Regionale Talentnetwerken - Sirius Programma...hoger onderwijs en bedrijfsleven, gepersonaliseerd...
Transcript of Regionale Talentnetwerken - Sirius Programma...hoger onderwijs en bedrijfsleven, gepersonaliseerd...
Deze krant is een reis door Nederland, een reis van Heerlen tot Pieterburen, van Middelburg tot Huizen. Met als doel: laten zien welke mooie en innovatieve initiatieven er zijn als het gaat om (top)talent-ontwikkeling. Een half jaar geleden zijn de 17 kwartiermakers van de acht Regionale Talentnetwerken gestart om in hun eigen regio - zowel voor primair als voortgezet onderwijs - deze parels naar boven te halen.
Scholen primair en voortgezet onderwijs in heel Nederland samen aan de slag
Regionale Talentnetwerken verbinden kennis en ervaring over toptalenten
Op pagina 2 vindt u hiervan een
stand van zaken: de infographics
laten zien dat een indrukwekkend
aantal van 2.500 scholen zich
binnen de Talentnetwerken heeft
verzameld. Daarvan zijn meer dan 750
basisscholen en middelbare scholen
in heel Nederland actief, bijvoorbeeld
door deelname aan leerteams, door
intervisie en kijkdagen met andere
scholen of door de samenwerking
met pabo’s.
Niet alleen zichtbaar maken, ook verbindenDe kwartiermakers merken dat
veel mensen in het onderwijs zich
bewust zijn van de noodzaak om
meer aandacht te hebben voor
uitdagend aanbod voor toptalenten.
Er wordt door veel bestuurders en
scholen aandacht aan geschonken.
Initiatieven zijn bijvoorbeeld
portfoliogebruik, samenwerking met
hoger onderwijs en bedrijfsleven,
gepersonaliseerd leren en aandacht
voor de verschillende leerstijlen
van leerlingen. Leerlingen nemen
meer het heft in handen van
hun eigen leerproces. Sommige
scholen laten leerlingen zelf een
plan schrijven om hun talent uit te
werken. Essentieel in de aanpak van
de regionale netwerken is dat de
initiatieven, de scholen en andere
organisaties met elkaar worden
verbonden, zodat iedereen van
elkaar kan leren. In alle regio’s zijn
professionele leergemeenschappen
opgestart - landelijk al meer dan
40 - om ervaringen te delen en
verworven inzichten en kennis
verder te ontwikkelen. Zo wordt in
Noord-Holland in leerteams actief
kennis gedeeld over onderwerpen als
excellentie-trajecten, differentiatie
in de klas en doorgaande leerlijnen
primair - voortgezet onderwijs.
4 5 7 10
Daarnaast worden in heel het
land regio-bijeenkomsten voor het
primair en voortgezet onderwijs
georganiseerd over uiteenlopende
onderwerpen. Bijvoorbeeld in
Overijssel & Oost-Gelderland waar
een bijeenkomst over ondernemend
talent en creatief talent is geweest.
Waarom bestaan de Regionale Talentnetwerken?In ons onderwijs zijn overal
toptalenten te vinden en op allerlei
gebieden: cognitief, technisch,
creatief, sociaal en praktisch talent.
Het is belangrijk dat deze leerlingen
worden herkend en uitgedaagd. Dat
maakt het leren voor hen leuker,
zorgt voor een goede ontwikkeling
van hun talent(en) en geeft hen
meer kans op een succesvolle
carrière. Ook voor de samenleving
als geheel is het benutten van
(top)talenten belangrijk voor de
”We nemen het leer-proces van de leerling als uitgangspunt.”
”Ik kan nu leerlingen en docenten helpen.”
“Wat ze hier leren is erg belangrijk voor hun toekomst.”
“Het helpt je je eigen grenzen te verleggen.”
Leerlingen optimale kansen bieden zich intellectueel, cultureel en maatschappelijk te ontwikkelen waarbij zij, in belangrijke mate, worden uitgedaagd zelf verantwoordelijk te zijn voor het eigen leerproces. Dat is de doelstelling van Nehalennia voor alle leerlingen.
Alle kans om je talenten te ontwikkelen
Talentontwikkeling op het Nehalennia
Lees verder op pagina 3 ... ▶
ontwikkeling en groei. Dus: meer
aandacht, ruimte en uitdaging voor
toptalenten in ons onderwijs. In
Nederland zien we al veel goede
activiteiten, onderwijsprogramma’s en
dergelijke. Het is belangrijk om deze
in kaart te brengen zodat scholen
van elkaar kunnen leren. Daarom zijn
de acht Regionale Talentnetwerken
opgestart. Ieder Talentnetwerk heeft
zijn eigen kwartiermaker voor zowel
primair als voortgezet onderwijs. Hun
rol is om bestaande initiatieven en
netwerken te verbinden en samen
met scholen nieuwe initiatieven te
initiëren, zodat er uiteindelijk meer
uitdagend aanbod voor toptalenten
op alle scholen wordt gerealiseerd.
Wilt u aansluiten bij de Regionale Talentnetwerken?De kwartiermakers kunnen u alles
vertellen over het kennisdelings-
programma en hoe u mee kunt
doen. Wellicht zijn er al heel veel
initiatieven bij u in de buurt en
kunt u leren of samenwerken met
een school in uw omgeving. Op
pagina 2 vindt u een overzicht
van alle kwartiermakers en hun
contactgegevens. De kwartiermakers
zijn tot en met 31 december 2015 in
de regio actief om scholen en
organisaties te verbinden en nieuwe
initiatieven te initiëren. In 2016,
wanneer de Regionale Talent-
netwerken een nieuwe fase ingaan
en de ontstane netwerken en
initiatieven zelfstandig functioneren
is het van belang dat niet alleen op
lokaal en regionaal niveau, maar ook
op landelijk niveau kennisdeling blijft
plaatsvinden. Uiteraard kunnen al
die enthousiaste en gemotiveerde
docenten, schoolleiders en andere
betrokkenen dat alleen doen met
draagvlak van de besturen. Ook
op dat niveau zien we nu al veel
betrokkenheid. De komende tijd
wordt flink ingezet om het draagvlak
op dit niveau te vergroten. De vraag
hoe de Talentnetwerken door
schoolbesturen in het primair en
voortgezet onderwijs, in samen-
werking met andere partijen in de
regio kunnen worden voortgezet,
staat hierbij centraal. Alleen
samen bereiken we het doel van de
Talentwerken: uitdagend onderwijs
voor al onze toptalenten. ◀
“We zijn een opstroomschool”, vertelt
Marja de Waard. “Onze leerlingen
krijgen heel veel kansen om te
laten zien wat ze kunnen, en om
het onderste uit de kan te halen.
Daarom willen we op zoveel mogelijk
talenten van leerlingen aansluiten,
in ons reguliere onderwijs, maar
ook om zoveel mogelijk extra zaken
te bieden. We zijn bijvoorbeeld
Begaafdheidsprofielschool en
Cultuurprofielschool, maar we bieden
ook Tweetalig Onderwijs (TTO) en
Technasium. Dat is ook onze visie:
we hebben goed gekeken naar wat
onze leerlingen kunnen en waar hun
talenten liggen en we zorgen dat op
die vlakken aanbod is.”
Alles proberen en daarna keuzes maken“We dagen de leerlingen uit om
zichzelf te verbeteren, met elkaar en
door elkaar”, vult Eva Folkerts aan.
“Natuurlijk is het diploma belangrijk,
onze eerste zorg is dat leerlingen
slagen. Maar we beseffen dat zij in
een ontwikkelingsfase zitten, dat ze
ontdekken wat hun sterke kanten
zijn. En dat willen we stimuleren, we
willen leerlingen mens maken en een
rugzak meegeven. Daarom proberen
we ons aanbod zo breed mogelijk
te houden. Belangrijk ook is dat
leerlingen keuzes durven te maken.”
Voordat leerlingen een keuze maken,
staat het eerste jaar bij Nehalennia
Dit is een uitgave van het Sirius Programma | Juni 2015
Toptalenten primair en voortgezet onderwijs
Regionale Talentnetwerken
Opdrachtgever:Regionale Talentnetwerken Toptalenten primair en voortgezet onderwijs
Publicatie Regionale Talentnetwerken | Juni 2015 | 3
Toptalenten primair en voortgezet onderwijs
2 | Publicatie Regionale Talentnetwerken | juni 2015
in het teken van alle mogelijkheden
verkennen. De Waard: “Het is een
uitprobeerjaar. Ze kunnen proeven
van alles wat we te bieden hebben.
Overigens kunnen leerlingen van
groep 8 al snuffelmiddagen doen.
Het doel is steeds: verken je eigen
talenten, waar ben je goed in ,
waar ligt je passie? Wil je meer
sport of juist cultuur doen? Dat
kan. We hebben ook een sterke
debatcultuur. En we doen veel voor
de hoogbegaafde leerlingen, niet
alleen door cognitieve uitdaging
maar ook door in te zetten op
meta-cognitieve vaardigheden.
We hadden een topklas waar alle
hoogbegaafde leerlingen in zaten,
maar daar zijn we een aantal jaar
geleden van afgestapt: we hadden
het gevoel dat het niet bijdroeg aan
de doelen die we hadden gesteld,
namelijk hen voor te bereiden op
de toekomst door sociale vaardig-
heden, aanpassingsvermogen en
samenwerking te stimuleren. Nu
zitten de hoogbegaafde leerlingen
in reguliere klassen en zie je soms
frustratie en wrijving, wat goed is.
Aan de andere kant zie je dat de
leerlingen zich juist ook heel erg aan
elkaar optrekken.”
Talentontwikkeling door inspraak en verantwoordelijkheid“Om talent van leerlingen echt te
stimuleren moet je hen ook inspraak
geven”, zegt Folkerts. “Dat zit in
onze lessen en didactiek. Bij mij
krijgen ze bijvoorbeeld het project
Het Oude Rome. Ik vraag dan: wat
willen jullie zelf doen? Ze mogen
binnen bepaalde grenzen zelf
bepalen wat ze gaan onderzoeken.
Dat verhoogt het plezier en de
betrokkenheid. Het is enorm positief
voor de betrokkenheid. En we geven
zoveel mogelijk verantwoordelijkheid.
Sommige leerlingen doen veel extra
activiteiten. Dan moet je zelf zorgen
dat als je twee lessen tegelijk hebt,
je dat regelt met de docenten, en
zorgen dat je weet welk huiswerk
je moet maken. Dat gaat natuurlijk
wel eens fout. Onze visie: eerst
zelf proberen op te lossen, en als
dat niet lukt dan helpen we. Die
verantwoordelijkheid geven we
leerlingen met hele goede resultaten
door het zogenaamde TOMmen. Ze
mogen lessen skippen van het vak
waar ze goed in zijn, en kunnen dan
iets anders doen.”
De Waard is erg blij hoe betrokken
de directie is. “Er is altijd een
spanningsveld: hoeveel mag het
kosten? Maar de directie heeft
het standpunt dat financiën nooit
een belemmering mogen zijn om je
talenten te ontwikkelen. We krijgen
uren om modules te maken, docenten
worden regelmatig geschoold en
we krijgen de ruimte om leerlingen
extra te begeleiden als het nodig
is. En al die programma’s als TTO en
Technasium zitten in onze structuur
ingebed. Het is weliswaar extra,
maar staat niet buiten de school.
Om de kwaliteit te waarborgen
heeft elk extra programma een
projectgroep bestaande uit directie,
de coördinatoren en de betrokken
docenten. Zij evalueren het onderwijs
en zorgen indien nodig voor
verbeteringen. We houden dus de
leerlingen maar ook onszelf
scherp.” ◀
Toptalenten aan het woordStan | 17 jaar, havo 4Vorig jaar deed ik mavo en ben dit jaar naar havo 4 doorgestroomd. Ik ben
singer-songwriter - ik heb bijvoorbeeld dit weekend opgetreden voor 12.000
man bij Colours By The Sea - en wil graag naar de Rockacademie. Daar heb je
havo voor nodig. Het mooie is dat onze school heel veel doet aan muziek, zowel
praktijk als theorie. En ze helpen je heel erg bij het oriënteren op je toekomst
en bij je ontwikkeling. Het was voor mij dan ook een bewuste keuze om naar
Nehalennia te gaan.
Quiniver | 14 jaar, vwo 4Het is superfijn dat je op school zoveel dingen kunt proberen, en kunt kiezen. Ik
doe onder andere Technasium, je leert daar projectmatig werken: je oriënteren
op een onderwerp, een onderzoek formuleren en ook uitvoeren. En er komen
heel veel vakgebieden bij elkaar, niet alleen de technische, maar bijvoorbeeld
ook ecologie. Daar zou ik later me mee bezig willen houden. Vorig jaar heb ik
samen met een vriend een boek gemaakt met tips voor kinderen over natuur-
fotografie, en samen hebben we ook een organisatie daarvoor gestart. De
school ondersteunt dat en helpt me ook. Misschien dat ik binnenkort ook een
masterclass aan andere leerlingen mag geven over natuurfotografie.
Roos | 13 jaar, gymnasium 2De school biedt heel veel mogelijkheden, ik heb nog nooit het gevoel gehad dat
ik iets te kort kwam. Ik doe nu bijvoorbeeld Technasium, TTO en het programma
voor hoogbegaafde leerlingen. TTO doe ik omdat Engels een taal is die over de
hele wereld wordt gesproken. En ik ben erg goed met taal, de uitdaging die ik nu
krijg bevalt heel erg.
▶ ... Vervolg van pagina 1
Geïnterviewden ▶ Marja de Waard, docente tekenen en kunst & culuur, coördinator Begaafdheidsprofielschool jaar 4
▶ Eva Folkerts, docente geschiedenis en coördinator Begaafdheidsprofielschool jaar 4
De Regionale Talentnetwerken en de kwartiermakers
▶ Meer weten? Kijk op www.siriusprogramma.nl
bereiktescholen
actievescholen
betrokken Pabo’s en lerarenopleidingen
PLG’s, leerteams
Best Practiceseen podium gegeven
Resultaten Regionale Talentnetwerken | Primair Onderwijs
190
7 12 39
86
Noord-Holland & Flevopolder
doel: 200 doel: 50
400
7 9 15
100
Zuid-Holland
doel: 250 doel: 63
200
1 1 5
172
Zeeland & West Brabant
doel: 100 doel: 25
2137 43 40 105588
Totaal Primair Onderwijs Totaal landelijk
doel: 975 doel: 250
142
6 6 12
49
Overijssel & Oost-Gelderland
doel: 100 doel: 30
700
3 6 11
65
Utrecht & West-Gelderland
doel: 100 doel: 25
310
6 4 4
172
Limburg & Oost Brabant
doel: 100 doel: 25
102
6 2 6
38
Groningen en Drenthe
doel: 75 doel: 19
93
7 0 13
62
Friesland, KvO, NOP
doel: 50 doel: 13
Resultaten Regionale TalentnetwerkenZeeland & West-Brabant
De kwartiermakers kunnen u alles vertellen over het kennisdelingsprogramma en hoe u kunt aansluiten. Wellicht zijn er al heel veel initiatieven bij u in de buurt en kunt u leren of samenwerken met een school in uw omgeving. Hieronder vindt u alle kwartiermakers en hun gegevens.
Noord-Holland & Flevopolder
▶ Marianne van Gelder (po) [email protected]
▶ Sandra Elzinga (vo) [email protected]
Zuid-Holland
▶ Janneke Breedijk-Dekker (po) [email protected]
▶ Annebeth Simonsz (vo) [email protected]
Utrecht & West-Gelderland
▶ Astrid Timmermans (po) [email protected]
▶ Karien Dommerholt (vo) [email protected]
Zeeland & West-Brabant
▶ Lindie de Bont (po) [email protected]
▶ Jan Jongeneelen (vo) [email protected]
Limburg & Oost-Brabant
▶ Jo Verlinden (po) [email protected]
▶ Anne Schepers (vo) [email protected]
Oost-Gelderland & Overijssel
▶ Patty van Scherpenzeel- Mollema (po) [email protected]
▶ Marieke Rinket (vo) [email protected]
Groningen & Drenthe
▶ Nienke Bouwman-Hakkers (po) [email protected]
▶ Jurr van Dalen (vo) [email protected]
Friesland, Kop van Overijssel & Noordoostpolder
▶ Jimke Nicolai (po) [email protected]
▶ Anke Postma (po) [email protected]
▶ Margriet Buwalda-Lintveld (vo) [email protected]
190
7 12 39
86
Noord-Holland & Flevopolder
doel: 200 doel: 50
400
7 9 15
100
Zuid-Holland
doel: 250 doel: 63
200
1 1 5
172
Zeeland & West Brabant
doel: 100 doel: 25
2137 43 40 105588
Totaal Primair Onderwijs Totaal landelijk
doel: 975 doel: 250
142
6 6 12
49
Overijssel & Oost-Gelderland
doel: 100 doel: 30
700
3 6 11
65
Utrecht & West-Gelderland
doel: 100 doel: 25
310
6 4 4
172
Limburg & Oost Brabant
doel: 100 doel: 25
102
6 2 6
38
Groningen en Drenthe
doel: 75 doel: 19
93
7 0 13
62
Friesland, KvO, NOP
doel: 50 doel: 13
40
7 12 39
21
Noord-Holland & Flevopolder
doel: 47 doel: 12
25
7 9 15
16
Zuid-Holland
doel: 64 doel: 16
55
1 1 5
17
Zeeland & West Brabant
doel: 25 doel: 8
461 43 40 105165
Totaal Voortgezet Onderwijs Totaal landelijk
doel: 255 doel: 81
28
6 6 12
11
Overijssel & Oost-Gelderland
doel: 30 doel: 15
88
3 6 11
14
Utrecht & West-Gelderland
doel: 20 doel: 5
140
6 4 4
60
Limburg & Oost Brabant
doel: 30 doel: 15
18
6 2 6
10
Groningen en Drenthe
doel: 19 doel: 5
67
7 0 13
16
Friesland, KvO, NOP
doel: 20 doel: 5
4 | Publicatie Regionale Talentnetwerken | Juni 2015 Publicatie Regionale Talentnetwerken | Juni 2015 | 5
Toptalenten primair en voortgezet onderwijs
Innovatieve talentontwikkeling voor primair en voortgezet onderwijs
De school als open nexus in de regioTalentontwikkeling door wrijving en identiteitsontwikkeling
Hoogbegaafden-programma op Huizermaat
Bij The OPEDUCA Project (de school in een “Open Educatieve Regio”) staan de natuurlijke nieuwsgierigheid, de interesses en talenten van leerlingen centraal. Mensen en organisaties - onderwijs, wetenschap, bedrijfsleven en overheden - worden in een regio met elkaar verbonden om te zorgen voor doorlopende, multidisciplinaire leerlijnen die theorie, praktijk en ervaring verbinden. Om daarmee kinderen van jongs af, zowel in het primair als voortgezet onderwijs, aan uit te dagen, te stimuleren en zich te laten ontwikkelen. Het OPEDUCA-concept is een onderlegger die van de school een open proces-gebouw maakt: het gaat over educatie en niet over de (school)organisatie.
Om hoogbegaafde leerlingen zo goed mogelijk te kunnen uitdagen, heeft Huizermaat een aparte onderwijsstroom voor deze groep gemaakt, TalentHZM. In de onderbouw zitten ze in aparte klassen, in de bovenbouw in reguliere klassen. De drie pijlers onder de aanpak zijn: cognitie, identiteitsontwikkeling en haalbaarheid.
Veel scholen in Limburg - zowel
primair als voortgezet onderwijs
- hebben OPEDUCA geadopteerd.
Ook Theo Janssen werd tijdens een
presentatie gegrepen door het
concept. “Ik vind niets heerlijker dan
nieuwe dingen uit te proberen, om
te vernieuwen. Bij de presentatie
over OPEDUCA zag ik ook niet de
beren op de weg die mijn collega’s
zagen; ik zag juist de ruimte en de
kansen die het biedt. Het eerste
jaar dat we dit deden hebben we
flink geëxperimenteerd, en dat
is uiteindelijk vertaald in Project
Mars: vwo-leerlingen moeten een
virtuele kolonie stichten op Mars,
en alle facetten onderzoeken en
uitwerken. Van voeding tot lucht,
van wonen tot wetenschap. Ze zijn
er veel op uit getrokken om kennis
op te doen, bijvoorbeeld naar een
maquettebouwer, naar Space Expo.
Wat ik geweldig vind is dat ze hun
project op een internationale
OPEDUCA-conferentie hebben
gepresenteerd, in het Engels.”
Ook Katja Henz kwam enthousiast
terug van de presentatie en is op
haar school aan de slag gegaan.
“We hebben bij ons op de mavo,
net als Theo, veel experimenten
gedaan. Het eerste wat opviel is dat
leerlingen veel meer leren. Dat ging
niet zonder slag of stoot. Ze zijn
gewend dat wij alles aanreiken en
opeens moeten ze zelf onderzoek
doen, zelf dingen opzoeken. Dat was
een enorme shock. Dat is ook wat we
willen bereiken: dat ze anders gaan
leren, en vooral anders gaan denken.
Naarmate de aanpak vorderde
werden ze ook steeds enthousiaster.
Ook bij mijn collega’s was eerst veel
weerstand. Logisch, normaal geef
je les binnen kaders. Nu begin je
zo’n project bijna blanco, en moet je
luisteren naar wat leerlingen vragen
en daarmee aan de slag gaan. Nu
“Uitdaging op cognitief gebied is
uiteraard erg belangrijk voor deze
kinderen”, vertelt Bart Smoors.
“Wat we willen bereiken, zeker in de
onderbouw is dat er wrijving ontstaat,
een reguleerbare mate van frustratie.
Deze leerlingen hebben vaak een
zie je veel positiviteit bij docenten.
Gisteren kreeg ik zelfs een mail van
de meest kritische collega, hij heeft
het fantastisch gevonden.”
Verantwoordelijkheid geven aan de docentenOm dit soort innovatieve concepten
verder te helpen binnen een school
is de ondersteuning van de directie
onontbeerlijk. Frank Schings staat
100% achter de vernieuwingen.
“Zolang ik in het onderwijs zit lijkt het
alsof alles over controle en cijfers
is gegaan. Daarom willen we de
verantwoordelijkheid geven aan de
docenten, en hen hun creativiteit en
de mogelijkheden laten ontdekken.
Zij hebben aangegeven met OPEDUCA
te willen werken en als directie
hebben we hen dat vertrouwen
gegeven. Er zijn ook middelen,
want als je geen geld hebt blijft
het hangen in idealisme. Voor alle
LVO-scholen is nu een substantieel
bedrag gereserveerd voor innovatie
van het onderwijs en scholing van
medewerkers. Dat gaat bijvoorbeeld
naar extra docenten die dit kunnen
opzetten binnen de school, en
de verbindingen buiten de school
kunnen leggen. Het eerste jaar is nu
achter de rug, en als ik kijk wat er
wordt ontwikkeld, komen er nog zeker
drie mooie jaren. En natuurlijk zullen
er fouten worden gemaakt, maar dat
mag. Met de ervaringen en kennis
van bijvoorbeeld Theo op het vwo en
Katja op de mavo verwacht ik nog
heel veel innovatie.”
OPEDUCA in het primair onderwijsBij basisschool Titus Brandsma zitten
de leerlingen in units van groep
1/2/3, groep 4/5/6 en groep 7/8, en
werken in kleine instructiegroepen
op niveau, de zogenaamde thuis-
groepen. Silvia Vennix: “Hierin zitten
kinderen met verschillende leeftijden
uit dezelfde onderwijsunit. Leerlingen
afwachtende houding. Ze denken al
gauw: dit is saai, dit is te makkelijk.
Ze zien school ook niet als een plek
waar ze dingen leren, omdat ze vaak
zonder leren prima voldeden. Ze
kunnen zeker leren maar ze zijn niet
gewend dat op school te doen. Om
zitten door de dag heen in
verschillende lokalen: voor instructie,
voor zelfstandig werken of in de
leerateliers. Dat geeft hen meer
vrijheid en verantwoordelijkheid. Dat
bevalt ons erg goed. Wel waren we
voor de zaakvakken op zoek naar een
concept die bij onze school aansloot,
en die buiten de methodes om zou
gaan, omdat die - naar onze mening
- de talentontwikkeling van leerlingen
beperken. En die methode vonden we
in OPEDUCA.”
“OPEDUCA werkt met vier thema’s:
water, bouwen, energie en voeding”,
vertelt Vennix. “Elk jaar kiezen we
een van deze thema’s en daar gaan
de groepen 4 tot en met 8 mee
aan de slag. Onze docenten maken
een mindmap met de doelen en
de manieren waarop we die willen
bereiken. Elke 8 weken werken
de leerlingen, 1 a 1,5 uur per dag,
aan een onderwerp binnen dat
thema. Voor dit jaar is dat Voeding.
Ze beginnen in de eerste week
met vaardigheidsworkshops, dan
leren ze bijvoorbeeld mindmaps,
een krant of een prezi maken.
De week erna zijn er interactieve
kennisworkshops. Ze krijgen dan
meer kennis over het onderwerp,
en ze moeten een onderzoeksvraag
formuleren. Dit jaar hebben we
bijvoorbeeld vragen over bijensterfte
en afval in de natuur. In de vijf
weken erna gaan ze het onderzoek
uitvoeren; daarvoor hebben we ook
een wetenschapshoek ingericht
met bijvoorbeeld materialen en
microscopen. Om hun onderzoek
goed te doen kunnen de leerlingen
zelf mensen uit bedrijfsleven of
wetenschappers benaderen. En
aan het einde presenteren ze hun
bevindingen in hun thuisgroep.”
De sleutel tussen onderwijs en 21st century skillsOp basis van de ervaringen met
het Mars-project hebben Janssen
en zijn collega’s gekozen voor een
aanpak met per zes weken een
nieuw OPEDUCA-thema. “Binnen de
kaders van het gekozen thema staat
het de leerlingen volledig vrij om
te onderzoeken wat ze willen, ze
integreren van nature de traditionale
vakken. Op een thema als voeding
kunnen ze uitzoeken hoe het zit
met gemodificeerd voedsel, of juist
een eigen voedingslijn starten. We
geven een aantal voorwaarden mee
die voornamelijk randvoorwaardelijk
zijn: ze moeten onder andere
onderzoeksvragen formuleren,
een outdoor learningsessie doen
en hun bevindingen met een prezi
presenteren. Wat we beogen, en
die houding te doorbreken moet je
juist activiteit van hen verwachten,
en hen in het diepe gooien.” Chelsea
O’Brien creëert die cognitieve wrijving
door de leerlingen open, complexe
opdrachten met veel eigen sturing
aan te bieden. “Dat doe ik vanaf de
eerste week van het eerste jaar. Je
ziet vervolgens twee typen reactie,
bij de ene leerling valt het helemaal
stil, bij de andere leerling breekt
paniek uit. In het begin valt het nog
mee maar er komt ergens in de eerste
maanden een piekmoment. En dat
is de trigger om die cognitie aan de
gang te krijgen. Vaak is de verwerking
van de vraagstukken die de leerlingen
maken ook niet zo goed geformuleerd
of onderbouwd. En dan kun je met hen
in gesprek gaan: wat is een goede
vraag, wat wil je nou weten, waarom
dit onderwerp? Uiteindelijk moeten ze
zich realiseren dat ze er met alleen
kennis of begrip niet komen.”
Identiteitsontwikkeling als tweede pijler“Hoogbegaafde leerlingen hebben
meestal al vroeg in hun leven het
gevoel anders te zijn”, vertelt Smoors.
“Ze kunnen daarom gaan twijfelen
aan zichzelf; ze zijn ook een meester
in het zich aanpassen aan de situatie.
Het wordt dan moeilijk een realistisch
zelfbeeld te ontwikkelen, en juist dat
is essentieel op deze leeftijd. Daarom
besteden we heel veel aandacht aan
de leerling en ruimen stimuleren we
zijn of haar identiteitsontwikkeling.
Mentoren hebben daarbij een zeer
belangrijke rol. Ze krijgen ongeveer
drie keer zoveel uren als een gewone
mentor. De bedoeling is dat zij die
identiteitsontwikkeling bewaken, en
helpen vormgeven.
Ook hebben zij een belangrijke rol
in het communiceren tussen
leerlingen en docenten. Op die
manier willen we zo individueel
mogelijk in een klassikale omgeving
kunnen werken. Onze didactiek is
daar ook heel duidelijk op gericht
met elementen als differentiatie,
oriëntatie, complexe opdrachten met
feedback erbij, het zelf vorm geven
van je opdrachten zodat je
verantwoordelijkheidsbesef traint.
Ook de wrijving die ontstaat bij de
opdracht, of gewoon in de klas, geeft
ons ingangen om te werken met hen
aan hun identiteitsontwikkeling.”
wat ook mijn persoonlijke trigger
is, is om leerlingen de 21st century
skills bij te brengen. OPEDUCA is de
sleutel tussen de onderwijspraktijk
op school en al die vaardigheden
die leerlingen in hun loopbaan
nodig zullen hebben.” De ervaringen
die Henz opdeed hebben geleid
tot een visie op een nieuwe mavo.
“We hebben met ons team een
beleidsplan geschreven hoe we de
mavo idealiter willen zien, en dat ligt
vrijwel parallel met de OPEDUCA-visie.
In de praktijk zou je in de ochtenden
kennis en theorie kunnen geven,
waarmee de leerlingen ‘s middags
binnen een project mee aan de slag
gaan. Gelukkig is het bedrijfsleven
ook enthousiast. Laatst moest een
aantal van mijn leerlingen naar
de Rabobank hier in de buurt om
onder andere bedrijfsadviseurs
te interviewen. Dan horen ze wat
economie is van iemand die de hele
dag zaken doet, netwerkt, en bezig
is met het bankwezen. Dat is enorm
belangrijk. Wat we op dit moment
doen is kleinschalig, maar mijn droom
zou zijn om dit uit te bouwen naar
4 dagen in de week.” Voor Vennix en
haar docenten is het elk jaar weer
mooi om het enthousiasme van de
Docenten zijn de cruciale factor voor de haalbaarheid“Een groot voordeel was dat wij een
SLOA-subsidie hadden toegekend
gekregen”, vertelt Tanja de Ruijter.
“Daardoor konden wij het curriculum
ontwikkelen en docenten trainen
voordat de leerlingen er waren.
We hebben een jaar met die groep
docenten het curriculum gemaakt
aan de hand van de ontwerpregels
uit ons concept en die heeft
iedereen dan weer meegenomen
naar zijn praktijk van dat moment. De
docentenhebben nieuwe didactische
vormen getest in hun klassen en
dat mee teruggenomen naar ons
concept. Met als gevolg dat toen de
leerlingen kwamen, we een curriculum
hadden voor het eerste jaar en ook
met een idee voor de rest van de
onderbouw.”
“En we blijven investeren in de
docenten”, geeft Smoors aan. “Ik
denk dat er op dit moment zo’n
35 betrokken zijn. We hebben ook
nog steeds een ontwikkelgroep die
iedere drie weken bij elkaar komt, en
onderzoek blijft doen en ervaringen
blijft uitwisselen over dit onderwijs.
Dat is cruciaal. Onderwijs aan deze
Dat docenten een cruciale rol spelen ondervond Nadine. Haar school deed mee
met het OPEDUCA-project. “Ik zat in de derde klas havo en wist niet precies wat
het was. Het was een nieuwe manier van onderwijs, en we werden als leerlingen
in het diepe gegooid. Dat was leuk, dat we zelf dingen mochten uitzoeken en
onderzoeken. Het geeft je vrijheid en je leert ook een ander soort kennis, en
vaardigheden. Helaas begrepen de docenten toen nog niet hoe het werkte,
ze waren denk ik te veel de oude manier van lesgeven gewend. Dat werkte erg
verwarrend voor ons. Het project heeft helaas ook niet lang geduurd maar voor
mij was het de toekomst, daarom ben ik ook hier.”
Toptalenten aan het woordKamael | 16 jaar, 4vwoVoor mij is Huizermaat een bewuste keuze. Ik woon in Amsterdam, dus ik moet ver
reizen. Maar deze school past heel erg goed bij mij. In de onderbouw hadden we
bijvoorbeeld het vak Design, we mochten daarin vrije opdrachten doen. Vanuit je
eigen interesses koos je een onderwerp, en mocht je gaan ontwerpen. Met mijn
groepje een stadsontwerp gemaakt gebaseerd op een termietenkolonie.
Nikita | 15 jaar, 4vwoIn de onderbouw werden we heel erg in het diepe gegooid, je moest eerst zelf
proberen de stof die we nog niet hadden gehad onder de knie te krijgen. Daarna
kregen we pas uitleg. Ik vind het leuk om extra dingen te doen, het helpt je je
eigen grenzen te verleggen. Op de basisschool hoefde ik niets te doen, maar
hier moet ik echt aan de bak. We hebben ook veel individuele gesprekken met de
mentoren. Als er bijvoorbeeld iets fout gaat in de les, geeft de docent dat door
aan de mentor en kun je het met hem bespreken. Ze stimuleren je ook om meer
te doen.
Sofie | 15 jaar, 4vwoDit jaar heb ik onder andere samen met Tisha aan een wedstrijd meegedaan
van de Universiteit Wageningen. We moesten een prototype ontwerpen om
zelf biogas te produceren uit afvalwater. In de sciencevleugel hebben we veel
experimenten uitgevoerd, daaruit konden we zien wat de beste omstandigheden
waren om biogas te maken. Daarna hebben we het prototype gebouwd en
gisteren hebben we dat tijdens de finale gepresenteerd. En we hebben
gewonnen!
Tisja | 15 jaar, 4vwoOok voor mij was de keuze bewust. Ik deed Leonardo-onderwijs, en deze school
sluit daar goed op aan. Wat ik leuk vind is dat het programma dat we in de
onderbouw kregen in zijn geheel verdiepend en verbredend was. De stof werd in
projecten behandeld, en daarin zaten de gewone en verdiepingsopgaven.
Geïnterviewden ▶ Theo Janssen, docent Mens en Natuur Sintjan College ▶ Katja Henz, docente economie en innovatiedocent Grotius College ▶ Frank Schings, voorzitter centrale directie LVO Parkstad ▶ Silvia Vennix, directeur basisschool Titus Brandsma
Geïnterviewden ▶ Bart Smoors, docent Biologie, projectleider TalentHZM
▶ Chelsea O’Brien, docente Grieks en Latijn ▶ Tanja de Ruijter, afdelingsleider vwo
groepen heeft toch wel heel erg te
maken met op het juiste moment
de juiste vragen stellen en de juiste
feedback geven. Dat kun je eigenlijk
alleen maar als je je docenten heel
intensief traint en op elkaars werk en
ideeën laat reflecteren. Er is daarom
ook veel intervisie en collegiale
consultatie.”
Een nieuwe fase: klas 4Dit schooljaar is de eerste lichting
leerlingen TalentHZM doorgestroomd
naar klas 4, waar ze in de klas komen
met leerlingen uit het reguliere
onderwijs. O’Brien: “Dat is erg leuk,
omdat je opeens ook bezig bent op
het sociale vlak. Dit is eigenlijk de
eerste stap in de richting waar we
ze natuurlijk eigenlijk naar toe willen
brengen, namelijk dat ze gewoon
mee kunnen op de universiteit en
daarnaast een beeld hebben van wat
ze daar willen en kunnen halen. En je
ziet in het begin dat Talentleerlingen
en reguliere leerlingen heel
voorzichtig zijn naar elkaar toe.
Maar uiteindelijk groeit er een soort
samenwerking, beide kanten op,
waardoor ze zien, hé, ik heb wat aan
jou.” ◀
leerlingen te zien. “Ze vinden vooral
het opzoeken en onderzoeken
geweldig, en het echt bezig zijn
met reëel onderzoek. Vaak zijn ze
thuis ook aan de slag. Voor ons is
het belangrijk dat ze nieuwsgierig
worden gemaakt. Je biedt kinderen
de kansen om duurzaam te leren en
ook op een andere manier met kennis
om te gaan door zelf te onderzoeken.
Daarnaast kunnen we differentiëren
binnen het project, toptalenten
kunnen dieper op de stof ingaan als
ze dat willen. Daarmee bied je hen
extra uitdaging. Ook sluit OPEDUCA
mooi aan op onze filosofie dat we
leerlingen eigenaarschap willen
geven over hun onderwijsproces. Dat
is ook waar onze school voor staat:
we zorgen dat elk talent tot wasdom
komt.”
Meer weten over OPEDUCA? Kijk op
www.rcerm.eu. ◀
Katja Mulder, Katja Henz en Ankie van Loo.
Katja Mulder en Ankie werken beiden bij RCE Rhine-Meuse
dat scholen, overheden en bedrijven nationaal en internationaal
ondersteunt bij de invoering van OPEDUCA
Sofie, Nikita, Tisja en Kamael
Limburg & Oost-Brabant
Noord-Holland & Flevopolder
6 | Publicatie Regionale Talentnetwerken | Juni 2015 Publicatie Regionale Talentnetwerken | Juni 2015 | 7
Toptalenten primair en voortgezet onderwijs
Basisscholen en middelbare scholen samen voor talentontwikkeling
Een blauwdruk voor doorlopende leerlijnen
Breng je talenten mee naar school, verbeter het onderwijs en jezelf
Peer support op het Liemers College
Hoe organiseer je in een korte tijd een samenwerking tussen basisscholen en voortgezet onderwijs? Het lijkt een lastige opgave, maar bij Noordik Almelo hadden ze een half jaar nodig. In januari 2015 was er feitelijk nog niets, nu ligt er een concreet plan waar CSG Het Noordik en tien basisscholen uit de regio aan deelnemen. Het thema is hoogbegaafdheid, omdat het een urgent onderwerp was. Uiteindelijk moet dit project een blauwdruk zijn voor de regionale samenwerking primair - voortgezet onderwijs op alle gebieden, met als doel: de talenten van alle leerlingen stimuleren.
Een ogenschijnlijk instrumentele verandering leidde bij het Liemers College tot een verandering van denken over talentontwikkeling bij leerlingen. En vervolgens tot een andere manier waarop leerlingen en docenten met elkaar omgaan.
“Het begon toen we het concept
Bring your own device hier op
school introduceerden”, vertelt
Sander Niessing. “Als je naar
gepersonaliseerd leren toe wilt - en
je veel meer recht wil doen aan
het talent van kinderen - dan moet
je als basisprincipe hanteren dat
kinderen zelf bepalen welke devices
ze mee nemen naar school. Dat
is natuurlijk makkelijk gezegd, je
hebt daarvoor twee partijen nodig:
docenten die leerlingen ruimte
geven en zelf ook divers materiaal
beschikbaar stellen en leerlingen die
de ruimte pakken en ook invullen.
Een kwestie die essentieel was bij de
invoering was dat wij als docenten
vaak achterliepen op de snelle IT-
veranderingen. De oplossing was
snel gevonden: we hebben heel veel
leerlingen met expertise op het
gebied van devices en applicaties.”
“We zijn een paar jaar geleden
begonnen met een handjevol IT-
coaches”, zegt Petra Schijvens.
“Jongens en meisjes die goed zijn in
IT-zaken en zich daar ook in verdie-
pen. Op dit moment heeft elke
brugklas twee IT-coaches en hebben
we daarmee een systeem van
leerlingen die medeleerlingen
helpen om gebruik te maken van hun
apparaten en applicaties. We kwamen
er snel achter dat die leerlingen een
grote impact hadden op de docenten
en hen uit hun comfortzone konden
halen en angsten wegnamen. De
coaches helpen bijvoorbeeld met
het maken van apps die het lesgeven
makkelijker maken. Volgend jaar gaan
IT-coaches naar de tweede klas toe,
in de brugklassen komen dan weer
nieuwe IT-coaches tot we het punt
hebben bereikt dat er in elke klas
minimaal twee IT-coach zitten.”
Niessing was al langer op zoek naar
een manier om leerlingen een rol te
geven in het onderwijs. “Aan de ene
kant helpen zij hun mede-leerlingen
en docenten die daarmee weer een
stapje verder komen. Aan de andere
kant leren deze jongens en meisjes
samenwerken en uitleggen, en
hebben ze een rol binnen de groep
die ze anders nooit gehad zouden
hebben. Een aanpassing die we nu
hebben gedaan is twee soorten
IT-coaches te onderscheiden.
We hebben IT-coaches die meer
hands-on in de klas medeleerlingen
ondersteunen: hoe gebruik je wifi,
hoe gebruik je Office 365, waar kun
je inloggen, hoe kun je samenwerken
met documenten Online en dat
soort zaken. Daarnaast zijn er de
IT-coaches Plus die een speciale
website onderhouden, en Twitter
en Facebook beheren. Via de site
kunnen leerlingen en docenten
vragen stellen; het is erg mooi om
te zien dat de jongens en meisjes
eigenlijk bijna overal een antwoord
op weten. Ze hebben allemaal hun
eigen specialisme, de een weet alles
van Android, de andere van IOS of
het maken van apps.”
Voor Schijvens is de impact op de IT-
coaches zelf een mooi resultaat van
de aanpak. ”Deze leerlingen zitten
op het vmbo, havo en vwo, en zijn
heel erg goed met computers, het
Voor Bert Sierink begon het toen hij
van zijn directie de opdracht kreeg
om te verkennen hoe doorlopende
leerlijnen po-vo konden worden
opgezet. “Het gaat om de bekende
kloof tussen primair en voortgezet
onderwijs, een kwestie die veel
aandacht nodig heeft. Niet voor niets
is het een van de belangrijke thema’s
van bijvoorbeeld School aan Zet. De
is hun passie. Je ziet hen helemaal
opbloeien in de klas omdat hun
talenten worden aangesproken.
En niet te vergeten: je geeft hen
verantwoordelijkheid. Ze merken dat
ze een meerwaarde hebben binnen
een groep. Ik denk dat we daarom
ook veel vragen van andere scholen
krijgen hoe we dit hebben gedaan.
Met zo’n project realiseer je je ook
dat er heel veel leerlingen in de
school zijn met heel veel talenten. Op
allerlei vlakken, van taal en wiskunde
tot organiseren en ICT.”
“En als je die passie en dat talent
kunt inzetten”, zegt Niessing,
“zodanig dat leerlingen en de school
er beter van worden, dan heb je
opdracht die ik meekreeg was te
groot om meteen te beantwoorden,
we hebben dat toegespitst naar een
vraag die in de regio speelt: hoe
maak je een doorlopende leerlijn voor
hoogbegaafde leerlingen. Er waren
al ongeveer 10 basisscholen die mee
wilden doen, maar het balletje is
echt gaan rollen toen ik Patty van
Scherpenzeel (kwartiermaker van
het talentnetwerk Oost-Gelderland
& Overijssel) ontmoette tijdens de
landelijke kick-off van de Regionale
Talentnetwerken. Zij had al veel
ervaring met soortgelijke projecten.
Een week later zaten we rond de
tafel en is het snel gegaan.”
“In februari zijn we voor het eerst
bij elkaar gekomen”, vertelt Ina
Bos. “Onze school had al eerder
aangegeven dat we heel graag de
samenwerking met onder andere
CSG Het Noordik wilde, om onze
hoogbegaafde leerlingen een goede
aansluiting te geven. We zien dat
deze leerlingen zoveel creativiteit
hebben, maar in de eerste klas van
het voortgezet onderwijs krijgen ze
vooral veel leerwerk. Ze lopen dan
tegen een muur. Daarom waren we
ook heel erg blij met dit initiatief.
De kracht zit in het feit dat er een
projectleider is benoemd die ook
slagkracht heeft.”
De leerlingen leren kennen voordat ze op scholen komenEen van de nieuwe initiatieven binnen
het samenwerkingsverband is een
doorstroomklas. Sierink: “In een
ideale situatie wil je als mentor in
klas 1 weten welke leerlingen je krijgt,
je wilt hen al kennen voordat ze op
school zitten. Wat we nu gaan doen
is een bovenschoolse doorstroomklas
maken met hoogbegaafde leerlingen
van groep 7 en 8, en de brugklas.
Deze klas komt een keer per week bij
elkaar, de begeleiding wordt gedaan
door steeds twee personen, een uit
het primair en een uit voortgezet
onderwijs.” “Ik denk dat het niet
alleen goed is voor de leerlingen”,
zegt Bos. “‘Ook de docenten kunnen
veel leren. Ik zie die kruisbestuiving
nu al. Bij ons staat de leerling
centraal, in het voortgezet onderwijs
ligt het accent meer op de vakken.
Individuele begeleiding is lastig
omdat de schaal groter is en een
leerling verschillende docenten
heeft. Andersom leer ik bijvoorbeeld
dat ik mijn leerlingen - niet alleen
de hoogbegaafde - moet leren
plannen, want dat hebben ze in het
voortgezet onderwijs nodig.”
Toptalenten aan het woordTassilo (14 jaar) en Jelte (15 jaar) zijn beiden
IT-coach Plus.
Tassillo had zich al aangemeld voordat hij op school was. “Ik was op een open
dag en hoorde over de IT-coaches. Ik heb toen meteen een mail gestuurd om me
op te geven. Ik kan nu leerlingen en docenten helpen, en bezig zijn met IT-zaken.
Dat vind ik het leukste: dat er een probleem is waarvoor ik een oplossing bedenk
en mensen helemaal blij worden. Ik geef ook workshops op open dagen. Een
tijdje geleden heb ik voor onder andere mensen van Microsoft en docenten een
presentatie gehouden over hoe ik werk. Dat was omdat we een BYOD-school zijn.
Jelte zat op al school toen het project startte. “Voor mij is het begonnen toen
ik in de les Frans op mijn mobiel zat terwijl ik er eigenlijk niet op mocht. De leraar
zag dat ik met programmeren bezig was en vroeg of ik iets voor hem kon maken.
Hij wilde dat leerlingen een luisteropdracht gewoon thuis konden maken, het
probleem was dat je niet zomaar geluidsbestandjes als download mag geven in
verband met copyright. Daar heb ik dan een oplossing voor gemaakt. Daarna
heeft hij me voorgesteld aan meneer Niessing. Het werk als IT-coach is erg leuk.
Leerlingen en docenten komen naar me toe met vragen, en ik kan hen dan
helpen. We hebben ook met alle IT-coaches een systeem gebouwd waarmee
leerlingen informatie kunnen vinden over bijvoorbeeld werken met Office 365,
apps, online samenwerken, maar ze kunnen ook online een hulpvraag stellen.”
De organisatie als de basis voor draagvlak en continuïteit“In deze pilot werken we met drie
po- en een vo-schoolbesturen”,
vertelt Sierink. “In werkelijkheid
krijgen we van zo’n 60 basisscholen
leerlingen aangeleverd, dat geeft
aan wat de complexiteit is van de
samenwerking. Daarom hebben
we voor de samenwerking ook
een heldere organisatiestructuur
opgezet. Er is een stuurgroep waarin
de bestuurders van alle betrokken
scholen zitten, daaronder zit de
projectgroep die de eigenlijke
uitvoering en aansturing doet. De
projectgroep wordt aan de ene kant
ondersteund door werkgroepen van
docenten en Saxion-studenten op
verschillende thema’s. Zij denken
na over diverse kwesties en voeden
de projectgroep. Aan de andere
kant worden wij ondersteund door
het Talentnetwerk Overijssel &
Oost-Gelderland en Techyourfuture.
Onze plannen leggen we neer in
een jaarplan die we evalueren. De
doorstroomklas is nu het eerste
project dat onder de projectgroep
hangt, maar er komen er meer. We
zijn bijvoorbeeld ook bezig met de
professionalisering van docenten op
het gebied van hoogbegaafdheid.
Uiteindelijk willen we dat deze
organisatiestructuur gaat zorgen
voor de samenwerking po-vo op alle
gebieden, of je het nu over Engels of
dyslexie hebt.”
Een belangrijk onderdeel van de
samenwerking is een digitale portfolio.
Bos: “Nu zie je dat er in de overdracht
wel een dossier is, maar die bestaat
vooral uit naam, adresgegevens
en dergelijke. En daarnaast wat
cijfers. Waar we naar toe willen is
een portfolio waarin de talenten en
aandachtspunten van leerlingen
staan, zodat een vo-school daarmee
direct aan de slag kan. Uiteindelijk
gaat ons onderwijs steeds meer
richting gepersonaliseerd leren, naar
maatwerk. Het gaat erom dat een
leerling tot zijn recht komt. Dat moet
je als primair en voortgezet onderwijs
gezamenlijk oppakken. En ik denk dat
een portfolio niet alleen handig is
in de overdracht naar havo en vwo,
maar zeker ook naar het vmbo. Ook
daar kun je de vaardigheden van de
leerling beter zichtbaar maken. Voor
de herfstvakantie hebben we weer
een bijeenkomst met alle betrokken
scholen en partijen, en dat wordt
dan de officiële start. Ik verheug me
daar erg op.” ◀
Geïnterviewden ▶ Sander Niessing, docent biologie en ICT-innovator
▶ Petra Schijvens, docente economie en ICT-innovator
volgens mij een geweldig concept
te pakken. Het is een vorm van peer
support. Daarin verdiepen we ons
nu. We zijn bezig met een schoolplan
voor de komende vier jaar en daarin
staat peer support centraal in. Dat
betekent dat de rol van leerlingen
in hun eigen leerproces belangrijker
wordt, en dat ze elkaar - en de
docenten - gaan helpen. Niet alleen
in de les maar ook als het gaat om
beleid. Binnenkort organiseren de
IT-coaches een Hackathon waarin
de leerlingen met verschillende
vraagstukken aan de slag gaan. Een
daarvan is wat hun rol kan zijn binnen
de school, hoe ze de betrokkenheid
bij hun eigen leerproces en die van
anderen binnen de school kunnen
vergroten. Een voorbeeld: als school
zet je vaak externe expertise om
leerlingen te helpen op school te
blijven. Maar je kunt ook leerlingen
opleiden om buddy te worden van
een autistische leerling. Of je kunt
een IT-coach programmeerlessen
laten geven in de onderbouw.
Uiteindelijk gaat het erom op school
een goeie, optimale leersetting te
creëren, en daar kunnen leerlingen
een essentiële bijdrage aan
leveren.” ◀
Geïnterviewden ▶ Bert Sierink, docent CSG Het Noordik en projectleider ▶ Ina Bos, leerkracht groep 8 en bovenschoolse plusklas Kluinveenschool
Bert Sierink en Ina Bos met in het midden
kwartiermaker Patty van Scherpenzeel
Oost-Gelderland & Overijssel
Utrecht & West-Gelderland
8 | Publicatie Regionale Talentnetwerken | Juni 2015 Publicatie Regionale Talentnetwerken | Juni 2015 | 9
Toptalenten primair en voortgezet onderwijs
Onderwijs dat uitgaat van de talenten van leerlingen
De Talentstromen op het CSG ComeniusCreativiteit is onmisbaar om tot leren te komen
Podiumkunsten op ‘t PaletDe Talentstromen van het Comenius zijn erop gericht de diverse talenten van leerlingen te ontwikkelen, of het nu gaat om sport, cultuur of ondernemen. De basis is dat het onderwijs uitdagender en interessanter voor leerlingen moet zijn, zowel op vmbo, mavo, havo als vwo. In de onderbouw kunnen de leerlingen kiezen uit een breed scala van stromen en projecten.
‘t Palet in Gouda is de enige basisschool in Nederland waar meerdere podiumkunsten een structureel onderdeel zijn van het onderwijsprogramma. Alle leerlingen krijgen elke week van speciale vakleerkrachten les in de vakken drama, muziek en dans. Door aandacht te geven aan creatief denken en doen wil de school de talenten van kinderen tot hun recht laten komen.
Meine Luimstra was vanaf het begin
betrokken bij de Talentstromen.
“Het idee voor de talentstromen
is tien jaar geleden ontstaan.
Onderwijs is voor een groot deel een
industrieel proces: iedereen moet
door hetzelfde poortje. Om dat te
doorbreken zijn we gaan zoeken
naar andere wegen, we zijn het
lesprogramma breed gaan invullen,
waarbij we de lat - voor onszelf en
de leerlingen - hoog leggen en meer
bieden dan het reguliere curriculum.
Daarbij keken we natuurlijk naar
talenten van leerlingen, en zijn
we vooral uitgegaan van de acht
intelligenties van Howard Gardner.
Die wilden we een plek geven in de
talentstromen.”
Ook Letty de Wit was betrokken bij
de totstandkoming. “Eerst hebben
we met een kleine groep nagedacht
over welke thema’s aan bod moeten
komen en hoe we het zouden gaan
organiseren. We zijn uiteindelijk
gestart met vier stromen die een zo’n
breed mogelijk scala aan talenten
moesten bedienen: Art Factory,
Business Class, Sport en Experience.
Daar zijn later nog de nodige
stromen aan toegevoegd, zodat we
nu acht verschillende Talentstromen
in ons aanbod hebben. Van meet
af aan hebben we gekozen voor
projectmatig werken. Een lessenserie
moet een begin en een eind hebben,
en het moet over iets wezenlijks
gaan. Leerlingen moeten hun
talenten kunnen ontwikkelen en
met nieuwe zaken in aanraking
komen. Daarom leggen we ook heel
De school was er al vroeg van
overtuigd dat kinderen zich beter
ontwikkelen als ze ook bezig zijn met
podiumkunsten. Mieke van Drunen:
“In het begin waren we er al wel mee
bezig. We gingen vaak de aula in en
maakten muziek met de leerlingen.
Of we bekeken een voorstelling. Ik
denk dat ongeveer 20 jaar geleden
bij ons het gevoel ontstond dat we
dit in een vaster concept moesten
gieten, dat er meer te bereiken was
door het structureel aan te pakken.
Dat hebben we gedaan door de
lijnen Muziek, Dans en Drama aan
te gaan bieden. Eerst waren het de
groepsleerkrachten die de lessen
gaven, maar dat bleek in de praktijk
minder goed te werken. Daarom
zijn er nu al zo’n 15 jaar echte
vakdocenten verantwoordelijk voor
het geven van de lessen.”
Zes jaar geleden ging Marianne Boel
aan de slag als docent Drama bij ‘t
Palet. “Het is fantastisch om met
deze kinderen te werken. Als ik hen
ophaal uit de klas beginnen ze vaak
te juichen. Natuurlijk vindt het ene
kind het leuker dan het andere, maar
je merkt wel dat ze er allemaal aan
gewend zijn. En het de normaalste
zaak van de wereld vinden. Dat is
het goede van de school, ze groeien
ermee op. Ze leren van jongs af aan
op te staan en hun zegje te doen,
zelfs de meest verlegen kinderen
nadrukkelijk de verbinding tussen de
school en de buitenwereld.”
De Talentstroom Research & Design
werd later opgestart. Hierin wordt
onder andere samengewerkt met
Wetsus, centre of excellence for
sustainable water technology.
Eelco Dekker: “Wetsus formuleert
een opdracht waar de leerlingen
mee aan de slag gaan. We gaan er
ook naartoe en daar zien ze wat
watertechnologie is en waarom het
belangrijk is. Uiteindelijk presenteren
ze hun technische oplossing voor
een jury van professionals. Wat ik zelf
het mooie van de Talentstromen vind,
is dat ze tijdens de les met leerlingen
uit verschillende klassen zitten. En
dat havo- en vwo-leerlingen door
elkaar zitten. Ik merk dat er synergie
ontstaat, en vaak ook nieuwe
vriendschappen. In de projecten is
het verschil tussen havo en vwo ook
niet zo groot, omdat het niet alleen
om kennis gaat.”
“Een erg mooi project was
het ontwikkelen van een lijn
verzorgingsproducten”, vertelt
De Wit. “Daarvoor hebben we de
leerlingen van de stromen Business
Class en Research & Design in
groepjes bij elkaar gebracht. Het
project kende twee componenten,
als eerste het ontwikkelen van de
producten zelf. Hiervoor moesten
ze veel experimenten doen. En
daarnaast een marketingcomponent:
hoe ga je de producten verkopen?
Ze zijn daarvoor bijvoorbeeld naar
het Medisch Centrum Leeuwarden
staan uiteindelijk vol trots op het
podium. De schoolcultuur is dan
ook gezellig en heel open. Er moet
ook openheid en flexibiliteit zijn
want er word gerepeteerd en er
zijn vanwege de podiumlessen meer
leswisselingen.
Iedere leerling, van de kleuters tot
aan groep 8, krijgt elke week een
half uur Drama, Dans en Muziek. Van
Drunen: “Het zijn vaste onderdelen
van het rooster. De vakdocent haalt
de helft van de klas op, en ik blijf
achter met de andere helft. Daardoor
kan ik op dat moment meer zorg
besteden aan de leerlingen die het
nodig hebben. Ik ben dan bezig
met kinderen die extra aandacht
behoeven, of juist de leerlingen
die extra uitdaging nodig hebben.
Wat ze leren en ervaren tijdens
zo’n podiumkunstles bespreken we
ook weer in de klas. Dat kan bijna
niet anders, want ze komen terug
vol verhalen over wat ze hebben
geleerd.”
Boel staat, net als haar twee
collega’s, op de loonlijst van de
school. “Het is uniek dat ik in dienst
ben van de school, wat we doen is
een structureel onderdeel van het
onderwijsprogramma. De leerlingen
weten niet beter dan dat dit er
op iedere basisschool zo aan toe
gaat. Binnen mijn lessen gaat het
geweest en hebben daar gesproken
met een dermatoloog. Aan het einde
van het project moesten ze hun
producten pitchen voor een jury van
farmaceuten, waarbij ook ouders,
familie en vrienden bij aanwezig
waren. Dit soort afsluitingen zijn
een standaard onderdeel van de
projecten. Daar zijn de leerlingen erg
trots op.”
De Talentstromen hebben soms
raakvlakken met een specifiek
vak, en soms met meerdere, zoals
Research & Design. Dekker: “Ik ben
projectleider, en samen met een
groep ontwikkeldocenten hebben
we de stroom opgezet. Omdat je
met alle beta-vakken samenwerkt,
heb je het draagvlak van alle secties
om de kennismaking en het plezier
dat ze kunnen hebben in toneel
spelen. Bij de kleintjes leg ik de
nadruk op fantasie-ontwikkeling, in
de bovenbouw gaan we meer aan
de slag met de basiselementen
van drama. Ik stimuleer ook het
samenwerken in groepjes. Het draagt
zeker bij aan hun ontwikkeling. Ze
leren situaties uit te spelen, begrip
voor elkaar te krijgen en hun eigen
emotie beter te verwoorden of uit te
beelden.”
“Bij de Dans bijvoorbeeld gaat
het meer om de motorische
ontwikkeling”, vertelt Van Drunen. “En
om zaken als vertrouwen in elkaar,
samenwerken. En muziek helpt om
dingen te onthouden. Wat je ziet
is dat onze leerlingen vertrouwd
zijn met zichzelf, en zichzelf meer
bloot durven te geven. Vo-scholen
zeggen ons dat ze meteen een
Palet-leerlingen herkennen. Die zijn
op een goede manier assertief en
mondig. Ze kunnen en durven zich te
presenteren, hebben vele interesses
en gaan goed met andere leerlingen
om. Doordat ze vertrouwen hebben
in elkaar en in zichzelf presteren
ze beter op andere gebieden. Ze
hebben zelfvertrouwen en durven
hun talenten te ontdekken en
creatief te zijn. Dat merk je ook aan
de sfeer op school: er heerst een
ontspannendheid en rust.”
en docenten nodig. En daarnaast
moeten de vakken ook terugkomen in
de projecten. We maken per project
een matrix waarin we aangeven hoe
het raakt aan een bepaald vak, en
op welke onderwerpen. Ik overleg
ook met bovenbouw-docenten
welke onderwerpen zij behandelen.
We willen de leerlingen daar alvast
kennis mee laten maken, maar niet
het gras voor de voeten van de
docenten wegmaaien.”
Het oorspronkelijke idee voor de
talentstromen kwam bij de directie
vandaan. Luimstra: “Er is ook fors
ingezet op ontwikkeluren. De
docenten hebben per 25 te geven
lesuren 40 uren ontwikkeltijd
gekregen, en later ook nog
Geïnterviewden ▶ Meine Luimstra, stafmedewerker onderwijs & kwaliteitszorg ▶ Letty de Wit, docente en coördinator Talentstromen locatie Mariënburg
▶ Eelco Dekker, docent biologie en projectleider Talentstroom Research & Design
Geïnterviewden ▶ Mieke van Drunen, leerkracht groep 3 t/m 5 ▶ Marianne Boel, docente drama
Toptalenten aan het woordSytze | 14 jaar, Atheneum klas 2, Talentstroom R&D“Ik vind de Talentstroom erg leuk, het mooie is dat je veel zelf mag ontwerpen en onderzoeken. Dit
jaar heb ik bijvoorbeeld bijna het hele jaar een project in het kader van First Lego League gedaan.
Met mijn groepje heb ik een robot ontworpen, en we hebben een onderzoek gedaan naar hoe je de
verkeersvaardigheden van mensen kunt verbeteren door simulaties te doen met een 3D-bril. Daar
hebben we proefpersonen voor gebruikt. Bij de regionale finale hebben we ons onderzoek gepresen-
teerd, en ze vonden ons blijkbaar zo goed dat we naar de Benelux-finale mochten. Dat vond ik een
mooie ervaring.”
Tara | 14 jaar, Atheneum klas 2, Talentstroom R&D“In het eerste jaar heb je de caroussellessen waar je mag proeven aan de stromen. Ik vond toen R&D
meteen leuk vanwege het experimenteren, dat je zelf bezig bent. Dit jaar heb ik meegedaan aan het
project om verzorgingsmiddelen te maken, waarbij je en met chemie bezig was, het echt maken van
de producten, en met marketing. Ik vond het maken erg leuk, marketing was niet helemaal mijn ding.
Uiteindelijk hebben we onze producten gepresenteerd aan onze docenten.”
“Creativiteit is volgens ons onmisbaar
om tot leren te komen”, vertelt
Boel. “Ik heb les gegeven op andere
basisscholen en ik merk het verschil.
Onze leerlingen staan overal open
voor. Je ziet de meest stoere
jongens uit groep 8 de grootste
dansbewegingen maken. Voor hen
is dat niet anders dan rekenen en
taal. Het hoort erbij. Dat is het leuke
van deze school. Ik denk dat ze
dat goed kunnen gebruiken in het
voortgezet onderwijs: ze kunnen
out-of-the box denken, hun fantasie
gebruiken, en creatief zijn. Waar het
eigenlijk op neer komt is dat je als
mens niet alleen een denkend hoofd
bent. Binnen de podiumvakken gaan
we met de leerlingen in beweging,
we prikkelen de fantasie, we laten
ze op een andere manier kijken en
daardoor kunnen zich in de reguliere
lessen beter concentreren op het
cognitieve.”
“Wij stimuleren onze leerlingen
en ouders om ook buiten school
in muziek, dans en drama te
investeren”, vertelt Van Drunen.
“We werken daarin samen met de
Brede School Gouda, de Goudsche
Schouwburg, het Hofpleintheater
en het Jeugdtheaterhuis. Naast
de podiumkunsten kijken we als
school hoe we andere talenten
van onze leerlingen kunnen
stimuleren. We werken bijvoorbeeld in
niveaugroepen, met extra zorg zowel
naar beneden en als naar boven.
Voor de leerlingen die meer
aankunnen gaan we nu wellicht een
plusgroep maken. We zijn met die
leerlingen in gesprek: wat willen ze,
welke uitdagingen zoeken ze? Op
allerlei manieren kijken we hoe we
(cognitieve) talenten en creativiteit
van onze leerlingen kunnen
stimuleren.” ◀
doorontwikkeltijd. Daarnaast zitten
alle Talentstromen in het normale
rooster, het is dus onderdeel van de
normale bekostiging, en dat geldt
ook voor de formatie. Leerlingen
krijgen ook een beoordeling die
meetelt voor de overgang. We hebben
dus een goedwerkende structuur
opgezet.” Luimstra wil aan het einde
nog iets anders kwijt: “De afgelopen
jaren is de overheid steeds meer
gekomen met rendementsdenken,
met toetsen, allerlei eisen rond de
kernvakken, die dit soort onderwijs
bemoeilijken. Terwijl het ministerie
van OCW ook zegt dat scholen
meer aandacht zouden moeten
geven aan excelleren, meer aan
talentontwikkeling moeten doen. Dat
bijt elkaar.” ◀
Meine Luimstra, Letty de Wit en Eelco Dekker
Marianne Boel
Mieke van Drunen
Friesland, Kop van Overijssel & Noordoostpolder
Zuid-Holland
10 | Publicatie Regionale Talentnetwerken | Juni 2015
Praktische logica en doorzettingsvermogen
Talentontwikkeling op het vmbo basis/kaderHet Hogeland College Wehe-den Hoorn werkt samen met een aantal bedrijven in de regio, om vmbo-leerlingen basis/kader projecten te laten uitvoeren en te laten leren op locatie. Een van de projecten die erg succesvol blijkt, is de samenwerking met restaurant Waddengenot in Pieterburen.
Docent Edzard Vlak benaderde
onder andere Anita Klont, de
eigenaresse van het restaurant die
voor leerlingen een project bedacht.
“De basis van het project is om de
leerlingen inzicht te geven wat een
restaurant is op basis van de zes
P’s. Tijdens hun opleiding krijgen ze
de vier marketing-P’s (product, prijs,
plaats, promotie), ik heb daar de
twee voor de horeca aan toegevoegd
(personeel, presentatie). Kort
gezegd is het project dat er een leeg
restaurant is, en leerlingen deze in
groepjes moeten invullen, van het
menu en de taakverdeling tot de
naam en de presentatie. Aan het
einde van het project presenteren de
groepjes hun plannen aan Edzard en
mij, en wij kiezen de winnaar. Die zijn
dan twee dagen lang de baas in mijn
restaurant en voeren daar hun plan
helemaal uit.”
“In het begin stond het nog niet
zo sterk als nu”, vertelt Vlak. “Maar
we hebben gaandeweg het project
steeds beter gemaakt, en ook
steeds meer gekoppeld aan de
examenonderdelen Dienstverlening
en Commercie die deze leerlingen
moeten doen. Eigenlijk doen ze
het pratijkdeel van hun examen
hier in het restaurant. Bijvoorbeeld
kostenberekeningen en werken
met Excel. Of brieven en een folder
schrijven, wat ze bij Nederlands
moeten doen. Maar ook presenteren
met Powerpoint. Ze moeten natuurlijk
zorgen dat er gasten komen. Al die
elementen kun je hier in de praktijk
laten terugkomen. Dat geeft voor
de leerlingen, en voor mij, een extra
dimensie. In het vernieuwde vmbo
komen de 21st century skills centraal
te staan: dat zie je in dit project
helemaal terug.” Het project is bij de
leerlingen erg populair. Klont: “Soms
moeten we leerlingen weigeren
omdat teveel mee willen doen. Ze
vinden het in de eerste plaats erg
leuk om te doen, en bij mij zijn de
regels iets anders dan op school.
Dat is ook goed, denk ik, want het
zijn de regels uit de praktijk. Je ziet
ook dat kinderen een andere rol
op zich nemen dan in de klas. Daar
zijn ze de stille, de nerd of degene
met een grote mond. Wat ik zelf erg
mooi vind om te zien is hoe trots
ze zijn op wat ze doen. Tijdens de
twee dagen dat ze eigenaar zijn van
het restaurant komen er ouders,
familie, vrienden en leraren eten. Ze
krijgen complimenten, je ziet hen dan
groeien. Het zijn jongens en meisjes
die ik graag aanneem, want ze
hebben een praktische logica en zijn
doorzetters.”
“Wat ze hier leren is erg belangrijk
voor hun toekomst, welke loopbaan
ze ook kiezen”, vindt Vlak. “We hebben
het al gehad over de vaardigheden
en examenonderdelen die ze hier in
de praktijk verbeteren. Projectmatig
werken, kostenberekeningen,
schrijven, dat zijn zaken die ze overal
nodig zullen hebben. Naast het feit
dat ze dit leren in een reële context
is ook essentieel dat ze fouten
mogen maken. Ze leren naar zichzelf
kijken en reflecteren. We werken met
een portfolio waarin we dit allemaal
verzamelen. Het mooie is dat we van
onze afgestudeerden op het mbo te
horen krijgen dat ze er ook echt iets
aan hebben gehad.” ◀
Colofon Uitgave
Sirius Programma
Lange Voorhout 20
Postbus 556 | 2501 CN Den Haag
T (070) 311 97 11 | F (070) 311 97 10
www.siriusprogramma.nl
Uitgevoerd door Martijn de Graaff Communicatie,
Utrecht
Fotografie
David van Dam Photography,
Den Haag
Projectbegeleiding vanuit Sirius
Ryan Emmen Vormgeving
Optima Forma bv, Voorburg
Druk
Opmeer Drukkerij bv, Den Haag
Opdrachtgever Ministerie van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap
Juni 2015 © Sirius Programma AuteursrWechten voorbehouden. Gebruik van de inhoud van deze publicatie is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Geïnterviewden ▶ Edzard Vlak, docent Hogeland College Wehe-den Hoorn ▶ Anita Klont, eigenaresse restaurant Waddengenot Pieterburen
Een unieke teamwedstrijd: laat uw leerlingen meedoen aan de wedstrijd “Elk Talent telt”.Sirius en het Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling organiseren in het
komende schooljaar 2015/2016 de wedstrijd “Elk talent telt”.Voor het oplossen
van de opdrachten van deze wedstrijd zijn zowel creatieve, praktische als
analytische geesten nodig. De wedstrijd is bedoeld voor leerlingen uit de
bovenbouw van het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet
onderwijs. Teams gaan aan de hand van vakoverstijgende opdrachten de
strijd met elkaar aan. Wie met de meest originele oplossingen komt, kan leuke
prijzen winnen. Tot 30 september kunnen teams van 4 leerlingen aangemeld
worden om mee te doen aan de wedstrijd via [email protected]. Meer
informatie over deze wedstrijd is op de website te vinden.
Samen kennis, ervaring en praktijkvoorbeelden over onderwijs en talentontwikkeling delen
Het Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling biedt een platform voor
de acht regionale talentnetwerken, zie http://talentstimuleren.nl/pagina/talentnetwerken. Lees op de website www.talentstimuleren.nl ook de praktijk-
voorbeelden van scholen die voor hun talentvolle leerlingen zeer gevarieerde
onderwijsaanpassingen hebben gerealiseerd. Bijvoorbeeld een theaterhavo
waar onderbouwleerlingen één dag in de week fulltime met alle facetten van
het theater bezig zijn; het Econasium waar leerlingen voorbereid worden op
duurzaam leren in het hoger onderwijs; een Lifestyleprogramma op een
vmbo tl voor jongens en meiden met interesse in een gezonde lifestyle; of het
programma GUTS, Gedifferentieerd Uitdagen van Talent op School in onder-
bouw havo en vwo, waar leerlingen uitgedaagd worden extra tijd en energie
te steken in vakken waar ze goed in zijn. Naast deze praktijkvoorbeelden is
er meer informatie te vinden over differentiëren en rijk aanbod in het primair
en voortgezet onderwijs. Hoe je aan kunt sluiten bij onderwijsbehoeften en
interesses van de leerlingen.
Interesse in talentontwikkeling? Wilt u op de hoogte blijven van belangrijke ontwikkelingen op het gebied van
onderwijs en talentontwikkeling? Registreer u dan op www.talentstimuleren.nl en profiteer naar eigen behoefte van de mogelijkheden van dit interactieve
platform.
Toptalenten primair en voortgezet onderwijsRegionale Talentnetwerken
Dit is een uitgave van het
Sirius Programma | Juni 2015
Groningen & Drenthe