SMAAK 52 juli 2011

72
blad voor de rijkshuisvesting | juli 2011 | jaargang 11 | nummer 52 52 | wisseling van de wacht 08 | Ministeries Den Haag gesloten en gefuseerd 34 | Soestdijk als sprookjesdecor 16 | RIVM maakt belangrijke stap: naar Utrecht 50 | Liesbeth van der Pol, Rijksbouwmeester af 24 | Frits van Dongen krijgt te maken met krimp 20 | Scheepvaarmuseum: voorproefje

description

SMAAK 52: Wisseling van de wacht

Transcript of SMAAK 52 juli 2011

blad voor de rijkshuisvesting | juli 2011 | jaargang 11 | nummer 52

52 | wisseling van de wacht

08 | Ministeries Den Haag gesloten en gefuseerd34 | Soestdijk als sprookjesdecor16 | RIVM maakt belangrijke stap: naar Utrecht50 | Liesbeth van der Pol, Rijksbouwmeester af24 | Frits van Dongen krijgt te maken met krimp20 | Scheepvaarmuseum: voorproefje

34 Passage Rijksmuseum heeft museale potentie

34 De nuchtere architectuur van Rob Hootsmans

34 Opera in de vijver van paleis Soestdijk

34 Paleis van Justitie Amsterdam is vol en leeg tegelijk

34 Vrouwe Justitia als een trotse ridder

34 Kredietcrisis overviel Liesbeth van der Pol

34 A-energielabel voor kantoor Rijkswaterstaat Assen

34 Ah’s en oh’s bij de koepel Scheepvaartmuseum

34 Gevangenis Hoorn nu cultureel centrum

34 Matsier bezoekt een graf in Katwijk aan de Rijn

34 Wandbespanning Eerste Kamer toont geschiedenis

34 Ingenieus dak boven IND-gebouw Zevenaar

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id3

04 | Hoofdredactioneel: Bewolkte zomer12 | Nicolaas Matsier in een gereformeerde kerk

nieuws05 | Vijf nominaties Gouden Piramide05 | Van Gogh Museum maanden dicht06 | Afscheidsreceptie Liesbeth van der Pol07 | Joodse synagoge wint Gouden Amsterdamse Architectuur Prijs 201107 | Wat is BIM?08 | Masterplan Den Haag: reshuffling van de voorraad

wisseling van de wacht16 | Van de bossen naar de stad: grote stap van RIVM20 | De vloer van Scheepvaartmuseum is net zo bijzonder als het dak24 | Profiel nieuwe Rijksbouwmeester Frits van Dongen27 | Rijksarchieven deel 7: Felix Archief Antwerpen32 | Licht straalt er in de passage Rijksmuseum34 | Orfeo in het water van paleis Soestdijk38 | Alweer een eiland in het IJ, nu met Paleis van Justitie42 | Nieuwe kantoren Eerste Kamer vertellen geschiedenis46 | Laboratorium met zonnepanelen in Zevenaar48 | Afstoten gevangenis Leeuwarden gaat niet zomaar50 | Liesbeth van der Pol: ‘Het was een prachtbaan’54 | Grafmonument Maarten Tromp in stukken, met opzet55 | Herbestemming gevangenis Hoorn heeft voorbeeldwerking

andere smaken59 | Een leven naar de Rijksgebouwendienst: Rob Hootsmans66 | A-energielabel voor kantoor Rijkswaterstaat Assen62 | Openbaar Ministerie Groningen heeft bijzonder beeld64 | Mariët Meester op de fiets door Veenhuizen69 | Boeken en exposities: o.a. heropening NAI

nasmaak71 | Wouter Weerheim, beheerder Oude Kerk Delft

Op de cover: Orfeo ed Euridice bij Paleis Soestdijk (Foto: Leo van Velzen)smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwendienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Het aanvragen van nummers kan schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of per email [email protected]. Via deze adressen zijn ook vorige nummers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op www.rijksgebouwendienst.nl.

Abonneren op smaak kan via [email protected], via [email protected], via nummer 0800-899 11 03 of via www.rijksgebouwendienst.nl Prijs voor een jaargang is 25 euro, losse nummers 5 euro.smaak is te koop bij Selexyz (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam), Atheneum Nieuws-centrum (Amsterdam) en de NAi Bookshop (Rotterdam).

hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman medewerkers aan dit nummer: Jaco Boer, Rolf de Boer, Sander Grip, Bettine Hilbrands, Ben Maandag, Nicolaas Matsier, Mariët Meester, Carien Overdijk, Frank van de Poll, Ilse van Rijn, Floor Tinga, Anka van Voorthuysenfotografen: Roger Dohmen, Sake Elzinga, Simone van Es, Thea van den Heuvel, Marten Hoogstraat, Marcel Kentin, Luuk Kramer, Cary Markerink, Maarten Noordijk, Robert Oerlemans, Eran Oppenheimer, Pieter Pennings, Roelof Pot, Christian Richters, Jaap de Ruig, Janine Schrijver, Marleen Sleeuwits, Leo van Velzen, Levien Willemsevormgeving: Barlock, Den Haag druk: DeltaHage, Den Haag verspreiding: Pondres, Tilburg

inhoudst

eden

bouw

mo

num

ente

nar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

kuns

t

De nieuwe taakstelling. Zo heet dat in Haags jargon als het gaat om de inkrimping van de rijksoverheid. Op de valreep van de vakantie maakte het ministerie van BZK waar de Rijksgebouwendienst onder valt, de nieuwe taakstelling bekend. Het is het zoveelste ministerie dat geen blijde boodschap de wereld instuurt: in dit geval een vermindering van 2000 ambtenaren. De klappen zullen vooral vallen bij de Immigratie en Naturalisatiedienst, de AIVD maar ook bij de Rijksgebouwendienst. Er zullen in de toekomst nog zo’n 900 fte’ers overblijven, zo maakte de secretaris-generaal van BZK bekend. Wie bedenkt dat de Rijksgebouwen-dienst ooit een organisatie was met duizenden medewerkers en kantoren overal in het land, kan niet anders concluderen dat de glory days voorbij zijn. De taakstelling is een gevolg van het kabinetsbesluit om de rijksover-heid met 40 tot 60 procent af te slanken.

Het is niet anders. De mode is krimp, niet groei, en niet alleen in Den Haag. Drie ministeriegebouwen – zie elders in SMAAK – worden op termijn afgestoten, de ambtenarij concen-treert zich in zes gebouwen aan de zuidkant van het Centraal Station. Het vroegere ministerie van VROM wordt gevuld met ambtenaren van Buitenlandse Zaken, om een move te noemen.

Onzekere tijden dus voor de Rijks-gebouwendienst omdat ook nog eens onderzocht wordt in welke constellatie de organisatie verder zal gaan: onafhankelijk, opgenomen in de DGOBR ( Organisatie Basisinfra-structuur van het Rijk) of een fusie met andere vastgoeddiensten. Pas na deze zomer komt daarover duidelijkheid. Duidelijk is al wel dat dit kabinet er geen gras over laat groeien: er wordt bezuinigd en ingekrompen. Voor betrokkenen is dat uiteraard niet prettig, maar het is zoals de scheidende Rijksbouw-meester Liesbeth van der Pol in deze editie zegt ‘zinloos’ om daarover te jammeren. Je kunt beter de tering naar de nering zetten en met een inventief nieuw beleid komen. Dat is ook een uitdaging van de Rijksge-bouwendienst. Immers, als er moet worden ingekrompen, moeten er ook oplossingen worden bedacht voor de lege kantoren. Trouwens, wat blijft zijn de monumenten die aandacht behoeven – en misschien wel meer dan vroeger. Want ook daar is herbestemming en herge-bruik aan de orde. Paleis Soestdijk had een ideale thuisbasis voor het Nationaal Historisch Museum kunnen zijn. Nu dat er niet komt, moet er nagedacht worden over een andere bestemming.

Dat moeilijke monumenten, zoals historische gevangenissen, een tweede leven kunnen gaan leiden,

bewijst het complex in Hoorn (ook in deze SMAAK) dat als cultureel centrum met horeca een aanwinst op de binnenstad vormt. Wellicht biedt dat perspectief voor de Blokhuispoortgevangenis in Leeuwarden.

Minder gebouwen betekent ook minder uitgaven – dat moet alle belastingbetalers als muziek in de oren klinken. Daarnaast biedt het opschudden van de vastgoedporte-feuille de mogelijkheid om werk te maken van een grotere energiebe-sparing (het A-label als streven) en duurzame kantoren. Klein maar fijn, of zoals het ook wel heet lean and mean. De regie is aan de innovatieve ambtenaren onder ons.

van de redactie

Bewolkte zomer

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id4

TEKST: jaaP HUISManFOTOGRAFIE: LeVIen wILLeMSe

5

Vijf stedenbouwkundige projecten zijn voorgedragen voor de Gouden Piramide 2011, die eind november zal worden uitgereikt aan de ‘voorbeel-dige’ opdrachtgever. Het betreft de gebiedsontwikkeling van Katen-drecht op de zuidoever in Rotterdam waar het bestaande woongebied werd gerenoveerd en een oud haventerrein werd herontwikkeld. De gemeente Rotterdam werkte hier samen met Proper Stok, Woonstad Rotterdam en de deelgemeente Feijenoord. Het Maximapark van West8 in de Vinexlocatie Leidsche Rijn is de tweede genomineerde. De jury was gecharmeerd van de

flexibiliteit van het park dat als een lint door de wijk ligt en telkens kan worden aangepast. Opdrachtgevers: de gemeente Utrecht en Projectbu-reau Leidsche Rijn. Als derde is genomineerd het woonpark Het Funen, ontworpen door de nieuwe Rijksbouwmeester Frits van Dongen, in opdracht van Heijmans Vastgoed. Het Funen ligt naast het spoor in Amsterdam-Oost en vormt een verbindende schakel tussen de binnenstad en de oostelijke eilanden. Als vierde is genomineerde de Ecozuivering Kristalbad in het Waterschap Regge en Dinkel (tevens de opdrachtgever) waardoor een

groene en natte buffer is geschapen tussen Hengelo en Enschede. De waterkwaliteit van de Elsbeek is hierdoor opgeknapt. De vijfde nominatie is het woonproject Poptahof in Delft, in opdracht van Woonbron samen met de gemeente Delft. Hier is een verpauperde woonwijk uit de jaren vijftig en zestig getransformeerd tot een nieuwe leefbare buurt met eigentijdse architectuur.

Voorzitter van de jury is rijksadviseur Yttje Feddes, secretaris is Olof Koekebakker, en de juryleden zijn landschapsarchitect Michael van

Gessel, directeur van het bouwad-viesbureau SITE Leo Versteijlen, docent en stedenbouwkundige Anna Vos, mededirecteur van ZUS Elma van Boxel, gedeputeerde van Gelderland Co Verdaas en cultuur-wetenschapper/publicist David Hamers.

De Gouden Piramide wordt jaarlijks uitgereikt en is dit jaar gewijd aan het thema gebiedsontwikkeling.

nieuws

Nominaties Gouden Piramide

5

De Rijksgebouwendienst gaat in opdracht van het ministerie van OCW de brandveiligheid en andere technische installaties bij het Van Gogh Museum aanpassen. Bij de installaties gaat het om de bedrading en bekabeling van elektra en computersystemen. Dit is nodig om aan de verscherpte veiligheidseisen te voldoen. Het gevolg is dat het museum in het najaar van 2012 zes maanden zijn deuren sluit. De collectie zal voor een groot deel te zien zijn in de Hermitage Amster-dam, is afgesproken. Museumdirec-teur Axel Rüger zegt dat de maatre-gelen nodig zijn om de veiligheid van de bezoekers en de kunst te waarborgen.

In 2010 waren er al aanpassingen gepleegd aan het gebouw, een laat

ontwerp van Gerrit Rietveld, toen om de vluchtroutes te verbeteren. Omdat verbetering van de brandvei-ligheid zo’n topic is geworden, onder meer na de brand in het detentie-centrum Schiphol, is de Rijksgebou-wendienst bezig met een inhaalslag. Nadat eerst de penitentiaire inrichtingen zijn verbeterd, is nu dus onder meer het Van Gogh Museum aan de beurt. Met de Rijksgebou-wendienst is afgesproken dat de werkzaamheden half 2013 afgerond zijn, omdat dat jaar een feestjaar moet worden. Dan zijn het Rijksmu-seum en naar verwachting ook het Stedelijk Museum klaar, viert het Van Gogh Museum zijn 40-jarig bestaan en Amsterdam 400-jaar grachten-gordel.

Foto: Luuk Kramer

Van Gogh Museum een half jaar dicht

Ô De huidige lobby bij de entree van het Van Gogh Museum, met Rietveld-fauteuils.

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

nieu

ws

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id6

Ze ‘inspireerde de hele rijksoverheid met haar voortdurende appel voor schoonheid’. Met het symposium ‘Nu Architectuur’ op 30 juni in het voormalige Stadskantoor van Rotterdam namen het Atelier Rijksbouwmeester, de Rijksgebou-wendienst en het ministerie van BZK afscheid van de eerste vrouwelijke Rijksbouwmeester van Nederland, Liesbeth van der Pol.

De secretaris-generaal van BZK, Roos van Erp-Bruinsma, stond in haar openingswoord stil bij de betekenis en reputatie van Van der Pol als Rijksbouwmeester. Een ‘geziene figuur’, die met ‘passie, enthousiasme en toewijding’ haar uitgesproken visie op architectuur, gebouwen, monumenten en het Nederlands landschap onder de aandacht bracht. Van der Pol heeft het ambt van Rijksbouwmeester meer gezicht en meer gezag gegeven. 

Het symposium stond in het teken van ‘haar’ thema’s: scholenbouw, binnenstedelijk bouwen en de betekenis van het ontwerp. Aan de gesprekstafels schoven enkele van de belangrijkste spelers uit haar periode als Rijksbouwmeester aan, onder andere Jan Brouwer van het College van Rijksadviseurs en directeur-generaal Ruimte Chris Kuijpers van het ministerie van I en M.

Met warme woorden bedankte directeur-generaal Peter Jägers Van der Pol voor haar grote inzet. ‘Met passie en meer dan 100% toewijding heeft ze zich in de architectonische schatkamer van de Rijksgebouwen-dienst gestort. Van Soestdijk tot Veenhuizen, van Jachthuis St Hubertus tot de Blokhuispoort, ze

was overal, scherp en gedreven, krachtig en betrokken, met een niet aflatend hoog tempo.’ Een Rijks-bouwmeester ‘om van te houden’, concludeerde Jägers. 

Uit handen van Van Erp-Bruinsma ontving Liesbeth het afscheids-cadeau van het Atelier, de Rgd en het ministerie: een zilveren ring met huisjes, zodat ze nu ‘de stad om haar vinger’ draagt. Liesbeth van der Pol was ontroerd. Ze benadrukte dat ze met plezier het ambt van Rijksbouw-meester had uitgeoefend. Ze had het heel ‘bijzonder’ gevonden om al die monumenten te mogen bezoeken als topadviseur van de Rgd en daarmee bij te dragen aan de ‘bijzondere Rijksportefeuille’. 

Haar opvolger Frits van Dongen maakte duidelijk ‘met trots’ dit ambt op zich te nemen. Hij noemde als eerste sleutelbegrip: ‘continuïteit’, het werk voortzetten van zijn voorgangers. Uit de tijdens het symposium gepresenteerde agenda van het College van Rijksadviseurs ‘Architectuur Nú’ haalde hij zijn tweede thema: ‘ontwerp als de kunst van het verbinden’. ‘Verbinden is echt iets wat bij mij hoort.’ En als derde leidraad geldt voor Van Dongen ‘Nu bouwen’, hoe krijgen we de bouwkolom weer aan de praat? Van Dongen is vanaf augustus Rijksbouwmeester.

Zie ook interview Liesbeth van der Pol op pagina 50 en profiel Frits van Dongen op pagina 24.

Afscheid Liesbeth van der PolFOTOGRAFIE: PIeteR PennIngS

Bovenaan: Secretaris-generaal Roos van Erp-Bruinsma overhandigt scheidend

Rijksbouwmeester Liesbeth van der Pol een bijzondere ring.

Onderaan: nieuwe Rijksbouwmeester Frits van Dongen spreekt.

77

Recificatie

MonUMentenbezIt

In het artikel over het monumen-tenbezit van de Rijksgebouwen-dienst (SMAAK–51) is in het fotobijschrift abusievelijk vermeld dat het Jachthuis Sint Hubertus in bezit is van de Rijksgebouwen-dienst. In feite betreft het een erfpachtcontract tussen Stichting de Hoge Veluwe en de Rijksge-bouwendienst. In de tekst zelf is een aantal cijfers niet correct: de overheid steekt jaarlijks ongeveer 400 miljoen euro in het cultureel erfgoed, waarvan de Rijksgebouwendienst 10 miljoen voor zijn rekening neemt. Het aantal rijksmonu-menten wordt geschat op 55- tot 60 duizend.Verder in het artikel wordt al te specifiek ingegaan op de politieke houding tegenover het monu-mentenbezit van de rijksoverheid. Algemeen kan worden gesteld dat sommigen hechten aan een staatsverantwoordelijkheid ten aanzien van het erfgoed, terwijl andere partijen neigen naar een maximale verkoop en weer anderen geporteerd zijn van een publiek- private samenwerking, zoals de Engelse optie in de vorm van Heritage.

oPenLUcHtMUSeUM

In het interview met directeur Pieter-Matthijs Gijsbers van het Openluchtmuseum (SMAAK–51) wordt ten onrechte beweerd dat de Rijksgebouwendienst alleen verantwoordelijk zou zijn voor het depot en het entree gebouw. Op het terrein zelf vallen ook een kleine twintig objecten onder verantwoordelijkheid van de Rijksgebouwendienst.

De winnaars van de Amsterdamse Architectuur Prijs 2011 (de Gouden A.A.P.) zijn de Liberaal Joodse Gemeenschap Amsterdam en SeARCH, respectievelijk de opdracht-gever en architect van de Synagoge aan de Zuidelijke Wandelweg. Dit is eind mei tijdens een vrolijke bijeenkomst bekend gemaakt. Wiel

Arets (winnaar van de vorige editie) hing de gouden medailles om bij Bjarne Mastenbroek & Uda Visser (SeARCH) en Luc Stranders (LJG). De jury bestond dit jaar uit de architecte Lada Hrsak, de architec-tuurhistorica Anneke Bokern en de architectuurhistoricus Vladimir Stissi. Eerdere winnaars waren Dok architecten (2008), -Claus en Kaan Architecten (2009) en Wiel Arets Architects (2010).

De jury formuleerde zijn oordeel als volgt: “Unaniem adviseerde de jury om de Amsterdamse Architectuur Prijs 2011 toe te kennen aan de synagoge van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam naar ontwerp van SeARCH vanwege de emotionele en culturele lading, met in de ervaring ‘hogere pieken en diepere dalen’, die alle verwikkelingen op grootse wijze te boven is gekomen. Het betreden van het gebouw kan een reis naar het licht worden genoemd. Een reis die via een sobere hal en een brede trap naar een ontvangstruimte leidt, en vandaar naar het hoogtepunt: de sjoel, een hoge en tegelijk compacte ruimte, licht dankzij de grote ramen, intiem door de opvallend steile balkons, waar het hout het beton overheerst en de ruimte symboliek ademt.”

Joodse synagoge wint Gouden A.A.PFOTOGRAFIE: Iwan baan

Bouw Informatie Model

De Rijksgebouwendienst schrijft met ingang van november bij geïntegreerde contracten het gebruik van het Bouw Informatie Model (BIM) voor. Dat maakte Peter Jägers, directeur-generaal van de dienst, eind juni bekend. De bouw- en installatiewereld werkt al sinds de jaren tachtig aan een elektronisch afsprakenstelsel om het integraal bouwen te bevorderen en de faalkosten terug te dringen.

Tot op heden is het systeem echter ontwerptechnisch nog niet af en staat de implementatie in de meeste bedrijven nog op een laag pitje. Jägers zei tijdens het congres ‘Excelleren met BIM’ van Uneto-VNI, branchevereniging van de installatiesector, niet langer te willen wachten. “Dan hebben we BIM de komende tien jaar niet aan de praat.”

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id8

rijk

shui

sves

ting

Het ministerie van Buitenlandse Zaken (BuZa) en het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) komen in 2016 samen in het voor-malige VROM-gebouw aan de Rijnstraat. Dat ondergaat dan nog eerst een grondige renovatie. Het pand van het ministerie van Volks-gezondheid, Welzijn en Sport (VWS) gaat na een verbouwing ook onder-dak bieden aan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Aan de bestemming voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Veiligheid en Justitie (VenJ) wordt al gewerkt. In het Wijnhavenkwartier begint de nieuwe JuBi-toren vorm te krijgen.

“Dit worden de grote, gezichtsbepa-lende gebouwen die blijven. De oude gebouwen van I&M aan de Plesman-weg, BuZa aan de Bezuidenhoutse-weg en SZW aan de Anna van Hannoverstraat stoten we af, tezamen met tientallen, vaak kleine gebouwen in Den Haag, in totaal misschien wel zestig”, zegt Arjen Kouwenhoven. Hij is programma-manager Rijkshuisvestingsstelsel van het Directoraat-Generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk (DG OBR) van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Vanuit die functie heeft hij samen met de Rijksgebouwendienst de contouren neergezet van het Masterplan Den Haag dat leidraad is voor de komende veranderingen en

nieuws

TEKST: RoLF De boeRFOTOGRAFIE: MaRLeen SLeeUwItS

‘Een zichtbare invulling geven aan een kleine en krachtige dienstverlenende overheid’, zo noemde premier Mark Rutte de verhuisplannen van de ministeries in Den Haag tijdens de persconferentie direct na afloop van de Ministerraad in mei 2011. Als in 2016 de laatste verhuisdoos is uitgepakt, hebben de ministeries 40% (!) vloeroppervlak ingeleverd en mag het kabinet jaarlijks rekenen op een besparing van € 90 miljoen. De Rijksgebou-wendienst zelf verhuist in 2012 tijdelijk naar Terminal Zuid en een deel van Terminal Noord.

Masterplan voor Den Haag gaat uit van compacte overheid

Zes ministerie-gebouwen blijven er over

Ñ Interieur met wereldkaart in het ministerie van Buitenlandse Zaken. Binnentuinen van het ministerie. Ò

9

verhuizingen. De directie Vastgoed van de Rijksgebouwendienst heeft de berekeningen gemaakt, de scenario’s opgesteld, en heeft veel overleg gevoerd met de departe-menten.

nIeUwe StRategIe

De kiem voor het masterplan werd gelegd in 2007. In dat jaar kregen het DG OBR en de Rijksgebouwendienst de opdracht een nieuwe strategie uit te stippelen voor de huisvesting van de ministeries in Den Haag naar aanleiding van Vernieuwing Rijks-dienst. In dat eerste masterplan moest een norm gaan gelden van 1,1 werkplek voor één fte (fulltime-equivalent). Dat was toen in de

praktijk 1,3. Maar met 1,1 voor iedere ambtenaar nog steeds iets meer dan één werkplek. Die verhuisbewegin-gen en afstoot van gebouwen die deze nieuwe norm en de verkleining van de Rijksdienst tot gevolg had waren nauwelijks in voorbereiding toen het nieuwe kabinet in 2010 met verdere bezuinigingen op Rijksdien-sten kwam. Dat die uiteindelijk zouden leiden tot nog minder ambtenaren en daardoor minder kantoorruimte was meteen al duidelijk. Vandaar dat er een geactualiseerd masterplan moest komen.

Directeur-generaal OBR Jaap Uijlenbroek: “Het regeerakkoord

zegt dat wij een kleine en krachtige overheid willen en in het verlengde daarvan is het uitvoeringsprogram-ma Compacte Rijksdienst gemaakt. Dat zijn zestien projecten die ook de huisvesting raken.” Het kabinet zei meteen al dat er bespaard kon worden door de norm voor een werkplek van 1,1 naar 0,9 te verlagen. Uilenbroek: “Dat betekent voor iedere ambtenaar iets minder dan één volle werkplek. Dat is zeker haalbaar door inzet van flexplekken en andere innovatieve manieren van huisvesten. Uit onderzoek blijkt namelijk dat werkplekken in gebouwen maar voor de helft van de tijd echt gebruikt worden.” Voor nieuwbouw en panden die ingrij-

pend gerenoveerd worden, gaat een norm van 0,7 werkplek per fte gelden omdat hier bouwkundige voorzieningen getroffen kunnen worden die de bezetting nog efficiënter maken.

Kouwenhoven: “Eind vorig jaar zijn we met het regeerakkoord in de hand opnieuw gaan kijken en hebben samen met de Rijksgebou-wendienst die puzzel opnieuw gelegd.” Dat was lastiger dan de eerste keer. Uijlenbroek: “Het is een interdepartementaal besluitvor-mingstraject. Het plan is ook meerdere keren in het Interdeparte-mentale Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst op tafel gekomen. Want huisvesting is ingrijpend voor de ministeries. En het ministerie van Financiën moet het met de business case eens zijn. Komen de plannen overeen met de ambities van het Kabinet? Leveren ze voldoende op?”

LogIScHe keUzeS

Vervolgens heeft de Rijksgebouwen-dienst een bedrijfseconomische

10

analyse gemaakt van de gebouwen-voorraad, de locaties, de waarde van de gebouwen en het benodigde onderhoud. Uiteindelijk zijn de logische keuzes gemaakt. Gebouwen die aan groot onderhoud toe waren, zoals het gebouw van Infrastructuur en Milieu aan de Plesmanweg en het ministerie van Buitenlandse Zaken en gebouwen op minder goede locaties, zoals het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vielen af. Net als de tientallen gebouwen verspreid over de stad. Het afstoten van deze gebouwen levert jaarlijks een besparing op van € 90 miljoen op het totaal van € 1,8 miljard dat het kabinet op Rijksdien-sten wil besparen. Wat overblijft –

naast enkele verspreid liggende gebouwen waarvan de huurcontrac-ten pas over een groter aantal jaren kunnen worden opgezegd – zijn zes gezichtbepalende gebouwen die de strategische voorraad vormen, in het hart van de stad, op een steenworp afstand van elkaar.

“De complexiteit in het traject is om alle ministeries goed uitleggen wat er gebeurt”, zegt Kouwenhoven. “De ambitie van dit kabinet om geld te besparen op het Rijk is hoog. Departementen zijn daarom allemaal heel hard aan het nadenken waar dat geld vandaan gehaald kan worden gehaald. Er spelen grote belangen, dat maakt het proces ingewikkeld.”

Uijlenbroek: “Mensen willen de zekerheid hebben dat de besparingen ook inderdaad gerealiseerd worden. Het kost moeite en het is een grote taakstelling die misschien ook zal leiden tot gedwongen ontslagen. Op het moment dat je bepaalde besparingen niet realiseert, zul je dan misschien meer mensen moeten ontslaan. Vandaar dat ministeries bij elkaar de nieren willen proeven dat ambities ook waargemaakt worden.”En medewerkers zelf? Kouwenhoven: “Minder werkplekken betekent het werk anders inrichten. Ik denk niet dat daar een cultuuromslag voor nodig is. Ministeries zijn zelf al hard bezig met de invoering van het nieuwe werken.”

De Rijksgebouwendienst heeft nog geen definitieve plek gevonden. De dienst is onderdeel geworden van het ministerie van Binnenlandse Zaken maar verhuist niet mee naar de JuBi-toren. De Rijksgebouwen-dienst gaat tijdelijk, van begin 2013 tot eind 2016, naar het nabijgelegen huurpand Terminal Zuid en een deel van Terminal Noord. Daarna wordt de Rijksgebouwendienst definitief gehuisvest in de beschikbare voorraad.

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

idri

jksh

uisv

esti

ng10

De Apenrots, zoals het ministerie in de wandelgangen is gaan heten.

11

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

onde

rwer

par

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

12co

lum

n12

wauw gebouw

een toeristisch praalgraf in katwijk Enkele dagen na Hemelvaartsdag toog Nicolaas Matsier naar Katwijk aan den Rijn om het epitaaf van echtpaar Van Lyere te gaan bezichtigen. Wie geld of status had, kon zich voornaam in een kerk laten begraven, en de beeldhouwer die dat uitvoerde, was Rombout Verhulst. Het is nog een hele toer een protestantse kerk buiten de dienst binnen te gaan, maar de schrijver had geluk. Het is de week van de wederopstanding. En hij kon vaststellen hoe het monument is gerestaureerd.

TEKST: nIcoLaaS MatSIeRFOTOGRAFIE: MaaRten nooRDIjk

Het gaat hier om een praalgraf in Katwijk. Van de hand van niemand minder dan Rombout Verhulst. Een graf voor een, mag ik wel zeggen, compleet vergeten echtpaar. Door de Rijksgebouwendienst is de epitaaf - een enorme tekst die de verdiensten van het vergeten echtpaar in ronkend Latijn memoreert – nu prachtig gerestaureerd. Daarom ging ik erheen. Maar eerst even dit.

Wie een oude kerk betreedt, wordt krachtig herinnerd aan de doden. De kerk was immers een begraafplaats. Je kwam daar als dode ad sanctos te liggen, ‘bij de heiligen’. Onder het altaar bevond zich steevast het gebeente van een of meer heiligen, meestal martelaars, naar wie de kerk genoemd was. Eerst placht dat een zo compleet mogelijk geraamte te zijn (er ontbrak wel eens wat). Later, toen het christendom zich met grote snelheid verbreidde, mocht het ook een botje wezen, een stukje kleding of een ander attribuut.

De relieken van de heiligen vormden het veilige reisgezelschap. Achter de praktijk van het begraven in kerken zit het oerchristelijke idee van de wederopstanding. Griekse en Romeinse tempels hebben nooit gefunctioneerd als begraafplaatsen. Elke oude kerk daarentegen is gebouwd als wachtkamer voor de doden.

De wat gewonere doden van de middenklasse liggen onder de zerken waar je over loopt. De meest gewich-tige c.q. rijke doden vertoeven in of onder monumenten van beeldhouw-kunst die niet voor niets praalgraven heten. Tot in de dood gaf men zijn status duidelijk te kennen. Vooral in Delft (Oude Kerk en Nieuwe Kerk), Amsterdam (Oude Kerk en Nieuwe Kerk), Den Haag (Grote Kerk) trokken deze grafmonumenten van stadhou-ders, admiraals en andere militairen, wel of niet van adel, heel wat buiten-landse toeristen. Dat was in de zeventiende eeuw al het geval. Frits Scholten, hoofdconservator beeldhouwkunst van het Rijks-museum, wijdt een apart hoofdstuk aan zulk graftoerisme in zijn mooie

studie Sumptuous Memories (2003). Of dat zich ook uitstrekte tot dorpskerken zoals die in Katwijk? Ik neem aan van niet. Maar dat de hoge dames en heren hier te lande elkaars graven goed in de gaten hielden staat vast. Tegen een gepaste vergoeding konden de toeristische bewonderaars de door de protestanten van de katholieken afgepikte kerken gewoon nog in. Nadat ze gewit waren, en ontdaan van hun paapse altaren en heiligenbeelden, boden juist deze kerken ruimte aan de enige sector van de Nederlandse beeldhouwkunst die volop in bloei stond – de seculiere. Dit zijn beelden die een eeuw na de Beeldenstorm geproduceerd zijn. Ze staan er nog wel, deze grafmonu-menten, maar meestentijds achter slot en grendel. De ellende met het protestantisme is dat de kerken zo ongeveer de hele week dicht zijn. Ze gaan alleen op zondag twee keer een dik uur open, niet voor de kunst en de geschiedenis, maar voor gemeente-zang en preek. Nou ja, niet altijd en overal. Ik heb een keer een fietstocht gemaakt langs een aantal van die prachtig gelegen Romaanse dorps-kerkjes in de provincie Groningen. Wie erin wilde, werd verwezen naar de koster recht tegenover de kerk. Die gaf jou een sleutel en dan kon jij die kerk in om daar op je dooie gemak de restanten van de schilde-ringen op het tongewelf te bekijken.Het oeuvre van Rombout Verhulst bestaat grotendeels uit grafmonu-menten. Het zijn er een stuk of vijftien, een aantal daarvan in dorpskerken. Aan een excursie langs die vijftien zou ik graag deelnemen. Ik denk aan een intensieve maar ook vrolijke werkweek onder leiding van een gids van het kaliber van Frits Scholten. Waar mogelijk per fiets. Er zijn goede bed-and-breakfasts geregeld. Iedereen heeft de zojuist verschenen monografie bestudeerd. Dit is, zoals de lezer al is gaan vermoeden, een verzuchting. Die monografie is er niet en de kerken zijn dicht. Het monument voor het echtpaar Willem van Lyere (naar believen uit te spreken als Liere of Lière) en Maria van Reigersberch, in Katwijk aan de Rijn, staat er misschien bovenal om de wereld te laten weten wie de

opdrachtgeefster was: namelijk Maria van Reigersberch, een naam-genote van haar tante, die de echtgenote was van Hugo de Groot. Na de dood van haar man was zij, zelf niet van adel maar wel schatrijk, ‘Vrouwe van de beide Katwijken en ‘t Sant’ geworden. Op haar wens en waarschijnlijk naar haar aanwijzing

liet zij zich door Rombout Verhulst vereeuwigen als de nog levende weduwe van haar jong gestorven man, een jaar of twintig voordat zij zelf naast hem begraven werd. Half geleund achter haar geharnaste dode man (kapitein namelijk in staatse dienst) zien wij haar, in marmer jong en levend gebleven,

peinzend.Deze pose moet als aan-beveling gefungeerd hebben voor een andere weduwe, Anna van Ewsum, ook zij vergeten, die op haar beurt een opdracht gaf aan Rombout Verhulst. Hij maakte een op punten misschien iets verbeterde versie voor haar in Midwolda. Het werkstuk in Midwolda leidde wederom tot een

opdracht, van de volgende weduwe, Josina van Loewenstein, in Stedum. Prachtige graven allemaal, te oordelen naar de foto’s. Weet je wat, dacht ik, ik ga gewoon een kerkdienst bij-wonen. Dan maak ik meteen eens mee hoe het een praalgraf te moede is tijdens de godsdienstoefening. Ik reisde naar Katwijk. Eerst per ongeluk bijna het verkeerde Katwijk. Nooit geweten dat er twee Katwijken zijn. Eentje aan Zee, eentje aan de Oude Rijn. Als enige stond ik een half uur voor de dienst, begon te morrelen aan de kerkdeur die nog dicht was. Binnen oefende de organist al. Er arriveerden gelovigen, die eveneens aan de deur morrelden. Mijn kunst-historisch bedoelde marge verstreek. Een man in zwart pak beende naar de pastorie aan de overkant. Met de dominee kwam hij terug. Die nieuwe koster, wat was dat voor een kluns? Ik snelde naar de gedenkplaat en bevond die helemaal in orde. Zo goed als nieuw. De dominee liet twaalf gezangen en psalmen zingen en preekte tussendoor over de jongste dag.

Het was de zoveelste week na Pasen en het ging dus over de wederop-standing. Wat dat betreft hadden we het niet beter kunnen treffen, het monument en ik. Maar het graf bevindt zich in een hoek. Een kerkganger heeft er geen zicht op. Het zou wel eens lang geleden kunnen zijn dat iemand er goed naar gekeken heeft. Afgezien van de restaurateur dan natuurlijk. Ik teken dus voor zo’n gedroomde excursie.

13

Het praalgraf van het echtpaar Van Lyere.

mon

umen

ten

kuns

tar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

14st

eden

bouw

Foto: Leo van Velzen

wisseling van de wachtDe ene Rijksbouwmeester gaat, de andere komt, zo gaat dat eens in de drie jaar. Liesbeth van der Pol werd feestelijk uitge-wuifd na misschien wel een van de lastigste ambtstermijnen – met een geduchte crisis in de bouw – en Frits van Dongen deed zijn intrede. Dankzij Van der Pol staat de Wet op de Architecten-titel stevig in zijn schoenen. De bordjes in Den Haag zijn verhan-gen. En niet alleen op het persoonlijke vlak. Functies veranderen, zelfs de Rijksgebouwendienst als organisatie is onderhevig aan een metamorfose: kleiner, een andere taakopvatting? Dat zal in het najaar blijken. En dan zijn er de gebouwen die weliswaar steeds hetzelfde zijn, maar toch in een ander daglicht komen te staan. Wie had kunnen denken dat paleis Soestdijk nog eens het decor van een opera zou kunnen zijn? Het is, ondanks de wispelturige weergoden, een succes.

De wisseling van de wacht is zichtbaar en tastbaar, in het Scheep-vaartmuseum, dat op 2 oktober open gaat met een spectaculair dak boven de binnenhof. Of met het Rijksmuseum dat stukje bij beetje wordt heroverd, met een passage die de allure heeft van een museumzaal. Dat monumenten een gedaantewisseling kunnen ondergaan, was al bekend, maar dat het ook origineel en gedurfd kan gebeuren, bewijst het Felix Archief in Antwerpen. Hoe een pakhuis met onmogelijk lage ruimtes en balkencon-structies kon veranderen in een katalysator voor De Eilanden. De wisseling van de wacht betekent immers ook de impuls die kan uitgaan van veranderde functies en gebouwen.

16du

urza

amh

eid

wisseling van de wacht

TEKST: anka Van VooRtHUIjSenFOTOGRAFIE: RobeRt oeRLeManS

Jaren is er achter de schermen gepraat en gebrainstormd over een mogelijke verhuizing van het RIVM. Nu is het een feit. De verzameling gebouwen en paviljoens in Bilthoven worden ingeruild voor een complex op het terrein van de Ponskaart in op het Utrecht Science park op De Uithof. Daarvoor moet dat Wentgebouw wel wijken.

RIVM gaat van Bilthoven naar Utrechtse Uithof verhuizen

Het is eindelijk een feit. Het Rijks-instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) gaat verhuizen. Minister Schippers van VWS gaf in juni toestemming voor nieuwbouw op het Utrecht Science Park, in de universiteitspolder De Uithof. Een locatie –hemelsbreed vier kilometer zuidelijker- tussen samenwerkings-partners als TNO, het Utrechts Medisch Centrum, Danone en de veterinaire faculteit biedt veel kans op synergievoordelen en kennis-uitwisseling. Directeur-Generaal André van der Zande van het RIVM: ‘Alles wat wij hier aan faciliteiten hebben is daar ook. En soms beter.’Natuurlijk is er bij menigeen wat melancholie over het verlaten van

de huidige locatie: het RIVM ligt prachtig in het groene buitengebied van Bilthoven, de konijnen huppelen er tot vlak voor de deur. Het instituut is sinds 1955 gehuisvest op een terrein dat wel een dorp lijkt: de straten hebben namen, er staan verkeers-borden en post- en expeditie karretjes rijden heen en weer tussen de meer dan 50 verschillende gebouwen. Dat is een eigenaardige mix die in de loop der jaren is ontstaan, variërend van een zeer bescheiden bakstenen gebouwtje tot een strak vormge-geven high tech-laboratorium en een hoofdgebouw in fraaie weder-opbouw-stijl.

De ambities voor de nieuwbouw zijn

groot. De nieuwe huisvesting komt qua zichtbaarheid op een absolute A-locatie, aan de rand van De Uithof, grenzend aan de drukke A27. Nu staat daar nog wat in de Utrechtse volksmond De Ponskaart wordt genoemd, maar in architectuurgidsen het Wentgebouw heet. Een groot vierkant gebouw, een ontwerp uit 1974 van Teun Koolhaas. Met karakteristieke gevelopeningen, die het gebouw z’n bijnaam bezorgden. Op dezelfde kavel staat ook nog een laboratoriumgebouw van later datum, met pyramidevormig dak, een ont-werp van de Utrechtse architect Mart van Schijndel. De Uithof herbergt een aantal architectonische toppers van Nederland, zoals het Minnaert-

Van een dorp naar een samenhangend efficiënt gebouw

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id

17

gebouw (Neutelings Riedijk), het Educatorium (Rem Koolhaas) en de Universiteitsbibliotheek (Wiel Arets). De nieuwe behuizing van het RIVM moet daar goed tussen passen, vindt de projectdirecteur nieuwe huisves-ting, Jos Nouwt.

waaRDe

De vorige rijksbouwmeester, Liesbeth van der Pol, had het Wentgebouw graag willen behouden vanwege de cultuurhistorische waarde. ‘Het gebouw heeft uit erfgoedoogpunt zeker waarde’, beaamt Nouwt. ‘Maar de gevel zit vol asbest, de constructie is absoluut niet geschikt om te ver-bouwen en na uitgebreid onderzoek gaven we de voorkeur aan sloop en

nieuwbouw, en de minister ook. Verbouwen zou leiden tot onover-zichtelijke en buitenproportionele kosten.’

De nieuwe huisvesting zal een einde maken aan de onlogische en onhandige versnippering van afdelingen op het huidige RIVM- terrein aan de Antonie van Leeuwen-hoeklaan in De Bilt. ‘We willen áf van dat dorp’, benadrukt André van der Zande. ‘We streven naar een samenhangend, doelmatig, efficiënt gebouw. Eén gebouw, met een oppervlakte rond de 55.000 vierkante meter. Wat niet wil zeggen dat het niet uit twee of drie torens zou kunnen bestaan, maar ik ga ervan uit

dat er op het niveau van de plint goede logistieke verbindingen zijn.’ Een instituut als het RIVM moet passend worden gehuisvest, vinden Nouwt en Van der Zande. ‘In een gebouw dat goed is voor mens en milieu. Duurzaamheid is daarbij van belang. We hebben nu bij een aantal panden een F- en G-label bij de entree hangen, dat kan natuurlijk écht niet, dat is duidelijk.’ Nouwt: ‘We hebben een prachtige missie, we willen huisvesting die dat zichtbaar maakt. We gaan niet voor niks, voor allure en uitstraling. Dit wordt zeker niet het gemiddelde rijkskantoor. Het moet een huzarenstukje worden, dit is geen dertien-in-een-dozijn-gebouw, dit huisvest staks het

grootste stralingslab en micro-biologielab van Nederland. Dat moet je kunnen zien.’

PRIMeUR

Binnen Nederland spiegelt het RIVM zich qua gewenste uitstraling en architectonische kwaliteit graag aan de huisvesting van het Nederlands Forensisch Instituut, zeggen Nouwt en Van der Zande. ‘Ook als het gaat om beveiliging natuurlijk. Dat wordt bij ons óók een belangrijk punt. Bij het NFI is dat fantastisch aangepakt. Je merkt er nauwelijks iets van, maar je wordt op allerlei manieren natuurlijk gigantisch gevolgd. Wij moeten ook nadenken over welke beveiliging past bij het type instituut

arch

itec

tuur

bele

id18

PPS-aanbesteding, een dbfmo- contract: ‘Voor het ontwerp en een gebouw is dat niet opzienbarend, maar naar de exploitatie ben ik erg benieuwd’, zegt Nouwt. ‘Dan heb je het echt over risicoverdeling in raakvlak met het primaire proces. De laboratoria: wat is nog de verantwoordelijkheid van de staat en wat besteed je uit aan een private partij? Een enigszins vergelijkbare contractvorm met laboratoria wordt alleen gebruikt in Londonderry, in Noord-Ierland. Daar gaan we dan ook zeker praten binnenkort.’ Van der Zande: ‘Denk aan een leiding die kapot gaat en waar virussen doorheen lopen. Stel dat er mensen ziek worden? Hoe zit het dan met de

aansprakelijkheid, hoe wil je dat als overheid regelen? Dat vraagt om nieuwe inzichten.’ Nouwt: ‘Het RIVM werkt met heel bijzondere appara-tuur. We proberen als opdrachtgever alles in één envelop te krijgen, dat is een ingewikkeld en boeiend traject.. We willen vooraf dan ook een aantal seminars organiseren om geinteres-seerde partijen goed te kunnen informeren.’

nIet In De boSSen

Een instituut als het RIVM hoort niet thuis ‘in de bossen’, daarover bestaat bij André van der Zande geen enkele twijfel. ‘Voor een kennisinstituut als het onze zijn innovatieve processen essentieel.

arch

itec

tuur

onde

rwer

p

dat we zijn en over de verschillende beveiligingszoneringen binnen het gebouw. Het moet wel een prettig gebouw zijn om in te verblijven en te werken.’ De beveiligingsopgave speelt zich op alle niveaus af: natuurlijk moet er WiFi zijn, zeggen beiden, maar: ‘We zitten straks in een heel gemengde omgeving. Met veel studenten in de directe omgeving, die soms erg goed kunnen hacken. Dat is lastiger dan dat je afgezonderd in de bossen tussen de brave burgers zit.’

Vanuit de bouwwereld is de interesse in dit project groot, hebben zowel RIVM als Rijksgebouwendienst al gemerkt. ‘Meteen na de bekend-

making van minister Schippers dat zij besloten had tot nieuwbouw, kwamen er al telefoontjes binnen van bureaus die graag willen weten hoe we de aanbesteding gaan aanpakken,’ vertelt Jos Nouwt. De Europese aanbesteding zal –zo is de verwachting nu– in de loop van 2012 starten. Voorafgaand staat er een aantal seminars op de planning, zodat partijen een goed idee krijgen van de vraag, en het type consortium dat nodig is voor deze opdracht. In de tweede helft van 2013 moet er een voorkeursbieder zijn en een ontwerp liggen. Begin 2015 is de kavel bouwrijp, medio 2018 hoopt het RIVM te kunnen verhuizen naar de Uithof. Er is, gekozen voor een

duur

zaam

hei

dar

chit

ectu

urbe

leid

19

Daar wil je bovenop zitten.’ Naast de medische en veterinaire faculteiten, huisvest het Utrecht Science Park ook bedrijven als Danone en TNO: die mix van bedrijfsleven en universiteit, de combinatie van partijen die zich bezighouden met life/bio-sciences, volksgezondheid en milieu is uniek en past perfect bij de core-business van het RIVM, zegt Van der Zande. ‘Juist als je elkaar treft in de bedrijfskantine, in de sporthal, bij de tram, dan ontstaan er dingen: weet je van die en die tender, zou dat niet iets voor ons zijn, kijk jij daar ook eens even naar. Het leidt tot meer samenwerking, daar ben ik van overtuigd.’ Dat Utrecht zowel een medische als en

een veterinaire faculteit heeft, lijkt voor het onderzoek naar ziekten als bijvoorbeeld Creutzfeldt Jacob, Q-koorts en antibiotica-resistentie (die met de veehouderij te maken hebben) van toenemend belang, en dus ook voor het RIVM. Hoe de nieuwe samenwerking concreet vorm gaat krijgen is nog niet helemaal uitgewerkt, maar voor het gebruik van laboratoria zal daar sprake van kunnen zijn. TNO heeft een milieulab: daar is het RIVM straks ook welkom. Van der Zande: ‘De trend is nu al dat ‘single purpose labs’ tot het verleden behoren, op de Uithof zijn zogeheten ‘multi purpose-labs’ waarvan het RIVM kan gebruik gaan maken. Dan teken je in en ben je welkom met je proeven.’ Overigens lijkt het RIVM ook nog de wens te hebben een eigen laborato-rium te ontwikkelen.

De Uithof is om andere redenen ook een interessante locatie: ‘Het wordt in de toekomst een gevecht om goede jonge werknemers. Dan is het goed dat we daar letterlijk bovenop zitten, naast de universiteit en de hogeschool. Dat ze al stage bij je hebben gelopen, dat ze weten dat je in een prettig en spetterend gebouw zit, dat de besten dus bij jóu willen werken.’

congReSFacILIteIten

Toch heeft het RIVM nog wel wat bespreekpunten met het bestuur van het Utrecht Science Park, zegt de directeur. De congresfaciliteiten op De Uithof zijn zeker niet ideaal, vindt Van der Zande. ‘Zalen zijn er wel, maar wat mij betreft horen daar goede overnachtingsfaciliteiten bij. Onmisbaar voor meerdaagse congressen. Dat ga ik zeker aan de orde stellen.’ Ook wat betreft de

inrichting van de hele Uithof ‘valt er nog wel een slag te maken’, vinden Van der Zande en Nouwt allebei. ‘Er is wel een café, er zijn wat winkeltjes, maar er zit weinig schot in en zowel de leefbaarheid als het voorzienin-genniveau kunnen beter. Dat geldt ook voor de landschappelijke inrichting van het hele gebied.’Eén punt is inmiddels voor elkaar: De Uithof krijgt vanaf 2018 een rechtstreekse tramverbinding met station Utrecht Centraal (en dus Schiphol). Nu rijden er nog overvolle bussen tussen het station en de universiteitspolder.

Het RIVM-personeel krijgt op De Uithof te maken met Het Nieuwe Werken en flexibele werkplekcon-cepten. Nouwt: ‘Geen archiefkasten meer op de kamers, geen vaste werkplekken. Dat wordt een enorme sprong.’ Om die overgang zo soepel mogelijk te maken, starten er binnenkort pilots op afdelingen en in gebouwen die zich daarvoor lenen. ‘Als je dat straks in wilt voeren ga je nu natuurlijk niet zeven jaar stil zitten wachten, dan begin je alvast.’

Niet alleen vanuit de bouwwereld is er veel interesse in de verhuizing van het RIVM, merkt directeur André van der Zande. Vanuit andere universitei-ten wordt enigszins verontrust gepolst in hoeverre Utrecht straks een ‘preferred partner’ voor het RIVM zal zijn. ‘Die angst bestaat en dat snap ik. Natuurlijk heeft een partner dichtbij veel synergievoorde-len, maar we gooien de deur naar andere partners zéker niet dicht. We werken op allerlei manieren ook samen met universiteiten in bijvoorbeeld Amsterdam, Groningen en Maastricht. Dat blijft zo.’ De ‘populariteit’ van het RIVM bevalt

hem, blijkt uit zijn woorden: ‘Ik ben liever veel gevraagd op het bal dan het muurbloempje dat aan de kant staat.’

De toekoMSt Van Het antonIe

Van LeeUwenHoek-teRReIn

Het gaat om een kavel van 22,5 hectare in Bilthoven. Het productiedeel van het Nederlands Vaccininstituut – met ongeveer 200 werknemers - blijft mogelijk na het vertrek van het RIVM op het terrein gehuisvest. André van der Zande: ‘Dat kun je beschou-wen als een goed draaiende fabriek. Dit is een hoogwaardige, gecertificeerde productielocatie. De productie van vaccins is geen taak van de overheid, en wordt op dit moment geprivatiseerd.’ De gemeente De Bilt betreurt uiteraard het vertrek van het RIVM omdat er maar liefst 1500 werknemers de panden gaan verlaten. Volgens cijfers van het RIVM zelf woont 25% van het personeel in de gemeente De Bilt, het merendeel woont elders. Vanaf Utrecht CS rijdt er nu een bus naar het ALT-terrein, vanaf station Bilthoven heeft het RIVM een eigen pendeldienst. Het Rijks Vastgoed en Ontwikkelingsbedrijf (ROVB) en de gemeente overleg-gen over de toekomstige bestemming van het terrein, waarbij woningbouw natuurlijk een aantrekkelijke optie lijkt.

‘We gaan voor een duurzaam en energiebesparend gebouw’

arch

itec

tuur

20te

chni

ek

wisseling van de wacht

TEKST: jaaP HUISManFOTOGRAFIE: SIMone Van eS

Ó Vloer met travertijn-tegels ingelegd met composiet op de binnenhof van het Scheepvaartmuseum. Het dak is van de Luxemburgse kunstenaar Laurent Ney

Ja het dak, maar ook de vloer is de trofee van het museum

De adembenemende kompasroos van Laurent Ney dat de binnenhof van Het Scheepvaartmuseum over-spant, is de enige glimp die het museum van het interieur zijn bezoekers gunt. De grote klap moet immers op 2 oktober komen als het museum na een restauratie van enkele jaren opnieuw zijn deuren

opent. Maar dat spektakel in de binnenhof kon of kan je ook eigenlijk niet ontgaan – alleen al de aanvoer van de metalen spanten en con-structie van dit puzzelstuk was een evenement dat moeilijk geheim kon worden gehouden. Er zat, zo zegt adjunct-directeur Ric van Wijk, geen millimeter afwijking of speling

tussen de spanten en het glas, resultaat van een haarscherpe computerberekening van de Luxemburgse architect.

En nu het als een flinterdun dek boven de binnenhof hangt, is het door zijn schaduwwerking op muren en vloer overrompelend. Hier is een

abstracte weergave van een oceanische kaart tot leven gebracht, passend bij de collectie van Het Scheepvaartmuseum. Schitterend natuurlijk, zo’n koepel, hoe is die alleen schoon te houden? Daarvoor staat een felblauw schrobbend ‘monster’ paraat, een robot op wieltjes die vanuit de dakrand het

Akoestiek Scheepvaart-museum was punt van zorg

Op 2 oktober is het zover, dan opent Het Scheepvaart-museum zijn deuren voor het publiek. In het oktober-nummer van SMAAK zal hier ruimschoots aandacht aan worden besteed. Nu alvast een voorproefje: de techniek.

21

Õ Ornament met lantarens in het museum.

Ó De kantoorverdieping onder de hanenbalken.

22

glas oprolt en zo zijn werk verricht – op afstand bestuurbaar.

akoeStIek

De koepel riep een volgende vraag op: hoe de akoestiek in de binnenhof zo te regelen dat het publiek elkaar kan verstaan. Zonder de kap was er een nagalmtijd van 2,5 seconden, met de kap liep dat op tot 12,5 seconden. Het liefst wilde de museumdirectie die tijd weer terugbrengen naar 3, maar stuitte daarbij op een aantal ‘verboden’: geen aantasting van de binnenwanden en evenmin de camouflage van het dak met een velum. De uitstraling van de voor-malige buitenmuren moest zo veel mogelijk ongeschonden blijven. Het natuurlijk licht moest doordringen tot de binnenhof, zodat het lijkt alsof je buiten staat.

Dan blijft de vloer over. Er zijn travertin-tegeltjes gestrooid in een kunststof composiet dat verdacht veel op cement lijkt met kruisvormi-ge uitsparingen tussen de tegels. Die tegels rusten in een metalen frame. Daaronder ligt een akoestische deken die de ondergelegen tongewelven afdekt – maar dus ook het geluid van boven absorbeert. Daarmee is de nagalmtijd verkort tot 3,3, zeer aanvaardbaar aldus Van Wijk. De komende maand zullen er sound-checks plaatsvinden om te kijken wat er op Het Open Pleyn, zoals het binnenhof inmiddels heet, mogelijk is, maar Van Wijk is optimistisch. Hier kunnen moeiteloos groepen tot 1000 man recipiëren of feesten als dat nodig is. Daarbij zullen ze vergezeld worden van de ledverlich-ting die subtiel in de dakspanten is aangebracht, een al even overrom-pelend lichtspel, zo voorspelt de adjunct-directeur. Maar dat effect moeten we nog even afwachten.

PLeISteRLaag

Minstens zo spectaculair als de overspanning van de binnenhof is de reiniging van de gevel die een ivoorwit Scheepvaartmuseum heeft tevoorschijn getoverd. Voordien was het gelig of creme. Het 17e eeuws gebouw heeft een baksteen gevel die na de herbouw na een brand in

1791 is gepleisterd. Er wordt een blokverband gesuggereerd in het pleisterwerk. De oorspronkelijke kleur was volgens restauratiearchi-tect Kees Doornenbal moeilijk te achterhalen. Er bestonden kleurver-schillen tussen de binnenhof en de buitenkant. In overleg met verschil-lende monumenteninstanties kwam

men uit op deze frisse witgrijze tint. Tegelijk zijn de ornamenten gereinigd en duif-bestendig gemaakt. De timpanen vertonen qua beelden-groepen overeenkomsten met het Paleis op de Dam – opnieuw een Triton en waternimfen – maar missen de gouden of koperen accenten, afgezien van het Je Maintiendrai-

arch

itec

tuur

tech

niek

ÒDe grafische vorm van de koepel verwijst

naar zeekaarten.

23

wapen op de zuidgevel. Maar in tegenstelling tot de beelden op de timpanen van het paleis zijn die bij Het Scheepvaartmuseum van gips en niet van marmer zoals bij het Paleis. Dat verklaart waarom ze veel minder door de tand des tijds zijn aangetast. Gips is sterker.’s Lands Zeemagazijn, het pakhuis van de Amsterdamse admiraliteit werd in slechts negen maanden ge-bouwd door architect Daniel Stal-paert in 1656. Er werden scheeps-tuig, benodigdheden voor de vloot en ook munitie en drinkwater opge-slagen. Het was in zijn tijd internati-onaal gezien zo’n attractie dat het veel belangstellenden trok. Dit was in die tijd het maritieme centrum van de wereld, met de scheepswerf ernaast en de kruitmagazijnen. Om dat bezoek op ordentelijke manier te ontvangen was er een speciale trap aan de noordkant gebouwd waarover we nu ook weer lopen – alleen is die nu niet hout maar van glas en beton, met roestvrijstalen balustrades. Het is een moderne toevoeging die mooi afsteekt bij de wit gesausde binnenmuren.

StanDVInken

Onder de zolderkap zijn de kantoren al operationeel. Ze liggen ingeklemd tussen standvinken en balken, zijn afgeschermd met schuine glazen wanden. De cijfers en codes op de balken herinneren aan het depot dat hier vroeger gevestigd was. Zo konden de stukken makkelijk worden terug-gevonden. Ook hier zijn akoestische voorzieningen aangebracht. De Wijk wijst op de bekleding van een kast die het geluid dempt.

We lopen door de zalen waar hard wordt gewerkt aan de opbouw van de twaalf nieuwe(semi-permanente) tentoonstellingen. Zeven verschil-

lende internationale ontwerpers laten hun licht schijnen over de inrichting, zodat er, aldus Van Wijk, een grote afwisseling in sferen ont-staat. Er is bovendien de mogelijk-heid om na verloop van tijd te wisselen – daardoor wordt een statisch museum vermeden. Hoe, dat zullen we in oktober, gaan zien. De grootste bijzonderheid van de expositieruimtes is de klimatisering van – in dit geval – de vitrines. Gewoonlijk kiest een museum voor een doos-in-een-doos constructie, een schil voor de buitenwand die de kwalijke invloeden van buiten (vocht, licht) weerden. Uit duur-zaamheidoverwegingen is bij Het Scheepvaartmuseum gekozen voor kleinere klimaatzones die met com-pacte luchtbehandelinginstallaties worden gekoeld. Zo blijft de lucht-vochtigheid voor de houten scheeps-modellen en andere kwetsbare mari-tieme objecten op peil. Alleen op de 2e verdieping waar de schilderijen hangen en tijdelijke exposities worden gehouden, is de standaard klimatisering aangehouden.

Het voordeel van deze innovatie, die volgens Van Wijk nog nergens ter wereld zo is toegepast, is dat de bouwkundige structuur van het museum met zijn langwerpige zalen niet wordt aangetast en dat er veel minder energie wordt verspild aan koeling en ventilatie.

Wat in de 17e eeuw al werd aange-duid als een wereldwonder aan het binnen-IJ, zou het daarom zomaar drie eeuwen later weer kunnen worden, alleen dan op grond van heel andere uitvindingen van nu dan toen.

Ñ Robot die het glazen dak reinigt.× Verlichting bij de nieuwe toegang.

kuns

tar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

Opvolger van Liesbeth van der Pol is Frits van Dongen. Hij maakt deel uit van de Architecten Cie waarmee hij grote bouwblokken overal in Neder-land verwezenlijkte. Maar dat was in een economische bloeitijd. Hoe is het nu?

24ri

jksb

ouw

mee

ster

wisseling van de wacht

TEKST: jaaP HUISManFOTOGRAFIE: LUUk kRaMeR

Laatbloeier in de architectuur heeft rijk oeuvre

Mooie speling van het lot. In januari 2011 organiseert projectontwikkelaar Vesteda in Maastricht een congres over de voltooiing van wijk Ceramique. Hoofdgast natuurlijk de stedenbouw-kundige die dit stadsdeel aan de oost-oever van de Maas heeft vormgege-ven, architect Jo Coenen. Eregast is architect Frits van Dongen die een beschouwing houdt over bijzondere stedenbouwkundige plannen, zoals het Plan-Zuid van Berlage. De voor-voor-vorige Rijksbouwmeester en de net aangetreden Rijksbouw-meester over het identieke onder-werp: hoe maak je een stadsdeel?.

Van Dongen (1946) neemt dus het stokje over van Liesbeth van der Pol

– en omdat hij dat per 1 september officieel doet, houdt hij interviews nog even af. Hij moet zich nog inlezen en inwerken in de nieuwe functie.

Van Dongen ontmoet ik op een excursie in Lyon in 1995, georgani-seerd door de Nederlandse Cement-industrie. Elke deelnemer wordt gevraagd een exposé te wijden aan een van de bezichtigde objecten en zo schrijft Van Dongen over de metrolijn D. Van Dongen krijgt associaties met de colleges van Herman Hertzberger waarin deze de sierlijke metro-ingangen van Hector Guimard bejubelt. Bij het zien van de eerste entreevleugels, La Libellule, verschijnt Guimard op zijn netvlies.

Rijksbouwmeester Frits van Dongen krijgt te maken met krimp

ÖWerk van Frits van Dongen,

The Whale op Borneo/SporenburgÒ

Het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam

25

‘Het had een waarschuwing moeten zijn voor een ongekende hoeveel-heid architectonisch spervuur van indrukken en associaties, waar we deze studiereis aan blootgesteld zouden worden.’ Van Dongen beschrijft een vier meter hoge glazen wand op een zanderig plein dat een stalen bomenbos omsluit dat het hem erg doet denken aan de metro-halte op de Rotterdamse Kop van Zuid. Daarna volgt in Lyon een andere ingang, in een cortenstalen doos. ‘Ik probeer dit fascinerende beeld direct vast te leggen. Helaas, rolletje op, geen extra film aanwezig, geen winkels in de buurt, geen foto’s in de documentatie, had ik dit dan niet mogen zien?’ Gelukkig voor

Van Dongen legt collega Hans Ruijssenaars dit gebouwtje vast.

geLaVeeR

Van Dongen zal intussen wel een keer zijn teruggeweest naar Lyon – en anders gaat ie alsnog, hoewel het Rijksbouwmeesterschap hem vermoedelijk niet veel tijd gunt. Het is, zo hebben zijn voorgangers Van der Pol, Crouwel en Coenen ondervonden, een ingewikkelde en tijdrovende baan. Een baan die politiek en bestuurlijk gelaveer vraagt, waarin de Rijksbouwmeester heen en weer pendelt tussen adviezen, competities, bouwopga-ven en wettelijke kaders. Zo heeft Van der Pol de stedelijke

verdichting,de wijkaanpak, de crisis in de architectenbranche op de agenda gezet en bemoeide Crouwel zich vooral met een steviger positie van de architect, de wet op de architectentitel, de manier van (Europees) aanbesteden.

Van Dongen zal net als zijn voorgan-gers op de ingeslagen weg voortgaan met projecten die al in gang zijn gezet Dat zijn om te beginnen de nieuwbouw van de Hoge Raad aan het Korte Voorhout, de voltooiing van het Internationaal Strafhof en de oplevering van de ministeries van Binnenlandse Zaken, Koninkrijkrela-ties, Veiligheid en Justitie. Is er ook iets nieuws te verwachten? Zeker, de

aanbesteding van het RIVM op het terrein van de Uithof in Utrecht, de samenvoeging van diverse ministeries, het verbouwen van de Rijnstraat.

MonUMenten

De nieuwe Rijksbouwmeester heeft ook te maken met een nieuwe positie van de Rijksgebouwendienst waar-over na de zomer helderheid komt. De Rijksoverheid bouwt niet of nauwelijks meer, integendeel er worden panden – en niet geringe – afgestoten. Krimp, niet groei, is meester in Den Haag. Hele ministerie-gebouwen worden afgesloten, sommige gevangenissen ook, om maar te zwijgen van kantoren van overheidsdiensten. Herbestemming

26

wordt het vraagstuk voor de komen-de jaren. De monumentenportefeuille, als vanouds een sterke pijler bij de Rijksgebouwendienst, kent daarnaast een aantal ingewikkelde objecten waar Van Dongen een advies over zal moeten geven: paleis Soestdijk, het Jachthuis Sint Hubertus om er een paar te noemen.

Heeft Frits van Dongen ervaring met dit soort opgaven? In feite niet, als je zijn werk bekijkt, maar dat hadden Crouwel en Van der Pol evenmin. Crouwel concentreerde zich vooral op infrastructurele en logistieke objecten, Van der Pol op woning-bouw en scholenbouw. Ook Van Dongen heeft zijn sporen verdiend in

de woningbouw, zoals een van de grootste blokken in Amsterdam, Funen, en de gebouwen Batavia, Botania en the Wale. Het zijn stuk voor stuk robuuste ensembles die zich met hun stemmige baksteen goed nestelen in de stedelijke setting.

HaRMonIe

Zijn doorbraak was de verbouwing en nieuwbouw van de schouwburg De Harmonie in Leeuwarden. Hij liet de plaats van de zaal intact en gooide het programma radicaal om waar-door de Harmonie met zijn vorste-lijke foyers uitzicht kreeg op de singelgracht en van een in zichzelf gekeerd theater veranderde in een theatraal theater. Dat was 1995, het jaar dat Van Dongen even vertoefde in Lyon.

Hij begon pas laat met architectuur. Was in de jaren zeventig lid van de symfonische rockgroep Alquin en daarnaast een verdienstelijk basket-baller. Pas daarna kwam de liefde voor de architectuur op die hij praktiseerde bij de Architecten Cie waar ook Pi de Bruyn en Carel Weeber lid van zijn of waren. Het dynamische bureau aan de Amsterdamse Keizers-gracht grossierde in de economische en culturele bloeitijd in grote woon-blokken, waarvan De Landtong van Van Dongen op de Kop van Zuid een eerste wapenfeit was. De Landtong is een trapsgewijs, uit terrassen opgebouwd ensemble dat deed wat het moest doen: stabiliteit en allure brengen in een wijk die zo’n impuls nodig had.

Van zijn theaters heeft Pathé Arena, begin 2000, een zelfde effect. Het moest feestelijkheid brengen in de betrekkelijk doodse Arena in Amster-dam, en deed dat dan ook met zijn kleurrijke trappen en foyer. Een van Van Dongens laatste bijdragen aan het culturele klimaat is het Conser-vatorium op het Oosterdokseiland in Amsterdam. Dat staat naast de bibliotheek van Jo Coenen: inderdaad een “merkwaardige” speling van het lot.

Ñ Funen in Amsterdam-Oost.

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

idri

jksb

ouw

mee

ster

seri

e27

mon

umen

ten

rijk

sarc

hie

ven

dee

l 7TE

KST

: ca

RIe

n o

VeR

DIj

k

FOTO

GRA

FIE:

Ro

eLo

F Po

t Het Felix Archief in Antwerpen schoolvoorbeeld van herontwikkeling

Stadsarchief in kolossaal pakhuisGeen enkel Nederlands stadsarchief verbeeldt in haar behuizing zozeer het verleden van haar woonstee als het Antwerpense FelixArchief. Het enorme pakhuis, gelegen aan het oude Willemdok, pal ten noorden van het centrum, ademt nog steeds het roemruchte zeehandelsverleden van de stad.

De ingenieuze renovatie van dit pakhuis rechtvaardigt de opname als enig stadsarchief en enige buiten-landse gast in deze serie. Het Vlaamse architectenbureau Robbrecht en Daem - bekend van de nieuwe vleugel van museum Boymans van Beuningen en van het concertgebouw in Brugge - wist hier

alle faciliteiten voor een modern archief onder te brengen, met behoud van het robuuste en originele karakter van het ‘stapel-huis’.Het beschikbare vloeroppervlak van het Sint-Felixpakhuis was immens. Toch bood dat de Vlaamse architec-ten weinig voordeel vergeleken bij

HEt FELIxARcHIEF IN HEt KORt

ONtStAAN uIt Stadsarchief Antwerpen, aangevuld met publieke en private collecties die in verband staan met Antwerpen

GEVEStIGD IN: het voormalige Sint-Felixpakhuis (Felix Pauwels, 1860), en een pomphuis (1885) in de vorm van een neogotisch kasteeltorentje. Het geheel is diverse malen gerenoveerd en gedeeltelijk herbouwd, en vormt een beschermd monument.Sinds 1912 is het pakhuis eigendom van de gemeente Antwerpen, die het lange tijd als opslagruimte verhuurde aan derden. De laatste renovatie, voor het stadsarchief, duurde van 1998 tot 2006.

OPPERVLAK: De publieksruimten, depots, kantoren en verhuurbare ruimten beslaan samen ongeveer 20.000 m2

LOcAtIE DEPOtS: betonnen containers, ingebouwd op vijf verdiepingen

OMVANG cOLLEctIE: 23 km

DEPOtcAPAcItEIt: 36 km

OuDStE StuK: het stichtingscharter (1124) van de fameuze norbertijner Sint Michielsabdij aan de Schelde. Napoleon confisqueerde het complex in 1797. In 1830 werden de laatste gebouwresten verwoest.

BIJZONDERE ScHAt: Briefje van een kanthandelaar uit Napels, gedateerd 1608, voorzien van opgeplakte staaltjes kant. Het document is gevonden in het archief van de Insolvente Boedelskamer (zie hoofdtekst). Op deze en volgende pagina’s interieurbeelden van het Felix Archief in Antwerpen.

Balkenconstructies en lage plafonds zijn gehandhaafd gebleven.

27

arch

itec

tuur

28

de herhuisvesting van de Nederland-se archieven in deze serie. Lage plafondhoogten en vooral een merkwaardige dichtheid van dragende zuiltjes, in combinatie met de eis om het monument niet onomkeerbaar te verbouwen, stelden de ontwerpers voor een reusachtige opgave.

Het resultaat, in 2006 opgeleverd, is glorieus. Voor en achter manifeste-ren de stoere, symmetrische gevels van het pakhuis zich als vanouds met hun oorspronkelijke boogvensters. En wie de dakhoge ‘gekasseide’ binnenstraat betreedt, die als openbare ruimte het gebouw doormidden klieft, waant zich met

gemak in de negentiende eeuw, toen hier de karren met goederen af- en aanreden. Uitgeklapte laadperrons op alle verdiepingen en een origineel hydraulisch hijswerktuig met transportband versterken dit beeld. Op de begane grond zijn een zelfstandig restaurant en de entree tot het archief onopvallend ingepast. In de hoogte zijn loopbruggen uit een ander tijdperk behouden: de nazi’s installeerden ze tijdens de bezetting.

‘Robbrecht en Daem hebben het prachtig gedaan’, knikt hoofdarchi-varis Inge Schoups, gezeten in haar directiekantoor op de vierde etage. Ook hier herinneren talrijke details

aan vroeger. Een glazen binnengevel isoleert de kantoorruimten maar biedt tegelijk vol zicht op de ruw-bakstenen buitenmuur, onderbroken door ruitjesvensters. Bij de liftschacht is er een hydrauli-sche pomp die met dikke schakelket-tingen door alle etages omlaag steekt. ‘Er waren er vier’, vertelt Schoups. ‘Deze is als voorbeeld behouden.’

LaaDVLoeRen

De overmaat van het gebouw is op allerlei manieren benut. Zo is de rechterzijde van de eerste etage geheel leeg gelaten. Hier is het pakhuis in zijn oorspronkelijke staat te ervaren: een woud van ongelijke

zuiltjes op de oorspronkelijke houten vloer. Ze getuigen van een toene-mende druk op de laadvloeren: toen in 1895 een deel van het gebouw instortte, voegde de eigenaar ter versterking 815 houten zuilen toe. Samen met de originele stalen exemplaren telt de constructie sinds-dien 1515 zuilen.

Bovenin het gebouw hebben de architecten een complete vloer verwijderd om de archiefkantoren en de publieksruimten een aangename verblijfshoogte te bieden. De beide gebouwhelften kregen op deze nieuwe, hoge zolderetage nieuwe patio’s, omlijst door glazen puien die volop licht toelaten.

seri

e

29

Zo kon het originele pannendak aan de buitenzijde zijn gesloten aanblik behouden, terwijl er rond de patio’s verhuurbare vergaderzalen en een auditorium werden ingepast. Het uitzicht op het dok via kleine ramen onder het dak is slim benut door hier een royale ‘refter’ in te richten. Ook andere delen van het gebouw

zijn geschikt gemaakt voor ont-vangsten en evenementen. ‘De gemeente maakt zelf regelmatig gebruik van deze ruimten’, vertelt Schoups. ’Maar ook de externe verhuur neemt toen. En hier aan de achterzijde’, ze wijst naar de brede verkeersader Oudeleeuwenrui, ’staat een neogotisch pomphuis, dat

takelwerktuigen van meerdere pakhuizen van waterdruk voorzag. Het is door de architecten geïnte-greerd in dit gebouw, zodat we aan deze kant een extra toegang hebben naar de binnenstraat. We gebruiken hem als tweede ingang bij drukke evenementen, zoals de jaarlijkse Erfgoeddag of de Dag van de

Architectuur. Maar ook als vestiaire bij ontvangsten.’

DIgItaLISeRen

In de studiezaal zijn enkele tientallen bezoekers in de weer met beeld-schermen en microfilms. Dit contrast met de uitgestorven studiezalen in Nederlandse archiefgebouwen maakt Schoups echter niet mooier dan het is. ‘Jullie archieven zijn verder gedigitaliseerd, vooral wat betreft de genealogie, waar de meeste mensen voor komen. Over enkele jaren verwachten wij hier ook een terugloop.’

Is dit voormalige pakhuis dan niet toch een paar maatjes te groot? Kan een stad met een half miljoen inwoners zich deze ruimte permitte-ren voor haar archief? De investeringen in de restauratie kwamen, zo legt archiefmanager Schoups uit, grotendeels ten laste van het Vlaams gewest en de provincie, vanwege de monumen-tenstatus. ‘En als stad moet je investeren in je oude buurten’, zo verklaart ze de keuze om het archief in deze buurt, het zogeheten Eilandje, te vestigen. ‘Begin jaren negentig was dit een achterstands-gebied in Antwerpen. Men zocht naar middelen om het op de kaart te zetten.’

De depotruimte is ook bewust ‘op de groei’ bemeten. ‘Onze collecties

30on

derw

erp

onde

rwer

pse

rie

breiden zich snel uit. Antwerpen smolt in 1982 samen met negen aangrenzende gemeenten, maar de laatste twintig jaar was er op onze vorige locatie geen aangroei mogelijk. Dus veel archieven bleven elders staan. Intussen zijn veertig gemeentegebouwen verlaten voor een vernieuwd centraal gebouw, en hebben wij alle stukken uit die decentrale locaties binnengekregen. Daarnaast krijgen we voortdurend privé-collecties aangeboden, waaruit we een selectie maken.’

StaDSDIcHteR

De publieksruimten zijn met zorg vormgegeven. Er zijn vitrines met minitentoonstellingen. Een gedicht

van de voormalige stadsdichter Bart Moeyaert siert een muur, in de vorm van een stratenpatroon. En de alleroudste bewaarplek voor Antwerpens stadsdocumenten, een dikke houten kist met negen sloten, staat prominent opgesteld in de leeszaal. De bijbehorende sleutels waren vroeger verdeeld over de negen stadsbestuurders, zodat ze alleen samen bij de belangrijkste stukken konden.

De depots zijn op vijf etages in betonnen, geklimatiseerde contai-ners ingepast tussen de houten vloeren. De buitenwanden vertonen een licht verspringende verticale geleding, alsof het kasten betreft die

niet helemaal recht tegen elkaar aan zijn geschoven. De subtiele ingreep ontneemt het beton in één klap zijn zwaarte. ‘Een folly’tje van de architect’, lacht archivaris Joost Depuydt, die het Nederlandse bezoek intussen heeft overgenomen.

Natuurlijk bezit dit stadsarchief een schat aan geschreven bronnen, zoals bijvoorbeeld charters op perkament, parochieregisters (dopen en huwelijken), schepenregisters (bezitslijsten van onroerend goed) en rechtbankdocumenten. Ook de stuk-ken van de Oostendse Compagnie, het Havenbedrijf en de Antwerpse Zoo hebben hier onderdak.Speciaal voor SMAAK haalt Depuydt

echter de visuele bijzonderheden tevoorschijn. Zo is er uit 1505 een meterslange ingekleurde tekening op perkament. Dit vogelvluchtper-spectief toont het landschap langs de Schelde, van Rupelmonde tot aan de Noordzee.

Uit de vorige eeuw is er een collectie van ruim tweeduizend vlagontwer-pen, merendeels van de hand van één goudborduurder met een eigen atelier. De soms onbeholpen, maar ook verrassend gevarieerde tekeningen vormen een staalkaart van de stedelijke sociale verbanden in de eerste helft van de vorige eeuw. Elke voetbalclub, school of toneel-vereniging liet zich een unieke vlag

Dit artikel maakt deel uit van een serie over overheidsarchieven in rijksmonumen-ten of uitzonderlijke gebouwen. In het volgende nummer van Smaak de laatste aflevering: het Nationaal Archief in Den Haag

ÒOverkapte binnenstraat met voormalige

laadplafonds en luiken.

aanmeten. Zelfs de plaatselijke kloosters bleven niet achter.Een Franstalig briefje uit 1608 is een wel heel rake tijdflits. Het werd geschreven door een kanthandelaar vanuit Napels, gericht aan een zekere Jacques d’Anvers. Gezien de opge-plakte staaltjes kantwerk lijkt het een offerte. ‘Dit komt uit de Insolvente Boedelskamer’, vertelt Depuydt. ‘Vanaf 1518 zijn de boedels van alle failliete handelaars en bedrijven uit Antwerpen bewaard. Ze werpen licht op handelsstromen door heel Europa.’

Een oude stenen wenteltrap, die behouden is als nooduitgang, brengt ons terug naar de imposante

binnenstraat. Door het glazen dak strooit de zomerzon haar licht over een handvol bezoekers en passan-ten. Binnen en buiten lopen hier aangenaam in elkaar over. Het restaurant zet statafels neer voor een receptie, en binnenkort zal hier het jaarlijkse Felix Poetry Festival plaatsvinden.

Dat het pakhuis sinds kort is over-troefd door een nog groter stads-icoon, het schuin ertegenover gelegen Museum aan de Stroom (MAS, van ontwerpbureau Neute-lings Riedijk), is voor alle partijen winst. Met deze publiekstrekker is het Eilandje voorgoed hip geworden. Hijskranen ratelen in de omliggende

straten om nieuwe lofts en apparte-menten toe te voegen. Rondom het Willemdok lokken de terrassen en restaurants. Tijd voor een bolleke.

31Ó Uit de rijke collectie van het Antwerps

archief, voetbalplaatjes en vaandels.

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

onde

rwer

p

wisseling van de wacht

TEKST: jaaP HUISManFOTOGRAFIE: eRan oPPenHeIMeR

Ineens stroomt er licht door de voormalige tunnel

De passage is een museumzaal met potentie

Hoewel de pakken natuursteen en de zakken cement nog staan opge-tast in de passage, kan er nu al een goed beeld worden gevormd van de centrale as door het Rijksmuseum, die tien jaar geleden nog werd aangeduid met ‘onderdoorgang’. Een magistrale ruimte is het die in niets meer lijkt op de tunnel die het vroeger was. Want er is licht dat van opzij de passage binnenstroomt, die de ruimte veel breder doet lijken dan de ogenschijnlijk smalle gang van weleer. Dankzij de vernieuwde glazen daken van de atria aan weerszijden en de reusachtige boogramen is de passage veranderd in een museale ruimte die uitnodigt tot recepties, evenementen en party’s.

Desondanks is het openbaar gebied. Dus zo eenvoudig zal een museale of brede culturele bestemming, al is die tijdelijk, niet tot stand komen. Louise Attema, projectmanager van de Rijksgebouwendienst, met wie we over de stelton-platen lopen, legt fijntjes uit dat de verantwoordelijk-heid voor dit publieke deel van het

Het Stadsdeel Amsterdam-Zuid is verantwoorde-lijk voor de inrichting van wat vroeger de onder-doorgang van het Rijksmuseum heette. Dat wordt nog een hele klus, want een gewone weg van A naar B is de ruimte niet (meer).

32

Het smeedijzeren hekwerk van de voormalige entree van het Rijksmuseum.

In de passage wordt druk gewerkt aan bestrating.

mon

umen

ten

mus

eum

arch

itec

tuur

33

Rijksmuseum bij het stadsdeel Amsterdam-Zuid ligt. ‘De bestrating en de inrichting van de verkeerszones zijn niet onze taak. Hoe, daar wordt nu bij het stadsdeel op gestudeerd.’ Een ding is zeker, paaltjes of hekken om de fietsers van de voetgangers te scheiden zullen het waarschijnlijk niet halen. Attema: ‘Je moet eerder denken aan relief- of niveauverschil-len.’ Met welk materiaal de passage zal worden bekleed is ook nog onderwerp van studie: dat worden waarschijnlijk gewone klinkers.

FIetSen

De inrichting van de passage met potentieel on-Nederlandse grandeur maakt deel uit van de totale aankle-ding van de omgeving van het Rijks-museum. Directeur Wim Pijbes heeft zich eerder al laten ontvallen dat er nu al gezocht moet worden naar een behoorlijke stalling van de fietsen. Verder is landschapsarchitect Michael van Gessel bezig met de herinrichting van het Museumplein, en wel zodanig dat er een ‘totaal-plan’ ontstaat, voor het plein zelf, de

passage, de verkeersroutes en het gebied aan de voorzijde, de Stad-houderskade. Zodra de laatste bouwketen zijn afgebroken – er staan er al bedui-dend minder aan de noordkant – komt ook de herinrichting van de tuin aan bod. Die omvat, zegt Attema, de aanleg van infrastructuur, elektriciteitskabels en waterleidingen. Zo kunnen de fonteinen tot leven worden gebracht en de perken besproeid. De tuin hoort nadrukke-lijk bij het Gesamtkunstwerk dat architect Pierre Cuypers in 1888 voor ogen stond. Grenzend aan die tuin is in de toekomst horeca gepland in de hoek van de Philipsvleugel. Een eigentijds museum kan nu eenmaal niet zonder. Dit lijkt een belangrijke attractie aan de zonnige buitenkant te worden. Als de verhuizing van de collectie gereed is, naar verwachting in 2013, kunnen de installaties van de Philipsvleugel opnieuw onder handen worden genomen.

boLLaMPen

Wandelend door de lichtere passage

vallen nu de robuuste, geribde kolommen beter op, en de versierde smeedijzeren verbindingen tussen kolom en muur. De bollampen lijken door de nieuwe monumentaliteit zo nietig dat er onderzocht wordt hoe ze kunnen worden vervangen. De bollampen hadden nut toen de passage nog duister was. Nu is het tijd voor een andere verlichting.Onderdeel van de passage zijn verder de enorme smeedijzeren deuren aan noord- en zuidkant. Ze kunnen des-gewenst dicht, hoewel de praktijk zal uitwijzen dat ze open blijven staan. Dat was in het verleden ook het geval. Dezelfde ogenschijnlijke nutteloosheid geldt de luifels boven de vroegere toegangsdeuren aan de Stadhouderskade. Omdat ook die door Cuypers zijn ontworpen, keren ze terug, maar niet om het publiek te laten schuilen. Want dat kan in 2013 via vier draaideuren en luie trappen, plus twee liften, afdalen in de atriums: de toekomstige hoofdingang.

Inmiddels woedt er in de gewelven een kleine strijd over het al dan niet

stucen van het metselwerk. Hoewel het stadsdeel heeft aangegeven dat het stucen van de kruiswelfbogen aan de westzijde binnen de vergun-ning valt, heeft het Cuypersgenoot-schap hiertegen beroep aangetekend. Het museum wil meer eenheid in het souterrain aanbrengen; het stucwerk zou de ruimtelijkheid in de betrekke-lijk lage vertrekken vergroten. Het stadsdeel vond in dit geval dat het gebruik prevaleert boven de monumentaliteit. Decoratie ont-breekt in deze zalen die voordien dienst deden als kantoren, opslag-ruimte en personeelskantine. Het Cuypers Genootschap waakt daaren-tegen over elke aantasting van de erfenis van Cuypers.

Het mag van het stadsdeel binnen de vergunning, zegt Attema en ze voegt er berustend aan toe: ‘We wachten af voordat we tot uitvoering over-gaan.’ Het museum is de afgelopen jaren immers al genoeg bezwaren, aanvechtingen en procedures op zijn weg gekomen. Deze kan er ook nog wel bij.

De bollampen worden te zijner tijd vervangen, Smeedijzeren ornamenten tussen de pilaren en de wand.

34

Dertigduizend kaarten werden er al verkocht nadat de eerste lovende recensies in de kranten verschenen: Orfeo ed Euridice van Von Gluck op Paleis Soestdijk is een doorslaand succes gebleken. Op 8 juni ging de opera in de tuinen van het paleis in première, geproduceerd door De Utrechtse Spelen en geregisseerd

door Jos Thie. De tribune met 1500 toeschouwers drijft op het water. De bezoekers zien vervolgens een voorstelling die zich op, onder of naast het water afspeelt. De muziek komt via luidsprekers tot hen. Zo wilde Thie de scheiding tussen de onder- en bovenwereld symboliseren.

De reacties van het publiek, op de site van De Utrechtse Spelen, bewegen zich tussen superlatieven en superlatieven. Zo’n ervaring heeft men zelden gehad, zo’n spektakel komt zelden voor. En de tuinen van het paleis lenen zich volgens de bezoekers uitstekend voor een opera als deze. Thie had de opera al eerder

geregisseerd in 2000, toen op het water bij Workum in Friesland, maar die oppervlakte was te groot. De muziek dreigde weg te waaien in de ruimte. De tuinen van Soestdijk zijn intiemer. In het operamagazine vertelt Thie hoe hij tot deze productie kwam. ‘Toen ik artistiek directeur van De Utrechtse Spelen werd, ben ik gaan

Verbeelding in de vijver van Soestdijk

kuns

tpa

leis

35

wisseling van de wacht

TEKST: jaaP HUISManFOTOGRAFIE: MaRten HoogStRaat en Leo Van VeLzen (VooRSteLLIng)

Orfeo viert triomfen op het water

zoeken naar een geschikte locatie in de regio Utrecht. Via Google Earth vond ik een mooie waterpartij, maar toen ik inzoomde, bleek het het paleis te zijn. Eerst dacht ik: vergeet het maar. Maar daar kwam ik op terug, want eigenlijk is dit een perfecte locatie. Von Gluck schreef zijn opera in 1762 voor een Habsburgse keizer. Zijn stuk ademt de hofsfeer. Dat past hier natuurlijk geweldig.’

‘In een tijd waarin het vooral om zangspektakel ging, zette Von Gluck het verhaal en de personages centraal. Ik denk dat zijn stuk daarom een groot publiek aan-spreekt. Het werkt onmiddellijk, haast als popmuziek. Daarbij komt

Op deze en volgende pagina’s de installaties, tribunes en het natuurlijke decor bij Paleis Soestdijk voor Orfeo ed Euridice, productie De Utrechte Spelen.

mus

eum

dat het stuk perfect is om buiten opgevoerd te worden. Dat was het idee van muzikaal leider Hoite Pruiksma. Von Gluck moet je op het water horen, zegt hij.’

Vogels symboliseren de goden-wereld, Euridice wandelt over een catwalk net onder het wateropper-vlak en ook herinneringen aan de Koninklijke familie worden opge-haald. Juliana op de fiets bijvoor-beeld – het is de figuur Amore die zo teruggrijpt op de geschiedenis. Helaas heeft de opera een enkele keer pech gehad met het wissel- vallige weer in juni. Poncho’s en paraplu’s werden ingezet als wapen tegen de regenbuien en soms moest

de voorstelling worden verschoven. Maar daar was rekening mee gehouden en het heeft de pret niet gedrukt.

Spectaculaire voorstelling, geweldig gezongen en schitterend gespeeld: dat is de teneur van de reacties op Facebook en Twitter. Een andere reactie luidt: is dit niet de toekomst voor het paleis? Evenementen als deze op het landgoed? Daarover en over de bestemming van paleis Soestdijk komt hopelijk binnenkort duidelijkheid.

36

37

kuns

tar

chit

ectu

urbe

leid

38on

derw

erp

kuns

t

wisseling van de wachtTEKST: ben MaanDagFOTOGRAFIE: LUUk kRaMeR, LeVIen wILLeMSe (PoRtRet) en YoUR caPtaIn LUcHtFotogRaFIe

Contouren nieuw Paleis van Justitie zichtbaar

Een fundering van 800 heipalen in het IJ

In het Amsterdamse IJ krijgt IJDock steeds verder gestalte. Woningen, een hotel en het nieuwe Paleis van Justitie zijn onder meer in aanbouw op het kunstmatige eiland, dat is gefundeerd op een betonnen parkeergarage. Architect Dick van Gameren over het masterplan dat hij alweer 15 jaar geleden met zijn collega Bjarne Mastenbroek voor IJDock maakte.

nieu

wbo

uwar

chit

ectu

ur

Architect Dick van Gameren over het ontstaan van het masterplan IJDock in Amsterdam

Õ Architect/stedenbouwkundige Dick van Gameren die met Bjarne Mastenbroek het volume van het complex in het IJ bedacht.

39

IJDock, dat langs de oever van het IJ in Amsterdam de laatste maanden in hoog tempo gestalte begint te krijgen, is geen eiland en ook geen stuk opgespoten land. De gebouwen die steeds hoger naar de hemel reiken, waaronder het nieuwe Paleis van Justitie, staan bovenop een betonnen bak. Die rust op zijn beurt op ongeveer 800 heipalen, elk van zo’n 35 meter lengte, die een voor een in de diepe zandlagen van de IJbodem zijn geslagen. De betonnen bak is de fundering van het complex, maar doet tegelijk dienst als een parkeergarage van twee lagen, met in totaal 500 parkeerplaatsen. Ook is er ruimte om de technische faciliteiten van de

gebouwen op IJDock in onder te brengen.

Architect Dick van Gameren, met een eigen bureau in Amsterdam en als hoogleraar Woningbouw verbonden aan de faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft, graaft even diep in zijn geheugen. Het is alweer enige tijd terug dat hij samen met collega Bjarne Mastenbroek het concept voor IJDock uitwerkte dat leidde tot het masterplan dat nu in ontwikkeling is. ‘Tja, vijftien jaar geleden…,’ zegt hij. ‘Het was in 1996 dat we daaraan werkten, op verzoek van de gemeente Amsterdam en de Rijksgebouwendienst.’

‘IJDock maakte onderdeel uit van de ontwikkeling van de zuidelijke IJ-oevers. Er was daar sprake van een aantal initiatieven langs de Westerd-oksdijk die aan de westelijke zijde van het Centraal Station langs het IJ leidt, tot aan de Silodam. Er was bijvoorbeeld een plan voor een drijvend hotel in het IJ op die plaats, met de mogelijkheid van een passantenhaven.’ De plaats waar IJDock nu uit het water tevoorschijn komt, was in gebruik bij het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), dat daar een vestiging van de Waterpolitie onderhield.

VeRzaMeLgeboUw

Van Gameren: ‘Door de aanwezig-

heid van het KLPD was ook de Rijksgebouwendienst bij de plannen betrokken. De bedoeling was dat het KLPD een nieuw onderkomen zou krijgen. De Rijksgebouwendienst dacht in die tijd aan een soort verzamelgebouw, waarin ook nog verschillende andere rijksdiensten waren te huisvesten. En verder waren er nog enkele andere initiatieven om daar kantoren te bouwen. Er was alleen nog geen masterplan dat al die verschillende initiatieven samenbracht.’

Dat masterplan was nodig om alle plannen te ordenen en ruimtelijk op elkaar af te stemmen. ‘Ons is toen gevraagd om dat masterplan te

Bouwen met leegte

Ô Impressie van het toekomstige rechtbank/hotel/kantoren- en appartementencomplex.

40

maken,’ herinnert Dick van Gameren zich. ‘We moesten een voorstel doen om de initiatieven tot een samen-hangend geheel te maken. Het was de kunst om ze zo bij elkaar te groeperen dat het zicht op het IJ toch behouden kon blijven.’ Het gevaar was dat alle nieuwbouw als een lange muur langs het water zou komen te staan, waardoor het zicht op het IJ vanuit de stad voorgoed onmogelijk gemaakt zou worden.

zIcHtLIjnen

‘Dat is nu al op veel plaatsen langs het IJ het geval,’ constateert Van Gameren. ‘Je kunt rijdend langs de IJ-oever bijna nergens meer vanuit de stad het IJ zelf zien. Pas voorbij de

Silodam kan dat weer. En bij het Centraal Station natuurlijk nog, maar voor de rest is het zicht op het IJ helemaal verdwenen.’ Vandaar dat het begrip ‘leegte’ een prominente rol in de ontstaansgeschiedenis van het masterplan ging spelen: leegte creëren om doorzicht te bewerkstel-ligen, om zichtlijnen tot stand te brengen waardoor het zicht op het IJ toch in stand zou blijven.

‘We hebben verschillende modellen ontwikkeld om dat voor elkaar te krijgen. Bijvoorbeeld door een voorstel waarin verschillende gebouwen los in het water stonden, met daartussen de passantenhaven. Uiteindelijk zijn we uitgekomen op

een model waarin alle bebouwing aan het begin van de Westerdoksdijk is geconcentreerd, in een compacte opstelling van de gebouwen, en waarin het complex vanaf de kade zo goed mogelijk toegankelijk is gemaakt. We hebben in het begin gekeken of het mogelijk was een drijvende bak te maken, verankerd aan de bodem, vanwege de zeer diepe ligging van de draagkrachtige laag, zo’n 40 meter onder waterni-veau. Dat bleek te ingewikkeld.’

Mozaïek

Het resultaat is nu een compact kunstmatig eiland, waarop de bouwwerken als mozaïekstukken in elkaar lijken te passen, terwijl tussen

de verschillende elementen van het mozaïek grote ruimten zijn openge-houden om de zichtlijnen te waarborgen. ‘De vorm van IJDock is mede ingegeven door talrijke externe factoren,’ legt Van Gameren uit, terwijl hij de indeling uit de losse pols op een vel papier schetst. Een van de vereisten was een passanten-haven bij het hotel. Belangrijk was hoeveel ruimte die haven nodig heeft.’ De nieuwe passantenhaven bevindt zich straks tussen IJDock en de Westerdoksdijk in.

‘Verder moesten we de scheepvaart-lijnen goed in de gaten houden, want het verkeer over water mocht natuurlijk geen hinder van IJDock

nieu

wbo

uwar

chit

ectu

ur

Het Paleis van Justitie aan het IJ vordert.

41

ondervinden. Op grond van al die externe factoren hebben we de maximale footprint bepaald. We kwamen uit op een oppervlak dat twee maal zo groot was als was gevraagd om alle programma’s te kunnen uitvoeren.’

canYon

Dat was mooi, want daardoor was er des te meer ruimte beschikbaar voor de ‘leegte’, voor de zichtlijnen. ‘Die hebben we vervolgens gedefinieerd. Het heeft geleid tot een wat grillige canyon-achtige ruimte tussen de gebouwen op IJDock. We hebben er op gelet dat zichtlijnen vanuit de stad en vanuit het Bickerseiland op IJDock worden voortgezet. Door die lijnen is het volume van IJDock in vijf verschillende gebouwen opgedeeld. Het was eigenlijk bouwen met leegte.’

Aanvankelijk zou elk bouwdeel, elke ‘bouwenveloppe’, zijn eigen functie krijgen. Maar in de loop der jaren veranderde er het een en ander in de programmering van IJDock. Een particuliere ontwikkelaar, Williams Properties, bleek geïnteresseerd in de ontwikkeling van het project. Dit bedrijf is inmiddels overgegaan in ASR Vastgoed Ontwikkeling. Daarnaast kreeg het plan gestalte om niet één multifunctioneel gebouw voor rijksdiensten te bouwen, maar er een heel nieuw Paleis van Justitie neer te zetten. Dat project besloeg zoveel oppervlak dat daarvoor twee bouwenveloppes op IJDock nodig waren. ‘We hebben aangetoond dat het programma van het Paleis van Justitie binnen die twee enveloppes heel goed mogelijk was,’ zegt Van Gameren.

‘Het masterplan heeft al die veranderingen getrotseerd,’ stelt

Dick van Gameren na vijftien jaar met enige tevredenheid vast. Het resultaat is steeds beter te zien. Op IJDock verrijst aan de westelijke zijde het kantoor van de Dienst Waterpo-litie van het KLPD, met daarboven verhuurbare kantoorruimte, een gebouw ontworpen door bureau Zeinstra van Gelderen. Daarnaast wordt een woontoren van elf verdiepingen zichtbaar, eveneens ontworpen door Zeinstra Van Gelderen. Aan de kant van de passantenhaven prijkt straks een hotel met driehonderd kamers, ontworpen door de architecten Jan Bakers en Ben Loerakker. Op de kop van IJDock staat dan het Paleis van Justitie, ontworpen door Claus en Kaan.

tRanSPaRant

‘Elk gebouw heeft een groot volume,’ zegt Dick van Gameren. ‘De samenhang tussen de verschillende volumes is gegarandeerd door de ruimtelijke indeling die is bepaald door de zichtlijnen. We hebben voor de buitenschil van IJDock wel als randvoorwaarde gesteld dat die zo transparant en licht mogelijk moet zijn.’ De architecten hebben zich daaraan wonderwel gehouden. Zo heeft het hotel een glazen gevel en domineren grote vensters en witte en lichtgrijze kleuren van natuur-steen, keramische elementen, wit beton en geglazuurde baksteen de gevel van het Paleis van Justitie.

Hoe ingenieus IJDock, met een oppervlak van 89.000 vierkante meter, ook is ontworpen met zijn fundering van parkeerlagen en technische ruimten, Dick van Gameren is geneigd dat enigszins te relativeren: ‘Het past bij de ontwik-kelingen van Amsterdam aan het IJ. Het is allemaal gemaakt land, langs

de Oostelijke Handelskade en het Oosterdokseiland. Kijk hoe het Scheepvaartmuseum uit het water oprijst. Dan is IJDock niet vreemd in Amsterdam. Je kunt het ook zien als de westelijke tegenhanger van het Muziekgebouw aan het IJ, dat op de kop van de Oostelijke Handelskade aan het water staat.’

Omdat het eiland in een bocht van het IJ ligt, waarvoor op de voorbijva-rende schepen enige stuurmans-kunst is vereist om die bocht goed te nemen, is rondom IJDock onder water een barrière aangebracht die moet voorkomen dat schepen in aanvaring raken met de bebouwing. Bij de passantenhaven komt een

fiets- en voetgangersverbinding met IJDock. ‘Op de plaats waar je dan IJDock betreedt wordt nog wel wat wind voorspeld,’ zegt Van Gameren. Vandaar dat op die plaats een windscherm is voorzien dat uit de kade omhoog komt, wanneer het nodig is.

Het trefwoord was leegte scheppen aan het water

kuns

tar

chit

ectu

urbe

leid

onde

rwer

ph

uisv

esti

ng

Een geschiedenisles op de wanden van EersteKamer

Wandbekleding is tijdelijke maar overtuigende oplossing

Je realiseert het je niet altijd, wanneer je via het Haagse Toernooi-veld naar de Lange Vijverberg wandelt: dat zich hier door de eeuwen heen afwisselend paarden-stallen, boomgaarden, moes- en siertuinen hebben bevonden. Dat verderop ooit opstanden uitgevoch-ten zijn en bestanden zijn gesloten. Maatschappelijke strubbelingen, staatkundige vernieuwingen, maar ook culturele en technische uitvin-dingen hebben elkaar opgevolgd, elkaar wederzijds beïnvloed en hier hun sporen achtergelaten. In feite vormen de klinkers waarop je loopt de dunne toplaag van een geleidelijk gegroeid en nog altijd aangroeiend historisch sediment.

Aan de ‘vergeten’ momenten uit de Nederlandse geschiedenis worden de leden van de senaat sinds kort weer dagelijks herinnerd. Door het vertrek van een deel van de Raad van State zijn hun werkvertrekken aan het Binnenhof 1 beschikbaar gekomen. Deze worden momenteel geherstructureerd en opgeknapt voor de vertegenwoordigers in de Eerste Kamer. Het proces is nog niet voltooid, maar de ruimtes gesitueerd op de eerste verdieping, zijn inmiddels opgeleverd, precies op tijd voor de installering van de nieuwe leden van de Eerste Kamer op 7 juni 2011. In de inrichting van de kantoren zijn de wanden en vloeren bekleed met op doek gedrukte visualisaties

Historische keerpunten markeren het decor van de opgeknapte kantoorvertrekken in de Eerste Kamer. De tijdelijke wandbekleding was precies op tijd klaar voor de installatie van de nieuwe senatoren. Zo werden voor voormalige burelen van de Raad van State bij de Eerste Kamer gevoegd.

4242ku

nst

wisseling van de wacht

TEKST: ILSe Van RIjn

FotogRaFIe: MaRceL kentIn

ÒTijdelijke wandbekleding in de kantoren

van de Eerste Kamer: geabstraheerde geschiedenisbeelden.

van ontwikkelingen en gebeurtenis-sen uit de meer of minder recente geschiedenis van Nederland: middels het schitterende bankbiljet van 50 gulden ontworpen door R.D.E. (Ootje) Oxenaar wordt de invoering van de euro gememoreerd, vergrote zwart-wit foto’s van stalen bruggen en rokende fabrieken markeren de invloed van en het geloof in de negentiende-eeuwse industrialisatie, de verzuiling typerend voor de samenleving tot in de Tweede Wereldoorlog wordt vertolkt in een abstract patroon van verticale lijnen en in een aaneenschakeling van blanco stemformulieren wordt de huidige opmars van de zwevende kiezer vertaald, om maar enkele

voorbeelden te noemen. Historische keerpunten uit een verder verleden bepalen het decor van de werkver-trekken op de tweede verdieping, die in het najaar gebruiksklaar zullen zijn. Daar staan de senatoren straks oog in oog met episodes kenmer-kend voor de periode van de oprichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in 1588, toen ook de Mauritstoren waaraan je van buiten nog altijd het onderkomen van de Eerste Kamer herkent werd gebouwd, tot de Franse tijd.

RaaD VanState

De verscheidenheid aan de, veelal, figuratieve voorstellingen is groot, in

vergelijking met de bestaande aankleding van het pand is het gebruikte kleurenpalet rijk gescha-keerd. Alleen al om die redenen is het interieur eigenzinnig en op zijn minst opmerkelijk te noemen. Het proces dat aan de oplevering voorafging is dat eveneens, zo vertelt projectmanager van de Rijksgebouwendienst Lenneke van Konijnenburg. Het ontwerp begon met het plan de burelen van de Raad van State bij die van de Eerste Kamer te trekken. De betreffende kantoor-ruimtes zijn verdeeld over twee verdiepingen en scheidden, letterlijk, de Eerste Kamer der Staten-Gene-raal van de Tweede Kamer. In de jaren vijftig van de vorige eeuw is bij

een bouwkundige ingreep de zeventiende-eeuwse gang versmald om meer werkplekken te creëren. In die nauwe corridor is toen boven-dien een wc-blok geplaatst, waar-door de vrije doorloop tussen de beide Kamers werd geblokkeerd. Voor de huidige herinrichting is samen met restauratiearchitect Krijn van den Ende en in overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) besloten om de verbouwing van destijds ongedaan te maken. Hiertoe moest een toen geplaatste wand worden afgebro-ken. Om de binnenruimten vervol-gens op een verantwoorde wijze te kunnen herstellen, bleek een uitgebreid onderzoek noodzakelijk. 434343

44

Iets wat onmogelijk was, gezien de urgente opleveringstermijn.

geLaagDHeID

De extreme tijdsdruk de twaalf ruimten bewoonbaar te maken en aan te passen aan hedendaagse eisen resulteerde in een noodoplos-sing, die die naam inmiddels bijna niet meer mag dragen, gezien het enthousiasme van de betrokkenen. Voor vijf jaar, zo werd overeengeko-men, gaan de deels opengebroken wanden, vloeren en plafonds schuil achter het textielontwerp waarin geschiedkundige thema’s zijn verwerkt. De historische gelaagdheid van het gebouw wordt zo in de kunsttoepassing bekrachtigd.

Beeldend kunstenaar Liesbeth Stinissen, met wie Van den Ende eerder samenwerkte bij de restaura-tie van de Ridderzaal, bedacht het concept voor het ontwerp. In iedere kamer stelde zij een tijdsgewricht centraal, aan elke periode koppelde ze belanghebbende staatkundige, maatschappelijke en artistieke ontwikkelingen uit het Nederlandse verleden. Bijvoorbeeld, van 1672 tot 1702 regeerde Willem III, in diezelfde tijd verscheen Spinoza’s Ethica (1678, postuum). Stilistisch stond het tijdvak in het teken van de barok en het classicisme.

Volgens deze richtlijnen nam Stinissen zelf het geprinte tapijt voor

het geometrische tuinontwerp van Jacques de Gheyn voor prins Maurits, tijdens wiens stad-houderschap de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd uitgeroepen. De perken en bordes-sen waar oorspronkelijk vermoede-lijk planten en bloemen waren gepland, vulde ze met historische documenten. Dit leidt ertoe dat je nu in een kamer die gewijd is aan ‘emancipatie’ delen leest van een brief aan Thorbecke geschreven door een zeventienjarige Aletta Jacobs, de latere voorvechter voor het kiesrecht voor vrouwen. Zij doet hierin haar beklag over het feit dat zij als vrouw geen toegang heeft tot de universi-teit. Elders worden de bewoners

van Curaçao in een krantenartikel gefeliciteerd met de afschaffing van de slavernij (1863): Biba! Biba! Biba! (Leef! Leef! Leef!). Het tapijt is voornamelijk opgesteld in roden en gelen. De tekening van het tuinontwerp dat aan de basis ligt van het tapijt loopt in alle kamers door. Afzonderlijke vertrekken worden zo met elkaar verbonden. Het totaal-ontwerp krijgt eveneens gestalte doordat diezelfde lijnen in de vloerbedekking voortgezet worden in de ‘hangings’ voor de wanden en in het plafond. Voor dit laatste opperde Van den Ende een illusionis-tische wolkenhemel geprint op textiel. Zo’n hemel is een geliefd thema in interieurs uit de zeventien-

kuns

ton

derw

erp

hui

sves

ting

kuns

t

45

de en achttiende eeuw, zo licht hij toe.

kUnStacaDeMIeS

Ook in de invulling van de wanden keren historische gegevens in een nieuw jasje terug. Maar de benade-ring is hier experimenteler, iets wat kon gezien het tijdelijke karakter van de ingreep. Geen doorgewinterde designers, maar studenten van de kunstacademies van Den Haag (KABK) en Rotterdam (Willem de Kooning Academie) hebben schetsontwerpen ingediend, geënt op het concept van Stinissen. Het succes van de aanpak bleek tijdens een eerste presentatie van de voorstellen. Het bestuur van de

Eerste Kamer was dermate ingeno-men met de ideeën, dat spontaan een jury werd geformeerd, waarin, naast Stinissen, onder meer de voorzitter en de griffier van de Eerste Kamer zitting namen. De jury heeft de ontwerpen beoordeeld op functionaliteit en op de inhoudelijke en formele uitwerking van het concept. Zij heeft ook de uiteinde-lijke keuze bepaald. Aan wat transformeerde in een heuse wedstrijd werd zelfs een prijsuitrei-king verbonden: waardebonnen voor de participanten, hoofdprijs voor het mooiste ontwerp: een stedentrip!Ook vanuit projectmatig oogpunt is de jongste herinrichting van de Eerste Kamer goed ontvangen. Ze

past in een reeks veranderingen aan het pand. Onlangs is bijvoorbeeld de zeventiende-eeuwse hal gerestau-reerd. En ook in de toekomst zullen verschillende gebouwtechnische en functionele veranderingen worden doorgevoerd. Afhankelijk van de wensen van de gebruiker, zullen bijvoorbeeld bepaalde zones als traditioneel cellenkantoor, als ruimte voor wisselwerkplekken of als vergadercentrum kunnen worden benut.

onde

rwer

pdu

urza

amh

eid

wisseling van de wacht

TEKST: bettIne HILbRanDSFotogRaFIe: tHea Van Den HeUVeL

Een dak vol proefpanelen

‘De IND gaf in 2007 aan dat ze het dak wilden vervangen’, zegt Felix de Bonth, coördinator technisch advies Arnhem van de Rijksgebouwen-dienst. ‘Zij vinden duurzaamheid belangrijk, dus hebben we meteen gekeken of we de dakbedekking konden integreren met zonnecellen.’ De uitkomst van het onderzoek naar de kosten bleek positief. En de nok van het gebouw, een voormalige veilinghal, leent zich bij uitstek voor het plaatsen van allerlei systemen. ‘Dat komt door de buigingshoek en de oriëntatie op het zuiden’, zegt de Bonth. Volgens Christiaan Niekerk, projectmanager van de Rijksgebou-wendienst, ontstond toen het idee om er een proeftuin van te maken:

‘We wilden weten wat de opbrengst was van de verschillende typen panelen en omvormers. Wat doet een Chinees systeem ten opzichte van een Amerikaans systeem? En is goedkoop ook duurkoop? Dat soort vragen.’

Op hetzelfde moment was de Rijks-gebouwendienst in het kader van de Energieambitie Rijkshuisvesting 2020 begonnen met het Programma Groene Technologieën, dat innova-tieve energiebesparende technieken ondersteunt. ‘En vanaf 2005 bieden we de service Energiemanagement aan’, zegt Gerard Wortman, project-leider duurzame huisvesting van de Rijksgebouwendienst, ‘Daarbij krijgt

46

47

de klant inzicht in het energiever-bruik en adviezen voor verbetering. Hiermee zijn we gaan kijken naar de mogelijkheden voor de IND.’ Zonnepanelen worden nog weinig toegepast, vanwege de lange terugverdientijd. ‘Soms is die wel vijftig jaar’, vertelt Wortman. ‘Dat komt omdat de kosten voor de benodigde dakconstructies en de overige bijkomende kosten meestal hoger zijn dan die voor de panelen. Als de zonnecellen in de dakbedek-king geïntegreerd zijn, is de terug-verdientijd aanzienlijk korter. In het geval van de IND Zevenaar is die ongeveer gelijk aan de levensduur van de installatie, zo’n twintig tot vijfentwintig jaar.’ De verwachting is overigens dat de terugverdientijd in de nabije toekomst flink korter wordt, omdat er dan grotere hoeveelheden van deze nieuwe technologie worden afgenomen.

aSIeLzoekeRS

De verschillende typen zonnepane-len zijn niet alleen in het dak zelf maar ook in de glazen dakramen geïntegreerd. Deze cellen werpen een grillige schaduw van zwarte vierkantjes in de hal. Een ander deel van de panelen ligt los op het dak. Vanaf juni 2011 onderzoeken en monitoren de leveranciers hun panelen gedurende vijf jaar. De Bonth: ‘Als zich in de tussentijd nieuwe aanbieders melden, dan

kunnen die alsnog aanhaken. En als er een systeem tussen zit dat slecht functioneert, dan halen we dat eruit.’ Wat leveren die panelen nou precies op? Volgens Hans van Alsté, adviseur huisvesting met aandachtsgebied duurzaamheid van de IND, is dat naar schatting vijftig duizend kilo-wattuur per jaar. Dat is ongeveer zes procent van het jaarlijks elektriciteits-gebruik in het pand of, anders gezegd, het elektriciteitsverbruik van bijna vijftien huishoudens. Niekerk: ‘Dat is relatief weinig. Maar er wordt hier heel wat energie verbruikt vanwege de klimaatsystemen. Er is een wachtruimte voor zo’n tachtig personen. De asielzoekers overnach-ten hier nu niet meer, ze zijn hier alleen tijdens kantooruren voor hun asielprocedure. Maar die ruimte moet wel goed gekoeld worden.’

VaLbeVeILIgIng

’s Avonds en in de weekenden is het energieverbruik natuurlijk lager. Kan de energie van de panelen terugver-kocht worden aan de leverancier als ze meer opleveren dan nodig is? ‘Daar zijn inderdaad regelingen voor’, beaamt Adrian Smith van de afdeling huisvesting van de IND. ‘Afhankelijk van de leverancier kun je daar een redelijke prijs voor terug-krijgen.’ Maar volgens Smith is het dalverbruik in dit pand ’s avonds en in het weekend 20 tot 30 procent van het verbruik overdag. ‘Als de zonne-panelen maar zes procent van het

verbruik opleveren, hoef je dus geen energie terug te verkopen.’

Zijn de gegevens uit de onderzoeken eigenlijk ook voor anderen beschik-baar? ‘Bij de ingang komt een touch-screen waar bezoekers informatie op kunnen vinden’, zegt Van Alsté. ‘Daarvoor moet je je wel eerst aanmelden bij de Rijksgebouwen-dienst, je kunt hier niet zomaar in- en uitlopen.’ De Rijksgebouwendienst denkt er ook aan om het veilingdak met de zonnepanelen toegankelijk te maken voor groepen geïnteresseer-den. Maar op dit moment kunnen er niet meer dan twee personen tegelijk het dak op. De veiligheidsvoorzie-ningen, een valbeveiliging door aanlijnen, zijn daar niet op berekend. Voor grotere groepen moeten extra voorzieningen worden aangevraagd. Dit wordt nog nader bekeken.

goUDen MIeR

De proeftuin van de IND Zevenaar is op de tweede plaats geëindigd bij de competitie om de Gouden Mier 2011, de prijs voor het meest duurzame initiatief van de rijksoverheid. De eerste prijs werd gewonnen door het project Rijksmarktplaats. De secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Konink-rijksrelaties, Roos van Erp-Bruinsma, reikte tijdens de Dag van de Bedrijfs-voering op 19 mei de prijs uit. Van Alsté: ‘We kwamen vijf of zes stemmen te kort voor de eerste prijs.

Maar het enthousiasme voor duur-zaamheid is hierdoor binnen onze directie wel flink toegenomen.’

Op het dak van de Immigratie- en Naturalisatie-dienst (IND) in Zevenaar ligt een lappendeken van zonnepanelen. Hier worden verschillende typen zonnecellen, stroomomvormers en technologieën uitgeprobeerd om te kijken welke het meest geschikt zijn voor de rijksoverheid. De test begint in juni 2011 en duurt vijf jaar. Het is voor het eerst dat de overheid een proeftuin in deze vorm en omvang (400m2) initieert.

arch

itec

tuur

mon

umen

ten

48on

derw

erp

48

Rijksdiensten trekken samen op bij de toekomst van de gevangenis

Het verhaal van de Blokhuispoort krijgt een vervolg

Hoe zal de Blokhuispoortgevangenis in Leeuw-arden verder ontwikkeld worden? Daarover hebben verschillende overheidsorganisaties een mening geformuleerd. Het antwoord: het complex moet een geheel blijven en zo worden aangepast dat het verder kan functioneren. Dit ambitie-document was voor marktpartijen de aanleiding om te reageren. Eind dit jaar gaat het monumen-tale complex in de verkoop.

Meepraten in het voortraject over behoud en juiste inpassing van monumentale waarden. Zie daar in een notendop de rol van de Rijks-dienst voor het Cultureel Erfgoed bij de herontwikkeling van de Blokhuis-poort, het voormalige gevangenis-complex in Leeuwarden. Het is een betrekkelijk nieuw fenomeen, de samenwerking tussen verschillende rijksdiensten bij zo’n omvangrijk project, zegt architectuurhistorica Annemieke Vos van de RCE en tot voor kort betrokken bij de Blokhuis-poort. ‘De RCE wil zo vroeg mogelijk bij de planvorming betrokken worden, anders vis je al snel achter het net. Bovendien komt het niet erg pro-fessioneel over als we als verschil-

lende rijksdiensten langs elkaar heen werken.’

Maar daar is tegenwoordig geen sprake meer van. In 2009 is er een samenwerkingsovereenkomst ge-sloten tussen de Rijksgebouwendienst, Rijksbouwmeester en de RCE over het rijksbeschermde onroerende erfgoed in beheer bij de Rijksgebou-wendienst. En dus schoof ook de RCE als volwaardige partij aan bij het overleg tussen het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf, de Rijksgebou-wendienst en de gemeente Leeuwar-den om het ambitiedocument samen te stellen, waarin de opgave voor de herontwikkeling van de Blokhuis-poort wordt uitgelegd en de kaders zijn aangegeven waarbinnen de herontwikkeling zal plaatsvinden.‘Voordeel van zo’n samenwerking is dat je als rijk nu met één gezamenlijk standpunt naar buiten komt’, zegt Peter Timmer, die inmiddels het stokje van Vos heeft overgenomen. ‘Wat niet wil zeggen dat we vooraf geen pittige discussies hebben gehad. Integendeel. Vergeet niet dat er

binnen de verschillende rijksdiensten ook verschillende belangen bestaan. Wij zijn er natuurlijk vooral om de monumentale waarden van de Blokhuispoort zo scherp mogelijk aan te geven. Het gaat daarbij in eerste instantie om de essentie, maar ook om de nuances.’

aanPaSSIng

Zo was het voor de RCE van belang om de referentiebeelden, die in het ambitiedocument als inspiratiebron voor toekomstige planvorming zijn opgenomen, vooraf te laten gaan door een korte, begeleidende tekst. Waar bijvoorbeeld in staat dat het bij herbestemming vooral gaat om aan-passing. Dat nieuwe gebruikers zich moeten aanpassen aan de mogelijk-heden en beperkingen die de ge-bouwen bieden. Dat de gebouwen aangepast moeten worden aan een ander gebruik en aan de eisen van deze tijd. En dat er een nieuwe ‘laag’ kan worden toegevoegd, een serie eigentijdse ingrepen die afleesbaar zal zijn aan het complex en die het beeld kunnen verrijken.

Vooral de laatste passage illustreert de modernisering van de monumen-tenzorg waarbij cultuurbehoud en cultuurschepping tegenwoordig gezamenlijk optrekken. Vos: ‘De Blokhuispoort vertelt als voormalig gevangeniscomplex een verhaal en dat houdt niet op bij een functiever-andering. Sterker nog, herbestem-ming is de beste voorwaarde voor behoud van het monument. En als de kwaliteit van de nieuwe ingrepen voldoende aanwezig is, dan zijn wij best bereid daarvoor water bij de wijn te doen, zeker als de nieuwe bestemming in overeenstemming is met de wensen van de gemeente. Want ook de nieuwe aanpassingen zullen uiteindelijk tot de geschiede-nis van de Blokhuispoort gaan behoren. Het gaat ons om het complete verhaal.’

nek UItSteken

Zowel Vos als Timmer hebben vertrouwen in het resultaat van de herontwikkeling. Timmer: ‘Als het lokale bestuur bereid is de nek uit te steken en zijn verantwoordelijkheid

wisseling van de wacht

TEKST: FRank Van De PoLL FotogRaFIe: caRY MaRkeRInk

her

best

emm

ing

49

durft te nemen, dan gaat zo’n her-ontwikkeling meestal goed. In dit geval hoef je je daar geen zorgen om te maken. In het ambitiedocument staat uitgebreid vermeld hoe de gemeente Leeuwarden in het project staat, dus marktpartijen weten precies waar ze aan toe zijn. Wel belangrijk is dat de Blokhuispoort bij voorkeur als één geheel wordt ontwikkeld en niet gefragmenteerd. De ervaring leert dat het dan meestal niet goed gaat.’

Lida Bosma, vanuit het RVOB betrok-ken bij de Blokhuispoort, deelt de mening van de RCE dat het van belang is dat er een concept wordt ontwik-keld waarbinnen een gefaseerde ontwikkeling kan plaatsvinden,

waarbij één partij de regie voert. ‘Gefragmenteerde ontwikkeling met meerdere eigenaren brengt grote risico’s met zich mee. Er hoeft maar een partij te zijn die failliet gaat of zich niet aan de afspraken houdt en je hebt een probleem.’

Een van de taken van het RVOB is de verkoop van verschillende soorten vastgoed die eigendom zijn van het rijk. Vaak gaat het om incourante gebouwencomplexen als kazernes en gevangenissen die een nieuwe bestemming moeten krijgen. ‘Dan is het onze taak dat de cultuurhistori-sche waarden zoals die door de Rijks-gebouwendienst en RCE benoemd zijn, geborgd worden in het

verkoopproces’, legt Bosma verder uit. ‘Dus in het geval van de Blokhuispoort hebben we met de Rijksgebouwendienst afgesproken dat verkoop alleen plaatsvindt door middel van een openbare inschrij-ving met voorselectie. De plannen worden beoordeeld door een commissie onder voorzitterschap van de Rijksbouwmeester. Op deze manier kun je zorgen dat de kwalitatieve eisen uit het ambitie-document zoveel mogelijk zijn veilig gesteld.’

RISIcobeHeeRSIng

Was Bosma niet bang dat onder de huidige economische omstandighe-den de markt toch wat voorzichtig zou reageren? ‘Ja, die kans was zeker reëel. Risicobeheersing is vandaag de dag toch het grote toverwoord in de onroerendgoedbranche. Partijen groeperen zich om die risico’s zo klein mogelijk te houden. En men is nu minder bereid om te investeren dan vroeger. Toch is er adequaat op de marktconsultatie gereageerd. Wat we wel zagen was dat er inschrijvers bij zaten met een opvallend kleine omzet, die de ontwikkeling van de Blokhuispoort misschien eerder zagen als een interessant studie-object dan als een serieuze mogelijk-heid om de opdracht binnen te halen. Aan de andere kant: we hebben de inschrijvers van de marktconsultatie een erfpachtconstructie aangeboden, maar vooralsnog is men daar niet onverdeeld enthousiast over. Dus blijkbaar is er toch voldoende vertrouwen in de toekomst’.

Het tijdelijk gebruik van de Blokhuis-poort als culturele broedplaats en als centrum voor startende bedrijven kan mogelijk in de eindfase nog een rol gaan spelen. Bosma: ‘Dan gaat het er om hoe marktpartijen reageren op het huidige gebruik. Als ze daar iets in zien dan kunnen de tijdelijke functies in de plannen worden meegenomen. Zo’n vlieg-wieleffect zien we wel vaker. Je zou dan kunnen spreken van een orga-nische herontwikkeling waarbij de markt al dan niet reageert op het huidige gebruik. Een bottom up benadering, die natuurlijk wel via de

overheid moet worden gefaciliteerd. Het zou best eens kunnen dat dit in de toekomst een grotere rol gaat spelen’.

een geHeeL

Ondertussen heeft de markt kennis-genomen van het ambitiedocument. Reacties kwamen van projectontwik-kelaars, bouwbedrijven, ontwerpers en corporaties verspreid over het hele land. Er waren vijftien inzendin-gen waarbij bedacht moet worden dat sommige van deze bedrijven elkaar hebben opgezocht om te kijken of ze het project gezamenlijk kunnen realiseren.

De reacties waren positief: men ziet over het algemeen goede mogelijk-heden om de Blokhuispoort te herontwikkelen. Wel vonden alle partijen dat het complex als één geheel ontwikkeld moet worden, maar dan wel gefaseerd in de tijd. Opvallend was dat een aantal partijen aangaf pas bij de verkoop mee te willen doen en geen tijd wilde steken in het doorlezen van het ambitiedocument. Verrassend was verder dat sommige bedrijven van te voren een concept hadden bedacht en vanuit dat concept de vragen van het protocol hebben beantwoord.

Er werden ook knelpunten gesigna-leerd. Allereerst de oplossing voor het parkeren. De gemeente Leeu-warden wil uitdrukkelijk niet dat de parkeerproblemen op de omgeving worden afgewenteld, dus dat zal nog wel wat maatwerk vereisen. En verder zien sommige inzenders geen mogelijkheid om het ensemble in zijn huidige staat te behouden. Nu de resultaten van de markt-consultatie bekend zijn kan het ambitiedocument worden aange-past. Daarna wordt het biedboek gepubliceerd. Eind van dit jaar gaat de Blokhuispoort over naar het RVOB en zal de verkoop van start gaan.

Poortgebouw van de Blokhuispoortgevangenis in Leeuwarden.

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

idon

derw

erp

50

‘Ik geloof zeer in de effectiviteit van Prachtig Compact NL.’

tech

nie

k in

gen

ieur

skun

stte

chn

iek

inge

nie

ursk

unst

inte

rvie

w51

Liesbeth van der Pol was de eerste vrouwelijke Rijksbouwmeester in een lange, lange traditie. Het is overigens een kwalificatie die haar zelf niks zegt. ‘Ik ben al 30 jaar vrouwelijk architect’. Op 30 juni nam ze na drie jaar afscheid met een symposium in Rotterdam over een van haar ‘speerpunten’, de verbetering van de stedenbouw. Terugkijkend concludeert ze dat het met name door de kredietcrisis een zware periode is geweest, dat gevoegd met zes wisselende ministers en een departementale herindeling. Zij blikt tevreden terug op wat is bereikt.

Drie jaar geleden begon je met een lijstje met projecten en processen wat je tijdens je Rijksbouwmeesterschap wilde gaan doen. Had je voorganger Mels Crouwel je goed geïnformeerd? ‘Tuurlijk had ik van Mels zaken meegekregen. Je krijgt inzage in wat er allemaal is gebeurd. Maar Mels is zoals Mels is: kort van stof. Hahaha. Ik ben een paar dagen met hem meegegaan naar allerlei projecten van de Rijksgebouwendienst. Voor mij was toen nog niet helder wat je daar als Rijksbouwmeester aandeed. Dat werd het pas toen ik in het atelier kwam. Dat atelier heeft me zeer geholpen. Je komt daar in een gespreid bed, en tegelijk moet je van alles uitvinden. Ik had er veel zin in.’‘Waar ik me enorm op had verheugd was dat we met nieuwe architectuur te maken zouden krijgen. Nou, mooi niet. Het was achteraf ook wel logisch, herbestemmen is niet voor niets zo’n belangrijk thema op de agenda. Maar we moeten er wel voor uitkijken dat het debat over nieuwe architectuur niet meer wordt gevoerd.’

Je begon optimistisch met een presentatie op vliegveld Valkenburg en na een half jaar brak de kredietcrisis uit. ‘Het was wel een schok. Ik onder-kende het belang van de kredietcrisis en heb snel opdracht gegeven voor een onderzoek om de omvang van de crisis voor de architecten in beeld te brengen. Dit stond niet op mijn lijstje. Ik ben toen begonnen met het organiseren van onderzoekslabs, wat later de manifestatie ‘Nederland wordt anders’ is gaan heten. We nodigden kopstukken uit in de bibliotheek van Amsterdam om dit project verder goed uit te denken, met als doel de leemtes in steden-bouw en architectuur in te vullen. We zochten opdrachtgevers, niet alleen bij het rijk maar ook bij ondernemers en lagere overheden, allemaal om jonge architecten aan het werk te helpen. Dit is het project geworden waar ik het meest trots op ben, omdat er teams opstonden die anders gingen werken. Aan die labs hebben 180 mensen deelgenomen en vele van hen hebben weer nieuw werk gevonden.’

Had je de indruk dat het vak architect opnieuw gedefinieerd moest worden met die labs? ‘Ja nog steeds. In de jaren negentig was er zo veel werk, het ging maar door. Daardoor was er geen ruimte meer om kritisch over het vak architectuur na te denken, niet over de inhoud maar evenmin over de houding als architect. De opdracht-gever van nu vraagt iets anders van een architect. Niet alleen ontwerp-kracht maar ook het vermogen om goed te communiceren. Goed luisteren, wat dacht je daarvan, zonder de slagkracht van het ontwerp te verliezen. Want we moeten uitkijken voor jaren zeventig-situaties toen er alleen maar geluisterd en niet ontworpen werd.’ ‘Waar ik verder trots op ben is de Wet op de Architectentitel die door de Tweede en Eerste Kamer is gegaan en nu geëffectueerd moet worden. Crouwel had er de basis voor gelegd. Die wet laat precies zien waar we het nu over hebben, dat een afgestudeerd architect twee jaar

Liesbeth van der Pol versterkte positie van architect in moeilijke tijden:

‘Rijksbouwmeester is een prachtbaan!’

wisseling van de wacht

TEKST: jaaP HUISManFOTOGRAFIE: LeVIen wILLeMSe

52in

terv

iew

beroepspraktijkervaring nodig heeft om die aspecten te leren die in de studie ontbreken. Onderzoek, onder-handelingen voeren, een gesprek leiden, een bestek maken.’

ongeVRaagD aDVIeS

Je vond de ongevraagde adviezen het leukste aspect van het Rijksbouwmeester-schap. Waarom? ‘Daar verheug je je het meest op omdat het een mogelijkheid biedt rebels te zijn en verder te kijken dan de waan van de dag. Er gebeuren zoveel dingen om je heen waarvan je je afvraagt ‘waarom doet niemand daar wat aan’? Daar heb je toch een Rijksbouwmeester voor? Het is niet eenvoudig om grote veranderingen teweeg te brengen in Nederland, maar het mooie is dat we veel systemen en clubs hebben die met elkaar in verband staan: Architectuur Lokaal, het netwerk van architec-tuurinstituten en de centra. Ik heb dat gemerkt bij de Europese aan-besteding die veel minder ingewik-keld en minder juridisch moest. Daar is Kompas Light uit voortgekomen. Maar om dat voor elkaar te krijgen

heb je wel een regiegroep nodig, met vertegenwoordigers uit de bouw- en opdrachtgeverswereld.’

Wat voor ongevraagde adviezen heb je gegeven? ‘Niemand zat te wachten op mijn inmenging bij de scholenbouw. In feite was dat geen ongevraagd advies, maar een vraag uit de Kamer aan minister Vogelaar over de luchtkwaliteit op de scholen. We hebben gevraagd of we die vraag mochten oprekken en naar het programma van eisen mochten kijken. Dat hing dan weer samen met het wijkenprogramma van de minister, want we constateerden dat er nieuwe scholen en centra gebouwd werden maar dat het bestaande dat achterbleef, snel verloederde.’

Was je pleidooi voor de verdichting van de steden ook een ongevraagd advies? ‘Ja. Het stond op mijn lijstje en op dat van de bewindspersonen. Ik wilde graag onderzoek doen naar onze nationale stedenbouw. Dat hebben we aangegrepen om Prachtig Compact NL te maken, over het niet

langer laten uitdijen van steden en dorpen. Eigenlijk gaan we dan in tegen de absolute ruimtevrijheid om maar te bouwen waar je wil. Net in een tijd dat gemeenten hun diensten Ruimtelijke Ordening zagen verdwijnen, krijgen ze de verant-woordelijkheid over hun eigen stadsgrenzen. Omdat het me moeilijk lijkt voor wethouders om de goede keuze te maken, hebben we Prachtig Compact NL geschreven.’

De inkt van Compact NL was nog nauwelijks droog, of minister Schultz van Haegen besloot veel regels bij Ruimtelijke Ordening te schrappen en onder meer het vrije zicht vanaf de snelweg niet langer tot een rijkstaak te rekenen. Wat dacht je toen? ‘Even schrikken. Anderzijds denk ik dat het decentraliseren van beleid naar provincies en gemeenten wel tot ruimtelijke ordening komt, anders wordt het een chaos. Nederland is nu eenmaal beroemd om zijn stedenbouw en volkshuis-vesting. Daar komen buitenlandse studenten op af. Daar haal je niet zomaar de bodem onder weg.’

Had je de neiging als functionerend Rijksbouwmeester daar tegen in te gaan? ‘Dat lijkt me niet zinvol. Ik heb het in november 2010 heel zwaar gehad toen Ruimtelijke Ordening als onderdeel van het ministerie ineens geschrapt werd. Maar zeggen dat het niet kan, lost niets op. Het is zinvoller te zorgen dat de nieuwe situatie wordt geaccommodeerd door een nieuw idee. Ik geloof zeer in de effectiviteit van Prachtig Compact NL en mensen ervan te overtuigen dat dat leuke en fijne steden kan opleveren, niet alleen in de vorm van hoogbouw of verhar-ding. En ik heb ook vertrouwen dat de decentrale overheden hun verantwoordelijkheden voor de ruimtelijke ordening goed zullen oppakken. Ook daar is het pleidooi voor een prachtig en compact Nederland goed geland.’

Het voordeel van de crisis is dat grote plannen nu worden opgeknipt. ‘Ja, dat is zo. De grote stadsuitbrei-dingen zijn wel achter de rug en met

de vergrijzing is het niet aannemelijk dat die markt er binnen nu en 20 jaar er nog komt.’

bezUInIgIngen

Je hebt profijt gehad van de infrastructuur met instellingen, zeg je. Ben je bang dat de bezuinigingen, onder meer op de kunst, dit soort systemen gaat aantasten? ‘Nou ik heb er wel last van. De angst dat een bepaalde structuur ver-dwijnt, zou een ramp zijn. Ik kan me voorstellen dat al die instituten met de broekriem aan, nog wel een onsje minder kunnen, maar als ze compleet zouden verdwijnen, is dat heel erg. Men is met die bezuinigingen nog niet klaar, zoals je ziet met de Europese aanbestedingsvorm. In feite is dat een dik juridisch stuk dat maakt dat alleen bureaus met 130 man in dienst, aan een opdracht kunnen deelnemen. Dat is zo slecht voor de verjonging van de architec-tuur, voor kleine bureaus maar ook voor oudere, omdat ze verslappen. Je bent alleen nog maar bezig met formulieren invullen in plaats van ontwerpen.’

Over het Rijksbouwmeesterschap hebben voorgangers wel gezegd dat de Haagse mores ondoorzichtig en taai is. Waren dat voor jou ook verrassingen? ‘Nee, daar had Mels me goed in gekend. En trouwens, ik had prettige debatten met Peter Jägers, de dg van de Rijksgebouwendienst, en Chris Kuijpers, dg Ruimte. Wat me wel ver-raste was dat het naar de minister gaan om te adviseren de afgelopen tijd niet zo makkelijk meer ging. Ik heb zes ministers gehad, wat op zich een record is, volgens mij. Van der Laan, Vogelaar, Cramer, daarna Van Middelkoop en Huizinga en Donner het afgelopen jaar. De eerste waren toegankelijk, Donner heb ik een keer gezien. Dat had ook wel met de omstandigheden te maken, maar de weg ernaartoe was minder gemak-kelijk. De adviezen van een Rijks-bouwmeester zijn kritisch en zetten juist op heel creatieve plannen in, zoals het hoort. Dat de ambtenarij dat niet doet, is logisch, omdat het haar taak niet is. Ik ben ervoor scherp te zijn op het gebied van

‘Een powerwoman zoals er maar weinig zijn, een vrouw die enorm veel voor elkaar heeft gekre-gen, een unieke Nederlandse architect, wiens scheepvaartmuseum straks symbool zal staan voor haar carrière als rijksbouwmeester: met de voeten en het fundament stevig en robuust in het woelige water van het leven, en met het glazen dak tot in de hemel reikend.’ Mooie woorden die werden gesproken door Peter Jägers, de dg van de Rijksgebouwendienst tijdens het afscheid van Liesbeth van der Pol als Rijksbouwmeester.

53

architectuur en architectuurbeleid. Over de welstand had ik bijvoor-beeld verwacht wat soepeler te kunnen adviseren. Hierover ben ik bij Donner langs geweest. Die begreep onmiddellijk dat de gemeenten allang de vrijheid hebben om wel of niet voor welstandstoe-zicht te kiezen. Waar heb je het dan over? Dat kun je dan in twee zinnen afdoen.’

In De LIjn

Heb je een training in de Haagse manier van onderhandelen gehad? ‘Welnee, joh. Dat is maar goed ook. Wees blij dat er een keer een ambtenaar is zonder training. Je moet vertrouwen op je doorzettings-vermogen en moed. In het begin hoorde ik de term ‘iets in de lijn’. Ik ken maar een paar lijnen en die zitten in de architectuur. Ik wist niet wat ermee bedoeld werd. Totdat ik hoorde dat dat het handtekeningen-circus was dat allemaal doorlopen moest worden.’

Taaiheid? ‘Processen duren wel langer. Om geld te krijgen voor een project moet je zelf aan de telefoon hangen en fors lobbyen. Dat lobbyen heb ik wel geleerd.’

Laten we het eens over bepaalde wapenfeiten hebben. Het ICC. ‘Ja, dat was meteen dag 1 dat het op mijn bord kwam. Het was spannend omdat jury’s meestal bestaan uit professionals en een aantal representanten van de opdracht-gever en de gemeente. Hier zat een hele batterij ambassadeurs en juristen. Prachtige maar zware jury. We maakten een gewogen oordeel, hoewel de nummer 1 uiteindelijk er bij de uitwerking niet uitkwam. Het werd de tweede, schmidt hammer larssen. Leuk dat een jong bureau het heeft gewonnen.’

‘Wat ik ook een leuk wapenfeit vond was de selectie van de architect voor het Mauritshuis. Hans van Heeswijk, prachtige outcome. Lastig is het dat bepaalde projecten zijn stilgelegd zoals het Jachthuis Sint Hubertus.

Ik was blij dat restauratiearchitect Maarten Fritz was gekozen, en ik hoop dat het toch een keer door-gaat. Dat geldt voor Soestdijk ook.’

natIonaaL HIStoRIScH MUSeUM

Had je stiekem gehoopt dat het Nationaal Historisch Museum in Paleis Soestdijk zou trekken? ‘Het antwoord is ja. We hebben er veel aan gelobbyd, aan getekend en gerekend. De redenen om het museum daar te vestigen, zijn evident omdat het goed zou zijn dat die plek een nationaal historische betekenis krijgt. Het past bij Soestdijk. Het was inpasbaar, het kon qua vierkante meters, maar ik snap heel goed dat het nu niet uitkomt.’

Had er geen extra bezoekje aan Donner gebracht moeten worden? ‘Nee, het zat er gewoon niet in. Dit kabinet heeft ten opzichte van het vorige een enorme politieke switch gemaakt met bezuinigingsmaatrege-len van een andere orde. Dan moet je zien dat je dit soort veranderingen gaat accommoderen. Ik vond die politieke ommezwaai wel lastig. Dan begin je met een lijstje wat er niet meer toe doet. Je gaat naar andere dingen kijken, bijvoorbeeld een goed monumentenplan. Ik ben blij dat we een convenant hebben afgesloten tussen het Atelier, de Rijksgebou-wendienst en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om onze samen-werking te verbeteren. We komen niet meer met tegengestelde berichten naar buiten. Dat is heel belangrijk.’

Frits van Dongen is je opvolger. Daarover werd je geconsulteerd. Wat vind je van zijn voordracht? ’ Wat goed is aan Frits is dat hij een zeer gewaardeerd en goed vakman is. Voor deze baan heb je vaklieden nodig. Geen ambtenaar. Hij heeft zijn vakmanschap laten zien op het gebied van de woningbouw en openbare ruimte. Bovendien past deze stap in het stadium van zijn carrière. Dat is vreemd genoeg ook belangrijk. Deze tijden zijn niet gemakkelijk voor een Rijksbouw-

meester. Dan is het goed dat je er tijd aan kunt besteden. Ik moest mijn tijd verdelen over het Atelier en mijn eigen bureau. Hij kan het zich permitteren hier volop aandacht aan te geven.’

‘Wat ik hem meegeef is het College van Rijksadviseurs overeind houden en meer in de picture te brengen. De positie van architecten verder te versterken, de Europese aanbeste-ding is nog niet klaar. En het monumentenbeleid komt er aan: wat stoot je af en wat niet?’

InVLoeD

Vind je dat de Rijksbouwmeester gezag, invloed of macht heeft? ‘Ik zou voor invloed kiezen, maar het is heel afhankelijk waar je bent. Als je bij gemeenten komt, heb je macht. Dan ben jij degene die met macht kan zeggen ‘dit moeten we niet doen’. Het is me wel voorspeld dat de functie deze aspecten met zich meebrengt. De dag dat je als Rijksbouwmeester begint, verandert je leven. Dat heeft inderdaad iets met macht of gezag te maken. Zodra je ergens binnenkomt, ben jij degene die het woord voert, jij bent de voorzitter en degene naar wie gekeken wordt. Terwijl er getwijfeld wordt, moet jij de bevrijdende antwoorden geven.’

Dat moet je ook maar kunnen. ‘Ja, dat moet je maar net kunnen. Ik had wel eens dagen met drie van die bijeenkomsten, waarna je helemaal stuk bent. Gelukkig kunnen architecten varen op hun overtui-gingskracht. Dat leer je ook bij een opdrachtgever.’

Je hebt meer dan Mels Crouwel de media bespeeld. ‘Dat had hij mij ook gevraagd. Of ik wilde zorgen dat het hele Atelier Rijksbouwmeester en het College van Rijksadviseurs meer op de kaart zou kunnen komen. Of het heeft geholpen, kun je pas over een paar jaar meten, maar het atelier en het college zijn overal bekend, hoewel er nog wel meer aandacht zou kunnen gaan naar de rijksadviseurs. Het is

een relatief jonge club waarmee ik ontzettend veel gedaan heb. Wat we deden was altijd geweldig. Je beïnvloedt elkaar enorm in debat-ten. Maar het was handiger geweest als we bij elkaar op een ministerie van ruimte hadden gezeten.’

Drie jaar zitten erop. Is dat nou tekort of te lang? ‘Voor mij is het voldoende. Dat heeft alles te maken met het feit dat ik het vermoeiend vond, en dat ik overvallen werd door een crisis, zowel op je eigen bureau als ook in Den Haag. Ik realiseer me nu ook hoeveel er de afgelopen drie jaar gepresteerd is. Ik ben heel tevreden maar tegelijk opgelucht. Ik had met mezelf afgesproken dat ik na drie jaar zou kijken of ik verder zou gaan. Het was hartstikke leuk, maar het is ook wel klaar zo.’

mon

umen

ten

kuns

t54

rest

aura

tie

wisseling van de wachtTEKST: jaaP HUISManFOTOGRAFIE: RogeR DoHMen

De demontage van het grafmonu-ment van Maarten Tromp in de Oude Kerk te Delft is vermoedelijk de eerste onttakeling van deze beeldengroep in zijn eeuwenlange historie. Halverwege juni is de aannemer begonnen het hek te verwijderen en de verschillende elementen waaruit het graf bestaat, uit elkaar te halen. Sommige onderdelen wegen meer dan 100 kilo. Het monument zelf met een liggende Tromp meet 6 bij 6 meter. De maritieme oorlogsheld uit de Tachtigjarige oorlog zal in de kerk zelf blijven, neergelegd op een plateau zodat het publiek hem tijdens de restauratie kan blijven volgen.

Op een doek tussen twee pilaren is een beeltenis van het monument in volle glorie gespannen met daar-naast informatie over de figuur Tromp, de historie van het monu-ment zelf (een creatie van de beeldhouwer Rombout Verhulst) en achtergronden over de werk-zaamheden. Het monument leek bij een inspectie eerder dit jaar dermate aangetast door vocht en zouten dat het natuursteen behandeld moest worden. Bovendien waren de ankers die het monument met de muur verbinden voor 80 procent door roest aangetast. Ook de stalen doken (de pinnen) die de verschillen-de onderdelen bijeenhouden, waren aan vervanging toe.

De laatste restauratie dateert volgens projectleider van de Rijksgebouwendienst, Joost van Bennekom, van 50 jaar geleden. Maar nu wordt het graf voor het eerst gedemonteerd en is het mogelijk de reliëfs van nabij te bestuderen. De onderdelen worden in een werkplaats behandeld en

gerestaureerd door de gespeciali-seerde aannemer die eerder de demontage deed. In december moet dat werk klaar zijn en kan de montage gaan beginnen. Daarvoor zal een nieuwe aanbesteding moeten worden geregeld. Veel specialisten op dit terrein zijn er volgens Van Bennekom niet. ‘In Friesland schijnt er een deskundige te zijn.’ Gelukkig voor Nederland dus, dat het land weinig gezegend is met dergelijke graven.

Maarten Tromp ligt uit elkaar

Een brug verbindt de oude pittoreske havenkade van Hoorn met een eiland. Tot 2007 was de bebouwing daarvan nog in gebruik als gevangenis en centrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers. Al die tijd was het eigendom van de Rijksgebouwen-dienst. Het Oostereiland zelf dateert uit 1656 en heeft voor de gevangenis ook anderhalve eeuw de admiraliteit gehuisvest, een voorloper van de marine. Daarvoor was het een complex van de verenigde Oost-Indische Compagnie. In de loop der eeuwen is, met het verschuiven van functies, op het eiland een mengel-moes van vijf aan elkaar geschakelde gebouwen ontstaan. Wie tegenwoordig over de brug loopt, vindt een prachtig gerestau-

reerd complex waar een kopje koffie genuttigd kan worden, een museum bezocht, een film bekeken, een rond-je over het eiland gekuierd en zelfs een nachtje kan worden doorge-bracht in een oude cel. TPAHG architecten (TPAHGa), zelf gevestigd in Hoorn, verbouwden dit samen-raapsel tot appartementen, het

museum van de twintigste eeuw, een filmhuis, een ontwerpcentrum, een toeristisch informatiepunt, een café-restaurant en een low budget hotel. Maar dat ging letterlijk niet over één nacht ijs.

LekkeR Leeg

Toen de gemeente in 2007 het eiland

van de Rijksgebouwendienst kon overnemen, duurde het nog twee jaar voor de bestemming duidelijk werd. Het plan moest namelijk breed gedragen worden door de bewoners van Hoorn. Door middel van een ideeënmarkt konden zowel particu-lieren als projectontwikkelaars een plan indienen. Het idee van TPAHGa

mon

umen

ten

arch

itec

tuur

55h

erbe

stem

min

gJe moet het pand leren aanvoelenLeegkomend cultureel erfgoed is een hot item in Nederland. Smaak besteedde de afgelopen nummers ruime aandacht aan het Nationaal Programma Herbestemming, het rijksmonumen-tenbestand en de herontwikkeling van de Blokhuispoortgevangenis in Leeuwarden. De gemeente Hoorn had geen overheidsadvies nodig bij het ontwikkelen van haar erfgoed. In samenwerking met de stadsbewoners en lokaal architectenbureau TPAHG architecten onder-ging de voormalige ‘Krententuin’ gevangenis op het Oostereiland een spectaculaire transfor-matie. Hoorn is wellicht een voorbeeld voor monumentale gevangenissen waarvoor de Rijksgebouwendienst nu een andere bestemming zoekt.

wisseling van de wacht

TEKST: LIeSbetH FItFOTOGRAFIE: RobeRt oeRLeManS

Hoorns gevangenis-complex wordt plek voor cultuur en wonen

56

was één van de eenvoudigste. Liesbeth van Apeldoorn, partner bij TPAHGa: ‘Wij wilden dat het eiland zoveel mogelijk leeg bleef. Er waren veel plannen voor nieuwbouw, helemaal vol. Wij vonden dat het monument al genoeg mogelijkheden bood. Dus ons idee was: laat het lekker leeg, laat het openbare ruimte zijn, restaureer het pand en ga daar iets leuks mee doen.’In die overwegingen speelde het feit dat het om een geïsoleerd eiland ging ook een rol. ‘Het Oostereiland is moeilijk bereikbaar’, vult Van Apeldoorn aan. ‘Er is maar één brug en je moet door het stadscentrum heen om er te komen, dat is al lastig genoeg in Hoorn. Dus als er veel woningbouw komt, moet je daar weer een aparte route voor maken, parkeergelegenheid creëren, etc. Dan wordt het meer, meer, meer, om het eiland maar bereikbaar te houden.’

oVeR wateR

Tijdens de ideefase werd duidelijk dat de bewoners van Hoorn evenmin

een al te vol eiland wilden mét culturele functies. Toch had het wat voeten in aarde voordat de gemeen-te de keuze maakte om het Oosterei-land zelf te gaan ontwikkelen. Van Apeldoorn: ‘Niet alleen voor de gemeente was het moeilijk om zelf te gaan ontwikkelen maar ook voor een ontwikkelaar. Het was risicovol omdat de winstmarge niet zo groot zou zijn vanwege de culturele bestemming. Een hele stap dus.’ Uiteindelijk, en omdat de tijd begon te dringen, kreeg de Bouwkundige Begeleidings Adviesgroep (BBA) de opdracht om het eiland bouwklaar te maken, bouwkundig te begeleiden en te ontwikkelen. TPAHGa werd ingehuurd door de BBA om de bebouwing uit te tekenen, te ontwerpen en te restaureren. Van Apeldoorn: ‘De gemeente had ondertussen al tekenwerk laten doen door BBA om subsidie aan te vragen bij Cultureel Erfgoed, de Kanjerrege-ling. Die werd toegewezen en toen begon de klok te tikken. Zodra de subsidie binnen is, moet je binnen twee jaar klaar zijn. Samen hebben

we in een hele korte tijd keihard gewerkt. Wij zijn gaan ontwerpen en de jongens zijn gaan inmeten. Elk kozijntje en elk hoekje van de bestaande toestand werd ingete-kend en ondertussen ontwierpen we op de oude tekeningen.’

Na een razende start kende het project enkele tegenslagen. Tijdens de werkzaamheden werd duidelijk dat de gebrekkige fundering herstel behoefde. ‘Dat was in de winter’, herinnert Van Apeldoorn zich. ‘De aan- en afvoer van de bouw gaat over het water, van industrieterrein Hoorn 80 naar het eiland. Ontzet-tend handig, maar toen het vroor kon de boot niet varen. Het IJssel-

meer bevriest niet vaak en net deze twee winters wel. Maar we hebben het gehaald met de restauratiesubsi-die. In februari 2009 kregen we de opdracht, in juli gingen de bestek-tekeningen de deur uit en in septem-ber zijn we gestart met de bouw.’In juni werd het complex opgeleverd, terwijl de inrichting van het terrein nog moet worden voltooid.

PUzzeLen

Het gehele project kenmerkt zich door een hechte samenwerking van verschillende partijen: gemeente, bewoners, BBA, architectenbureau en toekomstige gebruikers. TPAHGa nam zelf het initiatief om met partijen die geïnteresseerd waren,

Glazen tussenstukken maken de oude gevangenis beter bereikbaar.

57

om tafel te gaan zitten en zo invul-ling te geven aan de ideeën. Het museum van de twintigste eeuw en het filmhuis waren kandidaten. Zelf wilde het architectenbureau er een ontwerpcentrum vestigen. De gemeente wenste een low budget-hotel. ‘Wij maakten een plan waar we met alle partijen achter konden staan’, zegt Van Apeldoorn, ‘en waarin alle functies al ingevuld waren. Als restauratiebureau dat vlakbij zit, wilden we natuurlijk wat met het eiland doen. We hadden al twee ontwerpbureaus gevonden voor het ontwerpcentrum, waardoor we vierkante meters kantoor konden afnemen voor kantoorprijzen. Dat was voor de gemeente financieel aantrekkelijk. Samen met het film-huis hebben we een horecapartij gevonden. Dat wilde de gemeente graag, en het museum en het film-huis hadden het nodig. De wens om een low budgethotel botste met de draagkracht. Wij hebben het gekop-peld aan de horeca zodat dat ook uit zou kunnen. Voor het filmhuis was het puzzelen om de grote zaal in het bestaande gebouw te krijgen. Op een gegeven moment vonden wij een goede plek waarmee iedereen kon leven. Wij waren dus actief bezig om ons plan op verschillende vlakken aan de man te brengen.’

oUDe StRUctURen

De ex-gevangenis is in zijn geheel een rijksmonument. Bij het restaure-ren is TPAHGa heel terughoudend geweest in het aanbrengen van nieuwe toevoegingen zodat het karakter van het gebouw in stand behouden bleef. Het meest in het oog springend zijn drie grote elementen van glas en staal. Deze glazen tussenstukken werden aan-gebracht om de logistiek op orde te krijgen en bevatten liften of trappen-huizen. Van Apeldoorn: ‘Het is een bestaand pand, dus qua logistiek is dat niet allemaal even makkelijk en beheersbaar te maken. Maar dat is ook het uitdagende, dat het logisch is voor mensen waar ze moeten zijn. In het hotel heb je gasten die ’s nachts komen, de horeca is voornamelijk ’s avonds, het museum overdag, de kantoren ook. Hoe sluit je ruimtes af

en wie kan waar bij? Het is niet de bedoeling dat de kantoorgebruikers zomaar het museum binnenkunnen en andersom.’

De andere toegevoegde elementen in het complex bestaan uit voorzie-ningen voor daglichttoetreding als ramen, kappen en dakkapellen. Verder hebben de architecten zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande structuren en elementen. Van Apeldoorn: ‘Voor de grote filmzaal vonden we een ruimte die in een eerdere periode was afgebrand, waarin niet zoveel authentieke elementen zaten. In het pand met culturele voorzieningen waren twee liften nodig. Eén kon er tussen het gebouw, zodat je de draagconstruc-tie niet hoeft aan te tasten en de hele verticale afwikkeling van het museum kunt onderbrengen. Bij de apparte-menten hebben we zowel de bestaande trappenhuizen voor de ontsluiting gebruikt maar ook de plekken waar oorspronkelijk trappenhuizen zaten. Je maakt het dan weer zoals het hoort.’ De toegevoegde ramen en deuren aan de buitenkant van de ex-gevan-genis passen naadloos binnen de bouwstijlen van het pand. Toch is goed te zien dat ze niet oorspronke-lijk zijn. De muur loopt er schuin naar binnen, wat een soort inkijk verschaft. Opvallend zijn verder de traptreden in het eeuwenoude ‘nieuwe’ appartementengebouw. Die zijn bovenop de originele uitgesleten treden geplaatst, waardoor er kleine holle nisjes zijn ontstaan. Maar de beste vondst die de architecten deden, is de ingreep in de tralies, hét kenmerk van de oude bestemming van de gebouwen. Afhankelijk van de functie worden deze anders toegepast. Bij de appartementen zijn ze gehalveerd zodat ze werken als Franse balkons. Bij de kantoren op de zolderetages zijn ze verwijderd, bij het museum functioneren ze als vanouds.

aFLeeSbaaR

Het lijkt misschien logisch om zoveel mogelijk te behouden en zo weinig mogelijk toe te voegen maar bij de besluitvorming komt nog heel wat

kijken. ‘Het gebouw is afleesbaar in de tijd. Er wordt aan gesleuteld en veranderd. Het complex is langzaam gegroeid. Het eerste deel stamt uit de zeventiende eeuw en het laatste uit de negentiende eeuw. Hoe ga je om met zo’n pand, wanneer restaureer je? Welke tijd laat je zien of vormt het uitgangspunt?’TPAHGa stelde een plan op dat vijf ordes bevat. Aan de hand van dit plan werd iedere keer weer bespro-ken hoe de restauratie opgelost moest worden. De eerste orde bestaat uit herstelwerk zoals scheuren in de muren en voegwerk. Uitgangs-punt hierbij was dat alles wat nog goed was, moest blijven. De rest werd heel zacht schoongemaakt. In

combinatie met nieuwe stenen en voegwerk kon dit soms een vlekkerig oppervlak opleveren.

De tweede orde is aanpassen aan de stijl van het gebouw. Van Apeldoorn: ‘Een geveltje had een garagedeur. Die zou je er uit kunnen halen en een nieuwe invulling kunnen geven. Maar dat zou detoneren met de gevel met boogramen. Wij hebben voor een boograam gekozen’.Bij de derde orde, aanpassen op eigentijdse wijze, noemt Van Apel-doorn als voorbeeld een lelijke erker bij het toeristisch informatiepunt. ‘Die gevelopening hebben we anno nu gemaakt, maar wel in het ritme van de rest van de gevel.’ De vierde

en vijfde orde bestaan uit de toe-voegingen op de dakvlakken en het toevoegen van massa zoals dat is gebeurd met de glazen tussenstukken.Om de juiste beslissingen te kunnen nemen werd er ook een bouwhisto-risch onderzoek en een kleurenon-derzoek gedaan. ‘Sommige gevels waren heel erg verprutst’, legt Van Apeldoorn uit. ‘Dan ga je naar oude tekeningen kijken zodat je weet hoe het er vroeger heeft uitgezien. Dat geldt ook voor de kleuren die we hebben uitgekozen. Met je krabber-tje ga je die lagen af. En dan moet je bedenken welke keuzes je maakt. Breng ik de kleuren terug naar de zeventiende eeuw of de achttiende? Voor de kleuren zijn we uiteindelijk

uitgegaan van 1874, het eerste moment waarop het hele complex er stond. We hebben het alkoven-gebouw bijvoorbeeld in donkerrood en okergeel geschilderd. Van origine was het zo en je ziet dat het pand ervan opknapt. Het klopt dan gewoon. Zo kun je dus omgaan met zo’n monument, je moet het aan-voelen en leren kennen. En altijd uitgaan van wat het meest overeen-komt met de bedoelingen van het pand zoals het ontworpen is in zijn tijd’.

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id58

59 | Rob Hootsmans, een leven na de RGD

62 | Strenge Vrouwe Justitia64 | Groeten uit Veenhuizen:

deel 3

66 | Uiterst duurzaam kantoor Rijkswaterstaat Assen

69 | Boeken en exposities: 40 aandachtswijken, Jaarboek Architectuur, Heropening NAI, Glimpses

71 | Nasmaak: Beheerder Oude Kerk Delft

anderesmaken

sted

enbo

uwm

onu

men

ten

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

idku

nst

66 69

62

Het Huis met de Hoofden; een herenhuis aan de statige Keizers-gracht in Amsterdam. Het is een waar architectenverzamelkantoor. De Architekten Cie, de bureaus van Jo Coenen, Rapp en Rapp, Thijs Asselbergs en Marc Koehler. Op zolder, met uitzicht over de grach-tengordel, het bureau van Rob

Hootsmans. Van het statige stadspaleis waar welgestelde dames eens zacht ruisend door de gangen flaneerden, blijkt hier niets meer. Hier heerst de chaos van een architectenbureau in vol bedrijf. Lange rijen kasten vol boeken, de geur van vers gesneden piepschuim, stapels en stapels papieren met daartussen architecten die druk bezig zijn met de nieuwste ontwer-pen en, haast achteloos verspreid door de ruimte, modellen van panden die ook in het wild te bewonderen zijn.

Tussen dit alles zit Rob Hootsmans. De groeven in zijn gelaat verraden een man met plezier in het leven.

Zorgvuldig ongeschoren, de rechterhand rustend op de rug van de kantoorhond. Alex is een typisch voorbeeld van de stijl waarmee Hootsmans zijn bureau leidt. Hier kan veel. Experimenteren wordt aan-gemoedigd door veelvuldig mee te doen aan prijsvragen. Het teamver-band wordt versterkt door in steeds wisselende groepen te werken aan opdrachten. En het is ere wie ere toekomt. Hootsmans is de eerste die namen noemt als een project via samenwerking tot stand gekomen is.Een hond maakte zijn bureau compleet, vond hij. Of iemand er bezwaar tegen had? En niet alleen tegen de aanwezigheid van het beest, maar ook tegen het bij 59

‘Ik bouw geen monumenten voor mezelf’

een leven na de rgddeel 3 – rob hootsmans

TEKST: SanDeR gRIPFOTOGRAFIE: eRan oPPenHeIMeR

Jonge, veelbelovende architecten die in de eerste fase van hun carrière aan de slag gingen bij de Rijksgebouwendienst. Inmiddels zijn zij uitgevlogen. Waar kwamen zij terecht en hoe heeft hun beroepservaring bij de rijksoverheid hen gevormd? Deel 3: Rob Hootsmans

seri

e

Rob Hootsmans met de kantoorhond.

60se

rie

6060

toerbeurt uitlaten ervan. Niemand maakte kanttekeningen; een paar dagen later liep Alex al rond.

Die drang naar een losse werkomge-ving en de zucht naar het architecto-nische experiment is een overblijfsel van zijn eerste werkervaring; het bureau van Ben van Berkel. ‘Een man die in staat is zijn mensen te laten excelleren’, stelt Hootsmans. ‘Wellicht modelleer ik mijn bureau een beetje naar de sfeer die ik bij Ben gewend was.’ Hij staart even naar buiten, glimlacht en bagatelliseert op de hem kenmerkende manier. ‘Ik hoop dat mijn mensen zich gestimu-leerd voelen het beste uit zichzelf te halen. Maar zo goed als Ben dat kon... daar kan ik niet aan tippen, hoor.’

aRtSen

Hootsmans komt via een ongebrui-kelijke omweg in het vak terecht. Sowieso had hij nog nooit aan architectuur gedacht, tot hij na drie maanden rechtenstudie besloot dat dikke wetboeken niet aan hem

besteed waren: ‘Ik kom uit een lange lijn van artsen. Bij ons thuis ging het over patiënten en ziekten, helemaal niet over architectuur. Gebouwen? Die waren er nu eenmaal.’ De ‘oorverdovende saaiheid’ van Rechten vervangt Hootsmans door een andere studie. Hij krijgt als tip eerst de HTS te doen en daarna de Academie van Bouwkunst te volgen. ‘Er was in die tijd veel werkloosheid. Door deze combinatie van opleidin-gen had je een bredere basis in het vakgebied – je leerde eerst de praktische kant van het bouwen – en kon je makkelijker aan een baan komen. Op de Academie werkte je overdag bij een architectenbureau en in de avonduren studeerde je.’

Via de Academie werkt Hootsmans eerst bij René van Veen en daarna een jaar bij Koen van Velsen. Al snel stapt hij over naar Ben van Berkel, waar hij na zijn studie blijft werken. Een geweldige tijd, noemt hij zijn periode daar; een werkomgeving waar hij ontzettend veel leerde. ‘Van Velsen was iemand die van elke

spijker wilde weten hoe hij eruit zag, waar hij zat en hoe hij aangebracht was. Hij controleerde alles. Toen ik bij Ben binnenkwam, kreeg ik een stapel papieren in mijn handen gedrukt. Hij moest een paar weken naar het buitenland; of ik het project even wilde draaien. Een enorme vrijheid in combinatie met een gigantische stimulans om de grenzen van het vak op te zoeken. Bijzonder leuk, leerzaam en inspirerend. Deze sfeer van elkaar tot grote hoogten drijven, ben ik daarna nooit meer in die mate tegengekomen. Dat mis ik nog steeds.’

onVooRSteLbaaR bReeD

Hootsmans wint in 1995 de Prix de Rome en schrijft een brief aan Adri Duivesteijn, die in een interview had gezegd dat winnaars van deze prijs geen zak geld moesten krijgen van het rijk, maar een opdracht. ‘Daar wilde ik hem aan herinneren. Ik stopte een kopie van het artikel bij mijn brief, maar hoorde niets.’ Diezelfde brief stuurt hij naar Wytze Patijn, die dan net Rijksbouwmees-

ter geworden is. Ook daarop krijgt hij eerst geen reactie. Maar na een jaar gaat de telefoon. Het hoofd archi-tectuur van de Directie Ontwerp & Techniek, Jeroen Geurst, belt met de vraag of hij op gesprek wil komen. Geurst geeft zo invulling aan het nog door Kees Christiaanse opgestelde beleid dat de Rijksgebouwendienst jonge architecten moest aantrekken. ‘Je kon drie jaar bij de dienst komen werken en onder je eigen naam projecten doen’, herinnert Hoots-mans zich.

Hij is onder de indruk van de dienst. ‘Ik wist wel dat er een Rijksgebou-wendienst was, maar dat er meer dan 200 mensen aan architectuur werkten in allerlei disciplines? Veiligheid en klimaat, onderhoud en techniek. Alles was vertegenwoor-digd en er was een enorme drang tot innovatie. De dienst wilde voorop lopen en het werk was onvoorstel-baar breed. Hier kreeg ik de kans vanaf het programma van eisen tot het ontwerp van de meubels betrokken te zijn.’

Hootsmans op de bouw van de rechtbank in Zwolle.

DDR-aRcHItectUUR

Hootsmans begint met een jeugd-gevangenis in Den Dolder. Het blijkt een snelle leerschool in hoe de overheid werkt. ‘De Dienst Justitiële Inrichtingen in Den Haag, de inrichting zelf met een nogal eigen - gereide directeur, onze eigen dienst met verschillende betrokkenen. Iedereen vond iets anders. Een bizar krachtenveld. Ik heb veel steun gehad van de projectleider, Ton Bruggeling. Hij heeft me door dit project heen gesleept. Die directeur ging dwars door alles heen. Er kwamen een duikcentrum en een bedrijfshal. Als jongeren met de bus op vakantie wilden, dan kocht de inrichting een bus en moesten ze die samen opknappen. Alles stond in het teken van hun toekomst. Dat strookte niet al te erg met het Haagse beleid, maar die man kreeg het geregeld.’

Daarna komt de renovatie van het kantoor van de Nationale Ombuds-man. Een opdracht waar Hootsmans nog altijd trots op is. Hier viert hij

zijn voorliefde voor boude stellingen bot. ‘Er was een vast budget waarmee ik een ranzig kantoorpand uit de jaren zestig kon opknappen. Als ik dat moest verdelen over het exterieur en het interieur, werd het vlees noch vis. Dus heb ik in overleg met de toenmalige ombudsman, Marten Oosting, geroepen dat het om de binnenkant gaat. Wij zouden ontwerpen voor de medewerker en de buitenkant mocht er uitzien als DDR-architectuur.’ Terwijl de Westerkerk op de achtergrond luidt, schiet hij in de lach als hij eraan terugdenkt. ‘Pure strategie, maar het werkte. In tien jaar tijd is er niets veranderd in dat pand. Ik kom er nog vaak en nog steeds krijg ik compli-menten van de medewerkers.’

eIgen bUReaU

De Rijksgebouwendienst en Hootsmans zijn als een stelletje dat moeilijk op elkaar uitgekeken raakt. ‘Het was een wederzijdse liefde. Toen mijn periode van drie jaar erop zat, kreeg ik een nieuwe opdracht toegeschoven. En daarna weer eentje.’ Dat kabbelde een paar jaar zo door. Tot Hootsmans de knoop doorhakt en toch echt voor zichzelf begint. Het is de zucht naar een vorm van vrijheid die hij niet kan vinden bij de overheid. ‘Het is en blijft ambte-narij. Zo voldeed het piepschuim snijden niet aan de arbowet en als we ‘s nachts eens doorwerkten, moesten we dat ver van tevoren aanvragen en op de avond zelf de beveiliging omkopen met blikjes cola en pakjes sigaretten. En het belangrijkste, ik merkte dat het ontwerpen op een dood zat spoor binnen de Rijksgebouwendienst.’In 2006 vertrekt Hootsmans. Met medeneming van misschien wel het lastigste project uit de laatste decennia: de nieuwbouw voor de rechtbank Zwolle-Lelystad. Een

project waar al vier architecten, en niet de minsten in het vak, op stukgelopen waren. In een paar maanden tijd stampt hij met een handjevol medewerkers een plan uit de grond dat met gejuich ontvangen wordt. Hoe dat komt? Zijn ervaring bij de dienst komt hem goed van pas. Hootsmans is goed bekend met het krachtenveld waarin projecten van de rijksoverheid tot stand komen. En hij bereidt zich goed voor; bestudeert de eerdere plannen, gaat in gesprek met omwonenden, de gebruiker. ‘We betrokken alle partijen om een beeld te krijgen van wat we wel en niet konden doen in Zwolle. Daarop is onze focus komen te liggen.’

Het leidt ertoe dat het project geruis-loos aangenomen wordt. ‘Er kwam niet eens commentaar op de plannen toen ze ter inzage lagen. Terwijl de rechtbank al sinds 1985 bezig was met een uitbreiding.’

MagnUM oPUS

Zwolle geldt als het grootste succes van Rob Hootsmans en zijn bureau. ‘Iedere architect zou een moord doen voor zo’n project. Het is een complexe ontwerpopgave in een lastige situatie met een ingewikkelde indeling onder meer doordat de rechtbank een aantal gescheiden verkeersstromen heeft. Het ligt op een fantastische plek en de betrok-kenen zijn ontzettend enthousiast. Wie wil dat niet?’

Bijkomend voordeel is de aanzuigen-de werking voor nieuwe opdrachten door het succes van Zwolle. Hootsmans is hot. Toch blijft hij nuchter. ‘Ik bouw geen monumenten voor mezelf. Dit bureau is zo plat als een dubbeltje en de successen die wij boeken, komen tot stand

doordat wij er met zijn allen keihard voor werken. Ik ben de eigenaar van het bureau maar zonder mensen als Monique Smit, Marlies Boterman, Daan Petri en Eric van Noord (ex-RGD’ers) was het mij niet gelukt. Mensen hebben enorme vrijheid. We discussiëren veel en experimenteren er als gekken op los. Waar mogelijk

werken we graag samen met andere bureaus, zoals met het bureau van Paul de Ruiter. En een concrete opdracht is mooi, maar in prijs-vragen kun je letterlijk over de grenzen van het vak heen gaan. Dat houdt ons scherp.’

Hij kijkt weer even naar buiten, waar de zon net doorbreekt. Hootsmans heeft nog steeds wel opdrachten vanuit de overheid, maar zijn bureau heeft klanten uit allerlei hoeken. Wie in deze tijden van crisis een middelgroot architectenbureau kan opzetten en laten draaien, weet hoe de hazen lopen in het vak. Een voorzichtige glimlach verdiept de groeven in zijn gelaat. De toekomst ziet er voor Hootsmans’ bureau zonnig uit.

61

Rob Hootsmans zoekt het liefst samenwerking met anderen in zijn werk

kuns

t62

1%-r

egel

ing Vrouwe Justitia afgebeeld als een pittige crimefighter

Streng doch rechtvaardig

Vrouwe Justitia wordt vaak verbeeld als een charmante, voluptueuze dame met een blinddoek, weeg-schaal en zwaard. Met zorgvuldigheid en onpartijdigheid weegt ze haar oordeel. Het zwaard in haar handen verraadt dat ze niet te beroerd is om straf uit te delen. Desondanks straalt deze klassieke personificatie van het recht een grote mate van zachtaar-digheid uit.Hoe anders is The Fair Maiden, dat de beeldend kunstenaar Alex Jacobs (1973) realiseerde voor het Openbaar Ministerie (OM) in Groningen in opdracht van de Rijksgebouwendienst. In zijn vertaling is Vrouwe Justitia een pittige tante die de misdaad actief bestrijdt. Niet vreemd, gezien het

Groningse OM naar eigen zeggen op eigentijdse wijze strafbare feiten opspoort en vervolgt zonder daarbij de rechtsstatelijkheid uit het oog te verliezen. Wie naar het beeld van Jacobs kijkt, kan deze karakterschets letterlijk teruglezen. De vrouw heeft geen zachte rondingen die worden omhuld door een klassiek gewaad, maar draagt een strakke broek en getailleerde jas. In haar rechterhand houdt ze ferm een zwaard vast, terwijl haar blauwe ogen strak in de verte staren. De wetboeken die ze onder haar hooggehakte laars rusten, tonen aan dat ze niet het recht in eigen hand neemt, maar luistert naar de letter van de wet. Deze vrouw is streng doch rechtvaardig.

De twee meter hoge sokkel van beton waarop ze boven iedereen uittorent, is opgebouwd uit kleine ronde zuilen die als bouwstenen op elkaar gestapeld zijn. Jacobs gaf de sokkel verschillende kleurlagen mee, geïnspireerd op een techniek die hij normaal gesproken hanteert bij zijn gipsinstallaties. Hierin mengt hij verschillende pigmentpoeders, verf en inkt door het gips waardoor diverse kleurlagen gecreëerd worden. De diversiteit aan kleuren in de sokkel staan voor Jacobs symbool voor de samenleving. Een betekenis die de gemiddelde kijker niet direct uit het werk zal halen.

IDentIteIt

Door ruimtegebrek vertrok het arrondissementsparket in 2008 van het Gerechtsgebouw in de Groningse binnenstad naar een locatie aan de rand van de stad. De moderne huisvesting die het parket in de nieuwbouwwijk grenzend aan het Hoornse Meer betrok, onthult weinig sporen van wat er zich achter de gevel voltrekt. Geen wonder dat bij het OM de behoefte ontstond om een markant beeld te plaatsen dat de identiteit van de Groningse afdeling prijsgeeft. Een wens die in deze omgeving zeker niet misstaat, gezien de reeks bedrijfspanden van onder meer advocatenkantoren en verzekeringsmaatschappijen die in

anderesmakenTEKST: FLooR tInga FOTOGRAFIE: Sake eLzInga

De beeldend kunstenaar Alex Jacobs geeft het Openbaar Ministerie van Groningen identiteit door een hedendaagse vertaling van Vrouwe Justitia. Een beeldhouwwerk met schilderachtige kwaliteit. Daarmee werd een nieuw gebouw van het Open-baar Ministerie van een gezicht voorzien.

uiterlijk verdacht veel op elkaar lijken.

De kunstopdracht begeleid door Atelier Rijksbouwmeester, was voor Jacobs een vuurdoop voor het werken in de publieke ruimte. De kunstenaar die in 2000 als beeldhouwer afstu-deerde aan de AKI in Enschede, was voorheen alleen actief binnen het galerie- en tentoonstellingencircuit. De kunstopdracht bij het OM vormde voor Jacobs een uitgelezen kans om een permanent werk in de openbare ruimte te maken. De kunstenaar, die normaal gesproken beeldhouwt met gips, koos binnen dit kader voor het eeuwig houdbare brons. Juist de tegenstelling tussen dit klassieke

materiaal en zijn eigentijdse invulling van de Vrouwe Justitia maken het werk bijzonder. Op sommige delen van The Fair Maiden, is de bronskleur nog zichtbaar, maar voor het overige is ze behandeld met een kleurrijke laag jachtlak waardoor het werk een schilderachtige kwaliteit krijgt. Het beeld is zo gedetailleerd uitgewerkt, dat het lijkt alsof de kreukels in haar kleding en de naden in haar laarzen met een penseel zijn aangebracht.

Dat deze kunstenaar behalve beeldhouwen ook goed overweg kan met verf, is niet vreemd wanneer je bedenkt dat Jacobs winnaar was van de Koninklijke Prijs voor de Schilder-kunst in 2008. Niet dat hij destijds zo

actief in de weer was met schilderen. Na zijn afstuderen nam Jacobs doel-bewust enkele weken per jaar de kwast ter hand, om mee te kunnen dingen naar de Koninklijke Prijs. Na vijf pogingen had hij de hoofdprijs te pakken.

HanDScHRIFt

Sinds 2007 vormt Jacobs met zijn partner Ellemieke Schoenmaker (1968) het duo V&B (voorheen Villeroy & Boch). Het citeren van voorstellingen uit de kunstgeschiedenis is een terug-kerend thema binnen het werk van dit duo. Zo geven ze nieuwe invulling aan beelden uit de schilderkunst van bijvoorbeeld Malevich of Alexandre Canabel. Anderzijds staan zij ook

bekend om werken waarin ze commentaar leveren op de kunst-handel, of andere fenomenen uit de maatschappij beschrijven zoals de maakbare schoonheidscultus. Opval-lend hierbij is dat ze vaak zichzelf portretteren. In die zin vormen hun werken een zoektocht naar hun eigen kunstenaarschap, een gegeven waar de kijker tegelijkertijd onder-deel van wordt. Soms kijk je over de schouder van de kunstenaars mee, of zie je ze juist figureren als een personage uit een historisch schilderij. Het resultaat bestaat uit kleurrijke totaalinstallaties waarin de beschouwer wordt meegezogen in een verhaal dat zich zowel op doek als in de ruimte afspeelt. In materiaal-gebruik zijn ze niet bepaald spaar-zaam: alkydverf, gips, paspoppen, spuitbussen, lak, olieverf, Photoshop collages en kleding, alles passen ze toe om hun werken letterlijk en figuurlijk gelaagdheid mee te geven.

Dit rijke handschrift is ook onmisken-baar in The Fair Maiden terug te lezen. Zo is het hoofd van The Fair Maiden gebaseerd op een afgietsel dat Jacobs van zijn vriendin maakte. Daarnaast verwijst het direct naar Blind Faith (Friedrich vs. Rietveld) een werk dat het duo in 2008 in de Utrechtse Galerie 10 tentoonstelde. Het toont een vrouw die de pose aanneemt van Der Wanderer über dem Nebelmeer van Caspar David Friedrich uit 1818. De vrouw in deze installatie is nagenoeg identiek in haar houding en kleding met het beeldhouwwerk in Groningen. Op het origineel van Friedrich kijkt een man in nagenoeg dezelfde houding vanaf een rots over een in nevelen gehuld berglandschap uit. In dat licht gezien is de eigentijd-se Vrouwe Justitia plots de belicha-ming van een romantisch land-schapstafereel - ondanks het bloemenperkje met uitzicht op de weg. Dat is precies wat een kunst-werk kan doen: het bieden van een ontsnapping uit de werkelijkheid.

63

64se

rie

De komende maanden woont schrijfster Mariët Meester met haar man weer in Veenhuizen, en wel in de oude pastorie. Hier doet ze inspiratie op voor haar nieuwe roman. Stof genoeg in ‘het gevangenisdorp’ van Nederland, waar een opgroeiend kind zich niet afvroeg of het bijzonder was tussen de gesticht-bewoners te leven.

deel 3TEKST: MaRIët MeeSteRFOTOGRAFIE: jaaP De RUIg

seri

e

De schrijfster pendelt op een omafiets tussen de gedetineerden door – en haar overkomt niets.

65

Er is één ding waar de echte Veenhuizer valt te onderscheiden van een buitenstaander: de omgang met gedetineerden. Alleen het woord al, ‘gedetineerden’. Sinds ik tijdelijk terug ben in het dorp van mijn jeugd, valt het me telkens weer op: vreemden zeggen ‘boeven’, ‘criminelen’ of in het gunstigste geval ‘gevangenen’. Mijn logé’s zijn altijd beetje bang voor de mensen die vanuit twee bouwketen op mijn erf het openbare groen onderhou-den. ‘Kijk maar uit dat ze niet ...’ en dan volgt er een fantasie over de een of andere gevaarlijke daad.

Hoe gaat een Veenhuizer met gedetineerden om? Vroeger was die vraag prangender. Ik heb nog volop meegemaakt dat de bewoners van de drie gevangenissen werden ingezet om de ramen van de dorps-bevolking te lappen en behang op hun muren te plakken. Op zondag zag je ze terug in de kerk. De drie gevangenissen zijn er nog steeds, maar ze zijn veel meer gesloten geworden. Alleen een kleine groep gedetineerden kan nog met de bevolking in contact komen. De mannen op mijn erf zijn kortgestraft of hebben het eind van een langere detentie bereikt. Toch vergt ook de omgang met hen een bepaalde houding. Je laat elkaar rustig begaan. Uit je ooghoeken observeer je elkaar wel, maar je doet of je niets ziet. Vriendelijk afstand houden en nooit

provoceren, daar komt het op neer. Op werkdagen zit ik weinig in de tuin, en als ik er al eens zit, is het decent gekleed.Af en toe wordt de ongeschreven gedragscode verbroken. Op een dag fietste ik naar de begraafplaats van Veenhuizen. Een graf is altijd gratis geweest in het justitiedorp. Voordat dat emolument een paar jaar geleden werd afgeschaft, heb ik me nog snel op de lijst laten zetten. Mijn gratis graf zal worden onderhouden door gedetineerden, dat is een prettige gedachte. Maar wanneer? En wanneer moet ik mijn ouders wegbrengen naar het Vierde Gesticht, zoals de begraafplaats wel wordt genoemd omdat er vroeger ook gestichtsbewoners te ruste werden gelegd?

Al fietsend probeerde ik aan het leven te denken, niet aan de dood. Eenmaal bij de begraafplaats zag ik een bouwkeet voor de ingang staan. Ah, gelukkig, naast de keet stond een groepje bekenden, opgelucht stak ik mijn hand naar ze op. Nadat ik het blinkend witte toegangshek was gepasseerd, kwamen drie van hen me achterna. In het zand van het pad zag ik de vertrouwde strepen van hun harken. ‘Het ziet er hier keurig uit!’ riep ik. De heren lachten, mijn opmerking werd gewaardeerd. Verderop, ter hoogte van de katholieke overledenen, stonden hun kruiwagens.

De werkmeester kwam naar me toe. Op genoeglijke toon begon hij te vertellen. Nee, hij had geen stress. De omgang met gedetineerden was heel gemakkelijk als je buiten werkte. Had je even genoeg van iemand, dan liep je gewoon een eindje door. Sommige gedetineer-den wilden het kerkhof niet op, vertelde hij ook, die mochten dat niet van hun geloof. Hindoes bijvoorbeeld. Of mensen die iets met winti of zo deden. Klopte dat, was het ‘winti’? Nu had hij er weer zo iemand. ‘Nou jong, dan ga jij het hek maar eens even schoonmaken,’ had hij gezegd.

Nadat ik het Vierde Gesticht had verlaten, zag ik vlakbij mijn fiets een gedetineerde op zijn knieën een bank poetsen. Hij gebruikte een ouderwetse houten afwasborstel. ‘Het wordt mooi,’ zei ik. De man verstond me niet goed en zei terug: ‘Tot morgen!’ Hij kende mij dus ook; voor hem gold evengoed dat hij zogenaamd nooit wat zag, maar wel alles opmerkte.

Later heb ik iets anders meegemaakt dat je alleen als Veenhuizer normaal kunt vinden. Ik zat weer op de fiets en zag op een kale, winderige plek een vrouw dwalen. Ze was gekleed in het zwart en had lang donker haar. Toen ze me hoorde, draaide ze zich om en hield me aan. ‘Ik zoek de Meidoornlaan nummer 38,’ zei ze in

gebroken Nederlands. ‘Ik ben te laat, ik moest er om twee uur zijn.’

‘Spring maar achterop.’ Ze was klein, het lukte eerst niet, maar uiteindelijk kwam ze toch op de bagagedrager van mijn omafiets terecht, met één been aan iedere kant.

‘Ik heb maar één uur spreektijd,’ hoorde ik achter me. Het klonk paniekerig. Ik zette het op een racen. Om kwart over twee kon ik de vrouw afzetten voor het hoge hek van de gevangenis.

Vriendelijk afstand houdenHoe ga je om met de gedetineerden in Veenhuizen die in de buitenlucht hand- en spandiensten verrichten? Je houdt ze vanuit een ooghoek in de gaten en vermijdt al te intensieve contacten. Tegenwoordig is de groep die het groen en het kerk-hof onderhoudt, beperkter omdat de gevangenissen meer gesloten zijn. Desondanks bestaat er een onuitgesproken code voor de omgang met de gevangenen.

6666

De gevel mag verouderen en vergroenen, graag zelfs

anderesmakenTEKST: jaco boeRFOTOGRAFIE: cHRIStIan RIcHteRS

Er zijn gebouwen die je één keer hebt bezocht en daarna weer snel bent vergeten. Andere panden blijven op één of andere manier in je hoofd rondzingen. De gevel is markant of sommige details van het interieur spreken enorm tot de verbeelding. Het nieuwe districtskantoor van Rijkswaterstaat valt duidelijk in die laatste categorie. Wie de A28 bij Assen verlaat, kan het ellipsvormige pand in de oksel van de afrit niet missen. In de donkergrijze gevel van beton en basaltsplit zijn als in een ponskaart her en der horizontale vensters uitgesneden. Metershoge pijlen roepen associaties op met een verkeersbord en weerspiegelen de dynamiek van de naastgelegen

snelweg. Aan de noordzijde laat het kantoor zich juist van een andere kant zien. Sierlijke lijnen golven er over een lichte houten gevel die wordt onderbroken door meters-hoge, smalle ramen. De transparan-tie staat er in groot contrast tot de stoere, haast afwerende gevel aan de andere kant.

“Er moest een herkenbaar en zicht-baar gebouw komen. Dat hebben we ook gekregen”, roept Kirsten Ipema van de Corporate Dienst van Rijks-waterstaat enthousiast tijdens een rondleiding door het pand. “De medewerkers van het district Groningen-Drenthe waren ondanks hun nuchtere inborst van begin af

aan ook enthousiast over het markante gebouw.” Het aardige van het kantoor is dat de identiteit van Rijkswaterstaat zich er ook in weerspiegelt. Zo is de dragende zuidgevel van beton en basaltsplit een duidelijke verwijzing naar de wereld van verkeer en vervoer. In de loop van de tijd zal de aanblik ervan veranderen. Het regenwater mag namelijk vrijuit over de gevel stromen. Plantenzaadjes zullen zich gemakke-lijk aan het ruwe oppervlak hechten, waardoor het met mos begroeid zal raken. Ook in het interieur komen deze associaties met grijs, groen en blauw terug in de kleuren van de vloeren en fotoprints op de wanden. Hier is een kantoor ontworpen dat

zich niet laat verwisselen met het onderkomen van een willekeurig ander bedrijf.

PeRSoonLIjke cHeMIe

Het nieuwe onderkomen voor het district Groningen-Drenthe is niet alleen herkenbaar en zichtbaar. Het is ook een plek waar medewerkers elkaar gemakkelijk en informeel kunnen ontmoeten. Dat was ook een belangrijke eis van Rijkswaterstaat. In het pand moeten namelijk mede-werkers uit twee voormalige vesti-gingen gaan samenwerken die elkaar tot voor kort niet of nauwelijks kenden. Samen met de Rijksgebou-wendienst, die als opdrachtgever zowel het architecten- en advies-

De Rijksgebouwendienst heeft in opdracht van Rijkswaterstaat een nieuw districtskantoor in Assen opgeleverd.. Het gebouw valt niet alleen op door zijn buitengevels maar is ook bijzonder duurzaam en aangenaam om in te werken. Alle functies liggen er rond een ellipsvormige vide waar medewerkers elkaar informeel kunnen ontmoeten. Het uitbundig gebruik van hout en frisse accentkleuren zorgen er voor een uitge-sproken vriendelijke sfeer.

arch

itec

tuur

duur

zaam

hei

d

Kantoor Rijkswaterstaat Assen uitgerust met A-label

67

bureau als de aannemer aanstuurde, werd in het Programma van Eisen verder bepaald dat het pand aan strenge duurzaamheideisen moest voldoen en minimaal energielabel C moest realiseren. Bovendien werd van de architect verwacht dat hij of zij zich aan een strikte tijdsplanning en het voorgeschreven budget kon houden. En niet onbelangrijk: tijdens de bouw moest het werk in de naastgelegen zoutloods gewoon kunnen doorgaan.

Architect Maartje Lammers en haar collega’s van het Rotterdamse bureau 24H > architecture kregen het allemaal voor elkaar. Ze maakten niet alleen een krachtig ontwerp,

maar wisten ook een enthousiasme voor het gebouw op te wekken die niemand onberoerd liet. Dat Lammers zelf in Assen is geboren en jarenlang in Smilde heeft gewoond, heeft haar daarbij wel geholpen. “Ik ken de streek en de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Tussen alle partijen was op persoonlijk vlak ook veel chemie. Dat kun je zien aan het gebouw. Van de plafonds tot de vensters is alles perfect afgewerkt. Er is echt met veel liefde gebouwd.”

VIDe

Het hart van het nieuwe kantoor wordt gevormd door een grote, trapsgewijs opgebouwde vide die van de begane grond doorloopt tot

aan het plafond van de eerste verdieping. Het is de plek waar alle medewerkers elkaar informeel ont-moeten. Ze lopen er doorheen op weg naar hun bureau, lunchen en kletsen er met een collega of luiste-ren er naar een presentatie op een metersgroot digitaal scherm. De ronde vorm en lichtgekleurde hout-wanden en parketvloer geven de ruimte een vriendelijke en warme uitstraling.

Eromheen liggen 65 werkplekken die gedeeltelijk in kantoortuinen, maar ook in aparte kamers zijn onderge-bracht. De indeling van deze plekken kan gemakkelijk worden aangepast, omdat het gebouw wordt gedragen

door houten portalen die rusten op de betonnen zuidgevel. Bovendien zijn alle leidingen weggewerkt in de vloeren. Dat schept hogere plafonds in de werkkamers dan gebruikelijk. “Mensen moet hier met plezier kunnen werken”, aldus Lammers. “Dat is ook een aspect van duur-zaamheid.”

Om het energieverbruik en de uitstoot aan schadelijke stoffen te verminderen, koos het interdiscipli-naire ontwerpteam voor een com-binatie van slimme maatregelen. Zo wordt voor het verwarmen en koelen van het gebouw warmte-koude-opslag (WKO) met een warmtepomp ingezet. De warme lucht die via de

arch

itec

tuur

vloer wordt aangevoerd, passeert eerst nog een eierdoosachtige constructie van kunststof die de warmte langer vasthoudt en het energieverbruik verder terugdringt. Het districtskantoor is het tweede gebouw in Nederland waar deze ClimaLevel-techniek wordt toege-past.

Met de keuze voor geluiddempend beton als materiaal voor de warme zuidgevel wordt in de warme zomer-maanden ook de ergste hitte buiten de deur gehouden. Bovendien zijn de ramen iets naar binnen geplaatst waardoor een deel van de inkomen-de zonnestralen op natuurlijke wijze wordt tegengehouden. Een energie-verslindende airconditioninginstallatie is daardoor overbodig. “We hebben al een paar warme dagen achter de rug, maar het binnenklimaat blijft bijzonder prettig. In veel nieuw-bouwprojecten wordt daarover geklaagd door de medewerkers, maar dat is hier niet gebeurd”, aldus Ipema.

“je RUIkt Het HoUt”

Behalve een energiezuinige klimaat-installatie zijn in het gebouw volgens het principe van ‘cradle-to-cradle’ ook veel recyclebare materialen gebruikt. Het Fins naaldhout met FSC-keurmerk springt daarbij het meest in het oog. De uitbundige inzet van deze natuurlijke grondstof heeft voor Lammers ook veel te

maken met het creëren van een aangenaam werkklimaat. “Als je hier rondloopt, ruik je het hout van de plafonds en de muren. In combinatie met de frisse kleuren en ronde vormen bepaalt dat voor een groot deel hoe prettig je er werkt.”

Alle partijen zijn bijzonder trots op het eindresultaat. “Dit is een bijzonder gebouw dat een voor-beeldfunctie heeft op het gebied van ecologische en sociale duurzaam-heid”, aldus Jur Koerts die binnen de Rijksgebouwendienst verantwoor-delijk was voor het project. Eerst leek het erop dat het kantoor energie-label B ging halen. Maar met een kleine extra investering lukte het de

opdrachtgever om zelfs op A-niveau uit te komen. In de gevels kwam daartoe drielaags isolatieglas te zitten en op het dak werden zonnepanelen gelegd die bijna een derde van de elektriciteitsbehoefte van het kantoor dekken. Sedum-plantjes houden er ook het regen-water langer vast en ontzien bij stortbuien het riool. “Een geweldig resultaat”, aldus Koerts.

68ar

chit

ectu

urdu

urza

amh

eid

69

expo enboeken

anderesmakenTEKST: MaRceL Van Heck, MeReL HUISMan en jaaP HUISMan

boeken

VeeRtIg aanDacHtSwIjken

Veertig aandachtswijken – vroeger prachtwijken geheten – zijn de afgelopen jaren op werkbezoeken aangedaan door de Rijksadviseur Cultureel Erfgoed, Wim Eggenkamp. De weerslag van deze bezoeken is nu te vinden in het boek Cultuurhistorie in de stedelijke vernieuwing van de veertig aandachtswijken, niet de meest spannende of pakkende titel voor een boek. Maar het gaat dan ook om een zakelijke analyse van de betrokken wijk, de problemen die er spelen, de bijzondere gebouwen die er voorkomen en de aanbevelingen die worden gedaan. Veel wijken dateren uit de jaren vijftig en zestig, waren door hun standaardisering de oplossing van de woningnood, zoals het gebruik van de Airey-bouwsyste-men die een snelle productie mogelijk maakte. Een kerk of school springt eruit, of een klooster, watertoren en industrieel complex zoals een prachtig zaadpakhuis – van architect Wiebenga – in de Arnhem-se wijk Het Broek. Hoe droog de opsomming ook is, en hoe nauwgezet is bij gehouden met wie er in de wijk is gesproken, het boek geeft een aardig beeld van een gemiddelde Nederlandse wijk waar de problematiek schuil gaat achter al even gemiddelde gevels. Bewoners komen op de foto’s niet voor – en dus moet de achtergrondinformatie te hulp schieten om te verklaren

waarom de wijk aandacht behoeft: door een eenzijdige bevolkings-samenstelling, door verpaupering, verslaving, prostitutie of door armoede bijvoorbeeld. Vergeten wijken, worden ze genoemd. Dat zijn ze nu in ieder geval niet meer.(uitgave College vab Rujksadvseurs)

jaaRboek aRcHItectUUR In

neDeRLanD 2010/11

De afgelopen jaren is het Jaarboek Architectuur en Nederland uitge-groeid tot een traditie in de Neder-landse architectuur. Zowel binnen als buiten de vakgemeenschap wordt er met de nodige nieuwsgierigheid naar uitgekeken. Welke projecten hebben ‘het gehaald’? Zijn er leidende thema’s te herkennen? En welk project prijkt er op de cover? Wat betreft de cover zal het weinigen zijn ontgaan dat de keus dit jaar viel op een controversieel project: de kleurige Zaanse huisjes van het Inntel Hotel in Zaandam door WAM architecten. Controversieel vanwege de discussies tussen Sjoerd Soeters en Wilfried van Winden waarbij zelfs het woord plagiaat viel; controversi-eel eveneens omdat de voorkant toch wel de contramal is van de huidige staat van de gehele bouwkolom. Echt een gezellig en veelkleurig feestje is het immers niet voor veel architecten, bouwers en ontwikkelaars.Dat blijkt ook wel uit de essays die het Jaarboek traditioneel inleiden. Ze

gaan in op de veranderende opgave, gebiedsontwikkeling, de rol van makelaars en ontwikkelaars en, onder de titel The architect has left the building de rol van de architect zelf. Een voor een komen de reeds bekende thema’s langs: de ingrijpen-de effecten van de kredietcrisis, de halvering van de architectenbranche, de bezuinigingen op cultuur, de mogelijke gevolgen voor en zorgen over het zo geroemde Nederlandse architectuurklimaat en de terugtrek-kende rol van de overheid. De essays versterken het idee dat de cover voor de redactie vooral een poging was om nog enige vrolijkheid in het geheel te brengen.De vraag is echter of dat echt nodig was, want wie liever plaatjes kijkt en tekst links laat liggen, kan maar tot een conclusie komen: wederom was het een goed jaar met zelfs een aantal opmerkelijke uitschieters. Neem bijvoorbeeld het Gemeen-schapscentrum van de Liberale Joodse Gemeente in Amsterdam Zuid van SeARCH, de renovatie en uitbreiding hoofdvestiging van de Politieacademie te Apeldoorn door Atelier PRO, een serie prachtige zorg- en seniorwoningen in ’s-Hertogenbosch naar ontwerp van HilberinkBosch architecten en Marlies Rohmers De Bloemhof in Groningen. Daarnaast zijn er mooie projecten van Jan Bakers, Paul de Ruiter en Moederscheim Moonen. Het verschil tussen tekst en projec-ten toont de spagaat van het

70

Jaarboek. Immers: de schets van de huidige context loopt een aantal jaren vooruit op de bouwwproduc-tie. De hier getoonde projecten hebben deels hun wortels nog in een andere tijd. Ze zaten al in de pijplijn. Of, in andere woorden: de essays vormen de inleiding tot de inhoud van de jaarboeken die ons de komende jaren te wachten staan. Maar is er dan niets terug te vinden van de veranderende opgave? Jazeker, want wie goed kijkt ziet een toename van het aantal herbestem-mingprojecten. Daarnaast is er een verschuiving naar meer kleinschalige nieuwbouw en particuliere initiatie-ven. Dat de tijd van grootschalige woningbouw achter ons ligt wordt daarmee wel duidelijk. Verder is de groeiende aandacht voor duurzame materialen en landschappelijke inpassing zichtbaar. Opmerkelijk is dat hierdoor ook een aantal bureaus opduikt die normaal niet in een adem worden genoemd met de Atelier Pro’s, Claus en Kaan en en Meyer en Van Schootens van deze wereld. Zo ontstaat een informatief en divers Jaarboek dat in zekere zin nog steeds een feestje is. Nu wordt het afwachten of we dat feestje volgend jaar ook weer kunnen vieren of dat de donkere wolken dan ook in de projecten zichtbaar worden. Mocht dat zo zijn, dan bieden de essays wellicht weer wat hoop en bezieling voor de toekomst. (mvh)

exPo’S

naI weeR geoPenD

Het blijft een lastig complex, het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam, maar het heeft door een verbouwing van anderhalf jaar een logischer indeling gekregen. Verdwenen is de brug die door het gebouw heen stak en over de vijver landde bij het Museumpark. In plaats daarvan is er een ‘gewone’ entree gerealiseerd aan het Museumpark die te bereiken is over een gewoon vlonder. De vijver is verdeeld in twee helften en een stuk kleiner dan vroeger. Want het ooit morsige hoekje van de vijver in de oksel van de expozaal en de voormalige

coffeecorner is ingepikt door het NAI – daar is nu de boekwinkel geves-tigd. De brug zelf is afgeknepen en veranderd in het Doedek. Hier kunnen kinderen met blokken en met flatscreens bouwen en ontwer-pen. Onder dat Doedek heeft een nieuw vergroot café zijn plaats gekregen.

De grote zaal, die onhandig blijft vanwege zijn hoogte, vierkante vorm en gebrek aan wanden, is ingeruimd voor wisselende exposities. Hier hebben tot 8 januari vier Nederland-se en vier Chinese ontwerpers het voor het zeggen in een spannend labyrint van trappen, niveauverschil-len en plateaus. Mode en design, architectuur en graphic design komen hier samen, hetgeen bewijst dat het NAI zijn taak heeft opgerekt. Er wordt een gooi gedaan naar het predicaat Design Museum nu dat museum er vermoedelijk nooit zal komen. Dwarsdesign, zoals deze expositie heet, toont plakkaten van Ai Wei wei, de Chinese kunstenaar die net weer is vrijgelaten, de mode van Alexander van Slobbe en architectonische ontwerpen van Rem Koolhaas en Urbanus. Hoe verschillend ook hun perspectieven, ze gaan alle acht het gevecht aan met context, omstandigheden en gegeven situaties.

De meest conceptuele tentoonstel-ling bevindt zich onder het dak.

Testify is eerder bedoeld voor de vakgemeenschap en geïnteresseerde studenten, waarbij ingegaan wordt op sociaal-maatschappelijke verhoudingen. Architectuur kan hemelbestormend zijn maar ook een subtiele interventie in een gemeen-schap, zo laten Skateistan in Afghanistan zien (een skateschool voor jongeren) of de beschildering van favela�s in Brazilie. Kleurrijk en verbeeldingsvol is Testify dat noodgedwongen zich in de smalle gangen heeft moeten persen � dit blijft zo�n ongemak van het NAI. Tenslotte is de meest conventionele expositie Stad van Nederland waar de bezoeker een multimediale ervaring krijgt voorgeschoteld, van het bekende tot het onbekende want toekomstige Nederland. Dit gebeurt aan de hand van maquettes met hoogtepunten uit de Nederlandse architectuur, kijkdozen en kijksleu-ven en een imaginaire stad waarop allerlei beelden worden geprojec-teerd. Spectaculair voor beginnende liefhebbers, gesneden koek voor diehards. Het NAI, tegenwoordig met de ondertitel Museum voor Architectuur uitgerust, wil meer dan vroeger verschillende lagen aanboren en een divers publiek bereiken.

De verbouwing werd bemoeilijkt doordat een funderingsprobleem aan het licht kwam waarbij scheur-vorming in de kelder optrad.

Daardoor moest er extra geld op tafel komen. Maar het hoofddoel was het expositiedeel van het gebouw na 18 jaar onder handen te nemen. Een doolhof blijft het maar wel een doolhof met ontdekkings-potentie.

gLIMP oPVangen

Glimpses, een glimp opvangen uit de toekomst, met de blik op het jaar 2040. De tentoonstelling Glimpses van Architectuurcentrum ARCAM geeft een voorproefje van leven in 2040 en richt zich daarbij op de twee steden New York en Amsterdam. Tien jonge architectenbureaus vanuit beide steden kregen de kans om hun fantasie te uiten in een plan voor de toekomst. Het begrip duurzaamheid speelde tijdens het tot stand komen een grote rol. De bureaus hebben het leven in 2040 onderverdeeld in vijf thema’s; breathing, eating, making, moving en dwelling. Deze toekomstperspectieven pasten zij toe op gebieden in de twee steden die nog in opbouw zijn. Voor Nederland bijvoorbeeld Schiphol Airport en de westelijke tuinsteden. Met het begrip breathing anticipeert men op een nieuwe functie van het water in de stad, New York’s Hudson River en het Amsterdamse IJ. Niet meer als stad de eeuwige strijd met water aan willen gaan, maar juist de overgave aan water, water willen koesteren. Eating moet verbeterd

worden in de achtergestelde wijken van Brooklyn, hier zal een infrastruc-tuur voor voedsel ontstaan, een inspiratiebron die zich vanuit deze wijken verspreidt over de stad. In Amsterdam speelt het landschap een rol voor eating. De supermarkt zal oprijzen in de polder en ‘homemade’ goederen leveren aan de stad. Schiphol Airport en Sunset Park vallen onder making. In het hart van onze luchthaven komen de begrip-pen educatie, onderzoek, productie en innovatie samen in een onder-grondse showroom. Daarentegen zal er in het Sunset Park in Brooklyn niet veel veranderen na 30 jaar, hier streeft men meer naar een ontwik-keling van rust en stabiliteit. Verschillende soorten infrastructuur komen samen bij Moving. Het gaat in beiden steden om het combineren van de menselijke behoeften (eten, winkelen, wonen, bewegen en leren) en het ecologisch programma (transparantie, lucht, enzovoorts) met de infrastructuur. De gedachte hierachter is om de infrastructuur aantrekkelijker en gemakkelijker maken voor de reiziger. Dwelling als het wonen op zich, richt zich op de westelijke tuinsteden van Amster-dam. In deze wijk streeft men naar een gemeenschappelijke identiteit onder de bewoners, door middel van woonblokken met ieder een sociale functieruimte, die zich tevens naar de buurt opent. In New York vraagt men zich af of er de mogelijkheid is

om Mies van de Rohe en McDonalds met elkaar te verbinden.Breathing, eating, making, moving en dwelling zijn uitbundig weergege-ven in grote collages. Het ene architectenbureau heeft gebruik gemaakt van het ouderwetse potlood en stift om zo een nieuwer-wets idee op papier gezet. Een ander bureau koos juist voor vooruitstre-vende middelen, nieuwe media, een idee voor de toekomst vormgege-ven. Tijdens de opening van Glimpses werd nog een laatste glimpse toegevoegd, namelijk meeting. Of het nou nu of 2040 is, contact tussen mensen zal er altijd zijn en vormt het belangrijkste aspect van living in het algemeen. Hoewel het bruine café of de lounge bar waarschijnlijk plaats zal maken voor een virtuele ontmoeting of een ‘meeting’ app op de smartphone.

De tentoonstelling Glimpses is van 17 juni 2011 tot en met 13 augustus 2011 te zien in ARCAM en zal worden aangevuld met debatten en lezingen.(mmh)

‘Het is een schitterend monument voor deze zeeheld Maarten Harperts-zoon Tromp. Het mooiste vind ik persoonlijk het reliëf aan de voor-kant. Dat is zo verschrikkelijk mooi. Het stelt de zeeslagvoor waarbij Maarten Tromp de dood vond. Als je goed kijkt, zie je er steeds nieuwe elementen in naar voren komen. Het is heel precies gemaakt, en dat zonder moderne gereedschappen. Een knap stukje werk van een echte kunstenaar.‘In 1658 was er voor het eerst sprake van een grafmonument. Het beeld-houwwerk is van de hand van Rom-bout Verhulst; Willem de Keyser maakte het reliëf aan de voorzijde. Ik ken het monument al heel lang, want ik kerk al van kinds af aan in de Her-vormde Kerk. Maar ik wist niet dat het zo’n mooi monument was totdat ik er met mijn neus bovenop stond. Een jaar geleden ben ik hier gekomen voor het onderhoud van de kerk en alle andere facilitaire zaken. Het hout moet in de was, de orgels opgepoetst en de verlichting gerepareerd, er is altijd wat te doen. Mijn hart ligt bij de geschiedenis van deze kerk en haar monumenten, maar ik kom tijd te kort om me te verdiepen in de historie.

‘Er is nu besloten om het hele monu-ment tot aan de tombe te demonte-ren. Het monument wordt in kleine delen gedemonteerd. Ook het beeld van Tromp, de gisant, gaat eraf. Er zijn nu al drie of vier stukken vanaf gehaald en dan zie je dat de ijzers verroest zijn en het marmer aange-tast door zouten. Sommige delen moeten voor restauratie naar de

steenhouwerij. Daar wordt de steen schoongemaakt en waar nodig hersteld.

‘De demontage moet uiterst voor-zichtig gebeuren want er is nogal wat beschadigd. Ik merk dat de personen die zich met de restauratie bezighou-den, veel ervaring hebben. Dat is een hele geruststelling. En het is fijn dat het gelijk goed gebeurt en niet alleen het strikt noodzakelijke. We hebben allemaal hetzelfde doel: het monu-ment weer in ere herstellen en het voor de komende vijftig of honderd jaar weer in schitterende staat tonen.

‘De restauratie gebeurt grotendeels ter plekke. In overleg met de Rijks-gebouwendienst is er een steiger gemaakt met een grote afbeelding van het grafmonument op het doek. Ook komen er panelen met informa-tie over de restauratie voor het publiek. De gisant blijft zichtbaar. Bezoekers kunnen van dichtbij mee-kijken als de restaurateurs bezig zijn.

‘Of er nu meer bezoekers komen? Nee, ik denk het niet. Er komen al 200.000 mensen per jaar, die een ticket voor de Nieuwe en de Oude Kerk kopen. Het gros bezoekt beide kerken, ze zijn heel verschillend van interieur. In de Oude Kerk vind je ook nog grafmonumenten van Anthonie van Leeuwenhoek en Piet Hein en een grafsteen van Vermeer. Als het goed is, start volgend jaar de montage van het grafmonument van Tromp weer; eind 2012 staat hier weer een prachtig monument.

nasmaakTEKST: jaaP HUISManFOTOGRAFIE: janIne ScHRIjVeR

Foto op achterkant SMAAK

>>

Kijk ook op www.oudekerk-delft.nl bij graven

wouter weerheim, hoofd onderhoud oude kerk van Delft

71

Ñ Toekomstbeeld van het gebruik van de Hudson in New York (links) en de combinatie van moving en eating in Amsterdam.

los

num

mer

€ 5

,-smaak is een uitgave van:Ministerie van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesRijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.rgd.nl

© Rijksoverheid | Juli 2011 | Publicatie-nr. 0021

Wouter Weerheim: interview op pagina 71