Psychologie samenvatting

28
PSYCHOLOGIE SAMENVATTING W AT IS PSYCHOLOGIE Psychologie is een ruim bregrip dat doorheen de geschiedenis vaak andere invullingen kreeg. Een éénduidige of allesomvattende omschrijving geven is vrijwel onmogelijk. De psychologie wordt gekenmerkt door verschillende scholen, verschillende visies of stromingen die elk door hun eigen bril naar de werkelijkheid kijken. Letterlijk vertaald zou de psychologie de studie van de geest of de ziel betekenen. Dit is echter een vrij vage omschrijving. Verschillende pogingen om psychologie te definiëren: “Psychologie is de wetenschap van het gedrag en de psychische processen, die uit vele, dikwijls tegenstrijdige tradities is ontstaan.” (Zimbardo, Weber & Johnson). “Psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mansen wordt bestudeerd als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvindt.” (Rigter, 2004) “De psychologie is niet goed te definiëren. In tegenstelling tot andere wetenschappen verschilt men binnen de psychologie van mening over wat men behoort te bestuderen... Om de psychologie zo goed mogleijk te typeren, moet een beschrijving gegeven worden van het onderwerp waar ze zich mee bezig houdt,...” (Rigter, 2008) D EELDEOMEINEN BINNEN DE PSYCHOLOGIE A LGEMENE PSYCHOLOGIE De algemene psychologie richt zich op de ‘normale’, volwassen mens. Men bestudeert o.a. leerprecessen, het geheigen, de motivatie, probleemoplossend denkek,... Voorbeeldvraag: Hoe leren wij nieuw gedag aan? O NTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE De ontwikkelingspsychologie bestudeert de ontwikkelingvan de mens vanaf zijn geboorte tot de volwassenheid en ouderdom. Men bestudeert o.a. de taalontwikkeling of de cognitieve ontwikkeling (Piaget) of de ontwikkeling van de psycho-seksualiteit (Freud). Voorbeeldvraag: Hoe ontwikkelt het redeneren bij kinderen? H ET CONSERVATIEPRINCIPE VAN P IAGET

description

Zeventien pagina's economisch plezier!

Transcript of Psychologie samenvatting

Page 1: Psychologie samenvatting

PSYCHOLOGIE SAMENVATTING

WAT IS PSYCHOLOGIEPsychologie is een ruim bregrip dat doorheen de geschiedenis vaak andere invullingen kreeg. Een éénduidige of allesomvattende omschrijving geven is vrijwel onmogelijk. De psychologie wordt gekenmerkt door verschillende scholen, verschillende visies of stromingen die elk door hun eigen bril naar de werkelijkheid kijken.

Letterlijk vertaald zou de psychologie de studie van de geest of de ziel betekenen. Dit is echter een vrij vage omschrijving.

Verschillende pogingen om psychologie te definiëren:

“Psychologie is de wetenschap van het gedrag en de psychische processen, die uit vele, dikwijls tegenstrijdige tradities is ontstaan.” (Zimbardo, Weber & Johnson).

“Psychologie is een wetenschap waarbij zowel het gedrag van mansen wordt bestudeerd als de gevoelens en gedachten die mensen hebben bij het ervaren van hun gedrag en de omstandigheden waarin dat plaatsvindt.” (Rigter, 2004)

“De psychologie is niet goed te definiëren. In tegenstelling tot andere wetenschappen verschilt men binnen de psychologie van mening over wat men behoort te bestuderen... Om de psychologie zo goed mogleijk te typeren, moet een beschrijving gegeven worden van het onderwerp waar ze zich mee bezig houdt,...” (Rigter, 2008)

DEELDEOMEINEN BINNEN DE PSYCHOLOGIE

ALGEMENE PSYCHOLOGIE

De algemene psychologie richt zich op de ‘normale’, volwassen mens. Men bestudeert o.a. leerprecessen, het geheigen, de motivatie, probleemoplossend denkek,...

Voorbeeldvraag: Hoe leren wij nieuw gedag aan?

ONTWIKKELINGSPSYCHOLOGIE

De ontwikkelingspsychologie bestudeert de ontwikkelingvan de mens vanaf zijn geboorte tot de volwassenheid en ouderdom. Men bestudeert o.a. de taalontwikkeling of de cognitieve ontwikkeling (Piaget) of de ontwikkeling van de psycho-seksualiteit (Freud).

Voorbeeldvraag: Hoe ontwikkelt het redeneren bij kinderen?

HE T C O N S E R V A T I E P R I N C I P E V A N P I A G E T

1. Intelligent functioneren wordt ondersteudn door een biologisch adaptieproces2. Met het ouder worden ontwikkelen nieuwe cognitieve structuren3. De kwalitatieve verandering verloopt in een opeenvolging van fases

Page 2: Psychologie samenvatting

FA S E S V A N P I A G E T

Sensomotorische fase (0-2 jaar)o Ontwikkeling van het functioneren op lichaamsniveau, tasten, voelen, proeven.o Ontwikkelen van de motorieko Ontwikkelen van het geheugeno Objectpermanentie is nog niet ontwikkeld. Voor het kind bestaan objecten niet die zich niet in zijn

gezichtveld bevinden

Preoperationele fase (2-6 jaar)o Ontwikkeling van het spreken, het strottenhoofd daalt.o Verfijning van de motoriek.o Ontwikkeling van het ik, egocentrisme. Het kind leert dat een eigen persoon is.o Animanisme. Levenloze objecten wordt een ziel toegekend.

Concreet operationele fase (6-11 jaar)o Ontwikkeling tot het kunnen vergelijken van lengte en hoeveelheido Ontwikkeling tot het kunnen ordenen, tellen en rekenen.o Ontwikkeling van het figuratieve denken

Formeel operationele fase (11 jaar en ouder)o Ontwikkeling van het ruimtelijk denkeno Ontwikkeling van het abstract denkeno Leren logisch te denken en conclusies te trekken

ARBEIDS- OF BEDRIJFSPSYCHOLOGIE

Dit deeldomein probeert vanuit theoretische principes van algemene en sociale psychologie het leven binnen een organisatie werkbaar te houden voor iedereen. Het houdt zich bezig met o.a. personeelsselectie, conflicthantering, ontwikkelen van opleidingsprogramma’s, ergonomie (verbeteren van de organisatie en aanpassing van de arbeid aan de mens).

Voorbeeldvraag: Wanneer je de werknemers beloont met een financiële premie, heeft dat dan invloed op hun motivatie?

B IOLOGISCHE PSYCHOLOGIE

De biologische psychologie onderzoekt de rol van de biologische factoren(hersenen, zenuwstelsel, hormonen,…) bij de vorming en verandering van gedrag en mentale processen.

Voorbeeldvraag: Wat gebeurt er ind e hersenen wanneer een persoon een moeilijk wiskundig probleem probeert op te lossen?

SCHOOLPSYCHOLOGIE

Dit deeldomein legt de klemtoon op diagnose en behandeling van psychische- en gedragsproblemen. Het kan hierbij gaan om de behandeling van een angststoornis, een psychotische stoornis, een verslavingsproblematiek, enzoverder. Het verschil tussen een psycholoog, een psychotherapeut en een psychiater (arts) is dat enkel de psychiater mediactie mag voorschrijven indien hij/zij dit nodig acht.

Er zijn verschillende soorten therapie opleidingen. De bekendste zijn:

Psycho-analythisch georiënteerde opleidingen Systeemopleidingen Gedragstherapeutische opleidingen Client-centered opleidingen Gestalttherapeutische opleidingen

Page 3: Psychologie samenvatting

Voorbeeldvraag: Wanneer spreekt men over een post-natale psychose en hoe ga je daar best mee om? Moet je dan medicatie nemen?

D E A A N P A K V A N E E N T H E R A P E U T :

Probleem gevolg van emotionele conflicten in de kindertijd Teruggaan via vrije associatie (dromen) Analyse van inzichtgeving en zelfontdekking Hypnose

D R O O M A R B E I D :

Verdichting: één droomobject staat voor verschillende dingen Verschuiving: iets dat de latente droominhoud een dreigende aard heeft, zal worden omgezet in iets

onschuldigs, iets triviaals Inachtneming der plastische mogelijkheden: dit is de omvorming van de droomgedachten tot

voornamelijke visuele voorstelling van de droom Secundaire bewerking: er een verhaal van maken.

P S Y C H O D R A M A

Psychodrama lijkt op een rollenspel, maar er zit veel meer achter. De clienten gaan in een cirkel zitten. De director begeleidt. Clienten krijgen een soort van opdracht, ze moeten zich inleven in een bepaald personage en komen zo tot actie. Op het einde is er de sharing: de clienten worden begrepen, ze hebben feedback nodig.

COMMUNICATIEAXIOMA ’S VAN PAUL WATZLAWICK

De psychologie bestudeert het gedrag. Onder gedrag behoort ook communicatie tussen mensen. Communicatie is een onderwerp dat binnen de psycholgie vaak bestudeerd wordt en dit binnen de verschillende deeldomeinen.

Over communicatie ise r heel wat gepubliceerd. Een ouder werk (1970) dat nog steeds erg bruikbaar is, is dat van Paul Watzlawich over de pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. De theorie van Watzlawick past binnen het systeemdenken. Watzlawick bouwt zijn theorie op rond 5 axioma’s.

AXIOMA 1: MEN KAN NIET , NIET COMMUNICEREN . ALLE GEDRAG IS COMMUNICATIE .Elk gedrag bevat een communicatief aspect. Zowel met een hevige scheldpartij als met een harde schop, als het lange stilzwijgen binnen een ruzie.

AXIOMA 2: ELKE COMMUNICATIE BEVAT EEN INHOUDS- EN EEN BETREKKINGSASPECT WAARBIJ DE LAATSTE DE EERSTE KLASSIFICEERT EN DERHALVE EEN METACOMMUNICATIE IS .De boodschap die we meedelen aan de ander is gelaagd. Er zit onder de inhoud van de boodschap nog metacommunicatie, de communicatie binnen de communicatie.

AXIOMA 3: IEDERE DEELNEMER AAN EEN INTERACTIE HEEFT ZIJN EIGEN VISIE OP DE WERKELIJKHEID NAARGELANG ZIJN INTERPUNCTIE VAN DE LOOP DER GEBEURTENISSEN . DE VERSCHILLENDE INTERPUNCTIES HEBBEN HUN INVLOED OP HET INTERACTIEPROCES

Een interactieproces bestaat ui een oneindige reeks van gebeurtenissen waarbij de deelnemers voortdurend beïnvloed worden. Ieder van hen maakt echter zijn eigen willekeurige interpunctie door zijn eigen gedrag te beschouwen als reactie op een ander.

Page 4: Psychologie samenvatting

Klassiek voorbeeld: De man gaat drinken omdat zijn vrouw zaagt, terwijl de vrouw zaagt omdat haar man steeds buitenshuis gaat drinken.

AXIOMA 4: COMMUNICATIE KAN ZOWEL DIGITAAL ALS ANALOOG ZIJN .Digitale communicatie is de taal, analoge communicatie is al de rest: gebaren, mimiek, intonatie, ritme en accenten. Ook de context van het gedrag bevat analoge communicatie. Digitale communicatie wordt het meest gebruikt om het inhoudsaspect van een boodschap weer te geven. Analoge communicatie is meer gericht op het betrekkingsniveau.

AXIOMA 5: ELKE UITWISSELING VAN COMMUNICATIE IS OFWEL SYMETRISCH OFWEL COMPLEMENTAIR

Symetrische communicatie is gebaseerd op gelijkheid, complementaire communicatie is gebaseerd op verschil. Het ene is niet slechter dan het andere. Een harmonieuze relatie vereist voldoende soepelheid in het interactiepratroon, zodat beide vormen zich vermengen en afwilsselen.

Bijvoorbeeld: de leerling die weigert te studeren voor een bepaalde leerkracht zit in een starre symetrische relatie. Hij tracht met zijn weigering de leerkracht op zijn plaats te zetten.

S Y S T E E M D E N K E N

Het systeem als model Circulaire gedachte Bedoeling en effect zijn niet altijd Gericht op de buitenkant In systeemtheorie gaat men ervan uit dat elk gedrag, en dus ook het symptoom, communicatie is.

NON-VERBALE COMMUNICATIE

WAT IS NOG-VERBALE COMMUNITIE

Verbale communicatie: Gesproken taalNon-verbale communicatie : Lichaamstaal

Dat kan het uiterlijk, gebaren en bewegingen, gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding, stemtaal of afstand en oriëntatie zijn.

KENMERKEN

Non-verbale communicatie gebruiken we altijd! Verschillende onderzoekers schatten dat minstens 70% van de communicatie tussen mensen door middel van stemklank en lichaamstaal plaatsvindt.

Non-verbaal gedrag primeert op verbale singalen wordt als eerlijker aanzien. De verschillende non-verbale signalen kunnen elkaar versterken. Het is eenvoudiger om gevoelens uit te drukken door middel van lichaamstaal dan door gesproken

taal.

Gevoelens worden bijna uitsluitend non-verbaal gecommuniceerd. Bijna alle verbale communicatie is digitale communicatie. Omdat de beteknis van dewoorden, cijfers of tekens die we gebruiken eenduidig is afgesproken, hoeft de uitingsvorm daarvan geen gelijkenis te hebben met het geen ermee wordt aangeduid.

Bijna alle nonverbale communicatie is analoge communicatie. Om onze gevoelens en bedoelingen duidelijk te maken, gebruiken we liever een beeldende taal.

Analoge taal: iets herkenbaar uitdrukken met een gebaar of teken dat iedereen verstaat.

Page 5: Psychologie samenvatting

We communiceren meestal tegelijkertijd op inhouds- en op betrekkingsniceau. Op betrekkingsniveau geven we te kennen hoe we in relatie staan met de ontvanger van de boodschap en hoe de boodschap bedoeld is.

M E H R A B I A N

55% van de communicatie van gevoelens gebeurt door lichaamssignalen 38% wordt geuit door de stemklank 7% wordt gecommuniceerd door middel van woorden

Als dit zo is, uiten we ons gevoel dus voor 98% non-verbaal. De meeste non-verbale signalen worden gegeven via het gelaat. Wenkbrauwen vormen ook een belangrijk communicatieinstrument.

Er worden drie universele klassen van lichaamsgedrag onderscheiden

Responsivenes (erkenning-negatie) Dominance (overheersing-afhankelijkheid) Immediacy (genegenheid-afkeer)

Deze komen overeen met de drie sociale basisbehoeften: erkenning, invloed en genegenheid. Non-verbale communicatie speelt ook een belangrijke rol bij het inlossen van de sociale behoeften.

E R F E L I J K O F A A N G E L E E R D ?

Het uiten en het begrijpen van de door middel van lichaamstaal geuite emoties wordt erfelijk doorgegeven.

Een signaal op zich weinig informatie, de context is belangrijk. Ondersteunende bewegingen zijn cultuurgebonden.

GEBAREN EN BEWEGINGEN

Onze gevaren zijn belangrijke hulpmiddelen in de communicatie. Met gebaren kunnen we onze woorden accentueren en in sommige gecallen is het zelfs makkelijker om je uit te drukken met behulp van gebaren dan met woorden.

Meestal geven gebaren analoge informatie. Dit wil zeggen dat we de betekins kunnen afleiden aan het gebaar zelf.

OPEN OF GESLOTEN

Gebaren met opgerichte open handpalmen duiden in het algemeen op eerlijkheid, onschuld, openheid of gastvrijheid. Gesloten handenpalmen het omgekeerdE.

GEBARENTAAL

Een speciale vorm van het gebruik van gebaren is de gebarentaal die dove mensen gebruiken. Deze taal is een officieel erkende taal die door de gebruikers daarvan speciaal moet zijn aangeleerd om de beteknissen te kennen. Het is een digitale taal, vooral bedoeld voor de communicatie op inhoudsniveau.

Gebarentaal is een erkende en volledige taal van gebaren, veelal met de handen en armen, die de spraak vervangen.

EMBLEEMGEBAREN

Emblaamgebaren zijn gebaren die woorden vervangen. Inj sommige beroepen wordt gebruk gemaakt van dit soort gebaren, vaak wanneer situatie het minder praktisch maakt om woorden te gebruiken.

Bijvoorbeeld: naar het eigen voorhoofd wijzen – De ander is gek.

Page 6: Psychologie samenvatting
Page 7: Psychologie samenvatting

HOOFDBEWEGINGEN

De meeste bewegingen maken we met ons hoofd. Hoofdbewegingen van de sprkeen, maar vooral van de persoon die luistert, hebben een grote invloed op de interacties binnene ene gesprek. Maar ook deze bewegingen zijn cultuurgebonden.

B I J PRESENTATIES

Wanneer men voor een groep spreekt, zijn ondersteunende gebaren erg belangrijk. De lichaamstaal van de spreker beïnvloedt constant de groep. De aandacht dient voortdurend getrokken en vastgehouden te worden.

Te mijden gebaren als men een groep toespreekt:

1. Gebaren die de aandacht afleiden2. Gebaren die leiden tot irriatie (handen in de zakken)3. Gebaren die teken geven van onzekerheid en spanning (spelen met voorwerpen of kleding)4. Gedragingen die teken geven aan arrogantie en dominantie (gebalde buisten)

HOUDING

Door lichaamshouding zegt iemand veel over zichzelf, hoe hij zicht voelt en hoe hij ten opzichte van de ander staat.

OPEN OF GESLOTEN

Iemand die zich niet zeker voelt in het bijzijn van de ander neemt een gesloten houding aan. Vele mensen staat eigenlijk altijd met hun armen over elkaar of zitten met hun benen gekruist. Ze vinden dit juist een gemakkelijke houding. Om te beoordelen in hoeverrde ander zich bij ons op zijn gemak voelt, moeten we dus op andere tekens letten.

SYMETRISCH OF ASYMETRISCH

Iemand die een symmetrische houding aanneemt, toont daarme respect. Te symmetrisch in bijvoorbeeld een solicitatiegesprek is niet goed. De sollicitant komt dan over als een houten klaas. Als de sollicitant ind e loop van het gesprek een meer asymmetrische houding aanneemt, toont hij zich ontspannen.

DE STAND VAN HET HOOFD

Als je naar iemand lusitert, keer je je hoofd gewoonlijk geheel in die richting en kijk je hem aan. Als je je naar iemand richt, kun je het gesprek beter volgen dan wanneer je dandere kant op kijkt. Voor een deel heeft dit te maken met “liplezen”.

DE ACTIEVE LUISTERHOUDING

Door je houding laat je de mate van aandacht en betrokkenheid blijken Door je houding reageer je ook inhoudelijk op eht verhaal van de ander Tijdens het lusiteren zijn de handen meestal minder bewegelijk

B I J PRESENTATIES

Het gaat niet alleen om de woorden, maar ook om de manier waarop je een presentatie brengt. De lichaamstaal is dus zeer belangrijk.

Page 8: Psychologie samenvatting

De beste lichaamshouding:

Voeten vast op de grond, iets uit lekaar Af en toe kan men even door knieën gaan om een argument kracht bij te zetten Armen en handen losjes langs het lichaam, voortdurend beschikbaar om ondersteunde gebaren te

maken Het lichaam steeds naar het publiek gericht Voldoende oogcontact Voldoende open handen tonen.

STEM

INTONATIE

Door stembuiging kan een tweede boodschap worden meegegeven, die uitdrukt hoe de boodschap moet worden opgevat of hoe de zender tegenover de ontvanger staat. Door de gevoelswaarde kan de zin een totaal andere betekenis krijgen.

STEMVOLUME

Hard spreken dient meestal niet alleen om afstand te overbruggen. Meestal geven mensen sdie hard spreken daarmee een bepaalde dominantie aan.

TUSSENGELUIDEN

Onder de stemtaal vallen ook de geluiden zoals zuchten, keelschrapen, kuchen, snuiven, lachen, huilen en geeuwen. Om te weten dat het wel degelijk communicatie is, moet je bijvoorbeeld maar eens denken aan iemand ide de aandacht wenst end at niet wil laten blijken door een “hé luister eens...”. Het schrapen van de keel is genoeg om de aandacht op hem te doen richten.

“Eh’s en hm’s”, aarzelingen en pauzes zitten vaak in onze gesprekken. Deze sturen ons gesprek en geven gelegenheid om na te denken.

STILTES

Behalve spraak en geluiden, zijn ook stiltes een belangrijk aspect in de communicatie. De hoeveelheid en lengte van de stiltes in een gesprek wordt door verschillende factoren bepaald.

AFSTAND EN ORIËNTATIE

POSITIES AAN TAFEL

In het contact met anderen zijn de onderlinge afstand en positie van groot belang. Een persoonlijk gesprek valt of staat met de opstelling van de stoelen de kern van de plaats.

Hoekpositie: vriendelijk gesprek. Coöperatieve positie (naast elkaar): Op dezelfde golflengte. Concurrerende positie (tegenover elkaar): Defensieve, concurrerende of rivaliserende sfeer. Onafhankelijek positie (schuinover elkaar): Positie voor mensen die niets met elkaar te maken willen

hebben.

Elke plaats neemt een bepaald idee of verwachting met zich mee.

Page 9: Psychologie samenvatting

B I J PRESENTATIES

Contact en interactie: Communiceer met je publiek! Het gebruik van ruimte: Stoelen in een halve kring nodigt uit tot actieve deelname en zicht op de

groep. Voor ene groter publiek beter een hoefzijzervormige opstelling. Een publiek met minstens 100 mensen, presentatie vanuit een hogere positie.

Vermijd varricades: Tafel, ... Oogcontact: Aankijken wegijken regelt het verloop van het gesprek.

FUNCTIES VAN NON-VERBALE COMMUNICATIE

Metacommunicatie is de hoofdfuntie van het non-verbale gedrag. Door te communiceren op betrekkningsniveau, kunnen we de betekenis an een boodschap of zelfs van onze relatie met de ander verduidelijken. Dit kan zowel met als zonder woorden.

Metacommunicatie betekent communicatie over de communicatie zelf.

Via non-verbale communicatie maken wij onze bedoelingen duidelijk aan anderen. We kunnen daarbij diverse signalen geven die elk een eigen functie hebben. Belangrijke functies van dez signalen zijn:

Aanvuling van de verbale boodschap:o Noodzakelijke aanvulling van de boodschap (“zo groot was die vis”).o Benadrukken van de boodschap (stem verheffen bij een belangrijk woord).o Affectie evaluatie (gebalde vuist bij boosheid).o Vervanging van de boodschap of substituut (doventaal).o Informeren onderlinge relaties (via lichaamstaal geven we aan in welke relatie we staan tot

onze gesprekspartner). Gespreksregulering (bereid tot luisteren, boodschap brengen)

o Actief luisteren is het voortdurend geven van non-verbale feedback.o De bewegingen van je hoofd kun je ondersteuenen met je stem.o Door te hummen of door “ja” te zeggen, terwijl je knikt, moedig je de ander aan om door te

spreken. Bevrediging van sociale behoeften

o Dominantie: imponeren, zelfsingenomenheid, bedreigend, triomf/overwinning.o Genegenheid: signalen van liefde en vrienschap; insluit en uitsluitgedrag; signalen van

openheid, vertrouwen en oprechtheid.o Erkenning: Synchronisatie

Spanningsregulatie

Vanuit het non-verbale gedrag kan men snel afleiden of iemand gespannen of onzeker is. Zowel de stemkleur, dehanden als de benen geven hier duidelijke signalen over.

Page 10: Psychologie samenvatting

Het volgende gedrag kan een aanwijzing zijn dat men neit de waarheid spreekt:

o Woorden tegenspreken: zeggen dat je niet zenuwachtig bent, maar toch ijsbereno Aanraken van het gezichto Aankijken: niet of te lango Aarzelen, hakkelen, pauzeren: De stem is gebonden aan de ademhaling, en die is verbonden aan

emotie.o Schrikachtig reageren

De meeste signalen die hier zijn genoemd als indicatie van het spreken van onwaarheid, geven vooral iemands gespanneheid weer. Als we gespannen zijn zoeken we blijkbaar zekerheid, door ons gezicht te bedekken en door onze ogen te sluiten of af te keren.

PARADOXALE COMMUNICATIE

Bij paradoxale communicatie ontkent of verbiedt het ene deel van de boodschap wat het andere deel zegt of gebiedt.

Page 11: Psychologie samenvatting

GROEPSDYNAMICA

WAT IS EEN GROEP?Groepsdynamica is de studie van het gedrag van mensen in kleine groepen.Heel zijn leven heeft de mens te maken met groepen: het gezin, leeftijdsgroepen, vrienden, school, werk,...

De groepsdynamica is het studiedomein dat deel uitmaakt van de sociale psychologie en zich richt op het gedrag van kleine groepen. Groepdynamica bestudeert onder andere interpersoonlijke interactie, groepsnormen, groepsbetrokkenheid, besluitvorming, leiderschap, groepsontwikkeling en communicatie .

Kenmerken van een goed functionerende groep zijn:

o De leden begrijpen en aanvaarden elkaaro De communicatie is openo De leden nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen gedrago De leden werken sameno Er zijn procedures en regels vastgelegd voor he tnemen, van beslissingeno De leden zijn in staat problemen het hoofd te bieden en conflicten constructief op te lossen.

SOORTEN GROEPEN

Primaire groep: persoonlijke relaties, direct contact, spontaan gedrag, kleine afstand tussen leden, vervanging van een groepslid onmogelijk, wie je bent is belangrijk.

Secundaire groep: koele, zakelijke relaties; onpersoonlijk contact, verschil in status of positie tussen de leden, vervanging van een groepslid is perfect mogelijk, wat je bent is belangrijk.

Formele groepen: formeel gedrag, vaste structuur, vaste bevoegdheden, duidelijke afspraken en regels, doelgericht ontstaan.

Informele groepen: geen vooraf bepaald of voorspelbaar gedrag, geen vaste structuur, geen duidelijke afspraken en regels, spontaan onstaan

Lidmaatschapsgroepen: duidelijk vastgelegde leden, lidmaatschap

Referentiegroepen: identificatie, men refereert zich in gedragswijzen, kleding en houding

Vrijwillige groepen: toetreding is vrij te kiezen

Niet-vrijwillige groepen: toetreding is automatisch of niet vrij te kiezen

Gesloten groepen: gelimiteerd aantal leden, meestal meerdere toelatingsvoorwaarden

Open groepen: Ongelimiteerd aantalleden, vrij toegankelijk, meestal één toelatingsvoorwaarde

MOTIEVEN VOOR LIDMAATSCHAP

Een individu kan om iteenlopende redenen bij ene bepaalde groep willen behoren

1. Taakgerecht motieven: aantrekkelijkheid van de groepsdoelen/activiteiten2. Instrumentale motieven: verwachting om via het groepslidmaarschap privédoelstelling te bereiken3. Sociaal-emotionele motieven: aantrekkelijkheid van de groepdelen en groepsklimaat of de

verwachting dat de groep zal voorzien in sociale behoeften zoals erkenning, genegenheid en invloed.

Page 12: Psychologie samenvatting

FUNCTIONELE ROLLEN

Men kan het gedrag in een grope bekijken vanuit de functie die het schijn te vervullen. Er zijn drie functies mogelijk:

De groepstaak voltooien De relatieve binnen de groep verbeteren Een privé-behoefte of een privé-doel nastreven

Naarmate een groep zich verder ontwikkelt zal er meer taakgericht en groepshavingsgedrag te zien zijn wanneer elk groepslid zich meer indentificeert met het groepsdoel

Taakrollen: Funtioneel gedrag gericht op het uitvoeren van de groepstaak (initiatief tonen, informatie zoeken en geven, meningen zoeken of geven, coördineren)

Procesrollen: Functioneel gedrag gericht op groepsvorming en groepshandhaving. (aanmoedigen, deuropener, volgen, groepssfeer bevorderen, samenhorigheidsgevoel versterken, ...)

Combinatierollen: Functioneel gedrag gericht op vooruitgang in het groepsproces met het bereiken van het groepsdoel voor ogen. (Evalueren, Diagnosticeren, Consensus uitproberen, Bemiddelen, Spanning verminderen)

Dysfuntionele rollen: Dysfunctioneel gedrag gericht op het bereiken van privé behoeften of privé doelen die geen constructieve bijdrage leveren tot het bereiken van het groepsdoel. (agressief gedrag, afwijken, rivaliteit, sympathie zoeken, clown uithangen, ...)

RELATIES BINNEN EEN GROEP

Leden in een groep staan ine en bepaalde relatie tot elkaar. Zij gaan op een bepaalde manier met elkaar om en er kunnen grote verschillen zijn in de mate waarin groepsleden betrokken zijn op elkaar of in het groepsproces. De relaties kunnen positief of negatief zijn. Diverse criteria zijn bruikbaar om relaties binnen een groep te bestuderen. Deze keuzecriteria zijn in twee categorieën in te delen:

1. Sociaal-emotionele criteria: wie kies je naast te zitten, wies je als vriend. De antwoorden zullen voorla inzicht verschaffen in de emotionele structuur van de groep, m.a.w. het patroon van sympathieën.

2. Taakgerichte criteria: met wie werk je samen, met wie ben het eens, ... De antwoorden geven vooral inzicht in de samenwerkingspatronen in de groep.

De sociomtrie wil e bestaande relaties in een groep aan het licht en in kaart brengen. Een sociometrische onderzoeksmethode is dus een middel om gegevens te verkrijgen over de betrokkenheid van de verschillende groepsleden op elkaar en in het groepsproces.

M O R E N O

Een voorbeeld van zo een methode is deze die ontwikkeld werd door Moreno. Binnen deze methode maakt men tevens gebruik van een criterium: de interactiefrequentie: hoe vaak spreekt men tot iemand?

De methode van Moreno maakt gebrik van drie voorstellingswijzen om de relaties binnen een groep weer te geven.

1. Sociomatrix: Wiskundig cijfertabel die interactiefrequenties weergeeft2. Sociogram: Grafische weergave met pijlen die mogelijke subgroepen weergeeft en toont wie de

sterren de geïsloeerde leden zijn in het groepsproces3. Index-analyse: Cijfers die betrokkenheid in het groepsproces weergeven. Hoe hoger het cijfer, hoe

hoger de mate van betrokkenheid

Page 13: Psychologie samenvatting

STADIA BINNEN DE GROEPSONTWIKKELING

Groepsontwikkeling is het proces waardoor een verzameling indiciduen in een productieve groep verandert.

Een groep doorgaat een ontwikkelingsproces waarbij opeenvolgende ontwikkelingsfasen doorlopen worden. De groep moet in elke fase nieuwe problemen oplossen, en nieuwe vaardigheden ontwikkelen.

Voorfase: Groep begint vanuit een idee, van individuen apart: hebben samen hetzelfde niveau of idee.

Contextfase:

Vanuit de groep gezien ligt een oorsprong buiten de groep In de voorfase wordt de groep ontworpen en worden grenzen en doelen aangegeven. Men heet op het einde van deze fase het gevoel erbij te horen, het te zien zitten.

Oriëntatiefase:

Gekenmerkt door de onzekerheid en onduidelijkheid. De meeste mensen die deel uitmaken van een neiuwe groep zoeken in eerste instantie antwoord op drie fundamentele vragen:

Wat zal er gebeuren? Wie zijn de anderen? Hoe zal ik behandeld worden?

Het onstaan van de neiwue groep brengt meestal heel wat problemen met zich mee

Problemen in verband met lidmaatschap en normen Problemen in verband met controle en beheersing Problemen in verband met affectie en persoonlijk contact

De problemen binnen deze eerste fase van de groepsontwikkeling moeten zo snel mogelijk opgelost worden. Mogelijke gevolgen van het niet tijdig oplossen van deze problemen zijn:

Algemene onzekerheid Situatie wordt bedreigend ervaren Onttrekking aan de groep Centralisatie Subgroepvorming

De leider kan deze negatieve spanningen verminderen of tegengaan door:

Te laten accepteren dat he tnormaal is dat er in deze fase van het groepsproces nog onduidelijkheden zijn

Ruimte te creëren om gevoels uit te spreken en standpunten uit te leggen Zoeken naar werkafspraken en een werkstructuur.

Page 14: Psychologie samenvatting

Machtsfase of regelfase:In deze fase worden de regels zowel impliciet als expliciet vastgesteld. De meeste regels worden door de leider vastgelegd, al dan niet in samenspraak met de groep.

Interactieniveauo Aandacht voor het inern functioneren neemt toeo Betrekkingsnivueau komt meer centraal te staano De groep vervangt de opgelegde leiderschapsstructuur door een passende eigen

invloedsverdelingo Inclusievragen rondom controle (boven/onder): vragenrondom macht, dominantie,

gezag en verantwoordelijkheido Accepteren van de groepsactiviteit

Belangrijke regels opstellen Belangrijke implicitie afspraken

o Groepsverantwoordelijheido Wederzijdsrespecto Streven naar samenwerkingo ...

Conflictfase of Affectiefase

Interactieniveau:o Vragen rondom persoonlijke betrokkenheid van ieder en vragen rondom afstand en nabijheid

(dichtbij/veraf) Inzake conflict: verschillende basishoudingen mogelijk:

o Negatieo Forceren van één punto Toegevingo Provleemoplossend handelen (confrontatie)o Een compromis zoeken

Dan is het belangrijk om bijvoorbeeld: o Zinnen in de ik-vorm te gebruikeno De viertrapsstrategieo Rolwisselingo 3W strategie

Productiviteitsfase:De groep werkt naar deze fase toe. In deze fase kunnen de groepsleden samenwerken om hun taken te vervullen en kunnen zij op een constructieve wijze omgaan met de meningsverschillen in de groep.

In deze fase is het doorgaans een toename van de vertrouwelijke omgang van de groepsloeden onderling en de omgang met de groepsleider.

Kan ik wel in deze groep helemaal mezelf zijn? Open groepsklimaat? Accepteren van zichzelf in relatie tot anderen

Slotfase:De slotfase wordt vooral gekenmerkt door de evaluatie van het bereikte eindresultaat en het uit elkaar van de groep. Dit gaat meestal gepaard met heel wat emoties en het terugblikken op voorbije ervaringen.

Page 15: Psychologie samenvatting

SCHOLEN BINNEN DE PSYCHOLOGIE

GESCHIEDENIS

Geboorte van de Psychologie in 1879 wanneer Wilhelm Wundt een laboratorium opricht voor experimentele psychologie in Leipzig, Duitsland. Wundt wordt hierdoor de vader van de wetenschappelijke psychologie genoemt.

Momenteel zijn er 7 verschillende scholen, maar wij bestuderen er maar 5, waaronder: Het behaviorisme, De psycho-analyse, de cognitieve psychologie, de gestaltspsychologie en de humanistische psychologie.

HET BEHAVIORISME

Het basisidee van het behaviorisme is dat de psychologie uitwendig waarneembaar gedrag dient te bestuderen en gedrag dient te verklaren op basis van objectief waarneembare feiten.

John watson is de grondlegger van het behaviorisme dat ontstaan is in Amerika. Watson wil van de psychologie een positieve wetenschap maken naar analogie met de natuurwetenschappen. Het bestuderen van het innerlijke is niet waarneembaar en dus niet objectief. De psychologie dient als studieobject het uiterlijk waarneembaar gedrag te bestuderen.

Watson is geïnteresseerd in wat mensen en dieren doen, wat hun respons of reactie (R) is op de binnenkomende stimuli of prikkels ui de omgeving (S). Het behaviorisme bestudeerd gedrag als S-R verbindingen.

Klassieke conditionering: G = S – R

John Watson:

Tabula Rasa: geboeren als een onbeschreven blad Little Albert: bang van konijnen

Ivan Pavlov

Proef met honden Geconditioneerde reflex

Er komt vanuit verschillende hoeken kritiek op deze theorie omwille van de simpliciteit van de redenering. Zo ontstaat er snel een stroming die we het neo-behaviorisme noemen. De Neo-behavioristen introduceren de term organisme (O) die zich tussen de S-R bevindt. We krijgen dus een S-O-R verbinding aarbij O staat voor allerlei zaken die zich binnenin het organsiem bevinden en die wel een invloed hebben op de respons, de reactie. Bijvoorbeeld: aandacht, vermoeidheid, emoties, behoeften ...

Operante conditionering: G = S – O – R

Edward Thorndike:

Niet-reflextmatig gedrag aanleren: action –reward Puzzlebox katten 3 wetmatigheden

o Wet van herhalingo Wet van effecto Wet van bereidheid

Page 16: Psychologie samenvatting

Beloning van goed gedrag is effectiever dan bestraffen. Triple P: Positive parenting program

Burhus Frederic Skinner

Skinner-box met Duiven Vrije wil is een illusive Shaping: gedrag aanleren door kleine stapjes te vormen

Verschil tussen Behaviorisme en Neo behaviorisme

Behaviorisme: Pavlov Neo-behaviorisme: Skinner, ThorndikeOnwillekeurige respons Willekeurige responsDe ene stimuli voorspelt de andere Stimuli zijn contingent op het gedrag

De gedragstherapie haalt ook verschillende van zi jn ideeën uit het behaviorisme.

DE PSYCHO-ANALYSE

Sigmund Freud is de grondlegger van de psychoanalyse. Freud werkte als arts in Wenen maar is van joods afkomst. Veel wvan zijn inzichten komen uit het werk met zijn patiënten en de analyses van zijn eigen gedrag en dromen.

Bekende tijdsgenoten van Freud zijn Jung en Adler.

Enkele uitganspunten van de psychoanalyse zijn:

1. Elke mens beschikt over een onderbewuste. Elk gedrag heeft een beteknis en is niet toevallig. Freud onderscheidt 3 bewustzijnstoestanden:

a. Het bewustzijn: alle elementen waar een mens zich van bewust is.b. Het voorbewuste: bevat datgene waar men niet duidelijk maar uiteindelijk toch bewust van is.c. Het onbewuste: bevat ellementen waar men zich niet bewust van is.

2. Psychoanalyse hecht veel belang aan de kindertijd. Wat er in de kinderjaren gebeurt, bepaalt mede je psychich functioneren op latere leeftijd.

3. Frued ontwikkelt ene theorie over het psychisch apparaat dat bij iedere mens voorkomt. Het bestaat uit het Es (Id), het Ich (Ego) en het Uber-Ich (Super-ego).

Es (Id): lustprincipe: Het Es streeft zoveel mogelijk lust na en zo weinig mogelijk onlust. Het bestaat enkel uit biologisch aangeboren drigten die Freud onderscheidt in de ik-driften.

De Eros is de seksuele of levensdrift. Dit is de motor van al het gedrag dat als fijn of plezierig wordt ervaren. De Thanatos zijn de agressieve en destructieve driften.

Wanneer deze driften van het Es naar boven komen heeft de mens 3 mogelijkheden: bevrediging, sublimatie en verdringing.

Bevrediging: Dit levert een conflict op met negatieve gevolgen. Verdringing: Onbewust gaat de persoon zoeken naar bevrediging die kan leiden tot gestoord gedrag. Sublimatie: De drift wordt omgeboven in een positieve oplossing: waardevol presteren in de wereld.

Ich (Ego): realiteitsprincipe. Het Ich staat voor redelijkheid. Het heeft de zware taak om een evenwicht te vinden tussen het Es, het Uber-Ich en de externe realiteit. Het Ich ontwikkelt een secundair proces of realistisch denken: het overwegen van de verschillende mogelijkheden, het opstellen van een actieplan, het toetsen van de resultaten, eventueel het opstellen een nieuw plan.

Page 17: Psychologie samenvatting

Über-ich (Super-Ego): moraliteitsprincipe. Het Über-Ich ontstaat enrzeijds door de pogingen van de ouders om het kind waarden ne normen aan te leren en anderszijds bij de oplossing van het oedipale conflict waarbij het kind zich indentificeert met de ouder van hezelfde geslacht en aldus ook zijn waarden en normen incorporeert.

Het über-ich bestaat uit twee onderdelen:

Ik-Ideaal: hoe ik moet zijn Geweten: wat niet mag

4. Theorie i.v.m. de infantiele seksualiteit.a. Orale fase (0 tot 1 jaar): verkenning via de mondb. Anale fase (1 tot 3 jaar): Zindelijkheidc. Oedipale fase/fallische fase (3 tot 6 jaar): Ontdekking geslachtsorganend. Latentiefase (6 tot 12 jaar): In deze fase komt de seksualiteit tot rust, er kunnen correcties

plaatsvinden van wat niet goed ging.e. Genitale fase (12 tot 18 jaar): De ontluiking van de volwassen seuksualiteit, wat in vorige

fasen niet goed is gegaan werkt door tot in de volwassenheid5. Overdracht en tegenoverdracht

Overdracht: Herhaling van iets waarbij de thrapeut als projectiefiguur fungeert.Tegenoverdracht: gevoelens die de patiet tegenover de therapeut heeft.

DE COGNITIEVE PSYCHOLOGIE

Cognitieve psychologie is een reactie tegen het klassieke behaviorisme.

Uitgangspunten:

1. In de cognietieve psychologie wordt de de binnenkant van het organisme bestudeerd (perceptie, leren, geheugen en taal)

2. Het begrip informatieverwerking staat centraal en de mens wordt gezien als een actief informatieverwerkend systeem.

3. Hoewel ook dieren cognietieve processen kennen , wordt uitgegaan van een essentieel verschil tussen mensen en dieren. Mensen hebben namelijk de taal ter beschikking, ze maken gebruik van symbolen om de werkelijkheid te ordenen.

4. Er bestaat een wezenlijk verschil tussen kinderen en volwassen?

RET: Albert Ellis – Rationeel emotieve therapie. De situatie maakt een persoon niet triest maar hij over die situatie nadenkt.

ABC: Antescedent Behavior Consequences

Page 18: Psychologie samenvatting

DE GESTALTSPSYCHOLOGIE

Houdt zich vooral bezig met de perceptie. Mensen doen iets met de veelheid van prikkels die op hen afkomen.

Gestaltspsychologen: Köhler, Vertheimer en Von Ehrenfels.

Een Gestalt is een configuratie van delen, waarin die delen een typische relatie met elkaar onderhouden op zondanige wijze dat wanneer men één deel van het geheel verandert, het geheel totaal verandert.

Enkele basisprincipes:

1. Figuur tegenover achtergrond: Als wij iets waarnemen komt er automatisch iets op de voorgrond.2. Structuratiefactoren:

a. Objectieve structuratiefactoren: Fysische eigenschappen van het objecti. Nabijheid: Punten bij elkaar worden een lijn

ii. Gelijkenis: Rode stippen horen bij elkaariii. Gemeenschappelijk lot: Zwerm vogelsiv. Geslotenheid: open figuur wordt bij voorkeur waargenomen als een gesloten

b. Subjectief: Heeft te maken met de persoon zelf: RIJJIJOFRIJIK3. Perceptuele constanties en illusies

a. Grootteconstantieb. Vormconstantie

DE HUMANISTISCHE PSYCHOLOGIE

Ontstond rond 1960 in de Verenigde Staten. Men noemt de humanistische psychologie ook de psychologie vvan de 3de weg of 3de kracht. Ze reageert tegen de 2 bestaande grote scholen op dat moment, namelijk de psychoanalyse en het behaviorisme.

Ze hebben tegenover de andere scholen een positieve visie.

De voornaamste kenmerken:

Ontwikkeling en groep van de persoon wordt benadrukt. Cliënt is zelf in staat zijn oplossing te vinden want hij/zij wilt vooruit. Therapeur moet NAAST de

cliënt staan. De mens wordt als een totaliteit, als één geheel opgevat. Echtheid, empathie en onvoorwaardelijke aanvaarding.

Non directief: “Hoe zie jij het? Wat zou jij doen?”Directief: “Doe dat eens, dan kunnen we dat zien...”

Page 19: Psychologie samenvatting

Zelfactualisering: beperkt deel

Achting vanwege zichzelf en van

anderen: zelfwaardering

Liefde en samenhorigheid

Veiligheid en voorspelbaarheid: plekje voor jezelf structuur

Fysiologische behoeften: onderdak en eten