SMAAK 54: kunst

68
blad voor de rijkshuisvesting | februari 2012 | jaargang 12 | nummer 54 54 | kunst 05 | Rijksgebouwendienst fuseert 21 | Herinneringen gedetineerden verwerkt in kunst 34 | Zwolse rechtbank kiest zijn kunstenaars 39 | Een leven na de RGD: Jeroen Geurst 42 | Rijksbouwmeester Frits van Dongen 50 | Maincontracting garandeert beter beheer

description

Extern magazine van de Rijksgebouwendienst

Transcript of SMAAK 54: kunst

Page 1: SMAAK 54: kunst

blad voor de rijkshuisvesting | februari 2012 | jaargang 12 | nummer 54

54 | kunst

05 | Rijksgebouwendienst fuseert21 | Herinneringen gedetineerden verwerkt in kunst34 | Zwolse rechtbank kiest zijn kunstenaars39 | Een leven na de RGD: Jeroen Geurst42 | Rijksbouwmeester Frits van Dongen 50 | Maincontracting garandeert beter beheer

Page 2: SMAAK 54: kunst

58 Noordsingel wordt Tuin van Noord

50 Maincontracting regelt onderhoud en beheer

28 Mag een LED-lamp in een monument?

24 Zestig jaar percentagerege-ling

16 Kleurige mozaïeken in Hoorn

21 Spullen gedetineerden verwerkt in tapijt of screensaver

62 Meester heeft het gezien in Veenhuizen

18 Terrazzovloer Voorhal ger-econstrueerd

34 Een keramische fontein voor rechtbank Zwolle

19 Woeste landschappen in Doetinchem

32 Het Funen bekroond met Gouden Piramide

55 Kantoor Almelo binnenstebuiten gekeerd

39 Jeroen Geurst leerde en doceerde bij RGD

57 Paleis van Justitie Amster-dam klaar in 2013

46 Drents Archief nu vindbaar en zichtbaar

Page 3: SMAAK 54: kunst

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id3

04 | Hoofdredactioneel05 | nieuws: Rijksgebouwendienst wordt RVB05 | nieuws: vier ontwerpteams strijden om Eurojust05 | nieuws: Restauratie Jachthuis gaat door07 | nieuws: Liesbeth Spies volgt Piet Hein Donner op08 | Peter Jägers neemt afscheid van RGD12 | WAUW-gebouw: Nicolaas Matsier over de loze

betekening van een vesting

kunst16 | George Korsmit versiert wanden Belastingdienst Hoorn18 | Glimp van de vernieuwde Voorhal Rijksmuseum19 | Erik Odijk brengt natuur in Belastingdienst Doetinchem21 | Suchan Kinoshita en Karen Peulen: herinneringen verwerkt24 | Boek In Opdracht over 60 jaar percentageregeling28 | Moderne techniek kan vloeken bij een monument32 | Gouden Piramide voor voorbeeldige woonwijk34 | Kunst in rechtbank moet neutraal zijn

andere smaken39 | Jeroen Geurst leerde RGD ‘marktdenken’42 | Frits van Dongen: een half jaar Rijksbouwmeester46 | Serie Rijksarchieven: Drenthe (slot)50 | Maincontracting regelt onderhoud en beheer52 | Krijn van den Ende over ‘zijn’ magnum opus: het paleis55 | Afgeleefd kantoor Almelo werd hip en duurzaam gebouw57 | Paleis van Justitie Amsterdam nadert voltooiing58 | Verkochte Noordsingel wordt openbaar park62 | Groeten uit Veenhuizen: het vertrek66 | Jaaroverzicht 2011

Op de cover: de afdeling boegbeelden in het vernieuwde Scheepvaartmuseum (Foto: Simone van Es)smaak, blad voor de rijkshuisvesting, is een uitgave van de Rijksgebouwendienst. smaak verschijnt vijf maal per jaar. Aanvragen van nummers kan schriftelijk via de Rgd-Infofoon (IPC 465), Postbus 20952, 2500 EZ Den Haag of per email [email protected]. Via deze adressen zijn ook vorige nummers van smaak te bestellen. Meer info bij de Rgd-Infofoon 0800-899 11 03 of op www.rijksgebouwendienst.nl.

Abonneren op smaak kan via [email protected], via [email protected], via nummer 0800-899 11 03 of via www.rijksgebouwendienst.nl Prijs voor een jaargang is 25 euro, losse nummers 5 euro.smaak is te koop bij Selexyz (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam), Atheneum Nieuws-centrum (Amsterdam) en de NAi Bookshop (Rotterdam).

hoofdredacteur/eindredactie: Jaap Huisman medewerkers aan dit nummer: Jaco Boer, Sander Grip, Xandra de Jongh, Marieke Hillen, Ben Maandag, Nicolaas Matsier, Mariët Meester, Carien Overdijk, Frank van de Poll, Ilse van Rijn, Marina de Vries, Anka van Voorthuysen.fotografen: Thea van den Heuvel, Robert Oerlemans, Eran Oppenheimer, Roelof Pot, Wim Ruigrok, Levien Willemse, Thijs Wolzak.vormgeving: Barlockverspreiding: Pondres, Tilburg

inhoudst

eden

bouw

mo

num

ente

nar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

kuns

t

Page 4: SMAAK 54: kunst

Zoals het er nu naar uit ziet, ligt voor U de laatste editie van SMAAK in deze vorm. De actuele ontwik-kelingen maken dat we ons moeten bezinnen over een vervolg. Aan-leiding is natuurlijk het ingrijpende bezuinigingsprogramma van de rijksoverheid die moet leiden tot een compacte Rijksdienst. Maar ook de voorgenomen fusie tussen de Rijksgebouwendienst en het RVOB speelt een rol. Ze zullen in 2014 opgaan op in het nieuwe Rijksvast-goedbedrijf. Verder speelt mee dat de grote bouwhausse verleden tijd is. De overheid gaat vastgoed, waaronder ministeriegebouwen, afstoten. Herbestemming en hergebruik zijn de belangrijke nieuwe opgaven Om de leegstand te voorkomen, wordt op dit moment op allerlei niveaus nagedacht over het gebouwen-bestand - en wat daar mee valt te doen.

Elf jaar lang berichtte SMAAK over nieuwe gevangenissen, rechtbanken, belastingkantoren, gerestaureerde monumenten, opgeleverde kunstwerken, pps/dbfmo, brandvei-ligheid, kortom de stand van zaken in de bouw en architectuur. Auteurs als Jan Siebelink en Nelleke Noorder-vliet schreven erin, fotografen als Siebe Swart, Hans Aarsman en Wim Ruigrok brachten het gebouwde Nederland in beeld. Geïnterviewd werden Rem Koolhaas, Elco Brinkman, Piet-Hein Donner, Riek Bakker, Herman Tjeenk Willink en vele anderen. SMAAK54 is voorlopig de laatste: hoe volgende edities er zullen uitzien is nog steeds onzeker, in de vorm van specials over gebouwen, of gewijd aan een bepaald thema. Uitsluitend digitaal of in combinatie met een papieren editie, wie zal het zeggen? Om Lucebert aan te halen: alles van waarde is weerloos.

Hoofdredactioneel

Finale

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id4

TEKST: jaap HuismanFOTOGRAFIE: levien willemse

Page 5: SMAAK 54: kunst

55

Rijksgebouwendienst gaat in 2014 op in Rijksvastgoedbedrijf

Na 90 jaar verdwijnt de Rijksgebouwen-dienst om op te gaan in het Rijksvast-goedbedrijf. Per 1 januari 2014 moet het Rijksvastgoedbedrijf een feit zijn. Het is een gevolg van de krimp van de gebouwenvoorraad, en de behoefte aan meer efficiency.nieuws

TEKST: jaap HuismanFOTOGRAFIE: levien willemse

Het is vrijwel onopgemerkt gebleven in de landelijke pers: het besluit op 18 november 2011 door de Ministerraad om de Rijksgebouwendienst te laten fuseren met het Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf (RVOB). Dat moet op 1 januari 2014 resulteren in een Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Daarmee komt een einde aan 90 jaar Rijksgebouwendienst. De dienst werd op 1922 opgericht, ook toen bedoeld om een einde te maken aan versnip-perde bouwdiensten die verbonden waren aan een departement.

RGD en RVOB worden dus RVB: na afronding van de reorganisatie van Defensie kan per 1 januari 2015 worden besloten ook een relevant en resterend deel van de Dienst Vastgoed Defensie in de nieuwe organisatie op te nemen. Op termijn zou ook de Dienst Landelijk Gebied daarbij kunnen aansluiten - hierover zullen afspraken met de provincies worden gemaakt.

De samenwerking tussen Rijksge-bouwendienst en RVOB past in het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst. Doel van de fusie is het realiseren van efficiency en synergie-voordelen, onder meer bij leeg-standsmanagement en het afstoten van gebouwen. De samenvoeging zal het sturen op leegstand beter mogelijk maken. De fusie gaat samen met een drastische inkrimping van het personeel. In de periode 2012-2016 wordt een krimp van de voorraad van maar liefst 25 procent verwacht. Dat komt door verschil-lende factoren: grote projecten zoals het Rijksmuseum en het nieuwe ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en Justitie zullen de komend tijd worden opgeleverd. Andere nieuwe projecten worden niet verwacht, voor een deel omdat het probleem van de leegstand moet worden opgelost. Met name de leegstand van kantoren zal de komende jaren verder toenemen.

Verder zal de markt een steeds grotere rol spelen bij nieuwe projecten, via dbfmo en maincon-tracting (zie verder in SMAAK). Er komt een studie naar de privatisering van de Dienst Justitiële Inrichtingen en ook een onderzoek naar een nieuwe positie voor de rijksmusea: die vormen nu nog een belangrijk onderdeel in de portefeuille van de Rijksgebouwendienst.

De Rijksgebouwendienst en RVOB hebben nu al veel met elkaar te maken. Gebouwen die leeg komen worden aan het RVOB aangeboden die ze vervolgens ‘in de markt zet’. Verder trekken Rijksgebouwendienst en RVOB samen op bij gebiedsont-wikkeling. Bij het onderzoek naar een mogelijke fusie van beide diensten heeft topconsultant van de Algemene Bestuursdienst, Van der Vlist gewezen op de synergie tussen RGD en RVOB en de mogelijkheid tot hogere maatschappelijke en

economische rendementen. Bij de start zal het ministerie van BZK ‘eigenaar’ zijn van het Rijksvast-goedbedrijf, als zelfstandige dienst onder de Secretaris-Generaal. Om effectieve prikkels te bereiken zullen alle rijksdiensten de verkoop van gebouwen en gronden via het toekomstige RVB moeten laten verlopen. Ze zijn ook verplicht overtollig vastgoed van het RVB tegen directe betaling over te nemen.

Bij de sluiting van deze editie van SMAAK was nog niet bekend wie de kwartiermaker wordt die de vorming van het Rijksvastgoedbedrijf voorbereidt.

Page 6: SMAAK 54: kunst

6

nieuws

Vier ontwerpteams in race voor Eurojust

Restauratie Jachthuis gaat door

De vier integrale ontwerpteams voor de nieuwbouw van Eurojust zijn bekend. De teams zijn uitgenodigd om in het eerste kwartaal van 2012 een ontwerpvisie te presenteren, als vervolg van de Europese aanbeste-dingsprocedure. De teams presente-ren hun ontwerpvisie aan de jury bestaande uit vertegenwoordigers van Rijksgebouwendienst, Eurojust, Ministerie van Veiligheid en Justitie en de gemeente Den Haag, onder voorzitterschap van de Rijksbouw-meester.

De namen en samenstelling van de teams zijn:

– Consortium 4EJ met onder meer DVP BV / UN Studio en Studio Linse

– Casa Justitia met Brink manage-ment & advies Quist Wintermans architecten en Trude Hooykaas

– Mecanoo / Haskoning met Mecanoo architecten / Haskoning en DS ontwerp

– Team Eurojust (Benthem en Crouwel) waarin het bureau Benthem Crouwel, Sander architecten en West 8 .

Uit deze ontwerpteams selecteert de jury begin maart volgens planning één team dat van de Rijksgebouwen-

dienst de opdracht krijgt de winnende ontwerpvisie verder uit te werken, gebaseerd op onder meer het projectdocument. Dit project-document, opgesteld door de gemeente Den Haag, beschrijft onder meer de stedenbouwkundige en infrastructurele randvoorwaarden voor de nieuwbouw voor Eurojust. Internationale zone

De nieuwbouw van Eurojust is gepland aan de Jan Willem Frisolaan, in het kerngebied van de Internatio-nale Zone in Den Haag. Deze locatie voldoet aan het programma van eisen en de verwachte groei van

Eurojust. Het aanbieden van een geschikte vestigingslocatie voor organisaties zoals Eurojust is onderdeel van het kabinetsbeleid en past in de ontwikkeling van Den Haag als internationale stad van vrede en recht. Eurojust is daarmee in de toekomst gehuisvest in de Internationale Zone met onder meer het hoofdkantoor van Europol in hetzelfde gebied, het Joegoslavië-Tribunaal en het World Forum als buren.

Er is nu officieel een aankondiging gepubliceerd met de aanbesteding van de restauratie van het Jachthuis Sint Hubertus in Hoenderloo. Partijen kunnen zich inschrijven op TenderNed. De gekozen aannemer moet het Jachthuis zo restaureren dat het monument ongeschonden kan worden doorgegeven aan volgende generaties. Lange tijd was onzeker of de restauratie van het Jachthuis kon doorgaan, vanwege de kosten maar ook de ingewikkelde opgave. Het Jachthuis is een Gesamt-kunstwerk met een bijzondere rol voor het geglazuurde tegelwerk dat weinig ingrepen toelaat. Daarom moet de winnende partij bij de restauratie zo min mogelijk afbreuk doen aan de waarde van het gebouw en het interieur. Tegelijk moet het Jachthuis bruikbaar en veilig zijn. Met name de brandveiligheid is

nu niet afdoende gewaarborgd.Het Jachthuis ligt in het Nationale Park de Hoge Veluwe en werd tussen 1914 en 1920 gebouwd naar een ontwerp van de architect H. Berlage. Het diende als buitenverblijf van het echtpaar Kröller-Müller die een tiental jaren later verder het gelijk- namige museum zou laten bouwen. Tot het Jachthuis behoren de inrichting, het meubilair en de toegepaste kunst. Het bestaat naast het hoofdgebouw uit een aantal bijgebouwen en een park met vijver dat een geheel vormt met het Jachthuis. In de vorm van het Jachthuis is een hertengewei te herkennen. Sint Hubertus is open voor het publiek maar biedt tegelijk logeerruimte aan leden van het kabinet.

Page 7: SMAAK 54: kunst

7

Het hing al een paar maanden in de lucht dat minister Piet Hein Donner van BZK zou overstappen naar de Raad van State, maar half december 2011 werd het een feit. Donner is de opvolger van Herman Tjeenk Willink als vice-president van de Raad van State. Hij was ruim een jaar minister van BZK, een ministerie dat hij aanprees als het Ministerie van Bouwzaken sinds het bij de vorming van het kabinet-Rutte het onderdeel Wonen, Wijken en Integratie (nu Wonen, Bouwen en Integratie) en de Rijksgebouwendienst onder zijn hoede had gekregen.

Of dat het Ministerie van Bouwzaken blijft, is vooralsnog onduidelijk, nu Liesbeth Spies(CDA) Donner is opgevolgd. Dat de bouwwereld voor haar een serieuze opgave is, blijkt uit het feit dat ze in januari een bouwteam heeft opgericht. Dat moet de machinerie weer op gang brengen. Zoals bekend verkeert de bouw in een diepe crisis. Spies heeft naam gemaakt als waarnemend voorzitter van het CDA na het vertrek van Henk Bleker naar het ministerie van Landbouw. Ze was verder lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland sinds de verkiezingen van maart 2011. Als gedeputeerde van de provincie vertolkte Spies een duidelijke mening. Zo dreigde ze dat ze in het Groene Hart in zou grijpen als gemeenten hun al te royale bouwplannen niet zouden aanpas-sen: ’ Alles leuk en aardig, maar we

gaan natuurlijk niet bouwen voor de leegstand.’ Als gedeputeerde was ze verantwoordelijk voor ruimte en wonen, economische zaken en de Deltapoort.

Spies heeft een lange staat van dienst in het CDA. Ze was kamerlid tijdens het kabinet-Balkenende - en tegelijk vice-fractievoorzitter. Ze mengde zich in de discussie over de toekomst van de partij die bij de laatste verkiezingen veel zetels heeft verloren en nog steeds op zoek is naar een nieuwe ‘voorman of voor-vrouw’. Spies is een voorstander van debatten in het CDA en over actuele onderwerpen als integratie en immigratie.

En nu is ze minister van BZK dat een brede portefeuille kent: de Antillen, bestuurlijke aangelegenheden en dus ook de Rijksgebouwendienst. Een van haar belangrijkste (nou nou.. is maar één van de actiepuntjes in het hele programma compacte rijksdienst) opgaven zal zijn de samensmelting van de Rijksgebou-wendienst en het RVOB (voorheen Domeinen) tot een rijksvastgoedbe-drijf. Minstens zo belangrijk is de afslanking van het ambtenarenap-paraat, dat eveneens de Rijksgebou-wendienst betreft. Niet alleen de Rijksgebouwendienst zal prominent op de agenda prijken, maar ook de penibele posities van sommige woningbouwcorporaties.

nieuwsTEKST: jaap HuismanFOTOGRAFIE: rijksoverHeid

Liesbeth Spies volgt Piet Hein Donner op

Page 8: SMAAK 54: kunst

8

Op 1 maart verlaat directeur-generaal Peter Jägers (59 jaar) na ruim zeven jaar de Rijksgebouwen-dienst. Een man die zich destijds even achter de oren moest krabben of hij daar wel in zin had, in ‘die zakelijke wereld van vastgoed en stenen.’ Jägers: ‘Het bleek buitenge-woon boeiend. Zeker voor een econoom.’

Hij herinnert zich nog wel dat een enkeling het rechtstreeks durfde te vragen, toen hij overstapte van de Dienst Justitiële Inrichtingen naar de Rijksgebouwendienst. ‘Informeerden ze of ik het rustiger aan wilde doen, omdat ik met stenen in plaats van mensen ging werken.’ Hij twijfelde in

eerste instantie zelf ook wel even, kijkt hij terug. ‘Bij DJI werkten 15-20.000 mensen en we hadden hetzelfde aantal ‘klantjes’. Een enorm fascinerend 24-uurs-bedrijf. Je had te maken met tbs, jeugdin-richtingen, het gevangeniswezen, gezondheidszorg: alles kwam erbij kijken. Complex, integraal, politiek gevoelig.’ Toch sprak de overstap hem aan: ‘Bij DJI was ik de grootste opdrachtgever voor de Rijksgebou-wendienst. Ik weet hoe belangrijk een goed gebouw is. Bij DJI ís dat het primaire proces, de gebouwen.’ En het ging natuurlijk niet om die stenen: ‘In die stenen werken mensen, leven mensen. Om iets tot stand te krijgen heb je te maken met

mensen. Het mooie hier is het eindproduct. Dat gaat verder dan het gebouw an sich, het gaat om de betekenis van zo’n gebouw voor de gebruikers en de omgeving.’

Teylingen

De gevangenissen en rechtbanken heeft hij – gezien zijn vorige baan - allemaal wel eens van binnen gezien, maar af en toe ontdekt hij nog verrassingen tussen de ruim 2000 gebouwen die de Rijksgebou-wendienst in portefeuille heeft. ‘Ik ben geboren en opgegroeid in Voorhout in de bollenstreek. Tussen Sassenheim en Voorhout staat de Ruïne van Teylingen. Ik speelde toen ik jong was in een band: we hebben

nieuwsTEKST: anka van voorTHuijsenFOTOGRAFIE: THijs wolzak

Vertrekkende directeur-generaal Peter Jägers:

‘We hebben eersteklas gebouwen op eersteklas locaties’

peTer jägers studeerde economische wetenschappen aan de Erasmus universiteit in Rotterdam. Ging tijdens zijn studie al aan het werk als docent economie op zijn voormalige middelbare school, het Fioretti College in Lisse. Na zijn afstude-ren werkte hij bij het Ministerie van Justitie. Eerst als directeur van de directie Rechtpleging en Rechterlijke Organisatie, daarna volgde een overstap als hoofd-directeur bij de Dienst Justitiële Inrichtingen. Sinds 2 september 2004 werkt hij als directeur-generaal bij de Rijksgebouwen-dienst. Jägers woont in Leiden.

Page 9: SMAAK 54: kunst

9daar weleens opgetreden. Toen ik hier net zat, ontdekte ik dat die ruïne ook van de Rgd is.’ Hij spreekt van een ‘unieke gebouwenvoorraad’, en dat geldt zeker voor de huisvesting van de overheid zelf: ‘Onze over-heidsgebouwen staan kwalitatief absoluut aan de top. Ook als je dat vergelijkt met bijvoorbeeld de

Verenigde Staten, Skandinavië, Frankrijk. Qua architectuur, duur-zaamheid, op alle fronten. De Nederlandse overheid heeft altijd het belang gezien van goede huisvesting voor het functioneren van mensen. Slechte gebouwen, met een slecht klimaat, dat vertaalt zich direct terug in arbeidsverzuim.’

Dat er desondanks ‘in het Haagse’ ook regelmatig over de Rijksgebou-wendienst wordt geklaagd, begrijpt hij wel: ‘Dat krijg je bij gedwongen winkelnering, dan sta je op voorhand al op achterstand. Als je als klant een vrije keuze kan maken, dan ga je die keuze verdedigen. Onze klanten hebben die keuze niet. In zo’n geval

denk je snel dat je second best hebt.’Niets is minder waar, vindt Jägers, en hij ziet het bewijs daarvan in de waardering die de Rijksgebou-wendienst vanuit de markt, maar ook van andere opdrachtgevers, die steeds vaker advies en ondersteu-ning vragen, krijgt. ‘Daar behoren we tot de top.’ Hij pakt een transparante trofee van een kast: ‘Meest profes-sionele opdrachtgever van het Rijk. Uitgereikt door Building Business.’ Legt een oorkonde van Cobouw op tafel: tweede prijs als beste opdrachtgever voor grote projecten. Jägers: ‘We staan bij de markt hoog aan geschreven.’ Terecht, vindt hij.

Page 10: SMAAK 54: kunst

10

koploper

De Rijksgebouwendienst loopt voorop als het gaat om vernieuwin-gen in de bouw, het toepassen van nieuwe instrumenten. ‘We zijn een koploper op het gebied van PPS. We zijn als eerste grote publieke opdrachtgever begonnen met het voorschrijven van BIM (driedimensi-onaal building information model, red.) We hebben al jaren een goede naam op te houden op het gebied van duurzaamheid.’ De samenwerking met ‘de markt’, hij heeft het er graag over: ‘Meer dan op enige andere positie bij het Rijk, zit je hier volop in de marktsector. Dat vond ik een hele boeiende kant van het werk hier.’

De Rijksgebouwendienst ging onder zijn leiding steeds minder zelf ontwerpen, maar werd meer en meer regisseur van het bouwproces. Professioneel publiek opdrachtgever, het is een gevleugelde term inmiddels. Hij verklaart het zelf vanuit zijn opleiding. ‘Ik ben geen ingenieur, ik kom niet uit die vastgoedwereld, ik ben opgeleid en afgestudeerd als econoom. Dat bleek een hele goede vooropleiding om met andere ogen naar die bouwwereld te kijken. Nadenken over marktwerking. Ik was er als econoom snel van overtuigd dat die klassieke manier van aanbesteden niet tot het beste product leidde. Als je als opdrachtnemer slechts verantwoordelijk bent voor een klein onderdeel van het werk, waar je voor

de laagste prijs op hebt ingeschre-ven, dan krijg je veel verschillende partijen waarbij niemand zich echt verantwoordelijk voelt voor het eindproduct. Dan krijg je altijd gedoe.’ Het stoorde hem ook, dat er altijd zo negatief over de bouwsector werd gesproken. ‘Het waren altijd discussies over overschrijding van budgetten, meerwerk was usance, altijd uitloop van de bouwtijd. Maar ook logisch: de winst voor partijen zat alleen in de gaten in het bestek.’

prikkel

Door prestatie-eisen te formuleren, zoals bijvoorbeeld in PPS-contrac-ten, ziet hij een beter eindresultaat. ‘Je prikkelt alle partijen om over de lange termijn na te denken, rekening te houden met levensduurkosten. Je legt een prikkel bij de markt. Innoveren wordt aantrekkelijk: de opdrachtgever krijgt een kwalitatief hoogwaardig product binnen de afgesproken tijd en kosten, en bouwers verdienen een betere boterham. Dat is minder verspilling en meer logica.’

Hij is er trots op dat hij op dat front persoonlijk een aantal knopen heeft doorgehakt, zoals hij ook trots is op Het Opdrachtgeversforum in de bouw, een netwerkorganisatie waarin kennis wordt gedeeld en over vernieuwing in de sector wordt gepraat. ‘Alle grote (semi)publieke opdrachtgevers zitten daarin: Prorail, gemeentes als Rotterdam en Den

Haag, Rijkswaterstaat, een aantal corporaties, de universiteiten, de waterschappen en de zorgsector zijn daarin vertegenwoordigd. Vanuit de Rijksgebouwendienst hebben we daartoe destijds het initiatief genomen.’

Wat dat betreft heeft hij aan de opdracht voldaan die hij bij zijn aantreden meekreeg. ‘Ik begon hier net na de bouwfraude en de bouwenquête. De opdracht was dat de Rgd een duidelijk gezicht moest tonen aan de bouwwereld en een gerespecteerde, aansprekende partij moest zijn. Het verbeteren van het imago van de bouw, daar moest de dienst wat de toenmalige minister, Sybilla Dekker betreft, een domi-nante rol in gaan vervullen. Daar zijn we volgens mij redelijk in geslaagd.’ Dat het vooral binnen ‘het Haagse’ moeilijk bleek om het imago van de dienst te verbeteren, stelt hem teleur. Jägers: ‘Daar had ik een grotere sprong willen maken. Het imago van de Rgd binnen het Rijk is: het is wel kwaliteit maar het duurt lang en kost te veel en de Dienst is sterk technisch georganiseerd. Er is sprake van spanning tussen hoe we objectief functioneren en hoe de perceptie is. Medewerkers hier krijgen, vind ik, niet altijd de waardering die ze verdienen. Daarbij zijn objectieve prestatieindicatoren van groot belang. Iedereen klaagt bijvoorbeeld over storingen in gebouwen, maar je moet objectief

kunnen vaststellen of dat zo is. We moeten duidelijker laten zien wat we doen, klanten vertellen wat ze kunnen verwachten. Het onderhoud van onze eigendomsgebouwen is top als je het vergelijkt met de particuliere sector.’

scHipHolbrand

Ruim een jaar na zijn komst kreeg Jägers te maken met ‘de grootste crisis die de Rijksgebouwendienst in zijn toen bijna 90-jarig bestaan heeft meegemaakt’. De Schipholbrand, in oktober 2005. ‘De Schipholbrand, en de Catshuisbrand waarvan ik de nasleep hier heb meegemaakt, hebben een enorme impact gehad op de dienst. Ook op mij persoonlijk. Dat er mensen zijn omgekomen, dat is verschrikkelijk, dat zoiets kan gebeuren. We hadden tot die tijd een oprecht gevoel: alles is op orde. De gebouwen voldeden, er waren vergunningen, gebruikersvergun-ningen, de samenwerking, het klopte. Maar hier was sprake van een combinatie van factoren die een dramatisch gevolg had. Achteraf hebben we moeten constateren dat we het niet goed hadden ingeschat. We hebben er veel van geleerd. Er wordt sindsdien op een hele andere manier naar veiligheid gekeken. Het heeft onder meer geleid tot een omvangrijk programma waarbij voor honderden miljoenen euro’s alle gebouwen opnieuw zijn gescand en waar nodig zijn aangepast. Maar het heeft diep ingrijpende gevolgen

‘Ik heb leren kijkena naar gebouwen’

Page 11: SMAAK 54: kunst

11

gehad. Over de bewustwording van waar je verantwoordelijkheid begint en eindigt. Wat je mag verwachten van een publieke opdrachtgever. Het heeft niet alleen impact gehad op de Rijksgebouwendienst. Onze aanpak krijgt nu overal navolging: in zorginstellingen, ziekenhuizen, bejaardenhuizen. Ook daar ligt nog een enorme opgave.’

Hij is de afgelopen jaren sowieso anders naar gebouwen gaan kijken, zegt Jägers. ‘Je moet léren kijken. Zoals je naar kunst kunt leren kijken. Ik denk aan het Ministerie van Financiën. Velen dachten altijd: dat is niks, dat moet worden afgebroken. Om eerlijk te zijn stond dat gebouw ook bij mij niet erg hoog aange-schreven maar de toenmalige Rijksbouwmeester zag de potentie van het gebouw wel. Een architect kijkt anders naar gebouwen, of het klopt, hoe het in elkaar zit, of je er wat mee kan. De gevel doet er minder toe. Als leek hebben wij de neiging om te kijken naar de buitenkant, mooi of niet mooi. Een architect kijkt meer naar binnen. De Rijksbouwmeester heeft gelijk gehad. Het is fantastisch geworden.’

leegsTand

Zijn opvolger zal te maken krijgen met toenemende leegstand. ‘De kunst is om daar op een actieve manier in te opereren. Niet: ik zet een bordje te koop in de voortuin, want dan gebeurt er dus niks, maar

om met marktpartijen te kijken hoe daar wat meekunt.’ Voordeel: ‘Wat ons van anderen onderscheidt is dat we een eersteklas portefeuille hebben op eersteklas lokaties. Er zijn niet veel aftandse gebouwen bij, al zal er vast wel wat gesloopt moeten worden. De kunst is om goed her te bestemmen. Zeker bij markante gebouwen zoals bijvoorbeeld de Blokhuispoort of natuurlijk Paleis Soestdijk.’

De ontwikkelingen zoals die rond Soestdijk hebben plaatsgevonden, daar is hij erg trots op. ‘Het kwam vrij en het werd van de ene op de andere dag het ‘probleem’ van de Rijksgebouwendienst. We hadden het natuurlijk gewoon kunnen sluiten. Maar er is niets ergers voor een gebouw dan het niet te gebruiken. En iedereen wilde het ‘geheim van Soestdijk’ ontdekken. Aangezien – mede vanwege de hoge kosten - een structurele herbestem-ming voor het gebouw vinden veel tijd zal gaan kosten, hebben we besloten om het tijdelijk open te

stellen en dan zelf maar te exploite-ren, ook al heeft dat niets eigens voor onze organisatie. Ik vind dat we het goed hebben gedaan. Honderd-duizenden mensen hebben het paleis kunnen bezoeken, zonder enige wanklank. En nog steeds gebeurt er van alles, rond Kerst waren de tuinen open, die fantasti-sche opera komt weer terug.’ Op den duur leiden dit soort activiteiten tot een goede bestemming, daar is hij van overtuigd. ‘Zoiets groeit. Je weet niet meteen: het is voor die en die partij. Juist zo’n stapsgewijze verandering leidt tot iets.’Zijn opvolger krijgt een zware kluif. De Rijksgebouwendienst krimpt misschien wel met de helft in, de leegstand op de kantorenmarkt zal groeien door technische ontwik-kelingen als Ipads en smartphones en Het Nieuwe Werken, de markt gaat steeds meer werk overnemen. Jägers: ‘Op huisvesting kun je snel veel geld bezuinigen, iedereen kijkt daarnaar. En toen ik hier binnen kwam en zag wat voor eisen klanten stelden dacht ik ook wel: het kan wel

een onsje minder. Dat besef is nu overal doorgedrongen, maar je moet wel opletten hoe ver je daarin kan gaan.’

Wat gaat hij doen na 1 maart? Hij is ‘in gespek’, ‘er zijn aanbiedingen’, hij denkt aan een aantal kortere ‘klussen’. Binnen de Rijksoverheid, dat wel. Nog zeker een jaar of vijf, zes. Maar eerst een paar weken vrij, onder meer even op bezoek bij een vriend in China. ‘Even weer opladen en reflecteren, misschien een cursus doen’ voor hij met iets nieuws aan de slag gaat. Peter Jägers: ‘Ik ben op dat gebied een goedkope klant geweest, daar heb ik nooit tijd voor gehad.’

waT was: de rijksgebouwendiensT.

‘Jammer dat die naam verloren gaat. Ik zie het dilemma, maar ik vind het pijnlijk, dat we er zo makkelijk afstand van nemen. Dat begrijpt de markt ook niet zo goed, merk ik. De fusie met het Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbe-drijf wel natuurlijk, de naamsverandering minder. De Rijksgebouwendienst is een institituut, dat 90 jaar bestaat. Het wordt straks waarschijnlijk Rijksvastgoed-bedrijf. Aan de andere kant: het is natuurlijk niet echt belangrijk, zo’n naam. En het is eerder gebeurd: Domeinen, dat was natuurlijk ook zo’n begrip, dat stond ergens voor.’

Page 12: SMAAK 54: kunst

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

onde

rwer

par

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

12co

lum

n12

wauw gebouw

Het fraaie naderen van een vestingNooit een oorlog gekend en toch moest de vesting Naarden worden bewaakt. Nicolaas Matsierverplaatst zich in de wacht die bij het geluid van een regendruppel stond te blauwbekken voor de poort terwijl er geen vijand te bekennen was. Naarden, een geval apart.

TEKST: nicolaas maTsierFOTOGRAFIE: roberT oerlemans

Wie kent de luchtfoto van het stadje Naarden niet, verscholen binnen die beeldschone stervormige vesting van muren en groen. Naarden naderen is een genoegen op zichzelf. Ha, daar rijzen de bastions en de ravelijnen, met hun schitterende, zo bedrieglijk zacht lijkende bekroning van gras al op uit de achterste gracht. Dit zijn maar enkele van de twaalf pijlpunten van de ster. Als er één plaats op de wereld is waar grandioze land-art tot stand is gekomen, avant la lettre natuurlijk, dan moet het Nederland zijn. Mooier bouwen, militair, dan er hier in Naarden gebouwd is, dat moet onmogelijk zijn.

Ja, dat kunnen wij nu wel denken. Maar het heeft maar een haar gescheeld of burgemeester en wethouders van Naarden hadden er in de jaren zestig van de vorige eeuw een plan doorgedrukt voor een ‘brede verkeersader’ dwars door de vesting plus sloop van bijna een kwart van alle panden ten behoeve van een ‘reusachtig plein’ ten zuidwesten van de Grote Kerk. Protesten van de bevolking werden weggewuifd. Een bezwaarschrift en een beroep op de Kroon hebben het bestemmingsplan (met de omineuze naam ‘Vesting 1968’) naar de prullenbak verwezen.

Leve de Kroon! Maar het probleem was al van veel ouder datum. In 1914 en in 1924 was het juist de Genie

geweest die ravelijnen gesloopt had ten behoeve van verharding van wegen en ophoging van terreinen. Intussen mocht er tot ergernis van de gemeente toch niet gebouwd worden rond de vesting. Het schootsveld moest intact blijven. Terwijl het naburige Bussum groeide als kool.

Als Naarden niet al in 1921 op een voorlopige monumentenlijst was geplaatst, en als daar niet de gestage inzet van de Rijksgebouwendienst was geweest, over een periode van meer dan dertig jaar, dan was er van al dat fraaie naderen niets overgebleven.

Architectonisch gezien is er mis-schien geen grotere tegenstelling denkbaar dan die tussen het mooi gerestaureerde exterieur, dat daar in de ruimte en aan het water ligt, en het misschien wel fascinerende maar ook altijd wat benauwde, kelderach-tige en donkere interieur van een vesting. Als een door monumenten-zorg op te lossen probleem kan een vesting zich vanzelfsprekend alleen maar voordoen wanneer die vesting haar congé heeft gekregen. Historisch gesproken is echter geen enkele vesting ooit voor langere tijd vol-tooid of gereed geweest. De geschiedenis van de vestingbouw laat het zien: een affe vesting is een contradictio in terminis.

Page 13: SMAAK 54: kunst

Bij alle betrekkelijke afwisseling (Pruisische uniformen, Franse uniformen, Nederlandse uniformen) is het verhaal van de vesting uiterst eentonig. Elke vesting, niet alleen het spectaculair mooie exemplaar dat de vesting Naarden is, loopt vroeg of laat achter de feiten aan. De uitvinding van het buskruit, de ontwikkeling van geschut met ge-trokken loop, de fabricage van de brisantgranaat; de tank, het vlieg-tuig, de raket. Ziedaar – vóór de puntkomma – de toenemende hopeloosheid van het idee vesting; en erachter de complete achter-haaldheid.

Niet een beetje eentonig is het verhaal, maar verschrikkelijk eentonig. Op meerdere manieren. Want meestal was er geen oorlog. Moest die vesting dan, terwijl er politiek gezien nergens een wolkje aan de lucht was, wel zo verschrikkelijk goed onderhouden worden? Sterker nog, moest ze wel bemand blijven?

Om met het laatste te beginnen: iets saaiers dan wachtlopen-in-vredestijd is moeilijk denkbaar. Denk je alleen maar even de arme drommels in, die telkens vier uur achtereen niks anders te doen hadden dan koude voeten hebben en ‘s nachts in de zogenaamde luistergangen – gangen gebouwd met geen ander doel dan alleen dit – scherp opletten of er daarbuiten ook een geluid te bespeuren was van plassende riemen. Oftewel: het naderen van de vijand over de vestinggracht.

Hoe krijg je een goed idee van de geschiedenis van een vesting en die van de tot Werelderfgoed van de Unesco uitgeroepen Nieuwe Hollandse Waterlinie? Ga naar het museum in een van de zes bastions, het bastion Turfpoort. Kijk, lees en luister. Kaarten, boeken, wapens, hoorspel-stemmen. Desgewenst per druk op een knop een korte maar hevige beschieting met lichteffecten, voorzien van de lieve waarschuwing dat je daarvan wel eens hevig zou kunnen schrikken.

Heel instructief allemaal, zowel voor wie van niets weet als voor gevorder-den. Het is een vriendelijk museum met beproefde vrijwilligers en voorzien van eigen geiten om het gras kort te houden. Het gaat hier om een nog net op tijd voor uitsterven behoed ras, dat op een bordje wordt aangeduid als de

‘Museumgeit’. Dit ras dondert niet zoals eerdere geiten van de steile bastionmuren af het water van de vestinggracht in. Ze zijn laten we zeggen wat gemsachtiger.

Wie zich nog wat meer wil inleven in het claustrofobische inferno dat een fort kon worden tijdens een beschie-ting, die moet naar het Franse Verdun. Of, als het om een volledig vernietigde oude vestingstad gaat, naar het Belgische Ieper. De Eerste Wereld-oorlog is godlof aan Nederland voorbijgegaan; wie weet mede dankzij de Waterlinie.

Misschien het ultieme contrast tot zo’n hels bombardement, waarbij horen en zien de bemanning van zulke forten vergingen, is het melodieuze geluid van één enkele vallende druppel. In zo’n met aarde bedekte vesting lekt het namelijk altijd wel ergens. Als een auditief vignet weerklinkt het iets versterkte geluid van zo’n druppel op gezette tijden in de lage gemetselde gangen van het vestingmuseum in het bastion Turfpoort. Een erg goed idee.

13

Õ Bastion Turfpoort in Naarden. Ô Het gerestaureerde ravelijn.

Page 14: SMAAK 54: kunst

mon

umen

ten

kuns

tar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

14st

eden

bouw

kunstzestig jaar bestaat de percentageregeling die in al die jaren heeft mogelijk gemaakt dat overheidsgebouwen werden verrijkt met kunst. dat heeft een ongehoord rijke collectie opgeleverd, zo blijkt het boek in opdracht, dat varieert van schilderkunst, fotografie, video-installaties en toegepaste kunst. nog steeds is de percentageregeling springlevend, zo blijkt uit deze editie van smaak. als vol-gend jaar de rechtbank in zwolle wordt opge-leverd, zal de metershoge keramische fontein van anne wenzel een blikvanger zijn.

in de pi overmaze van maastricht zijn recentelijk herinneringen van gedetineerden gestold en vervormd tot autonome kunst, sporen van een ongewenst verblijf. kunst moet immers verbazen, verrassen en ontrege-len, ook kunst bij rijksgebouwen. nu het aan-tal rijksgebouwen sterk zal verminderen, komt er misschien niet veel nieuwe kunst bij, maar dringt de vraag zich op wat te doen met bestaande werken in een gebouwen die een nieuwe bestemming krijgen. blijvende of verplaatste kunst? Hoe het ook zij, het zal altijd de architectuur markeren.

Page 15: SMAAK 54: kunst

Foto: Thea van den Heuvel

Page 16: SMAAK 54: kunst

kuns

t16

Van 29 mei tot 5 augustus van dit jaar bracht beeldend kunstenaar George Korsmit (1953) in het trappenhuis van het belastingkan-toor in Hoorn een wandschildering aan. Stap voor stap creëerde hij een veld van 852 unieke, strikt van elkaar gescheiden vlakken, elk vakje gaf hij een andere kleur. Het kunstwerk waarin dit heeft geresulteerd, strekt zich uit over vier verdiepingen, het beslaat een oppervlak van 13,80 x 4 meter. In de brede waaier aan tinten en vormen herken je als kijker geen logische ordening. Binnen de schildering ontbreekt bovendien een eensluidende verwijzing naar een realiteit. Een heldere hiërarchie, een compositorische indeling die zorg

draagt voor een harmonisch, illusionistisch beeld, is afwezig. De voorbijganger of toeschouwer raakt zo enigszins gedesoriënteerd. Het werk verwart. Korsmits schilde-ring, getiteld We’re so close, danst in je nabijheid, zo zou je kunnen zeggen. De eindeloze variaties aan vormen en kleuren voorzien het van een lichtvoetige, zelfs humoristische aard. Diezelfde herhalingen van de geschakelde vormen en kleuren maken de wandschildering tegelij-kertijd meditatief.

Zoals voor zijn schilderijen hanteert Korsmit ook in het bedenken, maken en uitvoeren van We’re so close een uniek en specifiek systeem. De regels van het systeem variëren van werk tot werk, maar toeval speelt in elk geval een prominente rol. Al dobbe-lend bepaalt hij namelijk het grid van zijn werken. De kleuren kiest hij blind. Deze kleuren zijn een willekeu-rige selectie uit de Pantone-kleuren, die in de industrie veel worden gebruikt. In totaal telt de verzame-ling momenteel 1.114 varianten.

Nadat hij hieruit een kleur voor een specifiek vlak heeft getrokken, als een lot uit een loterij, mengt hij deze, eigenhandig en intuïtief. Want hoewel kleur er voornamelijk toe dient om het onderliggende systeem zichtbaar te maken, blijft Korsmit een schilder. Hij zoekt niet naar de kleur, zoals een zeventiende-eeuwse schilder naar kleuren zocht op zijn palet, hij víndt de kleur op basis van een loepzuivere analyse. Zijn jaren-lange ervaring met het mengen van kleuren helpt hem hierbij, zo legt hij uit. De acrylverf met de hoge pig-mentatie die hij gebruikt, bewerk-stelligt dat de kleur in We’re so close zo indringend is en rijk.

dobbelen

Het dobbelen en het selecteren van de kleuren speelt zich idealiter af op de locatie waar het werk wordt gerealiseerd. Vanwege de omvang van de schildering in Hoorn dob-belde Korsmit de onderliggende structuur deze keer in zijn atelier. Daar bepaalde hij ook de grootte van de vlakjes. De selectie van de kleuren

vond daarentegen wel plaats bij de belastingdienst. Het proces van dobbelen en kleurkeuze maakt deel uit van het werk, zo stelt Korsmit. Eigenlijk is het net zo belangrijk als het resultaat. Het gehele werkproces zou je kunnen opvatten als een performance. De medewerkers van de belastingdienst waren bijvoor-beeld betrokken bij de uitvoering van We’re so close. Gedurende ruim twee maanden volgden zij niet alleen de vorderingen van het werk, ze konden ook participeren in het proces door, eveneens, blind een kleur te kiezen. De dagelijkse routine werd zo onder-broken, toeval mengde zich in een gewoonlijk weloverwogen geplande dag. Het verwijderen van de steigers die waren gebruikt om de muurschil-dering te verwezenlijken, was voor iedereen een bijzonder moment, aldus Korsmit. Toen pas werd zicht-baar waartoe ieders inbreng, en waartoe toeval had geleid.

volgorde

Gedurende die zomermaanden is We’re so close een museaal kunstwerk 16

kunst

TEKST: ilse van rijnFOTOGRAFIE: roberT oerlemans

Over vier verdiepingen in het trappenhuis van de Belastingdienst te Hoorn is een overrompelende wandschildering aangebracht. Een logische ordening lijkt in eerste instantie te ontbreken. De kunstenaar is dan ook uitgegaan van een intuïtieve keus van kleuren, tot stand gekomen door het gooien van een dobbelsteen.

Korsmit zoekt geen kleuren, hij vindt ze

Medewerkers belastingdienst deden mee met totstandkoming wandschildering

Page 17: SMAAK 54: kunst

geworden. Het voegt zich tegelijker-tijd naadloos naar de architectuur. Door de aanwezigheid van de wandschildering baadt de schacht die het trappenhuis van de belas-tingdienst feitelijk is in een zachter licht. De kanten, hoeken en kleur-schakeringen waaruit de schildering is opgebouwd, benadrukken het functionele aspect van de plek. Traptreden en leuningen springen nu in het oog, het is alsof de ritmiek inherent aan het kunstwerk zich voortzet in de smalle ruimte. De aaneengeschakelde kleurige, variabele vlakken volgen de tred van de gebruiker van het gebouw, maar ze veranderen zijn of haar passen ook. Want elke blik op We’re so close verrast. Onthouden kan de kijker de volgorde en het karakter van de kleuren en vormen niet. Het enige wat je rest als toeschouwer, als voorbijganger, maar ook als maker, aldus George Korsmit, is je over te geven aan het niet te vatten systeem. Bij de belastingdienst in Hoorn overspoelt het levendige patroon je, op een verkwikkende, maar ook weldadige en rustgevende manier. We’re so close controleert jou, niet andersom.

Page 18: SMAAK 54: kunst

mon

umen

ten

kuns

tar

chit

ectu

urbe

leid

18re

stau

rati

e

Het is een detail maar een niet onbelangrijk detail: de vloer van de Voorhal van het Rijksmuseum. Half november kreeg een select gezelschap een dag de tijd om een glimp op te vangen van het werk dat aan de vloer is verricht, een staaltje ouder-wets vakmanschap. De afgelopen maanden heeft het bedrijf Candido uit Amsterdam de decoraties in het terrazzo gereconstrueerd. Dat gebeurde na een uitvoerige studie door Carien de Boer-van Hoogevest.

Architect Pierre Cuypers ontwierp het Rijksmuseum als een Gesamt-kunstwerk in 1884, waar architectuur, toegepaste kunst en decoratie in elkaar overvloeien. Op oude foto’s is te zien hoe de terrazzovloer de onder-grond vormde voor piedestals met planten en beelden. Cuypers ge-bruikte bloemmotieven als versie-ring in de vloer en daarnaast figuren uit de dierenriem. De vloer werd in 1983 als te nadrukkelijk beschouwd en veranderd in een egale betonlaag. Het terrazzo was toen al lang verdwenen, eerst afgedekt door linoleum, en daarna door parket.

Bij de operatie ‘Terug naar Cuypers’ is besloten een paar beeldbepalende ruimtes terug te brengen in de geest van de architect. De Voorhal is daar een van. Aan de wand hangen de doeken van Georg Sturms, versierin-gen op de gewelven zijn teruggevon-den of gereconstrueerd en nu dus

ook de terrazzovloer in beige-grijze-lichtbruine tinten en doorsneden met koperen banden. Het is met zijn 450 vierkante meter een van de grootste mozaïek- en terrazzo-vloeren in Nederland.

De presentatie van de vloer was van korte duur en bovendien beperkt.

Niet de hele vloer kon worden getoond – en hij werd ook onmid-dellijk weer afgedekt na bezichtiging. Later dit jaar gaat immers de inhuizing van de kunst plaatsvinden, en dan zou de vloer schade kunnen oplopen. Na de opening zal de Voorhal voornamelijk een lege ruimte blijven, een ode aan het

werk van Cuypers. Want boekwinkel en meeting point die zich eerder in dit vertrek bevonden, verhuizen naar de binnenhof. De binnenhof heeft als officiële naam nu het Atrium gekregen: het is de plek van waaruit het publiek uitwaaiert over het museum.

De gedecoreerde vloer in de Voorhal is terugkunst

TEKST: jaap HuismanFOTOGRAFIE: wim ruigrok

De hernieuwde terrazzovloer wordt aan een gezelschap

genodigden getoond. Ø

Page 19: SMAAK 54: kunst

arch

itec

tuur

bele

id19

kunst

TEKST: ilse van rijnFOTOGRAFIE: THea van den Heuvel

Overspoeld en omringd door de natuur

Woekerende vormen bedekken de wanden van de vergaderzaal van het nieuwe belastingkantoor in Doetinchem. Van plafond tot vloer kruipen plantachtigen over de muur. Je ziet bosschages, grillige takken, stronken en bomen, maar ook rots- en steenpartijen en keien begroeid met mos. De muurschilde-ring is gerealiseerd in het kader van de percentageregeling voor beel-dende kunst door kunstenaar Erik Odijk (1959) en is getiteld At the Rim. Ze bevindt zich aan de buitenwand en deels binnen in de ruimte die reeds kort na de realisatie van het gebouw – het belastingkantoor is opgeleverd in april van 2011 – ‘de pinda’ is gedoopt. De ovalen vergaderzaal lijkt inderdaad enigszins op de aardnoot, je kunt er vrijwel helemaal omheen lopen zodat de gestroomlijnde vorm ervan goed is te zien. ‘De pinda’ is gesitu-eerd nabij het trappenhuis, op een kruispunt van gangen, een hal en de kantine. Sinds kort word je dus, vreemd genoeg, overspoeld door natuur wanneer je een koffie haalt,

in een vergadering zit of naar een volgend werkoverleg snelt.

Het gevoel overweldigd te worden door Odijks landschap in het belastingkantoor wordt ingegeven door het karakter van At The Rim. De schaal van het werk zorgt ervoor dat je het nooit in zijn geheel kunt zien. De getekende bossen en woestijnen zijn, zoals het natuurlijke landschap, vele malen groter dan de toeschou-wer. Geconfronteerd met dit imposante natuurschoon, word je als kijker een nietig figuur. Dit verschil in schaal bewerkstelligt dat Odijks wereld je, als het ware, omsluit.

Van een afstand zijn de rotsforma-ties, struikvormen en de oneindige leegtes die hen scheiden nog als zodanig te herkennen. Boomwortels en struiken grijpen op onnavolgbare wijze in elkaar. Onder een stapeling stenen lijkt een grot te zijn ontstaan, een door de wind geslepen rotsblok steekt er bovenuit. Elders is een curieus bosje geformeerd, verderop vormen gevallen boomstammen en

Belastingdienst Doetinchem in de ban van kunst Erik Odijk

Werkelijkheid of verbeelding, die vraag houdt je bezig bij het zien van de landschappen van Erik Odijk die over de wanden in het kantoor van de belastingdienst Doetinchem kronke-len. Onontkoombaar is zijn kunst in ieder geval. Wie zich verveelt, kan wegdromen bij bosjes, grotten en gesteente.

kuns

t

Page 20: SMAAK 54: kunst

kuns

tar

chit

ectu

urbe

leid

20

knoestige stronken een bizarre constellatie: het resultaat lijkt op een hut, een wigwam. De wonderlijke verschijnselen zijn als vorm fascinerend. Ze zijn feitelijk door de natuur gecreëerd en in hoge mate sculpturaal. Odijk trof ze aan tijdens zijn reis door de Verenigde Staten, zo licht hij toe. De foto’s die hij maakte

van de Grand Canyon, de Bryce Canyon, Sunset Crater en in Arcosanti fungeren als basis voor zijn tekening. Met zijn werk wil Odijk de kijker, als het ware ‘aan de rand’ (At The Rim) laten staan van zo’n gebied. Achter de struiken, de bomen en de steenpartijen met ligenen (korst-mossen) schuilt niet de volle vorm

van ‘de pinda’, zo suggereert de kunstenaar. Er is alleen maar leegte, een klif, een spleet of een spelonk, een afgrond: het grote niets. Vergeleken bij die natuurlijke grootsheid wordt de mens automa-tisch gereduceerd tot een mier.

pasTelkrijT

Feitelijk bestaat At The Rim uit een samenstelling van foto’s, het is dus een imaginair landschap. Kom je dichter bij de tekening, dan realiseer je je inderdaad hoezeer de weerge-geven natuur door mensenhanden is gemaakt. Sta je met je neus op het werk, dan zie je de lijnen van het pastelkrijt en de houtskool waarmee de 100 vierkante meter ‘natuur’ van At The Rim is geschapen, de streken waarmee vermolmd hout zijn getekend en verfijnd, de patronen waarmee de blokken lava, het gebladerte en de mossen zijn geconstrueerd. Naast het zwarte houtskool is met roestbruin, roze, oranje en geel gewerkt. De keuze voor de kleuren is bepaald door de natuur ter plekke, zo vertelt Odijk.

De canyon en de woestijn zijn werkelijk gehuld in een oranje-achtige gloed. Door de combinatie van kleuren en lijnen wordt een bijna abstract visueel ritme tot stand gebracht, waardoor de architectoni-sche, voorheen roerloze wand van ‘de pinda’ soms, zo lijkt het, beweegt.

Het is dit wankele onderscheid tussen een ‘ander’, denkbeeldig universum en het feitelijke leven dat de aantrekkingskracht van Odijks werk bepaalt. De weelderige vormen zijn soms ronduit wulps, ze verleiden, net zoals de pinakels en ravijnen, de lieflijke gewassen, gladde rotsen en vlijmscherpe staketsels, op hun eigen manier. Het is de vraag of een kind graag speelt in dit woud, dat feeëriek oogt, maar ook onherberg-zaam, huiveringwekkend, wild en ruig. De passant in het belasting-kantoor in Doetinchem wordt meegevoerd door At The Rim. Erik Odijk dwingt de toeschouwer zich te positioneren, halverwege, tussen droom en adembenemende realiteit. Knoestige stronken en wilde bomen: de

landschappen van Odijk in Doetinchem.

Page 21: SMAAK 54: kunst

onde

rwer

p21

kunst

TEKST: Xandra de jongH

De geënsceneerde herinnering aan een gevangenis

In 2006 struinen de kunstenaars Suchan Kinoshita en Karin Peulen als gelegenheidsduo een maand lang als buitenstaanders – ‘maatschappelijke toeristen’ – door de ruimtes van gevangenis Overmaze. Met een grootscheepse verbouwing voor de boeg raakt het gebouw langzaam onttakeld. Steeds meer personeel en gedetineerden worden overgeplaatst. Cellen, werkruimtes, kantoren komen leeg te staan en worden uitgeruimd. Deels door Kinoshita en Peulen die tijdens hun dagenlange zoektochten een verzameling bijeenbrengen van uiteenlopende objecten en materia-len. Het levert een ratjetoe op van onder meer oude koffiekarren, lege prikborden, bestek, ordners met papierdossiers, sleutelbossen van de cellen, door gedetineerden gemaak-te schilderijen, een oude politiepet en een ventilator.

gevonden maTerie

Het is een op het eerste gezicht betekenisloze brij van prullaria die nauwelijks de moeite waard lijkt om te bewaren. Het gaat de kunstenaars

echter niet zozeer om het materiaal zelf maar om de verhalen die ze vertegenwoordigden. Zo vertelt het personeel over de politiepet die al 30 jaar op de foerierafdeling hangt. Van wie de pet is geweest of waar die vandaan komt weet niemand, maar voor de medewerkers op de afdeling is het een symbolisch object geworden. Ook de oude koffiekarren hebben door de jaren heen verschil-lende functies vervuld in het huis van bewaring. Van koffiekar tot gereed-schapsbak en transportmiddel in de drukkerij voor drukwerk. Zelf worden de kunstenaars geraakt door de leeggehaalde prikborden in de cellen, die als de stille getuigen van het verblijf van de gedetineerden zijn achtergebleven. De vele punaise-gaatjes en de getekende en geschre-ven krabbels vormen de restanten van het persoonlijke klankbord dat ze ooit waren.

Tijdens hun onderzoek in de gevange-nis hebben de kunstenaars persoon-lijke gesprekken met het personeel, met de gedetineerden verloopt het

Herinneringen aan verblijf gestold in kleed, screensaver en polyester

Suchan Kinoshita en Karin Peulen maakten voor de gerenoveerde P.I. Overmaze in Maastricht het kunstwerk ‘Het Boek van Bewaring’. Een toepasselijke titel gezien de oude functie van de instelling. Het uit meerdere onderdelen bestaande werk vormt middels getransformeerde materia-len uit het voormalige huis van bewaring een geënsceneerde herinnering aan deze locatie.

kuns

t

Page 22: SMAAK 54: kunst

kuns

t22

contact op een andere manier. Kinoshita en Peulen hangen meer dan twintig postbussen op, waarin de gevangenen vrij van censuur zogeheten spreekbriefjes mogen deponeren die alleen door de kunste-naars worden gelezen. De brieven-bussen vormen op deze wijze een openbare ruimte in een strikt gecontroleerde leefwereld – een bijzonder gegeven voor een gevange-nis. Een van de bussen bevat een opmerkelijke inhoud. Een gedeti-neerde blijkt tijdens zijn verblijf in Overmaze de plattegronden van alle gevangenissen waarin hij ooit heeft gezeten uit zijn hoofd te hebben getekend. De bundel tekeningen schenkt hij aan de kunstenaars.

‘HeT boek van bewaring’

Na het afronden van de werkperiode in de gevangenis – of zoals de kunste-naars het zelf noemen ‘de eerste akte’ – gaan Kinoshita en Peulen met hun verzameling aan de slag. In deze tweede akte transformeren ze het materiaal tot een bouwsteen van het uiteindelijke kunstwerk getiteld ‘Het Boek van Bewaring’. Het werk bestaat uit vijf onderdelen.

Allereerst zijn er de vijf koffiekarren in de personeelskantine die als dragers fungeren voor blokken polyester. De gestolde, transparante materie oogt als een archeologische vindplaats. Papieren dossiers, spreekbriefjes, psychiaterbriefjes,

boekjes van de foerier zijn tot as verbrand, de prikborden laag voor laag tot zaagsel geschaafd. Het zaagsel goten de kunstenaars vervol-gens in dezelfde volgorde laag voor laag terug in het polyester, evenals de as. Tussen deze lagen kregen andere bewerkte objecten ook hun plaats. De als een insect gedetermi-neerde politiepet – de onherkenbare, losse onderdelen vormen abstracte composities in het polyester – geplette sleutelbossen en bestek en verwrongen stalen klemmen van ordners. De verschillende lagen polyester roepen de associatie op met de bladzijden van een boek, in die zin vormen ze ook letterlijk een ‘boek van bewaring’.

De koffiekarren roepen het gevoel op van wetenschappelijke vitrines en doen daarmee denken aan ander werk van de Japans-Duitse Suchan Kinoshita. Eigenzinnig gemaakte, open kasten waarin aan de hand van verzamelingen stof het verloop van tijd letterlijk wordt bloot gelegd en gedetermineerd.

TransformaTie

Het tweede onderdeel van het werk is een vloerkleed in de bezoekers-ruimte voor de gedetineerden en hun familie. Ook hier is een gevon-den object getransformeerd: een schilderij van een inmiddels over-leden ex-gedetineerde. Maar anders dan bij de in polyester gegoten

materie dat is verbrand, verpulverd, geplet en vermalen, is het schilderij hier vertaald in een ander materiaal. De schaal van het schilderij werd vergroot en het ontwerp werd door het Textielmuseum in Tilburg uitgevoerd tot een wollen vloerkleed in reliëf. Het tapijt van 2,4 bij 3,5 meter is een letterlijke en figuurlijke bonte aaneenschakeling van groteske wezens in een coulisselandschap waarin een bordje met in sierlijke geschilderde letters ‘Nor’ wijst naar een gevangenispoort. Voor de gedetineerde, volgens het personeel gaat het om een bekende recidivist, naar alle waarschijnlijkheid een vertrouwde wegbewijzering.

Het veredelen van gevonden materie is ook het uitgangspunt van het derde en vierde onderdeel, die als linnen-goed in de verbouwde gevangenis gaan functioneren. De eveneens door het Textielmuseum uitgevoerde theedoeken en tafelkleden hebben een in zilverdraad uitgevoerd patroon van een tekening uit de opmerkelijke bundel met plattegronden afkomstig uit een van de brievenbussen. De tafelkleden gaan gepaard met een set van veertien servetten; elk met de tekening van een van de veertien cellen op de plattegrond.

Het laatste onderdeel van het werk van Kinoshita en Peulen is een screensaver voor een computer. Hier is

Page 23: SMAAK 54: kunst

23

gevonden materiaal getransformeerd tot een computerprogramma. Een compilatie van gefotografeerde details van de lege prikborden afkomstig uit de cellen verschijnen afwisselend in een vierluik op het computerscherm. Het wisselende tempo waarin de individuele afbeeldingen blijven staan en de wisselende combinaties doen denken aan de machinerie van een gokauto-maat. De oorspronkelijke intentie van de kunstenaars was om de screensaver op de computers van het personeel te installeren, maar vanwege beveiligingsredenen is dit niet mogelijk. Naar een andere geschikte presentatievorm wordt nog gekeken.

reünie

Het werk ‘Het boek van Bewaring’ fungeert als een geënsceneerde herinnering, een reünie van mate-rialen die in hun getransformeerde vorm niet zozeer een tastbare herinnering vormt aan de gevange-nis als architectonische ruimte, maar als sociale gemeenschap.

De renovatie van de oude gevan-genis betekende niet alleen een transformatie van het gebouw, maar ook een ingreep in de sociale structuur van de organisatie. Perso-neel, soms al jarenlang verbonden aan de locatie, werd overgeplaatst naar een andere gevangenis; de gevangenis kreeg als organisatie een ander accent. P.I. Overmaze nieuwe stijl is nu zowel een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) als een forensisch psychiatrisch centrum (FPC).

In het licht van deze veranderingen kan het werk van Kinoshita en Peulen gezien worden als een immaterieel portret van het oude huis van bewaring. Het ligt daarmee in de lijn van het soort werk dat Karin Peulen doorgaans maakt. ‘Portretten’ van specifieke situaties en ruimtes. Situaties waarin mensen samen-komen vanwege een gedeelde fascinatie of specifieke ruimtes zoals gevangeniscellen. Een voorbeeld hiervan zijn de portretten die Peulen uitwerkte in samenwerking met een

voormalig RAF-lid, van de gevangenisruimte in een speciale RAF-gevangenis in Duitsland waar hij 18 jaar vast zat.

Wat betreft ‘Het Boek van Bewaring’ is het voor beide kunstenaars belangrijk dat het geen statisch kunstwerk is – en vooral niet als een museaal vormgegeven archief moet worden gezien – maar een dynamisch werk dat grotendeels als gebruiks-voorwerp in het vernieuwde Overmaze gaat functioneren. Teruggang en voortgang in tijd lopen op deze wijze telkens actief in elkaar over.

Volgens Kinoshita en Peulen voegt het kunstwerk ook niets nieuws toe

aan zijn omgeving; althans niet in materiële zin. Alle materialen zijn immers afkomstig uit de gevangenis zelf. De toevoeging van de kunste-naars bestaat alleen uit de transfor-matie van de materie. In die zin is ‘Het Boek van Bewaring’ in Over-maze simpelweg terug van weg-geweest.

Ó Polyester ‘archiefkast’ met gevonden voorwerpen.

Ñ Tapijt toont figuren in een coulissenlandschap.

Page 24: SMAAK 54: kunst

24

kunst

TEKST: marina de vriesFOTOGRAFIE: ATELIER RIJKSBOUW-MEESTER

Zestig jaar bestaat de zogeheten percentageregeling die mogelijk maakt dat kunst wordt toegevoegd aan rijksgebouwen. Dit heeft een imposante collectie opgeleverd waarvan het resultaat nu te zien is in het boek In Opdracht. Ook al wordt er minder gebouwd, toch blijft de opgave actueel: de nieuwe uitdaging is overtollige kunst te ‘herplaatsen’ in een verbouwd pand.

kuns

t

Page 25: SMAAK 54: kunst

De stichtende werking van kunst bij gebouwen

In Opdracht, zestig jaar percen-tageregeling, beeldende kunst bij Rijksgebouwen.

Uitgeverij SunISBN: 978946105013749,50 euro

Al zestig jaar besteedt de overheid een klein deel van de nieuwbouw- of verbouwsom van rijksgebouwen aan beeldende kunst, en dat heeft een indrukwekkende verscheidenheid opgeleverd aan mozaïeken, glas-in-loodramen, sculpturen, lichtkunst en ruimtelijke installaties. Met grootheden als Karel Appel, Peter Struycken, Marlene Dumas, Job Koelewijn en Fiona Tan is de overheidscollectie een staalkaart van de Nederlandse kunst – in het boek ‘In Opdracht, zestig jaar percentage-regeling’ zijn alle ruim 2500 kunst-werken voor het eerst samengebracht.

Nederland was in 1951 niet het eerste land dat een percentageregeling in

het leven riep. Onder meer Duits-land, Zweden en de Verenigde Staten gingen ons voor. Inmiddels is de Rijksgebouwendienst door zijn omvangrijke bouwprogramma en consequente toepassing de grootste opdrachtgever van beeldende kunst ter wereld.

‘Decoratieve aankleding’ van ‘belangrijke, representatieve gebouwen’, daarvoor werd bij ministerieel besluit van 3 september 1951 in het vervolg 1,5 % van de nieuwbouwsom gereserveerd. Daarbij diende de overheidskunst onder meer ook om het volk te verheffen en om gemeenschapszin te creëren.

In de afgelopen zestig jaar heeft de kunst tal van gedaanteverwisselingen ondergaan, aldus Hans van den Ban, beeldend kunstenaar en sinds 2001 coördinator adviseurs beeldende kunst van de Rijksgebouwendienst. Ging het in de jaren zestig nog vooral om wandschilderingen en mozaïeken, in de jaren zeventig trok de kunst er op uit om de kwaliteit van de open-bare ruimte een impuls te geven. In de jaren tachtig en negentig wilde de kunst bovenal autonoom zijn, waar-na ze zich de afgelopen vijftien jaar weer nadrukkelijk tot het gebouw en tot de plek is gaan verhouden.Ook de percentageregeling zelf is veranderd – het percentage staat niet meer vast op 1,5 of later 1%,

maar fluctueert volgens een vaste rekensleutel met de bouwsom. En de grenzen zijn opgerekt – ook ontwer-pers en buitenlandse kunstenaars kunnen tegenwoordig een opdracht krijgen.

Wat nauwelijks is veranderd, zijn de doelstellingen van weleer. ‘Het woord volksverheffing is natuurlijk gedateerd. Dat is educatie geworden. De overheid wil mensen nog altijd in contact brengen met goede voor-beelden van kunst, en daarmee bijdragen aan opvoeding en ontwikkeling.’ En hoewel ook het woord decoratie uit de gratie is geraakt, zijn decor en decorum nog steeds van groot belang. ‘Dat gaat

Boek In Opdracht laat rijkdom van de collectie zien

25

Ñ Sam Durant, No Lie Can Live Forever, Openbaar Ministerie, Arnhem, 2006.Fotograaf: Henze Boekhout

ÒBoekcover In Opdracht

Ò

Nathan Coley, The Ballast Project, Scheepvaartmuseum, Amsterdam, 2011.

Fotograaf: Keith Hunter Photography

Page 26: SMAAK 54: kunst

kuns

t2626

verder dan versiering. Het gaat ook om de manier waarop de staat zich representeert. Kunst zorgt voor onderscheid van bijvoorbeeld een verzekeringskantoor of particulier bedrijfsgebouw en draagt naast een aangenaam werkklimaat ook bij aan de allure en de identiteit van een overheidsgebouw.’

Elke situatie is anders. Daarom wordt per gelegenheid gezocht naar de juiste kunstenaar, naar maatwerk voor de plek en voor de functie. Nog altijd kan percentagekunst de vorm aannemen van een beeld, zoals de monumentale sculptuur waaraan de Deense grootheid Per Kirkeby werkt voor de tuin van het in aanbouw zijnde dubbelministerie van Justitie en Buitenlandse Zaken in Den Haag. Maar het kan ook een geluidskunst-werk zijn, een foto, of een lichtbak met de tekst ‘No Lie Can Live Forever’, waarmee de sociaal geënga-geerde kunstenaar Sam Durant de emotie van de rechtspraak in 2006 verbeeldde voor het Openbaar Ministerie in Arnhem.

Zij kan eruitzien als een hedendaags wapen voor de nieuwbouw van de Waterpolitie (onderdeel van een project van Patrick Van Caeckenbergh, in ontwikkeling) of als een gemet-selde muur van bakstenen die een reis hebben gemaakt langs voorma-lige Nederlandse koloniën, zoals in het heropende Scheepvaartmuseum (Nathan Coley: The Ballast Project, 2011), beide in Amsterdam.

Wat deze enorme verscheidenheid aan verschijningsvormen zegt over de manier waarop de Nederlandse overheid zich aan de buitenwereld wil tonen? De staat laat zich niet representeren door eenduidige, hiërarchische symbolen als een vlag

of een staatsman te paard. ‘Dat is het mooie. De percentageregeling is een pleidooi voor pluriformiteit. De kunst symboliseert de waardering en het plezier voor democratie.’

Van die democratie is de percentage-regeling doordrenkt. Zij keert behalve in het kunstwerk zelf ook terug in de manier waarop het team van rijks-adviseurs is samengesteld – beeldend kunstenaars en kunsthistorici van diverse smaak en pluimage. Zij keert als ‘oefening in democratie’ terug in het polderen waarmee een kunst-werk tot stand komt – via uitgebreid overleg tussen gebruikers, kunste-naar, architect en kunstadviseur, ‘en dat leidt niet tot middelmaat, integendeel’ – en in het publieke debat dat naar aanleiding van de percentagekunst kan ontstaan. ‘Tegenwoordig vinden we het positief als kunst een conversation piece is. Met een kunstwerk kun je een prikkelend minderheidsstandpunt laten zien, discussie uitlokken. Dat draagt bij aan een samenleving waarin je een andere mening mag en kunt hebben. In dat opzicht geeft de percentagere-geling de overheid een bij uitstek Nederlands gezicht.’

Omdat kunst bij nieuwbouw vaak als eerste sneuvelt, is bescherming nodig. De percentageregeling is dan ook verplicht. Dat begrijpelijkheid en de wensen van de gebruiker hoog in het vaandel staan, vindt Van den Ban vanzelfsprekend. Maar met beide moet wel op intelligente wijze worden omgegaan. ‘Mensen hebben vaak een beeld van kunst dat niet helemaal klopt. Neem de Waterpoli-tie. Die zei desgevraagd niks met kunst te hebben. Maar dan maakt de Belgische kunstenaar Patrick Van Caeckenbergh met humor en mooi handwerk een wapen, waarin de

politie als bewaker van het water wordt voorgesteld, een verantwoor-delijke, vaderlijke taak. En hij maakt een bijzondere opstelling voor de waardevolle spullen die de Water-politie in zijn voormalige onder-komen heeft verzameld. Op zo’n moment verandert argwaan in trots.’

Niet alleen de Waterpolitie, ook Willem Bijleveld, directeur van het groots verbouwde Scheepvaart-museum, twijfelde aanvankelijk aan de waarde van een kunstopdracht. Nu is hij heel blij met Nathan Coleys minimalistische baksteensculptuur, zei hij op een aan het boek ‘In Opdracht’ gewijd symposium. Dat werk maakt mede door de manier

waarop het tot stand kwam, door de reis van de bakstenen langs Suriname en Indonesië, niet alleen de geschiedenis van het gebouw zichtbaar en bespreekbaar – ooit vertrokken hier de schepen naar de koloniën – het plaatst het Scheep-vaartmuseum ook in internationaal perspectief.

Hoe heeft, met het voordeel van de terugblik, zestig jaar percentage-regeling het Nederlandse kunstland-schap beïnvloed? De opdrachtkunst heeft de loop van de kunstgeschiede-nis niet wezenlijk veranderd, denkt Van den Ban, ook omdat de eerste decennia een strikte scheiding bestond tussen kunstenaars die in

ÒJill Magid – I Can Burn Your Face,

Article 12, Notebook 2 Collegeblok – AIVD, Zoetermeer, 2005.

Fotograaf: ©Jill Magid

ØMarlene Dumas, The benefit of the Doubt

– Wandtapijten – Paleis van Justitie, ’s Hertogenbosch, 1998.

Fotograaf: Thea van den Heuvel/DAPh

Page 27: SMAAK 54: kunst

2727

een maatschappelijke context wilden werken en zogenaamde ‘atelier-kunstenaars’. Maar de percentage-regeling geeft wel een goed beeld op de breedte van de kunst in Nederland. ‘Doordat wij geen commercieel beleid hebben en ook onderschatte kunstenaars naar boven halen, kunnen we het door de media en de galeries geschapen beeld enigszins corrigeren.’

Niet alleen voor de kunst, de staat, de gebouwen en de werknemers, ook voor de Nederlandse bevolking is de percentageregeling van onmis-kenbaar belang, vindt Van den Ban. ‘Alleen al omdat het een irrationeel element is in een overrationele

wereld. Vergeet niet dat veel mensen een relatie hebben met kunst. Dat blijkt vaak pas als je een kunstwerk afbreekt en een storm van protest oplaait.’

Een aantal keer heeft de percentage-regeling in zijn bestaan met tegen-wind te maken gehad. Zo werd in de crisisjaren tachtig van de vorige eeuw de bouw stilgelegd, waardoor tijdelijk geen kunstopdrachten verstrekt konden worden. En in 2006 riep de LPF, de partij van Pim Fortuyn, op om de percentageregeling af te schaffen. Beide hindernissen zijn moeiteloos genomen. Eigenlijk zijn er juist opmerkelijk weinig onderbrekingen geweest, vindt Van den Ban. ‘Na de

jaren tachtig nam de bouw in de jaren negentig explosief toe, waardoor we veel opdrachten konden verstrekken. En de oproep van de LPF is door maar liefst twee ministers in de Tweede Kamer met verve afgewimpeld, door op het belang van de regeling te wijzen.’

Wat niet verhindert dat de percenta-geregeling voor nieuwe uitdagingen staat. Net als in de jaren tachtig, worden momenteel weinig nieuwe gebouwen in uitvoering genomen, waardoor het aantal opdrachtkunst-projecten zal teruglopen. Daarnaast verschuift de aandacht naar herbe-stemming en sloop. ‘Onze collectie-manager krijgt het druk’, zegt Van

den Ban daarover. Maar herbestem-ming hoeft niet altijd tot problemen te leiden. Soms wordt een gebouw verkocht dat is voorzien van een goed functionerend kunstwerk. Dan ligt de verantwoordelijkheid om daar netjes mee om te gaan bij de nieuwe eigenaar. Problemen ontstaan pas wanneer een kunstwerk herbestem-ming of verbouwing in de weg staat, letterlijk of omdat het te specifiek is verbonden met een organisatie of plek. ‘Dan proberen we net als bij sloop tot opslag of herplaatsing over te gaan.’ Dat lukt een enkele keer, zoals bij de prachtige Boom der Wijzen (1982) van Jan de Baat, die ook buiten de Raad van State als symbool van vrijheid fungeert en binnenkort verhuist naar het beeldenpark bij de belastingdienst in Apeldoorn. Ook de financiën kunnen opbreken. Herplaatsing kost namelijk evenveel geld en moeite als het uitschrijven van een nieuwe kunstop-dracht.

Hoewel ideële argumenten tegen-woordig niet meer volstaan en het belang van de percentageregeling steeds vaker met economische argumenten geschraagd moet worden waarbij de kunst bijdraagt aan werkplezier en dus aan producti-viteit, ziet Van den Ban de toekomst met vertrouwen tegemoet. Ter gelegenheid van het zestigjarig jubileum heeft de rijksoverheid bij monde van Rijksbouwmeester Frits van Dongen te kennen gegeven sterk te hechten aan continuering van de percentageregeling.

ÑWillem van der Sluis, Sportdome, Zaandam, 2008. Fotograaf: Josje Dekens

Page 28: SMAAK 54: kunst

onde

rwer

p

Elke moderne techniek vloekt bij een monument

Herengracht 380 in Amsterdam werd ooit gebouwd als woonhuis, maar functioneert al jaren als kantoor van het NIOD, het Nederlands instituut voor oorlogs-, holocaust- en geno-cidestudies. Rob van Beek, senior architect bij de afdeling Monumenten van de Rijksgebouwendienst, schrok behoorlijk toen hij er in 2007 over de vloer kwam. ‘Hangt er een antieke kroonluchter met enorme spaarlam-pen erin. Zulke knóllen.’ Hij snapt wel hoe zoiets tot stand komt: ‘Je werkt daar, vindt het te donker. Dan is de oplossing al snel: draai er maar lampen van 75 watt in, in plaats van 25. Als die vervolgens steeds kapot gaan, is de stap naar een spaarlamp snel gemaakt.’ Hij vergelijkt het met het plaatsen van een Ferrari-motor in de gouden koets: ‘Die vliegt uit de bocht, daar komen ongelukken van. Dat doe je niet. Maar bij verlichting wordt het wél gedaan.’

Van Beek schreef vorig jaar (samen met Wout van Bommel en Henk van der Geest) ‘Elektrisch licht in historische interieurs’, een publicatie

Hoe past een 21e-eeuws luchtbehandeling-systeem in een middeleeuws kasteel en kan dat eigenlijk wel, wat betekent het verbod op de gloeilamp voor de verlichting van een paleis? Moderne techniek en monumenten staan vaak op gespannen voet met elkaar.

Drie medewerkers van de afdeling Monumen-ten van de Rijksgebouwendienst vertellen.

2828te

chni

eken

kuns

t

Spaarlamp of led kunnen funest zijn voor kleur in interieur

mon

umen

ten

Page 29: SMAAK 54: kunst

waarin voor het eerst uitgebreid wordt stilgestaan bij de problemen die er in het gebruik van monumen-ten ontstaan door het verbod op de verkoop van gloeilampen. Nieuwe lichttechnieken bieden (nog) geen goed alternatief voor de kleurweer-gave van de gloeilamp, constateren de auteurs. De ontwikkelingen gaan

weliswaar snel, ziet Van Beek ‘maar je kunt een vierkantje niet tot een rondje kneden. Bij leds houd je gaten in het spectrum. In historische ruimtes zit vaak veel rood en bruin. Juist daarin is led slecht. Het wordt allemaal fletser en vlakker, minder sprankelend.’ De auteurs pleiten ervoor om uitzonderingen mogelijk

te maken: ‘Bij Paleis Noordeinde of de Ridderzaal merken we dat het met synthetisch licht niet lukt om dezelfde kwaliteit te halen als met gloeilampen.’

zonder draadjes

Wie monumenten wil behouden en gebruiken, krijgt met moderne

technieken te maken die vaak op gespannen voet staan met de uit-straling van zo’n historisch gebouw. Rob van Beek: ‘Veel van onze histo-rische gebouwen zijn zonder draad-jes gebouwd. Geen licht, geen ver-warming, laat staan ICT of beveiliging. Een open haard, dat was het. Tot 100 jaar geleden leefden we praktisch in het donker, maar we zijn nu wat anders gewend. En we hebben te maken met arbo-eisen. Je wilt geen leegstaande monumenten. Als je een gebouw wilt verhuren, zul je aanpas-singen moeten doen voor een gebruiker.’ Er is in het verleden veel misgegaan, Van Beek heeft heel wat ‘narigheid’ gezien in zijn carrière, zegt hij. Variërend van elektrabuizen die dwars door het profiel van een stucplafond lopen tot enorme gaten in de gevel voor een gevelkachel en lelijke systeemplafonds in verband met de akoestiek. ‘Het is vaak een opeenstapeling van kleine ongeluk-kigheden. Eerst moet er een stop-contact bij, dan data-aansluitingen en vervolgens loopt er een buisje over het plafond scheef naar het 292929

andere smaken

TEKST: anka van voorTHuijsen

FOTOGRAFIE: wim ruigrok

Luchter in het NIOD-gebouw wordt voorzien van spaarlampen.

Page 30: SMAAK 54: kunst

30

lichtpunt toe. Het is een sluipend proces waarbij welwillende gebouw-beheerders de gebruikers tevreden wilden stellen waardoor zo’n gebouw langzaam is afgegleden.’Inmiddels is het besef breed door-gedrongen dat voorzichtigheid geboden is waar het onvervangbare bouwkundige elementen betreft, zegt Jan Kamphuis, senior raadge-vend ingenieur bij de Rijksgebou-wendienst. Bouwhistorische verkenningen zijn een goed middel om eventuele aanpassingen zo verantwoord mogelijk te doen. ‘Goed in kaart brengen: wat kan ergens achter zitten, waar kun je iets doen, waar moet je extra opletten, overleggen of nog advies vragen.’

reversibel

Over het algemeen geldt dat een ingreep ‘reversibel’ moet zijn. Er kunnen mettertijd altijd nieuwe en betere oplossingen komen voor een probleem. ‘Bij de aanpak van het gebouw voor de Raad voor de Rechtspraak aan de Kneuterdijk wilden we zo min mogelijk aan de bijzondere betimmeringen komen. Daar is dus gekozen voor een soort gondels die in de ruimte hangen, waarin bijvoorbeeld de lichtarma-turen en de luchtbehandeling zijn verwerkt.’ Problemen komen soms ook pas jaren later aan het licht, dat was bijvoorbeeld bij het gebruik van cementmortel het geval, zegt Kamphuis. ‘We hebben gezien dat er daardoor op den duur schade kan ontstaan bij monumentaal metsel-werk, en het soms beter is om kalkmortels te gebruiken.’

Historisch gezien heeft elke nieuwe ontwikkeling problemen opgeleverd voor de aanpassing van monumen-ten, zegt Van Beek: ‘De komst van elektriciteit, de centrale verwarming,

luchtbehandeling. Maar het is niet alleen nieuwe techniek, het zijn natuurlijk ook de eisen van gebrui-kers, of de politiek.’ In de catacom-ben van Valkenburg zát natuurlijk geen elektrisch licht. En 50 jaar geleden vroeg niemand om kogel-werend glas bij een rechtbank. Nu moet dat veiligheidsglas gecombi-neerd worden met de aanwezigheid van historische sponningen en detectiepoortjes met een monumen-tale hal.‘Daar wordt zo’n monument niet mooier van.’

koepelgevangenis

Ook een relatief recente eis: brand-compartimentering. ‘Maar hoe pak je dat aan in een koepelgevangenis? Als je het niet doet staat het gebouw vervolgens leeg. Dat wil je ook niet.’ Aan de andere kant kunnen nieuwe technieken ook weer fraaie oplos-singen bieden, zegt Van Beek: ‘De beveiliging van Jachtslot Sint Hubertus op de Hoge Veluwe kan draadloos. Hoef je dus niet in de geglazuurde bakstenen van Berlage te frezen.’

Die Ferrari-motor móet in de gouden koets, zegt Jan Kamphuis, daar is geen ontkomen aan. ‘De vraag is: hoe doe je dat, als je een gebouw authentiek en de historie leesbaar wilt houden. Je wilt de beleving, de uitstraling en het karakter behouden, maar ook het gebouw aanpassen aan deze tijd.’ Neem het Muiderslot, zegt hij. Sinds mensenheugenis een toeristische trekpleister: ‘Maar van de dertig kamers werden er altijd maar zeven aan het publiek getoond.’ Logisch dat een exploitant dat op een gegeven moment wil verande-ren. Na een ingrijpende restauratie lukte dat: bijna alle ruimtes zijn nu toegankelijk, op twee of drie na.

naTTe jassen

Maar hoe zorg je dat monument en interieur daar niet onder lijden? Deels door de logistiek slim aan te passen: ‘Veel bezoekers komen niet voor het 17e-eeuwse museum in het slot, maar voor het middeleeuwse kasteel. Die hoeven die kwetsbare kamers helemaal niet ín.’ Maar toch: veel bezoek betekent veel natte

jassen, luchtbehandeling, goede horeca enzovoorts. Herschikking van de ruimtes was noodzakelijk. De vroegere cv-ruimte is nu de winkel, de kelder werd ‘taveerne’. De nuts-voorzieningen, klimaatinstallatie: alles werd vervangen, verplaatst en succesvol ‘verstopt’. Jan Kamphuis: ‘De cv-ketel staat nu bijvoorbeeld in een kelder onder een kassagebouw-tje, 150 meter verderop.’

Aanpassen aan de moderne tijd betekent tot zijn spijt dat je niet altijd ‘state of the art’ kunt zijn, op bijvoorbeeld het gebied van duurzaamheid. ‘Geld is vaak een probleem. De terugverdientijd van bepaalde investeringen is soms wel 15 jaar en op de kantorenmarkt heb je huurcontracten van 5 jaar. Dat is soms jammer. Dan kies je qua duurzaamheid niet voor het beste.’

warmTepomp

Bij Slot Loevestein lukt dat wel, zegt Kamphuis’ collega, architect Marc van Roosmalen. Qua warmtebe-hoefte functioneren het slot en de

En toch moet er in de gouden koets een Ferrari-motor

onde

rwer

pte

chni

eken

kuns

tm

onum

ente

n

Page 31: SMAAK 54: kunst

31

bijgebouwen vrijwel autarkisch. De energie wordt op eigen terrein gegenereerd middels een warmte-pomp, die warmte haalt uit opge-pompt water dat wordt gebruikt om de slotgracht op niveau te houden. Er komt een ondergrondse warmte-koude-opslag: in de zomer wordt warmte opgeslagen, die in de winter wordt gebruikt. Eventueel bijstoken gebeurt met houtsnippers. Het slot en de bijgebouwen worden vaak commercieel verhuurd en beschik-ken binnenkort over een aangenaam binnenklimaat. Dat was voorheen wel anders, oftewel: ‘het tochtte als een gek’.

De dunne gemetselde muren van de bijgebouwen worden voorzien van een ‘netwerk’ van met vloeistof gevulde buisjes die voor een egale verwarming van de ruimtes zorgen. Die muurverwarming, die in de zomer juist koelt, zit verborgen achter een laag leemstuc. ‘Moderne techniek, maar je ziet er niks van.’ Allerlei bijgebouwen hebben een functie als bezoekers- of informatie-

centrum en er komt een profes-sionele keuken, maar waar laat je blaas- en afzuiginstallaties in die historische omgeving? Van Roos-malen: ‘Je wilt geen lelijke roosters zichtbaar in die muren of op daken plaatsen.’ Dat de gebouwen daken hebben die zijn gedekt met oud-Hollandse dakpannen, die schotel-vormig zijn en behoorlijk kieren, was jarenlang een nadeel voor het binnenklimaat in de gebouwen, maar dat blijkt nu op z’n Cruyffs ineens een voordeel te zijn. Van Roosmalen: ‘Doordat die dakvlakken zo kieren, kunnen we onder die pannen allerlei techniek verstoppen en de frisse lucht onzichtbaar aanzuigen. Dat hebben we in het Zuiderzeemuseum geprobeerd en het werkt perfect.’

Soms moet je als eigenaar de poot ook even stijf houden, vindt Jan Kamphuis. ‘Bij Huis Doorn móest er een tweede vluchtweg komen voor het publiek. Dat kon niet zonder een nieuwe trap die een stucplafond en fraaie lambriseringen zwaar zou

beschadigen. Toen hebben we een steigerconstructie aan de achterkant tegen het gebouw geplaatst. Kun je zo uit het raam stappen en naar buiten gaan. We hebben het hoog gespeeld. Het gaat er in feite om: hoe interpreteer je de regels. Naar de letter, of naar de geest van de wet? En is de oplossing veilig? Volgens ons wel.’

Ook bij Slot Loevestein is er de noodzaak van een veilige alterna-tieve vluchtweg. Nu ligt er, eigenlijk permanent, een drijvend ponton. ‘Sfeerbedervend’, vindt Marc van Roosmalen. ‘Je wilt dat zo’n middeleeuws kasteel vrij ligt in het water.’ Er kan natuurlijk een ‘fraai, slank bruggetje’ komen over de slotgracht. Maar eigenlijk is dat het net niet, vindt hij zelf. In zijn hoofd sluimert een plannetje, met een pad dat onzichtbaar, nét onder de waterspiegel ligt, en bij calamiteiten naar boven plopt, zegt Marc van Roosmalen. ‘Zoals zwembaden tegenwoordig een in hoogte verstelbare bodem hebben. Het is

nog maar een idee. Maar latent al aanwezig.’

Onzichtbare nieuwe techniek kan ook weer nieuwe dilemma’s met zich meebrengen, weet Jan Kamphuis. Nu het grafmonument van Willem van Oranje in de Nieuwe Kerk in Delft is gerestaureerd, blijkt het zwarte marmer aangetast te worden door urine van de vleermuizen, die in de kap huizen. ‘Je kunt natuurlijk een zeiltje boven het monument spannen. Dat wil, denk ik, niemand. Je kunt ze met moderne technieken, denk aan ultrasone geluidsgolven, verjagen. Maar vleermuizen zijn beschermde dieren, je mag hun habitat niet verstoren. Dat wordt dus nog even puzzelen.’

Ó Afstemming van elektrisch licht op beschilderde wanden.

Page 32: SMAAK 54: kunst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id

Begin december werd de belangrijke rijksprijs voor inspirerend opdrachtgeverschap toege-kend aan Het Funen, een woonwijk in een achteraf gelegen plek van Amsterdam. Stedenbouwkundig plan is van Frits van Dongen die – oh toeval – daarna Rijksbouw-meester zou worden.

32w

inna

r

kunst

TEKST: jaap HuismanFOTOGRAFIE:

Het is een curieuze samenloop van omstandigheden, stelt auteur Olof Koekebakker vast in de inleiding van het boek over de Gouden Piramide 2011. Frits van Dongen is nog maar amper Rijksbouwmeester of zijn project Het Funen in Amsterdam wordt uitgeroepen tot de winnaar van de editie 2011. Een paar maanden voordat hij tot Rijksbouwmeester werd benoemd, lichtte hij tegenover de voltallige jury Het Funen op het voormalige Van Gend & Loosterrein toe. Van de vijf genomineerde inzendingen zou het de overtuigende winnaar worden. De andere nomi-naties waren de herontwikkeling van Katendrecht in Rotterdam, het Maximapark in Utrecht, de eco-

zuivering van het Kristalbad tussen Hengelo en Enschede en de stads-wijk Poptahof in Delft. Het thema van de Gouden Piramide 2011 was gebiedsontwikkeling.

De Gouden Piramide beloont voorbeeldig opdrachtgeverschap, in het geval van Het Funen Heijmans Vastgoed. Van Dongen weet wat het is als een opdrachtgever staat voor zijn zaak, wat dan gunstige voor-beelden oplevert zoals een woning-bouwproject in Seoul waar hij bij betrokken was, maar ook Céramique in Maastricht waar de samenwerking tussen een architect en een opdrachtgever een schitterend resultaat heeft opgeleverd. Het kan

ook misgaan, zoals bij de aanloop-fase naar IJburg, zegt hij in het interview met Koekebakker. Daar fungeerde een trait d’union tussen de consortia en de architecten als ‘stoorzender’. Het gevolg is dat er over te veel schijven werd gesproken en overlegd. Het succes van gebieds-ontwikkeling staat of valt met een bevlogen opdrachtgever, zegt Van Dongen, iemand die passie, ver-bondenheid en consequentheid heeft met een bepaald project. Pas dan komt een proces tot een goed einde.

fleXibiliTeiT

Voor de editie 2011 van de Gouden Piramide werden 51 projecten ingezonden waarvan sommige al

Het Funen bekroond met Gouden Piramide 2011

arch

itec

tuur

sted

enbo

uw

Page 33: SMAAK 54: kunst

33dateerden uit eerdere jaren. Ze waren toen nog niet af. Gebiedsont-wikkeling is immers een proces van lange adem. De jury constateerde dat de crisis in de bouw een andere houding bij gemeenten en opdracht-gevers heeft aangewakkerd. Men kiest meer voor flexibiliteit en kleinschaligheid. Daarnaast neemt

herstructurering een belangrijk aandeel in in het aantal inzendingen. De achtkoppige jury was kritisch over de inzendingen, vond het moeilijk er tien geslaagde uit te pikken. Problematisch waren de presentaties en de onduidelijke rol van de opdrachtgever, was een conclusie. Bij de eindronde ging de

race om Katendrecht en Het Funen. Dat Katendrecht het aflegde, komt door de mindere ontwerpkwaliteit vergeleken met Het Funen.

Het Funen was, zo formuleerde de jury het, lange tijd een verloren driehoek tussen het spoor, de Czaar Peterbuurt en de Cruquiuskade.

Er stonden weggesleepte auto’s, het was ooit een rangeerterrein en gevuld met opslagloodsen. Het stedenbouwkundig plan is van Frits van Dongen, de inrichting van de openbare ruimte van Bram Breed-veld. Met name dat openbare park is een grote aanwinst voor de omlig-gende buurt. De jury was onder de indruk van de moed van Heijmans die in 2000 het stokje overnam van ontwikkelaar IBC om van dit achteraf hoekje in de stad een parel te maken. Het Funen bestaat uit twee langgerekte woonblokken (van Van Dongen zelf) en hidden secrets (losstaande villa’s) in het park erachter. Die zijn onder andere ontworpen door NL Architects, Dick van Gameren en Geurst & Schulze. De inrichting van de openbare ruimte is deels verhard, deels gras, dat van gevel tot gevel reikt.

Het succes van Het Funen komt door de goede samenwerking tussen gemeente en Heijmans Vastgoed maar ook met woningbouwvereni-ging De Key en Direct Wonen dat zich verplichtte woningen af te nemen. Zo werd de nieuwe wijk ook commercieel geslaagd.

De winnaar krijgt een bedrag van 50 duizend euro en een architectuur-plaquette. In 2012 staat de Gouden Piramide in het teken van architec-tuur. De prijsronde 2012 is bestemd voor opdrachtgevers van architec-tuurprojecten die in 2010 of 2011 zijn gerealiseerd. Dit kunnen bijvoor-beeld woonhuizen, scholen, bedrijfsgebouwen zijn, maar ook civieltechnische projecten als bruggen, sluizen of stations. Ook restauratie, verbouw- en herbestem-mingsprojecten kunnen worden ingezonden. Rijksbouwmeester Van Dongen leidt de jury, Koekebakker is voor het tweede achtereenvolgende jaar secretaris.

Ñ Beeld van de openbare ruimte met de urban villas in Het Funen.

Page 34: SMAAK 54: kunst

kuns

tar

chit

ectu

urbe

leid

34

Kunst voor gerechtsgebouw is een delicate zaak

Het plaatsen van kunst in gerechts-gebouwen is geen sinecure. Een organisatie die onafhankelijk en onbevooroordeeld recht wil spreken verdraagt in eigen huis geen olifant in een porseleinen kast. Justitie-gebouwen zijn imagogevoelige organisaties en tussen de muren waarbinnen wordt getracht op

zorgvuldige wijze recht te spreken, balanceren kunstwerken op een dun koord. De vraag hoe de beschouwer het werk zal interpreteren is cruciaal. De gebruiker wil geen (politieke) misverstanden, geen kunst die tot controverse kan leiden. Toch hoeft dit heikele gegeven in de praktijk niet per se te leiden tot een situatie waarin

op safe wordt gespeeld met niets-zeggende kunst als eindresultaat.

Zo vroegen de rechtbank Zwolle-Lelystad en het Atelier Rijksgebouwen-dienst aan Anne Wenzel om een kunstwerk voor het nieuwe entree-gebied van het gerechtsgebouw te maken. Een werk dat de rechtspraak

niet letterlijk verbeeldt maar dat eerder een artistieke vertaling is van het thema orde en chaos. Ofwel de rechtspraak gezien als het zoeken naar een balans tussen uitersten. Wenzel kwam met het ontwerp van een binnenfontein, een ruim acht meter hoog beeld van een vrouw-figuur omringd door drie vogels.

Het duurt nog even voordat de rechtbank Zwolle-Lelystad in haar nieuwe onderkomen trekt. Het huidige door Jo Kruger ontworpen gebouw wordt na renovatie aan door Rob Hootsmans ontworpen nieuwbouw gekoppeld en als Justitiegebouw voor meerdere organisaties in 2014 geopend. In dit nummer van smaak alvast een blik op de toekomst. Een preview van de kunst die in het nieuwe complex te zien zal zijn: een monumentale binnenfontein van Anne Wenzel in het nieuwe entreegebied en een door de rechtbank verspreide installatie van Albert van Westing.

Neutraliteit staat voorop bij werken voor rechtbank Zwolle

kunst

TEKST: Xandra de jongHFOTOGRAFIE: anne wenzel en alberT van wesTing

Impressie van de toekomstige fontein van Anne Wenzel voor de rechtbank

Zwolle Ø

Page 35: SMAAK 54: kunst

Met de voorkeur voor Wenzel maakte de rechtbank een interessante keuze. De van oorsprong Duitse kunstenares maakt sinds een aantal jaren furore in de kunstwereld met haar monu-mentale keramische sculpturen en installaties die bol staan van de geconstrueerde chaos. Haar desolate landschappen met zwartgeblakerde

staketsels verwijzen naar de vernietigende werking van zowel de mens als de natuur. De gitzwarte, druipsteen installaties van verstilde destructie bezitten een verwarrende en manipulatieve schoonheid.Het werk van Wenzel confronteert de kijker met het dubbelzinnige gegeven dat hij zich sterk voelt

aangetrokken door iets dat hem tegelijkertijd afstoot en beangstigt. Dit wordt versterkt door de barokke uitstraling van het werk – én het ouderwetse medium klei – waarover een onmiskenbare gloed van de Duitse Romantiek ligt, zoals de sublieme natuur in de schilderijen van Casper David Friedrich.

minder zware uiTsTraling

De rechtbank wilde graag een werk van Wenzel maar wel met een minder zware uitstraling dan haar autonome werken. De vraag aan haar was een letterlijk en figuurlijk lichte sculptuur die in de context van het gebouw een vrijere interpretatie zou bieden. Wenzel experimenteerde reeds met witte keramiek in haar atelier en het verzoek van de recht-bank bood haar een interessant vervolg in dit proces.

De monumentale keramische sculptuur die zij vervolgens ontwierp heeft weliswaar de associatie met de Duitse Romantiek, maar toont minder melancholisch dan haar eerdere werk. Het enorme beeld is letterlijk lichter door de wit geglazuurde keramiek en laat zich niet eenduidig interpreteren. De vrouw oogt enerzijds kwetsbaar, tegelijk staat ze bovenop de grillige rots stoer en vol vertrouwen. Dezelfde tegenstelling is te vinden bij de vogels. Een vogel rijst op uit het water, de andere twee cirkelen om de vrouw heen. Uit hun immense, gespreide vleugels gaat zowel een dreigende als bescher-mende werking uit.‘Niets staat vast’, zo communiceert het beeld volgens Wenzel. De werke-lijkheid kent meerdere facetten. ‘Ieder moment van de dag, iedere bezoeker, iedereen die bij de recht-bank werkt, de aangeklaagde en de aanklager – iedereen gaat naar de rechtbank met een groot spectrum aan emoties. Maar niet alleen dat, deze emoties kunnen in de loop van de dag ook nog verkeren. Mensen die bijvoorbeeld zenuwachtig binnenkomen voor een rechtszaak en later opgelucht, teleurgesteld of boos zijn.’ Wenzel wil dat iedereen op ieder moment van de dag zich in de sculptuur kan spiegelen.

Het feit dat het werk niet eenduidig is te interpreteren, is van groot belang voor de rechtbank. Het beeld kan de associatie van een bescherm-engel oproepen, maar ook degene die de figuur als Vrouwe Justitia interpreteert is daar vrij in. Wat voor de rechtbank telt is dat expliciete

35

Page 36: SMAAK 54: kunst

36

verwijzingen, zoals de karakteristieke attributen als weegschaal en blind-doek, als zodanig niet in het werk aanwezig zijn. Hetzelfde geldt in zekere zin voor de klapwiekende vogels. Behalve de inhoudelijke associatie van (ontembare en tem-bare) vrijheid die ze oproepen, zijn ze in hun uitstraling als soort anoniem. Voor de rechtbank was het belangrijk dat de vogels geen arenden of ade-laars zouden zijn. Symbolen voor staatsmacht waarmee de rechtbank als onafhankelijk orgaan pertinent niet geassocieerd wil worden.

waTerbassin

Het werk van Wenzel komt te staan in een glazen atrium dat als scharnier-punt tussen de nieuwbouw en het bestaande gebouw fungeert en het nieuwe entreegebied wordt van het complex. Het beeld wordt geplaatst in een waterbassin, vanaf zes meter zal het omhoog gepompte water langs de grillige rotspartij naar beneden stromen. Het organische verloop van het water doorkruist het statige karakter van een rechtbank, maar het langs het beeld stromende water doorkruist ook het monumen-tale karakter van de sculptuur zelf. Wenzel reflecteert hiermee op het gegeven van het zakelijk functione-ren van een rechtbank versus de (hoge) emoties die in een dergelijk gebouw omgaan. In die zin vormt het werk ook op inhoudelijk wijze een scharnierpunt.

kuns

tar

chit

ectu

urbe

leid

Albert van Westing is uitgegaan van de landschappen in verschillende windrichtingen bij zijn fotowerk.

Page 37: SMAAK 54: kunst

37

posiTie verdacHTe

Ook het ontwerp van Albert van Westing is gebaseerd op het gegeven dat de werkelijkheid vele facetten kent. In het bijzonder is zijn instal-latie gerelateerd aan de rol van de verdachte binnen de rechtsgang. De verdachte heeft als enige het meest complete beeld van zijn of haar werkelijkheid. Alle andere betrok-kenen binnen de rechtbank beschik-ken slechts over details daarvan. Hun beeld is dat van een gefragmen-teerde werkelijkheid.

De context van de kunstopdracht lag voor de rechtbank aanvankelijk breder dan alleen de positie van de verdachte. Van Westing werd gevraagd of hij ook wilde ingaan op de discussie waarin de rechtspraak verzeild was geraakt. Ingaan op issues als wel of geen juryrechtspraak, de betrouw-baarheid van het systeem, of het tijd is voor verandering. Van Westing zag daar weinig heil in, niet dat het geen interessante vragen waren, maar omdat hij uitspraken moest gaan doen op een terrein waarop hij als beeldend kunstenaar niet deskundig is. ‘Dat zou borrelpraat opleveren’ , stelt Van Westing, en daar had hij geen zin in. De in de opdracht voor-gestelde reflectie op positie van de verdachte, binnen de fysieke rechts-gang, bood hem genoeg perspectief voor een grote installatie.

De kunstopdracht concentreert zich in feite op het minst toegankelijke deel van de rechtbank: het op de begane grond gelegen cellenblok in de nieuwbouw. In de 24 cellen wachten de verdachten het moment af dat ze naar de rechtszaal worden gebracht en voor de rechter ver-schijnen. Waar elders in het gebouw overal een uitzicht naar buiten aanwezig is, ontbreekt dit om voor de hand liggende redenen in de celruimten.

gefragmenTeerde werkelijkHeid

Albert van Westing combineerde het gegeven van de gefragmenteerde werkelijkheid met het ontbreken van uitzicht in de cellen tot een concept van denkbeeldige ramen. In de cellen worden geïntegreerd in de betonnen

muren landschappen in panorama formaat aangebracht. De 90 cm hoge fotowerken vullen in de breedte de muur waartegen de verdachte op een eveneens in de muur geïntegreerde betonnen bank kan zitten.

De landschappen in de werken zijn geënt op de verschillende windrich-tingen waarop de cellen liggen. Zo zijn in de op het westen georiën-teerde cellen strandzichten te zien. Wandelende mensen op het strand, een containerschip aan de horizon, of een compositie van blauwe tonnen op het zand. De landschap-pen in de op het noorden gelegen cellen zijn gemaakt op de lijn Holwerd-Usquert (bekend van het raadhuis van Berlage) en tonen open weilanden, de op de oostelijke windrichting georiënteerde land-schappen zijn meer bebost. In de twee cellen op het zuiden hangen rivierlandschappen van de Maas.

In alle 24 landschappen van Van Westing is de mens of menselijke activiteit aanwezig. Details van de landschappen in de cellen bevinden zich op diverse andere plaatsen in het gerechtsbouw. Deze details ogen als zelfstandige werken, maar los-geweekt uit hun originele context staan ze symbool voor het incom-plete verhaal waarop de verschillende betrokken partijen zich in een recht-bank beroepen. ‘Als een herinnering, dat het details zijn die zich in het dossier bevinden, en men het moet doen met een reconstructie op basis van die details, hoe zorgvuldig ook’, aldus Van Westing.

proefopsTelling

Voor de juiste afstemming op de architecturale ruimte van het gebouw en de mensen die er werkzaam zijn maakte de kunstenaar tijdelijke opstellingen van zijn werk in de rechtbank. Om tot de beste keuze te komen, plaatste Van Westing in een proefopstelling twee versies in twee enquêtekamers naast elkaar. Het ene werk in een grofmazige weergave, het andere in een fijnmazige weergave. De optische werking van het grofmazige 2,5 bij 4 meter grote

werk, een sterk uitvergrote ‘kano-vaarder’, opgehangen in een van de zittingszalen bleek te onrustig voor de gebruikers van de ruimte. Gekozen werd dus voor de fijnma-zige structuur, zoals die te vinden zal zijn in het behang op de muren in de 15 enquêtekamers gelegen in de oudbouw.

Enkele kranten brachten afgelopen zomer het nieuws dat een ‘psyche-delisch’ kunstwerk uit de rechtbank was verwijderd omdat rechters er hoofdpijn van kregen. Dat het om een tijdelijke proefopstelling ging van een installatie die überhaupt nog moest worden opgeleverd werd niet vermeld. De berichtgeving stond haaks op het feit dat de grafische werking van de installatie bij de oplevering in feite volledig zal zijn afgestemd op de eigenschappen en het gebruik van de ruimte. Zo is het behang van 2,60 bij 4 meter – weder-om met een detail van een van de werken uit het cellenblok – op de muur van een kantoorgang in de nieuwbouw grofmaziger dan in de eerder genoemde enquêtekamers. Hetzelfde geldt voor het stippel-patroon van de gekleurde halftrans-parante folie op de glaswand in diezelfde kantoorgang en de sjablonen in grijstinten op de drie glaswanden in de zeven meter hoge omgang die leidt naar de zittingszalen. De vierde glaswand van dit enorme portaal in de nieuwbouw biedt overigens uitzicht op de monumentale fontein van Anne Wenzel.

beeldmanipulaTie

Fotografie mag dan het medium zijn waarmee Van Westing werkt, de snelheid waarmee de digitale camera klikt staat haaks op het trage procedé dat het beeld vervolgens in zijn handen doorloopt. Een foto-opname is voor hem geen afgerond, compleet beeld maar slechts een eerste schets, het begin van een uiterst geconcentreerd experiment. Een langdurige beeldmanipulatie van onder meer doorreproduceren, uitvergrotingen en bewerkingen met uiteenlopende inkten, die maanden, soms meer dan een jaar in beslag neemt.

Het element van concentratie speelt ook een belangrijke rol in het werk zelf. In de monumentale fotowerken en video’s geven mensen zich over aan een bepaalde handeling. Het zijn vaak alledaagse handelingen zoals lezen, slapen, wandelen, zwemmen waarbij voor Van Westing de aandacht waarmee ze worden verricht centraal staat. Naast hun alledaagsheid bezitten de handelingen ook een zekere tijdloosheid, iets dat de focus waarmee ze verricht worden extra versterkt.

In Van Westings geabstraheerde beelden draait alles om concentratie, ook die van de kijker zelf, die letterlijk zijn focus moet vinden. Eenmaal gewend aan de optische werking biedt het geïsoleerde beeld weinig houvast. Losgeweekt uit elke context brengen de afgebeelde handelingen in hun alledaagsheid de kijker in zekere zin uiteindelijk terug bij zichzelf.

biTTerzoeTe verpozing

Hetzelfde kan gezegd worden over de verdachten die in de cellen hun rechtszaak afwachten. In de context van de architecturale ruimte bieden de landschappen van Van Westing een verpozing, een denkbeeldig uitzicht ver weg van wat zich afspeelt in het gebouw. Tegelijkertijd is het een bitterzoete verpozing. In afwachting van een mogelijke veroordeling herinneren de wijde vergezichten de verdachte aan wat hij wellicht voor lange tijd zal moeten missen. De ruimte, de rust en de concentratie voor handelingen waar we in vrijheid weinig bij stil staan maar die in gevangenschap plots een luxe blijken te zijn.

Page 38: SMAAK 54: kunst

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id38

onde

rwer

pst

eden

bouw

mon

umen

ten

kuns

tar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

38

39 | Een leven na de RGD: Jeroen Geurst

42 | Frits van Dongen, Rijksbouwmeester

46 | Provinciaal archief Drenthe50 | Maincontracting52 | Koninklijk Paleis

op de Dam

55 | Raad voor de Kinder- bescherming Almelo

57 | Paleis van Justitie Amsterdam

58 | Verkoop gevangenis- complex Noordsingel

62 | Groeten uit Veenhuizen, slot

anderesmaken

sted

enbo

uwm

onu

men

ten

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

idku

nst

55 46

50 58

Page 39: SMAAK 54: kunst

39

Robuust en duurzaam

een leven na de rgddeel 5 – jeroen geurts

TEKST: sander gripFOTOGRAFIE: eran oppenHeimer

Jonge, veelbelovende architecten die in de eerste fase van hun carrière aan de slag gingen bij de Rijksgebouwendienst. Inmiddels zijn zij uitgevlogen. Waar kwamen zij terecht en hoe heeft hun beroepservaring bij de rijksoverheid hen gevormd? Deel 5: Jeroen Geurst.

Aanstormend talent was hij niet meer te noemen. Toen Jeroen Geurst in 1996 in dienst kwam bij de Rijksgebouwendienst runde hij een succesvol architec-tenbureau. Hij kwam dan ook niet om een opstapje voor zijn ontluikende carrière te krijgen. Geurst’ aan-treden diende een ander doel: de ontwerpdirectie van de overheidsdienst opschudden. Jong bloed binnen-halen, de resultaten zichtbaar maken, effectiever werken. Hij deed het drie jaar met verve. Profiteerde de Rijksgebouwendienst van zijn aanwezigheid? Geurst verbreedde zijn vakkennis en kon zo zijn eigen werkterrein uitbreiden. Een klassieke win-winsituatie.

Jeroen Geurst leidt sinds 1984 samen met Rens Schulze een architecten-bureau. Hij timmert dus al enige tijd aan de weg als Rijksbouwmeester Wytze Patijn hem in de zomer van 1996 vraagt of hij twee dagen in de week bij de Rijksgebouwendienst in dienst wil treden. Hij moet het architectenbureau van de dienst, de Directie Ontwerp & Techniek, moderniseren. Het is een functie die de voorganger van Patijn, Kees Rijnboutt, in het leven geroepen heeft, omdat hem was opgevallen dat de directie niet voldoende meebe-woog met de ontwikkelingen in de markt. Geurst gaat op het aanbod in en volgt Kees Christiaanse op die vanaf 1993 al heel wat vernieuwin-

gen doorgevoerd had bij de directie.‘Die directie was een bijzondere club’, herinnert Geurst zich. ‘Hier werkte je voor het leven en je kreeg de prachtigste opdrachten in je schoot geworpen. Ook konden de mede-werkers meedenken in de onder-zoeksfase van een opdracht. Waar je als onafhankelijk bureau pas de vraag krijgt te ontwerpen als alles al uitge-dacht is, konden de architecten onder-zoeken of het door de klant aange-dragen probleem wel met een nieuw gebouw opgelost moest worden of dat er andere mogelijkheden waren.’Het is volgens Geurst een luxepositie met een keerzijde. En precies die keerzijde is de reden dat Rijnboutt een extern architect binnenhaalde

Jeroen Geurst voor het door hem ontworpen kantoor in Scheveningen (ook op pagina 36 en 37).

Page 40: SMAAK 54: kunst

40

om de directie op te schudden. ‘Medewerkers zijn volledig gericht op de interne (overheids)markt en kennen geen concurrentie. Niet een situatie om je op het scherpst van de snede te houden.’

gedwongen winkelnering

Geurst krijgt de artistieke leiding over de directie. Een ambtelijke organisatie die probeert een architec-tenbureau te zijn, zo typeert hij de directie bij binnenkomst. ‘Maar een bureau was het zeker niet. Daar heb je de architect-directeur die de opdrachten binnenhaalt en deze verdeelt over projectarchitecten en medewerkers. Daar is actieve acquisitie voor nodig en dat neemt een heel groot deel van je tijd in beslag. Bij de Rijksgebouwendienst kwamen de opdrachten vanzelf naar je toe. Of je vroeg erom.’In die tijd is het nog de Rijksbouw-meester die de opdrachten verdeelt. Er is een grote stroom opdrachten. Geurst: ‘De Rijksbouwmeester kon zijn stempel op het architectuur-beleid van ons land drukken door

toonaangevende architecten en bureaus of opkomende talenten voor die opdrachten te selecteren.’ Maar een deel van het werk moet de eigen directie doen. Een vorm van gedwongen winkelnering waar een idee achter zit: ‘Het waren altijd opdrachten met een speciaal karakter. Vertrouwelijk als het ontwerp van een nieuw type gevangenis of opdrachten waarvoor nieuw onder-zoek gedaan moest worden. Zo is de nieuwbouw voor het Nederlands Forensisch Instituut eerst intern onderzocht op de vraag aan welke voorwaarden een laboratorium eigenlijk moet voldoen, voordat het ontwerp extern op de markt aanbe-steed werd. Dergelijke klussen gingen naar de eigen directie.’ En als er niet genoeg te doen is, kan Geurst bij de Rijksbouwmeester aankloppen om extra werk.

Naast deze, negatief gezegd, werk-verschaffing richt Geurst zich op nieuwe initiatieven op het gebied van onderzoek. Zo zijn uitgebreide studies naar andere kantoortypolo-

gieën of bouwen volgens duurzame principes in zijn tijd opgestart. Hij haalt enkele jonge talenten binnen, zoals Rob Hootsmans (winnaar Prix de Rome) en Emiel Lamers (winnaar Archiprix). Ook brengt hij de sfeer en werkhouding van een bureau binnen. ‘Hier had men de neiging de kamer-deur dicht te trekken en zich alleen op de eigen taken te richten. Ik heb geprobeerd dat open te breken door regelmatig met elkaar aan tafel te gaan zitten en te praten over het vak. Op een architectenbureau is dat gewoon, daar doe je dat continu.’

Ter apel

Ontwerpen doet hij niet voor de Rijksgebouwendienst in de tijd dat hij er werkt. Sowieso heeft hij in zijn hele carrière nog maar één keer voor deze dienst ontworpen. Geurst is zijn carrière begonnen als woningbouw-architect. Zijn drie jaar bij de Rijks-gebouwendienst geven hem de kans zijn werkterrein te verbreden. Zo leert hij hier wat het is om een grote utiliteitsopdracht te krijgen en tot een goed einde te brengen. ‘De

vereisten voor kantoren, duurzaam bouwen en demontabel bouwen; mijn kennis hierover komt voort uit onderzoek dat ik geïnitieerd heb bij de Rijksgebouwendienst.’

Direct na zijn vertrek kan hij die nieuwe kennis toepassen als hem gevraagd wordt het nieuwe aanmeldcentrum in Ter Apel te ontwerpen. In dit gebouw vinden de eerste gesprekken plaats tussen asielzoekers en medewerkers van de Immigratie en Naturalisatiedienst. Het kent twee aparte delen: een vierkant gebouw met vier patio’s waar asielzoekers enkele dagen verblijven en een kantoor waar het management zit en de gesprekken plaatsvinden. ‘Het moest aan de buitenkant een introvert gebouw worden. Rustige materialen, niet al te opvallend. Binnen heb ik een sterk contrast met die buitenzijde gemaakt door openheid en licht centraal te stellen en zo het verblijf hier zo aangenaam mogelijk te maken.’Hij is nog altijd tevreden over deze opdracht. ‘Het is een mooi, degelijk gebouw geworden dat functioneert zoals het bedoeld is en waar mensen ontspannen kunnen verblijven. Ook kreeg het lovende kritieken, zowel bij de Rijksgebouwendienst en de klant als in de pers.’ Hij vindt het dan ook een tikkeltje bizar dat het ontwerp geen vervolg gekregen heeft. Een uitvloeisel van de werkwijze van de Rijksgebouwendienst. ‘Vlak nadat Ter Apel opgeleverd was, bleek er behoefte te zijn aan nog een aanmeldcentrum. Je zou verwachten dat je een ontwerp kiest dat zich bewezen heeft. Tenminste, op de particuliere markt werkt dat wel zo. Maar niet bij de overheid. Daar wordt elke opdracht gezien als unieke vraag en dus ook zo behan-deld. Alsof je er bewust voor kiest

Page 41: SMAAK 54: kunst

41het wiel steeds opnieuw uit te vinden. Dat leidt er wel toe dat je soms als een wat logge organisatie bestempeld wordt.’

robuusT en onderzoekend

Een tweede aanmeldcentrum kwam er niet, maar kantoren en andere publieke gebouwen als scholen,

klinieken, kerken en sportfaciliteiten volgden wel. En natuurlijk woning-bouw; het bekendst zijn waarschijn-lijk de gated community Le Medi in Rotterdam, waarmee hij in 2009 de Bouwkwaliteitsprijs in de wacht sleepte, en Het Funen in Amsterdam, dat genomineerd werd voor de Amsterdamse Nieuwbouwprijs 2009

en dat onderdeel is van de gebieds-ontwikkeling waarmee de project-ontwikkelaar in 2011 de felbegeerde Gouden Piramide won.Hij heeft daarnaast een keur aan projecten waar hij trots op is. Niet in de minste plaats het kantoor waarin zijn eigen bureau gehuisvest is. Het zijn twee bouwblokken van vier

lagen op een brede parkeergarage. Het ligt op de punt van de Tweede Haven in Scheveningen. Vanuit de manshoge ramen zijn de spitse masten van pleziervaartuigen tegen een felblauwe hemel zichtbaar. Het pand is in zijn ogen een typisch ont-werp voor zijn bureau: ‘Een robuust kantoor van baksteen dat duurzaam is. Duurzaam in de zin van functio-neel lang houdbaar en tijdloos. Nou staat dit vlakbij de zee, dus kun je niet anders. Met lullige materialen is dit pand in enkele jaren vergaan.’De externe degelijkheid kent intern een tegenhanger in de grote flexibiliteit van de inrichting. ‘Je kunt het naar believen per verdieping totaal anders indelen. En tot slot er is een goede relatie met de omgeving. Als je hier binnen staat, kun je de omgeving letterlijk tot je nemen. Zo ontwerp ik het liefst.’

Geurst heeft anno 2012 een breed inzetbaar bureau dat staat voor gedegen architectuur met maat-schappelijk gerelateerde opdrachten. ‘Onze ontwerpen staan in een omgeving en ze moeten passen op die plek. Een gebouw kan zoveel meer zijn dan een mooi object alleen. Daarom denken wij graag mee in het voortraject. De architect geeft inzicht in de vraag welke consequenties architectuur heeft op zijn omgeving. Dit ontwerpend onderzoek kan bepalend zijn voor het programma van eisen. Sterker, dit onderzoek kan leiden tot de conclusie dat je als klant helemaal geen nieuw gebouw nodig hebt. Soms is een verandering in je werkwijze al de oplossing. Ik denk dat wij daar een taak te vervullen hebben. Het is een wijze les die ik bij de Rijksgebouwendienst geleerd heb en ik zie er in onze eigen ontwerpen de meerwaarde van.’

Page 42: SMAAK 54: kunst

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

idon

derw

erp

42

Page 43: SMAAK 54: kunst

tech

nie

k in

gen

ieur

skun

stte

chn

iek

inge

nie

ursk

unst

inte

rvie

w43

Frits van Dongen (65) is sinds september 2011 Rijksbouwmeester. Hij heeft zich gecommitteerd voor vijf jaar Rijksbouw-meesterschap. Hij is hij optimistisch in deze tijd van een krimpende Rijksoverheid, leegstand van kantoren en de bouw die in een ernstige crisis verkeert. Transformatie kan lege gebouwen een nieuwe toekomst geven. ‘Er is behoefte aan andere woningtypen zoals studentenwoningen en huizen voor starters. Herbestemming is de nieuwe bouwopgave.’

“In dit tijdsgewricht moet de Rijksover-

heid niet alleen leren hoe ze gebouwen

beheert, maar ook afstoot, overdraagt en

herbestemt. Ik krijg de voorbeelden

aangereikt vanaf het moment van

aantreden. Zoals de vraag welke nieuwe

bestemming geschikt zou zijn voor de

oude rechtbank van ‘s Hertogenbosch,

een gebouw van de Rijksgebouwen-

dienst. De burgemeester van deze stad

vroeg of het mogelijk was er een university

college van te maken, aanvullend op de

universiteiten van Tilburg en Eindhoven.

Dat leek mij eveneens een mooie

invulling voor dat gebouw.”

Herbestemming lijkt het thema van deze tijd. Is dat ook jouw onderwerp als Rijksbouwmeester? “Het is een urgent maatschappelijk

thema, dus ook voor mij als Rijksbouw-

meester. Het gaat er niet meer om iets

moois en nieuws te maken, de opgave is

al datgene wat we in Nederland hebben,

beter te laten functioneren. Herbestem-

ming is de bouwopgave van de toekomst.

Daarom heb ik recent, samen met mijn

CRA-collega’s werkafspraken gemaakt

met het Herbestemmingsteam dat onder

de Rijksdienst Cultureel Erfgoed valt. En

lees ik met instemming dat de minister

van BZK een Bouwteam in het leven

heeft geroepen met deskundigen uit het

bedrijfsleven, die moet adviseren om de

bouwkolom weer aan het werk te krijgen.

Ik wil aan dit initiatief input leveren door

het initiatief van mijn voorganger

‘Nederland wordt anders’ in gewijzigde

vorm door te laten gaan. Op mijn

initiatief wordt de website van ‘Neder-

land wordt anders’ een platform voor

discussie en uitwisseling. Het zou mooi

zijn om met de input van deze jonge

generatie architecten aansluiting te

vinden bij de opdracht van het

Bouwteam, zodat we elkaars intellectuele

en creatieve energie kunnen inzetten.”

Het zijn moeilijke tijden voor een Rijksbouwmeester. Een krimpende overheid, leegstand. Waarom heb je desondanks ja gezegd op het verzoek? “Waarom desondanks? Juist nu is

creativiteit en vakkennnis nodig om de

nieuwe bouwopgave aan te kunnen

pakken. Ik kom vanuit een bloeiende

architectenpraktijk en vind het een

uitdaging om mijn kennis in te brengen

in het Haagse gebeuren. Ik heb deze

kennis opgedaan op allerlei niveaus in

binnen- én buitenland, en deze ga ik nu

inzetten voor de rijksopgaven.”

Rijksbouwmeester Frits van Dongen:

‘Ik kan mijn kennis nu gedifferentieerd inbrengen’

andere smaken

TEKST: jaap HuismanFOTOGRAFIE: levien willemse

Page 44: SMAAK 54: kunst

44in

terv

iew

onverklaarbaar

Er ligt een heel andere opgave, hoe kijk je daar tegenaan? “De laatste tien jaar zie ik het werk van de

architect verschuiven naar complexere

projecten; integraler en meer steden-

bouwkundig van aard. Dit grotere

schaalniveau maakt het werk nog interes-

santer. Wat me daarbij opviel, waren

ongerijmde zaken, onverklaarbaarheden

die de gewenste praktijk in de weg staan.

Dan gaat het bijvoorbeeld om rigide

bestemmingsplannen die hergebruik in

de weg staan of om bouwprojecten

waarbij nieuwbouw wordt gerealiseerd

terwijl herbestemming van een

nabijgelegen pand meer voor de hand

zou liggen. Ik schreef dat soort voorvallen

op in een klein boekje. Toen ik voor op

gesprek werd uitgenodigd voor de functie

Rijksbouwmeester, heb ik van die

voorvallen een kleine synopsis gemaakt,

die ik bij de directeur-generaal RGD Peter

Jägers aan de orde stelde. ‘Komt dit van

pas in de functie van Rijksbouwmeester?’,

vroeg ik: ‘Kan ik een bijdrage leveren om

deze ongerijmdheden op te lossen?’

‘Absoluut’, antwoordde hij.”

Geef eens een voorbeeld? “Het ROC in Amsterdam Zuid-Oost

wilde een nieuw gebouw neerzetten,

marktconform, zodat het later veranderd

kan worden in een kantoor. 500 Meter

verder op staat vijftig tot zestig procent

van de panden leeg. Bij mij roept dit

vragen op. Waarom nieuwbouw?

Waarom praten we niet met de eigenaars

van die lege gebouwen over het concept

van een nieuwe campus? In twee van die

gebouwen breng je dan het onderwijsin-

stituut onder, in een andere de mensa en

verschillende faciliteiten, terwijl de rest

getransformeerd kan worden in een

studentenhuis. Je hebt het dan niet meer

over het herbestemmen van één gebouw,

maar over gebiedsontwikkeling. Niemand

heeft daar zo over nagedacht. Intelligente

transformaties, daar gaat het nu om bij

gebouwen uit de de vorige eeuw. Dat

zoiets lukt bewijzen Club Trouw en het

voormalige Volkskrant-gebouw, beide

aan de Wibautstraat in Amsterdam. Hier

is het gelukt om met een minimum aan

regels, maximale herbestemming te

realiseren, waarbij met name de creatieve

industrie baat heeft. Veel jonge creatieve

bedrijven zijn gehuisvest in deze

gebouwen.”

Voldoen deze gebouwen ook aan milieueisen?“ Natuurlijk wel aan de minimum

milieueisen. Wat juist zo mooi aan deze

voorbeelden is, dat met een minimum

aan regelgeving een tijdelijke functie

mogelijk is gemaakt. Je moet ruimte

durven geven aan deze initiatieven. Zoals

dat ook zo goed wordt gedaan bij Strijp S

in Eindhoven, zoals ook in veel andere

plaatsen. Een ander voorbeeld van

duurzame renovatie dichter bij huis, is

het Ministerie van Financiën hier in Den

Haag. Als je ziet wat daarvan gekomen is,

gestript en helemaal aangepast aan de

huidige eisen. Door de innovatieve

toepassingen in dat gebouw, komt het

ook op het gebied van duurzaamheid,

meer dan goed uit de bus.”

Dat ministerie ligt op een mooie, strategische plek. Dat geldt voor veel lege kantoren niet.“Dat is zo. Zeven acht jaar geleden, toen

ik in de Amsterdamse Raad voor de

Stedenbouw zat, was ik al geïntrigeerd

over de plekken waar bedrijven willen

zitten: hoe dichter bij de Ring, hoe beter.

Nee, slopen van die incourante

gebouwen loont helaas niet altijd.

Transformatie en herbestemming zijn

echt mogelijk. We hebben een enorm

gebrek aan studentenwoningen en in de

toekomst ook aan ouderenwoningen.

Met wat geld erbij transformeer je die

gebouwen, en hoewel die opbrengsten

niet zo groot zijn als een kantoorgebouw,

zijn er wel inkomsten.”

efficiënT en sober

Wat voor rol zie je hier weggelegd voor jou als Rijksbouwmeester? “Er zijn heel veel architectonisch efficiënte

gebouwen, en ook soberheid kan een

kwaliteit zijn. Ook daarvan zijn voorbeel-

den genoeg. Het nieuwe werken, andere

ruimtenormen voor ambtenaren, dat

leidt inderdaad tot minder vierkante

meters. Efficiency en soberheid zijn de

nieuwe kwaliteitseisen waar we vanuit

het Atelier op zullen sturen in de

komende jaren. Hier zullen we de

culturele kwaliteit mee moeten

integreren. Feit is ook dat een prettige

werkomgeving een positieve uitstraling

heeft op productiviteit. Daarom vind ik

de percentageregeling beeldende kunst

zo belangrijk eveneens in tijden van

soberheid. Kunst draagt bij aan de

ambiance en het werkklimaat van

rijksgebouwen. De gebouwen worden

steeds anoniemer. Kunst geeft de droge

abstractie die we overheid noemen een

concrete gestalte.”

sTarTers

Minder vierkante meters, minder ministeries. Wat voor toekomst heeft bijvoorbeeld met Ministerie van Sociale Zaken van architect Hertzberger? “Je kunt niet overal studentenwoningen

van maken, maar ik neem aan dat ook

in Den Haag behoefte is aan goedkope

woningen voor jongeren en starters.

Niet alleen creative industry maar ook

social industry. Dat kan best in dat

gebouw, dat is zo groot en daarom

geschikt. Ook ligt het pand langs een druk

spoor. Het is vaak niet het gebrek aan

ideeën die een nieuwe bestemming in

de weg staan. Het ligt vaak in regels en

bestemmingsplannen. Zaak is dus om

niet pand voor pand naar een oplossing

te zoeken, maar om samen met gemeenten

het leegstandsprobleem integraal aan te

pakken. Ik denk dat ze daar in Den Haag

een goed begin mee hebben gemaakt.”

Voormalig Rijksbouwmeester Jo Coenen heeft enkele jaren geleden al gewezen op de gevolgen van krimp. Is dat een thema? “Jazeker, en mijn voorganger had een

vooruitziende blik. In zijn periode van

Rijksbouwmeesterschap was de groei

nog volop gaande. Ik vergelijk de bloei

van de vorige eeuw wel met de Gouden

Eeuw. We hebben in de vorige eeuw

enkele decennia gehad met een

ongekende bloei in de woningbouw,

stedenbouw en architectuur. In het

buitenland hebben we een naam hoog te

houden. Nu is er echter sprake van

demografische krimp en een krimpende

economie, zoals in delen van Limburg en

Groningen. Anderzijds is er in de

gebieden waar de economie groeit

sprake van overdruk, zoals in de

metropoolregio van de Randstad. Hoe

gaan we daarmee om? En hoe zetten we

de verworvenheden van de vorige eeuw

in voor de nieuwe bouwopgave? Daar

werk ik aan.”

Creativiteit is mooi maar hoe staat het met je politieke antenne? Het eventuele tegenspel in Den Haag? “Goed. ‘Ik verheug mij daarop. Ik heb

inmiddels met de bewindspersonen van

IenM en BZK kennis gemaakt en Melanie

Schultz heeft ook op het gebied van

architectuur en stedenbouw een enorme

kennis van zaken. Belangrijk is dat

mensen voeling hebben met het vak, dan

ontstaat er vaak een mooie en zinvolle

dialoog over soms lastige onderwerpen.

Minister Spies hoorde ik spreken over het

efficiënter gebruik van kanaalplaten. Dat

is echt een vakterm. Dat bewijst dat ze

weet waar het in het vakgebied over gaat.

‘Je wordt als een hoogstaande deskundige gezien, heb ik gemerkt’

Page 45: SMAAK 54: kunst

45

Ik verheug mij dan ook op deze

samenwerking.”

compleXiTeiT

Een Rijksbouwmeester adviseert op allerlei niveaus van groot to klein. Is dat behapbaar? “De complexiteit van de functie is groot

en speelt zich af op meerdere schaalni-

veaus waarbij integrale advisering aan de

orde is. Daarbij word ik bijgestaan door

het College van Rijksadviseurs. Dat

college bewijst wat mij betreft zijn nut bij

het advies over de nieuwe plannen voor

de Zuidas in Amsterdam. Daar komen

infrastructuur, landschap, architectuur en

stedenbouw bij elkaar.”

een paar Trefwoorden, waar ik

graag een korTe reacTie op wil.

Soestdijk. “Prachtige opgave. In ons nationaal

geheugen opgenomen als symbool van

ons Koninklijk Huis. Bij de herbestem-

ming van Soestdijk gaat het niet alleen

om dat gebouw, maar met name over de

hoeveelheden hectare grond eromheen

en wat je daarmee moet doen. Een

andere kant is dat Nederland niet echt

een cultuur van paleizen kent. Soestdijk

is echter voor ons zo belangrijk, dat er

een zorgvuldige afweging moet worden

gemaakt. Dit jaar, misschien volgend jaar,

valt er een beslissing over. Ondertussen

kan het publiek genieten van allerlei

fraaie evenementen, zoals de opera die

vorig jaar is opgevoerd. Ook een mooi

voorbeeld van creatief tijdelijk gebruik.”

Blokhuispoortgevangenis Leeuwarden. “Te vergelijken met de Rotterdamse

Noordsingel. Solitaire gebieden in de

stad, enerzijds aantrekkelijk, anderzijds

gesloten. Ook hier loopt een herbestem-

mingstraject.”

Rijksmuseum. “Een ander pracht paleis wat hoort tot ons

collectief geheugen. Aan de renovatie van

dat gebouw hebben mijn voorgangers al

het nodige gedaan. Wat nog niet klaar is,

zijn de tuinen en de openbare ruimte . Die

moeten een passende kwaliteit krijgen die

horen bij de ambities van het nieuwe

Rijksmuseum.”

Van Gogh Museum.”Met de nieuwe ingang aan de pleinzijde

en het weer fuctioneren van de andere

musea die nu nog in renovatie zijn,

zoals het Rijksmuseum en het Stedelijk

Museum, en niet te vergeten het Concert-

gebouw, ontstaat binnenkort een prachtig

nieuw plein dat met recht een museum-

plein genoemd mag worden.”

Wat voor macht heeft de Rijksbouwmeester?“Waarom macht? Wel invloed en gezag.

Ik merk nu al, na pas een half jaar in

dienst te zijn dat mijn adviezen ter harte

worden genomen om de inhoud en de

vakkennis. Daar gaat het mij om.”

Je gaat deze functie vijf jaar doen. Net als je voorgangers drie dagen per week? “Zowel Liesbeth van der Pol als Jo Coenen

waarschuwden me. Als je denkt dat het

voor drie dagen in de week is, vergis je je,

zeiden ze. Het is een volle week. Weet je,

ik merk nu al dat Rijksbouwmeester zijn

een dagtaak is voor 24 uur. Maar wel een

mooie taak!

‘Je wordt als een hoogstaande deskundige gezien, heb ik gemerkt’

Page 46: SMAAK 54: kunst

onde

rwer

pse

rie

rijk

sarc

hie

ven

dee

l 10

TEK

ST: c

ar

ien

ov

erd

ijk

FO

TOG

RAFI

E: r

oel

of

poT Drents Archief heropent eind juni met een compleet nieuw programma

Obscuur pand wordt publiekstrekker

het drents archiefin het kort

ontstaan uit: fusie (2005) van het Rijksarchief Drenthe en het Gemeente-archief van Assen.

GevestiGd in: het Rijksarchiefgebouw (Jacobus van Lokhorst, 1901, rijksmonument) aan de Brink in Assen, gebouwd op de plek waar in de middeleeuwen de cisterciënzer-abdij Maria in Campis stond. De middel-eeuwse kruisgang is nog steeds herkenbaar in het gebouw. In 1980 is het pand door de RGD uitgebreid met een depotvleugel van de Alkmaarse architect Piet Tauber. Afgelopen najaar ging een ingrijpende verbouwing van start, ditmaal naar een ontwerp van Zecc architecten uit Utrecht.

oppervlak: Publieksruimtes, depots en kantoren beslaan samen 3143 m2.

locatie depots: 2 ondergrondse en een bovengronds depot in de vleugel uit 1980.

omvanG collectie: 110 kilometer, plus 15 miljoen foto’s en 300.000 kaarten.

depotcapaciteit: 9 km in het eigen gebouw. Omdat deze capaciteit tekort schiet, wordt sinds kort elders extra ruimte gehuurd.

oudste stuk: Oorkonde uit 1259 van de abdij Maria in Campis. Deze abdij van Cisterciënzer nonnen was enkele decennia eerder in de buurt van het huidige Coevorden gesticht. Met de oorkonde werd de nonnen het recht verleend, zich te vestigen op een landgoed dat toen Hassen werd genoemd. Daarmee begon de geschiedenis van Assen.

Bijzondere schat: Signalement-kaarten van bedelaars in de Rijkswerk-inrichtingen te Veenhuizen.

Uitsluitend ‘gravers’ en ‘diepgravers’ trok het Drents Archief tot voor kort. Ofwel: mensen met een korte, gerichte vraag en mensen die zelf-standig onderzoek doen. En net als bij alle andere Nederlandse archieven liep hun bezoek aan de studiezaal al jaren terug, omdat steeds meer documenten online beschikbaar kwamen.‘Snackers’, mensen die nieuwsgierig even binnenlopen, kende het archief niet, terwijl het gebouw zich toch in hartje Assen bevindt. Het gebrek aan spontane bezoeken lag misschien aan de ingang. Die zat van oudsher weggestopt in een archaïsch rond torentje achter het imposante Drents Museum.

De (diep)gravers die het waagden de zware houten deur met metaal-beslag open te duwen, belandden in een kaal en introvert stenen trappenhuis. De route naar de studiezaal, die in een naoorlogse vleugel was ondergebracht, voerde door smalle gangen.Rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst ontwierp het oorspronke-lijke archiefgebouw rond de vorige eeuwwisseling in een historiserende stijl. De gevels zijn opgetrokken uit kloostermoppen. Vensters en plafonds zijn gewelfd. Deuren, schouwen en sponningen zijn middeleeuws ge-ornamenteerd en de glas-in-lood-ramen tonen abstracte motieven uit hetzelfde tijdperk. Met deze stijl

conserveerdeVan Lokhorst het beeld van de oudste bestemming van deze plek, een middeleeuws klooster.De plattegrond van dit voormalige klooster verklaart de obscure ligging van het archiefgebouw. In 1882 was het voorste deel van het klooster-complex aan de Brink, destijds in gebruik als provinciehuis, gesloopt. Hier voltooide Van Lokhorst vier jaar later een groter ‘gouvernement’ in neogotische stijl (sinds 1973 de behuizing van het Drents Museum, vorig jaar spectaculair ondergronds uitgebreid naar een ontwerp van Erick van Egeraat). Pas in 1901 heeft de architect er achter het archief-gebouw ingepast, en ogenschijnlijk met moeite.

Dit jaar voltooit de Rijksgebouwendienst de verbouwing van het Drents Archief. Ruim een eeuw geleden bouwde Rijksbouwmeester Van Lokhorst in Assen een archiefgebouw dat in 1980 werd aangevuld met ‘de toren van Tauber’. Bezwaar van het complex dat het moeilijk vind-baar was in de binnenstad van Assen. De nieuwste verbouwing van Zecc Architecten garandeert een betere zichtbaarheid en een helder, opengelegd interieur.

Dit artikel is de tiende en laatste aflevering in een serie over archieven in rijksmonumenten of uitzonderlijke gebouwen.

ÒNieuwe entree van het Drents

Archief in Assen.

Page 47: SMAAK 54: kunst

goed zicHTbaar

Deze benarde configuratie wordt nu opgelost. Nog voor de zomer, als de provincie zich weer heeft volgezogen met toeristen, heropent het Drents Archief met een opvallende glazen entree aan de stationszijde. Zo wordt het gebouw goed zichtbaar vanaf de openbare weg en zal het direct toe-gang geven tot wat betrokkenen de ‘Taubertoren’ noemen, het strakke bouwdeel dat architect Piet Tauber in 1980 als studie- en depotruimte aan de oostzijde toevoegde.

De grootste verrassing wordt echter het nieuwe interieur. Archiefdirecteur Douwe Huizing verheugt zich op de ingebruikname van een radicaal

vernieuwde begane grond, waar het publiek veel meer ruimte krijgt dan voorheen.

‘Een marktonderzoek leverde ons die gebruikersprofielen op, van diep-gravers, gravers en snackers’, vertelt Huizing. ‘De verbouwing is erop gericht om ook de snackers binnen te halen. We hebben zoveel origineel materiaal dat we graag willen delen. We zetten daarbij primair in op groepen, omdat Drenthe een sterk dorps- en verenigingsleven kent. Die groepen gaan we bedienen met informatie over hun eigen geschie-denis, op maat. Maar we willen ook individuen aanspreken, zowel autochtonen als toeristen. Met de

nieuwe faciliteiten kunnen we ze wellicht verleiden om een ondiepe graver te worden.’

onTmoeTingsplek

De directeur is ervan overtuigd dat het gebouw met evenementen, cursussen en maatprogramma’s bezoekers kan blijven trekken, ondanks de voortschrijdende digitalisering. ‘Wij willen een ontmoetingsplek worden, waar mensen nieuwe ervaringen op kunnen doen en informatie kunnen delen. Daarom komt er een kleine theater-zaal voor maximaal 48 personen, met een filmscherm, een groeps-tribune en touchscreens. We kunnen daar film-, spel- en discussie-

programma’s aanbieden die zijn toegespitst op een bepaalde regio of schoolniveau. TV-Drenthe is bij de inrichting betrokken en zal de ruimte als studio gaan gebruiken.’Architectenbureau Zecc uit Utrecht liet zich voor het renovatie-ontwerp inspireren door de tijdlagen die in het complex aanwezig zijn. ‘Bezoekers kunnen vanaf de nieuwe entree een tijdlijn volgen naar het oudste deel van het gebouw’, vertelt Huizing. ‘Ze komen straks binnen in een lichte, glazen ruimte uit 2012. Dan betreden ze de Taubertoren uit 1980, waar de theaterzaal komt. Lopen ze door, dan komen ze in de grote zaal uit 1901, met zijn booggewelven. Daar komt een digilounge met grote kaarten- 47

Page 48: SMAAK 54: kunst

48se

rie

tafels en kleinere zoekschermen, en aansluitend een studiezaal. En uiteindelijk loop je dan tegen de plek van de oude kloostermuur aan, uit de 14e eeuw.’ Restanten van die muur en van de kruisgang die erlangs liep, zijn door Van Lokhorst behouden.

scHrooTjesplafond

Terwijl beneden slijptollen draaien en boven de dakspanten een nieuwe verflaag krijgen, mag smaak alvast een kijkje nemen. De hoge ruimte in de Taubertoren zal straks, met ontvangsthal, garderobe en theater, inderdaad geknipt zijn voor groepen. ‘Stel je voor dat we een buslading bezoekers door het oude torentje hadden moeten sluizen’, zegt Huizing.In het oudere bouwdeel passeren we een toekomstige vergaderruimte. In deze gelambriseerde zaal met hoge schouw is een schrootjesplafond verwijderd. De oorspronkelijke plafondschildering op panelen, decennialang opgeslagen in het naastgelegen museum, komt hier weer terug.

De grote zaal met de kruisboog-gewelven is inmiddels vrij van tussenschotten. Tot vorig jaar was deze ruimte nog gecompartimen-teerd in werkplekken. Tussen de bouwlampen door ervaren we nu al de ruimtelijkheid van de toekom-stige ‘digilounge’, met zijn gelede pilaren en glas-in-lood-ramen. Een deel van de ruimte zal als studiezaal dienen. Dit deel wordt afgescheiden door een glazen wand, zodat het doorzicht volledig behouden blijft.Delen van een decoratieve rood-geel-zwarte tegelvloer, lange tijd verborgen onder een meedogenloos vastgekit tapijt, zijn rondom de pilaren weer zichtbaar gemaakt. Eenzelfde tegelvloer kon op de eerste etage, waar het kantoorge-deelte wordt geconcentreerd, in zijn volle glorie worden vrijgelegd.

TT-races

Vanwege de verbouwing zijn de ondergrondse depots niet zomaar toegankelijk. Maar in het tijdelijke verblijf van het archief, een heren-huis op loopafstand, zijn voor smaak wat bijzondere stukken verzameld.

Brochures en folders van de TT vormen uiteraard een belangrijk deel van de collectie.

Page 49: SMAAK 54: kunst

49

We bladeren door een collectie kleurrijke programmaboekjes uit het archief van de TT-races, dat teruggaat tot 1925. Samen tonen ze grafische trends uit de vorige eeuw, en tegelijkertijd de ontwikkeling van het grootste jaarevenement in de provincie.

Ook zijn er vroeg 20e-eeuwse signalementskaarten uit de armen-gestichten in Veenhuizen. Als boeven zijn de mannen frontaal en ‘en profil’ gefotografeerd, met eronder een uitvoerige beschrijving van littekens en andere unieke lichaamskenmerken. Hun enige vergrijp is meestal ‘landlooperij’ of ‘bedelarij’. Sommigen zijn al ‘10 maalen’ naar Veenhuizen ‘opgezonden.’ Het archief bezit duizenden van deze kaarten. Ook genealogisch zijn deze kaarten van belang, omdat familie-relaties erop geregistreerd staan. Ongeveer een miljoen Nederlanders heeft een voorouder in een van de Drentse armenkolonies gehad.Er is een 18e-eeuwse pentekening van de verdwenen havezate Batinge bij Dwingeloo. Zorgvuldig met waterverf ingekleurd, roept de plaat met het imposante woongebouw en de omringende formele Franse tuinen een heel verleden tevoor-schijn.

droedels

Ten slotte zijn er de amusante droedels van een 17e-eeuwse boek-houder. Deze Pieter Serwouters was eigenlijk tekenaar, maar liet zich inhuren voor de administratie van een veencompagnie. Hij versierde zijn kasregisters met pentekeningen van fantasiefiguren.Het is slechts een greep uit de Drentse collectie, die uiteraard ook oude landkaarten en documenten uit de provinciale en hoofdstedelijke rechtspraak en bestuur bevat, en die terugloopt tot diep in de 13e eeuw.Veel tekst, beeld en geluid is al digitaal toegankelijk. Maar tegelijk met de heropening van het gebouw zal het archief ook een splinternieuw digitaal platform lanceren: annodrenthe.nl. ‘Mensen kunnen daarmee thuis van alles ontdekken over bepaalde plekken, bijvoorbeeld

door van een moderne landkaart via een tijdbalk naar een oudere kaart te navigeren’, vertelt directeur Huizing. ‘En er komen apps voor mobiele telefoons, met historische routes voor bewoners en toeristen. Het platform is interactief, mensen kunnen zelf materiaal en routes toevoegen.’

De site wordt een all-Drentse productie, want ook de directe buren, het Drents Museum en het Drents Landschap, werken mee aan deze toepassingen. ‘En andere provinciale organisaties, zoals het Centrum voor Beeldende Kunst. We gaan via dit systeem ook de kunst in de open-bare ruimte ontsluiten.’Bij hippe apps hoort een eigentijds publiek gebouw. Het Drents Archief zal, in Michelintermen, een omweg waard zijn.

Page 50: SMAAK 54: kunst

beje

er e

n o

nder

ho

ud

‘Minder storingen en lagere kosten voor de gebruiker.’ Ron van den Boom, hoofd Kaderstelling & Implementatie, Inkoop en Klantbe-heer van de Rijksgebouwendienst, somt in één adem de belangrijkste voordelen van maincontracting op bij het beheer en onderhoud van gebouwen. Op dit moment bereidt hij een pilot met de nieuwe aan-bestedingsvorm voor bij drie penitentiaire inrichtingen. Hij moet daarbij geregeld uitleggen waarom het nuttig is om marktpartijen een grotere rol te geven bij het beheer van kantoorpanden. ‘In de beheer- en onderhoudswereld worden veel projecten op de oude manier aan-besteed. PPS-overeenkomsten zijn er nog geen vanzelfsprekendheid.’Tussen maincontracting en het werken met traditionele beheer- en onderhoudscontracten zitten grote verschillen. ‘Als Rijksgebouwendienst onderzoeken we nu zelf hoe ieder onderdeel van een gebouw ervoor staat. Vervolgens sluiten we per discipline een onderhoudscontract af met een aannemer of installateur. Bij

maincontracting teken je één overeenkomst met een consortium dat voor een aantal jaren verant-woordelijk wordt voor alle beheer en onderhoud aan een gebouw. Deze marktpartij houdt zelf de conditie van het pand in de gaten en bepaalt hoe zij het best aan onze eisen kan voldoen.’

HofToren

In 2008 heeft de Rijksgebouwen-dienst al een keer ervaring opgedaan met deze innovatieve aanbeste-dingsvorm. Met Strukton werd een maincontracting-overeenkomst gesloten voor beheer en onderhoud van de Haagse Hoftoren en het voormalige VROM-ministerie aan Rijnstraat 8. Het was in die periode nog onduidelijk of de markt al klaar was voor de nieuwe manier van werken. Ook wilde de dienst onderzoeken welke gevolgen maincontracting voor de eigen medewerkers had. De proef werd een succes, hoewel alle partijen in het begin moesten wennen aan hun nieuwe taken en bevoegdheden.

Maincontracting in beheer en onderhoud wekt hoge verwachtingenIn december sloot de eerste fase van de aanbesteding van het beheer- en onderhouds-contract voor drie penitentiaire inrichtingen. Per pand wordt één marktpartij verant-woordelijk voor alle werkzaamheden in het gebouw. De Rijksgebouwendienst verwacht met dit voorbeeld van maincontracting betere resultaten en lagere kosten te behalen. ‘Dagelijks en planmatig onderhoud worden nauwer op elkaar afgestemd.’

andere smaken

TEKST: jaco boerFOTOGRAFIE: levien willemse

arch

itec

tuur

bele

idar

chit

ectu

urbe

leid

Foto’s: Onderhoudswerk in de PI Zoetermeer.

50

Page 51: SMAAK 54: kunst

51

Sommigen vonden het lastig om zich niet meer met zaken te bemoeien die nu door een ander werden geregeld. Installateurs en aannemers kregen ook ineens met een hoofd-aannemer te maken en verloren hun contact met medewerkers van de Rijksgebouwendienst. Toch was iedereen achteraf tevreden over het resultaat.

Over de nieuwe pilot met maincon-tracting zijn de verwachtingen bij de Rijksgebouwendienst hooggespan-nen. Aan de technische installaties en de veiligheid van penitentiaire inrichtingen worden door het ministerie van Justitie immers hoge eisen gesteld. Bovendien gaat het om een groot project. Samen tellen de drie PI’s in Arnhem, Zoetermeer en Hoorn zo’n 60.000 vierkante meter aan bruto vloeroppervlak. De gebouwen worden voor een periode van acht jaar beheerd en onderhou-den. Met de drie contracten die waarschijnlijk dit voorjaar voor deze panden worden afgesloten, is samen een bedrag van rond de zeventien miljoen euro gemoeid.

prijs-kwaliTeiTsverHouding

Met de marktpartijen die de aanbesteding winnen, worden natuurlijk afspraken gemaakt over het dagelijks en planmatig beheer en onderhoud van de panden. Maar in het contract worden ook andere zaken opgenomen’, vertelt project-

leider Sjef Siero van de Rijksgebou-wendienst. ‘Onze gebruikers kunnen dadelijk tot maximaal een ton per jaar aan de maincontractor vragen om kleine dingen aan te passen. Denk aan het verplaatsen van een scheidingswandje of het verven van een binnenmuur. Tot nu toe lopen zulke zaken altijd via de Rijksgebou-wendienst.’ Verder zal de maincon-tractor de regie over alle werkzaam-heden voeren en onderaannemers gaan aansturen. Met behulp van een monitoringsysteem zal de Rijksge-bouwendienst bovendien inzicht krijgen in het aantal storingen en de tijd die het kost om ze op te heffen. ‘We moeten toch kunnen beoorde-len of aan onze prestatie-eisen wordt voldaan.’

Uiteindelijk zullen de kosten en de kwaliteit van het onderhoud in de drie PI’s bepalen of de aanbesteding via maincontracting een succes wordt. Siero is daar optimistisch over. ‘Een maincontractor zal voortaan zelf een afweging maken tot welk niveau hij nog storingen accepteert of een installatie gaat vervangen. Dagelijks en planmatig onderhoud worden zo nauwer op elkaar afgestemd.’ Hij verwacht ook dat de prijs-kwaliteitsverhouding op deze manier gunstiger zal uitvallen in vergelijking met andere PI’s. Om daar harde uitspraken over te kunnen doen, is onlangs in de drie betrokken instellingen een

nulmeting gehouden en wordt met vergelijkbare gebouwen een benchmarking opgezet.

jubi-gebouw

De drie penitentiaire instellingen zullen niet de laatste gebouwen zijn waar maincontracting wordt ingezet om het beheer en onderhoud efficiënter en goedkoper te organise-ren. De Rijksgebouwendienst wil deze aanbestedingsvorm bijvoor-beeld ook graag inzetten bij het gloednieuwe JuBi-gebouw in hartje Den Haag. ‘Voor een maincontractor wordt dat een prestigieuze opdracht. Met 140.000 vierkante meter aan bruto vloeroppervlak wordt het het grootste gebouw van Nederland

waar ook nog onze eigen minister in zit’, aldus Van den Boom.

Voor de eigen medewerkers van de Rijksgebouwendienst zal er met de groei van het aantal maincontrac-ting-projecten veel veranderen. ‘We zullen ons meer moeten toeleggen op het formuleren van zo helder mogelijke prestatie-eisen. Onze objectmanagers zullen zich veel meer richten op het bewaken van de afspraken met de maincontractor. Het werk wordt er daarmee veel uitdagender op.’

Innovatieve aanbesteding bij drie penitentiaire inrichtingen

Page 52: SMAAK 54: kunst

onde

rwer

pre

stau

rati

e

anderesmakenTEKST: frank van de pollFOTOGRAFIE: wim ruigrok

Gevelcorrectie Paleis op de Dam gebeurde op kousevoeten

Vooral niet te veel doen, was het devies

Als restauratiearchitect Krijn van den Ende wordt gevraagd om de restauratie van het Koninklijk Paleis in Amsterdam nog eens kernachtig samen te vatten dan hoeft hij daar niet lang over na te denken. Less is more mag wat hem betreft de titel worden van het restauratiehoofd-stuk over de gevels van het paleis. De verrichte werkzaamheden aan de buitenkant van het gebouw zijn tot een minimum teruggebracht wat tot een maximum aan resultaat heeft geleid. Of zoals Van den Ende het zelf formuleert: hoe minder de interven-tie, des te groter het behoud van originaliteit. Er is precies zoveel gedaan als nodig is, en zo weinig als mogelijk.

Nu de steigers een voor een van de gevels zijn verwijderd en het paleis weer van alle kanten te bewonderen is, weet de restauratiearchitect zeker dat zijn missie geslaagd is. Waarom? Omdat de meeste mensen niet zien dat er überhaupt iets aan de gevels is gebeurd. Zoals die ene keer, toen hij zelf op de Dam stond om het eindresultaat nog eens goed te bekijken. Geen ooh’s en aah’s uit het publiek.

‘Toen wist ik zeker dat de Rijksge-bouwendienst zijn doel had bereikt. Want het is inderdaad geen restauratie waarvan je zegt: wat is dat allemaal prachtig gedaan, het gebouw lijkt wel als nieuw’, zegt

Van den Ende een paar weken later op zijn kantoor in het Haagse Staten-kwartier. ‘Het is precies wat het moet zijn, een gebouw dat zijn patina van circa 350 jaar ouderdom, en daarmee dus zijn argeloosheid, heeft behouden. Het moest vooral geen eyecatcher worden. Natuurlijk heb je dit van tevoren in je hoofd, maar je weet nooit zeker of je dat ook bereikt. Pas op die ochtend op de Dam, luisterend naar de reacties van het publiek, wisten we het zeker.’

manipuleren

Terwijl bij veel gevelrestauraties elk ouderdomsrimpeltje wordt weg-gepoetst zodat het gebouw er weer als nieuw uitziet, is dat bij het paleis nooit de bedoeling geweest. ‘Als dat wel zo was dan hadden we veel verder moeten gaan en hadden we het gebouw in zijn verschijningsvorm veel meer moeten manipuleren om dat spectaculaire uiterlijk ook daadwerkelijk te bereiken. Dat is natuurlijk niet gebeurd, maar het was wel duidelijk dat de beleving van de architectuur bemoeilijkt was door

de vele restauraties uit het verleden. De nieuw ingeschoten blokken uit de vorige restauraties van de jaren dertig en zestig van de vorige eeuw contrasteerden hevig met de oudere, donkere blokken. Als je langdurig naar het gebouw keek dan vibreerde dat op je netvlies. Die grote zwart-wit contrasten, dat was wat de architectuur verstoorde en daar wilden we wat aan doen. Die moesten verzacht worden, maar zonder dat het gebouw zijn natuur-lijke ouderdom zou verliezen.’

Hoewel Van den Ende er diepgaand van overtuigd was dat juist daar iets aan moest worden gedaan, wilde hij zichzelf tegelijkertijd zoveel mogelijk beperkingen opleggen. Vooral niet té veel doen, was het devies. Juist daarom ook zijn alle vijfentwintig-duizend blokken gefotografeerd, zodat blok voor blok duidelijk was wat er precies moest gebeuren. Hij buigt opzij, pakt zijn laptop en tovert twee foto’s tevoorschijn van het hoekpaviljoen aan de zuidoost zijde, een van vóór de behandeling en een 52

mon

umen

ten

mon

umen

ten

Page 53: SMAAK 54: kunst

53

van erna. ‘Deze twee foto’s illustre-ren haarfijn hoe weinig middelen er eigenlijk zijn ingezet. Kijk bijvoor-beeld eens naar deze pilaster, daar is eigenlijk niets anders aan gebeurd dan dat de twee ingeschoten blokken iets donkerder zijn gemaakt, iets meer op kleur zijn gebracht met mineraal krijt, zodat ze weer in het geheel passen. Deze twee minimale ingrepen waren dus eigenlijk al voldoende om de hele pilaster weer tot rust te brengen. Eigenlijk heb je dan al bereikt wat je had willen bereiken. De donkere blokken zijn allemaal onaangetast gebleven en ook de donkere vlek op de sluitsteen is blijven zitten. Maar alleen door de twee lichte blokken iets bij te kleuren

zijn de contrasten weer wat meer naar elkaar toe gebracht en doen alle blokken weer mee in het verhaal.’

microsTralen

Omgekeerd is er ook een groot aantal donkere zandsteenblokken lichter gemaakt door het procedé van droog microstralen. Een aantal excursies in Duitsland had aange-toond dat dit wel eens de juiste benadering zou kunnen zijn. Ook de testresultaten van TNO bleken dit te ondersteunen. Het Duitse steenres-tauratiebedrijf Bauer-Bornemann uit Bamberg werd uiteindelijk benaderd om de werkzaamheden uit te voeren. ‘We moesten vooral in het begin nog wel even goed duidelijk maken wat

nu precies de bedoeling was. Zij werken volgens een heel ander restauratieprincipe en doen een gebouw het liefst in één keer. Zoals het centraal station van Maagden-burg, een zandstenen gebouw uit de late 19e eeuw, dat er na de behande-ling weer helemaal spic en span uitzag, heel erg gelikt. Zo zijn zij dus gewend te werken. Via tekeningen hebben we precies aangegeven welke blokken ze moesten droog microstralen en waar ze van af moesten blijven. Daar moesten ze in het begin wel heel erg aan wennen en aanvankelijk waren ze er ook wel erg teleurgesteld over. Ze dachten: dat paleis van de Nederlandse koningin gaan we eens flink onder

handen nemen en er een oogverblin-dend gebouw van maken. En dan is er opeens een architect die zegt dat het heel anders moet. Maar uiteinde-lijk begrepen ze ook wel waarom wij het zo wilden. Toen het klaar was waren ze zelf ook heel tevreden en vonden ze het een hele mooie manier van restaureren waarbij een oud gebouw ook een oud gebouw blijft.’

mecHaniscHe scHade

Datzelfde gold ook voor de restaura-tie aan het beeldhouwwerk, festoe-nen en kapitelen. Uitgangspunt was ook hier weer om zo weinig mogelijk te doen. Van den Ende: ‘Mijn uitgangs-punt is altijd geweest dat mechanische

Page 54: SMAAK 54: kunst

schades uit het verleden niet hersteld worden. Dus als er ergens van een festoen een stuk ornament afgebroken is, dan accepteren we dat. We herstellen wel niéuwe mechanische schade bijvoorbeeld ontstaan door een slordig aange-brachte duivenwering waarbij er verkeerd geboord is en er een hoek van een kapiteeltje is afgebroken. Maar ook daarin hebben de Duitsers een andere traditie: zij willen het liefst alles herstellen. En ze kunnen dat ook heel mooi, hoor. Een beschadigd stuk van een festoen, met de druiventrosjes en de blaadjes, het is weer net zo mooi als het originele werk. Alleen ons principe is om daar van af te blijven.’ Is Van den Ende uiteindelijk tevreden over het Duitse restauratiebedrijf? ‘Jazeker, ze hebben fantastisch werk verricht. Uiteindelijk verliep alles heel soepel. En ze hebben ook echt hard gewerkt, want tijdens de winterperiode van 2010, die toch behoorlijk koud was, zijn ze gewoon doorgegaan.’

licHTbruine kleur

Het principe van less is more kon in het interieur minder worden toege-past dan wenselijk was, zegt Van den Ende, omdat in de jaren dertig en zestig van de vorige eeuw twee grote restauraties zijn uitgevoerd. Vooral architect Wegener Sleeswijk heeft tijdens de laatste restauratie heel erg zijn stempel gedrukt op het interieur

dat door de Rijksgebouwendienst weer ten dele is teruggedraaid. Zo hebben bijvoorbeeld de 17e-eeuwse cassetteplafonds middels een reconstructie hun oorspronkelijke lichtbruine kleur weer teruggekregen. Maar: ‘Toch zijn we ook hier terug-houdend geweest want de plafonds die Sleeswijk onder handen heeft genomen hebben hun Sleeswijk-kleur, een paarsrode afwerklaag, behouden. Dus in het interieur zijn eigenlijk al die fasen heel goed te herleiden doordat Sleeswijk nog heel erg aanwezig is. Zelf vind ik dat we Sleeswijk interessanter hebben gemaakt door een scheiding aan te brengen tussen wat 17e-eeuws is en wat Sleeswijk uit de jaren zestig is.’Van den Ende herinnert zich nog haarscherp de discussies over wat er nu toch moest gebeuren om die brightness in de schilderingen weer terug te krijgen. Eindeloos is daar met restaurator Anne van Greven-stein en haar team op gestudeerd. Via kleuronderzoek en het achter-halen van de samenhang van de schilderingen, om maar zoveel mogelijk dat oorspronkelijke afwerkingconcept boven water te krijgen. Dat toen veel van de Cornelis Holsteyn-plafonds weer hun prachtige blauwe luchten en hun wagenschot-kleur terug hebben gekregen was een ongelooflijke ervaring. Zeker is wel dat het 17e-eeuwse gebouw hierdoor weer beter te begrijpen is en dat de balans tussen de architec-

tuur en de lichte, heldere toon van de schilderingen weer hersteld is. ‘We moeten vooral niet vergeten dat met name de cassetteplafonds op de bel-etage een belangrijk onderdeel van het 17e-eeuwse interieur vormen. De stenen vloer is altijd een weerspiegeling van de plafonds. En dan is er nog de 17e-eeuwse schouw met schilderstuk en de marmeren mantel. Dat zijn allemaal manifeste onderdelen die dat gebouw nog altijd heeft en waarvan de uitstraling nu belangrijk verbeterd is.’

asbesTsanering

En natuurlijk staat Van den Ende ook nog levendig de asbestsanering van de tweede en vierde verdieping voor ogen waardoor de bestaande indeling volledig gesloopt moest worden. De vierde verdieping bestond uit ongedeelde ruimtes die door Sleeswijk als personeelsver-trekken waren ingericht en door wanden waren gescheiden. Daar-door was het gedrukte tongewelf uit het zicht verdwenen. ‘Die rigoureuze sloop bood mij aan de andere kant wel de mogelijkheid om de perso-neelskamers als een ingeschoven doos op de verdieping te plaatsen’, zegt Van den Ende, ‘waardoor ook het tongewelf weer helemaal zichtbaar is. Op zichzelf misschien niet zo’n bijzonder gewelf, maar waar het mij om ging was dat het gebouw ook hier zijn verhaal kan vertellen. En dat is nu gelukt.’

Voor de tweede verdieping gold hetzelfde. Daar was het gewelf, dat oorspronkelijk tot de Secretarie behoorde, door Sleeswijk helemaal weg getimmerd. Ook dat is nu weer hersteld.

En dan weer even naar de buiten-kant, naar de behandeling van het witmarmeren timpaan. Ronduit spectaculair noemt Van den Ende dit omdat het effect van droog micro-stralen bij witmarmer oneindig veel groter is dan bij zandsteen. Nu pas kun je weer in volle glorie het bewust gekozen materiaalverschil zien tussen de zandstenen gevel met zandstenen fronton en het witmar-meren timpaan. ‘Dat timpaan was zo zwart geworden dat je niet meer kon zien dat het ooit witmarmer was. Als je nu op de Dam staat, in de ochtend als de zon erop schijnt, dan zie je pas hoe spectaculair dat verschil weer tot leven is gebracht en wat een onvoorstelbaar mooi gebouw het eigenlijk is. Dat is toch prachtig, dat je dat kunt zeggen van een 17e-eeuws gebouw, dat er niet eens nieuw uitziet en het patina van 350 jaar nog heeft behouden?’

54re

stau

rati

em

onum

ente

nm

onum

ente

n

Page 55: SMAAK 54: kunst

55

Herontwikkelen via omtrekkende bewegingen

Verduurzamen als strategie

Architect én ontwikkelaar Sylvan van der Linde koopt in 2006 het voor-malig belastingkantoor in Almelo. Van der Linde is in eerste aanleg niet zo geïnteresseerd in het uitge-woonde gebouw uit de jaren zestig, maar valt op de locatie. Op loop-afstand van station en binnenstad en nabij uitvalswegen lijkt het een uitgelezen plek voor nieuwbouw. Hij heeft zijn zinnen gezet op een mix van kantoren en woningbouw die een waardevolle toevoeging moeten zijn aan de binnenstad. Dit laatste blijkt al snel niet te realiseren door de regelgeving in verband met de transporten van gevaarlijke stoffen over het spoor dat vlak langs het gebouw loopt. In een snel verslech-

terend economisch klimaat blijkt ook een huurder voor de kantoren niet eenvoudig gevonden. Zijn mede-investeerder, een aannemer, trekt zich na twee jaar terug uit het project. Van der Linde blijft over met een leegstaand kantoorgebouw en de overtuiging dat dit een uitgelezen locatie is om te ontwikkelen in Almelo.

Ruud van Alphen is in deze jaren als portefeuillemanager bij de Rijksgebouwendienst belast met het aanhuren van panden voor rijksdien-sten. Drie jaar na de verkoop van het belastingkantoor is hij op zoek naar nieuwe huisvesting voor de Raad voor de Kinderbescherming. De raad en de dienst hebben al een optie,

maar om deze onderhandelingen gunstig te beïnvloeden zoekt Ruud van Alphen een alternatief. Via een collega komt hij bij Van der Linde. Hij weet dat deze het belastingkantoor destijds voor een redelijke prijs van de Rijksgebouwendienst heeft gekocht, waardoor er voldoende financiële ruimte is om een make-over van het gebouw grondig aan te pakken. Hoewel het geen prestige project is van het formaat Westraven – de Rijksgebouwendienst eist in eerste instantie niet meer dan label C – laat Van Alphen wel door-schemeren dat duurzaamheid een doorslaggevend aspect is bij de keuze voor een nieuwe werkplek van de Raad.

De ontwikkelaar zegt toe om het verouderde gebouw van label D naar label C te brengen. Maar Van Alphen en Van der Linde zijn beiden over-tuigd dat label C eigenlijk onder de maat is en daarmee weinig interes-sant voor toekomstige huurders en beleggers. Na enig rekenen blijkt het mogelijk om met vereende krachten

anderesmakenTEKST: marieke HillenFOTOGRAFIE: THea van den Heuvel

Op loopafstand van station Almelo is het voormalig belastingkantoor begonnen aan een tweede leven. De Rijksgebouwendienst verkocht het gebouw vier jaar geleden. In 2011 huurt de Raad van de Kinder-bescherming – eveneens een rijksdienst – de eerste vier verdiepingen van het gebouw. Welke omtrek-kende bewegingen hebben in de tussentijd plaats-gevonden en wat hebben deze opgeleverd?

Het kantoor van de Raad voor de Kinderbescherming in Almelo na en voor

de transformatie (onder). Ø

Page 56: SMAAK 54: kunst

kuns

tar

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

56on

derw

erp

56ar

chit

ectu

ur

het gebouw volgens de eisen van label A klaar te maken voor een nieuwe toekomst. De afdeling A&A van de dienst in Arnhem toont aan dat de extra investeringen die de Rijksgebouwendienst hiervoor moet doen in energiebesparende maat-regelen binnen de eerste huurtermijn kunnen worden terugverdiend. Nadat blijkt dat het gebruikerspakket aanzienlijk goedkoper uitpakt dan begroot, stemt de Raad van de Kinderbescherming in met deze investering van 140.000 euro. De expertise van de afdeling A&A komt later ook bij de inkoop van de juiste materialen en producten van pas.

Qua architectuur leent het gebouw zich ook prima voor hergebruik: het heeft een betonkern, een goed stramien en de verdiepingen hebben voldoende hoogte. Met behoud van het gebouw is de eerste duurzame slag geslagen. Daarnaast worden een aantal energiebesparende maatregelen genomen. Het beton-nen skelet is van binnen en buiten geheel gestript. Vervolgens is het

exterieur bekleedt met een speciaal voor het project ontwikkelde aluminium cassettebeplating, isolatie en hr++beglazing. Het gebouw krijgt voor zijn energie-voorziening een eigen wkk-centrale en van vloerverwarming en -koeling voorzien.

De vraag is welk voordeel de onvoorziene omweg van verkopen en vervolgens terughuren de Rijks-gebouwendienst heeft opgeleverd. Had de dienst het niet beter in eigen beheer kunnen herontwikkelen? Van Alphen en van der Linde zijn hierover eenduidig. De Rijksgebouwendienst heeft het gebouw verkocht omdat het geen strategische waarde had voor haar vastgoedportefeuille. Huren is een prima alternatief. Een belangrijk voordeel, zowel financieel als procedureel, dat beiden noemen, is de aanbesteding in deze construc-tie overzichtelijker en sneller zou verlopen. Verder stellen beiden dat Van der Linde zich als architect én ontwikkelaar een centrale rol toe heeft kunnen eigenen in het bouw-

proces. Het feit dat het een turn-key-aanbieding was, maakte dat Van der Linde ook verantwoordelijk was voor het ontwerp van het inbouwpakker, waardoor hij als architect en ontwikkelaar naar het geheel keek. Dit heeft niet alleen gezorgd dat hij tegemoet kon komen aan de vragen van de toekomstig gebruiker, maar is ook de verhouding tussen kosten en kwaliteit ten goede gekomen. De gehele opdracht – zowel casco als inbouwpakket – is vervolgens aan een aannemer gegund. Dit is een groot voordeel in verband met de garantie en heeft hoge faalkosten voorkomen.

Hoewel de bovenste verdiepingen nog niet zijn verhuurd, blijkt het gebouw met label A weer een interessant beleggingsobject: kort na de oplevering heeft Van der Linde het aan een belegger verkocht.

In een recent interview met ArchiNed stelt Rijksbouwmeester Frits van Dongen dat het wat hem betreft voor de Rijksgebouwendienst de

komende tijd gaat om het verbinden van twee opgaven: ‘aan de ene kant een rijke nalatenschap van de vorige eeuw, en aan de andere kant de actualiteit met een stilgevallen woningbouw- en kantorenmarkt’. De grondige make-over van het voormalig belastingkantoor, die mogelijk is gemaakt door een productieve samenwerking van de Rijksgebouwendienst en een marktpartij én de terugkeer van een rijksdienst als huurder, lijkt een goede illustratie van de gezochte verbinding.

reno

vati

e

Page 57: SMAAK 54: kunst

sted

enbo

uwni

euw

bouw

arch

itec

tuur

5757IJDock is het nieuwe anker aan het IJ, zo’n 500 meter westelijk van het Centraal Station in Amsterdam. Een modern, kwalitatief hoogwaardig verblijfsgebied met grootstedelijke voorzieningen waar partners zoals de Rijksgebouwendienst in investe-ren. IJDock is een project van ASR Vastgoed Ontwikkeling. De Rijksge-

bouwendienst is nauw betrokken bij de huisvesting van het Openbaar Ministerie, het Gerechtshof Amster-dam en de Dienst Waterpolitie van het KLPD. Naast het Paleis van Justitie worden er een kantoortoren, appartementengebouw, hotel en passantenhaven gerealiseerd. De onderliggende parkeergarage omvat

500 plaatsen, waarvan 350 open-baar. De passantenhaven met 60 ligplaatsen is de verbindende schakel tussen het zakelijk IJDock en de woonbuurt Westerdokseiland. Ook komt er een kleine haven voor de Waterpolitie. IJDock is na realisatie vanaf de Westerdoksdijk bereikbaar via een brug en een verbindingsdam.

duurzaam

Het bijna 34.000 m2 metende project Paleis van Justitie is getoetst op energiezuinigheid en duurzaam-heid op basis van het BREEAM-NL nieuwbouw-certificeringsschema en is gewaardeerd met het 2 sterren ontwerpcertificaat. Het gebouw wordt verwarmd en gekoeld door warmte-koude-opslag (WKO) in de bodem. Voor het gebouw geldt de toepassing van FSC-gecertificeerde houtproducten. Het project wordt verder gekenmerkt door hoogwaar-dige materialen en detaillering. In de gevels zijn keramische tegels, natuursteen, witte prefab beton en geglazuurde steen verwerkt. Het eiland waarop gebouwd wordt, is ongeveer 180 x 60 meter groot. Vooral logistiek is dit project een grote uitdaging. Naast de footprint van de bouwvolumes en de bouwwegen is er nauwelijks bouwterrein beschikbaar. Door drie aannemers wordt gelijktijdig gebouwd aan de afzonderlijke deelprojecten op het eiland. Ieder betreedt het terrein via één en dezelfde op- en afrit.

Het nieuwe Paleis van Justitie op het IJDock in Amsterdam heeft het hoogste punt bereikt. Dat ligt op 43,5 meter op de elfde verdieping. Het complex wordt gebouwd door Van Eesteren en omvat behalve het Paleis van Justitie ook de kantoren voor het Openbaar Ministerie. Claus en Kaan zijn de architecten van het opvallende gebouw.

anderesmakenTEKST: jaap HuismanFOTOGRAFIE: luuk kramer

Paleis van Justitie in Amsterdam gaat afbouwfase in

Page 58: SMAAK 54: kunst

5858

Gevangeniscomplex wordt ‘Tuin van Noord’

anderesmakenTEKST: ben maandagFOTOGRAFIE: levien willemse

De ‘openbare inschrijving met voor-selectie’ die moest leiden tot de ver-koop van het gevangeniscomplex en voormalige rechtbank aan de Rotter-damse Noordsingel, heeft een koper opgeleverd. HD Projectrealisatie en BAM Woningbouw Rotterdam gaan het gebied rondom de vroegere Penitentiaire Inrichting Noordsingel ontwikkelen tot ‘Tuin van Noord’.

Gebouwen krijgen nieuwe functies, openbaar groen heeft een prominente plaats in het plan, de menging van wonen, woonzorg, recreatie en horeca moet tot een oase leiden in de grootstedelijke drukte van het Oude Noorden.

Na een intensieve voorbereiding van de Rijksgebouwendienst met de gemeente Rotterdam, het Atelier Rijksbouwmeester en het Rijksvast-goed- en Ontwikkelingsbedrijf (ROVB), zette het ROVB het gevan-geniscomplex in het najaar van 2010 te koop. Wie belangstelling had kon zich voor 150 euro verzekeren van een ‘biedboek’. Daarin stonden alle voorwaarden waaraan een plan voor

het bijzondere complex moest voldoen. Het Rijk en de gemeente Rotterdam wachtten vol verwachting af welke marktpartijen belangstelling toonden en hoe hun projectvisies eruit zouden zien.

wijkpark

De voorbereiding had geleid tot een aantal uitgangspunten die in de gevraagde projectvisies tot uitdruk-king moesten komen. De monumen-tale waarde van grote delen van het complex moest behouden blijven en er moest een wijkpark aanwezig zijn, een al jarenlang gekoesterde wens van de omwonenden in de deelge-meente Noord, die kampt met een tekort aan groenvoorzieningen.

Andere uitgangspunten waren dat de omwonenden goed geïnformeerd moeten worden over de plannen en dat de opbrengst van de verkoop voor het Rijk marktconform moest zijn.

In totaal verkocht het ROVB 87 biedboeken. Er kwamen 41 verzoeken binnen van partijen die belangstelling hadden om het complex te bezichti-gen. Uiteindelijk zijn er negen projectvisies ingestuurd, die alle werden onderworpen aan een kwaliteitstoets. Die toetsing is uit-gevoerd door een selectiecommissie onder leiding van oud-rijksadviseur Jan Brouwer. In de selectiecommissie zaten vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: Rijksgebouwen-

Hoe geef je een voormalig gesloten complex terug aan de stad? Dat was de kernvraag voor de winnende combinatie HD en BAM bij de aankoop van de Noordsingel-gevangenis en -rechtbank in Rotterdam. Het trefwoord was kwaliteit. HD en BAM moesten enig risico nemen en op het oog afgaan omdat meten en onderzoeken van het monument niet mogelijk was. Rotterdam gaat er een belangwekkende oase voor terugkrijgen.

arch

itec

tuur

her

best

emm

ing

Noordsingel krijgt gemengde functie

notarieel archief

gerechtsgebouw

parkeergarage cellenvleugels enkerkje

tuin

woningen

woningen

sted

enbo

uw

Page 59: SMAAK 54: kunst

59

dienst, RVOB, Atelier Rijksbouw-meester, gemeente Rotterdam en deelgemeente Noord. Twee bewo-ners mochten onder geheimhouding de planvisies inzien en adviseerden de vertegenwoordiger van de deelgemeente Noord in de selectie-commissie. Daarnaast moesten de marktpartijen een globaal bod neerleggen. Partijen die 70 procent van de maximale kwaliteitsscore haalden en de maximaal vijf hoogste bieders werden toegelaten voor een volgende selectieronde.

Na de kwaliteitstoets bleven er drie partijen over. Deze drie kregen vervolgens de kans hun visies verder uit te werken en een definitief bod te

doen. Het definitieve bod moest minstens 80 procent van het eerste, globale bod zijn. Door die welbewust gekozen opeenvolging werden kwaliteit en prijs in het proces aan elkaar gekoppeld en kon de kwaliteit aandacht krijgen.

geweldig pand

Voor een bedrag van 4.650.000 euro mochten HD Projectontwikkeling en BAM Woningbouw Rotterdam zich de nieuwe eigenaars noemen van het bijzondere stukje Rotterdam. ‘Onze belangstelling voor het complex begon al jaren geleden’, zegt Robin Dijkgraaf van HD Projectrealisatie, een bedrijf met Rotterdamse wortels. ‘Toen we voor

In het complex van de Noordsingel te Rotterdam staan ook directievilla’s en een administratiegebouw.

Page 60: SMAAK 54: kunst

60

een relatie van ons een project dichtbij de Noordsingel uitvoerden, werd onze interesse gewekt. De vroegere rechtbank is natuurlijk een geweldig pand op een prachtige locatie. Rond die tijd, we spreken dan van 2006, was al duidelijk dat het complex ooit op de markt zou komen.’

De projectontwikkelaar vroeg het biedboek aan. Robin Dijkgraaf: ‘Dat biedboek deed ons eerst wel schrikken. Er werd een grote hoeveelheid creativiteit gevraagd om met alle randvoorwaarden om te kunnen gaan. We dachten: wow, is dat wel iets voor ons? Het bouw-risico is voor ons tamelijk hoog, omdat we zelf geen metingen of onderzoek in het complex konden verrichten. Het was dus erg afgaan op het oog en de onderzoeken uit het boek. BAM Woningbouw bleek met dezelfde vraag te zitten als wij. We kenden elkaar van een eerder project waar we goed hadden samengewerkt. Toen het contact er eenmaal was, vielen de puzzelstukjes op hun plaats.’

kracHTig Team

Door gezamenlijk op te trekken ver-grootten beide bedrijven hun kracht. ‘Het biedboek was zo complex, dat er wel veel bureaus moesten afvallen,’ zegt Robin Dijkgraaf. Door toenadering te zoeken tot de in monumentale panden gespeciali-

seerde architect Wessel de Jonge en de landschapsarchitecten van bureau Quadrat ontstond een krachtig team. Makelaar Parc kwam in beeld, evenals de stichting Ravenbosch die zich inspant voor ouderenhuisves-ting op antroposofische grondslag. De stichting onderzoekt of het mogelijk is in de vleugels van het gevangeniscomplex zestig woningen tot stand te brengen voor mensen die in een gezamenlijke woon- en leefgemeenschap hun oude dag willen slijten. In de plint van een van de vleugels komen maatschappelijke functies, zoals een kinderdagverblijf. De bij het complex behorende kerk kan de stichting benutten als ontmoetings- en bezinningscentrum.

Zo kreeg het plan ‘Tuin van Noord’ allengs meer vorm. Aan het monu-mentale gebouw van de vroegere rechtbank, eind negentiende eeuw ontworpen door architect Willem Cornelis Metzelaar (1848-1918), hoeft weinig te veranderen. Dijkgraaf: ‘Dat is nog niet lang geleden al flink onder handen genomen en biedt nu ruimte aan kantoren.’ Anders ligt het bij het gebouw van het notarieel archief, dat evenals de vroegere rechtbank de status van rijksmonu-ment heeft. Het gebouw bestaat vooral uit een boekenkastachtige draagconstructie, waarin alle archiefstukken werden bewaard. De Stichting Stadsherstel Historisch Rotterdam is benaderd om het

gebouw gereed te maken voor een horecabestemming, een functie-verandering waarmee deze instelling al ervaring heeft opgedaan in Rotterdam.

direcTievilla’s

Op het terrein van het complex staan nog andere bouwwerken zoals directievilla’s, een administratie-gebouw en enkele woningen van gevangenisbewaarders. Deze gebouwen worden opgeknapt tot koopwoningen. Dat geldt ook voor de cellen in de vrouwenvleugel van de gevangenis. Hoewel het park-achtige karakter van de omgeving nadruk krijgt, onder meer door een vijver, is er nog ruimte voor nieuw-bouw, een combinatie van op zorg gerichte bedrijfsruimten en wonin-gen en een ondergrondse parkeer-garage.

‘De basisgedachte was: als we willen winnen, dan moet kwaliteit het belangrijkste thema van onze inzending zijn’, zegt Dijkgraaf. ‘Op die manier is het fantastisch wat je aan de stad kunt teruggeven. Bovendien moet je dan ook kiezen voor hoogwaardige architectuur. Dat is een goede keuze geweest. Voor het gehele plan geldt less is more: hoe minder we veranderen, des te minder hoeft er gesloopt te worden en des te meer versterken we de bestaande kwaliteit van het plan. Het bouwrisico ligt geheel bij ons,

daarom hebben we ook gestreefd naar een plan dat draagvlak heeft in de buurt.’ Ook dat lijkt gelukt: bij de eerste presentaties voor de omwonenden reageerden zij met instemming.

leermomenT

Erg veel ervaring is er nog niet opgedaan met de verkoop van dit soort omvangrijke en deels monu-mentale complexen. Het op de markt brengen van het Noordsingel-complex was daarom een belangrijk leermoment. William Elfrink, senior portefeuillecoördinator bij de Rijksgebouwendienst, kijkt met tevredenheid terug op de gevolgde procedure. ‘Er is vooral veel tijd gaan zitten in de voorbereiding. We wilden eerst iedereen die erbij was betrokken op één lijn krijgen. Maar ook wilden we in het biedboek precies duidelijk maken wat we op de markt brachten en wat de voor-waarden waren waaraan de plannen-makers zich moesten houden. Ook hebben we de selectieprocedure zorgvuldig beschreven. Bij de Noordsingel was het erg belangrijk dat we van tevoren bij gemeente en omwonenden hebben afgetast wat zij met het complex wilden. Daardoor hebben we het risico van de potentiële koper al vooraf zoveel mogelijk geminimaliseerd.’

Nu de verkoop is gesloten, is het tijd voor een evaluatie. Alle instellingen

arch

itec

tuur

her

best

emm

ing

sted

enbo

uw

Page 61: SMAAK 54: kunst

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

onde

rwer

par

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

61

die erbij betrokken zijn, krijgen de vraag voorgelegd hoe zij op de gevolgde procedure terugkijken. ‘Dat moet materiaal opleveren dat we kunnen gebruiken wanneer er weer een dergelijk complex wordt verkocht’, zegt William Elfrink.

juridiscH kader

Een ander belangrijk punt lag op het juridische vlak. William Elfrink: ‘In dit soort procedures wordt vaak veel overleg gevoerd, maar ontbreekt uiteindelijk een juridisch kader, waaraan alle partijen zich moeten houden. Dat is hier wel gedaan. Er is een intentie- en samenwerkings-overeenkomst getekend door de ministeries van BZK, Financiën en de

gemeente Rotterdam over de verkoop van het complex, zodat de voortgang van het proces was gewaarborgd.’

Elfrink heeft de indruk dat de gevolgde procedure succesvol is geweest. ‘Uiteindelijk is iedereen tevreden over de uitkomst. Het was een goede keuze om kwaliteit en prijs op deze manier met elkaar in verbinding te brengen.’ Wanneer er iets zou moeten veranderen, dan wellicht in de enorme complexiteit en in de lange duur van het proces. ‘Dat kan sneller en simpeler. We zouden bijvoorbeeld meer kunnen aansluiten bij de kaders die de Monumentenwet al aan bescherming

biedt, al kun je je weer afvragen of dat wel genoeg handvatten zijn.’

HD Projectrealisatie en BAM Woningbouw Vastgoed hebben nog even de tijd om hun projectvisie in daadwerkelijke plannen om te smeden. In januari 2014 krijgt de combinatie ‘Tuin van Noord’ de sleutel van het complex. Dijkgraaf: ‘Tot die tijd kunnen we onze plannen verder uitwerken en procedures doorlopen.’

Draagvlak bij omwonenden was belangrijke voorwaarde

Page 62: SMAAK 54: kunst

62se

rie

Drie maanden zou Mariët Meester in Veenhuizen verblijven als writer in residence. De oude pastorie die ze huurde van de Rijksgebouwendienst, vulde zich geleidelijk met spullen van Marktplaats en afdankertjes van de dorpelingen. Inmiddels zit ze er een jaar, en is er een nieuwe opdracht bijgekomen: het verhaal vertellen van de bevolking die altijd wat argwanend tegen de ‘Koloniekak’ met zijn ABN heeft aangekeken. En ze maakte kennis met ISD’ers ...

laatste deelTEKST: mariëT meesTerFOTOGRAFIE: jaap de ruig

seri

e

Page 63: SMAAK 54: kunst

63

Toen ik tijdelijk van Amsterdam naar Veenhuizen verhuisde, ging ik er vanuit dat ik drie maanden in de gevangeniskolonie zou blijven. Nu is het een jaar later en ik zit er nog. In zekere zin is het een les in loslaten geworden. In onze Amsterdamse etage zijn alle voorwerpen en kleuren doordacht, hier in Veenhuizen neem ik genoegen met andermans over-geschoten spullen. De pastorie die we huren van de Rijksgebouwen-dienst was helemaal leeg toen we erin trokken. Wel lag er vloerbedek-king en hingen er gordijnen, alles in de weidse kleur bruin. Dorpelingen kwamen spontaan met meubels aanzetten, zodat je de inrichting met een mooi woord ‘eclectisch’ zou kunnen noemen. Namaak-oude stoelen van Marktplaats, een kroonluchter van het grofvuil: in totaal heeft de inrichting van het huis nog geen zeventig euro gekost, met het gasstel van vijfendertig euro als duurste aankoop.

Het heeft een reden dat ons verblijf in Veenhuizen is verlengd. Oorspron-kelijk was het de bedoeling dat ik materiaal voor een roman zou verzamelen. Dat heb ik inderdaad gedaan, maar al gauw is er een opdracht bijgekomen. Toen ik nog maar net in Veenhuizen woonde, kwamen de directeur van de drie gevangenissen en de directeur van het gevangenismuseum op bezoek. Ze wilden graag dat ik ook nog een

verhalenbundel zou maken, waarin ik op basis van gesprekken met oud-inwoners een beeld schetste van het leven van de Veenhuizer bevolking in de twintigste eeuw. ‘Koloniekak’ werden wij tijdens mijn jeugd genoemd. Omdat er alleen maar justitieambtenaren in het dorp woonden, die vanuit het hele land werden gerekruteerd, was de voertaal binnen de koloniegrenzen Algemeen Beschaafd Nederlands. In de omgeving werd dat als kakkerig gezien. Er waren zelfs Veenhuizers die hun best deden om buiten het dorp de e in te slikken, opdat ze maar geaccepteerd zouden worden. Ik heb de opdracht aangenomen. Stichting Het Drentse Boek gaat de verhalenbundel in mei 2012 uitgeven. In het afgelopen jaar heb ik ongeveer vijfendertig oud-Veenhuizers opge-spoord en geïnterviewd, de oudste was zevenennegentig. Bijna alle gesprekken zijn ook gefilmd. Het dorp is rijker, interessanter, maar ook zwaarder en drukkender voor me geworden. Vele levens zijn er geleid en ook weer geëindigd, er blijken heel wat drama’s te schuilen achter de oude stenen op de begraaf-plaats. Drie van de verhalen monden uit in de onnatuurlijke dood van een persoon. Zo heb ik de toedracht gereconstrueerd van een moord die in 1952 in Veenhuizen werd gepleegd, toen een gestichtsbewoner een jongetje van zeven om het leven bracht.

Op het moment dat ik dit schrijf wordt er in de voortuin van de pastorie door gestichtsbewoners geroepen en geschreeuwd. Dat gebeurt de laatste tijd vaker, soms hoor ik ineens iemand luidkeels zingen. In het begin vond ik het alleen maar prettig dat er de hele dag gedetineerden rond het huis zijn, die vanuit twee houten bouw-keten het groen in de wijde omge-ving onderhouden. Even je hand opsteken als een gedetineerde water tapt bij de buitenkraan, even een compliment geven als het gras weer is gemaaid. Zij op hun buurt wensten ons smakelijk eten als we achter het huis onze middagboterham aten. Rustige Robin Hood-types waren het, die een korte straf uitzaten of met het laatste stuk van een langere detentie bezig waren. Het is me zelfs overkomen dat ik een dag alleen thuis was en plotseling merkte dat de gedetineerden er niet waren. Ik schrok enorm. De pastorie heeft geen naaste buren, wie moest mij helpen als ik onverhoopt in de problemen kwam?

Sinds een aantal maanden loopt er een ander slag mannen om het huis. We merkten het voor het eerst op een ochtend, toen J. over de oprijlaan de afvalcontainer naar de straat bracht. Twee gedetineerden vroegen hem: ‘Bent u de pastoor?’ J. schoot in de lach. Hij was niet de pastoor en nee, hij was ook niet de

baas van de kerk. Hij legde uit wat we dan wel deden in de pastorie, dat we eigenlijk drie maanden zouden blijven maar dat het allemaal een beetje uit de hand was gelopen.

De heren begonnen hun kant van de zaak te vertellen. Zij waren onder-deel van iets heel nieuws, zeiden ze trots, ‘niet iedereen mag daar zomaar aan meedoen’. Een experiment was gestart, vanuit de ISD in Hoogeveen vertrokken ze iedere dag om 7.00 uur in een busje naar Veenhuizen om er te werken. Het beviel uitstekend, ‘dan kunnen we tenminste laten zien dat we ook nog wel een beetje normaal zijn.’

Het leek ons raadzaam om op te zoeken wat ‘ISD’ betekent. Als mensen willen laten zien dat ze toch een beetje normaal zijn, waren ze dat eerder dus blijkbaar niet. Met wie hadden we te maken? ISD bleek Inrichting voor Stelselmatige Daders te betekenen. Het zijn veelplegers, al dan niet met een verslavings- of psychiatrische problematiek. Volgens de website van het Openbaar Ministerie is de ISD een ‘allerlaatste-kans-voorziening voor de zwaarste doelgroep’.

Aan het eind van de middag reden onze nieuwe tuinmannen weg op blauwe damesfietsen, kennelijk ook een experiment. De werkmeester reed voorop, gevolgd door de

Zwijg en Verdwijn

ÒVeenhuizen is lange tijd verboden gebied

geweest voor buitenstaanders

× Vrijwilligers op de Veenhuizer begraafplaats, waar veel graftrommels behouden zijn gebleven

Page 64: SMAAK 54: kunst

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

arch

itec

tuur

arch

itec

tuur

bele

id64

onde

rwer

p

gedetineerde die had gevraagd of J. de pastoor was. Uitgelaten ver-plaatste hij zijn gewicht naar achteren en fietste een heel stuk op één wiel.

Veenhuizen is hot, zei iemand tegen me. Een vriend uit het westen vroeg per e-mail of het culturele centrum van Nederland intussen soms hier-naartoe was verplaatst? De laatste tijd is de Burton Academie veel in het nieuws geweest, een particulier instituut dat zich heeft gevestigd in de villa waar vroeger de hoofddirec-teur van Veenhuizen woonde. Jonge mensen worden er een jaar lang bijgeschoold in levenskunst en algemene ontwikkeling, zelfs premier Rutte heeft er al lesgegeven. Het

gevangenismuseum is ook een groot succes, in 2011 heeft het 110.000 bezoekers gehad. Verder loopt Maallust goed, de gerenoveerde graanmaalderij waar nu ambachtelijk bier wordt gebrouwen. Mijn persoonlijke favoriete plek is Bitter en Zoet, het smaakvol ingerichte hotelcomplex waar je ook kunt eten, en waartoe de vroegere apotheek en het hospitaal behoren. De naam is natuurlijk perfect, al meer dan honderd jaar staat er ‘Bitter en Zoet’ op de apotheek. Nieuwkomers die iets opzetten in Veenhuizen beginnen nu zelf ook van dergelijke benamingen te bedenken. ‘Kunst en Vlieg’ – de atelierwoning van twee kunstenaars – is wat mij betreft

geslaagd, ‘Tooi & Opsmuk’ voor een winkeltje met decoratieve spulletjes net iets minder goed begrepen.

Een paar enthousiastelingen organiseren dit jaar voor het eerst een filmfestival in Veenhuizen. Op bijzondere locaties krijgen de bezoekers films voorgeschoteld die iets met het thema onvrijheid te maken hebben. Andere dorpelingen doen al jaren vrijwilligerswerk op de begraafplaats, en zo is aan het licht gekomen dat er nog iets aan de hand is in ons dorp. Tijdens een lezing bij één van de begraafplaatsvrijwilligers thuis, kwam een specialist in graf-trommels aan het woord. Hij vertelde dat er een relatief groot aantal

graftrommels op de Veenhuizer begraafplaats ligt. Graftrommels zijn ovale of ronde metalen trommels met een deksel van glas, waarin vroeger kransen van metaal, porselein of kralen tegen de elementen werden beschermd. Er zijn maar twee begraafplaatsen in Nederland waar er meer liggen dan in Veenhuizen.

Ik hou van de lange Kolonievaart die de ruggengraat van het dorp vormt. Erlangs loopt de Hoofdweg, die van het spiegelende donkere water wordt gescheiden door een gras-berm. Als je over de Hoofdweg rijdt, wordt je oog nergens door tegenge-houden: je kijkt naar een landschap

Page 65: SMAAK 54: kunst

sted

enbo

uwm

onum

ente

nku

nst

onde

rwer

par

chit

ectu

urar

chit

ectu

urbe

leid

65

en bent deel van een landschap. Wat mij betreft moet dat zo blijven, daarom keek ik er nogal van op toen er tijdens een opknapbeurt op sommige plaatsen spierwit hekwerk langs het kanaal en de weg werd geplaatst. De functie ervan was mij onduidelijk. ‘Wordt er hier een rodeo georganiseerd?’ schreef ik bozig in mijn dagboek. ‘Moeten er hordes toeristen worden tegengehouden? Hebben de mensen plotseling de neiging het kanaal in te rijden? Is het de bedoeling dat we er voortdurend aan denken dat er hier criminelen achter de tralies zitten?’ Een tijdje heb ik geprobeerd om dwars door de hekken heen te kijken. Ze zijn er nooit geweest, waarom waren ze er nu dan ineens wel? Zou de mogelijke plaatsing van Veenhuizen op de Werelderfgoedlijst op deze manier niet in gevaar komen?

Toen mijn ouders de hekken voor het eerst zagen – ze waren in het buitenland geweest – zeiden ze ongeveer hetzelfde als ik: ‘Komt er hier soms een veemarkt?’ Maar alle andere Veenhuizers die ik erover aansprak hadden totaal geen proble-men met de witte metalen rasters. Sterker nog: ze hadden ze niet eens opgemerkt. ‘Ik zal er eens op letten,’ zei de een. ‘Wat geeft dat nou?’ vroeg de ander. Zelfs de kunstenaars uit Kunst en Vlieg, die de kwaliteit van de ontwikkelingen in Veenhuizen nauwlettend in de gaten houden, zagen mijn punt totaal niet.

In Amsterdam verandert het straatbeeld ook voortdurend, maar daar valt het mij nou nooit zo op. Het wordt geloof ik tijd om terug te gaan. Zwijg en Verdwijn.

ÖSpierwit hekwerk langs de Kolonievaart

ÒMariët Meester kijkt naar het

Maallustcomplex

Ñ Bitter en Zoet als favoriete plek

Page 66: SMAAK 54: kunst

66

jaaroverzicht 2011

Page 67: SMAAK 54: kunst

47 67

SMAAK–50SMAAKMAKERS

– Nieuwbouw Hoge Raad– NicoLAAS MATSiER Trippenhuis– iNTERViEW Elco Brinkman– iNTERViEW minister Piet Hein Donner– iNTERViEW Peter Jägers– Anke van Hal over duurzaamheid– Koen van Velsen over entree Het Loo– FoToREPoRTAGE Paleis het Loo– LEVEN NA DE RGD Moriko Kira– Dirk Sijmons over gevolgen klimaatverandering– Liesbeth van der Pol: een nieuw elan– Zoutloods Zwolle: lokale architectuur– Muur Nathan coley Scheepvaartmuseum– Bjarne Mastenbroek over nieuwe rol architect– Bjarne Hammer over internationaal Strafhof– Zestig jaar percentageregeling– Joop van der Leeuw, Dura Vermeer– Jacques Kwak over leegstand– FoToREPoRTAGE Slot Loevestein– Het nieuwe werken– ARcHiEVEN SERiE ‘s Hertogenbosch– Guerrillastedenbouw – Willemijn de Boer over lege panden met

potentie– Frak Strolenberg: hergebruik– Bijzondere kunst van de Rgd– Nieuwe contractvormen– GRoETEN uiT VEENHuiZEN Meester is terug– NASMAAK Willem Bijleveld

Scheepvaartmuseum

SMAAK–51DE ooGSt

– NicoLAAS MATSiER Naald bij het Manpad– chronische leegstand nu zichtbaar– Duo/Belastingdienst Groningen– Timpaan Paleis op de Dam– Belastingdienst Doetinchem– Toekomst Blokhuispoortgevangenis– ARcHiEVEN SERiE utrecht– Nieuwe koers openluchtmuseum– Entreegebouw Paleis het Loo– Herziening Monumentenbeleid– Gebiedsontwikkeling Breda– Afbouw Rijksmuseum begonnen– Jozias van Aartsen– Europol verhuist– Reuvenshuis Leiden– LEVEN NA DE RGD Timmie Thio– Brandveiligheidsprogramma Pi’s– iNTERViEW Arnoldussen (RVoB)– GRoETEN uiT VEENHuiZEN Maallust– NASMAAK Henny Neve, Terneuzen

SMAAK–52 WiSSElinG vAn DE WAcHt

– NicoLAAS MATSiER praalgraf Katwijk– Sluiting en fusie ministeriegebouwen– Verhuizing RiVM naar utrecht– Akoestische vloer Scheepvaartmuseum– Profiel Rijksbouwmeester Frits van Dongen– Passage Rijksmuseum– ARcHiEVEN SERiE Felix Archief Antwerpen– opera orfeo op Paleis Soestdijk– Paleis van Justitie in het iJ– Renovatie kantoren Eerste Kamer– Zonnepanelen op dak iND Zevenaar– Blokhuispoortgevangenis in verkoop– AFScHEiDSiNTERViEW Liesbeth van der Pol– Grafmonument Tromp gedemonteerd– Herbestemming gevangenis Hoorn– LEVEN NA DE RGD Rob Hootsmans– A-energielabel kantoor Rijkswaterstaat Assen– Vrouwe Justitia bij oM Groningen– GRoETEN uiT VEENHuiZEN omgang met

gedetineerden– NASMAAK Wouter Weerheim, oude Kerk Delft

SMAAK–53 AMStERDAM

– Actuele PPS-projecten, o.a. Doetinchem– NicoLAAS MATSiER Huis Doorn– iNTERViEW Wim Bijleveld Scheepvaartmuseum– Achtergronden van de exposities

Scheepvaartmuseum– iNTERViEW Liesbeth Van der Pol– Projectmanager Xander Hendrikx– Paleis op de Dam schuttingvrij– Van Gogh Museum dicht voor renovatie– Paviljoen Aziatische kunst Rijksmuseum– Nationaal Register Gerechtelijk Deskundigen

utrecht– iNTERViEW Hans van der Vlist– Kaj Hedvall, Finse Rijksgebouwendienst– ARcHiEVEN SERiE Nationaal Archief– LEVEN NA DE RGD Hans Wijffels– Varkensboer zoekt architect– Jarige Koepelgevangenis Breda– Restauratie torenspits Veenhuizen– GRoETEN uiT VEENHuiZEN: toerisme– NASMAAK Edwin van Huis,

directeur NcB Naturalis

SMAAK SPEciAl EURoPol

– impressie gebouw– iNTERViEW Jechoutek– Verhuizing is historisch moment– Gea van craaikamp (RGD) en Anneke van

Zaanen (Justitie)– Vijf medewerkers van Europol– KuNST corriette Schoenaerts– iNTERViEW Frank Wintermans– Beveiliging en icT– Jo coenen over zijn erfenis– KuNST Arabidopsis van Ronald van der Meijs– Duingebied rond Europol– KuNST epoxygordijn van David Lindberg– De buurman World Forum van TcN– KuNST Pilaar van Simcha Roodenburg– NASMAAK Adela Pavlikova, wellness-specialist

SMAAK SPEciAl RAAD vAn StAtE

– Historie Raad van State, baken in Den Haag– i NTERViEW Merkx+Girod– Heroverweging kunstcollectie– iNTERViEW Herman Tjeenk Willink– Het Leugentje van Wegener Sleeswijk– Vijf medewerkers van de Raad van State– Michael van Gessel over ‹zijn› tuinen– KuNST Paul Hoppenbrouwers over rol RGD– KuNST Joseph Kosuth– Ramen Job Koelewijn– Decoratie in het interieur– Raad van State in en na de oorlog– invloed Monumentenzorg Den Haag– NASMAAK Peter Meijer, bouwcoördinator

Page 68: SMAAK 54: kunst

los

num

mer

€ 5

,-smaak is een uitgave van:Ministerie van Binnenlandse Zaken en KoninkrijksrelatiesRijnstraat 8 | 2515 XP Den Haag | www.rgd.nl

© Rijksoverheid | Februari 2012 | Publicatie-nr. 0024

‘ Het gebouw an sich is te beperkt, het gaat om de betekenis ervan voor de gebruiker’

peter jägers p. 8

Goed beschouwd is een vesting een vreemd ding. Nooit een oorlog meegemaakt en toch bewaakt

nicolaas matsier p. 12

‘Een rijksopdracht stelt je in staat te experimenteren’

marte röling

‘Nu kunnen we laten zien dat we een beetje normaal zijn. Dat was een verontrustende boodschap.’

mariet meester p. 62

De Rijksoverheid heeft niet alleen de zorg voor het behoud maar ook om het afstoten van gebouwen.’

frits van dongen p. 42