Re-integratie van de zieke werknemer 2014

692
Re-integratie van de zieke werknemer Nederland, Duitsland en flexicurity

Transcript of Re-integratie van de zieke werknemer 2014

  • Re-integratie van de zieke werknemerNederland, Duitsland en flexicurity

  • Re-integratie van de ziekewerknemer

    Nederland, Duitsland en flexicurity

    PROEFSCHRIFT

    ter verkrijging van de graad van doctor

    aan Tilburg University

    op gezag van de rector magnificus,

    prof. dr. Ph. Eijlander,

    in het openbaar te verdedigen ten overstaan van een

    door het college voor promoties aangewezen commissie

    in de aula van de Universiteit

    op donderdag 18 december 2014 om 16:15 uur

    door

    Gerardus Antonius Diebels

    geboren op 13 augustus 1968 te Veghel

  • Promotiecommissie

    Promotor: prof. dr. A.C.J.M. WilthagenCopromotor: mr. dr. W.G.M. Plessen

    Overige leden: prof. mr. G.J.J. Heerma van Vossprof. mr. A.R. Houwelingprof. dr. M.S. Houwerzijlprof. mr. S. Klosseprof. dr. B. Waas

  • VOORWOORD

    Die Mhen der Gebirge liegen hinter uns. Vor uns liegen die Mhen der Ebenen.Bertolt Brecht

    Langs drie wegen heb ik een link met het arrest Van Haaren/Cehave uit 1985. Om tebeginnen heb ik midden jaren tachtig als scholier en student jarenlang vakantiewerkverricht bij Cehave. Daar verdiende ik het collegegeld bij elkaar voor mijn rechten-studie, zonder te beseffen dat mijn vakantiewerkgever zon hoofdrol speelde in deontwikkeling van de rechtspositie van zieke werknemers. Daarnaast is de uitspraakjuridisch van groot belang: een werkgever is verplicht aan zijn arbeidsongeschiktewerknemer passende andere arbeid aan te bieden, tenzij dat redelijkerwijs niet vanhem kan worden gevergd. De norm die de HR ontwikkelde is inspiratie geweestom mij te verdiepen in de rechten en plichten van verschillende betrokkenen bijre-integratie. De derde link is dat ik mij als advocaat wel eens heb afgevraagd of hetpromoveren op dit onderwerp wel passende andere arbeid is. Dat blijkt verrassendgoed samen te gaan: naast de hectiek van alle dag in de arbeidsrechtelijke advoca-tenpraktijk past goed de beschouwing, de afstand en de verdieping die het schrij-ven van dit boek heeft geboden. Het zijn vier waardevolle jaren geweest.

    Uiteraard heb ik dat niet alleen gekund. Allereerst dank aan Ton die in het allereerstebegin met zijn bevlogen voordracht over flexicurity het zaadje heeft geplant voordeze studie. Zijn conceptuele denken n zijn unieke schetsjes om dat duidelijk temaken zetten mij daarna geregeld op het goede spoor. Natuurlijk dank aan Willem.Zijn kritische vragen en zijn gecombineerde blik van wetenschap en praktijk warenmeer dan welkom, naast de goedlachse opmerkingen, als het weer eens over ietsheel anders ging. De leden van de promotiecommissie ben ik zeer erkentelijk voorhun bereidheid om het manuscript te beoordelen.

    Dank aan Diana Hans die zes weken lang met de laatste versie van mijn boek isopgestaan en naar bed gegaan. Zij is niet alleen een goede vriendin maar had ooknog eens zeer waardevol commentaar. Ook Leo Klijn heeft naast zijn eigen drukkepraktijk tijd gevonden om veel meer toe te voegen dan alleen punten en kommas.Jouw input maakte het boek echt beter. Ik bedank verder Leo van Osch die mijonverwacht kennis heeft laten maken met tante Betje. Dat was geen onverdeeldgenoegen. In de loop van mijn onderzoek heb ik met veel mensen gesproken, heb ikmijn ideen bij velen kunnen toetsen en ben ik regelmatig verrast door de oprechte

    V

  • belangstelling die iedereen steeds weer bleek te koesteren voor mijn onderwerp,terwijl dat voor hen vaak ver-van-mijn-bed was. Speciaal moet ik bedanken prof. dr.M. Henssler (Universitt zu Kln), prof. dr. F. Welti (Universitt Kassel) en de stafvan de Humboldt-Universitt zu Berlin, zonder wie ik nooit zon begrip van hetDuitse recht zou hebben gekregen. En natuurlijk mijn kantoorgenoten: dank voorde steun, de interesse en het inspringen als ik weer een week studieverlof had; enClaudia en Janneke voor het monnikenwerk op het einde.

    Ten slotte Maartje, zoveel meer dan mijn fiscale danspartner en fietsmaat. Mijnbeklimmingen om dit boek te schrijven zijn voorbij; dank je wel voor je steun, jehumor en je geduld.

    Voorwoord

    VI

  • VERKORTE INHOUDSOPGAVE

    Voorwoord / V

    Lijst van gebruikte afkortingen / XXI

    HOOFDSTUK 1Inleiding, methodologie en vraagstelling / 1

    1.1 Werken moet / 11.2 Inzicht in ziekteverzuim / 121.3 Invloed van de Europese Unie / 151.4 Juridisch relevante factoren bij re-integratie / 171.5 Rechtsvergelijking / 221.6 Vraagstelling / 24

    Stap IV: Ontwikkelen van een toetsingskader / 33

    HOOFDSTUK 2Nederland: definities en systeemkenmerken / 35

    2.1 Mijn koninkrijk voor een definitie / 352.2 Begripsafbakening / 362.3 Elementen / 412.4 De definitie van re-integratie / 432.5 Werknemersbegrip / 462.6 Arbeidsongeschiktheid / 472.7 Inkomen bij arbeidsongeschiktheid / 522.8 Ontslag bij arbeidsongeschiktheid / 612.9 Afronding / 74

    HOOFDSTUK 3Flexicurity / 75

    3.1 Inleiding / 753.2 Europees werkgelegenheidsbeleid / 75

    VII

  • 3.3 Juridisch kader werkgelegenheidsbeleid / 773.4 Opkomst en ontwikkeling van flexicurity / 833.5 Flexicurity: de inhoud / 893.6 Open Method of Coordination (OMC) / 963.7 De eerste antwoorden / 983.8 Afronding / 101

    HOOFDSTUK 4Naar een toetsingskader / 103

    4.1 Inleiding / 1034.2 Waarde, rechtsbeginsel, sociale rechtsvorming / 1054.3 Basiswaarde in Europa / 1124.4 Sociale rechtvaardigheid in Europa en Nederland / 1204.5 Wat is sociale rechtvaardigheid? / 1264.6 Waarden en rechtsbeginselen van Nederlandse sociale rechtsvorming / 1394.7 Ontwikkeling van een toetsingskader / 1694.8 Antwoord op vierde deelvraag / 1894.9 Afronding / 192

    Stap V: Beschrijving / 193

    HOOFDSTUK 5Historische ontwikkeling van re-integratie in Nederland / 195

    5.1 Inleiding / 1955.2 De inhoud van de OW / 1965.3 Ongevallenwet 1901 als oerbron / 1995.4 De Wet op de Arbeidsovereenkomst / 2005.5 Risque social en gestage uitbouw arbeidsongeschiktheidswetten / 2025.6 Beveridge-rapport en Commissie Van Rhijn / 2065.7 De eerste wettelijke re-integratieregeling / 2095.8 Wie doet wat? / 2105.9 De WAO / 2125.10 Zijstap naar de AAW / 2135.11 Problemen met verdiscontering / 2145.12 Waar bleef de re-integratie? / 2155.13 De WAGW / 2175.14 De re-integratie-arresten / 2205.15 Stelselherziening 1987: afschaffing van verdiscontering / 2235.16 De eerste T-wetten: TAV en TBA / 2245.17 Invloed van Buurmeijer / 2265.18 Naar meer werkgeversverantwoordelijkheid / 2275.19 Tempo in de wetgeving / 2285.20 Loondoorbetaling bij ziekte / 2305.21 Het eerste poortwachtermodel / 232

    Verkorte Inhoudsopgave

    VIII

  • 5.22 Relatie met ontslag / 2345.23 Renationalisatie van de uitvoering / 2355.24 Donners blauwdruk voor huidig stelsel / 2355.25 Conclusie / 2375.26 Afronding / 247

    HOOFDSTUK 6Re-integratie van de zieke werknemer in Nederland / 249

    6.1 Achtergronden van het huidige re-integratiestelsel / 2496.2 Het positieve recht / 2676.3 Controlevoorschriften / 2676.4 Verzuimvoorschriften / 2736.5 Re-integratievoorschriften / 2806.6 Formele vereisten aan re-integratie / 2816.7 Materile vereisten aan re-integratie / 2976.8 UWV-toetsing van de re-integratie / 3346.9 De loonsanctie / 3406.10 Overige sancties en einde aan de re-integratie / 3626.11 Een paar internationale vragen / 3686.12 De praktijk van re-integratie / 3706.13 Afsluitende opmerkingen over re-integratie / 3766.14 Afronding / 378

    HOOFDSTUK 7Duitsland: achtergrond, definities en systeemkenmerken / 379

    7.1 Inleiding / 3797.2 Bronnen van het Duitse sociaal recht / 3807.3 Kenmerken van het Duitse sociaal recht / 3817.4 Definities / 3887.5 Inkomen bij arbeidsongeschiktheid / 3997.6 Inleiding Duits ontslagrecht / 4057.7 Ontslag en arbeidsongeschiktheid / 4147.8 Conclusie ontslag en arbeidsongeschiktheid / 4277.9 Afronding / 427

    HOOFDSTUK 8Re-integratie van de zieke werknemer in Duitsland / 429

    8.1 Inleiding / 4298.2 Geschiedenis van re-integratie in Duitsland / 4308.3 Het positieve recht / 4428.4 Controlevoorschriften / 4438.5 Verzuimvoorschriften / 4458.6 Re-integratievoorschriften / 448

    Verkorte Inhoudsopgave

    IX

  • 8.7 Passende arbeid / 4628.8 Na de eerste zes weken / 4638.9 Re-integratiemaatregelen voor (Schwer)behinderten / 4648.10 Sancties bij niet-naleving / 4658.11 Conclusie / 4678.12 Afronding / 469

    Stap VI: Verklaring door toepassing toetsingskader / 471

    HOOFDSTUK 9Toetsing / 473

    9.1 Uitwerking toetsingskader / 4739.2 Toetsing loondoorbetaling bij ziekte / 4789.3 Toetsing controlevoorschriften / 4899.4 Toetsing verzuimvoorschriften / 4969.5 Toetsing re-integratievoorschriften / 5039.6 Toetsing Duitsland / 5139.7 Eindconclusie toepassing toetsingskader en antwoord op deelvragen / 5239.8 Afronding / 524

    Stap VII: Waardering en aanbevelingen / 525

    HOOFDSTUK 10Waardering en aanbevelingen / 527

    10.1 Waardering van het re-integratierecht / 52710.2 De laatste deelvraag / 53310.3 Aanbevelingen voor sociale rechtsvorming in het algemeen / 53410.4 Aanbevelingen loondoorbetalingsplicht / 53510.5 Aanbevelingen controlevoorschriften / 56210.6 Aanbevelingen verzuimvoorschriften / 56710.7 Aanbevelingen re-integratievoorschriften / 57110.8 Beantwoording van de centrale vraagstelling / 581

    Samenvatting / 585

    Summary / 607

    Bijlage 1 Aanbevelingen / 635

    Bijlage 2 De Common Principles of flexicurity / 641

    Literatuurlijst / 643

    Curriculum vitae / 665

    Verkorte Inhoudsopgave

    X

  • INHOUDSOPGAVE

    Voorwoord / V

    Lijst van gebruikte afkortingen / XXI

    HOOFDSTUK 1Inleiding, methodologie en vraagstelling / 1

    1.1 Werken moet / 11.1.1 Waarom zou je aan re-integratie werken? / 21.1.2 Macroperspectief / 41.1.3 Werknemersperspectief / 51.1.4 Werkgeversperspectief / 81.1.5 Arbeidsrelativisme: is werken wel zo belangrijk? / 111.2 Inzicht in ziekteverzuim / 121.3 Invloed van de Europese Unie / 151.4 Juridisch relevante factoren bij re-integratie / 171.4.1 Driedeling / 171.4.2 Succesvolle interventies / 191.4.3 Voorschriften voor interventies / 211.5 Rechtsvergelijking / 221.5.1 Waarom Duitsland? / 221.5.2 Samenvatting / 241.6 Vraagstelling / 241.6.1 Methodologie stap I tot en met VII / 251.6.2 Stap I: Omschrijving van het onderwerp van onderzoek / 261.6.3 Afbakening bij stap I / 281.6.4 Stap II: Doel van de rechtsvergelijking / 291.6.5 Stap III: Aanpak van de rechtsvergelijking / 311.6.6 Vervolgstappen IV tot en met VII / 31

    XI

  • Stap IV: Ontwikkelen van een toetsingskader / 33

    HOOFDSTUK 2Nederland: definities en systeemkenmerken / 35

    2.1 Mijn koninkrijk voor een definitie / 352.2 Begripsafbakening / 362.2.1 Nationaal / 362.2.2 Private invulling van begrip re-integratie / 382.2.3 Literatuur / 392.2.4 Internationaal / 402.3 Elementen / 412.4 De definitie van re-integratie / 432.4.1 Oorzaak van niet-werken / 442.4.2 Duurzaamheid als doel van re-integratie / 442.4.3 Verbijzondering van de re-integratie-inspanningen / 452.5 Werknemersbegrip / 462.6 Arbeidsongeschiktheid / 472.7 Inkomen bij arbeidsongeschiktheid / 522.7.1 Loondoorbetaling / 532.7.2 Ziektewet / 582.7.3 WIA / 592.7.4 Conclusie / 602.8 Ontslag bij arbeidsongeschiktheid / 612.8.1 Ontslag en ziekte: negen situaties / 612.8.2 Ontslag en ziekte: Wet Werk en Zekerheid / 682.8.3 Conclusie / 732.9 Afronding / 74

    HOOFDSTUK 3Flexicurity / 75

    3.1 Inleiding / 753.2 Europees werkgelegenheidsbeleid / 753.3 Juridisch kader werkgelegenheidsbeleid / 773.3.1 Europese bevoegdheidstoedeling en -beperking / 783.3.2 EU-werkgelegenheidsbeleid / 793.3.3 Juridische instrumenten voor werkgelegenheidsbeleid / 813.3.4 Tussenconclusie juridisch kader werkgelegenheidsbeleid / 823.4 Opkomst en ontwikkeling van flexicurity / 833.4.1 Opkomst van het concept flexicurity / 833.4.2 Naar Common Principles of Flexicurity / 863.4.3 Flexicurityprincipes in tijden van crisis / 873.4.4 Tussenconclusie opkomst en ontwikkeling flexicurity / 89

    Inhoudsopgave

    XII

  • 3.5 Flexicurity: de inhoud / 893.5.1 Flexicurity volgens Wilthagen / 903.5.2 Flexicurity volgens de Commissie / 923.5.3 Kritiek op flexicurity / 933.5.4 Tussenconclusie inhoud flexicurity / 953.6 Open Method of Coordination (OMC) / 963.6.1 Oog voor het eigene / 963.6.2 Nut en toepassing OMC / 973.7 De eerste antwoorden / 983.8 Afronding / 101

    HOOFDSTUK 4Naar een toetsingskader / 103

    4.1 Inleiding / 1034.2 Waarde, rechtsbeginsel, sociale rechtsvorming / 1054.2.1 Wat is een waarde? / 1054.2.2 Wat is een rechtsbeginsel? / 1074.2.3 Wat is sociale rechtsvorming? / 1094.3 Basiswaarde in Europa / 1124.3.1 Onder de parasol / 1124.3.2 Dat wat we delen: de kern / 1144.3.3 Arbeidsrechtelijke uitwerking van menselijke waardigheid / 1164.3.4 Menselijke waardigheid of toch sociale rechtvaardigheid? / 1184.4 Sociale rechtvaardigheid in Europa en Nederland / 1204.4.1 Hesselinks toets van een Europees voorbeeld / 1204.4.2 Kijkend naar CFR-onderzoek / 1214.4.3 Vijf Europese elementen van sociale rechtvaardigheid / 1214.4.4 Sociale rechtvaardigheid in Nederland / 1234.5 Wat is sociale rechtvaardigheid? / 1264.5.1 Het begrip sociale rechtvaardigheid / 1264.5.2 Aristoteles / 1274.5.3 Kant / 1284.5.4 Rawls / 1294.5.5 Dworkin / 1324.5.6 Nussbaum / 1344.5.7 Tussenbalans / 1384.6 Waarden en rechtsbeginselen van Nederlandse sociale rechtsvorming / 1394.6.1 Ht beginsel is ongelijkheidscompensatie, toch? / 1404.6.2 Er is mr / 1424.6.3 Blik vanuit sociale zekerheid / 1454.6.4 De ethische en typische rechtsbeginselen van Van Kessel / 1474.6.5 Vonk / 1494.6.6 De onderverdeling van Van der Heijden/Noordam / 150

    Inhoudsopgave

    XIII

  • 4.6.7 De basiswaarden van Van der Heijden/Noordam / 1524.6.8 Kritiek Brenninkmeijer en Heerma van Voss / 1544.6.9 De herwaardering door Jaspers / 1554.6.10 Tilburg spreekt / 1564.6.11 Asscher-Vonk / 1584.6.12 Liber Amoricum Van der Heijden / 1614.6.13 Analyse arbeidsrecht en socialezekerheidsrecht / 1624.7 Ontwikkeling van een toetsingskader / 1694.7.1 Wat zijn leidende sociaalrechtelijke waarden en rechtsbeginselen? / 1694.7.2 Waarden, rechtsbeginselen en de OMC: pleidooi voor een

    beginselentoets / 1784.7.3 Waarden, rechtsbeginselen en flexicuritydoelen: pleidooi voor een

    flexicuritytoelichting / 1814.7.4 Waarden en beginselen of flexicurity: pleidooi voor een

    voorrangsregel / 1834.7.5 OMC en juridische technieken / 1854.8 Antwoord op vierde deelvraag / 1894.9 Afronding / 192

    Stap V: Beschrijving / 193

    HOOFDSTUK 5Historische ontwikkeling van re-integratie in Nederland / 195

    5.1 Inleiding / 1955.2 De inhoud van de OW / 1965.3 Ongevallenwet 1901 als oerbron / 1995.4 De Wet op de Arbeidsovereenkomst / 2005.5 Risque social en gestage uitbouw arbeidsongeschiktheidswetten / 2025.6 Beveridge-rapport en Commissie Van Rhijn / 2065.7 De eerste wettelijke re-integratieregeling / 2095.8 Wie doet wat? / 2105.9 De WAO / 2125.10 Zijstap naar de AAW / 2135.11 Problemen met verdiscontering / 2145.12 Waar bleef de re-integratie? / 2155.13 De WAGW / 2175.14 De re-integratie-arresten / 2205.15 Stelselherziening 1987: afschaffing van verdiscontering / 2235.16 De eerste T-wetten: TAV en TBA / 2245.17 Invloed van Buurmeijer / 2265.18 Naar meer werkgeversverantwoordelijkheid / 2275.19 Tempo in de wetgeving / 2285.20 Loondoorbetaling bij ziekte / 230

    Inhoudsopgave

    XIV

  • 5.21 Het eerste poortwachtermodel / 2325.22 Relatie met ontslag / 2345.23 Renationalisatie van de uitvoering / 2355.24 Donners blauwdruk voor huidig stelsel / 2355.25 Conclusie / 2375.25.1 Periodisering / 2375.25.2 Elementen / 2395.25.3 Slotsom / 2445.26 Afronding / 247

    HOOFDSTUK 6Re-integratie van de zieke werknemer in Nederland / 249

    6.1 Achtergronden van het huidige re-integratiestelsel / 2496.1.1 Wet verbetering poortwachter / 2496.1.2 Commentaar totstandkoming Wet verbetering poortwachter / 2526.1.3 Wulbz II: naar 104 weken loondoorbetaling bij ziekte / 2536.1.4 Commentaar totstandkoming Wulbz II / 2576.1.5 Wat achter de poort ligt: de WIA / 2616.1.6 Commentaar totstandkoming WIA / 2656.2 Het positieve recht / 2676.3 Controlevoorschriften / 2676.3.1 Het begrip controlevoorschriften / 2686.3.2 De inhoud van controlevoorschriften / 2686.3.3 Overtreding van controlevoorschriften / 2716.3.4 Tussenconclusie controlevoorschriften / 2736.4 Verzuimvoorschriften / 2736.4.1 Het begrip verzuimvoorschriften / 2736.4.2 De inhoud van de verzuimvoorschriften / 2746.4.3 Overtreding van de verzuimvoorschriften / 2786.4.4 Tussenconclusie verzuimvoorschriften / 2796.5 Re-integratievoorschriften / 2806.6 Formele vereisten aan re-integratie / 2816.6.1 Regeling procesgang eerste en tweede ziektejaar / 2816.6.2 Het procesverloop / 2836.6.3 Probleemanalyse en plan van aanpak / 2846.6.4 Eerstejaarsevaluatie / 2866.6.5 Deskundigenoordeel / 2876.6.6 Re-integratieverslag / 2926.6.7 Privacy en re-integratie / 2946.6.8 Tussenconclusie formele eisen / 2966.7 Materile vereisten aan re-integratie / 2976.7.1 Codificatie / 2976.7.2 Geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend / 301

    Inhoudsopgave

    XV

  • 6.7.3 Volgorde van re-integratie / 3026.7.4 Beoordelingskader voor re-integratie-inspanningen / 3046.7.5 Plichten van de werkgever / 3076.7.6 Verhouding werkgever en ondersteuners / 3136.7.7 Plichten van de werknemer / 3156.7.8 Passende arbeid / 3176.7.9 Passende of bedongen arbeid? / 3216.7.10 Re-integratie tweede spoor / 3276.7.11 Kosten van de re-integratie / 3316.8 UWV-toetsing van de re-integratie / 3346.8.1 Bevredigend resultaat / 3346.8.2 Geen benutbare mogelijkheden / 3356.8.3 Onbevredigend resultaat betekent loonsanctie werkgever / 3366.9 De loonsanctie / 3406.9.1 De basis van de loonsanctie / 3406.9.2 Aard van de loonsanctie / 3426.9.3 De bestuursrechtelijke beschikking / 3446.9.4 Te laat afgeven loonsanctiebeschikking / 3486.9.5 Diverse tekortkomingen / 3496.9.6 Duur van de loonsanctie / 3536.9.7 Bekorting van de loonsanctie / 3566.9.8 Civielrechtelijke aspecten / 3576.10 Overige sancties en einde aan de re-integratie / 3626.10.1 Overige sancties voor de werkgever / 3626.10.2 Sancties voor de werknemer / 3636.10.3 Einde aan de re-integratie / 3676.11 Een paar internationale vragen / 3686.12 De praktijk van re-integratie / 3706.13 Afsluitende opmerkingen over re-integratie / 3766.14 Afronding / 378

    HOOFDSTUK 7Duitsland: achtergrond, definities en systeemkenmerken / 379

    7.1 Inleiding / 3797.2 Bronnen van het Duitse sociaal recht / 3807.3 Kenmerken van het Duitse sociaal recht / 3817.3.1 Kenmerken van het Duitse arbeidsrecht / 3817.3.2 Kenmerken van het Duitse socialezekerheidsrecht / 3857.3.3 Conclusie over kenmerken / 3887.4 Definities / 3887.4.1 Rehabilitation / 3887.4.2 Werknemersbegrip / 3917.4.3 Arbeidsongeschiktheid / 3947.4.4 Arbeitsunfhige Arbeitnehmer of (Schwer)behinderte? / 396

    Inhoudsopgave

    XVI

  • 7.5 Inkomen bij arbeidsongeschiktheid / 3997.5.1 Loondoorbetaling / 3997.5.2 Krankengeld / 4027.5.3 Rentenversicherung / 4037.5.4 Unfallversicherung / 4047.5.5 Samenvatting / 4057.6 Inleiding Duits ontslagrecht / 4057.6.1 Ontslagrecht in grote lijnen / 4067.6.2 Ordentliche Kndigung / 4077.6.3 Auerordentliche Kndigung / 4117.6.4 nderungskndigung / 4127.6.5 Aufhebungsvertrag / 4137.6.6 Samenvatting Duits ontslagrecht / 4137.7 Ontslag en arbeidsongeschiktheid / 4147.7.1 Wilsgebreken en arbeidsongeschiktheid / 4147.7.2 Ontslag wegens en tijdens arbeidsongeschiktheid / 4157.7.3 Ordentliche Kndigung bij arbeidsongeschiktheid / 4167.7.4 Auerordentliche Kndigung bij arbeidsongeschiktheid / 4237.7.5 Betrokkenen bij ontslag van arbeidsongeschikte werknemer / 4247.8 Conclusie ontslag en arbeidsongeschiktheid / 4277.9 Afronding / 427

    HOOFDSTUK 8Re-integratie van de zieke werknemer in Duitsland / 429

    8.1 Inleiding / 4298.2 Geschiedenis van re-integratie in Duitsland / 4308.2.1 Oorlog / 4308.2.2 Re-integratie op de agenda / 4328.2.3 Bezuinigingen en SGB IX / 4338.2.4 Een frisse wind? / 4358.2.5 Organisatie van re-integratie / 4368.2.6 Waarden en beginselen bij Rehabilitation / 4398.2.7 Conclusie / 4418.3 Het positieve recht / 4428.4 Controlevoorschriften / 4438.5 Verzuimvoorschriften / 4458.5.1 Informatieplichten / 4458.5.2 Het genezingsvoorschrift / 4468.5.3 Voorschriften om arbeidsgeschikt te worden / 4468.6 Re-integratievoorschriften / 4488.6.1 Herplaatsingsplicht voor de werkgever / 4488.6.2 84 SGB IX / 4508.6.3 Preventie / 4508.6.4 Betriebliches Eingliederungsmanagement / 451

    Inhoudsopgave

    XVII

  • 8.6.5 Formele aspecten van het betriebliches Eingliederungsmanagement / 4518.6.6 Materile aspecten van het betriebliches Eingliederungsmanagement / 4548.6.7 De praktijk van het betriebliches Eingliederungsmanagement / 4568.6.8 Stufenweise Wiedereingliederung / 4578.6.9 Formele aspecten van de stufenweise Wiedereingliederung / 4588.6.10 Aard van het Wiedereingliederungsverhltnis / 4598.6.11 Materile aspecten van de stufenweise Wiedereingliederung / 4618.6.12 De praktijk van de stufenweise Wiedereingliederung / 4628.7 Passende arbeid / 4628.8 Na de eerste zes weken / 4638.9 Re-integratiemaatregelen voor (Schwer)behinderten / 4648.10 Sancties bij niet-naleving / 4658.11 Conclusie / 4678.12 Afronding / 469

    Stap VI: Verklaring door toepassing toetsingskader / 471

    HOOFDSTUK 9Toetsing / 473

    9.1 Uitwerking toetsingskader / 4739.1.1 Recapitulatie / 4739.1.2 Kan het re-integratierecht werken? / 4749.1.3 Sociale rechtsvorming of gevormd sociaal recht? / 4759.1.4 All Common Principles are created equal, but / 4779.1.5 Conclusie uitgewerkt toetsingskader / 4789.2 Toetsing loondoorbetaling bij ziekte / 4789.2.1 Beginselentoets loondoorbetaling bij ziekte / 4789.2.2 Flexicuritytoelichting loondoorbetaling bij ziekte / 4859.2.3 Conclusie loondoorbetaling bij ziekte / 4899.3 Toetsing controlevoorschriften / 4899.3.1 Beginselentoets controlevoorschriften / 4899.3.2 Flexicuritytoelichting controlevoorschriften / 4939.3.3 Conclusie controlevoorschriften / 4959.4 Toetsing verzuimvoorschriften / 4969.4.1 Beginselentoets verzuimvoorschriften / 4969.4.2 Flexicuritytoelichting verzuimvoorschriften / 5019.4.3 Conclusie verzuimvoorschriften / 5039.5 Toetsing re-integratievoorschriften / 5039.5.1 Beginselentoets re-integratievoorschriften / 5039.5.2 Flexicuritytoelichting re-integratievoorschriften / 5089.5.3 Conclusie re-integratievoorschriften / 5129.6 Toetsing Duitsland / 5139.6.1 Recapitulatie Duitse situatie / 5139.6.2 Flexicuritytoelichting loondoorbetaling bij ziekte / 514

    Inhoudsopgave

    XVIII

  • 9.6.3 Flexicuritytoelichting controlevoorschriften / 5169.6.4 Flexicuritytoelichting verzuimvoorschriften / 5189.6.5 Flexicuritytoelichting re-integratievoorschriften / 5209.7 Eindconclusie toepassing toetsingskader en antwoord op deelvragen / 5239.8 Afronding / 524

    Stap VII: Waardering en aanbevelingen / 525

    HOOFDSTUK 10Waardering en aanbevelingen / 527

    10.1 Waardering van het re-integratierecht / 52710.1.1 Inleiding / 52710.1.2 Uitkomsten van de beginselentoets / 52710.1.3 Uitkomsten van de flexicuritytoelichting / 53010.1.4 Werken met de voorrangsregel / 53110.2 De laatste deelvraag / 53310.3 Aanbevelingen voor sociale rechtsvorming in het algemeen / 53410.4 Aanbevelingen loondoorbetalingsplicht / 53510.4.1 Heroverweeg risque social voor de werkgever / 53510.4.2 Invoeren van een preventieplicht / 54410.4.3 Uitzonderingspositie kleinere bedrijven / 54910.4.4 Loondoorbetaling bij ziekte beperkt in tijd en/of hoogte / 55610.5 Aanbevelingen controlevoorschriften / 56210.5.1 Scherpere regeling rond de ziekmelding / 56210.5.2 Een wettelijke plicht om mee te werken aan controle / 56310.5.3 Loonstop in plaats van loonopschorting / 56510.6 Aanbevelingen verzuimvoorschriften / 56710.6.1 Duidelijkere informatie- en medewerkingsplicht / 56710.6.2 Invoeren behandelvoorschrift in plaats van genezingsvoorschrift / 56910.7 Aanbevelingen re-integratievoorschriften / 57110.7.1 Update diverse lagere regelgeving / 57110.7.2 Schaf tweede spoorverplichting af / 57210.7.3 Herijk de rolverdeling / 57310.7.4 Duidelijkheid over nieuwe bedongen arbeid / 57310.7.5 Overweeg een verhaalssanctie in plaats van een loonsanctie / 57510.7.6 Strengere regels voor UWV bij opleggen loonsanctie / 57710.7.7 Reparatoir karakter benadrukken bij bekorting loonsanctie / 57910.7.8 Laat UWV alle schade vergoeden / 58010.8 Beantwoording van de centrale vraagstelling / 58110.8.1 Voldoet Nederland en zo nee hoe kan het beter? / 58110.8.2 Relevante Duitse inzichten / 58210.8.3 Afrondende opmerkingen / 584

    Inhoudsopgave

    XIX

  • Samenvatting / 585

    Summary / 607

    Bijlage 1 Aanbevelingen / 635

    Bijlage 2 De Common Principles of flexicurity / 641

    Literatuurlijst / 643

    Curriculum vitae / 665

    XX

    Inhoudsopgave

  • LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

    : paragaafAAG: AufwendungsausgleichsgesetzAAW: Algemene ArbeidsongeschiktheidswetAbs.: AbsatzAfl.: afleveringAmber: Wet afschaffing malus en bevordering re-integratieAMvB: Algemene Maatregel van BestuurAiB: Arbeitsrecht im BetriebAOW: Algemene OuderdomswetAP: Arbeitsrechtliche PraxisARBO: arbeidsomstandighedenArt.: artikelASiG: ArbeitssicherheitsgesetzATV: ArbeidstijdverkortingAU-Richtlinien: Arbeitsunfhigkeits-RichtlinienAVO: Arbeid Voor Onvolwaardige ArbeidskrachtenAWB: Algemene wet bestuursrechtAWGB: Algemene wet gelijke behandelingAWW: Algemene Weduwen- en WezenwetAZR: Aktezeichen RevisionsverfahrenB&W: Burgemeesters en WethoudersBAG: BundesarbeitsgerichtBAGE: Entscheidungen des BundesarbeitsgerichtsBBA: Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945BetrVG: BetriebsverfassungsgesetzBGB: Brgerliches GesetzbuchBijv.: bijvoorbeeldBRAVO: bewegen, roken, alcohol, voeding, ontspanningBSG: BundessozialgerichtBSGE: Entscheidungssammlung des BSGBVerfG: BundesverfassungsgerichtBVerfGE: Sammlung der Entscheidungen des BVerfGBVerwG: BundesverwaltungsgerichtBVG: BundesversorgungsgesetzBW: Burgerlijk Wetboekcao: collectieve arbeidsovereenkomst

    XXI

  • CBS: Centraal Bureau voor de StatistiekCbp: College bescherming persoonsgegevensCDA: Christen Democratisch ApplCFR: Common Frame of ReferenceCGB: Commissie gelijke behandelingCKA: Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringenCPB: Centraal PlanbureauCRvB: Centrale Raad voor BeroepCSV: Cordinatiewet Sociale VerzekeringCtsv: College van toezicht sociale verzekeringenDB: Der BetriebsberaterDCFR: draft Common Frame of ReferenceDDR: Duitse Democratische Republiekdiss.: dissertatieDM: Duitse Marke.a.: en andereECLI: European Case Law IdentifierEEG: Europese Economische GemeenschapEES: European Employment StrategyEFZG: EntgeltfortzahlungsgesetzEG: Europese GemeenschapEHBO: eerste hulp bij ongelukkenEHRM: Europees Hof voor de Rechten van de MensESH: Europees Sociaal HandvestESM: Europees Sociaal ModelEU: Europese Uniee.v.: en volgendeEVRM: Europees Verdrag inzake de Rechten van de MensEzA: Entscheidungssammlung zum ArbeitsrechtFBV: Federatie van BedrijfsverenigingenFNV: Federatie Nederlandse VakbewegingGAB: Gewestelijk ArbeidsbureauGewO: GewerbeordnungGG: GrundgesetzGL: Groen LinksGMD: Gemeenschappelijke Medische DienstGW: GrondwetHGB: HandelsgesetzbuchHof: GerechtshofHR: Hoge RaadHvJ EU: Hof van Justitie van de Europese Unie (ook HvJ EG)ILO: Internationale ArbeidsorganisatieIOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

    arbeidsongeschikte werkloze werknemersIOAZ: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk

    arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigenIOW: Inkomensvoorziening oudere werklozen

    Lijst van gebruikte afkortingen

    XXII

  • ISSA: International Social Security AssociationIVA: Inkomensverzekering voor volledig en duurzame

    arbeidsongeschiktenIVBPR: Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke RechtenIVESCR: Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele

    rechtenIW: InvaliditeitswetIWI: Inspectie Werk en Inkomeni.w.tr.: in werking getredenJAR: Jurisprudentie Arbeidsrechtjo.: junctoKNMG: Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der

    GeneeskunstKNOV: Koninklijke Nederlandse Organisatie van VerloskundigenKSchG: KndigungsschutzgesetzKtr.: kantonrechterLAG: LandesarbeitsgerichtLisv: Landelijk instituut sociale verzekeringenLJN: Landelijk Jurisprudentie NummerLLC: Landelijke LoonsanctiecommissieLohnFG: LohnfortzahlungsgesetzLPF: Lijst Pim FortuynMKB: Midden- en Kleinbedrijfm.nt.: met nootMuSchG: MutterschutzgesetzNachwG: NachweisgesetzNJ: Nederlandse JurisprudentieNJB: Nederlands JuristenbladNJV: Nederlandse Juristenverenigingnr.: nummerNVAB: Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en BedrijfsgeneeskundeNZA: Neue Zeitschrift fr ArbeitsrechtNZS: Neue Zeitschrift fr SozialrechtOESO: Organisatie voor Economische Samenwerking en OntwikkelingOMC: Open Method of CoordinationOSV: Organisatiewet sociale verzekeringenOW: Ongevallenwetp.: paginapar.: paragraafPemba: Wet premiedifferentiatie en marktwerking bij

    arbeidsongeschiktheids-verzekeringenPrg: PraktijkgidsPvdA: Partij van de ArbeidRb: RechtbankREA: Wet re-integratie arbeidsgehandicaptenRed.: redactieRehaG: Rehabilitations-Angleichungsgesetz

    Lijst van gebruikte afkortingen

    XXIII

  • RIV: Re-integratieverslagr.o.: rechtsoverwegingRSI: repetitive strain injuryRSV: Rechtspraak Sociale VerzekeringenRVB: RijksverzekeringsbankRVO: ReichsversicherungsordnungSchwBeschG: SchwerbeschdigtergesetzSchwbG: SchwerbehindertengesetzSCP: Sociaal en Cultureel PlanbureauSER: Sociaal Economische RaadSGB: SozialgesetzbuchSMA: Sociaal Maandblad ArbeidSozR: SozialrechtStb.: StaatsbladStcrt: StaatscourantSTECR: Stichting Expertisecentrum Re-integratieSUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomenSZW: Sociale Zaken en WerkgelegenheidTAV: Wet Terugdringing arbeidsongeschiktheidvolumeTBA: Wet Terugdringing Beroep op ArbeidsongeschiktheidsregelingenTBV: Tijdschrift voor bedrijfs- en verzekeringsgeneeskundeTNO: Toegepast Natuurwetenschappelijk OnderzoekTPE: Tijdschrift voor politieke economieTRA: Tijdschrift Recht en ArbeidTVG: TarifvertragsgesetzTZ: Wet Terugdringing ZiekteverzuimTzBfG: Teilzeit- und BefristungsgesetzUSZ: Uitspraken Sociale ZekerheidUvA: Universiteit van AmsterdamUVG: UnterhaltsvorschussgesetzesUvis: uitvoeringinstellingenUWV: Uitvoeringsinstituut WerknemersverzekeringenVAAN: Vereniging Arbeidsrecht Advocaten NederlandVb.: VoorbeeldVEU: Verdrag betreffende de Europese UnieVgl.: vergelijkVLZ: Wet Verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekteVN: Verenigde NatiesVUT: Vervroegde uittredingVVD: Volkspartij voor Vrijheid en DemocratieVWEU: Verdrag betreffende de werking van de Europese UnieVzr.: VoorzieningenrechterWAGW: Wet Arbeid Gehandicapte WerknemersWajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicaptenWAO: Wet op de ArbeidsongeschiktheidsverzekeringWAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigenWAZO: Wet arbeid en zorg

    Lijst van gebruikte afkortingen

    XXIV

  • Wbp: Wet bescherming persoonsgegevensWet Bezava: Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid

    vangnetterswfsv: Wet Financiering Sociale VerzekeringWGA: Werkhervattingsuitkering Gedeeltelijk ArbeidsgeschiktenWgb h/cz: Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische

    ziekteWIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogenWIJ: Wet investeren in jongerenWMK: Wet op de medische keuringenWML: Wet minimumloon en minimumvakantiebijslagWOR: Wet op de OndernemingsradenWPM: Wet plaatsing mindervalide arbeidskrachtenWRR: Wetenschappelijke Raad voor het RegeringsbeleidWSW: Wet sociale werkvoorzieningWulbz: Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekteWvp: Wet verbetering poortwachterWW: WerkloosheidswetWWB: Wet Werk en BijstandWWZ: Wet Werk en ZekerheidZfA: Zeitschrift fr ArbeitsrechtZW: Ziektewet

    Lijst van gebruikte afkortingen

    XXV

  • HOOFDSTUK 1

    Inleiding, methodologie envraagstelling

    1.1 Werken moet

    Werk staat centraal in de huidige samenleving.1 Werken is een belangrijke manierom je te ontplooien en noodzakelijk voor volwaardige deelname aan het maat-schappelijk leven. Betaalde arbeid is een must, een ideaal.2 In elk geval is van alletijden dat niet-werken onwenselijk is. Geen brood voor wie niet werkt, zeidenPaulus n Lenin.3 Nu nog steeds is je steentje bijdragen in betaalde arbeid eenwezenlijk uitgangspunt: niet voor niets is participatiesamenleving woord van hetjaar 2013 geworden.4 In Nederland is het besef dat een hoge arbeidsdeelnamebelangrijk is al lange tijd doorgedrongen. De vergrijzing levert zorgen op over debetaalbaarheid van de verzorgingsstaat.5 Zijn er nog wel voldoende werkenden omde lasten voor de niet-werkenden te dragen? Vanuit die zorg is er de laatstedecennia vol ingezet op verhoging van de arbeidsdeelname van ouderen, jongeren,

    1 In de jaren zeventig en tachtig werd werk regelmatig gezien als vervreemdend en inhumaan,waarschijnlijk mede door de -toen nog- overheersing van industrie als grootste werkverschaffer,met als slecht ervaren arbeidsomstandigheden, P. de Beer, Arbeid: bittere pil of Haarlemmerolie?in: R.P. Hortulanus en J.E.M. Machielse, De waarde van werk, Elsevier bedrijfsinformatie BV: DenHaag 2001, p.23-33.

    2 P.F. van der Heijden en F.M. Noordam, De waarde(n) van sociaal recht. Over beginselen van socialerechtsvorming en hun werking, Preadvies NJV, W.E.J. Tjeenk Willink: Deventer 2001, p.67 (Van derHeijden/Noordam).

    3 Paulus 3:10, Tweede brief aan de Tessalonicenzen, V.I. Lenin, Staat en Revolutie, 1917.4 https://onzetaal.nl/weblog/participatiesamenleving-onze-taal-woord-van-2013, uitgelegd in

    Troonrede 2013: Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenlevingmondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van deoverheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zekerverandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoorde-lijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.

    5 Meer in het algemeen de verhouding inactieven en actieven, de zgn. i/a-ratio. Uit CPB-cijfers blijktdat de ratio in 2010 67,5% bedroeg (op elke 100 actieven, 67,5 inactieven), in 2015 gaat dat naar75%, vooral vanwege de vergrijzing, CPB-document 213, Actualisering Economische Verkenning2011-2015. Zie verder 1.1.1.

    1

  • allochtonen, werklozen, vrouwen en arbeidsongeschikten.6 Voor arbeidsonge-schiktheid kwam daar nog bij dat het aantal mensen dat een beroep deed op eenuitkering zo groot was, dat de kosten daarvan door de regering te hoog werdengevonden. Daar komt re-integratie om de hoek kijken: Nederland, re-integratie-land.7 Re-integratie betekent terugkeer naar het werk en in dit boek bespreek ik derechten en plichten bij (werken aan) de terugkeer naar het werk van de arbeids-ongeschikte werknemer. Dit juridische onderwerp benader ik vanuit Europese juri-dische verplichtingen, het Nederlandse systeem en een rechtsvergelijking met hetDuitse systeem.

    In dit inleidende hoofdstuk sta ik eerst stil bij de belangrijkste vraag bij re-integratie:waarom? Ik bespreek drie perspectieven die duidelijk maken wat de ratio achterre-integratie bij arbeidsongeschiktheid is. Daarbij besteed ik aandacht aan eenbelangrijke vooronderstelling, namelijk de gedachte dat de nadruk op betaald werkpositief is. Vervolgens geef ik in 1.2 aan de hand van verschillende cijfers inzichtin verzuim en arbeidsongeschiktheid in Nederland en oorzaken daarvan. Naast desituatie in Nederland bespreek ik ook verzuim en arbeidsongeschiktheid binnen deEU ( 1.3). Nederland heeft bij de vormgeving van rechten en plichten rekeningte houden met Europese regels, meer in het bijzonder het voeren van flexicurity-beleid. In 1.4 komen juridisch relevante factoren bij re-integratie aan bod. Wat isnodig om re-integratie bij arbeidsongeschiktheid te laten slagen? Deze informatieis van belang bij de juridische vormgeving van interventies, om de arbeidsonge-schikte werknemer te laten re-integreren. Ook ga ik in op de keuze voor Duitsland( 1.5), om ons stelsel mee te vergelijken en welke methodologie wordt gevolgd indit onderzoek. 1.6 staat in het teken van de uitwerking van de vraagstelling, waarbijik ook mijn onderwerp afbaken. Ik rond dit hoofdstuk af met een samenvatting enplan van aanpak voor het vervolg ( 1.7).

    1.1.1 Waarom zou je aan re-integratie werken?

    Niet-werken is niet altijd ongewenst. Een student mag zich volledig richten op zijnstudie en is maatschappelijk niet verplicht te werken. De AOW-gerechtigde wordtdoor de wetgever zijn pensioen gegund en van de volledig en duurzaam arbeidson-geschikte werknemer wordt niets meer verwacht op de arbeidsmarkt. Bij sommigegroepen is het niet-werken echter wel onwenselijk. De wetgever heeft bijvoorbeeld

    6 Bijvoorbeeld fiscale maatregelen om arbeidsdeelname van oudere werknemers te stimuleren, deWet Investeren in Jongeren, de Wet bevordering evenredige arbeidsdeelname allochtonen,werkloosheidsbestrijdende maatregelen zoals plannen Melkert 1, 2 en 3, de Taskforce deeltijd-arbeid gericht op vrouwen en uitgebreide wetgeving rond arbeidsongeschiktheid. Voor eenbelangrijk deel met succes: de gemiddelde leeftijd tot waarop wordt doorgewerkt is gestegen,het aandeel vrouwen dat werkt is toegenomen en het verzuimpercentage n de instroomcijfersin arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn sterk gedaald.

    7 F.M. Noordam, Prothesen en scheerzeep. Honderd jaar re-integratie en activering in: De gemeen-schap is aansprakelijk. Honderd jaar sociale verzekering 1901-2001, A.Ph.C.M. Jaspers e.a. (red.), DenHaag: Koninklijke Vermande 2001, p.129 (Noordam 2001).

    1.1.1 Re-integratie van de zieke werknemer

    2

  • het UWV de taak gegeven om de inschakeling van ZW- en WW-gerechtigden in hetarbeidsproces te bevorderen. Het college van B&W is verantwoordelijk voor deondersteuning van een bijstandsgerechtigde bij de arbeidsinschakeling. De werk-gever is, samen met de werknemer, verantwoordelijk gemaakt voor re-integratie bijarbeidsongeschiktheid. Bij re-integratie gaat het om het opheffen van een onwense-lijke situatie, waarbij het in dit boek gaat om het niet of beperkt werken vanwegearbeidsongeschiktheid.

    Waarom is dat onwenselijk? In de opvatting van Noordam zijn vier verschillendere-integratieredenen bij arbeidsongeschiktheid te onderscheiden. De motieven omwerk te maken van re-integratie zijn:8

    medisch-sociaal: re-integratie kan bijdragen aan het gezondheidsherstel en derevalidatie van de arbeidsongeschikte werknemer.

    ethisch-juridisch: ook al is eenwerknemer arbeidsongeschikt, dat neemt niet wegdat hij gelijke kansen verdient of demogelijkheid tot zelfontplooiingmoet hebben.Re-integratie draagt daar aan bij.

    verzekeringstechnisch: de arbeidsongeschikte werknemer kan op enig momentaanspraak maken op een socialeverzekeringsuitkering. Element bij elke verzeke-ring is dat de schade zoveel mogelijk moet worden beperkt.9 Schadebeperking ismogelijk door re-integratie.

    economisch: de kosten van arbeidsongeschiktheid voor zowel overheid, werk-nemer als werkgever kunnen worden gedrukt door re-integratie.10

    Een andere invalshoek is om de ratio van re-integratie vanuit de belanghebbenden tebekijken. Zowel de overheid, dewerknemer als dewerkgever hebben belang bij het zosnel mogelijk beindigen van arbeidsongeschiktheid. Dat betekent drie perspectievenwaarom re-integratie van de werknemer in betaalde arbeid wordt gewenst:11

    1) een macroperspectief2) een werknemersperspectief3) een werkgeversperspectief

    Ik bespreek elk van deze perspectieven.

    8 Noordam 2001, p.143-144.9 Art. 7:957 BW.10 De kosten zijn voor de overheid: betalen van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, voor de werk-

    nemer: inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid, voor de werkgever: loondoorbetaling zondertegenprestatie en kosten van verzuimbegeleiding.

    11 I.P. Asscher-Vonk, Re-integratie, in: I.P. Asscher-Vonk e.a., De zieke werknemer, Deventer: Kluwer2007, p.199. Ook Westerveld ziet een persoons- en een macroperspectief: het verkleinen vaniemands afstand tot werk en de vergroting van de netto arbeidsparticipatie, M. Westerveld,Klantgericht re-integratierecht. Een kijkje in de snoeptrommel van de overheid., TRA 2009/76.

    Inleiding, methodologie en vraagstelling 1.1.1

    3

  • 1.1.2 Macroperspectief

    Allereerst bestaat een macroperspectief. Bij de invoering van de Wet WIA heeft deregering stilgestaan bij het waarom:

    het belangrijkste doel van de onderhavige wetsvoorstellen is om zoveel mogelijk mensen aan het werkte houden of weer aan het werk te krijgen. Dit is uiteraard in de eerste plaats in het belang van dezemensen zelf; te veel gedeeltelijk arbeidsgeschikten staan nu nog onnodig aan de kant. Dat is ook in hetbelang van de maatschappij in totaliteit; meer arbeidsparticipatie vergroot het draagvlak en draagt bijtot een sterkere economie. Dit laatste is mede van belang met het oog op de komende vergrijzing van deberoepsbevolking...Uiteraard dienen de oorzaken van de arbeidsongeschiktheid te worden bestreden.Dat laat onverlet dat, ls arbeidsongeschiktheid toch is opgetreden, werkhervatting zo veel mogelijkdient te worden gestimuleerd. Met een grotere arbeidsparticipatie van beide genoemde groepen wordthet economische draagvlak ook in de toekomst versterkt.

    12

    In deze opvatting zit een aantal componenten. De eerste component betreft eenmoreel aspect van re-integratie. Onze samenleving is gebaseerd op arbeid, zodatwerken een plicht is tegenover de maatschappij. Er moeten zoveel mogelijk van haarleden worden ingeschakeld in arbeid, want zo worden de beschikbare personele enfinancile middelen zo optimaal mogelijk aangewend.13 Dat raakt aan de basiswaardevan sociale rechtvaardigheid. Deel uitmaken van demaatschappij betekent tegelijk deplicht tegenover die maatschappij daar zelf zoveel mogelijk aan bij te dragen.14

    De tweede component daarvan noemde ik al, namelijk het benvloeden van de ver-houding tussen actieven en inactieven in de Nederlandse samenleving. Een te grootaantal inactieven -daar horen arbeidsongeschikten ook bij- kan leiden tot een te grootbeslag op collectieve middelen. Bij een onevenwichtige verhouding tussen actievenen inactieven komt de betaalbaarheid van het socialezekerheidsstelsel onder druk testaan. Daarmee kan op zijn beurt het sociale vangnet voor sommige groepen burgersin gevaar komen. In de woorden van de Minister: Werk is immers de beste socialezekerheid voor mensen.15 Re-integratie kan daarom bijdragen aan het verwezenlijkenvan een kerntaak van de overheid namelijk het bieden van een minimum aanbestaanszekerheid.16 De SER plaatste de oplossing van het WAO-vraagstuk ondermeer in het kader van het activeren van het arbeidspotentieel tegen de achtergrondvan te verwachten krapte op de arbeidsmarkt en de vergrijzing.17

    Voor de macroblik kan als derde component de waarschuwing worden genoemd vanCommissie Donner II, die was belast met advisering over aanpak van arbeidsonge-schiktheid. Door niet aan re-integratie te werken wordt een deel van de beroeps-bevolking vrijwel permanent uit het arbeidsproces uitgeschakeld, wat de legitimiteit

    12 Kamerstukken I 2005/06, 30 034/30 118, nr.E, p.8-9.13 Noordam 1987, p.10-11.14 Zie ook art. 29 lid 1 UVRM.15 Kamerstukken II 2013/14, 33 818, nr.3, p.3.16 Art. 20 lid 1 Grondwet.17 SER-advies 2002-5, Werken aan arbeidsgeschiktheid, p.74.

    1.1.2 Re-integratie van de zieke werknemer

    4

  • van het arbeidsongeschiktheidsstelsel zou aantasten: Het is onwenselijk dat WAO-toetreding vaak neerkomt op een fluwelen uitsluiting uit het arbeidsproces van mensenmet moeilijkheden.18

    Ten slotte hoort bij het macroperspectief een Europese component. Nederland isgeen eiland maar maakt deel uit van de internationale rechtsorde. Vanuit verschil-lende internationaalrechtelijke verbanden wordt het belang van re-integratiegenoemd en zelfs benadrukt. In het bijzonder noem ik de Europese Unie. De EU heeftNederland de plicht opgelegd bij het voeren van arbeidsmarkt- enwerkgelegenheids-beleid rekening te houden met de zogeheten notie van flexicurity. Uit die notie volgtdat zowel flexibiliteit als zekerheid moeten worden gewaarborgd, bij het nemen vanmaatregelen rond zwakkere groepen op de arbeidsmarkt, waaronder ook ziekewerknemers worden verstaan. Nederland moet daarom -vanuit internationaalrechte-lijke verplichtingen- werk maken van re-integratie. Een ander aspect van de Europesecomponent is dat Nederland als euroland een maximaal overheidstekort van 3% eneen maximale staatsschuld van 60% van het bruto nationaal product mag hebben.19

    Als de collectieve uitgaven aan arbeidsongeschiktheid hoog zijn of zelfs stijgen, dankan dat een negatieve invloed op het overheidstekort en de staatschuld hebben.Daaruit volgen mogelijk weer sancties vanuit de EU.20

    Conclusie is dat voor de overheid re-integratie een loffelijk streven is vanuit moreleen budgettaire afwegingen. Het draagt tevens bij aan de legitimiteit van het uitke-ringsstelsel bij arbeidsongeschiktheid, maar is daarnaast internationaal gezien ookaangewezen.

    1.1.3 Werknemersperspectief

    Naast het macroperspectief bestaat een werknemersperspectief, dat inzicht geeft inhet waarom van re-integratie voor de werknemer. Ten eerste betekent arbeidsonge-schiktheid in de regel op enig moment een teruggang in inkomen. Re-integratie kande inkomenspositie weer verbeteren, dus zou de wens om (weer) meer te verdieneneen reden kunnen zijn te gaan re-integreren. Dit motief past in de algemene theoriedat werk een uitruil is van geld en tijd, een afweging tussen vrije tijd en inkomen. Alsiemand meer waarde hecht aan extra inkomen dan aan n uur vrij te besteden tijd,dan zal hij dat uur gaan werken. De werknemer weegt dat af bij zijn beslissing om tegaan werken of niet en zo ja, voor hoeveel uur dan.21

    18 Werk maken van arbeidsgeschiktheid. Advies van de Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid, DenHaag: Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid, 30 mei 2001, p.4 (Donner II).

    19 Als bedoeld in art.126 jo.136 lid 1 VWEU. Klossewees al vroeg op de financieel-Europese invalshoek,S. Klosse e.a. (red.), Rehabilitation of Partially Disabled People. An International Perspective, ThesisPublishers: Amsterdam, 1998 (Klosse 1998), p.16.

    20 Als opgenomen in art. 126 lid 11 VWEU.21 P. van Echtelt en S. Hoff, Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel

    onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten, Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau2008, p.34-35 (SCP 2008). Ook andere aspecten spelen in die afweging een rol zoals hettoekomstig inkomen (minder werken kan de kans op een carrire schaden) en de noodzaakvan inkomen (is iemand kostwinner of zijn er meerverdieners in het huishouden?).

    Inleiding, methodologie en vraagstelling 1.1.3

    5

  • Dit motief kan bij arbeidsongeschikte werknemers meteen worden gerelativeerd.Door onderzoek is in kaart gebracht welke belemmeringen door arbeidsongeschiktenworden gezien om (meer) te werken. Niet verrassend bleek dat de arbeidsonge-schiktheid zelf het grootste obstakel was.22 De afwegingen om wel of niet (meer) tegaanwerken zullen veelal worden gedicteerd door de medische mogelijkheden om tewerken of niet en niet zozeer door het inkomen.

    De tweede reden voor een werknemer om (meer) te willen werken is het wel-bevinden. Werk heeft namelijk verschillende functies: werk structureert de tijd werk is een belangrijke bron van sociale contacten en sociale ervaringen werk maakt het mogelijk een bijdrage te leveren aan de maatschappij en geeft

    daardoor meer zin en betekenis aan individuele activiteiten werk levert status en identiteit, door het werk ontvangt men respect werk dwingt tot activiteit en biedt kansen tot het ontwikkelen van competenties

    en vaardigheden.23

    In Europees verband is onderkend dat arbeid en beroep sleutelelementen zijn voorhet waarborgen van gelijke kansen voor eenieder en een belangrijke bijdrage leverenaan het volledig deelnemen van burgers aan het economische, culturele en socialeleven en aan hun persoonlijke ontplooiing. Alleen al om die immaterile en intrin-sieke reden is re-integratie wenselijk.24 Getuige het fraaie vroeg-twintigste-eeuwsoverheidsproza is deze gedachte niet nieuw: De beteekenis van het leven berust op hetvermogen om te werken. Gebrekkigen zullen zich dan eerst mensch gaan voelen, wanneerook zij den zegen van den arbeid ondervinden.25

    Re-integratie voorkomt maatschappelijke uitsluiting, vormt een fundament voorde kwaliteit van bestaan en biedt kansen op zelfontplooiing.26

    22 SCP 2008, p.52, bevestigd door onderzoek van verschillende instellingen teweten SCP, het CentraalBureau voor de Statistiek, TNO en UWV Kenniscentrum, uitmondend in een rapport, M. Versant-voort en P. van Echtelt (red.), Belemmerd aan het werk. Trendrapportage ziekteverzuim, arbeidson-geschiktheid en arbeidsdeelname personen met gezondheidsbeperkingen, Den Haag: Sociaalen Cultureel Planbureau augustus 2012, p.75 (SCP 2012).

    23 SCP 2008, p.35.24 Richtlijn 2000/78/EG en Eurofound, Employment and disability: Back to work strategies, 2004, p.21:

    It is not difficult to grasp the implications of moving from being a productive worker to long-termabsence. Apart from the distressing experience of having developed an illness or disability, the alteredstatus of long-term absence brings with it reduced income, negative self-esteem and confidence, stigma(particularly in relation to mental health conditions), disengagement fromwork, and a loss of skills andknowledge within a job role or occupation. There are also exclusionary impacts on the persons family,particularly if there are dependents. On a broader scale, chronic illness and work disability haveimpacts on the community, colleagues in the workplace, and the wider society. Many of these can bedescribed in economic or financial terms, but there are also repercussions for quality of life and socialmarginalisation. Nationaal klinken soortgelijke overwegingen, Kamerstukken II 2010/11, 32 500,nr.2, p.9.

    25 Verslag van de Staatscommissie inzake onvolwaardige arbeidskrachten, Den Haag 1938, p.22.26 Sociale nota 1995, Kamerstukken II 1994/95, 23 902, nr.1-2, p.6 en p.69.

    1.1.3 Re-integratie van de zieke werknemer

    6

  • Bij arbeidsongeschiktheid kan ten derde gemakkelijk een beeld ontstaan van hetdefinitief buiten het arbeidsproces staan. Een werkloze is between jobs; een arbeids-ongeschikte is beyond a job. Zon beeld was in het recente verleden niet eens onwaar:een arbeidsongeschiktheidsuitkering werd in de loop van de jaren zeventig en tachtigniet langermeer gezien als een tijdelijke overbrugging opweg naar werk, maar als htmiddel om bestaanszekerheid te garanderen. De uitkering was het doel geworden vande sociale zekerheid en niet een middel om de lacune op te vullen als de werknemerniet zelf in zijn onderhoud kon voorzien. Sociale zekerheid was teveel een hangmatgeworden, in plaats van een trampoline.27 Zulk blijvend verlies van arbeidsinkomenkan leiden tot het verlies van immaterile zaken, als aanzien en eigenwaarde, dat opzijn beurt weer zelf gezondheidsschade kan veroorzaken. Snelle terugkeer kanvoorkomen dat dit soort effecten ontstaat.28 Het beeld van de afgeschreven arbeids-ongeschikte werknemer in zijn hangmat is daarbij niet alleen onjuist, maar kan ookstigmatiserend en demotiverend werken.29 Het gevoel van eigenwaarde van eenarbeidsongeschikte werknemer kan afnemen als niet wordt geprobeerd hem terugte brengen naar werk.30 Betrokkenen zelf zullen normaal gesproken ook aan de slagwillen. Voor hen zal het thuis zitten niet wenselijk aanvoelen; het geeft een gevoelvan doelloosheid en uitgeschakeld te zijn in de maatschappij.31

    De laatste reden voor re-integratie hangt samen met verplichtingen en verwach-tingen. Zo heeft een sollicitatieplicht het effect dat mensen gaan deelnemen op dearbeidsmarkt.32 Wensen van de werkgever of van de partner hebben invloed op hetmr gaan werken, terwijl sociale normen, rolpatronen en het eigen arbeidsethosnet zo goed bij dragen aan al dan niet (meer) gaan werken.33 Als bijvoorbeeld in deeigen sociale kring ziek vieren acceptabel wordt gevonden, gaat daar geen prikkeltot re-integratie van uit. Als aanpakken meer in de eigen mentaliteit zit verweven,dan is eerder een positieve houding tegenover snelle werkhervatting te verwachten.

    Het werknemersperspectief is daarmee gericht op het bereiken van twee positieveeffecten namelijk het in staat stellen zich te ontplooien en (in mindere mate) hetverwerven van meer inkomen. Tegelijk is het gericht op het voorkomen van tweenegatieve effecten, te weten het tegengaan van sociale uitsluiting en het voldoen

    27 H.K. Klamer, Inkomensbescherming en activering in: S. Klosse, Bevordering van arbeidsparticipatieofwel: Werk boven wig of wig boven werk? Over achtergronden, doelstelling en middelen tot bevor-dering van arbeidsparticipatie, Reeks Vereniging voor Arbeidsrecht nr. 22. Samsom H.D. TjeenkWillink: Alphen aan den Rijn 1995, p.77.

    28 S. Klosse, Bevordering van arbeidsparticipatie ofwel: Werk boven wig of wig boven werk? Overachtergronden, doelstelling en middelen tot bevordering van arbeidsparticipatie, Reeks Verenigingvoor Arbeidsrecht nr. 22, Samsom H.D. Tjeenk Willink: Alphen aan den Rijn 1995, p.9-21.

    29 Al geconstateerd in 1975 door de SER, SER-advies inzake de opneming van gehandicapten in hetarbeidsproces 1975-9, p.6, Kamerstukken II 2004/05, 30 034, nr.3, p.3-4.

    30 Kamerstukken II 2010/11, 32 500, nr.2, p. 9.31 SER-advies inzake de opneming van gehandicapten in het arbeidsproces 1975-9, p.6.32 SCP 2008 voor arbeidsongeschiktheid, maar het mechanisme wordt breder onderkend. Koning

    constateert bijvoorbeeld bij re-integratie vanwerklozen in de bijstand significante effecten van dedreiging met sancties, P. Koning, Beter een stok dan een wortel. Toeleiding naar werk in:J. Uitermark, A. Gielen en M. Ham, Wat werkt nu werkelijk? Politiek en praktijk van sociale inter-venties, Van Gennep: Amsterdam, 2012, p.105-120.

    33 SCP 2008, p.36-37.

    Inleiding, methodologie en vraagstelling 1.1.3

    7

  • aan verplichtingen of verwachtingen. Het SCP onderzocht in 2008 het werkne-mersperspectief. Aan arbeidsongeschikten is gevraagd of er behoefte bestaat aanre-integratie en zo ja, waarom.34 De behoefte is duidelijk aanwezig: 72% van degedeeltelijk arbeidsongeschikten wil (meer) betaald werk verrichten en zelfs 19%van de volledig arbeidsongeschikten wil aan de slag.35 Op de vraag waarom zij dan(meer) zouden willen werken, bleek dat bij arbeidsongeschikten elk van de viergenoemde redenen een rol speelde, maar dat het welbevinden het vaakst werdgenoemd (80%).36 Het belang van de werknemer bij re-integratie is daarmee vaneen theoretisch en feitelijk fundament voorzien.

    1.1.4 Werkgeversperspectief

    Ten slotte bestaat een werkgeversperspectief bij re-integratie: zowel rechtsecono-misch als verbintenisrechtelijk is re-integratie verstandig. Bovendien kan maatschap-pelijk verantwoord ondernemen daar om vragen.

    Om te beginnen de rechtseconomische component. De werkgever investeert enstreeft naar optimaal rendement van zijn werknemer. Niet werken bij arbeidsonge-schiktheid betekent geen rendement.37 Het onderbrengen van de werkzaamhedenvan de arbeidsongeschikte bij een vervangende collega kan bijkomend als effecthebben dat extra kostenmoetenworden gemaakt; denk aan een overwerkvergoedingof een verhoogde kans op uitval van die collega vanwege de toegenomen werkdruk.Arbeidsongeschiktheid leidt tot rendementsverlies n de noodzaak van extra investe-ring (in verzuimbegeleiding en vervanging). In de rechtseconomie wordt er vanuitgegaan dat in het recht tot uitdrukking komt dat men niet mr uitgeeft dan inde gegeven omstandigheden noodzakelijk is.38 Re-integratie van de arbeidsonge-schikte werknemer voorkomt of beperkt het verlies aan rendement dan wel denoodzaak voor extra investeringen of het maken van extra kosten. Daarmee geeftde werkgever niet meer uit dan noodzakelijk.

    Het werkgeversperspectief heeft ten tweede een verbintenisrechtelijke kant. Dearbeidsovereenkomst is een wederkerige overeenkomst: tegenover de verbinteniste werken staat de verbintenis tot het betalen van loon.39 De overeenkomst verplichtpartijen tot nakoming van hun respectievelijke verbintenissen. De arbeidsrechtelijke

    34 Het gaat om mensen tussen 15 en 65 jaar.35 57% van de gedeeltelijk arbeidsongeschikten wil werken (SCP 2008, p.45), 15% van de gedeeltelijk

    arbeidsongeschikten die werkt wil meer werken (SCP 2008, p.58). Een kanttekening daarbij is dathet SCP 2008-onderzoek zich richtte op WAO-ers en niet zozeer op werknemers in de eerste tweejaar van arbeidsongeschiktheid. Mijn veronderstelling is dat die echter geen wezenlijk andereantwoorden zouden geven.

    36 SCP 2008, p.49-51, waarbij het percentage arbeidsongeschikten en werklozen wordt samengevatals niet-werkenden.

    37 Maar ook geen kosten bij de regel geen werk, geen loon.38 A.M. Hol, Pleidooi voor een Jurisprudentia. Over recht en wetenschap, in: J.W.L. Broeksteeg en

    E.F. Stamhuis (red.), Rechtswetenschappelijk onderzoek. Over object en methode, Boom: Den Haag2003, p.17-18.

    39 Art. 7:610 BW.

    1.1.4 Re-integratie van de zieke werknemer

    8

  • hoofdregel geen arbeid, geen loon40 past binnen het stelsel van het verbintenissen-recht. Arbeidsongeschiktheid betekent dat de werknemer niet of niet volledig kanvoldoen aan zijn verplichting om te werken. Zijn presteren is voor de duur van dearbeidsongeschiktheid blijvend onmogelijk geworden zodat hij in verzuim is zonderdat ingebrekestelling is vereist.41 Een schuldenaar mag zijn prestatie opschorten alsde schuldeiser, door aan hem toe rekenen omstandigheden, niet voldoet aan eenverplichting van zijn kant.42 Systematisch zou dan logisch zijn dat de werkgever bijarbeidsongeschiktheid geen loon hoeft te betalen.43 Niettemin behoudt de werk-nemer tijdens arbeidsongeschiktheid op grond van de wet recht op een deel van zijnloon.44 Al vanaf de invoering van de Wet op de Arbeidsovereenkomst in 190745 heefthet recht op loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid bestaan, genspireerd dooronder meer Duitse wetgeving. Artikel 7A:1638c BW (oud) verplichtte de werkgeverom bij arbeidsongeschiktheid het loon gedurende betrekkelijk korte tijd door tebetalen.46 De rechtvaardiging daarvoor: Er bestaat alleszins reden, de verplichting,met uitbetaling van het loon voort te gaan, welke algemeen als eene zedelijke verplich-ting wordt erkend, als regel tot rechtsplicht te verheffen.47 Die zedelijke verplichtingwerd onder meer aangenomen wijzend op de situatie in Frankrijk, Duitsland enZwitserland, maar ook voor de toen in Nederland al geregelde gevallen van ambte-naren, dienstboden en schepelingen.48

    Het is een voorbeeld van de gedachte dat het arbeidsrecht moet ingrijpen omdatwerkgever en werknemer in ongelijke machtsposities tegenover elkaar staan. Hetarbeidsrecht is onderdeel van het burgerlijk recht zodat uitgangspunt is dat het dewerkgever vrij staat te contracteren met wie hij wil. Andersom bestaat die contracts-vrijheid uiteraard ook, maar in de regel is het aanbod van arbeid groter dan de vraag.49

    40 Art. 7:627 BW, geschrapt met ingang van 1 april 2016 als gevolg van de Wet Werk en Zekerheid.41 J.M. van Dunn, Verbintenissenrecht. Contractenrecht, Kluwer: Deventer 2004, deel 1, p.630. Onder

    blijvend onmogelijk wordt niet alleen verstaan algehele niet-nakoming maar ook ondeugdelijkenakoming, in de zin van niet-volledige nakoming.

    42 Art. 6:59 BW. Overmacht zou nog kunnen betekenen dat het niet werken niet aan de werknemer istoe te rekenen (art. 6:75 BW). De vraag is maar of arbeidsongeschiktheid van de werknemer is teomschrijven als abnormale en onvoorziene omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil vandegene die zich erop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen nietkonden worden vermeden.

    43 Tenminste als de arbeidsongeschiktheid buiten het werk om is ontstaan.44 Art. 7:629 lid 1 BW.45 Stb. 1907, 193, wet van 13 juli 1907, i.w.tr. 1 februari 1909.46 Het betrof hier semidwingend recht, zodat de loondoorbetalingsplicht bij schriftelijke overeen-

    komst of reglement was uit te sluiten. De betrekkelijk korte tijd gold bij gewone ziekten die in iedermensenleven zo nu en dan zouden voorkomen en die iemand gedurende enige dagen beletten zijngewone werk te doen, maar die gelukkig weer verdwijnen, zoodat men zijn taak weer hervatten kanWij stellen het geval dat de ziekte slechts enkele dagen duurt, zooals in elk menschenleven telkensvoorkomt, waarmede dan op n lijn wordt gesteld de eerste periode van een langere ziekte,A.E. Bles, De wet op de arbeidsovereenkomst, Belinfante: Den Haag 1907-1909 deel II, p.508-509.

    47 Bles II, p.444, zie over de rechtsgrond voor loondoorbetaling uitgebreider: B. Hoogendijk, Deloondoorbetalingsverplichting gedurende het eerste ziektejaar, (diss.) Gouda Quint: Rotterdam, 1999,p.22-23.

    48 Bles II, p.506-507, zie de verder bespreking hiervan in 5.4.49 RWI Arbeidsmarktanalyse 2010, p.38-65.

    Inleiding, methodologie en vraagstelling 1.1.4

    9

  • Een werknemer is voor het verwerven van zijn inkomen en dus voor zijn bestaans-zekerheid afhankelijk van de werkgever die hem in dienst neemt. Beggars cant bechoosers. Niet voor niets staat de arbeidsovereenkomst in het BW opgenomen inBoek 7, dat de bijzondere overeenkomsten regelt. Tot op de dag van vandaag wordtdaarom als centraal arbeidsrechtelijk beginsel de ongelijkheidscompensatiegenoemd: de wetgever komt de werknemer tegemoet in die afhankelijkheid, doorhem extra bescherming te bieden bovenop die van reguliere contractspartij. Debijzondere aard van de arbeidsovereenkomst brengt dan mee dat de werkgever tochzijn prestatie moet leveren: loon betalen.

    Als dat vanuit werkgeversperspectief het uitgangspunt is, dan zwenkt de verbinte-nisrechtelijke slinger weer terug in zijn richting, als hij de plicht om te werken zoveelmogelijk van de arbeidsongeschikte werknemer zou kunnen opeisen. Re-integratieleidt tot het reanimeren van de verbintenisrechtelijke prestatie om te werken en hetbeperken van de ongelijkheidscompensatie tot voor zover die nodig is. Re-integratiemaakt het bijzondere karakter van de arbeidsovereenkomst een stukje minderbijzonder en een beetje meer normaal verbintenisrechtelijk.50

    Vanuit werkgeversperspectief kan ten slotte nog worden gewezen op de eigenprincipile houding. Maatschappelijk verantwoord ondernemen kan betekenen dateen werkgever zichzelf erop heeft vastgelegd kansen te bieden aan zwakkere groe-pen op de arbeidsmarkt. Bij deze component gaat het niet zozeer om wat de wetverplicht, maar om wat wenselijk of sociaal wordt geacht of waartoe de levens-beschouwing uitnodigt. Het ziet in de regel meer op het aannemen van arbeidson-geschikte werknemers, dan op het in dienst houden van de eigen zieken. Van belangis wel dat deze inclusieve arbeidsorganisaties de arbeidsongeschikten zinvol ennormaal inzetten. Volgens het SCP: Voorkomen moet worden dat mensen uit kwetsbaregroepen aangenomen worden zonder een volwaardige arbeidservaring te bieden, bijvoor-beeld om aan quota te voldoen. Overigens ging het in de periode 2008-2010 maar omongeveer 8% van de werkgevers die bewust arbeidsongeschikte werknemers in dienstnam.51

    Tegenover goede bedoelingen staat dat werkgevers wellicht werk maken vanre-integratie omdat wetgeving, zoals de Wet gelijke behandeling op grond vanhandicap en chronische ziekte (Wgb h/cz), hen daartoe verplicht. Dit effect wordtwel betwijfeld.52

    Het waarom van re-integratie voor werkgevers kan worden samengevat met beper-king van de kosten, herstel van het juridisch evenwicht en/of goede bedoelingen.

    50 Zie echter voor nuancering 9.5.1 bij bescherming.51 SCP 2012, p.125-144.52 R. Prins, Rising disability benefits: In search of innovative polices in: Developments and trends

    supporting dynamic social security. Report World social security forum 29th ISSA general assembly2007, p.16.

    1.1.4 Re-integratie van de zieke werknemer

    10

  • 1.1.5 Arbeidsrelativisme: is werken wel zo belangrijk?

    Bij al die wierook voor de zegen van betaald werk past een kanttekening. De nadrukop arbeidsparticipatie en re-integratie wordt wel eens arbeidsfundamentalismegenoemd.53 Ergens las ik de spreuk mensen zijn niet ongeschikt voor arbeid, arbeidis ongeschikt voor mensen. In deze gedachtegang moet de arbeidsongeschikte menszelf de kern zijn en niet zijn vermogen met arbeid bij te dragen aan de maatschappij.Reguliere betaalde arbeid hoeft immers niet altijd het maatschappelijk waardevolstegebruik te zijn van het resterende arbeidsvermogen.

    Pieters neemt daar helder stelling in.54 Arbeid heeft een positieve zedelijke waarde.Het is van oudsher essentieel voor de persoonlijke menswording door zelfontplooi-ing. Ook voor de samenleving is het essentieel dat alle leden naar beste vermogenbijdragen tot de collectieve behoeftebevrediging. De diepere ethische betekenis vanarbeidsplicht wordt echter miskend door alleen naar financile aspecten te kijken.Het traditioneel arbeidsethos, waar de plicht tot werken centraal staat, lijkt volgenshem te worden verdrongen door een materialistisch arbeidsethos dat de plichtcentraal stelt om in eigen onderhoud te voorzien.

    Deze kijk op arbeid komt volgens Pieters naar voren bij het verschil inwaardering vanonbetaalde en betaalde arbeid: de eerste moet wijken voor de tweede, hoewel deeerste ook maatschappelijke waarde heeft.55 Pieters betreurt deze verschuiving:

    Immers, niet de waardigheid van elke persoon zich te realiseren en maatschappelijkeerkenning te vinden door zijn arbeid, wordt nagestreefd, maar slechts de economischezelfstandigheid van individuen. Met het weghalen van mensen van hun maatschappelijkuiterst waardevolle onbetaalde taken, als daar bijvoorbeeld zijn de opvoeding van kleinekinderen of de verzorging van een zwaar zieke huisgenoot, wordt de emancipatie van debetrokkenenniet gediend, de samenleving evenmin.

    De maatschappelijke waarde van onbetaald werk relativeert dus de tegenwoordigenadruk op betaalde arbeid. Daarnaast zijn er negatieve bijwerkingen van de nadrukop betaalde arbeid, stelt De Beer, juist bij arbeidsongeschiktheid.56 Zowel de werk-gever, de werknemer als de samenleving zouden bij werken voordelen hebben, alseen soort Haarlemmerolie. Voor de immaterile en intrinsieke voordelen van arbeidzijn wel aanwijzingen te vinden,57 maar De Beer wijst tegelijk op een paradox. Hetwelbevinden van arbeidsongeschikten wordt nauwelijks benvloed door de inko-mensachteruitgang bij ziekte. Als meer inkomen door werk niet zo heel belangrijk is,

    53 M. van Hasselt, Verbetering rentegratie en verhoging arbeidsparticipatie: volksverlakkerij?,17 maart 2008, http://basisinkomen.nl/wp/opinie/.

    54 D.C.H.M. Pieters, Aan het werkbeschouwingen over het arbeidsethos in het socialezekerheids-recht van vandaag en morgen, oratie 19 september 1986 in: F.M. Noordam (red.), SociaalrechtelijkeOraties 1977-1997, Kluwer: Deventer 1998, p.113-159.

    55 Ook De Beer wijst op de belangrijke invloed van vrijwilligerswerk op het gevoel van welbevinden,p.27.

    56 De Beer, p.31-32.57 Zie ook het hiervoor besproken SCP 2008.

    Inleiding, methodologie en vraagstelling 1.1.5

    11

  • zou het aanvaarden van onbetaald werk gemakkelijker moeten zijn. Toch blijkt uitonderzoek dat onbetaald werk voor hen geen bevredigende vervanging is van betaaldwerk, terwijl dat wl zo is bij huisvrouwen of gepensioneerden.

    Hij zoekt de verklaring in de maatschappelijke waardering van verschillende vor-men van inactiviteit.58 Waar de vutter zijn vroegpensioen heeft verdiend, wordt in desamenleving het niet-regulier werken van een arbeidsongeschikte werknemer nau-welijks geaccepteerd. Ziekte overkomt je, verzuim is een keuze.59 De arbeidson-geschikte wordt er volgens De Beer op aangekeken als hij zich niet spiegelt aan dewerkenden en passief aan de kant blijft staan. De werkende laat zich door het werk(druk, druk, druk, ratrace) in beslag nemen, zodat ontspanning en zorgtaken er onderlijden. Stress en psychische klachten liggen als negatieve bijwerking op de loer. Dearbeidsongeschikte wordt tegelijk verweten geen bijdrage te leveren aan de welvaarten de verzorgingsstaat tot last te zijn; ook geen fraai verschijnsel. Zo lijkt de druk opmaximale arbeidsparticipatie te leiden naar versterking van een tweedeling in desamenleving. Hoe meer nadruk op regulier werk (gezondheidsgevaar voor werken-den), hoe pregnanter het verschil met niet-werkenden (verwijt van niet-meedoen).De nadruk op betaald werk levert dan maatschappelijk -in termen van socialesamenhang en gelijkheid- niets op.60 Wat Pieters en De Beer gemeen hebben is eenzeker arbeidsrelativisme: alleen maar kijken naar (meer) betaald werk is eenzijdig enkan ongewenste neveneffecten hebben. Hun gedachten zijn onverminderd actueel,gelet bijvoorbeeld op het pleidooi van FNV-voorzitter Heerts in december 2013 voorherwaardering van onbetaald werk en het voorkomen van tegenstellingen door denadruk op betaald werk.61

    De conclusie mag wat mij betreft niet zijn dat het streven naar verhogen van dearbeidsparticipatie in betaald werk wordt losgelaten. Mijn punt is vooral om duidelijkte maken dat in dit onderzoek de vooronderstelling wordt gedaan dat de nadruk opactivering van arbeidsvermogen door re-integratie positief is. Over die vooronder-stelling kan echter ook anders worden gedacht.

    1.2 Inzicht in ziekteverzuim

    Uit de hiervoor geschetste motieven en perspectieven volgt dat de aandacht voorre-integratie verklaarbaar is. Het leidt immers tot overwegend positieve effectenvoor alle belanghebbenden. Een voor de hand liggende vraag rijst dan hoe groothet probleem van arbeidsongeschiktheid eigenlijk is? Het antwoord: nog steedsbehoorlijk groot. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw was Nederland

    58 Inactiviteit in betaald werk. Mijn eerdere stelling dat niet-werken (in betaalde arbeid) niet altijdonwenselijk wordt gevonden gaat volgens De Beer dus op vanuit werknemersperspectief.

    59 S. Riepema, Ziekte of verzuim?, VKBanen.nl, 11 oktober 2011.60 De Beer, p.31-32.61 T. Heerts, http://www.socialevraagstukken.nl/site/2013/12/10/al-het-werk-is-zingevend-ook-het-

    vrijwillige/ geraadpleegd op 25 januari 2014.

    1.2 Re-integratie van de zieke werknemer

    12

  • wereldkampioen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.62 Tegenwoordig nemen wijinternationaal gezien een gunstiger positie in dan tien jaar geleden, hoewel hetziekteverzuim nog wel boven het Europese gemiddelde ligt. Ook de uitgaven aanarbeidsongeschiktheidsuitkeringen en het arbeidsongeschiktheidsvolume zijn deafgelopen jaren gedaald, maar binnen de EU nog steeds erg hoog.63 Een aantal cijfers.

    De Nederlandse potentile beroepsbevolking bestaat uit 11 miljoen mensen. Driemiljoen daarvan is om verschillende redenen niet actief op de arbeidsmarkt.64

    Ongeveer de helft van die niet-actieve mensen werkt niet (volledig) vanwege eenmedische belemmering bij het houden of krijgen van werk. Deze anderhalf miljoenmensen vormen ongeveer 13% van de beroepsbevolking.65 Het ziekteverzuimpercen-tage in Nederland was de afgelopen decennia wisselend maar is de laatste jarenstabiel.66

    Tabel 1 Ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen1962 1979 1990 1999 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013*

    ziekteverzuim (%) 6,0 10,0 6,8 5,3 4,8 4,5 4,2 4,1 4,0 4,2 4,3 4,0 3,9

    arbeidsongeschiktheidsuitkeringen (x 1000)

    WAO en WIA samen 871 918 700 660 636 619 606 592 582 568 561

    alleen WIA 19 38 59 83 110 138 162 183

    (bron: SCP 2012, p.12, 26 en 54 (bewerkt), Sociale nota 2001, CBS, Ministerie VWS, * WAO enWIAcijfers tot en met oktober 2013)

    Tabel 1 laat de ontwikkeling van het ziekteverzuimpercentage zien. Een verzuim-percentage van 4,2% (2010) betekent grofweg dat van alle mogelijk te werkenwerknemersuren er 4,2% niet is gewerkt vanwege ziekte, ongeval of een anderegezondheidsreden. Dit verzuim kost ongeveer 12,6 miljard per jaar, uitgaande van 300,5 miljard aan totale loonkosten in Nederland (2010). Een verzuim van 4,2%betekent gemiddeld negen dagen verzuim per jaar per werknemer. Het betekentook dat gemiddeld iedere dag meer dan 200.000 werknemers niet werken vanwegeziekte of een ongeval.67 Uit tabel 1 volgt verder dat het aantal arbeidsongeschikt-heidsuitkeringen na de eeuwwisseling gestaag aan het teruglopen is. Van de WIA-uitkeringen per 1 november 2013 (183.000) is 37,5% (50.000) een IVA-uitkering,dus vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. In deze categorie is

    62 In the 1980s and 1990s, the country was the world champion in disability benefit recipiency. OESO2008, p.34.

    63 SCP 2012, p.101-102; R. Euwals, D. van Vuren en B. terWeel,Werken in goede gezondheid, CBP PolicyBrief 2014/3 laat zien dat in de EU alleen Denemarken hogere uitgaven aan ziekte en arbeidson-geschiktheid heeft (publieke en verplichte private uitgaven). Nederland zit bovendien met 3,8%van het bbp een stuk hoger dan het OESO gemiddelde van 2,6%.

    64 SCP 2008, p.9. Het gaat om mensen tussen 15 en 65 jaar.65 SCP 2012, p.62 en 65.66 SCP 2012, p.12.67 SCP 2012, p.28, met de nodige (statistische) voorbehouden en kanttekeningen. Niet meegenomen

    zijn kosten voor verzuimbegeleiding, vervanging van zieke arbeidskrachten en schade door niettijdig geleverde producten en diensten. Uiteraard is een ziekteverzuimpercentage van 0% niet tehalen.

    Inleiding, methodologie en vraagstelling 1.2

    13

  • weinig re-integratie te verwachten. De OESO en het SCP hebben geconstateerd datde arbeidsdeelname van arbeidsongeschikten relatief laag is, terwijl de algehelearbeidsparticipatie van Nederland tot de hoogste behoort van Europa.68 Dat kanbetekenen that people with disability are more vulnerable on the labour market intimes of a weakening economy, an effect that may be increased by the remarkablefinancial responsibility employers have for their employees.69

    Naast de hoogte van het ziekteverzuimpercentage en het aantal arbeidsongeschikt-heidsuitkeringen is interessant te kijken naar de invloed van verschillende oorza-ken van arbeidsongeschiktheid. Om te beginnen zegt de oorzaak alleen, niets overde invloed daarvan op de arbeidsongeschiktheidscijfers. Griep of verkoudheid is met41% de meest genoemde oorzaak van ziekteverzuim. Maar omdat dit verzuim bijnasteeds van korte duur is, blijft het effect op de verzuimcijfers relatief beperkt. Omde invloed te kunnen vaststellen moet daarom het aantal ziekmeldingen uit eenbepaalde oorzaak worden vermenigvuldigd met het totaal verzuimde dagen vanwe-ge die oorzaak. Voor de uitkomst wordt de term verzuimvolume gebruikt.70 Boven-aan de ranglijst van verzuimvolume staan klachten aan het bewegingsapparaat(37%) en psychische klachten (17%). Dit betreft uitval dat relatief niet vaak voorkomt,maar wel een gemiddeld lange duur heeft.71 De invloed van deze twee redenen op dearbeidsongeschiktheidscijfers is dus het grootst. Ik zal nog uitgebreider besprekendat de reden bij ziekteverzuim juridisch op zich niet relevant is, omdat in Nederlandis gekozen voor een zogeheten risque social. Niettemin zegt de oorzaak van uitval bijziekte iets over de mate waarin de werkgever invloed kan uitoefenen op het ontstaandaarvan. Waar ontstaan de klachten? Naar de beleving van de werknemers is er bijziekteverzuim maar zeer beperkt een relatie met het werk.

    Tabel 2 Werknemers die hun verzuim hoofdzakelijk of gedeeltelijk werkgebondenachten

    2005 2010

    ja 25% 23%

    nee 70% 72%

    weet niet 5% 5%

    68 SCP 2012, p.101-102.69 OESO 2008, p.35, die eraan toevoegt dat voor dat laatste effect geen onderzoek beschikbaar was.70 Frequentie van ziekmelding vanwege een verzuimreden x aantal verzuimde dagen vanwege die

    reden = verzuimvolume vanwege die reden.71 Het aandeel psychische arbeidsongeschiktheid daalt wel, SCP 2012, p.37-39.

    1.2 Re-integratie van de zieke werknemer

    14

  • Verzuimvolume: deel van aantal verzuimdagen veroorzaakt door werkgebondenverzuim

    2005 2010

    50% 43%

    (bron: SCP 2012, p.37-41 bewerkt)72

    Uit tabel 2 blijkt dat het aantal en de omvang van het werkgebonden verzuim in deperiode 2005-2010 aanmerkelijk is teruggelopen. Tegenwoordig wordt bijna driekwartvan het aantal ziekmeldingen niet werkgebonden geacht. Minder dan de helft van hetverzuimvolume is toe te schrijven aan het werk.73 De Gezondheidsraad rapporteerde in2005 dat 40% van de instroom in de WAO arbeidsgebonden werd geacht.74

    Samenvattend kan worden gezegd dat het verzuimpercentage al een aantal jaren opof net boven 4% zit. Het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen is aan het dalen.Het lijkt er daarbij op dat het ziekteverzuim voor het grootste deel ontstaat buiten deinvloedssfeer van de werkgever.

    1.3 Invloed van de Europese Unie

    Bij het macroperspectief voor re-integratie is gewezen op de invloed van de EU,omdat de aandacht voor aanpak van arbeidsongeschiktheid uiteraard niet exclusiefNederlands is. Op een top in Lissabon in 2000 werd voor de Europese economie dedoelstelling geformuleerd in 2010 de meest concurrerende en dynamische kennise-conomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei metmeer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Lidstaten moesten zichrichten op drie doelstellingen te weten volledige werkgelegenheid, verbetering vande kwaliteit n productiviteit van de arbeid en versterking van de sociale cohesie.Hulpmiddel daarbij moet de al eerder genoemde notie van flexicurity zijn, gerichtop het flexibeler maken van arbeid, de arbeidsorganisatie en arbeidsrelaties entegelijkertijd aan het verschaffen van meer zekerheid aan werknemers (met namemet een zwakke arbeidsmarktpositie).75 Deze Lissabon-strategie is in aangescherp-te vorm voortgezet met de zogeheten Europa 2020-strategie. Aandacht voor ziekewerknemers is daar onderdeel van, omdat arbeidsongeschiktheid in Europa eenbelangrijk probleem vormt.

    De Europese Commissie stelde in 2010 namelijk vast dat n op de zes EU-burgerste maken heeft met enige vorm van beperking. In totaal gaat het om 80 miljoen

    72 Voorbehoud is dat het gaat om door werknemers ervaren oorzaken.73 In lijn met bevindingen van Eurofound 2004, p.5: over 50% of those who reported a long-standing

    health problem or disability indicated that it was as a result of non-work related diseases.74 Gezondheidsraad, Beoordelen, behandelen, begeleiden. Medisch handelen bij ziekteverzuim en arbeids-

    ongeschiktheid, 22 juli 2005, p.29. Hij constateert tegelijk een onderrapportage van beroepsziektenin Nederland.

    75 Zie uitgebreid hoofdstuk 4.

    Inleiding, methodologie en vraagstelling 1.3

    15

  • burgers who are often prevented from taking part fully in society and the economy.76

    Uit eerder EU-onderzoek rond arbeidsongeschiktheid blijkt dat het aantal mensenmet een arbeidsongeschiktheidsuitkering groeit tot wel 10% van de beroepsbevol-king in bepaalde Lidstaten, terwijl in het algemeen de re-integratiesystemen nietadequaat zijn.77 In vrijwel alle EU-landen nemen mensen met een gezondheidsbe-perking minder vaak aan het arbeidsproces deel dan mensen zonder zon beper-king.78 Een vergelijking van een aantal cijfers tussen Nederland en Duitsland leverthet volgende op:

    Tabel 3 Vergelijking ziekteverzuimpercentage Nederland en Duitsland

    ziekteverzuim (%) 1962 1979 1990 1999 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

    Nederland 6,0 10,0 6,8 5,3 4,8 4,5 4,2 4,1 4,0 4,2 4,3 4,0 3,9

    Duitsland* 5,6 5,2 4,2 3,6 3,2 3,2 3,3 3,4 3,6 3,8 3,6 3,8

    * gelijkluidende cijfers van het Bundesministerium fr Gesundheit, de Bundeszentrale fr politischeBildung en het Statistisches Bundesamt: ziekteverzuim dat langer dan drie dagen duurt, gemetenonder verplicht verzekerden onder de Krankenversicherung

    79

    Tabel 4 Percentage van populatie tussen 20-64 jaar met arbeidsongeschiktheidsuit-kering

    1990 1995 2000 2005 2006 2007 2008

    Nederland 8,6 8,4 8,6 8,4 7,7 7,5 7,3

    Duitsland 4,2 4,5 4,5 4,4 4,4 3,9

    (bron: OESO 2010)

    De publieke en verplichte private uitgaven aan ziekte en arbeidsongeschiktheid zijndaarbij onverminderd hoog: voor Nederland 3,8% van het bbp, voor Duitsland 3,5%terwijl het OESO-gemiddelde 2,6% is.80

    Uit de cijfers blijkt nog niet van een succes van de Lissabonstrategie als het omarbeidsongeschikte werknemers gaat. De noodzaak voor re-integratie bij arbeidson-geschiktheid wordt door de EU niettemin expliciet onderkend: The social inclusionof people with a disability or illness is essential in order to achieve the objectives of the

    76 Europese Commissie, European Disability Strategy 2010-2020: A Renewed Commitment to a Barrier-Free Europe, SEC (2010) 1323 en 1324,15 november 2010, p.3. Disability is: those who have long-term physical, mental, intellectual or sensory impairments which in interaction with various barriersmay hinder their full and effective participation in society on an equal basis with others, p.3. De termomvat mr dan alleen arbeidsongeschikten en is tegelijk niet beperkt tot gehandicapten.

    77 Eurofound 2004, p. Volgens Eurofound heeft arbeidsongeschiktheid in bepaalde Lidstaten invloedop andere cijfers: bijvoorbeeld de hoge graad van werknemers in de EU dat vervroegd metpensioen gaat, zou in toenemende mate worden veroorzaakt door arbeidsongeschiktheid. DeOESO had eerder zon verband niet gevonden, OESO, Transforming Disability into Ability. Policies toPromote Work and Income Security for Disabled People, 2003, p.10.

    78 SCP 2012, p.101-102.79 Iets andere cijfers biedt Lepke: 2008: 3,7%, 2009: 3,9%, 2010: 4,0%, 2011: 4,2% A. Lepke, Kndiging

    bei Krankheit, Erich Schmidt: Berlin 2012, p.9 (Betriebskrankenkassen, Pflichtmitglieder mitEntgeltfortzahlungsansprche).

    80 CPB,Werken in goede gezondheid. Werkgeversprikkels verbeteren. Perverse effecten tegengaan, PolicyBrief, 2014/03, (CPB 2014), p.5.

    1.3 Re-integratie van de zieke werknemer

    16

  • Lisbon Summit and to promote a more inclusive society.81 Elke Lidstaat moet werkmaken van de combinatie re-integratie en flexicurity op basis van zijn verplichtin-gen uit het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), maar eenLidstaat mag dat wl doen op zijn eigen manier.82 Als die vrijheid bestaat, wordt vanbelang wat juridisch relevant is om re-integratie effectief vorm te geven.

    1.4 Juridisch relevante factoren bij re-integratie

    Bij een onderzoek naar de rechtsvorming rond re-integratie van zieke werknemers ishet verstandig tewetenwt er voor zorgt dat die re-integratie een succes kanworden.Als duidelijk is wat bijdraagt aan het slagen van re-integratie, is gegeven welkeelementen terug zouden moeten komen bij de juridische vormgeving van rechten enplichten.

    1.4.1 Driedeling

    Een eerste aanzet levert een onderzoek door de International Social Security Associa-tion (ISSA) naar o.a. Nederland en Duitsland.83 In dat onderzoek worden drieelementen genoemd die relevant zijn voor re-integratie bij zieke werknemers. Hetgaat om:a. interventies bij arbeidsongeschiktheidb. ontslagbescherming bij arbeidsongeschiktheidc. hoogte van inkomen bij arbeidsongeschiktheid

    a) Interventies: bij interventies gaat het om ingrepen gericht op re-integratie. Eenactieve aanpak van re-integratie is succesvoller dan passiviteit. Van veel inter-venties is de effectiviteit echter moeilijk aan te tonen. Waar flexibele toepassingplaatsvindt van re-integratie-instrumenten, zoals bijvoorbeeld aanpassing van dewerkplek en arbeidstherapeutisch werken, is de kans op succes het grootst. Verderleveren inspanningen, gericht op de terugkeer naar de eigen werkgever de besteresultaten op.84 De OESO meent dat bij de vormgeving van doelmatige interven-ties een paar elementen naar voren moeten komen: financile verantwoordelijkheid van werkgevers, re-integratieverplichtingen van werkgevers, de nadruk op de mogelijkheden van arbeidsongeschikten in plaats van hun

    beperkingen en de regelmatige herbeoordeling van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten.85

    81 Europese Commissie 2010, p.3.82 Zie uitgebreid 3.6 over OMC.83 F.S. Bloch en R. Prins (red.),Who Returns to Work and Why? A Six-Country Study on Work Incapacity

    en Reintegration, Transaction Publishers: New Brunswick New Jersey, 2001. Onderzocht werdenNederland, Duitsland, Denemarken, Zweden, Isral en de Verenigde Staten.

    84 Naast Bloch/Prins ook bevestigd door SER-Advies, Kabinetsvoornemens ZW, AAW en WAO, 95/05,p.185 en 211, SCP 2012, p.17-18 en Eurofound, p.93, anders: T.J. Veerman en M. Cav, Rentegra-tieprocessen bij oude en nieuwe werkgevers, SMA 1994, p.79.

    85 Aldus weergegeven door het SCP 2012, p.101-102.

    Inleiding, methodologie en vraagstelling 1.4.1

    17

  • b) Ontslagbescherming bij arbeidsongeschiktheid: of de re-integratie-inspanningenworden gericht op terugkeer naar de eigen werkgever of naar een andere werk-gever hangt samen met de mate van ontslagbescherming bij arbeidsongeschikt-heid. Hoge ontslagbescherming betekent het eerder richten op interne terugkeer;een lagere mate van ontslagbescherming betekent eerder ontslag en de noodzaaknieuwe werkgevers te bewegen tot re-integratie.

    c) Hoogte van inkomen bij arbeidsongeschiktheid: er is verband te leggen tussenontslagbescherming en de hoogte van het inkomen bij arbeidsongeschiktheid. Hetgaat er daarbij niet om wie dat inkomen verschaft, maar alleen over hoe hoog datinkomen is. In een systeem met hoge ontslagbescherming en uitgebreide inko-mensbescherming is re-integratie effectief, vooral bij de eigen werkgever, maartegen behoorlijke kosten. Een systeem met lage ontslagbescherming en lageinkomensbescherming levert ook succesvolle re-integratie op, vaak bij een nieuwewerkgever, waarbij re-integratie soms noodgedwongen plaats vindt. De werk-nemer moet wel, vanwege financile druk. Een lage ontslagbescherming en eenhoge inkomensbescherming levert een lagere kans om aan de slag te blijven bij deeigen werkgever en een geringe prikkel om bij een andere werkgever te gaanwerken. Zon systeem lijkt het minst effectief.86

    Schema 1 Combinaties en effecten

    Combinatie Effect

    Hoge ontslagbeschermingHoog inkomensniveau

    Hoge prikkel re-integratie eigen werkgever Hoge kosten

    Laag ontslagbeschermingLaag inkomensniveau

    Hoge prikkel re-integratie nieuwe werkgever Noodgedwongen

    Laag ontslagbeschermingHoog inkomensniveau

    Lage prikkel re-integratie eigen werkgever Lage prikkel re-integratie nieuwe werkgever

    De bevindingen van ISSA stroken met die van het SCP: Eerder onderzoek geeft aanwij-zingen dat landen met een genereuze inkomensbescherming en landen met weinig ver-plichtingen voor de werkgever relatief hoge verzuimpercentages hebben. Ook de mate vanontslagbescherming lijkt een belangrijke benvloedende factor te zijn voor de hoogte vanhet ziekteverzuim.87

    Ook ander onderzoek bevestigt dit verband.88 Dat toont aan dat verzuimgedrag vanwerknemers wordt bepaald door drie factoren: noodzaak, gelegenheid en behoefte.De noodzaak van verzuim ontstaat als de objectieve medische conditie (in jargon:

    86 T. Veerman en E. Palmer, Work Resumption and the Role of Interventions, in: Bloch/Prins 2001,p.250-255 en p.282.

    87 SCP 2012, p.94-95.88 Ph. De Jong en W. Velema, Nederland is niet ziek meer. Van WAO-debakel naar WIA-mirakel, APE/

    Astri 2010, p.10-11.

    1.4.1 Re-integratie van de zieke werknemer

    18

  • belastbaarheid) van werknemers dermate is verslechterd dat zij niet meer kunnenvoldoen aan de eisen die het werk aan hen stelt (belasting). De gelegenheid om teverzuimen is afhankelijk van de mate waarin een verzuimregeling de werknemermeer of minder vrijheid laat. De gelegenheid is groter als er bijvoorbeeld ontslagbe-scherming is bij ziekte, als de uitkering bij ziekte relatief hoog is en als er bij ziekte aanwerkgever en werknemer geen verplichtingen worden opgelegd om er wat aan tedoen. De behoefte van werknemers aan verzuimwordt bepaald door hunwaarderingvan arbeid in het algemeen en van hun eigenwerk in het bijzonder en daarnaast dooromstandigheden buiten het werk, die spanningen of zorgverplichtingenmet zichmeekunnen brengen.

    In een juridisch onderzoek naar rechtsvorming van re-integratie bij arbeidsonge-schiktheid moet vooral worden stilgestaan bij de interventies, maar is niet teontkomen aan aandacht voor ontslagbescherming n de hoogte van het inkomenbij arbeidsongeschiktheid. Daarbij lijkt een stelsel met hoge ontslagbescherming eneen hoog inkomensniveau bij arbeidsongeschiktheid de beste stimulans om deinterventies te richten op de effectiefste re-integratie, te weten bij de eigen werk-gever.89

    1.4.2 Succesvolle interventies

    Ik wil stil staan bij drie onderzoeken naar welke factoren tot succesvolle interventiesleiden.90 Die onderzoeken laten veel verschillende factoren zien, maar mijn aandachtgaat uit naar wat daadwerkelijk