Samenvatting ATW

download Samenvatting ATW

of 48

Transcript of Samenvatting ATW

ALGEMENE TAALWETENSCHAP1. InleidingWat is taalwetenschap? De wetenschappelijke studie van natuurlijke taal. Onder natuurlijke taal verstaan we die taal die in een menselijke gemeenschap gebruikt wordt voor algemene communicatie en die een kind, opgroeiend in zon gemeenschap als zijn moeder taal leer. Natuurlijk talen vs. kunstmatige talen? Taalwetenschap zoomt in op natuurlijke talen, dus niet op kunstmatige talen zoals bvb: het Esperanto. Daardoor hoort taalkunde ook tot de humane wetenschappen. Zoals psychologie, filosofie, sociologie, Wel is ATW net zoals de positieve wetenschappen (fysica, scheikunde,) een empirische wetenschap. (empirisch, volgens de ervaring) Wat bedoelt men dan met de algemene taalwetenschap? Een algemeen inzicht in taaluniversalia op algemeen. Taalwetenschap staat dan weer voor de wetenschappelijke studie van natuurlijke taal. Samen kan je dit zien als een ontwikkeling van een metataal (is de benaming voor elke taal of daarmee vergelijkbaar systeem met behulpwaarvan dezelfde of een andere taal of een ander systeem wordt beschreven). De inhoud van algemene taalwetenschap is onder te verdelen in twee grote delen. Welke?

Macrolingustiek, algemeen overzicht van de verschillende theoretische strekkingen in de 20e en 21e eeuw. Microlingustiek, kritische kijk op taalwetenschappelijk begrippenapparaat (definiring + illustratie) Wat zijn de kenmerken van een natuurlijke taal? Typische menselijk Spontaan en creatief Dynamisch Sociaal Individueel-psychologisch Wat met het kenmerk typische menselijk? Ook dieren hebben communicatiesystemen, bvb: om iets te alarmeren, een territorium af te bakenen, enz Maar deze taal heeft geen taalsysteem. De dierentaal mist een aantal typische eigenschappen van menselijke taal (semiotiek, de studie van het wezenlijke karakter,het ontstaan (semiosis) en het gebruik van tekens en tekensystemen). Pagina | 1

Wat zijn de eigenschappen van menselijke taal?

Recursie: beperkt aantal elementen kan een onbeperkt aantal uitingen voorbrengen. Abstractheid: niet zomaar elementen, maar abstracte eenheden die in combinatie een betekenis opleveren Afstand: taal kan worden gebruikt om te communiceren over dingen die in ruimte en tijd niet in de onmiddellijke omgeving zijn. Metalingustiek: mensen beschikken over het vermogen om over taal zelf te communiceren Arbitrariteit: geen relatie tussen klank en betekenis Wat met het kenmerk een natuurlijke taal is dynamisch? Taal kan gezien worden als een middel om over ervaringen te communiceren. Aangezien ervaringen voortdurend aan ervaringen onderhevig zijn, past de natuurlijke zich aan aan de nieuwe eisen van de veranderende ervaringswereld. Bvb: browsen, chatten, surfen. Wat met het kenmerk sociaal? Taal is per defintie een sociale bezigheid, want ze eist dat er communicatie optreedt zowel interpersoonlijk als intrapersoonlijk. Wat met het kenmerk individueel-psycholgisch? Taal komt vanuit de hersenen, en dus wordt gereproduceerd in de eigen hersenpan en vanuit de eigen psyche. Hoe gaat ATW te werk (methode van ATW)? De hypothetisch-deductieve methode: 1) 2) 3) 4) Materiaalverzameling en feitenobservatie Hypothesevorming: op basis van regelmaat in data Afleiden van voorspellingen (deductie) Toetsing van de afgeleide voorspelling (falsificatie)

Pagina | 2

Wat is het bereik van ATW? Microlingustiek: verschillende dimensies van taalstructuur en taalgebruik (begrippenapparaat). Macrolingustiek: afzonderlijke onderzoeksprogrammas binnen de ATW (inclusief historiografie van de taalkunde)(verschillende theorien in en over de taal)

Het schema van de microlingustiek: Vorm Klanken Woorddelen Woorden Zinnen Wat is fonetiek? Dit is de studie van de fysische en fysiologische aspecten van spraak (articulatorisch, akoestisch, auditief) Wat is fonologie of klankleer? Beschrijving van de kleinste betekenisvolle onderdelen van de taal (fonemen). Bvb: pad vs. bad (hier is p vs. b, dus is dat betekenisonderscheidend). Wat is morfologie of vormleer? Is de leer van de woordvorming. Dus eigenlijke de wijze waarop in een taal d.mv. samenstelling en afleiding woorden worden gevormd, als ook de leer van de verbuigings- en vervoegingsvormen van een taal. Bvb: meervouden, bos-sen, tanpasta, tandborstel Maar ook de interne structuur van woorden en regels voor woordvorming. Wat is lexicologie? Dit is de studie van de aard, betekenis en structuur van woordgroepen en de samenhang van afzonderlijke woorden (of lexemen). Wat zijn de deeldomeinen van de lexicologie? Onaomasiologie: hoe druk ik X uit ? (concept vs. woord) Semasiologie: wat drukt X uit? (woord vs. concept) Etymologie: waar komt een woord vandaan? Wat is syntaxis (samenplaatsing)? Dit is de studie van de wijze waarop lexemen in grotere gehelen met elkaar worden gecombineerd. De onderlinge verhouding van de zinsdelen en hun grammaticale functie binnen de zin als geheel. Fonetiek Morfologie Lexicologie Syntaxis Functie Fonologie SE MAN TIEK Gebruik / PRAG MA TIEK

Pagina | 3

Wat zijn de centrale vragen bij de syntaxis? Hoe kunnen woorden worden ingedeeld in klassen? Wat is de volgorde van woorden binnen groep/zin? Wat is de structuur van e zinnen en woordgroepen? Wat is semantiek of betekenisleer? Dit is de studie van de conventionele betekenis van taalkundige constructies (morfemen, woorden, zinnen). Dit kan op woordniveau maar ook op het niveau van zinsniveau. Wat is pragmatiek? Dit is de studie van de relatie tussen taaltekens en hun gebruikers + situatie (communicatieve functie). Men kan deze microlingustiek tegenover de tradities uit de macrolingustiek; bijvoorbeeld de formalistische of functionalistische traditie.

2. Deel I: Macrolingustiek2.1. Diachrone vs synchrone taalkundeWat is diachrone taalkunde? De beschrijving en verklaring van taalverandering De historische ontwikkeling en verwantschap van talen Etymologie (studie herkomst van woorden) Wat is de synchrone taalkunde? (volgens DS staat dit centraal) Beschrijving van de systematiek van een taal op een bepaald moment in de tijd Is een voorwaarde voor synchrone taalkunde. Wat met de evolutie in de taalkunde? Van o tot 1600, de studie van de antieke taal Van 1600 tot 1900, studie naar taaloorsprong (diachrone) Vanaf 1900 tot nu, studie naar de gemeenschappelijkheden van talen (synchrone)Pagina | 4

2.1.1.

Fase I: studie van antieke talen

Van waar de centrale plaats voor Latijn & Grieks? Ze werden gebruik in cultuur en onderwijs. En de volkstalen van die tijd hadden geen geschreven traditie. Waar lag de aandacht dan vooral op? Enerzijds het logisch-filosofisch aspect van taal (Plato & Aristoteles) anderzijds op de grammatica en de terminologie (Trax Grammatica, grieks) Wat deed die Dyonysus Trax dan?

Hij was onder de invloed van de Sofisten, analogisten gaat uit van een systeem. Hij baseerde zich voor het schrijven van zijn grammatica op literatuur. Wat hield Trax Grammatica dan net in? Deze gaf een eerste beschrijving van de verschillende woordsoorten, maar gaf evenwel nog geen syntaxis (hoe horen woorden samen), het was vooral bedoeld om mooi te kunnen schrijven en spreken. Het latijnse denken werd sterk benvloed door de Grieken.

2.1.2.

Fase II: De middeleeuwen

Hoe kwam het dat grammatica stilaan een zelfstandige wetenschap werd? Het werd de basis voor de studie van de klassieke auteurs. Door de filosofische inslag, relaties tussen woord en aangeduide. En door de retorische en filologische orintatie. (filologie, filoloog bestudeert de taal- en letterkunde van volkeren door middel van beschikbare geschriften in samenhang met de cultuurgeschiedenis van een volk). Daarnaast was er ook de groeiende interesse voor andere talen, wat zijn R.Baron? Die beweerde wie de grammatica van een taal kent, kent ze van alle talen. Dit kan je terugkoppelen naar de huidige zoektocht naar taalgelijkenis.

2.1.3.

Fase III: 16de tot de 19de eeuw

Verklaar de groeiende interesse voor andere talen? De vraag rees of er een universele basis was voor talen? De zoektocht naar wetenschappelijke etymologien. De taalwetenschap was trouwens meer en meer op zoek naar taalverwantschap, denk hierbij maar aan het concept van een prototaal. Wie is en wat deed William Jones? Hij beweerde dat er een gelijkenis is tussen het Sanskriet, het Grieks en het Latijn. Hij zegt dat er gelijke werkwoordsvormen zijn in de drie talen. Hij zegt dat ze allen voorkomen uit dezelfde bron. Wat met Jones en het Indo-Europees? Jones was als het ware de grondlegger van het idee dat Europese en Indische talen op een gemeenschappelijke grondvorm teruggaan. Dit deed hij op basis van historische onderzoek, door een reconstructie van historische vertalingen. Wat met de studie naar het Indo-Europees? Dit gebeurde op basis van de evolutie vanuit een gemeenschappelijk beginstadium, dus een soort van proto Indo-Europees. Dit door een systematische vergelijking van taalvormen (t.o.v. etymologie). Dit is een diachrone benadering. Waaraan kan je dit bijvoorbeeld merken? Bvb het woord vader is een woord dat je in vele talen terugvind, maar die hebben duidelijk gemeenschappelijke grondvorm.

Pagina | 5

Wat kan je hieruit concluderen? Er zit een systematiek in zowel de gelijkenis als de verschillen tussen verschillende talen. Wat erop wijst dat er n grondtaal is, maar de verschillende taalfamilies hebben zich ontwikkeld in andere fases.

2.1.4. Fase 4: Begin 20ste eeuwWat zijn de gemeenschappelijke kenmerken van alle talen? Dimensies van een talige structuur: Klanken: onderscheid tussen klinkers en medeklinkers Morfologie: onderscheid enkelvoud en meervoud Semantiek: betekenisonderscheidende concepten Syntaxis: recursiviteit (taal maakt gebruik van een bepaald aantal regels) Wat zijn de vier mogelijke verklaringen voor de taaluniversalia? Fylogenetisch: overblijfsel van een oertaal Functioneel: zelfde functie uitdrukken Fysiologisch: zelfde hersensstructuur Formeel: aangeboden taalsysteem

2.2. Synchrone benaderingenVerschillende benaderingen binnen de taalkunde Met aandacht voor de historische ontwikkeling van afzonderlijke denkbeelden Formalistische vorm vs. functionalistische (welke functie) traditie Wat zijn de verschillende stromingen? Ferdinand De Saussure en het structuralisme (Europees Structuralisme) Europese functionel structuralisten (Praagse school) Amerikaans structuralisme (Leonard Bloomfield) Transformationalisme (Noam Chomsky) Systemisch-functionele taalkunde (Halliday) Cognitieve taalkundePagina | 6

2.3. Ferdinand de Saussure (Europees structuralisme)Wie is Ferdinand De Saussure?Hij wordt beschouwd als de vader van de algemene taalwetenschap. Hij werd geboren in Geneve. Werkte in Leipzig, Berlijn, Parijs & Genve. Maakt in 1916 het Cours de linguisitque general, wat kan worden gezien als het eerste standaardwerk in de algemene taalwetenschap. Het boek werd vertaald in 17 talen.

Wat was zijn kritiek op de toen heersende visie op taal? Hij vond dat er een te sterke focus was op het verleden (diachronische aanpak), hij wilde de focus op nu (synchrone). Hij vond de studie te atomisch (op woordniveau), hij vond dat het structularistisch moes t(relatie van elementen tot elkaar) Kon er niet tegen dat er enkel werd uitgegaan van geschreven taal, volgens FDS komt gesproken taal voor geschreven taal, en is dus belangrijk. Talen hebben eerst een gesproken traditie. Hij vond het taalonderzoek niet wetenschappelijk genoeg, moest evolueren naar een echte taalwetenschap. Hoe moet je FDS zien in de tijdsgeest? Begin de 20ste eeuw is er duidelijk een dominantie van het groter geheel. Minder individualistisch maar wel systeemdenken. En dat in alle domeinen: in de politiek met het communisme, in de biologie met de evolutietheorie, in de economie met de industrialisering, Wat zijn de hoofdgedachten van FDS? Diachrone vs. synchrone taalbeschrijving Langue vs. parole Teken = significant + signifi Abstractheid van taalteken Arbitrariteit van het taalteken Taalteken is relationeel en differentieel Syntagmatische vs paradigmatische relatie

2.3.1.

Wat met de diachrone vs. de synchrone taalbeschrijving?

Volgens FDS is de synchrone taalbeschrijving de focus van de algemene taalwetenschap. Taal is volgens FDS een abstract systeem van arbitraire (willekeurig) tekens.

2.3.2.

Wat met langue vs parole ?Pagina | 7

Langue en parole vormen samen langage. Wat is het uitgangspunt? Taal als vorm van menselijk handelen: taalgebruik. Taal als instrument van structuren en bouwsels. Wat is langue volgens FDS? Langue als taalsystematiek, abstract en sociaal systeem (weten wat een woord, is wat het betekent). Dit is volgens FDS het eigenlijke object van ATW. Psychische gegevens, indivduele systeemkennis. (kennis van een verkeersbord). Dit is dus systeem. Wat is parole?

Dit is het concreet en sociaal taalgebruik (bvb: het schrijven en zeggen van een woord).

Dit is de weg tot inzicht in de langue. (Link met Chomsky: performance vs. competence). Dit is dus het woord.

2.3.3.

Taal als een tekensysteem

Wat is het uitgangspunt van taal als een tekensysteem? Taalgebruik als een vorm van tekengeving. Taal is dus m.a.w. een onderdeel van semiotiek (tekenleer);. Teken als iets dat verwijst naar een bepaalde zaak Wat was de kritiek van FDS hierop? Volgens FDS was dat te simplistisch. Een vorm kan enkel verwijzen naar iets als er aan die vorm een betekenis gelinkt is die de verwijzing bepaald. Dus wat is de conclusie van FDS? Teken als eenheid van vorm en betekenis. Taalteken is dus een conventionele klankvorm met betekenis. De klankvorm is daarbij wat je hoort, je hoort boom, maar je weet wat een boom is , dat laatste weet je door het geassocieerde concept.

2.3.4.

Abstractheid van taalteken

Wat zijn taaltekens? Taaltekens zijn psychische of kennisgegevens. De gekende vorm (image acoustique) zijn niet hetzelfde als het spraakgeluid. De gekende betekenis (idee of concept) valt niet samen met de referent.

2.3.5.

Taalteken is arbitrair (conventioneel bepaald)

Wat bedoelt men met het taalteken is arbitrair? De relatie tussen significant en signifi is in wezen conventioneel bepaald (arbitrair). De tekens zijn niet gemotiveerd, niet voorbestemd. Er is geen natuurlijke relatie tussen vorm en betekenis. Hoe kan je dat bewijzen? 1) Synonieme (fiets, rijwiel) 2) Homoniemen (afzonderlijke woorden die zelfde klankbeeld hebben (bloem, meel maar ook plant) 3) Boom, barem, tree, arbre, arbrero, arbol 4) Aantal betekenissen kan verschillen van taal tot taal (weten/kennen = Eng. To know) Uitzonderingen op arbitrariteit? 1) 2) 3) 4) 5) Onomapotee: koekek, kukeluku Gemotiveerde samenstellingen: boomhut Versterkingen: zij is heel heel intelligent (twee keer is sterker) Volgordeprincipe: zij trouwde en kreeg een kind Gebarentaal: bvb: iconische gebaren Pagina | 8

2.3.6. Taalteken is relationeel en differentieelWat is valeur? Taalteken krijgt een betekenis in een systeem. Bvb: wat is de waarde van een klank, boom, loom, zoom, room; Relationeel, relaties tussen basiselementen (fonemen, morfemen, woorden, woordgroepen) Waar zie je hier het structuralisme? Relaties van taaltekens tegenover elkaar. Structuralisme, netwerk van taaltekens en hun relatie tot elkaar. Wat betekent oppositie? Het contrast tegenover andere tekens. Je moet de minimale verschillen nagaan. Op welke niveaus kan dat? Niveau van significant (klankvorm): klankverschil met als gevolg een betekenisverschil. (elementen, boom, room, zoom, loom) Niveau van signifi (betekenis) (concept) o Boom, struik, heester, plant

Wat is algemene taalwetenschap volgens FDS? De synchrone studie van taal als een abstract systeem van arbitraire tekens die betekenis krijgen in een netwerk van onderlinge relaties.

2.3.7.

Twee soorten relaties in taalsystematiek

Syntagmatisch vs. paradigmatisch Wat is een syntagmatische relatie? Relatie tussen elementen binnen een groter geheel gecombineerd met elkaar. Bijvoorbeeld: de morfemene t o l, daarmee kan je de woorden tol en lot vormen, maar otl is dat niet. Syntagmatische relatie slaat dus op een patroon. Wat is een paradigmatische relatie? Dit zijn relaties tussen vergelijkbare tekens, deze geven vervangmogelijkheden aan. In het voorbeeld met de morfemen, kan je de O bijvoorbeeld vernaderen door een i, of een a. Met andere woorden, de aantal beschikbare opties, de selectie van een aantal mogelijkheden. De paradigmatische relatie zoekt dus de overeenkomsten en verschillen. Synta: combinatie van verschillende taalcomponenten bvb: volgorde van woorden i/e zin Para: de lijst van een aantal opties i/e bepaalde taalruimte. Wat is syntagma + paradigma? Dit is langue, netwerk van elementen die direct of indirect met elkaar verbonden zijn. Valeur, van elke element bepaald door geheel van relaties met andere elementen. Pagina | 9

(signifi, conventionele betekenis; valeur, relatie van de elementen)

2.4. Europees functioneel structuralismeHet Europees structuralisme bestaat uit verschillende stromingen en mensen. Ferdinand De Saussure kan je zien als een van de Europese structuralisten, maar ook de Praagse school wat ook wel eens Europees functioneel structuralisme genoemd word behoort tot de Europese structuralisten. Wie waren de belangrijkste promotoren van het EFS? Enerzijds was er Roman Jakobson (1896-1982). Hij werd geboren in Moskou, en werd geschoold in het Russisch formalisme. Hij ging in 1914 naar Praag, vandaar de naam Praagse school. In 1938 vlucht hij naar Scandinavi. Van 1941 tot 1982 was hij hoogleraar aan Harvard & MIT (ook Chomsky was hier actief). Anderzijds was er Nikolai Trubetzkoy. Ook hij werd in Moskou geboren. Hij studeerde in Moskou & Leipzig. Hij doceerde in Sofia & Wenen. Hij stief in 1938 nadat hij vervolgd werd door de nazis omwille van zijn kritiek op de rassentheorie. Wat zijn de hoofdgedachten van de Praagse school? De studie van het klankgedeelte van de taalsystematiek; Ze pasten de de ideen van FDS toe op de klankleer Ook maakten ze een onderscheid tussen fonetiek & fonologie.

Wat begrijpt men binnen EFS onder fonologie? Klanken als betekenisdragers in taalsysteem. Dus abstracte relaties tussen klanken. Als het ware een beschrijving van de functie van de klanken. Wat begrijpt men binnen EFS onder fonetiek? Foniologische beschrijving van klanken. Concreet meetbare aspecten, dus eerder gestoeld op de natuurwetenschappen. Wat is volgens EFS het uitganspunt van fonologie? Het uitgangspunt is oppositie. Klanksysteem beschrijven in betekenisonderscheidende klanken = fonemen, de minimale fonologische eenheid met woordonderscheidende functie. Bvb: b-r-l-z, met oom achter dan krijg je boom, room, loom, zoom of a,i, in kit & kat. Klankcontrasten (bvb: boom vs. room) Contrasterende paren Minimale paren Verschil in klanken fonologisch relevant als er een betekenis verschil mee gepaard gaat. Dus als een andere klank een nieuw woord en betekenis heeft.

Pagina | 10

Wat zijn foneemvarianten? Geen betekenisverschil/geen foneemstatus. Combinatorische varianten: door context wordt letter anders. Verschillende vormen van foneem die voorkomen in elkaar uitsluitende omgevingen. Zonder betekenis verschil. Bvb: een appel. Door ze samen uit te spreken vormt zich assimilatie. Verschillende klank door combinatie met voorafgaande/volgende klank. Andere klankproductie. (bvb: frietzak, de z wordt als s uitgesproken) Vrije varianten, verschillende vormen van 1 foneem die voorkomen in dezelfde omgeving, ook hier weer zonder betekenisverschil. Bvb: sommige dialecten wordt de r vanuit de huig gevormd, bij andere vanop de tong. Ook al wordt ze anders geproduceerd, ze verschilt niet in betekenis. Neutralisatie: in sommige omstandigheden wordt de oppositie opgeheven. Bvb: dol/tol, das/tas. Maar ook in de varianten hart/hard. Het fonetisch contrast wordt hier geneutraliseerd. Er zijn twee soorten neutralisatie: o Structuurgebonden: afhankelijk van de positie in het woord. D/T zijn fonemen aan het begin van het woord maar varianten aan het woordeind. (dol/tol, maar varianten hart/hard) o Contextgebonden: hier is het afhankelijk van de klankomgeving. Bvb: oppositie tussen fonemen V en F. behalve na stemloze obstruent (p,t, k, s,f) Bvb: als vee/als fee, acht vellen/acht felle, opzet (opset). Distinctieve kenmerken. Hierbij is het uitgangspunt: hoe definiren we fonemen als minimale fonologisch eenheden, hoe in kaart brengen dus? De bedoeling is fonemen verder opsplitsen in minimale fonologische eenheden met specifieke kenmerken, dit is wat we noemen distinctieve kenmerken. M + + + P B + nasaliteit stemhebbend geaspireerd

-

Welke zijn de foneemvarianten waarbij de oppositie wel wordt opgeheven? -

Pagina | 11

Binaire oppositie: heeft een bepaalde foneem een kenmerk wel of niet. Foneem: abstracte entiteit met distinctieve kenmerken, betekenisonderscheidend. Foneembestand beschrijven per taal.

Welke conclusies kan je dan maken voor het gehele Europese structuralisme? FDS o Grote invloed als vader van de moderne TW o Taal bestuderen in structuur Functies van structuren blootleggen o Functioneel structuralisme Baanbrekend werkend in de fonologie o Classificatie van klanken in alle talen Wetenschappelijke toewijding: o Nieuw begrippenapparaat

2.5. Amerikaans structuralisme (Bloomfield)Wie is Leonard Bloomfied? Hij leefde van 1887 1949. Hij werd geboren in Chicago. Hij was een taalkundige en een antropoloog. Hij deed onderzoek naar: Austronesische talen, Alonkin-talen (indianen), Sanskriet & Indo-Europees. In 1933 schreef hij zijn belangrijkste werk: Language. Wat was de aanloop voor het Amerikaans structuralisme? Er was een dubbele aanloop, enerzijds was er de studie van indianentalen en anderzijds de invloed van het behaviorisme (psychologie). Verklaar de studie van Indianentalen? In de eerste helft van de 20ste eeuw. Was een groeiende interesse voor beschrijving van indianentalen, analyse van hun morfologie en syntaxis. Er werden 25 taalfamilies onderscheiden. Diphius: Frans Boaz & Edward Sapir. Wat waren de 2 vaststellingen bij die taalbeschrijving (indianentalen)? Gesproken traditie van Indianentalen. Uitgaan van concreet taalgebruik (parole). Begrippenapparaat ontoereikend voor indianentalen. Bvb: incorporatie: ik zie hem, in de familie van de Algonkin talen kan dit worden uitgedrukt met een woord. Dus eigenlijk het samenbrengen van verschillende functies in een woord. Overtuiging dat elke taalfamilie uniek is, en dat men taalbeschrijving onbevangen moet aan aanpakken (methode). Verklaar de invloed van het behaviorisme? Behavior, gedrag; enkel wat observeerbaar is. Onder invloed van de psychologie (B.F. Skinner). Psychologische uitwerking van het empirische. De definitie hiervan is de verschillende vormen van menselijk gedrag alleen bestuderen aan uiterlijke waarneembarePagina | 12

verschijnselen. Dit wordt ook wel de mechanistische of anti-mentalistische filosofie genoemd. Hoe verklaar je het behaviorisme la Skinner? Het menselijk gedrag herleiden tot waarneembare stimulus-respons (actie-reactie). Dus eigenlijk is de geest tabula rase. Ze leert door ervaring, imiteren of conditionering. Dus eigenlijk het aanleren van een set habits. Wat is operante condtionering? Kweken van een bepaald gedrag omdat het positieve gevolgen heeft. Wat is de visie van L. Bloomfield? Hij wou de visie van de behavioristen toepassen op de taalstudie en dan specifiek op de studie van de indianentalen. Visie van Bloomfield? Taalverwerwing start als tabula rasa Taal is aangeleerd gedrag d.m.v. ervaring en conditionering o Leren door imiteren Mechanische: waarneembare behaviour beschrijven o i.e. spraakvorm en de situatie waarin taalgebruik plaatsvindt waarneembare stimulus-respons reactie Visie op taal van Bloomfield gekoppeld aan behaviorisme? Taal maakt het voor een persoon mogelijk om te reageren (R ) als een andere persoon een stimulus produceert (S). Voorbeeld Jack & Jill: S: jill heeft honger, r, jill zegt appel, s, jack hoort appel, R: jack plukt een appel. Wat zijn de problemen bij de zienswijze van Bloomfield? Gedrag is aangeleerd (S-R), maar taal is meer dan aangeleerd, het is een stimulus en Pagina | 13 een reactie + creativiteit. Betekenis is essentieel voor taalanalyse. Talen individueel beschrijven , dus een universele methode. Via concrete objectief waarneembare taaluitingen (dus een corpus) Zo een grammatica opstallen door inductie. (dus eigenlijk een corpuslinguistiek: zoekt naar verbanden tussen taalelementen binnen een specifieke taal of kader).

Hoe past Bloomfield de studie van Indianentalen toe op taal?

Wat kan je dan zeggen over het concreet taalmodel? Dit is in theorie een combinatie van twee invloeden: Objectiviteit: verwerping van verklaring of benvloeding

-

Individuele taal beschrijving met universele methode. Descriptief Classificerend Anti-mentalistisch Materiaal-gebonden Heuristisch

Dit leidt tot vijf kenmerken van het model van Bloomfield. Welke?

Wat bedoelt men met descriptief? De basisopdracht: taalmateriaal beschrijven. Dan pas algemene theorie distilleren. Wat bedoelt men met classificerend? Doel van de taalbeschrijving, is inventariseren/classificeren van taalelementen en grotere eenheden van elementen. Principe van distributie (distributionalisme, Z. Harris.) Wat bedoelt men met anti-mentalistisch? Inventariseren van waarneembare feiten, dus geen psychologische feiten. Verklaring en betekenis = taboe. Wat bedoelt men met materiaalgebonden? Gebaseerd op een corpus. Geen generalisaties buiten dat corpus, dit tegenover de hypothetisch-deductieve methode. Wat bedoelt men met heuristisch? Onderzoek; het opstellen van opzoek en observatietechniek. Dit verhoogt de objectiviteit. Wat met zijn taalmodel in de praktijk? Taalbeschrijving op verschillende hirarchische niveaus. Analyse van vormelijke regelmatigheden. Fonologie : fonemen (vgl. Praagse school) Morfologisch: morfemen Syntactisch: constituenten

Pagina | 14

Wat is het verschil bij fonemen tussen Bloomfield & de Praagse school? Bij de Praagse school, bepaalde verschillen tussen klanken zijn distinctief, andere niet. Maar bij Bloomfield: beroep doen op de intutie van taalgebruikers over welke klankvormen van hun taal dezelfde klankvormen zijn en welke niet dezelfde zijn. Wat zegt Bloomfield over morfemen? Morfemen zijn de kleinste taaleenheid met een zelfstandige betekenis en of grammaticale functie. Bvb: roep, roep+t, roep+en, ge+roep+en. Volgens Bloomfield alledaagse kennis van betekenis. Bvb : morfeem kan op zichzelf een woord zijn, bvb: de, roep, boek, jongen. Maar

n woord kan ook uit meerdere morfemen bestaan. Dit zowel uit afzonderlijke woorden zoals bvb: handboek of tuinhut. Maar ook door affixen: ge+roep+en, roep+t. Wat zegt Bloomfield over syntaxische elementen: consistuenten? Dit is een analyse van de vormelijke regelmatigheden op zinsniveau. Bvb: de man roept de hond. Hier kan je twee constituenten uithalen. Bvb: De man en roept de hond. Wat zijn de eigenschappen van consistuenten? Constituenten behoren tot bepaalde klasse van vergelijkbare elementen. (plaatsing: zelfde paradigma). Bvb: de man roept de hond, hij roept de hond, de hongt vangt de haas. Combinatie: plaats in het syntagme (verplaatsbaarheid)bvb: de man roept de hond, roept de man de hond? Maar niet: de hond roept de man.

-

Zie hierarschische opbouw van constituenten. De hirarchie is van belang om ambiguteit binnen de zin te vermijden. Bvb: de vrouw ziet de man met de kijker. Wat kan je zeggen voor de syntactische beschrijving bij Bloomfield? Systematische beschrijving en verantwoording van de manier waarop grotere taalvormen (constituenten) uit kleinere vormen zijn opgebouwd. De betekenis zit vervat in de syntaxis. Wat kan je besluiten voor Bloomfield? Grotere taalvormen lineair opdelen in kleineren formen: van foneem tot zin. (distributionalisme). Ondanks behaviorisme groot bereik door objectief wetenschappelijke focus o Start en verspreiding van corpusonderzoek o Introductie nieuwe begrippen o Constituentenanalyse (Chomsky)Pagina | 15

2.6. Transformationeel Generatieve Grammatica (Noam Chomsky)Wie is Noam Chomsky? Geboren in 1929 te Philadelphia. Zijn beide ouders waren taalkundigen. Hij schreef op tienjarige leeftijd al zijn eerste politieke geschrift. In 1945 ging hij studeren bij Z. Harris. Hij behaalde zijn doctoraat aan de universiteit van Harvard in 1955. Hij is sinds 1956 professor aan MIT. Wie waren zijn leermeesters? Zellig Harris: distributionalisme. Constituentenanalyse van Bloomfield verder ontwikkeld tot formeel systeem. + idee van transformaties herdenken. Radicaal herdenken. Structuralisme: FDS, Roman Jakobson, Otto Jespersen.

-

Welke dubbele aanloop kende hij tot het vormen van zijn theorie ? FDS: taal is een systeem van tekens die hun valeur krijgen door hun relatie met andere tekens in hun netwerk. Het wetenschappelijk uitgangspunt hier is de semiotiek. Bloomfield: taal is een systeem van regels, die de plaatsing en combinatie van de elementen waaruit taal bestaat. Hier is het wetenschappelijk uitgangspunt: het behaviorisme.

-

Dit werd bij Chomsky? Taal is een systeem van een eindig aantal regels en bouwstenen, waarmee de taalgebruikers een oneindig aantal zinnen kunnen genereren. Wetenschappelijk uitgangspunt: het algoritme van de mathematische logica. Wat was de kritiek van Chomsky op Bloomfield? Cognitieve resolutie. Taal is volgens hem geen aangeleerd stimulus respons gedrag. Dus geen empirisme maar hij spreekt wel van nativisme, dus een aangeboren inherent systeem. De concreter kritiek is als volgt: Creativiteit van de taalgebruiker. Niet reduceerbaar tot S-R imitatie Stimulus- vrije creativiteit Betekenis is onontbeerlijk voor taalbeschrijving Hond bijt man is niet gelijk aan man bijt hond. John is eager to please Focus op parole/performance bij Bloomfield Terug naar langue/competence. Perfomrance: concreet individueel taalgebruik. Competence: abstracte en onbewuste kennis van een individu = intutie van de taalgebruiker of ideal speaker competence. Taalbeschrijving niet beperken tot een corpus Elk corpus vereist immers weer nieuwe beschrijving. Taal is niet willekeurig maar volgt een regelsysteem. Doel: de grammatica beschrijven + voorspellen. Wat zijn de hoofdgedachten van Chomsky? Taal is een mathematisch regelsysteem (Transformationeel- Generatieve Grammatica) Taal heeft een universeel regelsysteem (Universele Grammatica, UG) Taal is een inherent systeem (genetisch) (Aangeboren Universele Grammatica)

Pagina | 16

2.6.1. Transformatieve generatieve grammaticaWat zijn de hoofdgedachten van de TGG?

-

Mens is creatief Oneindig aantal welgevormde zinnen. Die welgevormde zinnen zijn niet willekeurig opgebouwd. Telkens nieuwe bouwsels op basis van taalregels.

-

Taalregels zijn eindig, en ook de basiselementen zijn eindig Maar oneindig aantal welgevormde zinnen. Dus eigenlijk is er een oneindig potentieel aan taalbouwsels.

Waar slaat die generatieve grammatica dan precies op? Taalbeschrijving of grammatica = afspiegeling van die systematiek. Algoritme: eindig systeem van basiselementen en regels dat een oneindig aantal welgevormde zinnen beschrijft en genereert. Vandaar dus de naam generatieve grammatica

Wat is de consequentie van die algoritmische benadering? Je kan je niet beperken tot geobserveerde taalbouwsels. Dit in tegenstelling tot de corpusbenadering van Bloomfield. Wat met grammaticaal/ongrammaticaal? De grammatica moet alle en alleen grammaticale zinnen generaliseren. Een goed geformuleerd regelsysteem genereert: Alle grammaticale uitingen van een taal Geen grammaticale uitingen in die taal.Pagina | 17

Dus volledig en expliciet. En toont het belang van grammaticaliteitsoordelen. Wat is competence dan in deze theorie? De volledige taalbeschrijving is een afspiegeling van de ideale taalbeheersing die taalgebruikers moeten bezitten. . Competence van de ideale taalgebruiker. Dit is een mentalistische theorie. Wat met de herschrijfregels? Dit is een generatief regelsysteem. De regels vormen een generatief regelsysteem. Hiermee kan je van een zin, een bepaald aantal andere zinnen vormen. Sommige zijn hebben een beperktere generatieve kracht dan andere. Maar als je elementen toevoegt krijg je verdere mogelijkheden. Wat zijn de opmerkingen die je kan maken bij deze herschrijfregels? Herschrijfregels genereren de basisstructuur van een zin. (dieptestructuur)

-

Herschrijfregels kennen aan de zin impliciet een hirarchische structuur toe (boomdiagram)

De kernvraag is: kunnen we de volledige grammatica van een taal beschrijven met herschrijfregels? Voor elke zin een ander systeem van herschrijfregels. Of zijn er voor elke zin een ander systeem van herschrijfregels? Zie voor de herschrijfregels dia 23 & 24. Wat is de conclusie die je kan trekken voor de transformatieregels? Beperkte set van basisstructuren (herschrijfregels). Omgevormd tot veelzijdige structuren door transformatieregels Transformationeel generatieve grammatica.

Herschrijfregels genereren dieptestructuren, de transformatieregels genereren oppervlaktestructuren. Je kan complexe eindeloze zinnen maken door de VG knoop.

2.6.2. Universele grammaticaWat heeft TGG met UG te maken? TGG etaleert de kennis die aan de basis ligt van de menselijke competence om zinnen te vormen en begrijpen. Universeel systeem, dus structuur van alle talen (UG). Basispatroon talen (UG) = Universele regels (principles) + specifieke restricties (parameters). Dit opgeteld met lexicale informatie (woorden, morfemen en idiomen). Wat zijn principles en paramaters? Voorbeelden van een parameter: Woordvolgorde: elke taal heeft zijn specifieke zinsvolgorde. Zie dia 36. Verplichte en optionele subjecten. Bvb: het regent kan maar regent kan niet.Pagina | 18

2.6.3. Aangeboren grammaticaWat met TGG tegenover aangeboren grammatica? TGG etaleert de kennis die aan de basis ligt van de menselijke competence om zinnen te vormen/begrijpen. Wat bedoelt men dan met een aangeboren grammatica? Kennis is een inherent system, aangeboren. Nativisme dus. Taalkunde als cognitieve wetenschap, het blootleggen van de psycho-biologische grondslag van de universele grammatica. Hoe adapteert Chomsky de visie van FDS op de aangeboren grammatica? Pro memoria. De Saussure : langue als een sociaal gegeven.

Chomsky: pscyhologisering van langue. Competence is voor hem: individueel taalvermogen. De performance: is het taalgebruik. Hij gaat dus uit van een aangeboren taalsysteem. Language Acquisition Device (LAD) dit is noodzakelijk omwille van poverty of stimulus. Wat is het besluit dat je kan trekken rond Chomsky? TGG o Volledige taalbeschrijving (verklaren + voorspellen) o Toenemend wetenschappelijk aanzien o Theorie gevolueerd tot minimalist program UG o Gelijkenissen en verschillen blootleggen (ATW) Aangeboren grammatica o Gevolgen van taalverweringstheorien o Psycholinguistiek

2.7. De functionele grammatica (M.A.K. Halliday)Wat is de basisgedachte van Halliday? Language is as it is because of the functions it has evolved to serve in peoples lives. Wie is Halliday? Hij werd geboren in 1928 in Engeland. Studeerde Chinees in Cambridge. Hij werd vanaf 1965 prof aan de universiteit van Londen. Vanaf 1976 was hij prof in Sydney. In 1973 schreef hij Explorations ins the functions of language. In 1985 scheef hij An introduction to functional grammar. Wat zijn de inspiratiebronnen van Halliday? J.R. Firth (UK): professor aan universiteit Londen. Semantiek = contextafhankelijk. You shall know a word by the company it keeps. Europees functioneel structuralisme: Praagse school: Jakobson. Contextuele functie van structuren bestuderen. De sterk formele taalbeschrijving. En dus tegen FDS, Bloomfield & TGG. Want volgens HDY is taal gecontextualiseerd Te sterk taal bestuderen als: o Autonoom-formeel studieobject o Los van functies in context Basisgedachte van functionalistische benadering?Pagina | 19

Waar reageerde Halliday tegen? -

Formalistisch vs. functionalistisch. Dus eigenlijk vorm vs. functie. Grammatica staat niet los van de omgeving of betekenissen. Maar: grammatica wordt gemaakt vanuit de vraag welke functie? Vertrekken dus vanuit concreet taalgebruik. De situering en aanloop van de theorie van Halliday? Aandacht voor sementiek en pragmatiek (functie en gebruik). Halliday ziet taal als: Sociaal fenomeen : semiotisch systeem van keuzes in een sociaal-situationele context Met een systemisch-functionele grammatica (SFG) of systemisch functionele lingustiek (SFL) Functie van taal: beteken uiten in sociaal-situationele context Taal niet in een sociaal vacum: o Betekenis geven aan omgeving/ervaring o Interactie met andere mensen = scoiaal-situationele context stuurt betekenis Uitgangspunten van de functionele taalkunde volgens HDY? Performance/parole als uitgangspunt Grammatica: o Traditioneel: set van regels voor het bouwen van grotere gehelen. Zinsniveau als basis (en in insolatie) o SFG: taal als een middel voor het uitdrukken van betekenis m.b.v. woorden. Dus tekst als basisniveau (zinnen in groter geheel). o Is dus geen abstract geheel, maar een optelsom van een aantal elementen (syntaxis + lexicon + morfologie). Betekenis van een zin wordt gezien als groter geheel. Wat wordt bedoeld met sytemisch-functionele taalkunde? Systeem van functies binnen taal (structuur). (a network of systems or interrelated sets of options for making meaning). Keuzemogelijkheden voor realisatie van betekenispotentieeel, en dit in 4 lagen: o Sociale context o Semantiek o Lexico grammatica o Fonologie-grafiologiePagina | 20

Functionele taalkunde volgens HDY? -

A sociale context = register FIELD = wat? = aard vd interactie TENOR = wie? = relatie deelnemers MODE = hoe? = rol taal

B semantische functies = metafuncties IDEATIONEEL = representatie realiteit

C lexico-grammatica = synt+morf+lex transitiviteit

INTERPERSONEEL = interactie spreker-hoorder TEKSTUEEL = organisatie informatie

modaliteit

informatiestructuur

Wat met de situationele context: variabelen? (dus kolom A) Register: o Betekenis potentieel voorspellen o Context: kantoor, van de rector, thuis, trein field (wat?) o aard van de sociale reactie: actions en topics o bvb: kantoor/trein/thuis te warm, en dan verzoek om raam open te doen tenor (wie?) o bvb: sprekers vs rector, of tegenover medereiziger, broer, vriend mode (hoe?) o rol van taal, symbolische organisatie van tekst medium: gesproken, geschreven, gezongen, beeld genre: persuasief, informerend, vragend, gebiedendPagina | 21

Wat met de semantische variabelen: metafuncties? (kolom B) Dit zijn betekeniscomponenten die aan de basis liggen van taalgebruik. Soorten metafuncties: ideationele/experintele functie o taal als reflectie representatie van de realiteit/omgeving (cf. field) wie doet wat, wanneer, waar, waarom en hoe? Paradigmatische keuzes

-

Bvb: de president van Frankrijk is kaal

Interpersonele functie (taal als actie) o Interacties spreker/hoorders taal leg persoonlijke en sociale relaties vast informeren, vragen, uitleggen, bevelen bvb: modaliteit bvb: zou je een raam willen openen? Graad van betrokkenheid o Bvb: gesproken vs. geschreven taal

-

Tekstuele functie o Ordening/samenhang o Zorgt voor de organisatie van informatie Maakt andere twee functies mogelijk: enabling function.

Wat is de implicatie van de semantische variabelen? Tekst (vorm)= weerspiegeling van sociaal semantische functie. Gerealiseerd door 3 betekenisdimensies. Door sociale context te kennen = taalgebruik voorspellen. Wat zijn de lexicogrammaticale variabelen (rij C)? = drie niveaus: grammatica + lexicon + morfologie Woordklasse vs. functie = interpretatie van grammaticale structuren bvb: agens, patiens Jongens Functie Woordklasse Agens Nominale groep Gooien Proces Verbale groep Stenen Patiens Nominala groepPagina | 22

Woordgroep = functionele rol van samenstellende delen Bvb: determinantie van bijvoeglijk naamwoord in NP Bvb: de vodka is sterk (erg sterk, ok) De vodka is russisch (erg russisch, niet ok) Andere informatiebijdrage: epithethon vs. classificator (beschrijft een intrinsieke eigenschap)

-

Transiviteit: procestypes en participanten o Voor HDY niet in eerst instantie een structurele vraag: regeert WW een direct object.

o Wel: welke proces wordt er uitgedrukt, wie zijn de participanten en welke zijn de omstandigheden. Functioneel 10 processe/procestypen

Zie dia 37 38 39 Modaliteit : grammaticale uitdrukking van interpersoonlijke relaties. o Excuseer meneer, zou u aub het raam willen openen o Mag het raam open? o Open het raam zeg ik! Informatiestructuur o Tekststructuur in functie van informatieorganisatie o Thema-rhema structuur Thema : vertrekpunt van de boodschap begint positie van de zin) Rhema: rest van de zin Bvb: de leraar heeft Jan een fikse straf opgelegd. De leraar is het thema, heeft Jan een fikse straf opgelegd is de rest van de zin.

Conclusies bij Hallidays functionele grammatica? Functionele taalbeschrijving: functie en systeem Zinsontleding volgens semantische criteria Tekst (vorm) : weerspiegeling van sociaal-semantische functies o Aandacht voor semantiek en pragmatiek o Niet tekstwetenschap, discourse en analyse Andere functionele benaderingen.Pagina | 23

2.8. Cognitieve lingustiekWat is cognitieve taalkunde? Het is geen uniforme theorie. Maar wel een intellectuele beweging met enkele gedeelde basisassumpties met betrekking tot de relatie tussen taal en cognitie (denken), er worden veel verschillende invullingen aan gegeven. Wat zijn de theorien/modellen binnen de cognitieve lingustiek? Semantiek Framesemantiek Metaforentheorie Mental spaces & blending

-

Image schema theory Cognitive grammar Construction grammar Word grammar Generalisatie Cognitieve benadering

Grammatica

Wat zijn de bassisassumpties?

Wat met basisassumptie 1: generalisering? Doelstelling van taalkunde: beschrijving van algemene principes die betrekking hebben op alle aspecten van taal (structuur). Dit tegenover de formele taalkunde, dis een strikte scheiding tussen de verschillende dimensies van taal maak: fonologie, morfologie, semantiek, syntaxis, pragmatiek. Dus a priori niet uitgaan van aparte modules en principes. Verschillende structuurniveaus maken gebruik van dezelfde cognitieve basisprincipes. Dus een afwijzing van de modulaire visie op taal. Wat met basisassumptie 2: cognitieve benadering? Principes binnen de taalkunde moeten compatibel zijn met wat we weten over cognitie. Taalkunde als interdisciplinaire cognitief project Sterke aansluiting bij psychologie, artificile intelligentie & neurologie Alle theoretische principes moeten cognitief plausibel zijn (bvb: transformatieregels)

Bvb: sommige vertegenwoordigers van een categorie zijn typischer dan andere Bvb: categorie vogels, want bijvoorbeeld niet alle vogels kunne vliegen. Wat is de klassieke opvatting van categoriestructuur (Aristoteles)? Beschrijving van categorien in termen van Noodzakelijke en voldoende voorwaarden Binaire kenmerken Bvb: priemgetallen Familiegelijkenismodel met erken en periferie (bvb: spel, de verschillende vormen die je daar bij kan denken, een gezelschapsspel, maar ook een spel als bijvoorbeeld paintballen) Onscherpe grenzen van categorie (want wat zie je nu als fruit en wat niet)Pagina | 24

Welke problemen treden erop met de klassieke visie op categoriestructuur?

-

Wat is de oplossing hiervoor volgens de cognitieve taalkunde?

Notie van prototypische categoriestructuur (E.Rosch) vertalen naar talige structuur. Bvb: semantiek: woordbetekenis. Sommige betekenissen prototypischer dan andere. Bvb: vrucht, waar denk je spontaan aan? Frequentie in corpora? Historische ontwikkeling/relatie? Waar ligt de focus op bij cognitieve taalkunde? Sterke focus op semantiek en grammatica. Wat is semantiek binnen CT? Relatie tussen ervaring, cognitie & taal o Taal als venster op cognitie Semantiek als spiegel van conceptuele structuur Modelleren van taalsysteem op basis van semantiek Onderzoek naar o Cognitieve principes o Talige eenheden in het systeem Wat is grammatica binnen ct?

2.8.1. Cognitieve semantiekWat is de kernopvatting rond semantiek in de CT? Betekenis is niet te vatten in woordenboekdefintie. Betekenis is encyclopedisch van aard: woorden activeren een heel scenario: points of access in een proces van betekenisconstructie Bvb: het kind is nu veilig, het strand is nu veilig, dit speelgoed is veilig Betekenis bevindt zich op conceptuele niveau. Framesemantiek (Fillmore 1975; Lakoff 1987) Conceptuele metaforentheorie (Lakoff & Johnson) Mentale ruimtes en blending (Fauconnier & Turner)

Welke verschillenden benaderingen zijn er binnen de cognitieve semantiek?Pagina | 25

Wat met framesemantiek ? Semantiek van woorden : Semantiek is geen set van semantische features (paard: animaat, zoogdier) Maar wel roepen ze scenarios en verwante woorden op (frames, scripts) Bvb: galloperen, frame van een paard

Wat met de conceptuele metaforentheorie? De klassieke opvatting bestaat hier (meta ferein = overdragen)

-

Metafoor is een stijlfiguur typisch voor retorisch en potisch taalgebruik (beeldspraak) Vergelijking van twee ongelijke betekenissen Bvb: de mens is een wolf, zij is de zee met daarin de golven, zij is de zon en de maan voor mij. Bvb: die jongen is echt een schaap o Niet letterlijk o De jongen vertoon een aantal gelijkenissen met de typische kenmereken van een schaap.

-

Bvb: liefde is oorlog o Niet letterlijk o Zeer systematisch Bvb: hij probeerde de liefde van zijn leven te veroveren Zij vocht hard om hun relatie in stand te houden

Wat zijn dan de eigenschappen van een conceptuele metafoor? Twee concepten (objecten, mensen ,ideen) worden met elkaar in verband gebracht Op basis van n gelijkenis tussen de twee n concept wordt voorgesteld in termen van een ander concept (X is (zoals)Y) Systematisch verbinding tussen twee conceptuele domeinen Mensen denken doordrongen van conceptuele metaforen (gebaseerd op preconceptuele ervaring)

Wat is het uitgangspunt van de mental spaces theory (Fauconnier)? Talige elementen als aanzet (prompts) voor een proces van betekenisconstructie. Bvb: in die foto heef het meisje met de blauwe ogen eigenlijk groene ogen. Wat is een mentale ruimte? Kleine informatiepakketjes die we opbouwen bij het denken en spreken, en die het mogelijk maken om de binnenkomende informatie zinvol op te delen. Opsplitsen in mentale ruimtes: o Tijd: in 2003 woog ik nog tien kilo minder o Plaats: in Frankrijk heeft het staatshoofd nog macht Werkelijk/onwerkelijk: als de verdachte een alibi had gehad, zat hij nu niet in de cel .Pagina | 26

Hoe worden mentale ruimtes opgezet? Mentale ruimtes worden opgezet d.m.v. zogenaamde space builders:

-

Talige elementen die aangeven dat de info tot een nieuwe mentale ruimte behoren. o Bvb: Max denkt dat., Inge gelooft dat., In die film is Clint Eastwood.

2.8.2.-

Cognitieve benaderingen grammaticaWelke algemene cognitieve principes sturen de grammatica? o (R. Langacker, Cognitive Grammar) Hoe kunnen we de eenheden van een grammatica beschrijven? o (A. Goldberg e.v.a.: Construction Grammar)

Er is een dubbele vraagstelling bij cognitieve benadering van grammatica?

Wat zijn de twee basisopvattingen? De symbolische hypothese De gebruiksgebaseerde hypothese Fundamentele eenheid van grammatica zijn tekens met vorm + betekenis. = symbolische eenheid Eenheden op alle niveaus van talige abstractie: syntactische constructies, idiomen, morfemen, woorden (non-modulaire benadering) Uitgangspunt: de grammatica van een spreker wordt gevormd door abstractie van een concreet taalgebruik. Dit is het tegenovergestelde van de UG Sterke interactie tussen taalsysteem en taalgebruik. Aanzet tot ontwikkeling van CXG: idiomen Idioom: conventionele uitdrukking met en betekenis die niet uit de delen af te leiden is. Bvb: een uiltje knappen, kick the bucket Volgens TGG o Syntaxis: regelsystematiek o Lexicon: arbritaire elementen Probleem idiomen: ten dele verklaarbaar door syntactisch regels en ten dele niet. Constructiegrammatica zie dias 55 60 Welke conclusie kan je trekken voor de cognitieve taalkunde? Cognitieve taalkunde: o Jongste traditie binnen theoretische taalkundePagina | 27

Wat met de symbolische hypothese?

Wat met de gebruiksgebaseerde grammatica? -

Wat kan je zeggen over de Construction Grammar (A. Goldberg)?

o Sterk interdisciplinair karakter: gemeenschappelijke grondvesten met andere cognitieve wetenschappen o Ontwikkeld vanuit onvrede met formele traditie Profiel: cognitief, functioneel, empirisch Sterke focus op (lexicale) semantiek en grammatica Onderbelicht: fonologie

Pagina | 28

3. Deel IIMicrolingustiek3.1. Fonetiek & fonologieGrafemen, spelling (dus de verschillende manieren waarop je een a kan schrijven) Fonemen, de a zoals ze geschreven wordt in het fonetisch Fonen, bvb: op hoeveel verschillende manieren je het woord rat kan zegggen. Wat is fonetiek? Dit gaat over vorm, over de eigenschappen van taalklanken. (detail) Wat is fonologie? Dit gaat over de functie, de categorisatie van taalklanken. (schematisch) Wat zijn de twee grote stromen in de fonetiek? Articulatorische fonetiek Akoestische fonetiek

3.2. Articulatorische fonetiekWat bedoelt men met de ontoereikendheid van spelling? Er is geen n-op-n verhouding van foneem per grafeem. Dat betekent dat je verschillende e-klanken kan produceren, maar je ze toch met dezelfde letter e schrijft. (zie schema voor de verschillende spraakorganen) Hoe wordt een klank geproduceerd? Longen, pulmonaal vs. niet pulmonaal (luchtstroom). Met andere woorden komt Pagina | 29 er lucht uit de longen, of gaat het om lucht die niet uit de longen komt. Luchtpijp: stemhebbend vs. stemloos (fonatie). Stemhebbende klanken vormen zich door dat de stembanden gespannen zijn en er lucht doorkomt die de stembanden laten trillen. Mond-, neus- en keelholte: obstruenten vs. sonoranten. Obstruenten is wanneer er een obstructie is. Wat met de plaats van de articulatie? Bilabialen (lippen tegen elkaar) (b, p, m) Labiodentalen (tanden tegen onderlip) (v, f) Dentalen (t, d, n) tong vooraan tegen de tanden) Alveolairen (s, z) tandkas

Palatalen (tong tegen palatum) (j, ch) Velairen (g, k,ng) tong tegen zachte gehemelte) Uvulairen ( R ) van de huig. Wat met de wijze van articulatie? Occlusieven (b, p,d, t, g, k) luchtstroom volledig geblokkeerd Fricatieven (v, f, z, s,) schuring Affricaten Nasalen, lucht door de neusholte Approximanten o Lateralen (tong tegen gehemelte, lucht langs zijkanten) o Trillen (r) o Halfvocalen (j, w) korte versies van de klinker i & oe. Klinkers worden anders gevormd, welke parameters worden aangewend voor de vorming van klinkers? Stand van de tong Stand van de mond Stand van de lippen Soorten klinkers gebaseerd op de stand van de tong? Voorklinkers (i, e,a) riet, reed, raad Achterklinkers (u, o) roet, rood, rad Middenklinkers rus, de. Soorten klinkers gebaseerd op openingsgraad van de mond? Gesloten klinkers (i, u) riet, roet Open klinkers (a) raad, rad Halfopen (e, o) red, reed, rot, rood Soorten klinkers gebaseerd op de ronding van de lippen? Ongegronde klinkers (i,e) riet, reed Geronde klinkers, alle overige klinkers (Zie schema klinkerdiagram)Pagina | 30

3.3. Akoestische functieWat is akoestische functie?

Studie van taalklanken, los van de menselijke fysiek. Geluid is gelijk aan trilling, periodieke trilling, vs. niet-periodieke trilling. Amplitude (luidheid) vs. frequentie. Wat zijn de verschillen tussen fonologie en fonetiek? Het fonetisch verschil is geen fonologisch verschil. Rat blijft rat ook al spreek je ze anders uit. Wat zijn allofonen? Dit zijn varianten van eenzelfde foneem, dus de huig-r of de tong-r. Wat is een foneem? De abstracte klankeenheid, in dit geval dus de r. Wat bedoelt men met vrije variatie en complementaire distributie? Vrije variatie, men is geheel vrij om te kiezen voor welke variatie. Bijvoorbeeld: de korte I in Limburg of de lange I in Brabant. Complementaire distributie: een bepaalde context eist een bepaalde variant. Bijvoorbeeld: de V in vader of geven. Wat is een syllabe (lettergreep)? Moeilijke en taalspecifieke definitie Sonore kern (klinker) met minder sonore elementen eromheen (medeklinkers) Complexe consonantieclusters in het Nederlands (bvb: hersft, streng) Wat met klemtoon? Valt steeds op een syllabe Ieder woord heeft een klemtoon Is soms (systematisch) betekenisonderscheidend (bvb: ondergaan, doorbreken, voorkomen) Wat met het zinsaccent? Default op het einde van een zin Afwijking zorgt voor een andere conceptualisatie (Zie voorbeeld dias) Wat met de intonatie? Combinatie van klemtoon & toonhoogte Communicatieve intentie/houding van de sprekerPagina | 31

Wat met de toon? Niet betekenisonderscheidend in het Nederlands Wel in bijvoorbeeld het Chinees

3.4. ContextfenomenenWat zijn verbindingselementen? Woordintern. Bvb: hiaat, museum. Over woorden heen. Bvb: afbollen zei em, Valerie en Jan. Wat is deletie? Weglaten van klanken In auslaut of anlaut Bij onbeklemtoonde syllaben Bij ingewikkelde consonantclusters Bvb: Ma wa is da? t Is m gelukt. gezondst. Wat is assimilatie? Progressieve assimilatie. Bvb: de stemloze occlusieven (p, t, k) maken volgende stemhebbende fricatieven (v,z) stemloos. Bvb: het vuur, op zich. Regressieve assimilatie. Bvb: stemloze consonanten worden stemhebbend door een stemhebbende occlusief die volgt. Bvb: zakdoek, op bezoek. Wat is klinkerreductie? Klinkers worden korter of zelfs een sjwa (doffe E, korte E) bvb: fotograaf vs. fotograferen. ( reden, verschoven klemtoon). Bvb: jij/je vs stijf (reden, frequentie functiewoorden).

Pagina | 32

3.5. Woordenschat & woordvorming 3.5.1. LexicologieWat is een woord? Het kleinste geheel van spraakgeluiden dat op zichzelf een betekenis heeft en als zelfstandig taalelement kan gebruik t worden. Of: een eenheid die syntactisch een zekere vrijheid vertoont. Argumentatie van syntactische vrijheid Het woord boompje, kan je opsplitsen in boom en pje. In het Latijns hebben ze het over Senatus populusque romanus (que = clitisch element) (de senaat en het volk van Rome, in het nederlands wordt de que dus de en).

(zie voorbeeld clitisch element in het nederlans pagina 4). Wat zijn andere argumenten voor de syntactische vrijheid van woorden? Scheidbare werkwoorden (bvb: mijn docht rijdt paard, ze belde me gisteren op) Idiomatische uitdrukkingen (bvb: de dieven hebben het hazenpad gekozen) Wat zijn volgens FDS eigenschappen van talige tekens? Abritrair( geen natuurlijke relatie tussen vorm en betekenis) Conventioneel Je kan dus stellen dat woorden eenheden zijn van vorm en betekenis. Let op dit geldt niet voor alles. Bijvoorbeeld woorden als koekoek, zijn niet arbitrair maar wel conventioneel. Welke woordsoorten zijn er? Nomina (zelfstandig nw) Adjectieven (bijvoegelijk nw) Verba (werkwoorden) Adverbia (bijwoorden) Wat zijn lexicale woorden? Dit zijn inhoudswoorden, ze verwijzen naar concepten, ze dragen de kern van de zinsbetekenis. (zie dias blauwe woorden, pag 9) Wat zijn grammaticale woorden? Dit zijn functiewoorden, ze gelden als het cement voor de verbinding van lexicale woorden. Wat zijn de verschillen tussen lexicale en grammaticale woorden? Accentplaatsing Lexicale woorden zijn een open categorie, ze zijn uitbreidbaar, er kunne woorden worden toegevoegd, dit is typisch voor lexicale woorden Grammaticale woorden zijn een gesloten categorie, niet uitbreidbaar bewust invoeren van nieuwe elementen is niet mogelijk. Als we lexicale woorden vervangen door nonsenswoorden blijft de grammaticale zin herkenbaar. Lexicale leenwoorden uit andere talen Kinderen beginnen de taal te leren aan de hand van lexicale woorden Bij afasie zijn het de lexicale woorden die overblijven terwijl de grammaticale woorden overblijven. Wat is lexicon? De verzameling woorden van een taal.Pagina | 33

Preposities (voorzetsels) Pronomina (voornaamwoorden) Artikels (lidwoorden) Numeralia (telwoorden)

Wat is het praktische lexicon? Praktisch gezien gaat het hierbij om een woordenboek, dit is een lijst van alle woorden avan een taal met beschrijving van de betekenis en enkele vormkenmerken. Je moet hier wel bij duidelijk maken dat een woordenboek van menselijke hand is en dus nooit volledig kan zijn. het is eerder benaderend. Bvb: betekenisbeschrijving op basis van intutie van de woordenboekschrijver, en deze is afhankelijk van de tijdsgeest). De wetenschappelijke discipline heet: de lexicografie; Welke soorten woorden boeken zijn er? Eentalige verklarende woordenboeken Etymologische woordenboeken o Oorsprong en geschiedenis van woorden Tweetalige woordenboeken Frequentiewoordenboeken Thesaurus: systematisch woordenboek (thematisch) Wat is het theoretische lexicon volgens de Chomskyaanse opvatting? Volgens de Chomskyaanse opvatting is grammatica een volledig systeem van taalregels. De lexicon is volgens die opvatting een lijst van onregelmatigheden van een taal, uit het hoofd te leren dus (mentale lexicon). Bvb: drinken dronk gedronken. Wat is het paradigma van een woord? Dit is het geheel van afgeleide vormen van een woord. Alle paradigmatische vormen die niet regelmatig kunnen worden afgeleid van de grondvorm (stam) moeten in het lexicon worden opgenomen. Wat is de lexicale semantiek? De beschrijving van de relatie tussen woordvormen en woordbetekenissen. Wat zijn de twee mogelijke perspectieven hierin? Welke betekenis heeft woord X? o Van woord naar betekenis Semiasologie Met welk woord/welke woorden druk ik begrip Y uit? o Van concept naar woord Wat is semasiologie? Van woordvorm naar woordbetekenissen. Dit veronderstelt dat er geen 1 op 1 relatie tussen woordvorm en betekenis. De meeste woorden zijn dus polyseem (hebben meerdere MET elkaar samenhangende betekenissen) OnomasiologiePagina | 34

Wat is homonymie? Woorden die dezelfde vorm hebben maar waarvan de betekenis niet bijeen hangt. Polysemie en homonymie kan dus leiden tot ambiguteit (zie voor andere vormen de dias zoals metafoor en metonymie) Wat is onomasiologie? Het vertrekken van begrip, naar opties voor benoeming. Wat is de doelstelling van zon analyse? Info over hoe nieuwe woorden ontstaan o Oorsprong o Mechanismen achter 1-relatie-begrip-woord. Patronen ontdekken in groep verwante woorden o Woordveld: stelt woorden die entiteiten uit hetzelfde begripsveld benoemen o Bvb: ontbijt, lunch, vieruurtje, avondmaal, diner Verband tussen termen in conceptuele domeinen o Hirarchisch geordende taxonomie o Bv: kledingstuk, broek, rok, jas, trui, jeans, fleece Wat is een hyperoniem/hyponiem? Wel kledingstuk is bijvoorbeeld het hyperoniem voor broek, rok, trui, deze laatste drie zijn dan de hyponiemen. Maar deze hyponiemen worden op hun beurt weer hyperoniemen als je verder het onderscheid gaat maken en bijvoorbeeld jeans, en legging gaat toevoegen aan het rijtje, dan zijn dat de hyponiemen voor het hyperoniem broek. Wat is de definitie van woord volgens Van Dale? Kleinst geheel van spraakgeluiden dat op zichzelf een betekenis heeft (en als zelfstandig taalelement gebruikt wordt. Dus de betekenisdragende elementen van taal: 1) Woorden (bvb: markt, vroegmarkt) 2) Affix (achtervoegsel) bvb: leer-ling, ge-leer-d, on-leer-baar) Deze twee vormen samen morfemen Wat is morfologie? Studie van de bouwelementen in de woordvorming en zinsvorming. Regels van woordvorming Interne structuur van woordenPagina | 35

Wat is een morfeem?

Dit is de kleinste taaleenheid met zelfstandige betekenis en of grammaticale functie. Bvb: morfeem , morfemen , morfemen . Dat geeft het volgende: Kat (1 morfeem) Kamer (1 morfeem) Onmogelijk (3 morfemen, on, moge, lijk) Kerstliedjes (4 morfemen, kerst, lied, je, s (want dit heeft ook een functie)) Welke soorten morfemen zijn er? Bvb: vluchtauto vluchtig Er zijn vrije en gebonden morfemen. Lexicaal zijn de vrije morfemen: vlucht, auto Grammaticaal: een, de, te De gebonden morfemen zijn lexicaal: on-, heid, ing De grammaticiaal gebonden morfemen zijn: -de, -ge, -je, -s. Wat zijn de functies van morfemen? Flexie (flexiemorfologie) o Aanduiden van een grammaticale categorie o Tijdsindicatie: vormt, vormde , gevormd o Meervoud: akkoord en, minister s o Diminutief: huis je, lied je o Adjectief-e: het mooi-e huis o Vergelijking: klein, kleiner, kleinst Woordenschatuitbreiding o Voordturend nood aan nieuwe woorden. Bvb: in de jaren 70 was er een nieuw woord nodig voor iemand die kan programmeren, toen werd er gekozen voor het woord programmeur. Dit naar analogie met vormen zoals etalen-etaleur, regisseren-regisseur. Welke vormen van woordenschatuitbreiding zijn er? Afleiding (derivatie) = affix + vrij morfeem o Prefix (voor): ont-spannen, ver-kopen, e-mail (e-banking, e-learning) o Suffix (achter): wandel-ing, eet-baar, programm-eur Samenstelling (compositum)= vrij+ vrij morfeemPagina | 36

o Bvb: taalwetenschap taalkunde, kanariegeel, zweefvliegen, koningsdochter, boerenzoon o Functie: specialisatie (nieuw hyponiem) Bvb : tv-kijkers Tomatensoep vs. soeptomaten Nomensamenstelling (kettingzaag, boomstam) Ww + nomen: rolstoel, wastafel Adj+nomen: snelweg, heethoofd o Beteknis: afleidbaar o Patronen:

Werkwoordensamenstelling: Nomen +ww: bekvechten, broodroven Ww + ww: slaapwandelen, zweefvliegen Adj + ww: warmlopen, witwassen

Adjectiefsamenstelling Nomen + adj: vuurvast, huizenhoog Ww + adj: plaagziek, twistziek Adj + adj: stomdronken, doofstom

o Combinatiemogelijkheden Samenstellingen + afleidingen Bvb: rolstoelpatint (vrij+vrij)+vrijPagina | 37

Semantiek: betekenisrelatie tussen componenten Bvb: druggebruiker (drug+gebruik+er) vrij + (vrij+gebonden)

Welke andere woordvormingsprocessen zijn er nog? Clipping (lab, bi(e)b, fan, fax Blending: brunch, chunnel, netiquette Afkorting: stuvo, momu Leenwoord: bureau, disco, computer Extensie: Kleenex, pamper, pritt Acronym: Sms, unicef, wtf

3.6. Syntaxis constituentenanalyseWat is een constituent?

Volgens het Amerikaans structuralisme (Bloomfield). Constituenten behoren tot bepaalde klassen van vergelijkbare elementen (plaatsing, zelfde paradigma). Oppassen met ambiguteit. Bvb: de vrouw slaat de man met de tas. Hoe splits je de constituenten op? Je moet ze opsplitsen in de samenhangende delen van een zin. Bvb: Gisteren om half n verorberde de overwerkte student de chips van zijn kotgenoot. Dat word dan. Gisteren om half n, verorberde, de overwerkte student, de chips van zijn kotgenoot. Wat zijn de eigenschappen van constituenten? 1) Vervangingstest: (vervangbaar door 1 woord) Bvb: Toen verorberde hij het 2) Verplaatsingstest (verplaatsbaar) Bvb: de student verorberde gisteren om half n De chips van zijn huisgenoot verorberde Welke constituententypes zijn er? Gisteren om half n verorberde de overwerkte student de chips van zijn kotgenoot. . De overwerkte student + de chips van zijn kotgenoot o Referentile betekenis o Entiteit (object, individu, etc) = Nominale constituenten (NC) Verorberde: procesbetekenis o Proces waarin entiteiten een rol spelen = Verbale constituenten (VC) Gisteren om half n (geen entiteit, geen proces) o Attributieve betekenis o Beschrijving van eigenschappen (bvb: tijdstip van een gebeurtenis) o Constituenten met een attributieve betekenis niet enkel in zinnen, maar ook binnen andere constituenten (De (hinderlijke nieuwsgierige) man) = adjectivische constituent (ADJC) (bij nominaal) De man (lachte (uitermate tevreden)) = adverbiale constituent (ADVC) Type betekenis Referentieel Type constituent Nominale constituentPagina | 38

Proces Attributief Bij nominaal element Bij overige elementen Hoofden en modificeerders?

Verbale constituent Adjectivische constituent Adverbiale constituent

Onderscheid tussen kern en optionele toevoegingen. Dus tussen hoofd en modificeerders. Typisch zijn omina, hoofdverba, adverbia, modificeerder. Bij ellepsis wordt hoofd van een nominala constituent. Bvb: wil je een rode of blauwe pen? , doe maar mij een blauwe. In het Engels (niet zo vaak een ellips). Would you like a red or a blue pen? Id prefer a blue one (dummy word) want Id prefer a blue is niet correct. 1) Nominale constituent a. Hij at (een lekker broodje), hij at (een broodje), maar niet niet hij at (een lekker) 2) Verbale consituent a. Hij (lachte overdreven) b. Hij (lachte) c. Hij (overdreven (kan niet) 3) Adjectivische constituent a. De (hinderlijke nieuwsgierige) man lachte b. De (nieuwsgierige) man lachte c. De (hinderlijke) man lachte (kan niet) 4) Adverbiale constituent a. Hij at (erg onsmakelijk) b. Hij at (onsmakelijk) c. Hij at (erg) (kan niet) Constituentenstructuur De ongelooflijk goede getrainde wielrenner fietste opvallend langzaam. Vervangingstest: hij fietste Nominale constituent: de ongelooflijk goed getrainde wielrenner Verbale constituent: fietste opvallend langzaam Modificeerders: Ongelooflijk goed getrainde o Hoofd: getrainde: bepaling, ongelooflijk goedPagina | 39

-

Opvallend langzaam: o Hoofd: langzaam, bepalling: opvallend

Ontleed de gehele zin voor de NC? De ongelooflijk goed getrainde wielrenner fietste opvallend langzaam NC: de ongelooflijk goed getrainde wielrenner Hoofd: wielrenner ADJC: ongelooflijk goed getrainde Hoofd: getrainde ADVC: ongelooflijk goed Hoofd: goed ADVC: ongelooflijk Ontleed de zin voor de VC? VC: fietste opvallend langzaam Hoofd: fietste ADVC: opvallend langzaam Hoofd: langzaam ADVC: opvallend

3.7. Enkelvoudige en complexe zinnenWat zijn de functies van constituenten binnen een zin? Drukt een relatie uit met andere constituenten of eigenschap van andere constituenten. Dit heet men een predicaat. Bvb: Gisteren wandelde Jan langs het strand Predicaat: wandelde o Vereist: minstens 1 participant o Argument: Jan o Constituent die vereist wordt door een predicaat Gistere langs het strand o Zijn optioneel o Adjunct Een functie is dus niet gelijk aan een constituenttype Wat is valentie? Een predicaat vereist een aantal argumenten Bvb: kopenPagina | 40

-

Karel kocht de krant Karel kocht Kocht de krant = 2 argumenten Valentie van een predicaat

Een predicaat vereist een aantal argument: 1 argument: eenplaatsig (intransitief/onovergankelijk) Bvb: peter wandelde 2 argumenten: tweeplaatsig (transitief/overgankelijk) Bvb: Van Rompuy aanvaardde het nieuwe ambt 3 argumenten: drieplaatsig (transitief) Mieke zette het boek in de kast

Maar er zijn ook afwijkingen= Soms kunnen argumenten onuitgedrukt blijven Geven: drieplaatsig Bvb: ik geef mijn petekind een schommelpaard voor haar verjaardag! Wat geef jij dit jaar? Bestellen: tweeplaatsig Bvb: ik heb net een slaatje besteld. Heb jij al besteld? Regenen, sneeuwen, hagelen, mooi weer, bitter koud o Dit zijn nulplaatsige predicaten. o Pseudo-argument nodig (dummy word) Het regent, het is zes uur, il pleut. Dit is in sommige talen nodig terwijl je in het Italiaans gewoon piove zeggen.Pagina | 41

Bijzondere gevallen:

Wat met de semantische rollen? We onderscheiden een agens, patiens en recipiens. Bvb: Van Rompuy geeft het maandag van premier terug aan Yves Leterm. Hier is Van Rompuy (agens), het mandaat (patiens) en Yves Leterme (recipiens). Is er een verschil tussen grammaticale en semantische rollen? Ja deze zijn niet hetzelfdde. Want als we de zin in grammaticale rollen gaan ontleden. Ontleden we een subject, een object (direct/indirect). Wat is valentiereductie?

Verschil tussen transitieve en intransitieve predicaten/ De ober brak de glazen De glazen werden gebroken (door de ober) De glazen braken (* door de ober) o Intransitieve variant van breken = valentiereductie Wat is pronominalisatie? Het kind wast zichzelf = twee argumenten (agens en patiens) (het kind wast het kind) maar met dezelfde referent (coreferentieel). Reflexieve constructie = pronominalisatie Het Nederlands laat enkel coreferentie toe met een element dat onderwerp is van de zin. Bvb: Eva stuurde de brief aan zichzelf. De brief wordt door Eva aan zichzelf gestuurd. Dus dat is coreferentialiteit. Maar Eva stuur de brief aan haar. De brief werd door Eva aan haar gestuurd is geen coreferentialiteit, wel verwijzing referent.

3.7.1. Complexe zinnenDe nieuwe single van de band met de zanger zonder haar NC: de nieuwe single van de band met de zanger zonder haar Hoofd: single NC: de band met de zanger zonder haar Hoofd: band NC: met de zanger zonder haar Hoofd: zanger NC: zonder haar Wat met ingebedde zinnen? Eva denkt dat Karel de fiets steelt Predicaat: denkt Argumenten : Twee (iets) (2de neem vorm aan van een zin)Pagina | 42

VC: denkt Argument I: NC: Eva Hoofd: Eva Argument II: zin: dat Karel de fiets steelt Hoofd: steelt

NC: Karel NC: de fiets Welke verschillende functies hebben ingebedde zinnen? 1) Fatima betreurde (dat de tram niet reed). Tweeplaatsig = functie van het argument complementszin 2) Fatima bleef thuis (omdat de tram niet reed). Functie: adjunct, adverbiale zin 3) Fatimas reden om thuis te blijven was (dat de tram niet reed). Functie: predikaat (want combinatie met koppelwerkwoord) predikaatszin 4) De tram (die niet reed) was defect. Functie: modificeerder, relatieve zin. Functie Argument Adjunct Predicaat Modificeerder Naam Complementszin Adverbiale zin Predicaatszin Relatieve zin

Wat is het verschil tussen finiete en niet finiete ingebedde zinnen? Bij finiete zinnen heb je een vervoegd werkwoord. Bij een niet-finiete zin heb je een onvervoegd werkwoord. Welke soorten niet-finiete zinnen zijn er? Infinitief constructies : ik wil dit boek lezen Nominalisatie: het snelle opstappen van de coach verbaasde iedereen Participiumconstructie: het door Jan gelezen boek is een bestseller.Pagina | 43

Wat is de equi-deletie? Dit is het weglaten van equivalent element in de hoofd of bijzin. Bvb: de docent dwong de studenten het volkslied te zingen. Dit kan ook bij participiumconstructies: Bvb: fietsend langs de kaai zag ik mijn ex-vriendin. Wat is raising? Het schijnt dat Jan ziek is. het schijnt is hier een pseudo-element. Wat is consectuio temporum? Tijdsvorm van ingebedde zin afhankelijk van de hoofzin (=tijdsaanduiding). Jan zegt: Karel komt Jan zegt dat Karel komt.

Jan zei dat Karel kwam. Wat met gecordineerde zinnen? 1) De staking is voorbij en de band rolt intussen weer 2) Het vak is moeilijk maar het examen is gemakkelijk Geen van de deelzinnen constituent binnen andere. Cordinatie : combinatie van 2 of meer hoofdzinnen. Dit heeft wel conseuquenties voor de vorm. Bvb: equi-deletie. Karel heeft een fiets maar rijdt er noot op. Zij rijdt met de brommer, en ik met de fiets/ = samentrekking

3.8. PragmatiekTaalgebruik in context, taalgebruik als sociaal gegeven. Wat moet taal in context hebben? Coherentie (samenhang) Coperatief Relevantie Informatie

3.8.1. Contextueel bepaalde interpretatieWat met contextueel bepaalde interpretatie? Bvb: zij heeft het gedaan, ik ben er zeker van. Dit is een verwijzing naar een niet-talige context. Wat is Deixis? Een vorm van contextueel bepaalde interpretatie. Taalelementen die voor hun interpretatie afhankelijk zijn van de gebruikscontext. Dus een verwijzing naar de uitingssituatie Pagina | 44 Persoonsdeixis: zij heeft het gedaan, dat zie je toch ook Tijdsdeixis: gisteren zijn ze op vakantie vertrokken (relatief) Ruimtedeixis: dat is behoorlijk ver hiervandaan

Wat is co-text? Verwijzing naar talige context, wordt co-text genoemd. Bvb: De docher van onze overburen gedraagt zich al een tijdje raar. Zij heeft het gedaan, ik ben er zeker van. Wat is implicatuur? Dit is informatie die niet letterlijk in de informatie zit. Bvb: Ga je mee naar de film? Ja graag, waarom vraag je dat? Ik weet het, ik weet het, maar ik moet toch ook ontspannen. Mijn huiswerk is nog niet af.

Het is dus eigenlijk indirecte communicatie: interpretatie via conversationele implicatuur. Implicatuur is dus een communicatie intentie achterhalen. Wat is het coperatieprincipe? Hugo: kan ik wat geld van je lenen? Nicole: mijn portemonnee ligt in de keuken? Indirect maar relevant antwoord Coperatieprincip: stilzwijgende overeenkomst tussen taalgebruikers o Spreker: rekening houden met wat er al gezegd is + met kennis van hoorder o Hoorder: gaat ervan uit dat de spreker coperatief is Welke aannames zijn er bij het coperatieprincipe? Relevantie-aanname. Aanname dat een gespreksbijdrage relevant is voor de voortgang van een gesprek. Kwantiteitsaanname: aanname dat een gespreksbijdrage voldoende info verschaf, maar ook niet meer Kwaliteitsaanname. Een spreker verschaft naar beste weten juiste informatie en niet opzettelijke onjuiste info. Hoorder Relevantie Bijdrage is relevant voor voortgang Spreker Zorg ervoor dat je gespreksbijdrage ertoe doet voor het gesprek Geef juist genoeg informatie (niet te veel, niet te weinig) Geef niet opzettelijke onjuiste infoPagina | 45

Kwantiteit

Er wordt voldoende juiste info gegeven Er wordt juiste info gegeven

Kwaliteit

Wat is het ideaalbeeld van een conversatie? 2 of meerdere sprekers Coperatie tussen de individuele sprekers o Relevantie/kwantiteit/kwaliteit Cordinatie tussen de sprekers o Deelnemers afwisselend aan de beurt o Geen onderbrekingen, hapering of herhalingen Wat is de realiteit van een typische conversatie? Geen vlekkeloze opeenvolging van sprekersbeurten

o Veel overlappingen tussen opeenvolgende turns o Onafgewerkte sprekersbeurten Holding the Floor: via zelfherhaling en stopwoorden Giving the Floor via vraagintonatie, lachen, enz o Strategieen en conventies voor beurtwisseling Structuur van een conversatie: Overdracht van een sprekersbeurt (giving the floor) o Talige signalen o Intonatie o Lichaamstaal Behoud van sprekersbeurt (holding the floor) o Snelle opeenvolging van uitingen Zonder pauze Verbindingselementen (enne, euh)

Structuren van een conversatie: Opeenvolgend paar (adjacency pair) o Vraag-antwoord o Groet wedergroet Bvb: a) goedemorgen Edgar b) goedemorgen jos A) pintje? B) graagPagina | 46

o Aanbod aanvaarding /weigering Complexe reeksen o Groet wedergroet Bvb: An: Dag Els, alles goed met je? Els: met mij alle sprima, met jou? An: Alles ok, dank je? Discoursemarkeerders: bvb engels: how are you?

o Vraaginteractie (drieslag) Docent: hoe luidt de stelling van Pythagoras? Student: a kwadraat, plus eh, plus b kwadraat is C kwadraat Docent: prima, dat is de stelling, en wat kan je daar nu mee uitrekenen. Marieke? Wat wil je drinken? Wat heb je in huis, Euh bier, wijn cola en water.

o Inbedding van opeenvolgende paren:

Doe dan maar een pintje. Opening: Heb ik jou al niet eens eerder gezien Heb ik me toch een flater geslagen daarstraks

o Gespreksopening en afsluiting

Afsluiting: Zullen we dan straks om zes uur afspreken bij den tap Ok

Wat is discourse? Dit is een reeks van taaluitingen. Deze hebben coherentie nodig. Deze elementen die cohesieve elementen worden genoemd, kunne we nog niet terug vinden bij jonge kinderen, die komen pas later in het taalverwervingsproces. Vaak treedt er een vorm van ambiguteit in de referentie. Bvb: Carla (7 j) het hert rende weg met de jongen en de hond. Hij viel. Hoe kan je cohesie bevorderen? Via pronomina Via ellips: o Over de wijn moet je geen zorgen maken. er is er genoeg Via parafrase (op een andere manier herhalen) o Bvb: parijs werd vannacht opgeschrikt door een bomaanslag. Waarom de daders het op de lichtstad gemunt hadden, is voorlopig niet duidelijk. (parijs lichtstad)

3.8.2.

Taalhandelingen

Taal als vorm van sociale interactie. Waarbij sprekers een communicatieve intentie proberen over te brengen, rekening houden met de ander (hoorder, lezer). Uitingen zijn veel meer dan mededelingen. Gebruik van taal als vorm van sociaal handelen. Uitingen als taalhandelingen. Welke twee aspecten van taalhandelingen bestudeert de ATW? Lingustische input: klanken, woorden, constituenten, woord en zinsbetekenis (+/los van gebruik) = locutie (uiting) Taalhandelingen die met de uiting gegeneraliseerd wordt, contextuele functie van uiting

Pagina | 47

= illocutie (onderliggende inhoud) (atw houdt zich klassiek niet bezig met dit onderdeel) Locuties vs. illocutie Ik zal het boek morgen voor je meenemen (indirecte taalhandeling, impliciet) Vs. Ik beloof je dat ik het boek morgen voor je meeneem. (directe taalhandeling) = taalhandeling in ww zelf Beloven: tegenover iemand de verplichting op zich nemen om iets te doen = performante werkwoorden Wat bepaalt het slagen van een taalhandeling? Sociale relatie moet taalhandeling rechtvaardigen. geslaagdheidsvoorwaarden

Pagina | 48