pvv samenvatting

download pvv samenvatting

of 36

Transcript of pvv samenvatting

http://www.youtube.com/watch?v=BUgBJ1Ymu2w

Samenvatting Hoorcolleges 1. tragedie dealt met de moeilijkste dingen uit het leven als dood, verlies, onrecht en wanhoop. Werkt naar een crisis, en maakt onomkeerbaarheid door. Betekend niks als het geen emoties roert. Ritueel speciale gelegenheid (kans, conflict tussen teams, wil om te winnen, chorus, primitieve kunst, het ons-gevoel) - tribal gedrag - drama element (drama is conflict) Dithyramb griekse tragedie komt voort uit eerbetuiging aan Dionysos, god van agricultuur. Gevoel van behoren tot een stad of dorp in plaats van een land. (middeleeuwen) Middeleeuwse kerk was een theater letterlijk en figuurlijk. De mis had dramatische elementen (conflict, dialoog, beweging met mime) Gedeelde ervaring tussen performer en publiek. Tragedie - de mensheids verlies van onschuld en, romantiek (de verlossing van de mensheid door Jesus). Goddelijke Komedie de wederopstandng van Jesus. Catharsis de zonden worden weggespoeld (verlies van stress en emotie) Dialoog vers en reactie, koor verdeeld in semi-koren. Mimiek suggestie van dans in de priesters bewegingen. Zonder de legende werd het ritueel nonsense. Moraliteits spel Middeleeuws, religieus, moraliserend, tussen de 5 en 8 karakters, plot onbelangrijk maar wel pathetisch. Motief Een deel van het plot dat niet opgedeeld kan worden, functioneel voor het narratief. Passie spel Middeleeuws die de passie van christus nadoen in mystery plays, duurt meerdere dagen, 100den acteurs, meerdere dagen en zeer spectaculair. Miracle spel Middeleeuws, een narratief en dramatisch verhaal van het leven van een heilige Mysterie spel Middeleeuwse gedramatiseerde episode uit de bijbel en de levens van heiligen gespeeld op religieuze dagen door amateurs. Duurt meerdere dagen, heeft een narrator, acteurs uit groepen. 2. Elisabethaans theater betekende het eind van religieuze spelen (kerkleiders waren tegen religieuze spelen omdat deze immoraliteiten promoten). Politiek dacht dat theater rebellie en rellen aanwakkerde (klopt niet) en dat op economisch gebied theater werkende mensen van hun werk weg hield (klopt wel). Publiek bestond uit meerdere sociale klassen, bijna iedereen kon het betalen, ook vrouwen waren welkom (puriteinen vonden dit obsceen). Men leerde bij het theater wat er in het buitenland aan de gang was. Er was het geloof dat theater mensen benvloedde op een blijvende manier. De wereld als een toneel, leven als een optreden.

Het Elisabethaanse tijdperk was een transitie, fundamentele concepten van de mensheid de wereld en het universum (zoals de great chain of being) bleven intact maar onzekerheid stak de kop op en crisissen braken uit. Veranderingen in Elisabethaanse samenleving: - grotere sociale mobiliteit, je klasse was niet meer per definitie bepaald door je geboorte maar op je eigen mogelijkheden. - de reformatie maakte dat men niet meer geloofde in salvation . - de confrontatie tussen schijn en werkelijkheid zorgde voor bewustzijn van de mens van de relativiteit van hun perceptie. - de Engelsman ging aan zijn identiteit twijfelen door al deze dingen: theater was voor hem de ideale manier om op zoek te gaan naar z n identiteit. Het theater bezoeken kon een rite de passage worden, de stad verlaten (uit het leven treden), het theater zelf is een transitie (experimenteren met nieuwe identiteiten), en incorporatie (de terugkeer in de maatschappij). De dood van een held leidt tot re-integratie in de maatschappij (bij een komedie het huwelijk) Eind 16de eeuw waren historische dramas populair. Volgens Shakespeare had de koning twee bodies: - Politiek, schoof door naar de next in line van de Royal family. - Natuurlijk, gaf hem de eigenschappen om te kunnen heersen. Koning Richard speelde zelf veel rollen om de creatie van zichzelf te realiseren: de slechterik. 3. Barok & Classicisme: manifesteerden zich gelijktijdig, maar niet overal op dezelfde plek. Vorm formele kenmerken van een literair werk. Vorm heeft evenveel betekenis (inhoud) als wat gezegd of afgebeeld wordt. Affect gaat om de relatie tussen subject (toeschouwer) en object (kunst), laat je emotioneel niet los, meestal positieve connotatie. Barok (fascinatie), Classicisme (betrokkenheid). Barokke kunst werkt dwingend en doet emotioneel wat met je of je wil of niet. (vandaar fascinatie). Om deze reden ook vaak een paradox in barokke kunst. Dromen: ofwel een voorspelling ofwel een allegorie. Het leven is geen schouwspel met begin midden en eind, dat is meer naar het classicisme. In de wereld die een illusie is (toneel) is geen duidelijke scheiding tussen goed en kwaad. In het classicisme is decorum (niet netjes om geweld uit te beelden) belangrijk. Het is een afkeer van politieke en sociaal-culturele wanorde. Hangt niet samen met redelijkheid en rationaliteit. Classicisme is prescriptief, aan regels gebonden: - eenheid van tijd plaats en handeling. Vraisemblance waarschijnlijkheid weergeven. Doel is het publiek tot een oordeel te brengen. Peripeteia plotselinge omslag, een relatief plotselinge verandering van toestand. Betrokkenheid geeft aan dat je betrokken bent, maar impliceert ook een zekere afstand.

Overeenkomsten Barok en Classicisme: - hevige aandacht aan vorm - aandacht voor kunst in relatie tot publiek Academie Francaise eerste nationale institutionalisering van literatuur, past in de barok, niet publiek toegankelijk, publiek kan zich vergapen, is niet betrokken. Discussie tussen de anciens en modernes twistpunten: - hebben kunstenaars uit de oudheid een voorbeeld voor westerse cultuur geschapen? - is het aan smaak of aan geschoolde elite om kunst te beoordelen? Door tijdschriften etc. werd hierover een publieke opinie gevormd. Rooms-katholieke kerk gaat orde op zaken stellen contra-reformatie. Religieuze en politiek-culturele tweedeling in Europa zet zich na de kolonisatie door in de twee amerikas. Esthetiek concentratie op de vorm, emotionele verwikkeling, artistiek oordeel, vorm en affect staan centraal alsmede de verwikkeling met en het oordeel over kunst. 3 soorten van kennis: - morele (subjectief, startpunt menselijke object) - wetenschappelijke (startpunt individuele aspect) - esthetische (volgens de schoonheidsnormen verantwoord) Kunst heeft geen nuttige functie, je kan het belangeloos beoordelen. Semantiek betekenisvolle inhoud toevoegen aan iets. Voor zowel barok als classicisme is identificatie (proces van inleven, samenvallen en afstand houden) belangrijk. Identificatie proces van illusie waarbij de spectator in de huid kruipt van de acteur, identificeren met personages. Theatrum Mundi de wereld als een toneelstuk, mens als acteur (later werd ensceneren belangrijk). Als een acteur echt vol van emotie is in zijn stuk, hoe kan hij het dan twee keer doen? (diderot) Diderot vind goed acteerwerk daarom onnatuurlijk bijna monsterlijk. 4. Immersie Immersie: onderdompeling. Het woord wordt gebruikt om het effect te beschrijven dat je als toeschouwer als het ware opgenomen wordt in de verbeelde wereld. Dat je er niet van buitenaf naar zit te kijken maar je er in bevindt. Dat kan bereikt worden door de toeschouwer letterlijk helemaal te omgeven, of figuurlijk door de toeschouwer het gevoel te geven helemaal door het werk omgeven te worden. Dubbelzinnigeid: aan de ene kant zijn we erbij als we een film kijken, aan de andere kant zijn we niet dichtbij genoeg. Close-up maakt de illusie kapot, laat oneffenheden zien. Niet toevallig dat het geprivilegieerde genre van IMAX documentaire is, feiten boven fictie. Tussen 1850 en 1970 politieke economische en culturele veranderingen die het theaterleven veranderde: - expansie van kapitalisme - industrile revolutie

- WW1 - Russische revolutie - WW2, Holocaust - Nucleaire wapens - Nieuwe naties die tot stand komen - Koude oorlog Langzamere veranderingen: - betere technologien - betere transportatie mogelijkheden - staal, stoom en petroleum technologien - immigratie en emigratie - urbanisatie - opkomst telegraaf, fotografie, telefoon, film, radio en televisie. Zowel print als fotografie revolutionaliseerde de perceptie van werkelijkheid van mensen die er toegang tot hadden. Opeens maakte een foto van een monarch of keizer duidelijk dat hij ook gewoon een mens was. Door deze veranderingen werd het plotsklaps mogelijk om een ster te worden op internationaal niveau. De vierde muur een denkbeeldige muur alsof acteur zich onbewust was van publiek. Gesamstkunstwerk Wagners idee van immersie, alle kunstvormen samen in een. Wagner Festpielhaus theater waar hij zoal mensen in het donker zette, een Griekse setting realiseerde en surroundsound probeerde te creren, dit alles voor immersie. Het hoogste doel voor de mens is een artistiek doel, het hoogste artistieke doel is drama. 5. Realisme- een esthetische beweging tussen 1830 en 1880 ontstaan. Naturalisme gaat vaak niet over de grenzen van realisme omdat het gebonden is aan natuurwetten. Receptie de attitude en activiteit van spectators op een performance, twee soorten: - hoe is het genterpreteerd door een groep in een periode. - de mentale, intellectuele en emotionele reactie van de spectator. Representatie: - realisme - modernisme Een personage moet om realistisch te zijn: - uniek zijn en niet typisch (opmerkelijk) - dit maakt hem interessant (interesse) - een eigen leven hebben (autonoom) - karaktertrekken hebben (rondheid en niet een plat personage) - zich ontwikkelen aan de hand van ervaringen in het narratief (ontwikkeling) - alles wat ze doen moet een motivatie hebben (motivatie) - het moet lijken of ze buiten de tekst ook bestaan (discrete identiteit) Ze moeten ook bestaan in 1 tijd en ruimte (niet uitgerekt over 300 jaar en 3 continenten) Shakespeare maakte zich wel druk om psychologisch realisme maar niet om tijdschaal.

In de 1800 s kreeg naturalisme de bovenhand boven modernisme, in de 1900 s reageerde modernisten hierop. Naturalisten zagen zichzelf als documentaristen, als objectieve presenteerders van een deel van het leven, o.a. seks en armoede waar respectabel theater en literatuur geen plek voor had. Naturalisme had een didactische structuur die anti-bourgeois was. Naturalisme de wereld als die is Modernisme de tekst als die is. (modernistische teksten dragen uit dat ze teksten zijn in tegenstelling tot realistische teksten) Film heeft meer realisme kunnen creren dan andere kunstvormen. Neo-realisme: Filmen op locatie is realistisch behalve dat dit betekende dat de soundtrack later toegevoegd moest worden Neo-realisme zorgde voor een new wave, het kenmerk daarvan is dat ze realistischer is als de cinema die ze probeert voorbij te streven. Fly-on-the-wall techniek camera lijkt in een muur te zitten bijvoorbeeld. Soorten documentaires: - instrucioneel - educationeel - reizen - kunst - historisch - onderzoekend (reportage) - expressief - biografisch - observationeel - wildlife - drama-docu s gedramatiseerde documentaires (blijft wel een reprsentatie) - docu-dramas fictie gerepresenteerd alsware het een documentaire. Realistisch fictionele teksten proberen niet te laten zien wat gebeurd, maar wat had kunnen gebeuren. Voice-of-god narratie Observationeel: - indirect tot de kijker gesproken - synchroon geluid - lange takes - de camera volgt personages. - Diegetisch geluid Mensen voor de camera spelen automatisch een rol. Verboden tot wat gefilmd mag worden gaan realisme tegen. Nieuws moet: - een zekere magnitude hebben - duidelijk zijn - liefst dicht bij huis zijn - verrassend zijn

- liefst met bekende mensen - slecht nieuws zijn - human interest hebben - compositie hebben - op locatie geschoten zijn - het liefst met gezien beeld - in een klap gebeuren - van meerdere kanten benaderd worden - goeie bronnen hebben. Hij definieerde kunst door het min of meer accuraat reproduceren van het echte dus kunnen fotografie en virtuele realiteit gezien worden als ontwikkeling van kunst en niet als een verandering in stijl of medium. Realisme is een interpretatie van mimesis (nabootsen, theater verteld door na te doen). Een artiest kan proberen een accurate afbeelding van de realiteit te geven en de kijker of lezer kan het werk beoordelen op realisme of de maker dat nou bedoelde of niet. Er is dus een relatie tussen intentie en receptie tussen de artiest en het publiek. Plato (reflectie theorie) is bang dat als je iets te echt maakt je jezelf verliest in het kunstwerk, dat die realiteit jou realiteit wordt. Werkelijkheid als spiegel. Aristoteles (conventie theorie) vind dat het realisme van kunst meer intellectueel is dan materieel. Hij wil dat kunst waarschijnlijkheid en herkenbaarheid heeft. Het verschil tussen een realistische en onrealistische representatie ligt in onze familiariteit met de conventies die ieder werk gebruikt. 6. Overige begrippen: Story: verhaal van dat wat performatief verteld wordt in chronologische volgorde Plot: vorm en volgorde waarin aan ons de story verteld wordt, met als begin het point of attack. Focalisatie: de manier van hoe de kijkers blik wordt geleid door het plot. De Stof: datgene waaraan de story is ontleend. Bron van het materiaal dat gebruikt is voor het plot. Locus: gedefinieerde ruimte. Hier speelde toneel zich af, dit was bezet door hogere klassen. Platea: ongedefinieerde ruimte. Hier moest een setting verbeeld worden en hier stond de lagere klasse. Identiteit: In de middeleeuwen werd je identiteit bepaald door de kerk. Maar in de renaissance staat de mens centraal en heeft ze geen vaste plaats in de wereld. Er wordt letterlijk en figuurlijk gexperimenteerd met het lichaam van de mens (anatomie lessen). Renaissance: Wedergeboorte van de klassieke oudheid. Dit kwam door een aantal transformaties in de samenleving: verstedelijking, secularisatie, reformatie, opkomst wetenschap, ontdekkingsreizen, kolonisatie. In de middeleeuwen zat je vast in het sociale systeem, maar in de Renaissance kon je verplaatsen in de sociale ladder. Great chain of being (fisher): doel: orde en betekenis aan de schepping geven. In de Renaissance bestaat het idee dat god de wereld heeft gemaakt nog, vervaagt langzamerhand. Mensen gaan dan geloven in de evolutie theorie. De mens gaat dan op een nieuwe manier zijn plek bepalen.

Rite de passage: Een overgangsritueel. bestaat uit drie onderdelen: afscheiding, (naar theater gaan) transitie (theater bekijken), re-integratie.(terug in de samenleving gaan). Het is een opvoedingsritueel. Het theater liet je een nieuwe identiteit aannemen (opvoeden) door slechts een voorstelling te zien. Je veranderde als toeschouwer door naar het toneel te kijken. Address: aanspreken, richten, sturen. Hoe je als kijker/luisteraar aangesproken wordt door datgene wat getoond wordt. En hoe je wordt uitgenodigd op een bepaalde manier te kijken en te begrijpen. Het beschrijft vaak de relatie tussen dat wat uitgebeeld wordt en jij als toeschouwer. Barok: hoe verhoud vorm zich tot publiek: we hebben hier te maken met fascinatie. De nadruk wordt gelegd op de vorm, met het oog op een maximale sensitieve werking. Met een diepere doorleving van wat er aan ons wordt voorgesteld. Classicisme: Betrokkenheid. Deze vorm is rationeler dan Barok. Er moet een beoordeling komen van dat wat uitgebeeld wordt. De vorm is belangrijk met het oog op engagement. Hiermee kunnen we de voorstelling beter beoordelen. Affecten: effecten die bij Barok en Classicisme tot stand komen. (fascinatie en betrokkenheid). Het kunstwerk doet iets met je op een hele intense manier (fascinatie). Iets kan bij jou een bepaalde reactie leveren (betrokkenheid). Het geeft ook een vorm van kennis aan. Gesamtkunstwerk: Richard Wagner streefde naar Gesamtkunstwerk. Een kunstwerk waarin alle vormen van kunst samenkomen, en samen een geheel vormen. Er kan hiermee een presence ontstaan. Dat is precies waar Wagner op uit is. Hij wil een vorm van immersie bewerkstelligen door het publiek zichzelf te laten vergeten in de donkere ruimte. Zodat alle aandacht van het publiek op het toneel komt te liggen. Er zou geen afstand meer zijn tussen de theaterwereld en jouw wereld. Immersie: meegetrokken worden in dat wat performatief verteld wordt. Een gevoel van beleving krijgen door intense productie van beeld en geluid. Je wordt opgenomen in de verbeelde wereld. Presence: Een intense ervaring van hier en nu. Alsof het hier en nu dat verbeeld wordt, het hier en nu van jou zelf lijkt te zijn. Realisme: een manier van uitbeelden waarbij het uitgebeelde een hoog gehalte van de herkenbare werkelijkheid bevat. En het is ook een opvatting over wat werkelijkheid is, en hoe dit waarneembaar is. Vierde wand: in toneel/theater voorstelling: net doen of er helemaal geen publiek zit. De illusie alsof er een muur voor het podium staat. De acteurs blijven binnen de realiteit van het toneel. Method acting: inleven in je personage en inleven in het gevoel dat het personage heeft. Dit kon je doen door zelf je eigen gevoelens op te wekken. Bijvoorbeeld aan iets ergs te denken dat je zelf hebt meegemaakt en als acteur moest spelen dat je verdrietig was. Montage: hoe je met de vorm van vertelling het publiek uitnodigt om ergens in mee te gaan (kan bij film maar ook bij theater in de vorm van spotlights). Suture: Hoe er een plek voor jou als kijker ontstaat. Hoe krijg je het gevoel van een coherente wereld? Hoe wordt de wereld aan elkaar gehecht en hoe krijgt de toeschouwer hier een plek in? Jij wil als kijker heel graag weten wat er allemaal gebeurt buiten dat wat je kan zien in de camera, als die wens (het weten wat er gebeurt) vervult wordt, spreek je van suture.

Identificatie: Het belangrijkst van identificatie is dat de illusie wordt opgewekt waarbij de kijker zich voorstelt het karakter te zijn op het podium. Daarnaast is de identificatie van de acteur dat hij in de huid stapt van een rol. De illusie van het betreden van een ander personage via verschillende mechanismen waar altijd afstand bij behouden wordt. Dit veroorzaakt Katharsis door het uittreden van het lichaam. Er is altijd afstand nodig bij identificatie. Performativiteit: is het vermogen van verhalen, uitspraken, handelingen om zelf een bepaalde realiteit op te roepen, te produceren. Performativiteit verwijst naar het vermogen van uitspraken, handelingen etc. om niet alleen de realiteit te verbeelden maar ook zelf bij te dragen aan wat realiteit is, wat als realiteit wordt beschouwd. Erp Taalman Kip: Bokkenzag, griekse tragedisch Ontstaan en ontwikkeling In Athene had men het Dionysosfeest. Met tragedieopvoeringen kon men hier een prijs winnen. Volgens Aristoteles is deze dramavorm ontstaan uit de dithyrambe: een koorlied en -dans ter ere van Dionysos, de god van de wijn en extase. Het dithyrambe had een verhalend karakter en hoefde niet over Dionysos zelf te gaan. De leider van het koor maakte zich op een gegeven moment los en ging een individuele rol spelen. De zang en dans werd destijds uitgevoerd door satyrs: kluchtige, halfdierlijke volgelingen van Dionysos. Tragedie betekent dan ook eigenlijk bokkenzang. Er zijn verschillende theorien over deze term. De Griekse tragedie is een mengvorm van verschillende soorten pozie. Het dramatische element is al in hoge mate vertegenwoordigt in het Homerische epos. Dialoog speelde een belangrijke rol in de Ilias en ook in lyrische pozie was het niet ongebruikelijk dat personages sprekend werden opgevoerd. Met de tragedie werd de stap naar werkelijk drama gezet: er was geen verteller. Wat betreft de versvorm vond de tragedie ook aansluiting bij het bestaande. Het metrum van de gesproken verzen was te vinden in pozie van o.a. Archilochos, de metra van de liederen in de koorlyriek van o.a. Pindaros. Het stijlregister van de liederen was wel hoger, want het bevatte meer potische woorden. In de liederen was er soms ook sprake van kunsttaal. Het nieuwe drama, waarin de voorafgaande pozie als het ware samenvloeide, was bij uitstek een product van Atheense bodem. In de vroegste periode, waarin er naast het koor slechts n acteur optrad, bestonden de tragedies uitsluitend uit koorzangen en confrontaties van het koor met een personage. Geen van deze stukken is bewaard gebleven. Aristoteles claimt dat er door hem een tweede acteur bij kwam. Later kwam er een derde acteur, zoals in de stukken van Aischylos. Een stuk met drie acteurs kan wel meer dan drie rollen hebben. Er werd dan ook met dubbelrollen gewerkt. Er waren dan wel altijd maximaal drie acteurs op het toneel. Als er sprake was van n hoofdpersonage werd deze gespeeld door de dragende acteur, de protagonist. De opvoeringspraktijk De tragedieopvoeringen bleven gedurende de hele vijfde eeuw gebonden aan de Dionysosfeesten. Dionysia werden jaarlijks gevierd in maart-april. In de nacht voorafgaand aan dit feest werd er een beeld van Dionysos het theater ingebracht en werd het feest geopend met een enorme processie en het brengen van offers. Ook waren er niet-religieuze plechtigheden zoals het verlenen van eerbewijzen aan verdienstelijke burgers en vreemdelingen. Het feest duurde vijf dagen en er werden naast tragedies ook komedies opgevoerd en twintig dithyramben gezongen door mannen- en jongenskoren. Op de tweede, derde en vierde dag werd er steeds van n dichter drie tragedies en een satyrspel getoond. De drie deelnemende dichters werden in de zomer voorafgaand aan het feest geselecteerd. De dichters kregen allemaal een choreeg toegewezen die vijftien zangers selecteerde voor het koor en alle kosten droeg voor het koor. Als de dichter zelf niet speelt, kon hij beschikken over drie uit de staatskas betaalde acteurs. Zuivere dialoog overheerste in de tragedie. De dichters waren zowel regisseur als componist.

Er was sprake van een wedstrijd waarin de tragedies beoordeeld werden door tien juryleden. De drie deelnemende dichters kregen elk een honorarium en de winnaar werd bekranst met een klimop. De Dionysia was een feest voor de gehele gemeenschap; er bestond zelfs een fonds dat burgers die weinig geld hadden in staat stelde de voorstellingen bij te wonen. Ook vrouwen en slaven werden niet geweerd. Ieder jaar werden er nieuwe stukken gespeeld. Tijdens andere minder prestigieuze Dionysosfeesten dan de Dionysia werden er soms wel stukken herhaald. Vanaf 386 mochten vijfde-eeuwse tragedies ook op de grote Dionysia opnieuw worden gespeeld. Bovendien werden ze in de vierde eeuw opgevoerd in de hele Grieks-sprekende wereld. Het toneel In het aller-vroegste stadium vonden de opvoeringen in Athene plaats op de markt, maar al snel begon men met het aanleggen van een theaterruimte op de zuidhelling van de Akropolis. Deze ruimte is in de eeuwen daarna vergroot en verfraaid, maar het grondpatroon van het theater bleef steeds hetzelfde. In de orchestra verbleef het koor nadat het door de eisodoi was binnengekomen. Achter de orchestra, gezien vanuit het publiek, bevond zich de skn, een rechthoekig houten gebouw dat jaarlijks werd opgezet en weer afgebroken. De skn stelde het bouwwerk voor in de tragedie en diende ook als kleedkamer. De ruimte ervoor was het speelvlak voor de acteurs. (zie afbeelding p.22) Het is niet bekend welke optische illusies in de toneelruimte werden gecreerd. Er is een theorie dat via welke eisodoi men opkwam iets zegt over waar degene zogenaamd vandaan kwam. Bijvoorbeeld van rechts kwam men uit de stad, van links kwam hij niet uit het gebied waar het stuk zich afspeelde. Sommige stukken beginnen met een acteur die opkwam en bij sommige stukken stond de acteur er al. In het tweede geval is er sprake van een cancelled entry , het publiek begrijpt dat dit nog niet bij het stuk hoort. De spelers De acteurs droegen maskers, waardoor het gezicht groter van omvang werd en duidelijker werd geprofileerd. Emoties moesten uitgedrukt worden door de stem, houding en gebaren. Soms maakte het commentaar van anderen duidelijk wat het masker niet kon tonen. De toneelgewaden kon men snel aan- en uittrekken en verborgen dat mannen vrouwenrollen speelden. Technische hulpmiddelen en attributen Ondanks het feit dat de tragedies buiten waren, werd het optreden tussen binnen en buiten soms opgeheven doordat er een platform op wielen (ekkuklma) door de deur van de skn werd binnengereden. Het publiek begreep dan dat het tableau dat ze op het platform zagen datgene verbeelde dat binnen te zien was. Een god die ten tonele werd gevoerd met een machine noemt men de deus ex machina. Waarschijnlijk was de machine een soort hefboom, die achter de skn stond opgesteld en die de omhoog geheven acteur na een draaiende beweging op het dak kon zetten. De machine werd niet voor elk goddelijk optreden gebruikt. Rekwisieten konden een belangrijk emotionele rol spelen, zoals de purperen stoffen in Agamemnon. Poetica Aristoteles Definitie van tragedie: Een uitbeelding van: - een ernstige, gehele (begin, midden, eind) en volledige handeling met een zekere omvang, - in verfraaide taal (taal die ritme en melodie heeft) en de soorten apart (sommige gedeeltes in spreekverzen en andere op melodie), - bepaald door mensen die handelen en niet door middel van een vertelling, - die medelijden en angst opwekt. Kenmerken van een tragedie: 1. Gebruikt ritme, zang en spreekvers, maar afhankelijk van het gedeelte 2. Mensen-die-uitbeelden beelden handelende mensen uit en het is noodzakelijk dat deze goed of slecht zijn (deugen of niet deugen) 3. Bij tragedie bij voorkeur mensen uitbeelden die beter zijn dan de mensen zoals ze nu eenmaal zijn

4. Binnen 1 etmaal blijven 5. Iedere tragedie heeft een verwikkeling en een afwikkeling 6. Verwikkeling: de gebeurtenissen die buiten, en in vele gevallen ook degene die binnen de handeling vallen vanaf het begin van de geschiedenis tot en met het beginpunt van de verandering (peripetie) 7. Afwikkeling: beginpunt van verandering tot einde 8. Segmenten: - Proloog, gaat aan opkomst koor vooraf - Episode, ligt tussen verschillende koorliederen - Exodus, gehele deel waarna geen koorlied meer komt 9. Aandeel van het koor: - Parodos (tijdens binnenkomst) - Stasima (gezongen staande in de orchestra) - Soms: kommos (klaaglied koor+acteur(s))/door acteur gezongen liederen Veranderingen Tragedie ten opzichte van dithyrambe: 1. 2 / 3 acteurs i.p.v. 1, nadruk op dialoog 2. Plots aanvankelijk klein en stijl grotesk (groot), tragedie veranderde dit 3. Versmaat: jambische trimeter i.p.v. trochaische tetrameter 4. Toename in aantal bedrijven Criteria voor een goede tragedie volgens Aristoteles: a. Tragedie moet uit 6 elementen bestaan: Wat wordt uitgebeeld: 1. Plot samenstelling van gebeurtenissen (= het doel van de tragedie), belangrijkste middelen waarmee de tragedie de ziel meesleept zijn delen van de plot, nl. De peripetien en de herkenningen. De plot is het principe en a.h.w. de ziel van de tragedie, karakters komen op de tweede plaats 2. Karakters datgene waarnaar wij verwijzen wanneer wij bepaalde hoedanigheden toeschrijven aan hen die handelen (handelingen bepalen de karakters, i.p.v. anders om) 3. Denken alle denkvormen waarin de personages wanneer zij spreken iets bewijzen of een algemene bewering doen. Personages zijn in staat hun zaak te analyseren en voor hun standpunt en hun belangen te pleiten. Medium: 4. Taal samenstelling van verzen, communiceren door middel van woorden 5. Lied verfraaiing van de tragedie Wijze waarop wordt uitgebeeld: 6. Schouwspel moet fraai zijn, sleept de ziel mee, mits te maken met de dichtkunst. De visuele effecten (maskers, kostuums e.d.), niet de kundigheid van de dichters. b. De samenstelling van het handelingsverloop (plot): * Geheel handelingsverloop: o Begin: niet noodzakelijk dat het na iets anders komt, maar waarna wel iets moet volgen o Midden: Zowel na iets komt, als door iets gevolgd moet worden o Eind: natuurlijkerwijze zelf na iets anders komt, maar waarna niet noodzakelijk iets hoeft te volgen o niet willekeurig beginnen of eindigen * Geen willekeurige omvang, plot moet een lengte hebben die goed te onthouden is o Handvat om de goede omvang te bereiken: een omvang waarin het lukt door een natuurlijke/noodzakelijke opvolging van handelingen een omslag te bereiken in het lot van de held van geluk naar ongeluk. (=peripetie) * Als het plot over 1 persoon gaat, betekent dit niet dat het ook gelijk een eenheid is. Plot heeft 1 handeling als onderwerp, moet een geheel zijn: als je 1 deel weghaalt

zou het geheel zijn verband verliezen (alles wat niet noodzakelijk is weglaten). * Tragedie is uitbeelding van gebeurtenissen die angst en medelijden opwekken: effect is het grootst wanneer de gebeurtenissen onverwachts EN door elkaar veroorzaakt zijn (verbazing is groter als er samenhang is). * Herkenning (ommekeer van onwetendheid naar inzicht) en peripetie (ommekeer in het verloop van handelingen) moeten voortkomen uit de structuur van de plot * Als je het plot alleen al hoort moet je al medelijden krijgen/huiveren, niet alleen door het te zien * Leed moet worden berokkend binnen een verwantschap (bv. Moeder zoon) o Voorkeur voor: plegen van daad in onwetendheid en daarna tot herkenning komen c. Karakter: * Vanuit zijn spreken en handelen moet blijken dat het karakter goed is * Passende karakters (niet een vrouw die moedig is als een man) * Zichzelf gelijk blijven, personages moeten vanuit noodzakelijkheid of waarschijnlijkheid handelen * Overeenkomst vertonen met de mensen in het werkelijke leven d. Herkenning: het beste als deze voortvloeit uit de handeling zelf, wanneer het aangrijpende effect van de herkenning bereikt wordt door middel van waarschijnlijke gebeurtenissen (zoals in Oedipus) (op 1 na best is die van de redenering) e. Koor: opnemen als 1 van de acteurs, integrerend deel van het geheel en aandeel hebben in de handeling Eisenstein: Through theatre to Cinema 1920 Sovjets onontgonnen, grote mogelijkheden alles lag nog open 1923 1ste productie play: begin filmcarriere korte komische film Eerste teken van film : gebeurtenissen laten zien zonder veel verstoring, proberen de feitelijke echtheid van de fragmenten te laten zien. 1920 eisenstein bracht gebeurtenissen in het theater (film-element) in plaats van de reacties op gebeurtenissen (theater-element) Theater: - gevecht vond plaats backstage. toeschouwers toonden emoties daarop en reageerden op het toneel (stanislavsky methode) - publiek wordt geraakt door emotie die volgt op emotie,etc. Methoden:intonatie, bewegingen, mimiek Eisenstein liet gevecht in centre zien, levensecht. Methode: - realistische gevechten,hijgen, zweet, het horen van klappen op een lijf -Opzetten fictieve ring door decorstukken -Geen nep-gebaren maar echt (gebaar>acrobatiek>salto mortale) Stijl wordt steeds grotesker, expressie nieuwe stijl: echt-nep > acteertechniek } Te echt werkt niet in een film. Typage: filmen zonder veel te sturen/in te grijpen (zonder make-up) natuurlijke expressie en natuurlijk verloop Montage: twee scenes door elkaarheen plakken: 2 dialogen tegelijk Effect: meer uitgetekende karakters, tempohoger, meer mogelijkheid voor komische Situaties. Fragmenten door elkaar monteren geeft nieuwe kijk en woordspelingen. Een stuk scene wordt pas sterk (onvoorspelbaar) als het gemonteerd wordt tussen andere. Voorbeeld: Danton (duits drama) scene Camille veroordeeld tot guillotine. Danton rent naar Robespierre. Die veegt traan van zijn wang. Na terugvinden stukjes en nieuwe montage: Danton bespuugt Robespierre en die veegt spuug af...

Invloed: Franse comedie, danstenten, Chaplin, foxtrot&jazz Cross-montage: Flaubert. Verweven van verhaal verteller en gesprek tussen geliefden Ostrovsky: tempowisselingen, snelle decorwisselingen, tussenscenes. Toneel om publiek heen. - Amusante effecten - Murs Mobiles- neutraal geverfde schilden - Close-ups - Dubbel- en multiple exposure : superimposing images Man+gebouwen geeft:connectie tussen mens en milieu weer in n gecompliceerd beeld (film Strike) samengaan van thema s Verandering in meer dan cameratechniek: compositie en opbouw film geven het gevoel van ononderbroken eenheid tussen geheel en de omgeving die het geheel creeert. (Potemkin: plastic duikboot: door algemene structuur compositie, niet door trucjes of double-exposur of mechanische plaatsbepaling. In theater was vermengen publiek en mise-en scene en het uitbreiden van toneel door het gehele speelgebouw en publiek onmogelijk. The Sage: cameragebruik geometrisch correct. Montage werd te nadrukkelijk: close-ups, andere camerahoeken, hand die brief toont,te gedetailleerd. Oplossing: kaders met meer details, overgangsbeelden. i.p.v. angstvalling vasthouden aan mise-en scene. -mise-en-cadre geschetste compositie van kaders(SHOTS) die afhankelijk van elkaar zijn, in bepaalde montagevolgorde -mise-en-scene mensen en hun acties onderling Gas masks: theatrale achtergronden Theaterdecorstukken en requisiten tussen echte fabrieksspullen (!) Spel niet verenigbaar met geur in fabriek Scenes verdronken tussen de andere Resisseur Eisenstein brak zo met theatertraditionele dingen, dat hij de STORY vergat. Leek toen logisch. Films bevatten massale acties, in contrast tot individualisme. - niet de held was onderwerp film, maar menigten en massa s werden de held - daardoor miste verhaal diepte - individu moet binnen collectief maximaal ontwikkelen Fouten waren nodig voor verbeteringen! Story werd gezien als aanval op het individualisme (cinema was revolutionair!) DEZE WENDING IN DE RUSSISCHE CINEMATOGARFY HALFVERWEGE DE JAREN 30 TOT DE TERUGKEER VAN DE STORY IS HET HISTORISCH BELANG. Filmtechniek is opgebouwd uit: vertelkunst, techniek van filmen in kaders, montagetheorie, de waarde van de diepe wortels in tradities en werkmethoden in literatuur Nieuw concept geboren van filmtaal: het belichamen van filosofien en ideologien van het proletariaat Methode: verhaallijnen(story) Ideologische analyses (marx-lenin) Fase: Sociaal Realisme: monumentaal samengaan in de beelden van mensen in socialistische tijd Pavis-montage Term montage is van Eisenstein: dramaturgische vorm waarin tekst- of podiumreeksen vermengd zijn in een serie op zichzelf staande momenten.

Montage in film: reeds gefilmde reeksen shots, vroeger compleet in volgorde getoond,worden nu geknipt om de film zijn vorm te geven. Editing tfel: bewaakt verhaalstructuur en ritme in de film Montage in theater: verteltechniek; montage van populaire attracties(eisenstein 1929) als circus, theater,kermis) en vrije samenhang tussen zichtbare motieven( INTELLECTUELE MONTAGE) tijdens de botsing / het conflict tussen twee elkaar tegensprekende fragmenten Brecht: in plaats van n geheel met doorlopende actie wordt een natuurlijk werk geconstrueerd als een zich ontwikkelend lichaam Verhaallijn is opgedeeld in opzichzelfstaande units fragment om dramatische spanning .Je kunt niet vertrouwen op n fragment om de samenhang e bewerkstelligen. Knippen en tegenstellen worden de basis structuur voorschriften. Montagetypen: -discontinuiteit -syncopated rhytm -botsing -vervreemdend effect -fragmentarisch Montage = kunst van recyclen van oud materiaal. Maakt niets uit niets, maar organiseert verhalende vorm door goed knipwerk. Collage = het toen van beelden zonder een bepaalde richting in het verhaal. Voorbeelden dramatische montage: -ieder beeld vormt tableau. Scene gaat dus niet over in andere scene,maar vormt apart beeld (shakespeare. Brecht) -kroniek of levensloop van karakter getoond in verschillende staten van ontwikkeling -serie sketches of variet show of revue -documentaire. Alleen autentieke bronnen geselecteerd en georganiseerd tot stelling -every day theatre. Onderzoekt gemeenplaatsen en uitspraken van een bepaald milieu Film en theater beiden: gebruik van herhaling dat bedoeling verduidelijkt door contrast.(refrein, muziekthema, bepaald licht als ondersteuning) Montage van karakters: resultaat van momtage/ demontage/ aan elkaar plakken/ losmakenvan beelden Ligt eraan wat je beoogt. Door aanvullen/weglaten en in verhaallijn plaatsenwordt karakter getoont. Als gebaseerd is op improvisatie of brononderzoek (cirque de soleilcommedia dell arte) bestaat montage ook uit voorzichtige caractersamenstelling enspelreeksen. Montage van het toneel: set is opgebouwd door requisiten van buitenaf op de set te plaatsenen te verplaatsen. Puur als achtergrond: gewoon door volgende weer anders gebruikt. Francis Edwards: Ritual and Drama De geschiedenis van theater ligt in ritueel. Een ritueel neemt plaats bij een speciale gebeurtenis volgens een patroon dat door iedereen wordt goedgekeurd. Delen van een ritueel: -Kans conflict -> Kans op verlossing van zonden -Wil om iets te bereiken -> Verlossing -Koor -> Dialoog -Kunst -> Eeuwenoud gebruik -Groepsgevoel. -> Allemaal Christelijk Achtergrond: - Slechte arm der wet, afhankelijk van leenheer - Zelfvoorzienend in stad -> Groepsgevoel - Afhankelijk van Natuur, erg vatbaar voor rampen - Hulpeloos tegenover ernstige ziektes (de Pest)

- Geobsedeerd door idee van dood -> levenslust - Alleen kerk alfabeet - Kerk was houvast in het onzekere leven De kerk was het volk aan het bekeren tot Christendom -> Kerk was het credo. De Christelijke waarden waren gemengd met de heidense (natuurgeloof) praktijken -> afhankelijk van natuur. Het theater diende als educatief medium voor zowel heidense als Christelijke festivals. Middeleeuws theater heeft twee kenmerken: -Het beeld het verleden af (Schepping) -Het is afgebeeld volgens de Middeleeuwse cultuur. Kerkgebouwen waren goed te gebruiken als theaters. Middeleeuws theater komt daarom uit het ritueel van de mis. In de mis waren verscheidene rollen, choreografie, kostuums en een dialoog met het publiek. In die tijd werd het Bijbelverhaal klakkeloos aangenomen want:. - De kerk handelde met mirakels -> het was een mirakel dat je leefde - Conflict uit de Bijbel was conflict van het leven Mis bestond uit uitbeelding van: -Offerritueel -> Verlossing en restoratie van onschuld - Heilige mysterie -> Transsubstitutie, laatste avondmaal Alles in het Latijn. Theater in de mis: Tragedie: Uitbeelding van lijden van Christus Heilige Komedie: Opstand en verlossing van de mensheid Katharsis: KANS op weghalen van zonden Dialoog: Koorzang Mimiek: Beweging van de priesters Maar de mis is geen drama want: -geen plot -geen opname van een rol - Niet gericht op publiek Aanspraak tot publiek kwam langzaam. -Mis in Latijn dus niet begrepen -> Uitbeelding in kerk. - Meer vertaalde stukken -Mystre d Adam -> Groot deel van oude testament uitgebeeld, wat kerk niet altijd deed Vertaald en op speciaal toneel met vele podia in straten opgevoerd. Opgevoerd, gefinancierd door Gilden, duurde dagen. Theater in handen van gilden: -Gilden dicht contact met kerk -Kerk keurde het vunzige toneel af Soms nog in kerk want daar was muziek en geluid beter. Toneel op straat kon rondtrekken of stilstaan. Gilden hadden rondtrekkend toneel. Gilden moesten zelf wagen verzorgen en acteurs opleiden. Iedere klasse vond toneel leuk. Middeleeuwen had geen besef van de veranderlijkheid van tijd -> Alles in Middeleeuwse stijl Toneel hierdoor karikatuur van dagelijks leven en waarden. Plaats en tijd uit verleden in heden geplaatst. Uitbeelding gebaseerd op publiekelijke wens.

Wat wij nu als grap zien, was toen waarschuwing. Middeleeuws theater had universele aanspraak Middeleeuwen lijken simpel maar alleen zo in contrast. Middeleeuws theater had toch grote diversiteit en aanspraak op modern publiek. Goffmann: The presentation of the self in everyday life In order to understand how a person will behave or how to influence him one needs information. This information is sometimes given by the person, his habits and his traits. If ignorant of the identity of the individual, certain previous experiences, or involuntary traits can provide a better picture. To improve this picture with the individual s inner ideas, they need to express themselves so others can be impressed. Expressing can be done in two ways: -give information: Tell what you want them to hear, can be deceitful -Give off information: giving off symptoms that can mean something When people are together they will draw conclusions about each other as to form an opinion afterwards. This conclusion depends on the interpretation and amounts of information given. When meeting people, we give an impression of ourselves that is beneficial to our goals. This impression can influence the answers others give us. We try to give off information to create an image of ourselves that will serve us in situations to come. If the image we try to convey is accepted, we have effectively created a definition. When speaking we are conscious of one kind of communication. Expression we give of involuntarily can be noticed by others and can be used to check if our feelings match our words. If one is aware of this involuntary difference one can counter it and thereby keep up appearances. Even though we can hide some aspects, man is better in spotting dropping of appearances than keeping them up so the communicational asymmetry (speaking and appearing) is kept intact. When meeting people you project a definition of the situation, create an atmosphere. Other s participate in this projection. This projection can only be sustained if everyone hides their true opinion of the situation away and takes one that is agreeable to all. In a situation everyone must agree to speak at matters which matter to them and to avoid an all out conflict of projections (quarrel). Once this is achieved, communication occurs in a working consensus. Working consensus differs per situation (different rules and appearances). The initial information given will result in the first version of the situation (appearances and atmosphere). This situation will be adjusted as the communication continues. First impressions are important and must make sure that you are in charge of the situation. If the first impression and therefore the first projection is wrong or discredited it will fall apart and the participants will feel uncomfortable. The projection is a plan in which the cooperation will follow. There will inevitably be moral principles brought along. These moral principles can signify who someone claims to be and therefore the way he must be treated. In order to prevent our or other projections from falling we use countermeasures. Defensive practices are used to protect our own projections while protective practices or tact are used to protect someone else s projections. These disruptions of the projections can be used as jokes, games or anecdotes.Projections try to control the impression received by a situation (meeting). Interaction: mutual influence on someone s action in another s presence Performance: Activity to influence other actions When acting, one takes up the role of another being and conveys this idea. The actor can be fully convinced of the reality of his own character and thus convinces the audience of this, the sincere.

The actor can also not be convinced at all of the reality and therefore has no goal for the audience, the cynic, this man can receive pleasures from doing something he s not interested in to deceive others. Cynics don t always deceive for their own good: they might deceive for the happiness of other (white lies), the public makes them cynic instead of sincere. One may start as a cynic or sincere and gradually take up elements of the other (grow accustomed). Follow a cycle from Disbelief to belief- cynic to sincere, or other way around, or hop on hop off. Mixtures are also possible FRONTS Social Fronts are the expressive equipment with which the actor exerts influence on the audience during a performance. One front is setting, which remains put except for after the performance or in some cases (sacred kings). The social front is based on characteristics present in from a recognizable atmosphere (daily life) and can therefore apply to more situations. Social front is adapted to appeal to a number of people as large as possible. Personal fronts are all the attributes of the body and the accessories thereto, some remain constant (racial characteristics) some don t (facial expressions). Divided in two: -Appearance: That which tells of the social status and activity -Manner: Indication of what interaction role the character will play (personality) They are usually in coherence with each other but sometimes they don t (cross status, high hat of himself). Also setting should have some coherence with the manner and appearance. Fronts have to be selected, not constructed because most fronts apply to similar situations. This choice is not always ideal and can cause problems. Since the social fronts overlap, it is hardly possible to find a unique setting, manner and appearance.

DRAMATIC REALISATION Actors must show the audience that they believe what they are saying during their interaction. The actors have to dramatize their performance, bring it before people s eyes. To dramatize something, considerable amount of energy must be put in the enactment. De expression vs the action; one of the two will be acted out. Everyone that is specialized in one thing has a middle class habit. Everyone who is an allrounder has aristocratic habits, whatever their status, and they fill it with character, power and high rank. IDEALIZATION Routines are enacted in performances as to make it easier to pick a front and thus socialize the performance. This is one way to socialize. The other way is to present official social values and idealize them. The idealization comes from society where people want to move upward up the social ladder. In order to achieve this, one must take up the proper front also through the signs of wealth. Raise yourself up through performers. Sometimes social groups move down the social ladder as performers. (negroes, girls). Sales work by idealizing the status of the buyer. Beggars also idealize their condition. (negatively) In order to idealize something (himself), the individual must conceal the actual conditions or inconsistencies. The new conditions might be strangely satisfying, so acting them out will be a pleasure . -Performers might also be indulging in other benefits from the job, so in performance, the job conceals the beneficial effects. -Also before the performance, mistakes and flaws are corrected. -History of objects is concealed. -Hide all the dirty work -Sacrifice a momentary ideal to save the big picture. Conceal faults to preserve ideal -People hide their true motives and show ideal scenarios though merely function as a role. They try to be as natural in their role as possible (no education necessary)

Performers hide these things to idealize themselves but they also idealize their relation with the audience through presenting their actions as their prime concern (everyone has more faces, he only shows one). This calls for audience segregation, different audiences see different fronts. Also the relationship is idealized because of the omission of the routine and stressing of spontaneity. The spontaneity to the audience must be maintained by making it look that you only give it to the audience. MAINTENANCE AND EXPRESSION CONTROL The audience can accept minor gestures as information, but this information can be misinterpreted if the gesture was not supposed to have an effect. These gestures can distort the projection of reality because they differ from the initial idea. Performers can encounter these mishaps on three occasions: -Loss of body control: trip, burp, hit others -Loss of emotional control: Forget lines, stutter, laugh -Loss of setting coherence: Wrong setting, off Q In daily life, sign language can be very influential on the appearance and one must maintain the coherency in order to show no weakness to the opposition. These minor mishaps must therefore be interwoven in our life s daily course. In the socialization process of our natural self we must therefore maintain our character. This character can be fixed in our daily routine and become our own person. MISREPRESENTATION Audiences are able to discern fake from true, judged by involuntary signs given off by the performer. These signs can mislead the audience. The audience can judge performers by the status symbols he wears. Those who present a false front and thereby deceive the audience with their character will have to do a lot to keep this presence from falling. When we discover that the performer is a fraud and that what he represents is not his true self, the audience will look for more inconsistencies. If the imposter is very true to his persona then the moral criteria of the audience can be weakened. Impersonation is often done across classes. It generally invokes chagrin when someone impersonates a higher class when he is a lower class. In stories, heroes usually present themselves of lower class while villains take up higher classes. Misrepresentation is forgiven depending on the motives behind the misrepresentation. In concepts where there is no group collective and hierarchy, one can present himself as an expert and can only be partially discredited. The concept of misrepresentation can change overtime. At one point in time, something might be presented as wrong, but at another, it might be considered right. One can tell a barefaced lie, which can be discovered and lead to loss of face. Or one can tell a white lie, to save the face of the audience. Otherwise, people can use methods to influence the situation to their liking by bending the truth but not lying. (ambiguity, editing) Everyone has some secrets to misrepresent and these grow in number when the scope of the viewed work is increased. But if one of these misrepresentations is discovered, everything is looked at suspiciously. Since a performer has to follow so many roles and can be caught on minor gestures, even the activities he performs might be misrepresented and subject to scrutiny because of signals. Every performance is thus subject to disruption. And every audience is trying to find out in what way a performance can be misrepresented. Everyone, whether an imposter trying to convey a false image, or an honest performer trying to tell the truth, must keep up his appearance by preventing to show expressions that discredit his impression. MYSTIFICATION What is shown is a measure of how much contact is made. If less contact is made, the communication is mystified. If not enough is shown, the definition of the situation might be wrong, if not enough contact is made, the performance will not have effect. A position has to be

mystified to induce respect and obedience, familiarity will result in the revealing of faults. Some characters are not shown at all and therefore are the mystified incarnates. The social distance is also respected by the audience, who will watch in awe. This gives the performer room to create an impression which, on closer inspection, would crumble. The secrets the performer hides in the mystification can result in shame to him. So in the end, there is no mystery at all, but the audience shouldn t know this. REALITY AND CONTRIVANCE We regard real plays as reality acted out, while contrived plays are seen as created events.The definition of reality does not have to equal reality itself since daily life is often a contrived series of events. Thus contrived scenarios, acted out by sincere people, can be convincing. We use our own experiences and the experiences of others to us, to create our impression. Also in society, new professions rely on past experiences of other performances. This follows in the fact that instead of knowing exactly how to play a role, we fill in enough of the slots with proper emotions that the illusion is created. Our repertoire of experiences to show proper expressions is greater than most believe. In order to be a person, one needs the attributes and the proper mannerisms. Every role in society therefore must be acted out, not just worn. Huhtamo: Immersie Immersie laat je vanuit een ruimte verplaatsen naar een verlangens ruimte. Technologie speelt hier de connectie tussen maar is zelf ook een obscuur verlangbaar object. Immersie is het resultaat van ervaringen en onbewuste denkpatronen (dromen, angst, verlangen). Ook in films wordt via camerawerk getracht de kijker in de film te plaatsen. De zoektocht naar immersie is al heel lang gaande en is een cultureel motief. Maar het idee immersie is te vatten in algemeenheden als de zoektocht naar een wereld naast de onze en de zoektocht naar naturalisme. Immersie is historisch en geografisch gedifferentieerd, afhankelijk van denkpatroon van die tijd. Het verlangen om los te komen van ons lichaam en een andere wereld te betreden komt voort uit de notie dat realiteit gewoon te veel is. Door angst en schuld willen we ergens anders heen. De televisie moest hiervoor zorgen maar zorgde voor alleen maar nog meer schuld. Daarom begonnen de mensen in 1960 aan vrijwillige immersie door drugsgebruik. Door nieuwe technologien zoals grotere schermen en 3D werd immersie makkelijker. Ook Disneyland, een echt tastbaar universum van onze verlangens was belangrijk. (Location Based Entertainment, LBE) De immersie in film ging gepaard met het beeld van een individueel en weer voyeurisme dat nu een lichtelijk vermaak opleverde in plaats van schaamte. Toch blijft vaak een link met realiteit behouden. Elk audiovisueel apparaat is een apparatus , een apparaat dat ons iets moet leren. Maar ze heeft ook een idee van binnentreden en binnenhouden. Dit is belangrijk bij immersie. Er wordt gekeken naar automatisch en interactief. -Automatisch: Na aanzetten functioneert de machine geheel op zichzelf. -Interactief: Dekijker moet voortdurend handelen en de machine reageert hierop. Deze twee begrippen hebben in culturele setting vaak meerdere betekenissen, zoals actief en passief. Sommige denken dat door tv mensen passieve zombies worden. Terwijl anderen denken dat immersie zwaar interactief is en een uitbreiding van ons zenuwstelsel. Deze tweestrijd is beperkt in visie. Een menging van automatisch en interactief is de vluchtsimulator. Het is een menging van verschillende manieren van vermaak. De film is helemaal automatisch maar er is wel interactie tussen de verschillende machinerien. Dit wekt vragen op over het verplaatsen van ons lichaam naar een andere wereld terwijl we duidelijk in een vaste plaats zitten. Dit geldt ook voor andere attracties waar je in een machine komt te zitten die beweegt en waar je lol aan beleeft. De

immersie kon hier plaatsvinden door de andere taak die de machine had in het leven van de mens. Bv. Elektriciteit kan voor executie, medische doeleinden en vermaak worden gebruikt. Attracties zijn gebaseerd om de weggewerkte aspecten van productiemachines in het dagelijks leven. Dit geeft een bevrijdend gevoel. Films kwamen tegelijk op met attractieparken. In plaats van het echt deelnemen aan de activiteit werd zij nu virtueel getoond. Onder de omstandigheden van het cinematografisch dispositief had dit toch dezelfde impact. Deze impact werd uitgebuit in the phantom train. Dit was een film van een trein die vooruit reed zonder dat je de trein zag. Het publiek, in een donkere zaal, kon nu zien hoe zij zelf door het beeld heen reizen, het beeld in. Dit verviel toen de verhaalfilms kwamen, maar is duidelijk gericht op spektakel en nieuwsgierigheid. Het hoort daarom ook bij de cinema of attractions . Het is belangrijk, zoals bij de phantom train, dat de kijker centraal wordt gesteld. Dit zorgt voor betere suture en immersie in plaats van slechts identificatie met camera. De train ride komt de neer op: de op- en afbouw van macht van de kijker. Zij zit in de film, maar identificeert zich met een trein. De virtueel gecreerde wereld blijft altijd beperkt door de camera waardoor altijd identificatie en dus afstand ontstaat. Technologie zorgt dus voor een wisselwerking tussen het materile en immaterile. Technologie bevat het tegenwoordig allebei en wordt als echt aanschouwd. De beweging in films zoals de trein werden ook echter gemaakt door de setting van het publiek erbij te betrekken. Zoals een trein-publiekbak bij een treinfilm en vormgeving van wachtruimtes in parken. Deze tactieken verhullen de korte duur van de attractie zelf en maken de kijker al lekker voordat ze ook maar de attractie in stappen. De immersie hiervan is afhankelijk van vrijwillig ongeloof. In een vlucht simulator treedt de kijker uit zijn lichaam maar zijn lichaam wordt wel fysiek beroerd. De vraag naar interactie bleef door deze simulaties groeien. Dit zorgde voor fysieke simulaties, zoals de vliegsimulator. De overbrugging van de afstand tussen publiek door interactie lukte vroeger niet, en is nu ook nog niet voltooid. Toen computers verbeterd werden, veranderden vliegsimulators in echte trainingsapparaten. Maar interactie tussen een groep mensen en de interface bleef uit. Alleen schieten kan in groepsverband. Schieten zorgt voor een ander soort immersie, een noodzaak om mee te doen omdat je anders wrok bij je medemensen bezorgt. Voldoening hierbij komt uit het bereiken van iets en super concentratie in een gestreste wereld. Ook zorgt het voor haantjesgedrag om te winnen. De hoogste stap in man-machine relatie zal de personal simulator zijn. Een computer die alleen met 1 persoon interactief is. Realiteit wordt veranderd. In virtual reality is het nog erger. Hier wordt niet alleen de realiteit veranderd, maar ook de eigenschappen van ons lichaam. Hierbij ontstaat een bilocatie: ons lichaam is op twee plaatsen tegelijk ipv gescheiden van elkaar. Er ontstaat een nieuw soort gedrag als mensen in virtuele werelden aan elkaar verbonden worden. Een soort hive mind. Totale immersie in de televisie zou een interactief idee moeten zijn, vrij van economische, ideologische en technologische banden. J. Wallace: Cambridge introductoin to Tragedy Tragedies hadden een belangrijke rol in de klassieke Griekse cultuur. Tragedies werden opgevoerd op het feest van Dionysus. De Chorechos, een rijke burger, moest zorgen dat er toneelgespeeld kon worden door een koor van jongens op te leiden. Voordat de theaterstukken werden opgevoerd waren er processies, offers en andere feestelijkheden. De stukken waren van drie verschillende schrijvers die elk drie tragedies schreven en een satirisch stuk.Deze werden opgevoerd en aanschouwt als een wedstrijd. De jury hiervoor werd aan het begin van het festival

gekozen door loten. De jury had wel de laatste beslissing maar de klanken van het publiek was ook een belangrijk onderdeel. Daarom kwamen vaak de auteurs en acteurs reclame maken door zich te presenteren. Theater was verder alleen iets voor mannen. Deze waren verdeeld in tien politieke groepen en bleven ook zo verdeeld in het theater. Theater was dus eigenlijk een burgerlijk samenzijn. In Griekenland is een heleboel op wedstrijden gebaseerd zoals Olympische spelen. Vanuit deze mentaliteit hebben de Grieken een idee ontwikkeld waarin iedereen probeert het volledige uit zijn menselijkheid te halen. De klassieke helden waren dicht bij dit ultimatum, maar men moest opletten niet voorbij de onduidelijke grens te gaan. Dan was men schuldig aan Hubris , arrogantie en kwam men in schande. Hubris werd vaak door de Goden bestraft. De grens voor Hubris is onduidelijk. Zo kan je al Hubris plegen door te handelen tegen de regels van de stad of door zonder enige bescheidenheid te rouwen. The gods De goden in tragedies zijn niet noodzakelijk aanwezig. Goden kunnen blinken door hun aanwezigheid door het vele straffen, of door hun afwezigheid. In het nieuwe Athene waar intellectuele discussies en scepticisme steeds meer vragen gingen leggen bij orthodoxe ideen werd ook het bestaan van de Goden betwijfeld. Dit verklaart waarom de goden niet altijd aanwezig zijn, maar deze twijfel is vaak ook te zien in stukken. Zo zijn de Goden in Aesychlus stukken wel aanwezig en vaak in conflict om de krachten te kunnen omschrijven. Ook worden ze neergezet als een kracht op de achtergrond. Sophocles goden zijn ook aanwezig en bestraffen alles dat zij niet goed vinden. Als de Goden bestraffen, tasten zij de gezondheid van de mensen aan via Miasma (bevuiling). Mensen die Hubris plegen en aan een stad verbonden zijn, kunnen zo miasma over de stad uitroepen. Euripides gebruikt soms wel en soms niet goden. Door het weglaten van goden wordt een wereld gecreerd waarin er geen grenzen meer zijn want hubris wordt niet meer bestraft. Schaamte Schaamte in Griekse cultuur kan voorkomen als goederen die als eer aan jou gegeven waren, worden afgepakt zoals bij Achilles. Griekenland werkte via Ostracisme.: wanneer een meerderheid van de mensen vond dat een bepaalde man (vaak de heerser) te machtig werd, en dus waarschijnlijker hubris zou plegen en de stad zou verdoemen, stemden zij (via scherven) om hem te verbannen (tijdelijk). De kwaliteiten van mensen die hen groot maakten, werden tegelijk hun ondergang: Oedipus (normale kwaliteiten) heeft zijn logische verstand gebruikt om de sfinx te verslaan en koning te worden, maar door zijn wijsheid komt ook zijn verleden aan het licht wat hem te schande maakt. Oedipus schaamte gaat hem voort en tast zijn reputatie aan. Maar uiteindelijk waren zijn kwaliteiten wel grenzend aan het godenrijk en uiteindelijk komen zijn schaamte en waarde bij elkaar en sterft hij als een god. Ajax schaamte wordt door verschillende partijen anders opgevangen. Zo vinden de goden dat Ajax zich moet schamen omdat hij een slachtpartij wil aanrichten. Ajax schaamt zicht omdat hij niet is geslaagd de generalen te doden en schapen heeft vermoord. En het volk zegt hem schaam toe omdat hij generalen wou doden. De reactie hierop is hoongelach. Via Odysseus rede wordt uiteindelijk Ajax schaamte ook min of meer gekoppeld aan zijn waarde. Medea spreekt over een hypothetische schaamte, want er is nog niets gebeurd. Door haar daden komt ze echter nog meer in schaamte, maar haar daden hebben haar uit het menselijke gehaald en daarom is ze net als Oedipus waardevolle schamer.

City Griekenland zat tussen twee denkpatronen. Aan de ene kant geloofde men nog in goden, helden en waarden. Aan de andere kant kwam een maatschappij met wet, democratie en logica. De verwarring en mengelmoes van deze denkbeelden zijn terug te zien in het theater. Er is altijd een bepaald soort thema: passen in het stedelijk beeld. Hiervoor wordt het koor gebruikt. Het koor weerspiegelt het middenbeeld van de stad en zij laat ook merken via emoties welke begrippen goed en slecht zijn. Aan de andere kant is er de koorleider die als individu heel anders is dan het stedelijk beeld betaamt. Vaak wordt het koor gezien als een gulden middenweg van alles en de koorleider als een extreem. Maar soms stellen koren iets anders voor dan de bewoners van een stad en dit brengt de machteloosheid van het koor naar voren. Soms wordt ook een grote groep mensen, niet voorgesteld door het koor, opgeroepen als rechtvaardiging voor gebeurtenissen. De stad kan ook als metaforisch contrast fungeren. Place Tragedies nemen vaak in Thebe plaats, dat fungeert als een negatief model van Athene. Thebe had een monarchie terwijl Athene een democratie werd. Ook kon er zo naar monumenten in Athene worden verwezen. Hoewel de stukken vaak in Thebe spelen, worden er wel problemen en cultuur van Athene behandeld. Ook is de plaatsing vaak in overeenstemming met karakters van personages. Het midden van het toneel is de plaatsing van de belangrijkste gebeurtenissen. Het gebouwtje erachter was meer voor decor en duidelijk offstage gebeurtenissen.

Pity Hoewel theater een burgerlijk maatschappelijk samenzijn was, werden er geen zaken gedaan. In theaters werd medelijden opgewekt. Medelijden in de oude Griekse tijd betekende een Diepe droefheid over ons eigen voortbestaan en onzekerheid. Niet zozeer medelijden voor een ander. Als je zelf verzekerd ben van je veiligheid kan je medelijden voor iemand voelen. Dus de toeschouwers moesten zich veilig voelen wilden ze wat leren. Ook zou medelijden kunnen bestaan uit twee delen: Het passieve grieven (pathos) en de omstandigheden van de handeling (tyche). Een van deze twee moet volledig onder controle zijn om te voorkomen dat men zelf ook medelijden voelt (voor zichzelf dan). Als je medelijden voelt voor een ander moet je niet zelf ook ten onder gaan aan de omstandigheden. In Euripides, waar toch al zoveel weggelaten wordt (goden, bestuur), komt ook doelloos grieven voor. Vaak richtten mensen die doelloos grieven zich op het uiterlijk van het te begrieven voorwerp. Korsten: Lessen in literatuur Relatie tussen concepten affect en vorm en de stijlen barok en classicisme omdat 1. Beide periodes tegelijk opgekomen en hebben beide aandacht voor vorm door opvatting van kunstenaren. 2. Protestanten hadden bezwaar tegen beelden, Rooms- Katholieken juist niet: kunst speelt een belangrijke rol in emotionele gronding (reformatie- contrareformatie). 3. In nieuwe politieke constellaties is de vormtaal ideologisch en emotioneel geladen. In literatuur is er sprake van een stem , als een object. Metaforisch gebruik: de woordvoerder van de tekst. Het vermogen van een stem om mensen emotioneel te raken is afhankelijk van het technisch kunnen van die stem, haar formele verschijning. Affect houdt niet in dat het kunstwerk alleen een bepaalde emotie oproept (= effect). Bij affect gaat het om de relatie tussen subject en kunstwerk. De tekst laat je emotioneel niet los: doet

definitief iets met je (meestal iets positief). Geeft vaak ook een vorm van kennis aan (dus ook cognitie). Vorm dient in barok en classicisme om een relatie te bewerkstelligen tussen werk en publiek. Vorm staat in dienst van emotionele werking. Vorm duidt de formele kenmerken van een literair werk aan en heeft net zoveel betekenis als dat wat gezegd of uitgebeeld wordt. Barok Vorm en fascinatie - Barokke kunst werkt dwingend, doet emotioneel iets met je, of je dat nu wil of niet. In het begrip fascinatie zit een element ban dwang, iets onweerstaanbaars. - Paradox is vaak karakteristiek. Spanning tussen elementen die onverenigbaar met elkaar lijken en die tegelijkertijd werkzaam. - Ook vermenging van tegenstellingen. Structurele vermenging kan leiden tot fascinatie. - Afwijken van classicistische theorie: nieuwe concepten aanstippen/verkennen. Idee dat kunst mensen buitenproportioneel en op een onbenoembare manier raakt. Vaak droom en illusie/disillusie een grote rol/ Verbind realiteit met verbeelding. Classicisme Vorm en betrokkenheid - Kunst wil oordeel uitlokken en een discussie provoceren. - Regelgeving is belangrijk. Prescriptief: bepalen hoe kunstwerken moeten zijn en hoe ze moeten worden gemaakt. Ook hirarchie in genres. - Prescriptieve wet: eenheid van plaat, tijd en handeling (Aristoteles). - Vraisemblance (waarschijnlijkheid): auteur moet weergeven wat waarschijnlijk en waarachtig is. - Biensance (welvoeglijkheid, fatdoen, het betamelijke). Geen expliciet geweld op toneel. - Doel is helderheid, niet de strakke vorm, van een werk. Publiek mag wel ontroerd zijn, maar moet wel tot een oordeel komen. - Peripeteia: relatief plotselinge verandering van een toestand. Deze hoeft niet begrepen te worden, maar mensen moeten er wel betrokken bij zijn. Impliceert tevens een afstand. Vorming van een publiek Naast aandacht voor vorm is er ook aandacht voor de rol van kunst in relatie tot een publiek dat moet reflecteren op zijn positie en beleving. Zowel in barok als classicisme. - Nieuw soort zelfbewustzijn dat aan de basis staat van een naderend afscheid van het classicisme. - Nieuwe opvatting omtrent de status van het publiek. Potolsky Realisme helpt ons in het begrijpen van de theorie van mimesis (representatie).mRealisme komt voor uit traditionele opvattingen van Mimesis. Doordat Plato zei dat kunst de natuur moest representeren; door de realiteit in andere media weer te geven, is het Westen dit gaan doen. Manieren om dit te behalen worden steeds verbeterd. Andere culturen doen niet zo aan realisme. In die culturen is niet echt onderscheid gemaakt tussen kunst en realiteit doordat kunst gebruikt wordt in alledaagse rituelen. Zonder het onderscheid heeft het geen nut om het na te bootsen. Maar ook historie is belangrijk, realisme wordt niet altijd op dezelfde manier beschouwd of geaccepteerd. Soms willen mensen niet dat het rele wordt afgebeeld. (Middeleeuwen) Realisme is moeilijk te definiren door het woord real . Dit kan 3 dingen betekenen: 1. Het tegenovergestelde van nep of bedacht. 2. De waarheid die wij niet kunnen zien in ons dagelijks leven, onopgemerkt door conclusies 3. Het praktische in plaats van het onrealistische Realiteit is een flexibel idee, afhankelijk van de opvatting, deze verschilt per tijd. Realisme is een stroming en een concept, wat het ook moeilijk maakt te duiden. Verder kopieert een kunstenaar

de realiteit niet maar past zelf ook dingen aan en voegt dingen toe, als de aanpassingen maar echt lijken, is het nog steeds realisme. Alle criteria die aan realisme worden opgeworpen zijn niet definitief genoeg om realisme te verklaren. Wel moet gezegd worden dat door de flexibiliteit van realisme, bijvoorbeeld in Science Fiction, het irrele huiselijk of waarschijnlijk moet worden gemaakt om toch bij een realistisch beeld te blijven. De opvatting van realisme is afhankelijk van bedoeling en ontvangst. De bedoeling van de kunstenaar is misschien de realiteit weergeven op zijn manier, de ontvangst door een bepaald publiek kan dit anders inschatten. Hierdoor komt ook historische differentiatie. Plato omschrijft realisme via zijn kritiek op mimesis. Mimesis kan alleen aanspreken op de zintuigen en niet op het verstand. Als dat zo is, moet volgens Plato, kunst op zijn minst een spiegel van de wereld zijn. Plato is reflectief en materieel. Details zorgen voor een beter en vollediger beeld van de realiteit. Details weerspiegelen realiteit door hun nutteloosheid. Aristoteles was eerder intellectueel in plaats van materieel. Een kunstwerk is voor hem realistisch als het voldoet aan waarschijnlijkheid (herkenbaarheid). Het plot moet zo ingericht worden dat dit mogelijk zou zijn in het dagelijks leven. Aristoteles is conventioneel. Details zorgen voor relaties met een sociale wereld achter het detail, het zijn metonymien. Perspectief zorgde voor nieuwe theorien voor realisme in de schilderkunst zoals Alberti s idee: Dit idee is ook achterhaald want we kijken met twee ogen en de kijk conus is rond niet piramidevormig. Ruimte tussen objecten is niet realistisch, zelfs niet als zij gekleurd is. Andere mensen vinden weer dat geen enkele afbeelding realistisch is. Realisme wordt volgens hun voortgebracht door de opvattingen van een bepaalde tijd. Deze opvattingen hebben we zelf niet door waardoor we iets echt gaan vinden. Realism and sincerity In literatuur kan je moeilijk het natuurlijke uitbeelden. Daarom betekent realisme in literatuur: De waarheid vertellen. Kunst in deze zin stelt het rationele boven de schoonheid. Plato blijft bij zijn idee dat de realiteit weerspiegeld moet worden in het verhaal via stereotypes en de waarheid. Het reflectieve idee laat meer zien dan dat het weglaat. Elke emotie en reden wordt uitgelegd. Een meer Aristoteles achtig gedachtegoed zegt dat men niet direct de realiteit hoeft te kopiren maar dat men de realiteit kan uitbeelden aan de hand van fictionele relaties. Hiervoor worden vaak types gebruikt die wel een specifiek karakter zijn, maar alle kenmerken van een stereotype bij zich hebben. Aristoteles idee komt ook terug in het gedachtegoed van de naturalisten. In plaats van het representeren van de maatschappij door modellen wordt een chaos gecreerd die via een goede ordening toch de realiteit kan overbrengen. Een goede ordening en presentatie van fictieve gebeurtenissen zijn zo realistisch. Conventionele idee laat veel achtergronden weg om zo een diepere laag te geven aan de karakters. De Bijbelverhalen gingen vooral over het lichamelijk lijden van mensen en klassieke verhalen gingen vooral over belangrijke personen. Realisten in de 19e eeuw brachten dit samen en lieten een persoon uit elk mogelijke klasse een tragedie ondergaan. Dit zorgde voor een realistischer beeld. Realisme in de 19e eeuw toonde nog niet vertoonde inzichten op de geschiedenis en het alledaagse leven. Hoewel de waarheid afhankelijk is van de gedachte van de schrijver zorgt de goede bedoeling dat de waarheid behouden wordt. Realisme wordt opgewekt door de bedoelingen van auteur (objectief, eerlijk etc.), niet het werk zelf. Plato bekritiseerde kunst door het feit dat ze alleen illusies voort kon brengen en geen rationele patronen.

Anti-Realisme Het hoogtepunt van kunst is de representatie van de natuur. Anti-realisme ontstond toen de realiteit dermate lelijk werd dat mensen de representatie van de werkelijkheid niet meer aan kunst vonden. De kunst was voor schoonheid en het realisme zou dit vernietigen. Door de komst van fotografie is het vastleggen van realiteit stukken makkelijker. Dit beperkt de kansen van de schilderkunst. Doordat mensen veel fotografie zien, zullen ze het schoonheidsideaal met realiteit verbinden, en dit verslaat het idee van de kunst. Oscar Wilde vindt dat kunst wordt tegengehouden door realisme. Kunst moet het dagelijks leven pakken en dat mooi verpakken, dat kan niet met realisme. Goede kunst moet liegen. Een goede bedoeling bij de leugen zorgt voor en reel schoonheidsbeeld. Hierbij luistert hij naar Plato door de oneerlijkheid van kunst te stellen, maar past zijn eigen realisme toe. Andere anti realisten stellen dat realisme helpt om de status quo te behouden in politiek geladen klassestrijden. Barthes stelt dat realisme een zeer oneerlijk concept is, het is namelijk vanzelfsprekend. Het is namelijk niet opgebouwd uit weerspiegeling van de werkelijkheid maar eerder uit n simpele code die meer codes verbindt met verwachtingen. Door nu te stellen dat iets de representatie van de werkelijkheid is, ook al is het gedealiseerd, gelooft men dit ook en wordt men niet meer vatbaar voor ander bewijs. Ook stelt hij dat realisten niet de werkelijkheid weerspiegelen, maar andere realistische werken weerspiegelen door verschillende codes en patronen. Hij stelt hiermee het hele principe van representatie door realisme nog een stapje oneerlijker. Ook het denkpatroon van Aristoteles dat verhalen verweven moeten zijn, trekt hij in twijfel. Realisten gaan hier soms zo op hameren dat het niet meer realistisch is. Hoewel het begrip zo vaag is, blijft realisme de belangrijkste manier van mimesis in Westerse beschaving. Tentamenvraag: In het filmpje Meet the Actors van theatergroep Hotel Modern maken we kennis met een banaan, een blikje bier, twee broodjes ham, parfumflesjes en nog een hele reeks andere objecten die allemaal optreden in de voorstelling Heden Stad. Deze objecten doen niet alsof maar zijn echt wat ze zijn (dwz. het blikje bier is een echt blikje bier, de banaan is een echte banaan etc.).Het filmpje is gemaakt naar het model van een documentaire waarin acteurs vertellen over hoe het er bij het maken van een film of voorstelling echt aan toe ging. Is hier sprake van realisme? Leg uit wat je onder realisme verstaat en beargumenteer vervolgens onder verwijzing naar de stijl en de manier van vertellen in het filmpje waarom je dit filmpje wel of niet een voorbeeld van realisme zou noemen. Realisme valt uiteen in twee begrippen. Enerzijds is het een manier van uitbeelden die sterk de materile realiteit weerspiegelt. Anderzijds is het een manier waarop de werkelijkheid wordt waargenomen en een opvatting over wat werkelijkheid is. Realisme is onderworpen aan culturele conventies verbonden aan een bepaalde tijd. In het filmpje wordt door materile voorwerpen uitgelegd hoe blij zij zijn om weer mee te mogen doen in een bepaalde toneelvoorstelling. In onze ogen is het beeld van een pratend bierblikje onrealistisch want dit past niet bij ons beeld van de realiteit. Maar in het filmpje wordt een wereld geschetst waarin voorwerpen kunnen praten, in playboy s kunnen komen en verschillende jassen aan kunnen trekken. Het filmpje creert dus een andere opvatting van de realiteit. Dit is een realiteit waar materile voorwerpen de wereld beheersen en vullen. Door nu verschillende leden van deze realiteit aan het woord te laten in hun eigen leefomgeving wordt de illusie van realiteit gewekt. Er is dus sprake van realisme in dit filmpje door een ander idee van realiteit te hanteren en door de realistische weergave van de geschetste leefwereld.

Zarilli: Theatre Histories: an introduction

Rise of Realism in the West Fotografie zorgde voor de opkomst van een wens naar realisme in het theater, vooral door de afbeelding van kostuums. Voorheen was het de romatische cultuur die ontsnapte aan de realiteit. Het decor was toen nog een schilderij maar dit werd ook reler door meerdere 2D lagen. Decors werden sneller gewisseld maar met de komst van elektriciteit werden de 2D illusie nutteloos. Er werd een nieuw soort toneel bedacht, soms gewoon plat, soms met een lift en soms draaiend. Dit alles om de 3D illusie te creren. Ook toneelstukken werden reler door bv. In huiselijke sfeer geplaatst te worden. Realist Producer-Directors Door fotografie wilde het publiek realisme in elk aspect van het theater. In Europa kwamen steeds meer producers die dit ook echt waarmaakten. Echte rekwisieten werden gebruikt. In Oost Europa lukte het sommige theater ketens te realiseren. In West Europa worstelden producers de commercile controle weg van de filmsterren om zo het programma te kunnen bepalen. Bij zo n realistische productie werden vaak geen sterren gebruikt en niet te veel spelers. Elk karakter was speciaal en een groep was realistisch gechoreografeerd. West Europese Directors vervaagden de 4e muur of recreerden oude theaterstijlen. Realisme in Japan Japan was eeuwenlang afgezonderd gebleven van het Westen door Samurai heersers. Toen het overheidssysteem veranderde kwam er meer westerse invloed. Dit leidde ook tot de invoering van fotografie en de daaropvolgende wens voor revisie van het theater. Traditie moest vernieuwd worden en dit werd gedaan door oude toneelstukken in een rele setting te zetten door authentieke kostuums en decors te gebruiken. Andere Japanse theatermakers maakte een nieuwe vorm van toneel , de shimpa, dan de traditionele kabuki. Hierin werden Westerse tactieken naar Japanse smaak aangepast om een melodrama te creren. Ook werden kostuums van foto s afgekeken. De vraag naar realisme leidde uiteindelijk tot een vrouw op het toneel. In Japan viel dit niet zo goed, daar moesten mannen blijven acteren, in Amerika wel. Maar critici vonden dat mannen in vrouwenrollen toch niet hetzelfde realisme meebrachten. Dus in een nieuwe stijl van theater, shingeki, mochten ook vrouwen meedoen. Vooral in komedie en drama. Theatre and politics in Europe and the US Fotografie benadrukte de kloof tussen de opgeklommen middenklasse door industrialisatie en de werker klasse. Het theater ging hierdoor of liberale of socialistische ideen vertolken. Maar liberalisme en socialisme betekende toen iets anders dan nu. - Het liberale systeem was in werking en betekende dat de middenklasse vrij was van overheidscontrole op de markt. Dit zou volgens hen leiden tot economische ontwikkeling. Ze beschermden hun positie tegen de overheid en de gelijkheidskreten van de lagere klassen. Maar liberalisme was toen niet democratisch, je werd beoordeeld door je verdiensten, niet door te stemmen. - Socialisme geloofde daarentegen dat kapitalisme op de korte termijn wel voordelen brengt maar altijd voor recessies kan zorgen en onderdrukken van de werker klasse. Het socialisme was de grootste partij in een heleboel landen. Maar ze werken vooral op nationaal niveau, ondanks dat Marx het als internationale beweging had bedoeld, en er was verdeeldheid over het feit of er alleen politieke hervorming moest plaatsvinden of een revolutie. Liberalism and the theatre before 1914 Liberale ideologie domineerde het theater. Het werd als vanzelfsprekend gezien en werd dus nooit hardop vertolkt. Maar door foto s van de slums realiseerden de bourgeoisie dat het risico van een opstand door dit materieel bewijs groter werd en dat er op politiek niveau acties genomen moesten worden. Liberalen stelden sociaal gevangenschap als tegenovergestelde van het liberale model. Daarom was het motief in het theater vaak individual vs society. Deze uitwerkingen zorgden soms voor politieke hervormingen maar de balans voor liberalisme bleef hetzelfde. Liberale toneelstukken waren ook vaak realistisch, zoals een camera het vast zou leggen.

Early Socialism on stage Socialisme beeldde ook uit wat er op foto s te zien was, dit was vaak meer pessimistisch. Bij het socialisme waren vrouwelijke schrijfsters toegestaan wat voor veel feministische stukken zorgden die niet zo snel populair waren. George Bernard Shaw was ook een socialist. Hij bracht Fabianisme in het theater, een stroming die kapitalisme wil beindigen door langzame politieke veranderingen. In zijn stukken werd duidelijk dat door economische controle met socialisme men zijn eigen evolutie kom sturen. Dit was een positief punt bij het negatieve Darwin. Zijn komedies zetten ook veel mensen aan tot actief debat en analytisch denken. Avant garde theater In 1920 was iedereen, Japan en het Westen, gewend aan het realistische theater. Het was niet de bedoeling dat het theater een foto werd, ongerelateerde stukken naast elkaar mocht wel, als het maar als op een foto leek. Ook was de kijk geheel materialistisch. Ontastbare dingen zoals God deed men niet meer aan. Naturalisten wilden dat de natuur en haar krachten zelf meer in beeld werden gebracht terwijl de symbolisten liever de onzichtbare dingen in beeld zagen (genspireerd door geluid). Het conflict tussen naturalisten en symbolisten was een van de vele conflicten. Deze Avant garde bewegingen zetten zich af tegen de nieuwe aspecten van de realiteit en de hypocrisie van de middenklasse. Zij vonden dat de denkpatronen van het middenklasse theater (rationalisme en efficintie) andere vormen van kunst en kijken niet zagen. Esthetische bewegingen wilden theater van het leven scheiden, l art pour l art. De tweede golf avant garde bewegingen waren radicaler en bekritiseerden het hele theatersysteem. Zij wilden met hun theater de basis leggen voor een utopia waar het publiek aan mee moest werken door mee te denken. Hun theater bestond meer uit collages en fragmenten en dit moest het oude theater vervangen. Avant garde bewegingen konden ontstaan door het verbreken van traditionele banden van overheersing, een bourgeoisie die niet weet wat hij met zijn kunst kan doen en technologische ontwikkelingen als licht en geluid. J. Holmberg: Ideals of Immersion in Early Cinema Haptisch experiment: Alle zintuigen worden geprikkeld. Bedrijven die water hebben geanimeerd, belangrijk voor creren van realisme: Dreamworks: The Perfect Storm: Wolfgang Peterson: 2000 Industrial light and Magic: Cast Away: Robert Zemeckis: 2000 Lumiere L Arrive d un train en gare de la Ciotat (1895). en van de eerste films. Een trein komt uit de verte steeds dichterbij. Was in die tijd zelfs enigszins angstaanjagend. Zelfde principe: Edison/Porter Uncle Josh At The Moving Picture Show. De Lumire broers waren naast uitvinder van de camera ook uitvinder van: Photorama(foto's konden 6 meter hoog en in 360 graden geprojecteerd worden), Photostereo synthese, Cinma en relief. Immersie was hier duidelijk aanwezig. Cinematograaf: Uitvinding van de Lumire broers als opvolging van de kinetoscoop. De Cinematograaf had een projector: projectie op scherm, dus publiekelijk. Maxim Gorky heeft destijds de cinematograaf bezocht. Een film bekeken. En hoewel hij bij de eerste keer erg enthousiast was, als het zijnde een onderdeel van het geheel, was hij dat de tweede keer minder: De film heeft geen geluid(stomme film), het is zwart-wit, en dus niet overtuigend van een realistische uitbeelding van het leven.

Ander voorbeeld van immersie: Microsoft Train Simulator Narrative's evil twin: Dezelfde argumenten werden gebruikt vr 'close-ups' als tegen close-ups. Wat er dus goed aan was, was er ook slecht aan. 1911: Filmtheater Nickelodeon was anti-close-up: De make-up was duidelijk te zien(lippenstift, wenkbrauwen), het was te zien dat de acteurs pruiken droegen. Rimpels en pokdaligheid. Alles wat nep is, is duidelijk te zien. De close-up verpest de illusie. 1912: Movie Picture World is hier positiever over, omdat het beeld haast realistischer is dan de werkelijkheid. 1913: Motography vindt close-up een geaccepteerd gebruik met veel mogelijkheden tot immersie. Stereoscopisch werd gebruikt als term voor deep focus. The third dimension: Stereoscoop als hulp bij beschaving. Als foto's van grootste gebouwen en infrastructuur worden vertoond aan indianen zullen ze zich realiseren dat de blanken superieur zijn. Dit zou ze tegenhouden oorlog te voeren tegen deze machtige mensen. De 360 graden die gebruikt werd bij panorama wordt ook veel gebruikt bij vroege actualiteitenfilms. Om de capaciteit van het medium weer te geven en om alles weer te geven wat te zien kan zijn voor de kijker. Panorama betekent 'alles zien'. IMAX: scherm van een halve cirkel. Het genre van IMAX is grotendeels documentaire: actualiteit. Dit vanwege het immersieve idee. Cinemascoop: om je in de film te stoppen. Cinerama: Niet de camera, maar jij bent daar. De angst die een steeds dichterbij komende trein opriep bij sommige mensen in de begin jaren van de film is nu allang niet meer van toepassing. Als publiek blijven we er van bewust dat we in een bioscoop zitten. Als zodoende onverzadigbaar niet makkelijk om ons in immersie te krijgen. Wij appreciren de Third Dimension. Ambitie voor een immersieve ervaring: Game joystick, steering Wheel and data gloves Cinema wider screens and surround sound Tentamenvraag: In zijn tekst Ideals of Immersion in Early Cinema beschrijft Holmberg hoe hij helemaal opgaat in een computer game: When I turned the corner this time, ready to pop some caps at those pesky mobsters, another one suddenly and unexpectedly appeared from behind, pulling a bullet through my head at point blank range. Clearly, I had gotten so used to this level that the self-adjusting function had created a new obstacle. My reason for telling this anecdote concerns my reaction to this surprising turn of events: I screamed in terror and pulled the controller so hard I ripped the cord out of the consol, knocking over some bottles on the table in the process. (130) a) Leg uit waarom je dit een voorbeeld van immersie zou kunnen noemen. Verwerk in je antwoord wat we onder immersie moeten verstaan en hoe dat hier tot uiting komt? Holmberg was tijdens zijn computerspel opgenomen in de wereld van het spel. Zijn wereldbeleving kwam overeen met die van het computerspel. Hoewel hij op een bank zat, zat hij geestelijk in een andere wereld. Dit proces van wereldbeleving door er helemaal in opgenomen te worden noemt men immersie. Het hier en nu van Holmberg was het zelfde als het hier en nu van het computerspel. Door de schrikreactie die voorkomt uit een interactie met een computer-

spel wordt duidelijk dat Holmberg in die andere wereld zat. Holmberg ervoer de nieuwe toevoeging aan deze wereld als realiteit waardoor hij lichamelijk van zijn stuk gebracht werd. b) Wat zijn de overeenkomsten en de verschillen tussen immersie zoals dat Holmberg overkomt en het soort van immersie waar Wagner op uit is met zijn theater? Ga in je antwoord in ieder geval in op welke middelen in elk van beide gevallen wordt ingezet om immersie te bereiken? Wagners idee van immersie berust op het Gesammtkunstwerk. Een samenwerking tussen alle kunstvormen die in hun totaliteit de autonome kunstvormen overstemmen. Dit soort kunstwerk zou het publiek de grenzen van het auditorium doen vergeten en de voorstelling ervaren als het echte leven. Wagners idee en Holmbergs reactie duiden allebei op een complete opname in de wereld van de voorstelling. Holmberg was de grenzen van zijn kamer vergeten en zag het schietspel als het echte leven. Maar Wagners idee van immersie berust vooral op de wisselwerking tussen alle kunstvormen en de visuele- en gehoorcapaciteiten van het publiek. In Holmbergs voorbeeld is er echter geen sprake van een samenwerking tussen kunstwerken maar is er sprake van interactie. Holmberg wordt inderdaad benvloed door geluid en beelden maar hij heeft hier zelf invloed op via zijn controller. Doordat hij zelf gedeeltelijk kan controleren hoe de wereld zich ontplooit wordt Holmbergs ervaring nog intensiever. Verstraete: Handboek filmnarratologie Montage: organisatie van verschillende elementen in tijd en ruimte. (film, theater met licht, schilderijen met perspectieven) Cut: kan naar een ander tijdstip overschakelen Editing: tijd en ruimte gemanipuleerd Parallelmontage: zelfde tijd, andere ruimte > ondertussen Deep focus: achtergrond even scherp als voorgrond > montage binnen het kader Split screen shot: gelijktijdig in beeld, verschillende handelingen Decoupage: ruimte opgedeeld in kleine stukjes Establishing shot: ruimte wordt van bovenaf getoond Hoe duidelijker de ruimtes ten opzichte van elkaar worden aangeduid, hoe makkelijker het is om het verhaal te volgens en de geschiedenis te reconstrueren. Doorbroken tijdscontinum: 1. Flash pans: horizontale camerabeweging waarbij beelden in zo n razendsnelle carrousel lijken te passeren dat ze onherkenbaar zijn 2. wit/zwart scherm 3. ingevoegd shot 4. overlapping editing: herhalende shots Identificatieproces in film, 3 stappen: 1. de camera kijkt 2. de toeschouwer kijkt 3. personage naar ander personage: het digetisch niveau > gaat fungeren als stand-in voor de kijker, die gaat zich met het karakter identificeren Suture: hechtingsproces waarbij een tegen shot zich aankleedt als antwoord op een afwezig blikveld, en op zijn beurt een nieuwe afwezigheid oproept (literal point-of-view, letterlijk meekijken) D. Cook: a history of narrative film Theorie van dialectical montage: Synthesis

Thesis + antithesis vorm