Samenvatting Bourdieu

5
Samenvatting Bourdieu Bourdieu is in een marxistische denker. Hij gaat in zijn structuralisme zelfs nog een stap verder dan Marx. In het marxisme bestaat er een verschil tussen de objectieve omstandigheden van de mens en de subjectieve ervaring, bijvoorbeeld de ervaringen van vervreemding en verelendung. Volgens Bourdieu wordt de subjectiviteit van iemand echter direct gevormd door zijn sociaaleconomische omstandigheden. De mening van een persoon over iets; muziek, kunst, eten, etc, is afhankelijk van diens klasse. Hoogopgeleiden houden bijvoorbeeld meer van kunst, klassieke muziek en minder van fastfood dan lager opgeleiden. De waardepatronen die onze culturele voorkeuren bepalen, zijn volgens Bourdieu geen individuele keuzes, maar fungeren als sociale onderscheidingsmechanismen en hebben dus een sociale functie. Op deze manier onderscheidt Bourdieu naast de marxistische notie van economisch kapitaal ook sociaal kapitaal (connecties), cultureel kapitaal en symbolisch kapitaal (beheersing van de taal). Deze vormen van kapitaal gebruikt de ‘heersende’ klassen om zich te onderscheiden van de lagere klassen, gebruikt ze om haar klasse te herkennen en in stand te houden. Dit kan geïllustreerd worden met het onderscheid tussen hoge en lage cultuur. Lage cultuur is altijd toegankelijker, massaler, functioneler en goedkoper. Hoge cultuur is altijd schaarser, duurder en minder toegankelijk. Om de hoge cultuur te begrijpen, wordt vaak veel voorkennis verwacht, bijvoorbeeld kennis van de klassieke oudheid, van symbolisme of talenkennis.

description

article

Transcript of Samenvatting Bourdieu

Page 1: Samenvatting Bourdieu

Samenvatting Bourdieu

Bourdieu is in een marxistische denker. Hij gaat in zijn structuralisme zelfs nog een stap verder dan Marx. In het marxisme bestaat er een verschil tussen de objectieve omstandigheden van de mens en de subjectieve ervaring, bijvoorbeeld de ervaringen van vervreemding en verelendung. Volgens Bourdieu wordt de subjectiviteit van iemand echter direct gevormd door zijn sociaaleconomische omstandigheden. De mening van een persoon over iets; muziek, kunst, eten, etc, is afhankelijk van diens klasse. Hoogopgeleiden houden bijvoorbeeld meer van kunst, klassieke muziek en minder van fastfood dan lager opgeleiden. De waardepatronen die onze culturele voorkeuren bepalen, zijn volgens Bourdieu geen individuele keuzes, maar fungeren als sociale onderscheidingsmechanismen en hebben dus een sociale functie.

Op deze manier onderscheidt Bourdieu naast de marxistische notie van economisch kapitaal ook sociaal kapitaal (connecties), cultureel kapitaal en symbolisch kapitaal (beheersing van de taal). Deze vormen van kapitaal gebruikt de ‘heersende’ klassen om zich te onderscheiden van de lagere klassen, gebruikt ze om haar klasse te herkennen en in stand te houden.

Dit kan geïllustreerd worden met het onderscheid tussen hoge en lage cultuur. Lage cultuur is altijd toegankelijker, massaler, functioneler en goedkoper. Hoge cultuur is altijd schaarser, duurder en minder toegankelijk. Om de hoge cultuur te begrijpen, wordt vaak veel voorkennis verwacht, bijvoorbeeld kennis van de klassieke oudheid, van symbolisme of talenkennis. Hoge cultuur is dus moeilijker te ‘verkrijgen’ en wordt dus automatisch eerder geaquiseerd, door een hogere klasse omdat die ook het economische kapitaal en de tijd hebben om bijvoorbeeld de benodigde boeken te kopen en hun kinderen naar de benodigde scholen te sturen. Op eenzelfde manier is chique eten altijd duurder en vergt het meer tijd om het te waarderen.

Hoge cultuur is op eenzelfde manier op het eerste gezicht minder functioneel. De hoge cultuur spreekt vaak van de kunst ‘om de kunst’ en heeft een voorkeur voor het meer abstracte. Volgens Bourdieu is ‘kunst om de kunst’ een valse uitspraak. Juist doordat de hoge cultuur verder afstaat van de directe, instinctmatige en ‘gewone’ cultuur, wordt zij gebruikt door de heersende klasse om zich te onderscheiden. Omdat het veel moeite kost voor iemand die buiten de hogere klasse staat om zich de hoge culturele kapitaal eigen te maken, is het een efficiënt middel voor de heersende klasse om zich te onderscheiden.

Page 2: Samenvatting Bourdieu

Deze mechanismen moeten als onbewust en impliciet worden opgevat. Volgens Bourdieu worden de culturele voorkeuren dan ook onbewust door het individu geïnternaliseerd, door herhaling en door het nadoen van wat de anderen van je omgeving doen. Een radicaal gevolg van deze theorie is dat Bourdieu het bestaan van het individu buiten zijn sociale ‘habitus’ ontkent en dat hij objectieve maatstaven voor kunst ontkent. (bv. Jan Smit is niet slechter dan Mozart). De vanzelfsprekendheid van het beter vinden van de smaak, is dan ook een noodzakelijk gevolg van deze internalisatie en de vanzelfsprekendheid zorgt er ook voor dat volgens Bourdieu het huidige onderwijssysteem zichzelf instant houdt; het leidt immers zijn eigen leraren en beleidsmakers op. Bourdieu ziet het onderwijssysteem dus als iets wat in essentie een middel is van de heersende klasse om zichzelf te reproduceren. Dit punt zou ik wel enigszins willen nuanceren, deze redenering verklaart immers niet hoe het dan kan dat de mens in kennis de afgelopen jaren is vooruitgegaan.

Hoogopgeleiden vinden in hun opleiding de omgangsnormen, kwaliteiten, assertiviteit en connecties die nodig worden geacht om in het bestuur te komen. Kinderen van hoogopgeleiden zullen waarschijnlijk eerder met elkaar omgaan dan met andere kinderen, omdat zij zich beter in elkaars cultuur herkennen en er zich dus onbewust veiliger bij voelen. Op eenzelfde manier zullen leraren (meestal ook hoogopgeleiden behalve dan op de basisschool), het in het algemeen iets beter kunnen vinden met kinderen van hoogopgeleiden. De hoogopgeleide kinderen groeien bovendien op in een omgeving waarin leren meer gestimuleerd wordt, bijvoorbeeld doordat de ouders meer lezen1. Dit effect wordt nog eens versterkt door het feit dat intelligentie erfelijk is2.

Op eenzelfde manier groeien laag opgeleiden gemiddeld meer op in een omgeving die studeren afraadt. Sommige laagopgeleide ouders menen dat omdat het studeren bij hen niet lukte, het bij hun kinderen ook niet zou lukken. Eerste generatiestudenten vinden het vaak ook moeilijker om aan de universiteitscultuur te wennen3.

Een manier om dit bekijken is dat op de middelbare school in Nederland veel (verplichte) vakken cultureel (in de zin van elitecultuur) van aard zijn, waar kinderen van hoogopgeleiden veel meer mee vertrouwd zijn. Voorbeelden 1 http://gerbertkraaykamp.ruhosting.nl/Pdf_files/2000_SOE.pdf2 http://www.falw.vu.nl/nl/voor-het-vwo/wetenschap-in-gewone-woorden/biologie/2010/intelligentie-erfelijk.asp3 http://www.studned.nl/1495/onderwijs/vu-wil-eerste-generatie-studenten-extra-begeleiden

Page 3: Samenvatting Bourdieu

hiervan zijn natuurlijk; culturele vorming, klassiek culturele vorming, maar ook vakken als geschiedenis, filosofie en talen4.In Nederland is het bijvoorbeeld verplicht op het vwo naast Engels een vreemde taal te hebben. Of je goed bent in talen is natuurlijk deels erfelijk, maar heeft voor een groot deel te maken met er mee in aanraking komen. Op deze manier worden slimme laagopgeleiden die goed in wiskunde zijn buitengesloten.

Hoewel de theorie misschien wat radicaal is voor een opdracht van het CDA, is ze analytisch erg bruikbaar om te verklaren waarom op sociaal-cultureel niveau hoog en laag opgeleiden gescheiden naast elkaar leven en hoog opgeleiden politiek gezien ook de macht hebben.

Als toevoeging op Bourdieu zou ik cultureel, sociaal en symbolisch kapitaal beschouwen als zaken die niet alleen voor hoogopgeleiden werken. Laagopgeleiden herkennen elkaar eveneens door hun cultuur en gebruiken het eveneens om in en uit te sluiten. Verder zijn er oneindig veel subculturen of menselijke relaties, die elk hun eigen machtsverhoudingen en subtiele culturele mechanismes kennen. Elke vriendengroep heeft wel een aantal woorden of gebaren, waaraan zij elkaar herkennen. Een dichotomie tussen hoog en laag opgeleid, moet in die zin niet te strak getrokken worden. Toch kunnen we hier, al generaliserend, wel uitspraken over doen.

4 http://gerbertkraaykamp.ruhosting.nl/Pdf_files/2000_SOE.pdf