PetrolFed Jaarverslag 2012

62
BELGISCHE PETROLEUM FEDERATIE JAARVERSLAG 2012

description

 

Transcript of PetrolFed Jaarverslag 2012

Page 1: PetrolFed Jaarverslag 2012

Belgische Petroleum Federatie

jaarverslag

2012

Page 2: PetrolFed Jaarverslag 2012

KerncijFers België

3.158

6.3374,5

tankstations oP 1 janUari 2013

tewerkstelling in de PetroleUmsector

accijnsontvangsten oP PetroleUmProdUctenm€

2008 2009 2010 2011 2012

Marktaandeel van ruwe olie in de primaire energieconsumptie % 42,2 43,0 40,3 35,9(1) (2)

Invoer van ruwe olie kt 33.825 31.206 33.331 29.853 31.566(1)

Uitvoer van afgewerkte petroleumproducten kt 20.503(3) 18.367 17.612 19.553 21.194

Leveringen in verbruik van afgewerkte petroleumproducten kt 23.398(3) 21.827 21.687 21.536 20.257(1)

Verbruik brandstoffen l 15.532.552.260 14.782.406.036 15.414.519.959 15.018.001.402(4) 14.449.109.147(1+4)

waarvan benzine l 1.941.493.460 1.862.718.961 1.737.317.107 1.746.308.725(4) 1.665.771.812(1+4)

waarvan diesel l 8.471.306.000 8.447.053.675 8.555.336.447 8.761.104.442(4) 8.343.337.335(1+4)

aandeel diesel in het totale verbruik motorbrandstoffen % 81 82 83 83(4) 83(1+4)

waarvan huisbrandolie l 5.119.752.800 4.472.633.400 5.121.866.405 4.540.588.235(4) 4.440.000.000(1+4)

Accijnsontvangsten op brandstoffen miljard euro 4,03 3,91 4,58 4,60 4,50

Totale distillatiecapaciteit van de raffinaderijen op 31 december kt 40.883 40.987 40.486 40.982 41.061

gebruikte distillatiecapaciteit % 82,5 76,4 82,4 72,9 77,1

Totale tewerkstelling in de petroleumsector op 31 december 6.311 6.286 6.249 6.224 6.337(5)

waarvan arbeiders 1.051 1.075 1.095 1.119 1.182

waarvan bedienden 5.260 5.211 5.154 5.105 5.155

Aantal tankstations, op 1 januari 3.270 3.255 3.258 3.209 3.175(6)

Aantal personenwagens, op 31 december 5.086.756 5.160.257 5.279.110 5.360.519 5.383.093(1)

waarvan dieselwagens % 57 59 61 62 63( 1)

(1) voorlopig cijfer(2) cijfer niet beschikbaar bij de Federale overheidsdienst economie(3) wijziging van de ‘reporting’ methode en invoering van een uitgebreidere petroleumbalans in 2008(4) bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans (cijfer niet beschikbaar bij de Federale overheidsdienst Financiën, douane & accijnzen)(5) tot 30 september 2012(6) 3.158 tankstations op 1 januari 2013

BenZines

diesel

83%

17% Fame

ethanol6,03%

4,64%

aandeel van BenZines en diesel in het totale verBrUik

van motorBrandstoFFen

jaarlijks gemiddelde ethanol / Fame-gehalte in motorBrandstoFFen

20.257 leveringen in verBrUik van aFgewerkte ProdUctenkt

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

1

Page 3: PetrolFed Jaarverslag 2012

Belgische Petroleum Federatie de Belgische Petroleum Federatie (BPF) is de officiële woordvoerder van de voornaamste petroleummaatschappijen die actief zijn in de raffinage en de distributie in België.

Ze vertegenwoordigt 11 leden waarvan 3 raffinaderijen, 7 ondernemingen actief in de distributie van petroleumproducten en 2 stockagebedrijven.

op deze manier dekt de BPF 100% van de raffinagecapaciteit en bijna 80% van de verkoop van brandstoffen in België.

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

2

Page 4: PetrolFed Jaarverslag 2012

inhoudstaFel

terugBliK Van de VoorZitter 5

de internationale conteXt 9

DE PRIJS VAN RUWE OLIE EN DE BRANDSTOFNOTERINGEN 10

DE RESERVES, DE PRODUCTIE, DE RAFFINAGE, HET VERBRUIK 11

DE OLIEPIEK: MYTHE OF REALITEIT? 13

de Petroleumsector in Belgie 15

DE EVOLUTIE VAN DE MAXIMUMPRIJZEN 17

DE GEVOELIGHEID VAN DE PRIJZEN VAN PETROLEUMPRODUCTEN 18

DE RAFFINAGE 20

DE BUITENLANDSE HANDEL 22

HET BINNENLANDS VERBRUIK 24

DE EVOLUTIE VAN HET AANTAL TANKSTATIONS EN PERSONENWAGENS 27

de BelangrijKste dossiers 29

BIOBRANDSTOFFEN 30

MILIEUBESCHERMING 33

het vlaams vergUnningenBeleid en de tankstations 33

de emissies van de raFFinaderijen 33

de raFFinaderijen en het klimaat- en energieBeleid 34

het BodemsaneringsFonds voor tankstations (Bofas) 36

het BodemsaneringsFonds voor stookolietanks van ParticUlieren (Premaz) 37

de aanvaardingsPlicht van geBrUikte smeerolie (valorlub) 37

het Beheersorganisme valorlUB vZw 38

het vervoer van PetroleUmProdUcten over Zee 38

BEVEILIGING & VEILIGHEID 39

overvallen oP tankstations 39

doorrijden Zonder te Betalen 39 Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

3

Page 5: PetrolFed Jaarverslag 2012

inhoudstaFel

ECONOMISCHE KWESTIES 40

roUtekaart voor een laag koolstoF BelgiË in 2050 40

‘Backcasting stUdY towards 100% renewaBle energY in 2050’ 42

de eUroPese richtlijn ‘BrandstoFkwaliteit’ 45

de normalisatie van PetroleUmProdUcten en de Belgische normalisatiecommissies 46

de strategische PetroleUmvoorraden (apetra) 46

het toeZicht oP de kwaliteit van PetroleUmProdUcten (Fapetro) 47

gesPreide Betaling oP de levering van hUisBrandolie 48

FISCALE ACTUALITEIT 49

de Fiscaliteit oP motorBrandstoFFen: het kliksYsteem 49

het BrUssels wetBoek van lUcht, klimaat en energieBeheer (cobrace) 51

het statUUt van de PomPhoUder 51

SOCIALE ACTUALITEIT 52

de collectieve arBeidsovereenkomst 2011-2012 52

de Bevoegdheid van de Paritaire comités 140/127/117 52

COMMUNICATIE 53

de nieUwe BPF weBsite 53

indeX Van de taBellen en Figuren 54

diVersen 57

HET TEAM VAN DE BPF 58

DE RAAD VAN BESTUUR (20 MAART 2013) 58

DE AANGESLOTEN MAATSCHAPPIJEN 58

AFKORTINGEN 59

OMZETTINGSFACTOREN 60

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

4

Page 6: PetrolFed Jaarverslag 2012

De europese raffinagesector staat voor verontrustenDe problemen

tussen 2008 en 2013 sloten in europa 15 raffinade-rijen hun deuren. dit resulteerde in een afname van de raffinagecapaciteit met bijna 10%, terwijl de be-nuttingsgraad van de resterende beschikbare raffi-nagecapaciteit bleef dalen (informatie verstrekt door het internationaal energieagentschap (iea) tijdens het eU refining Forum, georganiseerd door de eu-ropese commissie op 12 april 2013). in België daalt de gemiddelde benuttingsgraad van de raffinaderij-en al bijna 10 jaar. in 2012 sleepte het faillissement van de firma Petroplus, de grootste onafhankelijke raffinadeur in europa, in zijn kielzog 5 raffinaderij-en mee (waaronder een antwerpse raffinaderij die

werd overgenomen door een nieuwe speler). dit was de drijfveer voor de europese commissie en verschil-lende lidstaten om de nodige maatregelen uit te wer-ken voor het overleven van een industriële sector die als strategisch wordt beschouwd, zowel omwille van de bevoorradingszekerheid als omwille van de econo-mische concurrentiekracht.

de toekomst van de europese raffinagesector ziet er verre van rooskleurig uit. volgens het iea zal de benuttingsgraad van de raffinaderijen blijven dalen in de oeso-landen, met een overschotcapaci-teit van 4,4 mbbl/dag, wat gelijk is aan bijna 2,5 keer het verlies aan europese capaciteit tijdens de voorbije 5 jaar. volgens een gespecialiseerd agentschap als Bloomberg zouden er in europa de volgende 10 jaar

mogelijk nog 10 raffinaderijen sluiten. de evolutie van de raffinagesector verschilt naargelang de regio’s in de wereld: momenteel concentreren de investeringen zich voornamelijk in de olieproducerende landen in het midden-oosten en in meer ontwikkelde landen in azië. in europa blijft de vraag naar petroleumpro-ducten structureel dalen (met name door het lagere verbruik van de voertuigen en door de verplichte bijmenging van biobrandstof), terwijl de milieuregle-menteringen steeds zwaarder doorwegen.

01 terugBliK Van de VoorZitter

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

5

Page 7: PetrolFed Jaarverslag 2012

onze inDustriële concurrentiekracht herstellen, onze petroleuminfrastructuur en onze petrochemische sites in stanD houDen

europa, dat altijd het goede voorbeeld wil geven op het vlak van milieubeleid, legt zijn industrieën steeds zwaardere eisen op dan om het even waar in de we-reld, met name:> milieuwetgevingen die tot de strengste ter wereld

behoren. Zo zouden de investeringen die vereist worden door de nieuwe europese richtlijn inzake industriële emissies oplopen tot gemiddeld zo’n 300 miljoen euro voor een europese raffinaderij, zonder dat haar concurrentiepositie op wereldvlak hier-door verbetert.

> een duur energiebeleid. de gas- en elektrici-teitsprijzen in europa zijn hoger dan in de ver-enigde staten en in china. europa blijft wantrouwig tegenover de exploitatie van nieuwe gasreserves (zoals schaliegas in de verenigde staten) en wil het gebruik van zogenaamde ‘niet-conventione-le’ petroleumproducten (zoals de teerzanden van canada of zware oliën van venezuela) afstraffen of zelfs bannen. europa weigert om de voordelen in te zien van de energierevolutie die zich momen-teel voltrekt aan de andere kant van de atlantische oceaan en gaat onverbiddelijk verder met het sub-sidiëren van hernieuwbare energieën (ongeacht

of nu gaat om elektriciteit die gewonnen wordt uit wind of uit de zon, of om de biobrandstoffen), en dit ten nadele van de industriële verbruikers voor wie de energiefactuur steeds zwaarder wordt.

> een onaangepast fiscaal beleid dat gericht is op het verleden, toen diesel werd bevoordeeld bij het wegvervoer, met een heel groot aandeel van dieselvoertuigen in het wagenpark tot gevolg. door het onevenwicht tussen het aanbod en de vraag naar geraffineerde producten moeten de europese raffinaderijen benzine uitvoeren (terwijl de afzet-markt aan de andere kant van de atlantische oce-aan kleiner wordt) en diesel, huisbrandolie en jet brandstof invoeren (afkomstig uit landen met een minder strenge milieuwetgeving). al enkele jaren merken we dat de benzineprijzen exclusief taksen lager zijn dan de dieselprijs. Bij een gelijke fis-cale behandeling zou diesel momenteel duurder zijn dan benzine.

> een beleid om de CO2-uitstoot terug te dringen. net als voor de andere industriële sectoren zorgt dit voor de europese raffinagesector voor een reële verstoring van het economisch en concur-rentieel evenwicht ten opzichte van de rest van de wereld (volgens europia, de europese petroleum federatie, zullen de exploitatiekosten van de raf-finaderijen, afhankelijk van de kenmerken van de raffinaderijen in kwestie, met 5% à 35% stijgen

in het kader van de naleving van de verplichtingen van het ets-systeem vanaf 2013).

> toekomstige regels die van toepassing zullen zijn op scheepsbrandstoffen en die het technologisch schema van de europese raffinagesector zullen verstoren (de raffinadeurs die worden verplicht om het zwavelgehalte van scheepsbrandstoffen steeds verder te verlagen en zullen meer en meer pro-blemen ondervinden om de zware producten, die moeilijk voor andere toepassingen kunnen worden gebruikt, economisch te valoriseren).

in plaats van Dan De noDige afstanD te nemen, heeft belgië De neiging om verDer te willen gaan Dan De europese ambities...

op het vlak van energie- en klimaatbeleid blijft België niet achterop hinken en heeft het zelfs de ambitie om verder te gaan dan de europese doelstellingen.

Zo hebben de vier Belgische ministers bevoegd voor energie (waarvan 3 gewestelijke en 1 federale) een studie aangevraagd die dient te beschrijven hoe het Belgisch energiesysteem tegen 2050 kan worden omgevormd tot 100% hernieuwbare energiebronnen. met een doelstelling om 100% hernieuwbare energie-bronnen te gebruiken voor elektriciteit, verwarming en transport, gaat deze studie veel verder dan de doel-stelling die europa momenteel oplegt, met name 20%

terugBliK Van de VoorZitter

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

6

Page 8: PetrolFed Jaarverslag 2012

hernieuwbare energie in het eindverbruik tegen 2020. volgens de overheid is een van de doelstellingen van deze studie ‘2050’ - die alleen betrekking heeft op het Belgisch grondgebied... - “België toe te laten zijn afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te vermin-deren/elimineren (...) en zijn bevoorradingszekerheid te verbeteren.”

de Belgische Petroleum Federatie (BPF) werd uit-genodigd om haar opmerkingen te formuleren bij de uitwerking van bovenvermelde studie die werd gepubliceerd in december 2012. deze studie gaat uit van de basishypothese dat de vraag naar petroleum- en gasproducten in de energie-, transport- en bouw-sector tegen 2050 volledig zal wegvallen (hypothese die helemaal niet wordt gesteund door het iea), wat op termijn gewoon het einde van de raffinagesector zou inhouden (terwijl paradoxaal genoeg petroleumderi-vaten die worden gebruikt in de (petro)chemische in-dustrie, in de landbouw en bij de productie van diverse industriële producten en bouwmaterialen, noodzakelijk zullen blijven).

België vreest er blijkbaar niet voor dat de antwerp-se raffinagesector op middellange termijn wordt bedreigd. momenteel is deze inderdaad uiterst competitief op het vlak van energie-efficiëntie en co2-uitstoot (zoals blijkt uit de resultaten van het

‘convenant benchmarking energie-efficiëntie’ in het vlaams gewest).

het Belgisch beleid mag geen bijkomende verplich-tingen opleggen aan de raffinagesector, die hierdoor gedwongen zou worden om de capaciteit sneller terug te schroeven dan de vraag in de europese markt. de extra kosten van een specifiek Belgisch beleid zouden de concurrentiële nadelen (zoals bv. de kosten voor energie en grondstoffen) voor de petroleumsector en de ermee samenhangende petrochemische sector vergroten en zouden leiden tot een onomkeerbare achteruitgang van de Belgische industrie en zo onze bevoorradingszekerheid en concurrentiekracht in gevaar brengen.

belgië heeft er alle belang bij De leefbaarheiD van De raffinagesector te garanDeren

volgens de BPF toont de voortdurende behoefte aan petroleumproducten in europa tijdens de volgende de-cennia aan dat België er alle belang bij heeft om de leefbaarheid van de raffinagesector tijdens de lange overgangsfase naar een ‘koolstofarme’ economie te garanderen. een verzekerde en competitieve ener-giebevoorrading is en blijft een cruciaal element voor de industrie, de consumenten en de mobiliteitsbehoef-ten in België en in europa.

elk nationaal initiatief op het vlak van energie moet de beperkingen inzien van een zuiver Belgisch beleid en dient rekening te houden met de onderlinge afhan-kelijkheid van België en de rest van de wereld (al is het maar met de buurlanden voor wat betreft de be-voorrading van transportbrandstoffen; we willen erop wijzen dat de capaciteit van onze raffinaderijen bijna twee keer hoger is dan het Belgisch binnenlands ver-bruik van geraffineerde producten). de huidige markt van petroleumproducten is een open en competitieve wereldmarkt. gefragmenteerde nationale beleidsbe-slissingen zouden deze markt verstoren door bijko-mende kosten te creëren op nationaal vlak en door de bevoorradingszekerheid voor de eindgebruikers aan te tasten.

welk wetgevenD kaDer in De komenDe jaren?

de eerste prioriteit zou de realisatie van het europees ‘klimaat- en energiepakket’ tegen 2020 dienen te zijn. de Belgische overheid dient geen bindende doelstel-lingen te creëren of dwingende beleidslijnen op te stellen die gebaseerd zijn op een uiterst onzeker nieuw scenario (zoals een doelstelling van ‘100% hernieuw-bare energie tegen 2050’). dergelijke retrospectieve benaderingen verhogen het risico dat de raffinagesec-tor beslissingen neemt die op lange termijn schadelijk zijn, zowel voor het land zelf als voor europa. de be-

terugBliK Van de VoorZitter

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

7

Page 9: PetrolFed Jaarverslag 2012

leidslijnen op lange termijn vereisen een hoge mate van flexibiliteit om in te spelen op de technologische en maatschappelijke evoluties, evenals op de keuzes die worden gemaakt in andere delen van de wereld (een mooi voorbeeld hiervan is de overstap naar scha-liegas en meer algemeen naar ‘niet-conventionele’ petroleumbronnen in noord-amerika).

de Belgische raffinagesector is een waardevolle troef voor onze economie omwille van zijn rol in de waar-deketen. België moet een leefbare raffinagesector in stand houden om te kunnen voldoen aan de behoeften van zijn economie en om de bevoorrading zeker te stellen voor alle transportbrandstoffen (niet alleen voor het wegverkeer, maar ook voor de lucht- en de scheepvaart) en voor cruciale grondstoffen voor andere industriële sectoren (petrochemie, smeer-middelen, verven en solventen, (wegen)bouw, me-taalindustrie,...). we kunnen niet genoeg herhalen dat nationale en regionale wetgevingen de Belgische raffi-naderijen in een nadelige concurrentiepositie brengen ten opzichte van hun concurrenten, zowel binnen als buiten europa.

naar een echt inDustrieel beleiD!

de komende jaren dreigen nog moeilijk te worden voor de europese industrie en er gaan steeds meer stemmen op die het belang benadrukken van de rol die de nationale overheid heeft in de instandhouding van de industriële sleutelsectoren.

op alle beleidsniveaus is het meer dan ooit belangrijk dat de federale en regionale overheden hun diverse beleidslijnen opbouwen rond gekende principes:> juridische zekerheid, door toe te zien op de in-

standhouding van een gunstig investeringsklimaat in de raffinagesector;

> vrijheid van de markt, met respect voor de regels van een open markt en van de vrije concurrentie (meer bepaald voor de ontwikkeling en het gebruik van biobrandstoffen in België);

> concurrentiepositie van de Belgische petroleum-industrie waarbij we niet mogen vergeten dat onze concurrenten internationaal actief zijn.

we hebben het geluk in België te beschikken over uiterst performante raffinaderijen die een groot deel van noordwest-europa bevoorraden en die verbon-den zijn aan belangrijke petrochemische sites. België moet optreden om de concurrentiekracht van deze industrieën in stand te houden en te verbeteren. België dient tevens zijn stem te laten horen in europa om luid en krachtig te protesteren tegen milieureglementerin-gen en fiscale en maatschappelijke maatregelen die onze industrieën benadelen.

terugBliK Van de VoorZitter

dave Brownellvoorzitter BPF

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

8

Page 10: PetrolFed Jaarverslag 2012

de internationale conteXt

02

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

9

Page 11: PetrolFed Jaarverslag 2012

De prijs van ruwe olie en De branDstofnoteringen

FIGUUR 1: PrIjs VAn de rUwe oLIe (BrenT) In $/BBL en In €/BBL (maandgemiddelde)

FIGUUR 2: PrIjs VAn de rUwe oLIe (BrenT)(1) In consTAnTe eUro en In LoPende eUro (€/vat)

20

30

40

50

60

70

80

90

100

110

120

130

140

01/2

008

01/2

009

01/2

010

01/2

011

01/2

012

12/2

012

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

1979

1980

1981

1982

1983

1984

1985

1986

1987

1988

1989

1990

1991

1992

1993

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

Bron: Bulletin de l’industrie Pétrolière en europese centrale Bank (1) hoogste dagnotering Brent(2) basisindex 1974/1975

Bron: Bulletin de l’industrie Pétrolière en Federale overheidsdienst economie

$/bbl lopende euro€/bbl constante euro (2)

de internationale conteXt

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

10

Page 12: PetrolFed Jaarverslag 2012

Figuur 3: Brandstofnoteringen op de markt van rotterdam (1) (maandgemiddelde, $/mt)

250

300

350

400

450

500

550

600

650

700

750

800

850

900

950

1.000

1.050

1.100

1.150

1.200

1.250

1.300

01/2

008

01/2

009

01/2

010

01/2

011

01/2

012

12/2

012

(1) Northwest Europe barges

Bron: Federale Overheidsdienst Economie

Benzine 95 octaan Diesel Huisbrandolie

DE INTERNATIONALE CONTEXT

DE RESERVES, DE PRODUCTIE, DE RAFFINAGE, HET VERBRUIK

Tabel 2: Wereld: reserves van ruWe olie/productie/raffinagecapaciteit/verBruik in 2012 (miljard ton)

Tabel 3: Wereldreserves van ruWe olie op 1 januari 2013 (miljard ton, %)

(1) geschat cijfer(2) cijfer 2012 niet beschikbaar

Bron: Comité Professionnel Du Pétrole (Frankrijk)

(1) de verhoging van de bewezen reserves op wereldvlak komt hoofdzakelijk van Venezuela omdat deze de extra zware ruwe olie mee in rekening neemt en zo het eerste land ter wereld wordt op het vlak van petroleumreserves

Bron: Comité Professionnel Du Pétrole (Frankrijk)

ruwe olie gt

reserves op 01/01/2013 223,5

productie 2012 (1) 3,8

verbruik 2011 (2) 4,1

raffinagecapaciteit op 31/12/2012 4,4

gt %

europa waarvan 17,9 8

West-europa 1,5 1

oost-europa 16,4 7

Nabije Oosten waarvan 109,4 49

saoedi-arabië 36,6 16

iran 21,1 9

irak 19,3 9

koeweit 14,2 6

Verre Oosten/Oceanië 6,4 3

Noord-amerika 26,4 12

Zuid-amerika waarvan 45,9 20

venezuela(1) 40,6 18

afrika 17,4 8

TOTaal WerelD 223,5 100

waarvan opec 164,4 74

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

11

Page 13: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 4: wereLdwIjde ProdUcTIe VAn rUwe oLIe In 2012 (1) (miljoen ton, %)

(1) geschatte cijfers

Bron: comité Professionnel du Pétrole (Frankrijk)

Mt %

Europa 820,0 22

West-Europa waarvan 151,9 4

noorwegen 81,3 2

Verenigd koninkrijk 48,3 1

Oost-Europa waarvan 668,1 18

rusland 521,8 14

Nabije Oosten waarvan 1.196,0 32

saoedi-Arabië 512,7 14

Iran 152,4 4

Irak 143,8 4

koeweit 152,8 4

Verre Oosten/Oceanië 377,8 10

Noord-Amerika 470,6 12

Zuid-Amerika waarvan 473,5 12

Brazilië 105,9 3

Mexico 126,6 3

Venezuela 124,5 3

Afrika 442,8 12

TOTAAL WERELD 3.780,7 100

waarvan oPec 1.602,1 42

de internationale conteXt

TABEL 5: eVoLUTIe VAn heT VerBrUIk VAn rUwe oLIe Per geogrAfIsche zone (miljoen ton, %)

TABEL 6: eVoLUTIe VAn de rAffInAgecAPAcITeIT (1) In de wereLd (miljoen ton, %)

(1) geschatte cijfers; cijfers 2012 niet beschikbaar

Bron: comité Professionnel du Pétrole (Frankrijk)

(1) raffinagecapaciteit einde jaar

Bron: comité Professionnel du Pétrole (Frankrijk)

1985 2011 (1)

Mt % Mt %

europa 1.083 39 898 22

nabije oosten 145 5 371 9

Verre oosten/oceanië 499 18 1.316 32

noord-Amerika 788 28 937 23

zuid-Amerika 209 7 379 9

Afrika 83 3 158 4

TOTAAL WERELD 2.807 100 4.059 100

1978 2011 2012

WERELDCAPACITEIT (Mt) waarvan 3.921 4.398 4.435

% europa waarvan 43 28 27

% rusland 17 6 6

% nabije oosten 5 8 8

% Verre oosten/oceanië 15 28 29

% noord-Amerika 25 22 23

% zuid-Amerika 11 9 9

% Afrika 2 4 4

TOTAAL 100 100 100

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

12

Page 14: PetrolFed Jaarverslag 2012

de internationale conteXt

De oliepiek: mYthe of realiteit?

KRIMPEN DE RESERVES?regelmatig kondigen deskundigen van allerlei slag – vaak economisten die slechts een oppervlak-kige geologische kennis hebben – het krimpen van de oliereserves en het einde van de vloeibare koolwa-terstoffen aan. Ze leggen uit dat het glas halfleeg is en de andere helft snel zal verdwijnen als we ons aard-olieverbruik niet afremmen. sommigen bevestigen dat de ‘oliepiek’ bereikt en zelfs overschreden is, dat we moeten voorbereid zijn op een grote bevoorradings-crisis, dat de regeringen onmiddellijk maatregelen moeten nemen om die dreiging af te wenden (zo heeft het waals Parlement verschillende studiedagen aan het onderwerp gewijd).

DE ‘HUBBERTPIEK’een van de eersten die een theorie heeft opgesteld van de ‘oliepiek’ is een amerikaanse geofysicus, dhr. hubbert. in 1956 stelde die vast dat de exploitatie van een niet-hernieuwbare energiebron een klokvormige curve volgt, waarbij het klimmende gedeelte over-eenstemt met gemakkelijke en overvloedige toegang en het dalende gedeelte met moeilijke en dure toe-gang. de top van die curve, sindsdien ‘hubbertpiek’ genoemd, zou samenvallen met het moment waarop de helft van de reserves werd bereikt. tegenwoordig wordt er eindeloos gedebatteerd over de datum van die ‘hubbertpiek’, die voor de ene al voorbij is en voor de andere steeds weer wordt opgeschoven.

CHRONOLOGIE VAN DE PESSIMISTENProfessor alain Préat (geologie en aardwetenschap-pen, UlB) gaf zijn visie hierover in een mededeling in oktober 2012 aan de koninklijke academie van België: “in het geval van aardolie is de hubbertpiek geldig op de schaal van de olievelden, de provincies, de landen, en zou dit ook op wereldvlak zijn. kunnen wij vertrou-wen hebben in die nogal intuïtieve en simpele redene-ring? het antwoord is ja en neen: ja wat het beginsel ervan betreft, neen in de ‘exacte’ voorspelbaarheid van het piekmoment. daarvoor moet de hoeveel-heid ontginbare energie gekend zijn, en dat is nooit het geval omdat die afhangt van heel wat factoren (ontdekkingen, foutieve verklaringen aangaande reser-ves door de staten en de oliemaatschappijen, huidige en toekomstige technologieën, valorisatie van on-conventionele fossiele brandstoffen...). Bovendien is het in productie brengen ervan variabel en afhankelijk van economische en politieke criteria. naargelang het belang dat aan die parameters wordt toegekend, worden de specialisten onderverdeeld in optimisten – het vaakst de economisten (dromers?) – en in pessi-misten (alarmisten of doemdenkers?). de pessimis-ten kondigen al meer dan tien jaar geregeld aan dat het piekmoment er is, of al achter ons ligt. Ze hebben zich vaak vergist en stelden hun voorspellingen vrij discreet bij (wereldpiek eerst voorspeld in 1989 op basis van 1.580 miljard ontginbare vaten (gbbl), daar-na werd het 1990, 1995, 1996..., dan weer 2003 met 1.800 gbbl (met daartegenover een consumptie van 26 gbbl/jaar)... en uiteindelijk 2010).”

om de evolutie van de reserves te illustreren, herin-neren wij eraan dat in 1973 – het jaar van de eerste

olieschok en de autoloze zondagen in België – de ver-houding tussen ‘ontginbare reserves’ en ‘jaarlijks verbruik’ 30 jaar was: er werd ons in alle ernst op het hart gedrukt dat er in 2000 geen aardolie meer zou zijn. veertig jaar later blijken de bewezen reserves te volstaan voor nog eens een periode van 46 jaar en dit volgens de betrouwbare gegevens van BP statistics (de bewezen reserves zijn de volumes aardolie die kunnen worden gewonnen met behulp van de huidige technieken en in courante economische omstandig-heden met een waarschijnlijkheid van meer dan 90%). men spreekt hier dus van ontginbare aardolie, zoge-naamde ‘conventionele’ aardolie waarvan de exploita-tie geen grote technologische uitdagingen impliceert.

TECHNOLOGIE EN EVOLUTIE VAN DE RESERVEShoe komt het dat de reserves in die mate evolueren? er werd aanzienlijke technologische vooruitgang geboekt, waardoor aardolie ook in steeds moeilijkere toegankelijkere zones kon worden gezocht. denk maar aan de exploitatie van aardolie in de noordzee vanaf het begin van de jaren zeventig, toen europa minder afhankelijk van het midden-oosten wilde worden. die productie op geringe diepte werd in die tijd als ‘niet-conventioneel’ beschouwd. tegenwoordig vinden de als ‘niet-conventioneel’ omschreven ‘offshore-pro-ducties’ (op zee) op zeer grote diepte plaats (aanvan-kelijk op een diepte van enkele honderden meters, nu regelmatig tot 1.500 meter en zelfs 5.000 meter voor extreme boringen). alle niet-conventionele reserves samen, die bij de 46 jaar bewezen reserves moeten worden geteld, zijn goed voor vele tientallen jaren, en daarbij gaat het zowel om offshore-olie in de diepzee, om extra zware olie, als om oliehoudend leisteen. B

el

gis

ch

e P

etr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

13

Page 15: PetrolFed Jaarverslag 2012

in het land van de bedenker van de oliepiek heeft de grote toename van ‘niet-conventioneel’ gas (leis-teengas) het amerikaanse energielandschap op z’n kop gezet, met als resultaat een sterke daling van de gasprijzen en een stijging van de concurrentie-kracht van de amerikaanse chemische en petrochemi-sche nijverheid. in het kielzog ervan is de winning van leisteenolie in volle ontwikkeling in de verenigde sta-ten. volgens het internationaal energieagentschap zou het blok verenigde staten/canada tegen 2025 nagenoeg autonoom moeten worden in termen van olieproductie, dankzij deze winning van leisteenolie en de toename van de productie uit teerzand in canada.

een citaat van professor Préat: “als universiteits-geoloog die dagelijks wordt geconfronteerd met de analyse van geologische reeksen en oliesystemen, denk ik dat – hoe men ook naar de status van oncon-ventionele en conventionele aardolie kijkt – de fos-siele brandstoffen nog minstens één of twee genera-ties geologen in het verschiet hebben (...). als gevolg van de milieuvragen die de extractie van ‘extreme’ fossiele brandstoffen stelt, zullen we die activiteit stop-zetten op een ogenblik dat er nog heel wat aardolie beschikbaar zal zijn. deze situatie kan worden ver-geleken met die in het neolithicum, waarbij de mens het steentijdperk niet wegens een gebrek aan stenen achter zich liet maar dankzij technologische vooruit-gang of vernieuwing” (gerapporteerd door de gewezen saoedische olie minister, sjeik Yamani).

de mensheid maakt het verschil met technologische innovaties, niet met willekeurige voorspellingen geba-seerd op ervaringen uit het verleden. aanhangers van

de oliepiek moeten er maar eens confucius op nale-zen: “ervaring is als een lantaarn die op de rug wordt gedragen: hij belicht alleen de afgelegde weg”.

referentie: mededeling van Professor Préat aan de wetenschapsklas van de koninklijke academie van België – “Paniek over de aardoliereserves?” – versie 1 van 4 oktober 2012

de internationale conteXt

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

14

Page 16: PetrolFed Jaarverslag 2012

de Petroleumsector in Belgie03

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

15

Page 17: PetrolFed Jaarverslag 2012

0

5

10

15

20

25

30

35

Invoer ruwe olie

INVOER UITVOER & VERBRUIK

Invoer afgewerkte producten

Invoer half-afgewerkte

producten (2)

Uitvoer afgewerkte producten

Uitvoer half-afgewerkte

producten (2)

Bunkering schepen

Binnenlands verbruik

Eigen verbruik raffinaderijen

31,6

19,1

21,2

3,2

5,9

20,3

1,41,8

FIGUUR 4: AArdoLIeBALAns VAn BeLgIë In 2012 (1) (miljoen ton) TABEL 7: MArkTAAndeLen VAn de VerschILLende energIeBronnen In BeLgIë (%)

(1) voorlopige cijfers (2) een product of een combinatie van producten, afgeleid uit ruwe olie, dat bestemd is voor verdere behandeling

in de raffinage-installaties

Bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans

(1) industriële, huishoudelijke en landbouwafvalstoffen, vaste biomassa, biogas, thermische zonne-energie(2) cijfers 2012 niet beschikbaar

Bron: Federale overheidsdienst economie

1973 2010 2011(2)

Vaste brandstoffen 25,5 5,6 5,1

Aardolie 59,0 40,3 35,9

Aardgas 15,5 28,2 30,1

kernenergie - 20,7 20,4

Andere (primaire elektriciteit) - 0,4 0,7

hernieuwbare energiebronnen en recupera-tiebrandstoffen (1) - 4,8 7,9

TOTAAL 100 100 100

de Petroleumsector in Belgie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

16

Page 18: PetrolFed Jaarverslag 2012

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

0,8

0,9

1,0

2002 2008 (1) 2009 2010 2011 2012

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

1,6

1,8

2002 2008 (1) 2009 2010 2011 2012

FIGUUR 5: eVoLUTIe VAn de MAxIMUMPrIjzen In BeLgIë, excLUsIef AccIjnzen en BTw (jaarlijks gemiddelde, €/liter)

FIGUUR 6: eVoLUTIe VAn de MAxIMUMPrIjzen In BeLgIë, IncLUsIef ALLe TAksen (jaarlijks gemiddelde, €/liter)

De evolutie van De maXimumprijzen

(1) maximum zwavelgehalte vanaf 2008: huisbrandolie 1.000 ppm (i.p.v. 2.000 ppm)

Bron: Federale overheidsdienst economie

(1) maximum zwavelgehalte vanaf 2008: huisbrandolie 1.000 ppm (i.p.v. 2.000 ppm)

Bron: Federale overheidsdienst economie

Benzine 95 octaan Benzine 95 octaandiesel dieselhuisbrandolie huisbrandolie

de Petroleumsector in Belgie

TABEL 8: BeLgIë: AAnTAL wIjzIgIngen VAn de MAxIMUMPrIjzen VAn de VoornAAMsTe BrAndsToffen In 2012

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Stijgingen Dalingen TOTAAL

Benzine 95 octaan 20 16 36

diesel 19 16 35

huisbrandolie 18 17 35

TOTAAL 57 49 106

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

17

Page 19: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 9: schoMMeLIng VAn de PrIjs VAn rUwe oLIe en hAAr effecT oP de MAxIMUMPrIjs In BeLgIë, VoorBeeLd VAn een VerhogIng

TABEL 10: schoMMeLIng VAn de PrIjs VAn rUwe oLIe en hAAr effecT oP de MAxIMUMPrIjs In BeLgIë, VoorBeeLd VAn een VerLAgIng

FIGUUR 7: sAMensTeLLIng VAn de MAxIMUMPrIjs VAn BenzIne 95 ocTAAn en dIeseL In BeLgIë oP 31/12/2012 (€/liter)

(1) low 2012(2) toP 2012

Bron: Federale overheidsdienst economie en Bulletin de l’industrie Pétrolière

(1) toP 2012(2) low 2012

Bron: Federale overheidsdienst economie en Bulletin de l’industrie Pétrolière

De gevoeligheiD van De prijzen van petroleumproDucten

21 juni 2012 13 oktober 2012 Verschil %

ruwe olie noordzee Brent (€/bbl) 70,43(1) 88,37 25

Maximumprijs huisbrandolie (€/l) 0,8326 0,9456(2) 14

Maximumprijs diesel (€/l) 1,450 1,600(2) 10

Maximumprijs benzine 95 octaan (€/l) 1,659 1,755 6

13 maart 2012 21 juni 2012 Verschil %

ruwe olie noordzee Brent (€/bbl) 96,67(1) 70,43(2) -27

Maximumprijs huisbrandolie (€/l) 0,9357 0,8326 -11

Maximumprijs diesel (€/l) 1,550 1,450 -6

Maximumprijs benzine 95 octaan (€/l) 1,741 1,659 -5

0,5516

0,1724

0,01140,0032

0,2840

0,6136

1,6360,6146

0,1767

0,01170,0020

0,2589

0,4277

1,492

Productprijs ex-raffinaderij marge en distributiekosten apetra bijdrage Bofas bijdrage accijnzen en energiebijdrage Btw

Bron: Belgische Petroleum Federatie

de Petroleumsector in Belgie

DIESELBENZINE 95 OCTAAN

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

18

Page 20: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 11: effecT VAn de eVoLUTIe VAn de doLLArkoers oP de MAxIMUMPrIjs VAn dIeseL In BeLgIë (€/liter)

FIGUUR 8: BeLgIë: BIj consTAnTe BIjdrAgen sInds 1985 zoU de MAxIMUMPrIjs VAn BenzIne 95 ocTAAn 0,425 €/L LAger zIjn oP 11/09/2012 (1) (€/liter)

FIGUUR 9: BeLgIë: BIj consTAnTe BIjdrAgen sInds 1985 zoU de MAxIMUMPrIjs VAn dIeseL 0,376 €/L LAger zIjn oP 13/10/2012 (1) (€/liter)

(1) dollarkoers, geldig op de dag van de hoogste maximumprijs van diesel in 2012(2) record low van de euro ten opzichte van de dollar

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Dollarkoers

€ 1 = 1,297 $(1)

13/10/12€ 1 = 1 $ € 1 = 0,8252 $(2)

26/10/00

Productprijs ex-raffinaderij 0,7046 0,9139 1,1074

Marge en distributiekosten 0,1767 0,1767 0,1767

Prijs zonder belastingen 0,8813 1,0906 1,2841

Accijnzen + Bofas + Apetra 0,4414 0,4414 0,4414

Prijs zonder BTw 1,3227 1,5320 1,7255

BTw 0,2778 0,3217 0,3624

Maximumprijs 1,600 1,854 2,088

Variatie max.prijs t.o.v. € 1 = 1,297 $ (1) 0,253 0,487

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0

0,349

0,90807/05/1985

11/09/2012

11/09/2012 metbelastingtarieven

van 07/05/1985

1,808

1,383

0,099

0,278

0,182

0,696

0,169

0,629

0,314

0,696

0,169

0,278

0,240

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0

0,302

0,63607/05/1985

13/10/2012

13/10/2012 metbelastingtarieven

van 07/05/1985

1,600

1,224

0,077

0,130

0,127

0,705

0,177

0,441

0,277

0,705

0,177

0,130

0,212

(1) datum van het record van de maximumprijs in 2012

Bron: Belgische Petroleum Federatie

(1) datum van het record van de maximumprijs in 2012

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Productprijs ex-raffinaderij

marge & distributiekosten

accijnzen, energie-, apetra- en Bofas bijdrage

Btw

de Petroleumsector in Belgie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

19

Page 21: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 12: BeLgIë: VergeLIjkIng VAn de geMIddeLde MAxIMUMPrIjzen VAn de VoornAAMsTe BrAndsToffen, MéT en zonder BeLAsTIngen In 1975, 2011 en 2012 (€/liter)

Bron: Federale overheidsdienst economie en Belgische Petroleum Federatie

jaarlijks gemiddelde maximumprijs, MET BELASTINGEN

Benzine 95 octaan Diesel Huisbrandolie

1975 0,355 0,218 0,1195

2011 1,605 1,441 0,8115

2011, zonder inflatie 0,485 0,436 0,2454

2012 1,708 1,532 0,8933

2012, zonder inflatie 0,502 0,450 0,2627

jaarlijks gemiddelde maximumprijs, ZONDER BELASTINGEN

Benzine 95 octaan Diesel Huisbrandolie

1975 0,144 0,137 0,1016

2011 0,713 0,766 0,6522

2011, zonder inflatie 0,216 0,232 0,1972

2012 0,798 0,838 0,7198

2012, zonder inflatie 0,235 0,246 0,2116

de Petroleumsector in Belgie

TABEL 13: rAffInAgecAPAcITeITen VAn de BeLgIsche rAffInAderIjen oP 31 deceMBer (duizend ton)

Bron: Belgische Petroleum Federatie

De raffinage

1973 2011 2012

distillatiecapaciteit 43.084 40.982 41.061

krakingcapaciteit 3.220 8.837 10.327

reformingcapaciteit 3.790 4.863 4.830

ontzwavelingscapaciteit - 32.809 36.638

TABEL 14: hoeVeeLheId ProdUcTen VerwerkT In de BeLgIsche rAffInAderIjen (duizend ton)

(1) voorlopige cijfers(2) een product of een combinatie van producten, afgeleid uit ruwe olie, dat bestemd is om een verdere behandeling te

ondergaan in de raffinage-installaties

Bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans en Belgische Petroleum Federatie

1973 2011 2012(1)

Verwerking van ruwe olie 37.007 29.891 31.653

half-afgewerkte producten (2) 241 3.448 3.515

TOTAAL 37.248 33.339 35.168

gebruikte distillatiecapaciteit (verwerking ruwe olie/distillatiecapaciteit) (%) 85,9 72,9 77,1

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

20

Page 22: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 15: neTToProdUcTIe VAn AfgewerkTe ProdUcTen In BeLgIë (duizend ton, %)

(1) voorlopige cijfers

Bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans

kt Verschil % Aandeel %

1973 2011 2012(1) 2012/1973 1973 2012

Autobenzines 4.768 2.839 2.737 -43 13 10

Vliegtuigbrandstoffen 1.111 1.498 1.820 64 3 6

gasolie 12.054 11.497 12.564 4 34 44

residuele stookolie 13.715 5.574 5.129 -63 39 18

Vloeibare gassen 405 570 481 19 1 2

Bitumen 1.081 1.187 1.100 2 3 4

nafta 1.682 1.547 1.435 -15 5 5

Andere producten 694 1.731 3.446 397 2 12

ALLE PRODUCTEN 35.510 26.443 28.712 -19 100 100

de Petroleumsector in Belgie

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

4,5

5,0

5,5

6,0

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012(1)

1,54

2,81

3,95

4,71

3,40

4,21

5,12

1,96

2,81

1,92

4,57

FIGUUR 10: BrUTo rAffInAgeMArges (jaarlijks gemiddelde, €/vat)

(1) voorlopig cijfer

Bron: comité Professionnel du Pétrole (Frankrijk)

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

januari februari maart april mei juni juli augustus september october november december

3,69

2,37 2,43

5,41

3,30

5,82

5,635,52

8,36

6,88

3,79

1,87

FIGUUR 11: BrUTo rAffInAgeMArge 2012 (1) (maandgemiddelde, €/vat)

(1) voorlopige cijfers

Bron: comité Professionnel du Pétrole (Frankrijk)

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

21

Page 23: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 16: InVoer VAn rUwe oLIe In BeLgIë VoLgens regIo VAn herkoMsT (duizend ton, %)

(1) voorlopige cijfers

Bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans

De buitenlanDse hanDel

kt Aandeel %

1973 2011 2012(1) 1973 2012

Midden Oosten waarvan 29.830 8.319 8.425 80 27

saoedi-Arabië 15.927 5.512 7.184 43 23

Iran 7.221 1.836 25 19 0

Irak 818 920 1.216 2 4

Rusland 517 13.537 11.616 1 37

Noordzee waarvan 106 4.433 3.773 0 12

Verenigd koninkrijk - 1.582 1.378 - 4

noorwegen 106 2.817 2.324 0 7

Afrika waarvan 5.696 2.036 6.814 15 22

nigeria 949 1.072 4.544 3 14

Venezuela 997 645 496 3 2

Andere 249 883 442 1 1

TOTAAL 37.395 29.853 31.566 100 100

waarvan oPec 36.344 10.447 14.195 97 45

de Petroleumsector in Belgie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

22

Page 24: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 17: BeLgIë: BUITenLAndse hAndeL In AfgewerkTe ProdUcTen In 1973, 2011 en 2012 (duizend ton)

(1) voorlopige cijfers

Bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans

kt Verschil %

1973 2011 2012(1) 2012/1973

TOTALE INVOER waarvan 8.024 21.174 19.082 138

Autobenzines 567 1.161 778 37

gasolie 2.488 8.255 6.628 166

residuele stookolie 2.879 4.914 4.054 41

TOTALE UITVOER waarvan 14.507 19.553 21.194 46

Autobenzines 2.560 3.253 2.957 16

gasolie 4.817 7.863 8.726 81

residuele stookolie 4.352 4.329 3.936 -10

TOTALE MARITIEME BUNKERING waarvan 3.138 7.037 5.851 86

gasolie 503 433 443 -12

residuele stookolie 2.615 6.604 5.408 107

Verhouding = uitvoer + bunkering invoer 2,2 1,3 1,4

de Petroleumsector in Belgie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

23

Page 25: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 18: LeVerIng VAn AfgewerkTe ProdUcTen Voor VerBrUIk In BeLgIë (duizend ton)

TABEL 19: VerBrUIk VAn de VoornAAMsTe BrAndsToffen In BeLgIë (duizend ton)

(1) het betreft hier de door de petroleummaatschappijen geleverde hoeveelheden nafta voor petrochemisch verbruik in België en onderworpen aan de verplichte aangifte voor de statistiek van de Federale overheidsdienst economie(2) voorlopige cijfers

Bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans

(1) voorlopige cijfers

Bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans

het binnenlanDs verbruik

kt Verschil %

1973 2011 2012(2) 2012/2011

Autobenzines 2.573 1.301 1.241 -5

Vliegtuigbrandstoffen 510 1.434 1.316 -8

diesel 1.251 7.298 6.950 -5

huisbrandolie 8.024 3.834 3.774 -2

residuele stookolie 9.661 291 233 -20

nafta (1) 1.655 4.171 4.218 1

Andere producten 2.031 3.207 2.525 -21

ALLE PRODUCTEN 25.705 21.536 20.257 -6

2008 2009 2010 2011 2012(1)

Benzine 95 octaan 1.116 1.079 1.011 1.039 1.022

Benzine 98 octaan 343 340 283 262 219

diesel 7.161 7.156 7.380 7.298 6.950

huisbrandolie 4.952 4.093 4.576 3.834 3.774

de Petroleumsector in Belgie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

24

Page 26: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 20: jAArLIjks VerBrUIk VAn BenzIne, dIeseL en hUIsBrAndoLIe In BeLgIë (liter)

FIGUUR 12: jAArLIjks VerBrUIk VAn BenzIne, dIeseL en hUIsBrAndoLIe In BeLgIë (liter)

(1) bron: Federale overheidsdienst Financiën, douane & accijnzen(2) bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans - voorlopige cijfers voor 2012

(1) bron: Federale overheidsdienst Financiën, douane & accijnzen(2) bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans - voorlopige cijfers voor 2012

Benzines Diesel Huisbrandolie TOTAAL

2002 (1) 2.896.498.000 6.899.146.400 5.593.843.630 15.389.488.030

2003 (1) 2.868.861.300 7.407.000.400 6.024.900.800 16.300.762.500

2004 (1) 2.683.065.400 7.547.583.000 4.375.110.300 14.605.758.700

2005 (1) 2.405.712.800 7.467.746.500 5.650.931.600 15.524.390.900

2006 (1) 2.237.327.100 7.857.272.500 5.891.776.900 15.986.376.500

2007 (1) 2.114.986.400 8.281.749.300 4.374.288.900 14.771.024.600

2008 (1) 1.941.493.460 8.471.306.000 5.119.752.800 15.532.552.260

2009 (1) 1.862.718.961 8.447.053.675 4.472.633.400 14.782.406.036

2010 (1) 1.737.317.107 8.555.336.447 5.121.866.405 15.414.519.959

2011(2) 1.746.308.725 8.761.104.442 4.510.588.235 15.018.001.402

2012 (2) 1.665.771.812 8.343.337.335 4.440.000.000 14.449.109.147

0

100.000.000

200.000.000

300.000.000

400.000.000

500.000.000

600.000.000

700.000.000

800.000.000

900.000.000

2002(1) 2003(1) 2004(1) 2005(1) 2006(1) 2007(1) 2008(1) 2009(1) 2010(1) 2011(2) 2012(2)

Benzines diesel huisbrandolie

de Petroleumsector in Belgie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

25

Page 27: PetrolFed Jaarverslag 2012

FIGUUR 14: AAndeeL VAn de VerschILLende ProdUcTen In heT BInnenLAnds VerBrUIk (%)

FIGUUR 13: AAndeeL VAn BenzInes en dIeseL In heT ToTALe VerBrUIk VAn MoTorBrAndsToffen In BeLgIë (%)

(1) bron: Federale overheidsdienst Financiën, douane & accijnzen(2) bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans - voorlopige cijfers voor 2012

(1) het betreft hier de hoeveelheden nafta voor petrochemisch verbruik in België, geleverd door de petroleummaatschappijen en onderworpen aan de verplichte aangifte voor de statistiek van de Federale overheidsdienst economie

(2) voorlopige cijfers Bron: Federale overheidsdienst economie, petroleumbalans

0

20

40

60

80

100

15

19

1

18

34

7

6

12

21

1

19

34

6

6

2011 2012 (2)

0

20

40

60

80

100

2002(1) 2003(1) 2004(1) 2005(1) 2006(1) 2007(1) 2008(1) 2009(1) 2010(1) 2011(2) 2012(2)

7072 74

7678

80 81 82 83

30 28 26 24 22 20 19 18 17

83

17

83

17

Benzines diesel

andere producten nafta(1)

  residuele stookolie huisbrandolie diesel vliegtuigbrandstoffen autobenzines

de Petroleumsector in Belgie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

26

Page 28: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 21: eVoLUTIe VAn heT AAnTAL TAnksTATIons In BeLgIë oP 1 jAnUArI

TABEL 22: dIchTheId VAn de neTwerken VAn TAnksTATIons In eUroPA oP 1 jAnUArI 2012

TABEL 23: eVoLUTIe VAn heT AAnTAL PersonenwAgens In BeLgIë oP 31 deceMBer

Bron: Fapetro

(1) voorlopig cijfer, niet bevestigd

Bron: wood mackenzie/downstream oil service

(1) voorlopige cijfers

Bron: Febiac

De evolutie van het aantal tankstations en personenwagens

2008 2009 2010 2011 2012 2013

Aantal tankstations 3.270 3.255 3.258 3.209 3.175 3.158

wijziging t.o.v. het voorgaande jaar (%) -0,8 -0,5 0,1 -1,5 -1,1 -0,5

BE DE FR NL LU UK IT

Aantal tankstations 3.175 14.723 12.000 4.204 235 8.480 22.900(1)

Aantal inwoners/tankstation 3.386 5.580 5.261 3.963 2.213 7.361 2.655

Aantal voertuigen/tankstation 1.703 2.916 2.645 1.840 1.443 3.843 1.706

Verkoopsvolume/tankstation (m3/j) 2.203 3.091 3.477 2.484 9.277 4.223 1.440

Benzines % Diesel % LPG % Elektrisch % Hybride %

1992 2.844.801 71 1.145.440 29 19.013 0 - - - -

2002 2.600.452 55 2.050.709 44 54.667 1 54 0 - -

2011 1.972.962 37 3.320.671 62 29.563 1 320 0 17.866 0

2012(1) 1.956.780 37 3.359.085 63 25.760 0 812 0 21.549 0

de Petroleumsector in Belgie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

27

Page 29: PetrolFed Jaarverslag 2012

de Petroleumsector in Belgie

FIGUUR 15: eVoLUTIe VAn heT AAnTAL InschrIjVIngen VAn nIeUwe en TweedehAndse PersonenwAgens In BeLgIë, Per TyPe MoTorBrAndsTof, oP 31 deceMBer

(1) voorlopige cijfers

Bron: Federale overheidsdienst mobiliteit & transport en Febiac

0

90.000

180.000

270.000

360.000

450.000

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

2002 2008 2009 2010 2011 2012 (1)

nieuwe benzinewagens

tweedehandse benzinewagens

nieuwe dieselwagens

tweedehandse dieselwagens

nieuwe lPg-wagens

tweedehandse lPg-wagens

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

28

Page 30: PetrolFed Jaarverslag 2012

de BelangrijKste dossiers04

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

29

Page 31: PetrolFed Jaarverslag 2012

biobranDstoffen

EVOLUTIE VAN HET REGIME VAN DE VERPLICHTING OP HET GEBIED VAN BIOBRANDSTOFFENde wet van 22 juli 2009 houdende verplichting tot bijmenging van biobestanddelen is tot 30 juni 2013 van toepassing (ze werd vanaf 1 juli 2011 voor een tweede periode van 2 jaar verlengd). de federale over-heid werkt een nieuwe wetgeving uit met betrekking tot de verplichting tot bijmenging die op 1 juli 2013 in werking zou moeten treden. de wetsontwerpen wer-den niet voltooid in 2012 en de officiële raadplegingen met de sector zullen in de loop van het 1ste semester 2013 plaatsvinden.

gedurende het hele jaar 2012 heeft de BPF meer-dere contacten gehad met de administratie energie, de administratie douane en accijnzen, het kabinet van de staatssecretaris voor energie, het ministerie van economische Zaken en het ministerie van Financiën. Bij deze contacten hebben we onze wil herhaald om het systeem van quota’s en fiscale stimulansen (wet van 10 juni 2006) af te schaffen met tegelijkertijd een volledige aanpassing van het Belgische wettelijke ka-der aan het europese juridische kader en een aanpas-sing van de programmaovereenkomst en de structuur van de maximumprijzen voor brandstoffen (aan de per-centages voor de verplichte bijmenging van bestand-delen van biologische oorsprong).

we hebben herhaaldelijk aan de overheden uitgelegd dat van zodra het systeem van fiscale stimulansen gekoppeld aan quota’s zal worden afgeschaft, er een nieuwe maximumprijsstructuur moet worden inge-

voerd zodat rekening wordt gehouden met de werkelij-ke prijzen van de biobestanddelen in de structuur van de maximumprijzen van benzine en diesel.

voor de verwachte wijzigingen van de wet van 22 juli 2009 hebben we de onderstaande aanbevelin-gen geformuleerd:

UITDRUKKING VAN DE VERPLICHTING: ‘% ENERGIE’ TEGENOVER ‘% VOLUME’we hebben aanbevolen om de verplichting in ‘% energie’ uit te drukken in de plaats van in ‘% volume’ op basis van de aanpak die wordt gevolgd in richtlijn 2009/28/eg (met een omzetting in volumetrisch % op basis van bijlage iii ‘energy content of transport fuels’ van de richtlijn). in vergelijking met de huidige aanpak, zal deze aanpak:> vermijden dat de specifieke soorten van biobe-

standdelen zoals Fame of ethanol moeten wor-den vermeld;

> een volledige overeenstemming toelaten met richtlijn 2009/30/eg Fuels Quality waarin het ge-bruik van de biobestanddelen vermeld in bijlage iii van richtlijn 2009/28/eg toegelaten is om de broei-kasgasemissies te verminderen;

> in overeenstemming zijn met de aanpak in de buur-landen (Fr, nl, de, lU).

we hebben aanbevolen een bijmengingspercentage te bepalen op jaarbasis op alle inverbruikgestelde brand-stoffen, met een verplicht minimum op de benzinevo-lumes enerzijds en op de dieselvolumes anderzijds. die aanpak:

de BelangrijKste dossiers

> zorgt voor meer flexibiliteit om de globale doel-stelling te bereiken omdat hij toelaat de bijmen-gingen te spreiden, rekening houdend bv. met bepaalde seizoensgebonden beperkingen;

> vermijdt dat afzonderlijke doelstellingen moeten worden bepaald voor e5 en e10 (de Belgische pe-troleumoperatoren kunnen de keuzes van de consu-ment en de volumes e5 en e10 die door hun klanten zullen worden opgenomen, niet voorzien; Frankrijk en duitsland, die e5 en e10 hebben geïntroduceerd, hebben geen specifiek minimum aan ethanol opge-legd voor die twee graden).

we hebben aanbevolen dat men zich houdt aan een bijmengingspercentage dat overeenstemt met de nor-men voor benzine nBn en228 en diesel nBn en590 en in een evolutie van die percentages voorziet die gelijkloopt met de evolutie van die normen en de prog-noses van het ‘national renewable energy action Plan’, dat België eind 2010 voorlegde aan de europe-se overheden (nB waarbij moet worden voorzien dat men op de markt ‘beschermingsgraden’ behoudt die verenigbaar zijn met oudere voertuigen).

SOORT VERPLICHTING: ‘% PER LITER’ TEGENOVER ‘GLOBAAL JAARLIJKS %’we hebben gevraagd om geen verplicht fysiek mi-nimumpercentage voor biobestanddelen per liter op de markt gebrachte brandstof op te leggen om-wille van de volgende redenen:> België kan niet verhinderen dat brandstof die

voldoet aan de Belgische en de europese normen (die een % ethanol of Fame toelaten tussen 0% en maximaal 1%), op de markt wordt gebracht. B

el

gis

ch

e P

etr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

30

Page 32: PetrolFed Jaarverslag 2012

> de petroleumoperatoren gebruiken een gemeen-schappelijke logistiek in de hele ‘supply chain’ (pipelines, opslagplaatsen, olietankers, opslag voor raffinaderijen, rail/road tanks,...). die operatoren wisselen onderling brandstofvolumes uit volgens hun capaciteit en logistieke ‘vermogens’ in de ver-schillende brandstofdistributiezones. de moleculai-re traceerbaarheid tot aan ieder tankstation is zeer moeilijk of zelfs onmogelijk.

> geen enkel buurland heeft die aanpak van een verplicht fysiek minimum per liter op de markt ge-brachte brandstof opgelegd (dat fysieke minimum wordt noch voorzien in de huidige en toekomstige productnormen, noch in de richtlijnen 2009/28/eg en 2009/30/eg).

> het is statistisch niet mogelijk om op basis van een zeer beperkt aantal monsters uit tankstations te besluiten dat een petroleumoperator zijn jaarlijkse verplichting niet zou nakomen.

> Bovendien belet niets Fapetro of de dienst douane en accijnzen om controles uit te voeren als er een vermoeden bestaat van niet-conformiteit van brand-stoffen of van fraude.

SOORTEN BIOBESTANDDELENwe hebben gevraagd dat men zich aan de ver-melde europese richtlijnen zou houden en de in bijlage iii van de richtlijn 2009/28/eg vermelde soorten bestanddelen van biologische oorsprong zou toelaten (zoals dit in de buurlanden gebeurt).

door die aanpak moet in het bijzonder het gebruik mogelijk worden in raffinaderijen van met waterstof behandelde plantaardige oliën en het gebruik van

biobrandstoffen afkomstig van afval of reststoffen (nB die laatste soort moet op basis van artikel 21 van richtlijn 2009/28/eg dubbel in aanmerking worden genomen. die aanpak wordt gevolgd in de buurlanden – Fr, de, nl – die het raffineren van plantaardige oliën met waterstof toestaan; in nederland tracht men het gebruik van biobrandstoffen afkomstig uit de recyclage van plantaardig of dierlijk afval maximaal aan te moedigen).

we hebben aan de overheid uitgelegd dat de keuze voor hvo (hydrotreated vegetable oils) noodzakelijk is om de doelstelling van 10% hernieuwbare energie in het vervoer in 2020 te behalen en dat dit raffineren van plantaardige oliën met waterstof toegelaten is in de buurlanden (België mag zijn raffinaderijen en zijn petroleumnijverheid niet straffen door de rol te mis-kennen die hvo kan spelen om de europese doelstel-lingen te halen).

ADMINISTRATIEVE BEPALINGENZoals we dit reeds herhaaldelijk hebben gedaan, heb-ben we ook nu weer de volgende wensen op adminis-tratief vlak aan de overheid geformuleerd:> de overdracht aanvaarden van een kalenderjaar

naar het volgende van de nog niet inverbruikge-stelde gemengde brandstoffen, van de gekochte maar nog niet vermengde biobestanddelen die nog niet in verbruik gesteld zijn;

> het verhandelen van ‘biocertificaten’ tussen ope-ratoren toelaten om te voldoen aan de mengver-plichting op voorwaarde dat de overheid een strikte controle uitoefent om elk frauderisico te vermijden (bepaling voorzien in de buurlanden);

> ervoor zorgen dat de duurzaamheidscriteria en cer-tificatiemechanismen die in België van toepassing zijn op de erkende producenten tot eind septem-ber 2013, volledig aangepast worden aan die van de richtlijnen 2009/28/eg en 2009/30/eg;

> op basis van de verworven ervaring op het vlak van ‘reporting’ en controle de administratieve modali-teiten van 2009 (koninklijk Besluit van 10 augustus 2009, ministerieel besluit van 30 november 2009) aanpassen en aanvullen en aan alle betrokken ope-ratoren de regels inzake ‘reporting’ en controle van de mengverplichting opnieuw uitleggen.

we hebben ook gesuggereerd dat de aangiften van inverbruikstelling bij douane en accijnzen door elke petroleumoperator zouden worden gebruikt als bere-keningsbasis voor het jaarlijkse brandstofvolume, om elk gebrek aan samenhang tussen de verschillende ‘reporting’-systemen te vermijden.

EVOLUTIE VAN DE MAXIMUMPRIJSSTRUCTUUR VAN MOTORBRANDSTOFFENde BPF heeft er nogmaals voor gepleit:> om het systeem van de toekenning van quota’s

aan een beperkt aantal erkende producenten en het systeem van fiscale stimulansen gekoppeld aan die quota’s, af te schaffen;

> dat de reële prijzen van de biobestanddelen weerspiegeld zouden worden in de structuur van de maximumprijzen van benzine en diesel.

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

31

Page 33: PetrolFed Jaarverslag 2012

HUIDIGE STAND VAN HET DOSSIER ‘BIOBRANDSTOFFEN’ondanks de opmerkingen van de BPF heeft de Belgische overheid beslist om aan de europese commissie een verlenging te vragen van het regime van quota’s en fiscale stimulansen dat door de wet van 10 juni 2006 werd ingevoerd (uitbreiding van de duur van de toestemmingen die werden toegekend aan de productie-eenheden voor ethanol en Fame voor een periode van maximaal 6 jaar of tot aan het volledige gebruik van de toegekende maar nog niet gebruikte quota’s van ethanol en Fame). in november 2012 stelde de overheid de vraag officieel aan de commissie waarvan het antwoord nog steeds is uitgebleven (op 31 mei 2013).

in afwachting van het antwoord van de europese commissie heeft de federale over-heid echter beslist de wet van 10 juni 2006 te wijzigen om de fiscale stimulans te ver-hogen tot 10% ethanol (tegenover 7% vandaag) en 7% Fame (tegenover 5% vandaag). dankzij die bijkomende defiscalisatie zou volgens de overheid een snellere bijmen-ging van de overblijvende quota’s mogelijk moeten zijn. de nieuwe fiscale wetgeving die op 28 december 2012 werd gepubliceerd, voorziet in een verhoging van de accijn-zen teneinde een hoger biogehalte te stimuleren en treedt enkel in werking wanneer de europese commissie haar ‘groen licht’ heeft gegeven om het quotasysteem en haar fiscale voordelen te verlengen na 30 september 2013.

hierbij moet worden opgemerkt dat de bijmenging van 10% ethanol in benzine maar kan worden vooropgesteld zodra de toelating er is om e10 op de markt te brengen – benzine die tot 10% volume ethanol bevat – (bekendmaking van de nieuwe norm en het dienovereenkomstige koninklijk Besluit, fiscaliteit en maximumprijs). de BPF heeft met betrekking tot e10 aan de overheid gevraagd om verschillende maatre-gelen te nemen om ervoor te zorgen dat het op de markt brengen van deze nieuwe benzinekwaliteit zonder problemen verloopt voor de petroleumoperatoren en voor de consumenten (meer bepaald via het voeren van een informatiecampagne waarbij alle stakeholders betrokken zijn en het in aanmerking nemen van een voldoende lan-ge overgangsperiode in de tankstations).

Zo heeft, inzake het op de markt brengen van e10 benzine, de Federale raad voor duurzame ontwikkeling (Frdo), begin 2013 een advies overhandigd aan de staatsse-cretaris voor energie waarin staat:

“de raad wil bij dit punt het belang onderstrepen om de consumenten behoorlijk te informeren als de e10-brandstof op de markt komt. daarom vraagt de staatssecre-taris een initiatief te nemen om alle betrokken partijen bijeen te brengen teneinde de manier te bepalen waarop het op de markt brengen van dit brandstoftype vlot kan verlopen.

de raad dringt in het bijzonder aan op de noodzaak om de consumenten duidelijk te maken dat oude voertuigen niet geschikt zijn voor de kwaliteit van de e10-benzine en dat deze daarom e5-benzine zullen moeten blijven tanken.”

de BelangrijKste dossiers

1

2

3

4

5

6

7

2008 2009 2010 2011 2012

4,644,42

4,59

3,41

1,38

1,26

4,22

5,966,08 6,03

FIGUUR 16: eThAnoL/fAMe (1)-gehALTe In MoTorBrAndsToffen (jaarlijks gemiddelde, %)

(1) ethanol & Fame, komende van erkende producenten met recht op defiscalisatie

Bron: Federale overheidsdienst Financiën

ethanol Fame

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

32

Page 34: PetrolFed Jaarverslag 2012

milieubescherming

HET VLAAMS VERGUNNINGENBELEID EN DE TANKSTATIONSde vlaamse regering heeft de intentie om de huidige milieuvergunning en steden-bouwkundige vergunning samen te smelten tot een enkele vergunning. het zwaarte-punt van de vergunningverlening zou dan bij het gemeentebestuur komen te liggen, en niet meer bij de bestendige deputatie van de provincie zoals nu het geval is. een en ander heeft als gevolg dat in het vlaams milieureglement ‘vlarem i’ heelwat rubrieken klasse 1 – vergunningverlening door de bestendige deputatie – naar klasse 2 verhuizen – vergunningverlening door gemeente. de tankstations zouden aldus in klasse 2 terechtkomen.

er is hieromtrent door de regelgever geen overleg gepleegd met de tankstationuit-baters die de BPF vertegenwoordigt. vergunningverlening door de gemeente lijkt ons geen goed voorstel. gevreesd wordt dat de gemeenten niet over de nodige kwalifi-caties beschikken, zowel kwantitatief als kwalitatief, om de aanvragen deskundig te beoordelen en af te werken. daarenboven kunnen plaatselijke belangen méér gaan meespelen dan op provinciaal niveau mochten lokale politici liever geen tankstation op hun grondgebied zien, met alle gevolgen vandien voor de consument.

DE EMISSIES VAN DE RAFFINADERIJENop 1 januari 2010 werden voor de petroleumraffinaderijen strengere emissiegrens-waarden voor so2 en nox van kracht (zie tabel). dit is een van de voornaamste maatregelen die de vlaamse overheid heeft genomen in het kader van de europese richtlijn ‘nationale emissieplafonds’ (necd of national emission ceilings directive).

het aandeel van de petroleumraffinaderijen in de verzurende emissies bedroeg in 2012 9,5 kt so2 en 4,5 kt nox.

de systematische en betekenisvolle daling van de so2-emissies van de raffinaderijen heeft als gevolg dat er sinds jaren geen overschrijdingen meer zijn van de lucht-kwaliteitsnorm so2 in de omgeving van de raffinaderijen. de kwaliteit van de lucht in de omgeving van de raffinaderijen wordt bewaakt door immissiemeetstations van

de vlaamse milieumaatschappij en van de BPF (onder strikt toezicht van de vlaam-se milieumaatschappij).

TABEL 24: eMIssIes VAn so2 en nox door de PeTroLeUMrAffInAderIjen In BeLgIë (duizend ton)

TABEL 25: BUBBLe-eMIssIegrenswAArden so2 en nox Voor de PeTroLeUMrAffInAderIjen In VLAAnderen (mg/nm3)

TABEL 26: BeLgIë: MAxIMALe jAArLIjkse eMIssIes VAnAf 2010 (duizend ton/jaar, %)

Reële emissies

1980 2008 2009 2010 2011 2012

so2 88,0 21,0 22,3 11,5 10,4 9,5

nox - 6,1 5,2 5,3 4,7 4,5

Tot 31/12/2004 Vanaf 01/01/2005 Vanaf 01/01/2010

so2 1.000 800 350

nox 350 300 200

Totaal kt/j Vermindering t.o.v. 1990 (%)

so2 99 -73

nox 176 -48

Vos 139 -58

nh3 74 -31

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Bron: Belgische Petroleum Federatie

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

33

Page 35: PetrolFed Jaarverslag 2012

DE RAFFINADERIJEN EN HET KLIMAAT- EN ENERGIEBELEIDom de emissies van broeikasgassen van ener-gie-intensieve bedrijven op een kosteneffectieve en economische efficiënte wijze te verminderen, heeft de europese gemeenschap een regeling vastgelegd voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de gemeenschap. in vlaanderen wordt in dit kader reeds jaren gewerkt met het concept ‘benchmarking energie-efficiëntie’. in de energiebeleidsovereenkomst ‘convenant benchmarking energie-efficiëntie’ tussen het vlaams gewest en energie-intensieve sectoren en bedrijven, gaan onder andere de petroleumraffi-naderijen de verbintenis aan om tot de wereldtop te blijven behoren op het gebied van energie-efficiëntie, of dit uiterlijk in 2012 te realiseren. de benchmark of wereldtop wordt bepaald op basis van de wereldwijd 10% beste raffinaderijen op het gebied van energie-ef-ficiëntie. de bedrijven die elk jaar aan de vereisten van het convenant voldoen, krijgen in principe alle beno-digde emissierechten gratis toegewezen. contractueel eindigt het convenant op 31 december 2012.

in december 2008 keurden de europese raad en het europees Parlement de zogenaamde ’20-20-20’ doelstelling goed: tegen 2020 moet de europese Unie, ten opzichte van 1990, 20% efficiënter omgaan met energie, het aandeel hernieuwbare energiebronnen verhogen tot 20% en 20% minder co2 uitstoten. tevens werd een gewijzigd emissiehandelssysteem opgezet (het zogenaamde ets of emission trading scheme) dat in voege treedt vanaf 2013.

de energie-intensieve bedrijven worden automatisch opgenomen in het europese ets. als basisprincipe geldt dat zij de nodige broeikasgasemissierechten moeten aankopen. daartoe zal een veiling van die emissierechten worden georganiseerd.

er zijn echter - terecht - uitzonderingen voorzien. vele sectoren concurreren immers met hun producten op een markt die veel ruimer is dan de europese Unie. Zolang buiten europa geen gelijkaardige maatregelen getroffen worden om de uitstoot van broeikasgassen te beperken, dreigen onze europese ets-bedrijven opgezadeld te worden met een competitief nadeel ten opzichte van hun niet-europese concurrenten die geen emissierechten dienen aan te kopen. dit zou als gevolg hebben dat de productie buiten europa stijgt, en dat dus de ermee gepaard gaande co2-uitstoot wordt verplaatst. dit noemt men de koolstoflek (‘carbon leakage’).

om dat tegen te gaan, heeft de europese Unie beslist om de energie-intensieve sectoren die onderworpen zijn aan internationale concurrentie buiten de euro-pese Unie (en dus aan koolstoflek) te beschermen: zij zullen tussen 2013 en 2020 hun benodigde co2-rech-ten voor een deel gratis toegewezen krijgen.

op basis van een aantal economische criteria heeft de europese commissie geconcludeerd dat onder andere de petroleumraffinaderijen aangemerkt worden als sector die onderhevig is aan koolstoflek. de hoeveelheid gratis toe te kennen rechten wordt per bedrijfssector objectief vastgelegd bij middel van ‘benchmarking’: elk bedrijf krijgt slechts het aan-

tal emissierechten dat het zou nodig hebben indien het energie-efficiënt werkt. op die manier ontstaat er een stimulans om maatregelen te nemen ter vermin-dering van de uitstoot, vermits de ontbrekende rechten op de co2-markt dienen te worden aangekocht.

Zoals voor alle andere koolstofleksectoren heeft de europese commissie reeds in 2010 de benchmark voor de petroleumraffinaderijen goedgekeurd. de lat wordt voor alle europese petroleumraffinaderijen ge-lijk gelegd: elk van hen krijgt een gelijke hoeveelheid emissierechten per ‘cwt’ (co2-weighted ton). gezien de verschillende configuratie en complexiteit van elke raffinaderij afzonderlijk en de verschillende kwaliteit van de geraffineerde producten, kan men niet gewoon het aantal ton vervaardigde producten als maatstaf nemen. concawe en de europese commissie hebben derhalve de ‘cwt’ als gemeenschappelijke maatstaf uitgewerkt die met alle bijzonderheden van een raffi-naderij rekening houdt.

Zoals voorzien in de ets-richtlijn moet de lijst van de bedrijven onderworpen aan ‘koolstoflek’ herzien worden tegen 2015. de criteria die werkelijk zullen gehanteerd worden om te bepalen of een industri-ele sector onderworpen is aan koolstoflek, zijn op he-den nauwelijks bekend. Zullen die criteria dezelfde zijn als deze gehanteerd bij het vastleggen van de eerste lijst van betrokken sectoren? de europese commissie is wat dat betreft niet transparant. maar met het oog op het bereiken van de -20% broeikasgasdoelstelling in 2020 zou het wel de bedoeling zijn van de europe-se commissie om het aantal koolstoflek-bedrijven te verminderen. het zou volkomen onbegrijpelijk zijn,

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

34

Page 36: PetrolFed Jaarverslag 2012

> zich ertoe te engageren om deze maatregelen en investeringen zo snel mogelijk uit te voeren;

> een studie uit te voeren ter bepaling van het eco-nomisch potentieel van warmtekrachtkoppeling en indien van toepassing, de mogelijke bijdrage tot warmte- en koudenetten;

> een energiebeheersysteem toe te passen.

als tegenprestatie zal de vlaamse regering:> geen bijkomende energie- of co2-maatregelen

nemen buiten de ets-regeling;> de nodige stappen ondernemen bij de federale re-

gering om de toegetreden bedrijven een vermin-dering toe te kennen van accijnzen op brandstof en federale bijdrage op elektrische stroom.

wij willen er toch even op wijzen dat aan de ener-gie-intensieve sectoren in de buurlanden gunstige belastingregimes, degressieve tarieven en plafonds (op belastingen op leiding gebonden energievectoren zoals elektriciteit) worden toegekend, onafhankelijk van een convenant of gelijkaardige tegenprestaties van de be-trokken bedrijven. dit is een politiek die de toekomst van de energie-intensieve bedrijven in die landen moet verzekeren. Zolang de nieuwe energiebeleidsovereen-komst niet formeel is goedgekeurd door de vlaamse regering (die hiertoe het fiat nodig heeft van de euro-pese commissie), blijft het huidige convenant bench-marking energie-efficiëntie van kracht.

mochten de raffinaderijen uit de boot vallen. eU com-missaris voor energie oettinger is immers overtuigd van het belang van de raffinagesector voor de in-dustriële waardeketen in europa en wenst trouwens via een zogenaamde ‘fitness check’ na te gaan hoe het competitief nadeel van de europese raffinaderij-en ten aanzien van hun niet-europese concurrenten kan omgebogen worden. als een van de oorzaken van dit competitief nadeel vermeldt commissaris oettin-ger in elk geval de strengere europese regelgeving vergeleken met andere regio’s in de wereld. hij heeft alvast aangekondigd in 2013 een permanent forum voor de raffinage te zullen creëren dat de economische situatie van deze sector permanent zal meten en eva-lueren.

ondanks het in voege treden van de ets-richtlijn in 2013 als middel om de emissie van broeikasgassen verder te verlagen, wenste de vlaamse regering met de energie-intensieve sectoren toch een nieuwe ener-giebeleidsovereenkomst af te sluiten. deze is er op gericht dat zoveel mogelijk bedrijven ‘vooraanstaand worden en blijven op het gebied van energie-effici-entie’ om hiermee bij te dragen aan o.a. de vlaamse energie-efficiëntiedoelstellingen.

vlaanderen moet immers ook voldoen aan de europe-se richtlijn inzake energie-efficiëntie. in deze nieu-we energiebeleidsovereenkomst dienen de toetre-dende bedrijven:> een energieplan op te stellen;> alle maatregelen en investeringen vast te stellen

met een irr (internal rate of return) van ›14%;

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

35

Page 37: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 27: AAnTAL AAnVrAgen Voor TUssenkoMsT door BofAs oP 31 deceMBer 2012

Besluit Gewest Sluiting Sluiting retro (1) Verderzetting Verderzetting retro (1) TOTAAL

ontvankelijk Brussel 95 18 63 48 224

Vlaanderen 1.207 194 736 226 2.363

wallonië 661 25 460 86 1.232

TOTAAL 1.963 237 1.259 360 3.819

nog te behandelen Brussel 0 0 0 0 0

Vlaanderen 1 0 0 0 1

wallonië 0 0 0 0 0

TOTAAL 1 0 0 0 1

onontvankelijk of geannuleerd Brussel 54 4 20 7 85

Vlaanderen 415 39 112 49 615

wallonië 377 7 108 13 505

TOTAAL 846 50 240 69 1.205

31/12/2012 2.810 287 1.499 429 5.025

(1) retro: retroactieve sluiting of verderzetting waarbij de aanvrager reeds aan de werken was begonnen vóór de tussenkomst van Bofas

Bron: Bofas

de BelangrijKste dossiers

HET BODEMSANERINGSFONDS VOOR TANKSTATIONS (Bofas)de werking van het bodemsaneringsfonds voor tankstations (Bofas) blijft in lijn met de lange termijn planning van haar activiteiten.

hoewel de inkomsten – afkomstig van de consument en de sectorondernemingen en gebaseerd op een

bijdrage per liter benzine en liter diesel – overeen-stemmen met de evolutie op de markt, die een da-lende trend vertoont, brengt dit de financiële middelen van Bofas niet in het gedrang.

in 2019 zouden normalerwijze de activiteiten van Bofas kunnen worden beëindigd. Bofas is dan ook nu al bezig dit tijdstip voor te bereiden. Bepaalde scena-

rio’s en modellen wijzen hierbij op de mogelijkheid om de bijdrage aan Bofas te eindigen. deze voorbereiding gebeurt in samenspraak met de verschillende admi-nistraties en politieke overheden.

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

36

Page 38: PetrolFed Jaarverslag 2012

HET BODEMSANERINGSFONDS VOOR STOOKOLIETANKS VAN PARTICULIEREN (Premaz)midden februari 2012 heeft de BPF het ‘Premaz’-dos-sier opnieuw geactiveerd door een brief te versturen met de stand van zaken van dit dossier naar het kabi-net van de minister van de Brusselse hoofdstedelijke regering belast met energie en leefmilieu.

Begin maart 2012 hebben de BPF en informazout het initiatief genomen tot een ontmoeting met het ka-binet van de minister van Financiën om deze laat-ste in te lichten over de historiek van het dossier in het vooruitzicht van een gunstig advies voor de oprich-ting van een saneringsfonds voor huisbrandolie (het ‘Premaz’-dossier werd niet opgenomen in de beleids-verklaring van de staatssecretaris voor leefmilieu en energie).

in april en mei 2012 vonden via informazout ver-schillende tussenkomsten plaats bij het kabinet van het Brussels hoofdstedelijk gewest dat belast is met de coördinatie tussen het waals en het vlaams gewest ‘Premaz’ betreft.

Begin april 2012 vond een eerste vergadering tussen de regionale milieuministers plaats. een tweede ver-gadering tussen de gewesten en het federale niveau werd begin mei 2012 gehouden. daaruit is geble-ken dat de minister van economische Zaken een belangrijke rol speelt in het ‘Premaz’-dossier. men deelde ons begin juli 2012 mee dat de federale over-heid meende dat de oprichting van een bodemsa-neringsfonds niet haar bevoegdheid is maar die van de gewesten en dat er op federaal niveau geen en-

kele intentie bestond om de prijs van huisbrandolie te verhogen door er een ‘Premaz’ -bijdrage aan toe te voegen.

de aanpak die de sector tot hiertoe hanteerde werd herzien (namelijk de financiering via de maximum-prijsstructuur en de programmaovereenkomst, een fe-derale-gewestelijke samenwerkingsovereenkomst en de oprichting van een identiek fonds in de drie regio’s).

contacten met de regio’s werden meer en meer ge-spannen totdat in september 2012, de administratie energie – volgens de federale en regionale overheden – een alternatieve oplossing bedachten voor de finan-ciering van een bodemsaneringsfonds. de alternatie-ve oplossing zou erin bestaan om in een eerste fase de bevoegdheden van Bofas (bodemsaneringsfonds voor tankstations) uit te breiden waarbij enerzijds gebruik kan worden gemaakt van de ervaring van een gespecialiseerd team en anderzijds de gerealiseerde ‘Bofas’-overschotten als eerste financiering zouden dienen voor de opstart van ‘Premaz’.

de onderhandelingen tussen de petroleumsector en de regionale en federale overheden inzake dit dossier worden in 2013 verdergezet.

DE AANVAARDINGSPLICHT VAN GEBRUIKTE SMEEROLIE (Valorlub)de regelgeving inzake de aanvaardingsplicht van gebruikte smeerolie, van kracht in de drie gewesten, voorziet de mogelijkheid om milieubeleidsovereenkom-sten (mBo’s) af te sluiten tussen de sectorfederaties en de gewestregeringen. op die manier kunnen de bedrij-

ven die smeerolie op de markt brengen hun individu-ele verplichting om gebruikte smeerolie terug te nemen en te verwerken, omzetten in een collectieve aanpak.

met het waals en het vlaams gewest werden in 2007 reeds mBo’s inzake gebruikte olie afgesloten. deze overeenkomsten golden voor 5 jaar en werden dan ook in 2012 vervangen door nieuwe overeenkomsten die gelden tot in 2017. de principes ervan blijven ongewij-zigd gezien ook de regelgeving inzake de producen-tenverantwoordelijkheid en aanvaardingsplicht niet fundamenteel gewijzigd zijn. er wordt in de nieuwe mBo’s wel meer aandacht geschonken aan de promotie van bio-gebaseerde oliën voor verloren smering zoals kettingzaagolie en bekistingsolie. de eerste mBo met het Brussels hoofdstedelijk gewest is van kracht sinds 2012 en loopt tot 2017.

specifiek voor het Brussels gewest is dat valorlub sinds 2010, 5 bijkomende inzamelpunten heeft gecreëerd voor de inzameling van afgewerkte olie afkomstig van parti-culieren. hiertoe heeft valorlub een contract afgesloten met een privébedrijf. de kosten worden uiteraard door valorlub vergoed. een evaluatie van het rendement van deze bijkomende inzamelpunten zal moeten uitwijzen of dit experiment wordt verdergezet.

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

37

Page 39: PetrolFed Jaarverslag 2012

HET BEHEERSORGANISME VALORLUB VZWhet organisme valorlub vzw, dat de uitvoering van de mBo’s inzake gebruikte olie beheert, heeft een 180-tal toegetreden aanvaardingsplichtige producen-ten en invoerders van smeerolie.

een en ander kan in detail geraadpleegd worden op de website:

HET VERVOER VAN PETROLEUMPRODUCTEN OVER ZEEde internationale afspraken inzake het vervoer van gevaarlijke producten per schip, zowel over zee als over de binnenwateren, evolueren naar een betere preventie en remediëring van incidenten en de gevol-gen ervan voor mens en milieu. deze internationale af-spraken zijn gemaakt in de schoot van de imo (inter-nationale maritieme organisatie).

wereldwijd bestaat tot hiertoe enkel een verdrag over de burgerlijke aansprakelijkheid voor schade door ver-ontreiniging door persistente zware olie, vervoerd door tankers (international convention on civil liability for oil Pollution damage). daar hoort een zogenaamd ioPc fonds bij (international oil Pollution damage compensation fund), gespijsd door bijdragen van de ontvangers van ladingen ruwe olie en bunkerolie.Bij verontreinigingsschade veroorzaakt door inciden-ten op zee komt dit fonds tussen wanneer de schade-

vergoeding door de verantwoordelijke voor het vervoer en/of zijn verzekeraar onvoldoende blijkt.

in 1996 werd, op basis van dit model, bij de imo een nieuwe conventie goedgekeurd: de zogenaamde hns conventie (international convention on liability and compensation for damage in connection with the carriage of hazardous and noxious substances by sea). deze conventie heeft als doel het waarborgen van een snelle, geschikte en doeltreffende compensatie voor schade aan personen en eigendommen, opruimkosten, herstelkosten en economisch verlies. deze conventie is nog steeds niet in werking vermits te weinig landen ze tot hiertoe hebben geratificeerd. daarom werden in 2010 wijzigingen aangebracht die een aantal praktische bezwaren moeten wegnemen die ratificatie verhinderden.

eens in werking betekent dit voor de petroleumin-dustrie dat het toepassingsgebied uitgebreid wordt naar alle petroleumproducten (inclusief lPg), en dat de ontvangers van deze producten een bijdrage zullen moeten betalen aan het hns Fund, evenredig met de hoeveelheid ontvangen product.

België bereidt zich voor op de ratificatie van dit verdrag en dient hiertoe onder andere de nodige gegevens te rapporteren aan het imo zoals bv. wie de bijdrage-plichtige ontvangers van de onderworpen gevaarlij-ke producten zijn, de jaarlijkse hoeveelheden, enz. de Fod mobiliteit en vervoer heeft hieromtrent een eerste overleg gehouden met de betrokken sectoren, waaronder de BPF. in de loop van 2013 zal verder

gewerkt worden aan het definiëren van wie in België de bijdrageplichtigen zijn. de BPF zal daaraan mee-werken.

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

38

Page 40: PetrolFed Jaarverslag 2012

beveiliging & veiligheiD

OVERVALLEN OP TANKSTATIONS

TABEL 28: gewAPende oVerVALLen oP TAnksTATIons In BeLgIë

TABEL 29: eVoLUTIe VAn heT AAnTAL InBrAken In TAnksTATIons

de BPF werkgroep veiligheid organiseert tweemaal per jaar een vergadering met de federale politie. tijdens deze vergaderingen wordt de evolutie van de diefstallen en overvallen op tankstations en de maatregelen om deze te voorkomen, besproken.

in het kader van het project ‘gewapende overvallen’ dat in september 2011 door de federale politie van luik werd gestart, werd eind november 2012 een jaarlijkse rondetafelconferentie gehouden (net vóór de aanvang van de traditionele risicope-riode), in aanwezigheid van de lokale en federale politie én het parket. een eerste presentatie vatte de markante feiten van 2012 samen:> globale nationale tendens gehandhaafd tijdens het 1ste semester 2012 (-3%);> concentratie van de problematiek (59% op 5 commerciële doelwitten;

69% in 6 arrondissementen);> overwicht van overvallen op kwetsbaardere/minder beschermde commerci-

ele doelwitten (buurthandelszaken: kleine winkels, apotheken, boekenwinkels, nachtwinkels, horeca,...).

2008 2009 2010 2011 2012

Aantal gewapende overvallen 96 71 53 80 73

risiconiveau (%) 2,2 1,6 1,2 1,8 1,7

2008 2009 2010 2011 2012(1)

560 430 492 527 421

Bron: Federale gerechtelijke politie

(1) geschat cijfer

Bron: algemene nationale gegevens (Federale gerechtelijke politie)

in een tweede deel haalde de federale politie van luik de belangrijkste aandachts-punten aan, waarvan hieronder een samenvatting.

Overvallen met geweld op tankstationsagressieve overvallen vertonen sinds 2008 een dalende trend. de arrondissementen met de hoogste cijfers zijn charleroi, luik en Bergen. in de meeste gevallen werden vuurwapens gebruikt.

om dit fenomeen te beperken, kunnen de zaakvoerders verschillende acties on-dernemen: ervoor zorgen dat men de wijkagent goed kent, de hoeveelheid geld in de kassa beperken, de samenwerking met de politie zichtbaar maken, een betere infrastructuur, installatie van camera’s, een goede communicatie met de andere zaakvoerders van de betrokken zone,...

DOORRIJDEN ZONDER TE BETALENdoorrijders zorgen bij de handelaars voor grote verliezen en frustraties. teneinde dit fenomeen zo goed mogelijk onder controle te kunnen houden, is een goede samen-werking tussen de lokale overheden (waaronder de politie) en de tankstationuitba-ters cruciaal.

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

39

Page 41: PetrolFed Jaarverslag 2012

economische kwesties

ROUTEKAART VOOR EEN LAAG KOOLSTOF BELGIË IN 2050de europese commissie heeft haar ‘roadmap for moving to a competitive low-carbon economy in 2050 ’ gepubliceerd. deze routekaart verkent mogelijke maatregelen om tegen 2050 de uitstoot van broei-kasgassen met 80% tot 95% te verminderen. Ze werd door alle lidstaten goedgekeurd (met uitzondering van Polen) en beschrijft hoe de verschillende sectoren die verantwoordelijk zijn voor de uitstoot van broeikas-gassen – elektriciteitsproductie, industrie, transport, gebouwen, bouwsector, landbouw,... – de overgang naar een lage koolstofeconomie kunnen voorbereiden.

Binnen dit europees kader moet België zijn eigen na-tionale strategie voorbereiden. daartoe heeft de Fod milieu opdracht gegeven voor een studie die een aantal scenario’s moet ontwerpen voor voornoemde vermin-dering van 80% tot 95% in België. deze studie wordt uitgevoerd door een consortium (vito, vlaamse instel-ling voor technologisch onderzoek en climact, een consultant in klimaatwijziging en energie) en moet afgerond zijn medio 2013.

om de verschillende scenario’s te ontwerpen, dient het consortium voor elke relevante industriële sector (raffinage, staal, chemie,...) een aantal parameters uit te werken die in hun model zullen worden gehanteerd. dit gebeurt onder andere door middel van raadpleging van die sectoren.

de rol van de BPF in deze studie en in deze consultatie werd voorbereid in een daarvoor aangestelde BPF ad hoc werkgroep:> de BPF bezorgt aan climact uitgebreide factu-

ele informatie over de raffinagesector als onder-deel van de gehele economie (competitiviteit van de raffinagesector en aanverwante petrochemie, bevoorradingszekerheid, investeringskosten, ener-gie-efficiëntie, jobs, meerwaarde, handelsbalans, beschikbaarheid brandstoffen voor weg-, water- en luchttransport) en de te verwachten evolutie van de vraag naar petroleumproducten;

> de BPF is bereid tot medewerking om de studie van climact tot een goed einde te brengen, doch niet op basis van de huidige randvoorwaarden en veronderstellingen. het consortium vertrekt voor de raffinagesector van onrealistische veronderstel-lingen inzake de mogelijke evolutie van productie in de raffinaderijen, de energie-efficiëntie van de raf-finaderijen en de vraag naar geraffineerde petrole-umproducten.

ten slotte heeft de BPF actief deelgenomen aan een werkgroep binnen het verbond van Belgische onder-nemingen (vBo) om een gezamenlijk standpunt in te nemen inzake dit onderwerp. hieronder vindt u een deel van het advies van het vBo hieromtrent dat werd gepubliceerd en verspreid op 1 maart 2013.

VBO standpunt betreffende de ‘Low Carbon scenarios for Belgium’de dienst klimaatverandering van de Fod leefmilieu heeft een studie gelanceerd om alternatieve scenario’s uit te werken die tegen 2050 leiden tot een vermin-dering van de Belgische uitstoot van broeikasgassen (Bkg) met 80% tot 95% ten opzichte van 1990, en zulks in de huidige context van de kernuitstap. de dienst klimaatverandering heeft de opdracht voor deze studie gegeven aan de consultants van climact en vito.

de eerste doelstelling van de studie is bijdragen tot de toekomstige ontwikkeling van leds (low emissi-on development strategies). die strategieën moeten de europese langetermijnstrategieën aanvullen en de ‘decision makers’ meer duidelijkheid verschaffen over de manier om de doelstellingen inzake vermindering van de Bkg-emissies te halen.

de studie wil ook de sleutelactoren van de Belgische samenleving betrekken in een debat voor een duurza-me en koolstofarme samenleving.

2050 is onzekerde toekomstige ontwikkelingen op het vlak van technologie en gedragingen op lange termijn zijn zeer moeilijk te voorspellen. daarenboven zijn die ontwikkelingen het gevolg van de reacties van bedrij-ven en burgers op tal van factoren, zoals de prijzen van de verschillende vormen van energie, de geno-men overheidsmaatregelen (stimulansen, normen, belastingen, bewustmakingscampagnes, enz.), de mate waarin verschillende technologieën naar behoren functioneren, de vraag naar en de vereisten

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

40

Page 42: PetrolFed Jaarverslag 2012

voor bepaalde producttypes, de beschikbaarheid van grondstoffen, de sociale aanvaardbaarheid van tech-nologieën, enz. in het kader van de overgang naar een koolstofarme samenleving tegen 2050 lijkt het ons, gelet op de onzekerheden op lange termijn, belang-rijk te focussen op de te halen doelstellingen en de te ondernemen acties op kortere termijn (2025-2030).

door de voor het halen van de doelstellingen voor 2025-2030 te ondernemen acties te analyseren, kan men vanaf vandaag de verwachte ontwikkelingen con-creter invullen en beter aanvoelen. die ontwikkelingen kunnen op die manier bekeken worden in het licht van de huidige trends.

in de huidige vorm van de studie is een dergelijke aan-pak uitgesloten. in dit verband verduidelijkt de studie nochtans: “it should involve among others a thorough understanding of the current system, determining a desired vision through the participation and engage-ment of all societal actors, exploring pathways to achieve the desired vision, having short-term and mid-term objectives that will help achieving the long-term objectives, and a learning/reflexivity process in order to learn from previous experiences and redirect where necessary in a timely manner, given the inherently uncertain context in which we will be working”.

Meerdere doelstellingen, niet slechts éénde doelstellingen van het energiebeleid ieder energiebeleid moet gericht zijn op de bevoor-radingszekerheid en op de competitiviteit van onze prijzen, dit alles met respect voor het milieu. de ge-

maakte keuzes moeten ook rekening houden met de mogelijkheid om op technologisch vlak een Bel-gisch circuit te ontwikkelen.

het concurrentievermogenmet de concurrentieaspecten wordt in de studie geen rekening gehouden, behalve dan via de stelling dat alle landen (op wereldniveau) een overgang naar een koolstofarme economie doormaken. de studie verdui-delijkt:> “the analysis of the macroeconomic implications

of the scenarios, typically their impact on com-petitiveness and on job creation, is not part of the current study.”

> “reaching the objective of limiting the average glo-bal temperature increase to maximum 2°c requires all countries operating their transition towards low carbon societies. we implicitly assume that, by default, parameters and costs are coherent with a global effort towards the 2°c objective.”

> “given the scope of this study focusing on the ela-boration of scenarios, competitiveness aspects and carbon leakage risks are not assessed. it is there-fore implicitly assumed that the appropriate instru-ments are in place to prevent any risks of leakage.”

op te merken valt dat indien ieder land naar een koolstofarme samenleving zou evolueren, dit nog niet betekent dat de aan die overgang verbonden kosten identiek zouden zijn voor de verschillende landen, wat dan ook kan leiden tot concurrentieverstoring.

daarenboven leeft binnen de europese bedrijfswereld sterk de vraag of die hypothesen in termen van wil en

acties met het oog op een koolstofarme samenleving op wereldniveau in 2050 wel realistisch zijn.

anderzijds doet de ets-rubriek (zie hieronder) vragen rijzen over het verband tussen de verschillende am-bitieniveaus op bedrijfsniveau die in de studie zijn opgenomen en over de ets-kostprijs.

Bevoorradingszekerheidde scenario’s houden geen rekening met de aspecten die te maken hebben met de bevoorradingszekerheid. nochtans moeten binnen elk scenario maatregelen worden genomen om die bevoorradingszekerheid te garanderen, met name voor elektriciteit. de kwestie van het intermitterende karakter van de hernieuwba-re energiebronnen is bij elk scenario aan de orde en niet enkel in het scenario ‘eU integration’ (wordt nog uitgewerkt), waarbij men zo’n dimensie lijkt te wil-len integreren.

impact van de scenario’sde studie vermeldt dat het model: “allows to describe and test various scenarios and to understand their key implications”. dit lijkt ons onder andere om de vol-gende redenen niet te kloppen:> op economisch vlak blijft de studie beperkt tot een

analyse van de investerings- en exploitatiekosten;> naar het aspect van bevoorradingszekerheid is

helemaal geen onderzoek verricht.

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

41

Page 43: PetrolFed Jaarverslag 2012

‘Energy roadmap 2050’ van de Europese Commissie de ‘energy roadmap 2050’ van de europese commis-sie analyseert verschillende scenario’s om tegen 2050, 80% minder broeikasgassen uit te stoten. de roadmap verklaart dat:> “People’s well-being, industrial competitiveness

and the overall functioning of society are dependent on safe, secure, sustainable and affordable energy.”

> “in this energy roadmap 2050 the commission explores the challenges posed by delivering the eU’s decarbonisation objective while at the same time ensuring security of energy supply and competitiveness.”

> “the scenario analysis undertaken is of an illustrative nature, examining the impacts, challenges and opportunities of possible ways of modernizing the energy system. they are not “either-or” options but focus on the common elements which are emerging and support longer-term approaches to investments.”

in de ‘roadmap’ worden vijf scenario’s overwogen om de economie koolstofarm te maken, namelijk: ‘high energy efficiency’, ‘diversified supply technologies’ (public acceptance of nuclear & ccs), ‘high renewa-ble energy sources’, ‘delayed ccs’ en ‘low nuclear’ (no new nuclear).

de studie zou moeten passen in het in de europese roadmap bepaalde kader. een dergelijke aanpak zou het mogelijk maken om België niet langer apart te be-schouwen, zoals dat nu gebeurt (behalve in het scena-rio ‘eU integration’ dat nog wordt uitgewerkt). daar-enboven kunnen de uit de roadmap geleerde lessen

op Belgisch niveau worden uitgediept, met name wat de kosten betreft. in dit verband maakt de openstel-ling voor alle technologieën het mogelijk de kosten van een koolstofarme samenleving te drukken. het vBo is ook voorstander van die openstelling voor alle technologieën bij de analyse van de scenario’s om de uitstoot van broeikasgassen sterk terug te dringen.

ETS en bedrijfsmaatregelen“although this study only deals with emissions on the Belgian territory, it is clear that one of the key instru-ments to tackle emissions from industries is the eU emissions trading system (eU ets) which guaran-tees a level-playing field for european companies. greenhouse gas emission reduction percentages in industrial sectors in Belgium should not be interpreted as proposed binding targets for these sectors. they rather reflect emission reduction possibilities.”

er wordt akte genomen dat de studie een koolstofprijs via eU ets voorstaat. aangezien de ets-koolstofprijs identiek is voor alle bedrijven in europa – of zelfs in de wereld indien men de studie plaatst in een perspec-tief waarbij alle landen dezelfde inspanning leveren – is een ‘level playing field’ op europees/wereldniveau gegarandeerd. in dit kader worden de ambitieniveaus per bedrijfstak bepaald door de prijs en niet door een ‘Belgische’ keuze wat betreft de invoering van tech-nologieën in bepaalde sectoren. om te sporen met die aanpak zouden de ambitieniveaus in de bedrijfstakken moeten overeenkomen met vooropgezette/geschatte ets-prijsniveaus. de koolstofprijzen in de ‘roadmap’ worden zo een referentie en sluiten op die manier aan bij een ambitieniveau.

Bron: vBo: “low carbon scenarios for Belgium” – studie climact – vito; Brussel, 1 maart 2013

de BelangrijKste dossiers

‘BACKCASTING STUDY TOWARDS 100% RENEWABLE ENERGY IN 2050’de vier Belgische ministers bevoegd voor energie (waarvan 3 gewestelijke en 1 federale) hebben een studie aangevraagd die dient te beschrijven hoe het Belgisch energiesysteem tegen 2050 kan worden omgevormd tot 100% hernieuwbare energiebronnen. deze studie werd uitgevoerd door een consortium van drie onderzoeksorganisaties (Federaal Planbureau, icedd – institut de conseil et d’etudes en développe-ment durable en vito – vlaamse instelling voor tech-nologisch onderzoek). eén van de doelstellingen van deze backcasting-studie (waarin de doelstelling wordt gedefinieerd voor 100% hernieuwbare energie voor elektriciteit, verwarming en transport tegen 2050) is “België toe te laten om zijn afhankelijkheid van fos-siele brandstoffen (...) te verminderen/elimineren en zijn bevoorradingszekerheid te verbeteren”.

de BPF werd uitgenodigd op de 1ste stakeholdersver-gadering die in februari 2012 werd georganiseerd door het Federaal Planbureau en waar de stakeholders opmerkingen konden formuleren. de opmerkingen van de BPF waren gebaseerd op de europia-bijdrage aan de ‘eU energy Pathways to 2050’ en werden aangepast aan de Belgische context. de opmerkingen werden voorgelegd aan het consortium en worden hierna sa-mengevat.

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

42

Page 44: PetrolFed Jaarverslag 2012

BPF-opmerkingen over de benadering van de ‘back-casting-studie 100% hernieuwbare energie’een stappenplan kan alleen een strategische richting aanwijzen en mag niet worden beschouwd als een enkele specifieke route. een stappenplan van 40 jaar opstellen naar 100% hernieuwbare energie in België is een erg ambitieuze taak. de politieke stakeholders moeten inzicht hebben in de veronderstellingen en de methodologie die worden gebruikt bij de ontwikkeling van dit stappenplan, en bijgevolg ook in de beperkingen van dergelijk model, evenals in het feit dat een ‘backcast’ van een doel per definitie zal worden gerealiseerd.

de BPF had liever een ‘forecasting’-benadering gehad (gebaseerd op ervaringen, met billijke ramingen, waarbij adequate instrumenten worden ontwikkeld om de tussentijdse doelen te realiseren), aangezien deze waarschijnlijk beter haalbaar zullen zijn en tegelijkertijd de concurrentiekracht van België op peil zullen houden. de resultaten van elke ‘backcasting’- of ‘forecasting’-benadering bevatten een aantal onze-kerheden. omwille van deze onzekerheden is het van cruciaal belang dat de aanbevolen beleidslijnen geba-seerd zijn op principes die zorgen voor een voorspel-baar en realistisch kader voor de Belgische economie, rekening houdend met de gebeurtenissen in europa en in de rest van de wereld.

Betreffende de vraag naar olie en gas in België gaat het retrospectieve model ervan uit dat de vraag naar petroleum- en gasproducten in de energie-, transport- en bouwsector in België tegen 2050 volledig zal wegvallen. toch

zal het gebruik van olie in de petrochemie (in de vorm van nafta, een belangrijke chemische grondstof voor de Belgische petrochemische sites), landbouw, industriële producten en bouwproducten een aanzienlijk deel blijven uitmaken van de vraag naar ruwe olie. Zelfs al impliceert het ‘backcasting’-scenario een heel sterke afname van de raffinagecapaciteit tegen 2050, toch zal België nog altijd geraffineerde producten nodig hebben (in het bijzonder rekening houdend met het belang van onze petrochemische industrie), net als de rest van europa trouwens.

op dit ogenblik is de Belgische raffinagesector erg competitief op het vlak van energie-efficiëntie en co2-uitstoot (zoals blijkt uit de resultaten van het ‘covenant benchmarking energie-efficiëntie’ in het vlaams gewest). de Belgische beleidslijnen mogen geen bijkomende verplichtingen opleggen voor de raf-finagesector, die hierdoor gedwongen zou worden om de capaciteit sneller terug te schroeven dan de vraag op de europese markt. Bijkomende kosten door beleidslijnen die uitsluitend in België gelden, zouden de concurrentiële nadelen (zoals bv. de kosten voor energie en grondstoffen) voor de petroleumsector en de daarmee samenhangende petrochemische indus-trieën verergeren, wat mogelijk kan leiden tot een on-omkeerbare achteruitgang van de Belgische industrie en de bevoorradingszekerheid van het land in gevaar kan brengen.

de rationalisering van de binnenlandse petroleumraf-finaderijen kan mogelijk leiden tot:> een afname van de bevoorradingszekerheid door

een verminderde logistiek in België;> een afname van strategische productvoorraden (die

3 maanden verbruik dekken in diverse categorieën olieproducten, aangezien olie momenteel ongeveer 40% van de primaire energie vertegenwoordigt in België);

> een ernstige afname in de distributie- en mar-ketingsystemen, wat de Belgische binnenlandse markt voor transportbrandstoffen in gevaar kan brengen (waarvan de infrastructuur mogelijk nodig kan zijn voor ‘alternatieve’ brandstoffen);

> een achteruitgang van het uitstekend niveau op het vlak van technologie en innovatie in de specifi-caties en ontwikkelingen van brandstofproducten;

> een toename van geïmporteerde producten met een grotere wereldwijde co2-uitstoot (transfer van uitstoot en het effect van het koolstoflek);

> een afname van de waardeketen met petrochemi-sche en gerelateerde industrieën;

> economische verliezen en minder tewerkstelling (die de ‘backcasting’-studie zou moeten evalueren);

> een verslechtering van het commerciële evenwicht (door een dalende export van half-afgewerkte en afgewerkte geraffineerde producten, een toene-mende import van energie).

volgens de BPF wijst de aanhoudende behoefte aan olieproducten tot 2050 in europa erop dat het in het belang van België is om de leefbaarheid van de binnenlandse raffinagesector in stand te houden tij-dens de overstap naar een competitieve economie met

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

43

Page 45: PetrolFed Jaarverslag 2012

lage koolstofuitstoot. een rendabele energiebevoorra-ding zal van cruciaal belang blijven voor de industrie, de consumenten en de mobiliteit in België en in euro-pa. Premature beleidslijnen in België kunnen mogelijk leiden tot een vroegtijdige daling van de raffinageca-paciteit en zo toekomstige ontwikkelingen onmogelijk maken. volgens ons mag België niet in zijn eentje kiezen voor de beste technologische oplossingen en de daarbijbehorende ontwikkelingen.

de ‘backcasting’-studie zou de grenzen van een eenzijdige Belgische actie moeten inzien, evenals de onderlinge afhankelijkheid van België met de rest van europa (zoals de buurlanden voor de toelevering van transportbrandstoffen). de bestaande markt voor petroleumproducten is een open en competitieve euro-pese markt. gefragmenteerde nationale beleidslijnen zullen deze markt verstoren door bijkomende binnen-landse kosten en zullen de bevoorradingszekerheid voor de eindverbruikers beïnvloeden.

BPF-aanbevelingen voor de ontwikkeling van een ‘energie-stappenplan 2050’> de eerste prioriteit moet zijn om de doelstellingen

van het ‘klimaat- en energiepakket’ tegen 2020 te realiseren en de Belgische autoriteiten zouden geen bindende doelen mogen stellen of beleidslijnen mogen formuleren die zijn gebaseerd op een uiterst onzeker ‘backcasting’-scenario. dergelijke ‘back-casting’-benadering verhoogt het risico dat de raf-finagesector beslissingen neemt die op langere termijn schadelijk zijn voor het land en voor europa. Beleidslijnen op langere termijn vereisen een grote mate van flexibiliteit om rekening te houden met

de technologische veranderingen, de veranderingen in de samenleving en met de keuzes die worden gemaakt in andere delen van de wereld.

> in de nationale beleidslijnen dient men rekening te houden met de realiteit van de wereldwijde con-currentie en dient men de impact daarvan op de concurrentiekracht vooraf te evalueren. we stellen het op prijs dat het onderzoeksconsortium de socio-economische impact van een ‘100% her-nieuwbaar scenario in 2050’ zal onderzoeken. men moet echter niet alleen de betaalbaarheid van een ‘100% hernieuwbaar scenario’ voor België evalue-ren, maar ook het aspect van de bevoorradingsze-kerheid en de reële afname van de broeikasgassen (in het bijzonder wanneer fossiele brandstoffen grotendeels vervangen zullen moeten worden door biobrandstoffen in de transportsector - zoals recent onderzocht door de europese commissie zal de uit-stoot van broeikasgassen door biobrandstoffen mogelijk groter zijn dan deze van fossiele brand-stoffen indien men rekening houdt met de indirecte veranderingen in het gebruik van de bodem). raf-finadeurs verplichten om de capaciteit te rationa-liseren vóór de vraag daalt, zou anderzijds enkel meer import van afgewerkte producten aantrekken tijdens de overgangsfase en zou dus niet leiden tot een afname van de globale uitstoot.

> men dient de beperkingen van eenzijdige Belgi-sche acties in te zien en rekening te houden met de onderlinge afhankelijkheid van de Belgische raffinagesector met nederland en meer algemeen met de rest van de wereld (belang van de export voor de Belgische raffinaderijen, bv. voor scheeps-

brandstoffen en de producten die het meest wor-den geraffineerd).

> België mag niet geïsoleerd handelen, maar wel binnen de competitieve en open interne europese markt. de bestaande markt voor petroleumpro-ducten is een volledig open markt. de toepassing van nationale beleidslijnen die niet worden overge-nomen door europa, zal de europese competitieve markt verstoren, leiden tot bijkomende kosten en een invloed hebben op de bevoorradingszekerheid van de consumenten op de nationale niveaus (re-cent voorbeeld van problemen veroorzaakt door een gebrek aan samenhang in de eU is de gefragmen-teerde toepassing van de verplichtingen op het vlak van biobrandstoffen in de verschillende lidstaten en de afwijkende belastingtarieven voor de diverse brandstoffen in bepaalde lidstaten, die beiden kun-nen leiden tot verstoringen op de europese markt).

> onze binnenlandse petroleumraffinagesector is een waardevolle troef voor de Belgische economie (belang waardeketen). België moet een leefbare raffinagesector in stand houden om te voldoen aan de behoefte van haar economie en de bevoorrading veilig te stellen voor alle transportbrandstoffen (niet enkel brandstoffen voor wegverkeer, maar ook voor de lucht- en de scheepvaart) en cruciale grondstof-fen voor andere industriële sectoren (petrochemie, smeermiddelen, verven en solventen, wegenbouw en bouw, staal- en aluminiumsmelterijen). de be-leidslijnen en de nationale en regionale wetge-vende omgeving moeten dus vermijden dat de con-currentiekracht van de Belgische raffinaderijen tegenover hun concurrenten binnen en buiten de eU wordt benadeeld.

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

44

Page 46: PetrolFed Jaarverslag 2012

> aangezien het geplande stappenplan een vraag zou creëren naar bepaalde technologieën, die echter van om het even waar geleverd kunnen worden, moet men veel aandacht besteden aan het even-wicht tussen de creatie van jobs (potentieel in Bel-gië) en het verlies van jobs (bijna zeker in binnen-landse industrieën).

> in de huidige budgettaire context, met de verwachte afname van het gebruik van petroleumproducten, zouden de bijbehorende belastinginkomsten trou-wens moeten worden vervangen (o.a. de Belgische accijnsontvangsten op petroleumproducten van 4 miljard euro, die voornamelijk afkomstig zijn van diesel en van benzines). de ‘backcasting’-studie dient rekening te houden met dit aspect.

DE EUROPESE RICHTLIJN ‘BRANDSTOFKWALITEIT’de BPF werd betrokken in het uitvoeringsproces van de europese richtlijn ‘brandstofkwaliteit’ (Fuel Quality directive 2009/30/eg), enerzijds voor de uitwerking van een elektronisch platform voor het traceren en rapporteren van de duurzaamheid van de biocomponenten in brandstoffen en anderzijds betreffende artikel 7a (vermindering van broeikasgasemissies van motorbrandstoffen).

Elektronisch platform betreffende de duurzaamheid van de biocomponentende BPF heeft er bij de federale milieuadministratie op aangedrongen een vergadering te organiseren met alle operatoren om informatie te geven over de stand van zaken van de invoering van een elektro-nisch rapportagemiddel betreffende de duurzaamheid van de (bio)brandstoffen. na deze vergadering heeft

de BPF twee van haar leden als piloot-partner voorge-steld om een maximaal aantal situaties te simuleren en te testen vooraleer dit instrument verplicht wordt gemaakt. het activeren van het rapportagemiddel gebeurde omslachtig. temeer omdat de BPF-leden hun gegevens niet konden invullen vooraleer de bio-brandstofproducenten hun gegevens hadden inge-voerd: registratie van de vennootschappen, registratie van de partijen biobrandstoffen,... de finale versie van het rapportageprogramma werd uiteindelijk op 1 december 2012 opgestart.

Vermindering van broeikasgasemissies van motorbrandstoffenartikel 7a van richtlijn 2009/30/eg behandelt de vermindering van de broeikasgasemissies van motorbrandstoffen.

de europese commissie dient een methode voor te stellen waarmee de broeikasgasemissies van de inverbruikgestelde motorbrandstoffen gedurende de gehele levenscyclus kunnen worden gemeten. die methode analyseert de verschillende bestanddelen van biologische oorsprong (biobrandstoffen) en van de fossiele brandstoffen. de methode van de europese commissie bepaalt voor benzine en diesel emissiegrenswaarden die verschillen naargelang de soort ruwe olie waaruit men de motorbrandstoffen raffineert.

de BPF heeft zich – net zoals europia – verzet tegen de beslissing van de europese commissie om andere referentie-emissiegrenswaarden voorop te stellen

voor fossiele brandstoffen die uit sommige niet-klas-sieke ruwe oliën worden geraffineerd.

de verschillende betrokken federale overheden werden door de BPF aandachtig gemaakt op het feit dat de invoering, enkel in europa, van emissiegrens-waarden die verschillen volgens de oorsprong van de ruwe olie:> op wereldschaal geen enkele invloed zal hebben op

de broeikasgassen die worden uitgestoten ‘up-stream’ (= exploratie en productie);

> een negatief effect zal hebben op de raffinageacti-viteit en de bevoorradingszekerheid van landen van de europese Unie;

> een aanzienlijke werklast zal teweegbrengen voor de brandstofleveranciers en voor de overheidsad-ministraties dewelke niet in verhouding staat tot de verwachte resultaten.

de BPF heeft deelgenomen aan verschillende infor-matievergaderingen die werden georganiseerd door ofwel de canadese vertegenwoordiging (in aanwezig-heid van de Belgische overheden) ofwel door europia (met de vertegenwoordigers van de noia – national oil industry association). Bovendien heeft de BPF het standpunt van europia bij talrijke ontmoetingen met de Belgische politieke instanties verdedigd, niet enkel tijdens vergaderingen over biobrandstof-fen, maar ook tijdens vergaderingen die in het bij-zonder gefocust waren op artikel 7a (waaronder op het kabinet van de staatssecretaris voor klimaat en energie en tijdens vele persoonlijke contacten met de Federale overheidsdienst leefmilieu).

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

45

Page 47: PetrolFed Jaarverslag 2012

die ontmoetingen en de daarmee gepaard gaande briefwisseling hebben reeds bijge-dragen tot het uitstel van de stemming over het oorspronkelijke europese ontwerp in de hoop het comité ‘brandstofkwaliteit’ te overtuigen om een gematigder standpunt in te nemen zoals dat van bepaalde lidstaten (nederland en italië) en een ‘economi-sche beoordeling’ te verkrijgen dat de impact van dergelijke maatregelen meet.

DE NORMALISATIE VAN PETROLEUMPRODUCTEN EN DE BELGISCHE NORMALISATIECOMMISSIESde internationale en europese normen worden opgesteld op basis van voorstellen die de verschillende eU-lidstaten doen. ieder land draagt daartoe bij en wordt ver-tegenwoordigd door een nationale delegatie om haar bijdrage te verdedigen binnen de internationale en europese instanties. deze eigen voorstellen worden toever-trouwd aan nationale normalisatiecommissies, de zogenaamde ‘spiegelcommissies’. hun activiteiten worden overgenomen door internationale en europese groepen.

het onP is de sectorale Belgische operator voor normalisatie die als doel heeft een technische en administratieve ondersteuning te verlenen aan de Belgische normali-satiecommissies met betrekking tot petroleumproducten en aanverwanten:> cen/tc19 of onP-cnP (commissie normalisatie Petroleum), gelast met de op-

volging van de normalisatie van petroleumproducten en aanverwanten: gasvor-mige en vloeibare brandstoffen, smeermiddelen en aanverwante synthetische of biologische petroleumproducten. in 2012 werkte deze commissie aan de herzie-ning van de norm voor lamppetroleum (nBn t52 707) en van de norm voor gasolie verwarming (nBn t52 716), voor de publicatie van de norm en14214 (biodiesel, Fame) en van de benzinenorm e10 (en228).

> cen/tc336 is gelast met de voorbereiding en de aanpassing van de europese nor-men voor de verschillende types bitumen.

> cen/tc383 werkte aan de normalisatie van de duurzame biomassa voor energe-tische doeleinden: duurzaamheidcriteria voor de productie van biobrandstoffen en bio-liquids voor energetische applicaties.

DE STRATEGISCHE PETROLEUMVOORRADEN (Apetra)de lidstaten van de europese Unie zijn verplicht een strategische oliereserve aan te houden die overeenstemt met het binnenlands verbruik van 90 dagen.

apetra, de nationale stockagemaatschappij (agence Petrolière – Petroleuma-gentschap), is sinds 1 april 2007 wettelijk belast met het aanhouden en beheren van de strategische voorraden van België. apetra heeft twee voorname doelstellin-gen, namelijk:> de bevoorradingszekerheid van België garanderen;> België in de mogelijkheid stellen om aan zijn internationale verplichtingen inzake

het aanhouden van een minimumvoorraad ruwe olie en aardolieproducten te vol-doen.

de Belgische regelgeving van 26 januari 2006 inzake apetra voorzag dat de belangrijke petroleummaatschappijen tijdens een overgangsperiode van 5 jaar, een niet-vergoede degressieve voorraadplicht van 15 dagen op zich namen. voor 2012 (meer bepaald tot einde maart) was deze voorraadplicht nog gelijk aan 3 dagen inverbruikstelling. sinds 1 april 2012 is apetra de enige beheerder van de nationale veiligheidsvoorraden.

de BelangrijKste dossiers

TABEL 30: BeLgIsche VeILIgheIdsVoorrAden

Categorie I (1) Categorie II (2) Categorie III (3)

kt aantal dagen

kt aantal dagen

kt aantal dagen

december 2011 549 148 2.927 78 238 261

december 2012 611 174 3.239 90 296 292

(1) categorie i: benzines voor gebruik in motorvoertuigen en in de luchtvaartsector(2) categorie ii: gasolie, diesel, kerosine en motorbrandstof voor straalmotoren(3) categorie iii: zware stookolie

Bron: europese commissie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

46

Page 48: PetrolFed Jaarverslag 2012

in 2012 heeft apetra haar programma voortgezet en zo ook in categorie ii (gasolie, kerosine) 90 dagen voor-raadplicht behaald. de verplichting 2012 is nog geba-seerd op de oude europese richtlijn 1998/93/eg, t.t.z. op de inverbruikstellingen van het voorgaande jaar. de nieuwe europese richtlijn 2009/119/eg wordt gestoeld op de Belgische netto-invoer van aardolie-producten (i.e. invoer, uitvoer, internationale bunkers, voorraadwijzigingen) in het voorgaande jaar.

De nieuwe EU-richtlijn inzake veiligheidsvoorradenin 2012 heeft de BPF deelgenomen aan simulaties en uitvoering van de omzetting naar Belgische regelgeving van de nieuwe europese richtlijn 2009/119/eg “houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe olie en/of aardolieproducten in opslag te houden”, dewelke van kracht zal worden in de loop van 2013. deze richtlijn omvat volgende doelstellingen:> de berekeningswijze van de nationale verplichte

voorraden en van de effectieve voorraden aanpas-sen aan die van het iea;

> het niveau van de verplichte voorraden voor de lid-staten verhogen met 10% (rekening houdend met de 10% die wordt afgetrokken voor onbeschikba-re tankbodems);

> de administratieve lasten verlagen en de werking van de interne markt bevorderen door geen bilate-rale akkoorden meer op te leggen wanneer agent-schappen of ondernemingen hun voorraden in een andere lidstaat wensen te bewaren;

> de bepalingen van het europees crisisbeleid in de Belgische regelgeving van de veiligheidsvoorra-den integreren.

voor verdere informatie, raadpleeg: www.apetra.be

HET TOEZICHT OP DE KWALITEIT VAN PETROLEUMPRODUCTEN (Fapetro)het Fonds voor de analyse van petroleumproducten ‘Fapetro’ – dat volledig wordt gefinancierd door de petroleumsector – houdt toezicht op de kwaliteit van petroleumproducten die op de Belgische markt worden gebracht. de kwaliteitscontroles die door Fapetro worden uitgevoerd, hebben betrekking op het naleven van de ‘productnormen’ voor de verschillende brandstoffen.

Motorbrandstoffenin 2012 werden zowat 8.000 motorbrandstofmonsters genomen bij publieke brandstofverdeelinstallaties (zie resultaten in de tabel hierbij).

Bij benzine zijn er vooral overtredingen van de damp-spanning, geconcentreerd in de periode rond 1 mei, meer bepaald bij de overgang van winterbenzine (hogere dampspanning) naar zomerbenzine (lagere dampspan-ning). er is wat dat betreft geen verbetering merkbaar in de loop der jaren, wel integendeel. de situatie in België is niet slechter dan in het buitenland. echter, veelal wordt in de ons omringende landen veel minder bemonsterd, waarbij daarenboven de periode rond de maand mei wordt ontzien. Bij diesel zijn de meeste niet-conformitei-ten te wijten aan een iets te hoog zwavelgehalte.

in tegenstelling tot de voorgaande jaren geeft Fapetro geen cijfers meer vrij voor het geheel van de leden van de BPF, zodat hier geen vergelijking meer kan worden gemaakt met andere netwerken.

de situatie bij de private pompen is niet rooskleurig: van de circa 1.800 brandstofmonsters genomen in 2012,

de BelangrijKste dossiers

waren er 29% niet-conforme monsters voor benzine 95 en 16% voor diesel. Bij non-conformiteiten gaat Fapetro er van uit dat de eigenaar van de private pomp niet aan-sprakelijk kan zijn voor het bezit en het gebruik van een niet-conforme brandstof. in dat geval moet de overheids-dienst de leverancier van het product identificeren en be-wijzen dat deze een niet-conform product heeft geleverd. de BPF heeft zich steeds tegen dit principe verzet en is van mening dat enkel monstername van de brandstof bij levering, dus vooraleer ze in de tanks van de uitbater van de private pomp terechtkomt, uitsluitsel kan geven over de verantwoordelijkheid van de leverancier. indien dit niet gebeurt of indien de bevoegde overheden de eigenaar/uitbater van de privé-pomp niet vervolgen bij niet-con-formiteit van de door hem gebruikte brandstof, dan heeft een controle bij de privé-pompen nauwelijks zin en zou het nut van dergelijke controles in vraag dienen te wor-den gesteld.

Gasolie verwarmingin het 2de trimester van 2011 is Fapetro gestart met de controle van de kwaliteit van gasolie verwarming in de primaire depots. na één jaar werden de resul-taten van deze controles geëvalueerd. gezien geen enkele overschrijding van het maximaal toegestaan zwavelgehalte werd vastgesteld, werd de monsterna-mefrequentie van eenmaal per trimester per depot teruggebracht naar eenmaal per jaar per depot. deze resultaten bewijzen dat eventuele overtredingen verder in de keten niet te wijten kunnen zijn aan de kwaliteit van de door de leden van de BPF uit hun primaire de-pots geleverde gasolie.

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

47

Page 49: PetrolFed Jaarverslag 2012

TABEL 31: AAndeeL nIeT-conforMe sTALen, PUBLIeke PoMPen In BeLgIë, Per ProdUcT (%)

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012

Benzine 95 octaan (1) 1,7 2,0 3,8 1,7 2,0 2,6 1,4 3,6 5,5 5,5

Benzine 98 octaan (1) 3,3 4,6 5,6 3,1 3,3 5,5 2,6 6,0 5,0 6,5

diesel (1) 5,1 3,5 3,8 3,3 5,8 2,0 1,9 2,9 2,9 3,6

TOTAAL (aantal niet-conforme stalen t.o.v. aantal genomen stalen) 3,6 3,4 3,9 2,8 4,0 3,1 1,9 3,3 3,6 4,2

(1) maximum zwavelgehalte vanaf 1/1/2009: 10 ppm

Bron: Fapetro

GESPREIDE BETALING OP DE LEVERING VAN HUISBRANDOLIEop vraag van de staatssecretaris voor energie, heeft de algemene directie energie het huidig wettelijk kader omtrent de gespreide betalingen geëvalueerd en waar mogelijk voorstellen geformuleerd om dit sys-teem te versterken of bij te sturen omdat dit volgens de overheid veel te weinig wordt benut.

door de factuur van huisbrandolie gespreid te betalen, kan in sommige gevallen de factuur betaalbaar wor-den gehouden en worden voorkomen dat de factuur uiteindelijk niet wordt betaald. de algemene directie energie heeft de petroleumsector (BPF, BPU, Brafco en laB) gevraagd deel te nemen aan het overleg van ‘de contracten voor de levering van huisbrandolie met spreiding van betaling’.

het huidig wettelijk kader inzake gespreide betalingen bestaat sinds 2006 en werd op 28 november 2008 aangepast voor wat de minimale voorwaarden betreft. Qua aantal dient heden vastgesteld te worden dat er slechts een 90-tal ondernemingen een dergelijk

contract aanbieden (zie de lijst van handelaars op de website van de Fod economie) en anderzijds nog heel wat consumenten aarzelen om in dit systeem te stappen of er zelfs geen kennis van hebben. volgens de overheid ziet het er dus naar uit dat dit systeem dient te worden herbekeken vanuit economisch standpunt en tegelijk ook aantrekkelijk genoeg te maken voor de consument.

in september 2012 participeerde de BPF, samen met de andere federaties alsook vertegenwoordigers van het sociaal verwarmingsfonds, aan een vergadering in aanwezigheid van leden van de kabinetten energie en maatschappelijke integratie.

na verscheidene vergaderingen met de administratie en de andere federaties, heeft de BPF, in samenspraak met de BPF commissie, volgende voorstellen aan de overheid geformuleerd:> het organiseren van actieve promotie van ge-

spreide betaling en het sensibiliseren om tijdig (in het voorjaar) in het systeem van gespreide betaling te stappen;

> een verbetering van de huidige website van dg energie qua toegang met het repertoriëren van het aantal aanbieders van gespreide betaling per postcode, idealerwijs op een landkaart met een visuele gradatie van het aantal aanbieders per ge-meente;

> het economisch verantwoord maken van leveringen onder de 1.000 liter (middels een vaste toeslag te factureren voor kleine leveringen);

> de verdelers de mogelijkheid te bieden om de kre-dietwaardigheid van hun potentiële klant te kunnen nagaan (eventueel via een bestaande databank);

> het activeren van de toelage van het sociaal ver-warmingsfonds als een voorschot (€ 210) binnen het systeem van gespreide betaling;

> het oprichten van een waarborgfonds om de door klanten vooraf betaalde bedragen binnen het kader van ‘gespreide betalingen’ te vrijwaren tegen even-tuele faillissementen van leveranciers.

de administratie nam nota van de constructieve mede-werking van de BPF.

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

48

Page 50: PetrolFed Jaarverslag 2012

einde 2012 heeft de overheid de BPF nog niet op de hoogte gebracht van haar intenties om het huidige systeem te verbeteren. ondertussen werd het sociaal verwarmingsfonds gemachtigd om deze problematiek op te volgen en heeft deze een consultant aangesteld tot het verbeteren van het huidige systeem van ge-spreide betalingen voor huisbrandolie. tijdens het 1ste semester 2013 dient de aan-gestelde consultant concrete aanbevelingen te geven aan het sociaal verwarmings-fonds en de betrokken professionele federaties.

de BelangrijKste dossiers

fiscale actualiteit

DE FISCALITEIT OP MOTORBRANDSTOFFEN: HET KLIKSYSTEEMhet positief kliksysteem(a) alsook het negatief kliksysteem(b) werd niet meer inge-voerd in 2012. Bijgevolg is de bijzondere accijns van diesel en van benzines in 2012 onveranderd gebleven.

0,0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

01/0

1/19

85

01/0

1/19

86

01/0

1/19

87

01/0

1/19

88

01/0

1/19

89

01/0

1/19

90

01/0

1/19

91

01/0

1/19

92(1

) 01/0

1/19

93(2

) 01/0

1/19

94

01/0

1/19

95

01/0

1/19

96

01/0

1/19

97

01/0

1/19

98

01/0

1/19

99

01/0

1/20

00

01/0

1/20

01

01/0

1/20

02

01/0

1/20

03

01/0

1/20

04

01/0

1/20

05

01/0

1/20

06

01/0

1/20

07

01/0

1/20

08

(3) 0

1/01

/200

9(4

) 01/

01/2

010

19/

01/2

010

28/0

1/20

10

14/0

4/20

10

18/0

5/20

10

26/0

5/20

10

04/0

1/20

11

25/0

1/20

11

20/0

4/20

11

06/0

5/20

11(5

) 13/0

5/20

11(6

) 10/1

1/20

11(7

) 17/1

1/20

11

FIGUUR 17: eVoLUTIe VAn de AccIjnsTArIeVen VAn BenzIne 95 ocTAAn, dIeseL en hUIsBrAndoLIe In BeLgIë (€/liter)

(1) huisbrandolie: controlebijdrage (2) huisbrandolie: controle- + energiebijdrage (3) 01.01.2009: herinvoering van het positief kliksysteem op motorbrandstoffen voor het jaar 2009, met een maximale

accijnsverhoging van 0,028 €/l voor benzines en van 0,035 €/l voor diesel (4) 01.01.2010: herinvoering van het positief kliksysteem ‘diesel’ voor de jaren 2010 en 2011, met een maximale jaarlijkse

accijnsverhoging van 0,040 €/l (5) 13.05.2011: maximum accijnsverhoging van 0,040 €/l bereikt voor diesel (positief kliksysteem) (6) 10.11.2011: toepassing ‘negatief kliksysteem’ op diesel o.w.v. overschrijding van de nieuwe aangepaste

drempelwaarde van de maximumprijs van 1,50 €/l(7) 17.11.2011: toepassing ‘negatief kliksysteem’ op diesel o.w.v. overschrijding van de nieuwe aangepaste

drempelwaarde van de maximumprijs van 1,50 €/l

nota 2012: geen wijziging; het kliksysteem werd in 2012 niet meer toegepast

Bron: Belgische Petroleum Federatie

Benzine 95 octaan diesel huisbrandolie

(a) Bij iedere daling van de maximumprijs van diesel en/of benzine 95 octaan die voortvloeit uit de programmaovereenkomst, wordt de helft van de prijsvermindering omgezet in een verhoging van de bijzondere accijns.

(b) Bij iedere stijging van de maximumprijs van motorbrandstoffen – die volgt uit de programmaovereenkomst en waarbij het richtproduct een bepaalde drempel overschrijdt (1,50 €/l voor diesel en 1,70 €/l voor benzine 95 octaan) – kan de bijzondere accijns verlaagd worden met een bedrag gelijk aan de Btw meeropbrengst.

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

49

Page 51: PetrolFed Jaarverslag 2012

FIGUUR 18: AccIjnsTArIeVen AAn de PoMP In BeLgIë en In de BUUrLAnden oP 31/12/2012 (€/1.000 liter)

Bron: europese commissie

0

100

200

300

400

500

600

700

800

BE FR DE NL LU Europees minimum

613,57

427,69

18,49

611,00

437,10

56,60

654,50

470,40

61,35

462,09

320,00

10,00

359,00330,00

21,00

724,17

429,50

260,43

TABEL 32: AccIjnsonTVAngsTen (1) oP BrAndsToffen In BeLgIë (miljard euro)

TABEL 33: BTw-TArIeVen oP de VoornAAMsTe BrAndsToffen In BeLgIë en In de BUUrLAnden oP 31 deceMBer 2012 (%)

2008 2009 2010 2011 2012

Benzine 1,16 1,03 1,09 0,96 0,94

diesel 2,68 2,71 3,30 3,42 3,35

huisbrandolie 0,10 0,08 0,09 0,07 0,07

Andere 0,09 0,09 0,10 0,15 0,14

TOTAAL 4,03 3,91 4,58 4,60 4,50

Benzines Diesel Huisbrandolie

BE 21,0 21,0 21,0

fr 19,6 19,6 19,6

de 19,0 19,0 19,0

nL 21,0 21,0 21,0

LU 15,0 15,0 12,0

(1) en aanverwante belastingen

Bron: Federale overheidsdienst Financiën, douane & accijnzen

Bron: europese commissie

de BelangrijKste dossiers

Benzines diesel huisbrandolie

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

50

Page 52: PetrolFed Jaarverslag 2012

HET BRUSSELS WETBOEK VAN LUCHT, KLIMAAT EN ENERGIEBEHEER (Cobrace)cobrace – Brussels wetboek van lucht, klimaat en energiebeheer – is een initiatief van het Brus-sels ministerie voor leefmilieu en energie, dat een nieuw wetboek betreffende de lucht, het klimaat en de energiebeheersing wil invoeren (een consolidatie van gewestelijke decreten, omzetting van europese richtlijnen, nieuwe beleidsinitiatieven zoals het beheer van de parkeerplaatsen in Brussel, nieuwe normen voor energie-efficiëntie van private en publieke gebou-wen,...).

tussen de nieuwe maatregelen bevond zich een taks op de distributie van huisbrandolie in het Brussels gewest. het was de bedoeling om de professionaliteit van de verdelers van huisbrandolie te controleren via een verplichte bijdrage van 0,05 €/l in het Brussels ge-west geleverde en verbruikte liter huisbrandolie (een maandelijks verschuldigde bijdrage). die bijdrage zou een gewestelijk energiefonds spijzen waarmee de ver-schillende energiesubsidies van het gewest kunnen worden gefinancierd (volgens de gewestelijke overheid identiek aan gas en elektriciteit).

de BPF werd begin 2012 uitgenodigd om haar mening te geven binnen de werkgroep van de ‘economische en sociale raad voor het Brussels hoofdstedelijk gewest’. de BPF heeft een eerste lijst argumenten opgesteld, zich afvragend of de gewestelijke overheid op geldige wijze een taks kan opleggen specifiek voor huisbrandolie (federale bevoegdheid) zonder rekening te houden met de verplichtingen uit de program-

maovereenkomst (een aspect dat, enigszins onbekend bij de lokale overheden, verwaarloosd werd).

de federaties van de petroleumsector stuurden ge-zamenlijk een brief naar de beroepsfederaties (Beci, Ucm, Unizo) die in de ‘economische en sociale raad voor het Brussels hoofdstedelijk gewest’ (esrB-hg) zetelen.

de argumenten van de BPF werden aanvaard door de werkcommissie van de esrBhg, een orgaan dat officieel wordt geraadpleegd door de Brusselse gewestregering in het kader van wetsvoorstellen. op basis van de BPF argumenten heeft deze commissie aanbevolen om die maatregelen te schrappen (evenals de ‘stookolietaks’).

de weigering van dit wetsvoorstel is gebaseerd op de volgende argumenten:> onrealistisch voorstel en controlemiddelen onmo-

gelijk;> schending van de federale wetgeving die de belas-

ting van het product door de gewesten verhindert zonder het uitdrukkelijke akkoord van het Belgische federale niveau;

> impact op de programmaovereenkomst die leidt tot een verschillende maximumprijs in het Brussels gewest dan in de andere gewesten.

verder heeft de BPF in 2012 nog verschillende stappen ondernomen bij het kabinet energie van het Brussel-se hoofdstedelijk gewest, bij kabinet Financiën van het Brussels gewest en bij vertegenwoordigers van de politieke partijen uit de Brusselse regering waarna

de BPF begin januari 2013 tijdens een ontmoeting tus-sen de petroleumsector en het ministerie van Financi-en van het Brussels gewest vernam dat de maatregel met betrekking tot de belasting van huisbrandolie van het cobrace gewoonweg werd ingetrokken.

HET STATUUT VAN DE POMPHOUDERsedert 2003 bestaat een sectorale regeling, van toepassing op alle overeenkomsten tussen een petro-leummaatschappij en een zelfstandige tankstationuit-bater. deze regeling is gekend onder de naam ‘sta-tuut van de pomphouder’. dit statuut legt specifieke voorwaarden en verplichtingen op aan de contractu-ele relatie tussen maatschappij en uitbater.

het juridisch kader werd gedefinieerd in het koninklijk Besluit van 14 januari 2003 (publicatie in het Belgisch staatsblad op 6 februari 2003). de duurtijd van deze regelgeving was bepaald op 10 jaar vanaf de publicatie, wat betekent dat de termijn vandaag is afgelopen.

de BPF heeft op eigen initiatief dit onderwerp niet meer besproken met de Fod economie. er dient vast-gesteld te worden dat er op datum van 6 februari 2013 geen nieuw statuut het licht heeft gezien en bijge-volg partijen sindsdien niet meer gebonden zijn door het kB van 2003.

de BelangrijKste dossiers

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

51

Page 53: PetrolFed Jaarverslag 2012

sociale actualiteit

DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST 2011-2012de BPF sociale commissie heeft een aantal dossiers behandeld in navolging van het sectoraal akkoord 2011-2012, dat werd afgesloten in oktober 2011.

er werd tot een overeenstemming gekomen betref-fende de gelijkschakeling van klein verlet tussen de statuten van arbeiders en bedienden, zodat – na formele ondertekening – het systeem volledig gelijk zal zijn voor beide statuten.

DE BEVOEGDHEID VAN DE PARITAIRE COMITéS 140/127/117sinds 2010 bestaat er onenigheid inzake transpor-tondernemingen die petroleumproducten vervoeren van punt a naar punt B en het paritair comité (Pc) waartoe deze transportondernemingen behoren. deze bevoegheidsdiscussie is van belang, aangezien een

Pc de minimale loon- en arbeidsvoorwaarden bepaalt voor de arbeiders binnen het Pc.

een specifieke werkgroep binnen de Federale over-heidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg (Fod waso) trachtte een consensus te vinden tussen alle sociale partners binnen de betrokken sec-toren (Pc140(a), Pc127(b) en Pc117(c)) voor arbeiders en waar mogelijk de evenknie voor bedienden.

de BPF had reeds met de vakorganisaties van Pc117 een akkoord zodat duidelijk zou zijn dat bij zuivere vervoersactiviteit voor rekening van derden het eigen Pc117 niet bevoegd zou zijn.

maar – ondanks de vele overlegvergaderingen omtrent deze problematiek – kon tussen de andere werkge-versorganisaties voor de andere Pc’s geen akkoord worden gevonden.

TABEL 34: eVoLUTIe VAn de TewerksTeLLIng In de PeTroLeUMsecTor (1) In BeLgIë oP 31 deceMBer

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 (2)

Arbeiders 1.218 1.199 1.239 1.182 1.184 1.051 1.075 1.095 1.119 1.182

Bedienden 4.954 5.217 5.258 5.313 5.159 5.260 5.211 5.154 5.105 5.155

TOTAAL 6.172 6.416 6.497 6.495 6.343 6.311 6.286 6.249 6.224 6.337

(1) paritair comité 117 en 211(2) tot 30 september 2012

Bron: rijksdienst voor sociale Zekerheid

de BelangrijKste dossiers

Uiteindelijk publiceerde Fod waso op 16 januari 2013 een bericht in het Belgisch staatsblad waarbij de be-voegdheid zou worden geregeld:> transport voor rekening van derden van petro-

leumproducten zal niet meer aanwezig zijn bin-nen Pc117;

> alle transport voor rekening van derden van petro-leumproducten behoort toe aan Pc127.

in een gemeenschappelijke brief met de transportfe-deraties heeft de BPF haar bezwaren en opmerkingen overgemaakt aan de bevoegde minister.

(a) paritair comité voor het vervoer en de logistiek(b) paritair comité voor de handel in brandstoffen(c) paritair comité voor de petroleumnijverheid en -handel

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

52

Page 54: PetrolFed Jaarverslag 2012

de BelangrijKste dossiers

communicatie

DE NIEUWE BPF WEBSITEde BPF besliste in maart 2012 om haar website te vernieuwen met de volgende doelstellingen:> aanpassen van de visuele vormgeving;> verhogen van de gebruiksvriendelijkheid; > toevoegen van essentiële functionaliteiten;> verbreden van de mogelijkheden inzake ‘content

management’ (bv. het plaatsen van video’s en podcasts);

> optimaliseren voor gebruik op tablets en smartphones.

alvorens tot de ontwikkeling van een nieuwe website over te gaan, werd een grondige analyse gemaakt van de huidige website, waarbij de pijnpunten werden blootgelegd en de sterktes vastgesteld.

teneinde een degelijke online strategie te kunnen uitbouwen, stelde de BPF hierna een lijst op met de doelstellingen en het doelpubliek.

Versterkte websiteop deze manier kwam de BPF – met een gewij-zigde technologie – tot een website die veel gebruiks-vriendelijker is voor zowel de gebruiker als de web redacteur mét nieuwe functionaliteiten (bv. de zoek-functie). de nieuwe informatiearchitectuur speelt snel-ler in op vragen van het doelpubliek. de hedendaagse en flexibele vormgeving vormt de basis voor deze meer dynamische en toegankelijkere website.

hiermee beoogt de BPF om met media, studenten, burgers, politici, ngo’s, vakbondsafgevaardigden, (niet-)ledenorganisaties en haar werknemers:> een proactieve externe communicatie in stand te

houden en sneller in te spelen op de publieke opinie en perceptie;

> de standpunten van de BPF te verduidelijken;> de gebruiker een waaier aan nuttige cijfergegevens

betreffende de Belgische petroleumindustrie aan te bieden.

alle onderwerpen op de huidige website werden herschikt en gebundeld in verschillende rubrieken die de BPF aanbelangen. de website van de BPF bevat onmisbare informatie over belangrijke petroleum gerelateerde thema’s zoals economie, milieu, raffinage, sociale aspecten, productkwaliteit, beveiliging en veiligheid en heel wat nuttige links naar andere organisaties.

vermits de maximumprijzen van de petroleumpro-ducten het meest bezochte onderdeel zijn, besliste de BPF om op haar nieuwe website hieraan een aparte rubriek te wijden. in deze rubriek kan men de actu-ele maximumprijzen van de voornaamste petrole-umproducten en hun samenstelling terugvinden. via een interactieve module kan de historische evolutie van de maximumprijzen worden geraadpleegd over een zelf gekozen periode. de databank op haar beurt geeft de historiek weer van de dagelijkse maximum-prijzen en van de maandelijkse en jaarlijkse gemid-delde maximumprijzen.

de website van de BPF kan in detail bekeken worden via volgende Url: www.petrolfed.be.

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

53

Page 55: PetrolFed Jaarverslag 2012

05 indeX Van de taBellen en Figuren

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

54

Page 56: PetrolFed Jaarverslag 2012

figurenFIGUUR 1: Prijs van de rUwe olie (Brent) in $/BBl en in €/BBl 10

FIGUUR 2: Prijs van de rUwe olie (Brent) in constante eUro en in loPende eUro 10

FIGUUR 3: BrandstoFnoteringen oP de markt van rotterdam 11

FIGUUR 4: aardolieBalans van BelgiË in 2012 16

FIGUUR 5: evolUtie van de maximUmPrijZen in BelgiË, exclUsieF accijnZen en Btw 17

FIGUUR 6: evolUtie van de maximUmPrijZen in BelgiË, inclUsieF alle taksen 17

FIGUUR 7: samenstelling van de maximUmPrijs van BenZine 95 octaan en diesel in BelgiË oP 31/12/2012 18

FIGUUR 8: BelgiË: Bij constante Bijdragen sinds 1985 ZoU de maximUmPrijs van BenZine 95 octaan 0,425 €/l lager Zijn oP 11/09/2012 19

FIGUUR 9: BelgiË: Bij constante Bijdragen sinds 1985 ZoU de maximUmPrijs van diesel 0,376 €/l lager Zijn oP 13/10/2012 19

FIGUUR 10: BrUto raFFinagemarges 21

FIGUUR 11: BrUto raFFinagemarge 2012 21

FIGUUR 12: jaarlijks verBrUik van BenZine, diesel en hUisBrandolie in BelgiË 25

FIGUUR 13: aandeel van BenZines en diesel in het totale verBrUik van motorBrandstoFFen in BelgiË 26

FIGUUR 14: aandeel van de verschillende ProdUcten in het Binnenlands verBrUik 26

FIGUUR 15: evolUtie van het aantal inschrijvingen van nieUwe en tweedehandse Personenwagens in BelgiË, Per tYPe motorBrandstoF, oP 31 decemBer 28

FIGUUR 16: ethanol/Fame-gehalte in motorBrandstoFFen 32

FIGUUR 17: evolUtie van de accijnstarieven van BenZine 95 octaan, diesel en hUisBrandolie in BelgiË 49

FIGUUR 18: accijnstarieven aan de PomP in BelgiË en in de BUUrlanden oP 31/12/2012 50

de indeX Van de taBellen en Figuren

tabellenTABEL 1: kerncijFers BelgiË 1

TABEL 2: wereld: reserves van rUwe olie/ProdUctie/raFFinagecaPaciteit/verBrUik in 2012 11

TABEL 3: wereldreserves van rUwe olie oP 1 janUari 2013 11

TABEL 4: wereldwijde ProdUctie van rUwe olie in 2012 12

TABEL 5: evolUtie van het verBrUik van rUwe olie Per geograFische Zone 12

TABEL 6: evolUtie van de raFFinagecaPaciteit in de wereld 12

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

55

Page 57: PetrolFed Jaarverslag 2012

de indeX Van de taBellen en Figuren

TABEL 7: marktaandelen van de verschillende energieBronnen in BelgiË 16

TABEL 8: BelgiË: aantal wijZigingen van de maximUmPrijZen van de voornaamste BrandstoFFen in 2012 17

TABEL 9: schommeling van de Prijs van rUwe olie en haar eFFect oP de maximUmPrijs in BelgiË, voorBeeld van een verhoging 18

TABEL 10: schommeling van de Prijs van rUwe olie en haar eFFect oP de maximUmPrijs in BelgiË, voorBeeld van een verlaging 18

TABEL 11: eFFect van de evolUtie van de dollarkoers oP de maximUmPrijs van diesel in BelgiË 19

TABEL 12: BelgiË: vergelijking van de gemiddelde maximUmPrijZen van de voornaamste BrandstoFFen, mét en Zonder Belastingen in 1975, 2011 en 2012 20

TABEL 13: raFFinagecaPaciteiten van de Belgische raFFinaderijen oP 31 decemBer 20

TABEL 14: hoeveelheid ProdUcten verwerkt in de Belgische raFFinaderijen 20

TABEL 15: nettoProdUctie van aFgewerkte ProdUcten in BelgiË 21

TABEL 16: invoer van rUwe olie in BelgiË volgens regio van herkomst 22

TABEL 17: BelgiË: BUitenlandse handel in aFgewerkte ProdUcten in 1973, 2011 en 2012 23

TABEL 18: levering van aFgewerkte ProdUcten voor verBrUik in BelgiË 24

TABEL 19: verBrUik van de voornaamste BrandstoFFen in BelgiË 24

TABEL 20: jaarlijks verBrUik van BenZine, diesel en hUisBrandolie in BelgiË 25

TABEL 21: evolUtie van het aantal tankstations in BelgiË oP 1 janUari 27

TABEL 22: dichtheid van de netwerken van tankstations in eUroPa oP 1 janUari 2012 27

TABEL 23: evolUtie van het aantal Personenwagens in BelgiË oP 31 decemBer 27

TABEL 24: emissies van so2 en nox door de PetroleUmraFFinaderijen in BelgiË 33

TABEL 25: BUBBle-emissiegrenswaarden so2 en nox voor de PetroleUmraFFinaderijen in vlaanderen 33

TABEL 26: BelgiË: maximale jaarlijkse emissies vanaF 2010 33

TABEL 27: aantal aanvragen voor tUssenkomst door BoFas oP 31 decemBer 2012 36

TABEL 28: gewaPende overvallen oP tankstations in BelgiË 39

TABEL 29: evolUtie van het aantal inBraken in tankstations 39

TABEL 30: Belgische veiligheidsvoorraden 46

TABEL 31: aandeel niet-conForme stalen, PUBlieke PomPen in BelgiË, Per ProdUct 48

TABEL 32: accijnsontvangsten oP BrandstoFFen in BelgiË 50

TABEL 33: Btw-tarieven oP de voornaamste BrandstoFFen in BelgiË en in de BUUrlanden oP 31 decemBer 2012 50

TABEL 34: evolUtie van de tewerkstelling in de PetroleUmsector (1) in BelgiË oP 31 decemBer 52

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

56

Page 58: PetrolFed Jaarverslag 2012

06 diVersen

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

57

Page 59: PetrolFed Jaarverslag 2012

DIVERSEN

HET TEAM VAN DE BPF

Jean-Louis NIZET secretaris-generaal

Bernard CLAEYSadjunct secretaris-generaal economie, fiscaliteit, energiebeleid

Luk DEURINCKmilieu en risicobeheer raffinage

Jo VANDEWEGHE sociale en juridische aangelegenheden

Ellen MATTHYScommunicatie

Viviane SMEETSoffice manager, assistente

Christine CAUWEassistente

DE RAAD VAN BESTUUR (20 MAART 2013)

Dave BROWNELL – VoorzitterDirecteur raffinaderij Antwerpen ExxonMobil Petroleum & Chemical bvba

Azzam AL-MUTAWA – Vice-Voorzitter Managing Director Kuwait Petroleum Belgium nv

Patrice BRÈS – Vice-VoorzitterBeheerder algemeen directeur TOTAL Belgium nv

Marc DECORTE – BestuurderVoorzitter, gedelegeerd bestuurder BeLux Belgian Shell nv

Michel DOYEN – BestuurderVoorzitter Delek Belgium pvba & Delek Luxemburg bvba

Luc SMETS – BestuurderGeneral manager Independent Belgian Refinery nv

Bulat R. SUBAEV – BestuurderManaging director LUKOIL Belgium nv

DE AANGESLOTEN MAATSCHAPPIJEN

Antwerp Processing Company nv

Belgian Shell nv

Chevron Belgium nv

Delek Belgium bvba

Esso Belgium, divisie ExxonMobil Petroleum & Chemical bvba

Independent Belgian Refinery nv

Kuwait Petroleum Belgium nv

LUKOIL Belgium nv

TOTAL Belgium nv

TOTAL Raffinaderij Antwerpen nv

Vopak Terminal Eurotank nv

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

58

Page 60: PetrolFed Jaarverslag 2012

diVersen

afkortingen

Apetra nationale stockagemaatschappij (agence Petrolière – Petroleumagentschap)bbl vat (barrel)BKG broeikasgasBPF Belgische Petroleum FederatieBofas bodemsaneringsfonds voor tankstationsBPU Belgische Petroleum UnieBrafco Belgische Federatie des BrandstoffenhandelaarsBrent ruwe olie referentie noordzeeBTW Belasting op de toegevoegde waardebvba besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidcao collectieve arbeidsovereenkomstCCS co2-afvang en –opslag (carbon capture and storage)CEN europees comité voor normalisatieCO2 koolstofdioxideConcawe conservation of clean air and water in europe€ euroEN europese normETS emissiehandelssysteem (emission trading scheme)EU europese UnieEuropia europese vereniging van de petroleumindustrieFAME vetzuurmethylesther (Fatty acid methyl ester)Fapetro Fonds voor de analyse van aardolieproductenFebiac Belgische automobiel- en tweewielerfederatieFOD Federale overheidsdienstGbbl miljard vatenGt gigaton = miljard tonHVO hydrotreated vegetable oilsIEA internationaal energie agentschapIMO internationale maritieme organisatieInformazout informatiecentrum over verwarmen van gebouwen met huisbrandolieIRR intern rendementj jaarKB koninklijk Besluitkt kiloton = duizend tonl liter

LAB lubricants association BelgiumLPG liquified Petroleum gasm3 kubieke meterMbbl miljoen vatenMBO milieubeleidsovereenkomstmg milligramMT metrieke tonMt megaton = miljoen tonNBN Belgisch normalisatiebureauNECD europese richtlijn ‘nationale emissieplafonds’ (national emission ceilings directive)NH3 ammoniakNm3 normaal kubieke meterNGO niet-gouvernementele organisatieNOIA national oil industry associationNOx stikstofoxidenv naamloze vennootschapOESO organisatie voor economische samenwerking en ontwikkelingOPEC organisatie van olieproducerende en –exporterende landenPC paritair comitéppm deeltjes per miljoen (parts per million)Premaz Preventie maZout = bodemsaneringsfonds voor stookolietanks van particulierenS zwavelSO2 zwaveldioxidet tonTC technische commissie (van het cen)Valorlub beheersorganisme voor de aanvaardingsplicht van gebruikte olieVBO verbond van Belgische ondernemingenVlarem vlaamse milieureglementeringVOS vluchtige organische stoffenvzw vereniging zonder winstoogmerkWASO werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg% percentage$ amerikaanse dollar

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

59

Page 61: PetrolFed Jaarverslag 2012

omzettingsfactoren

Ruwe olie* metrieke ton liter vat

Metrieke ton 1 1.165 7,33

kiloliter (= 1m³) 0,8581 1.000 6,2898

Vat 0,1364 159 1

* gebaseerd op de wereldwijde gemiddelde densiteit

> 1.000 vaten/dag = 50.000 ton/jaar> 1 miljoen ton/jaar = 20.000 vaten/dag> 85 miljoen vaten/dag = 12.000 metrieke ton/dag = 4,2 miljard metrieke ton/jaar

meervoUden van de eenheden> g = giga = 109 = 1 miljard> m = mega = 106 = 1 miljoen> k = kilo = 103 = 1 duizend

diVersen

Be

lg

isc

he

Pe

tr

ol

eu

m F

ed

er

atie

ja

ar

ve

rs

la

g 2

012

60

Page 62: PetrolFed Jaarverslag 2012

Fédération pétrolière belgeavenue des arts 39, boîte 2 - 1040 bruxelles - belgique

www.petrolfed.be - [email protected]

Rap

port

ann

uel r

éalis

é pa

r Im

age+

ATPCBelgische Petroleum Federatie

Kunstlaan 39, bus 2 1040 Brussel - België

[email protected] www.petrolfed.be