Samenvatting arbeidsrecht 2010

6

Click here to load reader

Transcript of Samenvatting arbeidsrecht 2010

Page 1: Samenvatting  arbeidsrecht 2010

Samenvatting arbeidsrecht 2010.

Inleiding:

Arbeidsrecht regelt de relatie tussen het recht en arbeid. Naast het gezin is arbeid zeer belangrijk in ons leven. Hoewel we slechts 10 % van ons leven werken, werken we toch onder sociale druk, voor ons zelfbeeld, om te overleven… Sinds het ontstaan van het arbeidsrecht in 1900 is er op macroniveau nog bijna niets veranderd. Het blijft zeer stroef en onflexibel, waardoor het een negatieve invloed heeft op ons concurrentievermogen. Op microniveau verandert alles dan weer zeer snel.

Het arbeidsrecht regelt de dienstbetrekkingen. Het gaat om arbeidsverhoudingen tussen werknemer en werkgever, maar ook om betrekkingen tussen diegenen die met werknemers worden gelijkgesteld. In een arbeidsverhouding moet er sprake zijn van een arbeidsrelatie. Er moet een werknemer zijn die arbeid verricht en een werkgever die arbeid verschaft. Voor de rest moet er een gezagsverhouding aanwezig zijn. Anders is er sprake van een samenwerking op zelfstandige basis. Voor de kwalificatie van een arbeidsovereenkomst moet gekeken worden naar de feiten en de concrete inhoud en mag er niet zomer uitgegaan worden van de kwalificatie die de partijen eraan geven.

De dienstbetrekkingen kunnen geregeld zijn met een overeenkomst, maar het kan ook zonder overeenkomst.

Met overeenkomst:- Arbeidsovereenkomst. Art. 1711 B.W. : werknemer gaat werk verrichten onder gezag van

een werkgever die werk verschaft. Finaliteit is om geld te verdienen! Het gaat om een inspanningsverbintenis

- Vrijwilligersovereenkomst. Finaliteit is hier de onbaatzuchtigheid. Wordt vooral geregeld door specifieke regelgeving

- Opleidingsovereenkomst. Finaliteit is om iets bij te leren, kan soms gepaard gaan met een vergoeding: stageovereenkomt, leerovereenkomst, beroepsopleidingsovereenkomst, startbaanovereenkomst… (zie verder: werkgelegenheidsbevordering)

zonder overeenkomst:

-statutairen. Worden éénzijdig benoemd en hebben reglementaire regelgeving

-penitentiaire arbeid: gedetineerden met wettelijke grondslag (art. 30 Sw.)

-feitelijke gezagsverhouding: nl. wanneer een arbeidsovereenkomst nietig is bv camionchauffeur met een ongeldig rijbewijs.

gemengde vorm: uitzendarbeid (zie verder)

Naast de dienstbetrekkingen heb je nog de samenwerking op zelfstandige basis:

-aanneming ( art. 1710 B.W.) = resultaatsverbintenis, terwijl het verrichten van diensten voor een ander een inspanningsverbintenis is

Page 2: Samenvatting  arbeidsrecht 2010

-lastgeving (art. 1984 B.W.)= de organen van een rechtspersoon. Ze kunnen ad nutum aan de kant worden geschoven

-tussenpersonen zoals de commissaris, de makelaar en de handelsagent

-distributieovereenkomsten zoals de concessie ( producten verdelen in een bepaald gebied) en de franchising ( een zaak uitbaten onder naam van de franchisegever)

Waarom moet er nog arbeidsrecht zijn? Er zijn namelijk heel veel klachten dat het belastend is nl. zeer kostelijk en inflexibel: lange opzeggingstermijn en dure opzeggingsvergoeding. Het grote probleem is dat in het buitenland het arbeidsrecht echter wel flexibel is wat slecht is voor ons competentievermogen.

Arbeidsrecht heeft tot doel om de zwakke economische partij (WN) te beschermen tegen de sterke economische partij (WG). Van haar unilaterale dwingende rechtsregels kan dus enkel worden afgeweken in het voordeel van de werknemer. Voor de rest bevat ze nog een aantal suppletieve bepalingen en bevat ze ook regels van openbare orde bv. omtrent arbeidsvoorwaarden.

Structuren:

Individueel arbeidsrecht (AO-recht), collectief arbeidsrecht, arbeidsomstandighedenrecht, handhavingsrecht,arbeidsmarktrecht, arbeidsvoorwaardenrecht.

Collectief arbeidsrecht.

1) Actoren!

Overheid, sociale partners en de individuele wg en wn!

De sociale partners gaan onderhandelen en worden vaak sociale gesprekspartners genoemd. Het grote probleem is dat zij vaak tegengestelde belangen hebben waardoor de gesprekken zeer stroef verlopen en soms zelfs falen. Het is dan dat de overheid tussenkomt. De overheid komt ook tussen als het akkoord dat de sociale partners hebben bereikt indruist tegen de openbare orde.

werkgever

De persoon die arbeid verschaft in het kader van een arbeidsovereenkomst.

In de publieke sector hebben we de openbare diensten zoals het ministerie en hebben we overheidsbedrijven. Deze worden gelijkgesteld met de private bedrijven om concurrentievervalsing te vermijden. In de private sector hebben we profit-sector en de non-profitsector. De non-profit wordt hoog gesubsidideerd door de overheid en moet voor alle grote veranderingen (zoals loonsverhoging) toestemming vragen aan de overheid (aja want zij betaalt alles) dit heeft geleid tot de witte woede tussen werkgevers en werknemers uit de non-profit sector. Onderwijs is de vreemde eend: leerkrachten uit privé-onderwijs ( met AO) krijgen dezelfde decretale bescherming als overheidsleerkrachten.

Page 3: Samenvatting  arbeidsrecht 2010

Werkgever kan verschillende vormen aannemen:

-fysieke persoon bv de slager om de hoek

-NV bv NV Willy

-ondernemingsgroep bv NV Volvo met verschillende dochterondernemingen zoals NV Volvo cars, NV Volvo trucks… Wanneer een werknemer verandert van dochteronderneming naar moederonderneming dan is hij in principe veranderd van bedrijf. Dit is echter niet billijk voor zijn anciënniteit dus met een juridische fictie is de economische entiteit met haar verschillende juridische activiteiten ook een arbeidsentiteit.

De nationaliteit van de werkgever wordt bepaald door het IPR. De grootte speelt niet echt een rol. De kleinere hebben geen ondernemingsraad en de KMO ontsnappen aan een aantal verplichtingen. De verschillende sectoren worden bepaald door loon, arbeidsintensiviteit en het aantal tewerkgestelden…

Werknemer

Persoon die arbeid verricht in het kader van de arbeidsovereenkomst. Employee in engels veel ruimer als employé in het Frans!!!

In publieke sector heb je statutairen en contractuelen. In de private sector enkel contractuelen.

Historisch onderscheid tussen bedienden (white collar worker, employé) en de arbeiders(blue collar worker, ouvrier). Bedienden kunnen voorkomen in functie van management ( CEO olv de RVB) tot stafpersoneel ( bv receptionist). Hoewel het arbeidsrecht voor beide zeer gelijk is hebben ze een andere arbeidsbescherming. Zo hebben bedienden een langere opzeggingstermijn. Het onderscheid is historisch zo gegroeid (bij de eerste arbeidswet vond men het nodig enkel de handarbeider te beschermen, de bedienden moesten zelf maar hun plan trekken) Ondertussen is er voor beide bescherming, maar geen uniforme regeling. Toch is het raken aan dat onderscheid zeer delicaat: bedienden willen hun opzeggingstermijn niet ingekort zien en de werkgevers van de arbeiders willen de opzeggingstermijn niet verlengd zien…

werknemersorganisaties! Zie schematje!

= de vakbonden!

Het zijn de opvolgers van de gilden. Het waren verenigingen van mensen eenzelfde bepaald beroep. Het waren kleine maatschappijen waarin zelfs getrouwd werd met elkaar. Ze hadden economisch en maatschappelijk zeer veel macht. Karel de V wilde die macht reeds inperken, maar het is pas in 1791 met de wet le chapelier dat er een verenigingsverbod komt. Ondertussen zijn er razendsnelle economische en maatschappelijke veranderingen. De armoede komt op en het leidt tot een plattelandsvlucht en een vlucht van kinder- en vrouwenarbeid. Het verbod perkte de vrijheid nog meer in ipv te bevrijden… in 1810 kwam napoleon met zijn stakingsverbod. In 1815 slag bij waterloo. 1837 industrialisering en in 1850 werden de eerste clandestiene groeperingen op studentenniveau gecreëerd bv maatschappij van de Gentse wevenbroerders. Toen de pluralistische vakverenigingen

Page 4: Samenvatting  arbeidsrecht 2010

ingepalmd werden door de socialisten kwamen er katholieke en liberale verenigingen als reactie bv antisocialistische katoenbewerkers.. en zo ontstonden de drie groepen. In 1866 waren er serieuze rellen en in 1867 had je de eerste socialistische wetgeving die de kinderen-en vrouwenarbeid verbood. Het stakingsverbod werd vervangen door een verbod stakingsposten te realiseren en in 1892 kwam er een verbod tot het bedreigen van werkwilligen. Dit was nog een gevolg van het cijnskiesrechtelijk parlement. In 1893 had je het algemeen meervoudig stemrecht. In 1919 het enkelvoudige en in 1921 kwam de VZW-wet met vrijheid van vereniging. In 1936 had je een grote nationale staking.

Soorten: zie schema!

Juridische aspecten? Iedereen heeft het recht toe te treden tot die organisaties ogv. Art. 27 G.W., IAO nr 87, IAO nr 98, de VZW-wet…

Vakbonden hebben geen rechtspersoonlijkheid!!!! Ze hebben dus ook geen eigen vermogen!!!!Dit brengt mee dat ze ontsnappen aan vennootschapsrechtelijke en boekhoudkundige verplichtingen. Toch hebben ze een beperkte rechtspersoonlijkheid als ze moeten optreden in rechte voor haar leden: CAO- WET ART; 3 en 4!!!

Representatief: art. 3 NUOS (zoals LOCO)voldoet wel aan de eerste twee voorwaarden maar is niet representatief. NCK (nationale confederatie van kaderpersoneel) is niet representatief erkend maar mag toch mee doen aan de sociale verkiezingen.

werkgeversorganisaties zie schema

overheid:

Arbeidsrecht behoort nog altijd tot de bevoegdheid van de federale overheid. Alle CAO’s die gesloten worden moeten nog bekrachtigd worden door de minister van FOD WAZO ( werk, arbeid en sociale bemiddeling). Er is een decreet geweest dat als het gaat om een materie van de gewesten of gemeenschappen het via hun minister moest gaan maar GW heeft dit reeds vernietigd.

Gewesten zijn bevoegd voor arbeidsbemiddeling, toepassing van de wetgeving inzake buitenlandse werknemers en de tewerkstellingsprogramma’s. Gemeenschappen zijn bevoegd voor taal, het organiseren van medische controles en beroepsopleiding!

Taaldecreet: zie wetboek!

2) Bronnen

Overheidsregulering, zelfregulering door de sociale partners en regulering door de individuele wg en wn.

overheidsregulering:

Internationaal: