze editie van smaak worden voorstellen gepresenteerd voor ‘onder architectuur gebouwde’ varkensschuren. Ze zouden – net als andere agrarische bedrijven – op hun plaats zijn bij Sloterdijk. Want gecon-sumeerd zal er moeten worden in een nog vollere Randstad. Beter voedselvoorziening dan het zoveel-ste tijdelijk beheerde of bewaakte pand.

van de redactie

Lekkere leegstand

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id4

TEKST: jAAp huiSmANFOTOGRAFiE: leVieN willemSe

Page 5: SMAAK 53

5

HD Projectrealisatie en BAM Woningbouw Rotterdam worden de ontwikkelaars van het Noordsingel-complex in het Oude Noorden in Rotterdam. Zij dienden de beste projectvisie in en deden het beste bod van € 4.650.000,-.De notaris heeft op 7 oktober de biedingen in ontvangst genomen. Na een zorgvuldige afweging heeft het Rijksvastgoed- en Ontwikkelings-bedrijf (‘RVOB’, onderdeel van het ministerie van Financiën, de verkopende partij) gegund op basis van het beste bod in relatie tot het plan dat het meest voldeed aan de kwalitatieve voorwaarden gesteld in het biedboek.

Uiterlijk 17 november 2011 zal de koopovereenkomst tussen het RVOB en de koper getekend worden. De daadwerkelijk levering vindt plaats voor 31 januari 2014, het moment waarop het gevangeniscomplex en de bijbehorende rechtbank vrijko-men. Tot die tijd hebben HD Projectrealisatie en BAM Woning-bouw Rotterdam de tijd om de

plannen voor het Noordsingelcom-plex nader uit te werken. Tegelijker-tijd zal de gemeente werken aan een nieuw bestemmingsplan.

Voor het Rijk (RVOB en de Rijksge-bouwendienst) en de gemeente Rotterdam is deze verkoop een succes. Het is gelukt om in slechte economische omstandigheden een lastig te ontwikkelen complex als de PI Noordsingel te verkopen. Lastig, omdat zowel aan de wensen van het Rijk ten aanzien van de monumen-tale waarden en verkoopopbrengst, als aan de wensen van de gemeente en bewoners voor een park en de toekomstige bestemming, tegemoet moest worden gekomen. HD Projectrealisatie en BAM Woningbouw Rotterdam hebben een plan neergelegd dat aan al die eisen voldoet.De verkoop omvat de penitentiaire inrichting aan de Noordsingel, het voormalige gerechtsgebouw (rijksmonument), het voormalig notarieel archiefgebouw (rijks-monument) en de woning aan de Zegwaardstraat 70.

Het Rijk en de gemeente kozen ervoor om het plangebied niet zelf te herontwikkelen, maar om daarvoor een marktpartij te selecteren die het gebied voor eigen rekening en risico ontwikkelt binnen de kwaliteits-kaders die het Rijk en de gemeente stellen. Deze kaders zijn opgenomen in het biedboek. Dit biedboek kon tussen 7 september 2010 en 28 oktober 2010 opgevraagd worden bij het RVOB.

Het verkoopproces van het Noord-singelcomplex is gestart in septem-ber 2010. In de daarop volgende periode zijn gegadigden benaderd om een plan te schrijven dat paste in

de kwaliteitskaders voor de herontwikkeling van het complex en om een globaal bod uit te brengen.

Uit de plannen en biedingen zijn uiteindelijk drie partijen gekozen die het best voldeden aan die kaders. Die partijen zijn uitgenodigd om op 7 oktober een eindbod uit te brengen. De combinatie HD Projectrealisatie en BAM Woning-bouw Rotterdam, aan wie nu is gegund, bracht uiteindelijk het hoogste bod uit.

(Foto: Levien Willemse)

nieuwsKoper voor Rotterdams gevangeniscomplex ‘Noordsingel’

HD en BAM gaan Noordsingelcomplex herontwikkelen

5

Page 6: SMAAK 53

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

nieu

ws

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id6

De Haarlemse vestiging van de Rijksgebouwendienst sluit haar deuren. Het is de eerste van de regionale kantoren die wordt gesloten, allemaal bedoeld als besparing. Met de sluiting wordt een miljoen euro bespaard. Er was een natuurlijk moment om de huur niet verder te verlengen: het contract met NS Poort liep af. Daarnaast ligt Haarlem te dicht bij de hoofdzetel in Den Haag waardoor het voor medewerkers betrekkelijk gemak-kelijk is om naar Den Haag te reizen voor hun werk.

Het Haarlemse kantoor staat te boek als een van de eerste experimenten met flexibel werken. In het Dyna-mischkantoor dat dateert uit het eind van de jaren negentig werd een begin gemaakt met flexplekken waar werknemers niet meer de beschik-king hadden over een vast bureau. Bovendien kende het gebouw een mix van open ruimtes en kantoor-cellen.

Het besluit om Haarlem af te stoten past in een wijd verbreid programma om de rijkshuisvesting in het land te

herschikken. Er zijn een aantal steden aangewezen waar de rijkshuisvesting gehandhaafd blijft – van Leeuwarden, Groningen, Arnhem, Utrecht, Amsterdam tot Den Haag – terwijl bijvoorbeeld de provincie Drenthe rijkskantoren zal kwijt raken. Het past allemaal in het beleid van dit kabinet om te besparen op het vastgoed.

Door de toepassing van de percen-tageregeling beeldende kunst is in opdracht van de Rijksgebouwen-dienst de afgelopen 60 jaar een van de grootste kunstcollecties van Nederland ontstaan. Wat die collectie omvat en hoe hij tot stand kwam, valt dit najaar te lezen in de jubileumuitgave ‘in OPDRACHT’, die

het Atelier Rijksbouwmeester over de geschiedenis van de kunstop-drachten van de rijksoverheid samenstelt.

Op grond van de percentageregeling beeldende kunst is bij elk nieuw bouwwerk een percentage van de bouwsom bestemd voor de realisatie van een kunstwerk. De Rijksgebou-wendienst gaf de afgelopen zes decennia ruim 2500 keer aan kunstenaars de opdracht om een passend kunstwerk bij een nieuw rijksgebouw te maken.

In het boek in OPDRACHT komen kunstkenners en andere betrok-kenen aan het woord over het

fenomeen kunstopdracht. Hoe ging dat vroeger, hoeveel vrijheid heeft de kunstenaar, wat speelt mee bij de selectie, wat is de relatie met de architectuur, wat zijn de ervaringen van de gebruikers en opdrachtge-vers.Architectuurhistoricus Wijnand Galema schreef voor de uitgave een uitvoerige geschiedenis van de percentageregeling. In de bijdragen van onder andere Bregje van Woensel, Dick Tuinder, Steven van Teeseling en Maria Barnas komen enkele bijzondere kunst-werken aan de orde. Te denken valt aan de keramische wand van Karel Appel uit de jaren zestig, die herplaatst werd in het Walterbos

Complex, aan de zwevende steen van Wim T. Schippers voor het ministerie van VWS en de plafond-schildering van Escher in het ministe-rie van Landbouw.

Vestiging Haarlem gaat dicht

Zestig jaar kunst in een boek

Directeur-generaal Peter Jägers heeft zijn vertrek aangekondigd bij de Rijksgebouwendienst. Dat zal in februari 2012 een feit zijn. Jägers is dan ruim 7 jaar directeur-generaal van de Rijksgebouwendienst geweest. Aan de positie van dg is een termijn verbonden van 7 jaar. Jägers heeft bij het ministerie een verlen-ging van die termijn verzocht om een eventuele fusie van de Rijksgebou-wendienst met RVOB voor te bereiden.

Peter Jägers vertrekt bij de Rijksgebouwen-dienst

Page 7: SMAAK 53

77

Op donderdag 6 oktober is het hoogste punt van de twee torens van het nieuwe ministerie van BZK en Justitie bereikt. Dit ministerie zal het tot dusver hoogste gebouw van Den Haag worden. Vanaf de top zijn met helder weer Rotterdam en Leiden zichtbaar. De torens staan op de plaats waar in het verleden de Zwarte Madonna heeft gestaan. Het ontwerp is van de Duitse architect Hans Kollhoff. Ernaast staat een al even hoog gebouw, de Kroon, een woontoren van de architect Christian Rapp. (Foto: LEran Oppenheimer)

De voormalige kantoorgebouwen van de IB-Groep in Groningen worden op zijn Japans gesloopt. Dat wil zeggen dat de slopers voor het 65 meter hoge gebouw geen springstoffen gebruiken. Die springstoffen kunnen niet gebruikt worden omdat de nieuwe huisves-ting van de Belastingdienst en de

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO2) zich slechts op 7 meter van de toren bevindt. Japanse methode wil zeggen, slopen met een kraan van bovenaf, dus top-down. Zoveel mogelijk puin wordt hergebruikt voor de parkeergarage die op die plek gebouwd zal worden. De kantoortorens zijn indertijd volgens de jackblock-methode gebouwd: dat wil zeggen dat de verdiepingen opgevijzeld werden. Ze moeten nu wijken voor het nieuwe complex van de DUO-groep en de Belastingdienst dat eerder dit jaar in gebruik is genomen. (Foto: Sake Elzinga)

Hoogste punt ministerie bereikt

Ondergronds bouwen

Op zijn Japans slopen

De Rijksgebouwendienst en BAM Civiel BV hebben het Rijksmuseum ingezonden voor de Schreudersprijs. Dit is de tweejaarlijkse prijs voor vernieuwend en verantwoord gebruik van ondergrondse ruimten in Nederland. De winnaar krijgt de eer en een cheque van 25.000 euro.In het ondergrondse deel van het Rijksmuseum, perceel 1, zijn de

installaties van het museum ondergebracht. Ook de entree is verdiept aangelegd. De meerwaarde van ondergronds bouwen is volgens de inzenders dat het museum veel meer ruimte krijgt voor de hoofd-taak: de exposities.Om ondergronds te kunnen bouwen in het Rijksmuseum zijn verschil-lende vernieuwende technieken

toegepast. ‘Het is heel complex om in een monumentaal pand, in een cultuur-historische omgeving en in een drukke stad onder de grond te bouwen’, aldus BAM Civiel BV.De Schreudersprijs wordt uitgereikt tijdens het COB Technologiesympo-sium in Groenekan (Utrecht).

Page 8: SMAAK 53

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id8

nieu

ws

nieuws

TEKST: jAco boeRFotogRAFie: theA VAN DeN heuVel

Directeur-generaal Peter Jägers van de Rijksgebouwendienst blikt terug op zes jaar PPS

Prijzen PPS-competitie voor Rijksgebouwendienst

Een grote verrassing was het niet. Maar directeur-generaal Peter Jägers van de Rijksgebouwendienst (Rgd) is toch blij met de drie PPS-Awards die zijn organisatie onlangs won in de eerste PPS-competitie van vast-goedvakblad Building Business. De Rijksgebouwendienst werd er gelauwerd als beste opdrachtgever en ontving ook een trofee voor het beste project (renovatie ministerie van Financiën in Den Haag) en een deelaward voor het beste financiële team (nieuwbouw Belastingdienst/Dienst Uitvoering Onderwijs in Groningen). De andere twee PPS-Awards gingen naar de Kromhout-kazerne die door het ministerie van Defensie is aanbesteed. De Rijksge-

bouwendienst heeft hierbij een adviserende rol gespeeld.

“We lopen met PPS voorop, dus het was wel vreemd geweest als we geen enkele prijs mee naar huis hadden genomen”, aldus Jägers. Toch is hij met dit resultaat erg tevreden. “Het past in ons streven om de toonaangevende publieke opdracht-gever te worden. Publiek-private samenwerking en meer in het bijzonder het werken met geïnte-greerde contracten had naar mijn idee binnen de Rijksgebouwendienst ook nooit zo’n grote vlucht genomen als we niet alle kennis en expertise op één plek hadden samenge-bracht.”

Het werken met geïntegreerde aanbestedings-contracten zit de Rijksgebouwendienst na een aantal succesvolle projecten haast in de genen. Het was voor directeur-generaal Peter Jägers dan ook geen verrassing dat zijn dienst bij de eerste nationale PPS-competitie met prijzen werd overladen. “PPS had nooit zo’n grote vlucht genomen als we niet alle kennis en expertise op één plek bij de Rijksgebouwen-dienst hadden samengebracht.”

Op deze en volgende pagina’s beelden van het recent geopende kantoor van de Belastingdienst in Doetinchem dat via PPS tot stand is gekomen.

Page 9: SMAAK 53

9

beteR beheeRSbAAR

Het werken met DBFMO-contracten waarin een opdrachtnemer een gebouw ontwerpt, bouwt, financiert, exploiteert en onderhoudt, heeft in de ogen van Jägers veel voordelen boven de traditionele manier van aanbesteden. “Vroeger maakten we

zelf een bestek en probeerde een bouwer vervolgens met bodem-prijzen de opdracht binnen te halen. Dat zorgde niet alleen voor veel meerwerk waarmee een aannemer nog iets op het project probeerde te verdienen. De faalkosten waren ook hoog, omdat er slecht tussen alle

partijen werd samengewerkt.”“Bij PPS heb je veel meer duidelijk-heid en zekerheid over de uiteinde-lijke kosten en bouwperiode. Projec-ten zijn daardoor beter beheersbaar geworden. Het vraagt wel een enorme discipline van alle partijen. Je dwingt iedereen om vooraf zijn eisen op tafel te leggen en zich daaraan te houden. Veel gebouwen die met een geïntegreerd contract worden neergezet of gerenoveerd, zijn ook bijzonder duurzaam. Consortia zijn immers ook verant-woordelijk voor de exploitatie en het onderhoud van het gebouw en kiezen daardoor voor energiezuinige installaties en slijtvaste materialen. Door die focus op de ‘total cost of

ownership’ blijf je als ontwikkelaar scherp.”

weNNeN AAN ppS

Het heeft wel even geduurd voordat iedereen binnen de Rijksgebouwen-dienst voor het werken met DBFMO-contracten was gewonnen. In de beginfase werd het selecteren van projecten en aanbesteden van opdrachten daarom toevertrouwd aan een tijdelijke directie. Later is deze opgenomen in de vaste organisatiestructuur. Het gunnen van geïntegreerde contracten bij bouw-projecten boven de 25 miljoen euro werd de nieuwe standaard. “We zijn nu zover dat we deze manier van aanbesteden ook naar middelgrote

Page 10: SMAAK 53

10

en kleinere projecten kunnen uitrollen. Ook voor onderhouds-opdrachten is deze werkwijze erg geschikt”, aldus Jägers.

Ook de marktpartijen moesten in het begin aan de nieuwe aanbestedings-vorm wennen. Vooral grotere bedrijven als Strukton, die in het buitenland al ervaring hadden opge- daan met PPS, schreven in op de eerste opdrachten. Inmiddels zien meer bedrijven in dat geïntegreerde contracten de toekomst hebben. Jägers: “Ik zou nog wel graag zien dat meer bedrijven uit het midden- en kleinbedrijf bij de ontwikkeling aanhaken. Die vinden PPS nu vaak nog duur en lastig.” In de afgelopen

jaren heeft de Rijksgebouwendienst wel enkele standaardcontracten en handreikingen ontworpen om de vaak hogere transactiekosten te verlagen. Bovendien krijgen bedrijven in vergelijking met vroeger een groter deel van hun ontwerpkosten ver-goed. Toch ziet Jägers nog meer mogelijkheden om de drempel voor PPS te verlagen. “We bekijken op dit moment samen met onze partners of we niet in een vroeger stadium voor een consortium kunnen kiezen. Dat scheelt iedereen veel tijd en geld.”

mAiNcoNtRActiNg

Voor de komende jaren wil de Rijksgebouwendienst geïntegreerde contracten bij kleinere opdrachten

stimuleren. PPS is daarvan de meest vergaande en complete vorm. Bepaalde elementen uit de DBFMO-overeenkomsten, zoals alleen Design, Build and Maintenance, kunnen volgens Jägers prima worden gebruikt bij projecten van hooguit enkele miljoenen euro’s. “Ik zie vooral bij onderhoudscontracten goede mogelijkheden. We organise-ren op dit moment bijvoorbeeld drie pilotprojecten rond ‘maincontrac-ting’. Eén partij is daarbij eindverant-woordelijk voor alle werkzaamheden aan een gebouw. Het is de bedoeling dat we hiermee vanaf 2013 stan-daard gaan werken en opdrachten voortaan gunnen op basis van helder omschreven prestatienormen. Dat

zou een enorme vaart brengen in PPS.”

Een ander aandachtspunt is het verspreiden van kennis en ervaring over PPS naar andere overheden en publieke organisaties. Het is nog onduidelijk op welke manier dit precies gaat gebeuren, maar Jägers vindt het belangrijk dat ook zij profiteren van de voordelen van geïntegreerde contracten. “Gemeen-ten en zorginstellingen missen vaak de omvang en expertise om PPS in goede banen te leiden. Sinds enkele jaren wisselen we onze ervaringen wel uit binnen het Opdrachtgevers-forum. Maar dat kan allemaal nog wat scherper en directer.”

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

idni

euw

s10

Page 11: SMAAK 53

11

‘DeAl-Flow’

Voor de Rijksgebouwendienst zou dit betekenen dat haar medewerkers hun kennis en expertise ook gemakkelijker up-to-date kunnen houden. “Zonder een goed gevulde orderportefeuille is dat lastig”, aldus Jägers. Met argusogen kijkt hij dan ook naar de grote bezuinigingen die de rijksoverheid staan te wachten. In de komende jaren zullen er veel minder nieuwbouwprojecten worden gerealiseerd. Bovendien gaat het aantal ambtenaren flink omlaag en zijn er door het Nieuwe Werken minder werkplekken nodig. “Als iedere organisatie dan ook nog zijn eigen PPS-afdeling gaat opbouwen, wordt de ‘deal-flow’ wel

erg klein.” Want deal-flow werkt alleen als er verscheidene contracten in de markt wordt gezet.

Actuele ppS-pRojecteN De Rijksgebouwendienst heeft in de afgelopen jaren met de renovatie van het ministerie van Financiën, de nieuwbouw van de Belastingdienst in Doetinchem en de gecombineerde nieuwbouw van DUO/Belastingdienst in Groningen veel ervaring opgedaan met geïntegreerde contracten. Op dit moment lopen de aanbestedingen voor de nieuwbouw van de Hoge Raad in Den Haag en voor de nieuwe Penitentiaire Inrichting in Zaanstad. Bovendien is de dienst met drie consortia in een concurrentiegerichte dialoog verwikkeld voor de gunning van het nieuwe Defensiemuseum in Soesterberg. In alle gevallen wordt met het uiteindelijke consortium een DBFMO-contract gesloten voor 25 jaar. Voor 2012 staan nog de aanbeste-ding voor de nieuwbouw van het RIVM in Utrecht en de vernieuwing van het voormalige VROM-gebouw aan de Haagse Rijnstraat op het pro-gramma. Tegen die tijd is er ook meer duidelijkheid over de planning van enkele andere potentiële PPS-projecten, zoals de nieuwbouw van een gerechtsgebouw in Breda en de aanvullende huisvesting voor het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit bij Naturalis in Leiden.

Page 12: SMAAK 53

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

onde

rwer

par

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

12co

lum

n12

wauw gebouw

Voorlopigheid kan lang duren

In zijn eigen tuin te Doorn ligt de laatste keizer van Duitsland begraven. Hoe wreed kan het lot of liever de loop van de geschiedenis zijn. Huis Doorn is zoals meer monumenten bij toeval in de portefeuille van de Rijksgebouwendienst gekomen. In dit geval is het pand geconfisqueerd na de bezetting. Nicolaas Matsier ging kijken.

TEKST: NicolAAS mAtSieRFOTOGRAFiE: cARy mARkeRiNk

Het Rijk huurt en het Rijk verhuurt. Het Rijk bouwt en het verbouwt. Het Rijk restaureert en onderhoudt. De lezer van dit blad komt het Rijk in al deze hoedanigheden in elk nummer tegen. Het ligt nogal voor de hand dat het rijk zijn grote en wisselende bestand aan gebouwen goed in de gaten moet houden.Waarvoor het Rijk die gebouwen nodig heeft? Gewoonlijk kost het weinig inspanning om op die vraag, per gebouw, een bevredigend antwoord te geven. Iets ingewik-kelder kan het liggen bij bepaalde monumenten die het Rijk onder zijn hoede heeft. Daar lijkt de vraag soms eerder te moeten luiden: hè, hoe is het rijk daar eigenlijk aan gekomen?

Het antwoord zal altijd historisch zijn. Soms heeft het Rijk een erfenis aanvaard – voor altijd, zo kan dat gaan. Het Rijk kan zich niet permit-teren een onbetrouwbare partner te zijn. Soms gaat het rijk een verplich-ting aan, voor een beperkte periode, zoals dat bijvoorbeeld met de kerkgebouwen bij de abdij van

Middelburg is gebeurd. De zorg voor dit complex, dat in de Tweede Wereldoorlog een verschrikkelijk lot heeft ondergaan, heeft het Rijk voor 99 jaar op zich genomen, tot 2051.Daar is de oorlog dan weer eens, als grillige veroorzaker. Tegen een oorlog kan geen enkele planning het opnemen. Wie de lijst bekijkt van de monumenten die onder de verant-woordelijkheid van de Rijksgebou-wendienst vallen, stuit ook met een zekere regelmaat op het woord ‘geconfisqueerd’. Confisqueren, dat is wat nieuwe regimes of juist in hun oude macht herstelde overheden nogal eens doen.

Het is na Tweede Wereldoorlog met allerlei door de Duitsers respectieve-lijk de NSB gebruikte gebouwen gebeurd. Maar ook al veel eerder. De Bataafse Republiek, om precies te zijn in 1795, heeft heel wat Oranje-bezittingen geconfisqueerd. Zo is het rijk aan allerlei gebouwen geholpen. Je zou ook kunnen zeggen: zo heeft het Rijk zichzelf met allerlei gebou-wen opgezadeld. Gek genoeg heeft

ÒHet borstbeeld van de keizer

voor het huis zelf.

Page 13: SMAAK 53

zelfs de Eerste Wereldoorlog, ook al was Nederland daarbuiten gebleven, nog een rol gespeeld bij een confiscatie. Een indirecte rol weliswaar, maar toch: een rol.

Eerst roep ik hier even het betove-rende moment in gedachten waarop de keizerlijke stoomtrein vertrekt uit Spa, het comfortabele Duitse hoofd-kwartier van waaruit Wilhelm II de manschappen in de loopgraven zijn bevelen had gegeven. Het is septem-ber 1918, de oorlog loopt ten einde. De trein komt krijsend tot stilstand, net over de grens van ons land, op het stationnetje van het Limburgse Eijsden. De dienstdoende grensbe-waker weigert de keizer toegang. Je bent neutraal of je bent het niet.

Er is koortsachtig overleg op gevolgd. De telegrammen zullen heen en weer gevlogen hebben. Het gevraagde asiel is hem verleend. Tot twee maal toe heeft de Nederlandse regering ‘s keizers, door de geal-lieerden geëiste, uitlevering geweigerd. Maar hartelijk is de

relatie nooit geworden. Wilhelm II werd geduld. Koningin Wilhelmina heeft zich niet één keer verwaardigd haar Duitse familielid op te zoeken. Zij had andere ideeën over vlucht en ballingschap.

Ik zal de wat treurige verhalen rond deze keizer, met zijn lamme linker-arm, en met zijn (ter overcompen-satie) krankjorume gebruik van de rechter (zijn rechterarm heeft tien-duizenden Doornse bomen om-gehakt en weggezaagd) hier verder laten voor wat ze zijn. Men kan daarvan volop genieten tijdens een rondleiding door het nu in het kasteel gevestigde museum, geheel gewijd aan zijn ballingschap.

Maar zelfs iemand waar je niet zo dol op bent, zou je een levenseinde als dat van de keizer niet toewensen. In plaats van zestig paleizen had hij voortaan één niet heel groot kasteel. Waar hij bekend stond om zijn enorme reislust (jaarlijks een keer naar de Noordkaap en een keer naar Corfu, per eigen smetteloos wit

stoomschip, dat was wel het minste), daar kreeg hij door zijn gastland een actieradius opgelegd van maximaal vijftien kilometer rond Doorn. De keizer heeft meer dan twintig jaar op het Huis Doorn gewoond. In januari 1931 en in mei 1932 is Goering bij hem langs geweest met de ver-zekering dat Hitler voornemens was de monarchie weer in te stellen. Misschien geloofde Goering dat zelf, maar na de machtsovername van 1933 is de zaak nooit meer ter sprake gekomen. Wat Hitler (met zichzelf in de hoofdrol) wél heel graag gezien zou hebben: dat de keizer zich in Duitsland zou laten begraven.

Maar daar had Wilhelm II zich al tegen ingedekt. Of liever, hij had er een voorwaarde aan verbonden. Hij wilde ‘voorlopig’ in zijn tuin begraven worden, zoals hij op Eerste Kerstdag 1933 per codicil gestipuleerd had. En met ‘voorlopig’ bedoelde hij: zolang het keizerrijk niet hersteld was. Dus ligt hij vanaf 1941, het jaar waarin hij stierf, in die tuin. Voorlopigheid kan heel lang duren.

Maar waar het me in dit stuk vooral om gaat, dat is de confiscatie. Het Huis Doorn is in 1945 geconfisqueerd door de Nederlandse Staat. Twee achtereenvolgende pogingen van zonen van Wilhelm II (van wie de laatste nota bene in het Duitse verzet tegen Hitler had gezeten) om die confiscatie ongedaan te maken, door middel van een zogenaamde ontvijandingverklaring, liepen op niets uit. Helemaal lekker, neem ik aan, zal dat – zo lang na dato – niemand meer zitten. Je verleent iemand asiel of je doet dat niet. Wilhelm II maakte in elk geval geen deel uit van de bezetting. Maar we hebben er een mooi, aan zijn ballingschap te danken, kasteel-museum aan overgehouden.

13

Page 14: SMAAK 53

mon

umen

ten

kuns

tar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

14st

eden

bouw

amsterdam

Den Haag is al eens aan bod gekomen bij het thema van SMAAK – en dat is gezien de portefeuille van de Rijksge-bouwendienst ook wel begrijpelijk. Maar Amsterdam mag natuurlijk niet achterblijven, zeker nu er een paar wapen-feiten te melden zijn. Begin oktober werden er aan de IJ-oevers twee mijlpalen bereikt: het hoogste punt van het Paleis van Justitie aan het IJ-dock en de heropening van het Scheepvaartmuseum. Iedereen is het erover eens dat het museum het stof van eeuwen van zich heeft afgeschud, met een nieuwe frisse kijk op Neerlands maritieme verle-den en met een sprankelende architectuur. Het was het werk van DOK Architecten (Liesbeth van der Pol en Jan Jaap Roeten) en van de Luxemburgse Laurent Hey die een overweldigende koepel voor de binnenplaats bedacht.

Daarmee wordt een vervolg gegeven aan ’s Lands Zeema-gazijn van Daniël Stalpaert uit de tweede helft van de 17e eeuw.De bouwput begint geleidelijk aan te verdwijnen in Amsterdam – als de aanleg van de Noord-Zuidlijn niet wordt meegerekend. Schuttingen verdwijnen rond het gereinigde en gerestaureerde Paleis op de Dam, en ook de bouwketen bij het Rijksmuseum worden stuk voor stuk opgeruimd. Het werk verplaatst zich eind dit jaar naar het interieur en daarna naar de inrichting van de zalen. Daar-entegen staat het Van Gogh Museum voor een grote opknapbeurt die met name de verbetering van de brand-veiligheid beoogt. Amsterdam kan weer lachen waar het eens heeft gehuild – om de smartlap te parafraseren.

Page 15: SMAAK 53

Foto: Simone van Es

Page 16: SMAAK 53

mon

umen

ten

16m

useu

m

amsterdam

TEKST: ANkA VAN VooRthuySeNFOTOGRAFiE: SimoNe VAN eS

Het Scheepvaartmuseum was lang een typisch ‘jongetjesmuseum’, een beetje in dezelfde categorie als het Aviodrome en – langer geleden – het Spoorwegmuseum. Natuurlijk zijn de bootjesliefhebbers nog steeds een belangrijke doelgroep, maar het museum mikt nu ook nadrukkelijk op een breder publiek. Dat moet zorgen voor 300.000 bezoekers per jaar aan het Kattenburgerplein 1.

Er zijn nog steeds zalen vol boeg-beelden, kompassen en schaalm-odellen van schepen te zien, zegt directeur Willem Bijleveld van het Scheepvaartmuseum. ‘Er staan hier evenveel objecten als voor de ver-bouwing. Maar we presenteren alles intensiever.’ Hij leidt ons naar een meterslange glazen vitrine die vól staat met boegbeelden: voluptueuze en felgekleurde damestorso’s, dierenkoppen, mythologische figuren en gesneden beelden van zeemonsters: overdaad die niet schaadt. Je hoeft geen kenner of bootjesfreak te zijn om hiervan te kunnen genieten. ‘Deze manier van presenteren zorgt voor een ander plaatje, het geeft nu een wow!-

effect’, vindt Bijleveld. Die term was op de presentatie voorheen niet van toepassing, geeft hij onomwonden toe. ‘Het was eerder wat stoffig.’ Maar, vergoelijkt hij, dat paste bij die tijd en bij de destijds heersende opvattingen over de taak van een historisch museum. ‘Zo deed je dat gewoon, je presenteerde de canon.’ Die tijd is voorbij. We gaan niet meer primair naar een museum om iets op te steken, we willen een leuke middag hebben. Bijleveld: ‘Dan moet je dus geen 26 zalen in één stijl inrichten en al je objecten, ook al zijn ze echt prachtig, in chronologische volgorde presenteren. Ik zag mensen na vier zalen echt afhaken. Dan sloeg de verveling toe. Al diezelfde vitrines,

alles in diezelfde sfeer van donker-bruin hout en messing. Het was niet spannend , het sloeg dood.’ Dat kun je van de huidige inrichting niet zeggen: die zal zonder twijfel heel diverse doelgroepen aanspreken. Want zelfs middelbare scholieren die verplicht een bezoek brengen in het kader van ckv, moeten vast wel even gniffelen bij het zien van een indruk-wekkende walvispenis en een ver-zameling schaamluizen. Maar de liefhebber en de kenner komt ook aan z’n trekken: beeldschermen kunnen voor objecten worden geplaatst en geven dan via touch-screen eindeloos verdiepende informatie. Bijleveld: ‘Binnen het museum zijn nu grote sfeerverschil-

‘We zijn een maritiem land, dat willen we voelbaar maken’

arch

itec

tuur

Directeur wil een Scheepvaart-museum dat voor iedereen interessant is

Ó Scheepsmodellen in een van de zalen.Ö Voor De Zeereis moet het publiek

roeten.Ò

Directeur Willem Bijleveld (links) en zijn museum (rechts)

Page 17: SMAAK 53

17

len en veel instapniveaus. De beeld-taal is heel anders en diverser ge-worden.’ Dat geldt voor het aanzien van het gebouw, de inrichting en natuurlijk ook voor de huisstijl. Het bureau Enchilada ontwierp speciaal voor het museum een huisstijl met felgekleurde maritieme seinvlaggen en een heel nieuw, ‘golvend’, lettertype.

StAlpAeRt

Het nieuwe Scheepvaartmuseum moet een gewilde ‘place to be’ zijn binnen Amsterdam. Niet alleen als museum, ook als spectaculaire evenementenlocatie. Zeven dagen per week open, met een goed restaurant: Stalpaert, vernoemd naar de 17e-eeuwse architect van het

gebouw. Uiteraard met terras aan het water. Naast algemeen directeur Willem Bijleveld is er nu ook een directeur Collecties en een zakelijk directeur, met een opleiding aan de Hogere Hotelschool, geschikt om de evenementenpoot van het bedrijf uit te bouwen. De verhuur en catering gaat het museum vanaf nu zelf regelen. Bijleveld: ‘We hopen de helft van de totale omzet uit de verhuur en catering te halen. Dat was voorheen een paar ton, maar het wordt nu echt een belangrijk onderdeel van de bedrijfsvoering.’ De glazen overkapping van het binnenplein was bij het realiseren van die ambitie natuurlijk onmis-baar.

In de gesprekken die vooraf gingen aan zijn aanstelling als directeur, in 1997, deed Bijleveld er niet geheim-zinnig over, zegt hij. Als zeiler, afge-studeerd sterrenkundige, liefhebber van kunst en de maritieme geschie-denis, was hij een fan van de collectie van het museum. Maar de manier waarop het museum die aan de man wilde brengen, beviel hem allerminst. Hij was destijds directeur van Madame Tussaud in Amsterdam. Daarvoor was hij directeur geweest van het Omniversum in Den Haag. Ook daar ging hij aan de slag met een andere manier om de collectie te presenteren, waarin ‘het zelf iets beleven’ centraal staat. ‘Ik kreeg hier alle ruimte. De vraag is: voor wie doe

je het, welk verhaal wil je vertellen, hoe maak je een collectie weer rele-vant voor de 21ste eeuw?’ Bijleveld gelooft op dat front in ‘beleving’.

eeRSte weRelDooRlog

Gevraagd naar zijn inspiratiebronnen noemt hij museum In Flanders Fields in Ieper en het Imperial War Museum in Londen, beide gewijd aan de Eerste Wereldoorlog. ‘Daar draait het ook om belevenis, om de verhalen van historische figuren. Je ervaart er als bezoeker hoe het was in de loopgraven, hoe het voelde om in een schuilkelder te moeten zitten. Die ervaringen, hoe was het écht op zee; die geven wij onze bezoekers ook mee.’

Page 18: SMAAK 53

mon

umen

ten

arch

itec

tuur

18on

derw

erp

18

diverse archetypes, die model staan voor de fictieve bezoekers van het museum. De man met de passie voor bootjes heet in het museum tegenwoordig een ‘Dick’: vaste bezoeker, die elke nieuwe tentoon-stelling wil zien. Potentiële bezoeker type ‘Micky’ is een stuk jonger en zal vooral tijdens evenementen in het museum komen, om het bijzondere gebouw te (laten) zien, of om een glas wijn op het terras te drinken. En de ‘Simones’ van deze wereld zijn de moeders en de vrouwen: die vonden in het oude museum te weinig van hun gading, zij kunnen voor de groei van het aantal bezoekers zorgen, verwacht het museum.

De drie potentiële bezoekerstypes hebben ieder een eigen ‘route’ gekregen in het museum, die via drie entrees vanaf het overdekte plein te lopen zijn. Eigenlijk drie verschillende musea onder één dak, vindt Bijleveld. De route voor liefhebbers voert langs veel objecten, die van gezinnen en scholen kent een verhalende aanpak

en voor de nieuwe bezoekers, die voorheen nooit naar het Scheep-vaartmuseum zouden komen, is er De Zeereis. Bijleveld: ‘Een maritieme belevenis. Je staat als het ware op het dek. Het gaat over de emotie op zee, de saaiheid, de angst. Die wordt daar voelbaar gemaakt met behulp van veel theatertechniek.’ De ver-deling in drie segmenten maakt het mogelijk om steeds delen van de opstelling te vernieuwen en verande-ren, zonder dat alle bezoekers daar last van hebben. In principe moet er ook voor de hardcore-scheepvaart-museum-fan elk jaar iets nieuws te zien zijn, is de ambitie van Bijleveld.

SpoNSoReN

Het museum heeft meer dan dertig nieuwe sponsoren gevonden, waaronder, hoe kan het ook anders, watersportkledingmerk Gaastra. Maar ook het Wereld Natuur Fonds is een belangrijke samenwerkings-partner, bij het gedeelte over de walvisvaart. ‘Niet met geld, wel voor het beschikbaar stellen van foto- en

arch

itec

tuur

onde

rwer

p

Hij wil interessant zijn voor álle Nederlanders. En dan voldoet het niet om zo compleet mogelijk te zijn. Om in zaal 1 met het oudste scheeps-model te beginnen, en af te sluiten met het meest geavanceerde radar-systeem. ‘Maar ik heb de bezoekers wel een verhaal te vertellen. In een tijd dat Nederland los slaat van zijn ankers willen we context bieden: dit zijn we, dit is ons verleden en we zijn nog steeds een maritiem land. Dat willen we voelbaar maken.’ Hij wijst naar een pen en schrijfbloc: ‘Die zijn allebei via het water hier gekomen. Bijna 70% van onze im- en export gaat nog steeds via het water.’ Dat laat het museum zien. Nu bijvoorbeeld in een tentoonstelling over de moderne Amsterdamse haven. Maar natuurlijk is er ook veel historie. ‘We zijn een zeevarende natie. Dat gaat over durven, over contact met andere culturen. Dat zie je nu nog terug in onze maatschap-pij. We zijn een land van schuilen achter de dijken, maar ook van zee-waarts durven gaan. We zijn Bun-schoten-Spakenburg. Dat contrast vormt ons als Nederlanders.’

wAlViS

Je wortels kennen, zorgt voor ‘bestaansverheldering’, daarvan is Bijleveld overtuigd. En om dat verhaal te vertellen moet je gebruik maken van moderne middelen, van afwis-seling, van theatrale technieken. Je moet mensen het verhaal insleuren, want bezoekers onder de 50 jaar hebben nauwelijks nog parate kennis over de Nederlandse (maritieme) geschiedenis. ‘Veel minder dan 40 jaar geleden. Dat is dramatisch.’ Inzicht bieden: zoals nu in de tentoon-stelling ‘Het verhaal van de walvis’ over de walvisvaart. Van angstaanja-gend monster werd het een interes-sante leverancier van vlees en vet en baleinen tot ‘knuffeldier’ nu. In zijn eigen jeugd werden de walvisvaar-ders als helden beschouwd, herinnert Bijleveld zich nog goed.‘Dan heb je het dus over zestig jaar geleden. Na de oorlog: vet, levertraan’.

Kindertekeningen uit die tijd getuigen op deze expositie van die verering. Een filmpje, vanwege het

bloederige gehalte boven ‘kinder-ooghoogte’ gemonteerd, laat zien hoe die walvisvaart nu wordt beschouwd: als dierenmishandeling. In de nabije toekomst staat een tentoonstelling over slavernij op de planning: ook op dat front kan het Scheepvaartmuseum een interessant en steeds veranderend historisch kader laten zien.

ARchetypeS

Het museum gaf bureau Motivaction opdracht om te onderzoeken wie de (nieuwe) gasten van het museum zouden kunnen zijn, en hoe die geboeid kunnen worden door de collectie. Het museum hoopt 100.000 bezoekers meer per jaar te gaan trekken dan voor de metamor-fose. Die nieuwkomers, dat zullen vooral vrouwen en gezinnen zijn, hopen de medewerkers. Het Scheep-vaartmuseum wil een goed alterna-tief zijn voor het pretpark. Een aantrekkelijke optie voor het gezin dat een ‘dagje Amsterdam’ doet in de vakantie. Motivaction bedacht

mus

eum

Page 19: SMAAK 53

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

onde

rwer

par

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

19

filmmateriaal. En we hebben een uitwisseling van data-bestanden. Dat is de manier waarop het nu gaat.’

De samenwerking met de Rijksge-bouwendienst verliep goed. Hoe kijkt de directeur terug op het jarenlange project? ‘Snelheid en procedurele vernieuwing zijn niet hun grootste kracht. Wat dat betreft is het een wat traditionele organisatie. Maar de expertise bij de dienst is onovertrof-fen. Ze zijn dé experts op het gebied van wat een monument aan kan, hoe dat technisch moet en wat het gaat kosten.’ De Rijksgebouwen-dienst zag veel heil in de glazen overkapping van de binnenplaats zoals die er nu is, net zoals de Rijksdienst voor Monumentenzorg. ‘Die twee diensten ging het er vooral om dat er geen zichtbare dragende constructies zouden komen, geen trekstangen of pilaren.’ Dat lukte. Maar het bleek niet genoeg voor een positief advies van de commissie voor welstand en monumenten in Amsterdam, die mordicus tegen de glazen overkapping van het plein bleef. ‘Gelukkig legden B & W het advies van de commissie naast zich neer’, kijkt Bijleveld terug. ‘Die overkapping is essentieel voor de driedeling die we in het museum hebben gemaakt. En uiteraard ook voor de verhuurbaarheid.’

De huidige naam van de binnen-plaats, het Open Pleyn, stond ook al op de bouwtekeningen die architect Stalpaert ruim 350 jaar geleden maakte. Maar we mogen ’m wat Willem Bijleveld betreft nu ook wel beschouwen als een béétje een triomfantelijke knipoog naar de Amsterdamse welstandscommissie.

Drie archetypes van bezoekers stonden model voor de inrichting

19

ÒAnimaties in de experience De Zeereis

(boven), het belang van de handel in de Gouden Eeuw (onder)

Ñ Nagebootste salon in de afdeling Cruiseschepen

Page 20: SMAAK 53

arch

itec

tuur

20m

useu

m

amsterdam

TEKST: ilSe VAN RijNFOTOGRAFiE: SimoNe VAN eS

Vier buitenlandse bureaus kregen de opdracht de tentoonstellingen en zalen van het vernieuwde Scheepvaartmuseum in te richten. Helderheid en overzichtelijkheid stonden voorop maar ook het streven naar een gevarieerder publiek. Centraal is het Open Pleyn, vanwaar de vleugels met de 12 tentoonstellingen bereikt kunnen worden.

mon

umen

ten

Page 21: SMAAK 53

Je verliest je opnieuw maar nu met plezierHet Scheepvaartmuseum is weer open! Na een verbouwing van vier jaar waarin het is ingericht op meer bezoekers en een beter behoud van de objecten, kan het museum aan het Amsterdamse Kattenburgerplein opnieuw worden bezocht. Bij de renovatie is in architectonisch opzicht gestreefd naar de helderheid van het 17e-eeuwse classicistische ontwerp van Daniël Stalpaert. Maar ook inhoudelijk heeft het museum een transformatie ondergaan. En ook hierin staat transparantie voorop. Het nieuwe museum is voorzien van een duidelijke structuur, zodat je niet, zo luidt de intentie, zoals vroeger verdwaalt tussen de scheepsmodel-len geëxposeerd in de eindeloze

aaneenschakeling van zalen. Met vernieuwende tentoonstellingen beoogt het museum bovendien niet alleen meer potentiële belangstel-lenden te bereiken, maar ook een gevarieerder publiek. Zo zie je en voel je de haven van Amsterdam, en kun je binnenkruipen in de ingewan-den van een walvis.

Een bezoek aan het Scheepvaart-museum begint op het Open Pleyn, de overkapte binnenplaats van het museum. Hieromheen zijn de vier vleugels gegroepeerd. In totaal telt het voormalige ’s lands Zeemagazijn een vloeroppervlak van bijna 15.000 vierkante meter. Waar het Open Pleyn, zo luidt de afspraak met

Monumentenzorg, leeg moet blijven, daar zijn in de vleugels zo’n twaalf tentoonstellingen ingericht. Elke vleugel is voor een ander type expositie gereserveerd. In de westelijke vleugel bevinden zich de verhalende tentoonstellingen, zoals die over de walvissen (Het verhaal van de walvis, in samenwerking met het Wereld Natuur Fonds), de huidige Amsterdamse haven (Haven 24/7) en de Gouden Eeuw (Zie je in de Gouden Eeuw).

In de zalen in de oostelijke vleugel zijn de objectgerichte presentaties ondergebracht. Aan de noordkant van het museum staat de maritieme belevenis centraal. Je ervaart een

zeeslag in de voorstelling Matje & Roosje en Circus Zee. In dit nieuwe soort tentoonstelling is het de bedoeling met name de jongste bezoeker emotioneel te betrekken bij het reilen en zeilen op zee. Het Open Pleyn vormt een strategisch vertrekpunt voor een bezoek. Hier vandaan vertrekken uiteenlopende routes toegesneden op de verschil-lende typen belangstellenden. Want behalve de liefhebber van boten, de, vaak, ‘oude rotten’ die gefascineerd zijn door zeevaart, moet het museum ook een welkome plek zijn voor jongere geïnteresseerden, vrouwen en schoolklassen. De trajecten bedienen die nieuwe doelgroepen. Elke route is voorzien van een kleur

Buitenlandse bureaus ontwierpen inrichting

21

Ó Tafelzilver en serviezen aan boord Ò De koepelÑ De zaal met schilderijen van zeeslagen

Page 22: SMAAK 53

22

en leidt langs een serie presentaties. De parcoursen kruisen elkaar, zodat je altijd een expositie kunt bezichti-gen die niet op jouw pad stond gepland.

ReizeN

Vier ontwerpbureaus zijn aan de slag gegaan om de exposities vorm te geven. Frappant is dat het met name buitenlandse ontwerpbureaus zijn die de tentoonstellingen hebben ingericht. ‘We hebben veel gereisd om te onderzoeken welk soort tentoonstelling goed zou zijn voor wat we beogen met het Scheep-vaartmuseum,’ zo licht Linda Mol, hoofd presentaties de keuze toe. Het innovatieve Britse bureau Event Communications verzorgde de expositie Haven 24/7 over de huidige Amsterdamse haven, de inmiddels 30 kilometer lange strook die zich uitstrekt tot aan IJmuiden. Haven 24/7 wordt gekenmerkt door een multidisciplinaire aanpak om het verhaal van de haven, zoals deze tot stand kwam en nu functioneert, te vertellen, en het de bezoeker eveneens te laten ervaren. Feitelijk-heden over de vierde haven van Europa worden niet meer slechts vermeld in een inleidende zaaltekst, maar ook grafisch weergegeven op de muren en vloeren. Zo is op de grond een wereldkaart geschetst waarop her en der doorzichtige zuilen staan waarin het product is te zien dat uit het specifieke land naar Amsterdam wordt verscheept. Je staat oog in oog met sinaasappels uit Zuid-Afrika, elektronica uit China. Gekrijs van zeemeeuwen, de bel die waarschuwt voor een open- en dichtgaande brug klinkt op de achtergrond. In een volgende zaal vergaap je je, als vanouds, aan vreemd ogende voorwerpen uit de collectie van het museum, als

ritsijzers (om bomen van merktekens te voorzien) en kistenhaken (voor het laden en lossen van kisten en kratten).

pAkketje

Geschilderde portretten van havenbaronnen, als H. Goedkoop, hangen zij aan zij met de foto’s die

Cor Jaring maakte bij de bouw van het Noordzeekanaal in 1876, dat een ongekende impuls aan de haven gaf. Middels een interactieve installatie maakt de bezoeker vervolgens kennis met de verschillende scheeps-types die afmeren in de Amster-damse haven, zoals de sleepboot met onderlossers (vaart onder

Nederlandse vlag, Waternet Amsterdam is eigenaar of beheerder van de boot, zo meldt het scherm). En een bezoek aan Haven 24/7 wordt afgesloten met een ‘container ride’. Je stapt in een afgesloten zaal waarin muurvullende, bewegende beelden van werkende heftrucs, magazijnen en winkels in bedrijf, begeleid door

arch

itec

tuur

mus

eum

mon

umen

ten

ÒFred Lammers als Michiel de Ruijter

spreekt de bezoeker toe

ÒÒImpressies van de museumshop (boven)

en van de Globezaal (onder)

Page 23: SMAAK 53

23

een oorverdovend lawaai van ratelende rolluiken en ronkende motoren, simuleren dat je zelf een pakketje bent dat wordt vervoerd. In Haven 24/7 worden alle zintuigen geprikkeld, een actieve betrokken-heid bij de presentatie is bijkans een vereiste. Je kennis van de Amster-damse haven wordt gevoed door een spektakel, een event.

wijN, gRAAN eN zout

De theatrale en interactieve middelen zijn nergens geschuwd in het nieuwe Scheepvaartmuseum. Ze zijn ingezet voor de presentatie van vervlogen tijden, als de Gouden Eeuw, en hedendaagse thema’s. Ze zijn gebruikt om de verbeelding van de allerkleinsten te prikkelen (de voorstelling Matje & Roosje) alsmede die van de oudere bezoeker die eerder in de objecttentoonstellingen zal zijn geïnteresseerd. Effectief is de audio-installatie met korte verhalen over hun negotie van de handelaren in wijn, graan of zout uit de Gouden Eeuw. Of de presentatie waarin je de voordelen leert van het vervoer per

trekschuit (gaat altijd op tijd). En de nadelen: het traject Amsterdam-Rotterdam kostte je 23 uur.

Ook in de zeven objecttentoonstel-lingen, ingericht door Atelier Brückner uit Stuttgart, speelt de actieve én affectieve betrokkenheid van de bezoeker een grote rol. Het verhaal dat moet worden verteld staat voorop, de vorm van de expositie volgt uit de noodzaak de bezoeker met dat verhaal te raken, zo zegt Uwe Brückner in zijn filosofie, ‘form follows content’. In de zaal met navigatie-instrumenten word je daartoe middels een groot, interactief ‘Logboek van de kapitein’ eerst ingevoerd in de wereld van de voorwerpen die je straks gaat zien. ‘We naderen de Kaapverdische Eilanden. We meten de snelheid met log en lijn. Snelheid: 9 knopen’. In de verticale, hoge en smalle vitrines hangen vervolgens de hand- en sloeploden, de sextanten en octanten. Vragen op de vloer als ‘Waar ben ik?’ geven de bezoeker een eerste inzicht in de functie van

Page 24: SMAAK 53

24

de objecten, in bijschriften staat een uitgebreidere uitleg over de soms curieuze voorwerpen en hun histo-rische achtergrond. Bekijk je de expositie gewijd aan fotoalbums, vervolgens, dan neem je plaats in een rookfauteuil. Gezeten beluistert de bezoeker de verhalen die in beeld worden verteld. En om de adem-benemende 18e-eeuwse kelkglazen en bokalen te bewonderen trek je in de tentoonstelling Het glas, zilver en porselein, de keukenkastjes open. Gekletter van glas en bestek begeleidt hier je gebaar.

eeNheiD iN DiVeRSiteit

In de thematentoonstellingen, zoals die over de walvis, zijn objecten nagenoeg afwezig. In de object- tentoonstellingen is slechts 0,5% van de totale collectie te zien. Over twee jaar vinden de eerste wisselingen van de voorwerpen plaats. Daarnaast wordt een zaal gewijd aan tijdelijke tentoonstellingen. Deze kunnen grotendeels uit de eigen collectie worden samengesteld. Deze opzet past in de visie van

arch

itec

tuur

mus

eum

mon

umen

ten

Page 25: SMAAK 53

kuns

ton

derw

erp

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id25

het Scheepvaartmuseum, waarin wordt gesteld dat het verhaal van het Scheepvaartmuseum helder moet worden verteld om een breder en diverser publiek te bereiken. Om de eigen uitgangspunten, de verschillende ontwerpvisies en de intenties van architect Liesbeth van der Pol met elkaar te laten cor-responderen is tijdens het ontwerp-proces regelmatig en intensief overlegd, zo vertelt Mol. Gezamenlijk is naar een eenheid in diversiteit gezocht.

Maar aan de ontwerpers is vooral veel vrijheid gelaten. Aan minimale eisen, zoals de belichting van de kwetsbare globes, moest worden

voldaan. Maar de keuze om die expositie in te leiden met het citaat van Joost van den Vondel, ‘De weerelt is een speeltooneel. Elck speelt zijn rol, en krijght zijn deel’, is van Atelier Brückner zelf. Door die verschillende ontwerpkeuzes kent elke expositie zijn eigen sfeer. De veelheid van en verscheidenheid in het aanbod van Het Scheepvaart-museum, gecombineerd met de overwegend multimediale aanpak van de ontwerpers, maakt dat je na een bezoek verlangt naar het lege, stille Open Pleyn. Dus wilt u een aanrader? Maak gebruik van de weloverwogen ‘Way Finding’, terug te vinden op alle strategische punten in het musum, kies tussen de

exposities. En selecteer er niet te veel. Voordat je je, zoals voorheen, verliest in Het Scheepvaartmuseum. Ditmaal in het overweldigende aanbod aan presentaties, die imponeren, stuk voor stuk.

Õ De Zeereis: beschietingen op zeeÑ �Zuilen met sinaasappelen en andere

producten die via de handel overzee naar Nederland kwamen. (links)

Ñ De betekenis van het Noordzeekanaal voor Amsterdam (rechts)

Õ De bibliotheek Ó De tussenzalen

Page 26: SMAAK 53

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id

Het ontwerpen aan het Scheepvaartmuseum was voor architecten Liesbeth van der Pol en Jan Jaap Roeten van Dok architecten een proces dat, naarmate ze er langer mee bezig waren, steeds meer begon te lijken op een avonturenroman die zomaar werkelijkheid was gewor-den. Het imposante gebouw, in de zeventiende eeuw met veel precisie ontworpen door Daniël Stalpaert, gaf meer en meer van zijn talloze geheimen prijs. Zo groei-de de vernieuwingsslag van het museum uit tot een fascinerende ontdekkingsreis. Een ontdekkingsreis niet alleen door het gebouw, maar ook naar het meester-schap van het Hollandse classicisme van architect Daniël Stalpaert, dat zich in steeds vollere glorie open-baarde.

26m

useu

m

amsterdam

TEKST: beN mAANDAgFOTOGRAFiE: SimoNe VAN eS

‘We raakten in de loop van de jaren negentig bij het Scheepvaartmu-seum betrokken,’ herinnert Liesbeth van der Pol zich. ‘Wytze Patijn was toen Rijksbouwmeester. Op zijn initiatief kwam er een architecten-selectie om een nieuw depot te maken voor wat indertijd nog het Nederlands Scheepvaartmuseum Amsterdam heette. Wij hebben die competitie toen gewonnen. In 1997 kregen we de opdracht om het depot te maken, op het terrein van de marine, dus een beter beveiligde plaats voor zo’n museumdepot kon je je niet voorstellen. Het was echt een gedoogsituatie: de mariniers duldden de schepenverzamelaars en omgekeerd.’

Het opvallende, uit titanium opge-trokken gebouw dat nu als museum-depot dienst doet, is een van de hoogtepunten in het oeuvre van Liesbeth van der Pol, al zijn er door de hoge muur die het marineterrein afschermt voor de buitenwacht slechts drie bulten van te zien. ‘Het was geweldig om te doen,’ zegt ze. ‘Echt een huzarenstukje, op die locatie. Willem Bijleveld was toen al aan boord als algemeen directeur bij het Scheepvaartmuseum. Het was de tijd waarin het besef groeide dat ook het museum zelf onder handen genomen moest worden.’

VeRpieteReN

‘Het museum voldeed nergens meer

aan de internationale criteria,’ vult senior projectleider Jan Jaap Roeten aan. ‘Ik herinner me nog dat er voor de ramen papieren hingen om het licht te dimmen en buiten te houden. Hoe de prachtigste globes daar in veel te warme en niet geklimatiseerde ruimten stonden te verpieteren. Dat had op zich wel een betoverende schoonheid, maar voor een interna-tionaal museum kon dat natuurlijk niet.’ Liesbeth van der Pol: ‘Door het bouwen van het depot hadden we al contact met het museum. De samen-werking was fantastisch verlopen en we wisten precies wat er speelde. Ik denk dat we mede daardoor uit de bus zijn gerold om de vernieuwing van het museum gestalte te geven.’

Voor Liesbeth van der Pol was ontwerpen aan het Scheepvaartmuseum een ontdekkingsreis

arch

itec

tuur

mon

umen

ten

‘Dat je nergens installaties ziet, is het grootste compliment’

Page 27: SMAAK 53

27In de loop van 1998 hadden Van der Pol en haar medewerkers een eerste masterplan klaar. Ze laat het zien op een van de vele aquarellen die ze, zoals ze dikwijls doet, van het project maakte. ‘Het ontwerp moest over-tuigen wat betreft duurzaamheid, maar ook wat betreft investering. Dat was de kunst,’ zegt de architecte.

Roeten: ‘Het museum wilde veel meer bezoekers, dat was wel duidelijk. Het schip De Amsterdam naast het museum was heel attractief. Het museum zelf was toen nog heel lineair ingericht: je liep van het ene jaartal naar het andere.’ Van der Pol: ‘Het was eigenlijk ongelooflijk saai, je legde enorme afstanden af, het

was er somber en donker. Je kon je als bezoeker nauwelijks oriënteren. Terwijl het toch zo’n overzichtelijk gebouw is. Maar daar zat tegelijk een moeilijkheid in, die de klus niet eenvoudig maakte.’

wAlViSVAARt

Het museum moest weer aantrek-

kelijk worden. Tot leven komen. Een museum van deze tijd. Een plaats die vele verschillende bezoekers trekt: waar de geïnteresseerden in globes en maritieme instrumenten uitgebreid aan hun trekken kunnen komen, maar waar ook opa’s hun kleinkinderen het een en ander over de walvisvaart kunnen laten zien en scheepsmodellen te water kunnen laten. Een plaats waar veel tentoon-stellingen tegelijk mogelijk zijn.

De architecten begonnen met het intensief bestuderen van het gebouw. ‘Gewoon, alleen maar kijken,’ legt Van der Pol uit. ‘Naar het gebouw, maar vooral naar de tekeningen van Daniël Stalpaert. Wat zie je dan? Een gebouw dat zijn hoofdentree aan het water heeft. Het is van oorsprong een pakhuis, of eigenlijk meerdere pakhuizen. De schepen kwamen er langs te liggen en het gebouw werd vanaf het water bevoorraad. Vandaar de deuren en luiken aan de water-kant. Verder zaten er geen trap-penhuizen in, alleen twee brand-trappen. Ook was er geen theatrale ontvangst, alleen een admiraliteits-kamer. Maar de show-off van het gebouw wedijvert wel met het Paleis op de Dam. Dat geeft ook inzicht in de bedoeling van de architect.’

oNgeNAAkbAAR

Een apart verhaal was de binnen-plaats. ‘Kaal en zonder enige opsmuk,’ zegt Van der Pol. ‘Wij

‘Daniël Stalpaert zou tevreden zijn’

Ñ Maritieme bibliotheek

Page 28: SMAAK 53

28

kijken tegenwoordig heel anders tegen zo’n binnenplaats aan. De kaalheid maakte de binnenplaats ongenaakbaar. Dat is wel weer mooi. Er is een omloop, maar die is later vervangen.’ Roeten haalt twee studie- modellen uit hun houten kisten: fragmenten van het gebouw aan de kant van de binnenplaats. ‘Dit is de eerste omloop,’ wijst hij. ‘En dit de tweede.’ De eerste omloop is hoog en rank, de tweede, latere omloop is veel lager en gedrongen. ‘Aan dat eerste model kun je zien hoe licht-voetig dat ontwerp oorspronkelijk was,’ zegt Van der Pol. ‘Het gebouw had iets zwaars, maar door de licht-voetige geometrie en de vele kijkassen werd dat helemaal weggewerkt. Die kunst beheerste Stalpaert als geen ander. Hij maakte zichtlijnen door het gehele gebouw, waardoor het transparant werd. Die zijn nu weer zichtbaar in de trappenhuizen.’

Die transparantie was in de loop der tijd jammerlijk verdwenen. De ingreep die de architecten toepasten, was om de oorspronkelijke opzet van het gebouw tevoorschijn te halen, subtiel te accentueren en tot zijn recht te laten komen. ‘We hebben de kijk-assen opengewerkt, die door de eeuwen heen waren dichtgeslibd,’ verduidelijkt Van der Pol. ‘Daardoor was het gehele gebouw eigenlijk verloederd. De zichtlijnen zijn weer terug. Dat was soms moeilijk, want we hebben bogen gemaakt, waarvan we niet wisten of die er van oorsprong wel zaten.’ Roeten: ‘De meeste zaten er wel, maar waren in de loop der tijd dichtgemaakt door ze eenvoudig met halfsteens muurtjes dicht te metselen. Toen we die weghaalden, kwamen we nog wat oude kozijnen tegen, die zelfs de grote brand hebben overleefd die het gebouw in 1791 heeft getroffen.’

moDeRNe lADDeRS

Ook de trappen in het gebouw kregen een aparte behandeling. ‘We hebben in de trappenhuizen geen royale trappen ontworpen, omdat die er oorspronkelijk ook niet inzaten,’ zegt Liesbeth van der Pol. ‘Het zijn eerder comfortabele, moderne ladders geworden. Balkopleggingen hebben

we laten zitten, en daar loop je vlak langs, zodat het soms is alsof je de zeventiende eeuw aanraakt. Ook het lichtspel in de trappenhuizen is heel bijzonder. In de risalieten, de uit-springende delen van de gevel, hebben we de liften ondergebracht. En de wc’s, altijd ondingen in musea omdat ze vaak precies op de verkeerde plaats zitten, hebben we in de ge-welven onder de vloer van de binnen-plaats gesitueerd. We kwamen die gewelven tegen, zonder te vermoe-den dat ze er nog waren.’ Het was de zoveelste spectaculaire ontdekking in het renovatieproces.

Niet alle ontdekkingen bij de inten-sieve opknapbeurt stamden uit vroeger eeuwen. Een van de grote openbaringen was zelfs hyper-modern: de in het oog springende, twee ton wegende glazen kap die over de binnenplaats heen is gelegd. Liesbeth van der Pol: ‘Het was al heel snel duidelijk dat de binnenplaats overdekt moest worden. Maar hoe overdek je zo’n enorme ruimte? Het moest liefst van zo dun mogelijk materiaal.’ Toenmalig Rijksbouw-meester Jo Coenen schreef een prijsvraag uit onder constructief ontwerpers, die werd gewonnen door de Luxemburger Laurent Ney.

tReFzekeR VooRStel

Van der Pol, zelf een van de juryleden die de inzendingen beoordeelden, herinnert zich nog zijn presentatie. ‘Hij kwam met een scheepskaart als basis voor de zelfdragende glazen koepel die hij had bedacht. Dit was meteen zo’n trefzeker voorstel. We waren echt flabbergasted. Een kompas-roos is het uitgangspunt voor de constructie waarin zich het glas bevindt. Bovendien is er ook nog verlichting in opgenomen, die kan bijdragen aan de sfeer en helemaal is te programmeren. Het was onvoor-stelbaar. Met zo’n overkapping kan het museum zich meten met het British Museum. Deze is zelfs mooier.’

Maar door het overdekken van de binnenplaats ontstond er wel een probleem in de vorm van een onaangename nagalmtijd van 12 seconden. ‘Dat moest worden

weggewerkt,’ zegt Roeten. Maar hoe? ‘Aan de muren konden we niets doen, dus moesten we iets met de vloer proberen. We hebben in samenwerking met LBP|SIGHT een iets verhoogde vloer gemaakt, met tegels op vijzels, want het moest een stenen vloer blijven. De tegels hebben kruisvormige perforaties, die het geluid absorberen. Het zijn een soort hoogpolige tegels geworden, waar-door de nagalm tot 3 seconden is teruggebracht.’ Ongeveer dertig modellen zijn uitgetest om een zo goed mogelijk resultaat te kunnen bereiken.

De samenwerking met de producent van de vloer verliep voorbeeldig,

constateert Van der Pol. Evenals de samenwerking met alle andere betrokkenen. ‘Daarom ben ik ook zo’n groot voorstander van geïnte-greerde contracten. Met z’n allen kom je toch vaak tot betere resultaten dan wanneer ieder voor zich aan iets werkt.’ Dat ging ook op voor de instal-laties binnen het nieuwe museum. Dok architecten, dat ook het interieur van het vernieuwde museum voor zijn rekening nam, moest een oplos-sing verzinnen voor het zo veel moge-lijk wegwerken van de installaties die dikwijls veel ruimte innemen en moeilijk over het hoofd zijn te zien.

arch

itec

tuur

mus

eum

mon

umen

ten

Page 29: SMAAK 53

29

complimeNt

‘Ook hier was het teamwork onvoorstelbaar,’ zegt Liesbeth van der Pol. ‘De oplossing is dat alle installaties zijn ondergebracht in de vloer. Die moest daarvoor op de bovenste twee verdiepingen enigszins worden verhoogd.’ ‘We hebben in workshops uitge-dokterd hoe we de installaties het best konden inpassen,’ zegt Jan Jaap Roeten. ‘We kwamen erachter dat het klimatiseren van alleen de vitrines in plaats van de gehele tentoonstel-lingsruimten de slimste methode was. Daarmee kun je ook de kosten beter in de hand houden. Een collega zei me dat hij in het nieuwe gebouw

nergens installaties zag. Dat was het mooiste compliment dat hij kon geven.’

De lichtvoetigheid van het oorspron-kelijke ontwerp is weer helemaal terug in het Scheepvaartmuseum. Dat komt ook doordat de steigers aan de buitenkant langs het museum zijn weggehaald en door de lichtere kleurstelling van de gevel. Die is gepatineerd met een transparant silicaat met natuurlijke pigmenten. Scheuren zijn hersteld, maar de dynamiek van in de loop der eeuwen ontstane kleurverschillen in de gevel is gebleven. In uitgebreid overleg met Monumentenzorg en profes-sionele deskundigen als Kees

Doornenbal van Rappange is onder meer dit nieuwe uiterlijk van de gevel tot stand gekomen.

AVoNtuuR

‘Het was een groot avontuur, fantastisch om te doen’, blikt Liesbeth van der Pol terug op het renovatieproces. ‘Het onderzoek, de debatten over wat wel en niet kon, het teamwork: geweldig. We hebben we geprobeerd het Hollandse classicisme van Daniël Stalpaert op een 21ste-eeuwse manier te verbeteren.’ Beter begrip heeft ze zeker gekregen van de 17e-eeuwse bouwmeester. Bewondering ook. Maar: ‘You should always beat the master,’ zegt ze met een brede

glimlach. ‘In die termen moet je denken, wanneer je met monumen-ten bezig bent. Je bestudeert de architect, je bent jarenlang met hem in dialoog, maar uiteindelijk moet het beter. Ik denk, nee, ik weet het wel zeker, dat hij tevreden zou zijn over het eindresultaat.’

Ó De eerste tekeningen van Liesbeth van der Pol: haar fantasie over de binnenplaats.

Ñ Nieuwe trappenhuizen met glazen balustrades en LED-verlichting

Page 30: SMAAK 53

30ri

jksb

ouw

mee

ster

amsterdamTEKST: jAAp huiSmANFOTOGRAFiE: SimoNe VAN eS

‘Zo’n groot museum doe je als projectmanager maar eens in je leven’

Het Scheepvaartmuseum Amsterdam, ooit ’s Lands Zeemagazijn, straalt weer vanaf het water. De Rijksgebouwendienst was verantwoordelijk voor het proces, de contacten met de gemeente, Monumentenzorg, en uiteraard de architect en de constructeurs. Voormalig Projectleider Xander Hendrikx blikt terug.

Xander Hendrikx, voormalig projectleider van de Rijksgebouwendienst:

mus

eum

ÒFinish van de Zeereis: roeiend terug naar

het Scheepvaartmuseum.

Page 31: SMAAK 53

3131

Het geheim van een geslaagde verbouwing? Xander Hendrikx, voormalig projectleider bij de Rijksgebouwendienst, moet er even over nadenken en besluit dan: ‘Wij, de architect Liesbeth van der Pol, de directeur Willem Bijleveld van het Scheepvaartmuseum en ik, vormden een goed team. Toen alles klaar was, kwamen we erachter hoe het werkte. Je moet elkaar wat gunnen en je moet op een zeker moment succes hebben. Successen zijn bijvoorbeeld een geslaagde aanbesteding en de vergunning voor de overkapping van de binnenplaats. Die momenten heb je nodig.’Vijf jaar was Hendrikx namens de Rijksgebouwendienst betrokken bij

de grootscheepse verbouwing van het Scheepvaartmuseum. Na hem namen Patrick van der Lee en Reinald Vlieg het estafettestokje over. De sleutelvraag is wat de rol van de Rijksgebouwendienst is bij zo’n project. Hendrikx: ‘In essentie zorgt de Rgd ervoor dat de gebruiker wordt ‘gematcht’ met het gebouw, ook als het lastig is. Kijk, het gebouw is in eerste instantie ontworpen als een magazijn met een oriëntatie op het water. De binnenplaats is in feite de ‘achterkant’. De gebruiker wil die binnenplaats juist gebruiken als voorkant. Aan ons de taak om van het pakhuis van vroeger een goed museum te maken.’

Was de eerste fase gereserveerd voor de bouw van een depot op het marineterrein, in de tweede fase kwam ’s Lands Zeemagazijn aan bod. In de derde fase volgt wellicht ooit een uitbreiding op het marineterrein zelf, waar in de 17e en 18e eeuw schepen op de walkant werden gebouwd.

DieReNtuiN

Een museum was ’s Lands Zeemaga-zijn natuurlijk al, het moest alleen een beter museum worden. De gebruiker opperde de wens dat hij vanaf dat centrale plein kan kiezen welke tentoonstelling hij wil bezoeken. Vergelijkbaar met een dierentuin, zegt Hendrikx, waar je de

ene keer de apen en de andere keer de olifanten wil zien. ‘Bovendien mikt het museum op uiteenlopende bezoekers, gezinnen, onderzoekers, specialisten. Al die verschillende mensen moet je iets kunnen bieden.’ Om de museale kant te versterken was een aantal ingrepen noodzake-lijk. De klimaatinstallatie diende verbeterd te worden, de logistiek eveneens en dan was er nog achterstallig onderhoud. Hendrikx somt op: scheuren in het stucwerk van de buitengevel, asbest rondom de koppen van de balken, de ramen en de daken.

De Rijksgebouwendienst nam dat onderhoud voor zijn rekening, het

Page 32: SMAAK 53

32

ministerie van OCW betaalde de hoofdmoot van de verbouwing.

ReStAuRAtie

Zodra besloten werd het Scheep-vaartmuseum onder handen te nemen, trad een proces in werking waarin allerlei adviseurs hun kennis aandroegen: klimaatspecialisten, bouwfysici, constructeurs, instal-latieadviseurs. Op een zeker moment, zegt Hendrikx, hebben wel 200 adviseurs aan het Scheepvaart-museum gewerkt. Aan Van der Pol werd restauratie-architect Kees Doornenbal toegevoegd. ‘Ik moet een compliment aan hen beiden geven, omdat ze elkaar de ruimte hebben gegund tijdens ontwerp- en bouwproces. Restauratie is toch een vak apart. Volgens Xander is het niet vanzelfsprekend dat een architect een ander bureau hiervoor inscha-kelt. Liesbeth heeft dat goed gezien. De selectie van de restauratiearchi-tect is samen met Willem Bijleveld en Xander gedaan, waarbij zij overigens het laatste woord had in de keuze.’

Natuurlijk was er soms verschil van mening, bijvoorbeeld over de kleur van de buitengevel die Van der Pol in eerste instantie wat lichter wilde. Totdat de klankbordgroep besloot tot een iets donkerder kleur, iets genuanceerder. Uiteindelijk werd men het daar over eens. Het belang van de restauratiearchitect bewees zich ook bij de ingang op de begane grond. Daar zitten boven de eigenlijke ramen en deuren ‘verdie-pingen’ in de muur in de vorm van kleinere ramen. Ze suggereren dat dit voorheen ramen waren. Van de Pol had die logischerwijs graag geopend willen hebben om zo meer licht te krijgen, omdat de bezoekers daar nu binnenkomen, maar Doornenbal wees erop dat dit soort versiering hoort bij de architectuur van Daniël Stalpaert uit de 17e eeuw.

ARgumeNteN

De Rijksgebouwendienst, in de figuur van Hendrikx, fungeerde als intermediair op allerlei fronten. Hij geeft aan hoe het werkt. ‘Ik heb nooit hoeven ingrijpen tussen Van

lende niveaus. Deed directeur Bijleveld de bestuurlijke kant, hij was verantwoordelijk voor de tactiek, de strategische en de operationele kant.

teRmijN

Vaak krijgt de Rijksgebouwendienst commentaar op de lange duur van verbouwingen, ook bij het Scheep-vaartmuseum. In Singapore wordt een nieuw museum in binnen een paar jaar neergezet. Waarom kan dat in Nederland niet? Dat heeft te maken met de zorgvuldigheid waarmee we omspringen met onze monumenten. Bovendien staat, zegt Hendrikx, er een bepaalde termijn voor het verkrijgen van de monu-mentenvergunning. Daar moet je bij projecten van deze omvang anderhalf jaar voor rekenen. Korter is volgens hem uitgesloten, tenzij het een kleinere, ingreep betreft. ‘In een bouwvergunning van een groot project zitten heel veel afwegingen, de impact op de omgeving, de brandveiligheid, eventueel milieu-effectrapportage, het bestemmings-plan en nog veel meer. Ons geluk is geweest dat de centrale stad hierover oordeelde. Het bestuur moet immers voldoende zwaar zijn, om over een gevoelig, discutabel onderwerp als de overkapping een besluit te nemen. Hij heeft dat gezien bij de behandeling van de bouwvergunning van het Rijksmu-seum door het stadsdeel.

Hij kijkt er met voldoening op terug, zeker nu de lovende kritieken overweldigend zijn. Meteen na de opening repten sommige kranten al dat het vernieuwde Scheepvaart-museum de toon heeft gezet voor de andere musea die de komende tijd weer open zullen gaan. Voor Hendrikx zelf was het een unieke ervaring. ‘Zo’n groot museum doe je als project-manager maar een keer in je leven.’

der Pol en Doornenbal, maar wel altijd gevraagd om keuzes goed te beargumenterenn, onderling af te stemmen en overeenstemming te bereiken.’ Zomaar iets wel of niet mooi vinden, zonder zorgvuldige argumentatie vindt hij te weinig recht doen aan het monument.Cruciaal was de rol van Hendrikx bij de overkapping – volgens de architect een conditio sine qua non. ‘Monumentenzorg Amsterdam zag het destijds niet zitten, de Rijksdienst Cultureel Erfgoed in Amersfoort was voor, Welstand Amsterdam was tegen, en de supervisor van de IJ-oevers waar het museum onder valt, was weer voor. Op een gegeven moment moest het college van B en W op grond van deze adviezen een besluit nemen. Het was letterlijk een weegschaal die je in feite kon ‘uittekenen’, die uiteindelijk aan de goede kant doorsloeg. Doorslag-gevend was dat de binnenplaats het karakter van een buitenruimte bleef behouden en het dak niet boven het museum mocht uitsteken.’ Het vroeg van Hendrikx overleg op verschil-

arch

itec

tuur

mon

umen

ten

mus

eum

Page 33: SMAAK 53

mon

umen

ten

kuns

t33

amsterdamTEKST: jAAp huiSmANFOTOGRAFiE: wim RuigRok

Noem het een geleidelijke architec-tonische onthulling. Per dag, per week verdwijnen de schuttingen rondom het Paleis op de Dam in Amsterdam. De bijgewerkte huid wordt blootgelegd. De afgelopen maand zijn geleidelijk aan ook de bouw-keten aan de kant van de Nieuwezijds Voorburgwal ontman-teld en afgevoerd. Dit was de

afgelopen jaren het zenuwcentrum van de gevelrestauratie.

Hier werd vergaderd, geluncht en aandachtig gestudeerd op de vervanging van de bewuste gevel-stenen die de tand des tijds niet hebben doorstaan. Dit was ook het vertrekpunt van de bouwlift en de stellages rondom het paleis waar

op hoogtijdagen tientallen restau-rateurs hun werk verrichtten. Het is (bijna) voorbij. De grandeur van het paleis is weer zichtbaar.

Minder zichtbaar is de restauratie van de Krijgsraadzaal die boven de Troonzaal ligt aan de kant van de Nieuwezijds Voorburgwal. Hoewel het een van de minder rijk gedeco-reerde vertrekken is, waren herin-richting en restauratie noodzakelijk. De moderne schildering op het plafond had vochtschade opgelopen, en de wanden waren toe een nieuwe verflaag. Deze zaal wordt gebruikt voor ontvangsten en diners.Aan de buitenkant wordt nu de laatste hand gelegd aan de reiniging

van de plint. De volledige plint wordt met droogmicrostraal-behandeling van vlekken en ongerechtigheden ontdaan. De plint kent andere beschadigingen dan de gevelvlakken onder de goot. Er zijn resten van een teerlaag, van een oude anti-graffiti-laag, van kras en plas, waardoor er meer retoucheerwerk nodig is. Hier zullen de werkzaamheden nog even onttrokken worden aan het zicht door een lage schutting.

Nu de gevel van het Paleis op de Dam is blootgelegd, valt niet alleen de stralend witte timpaan met zijn vergulde accenten op, maar ook het balkon op de beletage. Daarvan is het hekwerk met medaillons gereinigd en opnieuw verguld. Dit balkon is overigens een latere – 19e- eeuwse – toevoeging aan het paleis, ontworpen door de architect Ziesenis. De balustrade van het balkon dateert van 1938, de tijd van De Bie Leuveling Tjeenk. Het hekwerk is tijdens deze restauratie behandeld met een harde microkris-tallijnen was. De huidige medaillons

Koninklijk Paleis (bijna) schuttingvrijStukje bij beetje wordt toegewerkt naar de voltooiing van de gevelrestauratie van het Koninklijk Paleis op de Dam. Hetgezichtsbe-palende gebouw voor Amsterdam is terug in zijn oude glorie.De laatste stand van zaken.

rest

aura

tie

ÒDe schuttingen voor het Paleis worden

verwijderd.

Page 34: SMAAK 53

mon

umen

ten

34re

stau

rati

e

zijn afgietsels uit de jaren ’60 van de originele medaillons. De medaillons zijn verguld en daarover is, conform de oude medaillons, een donkere lak aangebracht zodat de nuances in het reliëf beter tot hun recht komen.

Een officiële heropening wordt niet overwogen, omdat het paleis stukje bij beetje wordt teruggegeven aan de stad Amsterdam. Waarschijnlijk markeren de rijk gedecoreerde lantarenpalen de bekroning van de jarenlange restauratie. In december zullen de zes gietijzeren lantaarns met hun zwaar aangezette voet worden teruggeplaatst, vier op de Dam, twee op de hoieuwezijds Voorburgwal. Ze zijn tijdens de gevelbehandeling gerestaureerd in opdracht van de Rijksgebouwen-dienst De straatlantarens zijn eigendom van de Nederlandse Staat, terwijl de gemeente Amsterdam verantwoordelijk is voor het elektrotechnisch onderhoud.

Dat er kleurverschillen waarneem-baar zijn op de gevel, is een histo-

risch gegeven dat zich letterlijk en figuurlijk niet laat wegpoetsen. De ene zandsteenlaag was en is nu eenmaal gevoeliger voor aantasting door vocht en door gebrek aan zon dan de ander. Het zij zo. Wie het geheel bekijkt, ziet een onmis-kenbaar opgefrist monument. Een monument dat aan het eind van het jaar opnieuw zal worden aangelicht middels een paar grote schijnwer-pers. Dat er niet wordt gekozen om het paleis van binnenuit te verlichten door de kroonluchters te laten branden, heeft te maken met moderne duurzaamheidseisen. Waarom zouden ze branden, als er even geen bal of receptie is? Het zou een verkeerde indruk wekken. Het Koninklijk Paleis op de Dam is nu eenmaal niet elke avond geopend.

Ó Bespreking in de bouwkeet met Jan Zoet (coördinator bouw en budget), Hein van Rossum en Krijn van den Ende

Rijksbouwmeester Frits van Dongen over zijn favorieten:

‘Het Paleis op de Dam is uniek in zijn soort’‘Het Koninklijk Paleis vormde het eind van mijn studie en het begin van mijn loopbaan als architect. Ik heb er mijn afstudeerwerk aan gewijd. Het is daarmee mijn favoriete gebouw van Amsterdam en dat voor een moder-nist als ik. Maar het heeft zoveel betekenis. Het is het enige klassieke gebouw dat Nederland bezit. Het rijst letterlijk en figuurlijk boven zijn omgeving uit. Stel je eens voor: in zijn tijd heeft dat tot een opstand geleid die bloedig uiteen is geslagen.’

De vragen die Rijksbouwmeester Frits van Dongen krijgt voorgelegd betreffen drie kanjers in de portefeuille van de Rijksgebouwendienst. Hij beleeft ze ook als prestigeprojecten. Een daarvan is begin oktober voor het publiek opengegaan: het Scheepvaartmuseum. ‘Liesbeth van der Pol had me er al op geattendeerd, maar het is nog mooier dan ik had gedacht. Dit is de manier waarop je met een monument omgaat.’ En dan het Rijksmu-seum. ‘Ik ben rondgeleid door directeur Wim Pijbes. Dit dreigt heel erg mooi te worden. Jammer van die vertragingen, maar ik denk dat Pijbes een slimme oplossing heeft bedacht om de passage voor culturele doeleinden te benutten. Die boekenmarkt tijdens de Uitmarkt was een vondst. Ik heb op het Haveneiland (IJburg) ook discussie gehad met de Fietsersbond, toen ik een plaveisel wilde van kinderkopjes. Anderhalf jaar lang heeft deze kwestie gesleept. Totdat ik kon aantonen dat het Chinese natuursteen zo vlak geslepen kon worden en desondanks niet glad zou zijn, was het probleem uit de wereld. Voor het Rijksmuseum is het een drama geweest.’ Maar het wordt schitterend, en Van Dongen verheugt zich er al op dat hij met de koningin door het gebouw kan lopen. ‘Als nu ook nog het Van Gogh Museum meegaat met de verbouwing, hebben we straks vier prachtige musea in Amsterdam.’

En dan zijn eigen mooiste gebouw in de stad. ‘Dat is het gebouw dat nooit gebouwd is: het Sluyshuis bij het begin van IJburg. Dat zou een geweldig experiment geworden zijn, van kantoren, horeca en appartementen. Met vloeren die 15 meter zouden overspannen. Als ik IJburg binnenrijd, zie ik het staan. Als een droom die voorlopig nog niet is uitgekomen.’

Page 35: SMAAK 53

mus

eum

35

Verbetering van de brandveiligheid. Dat is de reden waarom het Van Gogh Museum eind 2012 voor de duur van zes maanden dicht gaat. Het moment wordt aangegrepen om onderhoud aan het museum te plegen. De schilderijen zullen in die periode worden overgebracht naar de Hermitage aan de Amstel.

Het Van Gogh Museum huurt het complex van de eigenaar, de Rijksgebouwendienst. Aanvankelijk betrof dat alleen het oorspronkelijke Rietveld-gedeelte, Maar na de toevoeging van de Kurokawa-vleugel aan de kant van het Museumplein ontstond een nieuwe situatie. Die vleugel is immers door de Japanners

geschonken aan het Van Gogh Museum. Later is dat schelpvormige gebouw symbolisch overgedragen aan de Rijksgebouwendienst, zodat nu het hele complex in handen van de rijksoverheid is. Het museum haalt voor driekwart zijn inkomsten uit het publiek, terwijl het onder-houd van het vastgoed voor rekening van de Rijksgebouwendienst komt.

Nog niet zo lang geleden is er een toekomstvisie op tafel gelegd door de directie vastgoed en het Atelier Rijksbouwmeester. Daarin zijn vergaande plannen ontvouwd voor nieuwbouw of een ingrijpende verbouwing, zegt projectleider Freek Meijer. Maar daarvoor ontbreken nu

de financiële middelen. Bovendien zit er een probleem aan vast: wat te doen met de Kurokawa-vleugel die door Japan is geschonken? Sinds de opening van het museum in de jaren zeventig is de toestroom van het publiek zo groot (anderhalf miljoen per jaar) dat de zalen en voorzienin-gen er nauwelijks op berekend zijn. Een mogelijkheid die in verband hiermee wordt overwogen is de bouw van een apart entreepaviljoen aan de kant van het Museumplein, op de plaats van de vijver bij de Kurokawa-vleugel. De drukte aan de Paulus Potterstraat levert onaanvaardbare taferelen op. Een aparte toegang aan de rustige kant zouden het comfort en de veiligheid

vergroten. Maar ook de uitvoering van dat plan is doorgeschoven. En dus resteert groot onderhoud. Het brandwerend maken van gebouwen is een urgent programma geworden na de Schipholbrand.

Het Van Gogh Museum heeft de Rijksgebouwendienst gevraagd alle werkzaamheden in een keer uit te voeren, zodat het museum later niet nog eens de deuren hoeft te sluiten. En zo wordt eind 2012 zo veel mogelijk tegelijk gedaan. In 2013 moet het museum beslist open zijn, omdat dan allerlei festiviteiten in Amsterdam staan gepland.

Nieuw entree-gebouw op lange termijn wordt overwogen

amsterdamTEKST: jAAp huiSmANFOTOGRAFiE: wim RuigRok

2013 moet een belangrijk jaar worden voor Amster-dam. Dan opent het Rijksmuseum zijn deuren, wordt het 400 jaar bestaan van de grachtengordel gevierd en zal ook het Van Gogh Museum weer open zijn – want dat moet de brandveiligheid op orde brengen.

Verbeteringen aan het Van Gogh Museum

Page 36: SMAAK 53

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

onde

rwer

p

amsterdamTEKST: jAAp huiSmANARTiST iMPRESSiONS: cRuz y oRtiz

Het Paviljoen voor Aziatische kunst is in menig opzicht apart

In tegenstelling tot de andere delen van het Rijksmuseum doen de architecten Cruz y Ortiz in het Paviljoen voor Aziatische kunst alles: de architectuur, het interieur, de vitrines, de sokkels, en het licht. Zelfs de plaats van het lelijke maar nood-zakelijke Uit-bordje ontsnapt niet aan hun aandacht. In het hoofdge-bouw is het juist de Fransman Wilmotte die de sokkels en vitrines ontwerpt, terwijl Cruz y Ortiz daar uitsluitend belast zijn met de hoofd-structuur.

Het Paviljoen is in menig opzicht een geval apart: het betreft een zelfstan-dig gebouw in de oksel van het Rijks-museum aan de zuidwestkant, omringd door een vijver. Het bezit een eigen collectie die voor het grootste deel door de Vereniging van Vrienden der Aziatische kunst in de vroege 20e eeuw is aangelegd. Het is niet, zoals je zou denken, een uitvloeisel van de VOC-handel op Nederlands-Indië. Deze collectie concentreert zich op vier gebieden: Indonesië en India die de boven-

Inleiding

36ar

chit

ectu

urm

useu

Artist’s impression van de benedenzaal met de Japanse kimono’s

Page 37: SMAAK 53

37

verdieping krijgen toebedeeld, en Japan en China, die met hun kwetsbare materialen (papier, zijde, lakwerk) de benedenzalen innemen.

miNDeR mAAR meeR

Conservator Oost-Aziatische kunst is Menno Fitski. Hij is van meet af aan betrokken bij de inrichting van het paviljoen en de opzet van de zalen. Welk beeld op welke plaats zal komen te staan, weet hij al enige tijd tot in detail. Hij is er zich ook van bewust dat hij minder vloeropper-vlak heeft gekregen dan hij vroeger had: maar liefst twintig procent. Toch beschouwt hij dat niet als een achteruitgang. ‘Het stelt ons in staat vaker te wisselen en dan andere delen van de collectie te laten zien. We zullen meer op en neer rijden naar het depot in Lelystad. Hier hebben we de kans de kunst en kunstvoorwerpen op zijn mooist ten toon te stellen.’ Kon het museum in het verleden 770 objecten tonen, in 2013 zullen dat er 365 zijn. Fitski maakt zich er geen zorgen over. ‘Je gaat per saldo meer zien.’

Aan de architecten stelde hij de vraag waarom ze deze vorm voor het paviljoen hebben gekozen, een ge-kartelde grijze muur. Hun antwoord: ‘Het hoofdgebouw is rechthoekig, streng en geometrisch. We wilden daar van afwijken en geen enkele lijn parallel laten lopen. In de kartels bevinden zich de glaspanelen die naar het licht gedraaid zijn. Maar wel zo dat het zonlicht geen schade kan aanrichten aan de kunst.’ Blikvangers in het toekomstige Paviljoen voor Aziatische kunst is een manshoog bronzen beeld van Shiva uit de 12e-eeuw dat in het hart van de India-afdeling komt te staan. Eronder prijken tegen de wand twee Japanse tempelwachters, ook al imposant. In de wandvitrines ernaast worden rijk bewerkte kimono’s ver-wacht, er tegenover gedecoreerde kamerschermen. Die vitrines, zegt Fitski, zijn de enige aanpassingen van het oorspronkelijk ontwerp. Cruz y Ortiz hadden er drie getekend, totdat de conservatoren hen er op wezen dat er in dat geval minder ruimte zou zijn voor de objecten. Het

zijn er vervolgens twee geworden. De buitenmuur mag dan gekarteld zijn, de zalen zelf zijn rechthoekig, net als de kabinetten. In de royale middenruimte is plaats voor the major arts, zoals de eerder genoemde Shiva. Die middenruimte, zegt Fitski, leent zich op het best voor themati-sche tentoonstellingen. En dan is er nog een ruimte onder de trap tussen de twee etages. Dat wordt de schat-kamer met kleine glimmende objecten.

Bij de totstandkoming van het paviljoen hebben de architecten en conservatoren nauw met elkaar samengewerkt. Fitski prijst de feeling van Crux y Ortiz voor kunst. ‘Je kunt je eigenlijk geen betere museum-architecten voorstellen.’ Dat uit zich in de mooie, rustige licht eiken vloer, maar ook in de hoogte van de zalen. ‘Die voelen met hun hoogte van 4,5 meter goed aan.’ De loopkat waar-mee de objecten verplaatst kunnen worden, zal door zijn vormgeving wegvallen in het interieur, verwacht Fitski.

Tevredenheid is er nu ook al over de afwisseling van ruimtelijkheid en intimiteit, zodat de toeschouwer zijn blik telkens kan bijstellen, op de grote bronzen sculpturen in de zaal of op de kleine stenen beelden uit het Chinese Guanyin in de nissen.Bezoekers van het Rijksmuseum vinden het Paviljoen voor Aziatische Kunst vanaf 2013 vanuit het centrale Atrium op weg naar de Philips-vleugel. Het neemt letterlijk en figuurlijk een aparte plaats in in het museum, door zijn sfeer, zijn collectie en zijn inrichting. Het trekt, zegt Fitski, een eigen geïnteresseerd publiek, bijvoorbeeld Aziaten die tijdelijk in Nederland wonen. ‘Ik ben realistisch. Japanners komen hier naar toe om de Vermeers en de Rembrandts te zien, maar zij zullen verrast zijn als ze hier ook Japanse kunst aantreffen. Eigenlijk hopen wij op bezoekers die zich laten verrassen, die al dwalend objecten ontdekken die ze niet hadden verwacht.’ Ze worden in 2013 op hun wenken bediend.

Page 38: SMAAK 53

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id38

onde

rwer

pst

eden

bouw

mon

umen

ten

kuns

tar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

38

39 | Nationaal Register voor Gerechtelijk Deskundigen

42 | Hans van der Vlist, topconsultant

46 | De Finse Rijksgebouwen-dienst

48 | Nationaal Archief Den Haag

53 | Hans Wijffels, een leven na de Rgd

56 | Varkensschuren

59 | Jarige koepel Breda62 | Torenspits Veenhuizen64 | Groeten uit Veenhuizen66 | Boeken

anderesmaken

sted

enbo

uwm

onu

men

ten

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

idku

nst

48 64

39

Page 39: SMAAK 53

mon

umen

ten

rijk

shui

sves

tin

gar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

39

Het nieuwe kantoor voor het Nationaal Register voor Gerechtelijke Deskundigen (NRGD) is bijna klaar als ik heb afgesproken met Patricia Cortijo (architectenbureau JAN) en Inge Aardenburg (projectmanager Rgd). Alleen het meubilair moet nog worden geplaatst. Daarna kan er worden verhuisd van de tijde-lijke locatie aan de rand van Utrecht naar de Catherijnetoren direct naast het Centraal Station. In de grote vergaderkamer is voor ons gesprek een campingtafel uitgeklapt. De koffie wordt bij de benedenburen gehaald. Alle hoofdrolspelers in de ontwikke-ling van het kantoor voor het NRGD zijn bij aanvang het project betrek-

kelijk groen in de wereld van de bouw. De klant, het NRGD, is een nieuwe organisatie die behalve zichzelf, ook meteen zijn wensen ten aanzien van huisvesting moet uitvinden*. De projectmanager van de Rijksgebou-wendienst krijgt deze kleine, maar veeleisende opdracht als haar eerste eigen klus toegeschoven.

De architecte is jong en heeft net haar eigen bureau opgericht. De transformatie van het kantoor voor het NRGD is haar eerste opdracht voor de Rijksgebouwendienst. Vanwege de onbekendheid van het NRGD met het bouwproces stelt Paul van der Vlis (regio-architect bij de

Rgd) in overleg met de jonge organisatie het programma van eisen op. Hij maakt ook een eerste ruimtelijke schets. Het ambitieniveau van het inbouwpakket wordt in de opdracht omschreven als modern, representatief met een betrouwbaar zakelijke uitstraling. Voor de afwerking worden de woorden sober met allure

Jong geleerdSober met allure. Met deze woorden kenschetst het NRGD de uitstraling die zijn nieuwe onderkomen moet krijgen. Hoewel als omschrijving voor een kantoorinterieur net iets te vaak gebruikt, is Patricia Cortijo erin geslaagd deze eerste opdracht voor de Rijksgebouwendienst juist heel karaktervol vorm te geven en daarmee nieuwsgierigheid te wekken naar haar volgende werken.

andere smaken

TEKST: mARieke hilleNFOTOGRAFiE: mARcel keNtiN

* Nadat in 2009 de Wet deskundige in strafzaken in de Eerste Kamer is vastgesteld, wordt in 2010 begonnen met de oprichting van het register.

Page 40: SMAAK 53

arch

itec

tuur

40ri

jksh

uisv

esti

ng

gebruikt. Het bouwbudget is dusdanig dat de opdracht onder-hands mag worden aanbesteed en vormt daarmee een uitgelezen kans om een jong archi-tect aan het werk te zetten. Atelier Rijksbouwmeester draagt architecten-bureau JAN voor. Cortijo heeft een overtuigend cv voor deze inbouwop-dracht. Zij heeft aan de Willem de Kooning interieur gedaan en is daarna verder gaan studeren aan de Acade-mie van Bouwkunst in Rotterdam om architect te worden. Voordat zij haar eigen bureau begon, werkte zij enkele jaren als architect bij DP6.

De ruimtelijke schets waarmee Cortijo wordt geconfronteerd bij de

opdrachtverlening is tamelijk vast-omlijnd. In het midden van de verdieping zijn de grote vergader-kamer, een deel van het kantoor-archief en voorzieningen als de keuken en kopieerfaciliteiten ondergebracht. In een u-vorm rond deze kern liggen de kantoorkamers met daartussen een gang. Tot de taken van het register horen het toetsen en certificeren van deskun-digen die in de rechtspraak worden gehoord en daarnaast her registre-ren van de gecertificeerde deskundi-gen. In de ruimtelijke opzet van het kantoor is deze tweedeling terug te vinden. Na binnenkomst bevindt de bezoeker zich in het deel met de vergaderzaal en de kantoren, waar

Vergaderzaal van de gerechtelijk deskundigen.

Page 41: SMAAK 53

41

bezoekers worden ontvangen en deskundigen getoetst. Dit deel is toegankelijk voor alle bezoekers van het NRGD. De werkplekken van het register zijn vanwege de gevoelige informatie afsluitbaar voor bezoekers.

Ook voor deze betrekkelijk kleine opgave zijn de eisen van de RGD ten aanzien van de architectonische kwaliteit, duurzaamheid en de energetische huishouding hoog. Het bouwbudget voor deze opdracht was zeker niet navenant en daarom is er door Cortijo en Aardenburg behoorlijk gepuzzeld. Gelukkig was de vraag van de klant om een sober ontwerp in lijn met het beschikbare budget. Cortijo heeft echter één

beeldbepalend wandelement ont-worpen dat in alle ruimtes terug-keert. Het is een knipoog naar de lambrisering in gerechtsgebouwen. Van underlayment is een driedimensi-onale wand opgebouwd als een soort omgekeerd cassetteplafond. Door de onregelmatige vervorming van de afgeplatte piramides ontstaat een intrigerend grafisch beeld. De wandelementen zijn in een donkere kleur geverfd, die het klassieke karakter van het interieur versterkt. Afhankelijk van de lichtinval is deze soms diepdonker groen en op andere momenten meer bruin. Deze onver-wachte twist toont de beeldende kracht van Cortijo. De uitvoering van de kantoren en andere ruimtes is

verder zowel qua kleur als qua uit-voering uitermate terughoudend. Het geheel heeft een zekere klassieke, bijna tijdloze uitstraling. Het meubilair is overwegend wit, de vloerbedekking is grijs en op sommige plekken ligt hout. De glazen wanden, die de kantoren en de gang scheiden zijn boven en onder in een smal wit profiel gevat. Het gekleurde logo van het NRGD op het glas van de kantoren is de enige frivoliteit die Cortijo heeft toegestaan in de verder rustige werkomgeving. Elegante dunne witte verlichtingsbalken zijn in de lengte-richting van de kantoren gehangen, waardoor lange lichtlijnen ontstaan. Gevraagd naar de waarde van deze opdracht voor de verdere uitbouw

van haar bureau, stelt Cortijo: ‘Het was een klein, maar leerzaam project. De extra tijd en energie die ik hierin heb gestoken om aan de eisen te voldoen van de Rgd en het gewenste resultaat te bereiken, beschouw ik als leergeld voor de toekomst van mijn bureau. De nauwgezette werkwijze van de Rgd ten aanzien van tijd, kwaliteit en financiën alsmede het opstellen van een uitgebreid bestek voor interieur-projecten is voor mij tot een nieuwe standaard geworden, omdat ik in dit project heb gezien welke kwaliteit dit oplevert.’

Page 42: SMAAK 53

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

idon

derw

erp

42

Page 43: SMAAK 53

tech

nie

k in

gen

ieur

skun

stte

chn

iek

inge

nie

ursk

unst

inte

rvie

w43

De afgelopen tijd onderzocht de voormalige secretaris-generaal van VROM, Hans van der Vlist, een mogelijke bundeling van acht vastgoedorganisaties bij de overheid. De opdracht van de minister van Financiën paste in het streven naar een compacte overheid. Naar verwachting zal in november de ministerraad een beslissing nemen over de fusie van – om te beginnen – de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed en Ontwikkelingsbe-drijf (RVOB). ‘We moeten nu tempo maken.’

In oktober 2010 moest u vertrekken als secretaris-generaal omdat VROM werd opgeheven. Vond U dat niet vervelend? ‘Daar moet je natuurlijk even aan wennen. Maar op zich stond en sta ik achter het samenvoegen van VROM en VenW. En als je een compacte rijksdienst nastreeft, kun je niet alleen naar de onderkant van de organisatie kijken maar moet je ook de bovenkant meenemen. Ik heb dan relatief makkelijk praten. Het vervallen van de sg-VROM-functie kwam bij mij in een fase dat ik 63 was – ik had al besloten om in april 2012 sowieso met pensioen te gaan. Het kwam een jaartje eerder dan ik had verwacht maar het lag zeer voor de hand. Voordat Infrastructuur en Milieu echt een fris departement is waar alles in elkaar past, ben je een paar jaar verder. Daar moet iemand voor beschikbaar zijn die dat kan afmaken. Sybe Rietstra als secretaris-generaal kan dat prima. Ik ben in januari 2011 overgestapt naar ABD-topconsult. En dat bevalt prima. Als sg’s hebben we enkele jaren geleden gekozen voor het inrichten van een

klein hoogwaardig groepje topcon-sultants binnen de rijksdienst. Die groep bestaat uit een aantal ervaren dg’s en sg’s. Het is goed om zo’n hoogwaardig adviesgroepje te hebben, zodat je niet voor elke ingewikkelde klus hoeft terug te vallen op externe adviesbureaus. Bovendien benut je op deze manier zoveel mogelijk de expertise binnen de rijksdienst.’

Wat vond u van de opheffing van VROM?‘Opheffen vind ik een zwaar woord. Ik praat liever over samenvoegen. Als je kijkt naar de synergie tussen de verschillende beleidsdomeinen is het goed dat milieu, ruimte, water en verkeer en vervoer bij elkaar zijn gebracht. Dat had nog wel iets verder gekund. Ook natuur en bouwen/wonen zou hier bij hebben gemoeten. Hopelijk gebeurt dat bij de volgende kabinetsformatie. Natuurlijk, ik heb begrip voor het feit dat mensen die hun hele leven bij VROM hebben gewerkt, er moeite mee hebben dat het departement is verdwenen. Maar de beleidsthema’s waar VROM voor

stond, zijn nog steeds uiterst relevant.’

heRkeNbAAR

‘Opheffing of samenvoeging zijn altijd politieke keuzes. Voor zover wij daar invloed op kunnen uitoefenen, hebben we in onze adviezen gezegd dat de poot wonen, wijken en Rijks-gebouwendienst gewoon bij I en M had moeten komen. Als je toch gaat bundelen bij het Rijk, doe het dan in herkenbare onderdelen. I en M is verantwoordelijk voor gebiedsont-wikkeling, stedelijke ontwikkeling en infrastructuur. In de VROM-tijd hadden we een behoorlijke slag gemaakt in de integratie van wonen en ruimte. Het is jammer dat die nou voor een deel door die departemen-tale indeling uit elkaar zijn gehaald. Nu moet je ze weer op een kunstma-tige manier bij elkaar brengen. Dat is vooral voor de “buitenwereld” lastig.’

Oud-minister Nijpels vond het erg dat er geen ministerie van ruimte is gekomen. ‘Daar heb ik veel minder gevoel bij, want dat is een naamkwestie. Het is

Hans van der Vlist, topconsultant bij de Algemene Bestuursdienst:

‘Als een fusie van het rijksvastgoed ergens kan, is het nu’

andere smaken

TEKST: jAAp huiSmANFOTOGRAFiE: leVieN willemSe

Page 44: SMAAK 53

44in

terv

iew

onzin om te zeggen dat er geen ministerie van ruimte is. Ruimte zit bij I en M. Mijn overtuiging is altijd geweest dat ruimte als zodanig niks is. Het wordt bepaald door een fysiek systeem, de aarde en de infrastruc-tuur. Er zit nu ook nog eens water bij, dat alles met elkaar verbindt. Het is misschien even wennen dat het woord ruimte niet zichtbaar is, maar het is er wel. Daarnaast heeft dit kabinet echt fors ingezet op decentralisatie. De provincies hebben als gebiedsre-gisseur een sterke positie gekregen in het ruimtelijke domein.’

wooRDgRApje

Voor de bouwwereld is de zichtbaarheid van een ministerie wel belangrijk, heb ik begrepen. ‘Ja, hoe je het ook wendt of keert, bij het ministerie van BZK denk je in eerste instantie aan een bestuurlijke organisatie. En niet aan bouwen. Daar doet het grapje van minister Donner dat BZK staat voor Bouw-zaken niets aan af. De versnippering van de beleidsverantwoordelijkheid voor de bouw over I en M, BZK, en ELI (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie), is uit oogpunt van compacte overheid en competentie niet ideaal.’

Wordt uw advies gevraagd bij de formatie? ‘Nee. Dit was echt een politieke keus. Tijdens de formatie hebben we juist gepleit voor het bij elkaar houden van ruimte en bouwen/wonen.’

En dan nu de positie van de Rijksgebou-wendienst. Legt u de ontstaansgeschiede-nis van uw advies eens uit. ‘De discussie over vastgoed loopt binnen de rijksoverheid al sinds 2000. In 2001 is de Raad voor het Vastgoed Rijk opgericht. In 2009 hebben we vanuit VROM sterk getrokken aan de vorming van

RVOB, dat voortkwam uit de fusie van Domeinen en het Gemeenschap-pelijk Ontwikkelingsbedrijf. Daar hadden we ook graag de Dienst Landelijk Gebied bij willen hebben. Dat was toen niet haalbaar. Bij de Brede Heroverweging uit 2010 kwam de organisatie van het vastgoed en het verhogen van het rendement op dat vastgoed op tafel. Na de totstand-koming van het nieuwe kabinet is minister Donner snel gekomen met het rapport Compacte Rijksdienst. Daarin wordt een groot aantal projecten aangekondigd. De ver-hoging van het rendement bij rijks-vastgoed was daar een van. De uitwerking daarvan werd neergelegd bij de minister van Financiën. Die heeft mij een opdracht gegeven om nadere voorstellen uit te werken.’ DooRpAkkeN

In uw rapport gaat het om acht organisa-ties, van Rijksgebouwendienst tot Staatsbosbeheer, van ProRail tot RVOB. Stonden die organisaties met de rug naar elkaar toe? ‘Nee, in de Raad voor het Vastgoed is een aantal dingen bereikt. Maar wil je echt fundamenteel doorpakken, dan moet je een stap verder gaan. Alleen overleggen of afstemmen in de Raad heeft iets van vrijblijvend-heid. Besparingen zijn mogelijk door betere samenwerking, en door een sterker optreden van het Rijk op de vastgoedmarkt en op het gebied van beheer. Maar de Raad is niet sterk genoeg om dat te effectueren. Een sterke centrale regie is nodig.’

Die acht organisaties zijn instituten die al heel lang bestaan. ‘Ja, en het het zijn ook niet allemaal echte vastgoedorganisaties. Dat zijn eigenlijk alleen RGD, RVOB, DLG en DVD (Dienst Vastgoed Defensie). Maar bedrijven als Rijkswaterstaat, Prorail, COA (Centrale Opvang

Asielzoekers) en Staatsbosbeheer staan natuurlijk primair voor andere opgaven. Hun vastgoedtaken zijn daar in beginsel ondersteunend aan.’‘Als je praat over bundeling van organisaties moet je daar goed naar kijken. Vanuit de vastgoedoptiek kun je wel pleiten voor bundeling, maar dat vergroot de afhankelijkheid van het primaire proces van RWS en Prorail van een vastgoedorganisatie waar je zelf geen echte grip op hebt. Dat kan nadelig zijn voor het tempo en de efficiency. Daar moet je begrip voor hebben. Welke aspecten kun je verbeteren, waar is bundeling verstandig zonder die andere negatieve gevolgen voor de rest van de organisatie? Je kunt wel winnen door bepaalde onderdelen bij Verkeer en Waterstaat weg te halen, maar dan verlies je weer op een ander terrein. Daar moet je je rekenschap van geven. Waar ik onderdelen bij elkaar breng, mag niet lijden tot snijverlies.’ ‘Daarom heb ik in mijn advies een onderscheid gemaakt in voorstellen die gericht zijn op vergroting van Rendement, en andere op verbete-ring van de ontwikkelfunctie en voorstellen voor bundeling van organisaties. Wat dat laatste betreft gaat het dan om RVOB, RGD, DLG en DVD. De eerste stap kan dan zijn het samenvoegen van RVOB en Rijks-gebouwendienst omdat er al heel veel overlap tussen de directies vastgoed van beide organisaties bestond. Dat vonden partijen zelf ook. Ze vonden dat ze met elkaar sterker zouden zijn.’

lANDelijk gebieD

Hebt u ook overwogen, om die gebundelde grote directie vastgoed vervolgens buiten de overheid te plaatsen? ‘Nee. Daar is volgens mij ook geen aanleiding toe. Dat wil niet zeggen dat het nooit zal gebeuren. Maar ik

ben niet zo van het privatiseren als het om belangrijke instrumenten van rijksbeleid gaat. Voor mij gaat het in eerste aanleg om de vraag wat je moet bundelen en in tweede aanleg waar je die nieuwe organisatie binnen de rijksdienst ophangt. En begin bij de bundeling daar waar het momen-tum is. Dus RVOB en Rijksgebouwen-dienst. Bij de Dienst Landelijk Gebied loopt nog volop de decentralisatie van het natuurbeleid met de pro-vincies. Eerst moet helder zijn wat er van de DLG overblijft op rijksniveau. Dat geldt ook voor de Dienst Vast-goed Defensie.’

Als u weet dat de vastgoedmarkt in zwaar weer verkeert, is het moment dan niet verkeerd dat de overheid nu veel vastgoed afstoot? Zo haal je toch geen rendement op de lege kantoren? ‘Des te belangrij-ker is het dat het niet op vier of vijf plaatsen bij de rijksoverheid – los van elkaar – gebeurt. Juist nu heb je een sterke professionele club nodig die de markt kent. Op het moment dat je grond of een gebouw over hebt, neemt die nieuwe vastgoed-organisatie dat over. Dan ben je ervan verlost en kun je het in de boeken zetten. Kijk, als er te weinig te verdienen valt, dan valt er weinig te verdienen. Maar er valt meer te verdienen met een professionele organisatie, die de markt heel goed kent, dan in een organisatie waar iedereen los van elkaar onderhan-delt.’

Economen zeggen dat de overheid in een tijd van crisis juist moet investeren en hervormen, en niet moet afslanken. ‘Ik ben geen macro-econoom. Maar in de eerste jaren van de crisis heeft de overheid helemaal niet bezuinigd. Rijkswaterstaat en Rijksgebouwen-dienst zijn vol doorgegaan. Maar je kunt moeilijk kantoorgebouwen

Aanleiding voor onderzoek was verbetering van het rendement

Page 45: SMAAK 53

45

blijven bouwen voor ambtenaren die er niet zijn. Het kabinet heeft ingezet op een forse bezuinigingsoperatie, een forse decentralisatie operatie en op een compacte rijksdienst. Dat heeft grote gevolgen voor de omvang van de rijksdienst. En dus ook grote gevolgen voor met name een organisatie als de Rijksgebouwen-dienst.’

De opgaven worden dan gewoon anders. Herbestemming en hergebruik bijvoor-beeld. ‘Daar gaat het nou juist om. Bij herbestemming zie je dat het RVOB en Rijksgebouwendienst elkaar telkens tegenkwamen. Juist bij herbestemming moet je heel veel van de markt weten.’

moNumeNteN

Wat voor plaats geeft u aan de monu-menten in een centrale vastgoed-organisatie? ‘Bij monumenten moet je je reali-seren dat het eigenlijk heel onna-tuurlijk is dat het Rijk monumenten bij zich houdt, ook al is er geen functie voor. Dan heb je het over Paleis Soestdijk maar ook over een kazerne. In de Raad voor het Vastgoed was al geconstateerd dat de expertise om met monumenten om te gaan schaars was en het verstandig is om die kennis te bundelen zoals al bij de Rijksgebou-wendienst gebeurt. Lever diensten aan anderen. Daarbij kwam de discussie of je de monumenten die nu vrijkomen, wel allemaal moet houden en niet aan de markt moet doorspelen zoals Stichting Hendrik de Keyzer.’

Wat is uw standpunt? ‘De shared service-organisatie over expertise bij het monumentenbe-heer moet bij de centrale vastgoed-organisatie worden ondergebracht,

zodat die andere instellingen kan ondersteunen. Verder is het goed om actief vanuit de Rijksgebouwen-dienst te werken aan een soort Dutch-heritage-organisatie. Daar is minister Donner nu al mee bezig. Het beginsel moet zijn dat een gebouw dat geen functie meer heeft, wordt afgestoten. ’

ophANgeN

‘Als je een centrale vastgoedorgani-satie maakt, moet je ook gaan nadenken waar je die dienst ophangt binnen de rijksdienst. De nieuwe organisatie gaat voor het hele rijk werken, maar er moet nu eenmaal een eenduidige ministeriële verant-woordelijkheid worden geregeld. Vanuit pragmatische overwegingen heb ik voorgesteld de centrale vast-goeddienst op te hangen bij BZK. Daar is nu de Rijksgebouwendienst als grootste vastgoeddienst ook al ondergebracht. Bij de volgende kabinetsformatie kun je dan nader bezien waar je de dienst onderbrengt. Als ik het dan voor het zeggen zou hebben, zou ik kiezen voor het plaatsen van de dienst bij Infrastruc-tuur en Milieu. Zodra de dienst bij BZK blijft, betekent dat de directe aansturing vanuit Financiën, zoals nu bij het RVOB, komt te vervallen. Desondanks houden BZK en de minister van Financiën houden een belangrijke verantwoordelijkheid, omdat ze de financiële kaders stellen.’

Waar plaatst u het Atelier Rijksbouw-meester? ‘Het atelier is nu onderdeel van de Rijksgebouwendienst en zal in de toekomst zo blijven. Het college van Rijksadviseurs blijft in dat model uiteraard ook nodig. Kennis van buiten naar binnen halen blijft ver-standig, alleen zal dat college met minder departementen te maken krijgen.’

Hoe is uw advies gevallen? ‘Ik heb begrepen dat het DG-overleg bij Financiën grosso modo deze ontwikkeling steunt. Ik verwacht dat de ministerraad de volgende maand de knoop doorhakt. We moeten naar een vastgoedorganisatie groeien, te beginnen met een fusie van RVOB en de Rijksgebouwendienst. Later kunnen andere diensten aansluiten, maar we moeten daarvoor de tijd nemen. Bij Defensie wordt nu ook veel vastgoed afgestoten via RVOB. In 2015 moet de fusie een feit zijn.’

Alle organisaties zijn op dit moment in transitie. ‘Dat is ook de reden om nu tempo te maken. Wijs een kwartiermaker aan die voor de zomer van 2012 met een plan komt.’

beSpARiNgStAAk

Hebt u berekend wat voor besparing het zal opleveren? ‘Het is niet zinvol nu een business case op te stellen. Dat heb ik ook niet gedaan. De komende verande-ringen bij de Rijksgebouwendienst staan op zich los van de bundeling. En de besparingen door de afslan-king van de Rijksgebouwendienst en de herziening van het Rijkshuisves-tingstelsel mag je ook niet toerekenen aan de bundeling of fusie. Natuurlijk levert die bundeling ook besparingen op. Denk aan de overhead, maar ook aan de overlap tussen de directie vastgoed van de Rijksgebouwen-dienst en RVOB. Bij de vorming van de nieuwe organisatie kan een extra besparingsopdracht worden mee-gegeven. Maar belangrijk is dat je beseft dat die bundeling niet primair wordt ingegeven door bezuinigin-gen. Het gaat vooral om het goed en verantwoord professioneel kunnen optreden als Rijk in de vastgoed-markt.’

Wat voor gevolgen heeft dat voor die kwaliteit? ‘Ik ga er vanuit dat deze ontwikkeling de kwaliteit doet verhogen. Uitgaande van aparte organisaties die allemaal moeten krimpen en apart aan de slag moeten in de markt, is het beter dat vanuit een centrale vastgoedorganisatie aan te pakken.’

Hoe verwacht u dat de markt aankijkt tegen zo’n nieuwe organisatie. ‘Volgens mij verandert dat niet echt. Als de overheid vanuit een centrale regie met de vastgoedmarkt bezig is, heeft dat voor die markt alleen maar voordeel. De Rijksgebouwendienst en RVOB hebben een positieve naam. Ik zie niet in dat die bundeling dat doet verslechteren, integendeel. Er zit nu al een zekere overlap in omdat RVOB naast gebiedsontwik-keling ook aan gebouwontwikkeling doet. Bij het afstoten van gebouwen komt de rariteit voor dat de Rijks-gebouwendienst die panden door-geeft aan RVOB. RVOB heeft weer zijn eigen policy over het tempo. Ondertussen moet de Rijksgebou-wendienst wel het leegstandsbeheer blijven betalen en ook wachten op de opbrengsten terwijl ze er belang bij heeft om die opbrengsten snel binnen te hebben. Dus is er alle reden voor om dit elkaar te schuiven.’

Wat vreemd dat dit niet eerder bedacht is.‘Het is wel eerder bedacht, alleen nooit doorgevoerd. De situatie van nu, de herbezinning van de rol van de overheid, als het ergens kan in de tijd is het nu.’

Aanleiding voor onderzoek was verbetering van het rendement

Page 46: SMAAK 53

arch

itec

tuur

bele

idon

derw

erp

expe

rtis

e

Directeur Senaatti ziet meer overeenkomsten dan verschillenKaj Hedvall voelt zich als een vis in het water bij de collega’s van de Rijksgebouwendienst in Den Haag. Hij zegt: ‘Ik zie grote overeenkom-sten, in sfeer en positie tussen onze Senaatti – in het Engels “Senate Properties”– en jullie Rijksgebou-wendienst. De grootte van de organisaties verschilt, maar ik zie veel meer overeenkomsten dan verschillen. En waar er verschil is, dan zijn daar goede redenen voor.’Bijvoorbeeld: de Finse organisatie telt 270 werknemers, de Rijksgebou-wendienst 900. Elk heeft ongeveer 7 miljoen vierkante meter vloerop-pervlak onder de vleugels, bij de Finnen verdeeld over 10.000 gebouwen, in Nederland slechts 2000 stuks. Zo’n slank apparaat, voor ongeveer dezelfde taken als de Rijksgebouwendienst? Hedvall: ‘Je kunt de cijfers niet vergelijken. Laat ik een voorbeeld geven. De bezittingen van Defensie vallen wel onder ons, maar vrijwel alle beheeractiviteiten doet Defensie zelf’.

Na lange dagen van praten en luisteren is de Fin nog onvermoei-baar. Tien jaar werkt hij bij Senaatti, nu in de functie als directeur Strategy Business Development en Informa-tion Management. ‘Een soort politiek secretaris van onze CEO’, legt hij uit. Tot 2002 was hij directeur van de grootste Finse organisatie van eigenaren en managers van gebou-wen, en daarvoor hoogleraar economie en financiën.

eFFectieVeR weRkeN

‘Onze visies komen overeen. Ik denk dat bij alle regeringen in Europa wordt gewerkt aan hetzelfde: effectiever werken, meer vooruit-kijken naar de eisen van de toe-komst. Bezuinigen op uitgaven. Na arbeidskosten is de tweede kosten-post van onze overheden: de vierkante meters. Daarop besparen, daarnaar zijn alle overheden in Europa op zoek.’

De kleinere overheid, energiebespa-ring, klimaatbewustzijn, dat zijn de grote veranderingen waarvoor de

komende jaren oplossingen moeten worden gevonden, weet Hedvall. ‘Wij Finnen geloven in de schaal-voordelen en het bundelen en concentreren van kennis’, zegt hij op de vraag welke lessen Nederland kan trekken uit het Finse voorbeeld. Hij is voorzichtig en charmant tegenover zijn Nederlandse gastheren en -vrouwen, maar tussen de regels door houdt hij toch een spiegel voor. ‘Wij houden van een geconsolideer-de aanpak. 65 procent van alle rijksoverheidskantoren zijn eigen-dom van Senaatti, 35 procent huren de klanten direct van de markt. Onze filosofie achter het bundelen van activiteiten? Met een lach: ‘Het gras knippen bij een generaal of bij een onderzoeksinstelling is voor ons één en dezelfde activiteit’.

In Nederland zijn de verkoop van vastgoed en de gebiedsontwikkeling van het Rijk apart georganiseerd van het werk van de Rijksgebouwen-dienst. Met de komst van RVOB wordt er al meer samengewerkt dan ooit. Hedvall wil zich niet uitspreken

over de Nederlandse situatie, maar hij legt wel uit waarom deze rollen beter in één hand kunnen liggen. Dat organisaties kunnen beslissen over behoud of verkoop van rijkseigendom is in zijn ogen belangrijk: ‘Het onderdeel Ontwik-kelen en Afstoten is één van de vier hoofddirecties van Senaatti, omdat wij niet willen dat er aparte markten ontstaan binnen de rijksoverheid. Als de overheid een ruimte verlaat, wie is daarvoor dan verantwoordelijk? Wie kijkt er naar de levensduurkos-ten? Dit is onze core business, onze in-house deskundigheid. De verkoop-functie hoort integraal bij onze andere functies, om de kansen voor de overheid naadloos aan elkaar te koppelen.’

RijkSoVeRheiDSADViSeuR

De Finse Rijksgebouwendienst valt onder een aparte wet. Hedvall: ‘Daardoor hebben we een status die ergens in het midden ligt tussen een agentschap en een zelfstandige onderneming. Wij zijn geen ambte-naren, Senaatti is een private

De Finse Rijksgebouwendienst, Senaatti, is ‘lean and mean’. Kort na viering van hun 200-jarig bestaan in september 2011, kwam één van Senaatti’s directeuren op uitnodiging van de Rijksgebouwendienst een paar dagen naar Den Haag: wat kunnen we leren van elkaar? De vensters aan de Rijnstraat staan open.

4646

Finse Rijksgebouwendienst is slank, maar die in Nederland is innovatief

Page 47: SMAAK 53

onderneming. Weliswaar eigendom van de staat, maar we vallen budget-tair niet onder de rijksbegroting. We bedienen de ministeries, de verschil-lende onderdelen van defensie, de rijksmonumenten, universiteitsge-bouwen: zij zijn onze klanten’. Senaatti was een aantal jaren geleden vergelijkbaar met elke vastgoed-onderneming, een alternatief voor de private markt. Meer en meer groeit de organisatie nu toe naar de positie van rijksoverheidsadviseur voor vastgoed. ‘Bijvoorbeeld: wij hebben voor het ministerie van Financiën alle vastgoedcontracten tegen het licht gehouden, en geanalyseerd.’

Nieuwe kantoorgebouwen neerzet-ten, dat doet Senaatti dezer dagen niet meer, althans, Hedvall spreekt over ‘zelden’. ‘Als we extra meters nodig hebben, vinden we die in de markt.’ Maar Senaatti voelt zich nog steeds geroepen om buitenbeentjes aan te pakken, zoals recent het nieuwe nationale concertgebouw in het hart van Helsinki. ‘Wij zijn

daarvan voor een derde eigenaar. Tijdens de bouw fungeerden we als verbindende factor tussen het gemeentebestuur, de staatsomroep, het radio-symfonieorkest en het conservatorium, de Sibelius Acade-mie. Management en constructie waren in onze hand.’ Enthousiast: ‘Het is een gezonde investering. En iedereen is gelukkig met de prachtige akoestiek.’

eNeRgiebeSpARiNg

De grote uitdaging is in beide landen de komende jaren identiek. De Europese Unie vereist 20 procent besparing op het gebied van energie. ‘Wij leren van de systematische manier waarop de Nederlanders die opdracht invullen’, zegt Hedvall. ‘Wij hebben zelf wel een routekaart gemaakt om de EU-doelen te bereiken, maar praktisch doen we te weinig. Onze kleine stappen leiden nooit tot die 20 procent besparing. Je moet absoluut vierkante meters gaan afstoten, gebouwen sluiten. Dat betekent flexibele werkplekken, meer nieuwe technologieën

benutten, grotere onderlinge mobiliteit van werknemers, verplaat-sing van overheidsfuncties, delen van ruimtes met elkaar.’ Een ander probleem, pratend over minder overheidsgebouwen: ‘Er gaan in Finland veel defensiegebouwen dicht, die met name buiten de steden liggen, op het platteland. Daar geldt natuurlijk de vraag: wat doe je met die bezittingen?’ De les: ‘Implementatie van gestelde doelen vereist praktische daden, een gestandaardiseerde manier van denken over overheidsgebouwen. Maar dat hoeft niet te betekenen dat iedereen in dezelfde hokjes moet zitten.’

Bij Senaatti is een omslag gaande naar een meer klant- en service-gerichte organisatie, zegt Hedvall. Een paar jaar geleden stonden het vastgoed zelf meer centraal. Dat betekent niet een grootscheepse intocht van nieuwe experts, en vertrek van bestaande deskundig-heid. ‘Veel medewerkers zijn met de vernieuwde aanpak meegegroeid.’

ppS

Hedvall probeert te vertellen, hoeveel hij leert van de Nederlandse collega’s van de Rijksgebouwen-dienst. Hij sprak drie dagen lang met alle managementteams, te beginnen bij directeur-generaal Peter Jägers. Enthousiast is hij over de vorderin-gen die hij beluisterde op het gebied van publiek-private samenwerking: ‘De Nederlanders en de Denen lopen echt voorop met het ontwikkelen van nieuwe contracten en samen-werking met de private sector. Wij Finnen zijn daarin veel minder ver. Wij proberen het. Jullie werken ermee. Als je in staat bent, contrac-ten te maken waarmee je de private partij tot een bepaald resultaat verplicht, dat je zo een package deal kunt maken: dat moeten wij veel meer doen. Natuurlijk zien wij wel dat nieuwe contracten nodig zijn, maar we hebben het onderwerp niet zo bij de kop gepakt als de Nederlan-ders. We hebben wel heel veel werk buiten de deur gezet, maar onder de ouderwetse contracten, conservatief. Ik heb hier gezien dat overheidsor-ganisaties zoals Rijksgebouwen-dienst en Rijkswaterstaat als opdrachtgevers zelf het voortouw nemen bij bijvoorbeeld innovaties voor Design en Build-contracten. De overheidsdiensten zijn zo krachtige change agents in de sector geworden. Met succes.’ 474747

andere smaken

TEKST: AgNeS koeRtS

FOTOGRAFiE: LEViEN WiLLEMSE

Ñ Kaj Hedvall onder de nok van voormalig VROM

Page 48: SMAAK 53

onde

rwer

pse

rie

rijk

sarc

hie

ven

dee

l 7TE

KST

: cA

Rie

N o

VeR

Dij

k

FOTO

GRA

FiE:

Ro

elo

F po

tHet Nationaal Archief opent in 2013 nieuwe publieksruimtes

Aspirant-monument in verbouwing HEt NAtIONAAL ARcHIEF

IN HEt KORt

ONtStAAN uIt: het eerste officiële rijksarchief (benoeming ‘archivarius der Bataafsche Republiek’ in 1802), later uitgebreid met vele archieven van nationaal belang en de rijksarchieven van de provincie Zuid-Holland.

GEVEStIGD IN: een structuralistisch gebouw (1979) van Sjoerd Schamhart naast het Centraal Station in Den Haag. Het pand is in 2004 door Rijksbouwmeester Jo Coenen opgenomen in de lijst ‘inspirerende bouwkunst’.

OPPERVLAK: publieksruimten, depots en kantoren beslaan samen 35.000 vierkante meter

LOcAtIE DEPOtS: 2 lagen ondergronds en 8 lagen bovengronds in de westvleugel van het gebouw, verdeeld in 18 afzonder-lijke depotruimtes

OMVANG cOLLEctIE: 110 kilometer, plus 15 miljoen foto’s en 300.000 kaarten

DEPOtcAPAcItEIt: 133 kilometer

OuDStE StuK: oorkonde uit 1179, waarin paus Alexander III de Abdij van Rijnsburg, die eerder was gesticht door de graven van Holland, in bescherming neemt.

BIJZONDERE ScHAt: een vier meter lange, met bladgoud versierde rol papier uit 1612, waarop de Sultan van Turkije Nederland vergunning verleent om handel te drijven met het Ottomaanse Rijk.

48

Page 49: SMAAK 53

Het Nationaal Archief is weer volledig ‘bewoond’. Sinds mei zijn alle medewerkers terug in het grijswitte onderkomen naast het Haagse Centraal Station. Ruim twee jaar lang bivakkeerden grote delen van het 200-koppige personeel in de Hoftoren, de thuisbasis van het ministerie van OCW aan de andere zijde van het station.

Al die tijd was het kantoorgedeelte van het structuralistische laagjes- en nissenontwerp van Sjoerd Scham-hart (1919 – 2007) in verbouwing. De herinrichting, volgens een ontwerp van architect bij de Rijksgebouwen-dienst Sandra Witkamp, is nu bijna voltooid. Maar de fysieke ingrepen zijn nog lang niet klaar. Het komend jaar gaat de begane grond, waar de meeste publieksruimtes zijn onder-gebracht, ingrijpend op de schop. Dat is opmerkelijk, want in zijn korte bestaan onderging deze bouwlaag al tweemaal eerder een aanpassing. De herhaalde metamorfoses van het interieur zijn primair toe te schrijven aan een omslag in het denken over archieven, vertellen hoofd Sector Publiek Irene Gerrits en archivaris Paul Brood, die samen smaak te woord staan. Die omslag speelde zich overigens al geruime tijd voor hun komst af.

‘Het ontwerp van dit pand dateert uit de jaren zeventig’, aldus Brood, ‘en in die tijd was de depotfunctie voor archieven het belangrijkst. Dit gebouw moest de apotheose zijn na een reeks nieuwe rijksarchiefge-bouwen in provinciehoofdsteden.’ Stevige bunkers waren dat, gebouwd om het collectieve geheugen van Nederland zo goed mogelijk te beveiligen.

Ook in Schamharts creatie staan de betonnen depots centraal. Maar het exterieur breekt juist met de massieve uitstraling van enkele provinciale voorgangers. Met zijn lichte, geglazuurde baksteen en zijn horizontaal gelede gevel – die naar boven toe steeds verder terugwijkt – oogt de buitenzijde van het pand ronduit bescheiden.

49

Page 50: SMAAK 53

50se

rie

Evenals zijn bekendere collega Herman Hertzberger koos Scham-hart in de jaren zeventig voor de ‘menselijke maat’, een basisge-dachte achter het destijds populaire structuralisme.

Deze stijl uit zich hier ook in een asymmetrische afwisseling van gevelvormen, een dito binnentuin, reeksen kleine raampartijen en zelfs een schijnbaar geïmproviseerd serretje. Rijksbouwmeester Coenen achtte het ontwerp zo typerend voor de tijdgeest dat hij het in 2004 op de lijst ‘inspirerende bouwkunst’ van de Rijksgebouwendienst liet plaatsen. Zo verwierf het pand een bescherm-de status die preludeert op die van ‘jong monument’.

SombeR DoolhoF

Ook van binnen volgt Schamharts creatie de ‘menselijke maat’, maar de oorspronkelijke indeling en kleurstelling maakten er een somber doolhof van. Irene Gerrits, tevens plaatsvervangend directeur: ‘Het gebouw voldoet goed aan zijn bewaarfunctie, maar het kantoor-gedeelte was donker, gesloten en ondoorzichtig. De publieksruimte was in het oorspronkelijke ontwerp een sluitpost, een kleine studiezaal bij de ingang. Pas in de jaren negentig is de gedachte ontstaan dat de rijks-archieven hun publiekstaak voorop moesten stellen. Vanaf toen zijn we ook materiaal online gaan zetten en steeds meer gaan exposeren.’ Om het publiek beter te bedienen werd in die periode ook de studie-zaal verbouwd. In 2005 werd de zaal nog eens vergroot en kreeg de entree een facelift, mede ingegeven door een nieuwgebouwde verbin-ding met het naastgelegen pand van de Koninklijke Bibliotheek (KB), onder de trambaan door. Daarbij kregen KB en Nationaal Archief samen de beschikking over een permanente expositieruimte in het KB-gebouw, De Verdieping van Nederland gedoopt.

Ook de ingrepen van 2005 bleken echter niet toereikend. Na voltooiing van de kantooretages ondergaat de begane grond daarom komend jaar

Page 51: SMAAK 53

51

opnieuw een metamorfose, ingrij-pender nog dan voorheen. Met zijn centrale ligging en functie wil het Nationaal Archief meer mogelijkhe-den scheppen voor voorlichting en educatie. ‘We willen meer lezingen, cursussen en tentoonstellingen organiseren’, aldus Gerrits. ‘We nemen al deel aan het zogeheten Haags Cultuurmenu voor basis-scholen, het hoger onderwijs gaan we bedienen met ruimtes voor werkcolleges. Recht hiertegenover komt binnenkort de Haagse Campus, een onderdeel van de Universiteit Leiden.’

gRoepStRibuNe

Het ontwerpersduo Niels van Eijk en

Miriam van der Lubbe heeft een plan gemaakt voor alle publieksruimtes. Rondom de binnentuin komt een openbare ‘omloop’ voor de expositie van kaarten en foto’s. Een verbreed gedeelte wordt uitgerust met een groepstribune, een stuk depot zal plaatsmaken voor een nieuwe tentoonstellingsruimte. Het restauratie-atelier wordt gekoppeld aan een workshopruimte, waar bezoekers straks ervaring kunnen opdoen met de bewerking van archiefmateriaal.

Stamboomspeurders kunnen straks terecht bij het (zelfstandige) Centraal Bureau voor Genealogie, dat op de begane grond ‘inwoont’ en waarmee

het Nationaal Archief nu al nauw samenwerkt. In de entreehal komt een gezamenlijke ontvangstbalie.‘In april 2013 hopen we het nieuwe publieksgedeelte te openen’, aldus Gerrits, die als stuurgroeplid voor alle bouwprojecten meemaakte hoe lastig het was om de nieuwe faciliteiten aaneen te puzzelen. ‘Vanwege de bijzondere status van het gebouw was het bijvoorbeeld niet mogelijk om de binnentuin te overdekken en bij het interieur te trekken.’

De studiezaal wordt verplaatst, maar behoudt zijn omvang. Dat lijkt een anachronisme. Overal loopt het archiefbezoek immers sterk terug

door digitalisering van de collecties? Niet hier, zo blijkt. ‘De vraag naar fysieke stukken is hier al jaren stabiel’, vertelt Gerrits. ‘Dat ligt waarschijnlijk aan de nationale aard van onze collectie. We krijgen ook steeds meer buitenlandse onderzoe-kers.’

pApieR

Met zijn achttien depots kan ons landelijke geheugen nog even vooruit, omdat de capaciteit met rolkasten geleidelijk wordt uitge-breid. Het vooruitzicht dat de rijksoverheid vanaf 2015 alleen nog digitale stukken aanlevert, biedt echter weinig soelaas voor de langere termijn. ‘De rijksdeparte-

Page 52: SMAAK 53

52se

rie

menten hebben een achterstand in de overdracht van fysieke documen-ten,’ vertelt archivaris Paul Brood. ‘En ook na 2015 zullen er papieren archieven binnen blijven komen, van maatschappelijke organisaties en particulieren.’

Voor smaak rolt de archivaris tussen de vaste kasten een bijzonder document uit. Het is een vier meter lange, rijkgedecoreerde Turkse vergunning (1612), die Nederland toegang gaf tot de handel met het Ottomaanse Rijk. De gecalligra-feerde tekst is met bladgoud versierd. Brood: ‘Volgend jaar is het dus vierhonderd jaar geleden dat deze handelsrelatie ontstond. Het is

voor ons een uitdaging om dit gevaarte dan op een verantwoorde wijze te exposeren.’ We werpen ook een blik op grote, bezegelde oorkondes. Voor het oudste stuk (1179, zie kader), moeten we echter naar de lopende expositie Machtige & Mooie Middeleeuwen in De Verdieping. Tot 8 januari kan iedereen het daar aanschouwen.

Tot slot bezichtigen we het vernieuwde kantorengedeelte, dat op zes etages de depots flankeert. Met trots leidt Irene Gerrits ons langs frisse, open werkruimtes, die nu slechts door glaswanden van de gangen gescheiden zijn en waarvan de schuifdeuren merendeels open

staan. ‘De oude kantoren, met hun raamloze binnenmuren, benauwde gangen en bruine plavuizen, pasten niet bij de open organisatie die we willen zijn’, aldus Gerrits. ‘Je loopt nu veel makkelijker bij elkaar binnen.’

VRolijk coNtRASt

Op de tweede en derde etage zijn, naast kantoortuinen, aparte werkcellen ingericht. Medewerkers kunnen zich hier terugtrekken voor individuele concentratie, maar blijven ook zichtbaar door de glaswanden.

Aan kleur, materiaal en decoratie is veel zorg besteed. De afscheiding met de depots heeft een warmhou-ten bekleding gekregen, evenals alle deurkozijnen. Het hout gaat goed samen met de huiskleuren wit en warm oranje, die de wanden sieren. Op elke etage heeft de koffiehoek zelfs een opvallende hoogglans-oranje wand. De kleur komt ook terug in sommige meubels. In een van de kantoortuinen zorgen knal-gele Rietveldstoelen en groentextie-len zitkubussen voor een vrolijk contrast. De medewerkers kozen de afwijkende kleuren zelf.

Het archiefvak is subtiel in de inrichting verwerkt. De – eveneens met glaswanden afgescheiden – vergaderruimtes op elke etage dragen op hun dichte muur een sterk uitvergroot tekstfragment, onder

meer van Thorbecke en van koningin Juliana.

De eerste etage is vrijwel helemaal opengebroken, met uitzicht op het kantorencomplex Nieuw Babylon. Er is een groot auditorium gemaakt, dat deelbaar is met een scheidings-wand. Stoelen en een vergadertafel staan er al, maar het grootste deel van deze etage moet nog worden ingericht. Gerrits verheugt zich op veel publieke evenementen. ‘Hier komt een foyer met bar’, wijst ze naar een aangrenzende open ruimte, waar de wanden bekleed zijn met een verticaal golvend structuurtje in kunststof.

De gladde witte wanden van het aangrenzende auditorium zijn op dat moment juist onderwerp van overleg. Een ingehuurde interieur-ontwerper ziet twee mogelijkheden: ‘Of je maakt ze nóg sterieler, of je ontwerpt een passende decoratie.’ De voorkeur van de interne interieur-commissie gaat unaniem uit naar optie twee.

Dit artikel maakt deel uit van een serie over archieven in rijksmonumenten of uitzonderlijke gebouwen.

Page 53: SMAAK 53

53

Hans Wijffels: ‘Een cultuur van denken, daar houd ik van’

Duizendpoot zonder schroom

een leven na de rgddeel 4 – hans wijffels

TEKST: SANDeR gRipFOTOGRAFiE: eRAN oppeNheimeR

Jonge, veelbelovende architecten die in de eerste fase van hun carrière aan de slag gingen bij de Rijksgebouwendienst. Inmiddels zijn zij uitgevlogen. Waar kwamen zij terecht en hoe heeft hun beroepservaring bij de rijksoverheid hen gevormd? Deel 4: Hans Wijffels.

Zijn eigen architectenbureau startte Hans Wijffels begin 2004 samen met twee vakgenoten in het zuiden van het land. De tijd was er rijp voor; hij was al enkele keren gevraagd de overstap te maken en eind 2003 kwam hij ook zelf tot de conclusie dat het genoeg geweest was bij de Rijksgebouwendienst. ‘Ik werkte er dertien jaar en had veel soorten opdrachten gedaan; van grote gevangenissen tot kleine interieur-opdrachten. Na de stelselwijziging in 1999 was er wat minder ruimte voor het ontwerpen in eigen huis. Dat kwam omdat de verhoudingen tussen de Rijksgebouwendienst en zijn klanten veranderden en daarmee ook de inhoud van het werk.’ Wijffels

gelooft erin dat je als architect moet blijven ontwerpen: ‘Het is een ambacht dat je moet onderhouden. Ik had het gevoel dat de ruimte om zelf te ontwerpen een stuk kleiner werd.’Die verandering trekt hem over de streep. Hij dient zijn ontslag in bij directeur-generaal Fred van der Veen die, net als toenmalig Rijksbouw-meester Jo Coenen, nog belt om Wijffels op andere gedachten te brengen. ‘Maar ik had mijn besluit genomen en de uitdaging van een eigen bureau gaf me heel veel energie. Het voelde goed om voor mezelf te beginnen.’

Samen met Dré Storimans en Peter Van Hoogmoed begint Wijffels een

Een keiharde werker die zijn ambacht helemaal in de vingers wil hebben. Iemand die altijd op zoek is naar de verbinding tussen ontwerp, vraag en maatschap-pelijke behoefte. Het heeft Hans Wijffels een omvangrijk oeuvre opgeleverd, zowel binnen de Rijksgebouwendienst als bij het bureau dat hij sinds 2004 runt.

Page 54: SMAAK 53

54se

rie

5454

bureau. Alle begin is moeilijk, zeker omdat Wijffels ervoor kiest in een andere vijver te vissen dan de rijksoverheid. Hij was er weg en wilde niet op zijn oude broodheer leunen. ‘Dan maak je in mijn ogen niet echt de overstap naar zelfstan-digheid’, is zijn stellige overtuiging. De heren maken lange dagen en zijn continu aan het netwerken. Die eerste jaren trekken als in een waas voorbij, herinnert Wijffels zich. ‘We begonnen met rode cijfers. Niet onlogisch natuurlijk; je moet je naam vestigen en kleine dingen aanpak-ken. Laten zien wat je in huis hebt. Het was knallen om het bedrijf tot een succes te maken; niet nadenken maar gaan. Als ik er nu op terugkijk, was het een heerlijke tijd maar ik geloof dat ik er in de huidige financiële constellatie van was terug-geschrokken.’

zuiD-NeDeRlAND

Wijffels en consorten richten zich meer op de zuidelijke provincies: ‘Een bewuste keuze? Och, hier zijn in ieder geval minder bureaus dan in

bijvoorbeeld Amsterdam. Daar struikel je zowat over de architectenbureaus. Wij zitten met het bureau in de omgeving van Tilburg en dan ligt hier automatisch een zwaartepunt voor ons werk. Zuid-Nederland was de afgelopen tien jaar booming en daar wilden we een bijdrage aan leveren.’Van Hoogmoed stapt al snel uit de

onderneming, waarna het bureau als Storimans Wijffels Architecten verder gaat. Onder die naam werkt de oud-Rgd’er ook nu nog, al is compagnon Storimans sinds 2007 niet actief, Wijffels zwaait zelf de scepter. Zijn stijl? ‘Een cultuur van denken, daar houd ik van. Ontwerpen, ideeën ontwikkelen met een kleine club

mensen. Ik zie mezelf als studie-hoofd, die grote lijnen schetst en coacht. Het antwoord op een opdracht zit besloten in de gedachte erachter. Ik geloof niet dat het stylisme van de tekendoos regeert. Luister, kijk, verwerk. Dan kom je tot gebouwen die aansluiten bij de opdracht en bij wat de maatschappij

Interieur en ingang van de koepelgevangenis-nieuwe stijl in Vlaanderen.

Page 55: SMAAK 53

op dat moment verwacht en creëer je iets wat ertoe doet. Onze handtekening is dan ook het moderne ontwerp dat past in de stad. Je kunt ons niet herkennen aan iets als een typerend raamkozijn of een bepaald materiaal dat we altijd gebruiken.’

geVARieeRD

Zijn eerste slag slaat hij in Tilburg, thuisbasis van zijn bureau. Intermezzo (zie foto’s) is een complex met 450 studentenwoningen, 131 koopwonin-gen en kantoren van krap 50.000 vierkante meter. Twee lineaire bouwblokken met verspringende hoogten omsluiten een grote groene buitenruimte van 45 meter breed. Dit openbare plein krult op twee plaatsen omhoog om licht toe te laten in de eronder gelegen parkeer-garage. In de plint van de flats bevindt zich een supermarkt. Stedenbouw-kundig past de flat aan de oostzijde van het plein in een lang lint van hoogbouw dat het centrum van Tilburg doorkruist. In 2010 is het complex klaar, na drie jaar bouwen. Hij glimlacht als hij foto’s en tekenin-gen van Intermezzo laat zien: ‘In dit project kwamen alle facetten van het ontwerpvak aan bod, het geeft een heerlijk gevoel als je aan zoiets mag werken.’Het bureau van Wijffels heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een gevarieerd bedrijf dat zich in elk soort ontwerpopdracht thuis voelt. Wijffels noemt zichzelf dan ook een duizendpoot die zich overal in wil bekwamen. ‘Dat wisselende is geweldig. Eerst een ziekenhuis om dan een school te ontwerpen en vervolgens woonhuizen. In onze opdrachten vind je alle aspecten van het architectenvak terug.’

pRiNcipAAl

Het leven van bureaudirecteur ziet er anders uit dan toen Wijffels bij de overheid werkte. ‘Het is wat meer van dik hout zaagt men planken als je eigen baas bent. Ik ben architect en coach tegelijk, ik houd me bezig met grote lijnen en moet ervoor zorgen dat iedereen aan het eind van de maand brood op de plank heeft. Dan kun je niet altijd de sociale

wereldman zijn, af en toe moet ik harde beslissingen nemen omdat elke beslissing de toekomst van het bureau kan raken. Dat was in Eind-hoven wel anders.’Eindhoven. Hans Wijffels was er regioarchitect. Een functie die nu niet meer bestaat binnen de Rijks-gebouwendienst. Hij komt in 1990 binnen, als hij 33 jaar is, en men herkent hem direct als een boom waar je achter kunt staan. Iemand die recht door zee is, maar ook eerlijk, niet op zijn mond gevallen en die opkomt voor de mensen in zijn team en in de regio. ‘Ik was eigen-gereid en wilde graag zelf ontwer-pen. In mijn ogen werden te veel opdrachten vergeven aan externe architecten terwijl er zoveel goede architecten bij de dienst werkten. Ik ging wel naar Den Haag als ik een opdracht wilde oppakken. Misschien was dat onconventioneel maar ik ben er heilig van overtuigd dat we in die tijd veel mooie dingen ontwor-pen hebben vanuit de dienst zelf.’Doordat hij zelf veel initiatief toont, kwamen veel rijksopdrachten in de zuidelijke provincies op het bord van de regioarchitect terecht. Meer dan gemiddeld voor de Rijksgebouwen-dienst in de jaren negentig zat Wijffels zelf achter de tekentafel. Hij herhaalt de woorden die hij aan het begin van het gesprek al uitsprak: ‘Architectuur is een ambacht dat je moet onderhouden, je moet het in de vingers houden. Dat is belangrijk voor je eigen vakmanschap maar ook voor je positie in architectuur-discussies. Zo vind ik de huidige architectenselecties bijvoorbeeld te veel gepolder. We beleggen de keuze bij een grote groep mensen die soms te veel strijden om hun punt te maken. De Rijksbouwmeester moet de rol van principaal terugkrijgen. Ja, het is goed om te discussiëren over de keuze die je bij een ontwerp-opdracht moet maken. Maar iemand moet het voortouw nemen en dat is in mijn ogen nog altijd de Rijks-bouwmeester. Daarvoor is deze persoon per slot van rekening aangesteld.’

FutuRe pRiSoNS

Met plezier denkt Wijffels terug aan

zijn jaren bij de rijksoverheid. ‘Ik heb er keihard gewerkt en mooie dingen tot stand gebracht. Omdat ik geen schroom had voor mijn eigen wensen uit te komen, is het me gelukt veel opdrachten binnenshuis te houden. Ik denk dat we daar met zijn allen goed aan gedaan hebben. Het zorgde ervoor dat de brede expertise van de dienst op het gebied van architectuur in stand gehouden werd.’Wijffels bouwde een omvangrijk oeuvre op binnen de dienst. Politiebureaus, douanekantoren, rechtbanken en gevangenissen. Kantoren en interieuropdrachten. Nieuwbouw en renovatie. Wijffels

hield zich overal mee bezig, ontwik-kelde zich in die tijd tot een duizend-poot die elke opdracht aankan. Waar hij het meest trots op is? Niet een specifiek project maar een type gebouw; gevangenissen vindt hij de mooiste opdrachten door hun com-plexiteit en omvang. De vrouwenge-vangenis in Ter Peel, De Karelspoort in Eindhoven, ’t Keerpunt in Cadier en Keer (verbouwing van een oud klooster tot jeugddetentiecentrum), de penitentiaire inrichting Tilburg (verbouwing van de voormalige Koning Willem II kazerne) die nu verhuurd wordt aan de zuiderburen om hun ruimtenood te lenigen. Het plezier straalt van zijn gezicht als Wijffels erover spreekt.

Ironisch genoeg zit in dit laatstge-noemde werk voor de Rijksgebou-wendienst een link naar de nieuwste projecten van het eigen bureau van de voormalig regioarchitect: de nieuwbouw van gevangenissen in België. Dat land heeft een groot cellentekort en werkt aan een omvangrijke uitbreiding van de capaciteit. Met twee Brusselse bureaus – DDS & Partners, en Assar – schreef Storimans Wijffels Architecten zich onder de naam Future Prisons in voor nieuwbouw van twee gevangenissen. Het complex in Leuze-en-Hainaut, dat bestaat uit een gevangenis volgens het aloude panopticumprincipe en een gerecht-

gebouw, mogen ze nu gaan reali-seren. Wederom is er de twinkeling in Wijffels’ ogen. Zijn ervaring bij de Rijksgebouwendienst kan hij inzetten voor deze nieuwe opdracht. Tegelijk is het een onvergelijkbare opdracht omdat hij in België gerealiseerd wordt. Een land met een andere cultuur en mentaliteit dan in ons land. Zo blijft Wijffels zijn grenzen verleggen. Stilstaan en ontwerpen in zijn eigen comfortzone is niet aan hem besteed.

55

Page 56: SMAAK 53

onde

rwer

pin

nova

tie

anderesmakenTEKST: mARiNA De VRieSARTiST iMPRESSiONS:

Rijksadviseur Feddes schreef ontwerpwedstrijd uit

Varkensboer zoekt architect

Het is een even logisch als uniek uitgangspunt: koppel een varkens-houder aan een architect en een team van andere deskundigen, en laat ze varkensstallen ontwerpen die zowel goed zijn voor de dieren als voor het landschap, en ook econo-misch rendabel. Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes deed dat in de ontwerpwedstrijd ‘Stalont-werp: een mooie en innovatieve varkensstal’. Het team van DAAD Architecten en ondernemer Steef Uijttewaal heeft gewonnen. De bijbehorende 25.000 euro is bedoeld om de schets uit te werken tot definitief ontwerp, waarna de stal gebouwd kan worden.

De Nederlandse varkensstal is een politiek beladen onderwerp: geteisterd door varkenspest en ammoniakuitstoot, door gebrekkige omstandigheden en lelijke, romme-lige complexen. Megastal, is het scheldwoord dat aan de varkensstal kleeft. Maar met die megastal valt het wel mee, blijkt uit een eerder door Feddes geïnitieerde terreinverken-ning van Zuid- en Oost-Nederland. Het schrikbeeld van het supergrote varkensflatgebouw bestaat namelijk niet. Wat niet meevalt, is dat de ruimtelijke ordening van de inten-sieve veehouderij in Nederland is mislukt, zegt Feddes in een café in Utrecht, waar zij haar initiatief toe-56

Het boek ‘Mooie en innovatieve varkensstallen’ is te downloaden via www.collegevanrijksadviseurs.nl

Ontwerp van DAAD voor een nieuw type varkensstal.

Page 57: SMAAK 53

57

licht. Ondanks afspraken, ondanks de Reconstructiewet concentratie-gebieden uit 2002, worden overal in het landschap stallen gebouwd, gesloten, industriële standaard-dozen. Terwijl juist de met zijn imago worstelende varkenssector gebaat zou zijn bij meer transparantie, bij duurzamer, innovatiever en mooier.Er wordt al langer gestreefd naar verbetering van de varkensstal. Er bestaan tal van studies en ideeën en op de Universiteit van Wageningen wordt al jaren onderzoek gedaan naar de beste plattegrond voor de varkenshouderij. Maar de problema-tiek blijkt zo omvattend en complex, dat de theorieën tot nog toe niet tot inspirerende nieuwe stallen hebben geleid.

VooRbeelDeN

Om de impasse te doorbreken, bedacht Feddes om helemaal aan de andere kant van het spectrum te beginnen: bij de boer zelf. ‘Niet dat ik de varkenshouderij wil promoten. Maar het is een bedrijfstak die in Nederland bestaat, die historisch verklaarbaar is en die het hard nodig heeft om milieu- en diervriendelijker te worden. Als individuele onderne-mers erin slagen om iets te ontwik-kelen wat economisch haalbaar is en veel beter dan standaard, kan dat een enorme spin-off hebben.‘ Voor de langere termijn en de regio-nale schaal gaf ze twee landschaps-architectenbureaus opdracht om

voor de Peel en de Gelderse Vallei – de hotspots van de intensieve veehouderij – ruimtelijke verken-ningen te maken. Voor de korte termijn bedacht ze de ontwerpwed-strijd, die tot direct resultaat en tot gebouwde voorbeelden moet leiden, waarbij haar prioriteit als Rijksadvi-seur voor het Landschap ligt bij de verschijningsvorm.Met steun van Annechien ten Have, voorzitter van de LTO-vakgroep varkenshouderij, benaderde Feddes provincies om mee te doen en om een aantal ondernemers te selecte-ren, die op het punt stonden te verbouwen of nieuw te bouwen, en hun nek durfden uit te steken. Zelf maakte ze een groslijst van architec-tenbureaus, een mix van ervaren stallenbouwers, bureaus die vanwege eerdere prijsvragen op de hoogte waren van de problematiek en bureaus met een fascinatie voor het landelijk gebied en voor het inventief omgaan met kleine budgetten. ‘Het is een sector waarin niet veel geld wordt verdiend.’

keukeNtAFel

Vijf provincies – Noord-Holland, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Utrecht – en zes ondernemers deden mee. Het was aan de boeren om het architecten-bureau te kiezen. Deskundigen op gebied van landschap, techniek en beleid ondersteunden de teams.De plannen – drie nieuwbouw- en

De huidige generatie varkensstallen is lelijk en onbemind. Een ontwerpwedstrijd uitgeschre-ven door de Rijksadviseur voor het Landschap Yttje Feddes wil daarin verandering brengen. Zes teams van boeren en architecten maakten concrete verbouw- en nieuwbouwvoorstellen. Het winnende ontwerp, van DAAD Architecten, wordt gerealiseerd. Juist voor de utiliteitsbouw blijkt architectuur van groot belang.

Page 58: SMAAK 53

drie verbouwontwerpen – zijn in snel tempo gemaakt. Half mei vond de start- en kennismakingsbijeenkomst plaats, begin augustus werden de plannen ingeleverd. ‘In de tussentijd hebben boer en architect over en weer bij elkaar aan de keukentafel gezeten.’ Een 6-koppige jury onder leiding van Ytje Feddes – met daar-naast Herman Docters van Leeuwen, Onno van Eijk, Annechien ten Have, Iris Thewessen en Wijbrand Havik – beoordeelde de plannen en koos de winnaar. Alle ontwerpen leveren waardevolle en interessante oplossingen op, volgens Feddes, omdat de stallen overdacht in het landschap zijn gezet, in de architectuur geïnte-greerde noviteiten hebben als een mestrobot, mestvergister en zonnepanelen. Daarbij spelen alle ontwerpen in op de behoefte van de varkenshouderij aan grotere transparantie – door meer licht en zicht in de stallen te brengen – en aan betere omstandigheden en uitloopmogelijkheden voor varkens naar buiten.Maar het complexe programma van eisen is volgens de jury het overtui-gendst en meest samenhangend vertaald in Eiland voor Sus Domesti-cus Blokhoven. Deze nieuwe, relatief kleine stal voor 140 zeugen en 1050 vleesvarkens met bezoekerscentrum is ontworpen door het team van architect Michel Melenhorst (DAAD Architecten) en ondernemer Steef

Uijttewaal voor het Utrechtse Schalkwijk.

hoFboeRDeRij

Wat Feddes aan deze stal aan-spreekt, is dat hij zelfbewust en los in de polder staat en niet is weg-gestopt. Door zijn ligging, op afstand van de Hollandse Waterlinie, blijft een mooi doorzicht in het landschap bestaan. Bovendien is de stal bewust laag gehouden om het polderland-schap open te houden.Niet alleen over de landschappelijke kwaliteiten, maar ook over het type stal was de jury enthousiast: gebouwd rond een voor publiek toegankelijke hof, als een Limburgse hofboerderij, waardoor opslag, silo’s en mest aan de binnenkant aan het zicht zijn onttrokken en de dieren naar buiten kunnen lopen. Oplo-pende lessenaardaken met zonne-panelen zorgen voor licht en transparantie. Door de verschillende programma’s, met hun verschillende eisen en afmetingen voor vleesvar-kens, zeugen en kraamstallen, in zichtbaar aparte, aan elkaar geregen bouwdelen onder te brengen, ontstaat variatie in het beeld. Bij de uitbreiding van het biologische varkensbedrijf voor de familie Wennekers pakte Faro Architecten het anders aan. Faro omringde het bedrijf met een grote groene wal, waardoor nog maar een klein stukje stal vanuit het open polderland zichtbaar is. De wal wordt gevormd

door zogenaamde ‘dijkstallen’, modules van dijk en stal die overal toepasbaar zijn en in fases gebouwd kunnen worden.Architectenbureau K2 en onderne-mer Herbert en Annemarie Noord-man bedachten ronde stallen met betonnen ribben voor de uitbreiding van hun varkensbedrijf in Lemeler-veld. Door de situering van deze ‘roundhousestallen’ voor de bestaande gebouwen (de enige bestaande innovatieve stallen van Nederland, volgens Feddes) maakt K2 van het erf een buitenplaats, met een mooie harmonie tussen de stallen, de organisatie van het erf en het doorzicht naar het omringende landschap. Anderen lossen het probleem van grote vrachtwagens op kleine landweggetjes op door een grote, nieuwe varkenshouderij pal aan een bestaande parkeerplaats aan de A1 te leggen. Sprikk architecten met Dick van de Lagemaat creëren een halve verdieping extra onder hetzelfde sheddak, waardoor tegen geringe meerkosten veel meer bewegingsvrijheid voor de dieren ontstaat (idem) of bedenken een innovatieve kraamstal (Skets Architectuurstudio met Harry Henst) die op grote schaal toepasbaar is.

VARkeNSNet

Hoewel de ontwerpwedstrijd zich richt op streekeigen ontwerpen voor concrete opgaven, denkt Feddes dat

de oplossingen ook voor andere varkenshouders tot voorbeeld zullen dienen. Het boekje met ontwerpen is op Varkensnet gezet, een besloten internetsite voor de varkenshouderij, en levert daar veel reacties op. De ontwerpen laten ook zien dat de in een aantal provincies geldende maximumregel van 1,5 hectare niet altijd de beste oplossing is. Een aantal plannen bestrijkt een groter gebied, maar zijn wel beter – bijvoorbeeld als groen landgoed – ingepast.Het allerbelangrijkste is dat de ontwerpwedstrijd aantoont hoe belangrijk architectuur is voor de utiliteitsbouw. ‘Ontwerpers zijn in staat om voor een heel ingewikkeld programma van eisen met slimme, economisch haalbare, betere oplossingen te komen. Dat lukt niet in standaardstallen.’ Zoveel geloof toonden de onder-nemers na afloop in hun eigen ont-werpen, dat behalve het winnende plan ook de andere plannen groten-deels uitgevoerd zullen worden, ver-wacht Feddes. Daarnaast hoopt ze dat de ontwerpen een rol gaan spelen in de debatten van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie en dat een hoogwaardiger uitstraling van de stallen uiteindelijk zal leiden tot een positiever imago en een gezondere bedrijfsvoering van de varkens-houderij. De kiem is gelegd. 58

inno

vati

e

Page 59: SMAAK 53

59

Koepelgevangenis van Breda is 125 jaar oud

Een observatiepost van 180 graden

Eenzaam maar niet alleen. In die ene zin schuilt misschien wel de gruwe-lijke werkelijkheid van de koepel-gevangenis zoals die in de 18e-eeuw door de Engelse filosoof Jeremy Bentham werd bedacht. Eenzame opsluiting werd steeds meer beschouwd als de ideale wijze van detentie waarbij men geloofde dat gevangenen in volstrekte afzonde-ring tot inkeer zouden komen en een innerlijke loutering zouden doormaken. De gevangenen zaten in eenpersoonscellen opgesloten maar hadden gedurende hun hele detentie geen enkel contact met hun medegevangenen. Bentham verwachtte verder dat gevangenen zich vanzelf beter gingen gedragen

als ze het gevoel hadden dat ze voortdurend in de gaten werden gehouden. Samen met zijn broer vertaalde hij deze ideeën in een bouwwerk waaraan hij de naam panopticon gaf, een cirkelvormige gevangenis met koepel, met een open binnenruimte en met trapezi-umvormige cellen in de wanden van het gebouw. In het midden van de ruimte stond een observatiepost waarin slechts één bewaker aanwezig was die, onzichtbaar voor de gedetineerden, vrij eenvoudig alle cellen in de gaten kon houden.

De ideeën van Bentham waren theoretisch sterk maar stootten aanvankelijk nog op praktische

bezwaren. In de praktijk werden ze wereldwijd vertaald naar wat nu een vleugelgevangenis wordt genoemd: een opzet met lange cellenvleugels met observatie vanuit een centraal gelegen middenhal.

Daarom is het ook heel bijzonder dat er in Nederland drie koepelgevange-nissen zijn gebouwd die gebaseerd zijn op Benthams ideeën en die dus mondiaal ook van grote betekenis zijn. Ze werden overigens wel betrekkelijk lang na Benthams publicaties gebouwd. De koepel in Arnhem werd in 1883 opgeleverd, die van Breda in 1886 en in Haarlem pas in 1902. In Breda hebben ze daarom dit jaar een feestje te vieren want

daar bestaat de koepel precies 125 jaar. Op 15 augustus 1886 werden hier de eerste gevangenen naar binnen gebracht. Redenen genoeg om samen met Corjan van der Peet van Atelier Rijksbouwmeester wat langer stil te staan bij deze bijzon-dere en unieke bouwwerken. ‘Het idee van detentie, van afzonde-ring, komt voort uit het 18e-eeuwse verlichtingsdenken maar is pas goed op gang gekomen in de 19e-eeuw’, legt Van der Peet uit. ‘De mens, zo geloofde men, is van binnen een onbeschreven blad op het moment dat hij geboren wordt; als hij vervalt tot misdaad dan is zijn innerlijk, zijn ziel, aangetast en verdorven. En omdat het kwaad de zondige mens

anderesmakenTEKST: FRANk VAN De pollFOTOGRAFiE: joep jAcobS (ARchieF)

Dit jaar bestaat de koepelgevangenis van Breda 125 jaar. Het gebouw, van de justitie-architecten J. en W. Metzelaar, is een monument van de eerste klasse, een decennium geleden aangepast aan de eisen van deze tijd. De kapconstructie is een staal-tje ingenieurskunst. Bijzonder is de glazen vloer die in het hart van het gebouw is gelegd, zodat er licht kan vallen in de sport- en recreatieruimtes eronder. Profiel van een panopticon.

Page 60: SMAAK 53

nu eenmaal meer aantrekt dan het goede is het niet verstandig om hem op te sluiten tussen andere gevange-nen, want dan raakt hij alleen nog maar meer besmet. Isoleren was dus de beste methode, zodat de gedetineerde op eigen kracht aan de verbetering van zijn innerlijk kon werken.’

DwANg- eN heelmiDDel

Lijfstraffen, dwangarbeid, publieke vernederingen en executies, de straffen die tot dusver in gebruik waren, werden daarom niet meer als toereikend gezien omdat ze niet doordrongen tot het innerlijke van de gedetineerde. Ze werden dus langzamerhand vervangen door het

psychische dwang- en heelmiddel van de totale afzondering in cellu-laire gestichten. Vooruitlopend op het cellensysteem werden gestraften nog opgesloten in zalen maar daar ontstonden vaak wantoestanden – “zedenloze gedragingen” – die in de steeds preutser wordende 19e-eeuw niet acceptabel waren. Hetgeen

voorstanders van cellulaire afzonde-ring extra argumenten gaf voor intro-ductie van hun nieuwe systeem.In Nederland verscheen pas in 1850, in Amsterdam vlakbij het Leidse-plein, de eerste cellulaire gevangenis, gebouwd door I. Warnsinck en J.G. van Gendt. Het was een vleugelge-vangenis in de vorm van een Latijns 60

mon

umen

ten

arch

itec

tuur

geva

ngen

is

Page 61: SMAAK 53

61

kruis waarbij de cellen in de kruis-armen vanuit een centraal midden-gedeelte geobserveerd konden worden. De bouw was gebaseerd op de Londense Pentonville-gevangenis uit 1842.

‘Hoewel iedereen het er wel over eens was dat het ronde panopticon-systeem in theorie het ideale gevangenismodel was, begon men ook hier toch met vleugelgevange-nissen’, zegt Van der Peet. ‘Waar-schijnlijk hadden de architecten nog flink veel moeite met grote over-spanningen die voor een koepel nodig waren, een typische ingeni-eursklus. Pas in het midden van de 19de eeuw, met de bouw van stations en tentoonstellingsruimtes, werd

daar meer mee geëxperimenteerd. Bovendien was er in Nederland nog geen aparte ingenieursopleiding en ook de industrie was er nog niet echt klaar voor om de enorme smeedijze-ren boogspanten, die voor deze grote overspanningen nodig waren, te fabriceren.’

DuizeND celleN

De eerste koepelgevangenis verscheen in 1883 in Arnhem, vlak nadat was bepaald dat de puur cellulaire detentieduur voor langgestraften werd verhoogd naar vijf jaar. Deze maatregel betekende dat er ruim duizend cellen moesten worden bijgebouwd. Van der Peet: ‘Op dat moment waren J.F. Metze-laar en zijn zoon Willem in dienst van het ministerie van Justitie als ingenieur-architect voor gevangenis-sen en gerechtsgebouwen. Willem had in Delft civiele techniek en bouwkunde gestudeerd en wist dus veel van moderne constructies. Maar ook zijn vader, hoewel autodidact, was theoretisch zeer onderlegd. Dat ze juist nu kozen

voor het panopticonmodel was dus niet zo vreemd.’

In het begin werd er nogal verbaasd gereageerd toen J.F. Metzelaar met het plan van een koepelgevangenis op de proppen kwam. De vleugel-gevangenissen die inmiddels in Amsterdam, Groningen en Rotter-

dam waren gebouwd, voldeden immers prima. Er was dus geen reden om hiervan af te wijken. Van der Peet: ‘Om de politiek mee te krijgen had Metzelaar sr. daarom becijferd dat een koepelgevangenis goedkoper was omdat men flink kon besparen op personeelskosten: er waren immers veel minder bewakers nodig. Ook de bouwkosten werden lager ingeschat omdat men geen aparte kerk hoefde te bouwen. De gevangenen konden de dienst, die vanaf de preekstoel bovenop de observatiepost werd opgedragen, eenvoudigweg door het open eetluikje in hun cel volgen.’

Maar in de praktijk bleken al die veronderstelde voordelen nogal tegen te vallen. Zo was de akoestiek dermate slecht dat er later op het gevangenisterrein toch een aparte kerk werd bijgebouwd. En omdat ook andere voorzieningen als bibliotheek, werkplaatsen en een badgebouw buiten de centrale gevangenis lagen, was er weer extra personeel nodig om de gedetineer-den daar naar toe te begeleiden.

ARchitectoNiSch VeRNuFt

Bouwkundig gezien zijn de twee koepelgevangenissen in Arnhem en Breda, die in grote lijnen identiek aan elkaar zijn, een staaltje van architectonisch vernuft, dat in Nederland nog zelden vertoond was. De koepel in Breda, met een over-spanning van drieënvijftig meter, bestaat uit maar liefst achtentwintig smeedijzeren boogspanten die in de nok van de koepel samen komen. De cellen bevinden zich in de schil van het gebouw en zijn verdeeld over vier etages met galerijen, die via hardstenen traptorens en gietijzeren wenteltrappen, acht in totaal, met elkaar verbonden zijn. Zoals bij de meeste 19e-eeuwse gevangenissen is de toegang ook hier een kasteel-achtig poortgebouw voorzien van kantelen. De bood-schap was voor iedereen duidelijk: wie hier binnen naar kwam moest zich onderwerpen aan een streng regime van tucht en orde. ‘Op de originele bouwtekening kun je nog de vijfhoekige houten

centraalpost zien in het midden van de hal’, vult Van der Peet aan. ‘Met de moderne observatiemethoden van tegenwoordig is die natuurlijk niet meer nodig. De cellen waren van meet af aan wel voorzien van elektrisch licht, wat in die tijd ook behoorlijk vooruitstrevend was’. Toch bleek het ontwerp op een belangrijk punt niet goed te functioneren. ‘De vier traptorens waren in de cellenringen gebouwd, dat was natuurlijk minder efficiënt want het leverde per etage steeds vier cellen minder op. Bij de koepel in Haarlem kom je dit dan ook niet meer tegen. Daar heeft Willem Metzelaar gekozen om de stijgpun-ten anders aan te brengen en vóór de galerijen te plaatsen. Ook het monumentale poortgebouw uit het oorspronkelijke ontwerp is vanwege bezuinigingen geschrapt.’

pSychiSche SchADe

De drie koepelgevangenissen zijn tegenwoordig alleen nog in gebruik als huizen van bewaring, waar het gevangenisregime wat lichter is. Als gevangenis zijn ze al lang niet meer geschikt. ‘Uiteindelijk bleek het isolatiesysteem toch niet zo ideaal te zijn’, concludeert Van der Peet. ‘Het bracht enorme psychische schade toe aan de gevangenen en de verwachte morele verbetering bleek uit te blijven. Goed beschouwd was dat voortdurende observeren natuurlijk ook hilarisch. Gedetineer-den zaten alleen in de cel, achter een gesloten celdeur. Wat viel er dan nog te observeren?’

Besparing op personeelskosten bleek tegen te vallen

Page 62: SMAAK 53

6262

Spits roomse kerk Veenhuizen in oude glorie hersteld

anderesmakenTEKST: mARiANNe SchijFFOTOGRAFiE: leVieN willemSe

De geschiedenis van de rooms-katholieke kerk, vernoemd naar de heilige Hiëronymus Aemilianus, patroonheilige der wezen, is innig verbonden met de bijzondere geschiedenis van het Drentse Veenhuizen.

te kleiN

In 1823 stichtte de Maatschappij voor Weldadigheid voor de wezen, landlopers en vondelingen uit de ‘opvoedingsgestichten’ een rooms-katholieke kerk in het dorp. Het kerkje werd echter na enkele decennia te klein bevonden en bouwmeester van het Rijk, W.C. Metzelaar, kreeg de opdracht een nieuwe roomse kerk te bouwen.

Metzelaar en zijn vader, J.S. Metze-laar, zijn als justitiebouwmeesters verantwoordelijk geweest voor de meeste rijksgebouwen in wat intussen het gevangenisdorp Veenhuizen was geworden.

Aan het eind van de 19e-eeuw verrees er een nieuw kerkgebouw naast het oorspronkelijke gebouw. Het oude kerkje is er nog steeds, het doet nu dienst als School met den Bijbel. Metzelaar ontwierp de nieuwe kerk in neo-gotische stijl, eenvoudig, maar met een eigen karakter. Het is een zaalkerk zonder pilaren, met aparte zitplaatsen voor de justitie-ambtenaren en nog eens 800 zitplaatsen voor de ‘verplichte

bezoekers’ uit het gevangenisdorp. Het orgel uit 1823 kreeg een plaats in de nieuwe kerk, maar is tijdens een restauratie in de jaren zestig verdwenen. Het huidige ‘theater-orgel’ uit Tilburg krijgt lovende kritieken. Het plafond van de kerk, van hout en uitgevoerd met decoraties, zorgt volgens deskundi-gen voor een uitstekende akoestiek.

te gRoot

In 1985 ontstond er ook discussie over de toekomst van déze kerk vanwege het teruglopende aantal bezoekers. Er was sprake van de bouw van een kleinere kerk en sloop van het bestaande gebouw, maar een paar jaar later kreeg de rooms-

katholieke de zo gewenste status van rijksmonument. In 1993 kon het eeuwfeest van haar bestaan gevierd worden.

Maar dat waren andere tijden, terug naar de onze. Dit jaar is de kerktoren in opdracht van de Rijksgebouwen-dienst goed onder handen genomen. Dat was hard nodig. In mei consta-teerde objectmanager Pieter Olivier van de Rijksgebouwendienst Groningen bij een inspectie dat er houtrot in de houten constructie van de kerkspits zat. Er was sprake van instortingsgevaar, dus werd het herstel voortvarend in gang gezet. Normaal gesproken is er een monumentenvergunning voor

Als de leidekker de laatste hand heeft gelegd aan het opnieuw bekleden van de klokkentoren met nieuwe breekbare leitjes is de oude rooms-katholieke kerk van Veenhuizen weer in oude glorie hersteld. En oud is ook echt oud.

arch

itec

tuur

mon

umen

ten

r3st

aura

tie

Page 63: SMAAK 53

63

zo’n restauratie nodig, maar de gemeente verleende ontheffing omdat er gevaar bestond.

ReStAuRAtie

Intussen is het houtwerk van de constructie van de spits vernieuwd en legt de leidekker met subtiele tikken op de leinagels de laatste hand aan de nieuwe torenspits [zie foto]. Ter plekke, want eerder was er sprake van dat de toren eraf moest om er op de grond aan te werken. De Rijksgebouwendienst bespaart nu de kosten van een kraan om de toren te lichten en terug te plaatsen. De hele restauratie kost zo’n 43.000 euro, waarvan 8000 euro voor het leidekkerswerk is. Alle inspanningen

zijn het wel waard, zegt de object-manager. Als de kerktoren in oktober wordt opgeleverd, kan hij weer jaren mee.

Page 64: SMAAK 53

64se

rie

De komende maanden woont schrijfster Mariët Meester met haar man weer in Veenhuizen, en wel in de oude pastorie. Hier doet ze inspiratie op voor haar nieuwe roman. Stof genoeg in ‘het gevangenisdorp’ van Nederland, waar een opgroeiend kind zich niet afvroeg of het bijzonder was tussen de gesticht-bewoners te leven.

deel 4TEKST: mARiët meeSteRFOTOGRAFiE: jAAp De Ruig

seri

e

Page 65: SMAAK 53

65

Bier is volop te koop, melk is nergens te krijgen. Ongeveer zo staat het er-voor in Veenhuizen. Sinds de bijzon-dere historische waarde van het dorp wordt ingezien, is er een stroom van toeristen op gang gekomen. De belangrijkste attractie is het Nationaal Gevangenismuseum, dat jaarlijks meer dan honderdduizend bezoe-kers trekt. Nu de voormalige justitie-maalderij in een brouwerij is veran-derd, zit je in Veenhuizen ook goed als je van een ambachtelijk biertje houdt. Er zijn drie andere gelegen-heden waar je iets kunt drinken. Maar de supermarkt is opgedoekt. Om mijn dagelijkse boodschappen te bemachtigen moet ik heel wat kilometers maken.

Voor mij als autochtoon is het wel even wennen dat het toerisme zo in opkomst is. Soms heb ik heimwee naar de tijd dat er driehonderd bordjes ‘verboden toegang’ rond mijn dorp stonden. Vertoonden nieuwsgierigen zich toch op ons grondgebied, dan werden ze door gestichtswachters weggestuurd. Tegenwoordig wordt er juist gepro-beerd zoveel mogelijk nieuwsgieri-gen binnen te halen. Hier en daar hoor ik andere autochtonen moppe-ren. Hoe zal het al die attracties straks vergaan als de subsidies worden verminderd? Ook binnen de Veenhuizer gevangenissen is men niet altijd blij met de belangstelling. Vorig jaar heb ik een paar dagen

rondgekeken in jeugdinrichting Het Poortje, waar ik ook meedeed met het luchten. Terwijl wij ingesloten achter een hek wat zuurstof stonden op te snuiven, stopte vijftig meter verderop een bus met het opschrift Gevangenismuseum. Twintig toeristen drukten hun neus tegen de ruit. De jongeren die hun straf uitzaten – eentje had zijn moeder vermoord – dienden tot andermans vermaak.

Tot 1984 mocht je alleen in Veen-huizen wonen als je er werkte. Vanaf dat jaar waren ook andere bewoners welkom. Eerst meldden zich twee kunstenaars, later kwamen er andere ondernemers op Veenhuizen af. Ze verenigden zich in de stichting Veenhuizen Cultuur & Toerisme. Concerten, tangolessen, een kunst-route; de afgelopen zomer heb ik me niet hoeven vervelen. Alle activitei-ten werden georganiseerd door de stichting VC&T. De voorzitter is zo’n aardige man, dat ik zelfs ben komen opdraven toen hij figuranten voor een reclamefilmpje zocht. In mei 2011 heeft Veenhuizen de Eden Award gewonnen, voor het beste hergebruik van nationaal erfgoed. Nu er ook op Europees niveau om zo’n prijs wordt gestreden, kwam een cameraploeg een clip opnemen. Gekleed in wandeltenue heb ik me laten filmen op het Fochteloërveen, een hoogveengebied aan de rand van mijn ooit zo besloten dorp. Een paar weken later had ik al spijt, toen

ik op datzelfde Fochteloërveen een groep Zweedse ouderen zag ver-schijnen. Ze sjouwden veldkijkers met zich mee en begonnen allemaal tegelijk de omgeving af te turen. Het reclamefilmpje was nog niet eens verspreid.

Het is voornamelijk de ‘import’ die er belang bij heeft om toeristen naar Veenhuizen te lokken. De pioniers, de twee kunstenaars, nemen daarbij een aparte positie in. Het ergert ze dat vooral het ‘Avro-publiek’ wordt aangetrokken, zoals ze het zelf uitdrukken. Het Nationaal Gevange-nismuseum is inderdaad laagdrem-pelig. Toen ik er logees uit Amster-dam naartoe stuurde, een schrijver en een historica, kwamen ze matig enthousiast terug. De ergernis van het kunstenaarspaar betreft vooral iets anders: zodra er een bijzonder evenement in Veenhuizen plaats-vindt, worden vrijwilligers in bruine kielen gehesen. Geschminkte littekens, vuilvlekken op hun wangen; als namaakdronkenlappen zwalken ze overal tussendoor. Historisch is dat inderdaad volko-men onjuist; zodra een zwerver of dronkenlap vroeger in een Veenhui-zer gesticht terechtkwam, kreeg hij na controle van zijn behaarde delen een keurig pilopak uitgereikt. Drank gebruikte hij niet, behalve een enkeling die als tuinman of glazen-wasser aan spiritus kon komen.

Een aantal monumentale panden in Veenhuizen staat nog op een nieuwe bestemming te wachten, waaronder mijn eigen tijdelijke woning. Het is goed dat de Rijksgebouwendienst ze niet verkoopt, maar renoveert en verhuurt. Nieuwe ondernemers zullen worden binnengehaald, en daarmee nieuwe toeristen. Dat ik daar realistisch in moet zijn is gek genoeg pas echt tot me doorgedron-gen toen ik ergens anders was, namelijk in Frederiksoord. Rond 1818 is de Maatschappij van Weldadig-heid, een particuliere organisatie, daar begonnen met het bouwen van kleine boerderijtjes voor kanslozen uit de steden. Vijf jaar later zette dezelfde Maatschappij van Welda-digheid in Veenhuizen drie grote gestichten neer. Als toerist in Frederiksoord was ik stomverbaasd dat er nog zoveel panden uit de begintijd overeind stonden. Terwijl ik gretig langs de bordjes met uitleg liep, af en toe een verraste kreet slakend, realiseerde ik me dat toeristen in Veenhuizen ongeveer hetzelfde ervaren.

Nog steeds wil ik melk. Maar oké, het bier mag ook blijven.

Gevangenisstraf als vermaak

Toeristen vergapen zich aan de gevangeniskolonie.

Page 66: SMAAK 53

66

expo enboeken

anderesmakenTEKST: jAAp huiSmAN

boekeN

De RAAD VAN StAte: eeN gebouw

In juni 2011 keerden staatsraden en medewerkers terug naar het vernieuwde gebouw van de Raad van State aan de Kneuterdijk. Zo begint scheidend vicevoorzitter van de Raad, Herman Tjeenk Willink, zijn voorwoord in het schitterende boek dat is gewijd aan de verbouwing, uitbreiding en restauratie van de verschillende panden die nu samen een gebouw vormen. Een gebouw, dat is ook de titel van het boek. Tjeenk Willink memoreert dat het bureau Merkx + Girod samen met de Rijksgebouwendienst waardige huisvesting heeft gerealiseerd. ‘Geen Haagse plechtstatigheid maar een gebouw dat uitnodigt en inspireert; een werkomgeving die professionali-teit, onafhankelijkheid en openheid uitstraalt. Zoals de Raad van State als instituut en in zijn beide taken als wetgevingsadviseur en hoogste algemene bestuursrechter wil zijn.’

Het boek zoomt in de op de schitterende details, zoals de wanddecoratie in het voormalige Huis van Oldebarnevelt, op de nieuwe kroonluchters die in de oude vertrekken hangen, zoals de Gotische zaal en de Balzaal. De nieuwe Raad van State is een feest van detail, ornament en ruimtelijkheid: er is – zo blijkt uit het boek – eenheid geschapen in een complex dat vroeger vooral uitmuntte in

onoverzichtelijkheid. Kirsten Schipper haalt een citaat uit het weekblad Katholieke Illustratie aan waarin het complex wordt omschre-ven ‘als het wonderlijkste departe-mentsgebouw van Den Haag, omdat het een labyrint was geworden waar zelfs een minister in kon verdwalen.’ Het is moeilijk te zeggen wat het meest geslaagd is, de bibliotheek onder de hanenbalken, of de lounge waar bezoekers wachten voor een van de zeven zittingszalen. Terecht wordt in het boek gewezen op de rol van de Rijksgebouwendienst die de zorg heeft om monumenten vitaal te houden en zoveel mogelijk toegan-kelijk te houden voor het publiek. Bij restauraties gaat het erom de specifieke structuur zichtbaar te laten zijn en karakteristieke materialisering en detaillering te herstellen en/of te interpreteren. Dat is uitmuntend gelukt.

De fotografie van Roos Aldershoff legt alle facetten van de Raad van State bloot, de architectuur en het gebruik, de werkruimtes en de gangen die de vleugels met elkaar verbinden. Daarmee is het boek De Raad van State: Een gebouw een hommage geworden aan de manier waarop Merkx + Girod met de geschiedenis zijn omgegaan. Er is weer toekomst in en voor het gebouw. Tjeenk Willink kan, gepensioneerd, nog eens terugbla-deren hoe het onder zijn leiding is gelopen. (jh)

NOOT: In de smaak-special van Raad van State die begin oktober verscheen is onvermeld gebleven dat bij de eerste fase van de verbouwing als projectleider van de Rijksgebouwendienst Sou-Fen Kao optrad. Gezien de lange looptijd van het bouwproces waren verschillende projectleiders betrokken.

StAD euRopA

In 2009 overleed de planoloog Philip Spangenberg. Spangenberg heeft in kringen van architecten en architec-tuurliefhebbers een naam opge-bouwd met het organiseren van stedentrips, die hij zorgvuldig voorbereidde. Beroemd was zijn gedetailleerde kennis en zijn liefde voor de architectuur. Zo is een uitdijende groep belangstellenden onder zijn leiding getrokken naar Malmö, Bilbao, Venetië maar ook naar Turijn, Parijs en Berlijn. In 2006 hield Nicolaas Matsier een lezing in het Lloyd Hotel die in het boek Stad Europa is afgedrukt. Matsier begint met zijn fascinatie voor plattegron-den. ‘Ik bestudeerde plattegronden en kaarten, maar ook allerlei folder-materiaal met foto’s die ik bij ambas-sades en reisbureaus ophaalde.Het bestuderen van mijn materiaal gaf me een gevoel van sterk vergrote aanwezigheid, van scherpe drome-righeid van verlangen, en van hoe dan ook groot welbehagen.’

Het is Flip, zoals intimi hem noemden, volgens Matsier alleen

Page 67: SMAAK 53

67

maar begonnen om de moderne stad, de stad die sinds de industriali-satie zich ontwikkelde, met inbegrip van tuinsteden, stadsplanning en infrastructuur. Maar ook met industrieterreinen en havens die nieuwe bestemmingen hebben begrepen. ‘Flip leest de stad als een boek. En hij dist die bezochte stad op. Hij serveert de stad als een zoveel-gangengerecht.’

Bijna 20 Europese steden zijn zo samengebracht in een handzame pocket, bezorgd door Flips vrienden en professionele relaties. Het is in al zijn compactheid een compleet boekje geworden, dat zich uitste-kend als gids laat gebruiken. In die zin zijn de geest en de bezieling van Spangenberg gevangen in papier, een collectie van steden die je door zijn ogen heen beter leert kennen. De herinnering blijft zo voortleven. Het boekje is te koop bij de Amster-damse boekhandel Architectura et Natura en anders op bestelling bij [email protected] het slot wordt Matsier op zijn wenken bediend: oude, kleurrijke stadskaarten voeren je terug in de geschiedenis. (jh)

het pAleiS VAN De Republiek

Vreemd genoeg bestond er geen allesomvattend ‘standaardwerk’ over het Paleis op de Dam. Het laatste was Het Amsterdamsche Stadhuis (thans paleis) 1625-1700

van Kroon uit 1867, dat nog vaak aan de basis ligt van de moderne literatuur. Het promotieonderzoek van Pieter Vlaardingerbroek, uitgegeven als Het Paleis van de Republiek, komt dus als geroepen. Hij gaat verder dan het beschrijven van de bouwgeschiedenis. Een cultuurhistorische verhandeling was volgens hem een betere methode. Daarbij stuitte hij op een belangrijk obstakel: veel informatie is tijdens de laatste restauratie (die bijna is voltooid) confidentieel verklaard. We zullen dus ook uit dit boek niet te weten komen hoe het slaapvertrek van de koningin eruit ziet.

In 1808 vond de grootste functie-verandering plaats, toen Lodewijk Napoleon het stadhuis confisqueer-de en er zijn paleis van maakte. Zo is het tot op de dag van vandaag gebleven. Amsterdam moest zijn stadhuis dat herinnerde aan de glorietijd van de Gouden Eeuw, afstaan en op zoek naar een andere plek voor burgemeesters en wet-houders. Interessant is de wordings-geschiedenis van het stadhuis. In 1643 werd al het besluit genomen een nieuw stadhuis te bouwen omdat het bestaande te krakkemikkig was. Hoewel de Opstand nog niet was beëindigd, voorzag het gemeente-bestuur dat het oude stadhuis met al zijn functies (zoals de zorg voor de wezen, de desolate boedels, en ook de rechtspraak) niet meer zou voldoen. Amsterdam was rijk en

inmiddels uitgerust met indrukwek-kende gebouwen – speciaal voor de bloeiende handel – maar een representatief stadhuis ontbrak.

Vlaardingerbroek beschrijft hoe in de jaren daarna gestudeerd werd op de onteigening van percelen en gronden aan de westkant van de Dam en hoe een regeling getroffen moest worden voor het Ellendighe Kerkhof van de aanpalende Nieuwe Kerk. De ont-eigening nam enkele jaren in beslag en kostte de gemeente behoorlijk wat geld. Na 1648 – tegelijk met de beëindiging van de Opstand tegen de Spanjaarden – kon het ontwerp van een nieuw stadhuis beginnen. Voordat Jacob van Campen de opdracht kreeg, tekende Philip Vingboons aan het nieuwe stadhuis. Het uiteindelijke ontwerp van Van Campen, waarvan de eikenhouten maquette een pronkstuk is in het Amsterdam Museum, zou Amster-dammers en buitenlanders impone-ren: zowel door de schaal van het gebouw maar ook door de classi-cistische stijl die tot dan niet voor-kwam in Amsterdam. Bovendien integreerde Van Campen de decoratie in de architectuur, zowel binnen als buiten. Een befaamd beeldhouwer als Quellinus werkte mee. En Vondel droeg een gedicht op aan het stadhuis.

Het is een rijk promotieonderzoek geworden, waarin Vlaardingerbroek beschrijft hoe dit complex tijden lang

het hart van de welvarende Republiek was. Leuk om te lezen is dat het ontwerp met zijn opengewerkte koepeltoren model stond voor raadhuizen in andere steden in de Nederlanden: ’s-Hertogenbosch, Enkhuizen, Leeuwarden en Weesp kregen op Van Campens ontwerp geïnspireerde stadhuizen. Het was bovendien een van de allergrootste stadhuizen in Europa, alleen over-troffen door dat van Florence. Uit het buitenland kwamen lovende reacties, zoals het ‘belangrijkste gebouw van de 17e eeuw’ of ‘een van de voornaamste moderne monu-menten’. Een kritiekpunt was er van meet af aan en nog steeds. Voor zo’n immens stadhuis/paleis is de ingang aan de schamele kant. Het Paleis van de Republiek. Pieter Vlaardingerbroek. Uitgeverij W Books. Prijs 39,95.

Page 68: SMAAK 53

los

num

mer

€ 5

,-smaak is een uitgave van:Ministerie van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesRijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.rgd.nl

© Rijksoverheid | November 2011 | Publicatie-nr. 0023

Edwin van Huis (1958) is sinds 1 juli directeur van het Nederlands Centrum voor Biodiversiteit. In NCB Naturalis gaan de herbarium- en zoölogische collecties van de Universiteit van Amsterdam, Wage-ningen Universiteit, de Universiteit Leiden en Naturalis samen. Nieuwe huisvesting in Leiden staat op stapel.

‘Ik kende Naturalis. Toen ik in de jaren negentig bij de directie cultu-reel erfgoed van het ministerie (toen nog) WVC werkte bij, was ik al bij de nieuwbouw van Naturalis betrokken. En ik was ook bij de opening van Naturalis in 1995, toen ik zakelijk directeur van het Rijksmuseum was. Ik had dus een goed beeld van waar ik terecht zou komen. Ik kende het ook van de keren die ik er met mijn kinderen ben geweest. Een museum bezoeken vinden ze meestal niks, maar Naturalis vinden ze leuk.

‘Toen ik hiervoor werd benaderd, dacht ik: dit is het moment om het te doen. Eigenlijk kwam het te vroeg want ik was net een paar jaar met mijn eigen bedrijf (XPEX, red.) begonnen, en dat liep goed. Maar de rechtsvorm is niet belangrijk, het gaat erom interessant werk te doen. Ik ben bioloog van huis uit; dat speelt ook mee. Mijn hart gaat hiernaar uit. Ik heb er nooit eerder in mijn werk mee te maken gehad en dan is het natuurlijk prachtig om zoiets te mogen doen. ‘Fusies zijn altijd interessant. Er zijn parallellen te trekken met het Instituut voor Beeld en Geluid waar ik tot 2008 directeur van was. Daar ging het om de samenvoeging van

een aantal organisaties met een museum, net als hier. En ook om nieuwbouw. In het NCB komen diverse collecties samen. 37 miljoen objecten is qua schaal groter dan de audiovisuele collecties van Beeld en Geluid. We staan bij NCB Naturalis aan de vooravond van een museale vernieuwing en de vorming van een nieuw wetenschappelijk instituut met een duidelijk profiel en positie in Nederland en de wereld.

‘Eigenlijk verkeert het huisvestings-project nog in de fase vóór de tekeningen. Ik wil eerst kijken naar wat de plannen waren. Die zijn even blijven steken, omdat er te weinig geld voor was en omdat het wachten was op de nieuwe directeur. Dit najaar wil ik helderheid krijgen over het programma van eisen. Nee, ik kan nog geen tipje van de sluier oplichten ...

‘Hoe ik die helderheid wil krijgen? Eerst door te beoordelen of de aannames uit het verleden nog kloppen. Bijvoorbeeld: moeten alle medewerkers van dat nieuwe instituut in hetzelfde gebouw zitten? Een ander vraagstuk: moeten de laboratoria zichtbaar zijn voor het publiek? Je moet nadenken over de relatie tussen het wetenschappelijke instituut en het museum. Soms kun je die relatie in de architectuur uitdrukken. Bij het Instituut voor Beeld en Geluid is dat knap opgelost. De bezoeker geniet niet alleen van het museum, maar gaat ook iets begrijpen van wat het wetenschap-pelijke instituut doet. Dat is mijn uitdaging voor de komende jaren.’

Edwin van Huis, directeur NCB Naturalis:

‘kloppen de aannames uit het verleden nog?’